text
stringlengths
181
1.69M
label
stringclasses
11 values
num_pages
float64
1
502
split
stringclasses
4 values
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 951 Publicatiedatum 17 oktober 2018 Ingekomen onder AX Ingekomen op donderdag 11 oktober 2018 Behandeld op donderdag 11 oktober 2018 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake de rapportage 2017-2018 Beheer damherten Amsterdamse Waterleidingduinen (stoppen met actief beheer damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de rapportage 2017-2018 Beheer damherten Amsterdamse Waterleidingduinen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 806). Constaterende dat: — In de winter van 2016-2017: o Er 364 damherten (ge)dood zijn: o 30 damherten actief geschoten zijn o 334 damherten reactief geschoten zijn of overleden o De totale populatie in 2016-2017 met 670 damherten is afgenomen. — In de winter van 2017-2018: o Er 1.775 damherten (ge)dood zijn: o 1440 damherten actief geschoten zijn o 50 damherten reactief geschoten zijn of overleden. o De totale populatie in 2017-2018 slechts met 104 damherten is afgenomen. Overwegende dat: — De relatie tussen actief afschot en afname aantal damherten niet te onderbouwen is. — Er13 keer meer gezonde damherten zijn afgeschoten dan dat de populatie is afgenomen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Per direct te stoppen met actief afschot van damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Nummer _BD2019-002190 x Gemeente Amsterdam WB Directie directie sb Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Dienst rve verkeer en or x . Openbare Ruimte en Groen, Reiniging % Ter kennisneming voor de commissievergadering van 6 maart 2019 Portefeuille 24 Agendapunt TKN 12 Datum besluit B&W n.v.t. Onderwerp Beantwoording raadsadres inzake terrassen De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van De beantwoording van een raadsadres over het beleid m.b.t. de verstrekking van terrasvergunningen Wettelijke grondslag Artikel 160 Gemeentewet 1 Het college is in ieder geval bevoegd: a. het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet de raad of de burgemeester hiermee is belast. Artikel 169 Gemeentewet leden 1 en 2 1. Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 1). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond Raadsadres is met de raad gedeeld via de lijst van ingekomen stukken. Reden bespreking n.v.t. Uitkomsten extern advies n.v.t. Geheimhouding n.v.t. Uitgenodigde andere raadscommissies n.v.t. Stukken 1 Portefeuille 24 Gemeente Amsterdam W B Agendapunt TKN 12 Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging Ter kennisneming voor de commissievergadering van 6 maart 2019 Meegestuurd 1. Raadsadres — anoniem 2. Beantwoordingsbrief — anoniem Ter inzage gelegd 3. Raadsadres — niet anoniem 4. Beantwoordingsbrief — niet anoniem Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Govert de With, 06-29411253, g.with @amsterdam.nl 2
Raadsadres
2
val
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1313 Publicatiedatum 5 december 2018 Ingekomen onder P Ingekomen op woensdag 28 november 2018 Behandeld op woensdag 28 november 2018 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Vroege inzake het wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen 2018 (twee parkeervergunningen per vijf werknemers in Noord). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het Wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1272), Overwegende dat: — de raad motie 1663-17 van leden Vroege, Boldewijn, Torn en Boomsma heeft aangenomen waarin werd verzocht: 1. Ten behoeve van de huidige ondernemers in Noord die recht hebben op een parkeervergunning, een parkeervergunningbeleid te ontwikkelen op basis van één vergunning per 5 fte; 2. Dit beleid uiterlijk 1 maart 2018 aan de raad voor te leggen. Voort overwegende dat: — de invoering van betaald parkeren in deze gebieden erg snel is gegaan, waardoor ondernemers en maatschappelijke instellingen zich hier niet op hebben kunnen voorbereiden Verzoekt het college: — inde nieuwe gebieden in Noord waar betaald parkeren wordt ingevoerd, voor een periode van één jaar twee parkeervergunning per vijf werknemers te verlenen in plaats van één per vijf werknemers (cf motie 1663-17); — na een jaar de extra uitgegeven parkeervergunningen van rechtswege te laten beëindigen waarna één parkeervergunning per vijf werknemers verleend. Het lid van de gemeenteraad J.S.A. Vroege 4
Motie
1
train
Bezoekadres > 4 Gemeente Bezoek Amste rda m 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 x amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam | Aan de leden van de gemeenteraad Datum 13 juni 2018 Behandeld door Hester Benedictus E-mail [email protected] Onderwerp _ Vervanging bij vakantie en ziekte van medewerkers hulp bij het huishouden Geachte leden van de gemeenteraad, Op 15 februari 2018 heeft de raad een motie aangenomen over vervangende thuiszorg/hulp bij het huishouden tijdens vakantieperiodes en ziekte (motienr. 212.18 van de leden Duijndam, Van Soest, Poorter, Roosma en Boomsma ). De raad verzoekt het college van B en W: -__een plan van aanpak te maken om de zorgcontinuïteit van thuiszorg/hulp bij het huishouden ook in de vakantieperiode en bij geval van ziekte te garanderen; -_voor de zomer van 2018 en uiterlijk half juni (dus vóór de volgende zomervakantieperiode) de raad hierover te informeren. In deze brief informeer ik u over dit plan van aanpak en daarmee over de afhandeling van deze motie. De uitvoering van dit plan loopt. 1. Brief naar aanbieders over continuïteit van zorg en verwachtingen ten aanzien van de vakantieperiode Dit voorjaar heeft de gemeente alle door de gemeente gecontracteerde aanbieders van hulp bij het huishouden opnieuw gewezen op het grote belang van het borgen van continuïteit van de ondersteuning aan kwetsbare Amsterdammers tijdens vakanties en ziekte van medewerkers. Dit is zowel mondeling (in de periodieke gesprekken als onderdeel van het contractmanagement) als schriftelijk (per brief) gebeurd. De gemeente heeft daarin geëxpliciteerd wat de gemeente van aanbieders verwacht: -__dat zij er tijdig voor zorgen dat er voldoende capaciteit beschikbaar is om de afwezigheid van medewerkers tijdens de vakantieperiode op te vangen; -__dat zij cliënten er vooraf over informeren wanneer de vaste hulp niet komt en wanneer de vervangende hulp komt, en waarbij cliënten die liever geen tijdelijke hulp willen, de mogelijkheid krijgen om zelf een alternatief te regelen (bijvoorbeeld via familie of Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum Kenmerk Pagina 2 van 4 vrienden). Een alternatief kan ook zijn dat de vaste hulp voor en/of na haar of zijn vakantie iets langer of vaker komt. -_dat cliënten bekend zijn met een toegankelijke route om contact op te nemen bij het onverwacht wegblijven van de hulp en bij eventuele klachten, en dat aanbieders tijdig en adequaat op deze signalen reageren. -__dat aanbieders zowel vooraf als tijdens de vakantieperiode inzicht en overzicht hebben m.b.t. de cliënten bij wie de vaste hulp niet komt en op welke wijze dit is ondervangen, -__dat aanbieders na afloop van de vakantieperiode kunnen aangeven in hoeverre de doelstelling van continuïteit van zorg is gehaald en zo nodig wat er in een volgende vakantieperiode beter kan. De gemeente heeft alle aanbieders gevraagd om op bovenstaande onderdelen een plan van aanpak op te stellen dan wel een bestaand plan van aanpak toe te sturen, waarin zij aangeven hoe zij hier zorg voor gaan dragen. Ook heeft de gemeente gevraagd om daarin aan te geven wat aanbieders anders gaan doen dan in voorgaande jaren en/of waaruit de extra inspanningen bestaan. Tot slot heeft de gemeente gevraagd aan te geven hoe aanbieders omgaan met de afwezigheid/vervanging van medewerkers bij ziekte. 2. Plannen van aanpak Alle gecontracteerde aanbieders die hulp bij het huishouden leveren, hebben een plan van aanpak opgesteld en toegestuurd. Een deel van de aanbieders geeft daarbij aan dat de vervanging van vaste medewerkers in de vakantieperiode in de praktijk geen probleem vormt, onder meer omdat medewerkers dit onderling oplossen. Met name de grote aanbieders erkennen dat vervanging tijdens vakantie in de afgelopen jaren niet optimaal is geweest. Zij hebben de oorzaken daarvan in kaart gebracht en hebben voor dit jaar concrete verbetermaatregelen getroffen. Wat men anders of extra doet ten opzichte van vorig jaar, verschilt per aanbieder. Concrete voorbeelden zijn: -_hetstrakker sturen op (en maximeren van) het aantal hulpen per team dat in de vakantieperiode tegelijkertijd met vakantie mag; -__heteerder starten met de vakantieplanning van vaste hulpen en met de werving van tijdelijk personeel; -__nieuwe wervingskanalen (sociale media, Indeed, poster- en flyercampagnes op ROC's en hogescholen); -__aanschaf en invoering van betere planningssoftware; -_ versnelde werving en selectie: het binnen 24 vur spreken van belangstellenden, die bij geschiktheid direct een contract aangeboden krijgen; -__ het nog niet inplannen van vast personeel dat bereid is extra te werken in de zomerperiode, zodat zij kunnen worden ingezet wanneer er gaten dreigen te vallen; -__ het intern beter organiseren van de planning en de communicatie daarover met de cliënt; -__inzet van een (tijdelijke) vakantie-recruiter, die ook in de vakantie wekelijks contact heeft met de vakantiekrachten over het nakomen van de planning en de werkafspraken; -_geen nulvrencontracten voor tijdelijke krachten maar afspraken over een bepaalde minimumomvang; Gemeente Amsterdam Datum Kenmerk Pagina 3 van 4 -__de toezegging dat goed functionerende tijdelijke hulpen na de vakantieperiode een ‘vaste’ bijbaan krijgen; -__17- en 18-jarigen betalen o.b.v. het cao-loon voor 19-jarigen. 3. Gesprekken met aanbieders De contractmanagers van de afdeling Zorg van de gemeente Amsterdam hebben de plannen van aanpak doorgenomen met de aanbieders tijdens hun periodieke overleg met de aanbieders. Daarin zijn ook de eisen opnieuw geëxpliciteerd en is zo nodig aanvullende informatie opgevraagd. Ook zijn aanbieders erop gewezen dat de vervanging tijdens vakantie en ziekte bijzondere aandacht krijgt in de kwaliteitsonderzoeken van de Wmo-toezichthouder (de GGD) dit najaar (zie onder punt 4). Met de aanbieders is afgesproken dat de resultaten kort na de zomerperiode in het periodieke overleg worden geëvalveerd. Dit gebeurt op basis van een gestandaardiseerde uitvraag naar de resultaten (nulmeting). Dan wordt ook besproken welke onderdelen van het plan van aanpak werkten en op welke onderdelen er in aankomende vakantieperiodes (waaronder de kerstvakantieperiode) een extra of een andere inspanning nodig is. Bij de gesprekken zal ook informatie worden betrokken uit de rapportages over klachten ingediend bij de aanbieders zelf en bij de gemeente Amsterdam, en informatie die is opgedaan tijdens de huisbezoeken aan cliënten in de zomervakantieperiode, vitgevoerd door de toezichthouders van de GGD (doorlopende huisbezoeken o.b.v. een steekproef). 4. Onderzoek naar vervanging tijdens vakantie in kwaliteitsonderzoeken uitgevoerd door de Wmo toezichthouder (GGD) Met de GGD is afgesproken dat de continuïteit van zorg tijdens de vakantieperiode wordt meegenomen in de kwaliteitsonderzoeken dit jaar. Deze onderzoeken worden gepland voor september en begin oktober. Dit is direct na de vakantieperiode, zodat deze periode bij cliënten en aanbieders nog vers in het geheugen ligt. Er is niet voor gekozen om de onderzoeken uitsluitend in de vakantieperiode zelf te laten plaatsvinden, omdat de gemeente ook graag een oordeel van de Wmo toezichthouder (GGD) wil op de kwaliteit van de geleverde zorg door de vaste hulp in de reguliere situatie (of de vaste hulp zorgt voor een schoon en leefbaar huis). De GGD-onderzoeken bieden onafhankelijke en objectieve informatie over de geleverde ondersteuning. De definitieve rapporten bevatten zo nodig adviezen en aanbevelingen en worden na hoor en wederhoor beschikbaar gesteld aan zowel de aanbieders als aan de gemeente Amsterdam. De gemeente bespreekt de vitkomsten met de betreffende aanbieders. Waar nodig maakt de gemeente verbeterafspraken met aanbieders, waarvan de opvolging eventueel kan worden onderzocht door de GGD. Op basis van de uitkomsten stelt de GGD adviezen/aanbevelingen op. De gemeente bespreekt deze aanbevelingen met aanbieders en maakt waar nodig verbeterafspraken. Gemeente Amsterdam Datum Kenmerk Pagina 4 van 4 5. Financiële sancties De indieners van de motie geven aan “dat met het opleggen van financiële sancties de Amsterdammers die de zorg nodig hebben, weliswaar niet per se geholpen zijn, maar dat zo’n maatregel kan helpen als stok achter de deur voor thuiszorgbedrijven die niet meewerken aan een oplossing en daardoor in gebreke blijven.” Zoals eerder aangegeven, erkennen de aanbieders waarvan bij de gemeente bekend is dat zich in voorgaande jaren problemen hebben voorgedaan, dit ook, en hebben zij concrete maatregelen getroffen om de vervanging tijdens de vakantieperiode te verbeteren. Dat neemt niet weg dat ik de mogelijkheid van financiële sancties nadrukkelijk openhoud, wanneer de vervanging tijdens vakantieperiodes in de komende jaren niet concreet verbetert. 6. Afrondend Het waarborgen van continuïteit van zorg in de vakantieperiode is geen gemakkelijke opgave. Veel hulpen hebben leerplichtige kinderen en zijn daardoor gebonden aan de schoolvakanties. Uiteraard moeten ook zij de mogelijkheid hebben om met vakantie te gaan. Net als andere thuiszorgorganisaties hebben ook aanbieders van hulp bij het huishouden te maken met een toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Dat neemt niet weg dat de gemeente bij aanbieders heeft benadrukt dat de ondersteuning voor kwetsbare Amsterdammers in de zomerperiode op een verantwoord niveau moet doorgaan. Aanbieders dienen daadwerkelijk uitvoering te geven aan het door de gemeenteraad vastgestelde Wmo-beleid en dienen de contractafspraken na te komen die de gemeente op basis van dat beleid met aanbieders heeft gemaakt. Continuïteit van zorg in de vakantieperiode hoort daarbij. Ik ben ermee bekend dat de gemeenteraad al eerder aandacht heeft gevraagd voor dit onderwerp. Ik hoop dat vit het bovenstaande blijkt dat ik hier in de komende periode extra werk van ga maken. Met vriendelijke groet, Simone Kukenheim Wethouder
Motie
4
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 900 Datum indiening 20 mei 2020 Datum akkoord 17 juli 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Mbarki en Ceder inzake de aanpak van criminele rappers door de Amsterdamse politie en het RIEC Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: Recent kwam het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, het CCV, met het bericht dat de Amsterdamse politie wil dat de verheerlijking van het ‘gangsterleven’ stopt. In hun ambitie om dit te bewerkstelligen richten zij hun pijlen onder andere op criminele rappers. Criminele rappers zouden in hun clips showen met pakken met geld, in exclusieve kleding lopen, rondrijden met dure auto’s en zelfs geweld verheerlijken. Door in hun muziek criminaliteit en geweld te verheerlijken zijn rappers als JoeyAK en DjagaDjaga volgens de politie negatieve rolmodellen voor jongeren, onder wie zij mateloos populair zijn. De politie wil daarom criminele rappers hun podium afnemen, zowel fysiek als online. Eerder lazen we ook in een artikel van Journalist Paul Vugts van het Parool dat de Politie en het RIEC actief het podium gaan afpakken van de in hun ogen foute rappers. Ook zou de overheid allerlei partijen in deze rapscene gaan aanspreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.® Omdat de indieners meer informatie willen over de werkbaarheid, de uitvoering van- en achterliggende gedachten achter deze aanpak, stellen zij daarom de volgende vragen ter verduidelijking en opheldering. Gezien vorenstaande hebben de leden Mbarki en Ceder, respectievelijk namens de fracties van PvdA en ChristenUnie, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Kan het college bevestigen dat het actief ontnemen van het podium van “foute rappers” onderdeel is van haar beleid? Zo ja, heeft dit beleid ook betrekking op het tegengaan van de snelle groei van ‘doorgroeiers’? En welke andere doelen heeft het college bij het actief afpakken van podia van “foute rappers”? ' https://hetcev.nl/nieuws/politie-wil-verheerlijking-gangsterleven-stoppen/ 2 https://www.parool.nl/amsterdam/een-criminele-rapper-verdient-geen-podium-of-wel-bcbcb361/ 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng doo Gemeenteblad ummer - …. . Datum 17 juli 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020 Antwoord: Het actief ontnemen van podia van criminele rappers is geen actief onderdeel van haar beleid. Dit omdat in Nederland het recht van het vrije woord geldt. Er wordt wel opgetreden wanneer er sprake is van crimineel gedrag of wanneer de openbare orde in gevaar komt. Naast het tegengaan van crimineel gedrag richt het college zich op het weerbaar maken van jongeren en talentontwikkeling van jongeren. Dit gebeurt onder andere vanuit het beleid Positief Perspectief en vanuit het programma Weerbare Mensen, Weerbare Wijken. 2. Wat wordt verstaan onder podia? Zijn dat alleen fysieke podia of gaat het ook om ‘online podia’? Oftewel: is de Politie samen met het RIEC ook voornemens om rapclips bijvoorbeeld van het internet af te halen? Antwoord: Onder podia worden fysieke en online podia verstaan. Om te voorkomen dat een muziekstroming in zijn geheel gecriminaliseerd wordt, wordt scherp onderscheid gemaakt tussen de muziekstroming als zodanig en criminele verschijningsvormen binnen de muziek. In de eerste plaats wordt een beroep gedaan op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties die een platform bieden om content die aanzet tot crimineel gedrag en/of crimineel gedrag vertoont, van het internet af te halen. Daarnaast bestaan er wettelijke mogelijkheden om onder omstandigheden content van het internet te laten verwijderen. De criteria hieromtrent zijn echter zeer streng. 3. Hoe ziet het beleid er verder uit als het gaat om het aanspreken van partijen in deze rapscenes op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid? Welke partijen zijn dat volgens het college en wat vraagt het college aan hen? Antwoord: De drillraps zijn een fenomeen waarbinnen crimineel gedrag zichtbaar kan worden. Dat is overigens niet altijd zo. Op dit moment worden producers en platforms in kaart gebracht zodat met hen verkend kan worden welke rol zij hierin kunnen nemen. Hierbij worden onder meer inzichten uit de werkwijze in Londen meegenomen. Toelichting door vragenstellers: Verschillende experts en rappers stellen dat criminele artiesten moeten worden aangepakt, maar in principe niet door hun muziek in de ban te doen. 4. Hoe reflecteert het college hierop? En welke mogelijkheden ziet het college om de ‘rotte appels’ aan te pakken zonder daarbij de hele rapscene in een kwaad daglicht te zetten? Antwoord: Er wordt opgetreden tegen het gedrag en niet op de muziekvorm. Wanneer in rap of in een clip een grens wordt overschreden, bijvoorbeeld een vuurwapen wordt getoond, dan wordt er tegen die handeling en tegen die verdachte opgetreden. Hierbij wordt het daderstrafrecht gehanteerd, waarbij vitgegaan wordt van de persoon en strafbaarheid van de verdachte. De rapscene of de groep waartoe hij behoort doet er daarbij niet toe. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng doo Gemeenteblad Datum 17 juli 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020 Toelichting door vragenstellers: De gemeente Amsterdam heeft recent zelf een ‘drill-rap’ laten maken om jongeren te wijzen op de ‘Coronaregels’. Critici zijn van mening dat hier een dubbele boodschap vanuit gaat, wanneer de gemeente jongeren niet wil laten beïnvloeden door een bepaalde rap-genre en tegelijkertijd zelf gebruikmaakt van dit genre om jongeren te kunnen bereiken met een belangrijke boodschap. 5. Wat is de reactie van het college op de kritiek dat de gemeente zelf geen drill- raps moet faciliteren en inzetten wanneer de gemeente deze tegelijkertijd ook problematiseert? Antwoord: Het college problematiseert drillraps in zijn algemeen niet. Wel wordt er opgetreden tegen crimineel gedrag. De gemeente zoekt altijd naar de beste manieren om verschillende groepen te bereiken. In dit geval is door de betreffende rapgroep bijvoorbeeld een positieve bijdrage geleverd door een rap te wijden aan de coronaregels. Toelichting door vragenstellers: Eerder zagen we in Amsterdam dezelfde spanning ontstaan bij het tegengaan van criminele invloeden in de vechtsport. Uiteindelijk is er door de gemeente samen met de sportwereld een vechtsport-autoriteit opgezet en hebben tegenwoordig meerdere kickboksscholen in Amsterdam een actieve rol in buurten in het tegen gaan van overlast en criminaliteit in de stad. 6. Welke overeenkomsten ziet het college met de huidige rapscene en welke mogelijkheden ziet het college om iets soortgelijks op te zetten, om vervolgens gezamenlijk op te kunnen trekken om negatieve invloeden tegen te gaan zonder de hele rapscene in een kwaad daglicht te zetten? Antwoord: Het college zal onderzoeken of inzichten die zijn opgedaan door samenwerking met de vechtsportverenigingen bruikbaar zijn bij het fenomeen drillraps. Toelichting door vragenstellers: De afgelopen tijd hebben we in het nieuws gezien dat er meerdere politie-interventies geweest zijn bij filmopnames van drill-raps waar gebruik werd gemaakt van (nep)wapens. Tegelijkertijd bestaat in de gemeente Amsterdam de mogelijkheid op (nep)wapens te gebruiken op filmsets indien daar toestemming voor is gevraagd en er een vergunning is verleend. Op de site van de gemeente staat het volgende hierover: Wilt u (nep)wapens op de filmset gebruiken? Daarvoor heeft u toestemming nodig van de politie. U kunt hiervoor terecht door een e-mail te sturen aan de Korpschef, korpscheftaken. amsterdam @politie.nl. De politie verleent de vergunning als de gemeente toestemming heeft gegeven om te filmen. Lees meer over het gebruik van (nep)wapens op de set. 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng doo Gemeenteblad ummer - …. . Datum 17 juli 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020 7. Hoe vaak per jaar wordt er toestemming gevraagd voor het gebruik van (nep}wapens op filmsets? Hoe vaak worden deze vergunningen verleend? Antwoord: In 2020 zijn er tot nu toe 14 aanvragen gedaan. In 2019 waren er 7o aanvragen. Van de aanvragen die afgewezen en toegewezen worden, wordt geen registratie bijgehouden. Hierbij dient er rekening mee gehouden te worden dat niet alle aanvragen film-/ theaterproducties zijn die in de Eenheid Amsterdam worden gehouden. Op het moment dat de wapens in Amsterdam bewaard worden, moet de aanvraag ook via de afdeling korpscheftaken van de eenheid Amsterdam lopen. 8. Is het voor het maken van (drill)-rapclips ook mogelijk om zo een vergunning aan te vragen? Antwoord: Ja. De politie screent de aanvrager. Daarbij gelden onder andere de volgende criteria: afwezigheid van antecenten, afwezigheid van risicofactoren met betrekking tot psychische gesteldheid, geen indicatie van contacten met crimineel milieu. Daarnaast gelden voorwaarden met betrekking tot hoe de wapens worden bewaard. Er geldt dat indien de wapens in Amsterdam bewaard worden, de aanvraag bij de politie Amsterdam moet worden gedaan (ook al wordt de productie ergens anders gedraaid). Als de opnames gedaan worden op voor publiek toegankelijke plaatsen is toestemming van gemeente nodig. In de praktijk blijkt dat die niet altijd wordt gevraagd. Indien mogelijk wordt de groep daarop gewezen of wordt erop gehandhaafd. 9. Zijn er het afgelopen jaar aanvragen gedaan voor het draaien van (drill)-rapclips met (nep)wapens? Zo ja, hoe werden deze beoordeeld door de politie? Antwoord: Nee. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 4
Schriftelijke Vraag
4
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 126 Publicatiedatum 15 maart 2013 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J. Hoek van 8 februari 2013 inzake de verbreding van de A9 in het Amsterdamse Bos. Amsterdam, 13 maart 2013 Aan de gemeenteraad inleiding van vragensteller. In zijn brief van 1 november 2012 informeerde wethouder Ossel de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en Energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid over een aantal onderwerpen het Amsterdamse Bos betreffende. Ondermeer stelde hij de commissie op de hoogte over de voortgang ter zake van de compensatie van de verbreding van de A9 in het Amsterdamse Bos. Op grond van het vorenstaande heeft vragensteller op 8 februari 2013, namens de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Kan het college aangeven op grond van welke overwegingen het rijk heeft besloten tot de verbreding van de A9? Antwoord: De verbreding van de A9 is onderdeel van de weguitbreiding op de corridor Schiphol — Amsterdam — Almere (SAA). Tot de weguitbreiding is besloten om de bestaande en verwachte congestie het hoofd te bieden. SAA maakte destijds deel uit van het Programma Noordvleugel waarbinnen in 2007 ook afspraken zijn gemaakt over de verstedelijking, met name over de schaalsprong Almere. Ook zijn toen besluiten genomen over de het OV op de corridor Schiphol — Amsterdam — Almere — Lelystad (OV SAAL). Het college heeft destijds ingestemd met de weguitbreiding SAA, omdat deze samen met de verbetering van het openbaar vervoer in het regionaal ontwikkelingsbeeld, dat moet leiden tot een betere concurrentiepositie van Amsterdam en de metropoolregio Amsterdam. Bovendien zijn afspraken gemaakt over de inpassing van de Gaasperdammerweg. De raad heeft op 13 februari 2008 ingestemd met de Overeenkomst Stroomlijnalternatief. 1 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam Seeing Toe Gemeenteblad R Datum 13 maart 2013 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 februari 2013 Hierbij zijn moties aangenomen van de raadsleden Meijer, Van Pinxteren, Drooge en Flos. In de raadscommissie van 4 februari 2009 is vastgesteld dat de genoemde moties waren afgehandeld. Het Tracébesluit weguitbreiding Schphol-Amsterdam-Almere is door het rijk vastgesteld in maart 2011 (hierna: TB SAA 2011) en onherroepelijk geworden in januari 2012. 2. Kan het college aangeven welke alternatieven voor verbreding het rijk heeft overwogen? Kan het college daarbij in het bijzonder ingaan op het OV-alternatief? Antwoord: Het rijk heeft onderzocht wat het effect van verbetering van het openbaar vervoer op de corridor is op het gebruik van de auto. Het onderzoek leverde op dat door verbetering van het openbaar vervoer het gebruik ervan toeneemt, maar dat het effect op het autogebruik marginaal is. Als alternatief voor de weguitbreiding is het openbaar vervoer als onvoldoende bestempeld. Dat neemt niet weg dat in het kader van OV SAAL capaciteitsuitbreiding van het spoor wordt uitgevoerd en nog op stapel staat. Zo kan in de loop der tijd de dienstregeling worden geïntensiveerd, zodat kan worden voldaan aan de groeiende vervoersvraag. 3. Kan het college aangeven welk deel van het Amsterdamse Bos dient te worden opgeofferd voor de verbreding? Betreft het hier delen van het Amsterdamse Bos die bijzondere bescherming genieten? Kan het college aangeven welke gevolgen voor flora en fauna de verbreding van de A9 heeft? Kan het college aangeven welke gevolgen voor het recreatieve gebruik de verbreding van de A9 heeft? Antwoord: Het effect op het Amsterdamse Bos zal plaatsvinden aan de noordzijde van het talud van de A9 tussen de Landscheidingsvaart en Ringvaart. Door wegingsfactoren en extra tegemoetkoming zal er in totaal 20 ha. moeten worden gecompenseerd. In het gehele Amsterdamse Bos, dus ook dit gedeelte, is de flora en faunawet van toepassing. Bovendien valt het Amsterdamse Bos onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en is als zodanig nader beschermd. Toezicht ligt bij de Provincie Noord-Holland. Er zullen 4.759 bomen verdwijnen plus onderbegroeiing. Het talud is een deel van het totale ecosysteem van het Bos. Ter plekke biedt het talud onderdak aan 29 beschermde soorten vogels, reptielen, vissen en zoogdieren waaronder de ringslang, een ‘rode lijst’ soort en 7 beschermde plantensoorten. (Bron: Nationale Databank Flora en Fauna) Door de verbreding van de A9 wordt de weg minder passeerbaar, de faunapassages in de onderdoorgangen onder de A9 moeten verlengd worden. De bereikbaarheid van het zuidelijk deel voor recreanten neemt af; men moet zich dan via een soort tunnels van het noordelijk naar het zuidelijk deel van het Bos verplaatsen. Hetzelfde effect doet zich voor in het zuidelijk deel gelegen festivalterrein. 2 Jaar 2013 Gemeente Amsterdam Seeing Toe Gemeenteblad R Datum 13 maart 2013 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 februari 2013 4. Kan het college aangeven welke kwantitatieve en kwalitatieve compensatie van het verloren deel van het Amsterdamse Bos als gevolg van de verbreding van de A9 wordt overwogen? Kan het college aangeven hoe reëel hij het acht dat deze compensatie daadwerkelijk wordt gerealiseerd? Kan het college aangeven hoe reëel hij het acht dat deze compensatie de negatieve gevolgen voor flora, fauna en recreatie als gevolg van de verbreding van de A9 daadwerkelijk ondervangt? Kan het college aangeven op welke wijze de gemeenteraad zal worden betrokken bij het beoordelen en vaststellen van de compensatiemaatregelen? Antwoord: De compensatie van het Amsterdamse Bos komt aan de orde in de nieuwe bijlage bij de DBFM (Design, Build, Finance and Maintain) overeenkomst SAA, namelijk de Bestuurs- en Uitvoeringsovereenkomst (bijlage 9, deel 5.1). Dit document is gezamenlijk met het rijk voorbereid. Deze afspraken zullen aan uw Raad ter vaststelling worden aangeboden (voorzien voor de zomer 2013). In de genoemde bijlage worden vier componenten genoemd voor de compensatie van de effecten op het Amsterdamse Bos namelijk: de aanheling tussen het Bos en de verbrede weg, de compensatie in hectares, de compensatie van bomen in aantallen en de watercompensatie. Voor het eerste deel van de compensatie is al een inrichtingsplan opgesteld. De flora- en faunacompensatie wordt volgens het College op deze manier zo optimaal mogelijk ingevuld. 5. Kan het college aangeven welke gevolgen de bezuinigingen op infrastructuur- middelen die het kabinet heeft aangekondigd, hebben voor de plannen tot verbreding van de A9? Antwoord: De voorgenomen bezuinigingen van het kabinet hebben beperkte gevolgen voor SAA. De uitvoering van de verbreding van de A6 in Almere en de A9 tussen knooppunten Holendrecht en Badhoevedorp wordt met enige jaren vertraagd. De voorziene oplevering van de A9 is 2025. 6. Kan het college aangeven hoe de verbreding van de A9 zich verhoudt tot het feit dat er minder files zijn? Kan het college het antwoord toelichten? Antwoord: Door een aantal maatregelen, verbreding A1 en ingebruikneming spitssproken, en de stokkende economie is de filedruk in de regio afgenomen. Het college verwacht dat wanneer de economie aantrekt en de woningmarkt weer op gang komt de behoefte aan mobiliteit, zowel per auto als met het openbaar vervoer zal toenemen. Schiphol, aan de ene kant van de corridor is een belangrijke motor van de economische ontwikkeling. Almere, aan de andere kant, biedt de ruimte als de woningvraag manifest wordt. Tegen deze achtergrond vindt het college de weguitbreiding SAA nog altijd een verantwoorde keuze. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
VN2023-015624 G Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare emeente ' ' Clusterstaf Ruimte x Ruimte en Groen, Water M OW en Economie N Amsterdam Voordracht voor de Commissie MOW van 06 juli 2023 Ter bespreking en ter kennisneming Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Agendapunt 7 Datum besluit College van B&W, 9 mei 2023 Onderwerp Kennisnemen van de evalvatieresultaten inzake het functioneren van het Toetsteam Openbare Ruimte & Mobiliteit dat een integrale kwaliteitstoets uitvoert op alle ruimtelijke plannen De commissie wordt gevraagd 1. _Kenniste nemen van de bevindingen van de evaluatie van het Toetsteam Openbare Ruimte & Mobiliteit (OR&M) en de uitvoering van de aanbevelingen, aan de hand van bijgevoegde raadsinformatiebrief. Wettelijke grondslag Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet 1. Hetcollege is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet de raad of burgemeester hiermee is belast. Artikel 169, eerste en tweede lid Gemeentewet 1. Het college en elk van zijn leden zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. 2. Zijgeven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft. Bestuurlijke achtergrond Evaluatie is bestuurlijk toegezegd In het formele instellingsbesluit van het Toetsteam OR&M d.d. 15 maart 2022 is vastgelegd ‘dat het functioneren van het Toetsteam OR&M wordt gemonitord en circa een halfjaar tot negen maanden na de inwerkingtreding [op 2 april 2022] wordt geëvalveerd in samenwerking met onder meer de functionarissen, gebruikers en (externe) partners van het Toetsteam OR&M'. In het najaar van 2022 is het evaluvatietraject uitgevoerd, in samenhang met het Expertiseteam OR&M dat tijdens de planvorming collegiale hulp, vitleg en (integraal) advies biedt aan projectteams. Eerdere bestuurlijke stappen * Op 15 maart 2021 heeft het bestuurlijk team Economisch Herstel (met wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit, wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid en wethouder Sociale Zaken, Diversiteit en Democratisering) ingestemd met de uitgangspunten voor een omslag op het gebied van adviescommissies in het fysieke domein. De uitgangspunten zijn vervolgens nader vitgewerkt. Dit resulteerde in een conceptvoorstel om de commissies Puccinimethode en Centrale Verkeerscommissie (CVC) door te ontwikkelen tot één nieuw Toetsteam Openbare Ruimte & Mobiliteit (OR&M). Op g juni 2021 heeft wethouder De Vries hierover persoonlijk gesproken met Cliëntenbelang Amsterdam, Fietsersbond en Voetgangersvereniging Nederland. Vervolgens heeft er een bredere afstemmingsronde plaatsgevonden met interne en externe stakeholders. Met elk van bovengenoemde partijen is gesproken en daarnaast heeft afstemming plaatsgevonden met Vervoerregio Amsterdam (VRA), (voormalige) directie Metro en Tram, Politie, Brandweer en Ambulancedienst. Op basis van de opbrengsten van de afstemmingsronde is het voorstel toen verbeterd. De oprichting van het Toetsteam OR&M sluit tevens aan Gegenereerd: vl.3 1 VN2023-015624 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openb Clusterstaf Ruimte 9 Amsterdam u we n in il M OW en Economie % uimte en Groen, Water Voordracht voor de Commissie MOW van 06 juli 2023 Ter bespreking en ter kennisneming bij de organisatorische omslag die plaatsvindt waarbij enkele tientallen verschillende — ambtelijk ingestelde — adviescommissies en werkgroepen omgevormd worden tot zeven thematische expertiseteams. Deze teams bieden collegiale hulp, vitleg en (integraal) advies aan projectteams. Dit gebeurt onder leiding van de stedelijk directeur Ruimte & Economie. * Op7december 2021 heeft het college van B&W ingestemd met de voorbereidingen voor de oprichting van het Toetsteam OR&M dat een integrale kwaliteitstoets zal vitvoeren op alle ruimtelijke plannen. Met het betreffende collegebesluit zijn de vitgangspunten, doelstellingen en samenstelling van het Toetsteam OR&M vastgelegd. Op basis hiervan zijn de benodigde implementatievoorbereidingen ambtelijk nader uitgewerkt. De leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Water (MLW) hebben tijdens de vergadering op 20 janvari 2022 actief kennisgenomen van de voorgenomen oprichting van het Toetsteam OR&M en het feit dat men bij projectbesluiten voortaan dus het resultaat van de toets van dit team kan verwachten. * Op 15 maart 2022 is vervolgens het formele instellingsbesluit van het Toetsteam OR&M door het college van B&W bekrachtigd, waarmee het Toetsteam per 1 april 2022 werd geëffectueerd. Reden bespreking Geagendeerd o.v.v. de leden IJmker (GL) en Asruf (PvdA). Uitkomsten extern advies Evalvatietraject Conform bestuurlijke toezegging is de evaluatie uitgevoerd in samenwerking met onder meer de functionarissen, gebruikers en (externe) partners van het Toetsteam OR&M, waaronder Cliëntenbelang Amsterdam, Voetgangersvereniging Nederland, Fietsersbond, VRA en GVB. Ook zijn alle gespreksverslagen met de betrokkenen (interviewees) afgestemd. Eerdere participatie In het kader van de toenmalige brede afstemmingsronde inzake oprichting van het Toetsteam OR&M, is er rondom de zomerperiode van 2021 gesproken met (buiten-) gemeentelijke partijen die betrokken zijn bij de toenmalige advies-/toetsingscommissies (Centrale Verkeerscommissie en Commissie Puccinimethode) en een zwaarwegend belang hebben bij een goede inrichting van openbare ruimte en de verkeersfunctie. Op basis van de opbrengsten van de afstemmingsronde is het toetsteamvoorstel toen verbeterd en vervolgens ter vaststelling voorgelegd aan het college. Geheimhouding Nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies Nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nvt. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.3 2 VN2023-015624 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare Clusterstaf Ruimte € Amsterdam ‚ . Ruimte en Groen, Water en Economie % Voordracht voor de Commissie MOW van 06 juli 2023 Ter bespreking en ter kennisneming AD2023-050395 Bijlage 1 - RIB Evaluatie Toetsteam ORM ondertekend. pdf (pdf) Bijlage 2 - Gebundelde verslagen evalvatiegesprekken ET TT v7 nieuwste AD2023-050396 NA COLLEGE.pdf (pdf) Bijlage 3 - Oprichtingsdocument Toetsteam ORM vastgesteld definitief. pdf AD2023-050397 (pdf) AD2023-050398 Commissie MOW (1) Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) V& OR, E. van der Molen, [email protected], 06 — 2013 1261 Gegenereerd: vl.3 3
Voordracht
3
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 933 Datum akkoord 27 oktober 2014 Publicatiedatum 29 oktober 2014 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer W.L. Toonk van 3 oktober 2014 inzake zebrapaden over fietspaden. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. De fietspaden in Amsterdam zijn zo druk dat het voor voetgangers vaak gevaarlijk is om gebruik te maken van het recht op voorrang op de zebrapaden. Wat de fractie van de VVD betreft worden op veel plaatsen in de stad zebra's over fietspaden verwijderd. Dat maakt Amsterdam veiliger voor voetgangers én fietsers en het is goed voor de doorstroming. Wij willen ervoor waken dat we met de huidige situatie als gemeente geen onveilige situaties uitlokken. Zebra's zouden voetgangers een veilige oversteek moeten bieden, maar als ze oversteken wordt het pas echt gevaarlijk. ledere Amsterdammer die 's ochtends naar zijn werk fietst ziet dat. De fractie van de VVD wil de formele verkeerssituatie in lijn brengen met de huidige praktijk. Het merendeel van de fietsers in Amsterdam stopt helaas niet voor een zebra. En als er eens een voetgangers is die toch oversteekt, dan leidt dat onherroepelijk tot bijna-ongelukken met de passerende fietsers of tussen fietsers onderling. Zebra's zouden op zich een veilige oversteek van de ene kant van de weg naar de andere kant moeten bieden. Maar dan moet er wel gestopt worden door de rest van het verkeer en dat gebeurt niet op de zebrapaden. Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 3 oktober 2014, namens de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neeing Bas Gemeenteblad Datum 29 oktober 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 3 oktober 2014 1. Is het college ermee bekend dat in de praktijk de zebrapaden over fietspaden lang niet altijd de veilige oversteek bieden die ze zouden moeten bieden? Antwoord: Ja. Uit analyse van ongevalsgegevens in Amsterdam blijkt dat ernstige ongevallen waarbij voetgangers slachtoffer zijn, deels gebeuren op zebrapaden (bron: Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2011-2015). 2. Is het college het met de fractie van de VVD eens dat op veel locaties, zoals bijvoorbeeld de Leidsebrug/Stadhouderskade of Berlagebrug/Weesperzijde, zeker in de drukke ochtendspits zebrapaden over fietspaden de verkeersveiligheid niet ten goede komen? Antwoord: Wij constateren dat zebrapaden geen garantie zijn voor de verkeerveiligheid, maar het verwijderen van zebrapaden hoeft geen noodzakelijke verbetering te zijn voor de verkeersveiligheid. In juni 2014 is het zebrapad over het fietspad ter hoogte van het Victoriahotel (hoek Prins Hendrikkade — Damrak) verwijderd. Dit heeft niet geleid tot een significante verbetering van de verkeersveiligheid. Uit DIVV-onderzoek naar de gewijzigde situatie blijkt dat zich ‘conflicten’ blijven voordoen tussen beide verkeersstromen, die meestal worden opgelost door te remmen of uit te wijken. 3. Is het college bereid om de bestaande richtlijnen die gehanteerd worden te heroverwegen en een transparante afweging hierover aan de gemeenteraad voor te leggen? Antwoord: Ja, de eerste stappen tot heroverweging van de richtlijnen zijn al gezet. In september 2014 heeft de Centrale Verkeerscommissie een bijeenkomst georganiseerd. Experts van verschillende (landelijke en Amsterdamse) organisaties en enkele andere gemeenten hebben zich over zebra's over fietspaden gebogen. Het college zal in het tweede kwartaal van 2015 ter kennisname een notitie aan de raad aanbieden met een onderbouwde afweging van het al dan niet aanpassen van de richtlijnen. 4. Kan het college daarbij aangeven op welke termijn en tegen welke kosten in ieder geval op het hoofdnet Fiets deze situatie aangepast kan worden? Antwoord: Het college heeft een globale kostenraming laten opstellen voor het feitelijk verwijderen van zebra's over fietspaden op Plusnet Fietskruispunten. In totaal gaat het om circa 1.380 zebra's. De investeringskosten (inclusief risico- reserveringen) van het verwijderen van een zebra bedragen gemiddeld circa £ 1.300. De totale kosten komen voor de Plusnet Fietskruispunten daarmee op bijna € 1,8 miljoen. De kostenraming is exclusief de proceskosten en exclusief zebrapaden over fietspaden op wegvakken. 2 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Neng Bas Gemeenteblad ummer = …. … Datum 29 oktober 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 3 oktober 2014 5. Watis er volgens het college voor nodig om alle zebrapaden over de fietspaden binnen twee jaar te verwijderen? Antwoord: Het college is gestart met de heroverweging van de richtlijnen om te komen tot een onderbouwde afweging. Deze wordt uw raad in het 2° kwartaal 2015 aangeboden, zoals bij vraag 3 is aangegeven. Op dat moment bekijkt het college of en binnen welke termijn er wordt overgegaan tot het verwijderen van zebrapaden over fietspaden. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 3
Schriftelijke Vraag
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2013 Afdeling 1 Nummer 877 Publicatiedatum 11 oktober 2013 Ingekomen op 9 oktober 2013 Ingekomen in raadscommissie BWK Te behandelen op 6/7 november 2013 Onderwerp Motie van het raadslid de heer Van der Ree inzake de begroting voor 2014 (huurdersondersteuning). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2014; Constaterende dat: — de subsidie vanuit de gemeente Amsterdam voor huurdersondersteuning (bestaande uit Huurteams, Huurdersvereniging, Meldpunt ongewenst verhuurgedrag en Wijksteunpunten Wonen) in totaal € 3.967.840 bedraagt; — de stadsdelen naast de bijdrage van Gemeente Amsterdam de huurdersondersteuning met € 2.428.403 subsidiëren; Overwegende dat: — _ onduidelijk is wat het rendement en de effectiviteit van de subsidie aan de huurdersondersteuning is, Draagt het college van burgemeester en wethouders op: — extern onderzoek te laten uitvoeren naar het rendement en de effectiviteit van de subsidie aan de huurdersondersteuning en de kosten hiervoor te dekken uit het budget voor huurdersondersteuning; — de uitkomsten van dit onderzoek uiterlijk januari 2014 aan de raadscommissie Bouwen en Wonen c.a. voor te leggen. Het lid van de gemeenteraad, D.A. van der Ree 1
Motie
1
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 26 juli 2023 Portefeuille(s) Publieke gezondheid en preventie Portefeuillehouder(s): _ Alexander Scholtes Behandeld door GGD Amsterdam, [email protected] Onderwerp Tijdelijk extra investering seksuele gezondheid Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief informeert het college u over het volgende. Zoals u weet ontvangt de gemeente Amsterdam middelen voor het versterken van de preventieaanpak vanuit het gezond en actief leven akkoord (GALA) en het integraal zorgakkoord (IZA). Door het ontvangen van deze rijksmiddelen in 2023 valt er tijdelijk ruimte vrij in de begroting van de GGD. Uiteraard wil ik deze middelen nog dit jaar inzetten. Ik heb ervoor gekozen, ook gezien de besprekingen in de gemeenteraad, deze middelen in ieder geval voor het thema seksuele gezondheid in te zetten. Daarbij maak ik de volgende verdeling: e Extra instroom PrEP in huidige pilot (€ 200.000) : De huidige landelijke pilot met de PrEP verstrekking loopt tot augustus ‘24. Zoals u weet, heeft de GGD Amsterdam inmiddels een lange wachtlijst voor deze pilot. Diverse pogingen voor meer financiering (en dus PrEP- verstrekkingen) vanuit het Rijk zijn niet gehonoreerd. Uw raad heeft reeds € 200.000 vrijgemaakt om de wachtlijst te verkorten. Door hier nog € 200.000 aan toe te voegen, kunnen circa 400 mannen van de wachtlijst tot de zomer van 2024 PrEP ontvangen. Hierbij geeft de GGD voorrang aan mensen in een kwetsbare positie. Aan duurzame voortzetting van de pilot wordt door VWS hard gewerkt. Als ik daar meer informatie over ontvang deel ik deze uiteraard met u. e Extra inzet wijkpoliklinieken Centrum Seksuele Gezondheid (€ 115.000): op dit moment zet het CSG al in op wijkpoli’s in de stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord. Ik zie dat meer inzet in de buurten met de grootste kwetsbaarheid en grootste barrières om gebruik te maken van de zorg van het CSG nodig is. Niet iedereen kan of wil gebruik maken van de voorzieningen op het hoofdkantoor van de GGD. Op de bestaande wijkpoli’s in Zuidoost, Nieuw-west en Noord wordt tijdelijk extra capaciteit ingezet om te kijken wat het effect is van een groter aanbod in juist die wijken. Hiermee voldoe ik ook aan de motie van het lid Wehkamp over gevraagde extra inzet in de wijkpoli’s (motie 262 voorjaarsnota 2023). e Onderzoek naar bestendigen transkliniek (€ 100.000): op dit moment verzorgt de GGD, samen met de community, een transkliniek. De GGD neemt daarbij vooral het medische deel voor zijn rekening, maar komt ook veel andere problemen tegen bij de huidige doelgroep. De Transkliniek is gestart als een pilot, en het is duidelijk dat deze in een behoefte voorziet. Ik wil laten onderzoeken hoe we de transkliniek kunnen inbedden: wat is daarvoor nodig, welke allianties moeten we sluiten en welke duurzame inzet is gepast om de doelen van publieke Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 26 juli 2023 Pagina 2 van 2 gezondheid (transpersonen in zorg krijgen, waarbij hormoonbehandeling het middel is) duurzaam te kunnen realiseren. Denk aan het opsporen van hiv, anti-discriminatie en transpersonen in kwetsbare posities (statushouders, ongedocumenteerden, dak- en thuislozen). e Eenmalig extra inzet op bestrijden stigma testen bij hiv (€ 100.000): we zetten op dit moment € 100.000 in vanuit de coalitiemiddelen preventie met het doel om hiv infecties in Amsterdam naar nul te brengen. We organiseren verschillende interventies, o.a. gericht op het bestrijden van stigma’s rondom hiv, het testen op hiv en personen die leven met een hiv infectie. Met deze impuls wordt in elk geval ingezet op extra laagdrempelige testcapaciteit (onder andere zelftesten) en ontwikkeling van materiaal (condooms, campagne, hiv testen) voor de European testing week 2023, waar we juist groepen die last hebben van zelfstigma of stigma vanuit hun leefgemeenschappen willen verleiden een hiv test te doen. Financiering De extra middelen komen zoals aan het begin van deze brief vermeld uit het nationale gezond en actief leven akkoord (GALA) en het integraal zorgakkoord (IZA). Daardoor krijgt de gemeente in ieder geval tijdelijk extra ruimte om in preventie te investeren. De investeringen zullen worden opgenomen in de najaarsnota van 2023 en dragen bij aan een extra verbetering van de dienstverlening van de gemeente Amsterdam op het gebied van seksuele gezondheid. Dit brengt ons dichter bij het doel van nul nieuwe hiv infecties in 2026 in Amsterdam. Samenwerking met het Rijk en zichtbaarheid Met de uitkomsten van de pilot PrEP wil ik met het ministerie van VWS verder in gesprek om PrEP breed beschikbaar te maken voor Amsterdammers. De wachtlijst voor die pilot is echter te lang en daarom zijn meer middelen nodig. Diverse pogingen voor meer financiering (en dus PrEP- verstrekkingen) vanuit het Rijk zijn tot dusver niet gehonoreerd. Tot slot wil ik v er graag op wijzen, dat we ons hiv beleid ook internationaal laten zien. Tussen 25- 27 september 2023 is Amsterdam de gastheer van de conferentie fast track cities, waarvan onze stad één van de eerste ondertekenaars en deelnemers is. We gaan werkbezoeken voor congresbezoekers organiseren, waarbij ze diverse activiteiten in Amsterdam kunnen bekijken. Tevens zal Amsterdam centraal staan tijdens het openingspanel van het congres en zal ik ook deelnemen aan het panel met (vice) burgemeesters aan het eind van die dag. Zo delen we wat we zelf geleerd hebben en wat we nog willen leren van en delen met steden wereldwijd De seksuele gezondheid van onze Amsterdammers blijft voor mij nu en de komende jaren een belangrijk onderwerp waar we ons als stad sterk voor blijven maken. Dit doe ik in samenwerking met partners in de stad, met het Rijk en uiteraard ook met u als raad. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Alexander Scholtes Wethouder publieke gezondheid en preventie Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 527 Publicatiedatum 15 juni 2016 Ingekomen onder BA Ingekomen op donderdag 2 juni 2016 Behandeld op donderdag 2 juni 2016 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van de leden Verheul en Ruigrok inzake het verkopen van vastgoed buiten postcode 1012. Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het voorgenomen besluit over de deelname in 1012Inc (Gemeenteblad afd. 1, nr. 473). Constaterende dat: — de raad in de gelegenheid wordt gesteld wensen en bedenkingen te uiten ten aanzien van het voorgenomen besluit over de deelname in 1012 Inc; — in het voorgenomen besluit ter oprichting van 1012 Inc wordt bepaald dat het doel van de 1012 Inc is om op een bedrijfsmatig gezonde en tegelijk maatschappelijk verantwoorde manier, in de vorm van een publiek-private samenwerking, de gewenste transformatie in postcodegebied 1012 mogelijk te maken; — in het voorgenomen besluit staat opgenomen dat na toetreding tot 1012 Inc er géén verwervingen buiten het postcodegebied 1012 worden verricht, tenzij met uitdrukkelijke instemming van partijen. Overwegende dat: — in de voorgenomen overeenkomst wordt opgenomen dat onder de scope (geografisch) van 1012 INC primair wordt verstaan het postcodegebied 1012; — de vastgoedportefeuille van 1012 INC bij aanvang zal bestaan uit de volledige vastgoedportefeuille van Stadsgoed, die voor ca. 30% bestaat uit bezit buiten het postcodegebied 1012; — het gemeentelijk beleid is dat gemeentelijk vastgoed dat geen maatschappelijk doel of beleidsdoel dient, wordt afgestoten; — een grotere vastgoedportefeuille van 1012 INC er logischerwijs toe leidt, dat de aandacht van het management zich niet voor 100% kan richten op het postcodegebied waarvoor deze deelneming wordt opgericht; — de huidige vastgoedportefeuille van Stadsgoed in zijn geheel moet worden ingebracht om daarmee een voldoende brede basis te creëren voor een financieel levensvatbare 1012 INC; — in de stukken de intentie wordt benoemd dat 1012 INC jaarlijks voor ongeveer € 5 miljoen aan vastgoedaankopen doet in het postcodegebied 1012; 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 527 Moti Datum _ 15 juni 2016 otie — de aanvullende aankopen de noodzaak verkleinen om vastgoed buiten het postcodegebied 1012 aan te houden omwille van de financiële levensvatbaarheid van 1012 INC. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — in de opdracht aan 1012 INC op te nemen dat zij zo zodra dat verantwoord is, het vastgoed buiten het postcodegebied 1012 afstoot; — indien het niet mogelijk blijkt dit in de opdracht aan 1012 INC op te nemen, er als aandeelhouder op aan te sturen dat 1012 INC zo snel als mogelijk en verantwoord het vastgoed buiten het postcodegebied 1012 afstoot; — in de reguliere rapportages over 1012 INC in te gaan op de voortgang van de ambitie om het vastgoed van 1012 INC buiten het postcodegebied 1012 af te stoten. De leden van de gemeenteraad A. Verheul M.H. Ruigrok 2
Motie
2
train
Gemeente Bezoekadres Stadhuis, Amstel 1 Am ste rdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14020 > 4 www.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Gemeenteraad van Amsterdam Datum 21 augustus 2018 Kenmerk Behandeld door Niek Bosch, Ruimte & Duurzaamheid Onderwerp Reactie op de motie 315.18 inzake de tussenrapportage Ruimte voor de Stad en kennisnemen van de beantwoording van de moties die aangenomen zijn bij Koers 2025 (verbinden van losse delen van de Hoofdgroenstructuur). Geachte raadsleden, Op 14 maart 2018 heeft de raad bij de bespreking van de tussenrapportage Ruimte voor de Stad en kennisname van de beantwoording van de moties die aangenomen zijn bij ‘Koers 2025’ motie 315.18 aangenomen van de (voormalige) raadsleden Nuijens, Vink en Geenen inzake het verbinden van de losse delen van de Hoofdgroenstructuur. Dit vanuit de constatering dat het toevoegen van nieuw groen slechts in beperkte mate kan worden gezocht in toevoeging van nieuwe volwaardige stadsparken, maar er nog kansen zijn voor het vergroenen van de openbare ruimte en straten tus- sen delen van de Hoofdgroenstructuur hierbij als meest kansrijk kunnen worden beschouwd. Het college beschouwt vergroening van de stad en toevoeging van groene verbindingen als een belangrijke opgave voor deze bestuursperiode. Tegelijkertijd zijn de financiële mogelijkheden daartoe beperkt. Ze kondigt in het coalitieakkoord een nieuwe visie op het Amsterdamse groen aan. Op basis van een dergelijke visie is het mogelijk om het instrument van de Hoofdgroenstruc- tuur en de bijbehorende Hoofdgroenstructuurkaart te herijken en de Hoofdgroenstructuur te ver- sterken. Vooruitlopend op de groenvisie wil het college vergroeningskansen bij herinrichting van wegen benutten. Deze doen zich voor daar waar straten en openbare ruimte voor groot onderhoud of herstructureringsopgaven op de schop gaan. Bij zowel gebiedsontwikkeling als bij op verbetering van de bestaande stad gerichte investeringen uit het Stedelijk Mobiliteitsfonds kan herinrichting van de openbare ruimte-aan de orde zijn. Bij gebiedsontwikkeling is het een continu proces om aandacht voor groen te vragen, maar in het laatste geval worden per jaar de projecten vastgesteld. Om te zorgen dat het potentieel van deze projecten op groengebied vanaf komend jaar wordt verwezenlijkt, zal de conceptlijst met projecten worden geschouwd om de mogelijkheden tot ver- groening te inventariseren. Hierbij zal met name aandacht geschonken worden aan de projecten Het Stadhuis is bereikbaar met de metro of met tramlijn 7 en 14, halte Waterlooplein. Een routebeschrijving vindt uv op www.amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 21 augustus 2018 Kenmerk Pagina 2 van 2 die tussen delen van de Hoofdgroenstructuur vallen en waar nog kansen zijn om een groenadvies te betrekken bij het ontwerp. Het voorstel voor de verdeling van de middelen in het Mobiliteits- fonds wordt tegelijkertijd met de begroting aan u ter besluitvorming voorgelegd. Met deze beschouwen wij de motie vitgevoerd en daarmee als afgehandeld. Wij hopen v hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, Femke Halsema Wil Rutten ar burgemeester waarnemend gemeentesecretaris Het Stadhuis is bereikbaar met de metro of met tramlijn 7 en 14, halte Waterlooplein. Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Motie
2
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 1016 Publicatiedatum 19 november 2014 Ingekomen op 5 november 2014 Ingekomen onder 816’ Behandeld op 6 november 2014 Status Verworpen Onderwerp Amendement van de raadsleden mevrouw Roosma en de heer Poorter inzake de begroting voor 2015 (basisvoorziening dagbesteding). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Overwegende dat: — de dagbesteding en begeleiding per 1 januari 2015 overgeheveld worden naar de gemeentes met een forse bezuiniging; — de bestuurscommissies verantwoordelijk worden voor een belangrijk onderdeel van die dagbesteding, namelijk de basisvoorziening participatie en activering in de wijk; — deze voorziening door de bezuinigingen meer dan voor heen te maken gaat krijgen met kwetsbare groepen waarvoor extra aandacht en begeleiding noodzakelijk is, maar dat deze basisvoorzieningen vaak gerund zullen worden door vrijwilligers; — het wenselijk is dat professionals beschikbaar zijn om die vrijwilligers bij de basisvoorzieningen goed te kunnen ondersteunen; — het college extra geld vrijmaakt voor dagbesteding; — het wenselijk is dat een deel van dat geld in het programma beschikbaar komt voor de basisvoorziening aan het begin van het continuüm van dagbesteding, Besluit: bij de uitwerking van de verdeling van de coalitiemiddelen voor dagbesteding (8 miljoen euro structureel) een deel van deze middelen in te zetten voor de basisvoorzieningen dagbesteding aan het begin van het continuüm en dat inzichtelijk te maken voor de raad. De leden van de gemeenteraad, F. Roosma M.F. Poorter 1
Motie
1
train
TB = Ter Bespreking TK = Ter Kennisgeving TV = Ter Vaststelling Agenda Onderwerp Portefe Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad \Opmerkingen/motivering uilleho | Commissie datum behandeling 53 [Cie De Lairessestraat: VO/PvE JB/MK | 12-mrt-13 | ntb. datum TK LO nvt Verkeersonderzoek en financiele onderbouwing zijn nog niet gereed. 64 \Deelraad |Zuidas: ontwikkelmodel Ravel PS/Ede| 11-jun-13 | ntb. datum TA LO 25-sep-13 |Reden:Bestuurlijke Vv besluitvorming stadsdeel voor ontwikkelmodel Ravel (start- uitvoeringsbesluit) is gepland voor half april tot half juni 2013. Commissie R&W uitnodigen EE V Cie n.a.v. besluitvorming betr. Rode Loper: Nota van JB/MK 11-feb-14 LO nvt N.a.v. behandeling van dit Uitgangspunten onderwerp in november 2013 is een aantal toezeggingen gedaan voor de agenda van de commissie in februari 2014 67 [Cie Van Woustraat: concept Nota van Uitgangspunten JB/MK 11-jun-13 10-dec-13 TK LO nvt Project kan in oorspronkelijke vorm niet doorgaan en wordt aangepast: scenario's en kosten. PEES ne peen ee ELL ae pen EEL DO Grijs 2014 KD 2014 (overig aanbesteding Stadionplein. 1 Agenda Onderwerp Portefe Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad \Opmerkingen/motivering uilleho | Commissie datum behandeling 63 [Cie Ring Oud Zuid 5: VO en PvE (Du Sartstraat- JB/MK | 21-mei-13 | 2e kw 2014 TK LO nvt Reden voor uitstel: NvU en Sarphatipark) en schetsontw. nog niet afgerond. 73 \Deelraad [Zuidas: toekomstvisie RAI / motie over bebouwing PS/Edel 11-jun-13 3e kw 2014 TA LO 4e kw. 2013 [Goedkeuring harmonisering langs Wielingenstraat en parkrand V i.v.m. erfpachtelijke uitgifte centraal bestuurlijk daarna behandeling eind 2013. 74 [Deelraad |Zuidas: uitvoeringsbesluit RAI PS/Edel| 11-jun-13 | 3e kw. 2014 TA LO Volgt na goedkeuring Zuidas V toekomstvisie RAI/ motie over bebouwing langs Wielingenstr. 2
Agenda
2
discard
2% Gemeente Amsterdam % Actualiteit voor de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie Jeugdcriminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht Jaar 2021 Datum indiening Datum behandeling Onderwerp Actualiteit van het raadslid Van Schijndel (Forum voor Democratie) inzake de demonstratie op het Museumplein op 24 januari 2021 Aan de commissie Inleiding Afgelopen zondag werd krachtens noodbevel van de burgemeester de demonstratie tegen de coronamaatregelen door de politie beëindigd. Net als op 17 januari j.l. was er op grote schaal sprake van wanordelijkheden, niet alleen op het Museumplein maar ook in de daaromheen gelegen straten. Reden bespreking Er is reden te beraadslagen over strategieën waardoor enerzijds de grondwettelijke demonstratievrijheid gehandhaafd blijft en anderzijds de Museumpleinbuurt in de toekomst zal worden gevrijwaard van geweldadigheden en ernstige verstoringen van de openbare orde bij het ontbinden van ‘spontane’ demonstraties tegen de coronamaatregelen. Op de demonstraties komt een veelheid van groepen mensen af. De overgrote meerderheid is goedwillend, maar er is ook een kleine minderheid die uit is op geweld. De bokken moeten worden gescheiden van de schapen. In dat kader is het dringend noodzakelijk om te zien naar alternatieve locaties én actief beleid te voeren om redelijke afspraken met daarvoor in aanmerking komende organisaties te maken teneinde het demonstreren in goede banen te leiden. Reden spoedeisendheid Op sociale media verschenen oproepen om komende zondag weer naar het Museumplein te komen. Voor de Museumpleinbuurt is de overlast onverdragelijk. De spoedeisendheid is gegeven omdat wanordelijkheden midden in de stad moeten worden voorkómen, waarbij het demonstratierecht op een andere, meer geschikte locatie gestalte dient te krijgen. Het lid van de commissie, A.H.J.W. van Schijndel 1
Actualiteit
1
train
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN (TIJDENS ZOMERSTORM JUNI 2019 TE AMSTERDAM) ai: EE EEn EE me EE NEE OE EE ge EE Ee EE ee B ee ikt DORE te Nee KE AE ET ne | EE EE rn { Ee a | p ne pee en s Eide ni En ee de ek De Gil Ri Mi ce 4 => Ee eis, } i VAG neden enen ee hi, Yde % d Auteurs: Gerrit-Jan van Prooijen*; Evert Ros®; Jitze Kopinga’ In opdracht van: H. Kaljee, Verkeer en Openbare Ruimte, asset Groen, gemeente Amsterdam 1 Docent en auteur Stadsbomen Vademecum, Prohold — Boomtechnisch advies, Arnhem 2 Voormalig onderzoeker/adviseur gemeente Amsterdam, New York Boomadvies, Waarland 3 Voormalig onderzoeker Wageningen UR, Alterra, Kopinga Boomadvies, Wageningen VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN INHOUDSOPGAVE 1.1 AANLEIDING & DOELSTELLING … nennen eer serneerenvenneenenvenvensenrenrenvenernenenveneennenne 3 2.1 BOOMGEGEVENS EN BIJZONDERHEDEN … … eer envenrenrenreereenseerseneerenserenn 6 HET BEGRIP ‘STABILITEITSKLUIT? … naven ene eenenr een eenenveenveneeevenvervevevenvenrseeeenveenene BIJLAGE 2 APRIL 2020 2 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN 1 INLEIDING 1.1 AANLEIDINGEN & DOELSTELLING Aanleiding Tijdens de storm van 6 juni 2019 zijn in het centrum van Amsterdam ongeveer 100 grote iepen omgewaaid. De stobben van 27 van deze iepen zijn naar een depot in het Westelijk Havengebied gebracht om op een later tijdstip te kunnen worden onderzocht. Door H. Kaljee, Verkeer en Openbare Ruimte, asset Groen, gemeente Amsterdam is aan de auteurs van dit rapport gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. Doelstelling Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de achterliggende oorzaken van het omwaaien, voor zover dat betrekking heeft op een verminderde stabiliteit, en op basis daarvan te komen met een aantal aandachtspunten, richtlijnen en aanbevelingen met betrekking tot het verdere c.q. toekomstige beheer van (oudere) iepen in de binnenstad. 1.2 WERKWIJZE Algemeen (aannames en beperkingen) - De 27 stobben zijn afkomstig van bomen die met wortel en al zijn omgewaaid. Het is niet bekend in hoeverre er tussen de ca. 100 omgewaaide bomen ook iepen waren die zijn afgebroken ter hoogte van de wortelkluit. Voor deze groep van bomen zijn sommige van de bevindingen en de daaraan verboden conclusies en aanbevelingen niet (altijd) representatief. -__ Het is niet bekend in hoeverre er nog restanten van wortelkluiten zijn achtergebleven op de standplaats. Dit maakt dat het lastig is om de werkelijke dimensies van de wortelkluiten aan te geven en die in de bestaande stabiliteitsmodellen in te voeren en daaraan ‘exacte’ verbanden aan te ontlenen. Het blijven daarom benaderingen op basis van best professional judgement. - Vooralsnog wordt aangenomen dat er bij het verzamelen van de stobben van de ontwortelde bomen geen gerichte selectie heeft plaatsgevonden en daarom mag worden uitgegaan van een statistisch representatieve steekproef. - De omgevingskenmerken, zoals de aanwezigheid van onder- en bovengrondse obstakels (riolen / kademuren / rioolputten / leidingen / maaiveldinrichting / windrichting / enz.) zijn niet bekend en zijn niet altijd goed te herleiden vanuit het wortelpatroon. Relaties met deze kenmerken berusten daarom deels op veronderstellingen i.c. vergelijkingen met eerder praktijkonderzoek. - Bovenstaande geldt ook voor bodemkenmerken, zoals grondsoort, bodemverdichting, grondwaterregime, doorwortelde ruimte en dergelijke. -__ Evenmin is bekend wat er, in het verleden en recentelijk, aan ingrepen rond de betreffende boom heeft plaatsgevonden. Dit betreft zowel nadelige ingrepen (meestal van civieltechnische aard) als boomverzorgende of bodemverbeterende maatregelen (bijvoorbeeld de veel uitgevoerde groeiplaatsverbetering door gronduitwisseling of andere ingrepen zoals het zgn. ‘ploffen’ van de bodem). APRIL 2020 3 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN - De bovengrondse conditie van de boom (op het moment van bezwijken) laat zich aan de hand van de stobben niet vaststellen. Veldwaarnemingen Op 31 januari 2020 zijn de 27 stobben van de iepen onderzocht/beoordeeld. Bij de beoordeling is de leeftijd geschat, de stamdiameter gemeten en de jaarringdikte van de laatste jaarringen ingedeeld in de klassen goed, redelijk, matig of gering. Dit is afgewogen aan de vuistregel voor een normaal te verwachten diktegroei van stadsbomen van ca. 1 cm stamdiameter per jaar. Van alle individuele stobben zijn foto’s genomen en zijn de vorm en kwaliteit van de beworteling en met name de afwijkingen en opvallende bijzonderheden genoteerd. Leeswijzer In het hoofdstuk resultaten (hoofdstuk 2} zijn de boomgegevens en bijzonderheden in een tabel samengevat. Een statistische uitwerking van de gegevens is weergegeven in enkele tabellen en figuren. Een beschouwing van de bevindingen is weergegeven in het hoofdstuk discussie (hoofdstuk 3). Afgesloten wordt met een aantal conclusies (hoofdstuk 4) en aanbevelingen (hoofdstuk 5}. Opvallende kenmerken zijn apart in een fotobijlage toegelicht aan de hand van een aantal illustratieve fotobeelden met onderschrift (bijlage 1). Ook is een aanvullende uiteenzetting over het begrip ‘stabiliteitskluit’ (bijlage 2) en een lijst met van toepassing zijnde literatuur (bijlage 3) bijgevoegd. Toelichting op een aantal vaktermen -__Potloodiep: iepen die zijn geteeld op een onderstam van een andere iepensoort of -ras en waarbij gedurende de ontwikkeling problemen zijn ontstaan in de vergroeiing met de onderstam waardoor de wortelontwikkeling achterblijft en de boom op den duur als een ‘potlood’ in de grond staat verankerd. Voor een nadere uiteenzetting van dit fenomeen wordt verwezen naar Kopinga & Ros (2009, 2010). - Secundaire beworteling: vorming van wortels op andere plaatsen dan vanuit de primaire wortels die al zijn gevormd bij de kweek van het plantmateriaal. Bij potloodiepen gaat het vaak om wortelvorming vanuit de op een onderstam geënte soort of ras (waardoor de bomen op ‘eigen wortel’ komen te staan). -__ Stabiliteitskluit: de omvang van een wortelkluit die minimaal nodig is voor een voldoende stabiliteit van de boom, aangegeven door de diverse modellen die daarvoor bestaan. APRIL 2020 4 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN 1.3 SAMENVATTING In juni 2019 zijn in het centrum van Amsterdam tijdens een storm ca. 100 grote iepen omgewaaid. Daarvan zijn 27 stobben bewaard voor nadere inspectie. Deze heeft plaatsgevonden in januari 2020. De bevindingen van deze inspectie geven aan dat bij vrijwel alle de iepen sprake was van een onderontwikkelde beworteling (‘stabiliteitskluit’) als gevolg van de volgende bijzonderheden c.q. ‘gebreken’: - Een minder dan gewenst wortelvolume, vergeleken met de dimensies van enkele algemeen gehanteerde stabiliteitsmodellen. Dit betrof met name de zgn. potloodiepen, waarvan problemen met de wortelvorming vaak samenhangen met de wijze waarop de bomen zijn gekweekt (nl. op een onderstam). -__Amputatie van (dikkere) wortels die vaak zijn terug te voeren tot in het verleden bij de bomen uitgevoerde grondwerkzaamheden; -__ Aantasting van wortels door houtrot; -__ Ondiepe wortelvorming, vaak in combinatie met een secundaire wortelvorming met verhoudingsgewijs minder stabiliteitswortels. Op basis van de waarnemingen kon niet worden vastgesteld welke factoren belemmerend zijn voor de wortelontwikkeling naar de diepte toe. Dit zal in situ nader moeten worden onderzocht c.q. vastgesteld. Aanbevolen wordt om: - De uitvoering van, en de richtlijnen voor, de tot dusver gevolgde boombeoordelingen nog eens kritisch te bekijken (inclusief recente resultaten) om te bezien waar mogelijk verbeterpunten in zitten. - Bij de aanplant van iepen/straatbomen de minimaal vereiste dimensies van de stabiliteitskluit aan te houden, zoals aangegeven in het Stadsbomenvademecum (van Prooijen, 2011, 2012). Bij het groter worden van de boom dienen de dimensies van de stabiliteitskluit (boomspiegel en storingsvrije zone) aangepast te worden, bijvoorbeeld bij iedere herprofilering. - Vanwege de vaak (eenzijdige) beperkte ruimte voor de stabiliteitskluit verdient het aanbeveling om in te zetten op combinaties van boomgroeiplaatsen met civiele bouwwerken die gericht zijn op het bieden van extra stabiliteit aan de bomen Op die manier is het mogelijk om bomen te planten ook op locaties waar de ruimte niet aan de minimale dimensies voor de stabiliteitskluit voldoet. -_ Uitvoering van grondwerkzaamheden maximaal af te stemmen op de aanwezigheid van bomen. -__ Aanplant van bomen te vermijden waarvan inmiddels bekend is dat bewortelingsproblemen kunnen optreden door de wijze waarop de bomen zijn gekweekt. APRIL 2020 5 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN 2 RESULTATEN 2.1 BOOMGEGEVENS EN BIJZONDERHEDEN Een overzicht van de boomgegevens en bijzonderheden is weergegeven in tabel 1. Een fotoreportage van illustratieve voorbeelden van een aantal bijzonderheden is weergegeven in bijlage 2. 30 42 Goed Geen haarwortels, boom afstervend voorafgaand aan A 65 103 Goed Platte wortelplaat, oude amputaties, 23 omtrek goed A KK secundaire wortelmat; groot obstakel in bodem “geconserveerd” 21 |60 [50 \Matg ___ |Potloodvom 21AJ60 [51 \Matg ___ |Potloodvom 22 |60 [70 | Matig __ | Potloodvorm, beworteling tweezijdig “scharnier” 30 |80 [50 _____\Matg ____|Eenzijdigesecundairekuit 31 |40 [47 \Matg ___ |Potloodvom Slechts enkele levende wortels Ee PP eretitel amputaties, kluit lijkt in zuurstofloze zone gezakt Se PC seegers rot. Sterk begrensd? 49 130 [50 _____|Redelijk |Potloodvom KN wortels 2-3 cm diameter 62 |40 [55 __ | Goed/redelijk | Oude amputaties, adventiefwortels 17345 [60 \Gering __|Potloodvom 179 78 Matig Secundaire kluit. Oppervlakkige fijne beworteling. Oude A A |30 [49 | Goed | Wortelkluit40cmdik, oogtperfect B |30 [31 | Goed | Eenzijdige beworteling, wortels willen diepte nietin. _— C 35 41 Goed Eenzijdig diepe beworteling. Wortelschade door KK 70 Gering Platte pannenkoek, wortels willen niet de diepte in. A LE |40 [50 ____|\Matg ____ | Potloodvorm, eenzijdigadventiefwortels Tabel 1. Boomgegevens en bijzonderheden. APRIL 2020 6 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN Opmerking: met betrekking tot het overzicht in tabel 1. moet worden opgemerkt dat twee aspecten enigszins onderbelicht zijn, te weten houtrot en een asymmetrische wortelkluit. Alleen gevallen waar sprake was van verregaande houtrot die evident de stabiliteit van de boom verminderen zijn weergegeven. Er waren meerdere gevallen van houtrot, maar daarvan kon de bijdrage aan een verminderde stabiliteit met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor het aspect van asymmetrische beworteling. Leeftijd, stamdiameter en jaarringbreedteklasse De gemiddelde leeftijd van de bomen bedraagt 59 jaar met een minimum van 30, een maximum van 100 en een standaardafwijking van 22 jaar. De statistische verdeling is normaal (toets: Anderson-Darling en Shapiro-Wilk). De gemiddelde stamdiameter van de bomen bedraagt 58 cm met een minimum van 31, een maximum van 103 en een standaardafwijking van 16 cm. De statistische verdeling is normaal (toets: Anderson-Darling en Shapiro-Wilk). De gemiddelde jaarringbreedte ligt met een gemiddelde score van 3,4 (lopend van 2 = gering tot 5 = goed) in het traject ‘matig’ tot ‘redelijk’, De statistische verdeling is niet normaal. De categorie “redelijk” is ondervertegenwoordigd (zie figuur 1). . ‚ 4 2 0 Gering Matig Redelijk Goed Jaarringklasse Figuur 1. Frequentieverdeling van de jaarringklassen. De gebogen lijn geeft het verloop van een statistisch normale verdeling aan. Er is een significante correlatie tussen de leeftijd, stamdiameter en de jaarringbreedte (met p = 0,001), maar dit ligt in de lijn van de verwachtingen, omdat het in overeenstemming is met de normale groeicurves van bomen. Zoals al is genoemd in de beperkingen om de bevindingen te toetsen aan de bestaande stabiliteitsmodellen blijkt uit de fotobeelden dat geen van de potloodiepen qua stabiliteitskluit voldoet aan de minimale criteria, ongeacht het model waarvan wordt uitgegaan. APRIL 2020 7 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN 2.2 POTLOODIEPEN Uit tabel 1 valt op te maken dat van de 27 bomen er 10 (ruim een derde van het totaal) als potloodiep kunnen worden aangemerkt. Een tabellarisch overzicht van alle bijzonderheden die meerdere malen zijn waargenomen, onderverdeeld in potloodiepen en overige bomen, is weergegeven in tabel 2. De (soms geringe) aantallen beperken de mogelijkheden voor een statistische toetsing van verschillen. Dit is om die reden achterwege gelaten. Een tabellarisch overzicht van de leeftijd, stamdiameter en klasse van jaarringdikte, onderverdeeld in potloodiepen en overige bomen, is weergegeven in tabel 3. |___Aspect _| Jafnee [Geen potloodiep | Potloodiep Assymetrische beworteling oe 8 | da | 72 | 8 | Wortelambutatie P ourot nee | ts je | u | Secundaire wortelvorming oe 9 | L_a | 7 | 4 | 8 | Tabel 2. Aantal malen dat bijzonderheden zijn waargenomen, ingedeeld naar de categorie potloodiepen en overige bomen. Geen potloodiep | Potloodiep __Aspect _ || N-bomen | Gemiddeld | N-bomen |Gemiddeld|| sig.0,05 | Leefd(aren) | 7 | e44 | 10 | 405 | ns DBH (cm) Tm es | no | si | ms jaarngdite (sore) |_ 17 | 3e | vo | 30 |_ ns | Tabel 3. De gemiddelde leeftijd, stamdiameter en jaarringdikte, ingedeeld naar de categorie potloodiepen en overige bomen. Sig. 0,05 = toetsing op statistische verschillen bij een betrouwbaarheidsinterval van 95%. “ns” is niet significant. APRIL 2020 8 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN 3 DISCUSSIE Wortelvorming en wortelrot Veel iepensoorten en -rassen vormen vrij gemakkelijk nieuwe wortels (‘adventiefwortels’). Dit gebeurt na wortelamputatie, maar soms ook vanuit het onderste stamgedeelte waar dit de grond raakt. Een (oudere) iep is in staat om volledig op deze jonge beworteling te overleven. Daarmee wordt echter ook de aanwezigheid van omvangrijke wortelrot van het oorspronkelijke wortelstelsel, en de daaraan gepaarde gaande verhoogde kans op windworp, gemaskeerd omdat dit zich dan niet vaak uit in een verminderde groei of conditie van de boom. ‘Potloodiepen! Het potloodiep-fenomeen wordt vooral, zo niet uitsluitend, aangetroffen bij bomen die op een onderstam zijn gekweekt waarmee ze niet voldoende verenigbaar zijn. Dit leidt op korte dan wel langere termijn tot afstoting van het oorspronkelijke wortelstelsel (‘uitgestelde onverenigbaarheid’), dat hierbij gaandeweg verrot. De nieuwe wortelvorming vanuit de stamvoet van iep, en met name die van een potloodiep, is vaak eenzijdig en niet voldoende om het verlies aan stabiliteit geheel te compenseren. De afmeting van stabiliteitskluit blijft daarmee voor langere tijd, dan wel permanent, onder de vereiste normen. In het verleden werden (en nog steeds worden) er iepen op onderstam gekweekt met ent- onderstamcombinaties die tot uitgestelde onverenigbaarheid kunnen leiden. In de periode tussen 1960 en 1985 zijn veel iepen aangeplant die zijn vermeerderd op onderstammen van zaailingen van de Bergiep (Ulmus glabra). Inmiddels is bekend dat dit bij een bepaald (nog onbekend) percentage problemen kan geven. Het verklaart het nogal grote aandeel potloodiepen in de leeftijdscategorie van ca. 30 — 65 jaar. Het fenomeen ‘potloodiepen' is al meerdere decennia bekend (Kopinga & Ros. 2009, 2010). Aanvankelijk was de verwachting dat de impact daarvan gaandeweg minder zou worden in de veronderstelling dat dit gedrag zich vooral beperkte tot de wat jongere bomen (< 20 à 25 jaar). Maar nu blijkt dat er onder de 27 omgewaaide bomen er 10 potloodiepen aanwezig waren, met bovendien gemiddeld een hogere leeftijd, lijkt die verwachting niet uit te komen. Weliswaar heeft de gemeente Amsterdam al enige jaren terug besloten om alleen nog maar ‘wortelecht' plantmateriaal te gebruiken, maar voor die tijd zijn nog veel iepen-op-onderstam aangeplant. Het is dan ook te verwachten dat bij volgende stormen het aandeel potloodiepen nog steeds substantieel zal zijn. Dit is een gegeven waaraan weinig valt te doen. Wél kan er door een middel van een verscherpte controle worden gepoogd om latente potloodiepen aan te wijzen. Een en ander volgens de door Kopinga & Ros (2009, 2010) beschreven richtlijnen. Helaas moet worden geconstateerd dat ook daarmee anno 2019 kennelijk nog onvoldoende resultaat wordt geboekt. Wellicht dat de rapportages van de recent uitgevoerde inspecties hierin meer inzicht kunnen geven. Een latente instabiliteit van iepen is vaak niet goed vast te stellen bij routinematige boomveiligheidscontroles. Weliswaar zijn er tegenwoordig meer ‘verbeterde’ geavanceerde methodes zoals trekproeven en grondradar, maar deze hebben nog steeds zwaarwegende beperkingen ten aanzien van accuratesse. APRIL 2020 9 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN Bij trekproeven is nog steeds sprake van een (ongewenst) vrij breed ‘schemergebied’ in de uitkomsten en de interpretatie van de resultaten. Ook betreft het een tijdsopname waarvan de voorspellende waarde van de uitkomsten mede worden bepaald door de frequentie waarmee de inspecties worden uitgevoerd. Met als praktische consequentie dat het met enige regelmaat zal moeten worden toegepast wanneer men de vinger aan de pols wil houden. Verder geven de trekproeven weinig inzicht in de mate waarin ondergrondse ‘obstakels’ bijdragen aan de stabiliteit van de boom (en de vermindering daarvan wanneer die tijdens bijvoorbeeld een herprofilering van de standplaats worden verwijderd). Bij grondradaronderzoek is behalve de ongewenste ‘ruis’ nog steeds een nadeel dat de kwaliteit van de wortels er onvoldoende mee kan worden bepaald. Met andere woorden: wanneer de omvang van de beworteling nog voldoet aan de normen dan kan de stabiliteit van de boom al ernstig zijn verminderd door houtrot in de wortels. Belangrijk is wellicht dat het geen goedkope methoden zijn. Een inzet in de routinematige boomveiligheidsbeoordelingen ligt dan ook niet voor de hand en zal beperkt zijn tot prioritaire gevallen, Dit alles overwegende, lijkt het bestaande stappenplan (Kopinga & Ros, 2010) nog steeds een bruikbare richtlijn voor de routinematige controle van het iepenbestand. Beperkte bewortelingsruimte Bij straatbomen in steden en met name stadscentra is vaak sprake van een relatief geringe bewortelingsruimte met soms beperkte (en éénzijdige) bewortelingsmogelijkheden door de aanwezigheid van kademuren, rijbanen, opsluitbanden etc. De boom kan een deel van zijn stabiliteit ontlenen aan verharding en objecten die de groeiplaats begrenzen. Zonder deze objecten voldoet de stabiliteitskluit in veel gevallen krap of zelfs geheel niet meer aan de normen en vuistregels. Veel van de waarnemingen (16 van de 27 beoordeelde stobben) wijzen op een beperking van de doorwortelbare ruimte, zowel zijdelings als naar de diepte toe. Soms is de beperking aan één bepaalde zijde van de wortelkluit (overigens vaak een specifiek kenmerk van ‘potloodiepen’). De beperking van de doorwortelbare ruimte kan diverse oorzaken hebben: - Hoog grondwater (of grote fluctuaties hierin) met als gevolg dat er ook hoger in het bodemprofiel een onvoldoende voorziening van zuurstof voor de wortels is en geen wortelvorming plaatsvindt of aanwezige wortels zelfs afsterven. Dit laatste kan op den duur leiden tot voortschrijdende houtrot. -__ Ondergrondse obstakels die veel van de noodzakelijke doorwortelbare ruimte in beslag nemen, zoals kademuren, riolen, rioolputten, de tracés voor kabels en leidingen en de funderingslaag voor verhardingen. Hiertoe behoren ook materialen (zoals opsluitbanden) waarmee het boomvak of het ‘bomenrondje' worden geconstrueerd. Ook deze materialen bestaan uit steeds zwaardere elementen (en nemen verhoudingsgewijs dus meer van de potentieel doorwortelbare ruimte in beslag). - De werkzaamheden in de bodem aan kabels en leidingen. Deze gaan in de nabijheid van bomen bijna altijd gepaard met verlies van boomwortels en daarmee tijdelijk dan wel permanent verlies van doorwortelbare ruimte. Wortelamputatie leidt bovendien tot een verhoogde kans op aantasting door voortschrijdende houtrot. -__ Obstakels in/op het maaiveld. Rijbanen, fietspaden, trambanen worden steeds zwaarder van constructie. Dit vereist een zwaardere fundering die op zijn beurt ook weer de nodige bodemruimte in beslag neemt. Daarbij neemt ook met het gebruik van grotere APRIL 2020 10 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN verhardingselementen, en zeker wanneer bestaande verharding wordt vervangen door asfalt, de zuurstofdiffusie naar de (potentieel) bewortelde c.q. bewortelbare ruimte af. Ook hierdoor worden de bewortelingsmogelijkheden beperkt en kunnen al aanwezige dieper gelegen wortels afsterven. - __Bodemruimte die ongeschikt is voor wortelgroei. De grond van wegfunderingen is als regel ongeschikt voor boomgroei. Overigens is wortelontwikkeling direct onder verhardingen in civieltechnisch opzicht ongewenst, maar dieper in de bodem zou er in potentie nog wel doorwortelbare ruimte aanwezig zijn of worden gecreëerd, Vaak laat de bodemverdichting (noodzakelijk vanuit het oogpunt van draagkracht) tot een niveau waar wortelgroei niet meer mogelijk is, of een geleidelijke verdichting door zwaar verkeer, dit niet toe. Sterfte van dieper gelegen wortels Ondanks de hierboven gegeven oorzaken voor een beperkte beworteling is in een aantal gevallen bij de beoordeling van de stobben geen duidelijke aanwijzing gevonden voor de sterfte van dieper gelegen wortels en/of het niet dieper willen groeien van de wortels. Dit betrof bijvoorbeeld twee bomen die langs de Amstel stonden bij het Muntplein. Op de betreffende locatie, bij de brug, is het niveau van het grondwater minimaal 2 m onder maaiveld en zou er in dit opzicht een redelijk diepe beworteling mogelijk zijn. Toch geven de stobben de indruk dat wortelgroei slechts oppervlakkig heeft plaats gevonden c.g. heeft kunnen plaatsvinden. De achterliggende oorzaak daarvan kon niet worden vastgesteld, Hiervoor is meer gericht en systematisch onderzoek noodzakelijk van de standplaatsen van (deze) door windworp ontwortelde bomen. Aspecten die hierbij mogelijk een rol spelen en onderzocht zouden kunnen worden, zijn: -__De bodemluchthuishouding (zuurstofproblemen, of ophoping van CO2 of CH4 onder de wortelkluit). Dit zou bijvoorbeeld op betrekkelijk eenvoudige wijze kunnen worden gemonitord aan de hand van onderzoek met behulp van corrosieve ijzeren staven (methode Hodge & Knott, 1993). - De bodemverdichting onder de kluit onder invloed van het gewicht van de boom. Dit wordt soms in de literatuur (als hypothese) genoemd, o.a. bij de Sequoiadendron. Over in hoeverre dit opgaat voor bomen in een Nederlandse situatie bestaat nauwelijks informatie, maar de veronderstelling is reëel genoeg om deze eens nader in situ na te trekken. -__Bodemchemische verschillen tussen bewortelde en niet bewortelde laag. Waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan een in de loop der tijd opgetreden pH-verandering, c.q. pH-‘sprong”, op het grensvlak tussen de wortelkluit en de ondergrond of bijvoorbeeld aan een voor de boom onaantrekkelijke verandering in het (symbiotische) bodemleven. -__Meerjarige monitoring van de wortelontwikkeling van iepen waarbij bewortelingsdiepte en het moment van het ontstaan van wortelrot nader onderzocht wordt. Invloed van grondwerkzaamheden Ophoging van het maaiveld in en rondom de boomspiegel stimuleert de vorming van secundaire beworteling (vaak in de vorm van een ‘wortelmat’ van fijnere wortels die minder bijdragen aan de stabiliteit van de boom). Ook verstoort een ophoging, evenals het afdekken van de wortelprojectie met een weinig luchtdoorlatende verharding, de zuurstofdiffusie naar de dieper gelegen wortels waardoor wortelsterfte kan optreden. De waarnemingen aan de 27 stobben gaven daarin echter geen éénduidig beeld. APRIL 2020 11 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN Wortelamputaties van de zgn. stabiliteitswortels bij werkzaamheden zoals onderhoud aan verhardingen of ondergrondse infrastructuur, leiden nogal eens tot wortelrot, soms doorlopend in de stam. De waarnemingen waren in lijn met dit algemeen geldende proces. APRIL 2020 12 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN 4 CONCLUSIES Het omwaaien van de iepen kan in hoofdzaak worden toegeschreven aan een te geringe omvang van de wortelkluit (de zgn. stabiliteitskluit) waardoor deze niet meer voldoet aan de daarvoor geldende normen en eisen. De beperkingen van de beworteling hebben diverse oorzaken. Een belangrijke (ruim een derde van het aantal onderzochte bomen) is het zgn. potloodiep-verschijnsel dat kan worden toegeschreven aan de wijze waarop iepen in het verleden zijn gekweekt. Aan dit fenomeen is voorlopig weinig meer te doen dan te trachten om door een verscherpte controle, volgens de Richtlijn Kopinga & Ros, 2009, 2010, (latente) potloodiepen op tijd op te sporen. Andere oorzaken zijn: -__Eente sterke eenzijdige beworteling door ondergrondse obstakels in combinatie met onvoldoende groeiruimte in de omgeving. -__Storingen in de bodemluchthuishouding. -__ Het uitblijven van voldoende wortelontwikkeling naar de diepte toe (door deels nog onbekende redenen). - Beschadigingen en/of (amputaties) van zgn. steunwortels. En, samenhangend met de hierboven aangegeven oorzaken: verregaande verrotting van (delen van) het wortelstelsel. Het uitgevoerde onderzoek onderschrijft eens te meer de noodzaak voor een voldoende ‘storingsvrije’ doorwortelbare ruimte. APRIL 2020 13 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN 5 AANBEVELINGEN Het probleem van uitgestelde onverenigbaarheid en de mogelijkheden om hier in het kader van boomveiligheid, praktisch mee om te gaan, zijn in het verleden al in richtlijnen vertaald (Kopinga & Ros, 2010). Aanbevolen wordt om deze vooralsnog aan te houden bij de reguliere boomveiligheidscontroles (BVC). Ook wordt aanbevolen om de resultaten van de recente BVC-rapportages nog eens na te lopen. Mogelijk geeft dit aanwijzingen voor een bijstelling c.q. verfijning van de richtlijnen. Inzet van meer geavanceerde onderzoekstechnieken lijken daarbij, gezien de accuratesse daarvan en de kosten, (nog) niet realistisch, maar kunnen toch worden toegepast in prioritaire gevallen waarin bomen tijdens een BVC zijn aangewezen als nader te onderzoeken bomen. Gelet op de aanwezigheid van het potloodiepen-fenomeen in ook iepen van hogere leeftijd is het zinvol om het iepenbestand hierop vanuit de bestaande informatie (‘bomenleggers’ en de resultaten van tot dusver uitgevoerde boomveiligheidsinspecties) daarop nog eens te screenen. Dit om te komen tot een prioriteitstelling met betrekking tot een meer gerichte inspectie volgens de bestaande richtlijnen. Bij de aanplant van iepen/straatbomen de minimaal dienen de aanbevolen vereiste dimensies van de doorwortelbare ruimte aanhouden. Richtlijnen hiervoor zijn aangegeven in het Stadsbomen Vademecum (van Prooijen, 2011, 2012). Bij het groter worden van de boom dienen de dimensies van de stabiliteitskluit (boomspiegel en storingsvrije zone) aangepast te worden, bijvoorbeeld bij iedere herprofilering. Vanwege de vaak (eenzijdige) beperkte ruimte voor de stabiliteitskluit verdient het aanbeveling om combinaties van boomgroeiplaatsen met civiele bouwwerken mogelijk te maken. In het rapport ‘Duurzame iepen langs de Amsterdamse grachten’ (2014) is een voorstel opgenomen om langs kademuren een soort wortelstrip aan te brengen, die bomen voor hun verankering kunnen gebruiken en waaraan ze een deel van hun stabiliteit zouden kunnen ontlenen. Bij de aanleg van groeiplaatsen op het Rokin is gebruik gemaakt van aan het metrodak bevestigde betonmatten die permanent een rol gaan spelen bij de verankering van de bomen. Ook combinaties met trambaanfunderingen zijn mogelijk. Het ontlenen van stabiliteit aan opsluitbanden en strak liggende verharding is echter ongewenst. Bij herstraatwerkzaamheden worden dergelijke verhardingen opgebroken en herlegd waarmee de samenhang en dus de bijdrage aan de eventuele stabiliteit van de boom (enige tijd) verminderd zal zijn. Bij het inrichten van een (toekomstige) plantplaats/groeiplaats van de bomen is het aan te bevelen om uit te gaan van een zgn. storingsvrije zone. Voor de omvang van deze zone zouden de ‘veilige’ criteria van Mattheck (zie de bijlage) als uitgangspunt genomen kunnen worden. Als dit niet mogelijke is dan op zijn minst die van Wessolly (zie bijlage). Dit moet worden afgestemd op bomen in hun volwassen stadium. Wanneer een en ander niet mogelijk is kan beter worden afgezien van de aanplant van bomen van eerste grootte (zoals de iep) op deze locaties. (Grond)werkzaamheden bij bomen, maar in ieder geval werkzaamheden binnen de zone van de zgn. stabiliteitskluit dienen altijd te worden afgestemd met de instanties die belast zijn met het APRIL 2020 14 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN beheer van de bomen, zodat kan worden gezocht naar een optimale oplossing voor eventuele problemen. Omdat de oorzaken van de sterfte van dieper gelegen wortels en het uitblijven van de ontwikkeling naar de diepte toe niet altijd kan worden verklaard, wordt aanbevolen om bij een eerstvolgende gelegenheid (stormschade) enige groeiplaatsfactoren nader te onderzoeken. Waarbij te denken valt aan onder meer: -__Bodemluchthuishouding (O2, CO, CH4); - __Bodemverdichting onder de wortelkluit; - _ Bodemchemische verschillen tussen bewortelde en niet bewortelde bodemzones; - De wortelontwikkeling (inclusies de in de grond achtergebleven wortels). Voor wat betreft een aantal aspecten hoeft niet te worden gewacht tot een eerstvolgende gebeurtenis. Hier kan al op voorhand worden gedacht aan een monitoringsonderzoek bij een representatief aantal iepen. Wat hierbij de beste aanpak is zal nader kunnen worden uitgewerkt. APRIL 2020 15 VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 1 ES men MS Ne d ie EE : & £ in re EEE a PE zin e KE 7 À RE: es ENE . A eN en en ° A Ee, a, EES a £ F nj ik ann en ie. Ei Si Dn ke N , $ a % Re Á er. ( È 4 8 a & ij Potloodvorm (uitgestelde onverenigbaarheid), met de daarbij behorende afstervings- en rottingsprocessen in de beworteling en soms sterk eenzijdige adventief beworteling. NE | Oe rt Wen. ince EN Pä EE et EN Ser DEN ji hen A nn een oe me RE dien PR P, 6 Gan mi lj E te ad OE B in gee a A. TE ME ens + # 4 kde iä N Bnr WAL dn pe en EL Ee Ke d cf RJ Nef À - eet Zi ik NDE DE 070 0 rak Ed ledi eld NDE NA ARNE PER Zi BP F re PON Sn ll ses el Pr ee , EA ERE Te k Ennn DN ER EM NE ME Bn a et a ee end BEL ren En EE te Een Brol Nn ee Nt ad! n res 5 | ál zb Ed ed Dd RE, AEK ME Ge BE Md pe EE gs EL À as he = Pi | EE A A E gr DA g : ) Ô 4 ET id Od 5 B SN Ss e Ö F zi 5 _ x f N fe & Sterk afwijkende kluitvorm (éénzijdige of tweezijdige beworteling door ondergrondse belemmeringen en/of amputaties, zowel recent als oud met daaropvolgend wortelrot). FOTOBIJLAGE VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 1 Ls Nd das, A í ef En en > en Se: N A a ie tk Di ä Dd ; ke ie Te NS mt LE TE, . Re Se Ee dte Rn = Nh ne Mr ek ne ME Er te Wed & ek Le ed en Ee Ere Ee imi ï A Sn A : En rd Eg _, EL Bn Pe GS ú , 2 5 ed ji, Eed eee, he EN EN P/ Ee, ig ee ie = RAP Be RK Een He / ANS te Jg 8 SEE \ $ N 9 he 5 4 ï E, gn 6 : P. RE d BENE Sl D Re Dn en OR MGE DE en EP rt) Mant. Mt Bd Ne EN Es RE! Zi kes NE Tar 5 (ET ita / EN î ne a MLP Tee In DN «| es Des El Î E Ek Se : he î fp me fa - 8 5 Pl ud = Geen levende beworteling/beworteling al afstervend voorafgaand aan omvallen en kú ME / 4 en, zi (ema fid le a a En Ar Pa. $ eri en Bent an en Rd 4 RR Me NHV EE OO On OP re. Ee ds d a AN er tania DP ie En re e wi We: vd ne here ea, Pp Dr: El Ea a nage En he | B „4 Be DE en ( Se Ne on dE ee RO PE A ’ DEE A Sr A WM TN 5 Et Ee 4 ie ES in bd 5 Er 5 A Me E Te he aen ve de fe zj ne a en Bot er me A EE ee mk ee MN nn d 5 ee M od é EE : RE Me NS Er: EN Ae Ee KE DE We nd Ee Oe 7 ie he ze Be ek ad LK ve Dek en SN Secundaire/ondiepe platte beworteling als gevolg van ophoging van het maaiveld en/of afsterven diepere beworteling door verslechtering bodemgesteldheid (luchthuishouding). FOTOBIJLAGE VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 1 Re zn d bh ne fn / » Ja eN a lk rm pn Á AE i Fl k De S ls pn ad OB Goede kluit maar wel beperkt van diepte, namelijk 40 cm diep. FOTOBIJLAGE VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 2 HET BEGRIP 'STABILITEITSKLUIT' In het vakjargon (van de boomverzorging) wordt met een stabiliteitskluit gedoeld op de afmetingen die de beworteling moet hebben om een boom voldoende stabiliteit te geven onder normale omstandigheden (dus geen extremen zoals orkanen waarbij zelfs zeer stabiele bomen omver kunnen worden geworpen of waardoor de stam kan breken). In het boombeheer wordt het begrip doorgaans gebruikt om de afstanden tot een boom aan te geven waarbinnen bij graafwerkzaamheden boomwortels van enige dikte (> 5 cm diameter) intact moeten blijven en dus niet mogen worden verwijderd of beschadigd: de zgn. kwetsbare zone. De normen voor de minimale dimensies variëren. Op zich is dit verklaarbaar, want de stabiliteit van een boom is ook afhankelijk van zaken zoals de grondsoort, het vochtgehalte daarvan, de expositie (beschutting tegen wind), de bewortelingsdiepte en eventueel aanwezige ‘steunpunten’ zoals (kade)muren die een beweging van de wortelkluit in de bodem tegengaan. Met als een niet te verwaarlozen aspect: de bovengrondse ontwikkeling c.q. afmetingen van de boom. De meeste richtlijnen gaan alleen uit van de stamdiameter op borsthoogte (DBH) en laten het bovengrondse volume, of de verhouding tussen hoogte en stamdiameter buiten beschouwing. Een aantal van de richtlijnen is gebaseerd op ervaring en expert-judgement, een (beperkt) aantal is ook in meer of mindere mate onderbouwd door empirisch of proefondervindelijk onderzoek. Enkele voorbeelden De gemeente Schiedam hanteert de norm van een kluit die een straal heeft van 4 x de stamdiameter. Dit geldt voor bomen met een oppervlakkige beworteling, bijvoorbeeld als gevolg van een hoge grondwaterstand. Bij dieper wortelende bomen kan worden volstaan met een straal van 3x de stamdiameter. Op welke aannames c.g. achtergrondinformatie de norm voor oppervlakkig wortelende bomen is gebaseerd is niet geheel duidelijk, omdat daarbij (literatuur)referenties niet zijn aangegeven. De norm voor dieper wortelende bomen komt overeen met die van Wessolly (zie hieronder). Bomenwacht Nederland hanteert eveneens een lineair verband tussen de DBH en de radius van de wortelkluit (Rw) waarbij de minimale benodigde dimensies evenredig toenemen met de toename van de stamdiameter. In tabelvorm weergegeven: DBH (cm) Rw (cm) 20 125 40 150 60 175 80 225 100 250 150 350 De (literatuur)referenties waaraan deze normering ontleend is, zijn niet bekend. Mattheck (beschreven door Müller, 2005) hanteert een ‘empirische! norm die is gebaseerd op een veelheid (ca. 2500) van veldwaarnemingen aan bomen die tijdens stormen zijn omgewaaid. De minimale zijdelings dimensie van de ‘verankeringsruimte' kan modelmatig worden weergegeven met de formule Rw = 64*(R)**0,42 waarbij Rw de radius is van de wortelkluit en R de radius van de stamdiameter (DBH) van de boom. HET BEGRIP ‘STABILITEITSKLUIT” VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 2 Wessolly (1998) baseert zijn normen aan onderzoek d.m.v. trekproeven en hanteert als vuistregel voor de stabiliteitskluit een afstand tot de stam, die gelijk is aan de stamdiameter. De totale diameter van de wortelkluit bedraagt daarmee 3 maal de stamdiameter. Een grafisch overzicht van de hier genoemde benaderingen is weergegeven in figuur 1. 400 E 300 2 5 X E zon — Mattheck-H = —— Mattheck-L 5 —— SK- Wessolly RK 100 x 0 0 20 40 60 80 Stamradius (cm) Figuur 1: minimale zijdelingse dimensies van de radius van een ‘stabiliteitskluit' in relatie tot de stamradius (DBH) zoals aangegeven door Mattheck (blauwe en rode lijn) en Wessolly (gele lijn) De vuistregel zoals die gehanteerd wordt door Wessolly geeft wellicht een te optimistisch beeld, terwijl de blauwe lijn van Mattheck een te conservatief beeld geeft (omdat het onderzoek van Mattheck zich vooral richtte op bomen in het vrije veld). Ondanks dat het voorlopige indicaties betreft geeft een combinatie van deze lijnen een globale, maar toch redelijk bruikbare indicatie van de orde van grootte waaraan zoal moet worden gedacht. Voor de beoordeling van de standvastheid van bomen kan het ook interessant zijn om In de studie van Mattheck te bezien wat de ondergrens is van de verhouding tussen stam- en wortelkluitdiameter waar beneden geen individuen meer zijn aangetroffen. Dit vanuit de aanname dat die bomen al in een eerder stadium, en onder andere omstandigheden het hebben laten afweten. Wellicht ten overvloede moet worden vermeld dat de modellen betrekking hebben op een gezonde, d.w.z. nog niet door houtrot aangetaste beworteling. Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat we het hier slechts hebben over de stabiliteitskluit. Het totale doorwortelbare volume wat nodig is voor een gezonde boomgroei is substantieel groter. HET BEGRIP ‘STABILITEITSKLUIT” VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 3 LITERATUUR Hodge, S.j.; R. Boswell & K. Knot. 1993. Development of the steel rod technique for the assessment of aeration in urban soils. Journal of Arboriculture 19(5): 281-288. Hodge, SJ. & K. Knot. 1993. A practical guide to the use of steel rods for the assessment of aeration in urban soils. Journal of Arboriculture 19(5): 289-294, Kopinga, J & E. Ros. 2009. Instabiliteit van iepen. Deel 1: probleemstelling. Bomen nr. 9: 4-7. Kopinga, J & E. Ros. 2009. Instabiliteit van iepen. Deel 2: kwaliteit van de beworteling. Bomen nr. 10: 4-7. Kopinga, J & E. Ros. 2010. Instabiliteit van iepen. Deel 3: stappenplan. Bomen nr. 11: 4-7. Mattheck, C. 2007. Aktualisierte Feldanleitung für Baumkontrollen mit Visual Tree Assessment. Erster Auflage. Forschungszentrum Karlsruhe GmbH. 170 pp. Müller, P. 2005, Biomechanische Beschreibung der Baumwurzel und ihre Verankerung im Erdreich. Wissenschaftliche Berichte FZKA 7104. Forschungszentreum Karlsruhe, Institut für Materialforschung. 100 pp. Prooijen, G-J van. 2017. Stadsbomenvademecum deel 3A: Boomcontrole en onderzoek. 3° druk. IPC Groene Ruimte, Arnhem. 159 pp. Prooijen, G-J van. 2012. Stadsbomenvademecum deel 3B. Boomverzorging en groeiplaatsverbetering. 2e, geheel herziene druk. IPC Groene Ruimte, Arnhem. 160 pp. Prooijen, G-J van. 2011. Stadbomenvademecum deel 2B. Groei en aanplant. IPC Groene Ruimte, Arnhem. 192 pp. Wessolly, L & M. Erb. 1998. Handbuch der Baumstatik und Baumkontrolle. Patzer Verlag Berlin- Hannover. 270 pp. LITERATUUR
Onderzoeksrapport
21
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 79 Ingekomen onder AF Ingekomen op woensdag 22 januari 2020 Behandeld op donderdag 23 januari 2020 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden N.T. Bakker en Ernsting inzake de Agenda Autoluw (bewonersavonden voor Kattenburg, de Zeeheldenbuurt en de Nassaukade) Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Autoluw ‘Amsterdam maakt ruimte’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 31). Overwegende dat: — Als gevolg van maatregel 17 Fietsroute Haarlemmer Houttuinen nog autoluwer het doorgaand verkeer gebruik zal moeten maken van de centrumring 8100 (Van Diemenstraat, Houtmankade) en het verkeer hierdoor met een geschatte 40% zal toenemen; — Bewoners hebben aangegeven niet (naar tevredenheid) betrokken te zijn geweest bij de gesprekken over de agenda autoluw; — Ermeer plekken zijn waar een zogenaamd waterbedeffect optreedt als gevolg van de autoluw maatregelen zoals de Nassaukade en Kattenburg: — Het begrijpelijk is dat bewoners zich zorgen maken over de luchtkwaliteit en de verwachting dat het verkeer zal toenemen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Bewonersavonden te organiseren met de bewoners van Kattenburg, de Zeeheldenbuurt en de Nassaukade; 2. In overleg met bewoners en verkeerskundigen een samenhangend plan op te stellen om waar mogelijk de verkeerstoename te laten afnemen en het waterbedeffect te dempen, en waar dat niet mogelijk is te kijken naar aanvullende maatregelen om negatieve effecten te verminderen; 3. Dit plan op te stellen vóórdat de Nota van uitgangspunten wordt vastgesteld; 4. De effecten van de maatregelen te zijner tijd te evalueren en te rapporteren aan de gemeenteraad. De leden van de gemeenteraad N.T. Bakker Z.D. Ernsting 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 546 Datum indiening 10 augustus 2017 Datum akkoord 13 mei 2019 Publicatiedatum 14 mei 2019 Onderwerp Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het voormalig lid Alberts inzake het festivalterrein N1. Aan het college van burgemeester en wethouders Toelichting door vragenstelster: Onlangs verscheen het document Locatieprofielen, als onderdeel van het toekomstige evenementenbeleid. Daarin wordt beschreven welke terreinen bekeken zijn en of die terreinen geschikt zijn voor evenementen en voor welk type evenement. Eén van de onderzochte locaties is kavel N1 aan de Wethouder van Essenweg in Sloterdijk III. Gezien het vorenstaande heeft het voormalig lid Alberts, namens de fractie van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid Van Lammeren van 9 augustus 2017 (nr. 545) — aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Onder het kopje “Minimale maatregelen ter bescherming van flora en fauna” is de opmerking te lezen: “Er moet rekening gehouden worden met broedvogels en vleermuizen; voor het broedseizoen moeten de risicobiotopen worden verwijderd.” Staat hier nu dat de flora en fauna moet wijken voor de evenementen die daar zouden kunnen komen? Zo nee, kan het college toelichten wat er dan wel met deze opmerking bedoeld wordt? 2. Onder het kopje “Bijzonderheden” staat het volgende: (Gezien bijgaande kaart is) de impact van de windmolens op het beschikbare gedeelte groot. Dit moet nog nader onderzocht worden, onder meer in gesprek met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Hierbij komen ook andere veiligheidsrisico’s (hoge druk-kerosine en gasleiding) aan de orde, waarvoor oplossingen moeten worden gevonden. Bij de windmolens zou het bv. het stilzetten tijdens een evenement en een extra borging kunnen zijn.” a. Welke problemen zouden zich allemaal kunnen voordoen in de omgeving van deze windmolens, stilgezet of niet? Wanneer is het duidelijk wat uit het gesprek met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied is gekomen? 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Neng jn Gemeenteblad R Datum 13 mei 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 10 augustus 2017 b. “Ook zullen andere veiligheidsrisico’s (hogedruk kerosine en gasleiding) aan de orde komen.” In hoeverre acht het college de gemeenteraad in staat om op deze summiere verwijzing naar de veiligheidsrisico’s groen licht te geven? c. Het groepsrisico is in dit gebied (Oiltanking Amsterdam plus de eerder genoemde leidingen) is groot, maar dat geldt voor zich in de buurt bevindende (kwetsbare) objecten. In hoeverre vindt het college dat een evenement waar meer dan 30.000 mensen naartoe komen een kwetsbaar “object”? Graag een uitgebreide toelichting. Toelichting door vragenstelster: De exacte ligging van de buisleidingen is geheim of in ieder geval bekend in zeer Heine kring. De leidingen zijn echter van zeer strategisch belang en worden om die reden via helikoptervluchten ‘bewaakt’. De verwachting zal niet zijn dat deze leidingen verplaatst zullen worden. Voor de inrichting van het evenemententerrein zal de organisator op de hoogte gebracht moeten worden van de ligging van de leidingen. Dat zal de geheimhouding van de leidingen niet ten goede komen. 3. Hoe is het college van plan dit aan te pakken? Zal dit een reden kunnen zijn om hier geen evenementen te organiseren? 4. Mocht zich onverhoopt op of in de nabije omgeving van dit terrein een grote brand of andere ramp voltrekken, kunnen de hulpdiensten dit terrein dan ongehinderd naderen? En hoe maken 30.000 festivalgangers zich dan uit de voeten? Toelichting door vragenstelster: Het beoogde evenemententerrein wordt geschikt geacht voor de hoogste geluidsbelasting (bijv. dance) van 95 — 100 dB(A) en 110 — 115 dB(C) binnen een area voor circa 40.000 personen. Dance is de kick van de trillingen. Uit het locatieprofiel wordt niet duidelijk of er bij het beoordelen van de veiligheidsrisico's eveneens wordt nagegaan in hoeverre de trillingen van de bassen met daarbij opgeteld het in hetzelfde ritme dansen van 40.000 mensen via uitbreidende golven in de grond de nabije ondergrondse hogedruk gas- en kerosinebuisleidingen los kunnen trillen. 5. Gaat het college aandringen op een dergelijk onderzoek”? Toelichting door vragenstelster: Voor het wijzigen van het bestemmingsplan voor een maximale duur van 10 jaar wordt gebruik gemaakt van lid 11 van de zogeheten Kruimellijst (het tijdelijk afwijken van een bestemmingsplan), oorspronkelijk opgesteld voor bijgebouwen, dakkapellen, nutsvoorzieningen en antenne installaties, maar met lid 11 uitgebreid. Zie ook artikel “De toets der kruimels, geen brokken maken!” uit het Tijdschrift voor Bouwrecht 42016.! 6. Is het college bekend met dit artikel? Is het college van plan om datgene wat in het artikel beschreven staat en waar vraag 2 gedetailleerd over gaat te betrekken bij uw beoordeling over de geschiktheid van kavel N1 voor (grootschalige) evenementen? Graag een toelichting. ! http://www.gijsheutinkadvoeaten.nl/images/publicaties/TBR 2016-3.pdf 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer ee 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 10 augustus 2017 Toelichting door vragenstelster: Als de ontheffing volgens lid 11 van de Kruimellijst eenmaal is aangevraagd geldt de “lex silentio positivo”. Dat wil zeggen: als er binnen een bepaalde tijd geen besluit is genomen, is de vergunning een feit. Inmiddels ís duidelijk geworden dat er een vergunningaanvraag voor een evenement is ingediend. 7. Hoe gaat het college dit aanpakken als al het in voorafgaande vragen gestelde nog niet is onderzocht/beantwoord? Ziet het college voldoende redenen om deze, maar ook andere vergunningverleningen te weigeren? Graag een toelichting. Antwoord vragen 1 t/m 7: Geacht voormalig raadslid Alberts, In augustus 2017 is door u een aantal schriftelijke vragen gesteld inzake het festivalterrein N1. Allereerst onze welgemeende excuses voor deze late beantwoording hierop. De vragen zijn te lang blijven liggen, wat wij zeer betreuren. Het exploiteren van het N1-terrein als evenementenlocatie was een pilot, die nu is afgerond. De pilot had een looptijd van twee jaar, en diende om vast te stellen of het nuttig en haalbaar zou zijn om het terrein in het Westelijk Havengebied te ontwikkelen, zodat er voor een periode van 10 jaar evenementen zouden kunnen worden georganiseerd met een hoge geluidsbelasting. Ook zou het onderzoek dat tijdens de pilotperiode werd uitgevoerd de risico's in beeld brengen, en vaststellen welke maatregelen nodig zijn om op die plek duurzaam evenementen te organiseren. Veel vragen die over dit project zijn gesteld, zouden beantwoord worden in het onderzoek dat in de pilotperiode zou worden ingesteld. In het collegebesluit van 6 februari 2019 is het pilotonderzoek besproken, en is naar aanleiding van de adviezen van de betrokken partijen besloten dat op het N1-terrein geen investeringen worden gedaan om het te ontwikkelen tot een nieuwe evenementenlocatie voor de komende jaren. De belangrijkste reden om van deze investering af te zien is dat het terrein als gevolg van de snelle stedelijke ontwikkeling van de afgelopen jaren veel eerder dan voorzien nodig zal zijn. De verwachting is nu dat op het terrein nog maar 1 of 2 jaar evenementen kunnen plaatsvinden. Gezien dit besluit zijn de antwoorden op de gestelde schriftelijke vragen niet meer van relevante toegevoegde waarde. We betreuren het dat de vragen zo lang zijn blijven liggen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Peter Teesink, secretaris Femke Halsema, burgemeester 2 https://partyflock.nl/party/341646:Dockyard-Daytime-Festival 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Raadsnotulen Jaar 2019 Afdeling 2 Vergaderdatum 13 februari 2019 Publicatiedatum 6 maart 2019 Avondzitting op woensdag 13 februari 2019 Voorzitter: mevrouw F. Halsema, burgemeester Plaatsvervangend voorzitter: het raadslid de heer Torn Raadsgriffier: mevrouw mr. M. Pe Verslaglegging: mevrouw Van de Belt De VOORZITTER heropent de vergadering om 19.42 uur. 21 Vaststellen van de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie 2019-2022 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 104) De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom. De heer BLOM: De afgelopen jaren heb ik ontzettend veel gesprekken gevoerd met Amsterdammers over dit onderwerp: discriminatie. Vooral terechte gevoelens van frustratie, boosheid en vervreemding domineren als je praat met mensen die discriminatie hebben ervaren. Als wij een discriminatievrije samenleving nastreven, moet de overheid daarin duidelijk de norm stellen. Die normstelling en een duidelijke handhaving schieten in Nederland tekort waardoor onder andere mensen met een biculturele achtergrond, zich niet erkend zien in hun ervaring. Dit heeft gevolgen voor de mate waarin zij zich Nederlander kunnen voelen. Hiernaar hebben wij geluisterd. We gaan er nu echt heel actief naar handelen. Waar hebben we nu eigenlijk de politieke macht voor? De politieke macht dient om ons sociaal systeem te hervormen. Er is nog steeds sprake van ongelijkheid. Discriminatie en andere zaken die in strijd zijn met onze rechten. Dit maakt een gelijk speelveld nog niet mogelijk. Ongelijkheid door polarisatie, discriminatie en racisme hebben mij persoonlijk jaren geleden gemotiveerd actief te worden in de politiek. Ik was me vroeg bewust van de systematische ongelijkheden die je om je heen ziet. Opgroeiend in de Bijlmer, een van de mooiste wijken van Nederland en wat mij betreft het best bewaarde geheim van Nederland. Maar tegelijkertijd ook een van de armste wijken. Een plek waar ongelijkheden uit onze samenleving nadrukkelijk zijn geconcentreerd. Daarnaast is het een open stadsdeel dat behoort tot het belangrijkste economisch gebied van Nederland. Een stadsdeel dat dagelijks werkgelegenheid biedt aan tienduizenden forenzen, maar niet aan de inwoners zelf. Onderzoek heeft meermaals aangetoond dat een groot deel van de werkloosheid onder andere te wijten is aan arbeidsdiscriminatie. Deze ongelijkheid heeft gevolgen voor de samenleving en de samenhang tussen groepen mensen. Onze samenleving loopt enorm veel potentieel mis. Echte vrijheid betekent gevrijwaard zijn van uitsluiting, armoede, ongelijkheid en vooroordelen. En met deze set maatregelen, waarbij de gemeente nadrukkelijk kijkt naar de eigen organisatie, zetten we een onmisbare stap in de goede richting. Aan de voorkant een inclusieve manier van 4 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen mensen werven voor de instroom. Wat met name echt telt, is die echte, inclusieve werkomgeving. Een omgeving die een inclusieve norm stelt. Dat is noodzakelijk voor een behoorlijk goede overheid. Dit voorstel is dus een stap in de goede richting, een begin van een mentaliteitsverandering. Discriminatie is geen gevoel, maar een ervaring. Een ervaring die leidt tot onrust, onvrede en vervreemding en het is in het belang van onze stad dat ongelijkheden door racisme en discriminatie worden teruggedrongen. Dat is een kwestie van sociale rechtvaardigheid, maar zeker niet op de laatste plaats een kwestie van maatschappelijke cohesie. Ik ben er ontzettend trots op dat we met een robuust pakket aan maatregelen het verschil gaan maken. Gaan we deze problematiek volledig uitbannen? Zeker niet. Helaas niet. Maar ik weet zeker dat hierdoor zoveel Amsterdammers, zoveel jongeren zich erkend gaan voelen in hun ervaring en gekend gaan zien in hun Nederlanderschap en vooral in hun Amsterdammerschap. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kreuger. De heer KREUGER: Het aanpakken van arbeidsdiscriminatie lijkt ons een goed idee, maar niet per se op deze manier. Als ik even kijk naar de flap die erbij zat, dan zie ik een aantal dingen staan. Daar staat onder andere op VOG-eis om jongeren met een strafblad kansen te bieden. Dat moet blijkbaar iets versoepeld worden. Ik zie staan naming and shaming. Dat zijn dingen die wij eigenlijk niet zo'n goed idee vinden. Als er sprake is van discriminatie op de arbeidsmarkt dan moet daar gewoon een rechter aan te pas komen. Het is heel onverstandig dat een ambtenaar of wij gaan bepalen wanneer iets discriminatie is of niet. Dus wij zouden willen zeggen, melden als het gebeurt, aangifte doen en vervolgens een rechter daarop laten handhaven. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kilig. Mevrouw KILIG: De fractie van DENK is zeer tevreden met dit plan om arbeidsdiscriminatie tegen te gaan. DENK is bij uitstek de partij die staat voor een eerlijke en rechtvaardige samenleving en strijdt tegen elke vorm van uitsluiting. ledereen moet gelijkwaardig kunnen meedoen in de samenleving. Het helpt niet als bedrijven, uitzendbureaus en zelfs overheden zich schuldig maken aan arbeidsmarktdiscriminatie. Drie van onze moties zijn verwerkt in het plan met steun van mijn gewaardeerde collega's natuurlijk. In deze moties wordt het college verzocht om 1) de gemeente het goede voorbeeld te laten geven; 2) de gemeente diverser te maken in het midden- en hoge segment en 3) de stagemakelaar eventueel stadsbreed uit te rollen. We zijn dus zeer tevreden met dit plan, maar we willen toch kijken hoe het wellicht beter kan. Voor die bijsturing willen we twee moties indienen. De eerste heeft betrekking op het voornemen om te werken met naming en shaming. In de brief staat dat het college naming en shaming niet uit de weg gaat. Dat is mooi. Het is namelijk bekend dat DENK een voorstander is van naming en shaming. Het is echter voor mij niet duidelijk wat er nu met deze mogelijke maatregel gaat gebeuren. Uit de bespreking in de commissie kwam naar voeren dat er nog haken en ogen zitten aan het voornemen om te starten met naming en shaming. Deze obstakels zullen nog verder worden uitgezocht, maar is het niet beter om naming en shaming te peilen in de praktijk? Er wordt inmers al gestart met een pilot voor het inzetten van mystery quests. Indien uit deze pilot blijkt dat een bedrijf zich stelselmatig schuldig maakt aan discriminatie, zou dat dan niet de mogelijkheid bieden om uit te 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen zoeken of naming en shaming een effectief middel is om arbeidsmarktdiscriminatie te bestrijden? (De heer KREUGER: U bent tegenstander van arbeidsmarktdiscriminatie. Dat ben ik uiteraard ook. Bent u een voorstander van positieve discriminatie of vindt u dat er elementen van positieve discriminatie in dit plan zitten?) Positieve discriminatie in de zin van …”? (De heer KREUGER: In de zin dat hier wordt gezegd: inclusief werven en selecteren en maatregelen gericht op biculturele medewerkers in hogere schalen. Daarin zit een soort van ondertoon dat het op een andere manier niet kan. Dat die mensen een steuntje in de rug nodig hebben. Hoe denkt u daarover?) Ik hoef u denk ik niet te vertellen dat het moeilijk is om in het hogere segment binnen te komen. Ik weet namelijk uit ervaring — ook al wordt dat niet altijd direct genoemd — dat ik op basis van mijn uiterlijk niet verder kom. Dat kan ik zeggen op basis van de elementen die in mijn cv staan genoemd die als afwijzing worden genoemd. Dit is niet een manier van positief discrimineren. Dit is gewoon gelijke kansen bieden. (De heer KREUGER: Oké, maar daarmee impliceert u dus dat die gelijke kansen er op dit moment niet zijn?) Aangezien we deze maatregelen moeten nemen en aangezien we hebben geconstateerd dat er wordt gediscrimineerd op de arbeidsmarkt, schijnen we deze maatregelen te moeten invoeren om dat gelijk te trekken. Kan ik mijn betoog hervatten? Er wordt immers al gestart met het inzetten van een pilot voor een mystery guest. Indien uit deze pilot blijkt dat een bedrijf zich stelselmatig schuldig maakt aan discriminatie, zou dat dan niet de mogelijkheid bieden om uit te zoeken of naming en shaming een effectief middel is om arbeidsmarktdiscriminatie te bestrijden? In de brief staat echter verder niets over het toepassen van naming en shaming. Wat denk betreft kunnen we alvast een begin maken om praktijkervaring op te doen met naming en shaming. Daarvoor dienen we een motie in om het college op te roepen om een pilot naming en shaming te starten en de uitkomsten hiervan te rapporteren aan de raad. De tweede motie heeft betrekking op de stagemakelaar in het kader van het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid. Eerder werd motie 931 unaniem aangenomen door de raad waarin het college werd verzocht te onderzoeken wat de succesfactoren zijn van de stagemakelaar en deze eventueel stadsbreed uit te rollen. (De heer KREUGER: Wanneer vindt u dat er mag worden genamed en geshamed?) Op het moment dat kan worden vastgesteld dat een bedrijf discrimineert. (De heer KREUGER: Oké. En moet er dan ook een veroordeling zijn?) Uiteraard ga ik niet op de stoel van de rechter zitten, maar soms blijkt uit de praktijk dat er wel bepaalde kenmerken zijn van discriminatie. Als die kunnen worden vastgesteld, nadat de weg van de rechter ook is bewandeld natuurlijk, dan ja. (De heer KREUGER: Oké, dus als er geen veroordeling is, dan wordt er niet genamed en geshamed?) Laat ik het zo stellen. We hebben natuurlijk als overheid een verantwoordelijkheid en we willen als gemeente Amsterdam een voorbeeldfunctie hebben. Dat moeten we ook in de praktijk uitvoeren en dat betekent dat we niet alleen zelf als werkgever niet moeten discrimineren, maar dat willen we ook van de bedrijven met wie we samenwerken. Ook daar moeten we voorkomen dat er wordt gediscrimineerd. Dus op het moment dat een 3 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen bedrijf discrimineert en we merken dat, we weten dat, dat is vastgesteld, dan ja, dan kunnen we kijken naar naming en shaming. (De heer KREUGER: Maar dan zou u dus eigenlijk ook willen dat naming en shaming gewoon onderdeel wordt van het strafrecht. lemand wordt dus al veroordeeld voor het feit dat hij dat doet en dan gaan wij daar nog eens een schepje bovenop doen zonder dat de wet, de rechter dat heeft bepaald. Hoe kijkt u daar nu naar?) U noemde net eerst dat de rechter het heeft bepaald en vervolgens dat de rechter het niet heeft bepaald? Dan heb ik uw vraag niet helemaal begrepen. (De heer CEDER: Met de mystery quest ben ik het eens, maar naming en shaming zie ik nog niet helemaal voor mij. Bent u van mening dat naming en shaming both ways opgaat? Ik geef een voorbeeld. Wat als Joris en Rachid hetzelfde cv invullen en stelselmatig blijkt dat Joris wordt bevoordeeld, dan neem ik aan dat dat een punt is waarop je dan zegt dat er wordt gediscrimineerd. Maar wat als blijkt dat Rachid stelselmatig wordt bevoordeeld? Vindt u dan ook dat Joris gediscrimineerd zou zijn? Dat is volgens mij wat de heer Kreuger ook aangaf. Maar ik probeer bij naming en shaming toch wel een beeld te krijgen hoe we dat als gemeente op een integere wijze kunnen doen. Kunt u daarover iets zeggen? Ik probeer het even te plaatsen. Het discrimineren van niet-zijnde Rachid, hoe zou dat nu moeten worden gemeten? Dat is natuurlijk niet iets wat standaard voorkomt. We weten natuurlijk dat je wat moeilijker op de arbeidsmarkt wordt geaccepteerd als je een bepaalde naam hebt. Dat zijn nu eenmaal feiten en daarvoor zijn deze regels. (De heer GEDER: Dat snap ik. Ik ben het in grote lijnen ook met u eens, maar het enige waarmee ik moeite heb, is de praktijk. Wat als op een gegeven moment zou blijken dat blanke jongens of jongens met een blanke naam uiteindelijk gediscrimineerd worden? Vindt u dan ook dat partijen die dat doen genamed en geshamed zouden moeten worden?) Als in de praktijk blijkt dat witte jongens stelselmatig worden gediscrimineerd: ja. DENK is benieuwd of de stagemakelaar niet een tweede rol kan vervullen om de aangifte- en meldingsbereidheid bij studenten en scholieren te vergroten. De kans is namelijk zeer groot dat de stagemakelaar in contact zal komen met stagezoekende leerlingen die stagediscriminatie hebben ervaren. Wat doet de stagemakelaar in dat geval? Het lijkt de fractie van DENK in dat kader bijzonder nuttig dat de stagemakelaar in eerste instantie weet hoe stagediscriminatie te herkennen en waar studenten die discriminatie ervaren, terechtkunnen. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat de naamsbekendheid van antidiscriminatiebureaus niet heel erg hoog is. Met deze motie proberen wij die twee zaken bij elkaar te brengen met als doel het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid. Ook is het een interessante casus om te onderzoeken in hoeverre frontlijnwerkers als de stagemakelaar een rol kunnen spelen in het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid bij discriminatie. Wellicht dat dit in de toekomst aanknopingspunten kan bieden voor de aanpak van arbeidsdiscriminatie. We zijn benieuwd naar de reactie van de wethouder. (De heer KREUGER: Vindt DENK dat die controles op discriminatie alleen moeten gebeuren bij bedrijven of organisaties waar blanke mannen de baas zijn? Ja of nee?) Hypothetisch, theoretisch, blank, nee, wit. Wat probeert u nu eigenlijk duidelijk te maken? 4 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen (De heer KREUGER: Een tijdje geleden zat ik in een commissie en daarin is gezegd door een van de leden uit uw fractie dat racisme alleen wordt gepleegd door witte mannen. Als dat het standpunt is, dan hoef je dus vanuit het perspectief van DENK niet heel erg ver te kijken waar dat moet gebeuren. Dan kan je dus gewoon de Chinees en de Halalboer met rust laten. Alleen maar plekken waar witte mannen de baas zijn, dus. Ja of nee?) Racisme is racisme, zou ik zeggen. Hier laat ik het bij. De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen: 55° Motie van het lid Kilig inzake het starten met een pilot voor naming and shaming (Gemeenteblad afd. 1, nr. 161) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - de mogelijkheden te verkennen om alvast te starten met een pilot naming and shaming en de uitkomsten hiervan te rapporteren aan de raad. 56° Motie van de leden Kilig en Ceder inzake het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid in samenwerking met de stagemakelaar (Gemeenteblad afd. 1, nr. 162) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - te onderzoeken hoe de stagemakelaar kan helpen om de aangifte- en meldingsbereidheid van discriminatie te vergroten en in dat kader opgeleid kan worden in: a) het herkennen van ervaringen met (stage)discriminatie bij scholieren en studenten; b) hoe te handelen bij meldingen van (stage)discriminatie bij de daarvoor aangestelde instanties zoals de S-BB en het MDRA; -__en vervolgens hierover te rapporteren aan de raad. De moties maken deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege. De heer VROEGE: Ik heb in de commissie namens mijn fractie de wethouder al uitgebreid gecomplimenteerd over de kwaliteit van deze voordracht. Heel fijn dat juist een zo belangrijk onderwerp zo veel aandacht heeft gekregen van het college en dat er zo’n goed voorstel ligt. Ik had wellicht wat zorgen over het gedeelte naming en shaming en daarover hebben we uitgebreid gesproken. De wethouder heeft gezegd dat hij niet op de stoel van de rechter gaat zitten en dat hij uitgebreid het bedrijfsleven, de ondernemers, gaat betrekken bij de aanpak van deze problematiek. Daarin steunen wij hem van harte. De voordracht gaat vooral over discriminatie van mensen met een andere achtergrond, geslacht of leeftijd, maar wat D66 betreft ontbreekt daar nog wat aan. Daarom heb ik een motie om ook nadrukkelijk mensen met een beperking, mensen met een chronische ziekte of mensen met HIV te betrekken in de aanpak van deze arbeidsdiscriminatie. Ook 5 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen zij worden gediscrimineerd en het zou goed zijn als het college dat punt ook meeneemt in de aanpak van dit beleid. De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen: 57° Motie van het lid Vroege inzake de bestrijding van arbeidsdiscriminatie mensen met een beperking en chronische ziekten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 163) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - de aanpak arbeidsdiscriminatie ten aanzien van mensen met een beperking en chronische ziekte (waaronder HIV) expliciet als onderdeel van beleid op te nemen. De motie maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons. Het is goed om u te melden dat u nog 1 minuut spreektijd heeft. Mevrouw SIMONS: Ik zal het daarom heel erg kort houden. Ik sluit me aan bij de bijdrage van mevrouw Kilig en ik wil graag een aantal moties indienen. De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen: 58° Motie van het lid Simons inzake arbeidsdiscriminatie van (biculturele) trans“mensen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 164) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -__trans*mensen waaronder trans*mensen van kleur mee te nemen in de pilot van ‘mystery guests’ en deze breder te trekken dan het ROG: - in kaart te brengen in welke mate en op welke wijze zij stage- dan wel arbeidsdiscriminatie ervaren en de cijfers te rapporteren aan de raad en tot onderdeel van algeheel antidiscriminatiebeleid te maken. 59° Motie van het lid Simons inzake discriminatie op basis van leeftijd (Gemeenteblad afd. 1, nr. 165) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -__om bij de uitwerking en uitvoering van de aanpak arbeidsdiscriminatie 2019- 2022 in het bijzonder aandacht te hebben voor discriminatie op basis van leeftijd. 60° Motie van het lid Simons inzake arbeidsdiscriminatie van (biculturele) trans“mensen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 166) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 6 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen -__ genderdiversiteit waaronder ook expliciet van biculturele mensen en mensen van kleur als onderdeel van de aanpak arbeidsdiscriminatie expliciet in het antidiscriminatiebeleid op te nemen. 61° Motie van het lid Simons inzake sekswerk in het arbeidsdiscriminatiebeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 167) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - __ sekswerk op te nemen in het arbeidsdiscriminatiebeleid en hiermee stigma, discriminatie en geweld richting sekswerkers tegen te gaan. De moties maken deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder. De heer CEDER: Ik geloof oprecht dat discriminatie het gif is van de samenleving, een sluimerend gif dat langzaam maar zeker onderscheid maakt, mensen uit elkaar speelt en het zorgt ervoor dat mensen niet op basis van hun kwaliteit of wie ze zijn, maar op basis van waar ze vandaan komen of een ander kenmerk worden geselecteerd. Dat vind ik niet goed. Daarom mijn complimenten aan de wethouder voor zijn uitvoerige brief en zijn inzet en passie om dit probleem aan te pakken. Mijn oprechte complimenten. Ik kijk graag uit naar de uitwerking. Ik wil wel even stil staan bij de mystery guest en naming en shaming. Zoals u daarnet ook wel heeft kunnen merken, heb ik daarmee wel wat moeite. Ik ben bang dat naming en shaming zal omslaan in een situatie die wij niet willen. Ik zal u een voorbeeld geven. De meest ervaren vorm van discriminatie in dit land — ten minste, wat onderzocht is — is discriminatie op basis van leeftijd. Dat is niet etnische achtergrond. Dat is niet op basis van een beperking of HIV, maar leeftijd. Ik vind het eigenlijk wel moeilijk om te geloven dat naming en shaming de oude witte man zal beschermen. Ik zeg niet dat die extra bescherming nodig heeft, maar op basis van de discriminatiegrond leeftijd is dat wel zo. Waar ik nu heen wil, is dat we discriminatie intersectioneel moeten bekijken. Dat betekent wel dat ik vragen daarover aan de wethouder heb. Wie beoogt u te beschermen met het namen en shamen? Zijn dat de meest kwetsbaren? Zo ja, dan lees ik uit mijn gegevens dat dat vooral de ouderen zijn, terwijl ik ook wel weet dat er een discussie leeft onder oude (witte) mannen die vaak op functies zouden zitten waartoe anderen misschien ook recht en toegang zouden moeten hebben. Dus ik steun dit beleid, maar ik vraag me wel af hoe de wethouder dit ziet omdat we misschien in een situatie komen van de schuld geven en van discriminatie betichten terwijl we daarmee groepen vergeten en daardoor zelf ook deelnemen aan het gif waarvan we geen onderdeel willen zijn. (De heer BLOM: Ik begrijp het laatste deel van uw bijdrage niet. In de brief wordt heel duidelijk aangegeven dat wij als gemeente willen ingaan op formele zaken die officieel als discriminatie bekend staan door bijvoorbeeld het College van de Rechten van de Mens of bijvoorbeeld door de rechter. U wekt nu de indruk alsof wij hier zelf gaan bepalen wanneer iets discriminatie iets en dat u aangeeft dat wij dan het gif gaan vormen. Bent u het met mij eens dat het gewoon ontzettend duidelijk is in de brief dat wij afgaan op formele uitspraken?) 7 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen U heeft helemaal gelijk. Ik heb alleen in uw bijdrage gehoord en volgens mij ook in die van DENK dat etnische discriminatie de belangrijkste overweging was. Dat was ook datgene wat u tot de politiek heeft gebracht. Dat ondersteun ik ook. Ik denk dat wij daarover hetzelfde denken. Wat ik echter probeer aan te geven, is dat wij in een situatie kunnen komen waarin we een bepaalde groep aankaarten — dat kan degene zijn met een etnische afkomst, er zijn moties ingediend voor mensen met een beperking of HIV — maar daarmee uitsluiten, onbedoeld overigens omdat wij een andere groep daarin niet meenemen. En als we gaan namen en shamen kunnen we tot de lastige situatie komen dat je een jonge man hebt met een etnische achtergrond en een oudere vrouw. Het weigeren van die etnische jongen zou als discriminatie kunnen worden gezien, terwijl leeftijd eigenlijk de meest voorkomende vorm van discriminatie in ons land is. Ik hoop dat u probeert te begrijpen dat ik wil meegeven dat naming en shaming wat ingewikkeld is. Ik zou van de wethouder willen horen of hij daaraan iets meer textuur kan geven. Dat heb ik weinig gezien in de brief. Ik hoop hiermee uw zorgen weg te nemen. Ik denk dat wij op één lijn staan. Het enige wat ik aangeef, is dat we moeten voorkomen dat we kwetsbaren uitkiezen, maar dat wij het probleem integraal bekijken. (De heer BLOM: Ik wil hier eigenlijk niet al te veel woorden aan vuil maken, maar ik vind het heel erg dat u op zoek bent naar dingen die er niet zijn. We hebben het hier over discriminatie. Discriminatie is discriminatie en het klopt dat ik in mijn bijdrage een bepaald perspectief heb uitgelicht. Maar we hebben het hier gewoon over discriminatie in zijn algemeenheid. Een paar maanden geleden bleek bijvoorbeeld aan de Vrije Universiteit dat daar sprake was van leeftijdsdiscriminatie. Dat is gewoon echt discriminatie. Als daar sprake van is, dan kunnen we namen en shamen. Het is niet zo dat dit college er een specifieke groep gaat uitlichten en daaraan bijzondere aandacht gaat geven. Waarom brengt u dit op deze manier? Ik verbaas me daar heel erg over.) Op het moment dat je twee groepen laat solliciteren waarbij dit beleid beide partijen beoogt te beschermen en waarbij er dan een stelselmatig wordt voorgetrokken, welke partij is dan volgens u gediscrimineerd? (De heer BLOM: Ik ga dat niet doen. Ik ben geen rechter en ik ben ook geen lid van het College voor de Rechten van de Mens. Ik denk dat we daarvoor goede autoriteiten hebben. Laten wij hen in positie houden. Ik bestrijd gewoon de wijze waarop u deze discussie aangaat en de indruk wekt alsof de gemeente er een specifieke groep uit gaat lichten en extra gaat beschermen. Wij beschermen iedereen die te maken heeft met discriminatie en vooral als dat wordt vastgesteld door een autoriteit. Dat is waarover het gaat. Bent u dat met mij eens?) Ik ben het er helemaal mee eens. Maar het feit dat u die vraag ingewikkeld vond om te beantwoorden juist als het gaat om mensen met een etnische achtergrond, mensen met een beperking of mensen die te maken hebben met leeftijdsdiscriminatie. Als je die allemaal laat solliciteren en eentje wordt er gekozen ten opzichte van de ander, dan kom je in een ingewikkelde situatie vooral als je daar bedrijven op gaan afrekenen. Het is ingewikkelder, dat namen en shamen, dan naar buiten brengen van mensen die iets fout zouden doen. Ik zou liever kiezen voor belonen, voor prijzen. Daar gaat de heer Mbarki straks iets over aangeven. Ik probeer u iets mee te geven. Ik hoor straks graag van de wethouder wat voor textuur hij daaraan wil geven en misschien kunt u dan ook begrijpen welke gevoeligheid en nuance ik daarin zie. 8 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen (De heer VROEGE: Volgens mij is het juist collega Ceder die het ingewikkeld maakt. Als een bedrijf kan kiezen tussen een jonge Marokkaanse Amsterdammer en een oude Surinaamse vrouw, dan is er natuurlijk geen sprake van discriminatie. Dan heb je twee doelgroepen die allebei een achterstand tot de arbeidsmarkt hebben. Een wordt er gekozen en daarvoor moeten we juist die ondernemer prijzen in plaats van hem erop afrekenen dat hij de verkeerde heeft genomen. Mijn vraag is de volgende. Collega Ceder beweert dat leeftijdsdiscriminatie in Nederland en ook in Amsterdam het grootste probleem is. Heeft hij cijfers die dat staven? Ik kom het niet tegen in het verder voortreffelijke werk van de wethouder.) Ja, ik heb landelijke cijfers genomen. Daarin staat dat het al een tijd zo is dat leeftijdsdiscriminatie bij het zoeken naar werk het vaakst wordt ervaren. Ik kan de cijfers met u wisselen, maar volgens mij is dit algemene informatie. Dat de situatie in specifiek Amsterdam misschien anders is, dan kan misschien zo zijn, maar dat neemt niet weg dat mijn argument nog staat. En of het nu de tweede of zelfs de derde vorm zou zijn, dat doet niets af aan het feit dat wij als gemeente deze groep dienen te beschermen net zoals de mensen die u met uw motie probeert te beschermen. Die staan ook niet op de eerste plaats. (De heer VROEGE: Gelukkig nuanceert collega Ceder nu zijn bijdrage. Amsterdam is natuurlijk veel diverser dan menige andere gemeente in Nederland, dus dat in Amsterdam de problematiek veel diverser is ten opzichte van Appelscha, dat lijkt mij dan weer logisch. Ik ben het met u eens: alle vormen zijn even erg. Laten we er allemaal voor zorgen dat ze worden opgelost in plaats van nu een soort wedstrijdje doen welke groep het ergst te lijden heeft.) Ik ben het helemaal met u eens en dat is ook precies mijn punt als het gaat om het namen en shamen. Ik hoor daarover graag meer van de wethouder. Mijn insteek is vooral: laten we kijken naar het belonen van de gemeente of van partijen waarmee we samenwerken. Partijen die het goed doen, juist op basis van de normen die wij proberen te stellen. Ik heb één motie en die heeft te maken met leeftijdsdiscriminatie om die een duidelijke en integrale rol te geven als het gaat om het mysterybeleid. Juist om dat te waarborgen en misschien ook om dezelfde reden zoals we van de heer Vroege en de heer Simons hebben gehoord. 62° Motie van de leden Ceder en Bloemberg-lssa inzake de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie duidelijke rol in ‘mystery guest’-beleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 168) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -__ discriminatie op basis van leeftijd, ongeacht afkomst, integraal een duidelijke rol te geven in het mystery questbeleid. De motie maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki. g Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen De heer MBARKI: De meeste mensen beginnen vol goede moed aan een sollicitatieproces op zoek naar een baan die bij ze past. Waar ze kunnen groeien en waar ze met plezier naartoe kunnen gaan. Heel veel van die mensen hebben gelukkig ook heel snel succes. Anderen krijgen keer op keer te maken met een afwijzing omdat er bewust of onbewust geen ruimte wordt gemaakt voor mensen zoals zij. Zij die in een rolstoel zitten. Zij die een migratieachtergrond hebben. Of zij die een stukje ouder zijn dan de rest. Arbeidsdiscriminatie zorgt daardoor voor verspilling van talent en zorgt ervoor dat mensen zich niet thuis voelen in onze stad en in onze samenleving. Overigens kost het ons ook bakken met geld en eigenwaarde. We zijn als fractie van de PvdA dan ook heel blij om te zien dat de wethouder een aantal punten presenteert waaruit heel veel ambitie spreekt. Niet alleen ambitie, maar volgens mij ook een intentie om arbeidsdiscriminatie in onze stad niet te tolereren en er alles aan te doen om dat te stoppen. Ik ben daarom ook heel blij met de norm die wordt gesteld en door te zeggen we gaan namen en shamen. Volgens mij is dat ook iets wat we niet uit de weg moeten willen gaan. Dat is namelijk iets wat al jaren speelt. Ik geloof er ook in dat je naast het juridische proces op enig moment vonnissen gewoon zichtbaar zou moeten maken als een rechter die heeft uitgesproken. Dat is iets waarvoor we ons niet hoeven te schamen maar wat wel een bepaald effect zou kunnen hebben. Maar alleen vind ik dat niet genoeg. Ik denk namelijk dat straffen belangrijk is, maar het kan beter. Ik denk namelijk dat je naast het straffen ook goed zichtbaar zou moeten maken hoeveel organisaties het juist heel erg goed doen. Organisaties die heel bewust bezig zijn met inclusie en met diversiteit. Laten we niet vergeten dat werkgevers misschien wel onze belangrijkste partners zijn als het gaat om discriminatie tegengaan op de werkvloer. Gelukkig zijn die organisaties er ook. Organisaties die een voortrekkersrol nemen. Dat zijn hele grote bedrijven, maar ook bedrijven in het MKB. Organisaties die hun nek uitsteken om divers te werven en vervolgens ook laten zien dat diversiteit en inclusie werkt. Die vervolgens nadenken over hoe je mensen binnenhoudt, bijvoorbeeld door ruimte in te richten om te kunnen kolven, of om je even terug te trekken en te kunnen bidden. Die het kantoor toegankelijk maken voor rolstoelen. Die ruimte creëren voor nieuwe ideeën, nieuwe gedachten en die zich inzetten om iedereen de ruimte te geven om te groeien. En dat is heel cruciaal als het gaat om het tegengaan van arbeidsdiscriminatie. Het binnenhalen van mensen is stap één. Mensen binnenhouden is vaak een heel ingewikkeld proces waarmee ook veel bedrijven te maken hebben. Daarom verdienen organisaties als deze die juist werk maken van diversiteit en inclusie onze erkenning en zichtbaarheid. Op deze manier kunnen zij als voorbeeld en inspiratiebron dienen voor anderen. Daarom dien ik samen met de heer Ceder een motie in die ervoor moet zorgen dat we naast het namen en shamen van bedrijven ook bedrijven namen en praisen om op die manier het beleid nog meer in balans te brengen en daarmee ook organisaties die belangrijk zijn voor de stad bij deze aanpak te betrekken. De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen: 63° Motie van de leden Mbarki en Ceder inzake naming and shaming bij de aanpak arbeidsdiscriminatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 169) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 10 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen -__om bij het uitwerken van de plannen rondom arbeidsdiscriminatie ook onder de noemer van naming and praising veel aandacht te geven aan organisaties die het goede voorbeeld zijn/geven als het gaat om inclusiviteit. De motie maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk. Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Ik had het niet mooier kunnen zeggen dat de voorzitter van de PvdA-fractie zo-even: werkgevers zijn onze belangrijkste partners om het beleid tegen arbeidsdiscriminatie gestalte te geven. Ik vraag de aandacht van de raad en het college voor de open brief van de voorzitter van het MKB Amsterdam van 5 februari aan de wethouder, aan het college. De vraag aan de wethouder is of het college net als de VVD deze brief ziet als een handreiking om samen met het bedrijfsleven en de politiek verder te komen in het realiseren van een open arbeidsmarkt zonder discriminatie. Ziet het college die brief ook zo en neemt het college suggesties en aanbevelingen van het MKB Amsterdam over? De VVD-fractie, ik wil het toch benadrukken hier, vindt het toch belangrijk dat mensen na kunnen streven en kunnen realiseren zichzelf te voorzien met inkomen uit arbeid. Oud, jong, van iedere religie of geaardheid, dat mag geen rol spelen. Wie hierbij discriminatie ondervindt, die kan rekenen op de steun van de VVD. Wij ontkennen het bestaan van vooroordelen op de arbeidsmarkt niet en onderkennen dat het niet eenvoudig is om die uit te bannen. Niets doen is geen optie. Er ligt nu een aanzet voor beleid en de VVD onderschrijft ten dele dat het nuttig, nodig en absoluut noodzakelijk is om het er niet bij te laten zitten, maar we verschillen wel met het college van inzicht over de vraag wat nu effectief zal zijn. Mensen willen een materiële oplossing. Zij willen een baan krijgen en die behouden. Daar werd zojuist door de PvdA-fractie ook al op gewezen. Krijgen is wat, maar houden is ook nog wel eens een ding waarbij mensen discriminatie kunnen ondervinden. Wat gaat nu helpen? Er zitten twee zwaarwegende punten voor mijn fractie in het voorgenomen beleid. Het eerste is het inzetten van mystery guests. Wij vinden dat helemaal niet passen bij de open visie die zou passen bij de overheid die een beleid gestalte wil geven. Wij vinden het een beetje een achterbakse methode en we vrezen dat de uitkomsten daarvan tot heel veel gedoe aanleiding gaan geven. Voor ons is dat een zwaarwegend punt en we willen het college de aanbeveling geven dit te heroverwegen. Het past niet bij open vizier waar oprechte pogingen juist om gestalte te geven aan het antidiscriminatiebeleid op de arbeidsmarkt, nodig zijn. We moeten ook eerlijk zijn tegen elkaar. Dus dat willen wij niet. En het tweede. Het ging er eigenlijk het hele debat al over. Het namen en shamen van bedrijven die zich schuldig maken aan discriminatie. Gaat dat nu ook maar ene sikkepit bijdragen aan betere resultaten? Gaan mensen daar nu meer banen door krijgen en gaan ze die banen houden? Dan gaat het om mensen die nu, door bestaande en door de VVD erkende vooroordelen niet aan de bak komen. We vinden het helemaal niets. Wij willen niet namen en shamen, wij willen noemen en prijzen. (De heer VROEGE: Dit verbaast mij echt, want als een partij nu altijd voor naming en shaming is, dan is dat altijd de VVD. Ik kan me nog een voorstel herinneren dat u billboards in de stad wilde hangen met de gedachte dat iedereen kon zien wie er een straatroof had gepleegd. Meet unu met twee maten? Bedrijven niet en kleine criminelen wel?) 11 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen We hebben het nu over het arbeidsmarktbeleid en het zoeken van samenwerkingspartners. Als je dan zegt, samenwerkingspartner, zodra je de mist in gaat, gaan wij naast een rechtelijke veroordeling, want we zijn het erover eens in deze vergaderzaal dat die moet plaatsvinden voordat je kunt zeggen dat er sprake is van discriminatie, nog eens actief noemen en schaden. Wij denken dat dat gewoon niet werkt. Wij geloven niet in de effectiviteit van dat middel. Wij geloven wel in noemen en prijzen zoals aanbevolen wordt in de brief van de voorzitter van het MKB. Toch een belangrijke partner. Daaraan kunnen wij als politiek niet zomaar voorbij gaan als effectief middel. (De heer CEDER: Ook in ben voorstander van prijzen zoals u weet. Ik heb wel even een vraag over die mystery guest. Bent u het met mij eens dat de omvang van discriminatie als het gaat om uitzendbureaus, als het gaat om de woningmarkt, dat die allemaal aan het licht is gekomen doordat mensen door middel van nepsollicitaties in de vorm van mystery guests dat naar boven hebben weten te halen en dat zonder deze methodes we niet zouden weten hoe groot de omvang wel niet is? Bent u het met mij eens dat die aanpak ons tot zover gebracht heeft?) Ik ben het ermee eens dat alles gedaan moet worden wat kan om discriminatie te bestrijden en ik ben het er niet mee eens dat de overheid daarin een actieve rol zou nemen. We hebben het hier nu over het beleid van de gemeente Amsterdam om daar te namen en shamen. Dat vind ik geen goede zaak. Wat er journalistiek gebeurt of vanuit vakorganisaties, dat is aan hen, maar wij zijn de Amsterdamse overheid. De VVD-fractie vindt dat je dat niet moet doen, dat dat contraproductief werkt en niet — en dat is de kern van mijn betoog — gaat brengen wat de mensen willen. De mensen willen een baan krijgen, toegang tot die arbeidsmarkt en ze willen hun baan houden. (De heer CEDER: Ik hoor u zeggen, naming en shaming en daar ben ik het mee eens. Maar even terug naar de mystery guest. Heb ik u horen zeggen dat u het er wel mee eens bent dat het effectief is geweest maar dat u vindt dat andere partijen dan de gemeente Amsterdam mystery guest zouden moeten inzetten om de omvang te laten zien? Vindt u die methode wel effectief maar niet passen bij de gemeente?) Ik vind alles wat aan het licht kan brengen waar misstanden zijn als het gaat om het maatschappelijk verkeer goed. Ik wil als voorbeeld noemen een zeer wel bekende recensent van keukens van bekende restaurants en onbekende restaurants. Dat zijn goede zaken. Dan licht je de mensen voor. Maar ik vind het geen overheidstaak om dat te doen. Als er een rechterlijk vonnis is, dan is dat al openbaar. Dan zou ik niet van de gemeente Amsterdam verwachten, die ook gesprekspartner is van het bedrijfsleven, dat die daarmee actief de boer op gaat. Daarom dien ik een motie in die mede ondertekend is door het CDA om niet te namen en te schamen, maar te noemen en te prijzen. En om de passages over de mystery quest en over het namen en shamen uit het voorgenomen beleid te halen. Dit zijn voor ons zwaarwegende punten om te bezien of wij mee kunnen gaan in dit voorgestelde beleid. 64° Motie van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma inzake de aanpak arbeidsdiscriminatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 170) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 12 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen - bedrijven niet op te zadelen met extra administratieve lasten door een nieuw keurmerk voor bedrijven met een inclusieve organisatie in het leven te roepen; - geen regionale helpdesk voor inclusie en diversiteit op te zetten; - ín plaats daarvan samen met onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en House of Skills pilots en projecten op te zetten met video solliciteren, ‘openhiring', ‘speed dates' en het meten van competenties en softskills van kandidaten; - bedrijven en instellingen die meedoen aan bovengenoemde pilots en initiatieven actief te 'namen' in plaats van het ‘shamen' van andere bedrijven. De motie maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma. De heer BOOMSMA: Discriminatie op de arbeidsmarkt komt helaas voor. Dat is onacceptabel en het is ook heel dom, want je loopt als werkgever talent mis. Je zorgt dat mensen die daarmee te maken krijgen kansen missen en het kan frustratie, woede en vervreemding veroorzaken. Dat moeten we voorkomen, veroordelen en bestrijden. In die zin steunen wij zeker dat deel van deze aanpak en ook de intenties. En ook een deel van de uitvoering, maar ik vind wel dat we ervoor moeten waken dat we niet doorschieten en dat het inderdaad contraproductief wordt. Daarmee sluit ik me aan bij wat eerder door mevrouw De Grave is gezegd. Ik denk niet dat veel Amsterdamse werkgevers racistisch zijn. Ik denk wel dat er werkgevers zijn die vooroordelen hebben. De meeste werkgevers willen gewoon goede mensen aannemen die goed bij het team passen en die goed werk leveren. Maar ik denk wel dat er mensen bewust of onbewust vooroordelen hebben. Ja, het is heel goed om ervoor te zorgen dat mensen zich daarvan bewust worden en ze ervan te overtuigen dat ze zich daardoor niet laten leiden. Het probleem van discriminatie is alleen dat je niet in iemands hoofd kunt kijken. Je kunt dus ook niet per decreet vanuit de Stopera iemands gedachtenproces gaan veranderen — ook al hebben we dan politieke macht, mijnheer Blom. Dat kan niet en gelukkig maar. Dat betekent dus dat je in veel gevallen niet weet of er sprake is van discriminatie of dat het gebeurt op gronden die een werkgever wel mag aanwenden. Dus dat die denkt deze persoon past minder goed bij het team of wat dan ook. En je wilt dus ook niet de situatie dat steeds meer mensen die tot een bepaalde minderheid behoren voortdurend denken, word ik hier niet gediscrimineerd als ze te maken krijgen met een afwijzing. Je wilt niet dat dat een soort slachtofferrol teweegbrengt. Daar moet je echt voor waken want dan heeft het een contraproductief effect. Ook ten aanzien van de mensen die ermee te maken hebben. Daarom zijn wij ook niet voor die mystery guest en dat naming en shaming, omdat je daarmee de vooroordelen niet weghaalt. Sterker nog, je loopt het risico dat je ze juist gaat bevestigen. Je moet wat mij betreft wantrouwen niet aanwakkeren. Je moet uitgaan van wat positief is en dat mensen zichzelf ermee hebben. (De heer BLOM: Ik ben helemaal van mijn à propos als ik dit zo hoor. Ik vind het heel schokkend wat u zegt. Dit is een overheid die voor het eerst in Nederland op een hele duidelijke manier stelling neemt tegen discriminatie. Bent u het met mij eens dat er de afgelopen jaren altijd allerlei rapporten zijn verschenen waarbij de politiek en overheden altijd aangaven, oh, wat is het verschrikkelijk, verschrikkelijk, maar dat er gewoon nooit echt iets gebeurt? Ik kan me bijna geen geval herinneren waarbij er echt een veroordeling heeft plaatsgevonden. U staat hier 13 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen gewoon te verkondigen dat mensen die dit probleem benoemen en oplossen, zichzelf in een slachtofferrol plaatsen? Dat kunt u toch niet menen?) Misschien moet u de geluidsopname dan nog eens terugluisteren. Ik zeg, wij moeten dit sterk veroordelen ook als gemeente. Dat moeten we zeker doen. Dus, ja zeker. Wij kunnen hier allemaal dingen zeggen en roepen: mystery quests en naming en shaming. En het kan zijn dat wij die discriminatie willen bestrijden en dat wij daar heel blij van worden en dat we dan dingen aan het doen zijn, maar dat dat niet het effect heeft dat wij zoeken, dat wij allebei beogen. (De heer BLOM: Waarom gaat u in uw bijdrage volledig voorbij aan het grootste gedeelte van de maatregelen, 90 zo niet 95% van de maatregelen gaat over het bedrijfsleven, instellingen meenemen als gelijkwaardige partner. Inderdaad, ik denk inderdaad dat de meeste bedrijven en instellingen daadwerkelijk dit probleem willen oplossen, maar u benoemt dat niet in uw bijdrage. Daar ligt de grootste concentratie van onze maatregelen. Waarom gaat u daaraan zo voorbij?) Daar ga ik niet aan voorbij, daar begon ik mee. Daar begon ik mee en dat deel steun ik zeker. Ik denk dat het probleem in vooroordelen zit. Er zijn mensen die helaas vooroordelen hebben. Mijn punt is dat je die vooroordelen niet weghaalt door mystery guests in te zetten. We willen uiteindelijk dat werkgevers mensen gaan aannemen en niet omdat ze denken, straks word ik veroordeeld en gepakt omdat ik misschien discrimineer of wat dan ook. Nee, ze moeten mensen gaan aannemen om te snappen, dit zijn goede werknemers. Hiermee kunnen we aan de slag. En dan benader je het positief. Ik zie echt een risico dat je met al dit soort maatregelen een soort sfeer creëert waarbij mensen zich voortdurend moeten afvragen, word ik misschien gediscrimineerd? Daar hebben die mensen niets aan. Uiteindelijk moeten mensen de volgende keer ook weer naar een werkgever gaan en zeggen, dit heb ik jou te bieden. Je moet me hierom aannemen. Als je je dan voortdurend aan het afvragen bent of je wordt gediscrimineerd, dat kan dat een averechts effect hebben. Ik denk dat het ook mijn taak is om op dat risico dat ik zie, te wijzen. (De heer MBARKI: Ik ben benieuwd wat de wet zegt volgens de heer Boomsma over discrimineren. Ik ga u helpen. Mag discrimineren in Nederland volgens de wet?) Nee, natuurlijk niet. Ik begon mijn bijdrage ook met te zeggen dat we het onacceptabel vinden dat het gebeurt. (De heer MBARKI: Dat is mooi. Het mag niet volgens de wet. Maar vervolgens hoor ik de heer Boomsma zeggen dat we moeten uitkijken dat mensen die worden gediscrimineerd volgens de wet, zichzelf niet slachtoffer gaan voelen van het feit dat ze worden gediscrimineerd. Dat is wat ik u hoor zeggen.) Het is ook best complex, dit soort vraagstukken. Maar dat is niet wat ik zei. Ik zei dat je niet kunt weten of je wordt gediscrimineerd. Zo is de realiteit nu eenmaal. Als mensen echt gediscrimineerd worden, dan vind ik dat degenen die discrimineren moeten worden veroordeeld en gestraft. Laat dat duidelijk zijn. Alleen, in heel veel gevallen omdat je niet in iemands hoofd kunt kijken, weet je het niet zeker. En dat schept het risico dat je je voortdurend gaat afvragen of dit aan de hand is of niet. Dan kan het averechtse effecten gaan sorteren. (De heer MBARKI: Dan hoor ik de heer Boomsma dus eigenlijk zeggen dat het heel moeilijk is om te bewijzen dat iemand gediscrimineerd is. 14 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen Maar waarom vindt u dan dat namen en shamen niet bijdragen aan het feit dat we wellicht een gevoel kunnen weghalen bij heel veel mensen die het gevoel hebben dat ze gediscrimineerd worden? Dan zegt u eigenlijk, handhaven kan niet. Je moet ook niet namen en shamen. Wat moeten we dan doen?) We moeten discriminatie in allerlei vormen sterk veroordelen. We moeten samenwerken met werkgevers. We moeten dat signaal ondubbelzinnig geven. We moeten mensen die zich schuldig maken, dus van wie het is bewezen, straffen, maar we moeten niet doorschieten in maatregelen die volgens mij ook contraproductief kunnen werken. (De heer MBARKI: Maar wat is er dan contraproductief aan het bestraffen van bedrijven die discrimineren? Dat is in strijd met de wet.) Daar ben ik ook niet tegen, dus dat moeten we ook vooral doen inderdaad. (De heer BLOM: Ik heb nog een vraag voor u. Ik stel deze vraag omdat ik het best wel interessant vind, de wijze waarop u het bracht. Mensen die daadwerkelijk discriminatie hebben ervaren en waarvan dat bewezen is, daarvan bent u bang dat mensen zich slachtoffer gaan voelen. Ik heb een vraag, want we spreken hier alleen over feiten, deze gemeente en dit college. We baseren ons alleen op daadwerkelijk onderzoek. Hoeveel onderzoeken denkt u dat er de afgelopen zes jaar zijn geweest betreffende dit onderwerp? Hoeveel onderzoeken? Dan heb ik het over semiwetenschappelijke en wetenschappelijke onderzoeken.) Ik ga dat hier niet allemaal herhalen. Ik heb de brief gelezen en ook de notitie en de bijlage waarin verwezen wordt naar allerlei onderzoeken. Ik ontken ook helemaal niet dat het bestaat. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik wil best op een ander moment dat nog eens nader gaan uitleggen. Volgens mij zijn we het grotendeels eens. Alleen ga ik nu mijn spreektijd sparen voor andere dingen. (De heer BLOM: Ik wil het wel even zeggen, hoor. Het zijn er 60. 60 onderzoeken. En u wekt hier de indruk dat mensen die daadwerkelijk klagen over discriminatie, dat wij alleen ons oor te luister leggen bij mensen die hun gevoel uiten. Dit zijn echt, daadwerkelijk ervaren situaties van discriminatie. Dit heeft niets te maken met slachtofferschap. Dat moet u toch met mij eens zijn?) Nou goed, ik zei het net al, het gebeurt en we moeten dat veroordelen. Maar we moeten voorkomen dat we een bepaalde manier van slachtofferschap aanwakkeren. Ik ken bijvoorbeeld ook een ander stuk, een onderzoek van Research en Beleid, waarin dat werd benadrukt. Zelfs als het iemand overkomt, kan dat een negatief effect hebben op het verdere verloop van je carriëre wat bijna nog erger is dan de oorspronkelijke discriminatie. Dat is een aspect dat ik hier toch ook wilde benoemen. (De heer CEDER: Ik heb toch een vraag, want u haalt een aantal dingen door elkaar. Naming en shaming zou gelijk staan aan een mystery guest en dat zou ergens allemaal slachtofferschap zijn. Even terug naar die mystery guest. Bent u het met me eens dat het voor een individu lastiger is om discriminatie aan te tonen en dat het gemakkelijker zou zijn als de gemeente of een andere partij door middel van steekproeven controleert of dezelfde cv's anders worden behandeld? Vindt u dat een nuttig middel om discriminatie aan te tonen?) Tot slot dan. Ik denk dat er verschil zit tussen onderzoeken die dat soms per steekproef doen en een structureel beleid waarbij de gemeente zelf voortdurend een 15 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen mystery guest stuurt met daarnaast een naming en shaming beleid waarvan ik de details nog niet helemaal overzie. (De heer CEDER: Bent u het dan niet met mij eens dat in principe mystery guests steekproefsgewijs controleren of bedrijven zich aan artikel 1 van de Grondwet houden en eigenlijk niet meer dan dat?) Ik blijf bij mijn vorige antwoord. De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink. Wethouder GROOT WASSINK: Dank leden van de raad voor de vele opmerkingen die u heeft gemaakt waaronder ook de vele complimenten over deze aanpak. Laten we er ook eerlijk over zijn. Deze aanpak gaat niet alles oplossen. Deze aanpak is in die zin ook nog een eerste proeve. De uitwerking zal echt nog moeten volgen en het zal echt niet zo zijn dat we over vier jaar kunnen zeggen dat discriminatie op de arbeidsmarkt niet meer voorkomt. Dat is niet reëel. Maar ik wil wel een paar opmerkingen maken waarmee ik hopelijk de meeste van uw vragen beantwoord. Ik zal ook uitvoerig ingaan op de moties, maar eigenlijk is er vooral veel gevraagd over naming en shaming. Misschien eerst in algemene zin. Wat mij verbaast is dat partijen die over het algemeen law en order en de wet nogal hoog in het vaandel hebben klaarblijkelijk buitengewoon veel moeite hebben in het handhaven van de wet als het gaat over dit onderwerp. Juist het inzetten van mystery quests is in tal van situaties waar het gaat om handhaving van de wet helemaal geen raar middel. Sterker nog, het is een middel dat bijvoorbeeld bij de politie vrij gangbaar is om in te zetten. We gebruiken het al jaren in bijvoorbeeld de horeca. Een meerderheid van de raad, ik meen dat het een motie van de heer Van Dantzig is, heeft zich hier meermaals voor uitgesproken. Het is een heel normaal en gangbaar middel. Dus het inzetten van mystery quests, ik zie werkelijk niet wat ertegen zou zijn. Dan toch even een paar mensen nalopen. De heer Blom had het vooral over het stellen van een norm. Ik denk dat het stellen van een norm belangrijk is, maar ik wil daarbij zeggen dat het wel gaat om alle verschillende diseriminatiegronden. We kunnen daarin nooit één grond specifiek kiezen. Dat is ook met welke blik ik naar de motie kijk. Discriminatie heeft vele vormen. Het is ook gezegd, het is soms uitgesproken racisme. Soms is het misschien niet eens doorleefd vooroordeel, maar elke vorm bij elke groep die het betreft zullen wij het natuurlijk moeten bestrijden. Dan namen en shamen. Onder andere door DENK is gevraagd te beginnen met een pilot. Dat lijkt me nu onverstandig. Ik denk echt dat wij dit eerst verder moeten uitwerken en goed moeten kijken naar hoe we dat doen. Er is ook wel gezegd, als iemand is veroordeeld, dan zou je niet meer mogen namen en shamen. Dat is natuurlijk een beetje een rare opmerking. Als iemand veroordeeld is, dan heb je natuurlijk best grond om te zeggen, ik wil hiermee niet meer samenwerken. Dat is helemaal niet iets raars. Er zijn tal van andere situaties waarin we dat ook doen. De heer Vroege, daar kom ik op terug bij de motie. De heer Ceder, ik begrijp niet zo goed wat u bedoelde. Naming en shaming heeft natuurlijk nooit tot doel om iemand te beschermen. Volgens mij gaat daar de verwarring over. Ik hoorde de VVD zeggen, we moeten niet namen en shamen maar we moeten mensen aan het werk helpen. Namen en shamen is natuurlijk nooit bedoeld om iemand te beschermen of om mensen aan het werk te helpen. Namen en shamen is bedoeld om een norm te stellen, om duidelijk te maken dat wij de wet wensen te handhaven omdat wij vinden dat er misschien bij dit specifieke artikel wel veel te gemakkelijk een loopje wordt genomen met het recht en veel te 16 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen gemakkelijk wordt gezegd, ja maar in dit specifieke geval omdat het moeilijk is aan te tonen, moeten we het maar een beetje laten. Daar gaat namen en shamen om. Als overheid een norm stellen voor wat je wel of niet accepteert. Ik heb er in de commissie volgens mij vrij helder over gezegd: als er een bedrijf is betrapt, is veroordeeld, dan zie ik werkelijk niet waarom ik nog met zo’n bedrijf zou willen samenwerken. Betekent dat dat je nooit meer met een bedrijf wilt samenwerken? Misschien wel. Maar ik vind het een heel goed en zinvol instrument om dat af en toe in te zetten. Ja, ik denk dat dat heel goed zou kunnen werken. De VVD had het erover dat een mystery guest toch een achterbaks instrument was. Ik begrijp dat echt niet, omdat ik echt denk dat we op tal van andere plekken ook met uw steun mystery guests inzetten. Is dat dan ook achterbaks? Ik zou zeggen van niet. Dus dat verbaast me. U had het er ook over dat we toch niet aan het MKB voorbij moeten gaan. Daagt u mij alstublieft niet uit. Het MKB is een zeer gewaardeerde gesprekspartner van ons. Ik heb met de voorzitter van MKB Amsterdam contact gehad zeker nadat wij op de televisie buitengewoon aangenaam en vriendelijk met elkaar gediscussieerd hadden. Ik zal MKB Amsterdam ook betrekken bij deze aanpak. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat omdat MKB Amsterdam iets niet wil, wij iets niet zouden willen. Uiteindelijk gaan wij daar natuurlijk zelf over en uiteindelijk moeten wij onze norm hier bepalen. En uiteindelijk moeten wij zeggen wat wij denken dat goed is. (Mevrouw KILIG: Een kort vraagje over namen en shamen. Zou u een termijn kunnen aangeven waarmee eventueel met namen en shamen zou kunnen worden gestart?) Nou ja, ik heb volgens mij aangekondigd dat ik het liefst morgen wil komen met het programma. Morgen lukt niet, maar dat komt echt zo snel mogelijk. Daar zal een verdere uitwerking instaan. Maar ik zou er echt voor willen waken dat we namen en shamen en de inzet van mystery guests nu als de enige focus van dit programma zien. Ik vind ook echt dat u daarmee de brief tekortdoet, omdat ik echt vind dat we een heel breed palet aan instrumenten willen inzetten. Zodra de aanpak er is, wil ik daarmee natuurlijk wel starten. Dus dat is de termijn waarop ik daarmee zou willen starten. (Mevrouw KILIG: We zijn ook heel blij met de aanpak. Dit zijn dan enkele onderdelen die we eruit lichten. Ik zie het programma graag tegemoet.) Mevrouw Kilig, ik neem aan dat u dan ook uw motie intrekt. U zei, de moties van DENK zijn erin verwerkt. Ik heb de moties die bij de begroting zijn ingediend, zeker als ondersteuning van het beleid ervaren, maar het is nu ook weer niet zo dat we door die moties op de ideeën kwamen. Daarmee waren we eerder ook al bezig. Dat misverstand wilde ik nog maar even uit de weg helpen, omdat ik dat wel vaker heb gemerkt — bij de ongedocumenteerden was het de heer Ceder die meende dat zijn moties allerlei effecten hadden Ik kom tot de moties. Daarmee moet u een beetje voorzichtig zijn, zou ik willen zeggen. Onderschat u mijn ambtenaren niet. (Mevrouw KILIG: Ik onderschat onze ambtenaren absoluut niet. Ik ben juist hartstikke blij dat we op een lijn zitten wat dat betreft. Laat dat duidelijk zijn.) Dat is een heuglijk moment. Ik zou toch nog even het volgende willen zeggen. Ik meen dat het de heer Vroege was die zei dat alle vormen even erg zijn en dat het geen wedstrijd is in wat het heftigst is. Dat vind ik echt een heel belangrijk punt. Ik denk dat we ook ervoor moeten waken om daar nu specifieke groepen in te willen benoemen. leder heeft daar zijn eigen groepen voor, maar ik zou daar echt voor willen waken. En ten aanzien van de motie van mevrouw Kilig, de pilot naming en shaming, ten aanzien van de stagemakelaar, dit heb ik eigenlijk al toegezegd in de commissie. Ik zou willen zeggen, dit 17 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen is overbodig. Ik heb dit toegezegd en u vraagt nu nog net even iets meer. Volgens mij hoeven we hierover geen motie in te dienen. (Mevrouw KILIG: Ik weet dat u het heeft toegezegd in de commissie. Dit is zoals u net aangaf, iets uitgebreider. Als u toezegt dat u dit gaat toepassen, dan kunnen wij bij dezen onze motie intrekken.) Bij dezen, voorzitter. De motie-Kilig en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 162) ingetrokken zijnde, maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. Dan de motie van de heer Vroege. Mensen met een beperking, mensen met een chronische ziekte, die maken absoluut discriminatie mee. Dat is absoluut iets waarvoor wij aandacht hebben en dat we in de verdere uitwerking willen meenemen. En zeker HIV, Daarvan is mij zeer bekend dat dat kan spelen. Ik vind het lastig om hele specifieke groepen op te nemen. Als ik u toezeg om dit heel expliciet mee te nemen, zou ik u eigenlijk willen vragen deze motie niet in te dienen. Ik vind dat ingewikkeld. Dat geldt ook voor moties die gaan over leeftijdsdiscriminatie. Dat is wat mij betreft eigenlijk hetzelfde. Er zijn verschillende vormen die volgens mij in de brief worden aangestipt die verder zullen worden uitgewerkt. Maar laten we nu niet deze groep wel, deze groep niet … Ik zie uw punt. Ik snap uw punt. Het is terecht en ik neem ze heel graag mee. Motie 164, daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde. Deze motie ontraad ik. Hetzelfde geldt voor motie 165, voor motie 166, motie 16/7, motie 168 over ouderendiscriminatie. Dat is eigenlijk hetzelfde. Dan naming en praising. Daarover zijn eigenlijk twee moties. De motie van de leden Mbarki en Ceder. U zegt eigenlijk naast namen en shamen doen we ook namen en praisen. Maar ik had het idee dat we dat in de voorgestelde aanpak eigenlijk al deden. We zouden tot een hele ingewikkelde discussie kunnen komen, want een bedrijf dat niet discrimineert, hoeft op zich niet gepraised te worden want dat houdt zich aan de wet en dat is toch eigenlijk heel normaal. Namen en praisen kan al wel een beetje ingewikkeld zijn. Wat wij voorstellen is dat we met bedrijven en met het MKB aan de slag gaan en bijvoorbeeld een keurmerk voor inclusiviteit ontwikkelen. Dat keurmerk, dat zag ik als een praise. Maar dan moet ik eigenlijk zeggen dat die motie overbodig is. (De heer MBARKI: Volgens mij heb ik in de brief inderdaad heel veel zaken gezien waarbij ik op een gegeven moment dacht, dit is allemaal praisen, maar ik mis wel een noemer. De motie roept op een noemer te creëren waaronder we dit soort dingen gaan hangen. Ik zag namelijk bij de hele mooie routekaart namen en shamen heel prominent staan. Ik zie wel in de brief allerlei onderdelen waarvan ik denk, dat is inderdaad namen en praisen. Dus de motie is niet zo zeer overbodig, maar meer ondersteunend aan datgene wat de wethouder wil.) Nou, dan weet ik het goed gemaakt. Dat zeg ik u die noemer toe en dan trekt u de motie in. (De heer MBARKI: Dan draai ik het om. Ik dien hem in en dan voert u het uit. Dan hebben we het uiteindelijk op dezelfde manier geregeld. Ook een goeie, toch?) Dan ontraad ik de motie. Volgens mij staat dit er in. Als u er echt naar zoekt om dit nadrukkelijker naar voren te laten komen in de verdere uitwerking, dan vat ik dat maar even onder die noemer, dan zeg ik u dat toe. Ik wil best kijken of er nog andere maatregelen zijn — en dan gaat het niet om bedrijven die niet discrimineren, maar om bedrijven die een extra stap zetten om diversiteit en inclusiviteit in hun organisatie te 18 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen waarborgen om die positief te stimuleren. Ik wil u toezeggen dat we dat nadrukkelijk meenemen in de verdere uitwerking. Maar dan denk ik dat u met deze toezegging toch een heel eind moet kunnen komen. (De heer MBARKI: Volgens mij komen we ook wel ergens. Kijk, ik denk persoonlijk dat namen en praisen niet per se tegenover naming en shaming staat. Ik vind namelijk dat je bedrijven niet hoeft te belonen die niet discrimineren. Daarover gaat dit niet. Dit gaat heel expliciet over bedrijven die verder gaan dan andere bedrijven in het inclusief maken van hun organisatie. Ik heb het in mijn inbreng ook gezegd: het gaat ook over het binnenhouden van mensen. Als de wethouder zegt dat te willen opnemen onder een noemer middels een toezegging, dan zijn we er volgens mij samen uit.) Dan ben ik aan het einde van mijn beantwoording. (De heer VROEGE: Toch nog een vraag, want de wethouder lijkt enigszins aan motievrees te lijden. Op mijn motie zei de wethouder dat hij de punten ging overnemen, maar van de moties M tot en met P zei hij: ontraden. Die punten die in die verschillende moties worden genoemd, de punten over biculturelen, transpersonen, sekswerkers etc. gaat de wethouder die allemaal meenemen? Dat was mij niet helemaal duidelijk. Of zegt hij, nee, dat doe ik niet. Als de wethouder duidelijk maakt dat al deze punten terugkomen in zijn vervolgbeleid, wat hij bij mijn motie wel expliciet zei maar bij deze moties niet, dan kan ik zijn preadvies namelijk ook opvolgen.) Ten dele. Het zal terugkomen in dit beleid, maar het zal ook heel nadrukkelijk terugkomen in de aanpak trans waarmee we bezig zijn. Ik heb eerder met u daarover van gedachten gewisseld waar ik vind dat de grootste opgave ligt. Die zit wat mij betreft hier. Juist de aanpak trans zal zeker gaan over arbeidsmarkt en hoe we daarmee omgaan. Dus ja. Maar in mijn veronderstelling had ik dat reeds toegezegd. Ik was nog één motie vergeten, de motie van het lid De Grave. Die ontraad ik. De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk. Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Het college, de wethouder, brandt van ambitie om iets te gaan doen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. De VVD-fractie steunt dat van harte. En het terrein is dat van een contractuele relatie werkgever-werknemer. Het is anders dan law en order waar de openbare orde en veiligheid op het spel staat. Je moet het wel zien zitten met elkaar, om het zo maar even te zeggen. Dat wil ik benadrukken om daarmee ruimte te zoeken om te zien of er bij het college nog beweging te krijgen is op dit voor de VVD-fractie belangrijke punt van de mystery guest en van de naming en shaming. Ik haak aan bij wat het college heeft aangegeven. Dit is een eerste proeve. Er is nog ruimte voor verdere uitwerking. Ik zou het zo jammer vinden, als nu wij allemaal deze ambitie delen, daarover kan in deze raad geen misverstand bestaan, om dit te gaan aanpakken, dat wij elkaar nu net op deze punten niet vinden. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat dit voor de VVD heel wezenlijk is. Wij vinden dat het niet effectief is om het zo te doen. Maar we dragen wel graag ons steentje bij, dus ik zoek even naar die eerste proeve. Biedt die nu ruimte voor het college om te zeggen, dat namen en shamen, weet je wat, we gaan nog eens nadere onderzoeken bekijken of we tegenstanders toch 19 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen andere inzichten kunnen geven. En met die mystery guest, dat houden we even tegen om te kijken of er andere instrumenten effectief zijn. Dan zien we bij een tweede proeve nog wel weer verder. We zetten het debat zo onderling voort. We spreken nog eens met werkgevers. Dat is mijn oproep aan het college. De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink. Wethouder GROOT WASSINK: In alle eerlijkheid meen ik dat in de woorden van mevrouw De Grave-Verkerk toch nog een zekere vrijblijvendheid zit die ik niet kan opbrengen. Maar ik probeer dit op mijn allervriendelijkst te brengen. Zo kent u mij. Volgens mij zijn de mystery quest en namen en shamen twee zinnen in deze brief. Ik zou het buitengewoon zonde vinden als u op basis daarvan, terwijl we in gesprek zijn met allerlei ondernemers waarvan een deel ook zegt, moet je vooral doen, dit nu afwijst. Dat staat u natuurlijk vrij. En dat terwijl de uitwerking nog volgt. Ik zou zeggen: deelt u nu deze urgentie. Deelt U met mij nu dat wij dit nu zo moeten vaststellen. De uitwerking volgt. Dan heeft u nog alle redenen om uiteindelijk in de precieze vormgeving van de naming en shaming en de mystery guest te zeggen, die wethouder van GroenLinks, die is knettergek. (Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Nog een vraag aan de wethouder op dit punt. In alle welwillendheid, want ik denk dat dat de manier is om met deze materie om te gaan en rechtzettend dat juist dit probleem voor de VVD-fractie heel serieus is. Ik maak er ook geen kwinkslagen of grapjes over. Het gaat om mensen die hun boterham willen verdienen. Zou nu net van het college niet gevraagd mogen worden door de kleine minderheid in deze raad die die twee instrumenten niet ziet zitten, om nog een handreiking te doen?) Nee. Want ik ben helemaal niet bereid om op dit onderwerp welwillend te zijn. Ik wil op dit onderwerp eindelijk wat doen. Ik laat op dit onderwerp een heel breed spectrum aan dingen open waaronder inderdaad maatregelen die voor sommigen een beetje stevig lijken. Ik ben ervan overtuigd dat we juist deze hele breedte van maatregelen nodig hebben om eindelijk echt een kentering aan te brengen. Ik denk echt dat het nodig is omdat sommigen, niet de meerderheid, echt deze harde hand nodig hebben om tot rede te worden gebracht. Dus nee, mijn welwillendheid op dit onderwerp is wel eindig. Ik zal iedereen positief bejegenen en met iedereen proberen samen te werken om dit te doen, maar als je je uiteindelijk niet gewoon aan de wet wilt houden, als je uiteindelijk labbekakkerig onder een aanpak uit wil, dan houdt het voor mij op. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki. De heer MBARKI: Ik heb nog een kleine administratieve mededeling in verband met de toezegging van de wethouder met betrekking tot de naming en shaming. Ik trek motie 169 in. De motie-Mbarki en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 169) ingetrokken zijnde, maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kilig. 20 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen Mevrouw KILIG: Ook ik trek motie 161 in met de toezegging van de wethouder om dat op korte termijn uit te werken. De motie-Kilig (Gemeenteblad afd. 1, nr. 161) ingetrokken zijnde, maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege. De heer VROEGE: Datzelfde geldt ook voor de motie namens D66. We gaan de wethouder wel in de gaten houden of hij de daadwerkelijke toezegging gestand gaat doen. De motie-Vroege (Gemeenteblad afd. 1, nr. 163) ingetrokken zijnde, maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder. De heer CEDER: Met de toezegging van de wethouder trekken wij motie 168 in. De motie-Ceder en Bloemberg-lssa (Gemeenteblad afd. 1, nr. 168) ingetrokken zijnde, maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons. Mevrouw SIMONS: Ik zoek er even de juiste letter bij maar wij laten de motie met betrekking tot sekswerk graag staan en we vertrouwen de wethouder op zijn mooie blauwe, bruine ogen, want de rest trekken wij in. De moties-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 164, 165 en 166) ingetrokken zijnde, maken geen deel meer uit van de beraadslaging. De discussie wordt gesloten. De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen. Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 104). De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 104) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 104) is aangenomen met de stemmen van DENK, de PvdA, GroenLinks, BIJ, SP, D66, Partij voor de Dieren en ChristenUnie voor. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk voor een stemverklaring. 21 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 R aadsnotulen Mevrouw DE GRAVE-VERKERK (stemverklaring): De moties, daar zullen wij tegen stemmen. Wij wachten met belangstelling de tweede proeve af van het college op dit punt van het beleid. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege voor een stemverklaring. De heer VROEGE (stemverklaring): Wij steunen de strekking van de motie, maar gezien de toezegging van de wethouder dat dit allemaal nog terugkomt, zullen wij nu niet voor motie 167 stemmen. Aan de orde is de stemming over de motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 167) De motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 167} wordt bij zitten en opstaan verworpen. De VOORZITTER constateert dat de motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 167) is verworpen met de stemmen van DENK, BIJ en Partij voor de Dieren voor. Aan de orde is de stemming over de motie-De Grave-Verkerk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 170). De motie-De Grave-Verkerk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 170) wordt bij zitten en opstaan verworpen. De VOORZITTER constateert dat de motie-De Grave-Verkerk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 170) is verworpen met de stemmen van de VVD, Forum voor Democratie en het CDA voor. De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 104 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De VOORZITTER schorst de vergadering voor vijf minuten. De VOORZITTER heropent de vergadering. 22 Vaststellen van het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 105) De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom. De heer BLOM: De toewijding aan rechtvaardigheid, de toewijding aan diversiteit en inclusie, dat is waarom dit college, deze coalitie en deze wethouder een verschil gaan maken. Diversiteit en inclusie vormen de basis voor kwaliteit en dat moeten we centraal blijven stellen in alles wat we doen. Rechtvaardigheid, diversiteit en inclusie zijn geen politieke meningen. Dat zijn niet onderhandelbare rechten waarvoor wij in Amsterdam 22 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen moeten vechten juist omdat echte inclusiviteit onze stad veel groter kan maken. Precies dat straalt deze brief uit. De brief is een oproep om niet te handelen vanuit angst en misverstanden maar vanuit de waarden van inclusie, diversiteit en aandacht voor alles wat onze stad groot maakt. Deze brief en de visie van de wethouder handelen over deze waarden, maar er zit evenzeer een waarschuwing in. Ik sta achter de urgentie die wordt uitgesproken over de zorgelijke ontwikkelingen ten aanzien van de toenemende moslimdiscriminatie. Antisemitisme, ook antizwartracisme. Deze ontwikkelingen zijn niet los te zien van de steeds prominentere rol van extreem rechts en wit nationalisme die onze samenleving en onze politiek binnensluipen. Onder andere het toenemend antisemitisme baart GroenLinks grote zorgen. Verschillende Europese landen waaronder Nederland zelf luidden de alarmbel. Zodoende willen we aan deze brief twee zaken toevoegen. Enerzijds samen met D66 — die heeft de lead genomen in het initiatief — lijkt het ons erg belangrijk om in de strijd tegen antisemitisme waarvoor in de brief ook al aandacht is, scholen extra ondersteuning te bieden in het onderwijs over de holocaust en de shoah. Anderzijds een tweede motie om het aantal vervolgingen van haatmisdrijven te doen stijgen en het verzoek aan het college om zich daarvoor in te zetten. D66 zal dit zo meteen nog extra toelichten. Echte inclusie bereik je als een diverse groep echt mag meebouwen aan Nederland door nieuwe oplossingen aan te dragen voor oude en nieuwe vraagstukken. We hebben alle potentieel nodig: van leiders, bruggenbouwers en bestuurders van bijvoorbeeld organisatie die diversiteit als norm stellen. Mijn moeder werkt al jaren in de thuiszorg. Voor zoveel vrouwen met name van migrantenkomaf is de zorgsector de manier geweest om economisch zelfstandig te zijn. Deze sector betekent veel voor de emancipatie van vrouwen zoals mijn moeder. Het is dan vreemd dat juist deze sector in de top van de tientallen zorginstellingen in het bestuur bijna geen vrouwen of mannen van kleur heeft als bestuurder of toezichthouder. Datzelfde geldt voor vrijwel elke sector in ons maatschappelijk middenveld. Het potentieel van hoogopgeleide vrouwen en biculturele Amsterdammers met bestuurlijke talenten en ambities wordt onvoldoende benut en daarmee missen we zoveel innovatie en nieuwe oplossingen voor de vraagstukken in onze samenleving. Ik heb hiervoor een motie waarin ik hiervoor aandacht vraag en daarnaast het implementeren van een programma om hierin het verschil te maken. Onze samenleving wordt daar rijker en beter van. De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen: 65° Motie van de leden Blom en La Rose inzake Diversiteit in Raden van Commissarissen, Raden van Toezicht, Besturen en Adviesorganen (Gemeenteblad afd. 1,nr. 171) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - aanvullend of parallel! aan het Leiderschapsprogramma Ambassadeurs van Amsterdam een effectieve aanpak te ontwikkelen voor Amsterdammers met bestuurlijke ambities (sleutelfiguren en talenten), ter bevordering van de bestuurlijke diversiteit in het maatschappelijk middenveld. De motie maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw La Rose. 23 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen Mevrouw LA ROSE: Ik heb de wethouder al eerder in de commissie gecomplimenteerd met deze uitvoerige en vooral evenwichtige beleidsbrief. Werken aan inclusiviteit is werken aan verbondenheid in onze stad en dat straalt het uit. Wij zien Amsterdam dan ook als een stad die trots is op haar diversiteit en tolerantie. Maar dit onderwerp kan nooit als een vaststaand en onveranderlijk gegeven worden beschouwd. Daar moet aan gewerkt worden en de praktijk van diversiteit en inclusiviteit moet steeds gekoesterd en bewaakt worden. Voor mij zit de essentie van diversiteit in de communicatie en representatie. Dit zijn voor mij de keerzijden van dezelfde medaille. De diverse groepen in onze samenleving moeten mijns inziens altijd onbevreesd voor hun mening kunnen uitkomen, zelfs als het gaat om de kleinst mogelijke minderheid. Hierbij is effectiviteit van de dialoog en hoe de communicatie wordt georganiseerd uiteraard van groot belang. Ik heb met instemming geconstateerd dat de wethouder in zijn beleidsbrief een scala van nieuwe communicatievormen voorstelt die de komende tijd in de praktijk zullen worden gebracht en die vervolgens natuurlijk ook op hun effectiviteit zullen worden geëvalueerd. Aandachtspunt hierbij is dat wij vanuit de gemeente de nieuwe dialooginstrumenten niet alleen aan de gemeenschap en de doelgroepen aanreiken, maar dat we ook oog hebben voor initiatieven voor communicatie en dialoog die vanuit diverse groepen zelf voortkomen. Anders gezegd, die de gemeente worden aangereikt vanuit de grass roots zelf. Te denken valt bijvoorbeeld aan een organisatie als EMCEMO, het Euro- mediterran Centrum Migratie en Ontwikkeling, het Heat Hip of het GOC. Maar ik denk ook aan het vroegere Vrouwen empowermentcentrum in Zuidoost dat nu helaas is gesloten. Een centrum waar vrouwen een belangrijke rol hebben gespeeld in het maatschappelijk proces. Ik denk dat dat soort groepen nodig zijn voor de input die wij als gemeente zo broodnodig hebben. Deze en diverse andere groepen kunnen van waarde zijn in onze huidige tijd waarin achterblijvende emancipatie en emancipatie in de breedste zin van het woord — we hadden het vanmiddag ook over mannenemancipatie — een nadrukkelijk punt van zorg zijn. En het beleid staat of valt met het erbij betrekken van mensen en dat zou wat mij betreft iets explicieter in het plan kunnen worden benoemd. Al met al is de Pvd blij met de reikwijdte van de beleidsbrief en wil graag extra aandacht voor de rol van communicatie en representatie van doelgroepen in het aanstaande proces. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege. De heer VROEGE: Ik begin met een administratief puntje want deze voordracht is een beleidsbrief van het college waarin de visie van het college is verwoord zonder concrete besluiten. Daarom is het bijzonder dat het college ons vraagt dat vast te stellen. Ik heb daarom ook een amendement om dat te wijzigen in kennisnemen. We hebben inderdaad kennisgenomen van dit voorstel, maar het lijkt me wel bijzonder als wij als raad de visie van het college moeten vaststellen. Dan naar de inhoud, want discriminatie en racisme vormen een heftig probleem dat veel emoties oproept, wat boos maakt en waar iedereen de gelijke behoefte heeft dat aan te pakken en op te lossen. Hoe begrijpelijk ook, we moeten daarnaast de feiten niet uit het oog verliezen. En die feiten, daarover spraken we in de commissie ook al, zijn niet altijd eenduidig. Er is onder andere gesproken over het voorbeeld van discriminatie bij moslims waarvan de cijfers van diverse onderzoeken wat anders aangeven dan wat de wethouder heeft opgeschreven, namelijk dat dit enorm toeneemt. Daarom heb ik een motie om te komen tot een structureel onderzoek naar de omvang van racisme en 24 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen discriminatie in Amsterdam zodat we veel beter weten hoe groot dit probleem is en zodat we veel beter weten waar dit probleem vandaan komt en dit daarna met elkaar kunnen oplossen. Ik heb me de laatste jaren ook druk gemaakt over het vergroten van het aantal meldingen. Ik heb me ingezet voor de app die nu wel online is maar nog steeds te weinig wordt gebruikt. Ik hoop dat de wethouder zich blijft inzetten om die app beter onder de aandacht te brengen van alle Amsterdammers. Maar ook aan de achterkant van die meldingen gaat er nog veel niet goed, zo heb ik het vermoeden. Er zijn te veel organisaties die zich daarmee bezig houden: het MDRA, een afkorting die veel Amsterdammers denk ik niet eens kennen, daarnaast het CRM, een afkorting die nog onbekender is. We kennen het CIDI voor meldingen over antisemitisme en je kunt nog melden bij de politie. Al die meldingen leiden tot statistieken die misschien niet eenduidig zijn en die elkaar misschien overlappen, terwijl er anderzijds misschien gaten zijn die niet worden gevuld. Zou het niet goed zijn als we die meldingen steeds meer bij elkaar gaan brengen en daarom heb ik een motie waarin ik het college oproep actief in te zetten om of aan de voorkant of aan de achterkant het hele systeem van meldingen meer bij elkaar te brengen. Alleen meldingen en onderzoek is niet voldoende, er moet ook worden aangepakt. Er moet worden vervolgd, er moet worden gestraft. Daarom een motie samen met de collega’s van Groenlinks en de PvdA om er actief bij de driehoek op aan te dringen om het vervolgen van strafbare haatmisdrijven, hate speeches en discriminatie te verhogen. (Mevrouw KILIG: U gaf net aan dat de meldingen wat betreft discriminatie tegen moslims niet overeenkomen met de cijfers die de wethouder gebruikt. Op basis waarvan komt u tot deze conclusie?) Volgens mij hebben we daarover in de commissie uitgebreid gesproken. De bronnen die de wethouder in zijn brief noemt, geven wat anders aan dan de teksten zoals door de wethouder verwoord. Daarmee ontken ik niet dat moslimdiscriminatie een groot probleem is en daarmee ontken ik zelfs niet dat die groeiende is, maar het ontbreekt aan actuele cijfers. Daarom vind ik dat alle vormen van discriminatie waaronder uiteraard ook moslimdiscriminatie beter moeten worden onderzocht zodat we beter weten hoe groot het probleem is, of het groeit, waar het vandaan komt en hoe we dit gaan oplossen. (Mevrouw KILIG: Dat is dan mooi. Misschien dat u dan ook kunt opnemen als organisatiemeldpunt islamofobie, dat de cijfers die daar dan worden gemeld, ook kunnen worden meegenomen in het constateren of het is toegenomen ja of nee.) Dat sluit aan bij mijn andere motie om al die meldpunten meer samen te voegen juist om te voorkomen dat er meldingen verdwijnen of dat er overlap is tussen meldingen waardoor statistieken niet meer kloppen en zodat Amsterdammers ook veel beter weten waar ze moeten melden en wat er met de melding gebeurt. Ook dat is op dit moment niet altijd duidelijk. Een van de problemen waarover alle cijfers en statistieken duidelijk zijn, een probleem dat helaas steeds groter wordt in Amsterdam, is antisemitisme. Ik heb als nieuwe woordvoerder op dit terrein de laatste weken veel gesprekken gevoerd en het wordt af en toe stil om je hart als je die verhalen hoort. Een verhaal wil ik met u delen over een vrouw dat ik afgelopen week hoorde. Een vrouw die een taxi bestelde om naar de Kastelenstraat te gaan om boodschappen te doen. En de taxichauffeur zegt tegen haar: ik rijd niet naar die jodenwijk. Ik schrok daarvan. En ik schrok er nog meer van dat degenen die hiervan last hebben, zelf niet meer schrikken. Ik schrok ervan dat ze gewend zijn dat ze zo worden bejegend. Daarom is dit een probleem dat serieus moet worden genomen. Antisemitisme is vooral op scholen een zeer grote uitdaging. Daarom een motie waarin we 25 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen oproepen om de leraren die het gesprek moeten aangaan met leerlingen, die holocaustontkenning en antisemitisme bespreekbaar moeten maken bij onze jongeren, te ondersteunen. Deze motie dien ik graag in mede namens de collega’s Hammelburg, Ernsting en Mbarki. De VOORZITTER deelt mee dat het volgende amendement en de volgende moties zijn ingekomen: 66° Amendement van het lid Vroege inzake beleidsbrief Diversiteit en Inclusiviteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 172) Besluit: - ‘Tot vaststellen van de kaderstellende beleidsbrief Diversiteit en Inclusiviteit 20198-2022’ te wijzigen in -__ Kennis te nemen van de beleidsbrief Diversiteit en Inclusiviteit 2019-2022,’ 67° Motie van het lid Vroege inzake structureel onderzoek omvang discriminatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 173) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -__een plan te ontwikkelen om omvang, oorzaak en herkomst van discriminatie, racisme, antisemitisme en moslimhaat in Amsterdam structureel zowel kwalitatief als kwantitatief te onderzoeken; -__dit plan voor 1 juli 2019 aan de raad voor te leggen. 68° Motie van het lid Vroege inzake stroomlijnen meldingen discriminatie en racisme (Gemeenteblad afd. 1, nr. 174) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -__het voortouw te nemen om in afstemming met alle stakeholders en partijen te komen tot één systeem en/of één loket voor het melden van discriminatie en racisme 69° Motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake bestrijding discriminatie vanuit veiligheidsoptiek (Gemeenteblad afd. 1, nr. 175) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - bij het Rijk en in de Driehoek aan te dringen op beleid dat het aantal vervolgingen van strafbare haatmisdrijven, hate speech en discriminatie verhoogt. 26 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen 70° Motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake versterking begeleiding docenten holocausteducatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 176) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - Scholen en docenten versterkte ondersteuning te bieden die belemmeringen ervaren bij het bespreken van de holocaust in de klas tijdens de verplichte modules Holocausteducatie, en ze van informatie te voorzien over reeds bestaande mogelijkheden om een waardevolle bijdrage te leveren aan de kennis van Amsterdamse kinderen over het grote leed van de holocaust; -__ van de contacten die in dit kader worden onderhouden met de scholen en docenten gebruik te maken om te onderzoeken welke belemmeringen aan het bespreken van de holocaust in de weg staan en deze belemmeringen aan de raad voor te leggen; - hierbij ook goede voorbeelden te betrekken van methodieken die elders worden gebruikt. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Temmink. Mevrouw TEMMINK: Veel Amsterdammers voelen zich meer Amsterdammer dan Nederlander. Ik kan me zo maar voorstellen dat dat vanavond nog iets sterker is. Daar zou je allerlei conclusies aan kunnen verbinden over de staat van de stad en over de staat van het land, maar het feit dat mensen ongeacht hun achtergrond zich zo verbonden voelen met de stad, biedt in ieder geval veel kansen. Discriminatie en racisme vormen een veelkoppig monster. Dat moeten we dan ook met z'n allen bestrijden op de arbeidsmarkt, op straat, in het nachtleven en waar het ook opduikt. Het college stelt: discriminatie en racisme creëren een gevoel van tweedeling tussen de groepen van respectievelijk degene die discrimineert en degene die wordt gediscrimineerd. Deze gevoelsmatige tweedeling is niet los te zien van de feitelijke tweedeling in de stad als gevolg van toenemende sociaaleconomische ongelijkheid. De kansenongelijkheid die ontstaat door het anders beoordelen van mensen op basis van hun herkomst en religie wordt versterkt en in stand gehouden door de feitelijke inkomensongelijkheid en groeiende kloof tussen arm en rijk, tussen hoog en laag opgeleid en tussen binnen en buiten de ring. De werkelijke scheiding in de stad is er dus niet alleen een van etniciteit, maar ook een van sociaaleconomische klasse. De SP onderschrijft dit volledig, maar ziet ook dat daarmee de oplossing niet zo gemakkelijk voorhanden is. Het verschil tussen arm en rijk verkleinen, we zijn er immers voor opgericht, is morgen niet opeens een feit. Maar we blijven strijden, want het zorgt voor uitsluiting. Mensen die elkaar niet meer tegenkomen. Wijken verdeeld langs inkomen en etniciteit. Het college stelt zichzelf drie doelen: de arbeidsdiscriminatie is afgenomen; het burgerschap is versterkt en de netwerken en emanciperende krachten in de stad zijn versterkt. Die uitgangspunten onderschrijft de SP, maar over die laatste hebben we nog wel wat vragen. Zelforganisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij emancipatie, maar organisaties subsidie geven simpel weg omdat ze zich verenigen, is uiteraard niet de bedoeling. Nu wil het college de subsidie niet meer op basis van projecten geven, maar het wil ze structureler maken. Dan moeten die uitgangspunten wel aansluiten bij de uitgangspunten van het college. Dat vindt de SP nogal vaag, want hoe gaan we voorkomen dat we subsidie geven aan foute clubjes die geen activiteiten meer ontplooien of juist foute activiteiten? We moeten immers voorkomen te vervallen in een soort cliëntisme. Welke 27 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen waarborgen ziet het college hier? Het veelkoppig monster van racisme en discriminatie moeten we uitroeien zodat mensen naast elkaar staan en niet tegenover elkaar. Dat dienen we samen te doen. De SP steunt het college dan ook in de uitvoering van deze plannen. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk. Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: De raad wordt gevraagd het beleidskader diversiteit en inclusiviteit 2019-2022 nu vast te stellen maar daar puzzel ik een beetje mee. Moeten we dit stuk nu ook zien als een eerste proeve die nog verder voor uitwerking vatbaar is? Ik leg dit maar als vraag aan het college voor. De VVD-fractie herkent in dit stuk niet de opbrengst van de commissiebehandeling twee weken geleden waarin nadrukkelijk bijvoorbeeld door collegaduoraadslid Martens is gevraagd of wij aandacht kunnen krijgen voor de noodzaak nader te onderbouwen aan de hand van recent onderzoek welke groeperingen nu precies een rol spelen achter welke vormen van discriminatie met name bij discriminatie van de joodse gemeenschap en de LHBTI- community. Die opbrengst vinden wij nog niet terug in dit document dus dat maakt het wat lastig om nu te zeggen, we stellen het beleid vast. De VVD-fractie sluit dan ook aan bij de gedachte van D66 om de vorm hier te kiezen en dat heeft D66 in een amendement neergelegd dat wij ondersteunen, om het te beschouwen als ter kennisneming en dan daarvandaan weer verder. Dit neemt natuurlijk niet weg dat de VVD uitdrukkelijk van mening is dat iedere vorm van discriminatie onacceptabel is. Wij steunen het college dan ook om iedere vorm van discriminatie in kaart te brengen en nader onderzoek te doen naar waar het vandaan komt en welke groeperingen daarin een rol spelen. Anders dan voor sommigen is dat voor ons helemaal geen uitgemaakte zaak. Op die weg helpen wij natuurlijk graag het college voort. Het is ook mooi om te merken dat voortschrijdend inzicht bij D66 is ontstaan. Er is een initiatiefvoorstel ingediend, een 9-puntenplan ter bestrijding van discriminatie. En ik begrijp uit de motie en de toelichting daarop dat D66 zich in de inhoud en strekking daarvan nu wel goed kan vinden. Dat is mooi om vast te stellen met elkaar. Hier laat ik het bij. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons. Mevrouw SIMONS: Een hele korte bijdrage, maar gelukkig is er al veel moois gezegd waarbij BIJ1 zich kan aansluiten met name door de heer Blom. BIJ wil de wethouder bedanken voor deze uitgebreide brief omtrent diversiteit en het inclusiviteitsbeleid en in mijn lange bijdrage had ik daarvoor een mooi compliment kunnen maken aan de driehoek Meliani-Moorman-Groot Wassink, maar daarvoor heb ik geen tijd meer. Het is een begin van een lange weg die we nog hebben te gaan. Dat is vandaag in deze zaal ook weer gebleken. We zijn dan ook blij dat in de brief van de wethouder islamofobie, antisemitisme en antizwartracisme expliciet zijn opgenomen. Als het gaat om veiligheid en genderdiscriminatie zegt de wethouder … De VOORZITTER: U bent door uw tijd heen. Dan geef ik u gewoon mijn moties. (Mevrouw NANNINGA: Het is jammer dat de tijd op is, maar ik had nog een interruptie. Islamofobie is namelijk nadrukkelijk niet in deze brief opgenomen als term. Daar ben ik heel gelukkig mee, want islamofobie bestaat niet. Er bestaat wel moslimhaat, maar islamofobie is een 28 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 R aadsnotulen verzinsel. Maar goed, er is geen tijd meer om daarop te reageren, maar ik wilde het toch even hebben gezegd). De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen: 71° Motie van het lid Simons inzake sociaal-cultureel centrum biculturele LHBTl'ers (Gemeenteblad afd. 1, nr. 177) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -__om de kosten en mogelijkheden te onderzoeken van een sociaal-cultureel centrum voor en door bi-culturele LHBTl'ers; -_ om over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad 72° Motie van het lid Simons inzake onderzoek Forum voor Democratie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 178) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -_ Een onderzoek uit te voeren naar de rol van de politieke partij Forum voor Democratie omtrent de normalisering van extreemrechts gedachtengoed onder Amsterdammers; -_ om over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad. 73° Motie van het lid Simons inzake acceptatie in plaats van tolerantie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 179) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -__om voortaan de term acceptatie te gebruiken in plaats van de term tolerantie in interne en externe communicatie van de gemeente. 74° Motie van het lid Simons inzake LHBTI+ geschiedenis in de Canon van Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 180) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -__om te onderzoeken tot in hoeverre het mogelijk is om de geschiedenis van de LHBT + geschiedenis mee te nemen in de Canon van Amsterdam; -_ om over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad. 75° Motie van het lid Simons inzake klankbordgroep Gedeelde Geschiedenis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 181) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 29 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen -__Om een klankbordgroep in het leven te roepen waardoor Amsterdammers met diverse achtergronden kunnen meekijken en denken over het verloop van het programma Gedeelde Geschiedenis. 76° Motie van het lid Simons inzake antikoloniaal verzet in de Canon van Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 182) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: -_ te onderzoeken tot in hoeverre het mogelijk is om de rol van Amsterdams antikoloniaal verzet mee te nemen in de Canon van Amsterdam; -__ over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad. 77° Motie van het lid Simons inzake mannenemancipatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 183) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - de kosten en mogelijkheden te onderzoeken om een speciale ambtenaar met een eigen budget in dienst te nemen die zich specifiek richt op mannenemancipatie en gendergelijkheid. 78° Motie van het lid Simons inzake onderzoek discriminatie binnen de gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 184) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - een onderzoek uit te voeren onder het personeel van de gemeente om in kaart te brengen tot in welke mate zij te maken hebben met discriminatie binnen de gemeentelijke organisatie; -__ over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad. 79° Motie van het lid Simons inzake ongedocumenteerden in de nieuwe emancipatiemonitor (Gemeenteblad afd. 1, nr. 185) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - met de nieuwe Emancipatiemonitor in het bijzonder de positie van ongedocumenteerde mensen in de stad te monitoren. 80° Motie van het lid Simons inzake ongedocumenteerden in het Kansengelijkheidsplan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 186) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - met het Kansengelijkheidsplan in het bijzonder ook oog te hebben voor de positie van ongedocumenteerde kinderen en jongeren in Amsterdam. 30 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen 81° Motie van het lid Simons inzake privilegetrainingen voor gemeentepersoneel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 187) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - de kosten en mogelijkheden te onderzoeken om al het gemeentepersoneel privilegetrainingen aan te bieden; -__ over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad. 82° Motie van het lid Simons inzake sekswerk onderdeel van emancipatiemonitor (Gemeenteblad afd. 1, nr. 188) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: - _Sekswerk en sekswerkers op te nemen in de emancipatiemonitor, om hiermee bij te dragen aan onderzoek en aanbevelingen m.b.t. de positie en emancipatie van sekswerkers in onze maatschappij, om uiteindelijk de zelfbeschikking - op alle vlakken - van sekswerkers te stimuleren. De moties maken deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER schorst de vergadering voor enkele minuten. De VOORZITTER heropent de vergadering. De VOORZITTER: Gezien het grote aantal moties van BIJ1 stel ik voor dat we mevrouw Simons enkele interrupties gunnen. Het woord is aan wethouder Groot Wassink. Wethouder GROOT WASSINK: Dank voor de complimenten die u heeft gemaakt voor dit beleidskader, want ik denk dat dat het is — zeg ik dan maar gelijk in de richting van de heer Vroege. Het is een beleidskader en ik denk dat het in die zin ook wel verstandig is om het met elkaar vast te stellen. Er zijn wel richtinggevende uitspraken in gedaan en ik denk dat dit een goed beleidskader is. Ik waardeer het zeer dat mevrouw La Rose zei dat dit stuk echt een goede balans vindt tussen verschillende ontwikkelingen in deze stad. Betekent dit nu dat we hiermee alle problemen oplossen? Nee, natuurlijk niet. Juist inclusiviteit is een kwestie van vasthoudendheid en met elkaar blijven werken en interveniëren waar je kunt als het gaat om representatie, als het gaat om communicatie, als het gaat om dialoog, als het gaat om openheid, burgerschap. Dat is een continu proces, een continue zoektocht die we met elkaar in de stad zullen moeten volbrengen op weg naar een samenleving die meer inclusief is. Ik kan hier nog veel zinnen aan toevoegen, maar ik heb het idee dat de heer Vroege verlangt naar een punt. (De heer VROEGE: Nog even op die eerste opmerking van de wethouder. Hij zegt dat dit wel degelijk een beleidskader is. Ik lees vooral een brief met een ik-vorm. We hebben het er in de commissie ook over gehad. Een brief met een visie van het college. Ik zie helemaal geen beleidsvoornemens. U bent het toch met mij eens dat een beleidskader wat u normaal voorlegt aan de raad — want het is aan de raad om het beleid vast te stellen — dat dat normaal gesproken een hele andere vorm heeft?) 31 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen Deze vorm wordt wel vaker gekozen, dus ik zie in die zin ook helemaal geen bezwaar. Het staat u natuurlijk vrij dit te beoordelen zoals u wenst. Ik denk dat hier wel degelijk beleidsvoornemens inzitten. Er zitten ook best wat maatregelen in aangekondigd. Ik laat dat vanzelfsprekend aan u hoe u daarmee om denkt te gaan. De heer Vroege had het ook over aangiftebereidheid. Dat is natuurlijk een heel terecht punt. Ik denk dat dat ook in een juiste aanpak die wij als college voorstaan, een punt van aandacht is. En dan gaat het er ook om ervoor te zorgen dat je een beeld hebt van wat er zich precies afspeelt. Het is niet helemaal waar wat de heer Vroege zei over moslimdiscriminatie, want ik wees u ook op de cijfers van MDRA waar dat wel degelijk een grote groep in is. Maar volgens mij is een beter beeld goed en dat is ook hetgeen de heer Vroege beoogt. Mevrouw Temmink had het over zelforganisaties. Laat er geen misverstand over bestaan. We hebben in het coalitieakkoord gezegd dat we zelforganisaties willen ondersteunen. Het gaat er niet om dat we nu projectsubsidie volledig vervangen door structurele subsidie. Het gaat erom dat we allerlei organisaties, clubjes en ik zou daar helemaal niet één soort clubje in willen, maar juist heel veel nieuwe initiatieven in de stad willen ondersteunen, die soms naast de projecten die ze doen en waarvoor je gewoon voorwaarden stelt, dus waarvoor reguliere voorwaarden gelden, dat je ze misschien een bedragje daarbovenop kunt geven om te kijken of ze niet juist daarmee wat body kunnen hebben zonder dat je ze daarmee institutionaliseert of structureel ondersteunt. Wij zien nu dat er best veel organisaties zijn die een tijdje werken en goede dingen doen en dan weer helemaal terugvallen. Ik ga hiervoor een kader uitwerken en ik hoop u dat voor de zomer te kunnen aanbieden. Ik kijk uit naar de bespreking daaromtrent. Dan de moties. Ik denk dat ik me daar maar even toe moet beperken. Allereerst de motie van het lid Blom over diversiteit in Raden van Commissarissen, Raden van Toezicht, Raden van Besturen en in adviesorganisaties. Ik vind het een zeer waardevolle suggestie om te kijken hoe wij de dingen die we al voornemens zijn te doen, ook juist voor dit punt van representatie kunnen inzetten. Dus in die zin vind ik het een waardevolle suggestie. Ik ben daar positief over. Het amendement van de heer Vroege, oordeel raad. Wat mij betreft overbodig, niet nodig. Het kan prima in deze vorm, maar ik laat dat volledig aan u. Dan heeft u de motie inzake het structureel onderzoek omvang discriminatie. Dat is nog best een ingewikkelde. Ik wil best kijken of wij dit bijvoorbeeld beter mee kunnen nemen in de veiligheidsmonitor, maar om nu een heel nieuw instrumentarium op te zetten, dat is nog best een ingewikkelde. Als ik daarnaar nog wat onderzoek mag doen ook over hoe ik dit gestructureerd zou kunnen doen, dan zeg ik u dat bij deze toe en dan ben ik ook positief over deze motie. Dan hoop ik eigenlijk dat u met deze toezegging genoegen neemt. Maar een plan vóór 1 juli voorleggen op deze punten is nog best ingewikkeld. Ik moet echt even kijken hoe we dit goed kunnen doen en hoe we gebruik kunnen maken van verschillende bronnen. Dat vergt net iets meer onderzoek. (De heer VROEGE: Als de wethouder meer tijd nodig heeft en uiteindelijk zegt we gaan dit niet meteen doen maar we kunnen voorleggen wat mogelijk is, zodat we daarna als raad kunnen beslissen of we dit nodig vinden en de kosten en baten kunnen afwegen, dan is dat goed.) Nou, dank u wel. De volgende motie van de heer Vroege, daarin zoekt u alle stakeholders en partijen tot één systeem, tot één loket te maken. Dat is in de aard van de organisaties nog best ingewikkeld. Maar als u bedoelt, laten we kijken hoe we deze partijen tot een samenwerking of een synergie kunnen brengen om inderdaad de aangiftebereidheid te 32 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen vergroten en ook de mogelijkheden om aangifte te vergroten en onze mogelijkheid om informatie tot ons te nemen, dan ben ik daar positief over. Dan de motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake bestrijding discriminatie met veiligheidsoptiek. Dat vind ik een goede suggestie en daarover ben ik positief. (Mevrouw TEMMINK: Ik heb nog wel vragen over die motie. Het is een hele sympathieke motie en ik denk ook dat het heel goed is, maar we weten ook dat er heel veel achterstanden zijn bij het OM als bij de politie. Ik vraag me dan wel af of dat niet ten koste gaat van iets anders. Ik ben er op zich heel erg voor, maar ik ben wel benieuwd hoe de wethouder daarnaar kijkt.) De motie verzoekt ons bij het Rijk en bij de driehoek erop aan te dringen. Nou, dat kan wel. Daar zie ik geen belemmering. Dan de motie over holocausteducatie. Ik heb dat ook even met wethouder Moorman besproken. Als we dit zo mogen zien dat het ook in de breedte van de holocaust en onderwijs daarover gaat, dan zijn we hier heel erg positief over. Dit is een heel belangrijk onderwerp dat niet genoeg aandacht kan krijgen. Dan de lijst van mevrouw Simons. Inzake een sociaalcultureel centrum biculturele LHBTl'ers. Dit zijn wij eigenlijk al aan het doen. Wij zijn aan het onderzoeken mét de community om te kijken of er iets mogelijk is. Dus in die zin helpt de motie mij niet en zou ik die willen ontraden. Dan de motie over het onderzoek bij het Forum voor Democratie. Daartegen heb ik wel echt hele grote bezwaren. Nog afgezien van het feit dat u al een conclusie lijkt te hebben getrokken, vraagt u het college onderzoek te doen naar een politieke partij. Ik vind dat echt oneigenlijk. Dat moet u niet aan ons vragen. Als u deze mening bent toegedaan, dan moet u aangifte doen en dan moet u op een andere manier optreden tegen de partij die u op het oog heeft. U moet niet aan ons vragen onderzoek te doen naar wie dan ook. Dat past niet in de democratische rechtsstaat. Dat past niet in de manier waarop wij met elkaar omgaan. Ik ontraad dit echt met klem. Ik vind het oneigenlijk dat u dit probeert te doen. De motie inzake acceptatie in plaats van tolerantie. Ik vind dat beide woorden waardevol zijn. Beide woorden hebben verschillende betekenissen. Ja, af en toe is tolerantie het woord dat je gebruikt. En in een heleboel gevallen zou ik willen dat wij Amsterdammers elkaar wat meer accepteren en wat meer van elkaar accepteren. Maar dat neemt niet weg dat beide woorden wat mij betreft een toegevoegde waarde hebben. Dus deze motie ontraad ik zeer. Dan de motie inzake LHBTI-geschiedenis in de canon van Amsterdam. Ook dit vind ik wel ingewikkeld en dat is misschien omdat ik historicus ben. Waak voor politici die zich al te veel willen bemoeien met geschiedenisonderwijs. Niet alleen lukt dat nooit met musea, maar dat leidt echt tot ongelukken. Ik wil dit pad echt niet op. Geschiedenis en geschiedwetenschap is een kwestie van wetenschappers. Daar moeten wij ons als politiek verre van houden. Klankbordgedeelde geschiedenis. Dat vind ik zo algemeen geformuleerd dat ik daar moeilijk mee uit de voeten kan. Die motie zou ik dus ook willen ontraden. Antikoloniaal verzet in de canon van Amsterdam. Hoezeer ik zelf ook wens dat antikoloniaal! verzet een plek heeft in de geschiedschrijving van deze stad en van dit land, geldt hiervoor wel hetzelfde. Wij moeten niet de geschiedenis wensen te herschrijven. Dat is voor politici een buitengewoon riskante aangelegenheid. Dan de kosten en mogelijkheden onderzoeken om een speciale ambtenaar met een eigen budget in dienst te nemen die zich specifiek richt op mannenemancipatie en gendergelijkheid. Ik het eerder gezegd dat mannenemancipatie een belangrijk onderwerp is in het bredere emancipatiebegrip. Maar om nu een speciale ambtenaar met een eigen budget die dan waarschijnlijk ook weer een 33 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen witte man is, voor mannenemancipatie aan te stellen — nee, dat hoeft niet, voorzitter — dat vind ik niet nodig. Waarom moeten mannen nu dan weer een speciale ambtenaar hebben met een speciaal budget? Zullen we mannenemancipatie dan gewoon in het emancipatiebeleid meenemen? Dat zou mijn voorstel zijn. Ik ontraad deze motie. Dan de motie inzake discriminatie binnen de gemeente. Dat doen we al. Ik wil hier best nog even scherper naar kijken, want een onderzoek onder het personeel om het beter in kaart te brengen, dat doen we al. Ik zeg u toe dat ik hier nog wel even goed naar kijk, want dit past ook wel in de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie en hoe we daarmee in onze eigen organisatie willen omgaan. Dus als ik u toezeg dat ik hier nog goed naar kijk en er bij u op terugkom, dan hoop ik dat u deze motie intrekt. (Mevrouw SIMONS: Bij dezen.) Dank u wel. De motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 183) ingetrokken zijnde, maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. De emancipatiemonitor en daarin de positie van ongedocumenteerde mensen te monitoren. We hebben volgens mij een vrij uitgebreid programma voor ongedocumenteerden en dat zou ik daar willen laten. Dus deze motie ontraad ik ook. Ongedocumenteerden in het kansengelijkheidsplan. Wij doen op allerlei plekken onderzoek naar ongedocumenteerde kinderen. Ik heb u daarover eerder vrij uitvoerig geïnformeerd. Ik zie dus ook geen aanleiding om dit toe te voegen aan het kansengelijkheidsplan. Ik zou deze motie dus ook wilen ontraden. Dan de privilegetrainingen voor het gemeentepersoneel. Ik denk dat in het algemeen privilegetrainingen wel goed zijn. Ik neem aan dat het hier gaat om white privilege en dat dat hetgeen is wat u zou willen bespreken. Ik moet daarvan zeggen dat wij ook hierop als gemeente wel het een en ander doen. We organiseren bijvoorbeeld voor ons personeel ook een bijeenkomst van Skindy. Ik wil hier best wel even naar kijken, maar al het gemeentepersoneel te trainen, daar twijfel ik wel over. Ik kan niet helemaal uitsluiten dat ook de kosten hiervan erg ingewikkeld liggen. Als u mij toestaat hiernaar nog eens even te kijken en daarop bij de uitwerking van arbeidsdiscriminatie terug te komen, dan zeg ik u dat bij deze toe. Ik vind deze motie te generiek. (Mevrouw SIMONS: Dank voor deze toezegging. U vermoedt dat ik het vooral heb over wit privilege. Ook hier zou ik de wethouder willen vragen om op een intersectionele manier te kijken daar er vele vormen van privilege bestaan.) Dat ben ik geheel met u eens. The privilege walks en dergelijk waar juist op een intersectionele manier wordt gekeken, daar kan ik me van alles bij voorstellen. Ik zie mensen bij de GroenLinksfractie hier knikken. Ik geloof dat die ook dergelijke voornemens hebben. Ik ken de breedte van deze trainingen. Ik kom daarop terug. Ik hoop dat u de motie dan intrekt. Dan de motie sekswerk als onderdeel van de emancipatiemonitor. Dat vind ik ook een ingewikkelde. Sekswerk — ik weet dat sekswerkers regelmatig in een wat ingewikkelder positie zitten dan sommige andere beroepsgroepen, maar om dit nu op te nemen in de emanipatiemonitor … Ik verkeer in de veronderstelling dat juist in de verschillende programma's die wij hebben de burgemeester daarnaar uitvoerig onderzoek doet. Ik zie dus weinig toegevoegde waarde om dit op te nemen in de emancipatiemonitor. Anders wordt dat ook wel een vergaarbak van van alles en nog wat. Er rest mij niets dan deze motie te ontraden. 34 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen De discussie wordt gesloten. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk. Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Ik zou graag even willen schorsen. Het zijn zoveel moties. Ik zou heel graag even beraad willen hebben De VOORZITTER: Ik begrijp dat, maar ik geef u wel in overweging dat we vanavond nog twee onderwijsagendapunten moeten behandelen omdat de wethouder morgen een andere verplichting heeft, bij de minister moet zijn. Ik stel voor dat we verder gaan met onderwijs en dat u ondertussen even de tijd neemt om de stemming op orde te maken. Zullen we het zo doen? ledereen verlangt op een gegeven moment ook naar huis, naar bed of iets anders. Dan kunt u uw administratie op orde maken terwijl we alvast verder gaan met agendapunt 24. Dit punt wordt even aangehouden. 24 Wijzigen van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107) De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Bloemberg-lssa. Mevrouw BLOEMBERG-ISSA: Ik kan het heel kort houden. In dit plan gaat het ook over groene schoolpleinen en de Partij voor de Dieren vindt het natuurlijk zeer belangrijk dat in Amsterdams de schoolpleinen worden vergroend. Het is niet alleen goed voor kinderen om samen te spelen. Het zorgt ook voor klimaatadaptie. Het gaat hittestress tegen en het is goed om wateroverlast tegen te gaan. Er wordt op dit moment vooral ingezet in het primair onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs voor de vergroening van schoolpleinen. Het goede nieuws is dat er in de provincie Noord-Holland in november een voorstel van de Partij voor de Dieren is aangenomen om ook vanuit de provincie in te zetten op het vergroenen van schoolpleinen. Daarom zou ik graag een motie willen indienen om door middel van samenwerking met de provincie te kijken of we in Amsterdam meer schoolpleinen kunnen vergroenen waaronder pleinen van voortgezet onderwijs en mbo-scholen omdat vergroening goed is voor de klimaatadaptie. De motie is mede-ondertekend door de leden De Fockert, Rooderkerk en Ceder. De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen: 83° Motie van de leden Bloemberg-lssa, De Fockert, Rooderkerk en Geder inzake de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018 (vergroenen van schoolpleinen door middel van samenwerking) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 189) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 35 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen - door middel van samenwerking met de provincie de mogelijkheden te verkennen om ook pleinen van voortgezet onderwijs en MBO scholen verder te vergroenen en de gemeenteraad hier voor de Begroting 2020 over te informeren. De motie maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Rooderkerk. Mevrouw ROODERKERK: D66 steunt het voorstel waarmee geld wordt vrijgemaakt voor het meer energieneutraal maken van scholen. Dat is van belang voor een gezond binnenklimaat op scholen waar leerlingen hun aandacht bij de les kunnen houden. De afgelopen 3 jaar kregen 99 scholen in Amsterdam schone en frisse lucht en zijn 70 schoolpleinen ingericht met meer gras en bomen in plaats van betonnen tegels. En kinderen kregen daarbij natuureducatie. Daar gaan we mee door. Dat is heel mooi. Omdat het natuurlijk mooi zou zijn dat dit niet alleen voor primair onderwijs gaat gelden, maar ook voor voortgezet onderwijs en het mbo, dienen we zoals gezegd samen met de Partij voor de Dieren en GroenLinks een motie hiervoor in om op zoek te gaan naar meer financiële middelen hiervoor. We roepen de wethouder op hiermee aan de slag te gaan. De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman. Wethouder MOORMAN: Het onderwerp van groene schoolpleinen is natuurlijk een prachtig onderwerp maar dat is niet de reden dat mijn stem zo geëmotioneerd klinkt. Dat komt gewoon door een verkoudheid. Daarom houd ik het dus ook gewoon kort. We hebben het er in de commissie ook al over gehad en mevrouw De Fockert heeft er ook al heel veel aandacht aan besteed. We zouden natuurlijk het liefst ook de VO-schoolpleinen vergroenen maar we moeten de middelen die we hebben, zo goed mogelijk inzetten. En primaire schoolpleinen komen dan in eerste instantie. Die zijn meer voor de hand liggend, omdat die meer in de wijken zijn en kinderen daar meer spelen. Op het VÒ zou het ook niet verplicht zijn dat er schoolpleinen zijn. Maar als er door een motie van de Partij voor de Dieren geld beschikbaar is bij de provincie, dan willen we dat natuurlijk heel graag inzetten. Ik weet niet precies om welk bedrag dat gaat, maar daarover gaan we meteen contact opnemen. Ik ben positief over uw motie als ik die zo mag lezen, dat we dat dan doen met de inzet van de financiën van de provincie. De discussie wordt gesloten. De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom voor een stemverklaring. De heer BLOM (stemverklaring): Wij stemmen natuurlijk voor wijziging van de verordening en de motie zelf. Ik wil nog even opmerken dat we vooral stemmen voor de motie vanwege de wijze waarop het vorige college ons initiatief echt voortvarend oppakte, het vergroenen van schoolpleinen. De stad is daarmee op een mooie manier veranderd. We hopen natuurlijk dat het gaat lukken met de provincie, want dit gunnen we ook mbo- scholieren en het voortgezet onderwijs. Heel fijn dat de Partij voor de Dieren daar ideeën over heeft. 36 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107). De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107} wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107) met algemene stemmen is aangenomen. Aan de orde is de stemming over de motie-Bloemberg-lssa, De Fockert, Rooderkerk en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 189). De motie-Bloemberg-lssa, De Fockert, Rooderkerk en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 189) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert dat de motie-Bloemberg-lssa, De Fockert, Rooderkerk en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr.189) met algemene stemmen is aangenomen. De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 107 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 25 Kennisnemen van rekenkamerrapport Effectiviteit investeringen onderwijs en het overnemen van de aanbevelingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 108) De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder. De heer CEDER: Wij hebben in de commissie het rekenkameronderzoek besproken. Daar bleek uit een van de aanbevelingen dat wij wat scherper zouden moeten kijken naar de effectiviteit en de criteria die we stellen aan in dit geval de schoolbeurs. Een aanbeveling die overigens door het college wordt overgenomen. Ik vroeg me wel even af hoe dat zat met andere regelingen en of wij of ambtenaren ook niet op dezelfde wijze regelingen tot stand hebben gebracht. Dan heb ik het niet alleen over de portefeuille Onderwijs of de portefeuilles die wethouder Moorman heeft, maar collegebreed. Dat zou ik willen vragen in dit geval aan wethouder Moorman of die ook namens het hele college spreekt. Als dat het geval is en zij bereid is dat uit te zoeken, dan vind ik dat mooi. Zo niet, dan heb ik een motie om te kijken of we die subsidies niet wat scherper en doeltreffender kunnen formuleren — precies zoals de rekenkamer dit ons heeft geadviseerd. De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen: 84° Motie van het lid Ceder inzake effectiviteit investeringen in het onderwijs (expliciteer verwachtingen bij stimulerende subsidies) (Gemeenteblad afd. 1, nr.190) Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 37 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen - te onderzoeken bij welke andere subsidieregelingen verstrekt door de gemeente de eigen verwachtingen niet of onvoldoende zijn geëxpliciteerd; - de regelingen waaruit blijkt dat het moeilijk is om de effectiviteit te meten als gevolg van het niet of onvoldoende benoemen van de te verwachten prestaties, aan te passen; - de resultaten van dit onderzoek terug te koppelen naar de raad. De motie maakt deel uit van de beraadslaging. De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman. Wethouder MOORMAN: Dank aan de heer Ceder die goed heeft geluisterd naar de rekenkamer, want de rekenkamer heeft u ook heel direct aangesproken dat u als controlerend orgaan zelf over het geld gaat en over de vraag of het geld goed wordt uitgegeven. De rekenkamer heeft ook duidelijk aangegeven dat het jammer is dat dit grote bedrag, die 23 miljoen euro, eigenlijk niet goed afrekenbaar is omdat er geen doelstelling aan gehangen is. Ik snap dat en dat is ook precies de reden waarom het college heeft gezegd de aanbeveling van de rekenkamer over te nemen. Wij zullen inderdaad hele heldere doelstellingen aan de subsidies die we verstrekken, verbinden. Maar het is natuurlijk aan u om ons daarop te controleren. In die zin wil ik u de bal terugkaatsen. U kunt natuurlijk altijd op het moment dat er hier een subsidieverordening voorligt, heel goed controleren of daarbij inderdaad doelstellingen zijn benoemd. Ik denk ook dat dat uw taak is, juist als controlerend orgaan van het college. (De heer CEDER: Dat advies neem ik ter harte. Ik zal daarop dan ook scherper zijn. Mijn vraag heeft betrekking op de subsidieregelingen die we al met elkaar hebben vastgesteld. Hoewel wij daarom misschien heel scherp hadden moeten zijn, zou ik u toch willen vragen of u bij de regelingen die al bestaan, zou willen kijken of dat in het vervolg niet strakker kan.) Daarvan heeft dus de gemeenteraad gezegd dat al die subsidieregelingen goed zijn. Dus daarop heeft u zelf uw akkoord gegeven. Ik zou u adviseren goed op te letten want er liggen voortdurend subsidieregelingen voor — ik denk dat er geen gemeenteraad voorbij gaat dat dat niet zo is. Het feit dat de rekenkamer hier zo duidelijk advies op geeft, geeft ook wel aan dat het hier een uitzondering betreft. Een uitzondering waar overigens de gemeenteraad destijds in volle bewustzijn voor heeft gestemd. (De heer CEDER: U geeft aan dat het een uitzonderlijke regeling is. Kunt u uitsluiten dat de gemeenteraad soortgelijke formuleringen heeft vastgesteld in de afgelopen periode? Als u dat uitsluit, dan hoef ik daar ook niet naar te vragen en dan zullen wij daar in het vervolg scherper op letten.) Nee, dat kan ik niet uitsluiten. Ik weet wel dat er destijds in de gemeenteraad al wel een discussie is gevoerd over het feit dat er geen doelstelling aan deze subsidieregeling was gehangen en dat ook door het college was aangegeven dat het dat niet wilde. Daar waren sommige partijen het mee eens; andere partijen waren het er niet mee eens. Een meerderheid van de gemeenteraad was het er destijds in ieder geval wel mee eens. De discussie wordt gesloten. 38 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder. De heer CEDER: Ik heb nog een vraag met betrekking tot mijn motie. De wethouder heeft de bal teruggekaatst en ik denk dat ik de handschoen dan ook oppak en de motie intrek. De motie-Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 190) ingetrokken zijnde, maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 108). De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 108) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 108) met algemene stemmen is aangenomen. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 108 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Vervolg agendapunt 22 Vaststellen van het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 105) De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk. Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Het hangt natuurlijk een beetje af van hoe het het amendement-Vroege nr. 172 vergaat, maar de VVD-fractie heeft gewikt en gewogen. Dat heeft u ook wel gemerkt. We hebben er even tijd voor genomen. Wij steunen de maatregelen die het college voornemens is op dit punt, maar de VVD-fractie hecht toch ook wel aan kwalitatief goede beleidsstukken. Wij vinden de beleidsbrief zoals die nu voorligt, onvoldoende onderbouwd en nog niet compleet genoeg om te zeggen, daarop kunnen wij het beleid voor de komende jaren baseren. Op die grond zullen wij niet voor de voordracht stemmen. De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Nanninga voor een stemverklaring. Mevrouw NANNINGA (stemverklaring): Ik heb een stemverklaring bij motie nr. 178 van BIJ1. Het is zoals wij van BIJ gewend zijn een antidemocratische en haatzaaiende manier van splijtzwampolitiek bedrijven, maar toch zullen wij voor deze motie stemmen, omdat een onderzoek naar onze partij alleen maar zal uitwijzen dat de hysterische laster van mevrouw Simons geen greintje waarheid bevat. Wij zijn niet bang voor de uitkomst van zo'n onderzoek, dus wij stemmen voor. 39 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma voor een stemverklaring. De heer BOOMSMA (stemverklaring): Ik wil eigenlijk aangeven dat wij het amendement van de heer Vroege steunen. Ik wil hiervan wel kennis nemen, maar ik vind het niet geschikt dat wij dat hier daadwerkelijk gaan vaststellen, de manier waarop die brief is opgesteld. Dus als het amendement van de heer Vroege wordt aangenomen, dan zal ik instemmen met het kennisnemen daarvan, maar anders zullen wij daarmee niet instemmen. Aan de orde is de stemming over het amendement-Vroege (Gemeenteblad afd. 1, nr. 172). De stemmen staken. Dat betekent dat dit amendement de volgende keer opnieuw in stemming wordt gebracht. Eerst het amendement, daarna de voordracht en dan de moties. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Dantzig. De heer VAN DANTZIG: Ik heb een kleine fout gemaakt. Mij was gevraagd te pairen met mevrouw Van Renssen omdat die zwanger is en eerder naar huis is gegaan. Dat betekent dat het 20:20 is en dat we volgende keer weer gaan stemmen. De VOORZITTER: Dan houden we vast aan de eerdere conclusie. De stemmen staken en het zal de volgende keer in stemming worden gebracht. 27 Instemmen met het gewijzigde initiatiefvoorstel Inzet digitale informatieborden tegen afvaloverlast van het lid Torn en kennisnemen van de bestuurlijke reactie op het oorspronkelijke voorstel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110) De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Torn. De heer TORN: Drie maal is vaak scheepsrecht, dus we zullen zien of dat vandaag ook zo is. Ik wil het college en meer in het bijzonder wethouder Ivens bedanken voor het buitengewoon aardige preadvies. Ik heb het voorstel dienovereenkomstig aangepast. Dank daarvoor. Ik denk dat het een heel aardig voorstel is en ik ben heel blij dat u het zo adequaat oppakt. De VOORZITTER: Er is geen behoefte aan een reactie vanuit het college. De discussie wordt gesloten. De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen. Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110). 40 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110) is aangenomen met de stemmen van BIJ1 tegen. De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 110 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 28 Vaststellen van het programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 111) De VOORZITTER: Weet u, de avond is jong. Het zijn allemaal korte punten. Ik zou denken, wat we vanavond nog doen, dat hoeven we morgen niet te doen. Het woord is aan de heer Van Dantzig. De heer VAN DANTZIG: Ondanks dat het natuurlijk bijzonder lastig is om tegen de voorzitter in te gaan, zou ik willen voorstellen nu af te hameren. Ik heb het gevoel dat dit debat nog wel heel even zal duren en dat we niettemin morgen nog wel een klus te klaren hebben met elkaar. Ik persoonlijk, en met mij de D66-fractie, verschijn liever morgen fris aan de start dan dat we het vanavond heel laat maken. De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki. De heer MBARKT: Ik sluit me bij die woorden aan. Volgens mij staat er nog een aantal punten op de agenda, dus we moeten hier morgen echt zijn. Als we nu afronden, dan kunnen we misschien nog de laatste tien minuten van een hele belangrijke wedstrijd meepakken. De VOORZITTER: Maar samen heeft u geen meerderheid. Ik denk dat u best het uithoudingsvermogen heeft om het vanavond nog even te doen. Ik weet niet of u andere verplichtingen heeft? Ik krijg zo’n vermoeden, maar we gaan toch even door. We gaan even door. Nee? Het woord is aan de heer Boomsma. De heer BOOMSMA: Een punt van orde. Het ging allemaal even heel snel, maar ik zou ook liever nu willen stoppen. Wellicht kunnen we even stemmen. De VOORZITTER: Dan stemmen we over het voorstel om nu te stoppen. [Geklap en gelach]. Ik constateer een volstrekt gebrek aan partijdiscipline, maar ik geloof dat u inmiddels een meerderheid heeft. We gaan stoppen. Dan schors ik de vergadering en zie ik u allen morgen graag weer fris aan de start om 13.00 uur. 41 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen INDEX 104 Vaststellen van de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie 2019-2022 nnn 105 Vaststellen van het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit…………….22, 40 107 Wijzigen van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018 108 Kennisnemen van rekenkamerrapport Effectiviteit investeringen onderwijs en het overnemen van de aanbevelingen… … nnen ennverenennverenenverenenneeerevenver eee OÖ 110 Instemmen met het gewijzigde initiatiefvoorstel Inzet digitale informatieborden tegen afvaloverlast van het lid Torn en kennisnemen van de bestuurlijke reactie op het oorspronkelijke voorstel … … nnn onnneeerenneeeerenneeeenenenernenneeeenenneenevenneenennenenn nde 1 111 Vaststellen van het programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022 42 161 Motie van het lid Kilig inzake het starten met een pilot voor naming and shaming ….5 162 Motie van de leden Kilig en Ceder inzake het vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid in samenwerking met de stagemakelaar …… nnee D 163 Motie van het lid Vroege inzake de bestrijding van arbeidsdiscriminatie mensen met een beperking en chronische ziekten … … nnee eeneerenennverenenneerree eneen enneen« Ô 164 Motie van het lid Simons inzake arbeidsdiscriminatie van (biculturele) trans*mensen 165 Motie van het lid Simons inzake discriminatie op basis van leeftijd … … … …… … 6 166 Motie van het lid Simons inzake arbeidsdiscriminatie van (biculturele) trans*mensen 167 Motie van het lid Simons inzake sekswerk in het arbeidsdiscriminatiebeleid … …… ….7 168 Motie van de leden Ceder en Bloemberg-lssa inzake de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie duidelijke rol in ‘mystery guest’-beleid … 9 169 Motie van de leden Mbarki en Ceder inzake naming and shaming bij de aanpak arbeidsdiscriminatie … nnen enen enennne nennen enen nenene nennen enennennee eeen eeen ennen eneen |] 170 Motie van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma inzake de aanpak arbeidsdiscriminati® … … nuno eeen enneerenenneerenenveerenenvervenenveeeeeenve venen | Ó 171 Motie van de leden Blom en La Rose inzake Diversiteit in Raden van Commissarissen, Raden van Toezicht, Besturen en Adviesorganen … … 23 172 Amendement van het lid Vroege inzake beleidsbrief Diversiteit en Inclusiviteit … … 26 173 Motie van het lid Vroege inzake structureel onderzoek omvang discriminatie …… ….26 174 Motie van het lid Vroege inzake stroomlijnen meldingen discriminatie en racisme …26 175 Motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake bestrijding discriminatie vanuit veiligheidsoptiek … … … … nnn ennen enneeeerenneeeerenneneenenneeenen nn Â. 176 Motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake versterking begeleiding docenten holocausteducatie… nnn enneneneeren enen ennennneer eenen f 177 Motie van het lid Simons inzake sociaal-cultureel centrum biculturele LHBT lers … 29 178 Motie van het lid Simons inzake onderzoek Forum voor Democratie … … …………….29 179 Motie van het lid Simons inzake acceptatie in plaats van tolerantie … … … … …………29 180 Motie van het lid Simons inzake LHBTI+ geschiedenis in de Canon van Amsterdam 181 Motie van het lid Simons inzake klankbordgroep Gedeelde Geschiedenis … … 30 182 Motie van het lid Simons inzake antikoloniaal verzet in de Canon van Amsterdam .30 183 Motie van het lid Simons inzake mannenemancipatie … nnn nnee onee eenee 30 184 Motie van het lid Simons inzake onderzoek discriminatie binnen de gemeente …….30 42 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen 185 Motie van het lid Simons inzake ongedocumenteerden in de nieuwe emancipatiemonitOr… nnn enne nerenenneerenenvereneneerenenneerenennveer vennen vennen O 186 Motie van het lid Simons inzake ongedocumenteerden in het Kansengelijkheidsplan 187 Motie van het lid Simons inzake privilegetrainingen voor gemeentepersoneel…….….31 188 Motie van het lid Simons inzake sekswerk onderdeel van emancipatiemonitor … … 31 189 Motie van de leden Bloemberg-lssa, De Fockert, Rooderkerk en Geder inzake de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018 (vergroenen van schoolpleinen door middel van samenwerking) … nnn eneen eneerenennvere renee ee 3Ó 190 Motie van het lid Ceder inzake effectiviteit investeringen in het onderwijs (expliciteer verwachtingen bij stimulerende subsidies) … … anneer eneen enneeee evene OO 43
Raadsnotulen
43
test
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 793 Publicatiedatum 15 oktober 2014 Ingekomen op 8 oktober 2014 Ingekomen in raadscommissie WB Te behandelen op 5/6 november 2014 Onderwerp Amendement van de raadsleden de heer Groot Wassink en mevrouw Moorman inzake de begroting voor 2015 (zonne-energie voor huurders). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Overwegende dat: — de gemeente Amsterdam de doelstelling heeft de CO2-uitstoot in de stad in 2025 te hebben teruggedrongen naar 2050 kTon per jaar en in 2040 tot 855 kTon; — om deze doelstelling te halen ook in Amsterdam alle zeilen moeten worden bijgezet; — dat alle Amsterdammers daar een bijdrage aan kunnen leveren, en dat voor instellingen en het bedrijfsleven met name een belangrijke taak is weggelegd; — deze doelstelling alleen behaald kan worden als het college er gezamenlijk de schouders onder zet, en een luid en duidelijk signaal afgeeft dat het werk maakt van duurzaamheid op alle terreinen; — dat dat vereist dat duurzaamheid integraal en in elke portefeuille wordt opgepakt, en niet uitsluitend belegd wordt bij de wethouder Duurzaamheid; — dat dat dus ook geld voor de portefeuille Wonen’; Constaterende dat: — zonnepanelen inmiddels een renderende investering zijn, die bijdragen aan de klimaatdoelstellingen van de stad, en tegelijkertijd de energierekening betaalbaarder maken; — zonnepanelen een voorinvestering vergen die huurders in sociale huurwoningen veelal niet kunnen opbrengen; — deze mogelijkheid daarmee buiten bereik van deze doelgroep blijft; — tegelijkertijd een aanzienlijk dakoppervlak in Amsterdam dat geschikt is voor zonnepanelen op sociale huurwoningen ligt; — er in stadsdeel West een succesvolle pilot is gedaan, ‘Huur de zon’, waarbij via een ESCO ook huurders toegang krijgen tot zonnepanelen, 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 793 A d é Datum 15 oktober 2014 mendemen Besluit: — het college van burgemeester en wethouders te verzoeken, met de woningbouw- corporaties afspraken te maken om deze aanpak uit te rollen over heel Amsterdam; — op pagina 216 van de begroting 2015 als indicator op te nemen: ‘Percentage geschikt dakoppervlak in sociale woningbouw voorzien van zonnepanelen voor huurders’ (streefwaarde 20% in 2018). De leden van de gemeenteraad, B.R. Groot Wassink M. Moorman 2
Motie
2
discard
Factsheet Resultaten en Ontwikkelingen Sociaal Werk Peildatum 1 september 2021 Aantal Amsterdammers op sociaal werk Begin 2018 heeft de gemeente Amsterdam de ambitie geformuleerd om te groeien van 4.000 werknemers in sociaal werk in 2018, naar 4.500 werknemers eind 2022, in een zo regulier mogelijke setting. Om deze doelstelling te bereiken zal er een forse groei gerealiseerd moeten worden in het aantal Amsterdammers dat in het kader van de Participatiewet werkt bij reguliere bedrijven en sociale firma's. Temeer omdat het aantal Amsterdammers in de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) met ongeveer 5% per jaar afneemt. De Sociaal Werkkoepel is opgericht om deze transitie te ondersteunen en de groei te helpen realiseren. Op 1 september 2021 zijn er 4.077 Amsterdammers aan het werk op sociaal werk. Dit aantal is - ondanks de groei van het aantal Amsterdammers dat werkt in het kader van de Participatiewet - met 128 gedaald ten opzichte van 1 janvari 2020. Door de coronacrisis is de groei niet toereikend om de uitstroom uit de Sociale Werkvoorziening te compenseren (uitstroom uit de WSW sinds 1 janvari 2020: -310). Ontwikkelingen Sociaal Werk Totaal aantal Amsterdammers op sociaal werk (oude en nieuwe doelgroep), peildatum 1 september 2021 4.500 ‘anuari ° o C à 0 1 januari 2020 4.000 ©) otaal aanta ®, e e, En aen 4.21 á. Groeidoelstelling Totaal WSW 3.01 3 3.400 rd © @ 1 ierveri zo21 ! , I Totaal aantal i_ 2.450 el Hok 4.133 1 l Totaal WSW 2.822 l Ü I | Tr ! I Huidige situatie e (1 september 2021) Ü | Sinter 4.077 eer 2017 2018 2019 2020 2021 2022 Totaal WSW 2.703 Aantal Amsterdammers aan het werk met de instrumenten van de Participatiewet Het aantal Amsterdammers dat in het kader van de Participatiewet werkt bij reguliere bedrijven en sociale firma's neemt nog steeds toe, maar wel minder snel dan voor de crisis. Sinds juni 2021, met het versoepelen van de coronamaatregelen, is de groei van het aantal plaatsingen weer iets groter. Op 1 september 2021 zijn 1.374 Amsterdammers aan het werk met de instrumenten van de Participatiewet, een stijging met ruim 14% ten opzichte van eind 2019. Daarvan werken er 1.096 met loonwaardesubsidie en/of jobcoaching en 278 op Beschut Werk. Vooral in Beschut Werk is de toename van het aantal werknemers substantieel (+44% t.o.v. eind 2019). Daarnaast maken we sinds begin dit jaar ook gebruik van de tijdelijke forfaitaire loonkostensubsidie. In afwachting van een formele loonwaardebepaling ontvangt de werkgever maximaal zes maanden een standaard bedrag aan LKS (50% van de loonkosten op minimumloonniveau). Per 1 september 2021 ging het om 41 lopende werkplekken. In 2020 zijn er 68 Amsterdammers op Sociaal Werk uitgestroomd naar regulier werk zonder subsidie en/of jobcoaching. Deze mensen staan nog steeds in het doelgroepregister en kunnen bij een eventuele terugval altijd opnieuw gebruik maken van de ondersteuning van de gemeente. In 2019 waren dit er 58. Dit jaar gaat het tot 1 september 2021 om 53 Amsterdammers. Voor de komende periode is het afwachten hoe de economie kan herstellen en welke effecten we in sociaal werk gaan zien als de landelijke steunmaatregelen voor bedrijven per 1 oktober 2021 eindigen. Gezien de huidige ontwikkelingen is de verwachting dat eind 2021 1.450 Amsterdammers aan het werk zijn met instrumenten uit de Participatiewet. Aantal Amsterdammers aan het werk met inzet van instrumenten van de P-wet, peildatum 1 september 2021 1.365 1.342 1.336 | | L | Ü | Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec | Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Ji Augustus September 2020 Ì 2021 Beschut Werk Op 1 september 2021 werken in totaal 278 Amsterdammers op Beschut Werk: 118 bij Pantar, 107 bij sociale firma's en 53 bij reguliere werkgevers. Een toename van 85 (+44%) ten opzichte van 1 januari 2020. Aan het werk helpen en houden van Amsterdammers in Sociaal Werk Ondanks de crisis wordt nog steeds een groot aantal Amsterdamse werkzoekenden in Sociaal Werk aan een baan geholpen. Het vraagt veel extra inspanningen om deze Amsterdammers aan betaald werk te helpen én te houden. In 2020 zijn 726 werkzoekenden in Sociaal Werk gestart in een nieuwe baan. Dit jaar gaat het tot 1 mei 2021 om 121 werkzoekenden. Deels ging het om nieuwe werkzoekenden, deels om mensen die zijn herbemiddeld naar een andere werkplek. Er zijn dus momenteel veel plaatsingen en herbemiddelingen nodig om groei te kunnen realiseren. Jes [220 _______pozat/m augustus Aantal plaatsingen (nieuw | 735 726 461 + herbemiddeling) Actieve dienstverbanden 1201 1311 374 excl. 41 forfaitair) Aantal werkzoekenden in bemiddeling Op 1 september 2021 zijn er 278 werkzoekenden in (her)bemiddeling in het kader van Sociaal Werk. Dit aantal is ca. 40% hoger dan vóór het ingaan van de coronacrisis, maar wel minder hoog dan tijdens het hoogtepunt van de crisis. Door corona is de vraag naar werknemers afgenomen, en tegelijk het aantal werkzoekenden toegenomen, waardoor de concurrentie op de arbeidsmarkt sterker is. Duurzaam werk 32% van de Amsterdammers die werken met inzet van instrumenten van de Participatiewet werkt al langer dan 2 jaar bij dezelfde werkgever. Eind 2019 was dit circa 30%. Op 1 september 2021 heeft 17% van de Amsterdammers die werken met inzet van instrumenten van de Participatiewet een vast dienstverband (langer dan 3 jaar bij dezelfde werkgever). Duur actieve dienstverbanden dd 01-09-2021 s 0-6 maanden m 6-12 maanden = 12-18 maanden s 18-24 maanden => 24 maanden => 36 maanden Verdeling werkgevers Participatiewet Ten gevolg van de coronacrisis en het effect daarvan op de arbeidsmarkt is het aandeel Amsterdammers die bij Pantar in dienst zijn onder de Participatiewet toegenomen. Op 1 september 2021 is het aandeel van Pantar 27% (+8% ten opzichte van 1 januari 2020). Deze ontwikkeling past bij het vitvoeringsbesluit Sociaal Werk (2018), waarin Pantar nadrukkelijk wordt genoemd als vangnet om mensen van passend werk te voorzien als het bij een reguliere werkgever of sociale firma tijdelijk niet lukt. Sinds medio dit jaar zien we geen verdere toename in het aandeel van Pantar, en zien we een stijging van 4% in het aandeel van sociale firma's. Op 1 september 2021 is de verdeling over werkgevers als volgt: Pantar 27%, sociale firma's 17% en reguliere werkgevers 56%. Verdeling werkgevers Participatiewet 1 januari 2020 1 mei 2021 1 september 2021 14% LE vr Totaal Totaal Totaal 1.201 1.325 1.374 ) 2 p Dienstverband bij: 67 ú kid a 56 ge ME reguliere werkgevers Pantar WB sociale firma's
Factsheet
3
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1200 Publicatiedatum 13 november 2015 Ingekomen op 4 november 2015 Ingekomen onder x Behandeld op 5 november 2015 Uitslag Aangenomen Onderwerp Amendement van de leden Groot Wassink, Shahsavari-Jansen, Moorman en Torn inzake de Begroting 2016 (woorden doen ertoe). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2016; Overwegende dat: — de gemeente alles op alles moet zetten om te voorkomen dat spanningen en angsten tussen verschillende bevolkingsgroepen toenemen in onze stad, en om deze spanningen en angsten weg te nemen; — eenfobie een ziekelijke angst is en verwijst naar een psychiatrische aandoening, en de term “slamofobie’ derhalve niet gepast of correct is; — de ernst van de kwestie en de gevoeligheid van de materie vragen om zorgvuldige en correcte formulering en woordkeuze. Besluit: de tekst van de begroting op bladzijde 115: “Het college verafschuwt antisemitisme. Ook het tegengaan van islamofobie is een continue aandachtspunt van de gemeente. (…) “Bijzondere aandacht in 2016: antidiscriminatie, tegengaan antisemitisme en tegengaan islamofobie, Europride 2016, vrouwenemancipatie, slavernijverleden.…”, te wijzigen in: “Het stadsbestuur verafschuwt antisemitisme, evenals moslimdiscriminatie. Ook het tegengaan van spanningen tussen bevolkingsgroepen in de stad is een continue aandachtspunt. (…) “Bijzondere aandacht in 2016: antidiscriminatie, tegengaan antisemitisme en moslimdiscriminatie, het wegnemen van angst tussen bevolkingsgroepen, Europride 2016, vrouwenemancipatie, slavernijverleden” 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1200 A d t Datum 13 november 2015 mendemen De leden van de gemeenteraad B.R. Groot Wassink M.D. Shahsavari-Jansen M. Moorman RK. Torn 2
Motie
2
discard
Er02004550 N% Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR Ontwikkeling X Amsterdam Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022 Ter advisering aan de raad Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Agendapunt 3 Datum besluit College van B en W 15 februari 2022 Onderwerp Vaststellen van de Nota van Uitgangspunten Transformatie Burgemeester Röellstraat en instemmen met het voorkeursbesluit Transformatie Burgemeester Röellstraat De commissie wordt gevraagd De raad te adviseren om in te stemmen met de raadsvoordracht met als gevraagd besluit om in te stemmen met het voorkeursbesluit Transformatie Burgemeester Röellstraat en daartoe de Nota van Uitgangspunten Transformatie Burgemeester Röellstraat vast te stellen. Wettelijke grondslag Artikel 108 lid 1 Gemeentewet De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten. Artikel 147 lid 2 Gemeentewet De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, eerste lid, berusten bij de raad. Artikel 189, eerste lid jo artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 6, eerste lid, van de Financiële verordening gemeente Amsterdam Voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden. De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting of een begrotingswijziging. Bestuurlijke achtergrond * Inde vergadering van het college van B&W van 21 november 2017 zijn de 32 ontwikkelbuurten aangewezen. De Lodewijk van Deysselbuurt, Dichtersbuurt en Couperusbuurt zijn drie van deze buurten. Het is een belangrijke wens om het gebied samen met de buurten te versterken en beter te laten aansluiten op de stad binnen de ring. De Burgemeester Röellstraat heeft de potentie om te transformeren van een verkeersweg naar een aantrekkelijke stadslaan. e Inde vergadering van het college van B&W van 5 februari 2019 is het principebesluit Geuzenveld-Slotermeer met bijbehorende principenota vastgesteld. De principenota Geuzenveld-Slotermeer maakt onderdeel vit van de bestuursopdracht Ontwikkelbuurten en was het eerste plaberum product in de besluitvorming. In het principebesluit is onder meer besloten te onderzoeken om de Burgemeester Röellstraat om te vormen tot een stadslaan en ruimte te creëren voor extra woningen, werkruimten en voorzieningen, mits deze de bestaande buurt ten goede komen. * Op 18 juni 2020 heeft het dagelijks bestuur van Nieuw West ingestemd met de startnotitie Herprofilering Burgemeester Röellstraat. In de startnotitie is opgenomen dat de volgende stap het maken van een Nota van Uitgangspunten voor de gehele straat is. Reden bespreking Gegenereerd: vl.12 1 VN2022-004880 9 Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie Grond en % Amsterdam jee 9 TAR Ontwikkeling % Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022 Ter advisering aan de raad Advisering aan de raad. Uitkomsten extern advies Op 30 maart 2021 heeft de CVC positief geadviseerd ten aanzien van de Nota van Uitgangspunten. Cliëntenbelang Amsterdam en de Fietsersbond hebben toen de volgende opmerkingen gemaakt: e Cliëntenbelang Amsterdam geeft complimenten voor de nota en is verheugd dat de toegankelijkheid voor mensen met een beperking is opgenomen als voorwaarde. Ook is men blij dat gekozen wordt voor het handhaven van het aantal oversteekplaatsen en dat de haltes moeten voldoen aan de eisen voor toegankelijkheid. Fijn dat het profiel wordt aangepast en de obstakelvrije op het trottoir moet voldoen aan de leidraad CVC. * De Fietsersbond vindt het een gemiste kans dat niet overal een 2-richtingenfietspad aan beide zijden van de Burgemeester Röellstraat wordt aangelegd. Het advies van de Fietsersbond is niet opgevolgd. In de huidige situatie liggen er overwegend 1-richtingfietspaden die allemaal te smal zijn volgens de huidige richtlijnen (leidraad CVC). Alle fietspaden worden verbreed, conform de leidraad CVC maar er is niet voldoende ruimte om 2- richtingsfietspaden te maken die voldoen aan de leidraad CVC. Voor participatie en inspraak wordt verwezen naar de bijgevoegde raadsvoordracht. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Nee. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.12 2 VN2022-004880 X Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie Grond en % Amsterdam Ontwikkeling % Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022 Ter advisering aan de raad 1_raadsvoordracht_NvU Transformatie Burgemeester Röellstr.docx AD2022-017293 (msw212) AD2022-017295 2_NvU Transformatie Burgemeester Röellstraat_dec 2021.pdf (pdf) AD2022-017294 3-_Advies SDNW NvU Transformatie Burg. Röellstr_juni 2021.pdf (pdf) 4a_OPENBAAR Geanonimiseerde Nota van Beantwoording_dec 2021.pdf AD2022-017296 (pdf) 4b_VERTROUWELIJK Niet geanonimiseerde Nota van Beantwoording _dec AD2022-017297 2021.pdf (pdf) Notitie boomvervanging herinrichting Burg.Roellstraat_aug 2021. pdf AD2022-017298 2 ang 9 Pr ANJ p (pdf) 6_onderzoek Wet geluidhinder 3 dec 2021_herprofilering Burg.Röellstr. pdf AD2022-017299 (pdf) AD2022-017286 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) John van Leeuwen, i.o.v. G&O, T: 06 2417 3056; E: [email protected] Luitje Douma, i.o.v. G&O, T: 06 8362 4772; E: [email protected] Gegenereerd: vl.12 3
Voordracht
3
discard
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 1012 Publicatiedatum 19 november 2014 Ingekomen op 5 november 2014 Ingekomen onder 809’ Behandeld op 6 november 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden mevrouw Ten Bruggencate, mevrouw Kaya en mevrouw Verheul inzake de begroting voor 2015 (innovatie sociaal domein). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Overwegende dat: — in het coalitieakkoord in de hoofdstukken op het gebied van zorg, jeugdzorg en participatie kleine aanbieders, sociale firma's en buurtinitiatieven worden genoemd; — de verantwoordelijkheden op het gebied van zorg, jeugdzorg en participatie aan de gemeentes worden overgedragen en dit veelal gepaard gaat met bezuinigingen; — met de decentralisatie van taken van het rijk naar gemeente in toenemende mate van Amsterdammers wordt verwacht dat zij zich inzetten voor de stad; — innovatie kan leiden tot kostenbesparing en kwaliteitsverbetering in het sociaal domein; — erop het gebied van zorg, jeugdzorg en participatie in Amsterdam al allerlei innovatieve initiatieven worden ontplooid; — een goede samenwerking van de overheid met onder andere het bedrijfsleven, de wetenschap en maatschappelijke initiatieven belangrijk is om innovatie op gang te brengen; — de innovatieve initiatieven ruimte en waardering verdienen, in de vorm van samenwerking met en opdrachten van de gemeente, maar ook in de vorm van erkenning en aandacht voor hun inzet, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — een overzicht samen te stellen van innovatieve, maatschappelijke initiatieven in Amsterdam waarmee de gemeente samenwerkt op het gebied van zorg, jeugdzorg en participatie; — hierbij in te zoomen op best practices in de stadsdelen en de clusters; 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 1012 Moti Datum 19 november 2014 Wte — dit overzicht van best practices jaarlijks te overleggen aan de raadscommissies voor Zorg en Sport c.a, Jeugd en Cultuur c.a. en Werk en Economie c.a. De leden van de gemeenteraad, M. ten Bruggencate M. Kaya À. Verheul 2
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 319 Ingekomen onder Oo Ingekomen op woensdag 11 maart 2020 Behandeld op woensdag 11 maart 2020 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Ernsting, Boutkan en N.T. Bakker inzake betere fietsstraten Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het afwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstroken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 273). Constaterende dat: — Het college in het afwegingskader fietsstraten, fietspaden en fietsstroken een minder strenge norm wil hanteren voor fietsstraten dan landelijk ontwikkeld door geen maximum aan het aantal auto's op een fietsstraat te stellen, Overwegende dat: — Op fietsstraten het principe ‘auto te gast’ alleen geloofwaardig kan worden gehanteerd als de fiets werkelijk de dominante verkeersdeelnemer is; — Veiligheid en comfort van de fietser in belangrijke mate afhankelijk zijn van de rijstrookbreedte, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Een fietsstraat alleen aan te leggen waar het principe ‘auto te gast’ geloofwaardig kan worden gehanteerd; 2. Terughoudend om te gaan met de aanleg van fietsstraten op locaties waar meer auto's rijden dan is opgenomen in de landelijke norm; 3. Wanneer een fietsstraat op een locatie wordt voorgesteld waar het aantal auto's de landelijke norm (max. 250 auto's in het drukste uur) duidelijk overschrijdt, daarbij uitte gaan van de maximale breedte die in het afwegingskader is opgenomen voor het betreffende type fietsstraat. De leden van de gemeenteraad Z.D. Ernsting D.F. Boutkan N.T. Bakker 1
Motie
1
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1548 Publicatiedatum 6 december 2017 Ingekomen onder AT Ingekomen op donderdag 30 november 2017 Behandeld op donderdag 30 november 2017 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake de conceptpachtovereenkomst met de Amsterdamse Hengelsport Vereniging (geen vergunning wanneer dierenwelzijn wordt aangetast). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het besluit inzake de conceptpachtovereenkomst met de Amsterdamse Hengelsport Vereniging (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1481). Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: geen vergunningen meer af te geven voor evenementen waarbij het welzijn van dieren wordt aangetast. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Bezoekadres Gemeente Amsterdam Anton de Komplein 150 Stadsdeel Zuidoost 1102 CW Amsterdam Postbus 12491 1100 AL Amsterdam RAADSGRIFFIE telefoon 020 2525000 GEWIJZIGDE VERSIE RAADSCOMMISSIE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, VERKEER EN BEHEER Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Aanleg sportparken, Milieu, Verkeer en Vervoer, Interimbeheer, Beheer, Wijkbeheer Voorzitter : mw. A. Kersjes Commissiegriffier : mw. A.D. Jhinkoe-Rai Griffie : mw. C.L. Hordijk Telefoon : 252.5023 AGENDA van de openbare vergadering van de raadscommissie op donderdag 9 februari 2006 van 20.00 tot 22.30 uur in de raadzaal van het stadsdeelkantoor Zuidoost Punt onderwerp Tijdschema Á. ALGEMEEN 20.00 — 20.45 uur A1. Opening en vaststelling agenda A2. Mededelingen A3. Vragen halfuur commissieleden A4. a. Conceptverslag van de openbare vergadering van de raadscommissie van 22 september 2005, bijgevoegd b. Conceptverslag van de openbare vergadering van de raadscommissie van 13 oktober 2005, bijgevoegd c. Conceptverslag van de openbare vergadering van de raadscommissie van 08 december 2005, nagezonden d. Conceptverslag van de besloten vergadering van de raadscommissie van 15 december 2005, nagezonden e. Actielijst Bijgevoegd. A5. a. Beantwoording raadsadres van C. Limburg & C.J. Slichter inzake beantwoording raadsadres 26 oktober 2005, bijgevoegd b. Beantwoording raadsadres 3 G van 13 januari 2006 betreffende uitgangspunten SPvE noord-oostzijde Bijlmerdreef en 's Gravendijkdreef, bijgevoegd (z.o.z.) Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot en met de dag vóór de vergadering daarvoor aanmelden bij de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5023 of per e-mail naar c.hordijk@zuidoost amsterdam.nl. De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen. AGENDA (vervolg) Punt onderwerp Tijdschema B. BESPREEKPUNTEN Ruimtelijke Ordening R1 Concept-raadsvoordracht inzake vaststellen van het Stedenbouwkundig Programma van Eisen “Drie locaties Driemond”, de bijbehorende grondexploitatie Driemond, de goedkeuring van een krediet en machtiging tot het doen van uitgaven voor de technische voorbereiding van het bouw- en woonrijpmaken e de stadsdeelraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht; e voorde bespreking zijn de leden van de raadscommisie Maatschappelijke Ontwikkeling uitgenodigd; Bijgevoegd. 20.45 — 21.05 uur R2 Evaluatie verkoop sociale huurwoningen e ter bespreking en voor kennisgeving aannemen; Bijgevoegd. 21.05 — 21.25 uur Milieu M1 Nota Bouwstenen Milieuvisie Zuidoost 2006-2010 e te bespreken ter voorbereiding op vaststellen Milieuvisie door nieuwe stadsdeelraad Bijgevoegd. 21.25 — 21.45 uur Wijkbeheer W1 Wijkjaarprogramma’s 2006 e ter bespreking Bijgevoegd. 21.45 — 22.15 uur C. PUNTEN VOOR EEN VOLGENDE VERGADERING C1 Termijnagenda e ter bespreking Bijgevoegd 22.15 — 22.20 uur D. RONDVRAAG 22.20 — 22.30 uur E. SLUITING 22.30 uur Lijst ter kennisneming: 1. SP/maaiveldontwerp plot 1 plangebied Kortvoort ZO-kwadrant, bijgevoegd 2. SP/maaiveldontwerp Zuidstrook Karspeldreef, nagezonden 3. Notitie inzake stand van zaken Bestemmingsplan De Nieuwe Bijlmer, nagezonden 4. Nota inzake tuinuitbreidingen op openbare gemeentegrond d.d. 4 april 1989, bijgevoegd 5. Notitie stand van zaken selectie marktpartijen Gooiseweg Oost, nagezonden 6. Beantwoording motie 78a (begroting 2005) toepassing zonne-energie in sportpark Bijlmermeer, bijgevoegd Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot en met de dag vóór de vergadering daarvoor aanmelden bij de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5023 of per e-mail naar c.hordijk@zuidoost amsterdam.nl. De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen. AGENDA (vervolg) Punt onderwerp Tijdschema Lijst ter inzage: a. Opdrachtverlening aan G.P. Groot aanneming BV te Heiloo, voor de uitvoering van Holendrecht West ophogen zachte hoven fase 2, conform bestek 36 van 2005 b. Conceptverkeersbesluit voor het realiseren van een ruiterpad tussen de recreatiegebieden Ouderkerkerplas en de Hoge Dijk C. Conceptbesluit voor het realiseren van een verkeersregelinstallatie op de kruising Meibergdreef/ Paasheuvelweg d. Stedenbouwkundig Plan AMC-terrein Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot en met de dag vóór de vergadering daarvoor aanmelden bij de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5023 of per e-mail naar c.hordijk@zuidoost amsterdam.nl. De vermelde aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
Agenda
3
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1118 Publicatiedatum 23 september 2016 Ingekomen onder X Ingekomen op 14 september 2016 Behandeld op 14 september 2016 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Vroege inzake het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016-2021. Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016 — 2021 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1057). Constaterende dat: — Alin 2015 bleek dat bouwbedrijven tractoren inzetten om de milieuzones voor vrachtvervoer in de stad te omzeilen. — Deze praktijk nog altijd plaatsvindt in de binnenstad. Overwegende dat: — De gemeente opdrachtgever is voor veel grootschalige bouwwerkzaamheden in de openbare ruimte. — Tractoren volgens TLN (Transport en Logistiek Nederland) verkeersrisico's voor andere weggebruikers met zich meebrengen, onder meer door de afwezigheid van dodehoekspiegels, achteruitrijdsignalering en gebrekkige verlichting. — Regelgeving op het gebied van tractorverkeer in de stad non-existent is Het Meerjarenplan Verkeersveiligheid een opportuun moment biedt om maatregelen te nemen tegen tractorverkeer in de binnenstad. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — zich in te spannen om bij gemeentelijke bouw- en infrastructurele werkzaamheden in bebouwde omgeving de inzet van bouwtractoren te minimaliseren; — deze maatregelen toe te voegen aan het hoofdstuk Vrachtverkeer. Het lid van de gemeenteraad J.S.A. Vroege 1
Motie
1
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 27 juni 2023 Portefeuille(s) Financiën, Coördinatie Inkoop, ICT en digitale stad, Algemene Zaken Portefeuillehouder(s): Hester van Buren, Alexander Scholtes, Femke Halsema Behandeld door Directie Middelen en Control / Jaarverslag @amsterdam.nl Onderwerp Bestuurlijke reactie college op het verslag van de Rekeningencommissie over het Jaarverslag 2022 en het advies over de rechtmatigheidsverantwoording Geachte leden van de gemeenteraad, Het college reageert in deze brief op het verslag van de Rekeningencommissie over het Jaarverslag 2022 van de gemeente Amsterdam (zie bijlage 1) en het advies van de Rekeningencommissie over de rechtmatigheidsverantwoording (zie bijlage 2). De commissie geeft in haar verslag over het Jaarverslag 2022 — geclusterd naar acht onderwerpen — aanbevelingen ter verbetering van het jaarverslag en het financiële beheer. Op de aanbevelingen is een reactie gegeven om toekomstige verwachtingen realistisch te schetsen. Dit vanuit een gedeelde ambitie de financiën op orde te krijgen. De Rekeningencommissie adviseert middels een aparte brief over de rechtmatigheidsverantwoording. De Rekeningencommissie wijst in haar advies over de rechtmatigheidsverantwoording op het belang van voldoende en duidelijk navolgbare informatie over rechtmatigheid en geeft de raad het advies om een eigen afweging te maken en om de argumentatie van het college voor een verantwoordingsgrens van 2% goed te bespreken. In deze reactie gaat het college achtereenvolgens in op de volgende onderdelen: | Advies over de vaststelling van het Jaarverslag 2022 en aanbevelingen ter verbetering van de komende jaarverslagen en het financiële beheer (zie bijlage 1). IJ Advies over het belang van voldoende en duidelijk navolgbare informatie over rechtmatigheid (zie bijlage 2). De aanbevelingen van de Rekeningencommissie zijn integraal in deze brief opgenomen. |. Advies ter vaststelling van het jaarverslag en aanbevelingen ter verbetering van de komende jaarverslagen en het financiële beheer Controleverklaring gemeenteaccountant Portefevillehouder: Wethouder van Buren Advies ter vaststelling Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 2 van 11 De commissie adviseert de gemeenteraad het jaarverslag 2022 vast te stellen. Reactie college Het college is verheugd dat de commissie de raad positief adviseert om het jaarverslag vast te stellen. 2. Inleiding De betrokkenheid van de raad bij het afdoen van aanbevelingen Portefevillehouder: Wethouder van Buren De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. De brieven van de wethouders met voorstel tot afdoening van bevindingen op te nemen op de termijnagenda. Reactie college: Het college onderschrijft het belang van de controlerende taak van de raad. Het is daarbij uiteraard aan de raad zelf om de opzet van de termijnagenda te bepalen. Het college brengt graag onder de aandacht dat hoofdstuk 5 van het jaarverslag inzicht geeft in de voortgang van de aanbevelingen van de rekeningencommissie en ACAM. De stand van zaken van alle dan nog openstaande aanbevelingen en de in dat jaar afgedane aanbevelingen is daarin toegelicht. 3. Fraude Aanpak richt zich bijna uitsluitend op bewustwording (basis soft controls), actieve verificatie ontbreekt Burgemeester Femke Halsema De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. Periodiek de gemeentelijke processen en systemen te evalueren op kwetsbaarheden voor fraude; 2. Actieve verificatie structureel te borgen om vast te stellen of er al dan niet fraudes hebben plaats gevonden; 3. Te onderzoeken op welke wijze de drempel om meldingen te doen bij Bureau Integriteit kan worden verlaagd; 4. Te onderzoeken op welke wijze kwetsbaarheden in processen en systemen voor fraude, buiten de lijn om, laagdrempelig centraal kunnen worden gemeld. Reactie college: Het college onderkent het belang van het actief verificeren van kwetsbaarheden voor fraude en het verlagen van de drempel om daarvan melding te doen. In het beleid en de uitvoering is hier veel aandacht voor en zijn verbeteringen voorzien, zoals de Rekeningencommissie ook aangeeft. Het college zal de raad informeren via de reguliere rapportages. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 3 van 11 Toelichting per aanbeveling: 1 Eris een nieuwe werkwijze vastgesteld voor de risico's en beheersmaatregelen op het terrein van personeel, organisatie en informatie. Fraude en andere integriteitsrisico’s in de gemeentelijke processen en systemen maken daar expliciet deel van uit. De nieuwe opzet komt voort uit het project Versterking Operationeel Risicomanagement en de ACAM-aanbeveling om tot een uniforme beschrijving van standaardrisico’s en maatregelen te komen. Monitoring van de standaardrisico’s en beheersmaatregelen zal plaatsvinden via het systeem FullyinControl (FIC). Er is een handreiking opgesteld waarin fraude- en andere integriteitsschendingen en beheersmaatregelen zijn opgenomen. In periodieke gesprekken zullen de controllers op basis van de informatie uit FIC nagaan of bepaalde standaardrisico’s relevant zijn voor een directie en een plek krijgen in het risicoprofiel van de betreffende directie. Over de beheersing van de onderkende risico’s rapporteert het college aan de raad in de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en jaarrekening. 2 De actieve verificatie om vast te stellen of er al dan niet fraudes hebben plaats gevonden is geborgd in de evaluatie van de reguliere managementcyclus van de directies (sturen, beheersen, verantwoorden). Ook is fraudedetectie een onderwerp dat in de generieke controles voor de jaarrekening geborgd is, bijvoorbeeld in de controles op uitgaande geldstromen, controles op spookambtenaren en de controles op ongeoorloofde toegang of gebruik van systemen. Daarnaast wordt bij verschillende interne audits en onderzoeken navraag gedaan naar mogelijke frauduleuze voorvallen en kunnen specifieke audits/onderzoeken vitgevoerd worden om de borging van risico’s en beheersmaatregelen te beoordelen, in het bijzonder op gebied van fraude en/of integriteitsschendingen. Het is daarbij goed om voor ogen te houden dat de kans dat een geraffineerde fraude wordt ontdekt door collega’s beperkt is. Aandacht en bewustzijn van fraude helpt ambtenaren wel om scherp te zijn op mogelijke fraudegevallen. 3 Medewerkers worden op grond van de gedragscode geacht om een door hen waargenomen integriteitsschending te melden bij hun leidinggevenden of rechtstreeks bij Bureau Integriteit. In dat laatste geval is dat dus buiten de lijn om. Directeuren zijn verplicht om bij hen gemelde (vermoedens van) integriteitsschendingen te melden bij Bureau Integriteit. Het college is het met de Rekeningencommissie eens dat de drempel om een melding te doen bij Bureau Integriteit zo laag mogelijk moet zijn. Zowel op de intranetsite van de gemeente Amsterdam als op de publieke website is aangeven hoe medewerkers of burgers met Bureau Integriteit in gesprek kunnen gaan over mogelijke schendingen en een melding kunnen doen. Dit kan telefonisch, per email of in een face-to-face gesprek. Ook kunnen medewerkers eerst in gesprek gaan met een van de 45 vertrouwenspersonen in de organisatie om te bepalen of zij melding willen doen. Daarnaast werkt de mogelijkheid om vertrouwelijk of anoniem te melden ook drempelverlagend. 4 Zie reactie aanbeveling 3. 4. Business Continuity management Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 4 van 11 Business continuity management moet meer aandacht krijgen Portefevillehouder: Alexander Scholtes De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. Een alternatief scenario vit te werken indien het wederom niet lukt om op korte termijn de vacature voor manager BCM te vervullen; 2. Beleid te formuleren ten aanzien van BCM; 3. De verantwoordelijkheid voor BCM breder te beleggen in het gemeentelijk managementteam (GMT); 4. BCM in te richten voor de organisatie op basis van een risicoanalyse met daarbij specifieke aandacht voor de kernprocessen; 5. Ook de bestuurlijk verantwoordelijkheid voor BCM breder te beleggen in het college. Reactie college: Het college deelt de opvatting dat er voortgang gemaakt moet worden met het BCM-beleid en dat dit geen technisch maar een breed organisatorisch onderwerp is. Het beleid zal in 2023 worden opgezet door een aan te trekken (interne of externe) kwartiermaker BCM en allround BCM- functionaris, waaromheen een team wordt gevormd vanuit de verschillende betrokken disciplines, aangevuld met externe advisering en/of ondersteuning. Als de vacature voorde BCM-functionaris opnieuw niet vervuld kan worden, zal deze extern worden ingehuurd. Onderdeel van het beleid zal zijn om de ambitie, rollen, taken en verantwoordelijkheden vast te leggen, op GMT- en college- niveau alsook breder in de organisatie. Ook wordt een actieplan voor de komende jaren opgesteld. Het college neemt de aanbeveling van de Rekeningencommissie dus volledig over. 5. Transitie I-domein Nog niet volledig compliant zijn aan wet- en regelgeving voor het I(V)-domein is zorgelijk Portefevillehouder: Alexander Scholtes De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. Inzichtelijk te maken welke resterende risico’s (financieel, juridisch, reputatie) er zijn voor de gemeente en de burger bij het niet compliant zijn aan wet- en regelgeving; 2. Een systeem in te richten op basis waarvan de overwegingen van het niet voldoen aan (onderdelen van) de geldende wet- en regelgeving vitlegbaar is; 3. In kaart te brengen welke toekomstige wet- en regelgeving in voorbereiding is en processen in te richten om de tijdige implementatie te borgen. Reactie college: Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 5 van 11 Het college is net als de Rekeningencommissie van mening dat het voldoen aan wet- en regelgeving altijd het streven moet zijn, en dat bij het niet (geheel) voldoen de risico’s duidelijk en uitlegbaar moeten zijn. Hierbij passen twee opmerkingen ter verduidelijking. Ten eerste dat bij het wel of niet voldoen niet de datum waarop de wet is aangenomen bepalend is, maar de datum waarop (onderdelen van) de wet van kracht worden. Daarbij wordt vaak een overgangsperiode in acht genomen waarin organisaties zich kunnen voorbereiden. Gedurende die periode is dus in strikte zin nog geen sprake van het niet voldoen aan de wet. En ten tweede: ook als wel volledig aan de wet- en regelgeving is voldaan, dient de organisatie blijvend alert te zijn. In die zin is ‘compliancy’ een doorlopend proces en wordt honderd procent veiligheid niet zonder meer bereikt met het voldoen aan de wet alleen. Een risicogestuurde prioritering van acties is nodig, omdat naast compliancy ook andere belangen en risico’s afgewogen moeten worden De status van de informatiebeveiliging, de privacy en het informatiebeheer wordt behandeld in het jaarverslag en in separate rapporten van de Chief Information Security Officer (CISO), de functionaris voor de gegevensbescherming (FG) en de Stadsarchivaris aan de raad. De vitkomsten van de overwegingen over het (niet) voldoen aan wet- en regelgeving zullen hierin expliciet worden meegenomen. Het college heeft de overtuiging dat deze rapportages daarmee voldoen aan de informatiebehoefte die de Rekeningencommissie schetst. Het nieuwe gemeentelijke risicomanagementsysteem bevat ook een module wet- en regelgeving. Deze wordt uitgebreid met toekomstige wet- en regelgeving. Dat betekent dat dit traject niet van de ene dag op de andere afgerond kan worden. Het college neemt de aanbeveling van de Rekeningencommissie dus over. Inzicht in risico’s met betrekking tot (beheer) SaaS-toepassingen is onvoldoende Portefevillehouder: Alexander Scholtes De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. Alle vitbestede diensten in beeld te krijgen en na te gaan of afspraken rondom Assurance rapporten zijn gemaakt; 2. De inhoud van de verkregen Assurance rapportages jaarlijks te beoordelen en de risico’s voor continuïteit, informatiebeveiliging en privacy te identificeren en benodigde acties te formuleren en uit te voeren; 3. Organisatorisch te zorgen voor centraal inzicht op de risico’s rondom continuiteit, informatiebeveiliging en privacy ten aanzien van uitbestede diensten, waaronder SaaS-oplossingen. Reactie college: Naar aanleiding van eerdere aanbevelingen zijn de SaaS-applicaties geïnventariseerd. Voor een beperkt aantal daarvan zijn er afspraken over de assurance-rapportages gemaakt en wordt hier periodiek het gesprek over gevoerd. Het proces om dit te regelen voor de andere SaaS-diensten is Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 6 van 11 in voorbereiding. Er loopt inmiddels een programma TBA (Toekomstvast Beheersbaar Applicatielandschap) waarin dit proces wordt opgepakt. De reeds beschikbare assurance- rapporten worden beoordeeld en waar nodig worden met de leveranciers aanvullende afspraken gemaakt met betrekking tot beheersmaatregelen. Bij bestaande SaaS-contracten is het complexer om alsnog afspraken over assurance-rapporten en nadere beheersmaatregelen op te nemen. Daarover gaan we met onze leveranciers in gesprek om vanuit partnership samen tot aanvullende afspraken te komen. Soms zal dat om contractuele redenen pas mogelijk zijn bij vernieuwing of vervanging van het contract. Concluderend: het college neemt de aanbeveling over, maar tekent daarbij wel aan dat volledige realisatie een zaak van langere adem is — de huidige contracten kunnen nog 2 tot 5 jaar doorlopen. 6. Rechtmatigheid inkopen Inkopen en aanbesteden moet structureel op orde Portefevillehouder: Hester van Buren De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. Implementatie van de structurele verbeteringen in het inkoopstelsel te vervolgen; 2. Inte zetten op het creëren van een passende cultuur waarbij onrechtmatig handelen zoveel als mogelijk wordt vermeden en tijdig duidelijkheid bestaat over de noodzaak om af te wijken; 3. Indien vooraf wordt besloten dat de noodzaak bestaat om af te wijken van de geldende aanbestedingsrichtlijnen, dat systematisch en structureel vast te leggen; 4. In de paragraaf bedrijfsvoering aan de raad te rapporteren over de oorzaken van de ontstane onrechtmatige inkopen, de daarbij gemaakte afwegingen en verbeteracties. Reactie college: Het college onderschrijft de aanbevelingen van de Rekeningencommissie en heeft deze geborgd in de vitvoeringspraktijk. 1. Hetcollege heeft bij de directie Financiën en Inkoop een ondersteunende en regisserende rol voor de implementatie van de structurele verbeteringen in het inkoopstelsel belegd. Veel verbeteringen zijn inmiddels doorgevoerd of wordt hard aan gewerkt. Voorbeelden zijn het investeren in het meer volledig maken van de inkoopkalender zodat totaaloverzicht ontstaat en inkoopvoorbereiding en -ondersteuning op tijd kan starten en de digitale inkoopassistent die via een eenvoudige vragenlijst automatisch verwijst naar het juiste contract, proces of loket binnen de gemeente. Ook wordt het contractenregister opgeschoond en aangevuld, mede ter voorbereiding op het nieuwe financieel en inkoopsysteem (AFIS). Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 7 van 11 2. Het college onderschrijft de aanbeveling van de Rekeningencommissie dat een passende cultuur gecreëerd moet worden waarbij het onrechtmatig handelen zo veel als mogelijk wordt vermeden en zoveel als mogelijk tijdig duidelijkheid bestaat over de noodzaak af te wijken. Zoals in eerdere bestuurlijke reacties op verslagen van ACAM en de Rekeningencommissie aangegeven geldt voor zowel het oplossen van de oude onrechtmatigheid (2022 en eerder) als het ontstaan van nieuwe onrechtmatigheid een sterke afhankelijkheid met stedelijke programma’s en thema’s. Inkoop is een stadsbreed samenspel, waarbij alle actoren elkaar tijdig moeten vinden. Dat vraagt om een gezamenlijk groeipad om te komen tot een goede rolinvulling over en weer. Via de geïntroduceerde plannen bij directies die meer dat 1% onrechtmatigheid op hun inkoopuitgaven hebben zorgt dit, naast het oplossen van de onrechtmatigheid, voor extra bewustwording om rechtmatig in te kopen en daarmee nieuwe onrechtmatigheid te voorkomen. Ook wordt via de toelichtende gesprekken over de 1%-plannen kennis en ervaring gedeeld over inkoop en aanbesteden. 3. Het uitgangspunt voor het college is een rechtmatige en doelmatige inkoop conform de Europese richtlijn, de Aanbestedingswet en het eigen inkoopbeleid. Zoals ook de Rekeningencommissie aangeeft kunnen er zich situaties voordoen waarbij de verantwoordelijke directeur andere keuzes wenst te maken. Omdat de brondocumenten van deze afwijkingen in het verleden nauwelijks vastgelegd werden, heeft het college per 1 september 2022 de Werkwijze afwijkende inkooptrajecten in laten gaan. De Lead Buyer zorgt voor goede dossiervorming, waarin opgenomen in elk geval hun advies, de motivering door de directie en het betreffende collegebesluit. Ook signaleert en rapporteert de Lead Buyer over de contracten die op basis van een door het college toegestane afwijking zijn aangegaan. De geregistreerde afwijkingsbesluiten zijn onderdeel van de ambtelijke 4,-, 8- en 12-maands rapportages van Financiën en Inkoop die sturingsinformatie bevat over het inkoopstelsel, de inkoopuitgaven en de stand van zaken rondom onrechtmatigheid. 4. Het college onderschrijft deze aanbeveling. In de organisatie rapporteert en stuurt het college voor het oplossen en voorkomen van inkooponrechtmatigheid. Dit doet zij via 4-, 8- en 12- maandsrapportages. Vanzelfsprekend rapporteert het college in het jaarverslag in de paragraaf bedrijfsvoering over oorzaken, afwegingen en verbeteracties van onrechtmatige inkoopuitgaven. 7. Financiële weer- en wendbaarheid Financiële weer- en wendbaarheid Portefevillehouder: Hester van Buren De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. De raad zich periodiek en frequent door het college te laten informeren over het benodigde weerstandsvermogen en het herstelplan voor de algemene reserve; Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 8 van 11 2. De raad zich, op een begrijpelijke wijze, te laten voorlichten over de systematiek van overprogrammering en investeringsportfolio’s; 3. De raad zich periodiek door het college te laten informeren over (meerjarige) effecten van overprogrammering op de financiële wendbaarheid van de gemeente; 4. De raad zich te laten informeren over de sturingsmogelijkheden van de raad op overprogrammering en investeringsportfolio’s. Reactie college: Het college onderschrijft de aanbevelingen van de Rekeningencommissie en realiseert zich dat een onderwerp als overprogrammering een technisch onderwerp is dat voldoende aandacht en begrijpelijke toelichting nodig heeft in de verschillende P&C-producten. Het college zal de aanbevelingen verwerken in de rapportages aan de raad in de begrotingscyclus: 1. Over het benodigde weerstandsvermogen en het herstelplan voor de algemene reserve wordt de raad tweemaal per jaar geïnformeerd door het college met de paragraaf weerstandsvermogen en risicomanagement in de begroting en in de jaarrekening. Daarnaast wordt eenmaal per jaar met een financiële stresstest een beeld gegeven van de stand van het weerstandsvermogen en het mogelijk toekomstig verloop onder crisisscenario’s. 2. Het college onderschrijft dat de systematiek van overprogrammering begrijpelijk moet zijn en zal dit in de P&C-producten voortdurend blijven toelichten. De Begroting 2024 zal in de investeringsparagraaf op de overprogrammering ingaan. De afgelopen jaren is het nieuwe investeringsstelsel van de gemeente werkend gemaakt. De kern van het stelsel wordt gevormd door meerjarige investeringsportfolio’s, waarbij overprogrammering is toegestaan om tot de gewenste realisatie te komen. Overprogrammering is wenselijk omdat er altijd wel sprake is van vertraging of uitval van projecten. De systematiek van overprogrammering en hoe hier in de investeringsportfolio’s rekening mee is gehouden komt voor de raad naar voren in de investeringsparagraaf in de begroting en jaarrekening en kan daarnaast aan bod komen bij technische sessies voorafgaand aan de begrotingsbehandeling. 3/4 De investeringsparagraaf in de begroting informeert de raad over zowel het algemene beeld van de investeringen als de onderliggende investeringsportfolio’s. De investeringsportfolio’s zijn inclusief overprogrammering, omvatten het totaal van de projecten en laten zien op welke (clusters van) projecten in het begrotingsjaar uitgaven zullen worden gedaan. Overprogrammering kan ertoe leiden dat de vitgaven in enig jaar hoger uitkomen dan de beschikbare financiële ruimte voor dat jaar, bijvoorbeeld als gevolg van versnelling van de vitvoering. Meerjarig gezien hoeft er geen effect te zijn, want in het jaar of de jaren erna is er dan minder budget nodig om deze investeringen af te ronden. Investeringen waarover nog niet is besloten worden niet vroegtijdig gestart, op dit punt tast overprogrammering de financiële wendbaarheid en de sturingsmogelijkheden van de raad niet aan. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 9 van 11 8. Leesbaarheid en navolgbaarheid jaarverslag Jaarverslag moet beter leesbaar en navolgbaar worden Portefevillehouder: Hester van Buren De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. Bij het opstellen van het jaarverslag expliciet aandacht te geven aan de leesbaarheid voor de doelgroep; 2. De afwijkingen tussen de initieel vastgestelde begroting, de voorjaarsnota, de najaarsnota en de realisatie navolgbaar toe te lichten. Reactie college: Leesbaarheid en navolgbaarheid zijn voor het college belangrijke vitgangspunten voor het jaarverslag en de andere P&C-producten. Het verbeteren daarvan is een doorlopend proces en de resultaten daarvan kan de raad bij elk volgend P&C-product beoordelen. Toelichting per aanbeveling: 1. Hetcollege onderschrijft zoals eerder aangegeven het standpunt van de Rekeningencommissie dat de P&C-producten helder, actief en begrijpelijk moeten zijn voor de Amsterdammer. Ondanks dat de verslaggevingsregels (het BBV) complexiteit van de gepresenteerde cijfers en toelichtingen in de hand kunnen werken in het jaarverslag, blijft onze ambitie en inzet om de leesbaarheid en overzichtelijkheid verder te verbeteren. We hebben daarom een publieksversie van de Begroting 2023 geïntroduceerd, waarbij de Amsterdammer in één oogopslag de samenvattende hoofdlijnen met bijbehorende middelen per programma kan zien. Deze publieksversie hebben we ook voor het Jaarverslag 2022 gepubliceerd. Dit instrument willen we verder ontwikkelen. Op dit moment wordt onderzocht welke technische mogelijkheden er zijn waarvan de functionaliteiten voldoen aande toegankelijkheidsvereisten. 2. Inhet Jaarverslag 2022 heeft het college, in afstemming met ACAM, in de financiële hoofdlijnen een verloopstaat opgenomen waarmee inzichtelijk is gemaakt wat de afwijkingen zijn tussen de (initiële) begroting, de voorjaarsnota, de najaarsnota en het uiteindelijke rekeningresultaat met als doel de begrotingswijzigingen en het resultaat van het boekjaar navolgbaar te maken. g. Impact van voorstellen van de raad aan het college De gemeentelijke organisatie kampt met hoge werkdruk Portefevillehouder: Hester van Buren Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 10 van 11 De Rekeningencommissie beveelt aan om: 1. Te onderzoeken op welke wijze de voorstellen aan en van de raad kunnen worden voorzien van een apolitiek advies over de impact en de vitvoerbaarheid van de voorstellen. Reactie college: Het college onderschrijft de constatering van de Rekeningencommissie dat de ambtelijke organisatie te kampen heeft met een hoge werkdruk, en is daarom kritisch op het verder belasten van het gemeentelijke apparaat. In de huidige werkwijze worden voorstellen aan en van de raad in opdracht van het college door ambtenaren voorbereid. Het college verzoekt de ambtenaren hierbij om vanuit hun expertise kritisch mee te kijken op impact en uitvoerbaarheid. Het college neemt op basis van onder andere deze onderbouwing een besluit en legt dit voor aan de raad. Hiermee is in de besluitvorming van het college dus al rekening gehouden met het apolitiek advies van de ambtenaar. IL. Advies Rekeningencommissie aan de raad over de rechtmatigheidsverantwoording Advies rechtmatigheidsverantwoording Portefevillehouder: Wethouder van Buren De Rekeningencommissie geeft de volgende overwegingen mee: 1. De commissie constateert dat het mogelijk is een lager percentage dan 2% te hanteren zonder dat dit meer vraagt van de ambtelijke organisatie. Immers al vanaf 0,3 % dienen afwijkingen te worden verantwoord via de bedrijfsvoeringparagraaf. 2. Het centraal presenteren van afwijkingen kan de navolgbaarheid ondersteunen. 3. Het is belangrijk dat de raad de ontwikkeling van de rechtmatigheidsafwijkingen door de jaren heen kan volgen om zo bijvoorbeeld patronen/rode draden te kunnen ontdekken. Daartoe moet zij voldoende en navolgbare informatie krijgen in de paragraaf bedrijfsvoering en de rechtmatigheidsverantwoording. 4. De vergelijkbaarheid van de mate van rechtmatig handelen met afgelopen jaren wordt vergroot, als voor de rechtmatigheidsverantwoording door het college wordt gekozen voor een vergelijkbaar percentage als afgelopen jaren voor de uitspraak over rechtmatigheid door de accountant, namelijk 1%. 5. Een lagere verantwoordingsgrens geeft mogelijk meer inzicht. 6. Indien de verantwoordinggrens lager dan 2% wordt gesteld komt het college mogelijk minder snel tot een positieve uitspraak over rechtmatigheid. Reactie college Het college begrijpt dat de raad inzicht in en vergelijkbaarheid van rechtmatigheid wil behouden en wil graag het volgende benadrukken. De voorgestelde verantwoordingsgrens van 2%, tezamen met de rapportagegrens van 0,3%, kan zorgen voor inzichtelijke en vergelijkbare informatie over rechtmatigheid, in de rechtmatigheidsverantwoording en in de paragraaf bedrijfsvoering. De hogere grens van 2% doet recht aan het feit dat de grondslag voor rechtmatigheid is verbreed, Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023 Pagina 11 van 11 omdat begrotingsafwijkingen nu als onrechtmatig moeten worden aangemerkt. Juist door voor 2% te kiezen blijft de nieuwe situatie goed vergelijkbaar met die van de afgelopen jaren, waarin de accountant het oordeel gaf over rechtmatigheid. Ter illustratie: de uitspraak van het college over rechtmatigheid in 2022 zou bij een grens van 1% volgens de nieuwe grondslag negatief zijn omdat de begrotingsafwijkingen meetellen, terwijl de accountant bij de jaarrekening over 2022 wel een goedkeurend oordeel over rechtmatigheid heeft gegeven. In de rapportage over onrechtmatigheden zullen we een splitsing maken naar verschillende vormen van onrechtmatigheid zodat we de inkooponrechtmatigheid goed kunnen blijven vergelijken met voorgaande jaren. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Hester van Buren Alexander Scholtes Femke Halsema Wethouder Financiën Wethouder ICT en digitale stad Burgemeester en Coördinatie Inkoop Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
11
train
VN2021-019224 Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water Verkeer en or x Gemeente M LW % Amsterdam Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021 Ter kennisneming Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Agendapunt 5 Datum besluit 29 juni 2021, College van B&W Onderwerp Verordening WIOR: afdoening motie 172 De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling van motie 172 van 31 maart 2021 van 2021 van de raadsleden Vroege (D66) en IJmker (Groen Links) over Vaststellen van de Verordening werken in de openbare ruimte Amsterdam 2021. Wettelijke grondslag e Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80. * Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur (lid 1); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (lid 2). Bestuurlijke achtergrond Op 31 maart 2021 heeft de raad bij de bespreking van ‘Vaststellen van de Verordening werken in de openbare ruimte Amsterdam 2021’ motie 172 aangenomen van de raadsleden Vroege en IJmker over de verordening WIOR, waarin het college/de burgemeester wordt gevraagd om: Bij de toepassing van de Verordening werken in de openbare ruimte Amsterdam 2021 expliciet aandacht te hebben voor de toegankelijkheid van de openbare ruimte tijdens de werkzaamheden met name voor mensen met een fysieke en visuele beperking en de BLVC-plannen hierop de toetsen. Reden bespreking nvt. Uitkomsten extern advies nvt. Geheimhouding nvt. Uitgenodigde andere raadscommissies nvt. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? Gegenereerd: vl.14 1 VN2021-019224 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water Verkeer en or % Amsterdam % Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021 Ter kennisneming Ja, motie raadsleden Vroege en IJmker, nummer 172 Welke stukken treft v aan? Meegestuurd Registratienr. Naam 172.21.Motie Vroege en IJmker waarborging toegankelijkheid openbare AD2021-074189 ‚ ruimte.pdf (pdf) AD2021-071124 Commissie MLW Voordracht (pdf) AD2021-073798 raadsinformatiebrief - WIOR - afdoening motie 172 - juli 2021. pdf (pdf) Ter Inzage Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) A.Heeroma, 06-28903160, [email protected] Gegenereerd: vl.14 2
Voordracht
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2019 Afdeling 1 Nummer 2146 Datum indiening 21 oktober 2019 Datum akkoord 19 december 2019 Publicatiedatum 20 december 2019 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Vroege en Rooderkerk inzake zonnepanelen op Amsterdamse schooldaken. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: Amsterdam wil voorop lopen als duurzame en klimaatbestendige stad. Gezien de schaarse ruimte in de stad spelen daken een belangrijke rol voor het opwekken van duurzame energie én het klimaatbestendiger maken van onze stad. In het coalitieakkoord is dan ook de ambitieuze doelstelling opgenomen dat in Amsterdam geen dak onbenut wordt gelaten. Veel scholen hebben geschikte daken voor zonnepanelen. Op dit moment hebben echter slechts 1.000 scholen zonnepanelen, de overige 6.000 nog niet. Daarom heeft minister Ollongren begin oktober scholen in heel Nederland een brief gestuurd om aan de slag te gaan met de zogenaamde Schooldakrevolutie: een initiatief dat moet zorgen voor fors meer zonnepanelen op schooldaken. De minister heeft samen met een aantal banken een fonds opgezet van 100 miljoen euro. De fractie van D66 is ervan overtuigd dat de ambitie van het Rijk samen met die van de gemeente Amsterdam samen voor een flinke impuls kunnen zorgen in het aantal zonnepanelen. Om beter zicht te krijgen in deze kansen en de betrokkenheid van de gemeenteraad daarbij heeft de fractie enkele vragen. Gezien het vorenstaande hebben de leden Vroege en Rooderkerk, beiden namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Heeft het college kennisgenomen van de brief van de minister gericht aan scholen, met de oproep aan de slag te gaan met de Schooldakrevolutie? Antwoord: Ja. Hiervan hebben we kennisgenomen en het college steunt de oproep om aan de slag te aan met zonne-energie op scholen. De schooldakrevolutie wordt door ! https://nos.nl/artikel/2258920-speciaal-fonds-voor-zonnepanelen-op-scholen.html 1 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Neng bas Gemeenteblad Datum 20 december 2019 Schriftelijke vragen, maandag 21 oktober 2019 de minister genoemd als organisatie die gemeenten en schoolbesturen hierbij kan ondersteunen. Het staat de schoolbesturen natuurlijk vrij om te kiezen met welke partij zij samen werken om zon op scholen te realiseren. 2. Hoe ziet het college erop toe dat deze handreiking van de minister goed landt in Amsterdam en dat scholen die geïnteresseerd zijn in het plaatsen van zonnepanelen alle medewerking en technische ondersteuning krijgen die nodig is? Antwoord: De gemeente communiceert actief richting de schoolbesturen over de mogelijkheden en kansen van zonne-energie. De gemeente ondersteunt ook schoolbesturen die zonnepanelen willen, bijvoorbeeld door het opzetten van een vervolg op het in dit voorjaar afgeronde project “Zonne-energie op scholen in Nieuw-West". Dit vervolgproject is "Zonne-energie op Amsterdamse scholen" en is in november 2019 van start gegaan. De gemeente heeft hier een adviserende en stimulerende rol en verzorgt technische dakenscans voor de schoolbesturen. 3. Hoeveel schooldaken in Amsterdam zijn in potentie geschikt voor zonnepanelen? Hoeveel scholen hebben er op dit moment al zonnepanelen op hun dak in Amsterdam? Welk aandeel van het totaal aantal daken in Amsterdam dat geschikt is voor zonnepanelen wordt gevormd door schooldaken”? Antwoord: Er zijn in Amsterdam iets meer dan 400 PO en VO scholen. Volgens zonatlas.nl zijn circa 240 daken geschikt voor de opwek van zonne-energie. De schooldakrevolutie heeft begin dit jaar in opdracht van de gemeente Amsterdam een inventarisatie gedaan. Uit deze inventarisatie blijkt dat 25% van de scholen nu zonnestroom van eigen dak betrekt; 10% benut het gehele dak, 15% benut een deel van het dak. Online bij de schooldakrevolutie.nl is alles op een kaart inzichtelijk gemaakt. 4. Welk doel heeft het college zichzelf gesteld ten aanzien van het aantal MW zonne-energie op schooldaken in de komende jaren? Antwoord: De gemeente heeft als doelstelling dat uiteindelijk geen dak onbenut blijkt. Dit vertaalt zich in een doelstelling van 250 MW op Amsterdamse daken in 2022. Er is geen aparte doelstelling voor zon op scholen. Wij zijn in beginsel geen juridisch eigenaar van de scholen en we kunnen dus niets verplichten, maar alleen stimuleren. Er is specifieke aandacht en ondersteuning voor scholen vanuit het programma Amsterdam Klimaat Neutraal. Hier wordt positief op gereageerd door de schoolbesturen. Zie ook het antwoord op vraag 6. 2 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R Neng bas Gemeenteblad Datum 20 december 2019 Schriftelijke vragen, maandag 21 oktober 2019 5. Kan het college de raad actief informeren over de voortgang van het initiatief Schooldakrevolutie in Amsterdam, zodat voor de raad inzichtelijk wordt hoeveel nieuwe zonnepanelen er zijn geïnstalleerd om Amsterdamse schooldaken sinds hier beleid op wordt gevoerd? Antwoord: De gemeente erkent het grote belang van verduurzaming van de scholen in Amsterdam. Amsterdam is al jaren in contact met schoolbesturen en scholen over de mogelijkheden van verduurzaming. Dit blijkt ook uit het relatief hoge percentage van schooldaken dat gebruikt wordt voor zonne-energie. Initiatieven van de schooldakrevolutie en het aantal scholen met panelen worden bijgehouden op de site van de schooldakrevolutie. Amsterdam heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van deze site voor Amsterdam. Het college zal de raad informeren over de toename van het aantal zonnepanelen in de monitoring van de Routekaart. Toelichting door vragenstellers: Sinds het voorjaar van 2019 heeft het college 18 scholen in Nieuw-West ondersteund met het plaatsen van 6.000 zonnepanelen. De wethouder gaf daarbij aan: “Deze succesvolle aanpak kan andere schoolbesturen in de stad inspireren om ook aan de slag te gaan met zonne-energie.” 6. Was dit een eenmalig initiatief, of zijn er plannen om dit initiatief uit de breiden naar scholen in de hele stad? Is het college op dit moment al bezig met het bieden van ondersteuning aan andere scholen? Zo niet, waarom niet? Antwoord: Wij blijven schoolbesturen ondersteunen bij de realisatie van zonprojecten. De afgelopen maanden is met schoolbesturen gewerkt aan het voorbereiden van een vervolgproject, "Zonne-energie op Amsterdamse scholen", dat inzet op uitbreiding naar scholen in de hele stad. Dit project gaat is eind 2019 gestart. De volgende schoolbesturen hebben aangegeven samen met elkaar en de gemeente de volgende stappen te willen zetten: — AMOS: — Asko; — Bijzonderwijs. — Staij. — St. KBA. 7. Welke lessen zijn er geleerd uit dit project en gaf de samenwerking met deze 18 scholen aanleiding om de ondersteuning aan bedrijven, scholen en andere instanties die willen verduurzamen, aan te passen? Antwoord: Uit het project in Nieuw West blijkt dat schoolbesturen veelal positief staan tegenover zonne-energie maar wel ondersteuning kunnen gebruiken bij besluitvorming en realisatie. Net als voor veel bedrijven en organisaties geldt dat 2 https:/www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/college/wethouder/marieke- doorninek/persberichten/zonnepanelen-18/ 3 Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R weing bas Gemeenteblad ummer = en Datum 20 december 2019 Schriftelijke vragen, maandag 21 oktober 2019 de opwek van zonne- energie niet wordt gezien als kerntaak. Hierdoor ontbreken kennis en capaciteit om over te gaan tot actie. Daarnaast blijkt dat de samenwerking tussen besturen en de projectmatige ondersteuning heeft geleid tot momentum om daadwerkelijk nu aan de slag te gaan. De gemeente kijkt mede op basis van dit project hoe per doelgroep passend ondersteuning kan plaatsvinden en hoe partijen in de stad men van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen inspireren. Het project in Nieuw West is een van de voorbeeldprojecten van het platform Nieuw Amsterdams Klimaat. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 4
Schriftelijke Vraag
4
train
Bezoekadres > < Gemeente ° mstel 1 Amste rdam 1011 PN Amsterdam Centrum Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Datum Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door JB/CS Kopie aan Bijlage Onderwerp Bestrating Nieuwendijk Geachte Dank voor uw brief waarin u uw zorgen vit over de kwaliteit van de bestrating op de Nieuwendijk en de stegen. In vw brief geeft u aan dat de gemeente volgens u op een aantal punten tekortschiet bij het onderhoud van het wegdek. De laatste jaren zien wij een toename van het aantal laad- en losbewegingen met steeds zwaardere vrachtwagens. Dit draagt, samen met het vele bouwverkeer met vaak zwaar materieel, bij aan schade aan de bestrating. Het klopt dat de gemeente een zorgplicht heeft en dat is ook de reden dat de straat een paar keer per jaar wordt onderhouden. Wij zullen er ook voor zorgen dat gevaarlijke gebreken direct worden verholpen. Op basis van de criteria voor opname in het Meerjaren Investerings Programma en het beschikbare budget verwachten wij niet dat de Nieuwendijk op korte termijn in aanmerking komt voor een herprofilering. Daarom bekijken wij regelmatig welk onderhoud nodig is., Deze maatregelen zullen we dan in samenhang moeten brengen met slimmere en vooral lichtere manieren van bevoorrading van de winkels. Daar hebben we elkaar voor nodig en wij nemen aan dat de bereidheid daartoe bij de pandeigenaren en ondernemers aanwezig is. Wij treden graag in overleg over een gezamenlijke aanpak. U maakt in vw brief ook een opmerking over de stegen: die zijn recent onderhouden en liggen er naar onze maatstaven weer goed bij. Ook de openbare verlichting voldoet aan de normen die landelijk zijn vastgesteld. Een routebeschrijving vindt uv op www.amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum 29 januari 2016 Kenmerk Pagina 2 van 2 Uiteraard delen wij met u de wens dat bezoekers van de Nieuwendijk zich comfortabel, veilig en welkom moeten voelen. Stadsdeel Centrum spant zich daarvoor in en gaat graag met u in gesprek over hoe we samen de Nieuwendijk het best kunnen onderhouden. Met vriendelijke groet, Het dagelijks bestuur, Suze Duinkerke Boudewijn Oranje Secretaris Voorzitter
Raadsadres
2
train
N Gemeente Amsterdam Gemeenteraad # Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1670 Behandeld op 16 en 17 december 2020 Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 21 december 2020 Onderwerp Motie van het de leden N.T. Bakker, Groen, Boutkan en Kat inzake actieplan arbeid en kennis in de haven Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de gemeentelijke visie Haven 2020-2040 Constaterende dat: - De Gemeentelijke Visie Haven (GVH) inzet op de ontwikkeling van de energietransitie en een circulaire economie in het havengebied; - De GVH een product is van de samenwerking tussen verschillende stakeholders in en rond de haven; - De gemeente de maakindustrie verder wil te stimuleren. Overwegende dat: - Het welslagen van deze ambitie mede afhankelijk is van de aanwezigheid van voldoende aanbod aan gekwalificeerde arbeid; - De verwachting is dat het tekort aan gekwalificeerd personeel voor de maakindustrie op termijn groter zal worden; - Samenwerking tussen de overheid (regelgeving en investeringen) het bedrijfsleven (innovatie naar een circulaire economie) en het onderwijs (opleiding én de ontwikkeling van kennis) noodzakelijk is om. o.a. duurzame banen te creëren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Het voortouw te nemen om samen met bedrijfsleven, havenbedrijf en onderwijsinstituten te komen tot een gezamenlijke actieplan voor de ontwikkeling van de benodigde aanbod van gekwalificeerde arbeid en kennis onderzoek om de ontwikkeling in de circulaire economie en energie-transitie te accommoderen. De leden van de gemeenteraad N.T. Bakker R. J. Groen D.F. Boutkan H. Kat 1
Motie
1
discard
Bezoekadres > < Gemeente 5 mstel 1 Amsterdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Waternet, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam Per e-mail Datum 10 september 2020 Ons kenmerk 20.025753 Uw kenmerk Behandeld door M. Ouboter (Waternet) Telefoon/e-mail (020) 6083617/[email protected] Bijlage(n) Onderwerp Waterfonteinen en botulisme Geachte , Op 22 augustus 2020 ontving de gemeenteraad van Amsterdam een e-mail van u over het plaatsen van waterfonteinen. Op 9 september 2020 heeft de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders gevraagd om uw bericht te beantwoorden. U verzoekt in uw e- mail om te kijken of het mogelijk is om waterfonteinen te plaatsen in stilstaand water om botulisme tegen te gaan. Het plaatsen van waterfonteinen is echter geen effectieve maatregel om botulisme te bestrijden. Botulisme en het vaststellen daarvan Botulisme is een met verlammingsverschijnselen gepaard gaande, vaak dodelijke, voedselvergiftiging, veroorzaakt door het gif botulinum geproduceerd door de bacterie Clostridium botulinum. De bacterie maakt dit gif aan tijdens de groei. De ideale omstandigheden hiervoor zijn een watertemperatuur tussen de 20°C en de 25°C en een zuurstofarme, eiwitrijke omgeving. Ook bij buitentemperaturen van meerdere dagen boven 25°C, kan botulisme in dieren actief worden en leiden tot sterfte. Het lastige van het vaststellen van botulisme is dat in dode dieren altijd botulisme wordt gemeten, ook als botulisme niet de doodsoorzaak is. Om vast te stellen of diersterfte door botulisme is veroorzaakt, is het nodig dat er een verdenking is van botulisme en dat veterinaironderzoek plaatsvindt aan stervende dieren. Een verdenking van botulisme Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Kenmerk Pagina 2 van 2 ontstaat door het gedrag van de zieke dieren dat veroorzaakt wordt door verlammingsverschijnselen. Hoge watertemperatuur en laag zuurstof voorkomen Een hoge watertemperatuur en zuurstofarm water zijn effectiever te voorkomen dan te bestrijden. Hoge watertemperaturen komen met name voor in (zeer) ondiep water. Ondiep water komt in het stedelijk gebied van Amsterdam met name voor in stadsparken. De ideale stadsvijver heeft een diepteprofiel met een afwisseling van ondiepere plaatsen waar waterplanten kunnen groeien en diepere plaatsen om opwarming op warme dagen en inval van zonlicht te beperken. Zuurstofloosheid komt met name voor in wateren die onvoldoende ecologische kwaliteit hebben. Bij voldoende ecologische kwaliteit groeien er waterplanten, die zuurstof in het water brengen. Verspreiding tegengaan Het belangrijkste handelingsperspectief om de verspreiding van botulisme tegen te gaan is het opruimen van dode dieren. Daarvoor is het niet nodig om vast te stellen dat de dieren door botulisme zijn dood gegaan. Het is zaak dat dode dieren in het water gemeld worden bij Waternet, zodat deze zo snel mogelijk verwijderd kunnen worden. Waternet verwijdert dode dieren die in het water liggen. Dode dieren op de kant worden verwijderd door de dierenambulance. Het doorspoelen van water of plaatsen van fonteinen is nauwelijks tot geheel niet effectief in de bestrijding van Botulisme. Het doorspoelen van water kan zelfs een averechts effect hebben: hierdoor worden nieuwe voedingsstoffen in het water gebracht die weer schade kunnen aanrichten. Het effect van fonteinen op het water is dusdanig klein, dat het plaatsen ervan niet bijdraagt aan de bestrijding van botulisme. Ik hoop u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben. Met vriendelijke groet, enn ii Ee ref OA sd Es AAT 3 Le Cr Sharon A.M. Dijksma Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
Raadsadres
2
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 1430 Publicatiedatum 24 december 2015 Ingekomen onder L Ingekomen op woensdag 16 december 2015 Behandeld op woensdag 16 december 2015 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de leden Roosma, Poorter en Van Soest inzake het plan van aanpak bevordering door- en uitstroom Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen 2016-2018 (een trajectbegeleider). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het plan van aanpak bevordering door- en uitstroom Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen 2016-2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1350). Overwegende dat: — cliënten die zich aanmelden voor de maatschappelijke opvang/beschermd wonen, bij verschillende type opvang in de keten te maken krijgen met verschillende trajectbegeleiders van verschillende betrokken organisaties; — de kwaliteit van de zorg verbetert en de doorstroom en uitstroom bevordert wanneer cliënten te maken krijgen met één begeleider (met uitzondering van personele wisselingen) die hen gedurende hun hele periode van herstel begeleidt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: in het plan van aanpak bevordering door- en uitstroom Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen op te nemen dat er één trajectbegeleider komt die de cliënt begeleidt vanaf de instroom in de maatschappelijke opvang/beschermd wonen, tot de uitstroom, onafhankelijk van de organisaties waarmee de cliënt in verschillende stappen in de keten te maken heeft. De leden van de gemeenteraad F.Roosma M.F. Poorter W. van Soest 1
Motie
1
discard
% Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1493 Datum indiening 4 mei 2017 Datum akkoord 24 november 2017 Publicatiedatum 27 november 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest inzake het plaatsen van een borstbeeld van Truus Wijsmuller bij het voormalig Burgerweeshuis Amsterdam. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Haar heldendaden lijken in de vergetelheid te geraken, maar Truus Wijsmuller redde het leven van duizenden Joodse kinderen. Zo regelde zij vlak voor de oorlog een afspraak met nazi-kopstuk Adolf Eichmann. Met deze dappere actie ontsnapten vele kinderen aan de verschrikkingen van de Holocaust. Met haar daden hoort Truus Wijsmuller thuis in het rijtje van Oskar Schindler en Raoul Wallenberg, die eveneens duizenden Joden het leven hebben gered. Op dit moment staat er een borstbeeld van haar in een woonwijk in Amsterdam-Zuid, maar Truus verdient meer eerbetoon, dit door een blijvende herinnering in het voormalig Burgerweeshuis te Amsterdam te plaatsen. De plaats vanwaar Truus op 14 mei 1940 nog 74 kinderen uit de handen van de Duitse bezetter wist te redden”. Daarnaast zoekt documentairemaakster Pamela Sturhoofd nog donaties om haar documentaire over Truus Wijsmuller af te maken. Wellicht kan de gemeente daarbij helpen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met het bericht 'Documentairemaker wil meer erkenning verzetsheldin''? Antwoord: Burgemeester en wethouders zijn bekend met het bericht. 2. Is het college bereid, bij het voormalig Burgerweeshuis een passende herdenkplek te realiseren ter nagedachtenis aan Truus Wijsmuller die met haar heldendaden het leven van duizenden Joodse kinderen heeft gered? Zo ja, hoe gaat het college een en ander vormgeven? Zo neen, waarom niet? ' http://binnenland.eenvandaag.nl/radio- itlems/73715/documentairemaker wil meer erkenning voor verzetsheldin 1 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer Ke ember 2017 Schriftelijke vragen, donderdag 4 mei 2017 Antwoord: Stadsdeel Zuid heeft met de documentairemakers Pamela Sturhoofd en Jessica van Tijn en met rabbijn Lody van der Kamp gesproken over een mogelijke verplaatsing van het borstbeeld van Truus Wijsmuller. Gezamenlijk is geconstateerd dat het beeld op de huidige locatie, het Bachplein, juist op een geschikte plek staat vanwege de historische betekenis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sprak Truus Wijsmuller op deze locatie af met de mensen uit het verzet. Er is dus bij nader inzien geen aanleiding om het beeld te verplaatsen. Wel geeft het verhaal van Truus Wijsmuller aanleiding om meer aandacht aan haar te besteden. Daarom is contact opgenomen met het Amsterdam Museum, het voormalige Burgerweeshuis waar Truus Wijsmuller vele Joodse kinderen redde. In overleg met de documentairemakers heeft het museum toegezegd een eerbetoon te organiseren in het gebouw. In de komende periode wordt onderzocht hoe dit eerbetoon vorm kan krijgen. De uitvoering is gepland voor de tweede helft van 2018. 3. Is het college bekend met het feit dat documentairemaakster Pamela Sturhoofd nog enkele donaties nodig heeft voor het verwezenlijken van de documentaire over Truus Wijsmuller * en zo ja, is het college bereid om te bezien of de gemeente Amsterdam (iets) kan bijdragen aan het verwezenlijken aan deze (voor het nageslacht) belangrijke documentaire? Antwoord: Voor een bijdrage aan het realiseren van de documentaire kunnen de makers een subsidie aanvragen bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK). Of deze aanvraag wordt gehonoreerd, staat ter beoordeling van bestuur en commissie(s) van het Fonds. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester ? https://www.truus-children.com/donate/ 2
Schriftelijke Vraag
2
train
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 7 oktober 2021 Ingekomen onder nummer 692 Status Verworpen Onderwerp Motie van het lid Poot inzake opsporen en berechten daders cruciaal in strijd tegen discriminatoire gemotiveerd geweld Onderwerp Opsporen en berechten daders cruciaal in strijd tegen discriminatoire gemotiveerd geweld Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de raadsbrief antidiscriminatie. Constaterende dat: — geweld en intimidatie tegen minderheidsgroepen nog steeds een onmiskenbaar probleem is in de stad; — repressieve maatregelen in de actieonderzoeken anti-discriminatie onderbelicht blijven. Overwegende dat: — de burgemeester in het kader van LHBTIO+ geweld onlangs stelde dat daar waar mensen in de verdrukking komen of worden aangevallen, stevige repressie nodig is*; — erop g oktober 2019 in de raad een motie is aangenomen die pleit voor de inzet van lokagen- ten?; — het voorliggende plan van aanpak en de anti-discriminatie onderzoeken een duidelijk norme- rend karakter hebben en helder moet zijn wat er gebeurd als de norm overschreden wordt; — het opsporen en berechten van daders cruciaal is in de strijd tegen discriminatoire gemoti- veerd geweld. * https://wing.nl/articles/232803/grote-opkomst-amsterdam-bij-protest-tegen-geweld/ 2 Motie 1607, 9 oktober 2019, ‘Inzet lokagenten’. Gemeente Amsterdam Status Verworpen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Repressieve maatregelen een expliciet onderdeel uit te laten maken van het plan van aanpak op basis van de actieonderzoeken anti-discriminatie, zoals bijvoorbeeld een intensivering van came- ratoezicht of het (nogmaals) pleiten bij het OM voor de inzet van lokagenten in hotspots. Indiener M.C.G. Poot
Motie
2
discard
AGENDA (concept) Raadscommissie LEEFOMGEVING Datum: 15 mei 2012 Aanvang: 20.00 uur Zaal: Raadzaal, stadsdeelhuis Buikslotermeerplein 2000 Blok A Procedureel Nr. \Onderwerp ____________________\Nadereinfo | Opening/Mededelingen DO Vaststellen agenda Ter vaststelling 3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde onderwerpen Verslag 3 april 2012 Ter vaststelling Openstaande toezeggingen 6. _ [Mededelingen portefeuillehouder(s) Blok B Bespreking beleidsonderwerpen Nr. \Onderwerp ___________________\Nadereinfo [Reg.nr | 7. Programmajaarrekening 2011 Ter advisering 5155 programma 3. Verkeer en Infrastructuur programma 9. Openbare Ruimte en Groen 8. _|Afvalstrategie Ter bespreking | __ | (9. _|Actieplan warenmarkten Noord 2011-2014 Ter bespreking || 10a |Raadsadres Fietsersbond Ter bespreking 10b | Fietsvriendelijke winkelen, ook in Noord Blok C Algemeen ‚Nr. \Onderwerp Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-6349924.
Agenda
1
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 7176 Publicatiedatum 1 juli 2016 Ingekomen op 29 juni 2016 Ingekomen in raadscommissie ID Te behandelen op 13/14 juli 2016 Onderwerp Motie van het lid Vroege inzake de Voorjaarsnota 2016 (meer fietsparkeerplekken voor een groen Weesperplein). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449). Constaterende dat: — inde brief van 1 juni 2016, gericht aan de raadscommissie Infrastructuur en Duurzaamheid, het college aangeeft dat er twee opties zijn om meer te doen aan de verbetering van het Weesperplein dan in het projectbesluit is opgenomen, namelijk een forse uitbreiding van de huidige fietsenstalling en vergroening van het maaiveld. Overwegende dat: — het Weesperplein een belangrijk OV-knooppunt is in de stad voor metro's en trams; — dat door onder andere de UvA, Hv en de kantoren van de gemeente Amsterdam rond het Weesperplein de verwachting is dat het plein komende jaren drukker zal worden en dat er meer fietsparkeerplekken nodig zullen zijn (1000 in 2020); — het Weesperplein het kloppende hart zal gaan vormen van de zogenoemde ‘Knowledge Mile“; — het wenselijk is om de openbare ruimte van het plein te verbeteren en te vergroenen om deze belangrijke plek in de stad een meer kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte te geven. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. de twee voorgestelde opties ter verbetering van het Weesperplein in aanvulling op het projectbesluit uit de brief van 1 juni 2016, namelijk en forse uitbreiding van de huidige fietsenstalling en vergroening van het maaiveld uit te voeren; 2. de uitbreiding van de fietsenstalling te financieren zoals voorgesteld in de brief (deels door de Stadsregio, deels vanuit het Stedelijk Mobiliteitsfonds); 3. de vergroening van het Maaiveld te financieren zoals in de brief staat voorgesteld (deels uit het Stedelijk Mobiliteitsfonds, deels uit de Agenda Groen). Het lid van de gemeenteraad J.S.A. Vroege 1 2 lb Ó\u t hb _ | B kadre & Ì 0 er à b | ezoekadres Ô | x G e m e e nte Weesperstraat 430 | Am ste rd am 1018 DN Amsterdam x Postbus 12693 | / 1100 AR Amsterdam / Telefoon o20 251 1141 | / x amsterdam.nl | i Í Retouradres: Postbus 12693, 1100 AR Amsterdam | Gemeente Amsterdam t.a.v. de commissie Infrastructuur en Duurzaamheid | Postbus 202 | 1000 AE AMSTERDAM Datum 1 juni 2016 Ons kenmerk _ IB/UIT/2016000550 Uw kenmerk Behandeld door J. Dijstelbloem, [email protected] | Kopie aan | Bijlage nvt. | Onderwerp Aanvullende mogelijkheden Weesperplein | Geachte leden van de commissie Infrastructuur en Duurzaamheid, In vw vergadering van 11 mei heeft raadslid Vroege naar aanleiding van het projectbesluit Herinrichting Weesperplein de vraag gesteld welke mogelijkheden er zijn om meer te doen op het Weesperplein dan nu in het projectbesluit is voorzien. In deze brief worden twee mogelijkheden nader toegelicht. De dekking is nog niet geheel voorzien. | De mogelijkheden worden beïnvloed door de fietsparkeer opgave van het Weesperplein en het | grote aantal OV-reizigers op het plein (knooppunt voor metro en tram, mede door studenten UvA | en HvA). Volgens de prognose zijn 1000 fietsplekken nodig in 2020 (december 2014,). Mogelijkheid 2. Uitbreiding bestaande fietsenstalling Het is mogelijk de bestaande fietsenstalling onder het Rhijnspoorplein die nu 80 plekken heeft, vit te breiden naar ongeveer 430 plekken. Daarbij krijgt de fietsenstalling een directe verbinding naar de verdeelhal van de metro waardoor de stalling aantrekkelijk wordt voor metroreizigers. | Het ondergronds brengen van fietsplekken verbetert de verblijfsruimte op het maaiveld. Dit is | gunstig in verband met het veranderende gebruik van het Weesperplein door de uitbreiding van | het Roeterseiland (UvA) en Amstelcampus (HvA) en de transformatie van de Diamantbeurs tot | centrum van creatieve industrie in Amsterdam. De investeringen zijn gedekt, de kosten voor | exploitatie, beheer en onderhoud niet. | De investeringskosten op basis van een schetsontwerp bedragen € 675.000,- (excl. Btw). In de | dekking van de investeringskosten kan worden voorzien. De Stadsregio Amsterdam is bereid 95% | te subsidiëren. De 5% bijdrage van de gemeente kan worden vrijgemaakt uit de reservering voor | het project Herinrichting Weesperplein in het Stedelijk Mobiliteitsfonds. Het ingenieursbureau is bereikbaar met metro 51, 53 en 54 of met tramlijn 7 en zo, halte Weesperplein. | Een routebeschrijving vindt v op www.ingenieursbureau.amsterdam.nl. | | Gemeente Amsterdam Datum 2 juni 2016 | Kenmerk IB/UIT/2016000550 | Pagina 2 van 3 | De mogelijkheid om de fietsenstalling onder het Rhijnspoorplein uit te breiden vervalt per 1 | augustus 2016. Een uitbreiding van de fietsenstalling vraagt namelijk een aanpassing van het | huidige ontwerp van de verdeelhal van het metrostation Weesperplein. Dit is een scopewijziging | voor het project Stationsrenovatie Oostlijn die uiterlijk a augustus 2016 in opdracht moet zijn | gegeven. Er is een voorinvestering nodig van € 270.000,- om de benodigde aanpassingen voor te | bereiden en uit te voeren. De voorinvestering maakt onderdeel vit van de totale | investeringskosten. De aanpassingen zijn nodig om een toekomstige uitbreiding niet onmogelijk | te maken. Tegelijkertijd staan de benodigde aanpassingen een andere invulling van de vrijgemaakte ruimtes niet in de weg. De Stadsregio is bereid om 50% van de benodigde voorinvestering te subsidiëren. De 50% bijdrage van gemeente Amsterdam kan worden vrijgemaakt uit de reservering voor het project Herinrichting Weesperplein in het Stedelijk Mobiliteitsfonds. De Stadsregio verbindt geen aanvullende voorwaarden aan de voorinvestering. | | ï De structurele kosten voor exploitatie, beheer en onderhoud (€ 180.000,- per jaar op basis van een | bemenste stalling) zijn niet gedekt. De stalling Weesperplein is niet opgenomen in het MJP Fiets. | In het bestedingsvoorstel voor het Stedelijk Mobiliteitsfonds is gekozen voor stallingen en | projecten met een hogere effectiviteit waardoor deze stalling daarin niet is opgenomen. | Algemeen uitgangspunt bij de aanpak van fietsparkeerproblemen is eerst het beter benutten van | bestaande stallingen. Vervolgens het bijbouwen van plekken door middel van fietsrekken en | daarna het realiseren van inpandige/ondergrondse oplossingen. Nader onderzoek naar het gewenste exploitatiemodel van de stalling (publiek toegankelijk of geautomatiseerd), het gebruik | van de stalling en verdere uitwerking van het ontwerp is nog nodig. De ingebruikname van de uitgebreide stalling is naar verwachting op zijn vroegst in 2019. Voor een nieuw MJP Fiets wordt momenteel onderzoek gedaan naar fietsparkeren in de stad. Hierbij zullen voorstellen worden gedaan waar in de komende jaren investeringen in fietsenstallingen nodig zijn. Mogelijkheid 2. Vergroening maaiveld | Het stadsdeel Centrum heeft plannen ontwikkeld om in aanvulling op het vastgestelde ontwerp, | de inrichting van het maaiveld te verbeteren. Dit gebeurt onder andere door het toevoegen van | groen. Uitvoering van deze plannen kan gefaseerd plaatsvinden. | ° In het najaar 2016 worden in de noordoosthoek (voor en naast Weesperplein 8) en op de | brug over de Singelgracht groenbakken aangebracht. De huidige fietsplekken worden grotendeels | verplaatst naar de brug over de Singelgracht. Hierbij wordt ook groen toegevoegd (in | plantenbakken). De kosten zijn geraamd op € 200.000,- en worden gedekt door een bijdrage van | het stadsdeel en uit de Agenda Groen. | e In 2018, na de verbouwing van de Diamantbeurs en de renovatie van metrostation | Weesperplein, kunnen aanvullende werkzaamheden worden verricht. De westzijde wordt door het | stadsdeel in overleg met de eigenaren van de Diamantbeurs aangepakt. Het idee is de aanleg van | een terras en extra (hoogwaardig) groen. Voor de oostzijde (ventweg Valckenierstraat) is een | concept plan opgesteld, waarin onder andere de parkeerplaatsen aan de ventweg worden | opgeheven om meer ruimte te geven aan de voetgangers, het vergroten van terrassen en het | aanbrengen van extra (hoogwaardig) groen. De kosten zijn geraamd op € 700.000-. Hiervan is | € 350.000,- opgenomen in het bestedingsvoorstel Stedelijk Mobiliteitsfonds in de Voorjaarsnota | 2016. De andere € 350.000,- worden aangevraagd ten laste van de Agenda Groen. | Gemeente Amsterdam Datum 1 juni 2016 | Kenmerk [B/UIT/2016000550 | Pagina 3 van 3 | | | | | In het projectbesluit Herinrichting Weesperplein zijn 95o fietsplekken op maaiveld opgenomen. De voorstellen voor vergroening en verruiming van het Weesperplein hebben invloed op de voorgestelde locaties van de fietsplekken. Om toch te voldoen aan de fietsparkeer opgave moeten andere plekken op het maaiveld gevonden worden. Indien de fietsenstalling wordt uitgebreid is dat een relatief eenvoudige opgave. Omdat een deel van deze plekken minder gunstig liggen ten opzichte van het metrostation en de tramhalte zal het stadsdeel naast de investeringen voor vergroening van het plein ook in zetten op een juist gebruik van het plein. Het stadsdeel heeft aangegeven in te zetten op extra capaciteit van fietscoaches en handhaving. Het budget hiervoor wordt aangevraagd via de begrotingscyclus van het stadsdeel. | | et vriendelijke grogt, | is Ee / | Drs, P.JM-Eitj | Wethouder Verkeer, Vervoer en Orgarfisatie | Î | í Î |
Motie
5
discard
Overlegvergadering stadsdeelcommissie Agenda Datum 06-06-2023 Aanvang 19:30 Locatie Grote Commissiezaal (Willem Kraanzaal) 1. Opening, vaststellen besluitenlijst * Vaststelling concept-besluitenlijst van 23 mei 2023. 2. Het woord aan bewoners en ondernemers * Voor informatie over inspraak en aanmelding om in te spreken zie onderaan de agenda. 3. Afdoening ingekomen stukken * Kijk voor de ingekomen stukken onderaan de agenda 4. Mededelingen van dagelijks bestuur 5. Ontwerpbestemmingsplan Dijksgracht Oost Bijlage O1 (memo) en 8, 9 en 10 (raadsbrieven) zijn toegevoegd per 31 mei jl. Het memo in bijlage 11 is toegevoegd per 1 juni jl. Dit memo vormde onderdeel van de bespreking in de stadsdeelcommissievergadering van 21 februari jl. 6. Projectnota Marineterrein Dit betreft de eerste termijn. De tweede termijn staat gepland op 20 juni a.s. Het advies van BIJ1 (bijlage 5) is toegevoegd aan de agenda per 6 juni jl. 7. Verkeerssituatie Kattenburgerstraat Dit onderwerp wordt besproken op verzoek van PvdA en Bewoners Amsterdam. Het advies is nagezonden per 1 juni jl. 8. Gebiedsgerichte Afvalplan Gentrum - tweede termijn het advies van GroenLinks en PvdA (bijlage 4) is nagezonden per 5 juni jl. en mede-ondertekend door D66 op 6 juni jl. 9. Rondvraag en sluiting INGEKOMEN STUKKEN À. Termijnagenda De termijnagenda is toegevoegd aan de agenda per 6 juni jl. B. Lijst aangenomen adviezen stadsdeelcommissie De geactualiseerde lijst volgt nog. CG. Brief van Belangenvereniging Dijksgracht te Water m.b.t. ontwerpbestemmingsplan Dijksgracht Oost Deze brief van 24 april jl. stond reeds als ingekomen stuk op de agenda van 9 mei jl. Deze brief staat op verzoek van de indiener als ingekomen stuk op deze agenda. Voorgesteld wordt om de brief te betrekken bij de behandeling van het bespreekonderwerp ‘ontwerpbestemmingsplan Dijksgracht Oost' (punt 6). D. Adviesaanvraag van college over Ontwikkelperspectief Distributienet Amsterdam E. Adviesaanvraag van college over Hoogbouwbeleid Amsterdam F. Brief van DB met overzicht van lokale activiteiten i.h.k.v. Inclusie en Diversiteit G. Memo van DB over tijdelijke vaste plaatsvergunningen Noordermarkt INFORMATIE Locatie en beeldopnamen Deze overlegvergadering van de stadsdeelcommissie Centrum vindt plaats in de Grote Commissiezaal (Willem Kraanzaal) in het stadhuis. De vergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen worden beeldopnamen gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze pagina. Aanmelden om in te spreken Inspreken is mogelijk bij het desbetreffende agendapunt, of, als het onderwerp niet op de agenda staat, aan het begin van de vergadering. Mensen die hierover meer informatie willen, of die zich aan willen melden als inspreker kunnen zich per e-mail richten tot de afdeling bestuursondersteuning: [email protected]. Aanmelden om in te spreken kan tot uiterlijk de maandag voor de vergadering tot 14:00 uur.
Agenda
3
discard
Wijk blj Duurstede, 24 oktober 2014 1 TT] …_ ee TTT De gemeenteraad van EL SI gemeente Amsterdam B 5 Postbus 202 Bl ES ve 1000 AE Amsterdam B Es ES dhâ A 5 Bea lult Betreft: Begroting 2015 van gemeente Amsterdam _|öfr H 2e 5 2 5 5 BE ElE Boe SIE Geachte Raad, De EEE „IE ERLE eG HERESS lees _ |E Voor u als gemeerterdad is de begroting van uw geme Ara bef Gitäst belängrijk deca fik. : Op basis van de begroting beslist u over de hoogte van de gemeentelijke belastingen en heffingen en over het wel of niet doorgaan van belangrijke activiteiten, Met de begroting geeft u (al dan niet) toestemming aan het gemeentebestuur tot het uitvoeren van de inde begrotirig verihelde activiteiten en tat het uitgeven van de daarvoor in de begroting opgeno- men gelden. Gok voor de (geïnteresseerde) ‘burgers is de begroting belanrijk. Met da be- groting legt u samen met het gemeentebestuur rekening en verantwoording af aân de bur- gers over de voorgehomen aanwending van de belastingmiddelen, Het is dus rg belangrijk dat de begroting hetrouwbart Informatie bevat, De Bégroting 2015 van gemeente Amsterdam Is misleidend en is niet betrouwbaar! Ik doe al enige jaren onderzoek naar jaarrekeningen en begrotingen van gemeenten en pro- vincies. Mijn conclusie Is dat.de jearrekenitgen en begrotingen van vaal gemeenten en pro- vincies onbetrouwbaar én dus rûisleidend zijn. Wat betreït de jaarrekeningen: ondanks de goedkeurende accounitantsverklaringen daarbij die het tegendeel beweren. Veelal geldt dat voor de préséntatie van de-baten en de lasten en het saldo daarvan. Het gefdt veelal ook voor de presentatie vân de firanciële positie. Het geldt vak voor de jaarrekeningen van gemeente Amsterdarh. Het geldt ook voor de Begroting 2015 van Amsterdam. Ik maak. bij deze begroting de volgende opmerkingen: 1. In het begrotingsboekwerk wordt gesteld en/of gesuggereerd dat de Begroting 2015 sluit met sen saldo van begrote opbrengsten en kosten van £ 0, Echter, hiets ís minder waar! 2. Het WERKELIJKE saldo van de begrote opbrengsten en kosten is. NADELIG € 139,1 miljoef. Het werkelijke saldo van de baten en de lasten volgt uit een vermogensvergêlijking, d.w.z. het werkelijke saldo van de opbrengsten en de kosten over 2015 is gelijk aan de toename. of afname ven. het Eigen verrnogen In 2015. Git de vermogensvergelijking (met gegevens van pagina 456-481) volgt: Eigen vermogen per 31,12,2015: £ 7.265,44 {x miljoen } Eigen vermogen per 31.12.2014: _ 24045 De Begroting 2015 heeft aen NADELIG SALDO van E ‘1301 3, Met de gegevens van pagina 456-481 valt aak het verwachte saldo van de opbrengsten en de kasten over 2014 te berekenen. Uit de vermogensvergelijking valgt: _ Eigen vermogen per 31,12,2014: £ 74045 (Xx miljoen } Eigen vermogen per 31.12.2013: 418,6 2014: verwacht NADELIG SALDO £ 14,1 Het gemeentebestuur verwacht dus sen nadelig saldo van dpbrengsten en Kosten DVer 2014 vän £ 14,1 miljoen. Was u dat al medegedeeld? Hôe verhoudt dit bedräg zich tot de door U goedgekeurde bearotingiswijzigingen)? (Opvallend: Het Eigen vermogen per 31,12.2013 bedraagt volgens de jaärrekening 2013 £7252,1 miljoen en niet de op pagina 481 van het begretigsboekwerk gehoemde € 7,418,6 miljoen.) ‚l nn „J- 4, Bovenstaande cijfers krijgen reliëf als men bedenkt dat de opbrengst van de Onroerende- zaakbelasting volgens de begroting in 2015 een bedrag zal zijn van € 158 miljoen. 5, Uit de gegevens op pagina 456-482 blijkt dat het ingezette befeld zal leiden tot een verlies in 2016 van £ 50,8 miljoen. 6. Ih de begroting koren ongetwijfeld dezelfde ‘foùten voor als die ik reeds äigraleerde in de jaarrekeningen van de afgelopen jaren en waarvoor Ik u met mijn brieven herhaaldelijk ge- waatschuwd heb. Het betekent dat kosten als-afschrijvingskosten, personeslskostén en ver- schillende onderhoudskosten verkeerd in de begreting zijn opgetiornen. Het betekent dat wat als financiële positie wordt gepresenteerd, niet de financiële positle is, 7. Dof het hele begrotingsboekwerk heen komt heel veel allemaal faliekante ONZIN voór over een “resultaat” dat het reëultaat niet is, en bijvoorbeeld over reserves, voorzieningen, trea- sury, weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit, een of ander niet-retevant "EMU-saldo" e.d. Deze nonsens zet de (niet ervaren) gemeenteraadsleden en andere gebruikers geweldig op het verkeerde been, Dit is ook strijdig met de wettelijke voorschriften, iC. het BBV (Be- sluit begroting en verantwaarding provineies-en gemeenten), dat in artikel 3 een begroting afst die voor gemeenteraadsleden begrijpelijk is. 8. Valgens de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen (.c, het BBV), die er op de aerste plaats zijn ter bescherming van de gemeenteraadsteden, moet de begroting zodanig gepre- senteerd worden dat de lezer, en in het bijzonder IEDER gemeenteraadslid, zich-een "verant 7 woord oordeel" kan vormen over wat er financieel aan de hand is (art 3). De begroting vol doet dus in het geheel nlet aan deze eis. Volgeris hetzelfde BBV moet de begroting per onderscheiden prograrûrmia inzicht geven in: a. de doelstellingen, In het bijzonder de heoogde maatschappelijke effecten: b, de wijze waarop &rnaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken, U moët zelf beoordelen of u dit (in voldoende mate) in de voorliggende begröting vindt, Conciusie Eerst moet het gömeentebestüur de Begroting 2015 opnteuw maken. Pas DAARNA, als àlles klopt en volledig Is, kan en mag op verantwoorde wijze over de begroting besloten worden! Graag was ik u weer van dienst. | Met vriendelijke groet, aar ‘ =
Raadsadres
2
val
Bezoekadres > Gemeente b mstel 1 Amste rdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 12 januari 2021 Ons kenmerk Behandeld door Wietze Gelmers, assistent-projectmanager Elzenhagen Zuid, [email protected], 06-18533928 Bijlage 1. Motie 212: Projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid Onderwerp Reactie op motie 212 inzake ‘bestemmingsplan Elzenhagen Zuid (projectgebonden herplantfonds voorleggen aan de raad)’ van raadsleden Bloemberg-Issa (Partij voor de Dieren), Boomsma (CDA), Kilic (DENK), Van Soest (Partij voor de Ouderen) en Simons (Bij1) d.d. 12 februari 2020 Geachte raadsleden, In de vergadering van de gemeenteraad van 13-02-2020 heeft uw raad bij de behandeling van Vaststelling bestemmingsplan Elzenhagen Zuid motie 212 van raadslid Bloemberg-Issa (Partij voor de Dieren), mede ondertekend door raadsleden Van Soest (Partij voor de Ouderen), Boomsma (CDA), Simons (Blz) en Kilig (DENK), aangenomen waarin het college B en W gevraagd wordt om: 1. De regels voor het projectgebonden herplantfonds voor te leggen aan de raad; 2. Expliciet de bescherming van compensatiemaatregelen te borgen. Eerder heb ik u via de termijnagenda geïnformeerd dat afhandeling van motie 212 plaats zou vinden met de vaststelling van het projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid. Het college van B en W heeft het projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid op 12 januari 2021 vastgesteld. Het projectgebonden herplantfonds wordt op 3 februari 2021 ter kennisname voorgelegd aan de commissie Ruimtelijke Ordening, samen met de afhandeling van deze motie. Amsterdam heeft zichzelf voor de opgave gesteld om te verdichten en tegelijk het omliggende landschap open te houden. Dat leidt onder meer tot het uitgangspunt het groen rondom de stad te beschermen en binnenstedelijk de stad optimaal te benutten. Voor het Centrumgebied Amsterdam Noord (waar Elzenhagen Zuid onderdeel van vitmaakt) wordt ingezet op vitrol van het centrumgebied waarbij de opgave is om de ruimte intensiever te gebruiken voor onder meer woningbouw. Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 12 januari 2021 Kenmerk Pagina 2 van 4 Elzenhagen Zuid is een van versnellingslocaties vit Koers 2025. Het gebied was tot voor kort een sportgebied, dunbevolkt en zeer groen. De aankomende jaren verandert Elzenhagen Zuid naar een dichter bevolkte woonwijk. In de nieuwe woonwijk is nog steeds veel ruimte voor groen, onder andere een park. Maar het is logischerwijs niet mogelijk om evenveel terug te planten als in de voormalige situatie. Met het herplantfonds voor Elzenhagen Zuid wordt de monetaire waarde van de bestaande bomen ingezet in het plangebied om te investeren in het nieuwe groen. De nieuwe openbare ruimte is kwalitatief hoogwaardig en draagt bij om de wijk klimaatbestendig te maken, zorgt voor voldoende waterberging, draagt bij aan de biodiversiteit en biedt ruimte voor recreatie en sport voor nieuwe en bestaande bewoners. Bescherming compensatiemaatregelen = __ De vitwerking van het projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid is in lijn met de eisen en richtlijnen als opgenomen in de Bomenverordening (2014) en de vitwerking “Compensatie en herplant van bomen: eenduidig — operationeel — flexibel” (2014) van de gemeente Amsterdam. = __Methet opstellen van dit projectgebonden herplantfonds is inzichtelijk gemaakt dat de volledige compensatie van de monetaire naar verwachting binnen het plangebied kan plaatsvinden. Dit betekent dat de volledige € 1.700.000,- de dekking vormt voor de aanplant van de nieuwe bomen incl. groeiplaats en de aanplant van heesters/ander groen. = _Ergeldt in Elzenhagen Zuid, conform bovenstaand genoemd gemeentelijk beleid, geen expliciete bescherming voor compensatiemaatregelen anders dan voor kapvergunningsplichtige bomen (bijvoorbeeld heesters of grassen). = De verdwenen bomen in Elzenhagen Zuid worden met het projectgebonden herplantfonds op basis van de monetaire waarde gecompenseerd in het gebied. Dit gebeurt voor het overgrote deel met de aanplant van ca. 950 — 1.000 nieuwe bomen, waar mogelijk in een grotere aanplantmaat. Deze zijn beschermd conform de Bomenverordening. Circa 95% van de totale compensatie in Elzenhagen Zuid bestaat uit kapvergunningsplichtige bomen. Aankomend voorjaar worden er in de eerste fase van het Krijtmolenpark 135 nieuwe bomen aangeplant. Hiervan kennen 80 bomen een plantmaat van 30-35 of groter (de standaard boom kent een maar van 18-20). = Het restant van de monetaire waarde wordt gerealiseerd in de vorm van overige, niet- beschermde groencompensatie, waarbij kan worden gedacht aan o.a. ca. 250 heesters. Dit is een erg beperkt deel van de totale groencompensatie in Elzenhagen Zuid. Deze maatregelen zijn niet beschermd. Op basis van de huidige prognoses bedraagt de compensatie in heesters nog geen 5% van de volledige waarde van de compenserende maatregelen. Deze dragen echter ook sterk bij aan de diversiteit, kwaliteit en beleving van het groen (o.a. het Krijtmolenpark) in Elzenhagen Zuid. =De bomenbalans is een levend document, jaarlijks wordt een actuele stand van zaken opgesteld. De geraamde compensatie kan dan ook wijzigen. Mocht dit er onverhoopt en onverwacht toe leiden dat niet de volledige compensatie binnen het plangebied kan plaatsvinden zal het restant in het stedelijk herplantfonds worden gestort. Gemeente Amsterdam Datum 12 januari 2021 Kenmerk Pagina 3 van 4 De nieuwe situatie in Elzenhagen Zuid Onderdeel van het projectgebonden herplantfonds is de tekstuele toelichting. Hierin is toegelicht welke ambities er zijn voor de nieuwe openbare ruimte in Elzenhagen Zuid. Graag benoem ik hier een aantal van deze ambities. Hoewel het plan voorziet in de verdichting van het gebied met woningbouw en voorzieningen staat hiertegenover dat een aanzienlijk deel van het gebied wordt ingericht als Krijtmolenpark wat bestaat uit groen en water. Het nieuwe park is een belangrijk onderdeel van het groen langs het Noordhollandsch Kanaal. Bewoners van Elzenhagen Zuid, maar ook bewoners van de bestaande omgeving kunnen hier terecht om te sporten, te spelen, te recreëren en te genieten van het groen. De Zuidbuurt wordt autoluw en bevat, naast verschillende bomen, struiken en grassen een groot speelterrein voor kinderen in het groen. Ook in de dichte Noordbuurt is ruimte voor nieuwe bomen langs de straten en wordt een deel ingericht als autovrije speelstraten, grenzend aan het water. Als gevolg van de ophoging van het gebied verdwijnen nagenoeg alle bomen in het plangebied. Maar de ophoging is tegelijkertijd een belangrijke maatregelen om het gebied klimaatadaptief en toekomstbestendig in te richten. Er is voldoende waterberging benodigd om de toename aan verharding (incl. ondergrondse parkeergarages) in dit gebied te compenseren en de piekbuien op te vangen. Door de ophoging en de aanleg van extra oppervlaktewater wordt het gebied rainproof en wordt er voldaan aan de Amsterdamse grondwaternorm. De diversiteit aan beplanting zorgt voor een groenstructuur die aantrekkelijk is voor fauna om te nestelen en te overwinteren. Aan de westkant van het plangebied een strook ligt die onderdeel is van de Hoofdgroenstructuur. Deze strook is daarmee beschermd. De Technische Advies Commissie Hoofdgroenstructuur (TAC) constateert in haar advies van 28 maart 2018 op het voorontwerp bestemmingsplan o.a. dat: “De corridor langs het Noordhollandsch Kanaal maakt slechts een klein deel vit van het plangebied. Het belang van deze strook is groot, gelet op de zone langs het kanaal als geheel, evenals de kwetsbaarheid van dit type groen. Een verbijzondering ten opzichte van de rest van het groen, dat meer een stadsparkkarakter heeft achten wij daarom een voorwaarde om voldoende bescherming te bieden richting toekomst. Ondanks de verdichtingsopgave voor dit plangebied constateert de TAC dat er serieuze aandacht is besteed aan de groenopgave. De reeds bestaande groenstructuur langs het Noordhollandsch Kanaal, die de centrale groenblauwe verbindingsas tussen het IJ en Waterland vormt is kwalitatief versterkt en bovendien buiten de begrenzing van de Hoofdgroenstructuur verbreed. De recreatieve gebruiksmogelijkheden van dit gedeelte van de Hoofdgroenstructuur nemen toe doordat de autoroute langs de dijk is geschrapt. Ook in de rest van het plangebied is serieuze aandacht gegeven aan groenontwerp en collectief groen tussen de kleinschalige bouwblokken”. Hoewel de TAC hier geen zeggenschap in heeft, acht ze dit park na realisatie Hoofdgroenstructuurwaardig. Gemeente Amsterdam Datum 12 januari 2021 Kenmerk Pagina 4 van 4 Concluderend: Het projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid wordt voorgelegd aan de commissie Ruimtelijke Ordening. Er wordt in Elzenhagen Zuid gehandeld in lijn met de Bomenverordering (2014) van de gemeente Amsterdam, waardoor er geen expliciete bescherming voor groene compensatiemaatregelen anders dan bomen wordt geborgd in het projectgebonden herplantfonds. Elzenhagen Zuid wordt in de nieuwe situatie groene stedelijke woonwijk. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Hoogachtend, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, SZ ( Ei OO) Ln U Eat 7 OO Marieke van Doorninck Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid
Motie
4
discard
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen Programmaplan “Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam” en het “Amsterdams Sportakkoord” Sociaal veilig - Inclusief - Pedagogisch Inleiding Het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam is één van de uitvoerings- programma's van de Agenda Sporten en Bewegen, 2019-2022, Het programma heeft als doel de sport in Amsterdam de komende drie jaar substantieel sociaal veiliger, inclusiever en pedagogisch sterker te maken. Daarmee wordt een belangrijke doelstelling van de nieuwe agenda gerealiseerd. In deze notitie worden de aanleiding, de doelen en de opzet van programma geschetst. Voor de uitvoering van het programma wordt in september, in lijn met het Nationaal Sportakkoord, met een aantal partijen het “Amsterdams Sportakkoord” opgesteld. Met deze partijen wordt een partnership aangegaan. Met elk van de partners wordt afgesproken welke doelen gezamenlijk gerealiseerd worden en wat elke partij daar concreet aan bijdraagt. De uitvoering van het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam, respectievelijk het Amsterdams Sportakkoord, wordt gefinancierd vanuit de middelen van het Nationaal Sportakkoord van het Ministerie van VWS, vanuit de begroting van Sport & Bos en vanuit de uitvoerende inzet van de partners. Urgentie In de Agenda Sporten en Bewegen 2019-2022 ligt, meer dan voorheen, de nadruk op het vergroten van de maatschappelijk waarde van sport. Twee ambities lopen als een rode draad door de gehele agenda: Ten eerste moet ‘de sport in Amsterdam’ zich ontwikkelen tot een volwaardig onderdeel van de sociale basis. En ten tweede heeft de sport de opdracht via structurele sportdeelname, juist die groepen te activeren die om uiteenlopende redenen niet of onvoldoende maatschappelijk meedoen. De sport kán deze maatschappelijke waarde vervullen, maar zover is ‘de sport in Amsterdam’ nog niet. Amsterdam kent veel vitale en toekomstbestendige sportaanbieders. Maar ook moet geconstateerd worden dat veel sportclubs een naar binnen gerichte cultuur hebben waar niet iedereen zich welkom voelt en waar sommige groepen Amsterdammers zich zelfs buitengesloten voelen. Soms ervaren zij expliciete uitsluiting in de vorm van pestgedrag. Maar minstens even vaak doen de meer subtiele mechanismen van sociale uitsluiting hun werking. Vaak onbewust en onbedoeld, maar daarom niet minder hard in hun uitwerking. In het ambtswoninggesprek van 21 februari 2019 met de Lhbtig+--gemeenschap bleek dit eens te meer. Velen van hen voelen zich niet thuis op een sportclub en haken af. Dit geldt niet alleen voor leden van de Lhbtiq+-gemeenschap, maar kan ook gelden voor Amsterdammers met een lage sociaal-economische status, voor moslimmeiden, voor jongeren voor wie sporten geen Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 1 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen vanzelfsprekendheid is en voor Amsterdammers met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Naast uitsluiting, zijn andere vormen van disrespect en ongewenst gedrag door sporters, ouders, trainers of begeleiders nog steeds geen uitzondering. Het verziekt de sfeer bij sportactiviteiten en soms uit zich dit zelfs in ernstig grensoverschrijdend gedrag zoals seksuele intimidatie en discriminatie. Kortom: om de ambities in de nieuwe Sportagenda te kunnen realiseren moet ‘de sport in Amsterdam’ de komende jaren flinke stappen voorwaarts zetten; de sport moet in de kern sociaal veiliger, inclusiever en pedagogisch sterker worden. Wat is een positieve sportcultuur? Er is sprake van een positieve sportcultuur als iedereen, ook de kwetsbare Amsterdammer, onbezorgd en met plezier kan sporten in een omgeving die niet alleen bijdraagt aan het fysieke welbevinden maar ook aan ieders persoonlijke en sociale welbevinden: ík hoor erbij, ik mag zijn wie ik ben en ik respecteer ieders kwaliteiten. Dat vraagt dat sportactiviteiten geleid worden door pedagogisch-didactisch bekwame trainers; en dat sportclubs waar Amsterdam mee samenwerkt gekenmerkt worden door sociaal sociale veiligheid, sociale toegankelijkheid en een waarderende cultuur; geleid door verbindende bestuurders. Relatie met het Nationaal Sportakkoord Het Nationaal Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ is het afgelopen jaar afgesloten tussen het Ministerie van VWS, NOC*NSF (namens de gezamenlijke sportbonden) en de VSG (namens de Nederlandse gemeenten). Het Nationaal Sportakkoord kent zes deelakkoorden: Inclusief sporten en bewegen, Duurzame sportinfrastructuur, Vitale sportaanbieders, Van jongs af aan vaardig in bewegen, Positieve sportcultuur en Topsport. De komende drie jaar zijn vanuit het Nationaal Sportakkoord middelen beschikbaar voor gemeentes, sportbonden en sportaanbieders om, zoveel mogelijk in gezamenlijkheid, de doelen uit het Sportakkoord te realiseren. De doelstellingen van de nieuwe Agenda Sporten en Bewegen van de gemeente komen in zeer hoge mate overeen met de doelstellingen van het Nationaal Sportakkoord. Dit geldt in het bijzonder voor de doelstellingen van het programma Werken aan een positieve Sportcultuur in Amsterdam; geconcretiseerd in de drieslag ‘sociaal veilig’, ‘inclusief’ en ‘pedagogisch sterk’. Deze doelstellingen komen bijna onverkort terug in de deelprogramma's van het Nationaal Sportakkoord: Inclusief sporten en bewegen, Vitale Sportaanbieders en Positieve Sportcultuur. Amsterdams Sportakkoord In het Landelijk Sportakkoord wordt het opstellen van Lokale Sportakkoorden bepleit, waarin het commitment en de concrete samenwerking tussen verschillende partijen bij het realiseren van de doelstellingen wordt geëxpliciteerd. Als onderdeel van het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam wordt in september dan ook een “Amsterdams Sportakkoord” opgesteld, waarbij gemeente en 14 partners een commitment uitspreken samen op te trekken bij het realiseren van de doelstellingen van het programma. Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 2 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen Stap 1: Partnerorganisaties De partnerships zijn er niet voor de bühne. In het direct verlengde van het afsluiten van het Amsterdams Sportakkoord worden met elke partner uitvoeringsplannen opgesteld. Daarin wordt opgenomen aan welke concrete doelen gezamenlijk gewerkt gaat worden en wat elke partij daarbij inbrengt. We streven dus naar partnerships die in woord en daad kunnen bijdragen; denk daarbij aan: o Sportbonden die voor de Amsterdamse ambities relevant zijn en die vanuit eenzelfde visie op verenigingsondersteuning en gewenste sportcultuur werken (KNVB, KNGU, KNHB, KNZB en de NBB). Oo Organisatie en allianties die met Amsterdam willen optrekken om overlappende doelstellingen te realiseren (John Blankenstein Foundation, Pride & Sports, de Johan Cruyff Foundation, de Richard Krajicek Foundation, Stichting Life Goals Amsterdam}; o Opleiders van de nieuwe generatie trainers en sportleiders (ROC van Amsterdam - Sport & Bewegen, de Academie voor Sportkader van NOC*NSF) o Het Centrum voor Veilige Sport Nederland van NOC*NSF en de Nederlandse Vechtsport- autoriteit die sportaanbieders helpen te voldoen aan de basiseisen sociale veiligheid. Stap 2: Alle Amsterdamse sportaanbieders In de loop van de programmaperiode wordt een oproep gedaan aan alle Amsterdamse sportaanbieders de doelen van het Amsterdams Sportakkoord expliciet te onderschrijven. De concrete invulling hiervan staat nog open. Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 3 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen Het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam Doelstelling De doelstelling van het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam is luid en duidelijk verwoord in de Agenda Sporten en Bewegen 2019-2022: “Creëren van een sociaal veilig sportklimaat en een positieve en inclusieve sportcultuur voor iedere Amsterdammer die aan sport doet, waarbij de sporters begeleid worden door pedagogisch-didactisch bekwame trainers en sportleiders”. Het programma wordt opgedeeld in vier samenhangende sporen. In elke spoor zijn in ieder geval de volgende stappen te herkennen: a) Het formuleren van een consistente set beleidskaders en benaderingswijzen voor het realiseren van een sociaal veilige, inclusieve sportcultuur met pedagogische bekwame trainers. b) Het ontwikkelen en aanbieden van interventies (ondersteuningstrajecten voor sportaanbieders, opleidingen voor trainers en sportleiders, opleidingen voor verenigingsondersteuners, hulpmiddelen voor specifiek vraagstukken). c) Uitvoering geven aan … Samen met partners en de 22 gebieden de komende jaren optimaal benutten om de gewenste sportcultuur bij zoveel mogelijk sportaanbieders te realiseren. d) Borgen van de benaderingswijze en het bijbehorend instrumentarium in het sportbeleid zodat ook na 2022 blijvend gewerkt wordt aan de kwaliteit van de sportcultuur in Amsterdam. Vier sporen 1. Op orde brengen basiseisen sociale veiligheid Op orde brengen van de basiseisen sociale veiligheid bij sportverenigingen, sportscholen andere sportaanbieders, alsook bij de uitvoering van sportstimuleringsactiviteiten. Het formuleren van sancties bij het niet-naleven van de basiseisen. Het vergroten van de alertheid op signalen van grensoverschrijdend gedrag en de bereidheid op de eerste signalen te acteren. 2. Versterken pedagogische competenties trainers en sportleiders Versterken van de pedagogisch-didactische competenties van trainers en sportleiders zowel bij sportverenigingen, sportscholen en andere sportaanbieders alsook van de trainers en van de sportleiders die actief zijn in de sportstimuleringsactiviteiten van de gemeente. 3. Kwaliteitsimpuls clubondersteuning Een kwaliteitsimpuls aan de gemeentelijke clubondersteuning. De ondersteuning wordt voor een groot deel gericht op het creëren van een waarderende en verbindende verenigings- cultuur waar sprake is van sociale toegankelijkheid en een naar buiten gerichte blik. De kwaliteit van de verenigingsbestuurders is daarbij een belangrijk aangrijpingspunt. 4, Terugdringen van uitsluiting Komen tot een Amsterdamse benadering voor het vergroten van de sociale toegankelijk bij sportaanbieders; maar in het bijzonder het terugdringen van vormen van uitsluiting; inclusief de daarbij behorende interventies. Samen optrekken met onze partners is hierbij essentieel. Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 4 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen Communicatie Het komt de kracht van de ambitie, de koersvastheid en het draagvlak ten goede als het programma en het Amsterdams Sportakkoord gepositioneerd worden als een meerjarige beweging. Een beweging die zich met volharding richt om de kwaliteit van de sport in Amsterdam onderscheidend te laten zijn: sociaal veilig, inclusief en pedagogisch. Gedurende de gehele periode wordt geïnvesteerd in publiciteit, communicatie, het zichtbaar maken van de beweging en het vergroten van de olievlek. Monitoring De uitvoering van het programma wordt (op onderdelen) gemonitord door het onderzoeks- bureau Het Mulier Instituut. Deze monitoring is onderdeel van de wijze waarop de uitvoering van de lokale sportakkoorden wordt gemonitord. De aanpak die het Mulier Instituut hiervoor gaat gebruiken is op dit moment nog niet bekend, maar Amsterdam confirmeert zich aan de afspraken die daarover in het kader van het Landelijk Slotakkoord worden gemaakt. Gemeentelijke Stuurgroep Positieve Sportcultuur Binnen de gemeente wordt een stuurgroep gevormd. In de stuurgroep hebben in ieder geval de plv. Directeur Sport, de Manager Sportstimulering en de portefeuillehouder Sportstimuleringsbeleid zitting. De stuurgroep komt driemaal per jaar bijeen en legt verantwoording af aan de Wethouder. Op de volgende pagina's worden de doelen en benaderingswijzen voor elk van de vier sporen omschreven… Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 5 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen Benaderingswijze per spoor Spoor 1. Basiseisen sociale veiligheid op orde Doelen: 1. Zorgen dat alle Amsterdamse sportaanbieders waar de gemeente een samenwerkingsrelatie mee heeft voldoen aan de basiseisen sociale veiligheid. 2. Zorgen dat er voldoende bewustzijn is over de noodzaak aan de basiseisen te voldoen en alert te zijn op signalen van grensoverschrijdend gedrag. 3. Expliciet maken van de uiterste consequentie: als een sportaanbieder waar de gemeente een relatie mee heeft, niet aan de basiseisen voldoet en daar op redelijke termijn ook niet aan kan voldoen, wordt de samenwerking vanuit de gemeente beëindigd. 4, Zorgen dat sportaanbieders zich ondersteund voelen bij het inregelen van de basiseisen 5. Inrichten van een systeem van monitoring over de mate waarin sportaanbieders voldoen aan de gestelde basiseisen. Benaderingswijze: - We positioneren de ambities rondom de sociale veiligheid als de noodzakelijke, verplichte basis als je met de gemeente wilt samenwerken. In de communicatie onderscheiden we deze basiseisen van de positieve thema's als sociale toegankelijkheid, sportplezier, pedagogische waarde van sport, waarderende clubcultuur, de blik naar buiten. - Zoveel als mogelijk aansluiten bij de landelijke eisen van NOC*NSF die naar aanleiding van de van de aanbevelingen van Commissie de Vries recent opnieuw zijn vastgesteld. - Zoveel als mogelijk gebruikmaken van de protocollen, hulpmiddelen, ondersteuningsaanbod en communicatiekanalen die NOC*NSF op dit moment uitwerkt voor de sporttbrede implementatie. Waar mogelijk samen optrekken met de G4-gemeentes. Stappen: e _Actualiseren van de basiseisen die Amsterdam stelt aan sportaanbieders waarmee zij op enige wijze een samenwerkingsverband. Denk daarbij aan heldere afspraken en regels over Verklaringen omtrent het Gedrag, Vertrouwenscontactpersonen, Ondertekende Gedragsregels, Meldingsprotocol, Vermeldingen op de website, waaronder de verwijzing naar het Meldpunt Discriminatie). e De eisen opnemen in de contractafspraken met samenwerkingspartners. e Opnemen prestatie-indicatoren in de resultaatafspraken met de programmamanagers. e Verzorgen van heldere communicatie daarover naar alle betrokken partijen. © Inrichten van efficiënte procedures die het voor de verschillende partijen goed mogelijk maken aan de basiseisen te voldoen. ® Inrichten van een backoffice voor a) de registratie, b) de monitoring, c) de informatievoorziening aan betrokken partijen, d} enige vorm van ondersteuning aan sportaanbieders, e) inkopen / organiseren van een verplichte training sociale veiligheid. e Uitvoeren van een campagne over het belang van aandacht voor en alertheid op sociale veiligheid. Zowel naar de betrokken partijen alsook naar medewerkers binnen van de gemeente. Project - Periode oktober 2019 - eind 2021 -__ Projectleider Basiseisen Sociale Veiligheid -__Projectmedewerker op het thema bewustwording Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 6 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen Spoor 2: Versterken pedagogisch-didactische competenties Doelen: 1. Zorgen dat de pedagogisch-didactische competenties van de trainer en sportleiders van Amsterdamse sportaanbieders en in stimuleringsprogramma'’s van een duidelijk bovengemiddeld niveau zijn. Trainer en sportleiders zijn er op gericht bij hun sporters bij te dragen aan een positief zelfbeeld, een stevig gevoel van eigenwaarde en respect voor verschillen waarin ieders kwaliteiten worden gewaardeerd. 2. Zorgen dat deze ambities beleidsmatig met betrekking tot de pedagogische competenties van trainers en sportleiders geworteld zijn in het gemeentelijk sportbeleid. Dit vanuit het besef dat pedagogisch bekwame trainers en sportleiders voorwaardelijk zijn om sport daadwerkelijk te laten renderen in de sociale basis. Benaderingswijze - Het verplicht stellen van competentie-eisen aan het grote leger trainers die actief zijn bij sportclubs is geen onderdeel van dit programma. De kern zit in ontwikkelen van de gewenste rolopvatting als trainer en het aanboren van de intrinsieke motivatie zich te ontwikkelen. - Het opleidingsaanbod zetten wij bij voorkeur in via de verantwoordelijke binnen de sportclubs (de verantwoordelijken voor het technisch beleid, voor de jeugd of voor het vrijwilligersbeleid). Daarnaast staat het gehele opleidingsaanbod Oolledig open voor alle trainers, coaches, teambegeleiders, jeugdleiders etc. die in Amsterdam actief zijn. Hen verleiden zich te bekwamen is één van de uitdagingen van het programma. - We blijven actief partijen betrekken die kunnen bijdragen aan het scholen van de nieuwe generatie van trainers en sportleiders. -_ Vechtsport: In het bereiken van specifieke doelgroepen heeft de Vechtsport een bijzondere plaats. Het versterken van de pedagogische competenties van vechtsportleraren maakt óók deel uit van het programma Vechtsport Amsterdam 2020-2025. Waar mogelijk trekt het programma Positieve Sportcultuur samen op bij het Vechtsport-programma. Stappen: e Opstellen van het gewenste competentieprofiel voor trainers en sportleiders. e Eisen stellen aan de pedagogische competenties stellen van trainers die wij via sportaanbieders inzetten in sportstimuleringsprogramma's. e Samenstellen van een rijkgeschakeerd opleidingsaanbod waarmee trainers en sportleiders verleid worden zich te bekwamen (workshops, online trainingen, filmpjes, podcasts, downloads et cetera). e Ontwikkelen van een digitaal platform van waaruit het opleidingsaanbod wordt aangeboden. gericht op zowel sportaanbieders als op individuele trainers en coaches. e Sportaanbieders-bijeenkomsten over pedagogische kwaliteit; wellicht Balie-bijeenkomst in samenwerking met de Sportraad; webinars met bijvoorbeeld pedagogen van naam als Steven Pont en Marcel van Herpen; animatiefilmpjes, instructiewaaier. e Opzetten van een backoffice voor de organisatie, registratie van de scholingen. Project - Projectleider Digitaal Platform -_Projectmedewerker, 3 dagen per week, projectmedewerker voor vechtsport, 1 dag per week - Mogelijke partners: Teamsportservice Amsterdam, de Sportpedagoog, Randstad, bij voorkeur Amsterdamse partijen. - Periode: tot eind 2022; daarna doorgaand vanuit reguliere begroting Spoor 3: Versterken sportclubs en andere sportaanbieders Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 7 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen Doelen 1. Zorgen dat er zoveel mogelijk vitale en toekomstbestendige sportaanbieders met een positieve en inclusieve sportcultuur in de stad zijn waar sporters begeleid worden door bekwaam kader. 2. Opbouwen van een relatie met die sportverenigingen die een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de doelstellingen van het gemeentelijke sportbeleid en de gebiedsplannen. 3. Zorgen dat de verenigingsondersteuning die Amsterdam biedt van hoog niveau is en altijd gericht is op structurele verbetering van de verenigingscultuur, de kwaliteit van het bestuur en de trainers en coaches. Benaderingswijze -__Amsterdam heeft een stevig en op feiten gebaseerd vertrouwen in de meerwaarde van sámen sporten bij een sportclub. Samen sporten draagt bij aan blijvend sporten en aan onderlinge ontmoeting. Deze onderlinge ontmoeting draagt bij aan sociale cohesie en inclusie. - De kwaliteit van de sportclubs is in hoge mate bepalend voor de mate waarin Amsterdammers structureel blijven sporten. Dat geldt in het bijzonder voor de kwetsbare en lastig te bereiken groepen. Dit onderstreept het belang van verenigd sporten en de overtuiging dat de inzet op het versterken van sportclubs essentieel is. - De grote programma's van de laatste jaren hebben geleerd toekomstbestendige en vitale sportclubs gekenmerkt worden door ‘verbindende’ en ‘waarderende’ bestuurders met zorg voor de kwaliteit van het verenigingskader, aandacht voor sociale toegankelijkheid en een naar buiten gerichte blik. - Om de schaarse ondersteuningscapaciteit gericht in te kunnen zetten is het belangrijk dat de gemeente haar sportclubs en andere sportaanbieders goed kent en een relatie met hen onderhoudt. - Er wordt een aanbod van ‘ondersteuningsarrangementen’ samengesteld. In elk arrangement is het versterken van de bestuurlijke kwaliteit een belangrijke doelstelling; daarnaast heeft elke arrangement ook een inhoudelijk doel. Dit kan zijn: versterken kwaliteit van het technisch kader, vergroten ledenbetrokkenheid, vergroten sociale toegankelijkheid / terugdringen van uitsluiting, bereiken nieuwe doelgroepen, het aanbieden nieuw sportaanbod en het vergroten van de externe gerichtheid. Stappen: e Inzetten van de clubscan; deze geeft een beeld van de vitaliteit van de club en vormt de basis voor het opbouwen van een relatie met de sportaanbieders. ® Investeren in de competenties van de accounthouders die vanuit de gemeente de relaties met de sportaanbieders onderhouden. e Expliciet maken van de processtappen ‘van gebiedsplan en scan-uitkomsten, vertaling naar een concreet voorstel voor ondersteuning, commitment van de vereniging, het verstrekken van de opdracht voor de uitvoering van de ondersteuning, evaluatie en verbeteren. ® Invoeren van de arrangementbenadering (zie hierboven) waarin sportaanbieders gedurende langere tijd ondersteund worden. e Aandacht voor de competentieontwikkeling van de verenigingsondersteuners. e Aangaan van partnerships met partijen die bijdragen aan de uitvoering van arrangementen. Project: Onderdeel van het programma Sportaanbieders. Spoor 4: Diversiteit en terugdringen uitsluiting Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 8 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen Vooraf ‘Diversiteit’ heeft twee kanten: de bloemrijke kant als wenkend perspectief en de kant van uitsluiting als dagelijkse realiteit. Het is belangrijk deze te onderscheiden. Op de bloemrijke kant willen velen zich verenigen: meer kleur in en voor de groep, meer vrouwen in leidinggevende of bestuurlijke posities, meer verschillende achtergronden, respecteren van ieders eigenheid, het benutten van ieders kwaliteiten. De uitsluitingskant is het spiegelbeeld daarvan. Hier doen de mechanismen van uitsluiting, discriminatie en pesten hun werking; soms openlijk en ongegeneerd. Vaak nauwelijks merkbaar voor degenen die het niet betreft, maar keihard voor degenen die het wel betreft. Vaak ook onbewust en onbedoeld; foute grapjes die de ander bevestigd in het gevoel niet welkom te zijn. Het diversiteitsbeleid in de sport moet enerzijds gedreven worden door de ambitie de bloemrijke kant waarin ieders kwaliteiten worden gewaardeerd te realiseren (op termijn is dat immers de beste waarborg voor het ‘gewoon meedoen van iedereen’). Maar anderzijds kan daar niet opgewacht worden en moet al eerder antwoord gegeven worden op vormen van discriminatie, pesten en uitsluiting (bewust en onbewust, bedoeld en onbedoeld). Dat leidt er immers toe dat velen niet gaan sporten of snel weer afhaken. Zij worden bevestigd in het gevoel er niet bij te horen. Doelen: 1. Terugdringen van alle vormen racisme, discriminatie en andere vormen van uitsluiting binnen de Amsterdamse amateursport. 2. Samen met de KNVB komen tot een benaderingswijze en uitvoeringsplan om de komende jaren werk te maken van het terugdringen van alle vormen van racisme en discriminatie binnen de het amateurvoetbal. Dit plan is gereed in het najaar van 2020. 3. Waar mogelijk wordt bovenbedoeld plan vertaald naar andere sporten; daarbij wordt zoveel als mogelijk opgetrokken met de betreffende bonden. 4, Onderzoek naar de werkende principes van campagnes en interventies die gericht zijn op terugdringen van uitsluiting. Daarbij nadrukkelijk lerend van eerder uitgevoerde campagnes en ingezette interventies: wat werkte wel, wat werkte niet? Inzet van nieuwe inzichten en deskundigen op het gebied van gedragsbeïnvloeding. 5. Samen met partners komen tot een set van interventies die ingezet kunnen worden bij manifeste en bijna-manifeste problemen rondom uitsluiting bij een sportaanbieder. 6. Samen met de afdeling Diversiteit (en/of het campagnebureau) een doorvertaling maken van de campagne “Kom op Amsterdam; wees een Amsterdammer”. 7. Ban-the-Word: Uitschrijven van een prijsvraag onder 12- tot 14-jarigen om het woord ‘homo’ als scheldwoord uit te bannen uit de Amsterdamse amateursport. Benaderingswijze - Het streven is erop gericht dat het sporten plaatsvindt in een inclusieve omgeving: een omgeving waar alle kleuren, smaken en eigenaardigheden samen komen en samen sporten. - Doelgroep gesegmenteerde sportaanbieders hebben niet de voorkeur, maar zijn soms een acceptabel alternatief om sport en bewegen voor iedereen te realiseren. - Diversiteit, zeker de uitsluitingskant, is geen thema waarmee je sportclubs ongevraagd, zonder aanleiding succesvol mee kunt benaderen. Samen met de KNVB wordt gezocht naar vormen om de voetbalverenigingen zelf een statement te laten maken en daadwerkelijk actie te ondernemen. -_Lhbtig+ is voor Amsterdam een specifiek beleidsissue dat extra aandacht en zorgvuldigheid vraagt. Dat wordt onderkend. Tegelijkertijd verschilt de lange termijn benadering principieel niet van andere issues binnen diversiteit, - De gemeente moet maatwerk-expertise kunnen bieden als zich bij een sportaanbieder problemen, of lastige vraagstukken rondom uitsluiting manifesteren. Deze expertise en Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 9 Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen bijbehorende instrumentarium is deels te betrekken bij Amsterdamse partijen, landelijke Allianties en NOC*NSF. Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 10
Onderzoeksrapport
10
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1117 Publicatiedatum 4 oktober 2017 Ingekomen onder AN Ingekomen op woensdag 27 september 2017 Behandeld op woensdag 27 september 2017 Status Verworpen Onderwerp Amendement van het lid Boomsma inzake de Investeringsnota Sluisbuurt (grotere woningen in het middensegment). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1047). Overwegende dat: — Woningen in het middensegment met ruimte voor gezinnen schaars zijn in Amsterdam; — De Sluisbuurt bij uitstek kans biedt om gezinnen ruimte te bieden; — Het de toekomstige wijk ten goede zou komen als mensen die zich er gaan vestigen er langere tijd kunnen blijven. Besluit: In de raadsvoordracht Vaststellen van de Investeringsnota Sluisbuurt bij de tekst: “4b. Het middensegment ongeveer gelijke delen huur- en koopwoningen zal betreffen en dat voor de helft van de middeldure huurwoningen uitgegaan wordt van woningen van circa 70 m2 gbo met een gereduceerde grondprijs”, De volgende tekst toe te voegen: “4b. (…)} Voor 10 procent van de middeldure huurwoningen wordt uitgegaan van woningen van minimaal 85 m2 gbo met een gereduceerde grondprijs.” Het lid van de gemeenteraad D.T. Boomsma 1
Motie
1
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 1282 Datum indiening 11 juni 2018 Datum akkoord 19 november 2018 Publicatiedatum 20 november 2018 Onderwerp Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het lid Boutkan inzake gevel-ATMs bij toeristenwinkels. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 24 januari 2017 heeft de fractie van de PvdA schriftelijke vragen ingediend over het groeiend aantal ATMs in Amsterdam. Op 23 oktober 2017 heeft het college van b&w deze vragen beantwoord (zie nr. 1308 van 2017). Hieruit bleek onder meer dat het toezicht op ATMs niet valt onder de Wet Financieel Toezicht en dat er geen vergunning nodig is. Het college kon niet uitsluiten dat witwaspraktijken plaatsvinden bij de zogeheten ‘merchant fill’ ATMs, het type ATM die door ondernemers zelf worden gevuld. Daarom is toegezegd dat het college nadere afspraken zou maken met FIOD/ Anti Money Laundering Centre over het uitvoeren van een onderzoek naar witwaspraktijken. Ons bereiken verder signalen van ondernemers dat bij de bestaande ATMs in de binnenstad geen geldtransportwagens worden waargenomen. Dat kan er mogelijk op duiden dat ATMs in postcodegebied 1012 toch van het type ‘merchant fill’ zijn. Dit in tegenstelling tot de informatie die vorig jaar bekend was. Afgelopen maanden zijn er weer nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de groei van het aantal ATMSs in de binnenstad. Zo heeft aanbieder Euronet 360 Finance Limited (onderdeel van de Euronet Group) zelf een omgevingsvergunning ingediend voor het plaatsen van een gevel ATM in een pand dat niet van hun is (Nieuwe Hoogstraat 13M). Het stadsdeel Centrum heeft positief besloten op deze omgevingsvergunning (OLO nr 3580397). Bij de fractie van de PvdA bestaat de vrees dat dit een nieuwe trend kan worden waarbij met ‘copy paste’ van omgevingsvergunningen aanbieders van ATMs een golf van gevel-ATMs over de stad uitrolt. De fractie van de PvdA vindt uitbreiding van deze toeristen-ATMSs een zeer ongewenste ontwikkeling. Gezien het vorenstaande heeft het lid Boutkan, namens de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen — op zijn schriftelijke vragen van 24 januari 2017 — aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng Loe2 Gemeenteblad Datum 20 november 2018 Schriftelijke vragen, maandag 11 juni 2018 1. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van onderzoek naar witwaspraktijken bij Merchant Fill ATMs door FIOD/ Anti Money Laundering Centre? Antwoord vraag 1: In onze eerdere beantwoording van de schriftelijke vragen over ATMs d.d. 23 oktober 2017, hebben wij aangegeven dat met de partners in RIEC-verband is gesproken over het fenomeen van de ATMs en dat aandacht is gevraagd voor dit fenomeen bij het Anti Money Laundering Centre (AMLC)/ de FIOD, de Financiële en Economische Recherche, DNB en AFM. In de afgelopen maanden is met deze partijen gezamenlijk verder overlegd of er een aanpak zou worden gestart en zo ja op welke gronden. Hierbij zijn er overigens nog steeds geen indicaties dat er sprake is van witwaspraktijken. Zonder dergelijke indicaties is er voor deze organisaties geen aanleiding voor een nader onderzoek. Vooralsnog hebben vooral gemeente en politie op het onderwerp ATMs samengewerkt. Zo heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de locaties waar zich geldautomaten bevinden in Amsterdam; er wordt bijgehouden wanneer er een vergunningaanvraag binnenkomt voor een gevelbord. Op 20 augustus jl. heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Euronet, stadsdeel Centrum en Amsterdamse Aanpak Ondermijning (AAO). Euronet heeft inzage gegeven in haar business model. Euronet werkt op basis van vraag en aanbod. De vraag naar contant geld blijft hoog, terwijl de grootbanken hun pinautomaten sluiten door te hoge kosten. Euronet springt in op de vraag naar contant geld door het plaatsen van automaten. Euronet verklaart dat het merendeel van de pintransacties afkomstig is van Nederlandse bankpassen. In 2017 heeft Euronet Yourcash overgenomen. Euronet beheert alleen de niet merchant-fill automaten. In opdracht van Euronet worden deze automaten door G4AS gevuld. Er staat slechts één Yourcash automaat in het centrum van Amsterdam. 2. Welke concrete afspraken zijn inmiddels gemaakt met partners FIOD/ Anti Money Laundering Centre, het Bureau Financiële Recherche, DNB, AFM over betere monitoring van ATMs? Antwoord vraag 2: Gelet op het feit dat er geen indicaties zijn gevonden van witwaspraktijken (zie antwoord hiervoor), zijn er op dit moment geen andere, nadere of aanvullende afspraken gemaakt met de ketenpartners t.a.v. het monitoren van de ATMs in het kader van vermeende witwaspraktijken. In zijn algemeenheid praten de Gemeente Amsterdam en de ketenpartners elkaar op regelmatige basis bij over de relevante ontwikkelingen, ook op dit onderwerp. 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng Loe2 Gemeenteblad Datum 20 november 2018 Schriftelijke vragen, maandag 11 juni 2018 3. Hoe kan het dat een aanbieder van ATMs die geen eigenaar is van het onroerend goed zelf indiener is van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een gevel-ATM? Antwoord vraag 3: Een aanvrager is al snel belanghebbende bij het doen van een aanvraag omgevingsvergunning. De aanvrager hoeft hierbij niet per se de eigenaar te zijn. De exploitant van de ATMs sluit een overeenkomst met de eigenaar en/of huurder van het pand, zodat een verkregen vergunning ook kan worden uitgevoerd. De vergunningaanvraag wordt getoetst aan de criteria uit de welstandsnota. Deze zien voornamelijk op de afmetingen van het perceel en de geldautomaat. Wanneer de aanvraag past binnen het bestemmingsplan en er is door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een positief advies afgegeven, wordt de vergunning verleend. Euronet laat weten in het gesprek van 20 augustus jl. dat voor het plaatsen van een gevelautomaat altijd contact is met pandeigenaar en huurder van het pand. De kosten voor het plaatsen van een ATM liggen bij Euronet. 4. Welk oordeel heeft het College over het groeiend aantal ATMs gezien de discussie over de grote aantallen toeristen in de stad en het tegengaan van monocultuur? Antwoord vraag 4: In het gesprek met Euronet van 20 augustus jl. laat Euronet weten dat een groot percentage van de pintransacties afkomstig is van Nederlandse bankpassen. Grootbanken sluiten steeds vaker de pinautomaten, terwijl de vraag naar contant geld blijft. Euronet voorziet in de vraag naar contant geld door het plaatsen van automaten, zowel in de winkels als in de gevels. De veronderstelling dat ATMs voornamelijk een service zijn voor buitenlandse toeristen, komt niet overeen met de verklaring van Euronet dat de meeste pintransacties met Nederlandse bankpassen worden gedaan. Gezien de dichtheid van ATMs in het centrum van Amsterdam en in het bijzonder het Wallengebied lijkt er sprake van een relatie tussen de grote aantallen bezoekers en de ruimtelijke spreiding van de ATMs. 5. Wat vindt het college van de ontwikkeling van meer ATMSs in gevels? Is hier een vergroot risico op ram- en plofkraken? Antwoord vraag 5: Bij de aanpak van ram- en plofkraken werken politie en OM en ministerie van Justitie en Veiligheid op landelijk niveau nauw samen met de banken. Met als doel om overvallen op geldautomaten zo onaantrekkelijk mogelijk te maken en snel te kunnen optreden na een ram- of plofkraak op een geldautomaat. Recent is de strafeis tegen verdachten van ram- en plofkraken verhoogd. Bij plofkraken geldt dat de strafeis van 12 naar 24 maanden gevangenisstraf gaat wanneer geen woningen in het getroffen gebouw zijn. Daarnaast geldt een strafeis van 48 maanden gevangenisstraf voor plofkraken in gebouwen waarin ook woningen zijn gevestigd. Voorheen was dit 15 maanden. Het OM hoopt met de verscherpte richtlijn plegers van deze high impact crime af te schrikken en langer vast te kunnen houden na een veroordeling. 3 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Neng Loe2 Gemeenteblad Datum 20 november 2018 Schriftelijke vragen, maandag 11 juni 2018 Stadsdelen en politie bespreken in regulier operationeel overleg kwetsbare objecten in hun gebied. Wanneer geldautomaten als zodanig worden gekwalificeerd worden zichtbare en onzichtbare preventieve maatregelen getroffen. Een voorbeeld van zichtbare maatregelen is het plaatsen van fysieke objecten, zoals straatmeubilair in de nabijheid om de toegang te bemoeilijken. Een bemoeilijkende factor is het aanrijden naar de geldautomaten. Geld- en waardetransportbedrijven hebben de gemeente in het verleden verzocht om obstakels voor geldautomaten weg te halen in verband met de veiligheid van hun personeel. In Nederland geven banken aan bepaalde pinautomaten te ontmantelen vanwege het risico op ram- en plofkraken met mogelijk schade voor panden en omwonenden. In sommige gevallen plaatsen andere bedrijven zoals Euronet en In2Retail geldautomaten op locaties waar grootbanken hun automaten hebben weggehaald. Euronet geeft in het gesprek op 20 augustus jl. aan dat de gevelautomaten en automaten in de winkels, voldoen aan alle veiligheidseisen. De automaten bevatten allemaal inktpatronen om ram- en plofkraken zo onaantrekkelijk mogelijk te maken. Dit jaar hebben in Amsterdam vooralsnog geen ram- of plofkraken plaatsgevonden op geldautomaten in gevels. Ook voorgaande jaren beperkte zich dat tot enkele gevallen. De toename van ATMs in gevels lijkt zich niet vertalen in meer ram- of plofkraken. Voor het college is derhalve geen reden zich voor of tegen de ontwikkeling van meer ATMSs in gevels uit te spreken. 6. Zou het niet verstandig zijn om gericht beleid te voeren om cash geld in de binnenstad terug te dringen zodat het risico op zakkenrollen wordt verkleind? Graag een toelichting. Antwoord vraag 6: De gemeente Amsterdam stimuleert bij campagnes gericht op ondernemers altijd om cash geld terug te dringen en zoveel mogelijk te werken met (uitsluitend) pinautomaten. Helaas blijken buitenlandse toeristen regelmatig grote geldbedragen op zak te hebben en om die reden vaker slachtoffer te worden van zakkenrollerij. Cash geld is echter niet de enige buit van zakkenrollers. Uit politie- informatie blijkt dat telefoons, sieraden, audio, tablet en laptops ook in trek zijn. In 2017 is samen met politie een campagne ontwikkeld, die potentiële slachtoffers via social media en voorlichtingsacties op hotspots bewust maakt van het risico. De focus ligt op personen (toeristen, fietsers in parken of evenementbezoekers) die zich in omstandigheden begeven waarin straatroof of zakkenrollen plaats kan vinden. Die omstandigheden verschillen per stadsdeel, maar kunnen zich voordoen in en rondom het openbaar vervoer, parken, drukke plekken en tijdens evenementen. De campagnematerialen- en afbeeldingen worden om de herkenbaarheid te vergroten aangepast naar de omstandigheden. De campagne verwijst naar amsterdam.nl/straatroof en die site geeft tips wat te doen bij zakkenrollen of straatroof. 4 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer de vember 2018 Schriftelijke vragen, maandag 11 juni 2018 7. Welke instrumenten heeft het college om het aantal ATMs terug te dringen? Is het college bereid, deze in te zetten? Indien nee, waarom niet? Antwoord vraag 7: Behalve het wegbestemmen (planschade) heeft het College geen instrumenten om het aantal ATMs terug te dringen. Vooralsnog ziet het College ook geen aanleiding of signalen om de ATMs terug te dringen. Wel zou er gekeken kunnen worden of er in het bestemmingsplan nog aanvullende (ruimtelijke/functionele) voorwaarden gesteld kunnen worden voor het plaatsen van een ATM, bijvoorbeeld of het pand een specifieke geldfunctie heeft. 8. Kan het college uitzoeken welk bedrag een ondernemer krijgt voor een gevel- ATM op jaarbasis? Antwoord vraag 8: Ondernemers ontvangen niet allemaal dezelfde vergoeding. In het gesprek van 20 augustus jl. heeft Euronet aangegeven dat een ondernemer een vergoeding krijgt dat afhankelijk is van verschillende aspecten zoals de locatie, openingstijden van een winkel, producten in een winkel en of een automaat in de gevel of achteraan de winkel staat. De vergoedingen kunnen variëren van € 800,- tot € 1250,-. Dit is vernomen door mensen in het gebied. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 5
Schriftelijke Vraag
5
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 22 maart 2021 Portefeuille(s) Zuidas, Kunst en Cultuur en Gemeentelijk Vastgoed Portefeuillehouder(s): _Touria Meliani en Victor Everhardt Behandeld door Kernteam OBA NEXT Onderwerp Uitvoeringskrediet voor de benodigde investering voor de bouw van OBA NEXT, een nieuwe locatie voor OBA en partners, een buurtkamer, de buurtteams en fietsenstalling in het Kenniskwartier, Zuidas. Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief informeert het college u over het vitvoeringskrediet voor OBA NEXT. Daarmee zetten we een volgende stap in de gebiedsontwikkeling van de Zuidas. Aanleiding In de vergadering van 8 en 9 mei 2019 is het haalbaarheidsonderzoek OBA NEXT op de Zuidas behandeld en heeft de gemeenteraad opdracht gegeven tot de voorbereiding van het kredietbesluit. Aanleiding voor het onderzoek was de motie Vink, waarin het college gevraagd werd om de mogelijkheid van een nieuwe OBA-vestiging in Zuidas te verkennen en het gebied daarmee een publieke plek te geven. Vanuit deze verkenning is OBA NEXT ontstaan. Met OBA NEXT realiseren we een openbare voorziening ingericht op de toekomst van kennis en informatie, een cultureel en maatschappelijk hart voor Zuidas en een programma dat is gericht op een leven lang leren, bevordering van (digitale) geletterdheid, data- en mediawijsheid en digitale weerbaarheid voor alle Amsterdammers. OBA NEXT is een gebouw en een programma. Het gebouw wordt een laagdrempelige locatie voor ontmoeting en uitwisseling op de Zuidas. Het programma is de innovatiemotor voor de noodzakelijke vernieuwing van de programmering voor alle OBA vestigingen in de hele stad. OBA NEXT: ontmoetingsplek in Zuidas OBA NEXT komt in het deelgebied Kenniskwartier in Zuidas, vlakbij de VU en academisch ziekenhuis Amsterdam UMC. Kennis en innovatie ten behoeve van de samenleving en maatschappij staan hier centraal. OBA NEXT maakt de Zuidas toegankelijk voor alle Amsterdammers. Wat nu voor sommigen nog een onneembare vesting van kantoor- en woontorens lijkt, moet voor een nieuwe generatie Amsterdammers voelen als een vanzelfsprekend onderdeel van de stad. Voor de huidige gebruikers en bewoners van de Zuidas betekent het dat de wijk er meer divers en levendiger op wordt. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2021 Pagina 2 van 3 De realisatie van OBA NEXT is een belangrijke stap in de opgave voor het gebied: de doorontwikkeling van internationaal zakencentrum naar een unieke Amsterdamse wijk waar mensen graag wonen, werken en recreëren. Hiermee ontwikkelt Zuidas zich van een gebied met een privaat karakter naar een gemengde stadswijk die aantrekkelijk en toegankelijk is voor alle Amsterdammers. Door de uitstekende ligging naast het OV knooppunt Station Zuid, is OBA NEXT in 2027 — wanneer het gebouw naar verwachting wordt opgeleverd — goed bereikbaar voor alle Amsterdammers. In het voorliggende raadsbesluit wordt u gevraagd een uitvoeringskrediet beschikbaar te stellen voor de benodigde investering voor de bouw van OBA NEXT, een nieuwe locatie voor OBA en partners, een buurtkamer, de buurtteams en fietsenstalling in het Kenniskwartier. OBA NEXT: samen met maatschappelijker partners en bedrijven Zuidas Een groot aantal maatschappelijke organisaties zoals debatorganisatie Argan, Stichting IMC Weekendschool, Stichting Studiezalen, Giving Back, TechConnect, Huis van de Journalistiek, VU, European Cultural Foundation en House of Skills hebben zich de afgelopen twee jaar verbonden aan OBA NEXT. De organisaties zijn specialisten op het gebied van technologie en samenleving, talentontwikkeling en diversiteit, kennis en media. De partners zijn enthousiast over OBA NEXT op de Zuidas. Het biedt een plek voor debat en persoonlijke ontwikkeling voor hun doelgroep, onder meer jongeren en jongvolwassenen. De nabijheid van bedrijven en instellingen op de Zuidas biedt kansen voor het aangaan van samenwerkingen door middel van bijvoorbeeld programmering van educatieve activiteiten, het bieden van stages, mentorschappen, coachingstajecten, debatten en nog veel meer. OBA NEXT is daarmee de verbindende schakel tussen voor samenwerkingspartners belangrijke thema’s en het bedrijfsleven op de Zuidas. Inmiddels hebben ook de eerste bedrijven in Zuidas aangegeven geïnteresseerd te zijn hun kennis en middelen in te willen zetten. Een aantal bedrijven in Zuidas werkt al samen met de maatschappelijke partners voor OBA NEXT. Deze ontwikkeling vraagt om een innovatief publiek gebouw, waarbij de fysieke en digitale omgeving zijn verweven en zodanig vormgegeven dat er ruimte is voor partners voor continu innoveren, kruisbestuivingen en samen ontwikkelen. OBA NEXT: innovatieprogramma Met OBA NEXT wil OBA er samen met (maatschappelijke) partners voor zorgen dat ook over vijf, tien en vijftig jaar kennis, informatie en educatie voor iedereen beschikbaar is en de komende decennia ook blijft. Samen met deze partners gebruikt en ontsluit OBA de kennis die aanwezig is op de Zuidas. Tevens wordt de verbinding gelegd met de Amsterdamse aanpak laaggeletterdheid (nu Taaloffensief). De Zuidas is een plek die niet vanuit ieders startpositie voor iedereen even toegankelijk is. OBA NEXT brengt daar verandering in. Het nodigt jonge generaties vit om nieuwe mensen te Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2021 Pagina 3 van 3 ontmoeten die hun blik verruimen en andere werelden te leren kennen. OBA NEXT wordt een bibliotheek nieuwe stijl waar kennis en informatie in de nieuwste vormen beschikbaar zijn. Bezoekers kunnen zich hier ontwikkelen op onderwerpen als betrouwbare informatie, online weerbaarheid en (digitale) nieuwe media. Door bij te dragen aan het (digitaal) wijzer worden van alle Amsterdammers draagt OBA NEXT bij aan kansengelijkheid. Deze ontwikkeling komt de OBA als geheel ten goede. Dat wat in OBA NEXT ontdekt en gemaakt wordt vormt de basis voor het toekomstbestendig maken van alle vestigingen van OBA in de hele stad. De afspraken over de integrale aanpak en ontwikkelbegroting stellen OBA in staat om het bestaande OBA netwerk te vernieuwen. Hiermee kan OBA de bezuiniging beter realiseren met minder gevolgen voor de stad en de Amsterdammer. Tot slot OBA NEXT is een openbare voorziening die met een breed aanbod van activiteiten kansengelijkheid stimuleert, door bij te dragen aan de talentontwikkeling en digitale vaardigheden van alle Amsterdammers. Met deze openbare ontmoetingsplek krijgt Amsterdam er een nieuwe leer- en ontwikkelplek bij en ontwikkelt Zuidas zich verder als diverse en levendige buurt. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, EE Pa L Touria Meliani, Victor Everhardt, wethouder Kunst en Cultuur wethouder Zuidas Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
3
train
x Gemeente Amsterdam WIJ % Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid % Agenda, donderdag 28 januari 2010 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Tijd 09.00 tot 12.30 uur en van 19.30 tot 22.30 Locatie 0239 WETHOUDER ASSCHER-DEEL 09.00 — 12.30 Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 _Inspreekhalfuur publiek 5 Conceptverslag openbare vergadering van 07-01-2010 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieWIJ@raadsgriffie. amsterdam.nl 6 Openstaande toezeggingen wethouder Asscher 7 Openstaande schriftelijke vragen/moties en initiatiefvoorstellen wethouder Asscher 8 Termijnagenda wethouder Asscher 9 Actualiteiten Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: [email protected] 1 Gemeente Amsterdam WIJ Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Agenda, donderdag 28 januari 2010 Jeugdzaken 10 Stedelijk Jongerenwerk Amsterdam Nr. BD2010-000316 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 11 Aanpak van 8 tot 8; jaarrapportage 2009 Nr. BD2010-000122 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 12 Stand van zaken ontwikkeling Ouder-en-Kindcentra eind 2009: brief aan cie WIJ Nr. BD2010-000077 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Educatie 13 Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen Nr. BD2010-000336 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 14 Vertouwensbreuk bestuur en maatregelen As Siddieg Nr. BD2010-000256 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Hoogerwerf (D66). e Was TKN 4 in de vergadering van 07-01-2010. Inburgering 15 Beleidskader handhaving Wet Inburgering Nr. BD2010-000301 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Algemeen 16 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Asscher 2 Gemeente Amsterdam WIJ Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Agenda, donderdag 28 januari 2010 WETHOUDER OSSEL-DEEL 19.30 — 22.30 17 Mededelingen. 18 Inspreekhalfuur publiek. 19 Conceptverslag openbare vergadering van 07-01-2010 e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieWIJ@raadsgriffie. amsterdam.nl 20 Openstaande toezeggingen wethouder Ossel 21 Openstaande schriftelijke vragen/moties en initiatiefvoorstellen wethouder Ossel 22 Termijnagenda wethouder Ossel 23 Actualiteiten Werk en Inkomen 24 Rapporten Gemeentelijke Ombudsman DWI Re-integratie: een moeizaam traject Nr. BD2010-000243 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Hoogerwerf (D66). e Was TKN 1 in de vergadering van 07-01-2010 e De Ombudsman is bij de punten 24 t/m 26 uitgenodigd. 25 Onderzoeksrapport Ombudsman ‘Re-integratie: een moeizaam traject’ - bestuurlijke reactie Nr. BD2009-009841 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Te betrekken bij punt 24. 26 Rapporten Gemeentelijke Ombudsman DWI vierde kwartaal 2009 Nr. BD2010- 000228 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 3 Gemeente Amsterdam WIJ Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Agenda, donderdag 28 januari 2010 27 Wijziging Afstemmingsverordening Inkomensvoorzieningen en Handhavingsverordening Inkomens- en re-integratievoorzieningen ivm de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG) Nr. BD2009-008973 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht 28 Initiatiefvoorstel van raadsleden Boelhouwer en Van der Pligt (SP) inzake afsluiten en schuldhulpverlening Nr. BD2010-000259 e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met het initiatiefvoorstel. e Uitgesteld in de vergaderingen van 17-09-2009, 08-10-2009, 05-11-2009 en 03-12- 2009 en 07-01-2010. 29 Préadvies afsluiten energielevering Nr. BD2010-000260 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Uitgesteld in de vergaderingen van 17-09-2009, 08-10-2009, 05-11-2009 en 03-12- 2009 en 07-01-2010. e Te betrekken bij punt 28. 30 Brief Commissie - afsluiten energie en schuldhulpverlening Nr. BD2010-000248 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Te betrekken bij punt 28. 31 Onderzoek ontwikkeling klanten Dienst Werk en Inkomen Nr. BD2009-009825 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Algemene Zaken 32 Reactie van het College van B en W op de motie inzake Aanpak Discriminatie Amsterdam Nr. BD2010-000063 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht. e Op verzoek van de heer Flos (VVD) geagendeerd in de commissie WIJ. Diversiteit 33 Presentatie Servicepunt Emancipatie Nr. BD2010-000258 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Hierbij wordt een presentatie gegeven door Mevrouw Wannet (de Bunt). 4 Gemeente Amsterdam WIJ Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid Agenda, donderdag 28 januari 2010 34 Onderzoek van de Vrije Universiteit over woonwensen homoseksuele ouderen. Nr. BD2010-000257 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Hoogerwerf (D66). e Was TKN 6 in de vergadering van 07-01-2010. Programma Maatschappelijke Investeringen 35 Aanvullende toetsingscriteria Programma maatschappelijke investeringen ten behoeve van het verdeelvoorstel 2010 Nr. BD2010-000219 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Hoogerwerf (D66). e Was TKN 3 in de vergadering van 07-01-2010. Algemeen 36 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Ossel 5
Agenda
5
train
x Gemeente Amsterdam R. % Gemeenteraad % Motie Jaar 2021 Afdeling 1 Nummer 020 Behandeld op 20 januari 2021 Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 25 januari 2021 Onderwerp Motie van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma inzake de juiste indicatoren voor de jeugdhulp Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over Kennisnemen van het rapport van de rekenkamer ‘Jeugdhulp in Amsterdam: inkoop specialistische jeugdhulp’ Overwegende dat: e De uitgaven voor de jeugdhulp sinds 2015 jaarlijks zijn gestegen; e Uit het rapport van de rekenkamer blijkt dat bij de gemeente onvoldoende inzicht bestaat waaraan de uitgaven voor jeugdhulp worden besteed; e De gemeenteraad heeft uitgesproken dat bij schaarse middelen de jeugdhulp als eerste terecht komt bij de meest kwetsbare kinderen; e Het de gemeenteraad ontbreek aan goede indicatoren om te kunnen bepalen of de jeugdhulp in Amsterdam daadwerkelijk goed terechtkomt; e De wethouder in de commissie Zorg, Jeugdzorg en Sport heeft aangegeven met indicatoren te komen die de doelstellingen en de kwaliteit van de jeugdhulp inzichtelijker maken voor de gemeenteraad; e Uit het rapport “Stelsel in Groei’ van het AEF blijkt dat een lagere uitstroom uit de jeugdhulp in de achterliggende jaren een van de redenen is van de toename van de uitgaven in de jeugdzorg in de afgelopen jaren; e Meer inzicht in de unieke instroom en uitstroom in de jeugdhulp bijdraagt aan controle door de gemeenteraad of het gemeentebeleid ertoe leidt dat de jeugdhulp op de juiste plek terecht komt; e Daartoe ook bijdraagt als tevens wordt aangegeven voor welke eventuele hulp op grond van welke andere wet jongeren uitstromen uit de jeugdhulp, evenals een indicator hoeveel jongeren per jaar in de jeugdhulp blijven of uitstromen uit de jeugdhulp na het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: 1. Met een voorstel te komen voor indicatoren met het doel tot een betere 1 monitoring van de effecten van het beleid in de jeugdhulp te komen, zoals de unieke in- en uitstroom in de jeugdhulp per jaar, uitstroom al dan niet richting wet langdurige zorg of andere vormen van hulp, op basis van leeftijd en/of andere indicatoren; 2. Dit voorstel voor de zomer van 2021 aan de gemeenteraad te presenteren ter voorbereiding van een gesprek met de gemeenteraad over de indicatoren. De leden van de gemeenteraad D.G.M. de Grave-Verkerk D.T. Boomsma 2
Motie
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad x Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 754 Publicatiedatum 7 augustus 2015 Ingekomen onder BR Ingekomen op donderdag 2 juli 2015 Behandeld op donderdag 2 juli 2015 Status aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Flentge, de heer Van Dantzig, de heer Groot Wassink en mevrouw De Heer inzake het huurbeleid Woonwagenstandplaatsen en huurwagens (puntensystematiek woonwagenstandplaatsen). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het huurbeleid Woonwagenstandplaatsen en huurwagens (Gemeenteblad afd. 1, nr. 658); Constaterende dat het college voornemens is de aansluiting op de landelijke systematiek voor de puntentelling voor woonwagenstandplaatsen en woonwagens ook te laten gelden voor huurders die vanaf 2012 een huurcontract hebben, Overwegende dat het redelijk is om deze puntentelling alleen te laten gelden voor nieuwe huurcontracten, zodat nieuwe huurders kunnen anticiperen op de nieuwe huurprijzen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: de landelijke puntentelling en systematiek slechts te laten gelden voor nieuwe huurcontracten vanaf september 2015 (na de invoering van de nieuwe systematiek). De leden van de gemeenteraad E.A. Flentge R.H. van Dantzig B.R. Groot Wassink A.C. de Heer 1
Motie
1
discard
VN2021-032807 Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water Clusterstaf Ruimte x Gemeente M LW en Economie N Amsterdam Voordracht voor de Commissie MLW van 16 december 2021 Ter kennisneming Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Ruimtelijke Ordening (30) Agendapunt 6 Datum besluit dagmail 22/11/2021 Onderwerp Ter Kennisname: Raadsbrief Alternatieve bekostiging metropakket De commissie wordt gevraagd Kennis te nemen van de regioraadsbrief over de alternatieve bekostiging van het metropakket. Wettelijke grondslag Artikel 169, eerste lid, van de Gemeentewet. Het college van burgemeester en wethouders enelk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het collegegevoerde bestuur. Bestuurlijke achtergrond De Nationale Alliantie van overheden en bedrijven die werkt aan het realiseren van het metropakketwestzijde Amsterdam, heeft een ‘plan B' vitgewerkt voor de bekostiging van het metropakket. Ditis nodig omdat het Nationaal Groeifonds (NGF) een bedrag van €1,5 miljard voor het doortrekkenvan de Noord/Zuidlijn heeft gereserveerd, onder de voorwaarde dat Rijk en regio voor g janvari 2022zorgen voor co-financiering voor de resterende €1,5 miljard die nodig is voor het doortrekken van deNoord/Zuidlijn. Reden bespreking Ter kennisname n.a.v. dagmail 23-11-2021. Uitkomsten extern advies Opgesteld in afstemming met de VRA en MRA. Geheimhouding NVT. Uitgenodigde andere raadscommissies NVT. Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan? NVT. Welke stukken treft v aan? Gegenereerd: vl.10 1 VN2021-032807 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water M LW Clusterstaf Ruimte € Amsterdam en Economie % Voordracht voor de Commissie MLW van 16 december 2021 Ter kennisneming Bijlage 1 - Oplegger bij de onderzoeken naar alternatieve bekostiging. pdf AD2021-125618 Vag Pe9g J gmg.p (pdf) AD2021-125619 Bijlage 2 - Eindrapportage werkstroom B.pdf (pdf) AD2021-125620 Bijlage 3 - Concept Principebesluit. pdf (pdf) AD2021-126572 Brief alternatieve bekostiging (met handtekening WhdV).pdf (pdf) AD2021-125587 Commissie MLW Voordracht (pdf) Ter Inzage Registratienr. | Naam Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres) Gegenereerd: vl.10 2
Voordracht
2
discard
Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam Onderzoeksprogramma 2013 Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam 20 20 december 2012 colofon Rekenkamer Amsterdam directeur: dr. Jan de Ridder contactpersoon: drs. John van Leuken 2 Samenvatting De Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam (vervolg: rekenkamer) is op 1 januari 2006 ingesteld en per die datum van start gegaan. De rekenkamer onderzoekt vanuit een onafhankelijke positie de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het dagelijks bestuur, het beleid en de stadsdeelorganisatie. Door onderzoek wil de rekenkamer een bijdrage leveren aan het verbeteren van het functioneren van bestuur, beleid en organisatie. In een ‘Beleidsvisie 2010-2016’ heeft de rekenkamer de ideeën voor haar werkzaam- heden in de komende tijd neergelegd. De rekenkamer wil een aantal nieuwe accenten aanbrengen: meer aandacht geven aan het bruikbaar maken van onderzoeksresultaten, meer aandacht geven aan hoe de overheid inspeelt op maatschappelijke processen, meer korter durend onderzoek doen en meer inspelen op actuele discussies in de raden. Zij brengt daarom meer onderscheid aan in de soorten onderzoek die ze uitvoert. Naast het reguliere onderzoek voert de rekenkamer verkenningen uit, geeft ze adviezen aan de stadsdeelraden en verzorgt ze thematische publicaties en bijeenkomsten. Daarnaast blijft de rekenkamer vervolgonderzoeken uitvoeren en onderzoek verrichten op verzoek. De selectie van onderwerpen voor onderzoek heeft de rekenkamer benaderd vanuit specifieke thema’s en vanuit relevantie. De rekenkamer wil een rode draad aanbrengen in haar werkzaamheden aan de hand van een aantal thema’s. De rekenkamer wil veel aandacht geven aan de wijze waarop coalitieakkoorden worden omgezet in beleid, aan het inzicht en de controle van de stadsdeelraden op het geld en aan de vragen waarom sommige doelen vaag blijven en waarom burgers weinig vertrouwen hebben in de overheid. Op grond van deze criteria heeft de rekenkamer een lijst van onderwerpen voor onderzoek opgesteld en vervolgens besproken met de Klankbordgroep, waarin alle stadsdelen zijn vertegenwoordigd. Uiteindelijk heeft de rekenkamer de volgende onderwerpen gekozen voor 2013: Verkenningen: e _Aannamebeleid leerlingen e Handhaving terrasbeleid en horecabeleid e Schuldhulpverlening Verkenningen waaruit nog een nadere keuze zal worden gemaakt: e Cameratoezicht e _Inhuur externen e Veiligheid Regulier onderzoek: e Voortgang uitvoering bezuinigingen 3 Overige activitetten Naast de reguliere onderzoeken en de verkenningen wordt in de programmering voor 2013 nog capaciteit gereserveerd voor de volgende activiteiten: e 3 opvolgingsonderzoeken, te weten: e Verzelfstandiging openbaar onderwijs in stadsdeel West e _ Zwemmen in De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer en Zuideramstel e Brede scholen e Adviezen op basis van eerder uitgevoerd onderzoek als de actualiteit daartoe aanleiding geeft; e Monitoring van politiek en bestuurlijk belangrijke onderwerpen. Ook is het mogelijk dat deelraden bij de rekenkamer een verzoek doen om een specifiek rekenkameronderzoek. Indien de rekenkamer een dergelijk verzoek honoreert, zal zij daarbij aangeven welke consequenties dit heeft voor de uitvoering van het onderzoeksprogramma. Ten tijde van het opstellen van het onderzoeksprogramma zijn hiertoe geen verzoeken ingediend bij de rekenkamer. 4 Inhoudsopgave 1 Inleiding 7 1.1 Uitgangspunten 7 1.2 Leeswijzer 7 2 Aanpak programmering 9 2.1 Beleidsvisie 2011-2016 9 2.2 Soorten onderzoek 9 23 Werkwijze 10 24 Selectiecriteria 11 3 Verkenningen 13 3.1 Algemeen 13 3.2 Overzicht verkenningen 13 3.3 Andere mogelijke verkenningen 14 4 Onderzoeken 15 41 Onderwerp: Voortgang uitvoering bezuinigingen 15 5 Overige activiteiten 17 5.1 Opvolgingsonderzoeken 17 5.2 Adviezen 17 5.3 Verzoekonderzoeken 17 24 Ruimte in capaciteit 17 Bijlage 1 - Algemene werkwijze 19 Bijlage 2 - Voorkeuren stadsdelen groslijst 2013 21 Bijlage 3 - Leden van de Klankbordgroep 23 5 RE 1 Inleiding 11 Uitgangspunten De Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam (in het vervolg rekenkamer) legt jaarlijks, ter kennisname, een onderzoeksprogramma voor aan de stadsdeelraden. Dit onderzoeks- programma gaat in op de onderzoeken die de rekenkamer in 2013 wil uitvoeren. Het streven van de rekenkamer is om de beschikbare onderzoekscapaciteit te verdelen over de algemene aandachtsgebieden van de rekenkamer, te weten: doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid of financieel beheer. Praktisch betekent dit dat de rekenkamer kiest voor een onderzoeksprogramma waarbij het accent in het onderzoek afwisselend ligt op de beleidseffectiviteit (inclusief doelmatigheid) respectievelijk op de rechtmatigheid, het gevoerde financiële beheer en de bedrijfsvoering. In dit onderzoeksprogramma zijn de onderzoeksactiviteiten opgenomen, die de rekenkamer in 2013 wil uitvoeren. De stadsdelen hebben de mogelijkheid om verzoeken voor onderzoek tot de rekenkamer te richten, waardoor - indien de rekenkamer deze verzoeken honoreert - rekening moet worden gehouden met afwijkingen in de onderzoeksprogrammering. 12 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de werkwijze en selectie van de onderzoeks- onderwerpen voor 2013 en de overige activiteiten die de rekenkamer uitvoert. In hoofdstuk 3 gaan we in op de verkenningen en in het vierde hoofdstuk werkt de rekenkamer de geselecteerde onderzoeksonderwerpen nader uit. In hoofdstuk 5 zetten we de overige activiteiten op een rij. In bijlage 1 is te vinden hoe het onderzoeksproces is opgebouwd. Bijlage 2 geeft een overzicht van de adviezen van de leden van de Klankbordgroep. Bijlage 3 bevat de samenstelling van de Klankbordgroep. 7 RE 2 Aanpak programmering 21 Beleidsvisie 2011-2016 Per 1 juni 2010 is de Rekenkamer Metropool Amsterdam van start gegaan als gemeen- schappelijke regeling van de gemeenten Amsterdam en Zaanstad. De rekenkamer heeft haar ideeën over haar werkzaamheden in de komende periode neergelegd in een beleidsplan ‘Beleidsvisie 2011-2016’. De taak van de rekenkamer is vastgelegd in de wet en blijft uiteraard onveranderd. Wel meent de rekenkamer in deze periode een aantal nieuwe accenten in haar werk aan te moeten brengen: e De rekenkamer wil meer dan voorheen aandacht besteden aan het bruikbaar maken van onderzoeksresultaten: ze wil een overgang maken van ‘informeren’ naar ‘communiceren’. e De rekenkamer wil onderzoeken vanuit verschillende invalshoeken inkleuren: nu weer eens gericht op de ambtelijke organisatie, dan weer op maatschappelijke processen waarop de overheid vat probeert te krijgen. e De rekenkamer wil meer variatie in projecten aanbrengen: meer korte projecten en meer ad hoc onderzoek om beter in te spelen op de actualiteit. e De rekenkamer wil adviezen uitbrengen waarin bevindingen uit eerder uitgevoerd onderzoek worden gekoppeld aan actuele discussies in de raden om het nut van bevindingen te vergroten. Ze wil ook een rode draad in projecten aan brengen door middel van thema’s. 2.2 Soorten onderzoek Voor 2011 maakte de rekenkamer onderscheid tussen het reguliere onderzoek en vervolgonderzoeken, waarin de rekenkamer na enige jaren nagaat wat er gedaan is met de aanbevelingen die op grond van onderzoek uitgebracht zijn. Op grond van de overwegingen, die in de Beleidsvisie genoemd worden, maakt de rekenkamer meer onderscheid tussen soorten van onderzoek. Naast het reguliere onderzoek, waarin diepgaand een bepaald onderdeel van het gevoerde onderzoek wordt onderzocht, en het vervolgonderzoek, onderscheidt de rekenkamer: e verkenningen, waarin meer kennis wordt verzameld over een bepaald aspect van het gevoerde bestuur; e uitbrengen van gevraagd of ongevraagd advies aan raden, als de rekenkamer daartoe aanleiding ziet; e verzorgen van thematische publicaties of bijeenkomsten. Daarbij wordt aandacht besteed aan de rode draad in projecten en geprobeerd algemene lessen te trekken uit uitgevoerd onderzoek. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan dat raden of leden daarvan een verzoek indienen bij de rekenkamer om een bepaald onderzoek uit te voeren (verzoek- onderzoek). Desgewenst kan een raad de rekenkamer ook verzoeken om tegen betaling een opdrachtonderzoek uit te voeren. 9 23 Werkwijze Op grond van de hierboven genoemde overwegingen is de rekenkamer gestart met de voorbereiding van het onderzoeksprogramma van 2013. Hierbij heeft de rekenkamer een aantal activiteiten ondernomen. Hieronder geven we hiervan een overzicht. Raadplegen van diverse informatiebronnen door accounthouders Het politiek bestuurlijk proces wordt door de rekenkamer min of meer continu gevolgd. Dit gebeurt door zogenaamde accounthouders. Dit zijn onderzoekers, die verantwoordelijk zijn voor het volgen van de politiek bestuurlijk relevante zaken van een bepaald stadsdeel. Zij volgen wat er politiek speelt en zijn op de hoogte van de meest relevante bestuurlijke documenten van hun stadsdeel, zoals het programakkoord, de begroting en de rekening. Op grond van deze kennis formuleren zij mogelijke onderwerpen van onderzoek voor het stadsdeel, waarvoor ze verantwoordelijk zijn. Daarnaast inventariseert de rekenkamer welke plannen stadsdelen hebben in het kader van het onderzoek ex art. 213a Gemeentewet. Opstellen groslijst De door de accounthouders geformuleerde onderwerpen van onderzoek vormen de basis van de groslijst van onderwerpen voor het programma van 2013. De groslijst kent onderwerpen die 1) betrekking hebben op door de stadsdelen vastgesteld beleid en 2) waar een directe en herkenbare politiek bestuurlijke verantwoordelijkheid aan te koppelen is. Onderwerpen komen dus alleen op de groslijst als ze in de politiek- bestuurlijke invloedssfeer van het stadsdeel liggen. De groslijst is voorgelegd aan alle stadsdeelraden. Advies Klankbordgroep Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam Een belangrijk element bij het opstellen van het onderzoeksprogramma vormt de Klankbordgroep. In de Klankbordgroep worden de stadsdelen vertegenwoordigd. door een afgevaardigde uit de stadsdeelraad. De Klankbordgroep komt enkele malen per jaar bijeen en adviseert over het onderzoeksprogramma en draagt eventueel andere onderwerpen voor onderzoek aan. Op 15 november 2012 hebben de vertegen- woordigers van de stadsdelen in de Klankbordgroep de rekenkamer advies uitgebracht over de door de stadsdeelraden gewenste onderwerpen. Relatie tussen soorten onderzoek Voordat een groslijst van onderwerpen wordt samengesteld oriënteert de rekenkamer zich op verschillende onderwerpen. Een dergelijke oriëntatie is echter noodgedwongen beperkt; de meeste onderwerpen maken een meer uitvoerige verkenning noodzakelijk. De rekenkamer voorziet dat verkenningen regelmatig zullen leiden tot een uitgebreider regulier onderzoek. Ook de uitkomst van de in dit onderzoeksprogramma opgenomen verkenningen kan de rekenkamer aanleiding geven om ze te laten volgen door een uitgebreider regulier onderzoek. 10 24 Selectiecriteria Bij de selectie van onderwerpen voor het onderzoeksprogramma zijn voor de rekenkamer twee invalshoeken van belang. Ten eerste wil de rekenkamer in de komende jaren een rode draad aanbrengen in haar projecten aan de hand van een aantal thema’s. Hierdoor kan er meer kennis gekoppeld worden ‘van onderzoek naar onderzoek’. In haar Beleidsvisie geeft de rekenkamer de volgende thema’s aan voor de komende jaren: e Uitvoering van coalitieakkoord(en): in hoeverre worden beleidsvoornemens bij de start van de raadsperiode daadwerkelijk vertaald in beleid en succesvolle activiteiten? e Grip op geld: Hoeveel greep (dat is: inzicht in en controle op) op het geld heeft de raad? e Grip op vage doelen: Bij welke onderwerpen blijven doelstellingen vaag en hoe komt dat? e Begrip van burgers: Waarom is er wantrouwen van burgers in de overheid? Ten tweede moeten de onderwerpen, die de rekenkamer kiest, voldoende relevant zijn om door de rekenkamer onderzocht te worden op grond van de taken die ze wettelijk heeft. Dit betekent dat het onderwerp gekoppeld moet zijn aan door de raad. vastgesteld beleid en iets te maken moet hebben met doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid. Het onderzoek moet gericht zijn op het functioneren van een bepaalde systematiek en niet op specifieke casussen (dat wil zeggen niet op effecten voor een individuele burger of een specifieke organisatie). Een onderwerp is relevanter naarmate: -__de daarmee samenhangende maatschappelijk belangen en/of consequenties voor burgers of organisaties groter zijn; -_ het meer mogelijkheden biedt voor nieuwe inzichten, en -__gebruik van andere onderzoeksinstanties minder voor de hand ligt. Op grond van deze criteria zijn de onderwerpen voor onderzoek geselecteerd, die in hoofdstuk 3 en 4 worden toegelicht. Onderwerp opheffing stadsdelen Eerder heeft de rekenkamer in de groslijst, die zij aan de stadsdeelraden heeft aangeboden, een onderzoek naar de opheffing van de stadsdelen opgenomen. Het doel van dit onderwerp was na te gaan op welke terreinen en met welke werkwijzen successen zijn behaald in het bereiken van de 2 hoofddoelen van de stadsdelen, namelijk het bestuur dichter bij de burger brengen en de doelmatigheid van de overheid verbeteren. De rekenkamer heeft besloten om dit onderwerp niet in het programma op te nemen, omdat het niet mogelijk bleek op een goede manier de doelmatigheid van de stadsdelen — in algemene zin - te onderzoeken. Wel zal de rekenkamer bezien in 11 hoeverre dit onderwerp (of delen ervan) in 2013 betrokken kan worden bij de onderzoeken die uitgevoerd worden. 12 3 Verkenningen 31 Algemeen Een verkenning is bedoeld om meer kennis te verzamelen over een bepaald aspect van het gevoerde bestuur. De verkenning kan soms uitmonden in de conclusie dat meer diepgaand onderzoek nuttig is. Er zijn verschillende soorten verkenningen denkbaar. Soms zal het accent liggen op het bestuderen van literatuur over een beleidsterrein of rapportages van eerder uitgevoerd onderzoek. Bij een verkenning kunnen er ook op bescheiden schaal nieuwe gegevens worden verzameld over het gevoerde beleid door het analyseren van beleidsdocumenten of het houden van een aantal interviews met informanten. Een verkenning is vaak beschrijvend en met een verkenning heeft de rekenkamer zeker niet de pretentie om tot een afgewogen oordeel te komen. Zowel bij reguliere onderzoeken als bij verkenningen kan het onderzoek in de vorm van een benchmark worden uitgevoerd waarbij verschillende stadsdelen of diensten zijn betrokken. De uitkomst van de hieronder opgenomen verkenningen kan de rekenkamer aanleiding geven om ze te laten volgen door een uitgebreider onderzoek. Daarnaast zal de rekenkamer in ieder geval twee onderwerpen uitgebreid onderzoeken. Dit presenteren we in het volgende hoofdstuk. 3.2 Overzicht verkenningen De rekenkamer wil in 2013 verkenningen doen naar de volgende onderwerpen: e _Aannamebeleid leerlingen e Handhaving terrasbeleid en horecabeleid e Schuldhulpverlening Hieronder lichten we deze onderwerpen kort toe. Aannamebeleid leerlingen Op 28 juni 2007 hebben de centrale stad, stadsdelen en de schoolbesturen een convenant ondertekend om een te eenzijdige samenstelling van het leerlingenbestand op basisscholen tegen te gaan. Een ongewenst effect van een te eenzijdige opbouw van het leerlingenbestand kan zijn dat kinderen uit het ene stadsdeel naar school gaan in een ander stadsdeel. Dit kan een ongewenste uitstroom dan wel instroom van leer- lingen in de stadsdelen tot gevolg hebben. Voormalig wethouder Asscher heeft aangegeven dat de aanpak onvoldoende succesvol was en dat een andere aanpak gewenst is. De rekenkamer wil in deze verkenning nagaan wat de stadsdelen doen om ongewenste uitstroom of instroom van leerlingen tegen te gaan. Bovendien wil de rekenkamer succesvolle voorbeelden inventariseren en bepalen hoe dit succes tot stand is gebracht. De verkenning zal naar verwachting worden uitgevoerd in de stadsdelen Noord, Oost en West. 13 Handhaving terrasbeleid en horecabeleid Handhaving van terras- en horecabeleid vraagt in enkele stadsdelen veel aandacht. In stadsdeel Centrum heeft de stadsdeelraad diverse malen aangedrongen op een betere handhaving van het terras- en horecabeleid. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel heeft ook toegezegd meer in de organisatie van de handhaving te gaan investeren. Een goede centrale registratie van klachten over de horeca blijkt moeizaam van de grond te krijgen. In stadsdeel Zuid is het aantal terrassen verruimd, maar anderzijds wordt overlast van de horeca ondervonden. De stadsdeelraad heeft ook hier aangedrongen op een betere handhaving. De rekenkamer wil bij dit onderzoek nagaan of de handhaving van het terras- en horecabeleid doeltreffend plaatsvindt en of klachten adequaat worden afgehandeld. en verholpen. De verkenning wordt uitgevoerd in de stadsdelen Centrum en Zuid. Schuldhulpverlening In 2007 publiceerde de rekenkamer een onderzoek naar schuldhulpverlening in de toenmalige stadsdelen Bos en Lommer en Zuidoost. De belangrijkste conclusies van het onderzoek waren dat een belangrijk deel van de huishoudens met schulden niet werden bereikt door de schuldhulpverlening, dat onduidelijk was of mensen die een beroep deden op de schuldhulpverlening daardoor werden geholpen en dat de beleidsontwikkeling van de stadsdelen onvoldoende was. Door de fusie van de stadsdelen is een opvolgingsonderzoek nooit uitgevoerd. Gezien de actualiteit in verschillende stadsdelen is daartoe opnieuw aanleiding. De rekenkamer wil in deze verkenning nagaan of de stadsdelen adequaat uitvoering geven aan de aansturing van de schuldhulpbureaus, of de doelgroep in voldoende mate wordt bereikt en wat het resultaat is van de inspanningen van de schuldhulpbureaus. De verkenning zal naar verwachting worden uitgevoerd in de stadsdelen Nieuw- West, Noord en Zuidoost. 3.3 Andere mogelijke verkenningen Naast de hierboven genoemde onderwerpen wil de rekenkamer een keuze maken uit een aantal onderwerpen die zowel de centrale stad als de stadsdelen raken. Het gaat daarbij om de volgende onderwerpen: e Cameratoezicht e _Inhuur externen e Veiligheid Sommige van de eerder genoemde verkenningen kunnen leiden tot een regulier onderzoek — en dus tot een groter beslag op de capaciteit —. In de loop van 2013 zal de rekenkamer bepalen welke onderwerpen zij nog verder zal verkennen. 14 4 Onderzoeken In dit hoofdstuk wordt het geselecteerde onderzoek toegelicht. In de toelichting wordt een korte schets gegeven van de context, het doel van het onderzoek en de voorlopige onderzoeksvragen. 41 Onderwerp: Voortgang uitvoering bezuinigingen In november 2012 publiceerde de rekenkamer voor alle stadsdelen afzonderlijk onderzoeken naar de voortgang van de in de periode 2011-2014 voorgenomen bezuinigingen. In het onderzoek is nagegaan of de bezuinigingsmaatregelen in 2011 volgens plan zijn gerealiseerd. Ook is bekeken in hoeverre stadsdelen de verwachte opbrengsten van bestaande bezuinigingsmaatregelen hadden bijgesteld. Uit de inventarisatie bleek dat een groot deel van de geplande bezuinigingen in 2011 ook daadwerkelijk gereed waren gemeld en dat de verwachting voor de latere jaren slechts in beperkte mate was verlaagd (van bijna €127 miljoen naar €119 miljoen). De rekenkamer formuleerde wel een aantal aandachtspunten. Zo moest nog €12 miljoen aan bezuinigingen concreet worden ingevuld. Die invulling moet wel plaatsvinden, want anders is er te weinig tijd om een goed plan te maken. Driekwart van de bezuinigingen moest nog worden uitgevoerd. Aangenomen mag worden dat deze bezuinigingen over het algemeen moeilijker zullen zijn te realiseren dan de bezuinigingen waarmee in 2011 het eerst is begonnen: laaghangend fruit plukt het gemakkelijkst. Ook administratieve bezuinigingen vragen de aandacht, want die kunnen wel snel en eenvoudig boekhoudkundig worden gerealiseerd, maar de daadwerkelijke uitvoering kan onverwachte problemen oproepen. In 2012 zijn de centrale stad en de stadsdelen gestart met de voorbereiding van een nieuwe ronde bezuinigingen. Die moet in de stadsdelen in de periode 2013-2016 €69 miljoen gaan opbrengen. Door de twee bezuinigingsrondes ontstaat het risico dat afzonderlijke bezuinigingsmaatregelen met elkaar gaan overlappen. Dit risico is niet ondenkbeeldig omdat de nieuwe ronde bezuinigingen nadrukkelijk is gericht op het vergroten van de efficiency. Maar meer dan de helft van de bezuinigingen van de stadsdelen in de periode 2011-2014 zijn al gericht op het bereiken van meer efficiency. Ook is er het risico dat door de nieuwe bezuinigingsronde de aandacht voor de reeds bestaande plannen wordt verdrongen. In het in 2013 te houden onderzoek wil de rekenkamer de voortgang van de bezuinigingen door de stadsdelen verder monitoren. Verder wil de rekenkamer in het onderzoek inzoomen op de oorzaken van de tegenvallers bij het efficiënter werken. De grootste tegenvallers hebben zich voorgedaan bij bezuinigingen op inkoop, ICT en de stadsdeelorganisatie zelf. De rekenkamer wil in het onderzoek ook bekijken of een aantal in 2011 en 2012 gereed gemelde bezuinigingen daadwerkelijk gerealiseerd is. Hiertoe is aanleiding omdat in ons onderzoek naar de uitvoering van de bezuinigingen bij de centrale stad bleek dat hiertussen nogal wat discrepanties bestaan. 15 RE 5 Overige activiteiten Naast de reguliere onderzoeken en de verkenningen, die de rekenkamer uitvoert, is een aantal andere activiteiten van de rekenkamer te noemen. Het gaat hierbij om opvolgingsonderzoeken, adviezen en verzoekonderzoeken. 51 Opvolgingsonderzoeken In een opvolgingsonderzoek gaat de rekenkamer na wat er is gebeurd met de aanbevelingen, die de rekenkamer heeft gedaan. Dit gebeurt in de regel anderhalf tot twee jaar na publicatie van het hoofdonderzoek. De rekenkamer voert echter niet voor alle onderzoeken opvolgingsonderzoeken uit. Dit is bijvoorbeeld het geval indien het dagelijks bestuur zelf uitvoerig rapporteert over de voortgang van de aanbevelingen. In 2013 voert de rekenkamer de volgende opvolgingsonderzoeken uit: e Verzelfstandiging openbaar onderwijs in stadsdeel West e Zwemmen in De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer en Zuideramstel e Brede scholen 52 Adviezen De rekenkamer acht het zinvol om als de actualiteit daartoe aanleiding geeft de kennis en ervaring opgedaan in eerder onderzoek op een rijtje te zetten in de vorm van een zorgvuldig onderbouwd advies. Aangezien de rekenkamer niet van alle onderwerpen voldoende afweet, zal ze niet over allerlei onderwerpen aan de raden gaan adviseren. Adviezen gaan in op de actualiteit en hebben dus een ad hoc karakter. Daarom is in dit programma niet aan te geven welk onderwerp ze betreffen of hoeveel het er in 2013 zullen zijn. 53 Verzoekonderzoeken Naast de onderwerpen die door de rekenkamer aangedragen worden is er ook de mogelijkheid voor de stadsdelen verzoeken tot onderzoeken in te dienen. Om deze onderzoeken uit te kunnen voeren, moeten keuzes worden gemaakt; of verschuiven of schrappen van geprogrammeerde onderzoeken of aanvullend budget. Op dit moment zijn dergelijke verzoekonderzoeken voor 2013 nog niet ingediend. 54 Ruimte in capaciteit De rekenkamer heeft haar onderzoekscapaciteit voor 2013 niet geheel verdeeld over de hierboven genoemde onderwerpen en activiteiten. Dit betekent dat een deel van de onderzoekscapaciteit beschikbaar is voor adviezen, verzoekonderzoeken, ad hoc onderzoeken of uitwerking van de verkenningen genoemd in hoofdstuk 3. 17 RE Bijlage 1 - Algemene werkwijze Algemene werkwijze Er zijn ook andere Monitoren (consultatie raad) projecten, zoals onderzoek naar de onderzoeksprogranma opvolging van beveli , - erkenninden, Regulier onderzoek formuleren van Oe B voorbereidi adviezen en het voorbereiding organiseren van onderzoeksopzet symposia. Daar zijn de uitvoering eanpak en spelregels wat anders. nota van bevindingen ambtelijk reactie concept eindrapport bestuurlijke reactie eindrapport publicatie nazorg Spelregels regulier onderzoek Vooraf e De rekenkamer is bevoegd om alle documenten te onderzoeken (gemeentewet art 1831) en het gemeentebestuur moet alle inlichtingen verstrekken die de rekenkamer nodig heeft (idem art 1832). e De onderzoeksopzet wordt ter informatie gestuurd aan de raad, het bestuur, de betrokken ambtenaren en de leidinggevende van die ambtenaren. Gesprekken tijdens het onderzoek e Bij het maken van een afspraak wordt aangegeven of het om een oriënterend gesprek zonder of een interview met formele verslaglegging gaat. e Bij een interview worden de onderwerpen aangekondigd en vindt er altijd. wederhoor plaats, waarbij de geïnterviewde gelegenheid krijgt om aan de hand van een schriftelijk verslag de weergave van uitspraken te corrigeren. 19 Communicatie rond de afronding van het onderzoek e De datum van oplevering van de nota van bevindingen wordt één maand van te voren aan de ambtelijke organisatie gemeld. e Dan wordt tegelijk aangegeven wanneer er een ambtelijke reactie op de nota van bevindingen en een bestuurlijke reactie op het concept eindrapport wordt verwacht. e Inde regel geldt voor beide reacties een termijn van twee weken. e Bij de bestuurlijke reactie zal desgevraagd bij de termijn rekening worden gehouden met de vergaderplanning van B&W of het dagelijks bestuur; daarbij zal de toegestane termijn echter nooit langer worden dan drie weken. e De rekenkamer kan soms als het onderzoek dat mogelijk en nodig maakt de reactietermijnen korter maken. Nota van bevindingen en een ambtelijke reactie e Er wordt gevraagd om een ambtelijk reactie op de nota van bevindingen. In die reactie kunnen feitelijk onjuistheden aan de orde worden gesteld en relevante feitelijke omissies. e De rekenkamer geeft schriftelijk aan of en zo ja op welke wijze opmerkingen uit de ambtelijke reactie worden verwerkt. Bestuurlijke reactie & eindrapport e Er wordt gevraagd om een bestuurlijke reactie op het concept eindrapport. In die reactie kan commentaar worden gegeven bij de analyse en een reactie op de aanbevelingen. e De rekenkamer schrijft in haar eindrapport nog een nawoord waarin wordt gereageerd op de bestuurlijke reactie. e De raad en het bestuur krijgen het eindrapport onder embargo voor de publicatiedatum. e De wijze van behandeling van het rapport wordt in overleg met de raad geregeld. 20 a Bijlage 2 - Voorkeuren stadsdelen groslijst 2013 3 el | 2 El 2E E EEZ AISIS |E painters ||| | 2 ammsetietegn ed | 3 Ammianteergin | emmers neste ee NE EN EE EE EE EN EN EE EN eren eed ane de a Mangels ol {| | Te ome Le EE 5 onteren omge el AE EN EE EEN EE EE EEN EE EE EN me ELL EE EN 5 veevoeders |_L_| | | | EE 5 wm LL 21 RE Bijlage 3 - Leden van de Klankbordgroep Centrum mevr. N. Duijndam dhr. R. ten Have Nieuw-West dhr. F. Slats mevr. M. Spork Noord mevr. J. Ringma Oost mevr. S. A. Ceha dhr. F. van der Laar West dhr. N. Lamme dhr. L. Beukelaar Zuid dhr. J. Kok dhr. E. van Geijn Zuidoost dhr. E. Meijer mevr. M.D. Arnhem 23 Frederiksplein 1 1017 XK Amsterdam telefoon 020 552 2897 fax 020552 2943 email [email protected]
Actualiteit
24
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 500 Publicatiedatum 26 juni 2015 Ingekomen op 25 juni 2015 Ingekomen in raadscommissie ZS Te behandelen op 1/2 juli 2015 Onderwerp Motie van het raadslid de heer Poorter inzake de Voorjaarsnota 2015 (jonge mantelzorgers). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379); Overwegende dat: — mantelzorgers enorm belangrijk zijn bij het vormgeven van een dragende samenleving; Constaterende dat: — Amsterdam vele projecten heeft lopen om mantelzorgers te ondersteunen; — hoewel verschillende projecten (redelijk) succesvol zijn een extra inspanning nodig is; — met name jonge mantelzorgers die een opleiding volgen op Mbo of Vmbo niveau een extra steun in de rug verdienen; — hierbij valt te denken aan het mogelijk maken van een flexibel lesrooster en het aanstellen van een vertrouwenspersoon op school of opleiding. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — te onderzoeken hoe jonge mantelzorgers die een opleiding volgen beter ondersteund kunnen worden en hierover in gesprek te gaan met de Amsterdamse scholen; — hierover raad te informeren voor het eind van 2015. Het lid van de gemeenteraad, M.F. Poorter 1
Motie
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 415 Ingekomen op woensdag 22 april 2020 Behandeld op woensdag 22 april 2020 Status Verworpen via schriftelijke stemming op 28 april 2020 Onderwerp Motie van het lid Simons inzake Nieuw Amsterdams Klimaat, Routekaart Amsterdam (Grotere energiecommons). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over Nieuw Amsterdams Klimaat, Routekaart Amsterdam. Overwegende dat: - Decentrale elektriciteitsopwekking goed mogelijk is in het nieuwe netwerk en ook aangemoedigd wordt in het plan, - Decentrale opwekking onder beheer van bewonerscoöperaties wenselijk is -__Een commons benadering wenselijk is als toekomstig beheermodel, ook buiten energieopwekking en -beheer, Voorts overwegende dat het belangrijk is niet-commercieel gebruik en opzet van elektriciteitsopwekking te stimuleren. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Geen marktpartijen (energiecorporaties) toe te staan binnen bewonerscoöperaties en het aandeel energie commons in de nieuwe elektriciteitsopwekking te laten doorgroeien naar 75%. Het lid van de gemeenteraad S.H. Simons 1
Motie
1
discard
X Gemeente Amsterdam % Actualiteit voor de raadscommissie WB Jaar 2021 Datum indiening 27 januari 2021 Datum behandeling 3 februari 2021 Onderwerp Actualiteit van de leden Naoum Néhmé (VVD) en Havelaar (CDA) inzake huren van een corporatie terwijl je 59 panden bezit. Wettelijke grondslag Artikel 26 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam: Lid 4: leder lid van de commissie, het college of de burgemeester kan gebruikmaken van de actualiteit om een onderwerp te agenderen, als een onderwerp een zodanig spoedeisend karakter heeft dat beraadslaging in een volgende vergadering overbodig of niet meer aan de orde zou zijn. Lid 5. Een actualiteit moet uiterlijk op de maandag vóór de vergadering van de commissie vóór 13.00 uur schriftelijk bij de commissiegriffier zijn ingediend en een omschrijving van het onderwerp en de reden van spoed bevatten. De commissie beslist bij de vaststelling van de agenda of de actualiteit behandeld wordt. 1 Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R Commissieactualiteit Aan de commissie Inleiding Uit een onderzoek van het Kadaster in opdracht van het NRC* blijkt dat ruim duizend corporatiewoningen in Nederland bewoond worden door mensen die ook eigenaar zijn van een of meerdere koophuizen. In Amsterdam gaat het om minimaal 131 corporatiesbewoners die 509 huizen in hun bezit hebben. Een zeer onwenselijke situatie gezien de lange wachtrijen voor corporatiewoningen die door de samenleving worden gesubsidieerd en bedoeld zijn voor inwoners met een laag inkomen, die geen vermogen hebben. Ook wethouder Ivens geeft in het artikel van de NRC aan het als een probleem te zien. Hij zegt: “Mensen met een tweede woning betekent ook mensen zonder woning”. Reden bespreking De wachtrijen voor corporatiewoningen zijn lang en hun gesubsidieerde karakter maakt het belang van het eigenlijk gebruik van sociale huurwoningen groot. Het is van groot belang om fraude met sociale huurwoningen streng te handhaven. De fracties van de VVD en het CDA vinden het zeer onwenselijk dat Amsterdammers die een koopwoning bezitten ook een corporatiewoning huren. Hier hebben partijen de afgelopen drie jaar dan ook intensief aandacht voor gevraagd. De fracties van de VVD en het CDA willen van de wethouder weten hoe deze situatie kan worden opgelost en in de toekomst kan worden voorkomen. Zij ontvangen ook signalen dat er sociale huurders in Amsterdam zijn die een tweede huis hebben in het buitenland, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk, en horen graag van het college hoe ook dit type misbruik kan worden opgelost. Reden spoedeisendheid Gezien de wachtlijsten voor sociale huurwoningen is het van groot belang om misbruik ten alle tijden zo snel mogelijk aan te pakken. De leden van de commissie, H. Naoum Néhmé R. Havelaar 1 https://www.nrc.nl/nieuws/2021/01/26/huren-van-de-corporatie-terwijl-je-59-panden- bezit-a4029306 2
Actualiteit
2
train
vereniging ® ® eigen huis Aan de gemeenteraad van Amsterdam Postbus 202 1000 AE AMSTERDAM Datum Raadsadres 11 april 2018 Erfpachtproblemen moeten worden opgelost Contactpersoon Telefoonnummer E-mail Pagina Steven Wayenberg 06-51415640 [email protected] 1/3 Geachte heer, mevrouw, Van harte gefeliciteerd met uw installatie als lid van de gemeenteraad van Amsterdam. Een probleemdossier dat op u ligt te wachten is de erfpachtregeling die tijdens de vorige raadsperiode is aangenomen. Erfpachters worden onvoldoende geïnformeerd over de mogelijkheden en consequenties die een afkoop of fixatie van de canon voor hen heeft. Daarnaast is er nog geen antwoord op basale vragen omtrent de overstapregeling. Verder is de buurstraatquote (BSQ) - een bepalend element in de overstapregeling - niet transparant en leidt deze op bepaalde locaties tot onbillijk grote verschillen in afkoopsommen. Het aantal aanvragen dat bij de gemeente binnenkomt voor een overstapvoorstel is nog erg laag, terwijl het opstellen van de voorstellen, bij deze kleine aantallen nu al tot grote problemen leidt bij de gemeente. Informatie moet sterk worden verbeterd Met een aantal aanvragen om een overstapvoorstel dat in de orde ligt van 5% van de 200.000 woningen met erfpacht is de overstapregeling tot op heden niet populair. Het beperkte aantal aanvragen geeft wellicht aan dat een groot deel van de erfpachters nog geen goed beeld heeft van de voor- en nadelen van de overstapregeling. Dat is zorgelijk, omdat een deel van de erfpachters duidelijk voordeel heeft bij het overstappen naar eeuwigdurende erfpacht. Naast afkoop kunnen erfpachters kiezen voor het fixeren van de canon aan het einde van de huidige termijn. Bij verkoop van de woning in de nabije toekomst kan de koper de woning dan bovendien gemakkelijker financieren. Erfpachters die de afgelopen maanden de gemeente Amsterdam hebben benaderd met de vraag wat de overstap naar eeuwigdurende erfpacht voor hen zou inhouden kregen vaak geen goed antwoord op hun vragen. De gemeente heeft grote moeite om inzicht te bieden in de overstapregeling. Er blijken daarnaast vele complicaties te zijn die de gemeente niet heeft voorzien. Ook op een aantal basale vragen is het antwoord Displayweg 1 Postbus 735 033 450 77 50 BTW NL0036.85.436.B01 NL75INGB0002665588 3821 BT Amersfoort 3800 AS Amersfoort eigenhuis.nl KvK 40.50.60.58 NL6SABNA0553041010 vereniging eigen huis Datum Raadsadres Pagina 11 april 2018 Erfpachtproblemen moeten 2/3 worden opgelost nog niet gegeven, waardoor veel aanvragen vooralsnog niet resulteren in een aanbieding. Nu is het zo geregeld dat al vanaf 2020 de voorstellen niet langer plaatsvinden op basis van de WOZ waarde met peildata 1-1-2014 of 1-1-2015. De overstap wordt dan veel duurder door de sterk stijgende WOZ-waarden. Als het aantal overstappers fors toeneemt is het maar de vraag of de gemeente dit qua capaciteit aankan. De beantwoording van de vragen over de overstap in de vorm van een aanbieding door de gemeente verloopt tot nu toe zo traag dat het nooit zal lukken om voor 1-1- 2020 alle erfpachters van een voorstel te voorzien. Het afgelopen jaar heeft de gemeente minder dan 2% van de 200.000 woningen met erfpacht van een voorstel voorzien. De deadline van 1-1-2020 wordt zo onhaalbaar: in dit tempo gaat het tot ver na uw nieuwe raadsperiode duren om alle erfpachters een aanbieding te sturen. Vereniging Eigen Huis vindt dat erfpachters niet de dupe mogen worden van gemeentelijke vertraging en roept de gemeente op deze deadline te schrappen. Onduidelijkheden van de overstapregeling die op korte termijn moeten worden weggenomen: 1. Hoe wordt de overstap voor individuele appartementen geregeld? Lopen erfpachters in de toekomst niet tegen juridische problemen aan en geeft de financiering van de erfpacht en de opstal dan geen problemen? Is daar studie naar gedaan en zo ja, waarom brengt de gemeente deze niet naar buiten? Inmiddels heeft de Tweede Kamer hierover ook vragen gesteld aan de regering. 2. Eris geen duidelijkheid of er wel of geen overdrachtsbelasting moet worden betaald. Hierover moet een oordeel komen van de Belastingdienst. Indicaties over de hoogte van de notariskosten ontbreken bovendien. Ook hier moet duidelijkheid over komen. 3. De banken, c.q. de Nederlandse Vereniging van Banken hebben zich niet uitgesproken over de mogelijkheden van financiering van de woning als de canon eeuwigdurend is vastgelegd. Zekerheid hierover is wenselijk. 4. Voor woningen met AB1994 zijn er meerdere opties om de overstap vorm te geven. Hoe gaat de gemeente de voor- en nadelen van de verschillende opties inzichtelijk presenteren aan de erfpachter? 5. Eigenaren van recent gebouwde woningen hebben geen WOZ-waarde peildatum 1-1-2014 of 1-1-2015. Zij weten niet waar ze aan toe zijn. De gemeente heeft voor deze woningen een alternatieve ‘onbezwaarde waarde’ vastgesteld. Deze wordt echter niet gedeeld met de eigenaren. Ook de ‘buurtstraatquote' is voor deze woningen niet bekend. Eigenaren hebben recht op deze informatie. 6. Inmiddels is naast de BSQ 2017 ook de BSQ 2018 bekend. Bij de berekening daarvan zijn correcties doorgevoerd. In hoeverre werken deze correcties door in de BSQ 2017? En zo ja, veroorzaakt dat dan geen onzekerheid? 7. In zijn algemeenheid is het niet transparant hoe de BSQ is vastgesteld en dit leidt op bepaalde locaties tot onbillijk grote verschillen in afkoopsommen. Onderzoek naar een geschikter en eenvoudiger alternatief is noodzakelijk. 8. Tenslotte ontbreekt een klachtenregeling terwijl er veel klachten zijn. vereniging eigen huis Datum Raadsadres Pagina 11 april 2018 Erfpachtproblemen moeten 3/3 worden opgelost VEH is van mening dat het doormodderen met de uitvoeringspraktijk van het nieuwe erfpachtsysteem onverantwoord en onfatsoenlijk is richting de erfpachters. De vereniging dringt er bij u als gemeenteraad op aan ervoor te zorgen dat: - de informatie aan de erfpachters sterk gaat verbeteren; - op korte termijn de genoemde onduidelijkheden worden opgelost; - de deadline van 2020 wordt geschrapt en de garantie wordt gegeven dat de WOZ- waarde met peildata 1-1-2014 of 1-1-2015 als basis gebruikt blijft worden tot het moment dat alle problemen zijn opgelost en iedereen een redelijk en duidelijk aanbod heeft kunnen ontvangen; - onderzoek wordt verricht naar een geschikter en eenvoudiger alternatief voor de huidige BSQ's. Wij zijn graag tot een nadere toelichting bereid. Met vriendelijke groet, Vereniging Eigen Huis drs. Nico W. Stolwijk manager Belangenbehartiging
Raadsadres
3
val
Smoon Aeterdan R “ Gemeenteblad “ Interpellatie voor de raadsvergadering van woensdag 25 november 2020 Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1483 Publicatiedatum 19 november 2020 Agendapunt 4A Datum interpellatie 18 november 2020 “Onderwerp Interpellatie van de leden Naoum Néhmé, Boomsma, Ceder, Kreuger en Kilig inzake dramatische bouwcijfers in het middensegment. “Aan de Gemeenteraad Uit de voortgangsrapportage woningbouw najaar 2020, werd duidelijk dat halverwege 2020 er slechts gestart is met de bouw van 78 woningen in het middensegment. Dit is slechts een schijntje in vergelijking met de doelstelling van 1670 nieuwe woningen in het middensegment per jaar. Tevens is duidelijk geworden dat er niet genoeg woningen in de planvoorraad zitten om dit jaar de doelstelling te kunnen halen. Hiermee zou voor het derde jaar op rij de doelstelling niet gehaald worden. Een zeer zorgwekkende constatering gezien het feit dat het middensegment ernstig onder druk staat in Amsterdam. Dit is een klap in het gezicht van alle hardwerkende Amsterdammers die recht hebben op een goede en betaalbare woning. De gehele gemeenteraad is het met elkaar eens dat er veel meer betaalbare woningen bij moeten komen. Toch weet dit college jaar op jaar de doelstellingen niet te halen. De strenge eisen die Amsterdam stelt bovenop de hoge grondprijzen zorgen ervoor dat het voor de marktpartijen niet mogelijk is om deze betaalbare woningen te realiseren. De fracties van de VVD, het CDA, de Christenunie, Forum voor Democratie en DENK willen van de wethouder weten wat hij eraan gaat doen om deze wooncrisis op te lossen. De actualiteit bij de commissie Wonen en Bouwen van 18 november jl. heeft wat deze fracties betreft te weinig concrete antwoorden en verbeterpunten opgeleverd. De wethouder kon geen concrete stappen noemen hoe we de bouw in dit segment kunnen vlottrekken. Op grond van het vorenstaande stellen ondergetekenden, op grond van artikel 43 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende vragen aan het College van Burgemeester en Wethouders. 1. Hoe heeft het zover kunnen komen dat er slechts 78 huurwoningen in het middensegment in een half jaar tijd in aanbouw zijn genomen? 2. Welke signalen zijn er gemist waardoor Amsterdam in een halfjaar tijd slechts 78 betaalbare huurwoningen in aanbouw heeft genomen? 3. Hoeveel middeldure huurwoningen verwacht de wethouder in 2020 in totaal te kunnen realiseren? 4. Hoeveel woningen verwacht de wethouder in totaal in 2020 en 2021 te kunnen realiseren? 1 R Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Afdeli 1 Gemeenteraad Ne m 1483 Interpellatie mer Datu 19 nov 2020 m 5. Hoe komt het dat het slagingspercentage voor het middensegment elk jaar afneemt? (van 75% naar 60% naar 50% en nu naar 25%) 6. Om de doelstelling (1670) volgend jaar te halen moet de slagingspercentage verdubbelen (van 25% naar 50%) hoe gaat het college dit realiseren? 7. Verwacht de wethouder de doelstelling van 1670 woningen in 2021 wel te halen bij staand beleid? 8. Wanneer moet het Doorbraakteam concrete resultaten opleveren? Hoeveel extra middeldure huurwoningen zal dit team moeten opleveren? Welke doelstellingen en mandaat krijgt dit team mee? 9. Wil de wethouder de achterstanden van de afgelopen jaren inlopen door voor de komende jaren een hogere bouwdoestellingen te hanteren? 10. Is de wethouder bereid minder sociale huur te bouwen als dit ten gunste komt van het bouw van woningen in het middensegment? 11. Is de wethouder bereid te voldoen aan de wensen van de markt om de bouw aan te jagen? 12. Hoe kan het dat het inmiddels bijna een jaar duurt voordat het college en de marktpartijen de berekening van residuele grondprijzen met elkaar vergeleken hebben? 13. Verwacht de wethouder dat er naar aanleiding van het proces van ‘de boeken open’ en tonen van hoe de grondprijzen tot stand komen, aanpassingen zullen worden gedaan in de te hanteren grondprijzen? Waarom wel of niet? “De leden van de Gemeenteraad, H. Naoum Néhmé D.T. Boomsma D.G.M. Ceder K.M. Kreuger A. Kilic 2
Actualiteit
2
train
Gemeente Amsterdam Stadsdeel West Ruimte en duurzaamheid Besluit hogere waarden Wet geluidhinder wijzigingsplan “2° wijziging Augustinuspoort” EEE ape | en 5 Mk : En A $ à EN FP er eK 7 ES Km en, i | E | La | ij A ad Te JE « î ú | fs, mn k AE ee BE a he ek Ed |} Et nek „RE Organisatie Stadsdeel West Directie Strategie en beleidsrealisatie Afdeling Ruimtelijke ordening en grondzaken Datum 24 maart 2015 Planstatus wijzigingsplan vastgesteld Besluit hogere waarden Wet geluidhinder wijzigingsplan “2e wijziging Augustinuspoort” Besluit hogere waarden Wet geluidhinder wijzigingsplan “2e wijziging Augustinuspoort” TOELICHTING Inleiding De Wet geluidhinder geeft aan welke geluidsbelasting aanvaardbaar is. Deze normen moeten bij het opstellen van een wijzigingsplan in acht worden genomen. Indien de voorkeurswaarden worden overschreden en geluidbeperkende maatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn, biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid om hogere grenswaarden vast te stellen. Stadsdeel West en eigenaar Stadgenoot ontwikkelen in gezamenlijkheid een nieuw wijzigingsplan voor het voormalige Broederhuis aan de Postjesweg 124. Dit gebouw ligt aan de oostkant van het Rembrandtpark, net ten noorden van de Postjesweg. Het plangebied van het wijzigingsplan wordt begrensd door de voormalige Augustinusschool in het noorden, de Orteliusstraat in het oosten, de Postjesweg in het zuiden en de Orteliuskade en het Rembrandtpark in het westen. Inhoudelijke overwegingen Het wijzigingsplan is opgesteld ten behoeve van de transformatie van het voormalige Broederhuis en voorziet onder andere in de ontwikkeling van 32 nieuwe woningen. Dit zijn geluidgevoelige bestemmingen. De normstelling in de Wet geluidhinder bestaat uit een voorkeursgrenswaarde en een maximale toelaatbare geluidbelasting voor de geluidbelasting op de buitengevel en binnen in geluidgevoelige bestemmingen. 1. Akoestisch onderzoek In het akoestisch onderzoek is de geluidcontour van de Postjesweg in kaart gebracht. Deze binnenstedelijke weg is de enige geluidsbron die van invloed is op de geluidbelasting van de nieuw te bouwen woningen. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt op alle meetpunten overschreden. De maximale ontheffingswaarde ten gevolge van het verkeer op de Postjesweg (63 dB) wordt nergens overschreden. De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn samengevat in tabel 1. Tabel 1. weergave hogere waarde Gevel Postjesweg Zuidgevel 61dB Oostgevel 57 dB _Westgevel ______________57dB 2. Geluidbeperkende maatregelen Het treffen van geluidbeperkende maatregelen kan de berekende geluidbelasting verlagen. Allereerst wordt gekeken naar bronmaatregelen gevolgd door overdrachtsmaatregelen en als laatste ontvangermaatregelen. Door het toepassen van bronmaatregelen zoals het terugdringen van de verkeersintensiteit en het verlagen van de maximum snelheid ter plaatse van de doorgaande Postjesweg, kan de geluidbelasting verlaagd worden. Dit stuit echter op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard; Om de geluidbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde dient een reductie van 3 dB te worden bewerkstelligd. De kosten voor het toepassen van een stiller wegdek (€90.000 voor 150 meter) stuiten, in relatie tot de te behalen reductie, op overwegende bezwaren van financiële aard. Het toepassen van overdrachtsmaatregelen door het plaatsen van een scherm of een wal op de Postjesweg stuit op bezwaren van stedebouwkundige en financiële aard. 3. Cumulatie De geluidbelasting wordt veroorzaakt door één geluidsbron, de Postjesweg. Zodoende is er geen sprake van cumulatie. 2 Besluit hogere waarden Wet geluidhinder wijzigingsplan “2e wijziging Augustinuspoort” Het akoestisch onderzoek Transformatie Broederhuis te Amsterdam is aan het TAVGA voorgelegd op 6 oktober 2014. Het TAVGA is akkoord aangezien het plan voldoet aan de Wet geluidhinder. De vier woningen op de eerste verdieping aan de Postjesweg voldoen niet aan de aanvullende eisen uit het Amsterdams geluidbeleid omdat deze woningen geen geluidluwe gevel met een belasting van minder dan 48 dB hebben. Het TAVGA is akkoord gegaan met deze afwijking op het beleid omdat bij de transformatie van het gebouw wordt gestreefd naar behoud van het uiterlijk en de indeling van het gebouw. Dit beperkt de mogelijkheden om ruimtes zo in te richten dat ze alsnog een geluidiluwe gevel krijgen. Vanwege de indeling van het gebouw zijn de woningen niet op een andere manier te realiseren. Alle overige woningen in het project hebben wel een geluidluwe gevel. Procedure Het ontwerpbesluit tot vaststelling van de navolgende hogere waarden voor het wegverkeerslawaai zoals bedoeld in de Wet geluidhinder heeft met ingang van 1 januari 2015 tot en met 11 februari 2015 tegelijk met het ontwerpwijzigingsplan “2° wijziging Augustinuspoort” gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er is een zienswijze pro forma ingediend door dezelfde appellant die een zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan heeft ingediend. Echter, met betrekking tot het besluit hogere waarden Wet geluidhinder heeft de appellant zijn gronden niet verder ingevuld. BESLUIT Burgemeester en wethouders van Amsterdam hebben besloten in te stemmen met het voorliggend besluit tot de vaststelling van de navolgende hogere waarden voor het wegverkeerslawaai zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Deze hogere grenswaarden worden vastgesteld voor de te realiseren woningen die volgens het wijzigingsplan “2° wijziging Augustinuspoort” mogelijk zijn. Blok- Locatie/ Functie Bron Hogere nummer | bestemming waarde in dB Kadastrale gegevens Sloten: STNO2 D 05163 3
Besluit
3
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 727 Publicatiedatum 1 juli 2016 Ingekomen onder T Ingekomen op woensdag 22 juni 2016 Behandeld op woensdag 22 juni 2016 Status Ingetrokken Onderwerp Motie van het lid Van Lammeren inzake het maatregelpakket “Schone Lucht voor Amsterdam: op weg naar een uitstootvrij 2025" (milieuzone voor personenauto's). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over het maatregelpakket “Schone Lucht voor Amsterdam: op weg naar een uitstootvrij 2025" (Gemeenteblad afd. 1, nr. 656). Overwegende dat: — uithet op 19 mei 2016 verschenen TNO-onderzoek in opdracht van de gemeente Utrecht blijkt dat de luchtkwaliteit in de stad sinds de invoering van de milieuzone meer verbeterd is dan in andere grote steden; — het onderzoeksinstituut het ‘aannemelijk’ noemt dat het verschil deels kan worden verklaard doordat Utrecht sinds ruim een jaar sterk vervuilende dieselauto's en -bestelauto's weert uit de binnenstad; — uit hetzelfde onderzoek blijkt dat de roetuitstoot van licht verkeer met 29% is gedaald; — sinds 2014 het aantal oude dieselpersonenwagens in Utrecht sterk is gedaald van 2,8% naar 0,5%; — uit het meetrapport van Milieudefensie "Wat ademen wij in?' blijkt dat Amsterdam nog steeds de Europese normen voor luchtkwaliteit overschrijdt. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: op basis van het TNO-rapport luchtkwaliteit en de ervaringen van de stad Utrecht te bezien welke aanknopingspunten de aanpak van Utrecht biedt voor verbetering van de luchtkwaliteit in Amsterdam en de rRaad hierover uiterlijk in het najaar van 2016 te informeren. Het lid van de gemeenteraad J.F.W. van Lammeren 1
Motie
1
discard
Van: Verzonden: vrijdag 19 juni 2015 11:43 Aan: Pe Marijke Onderwerp: raadsadres woningdelen Urgentie: Hoog Geachte mevrouw Pe, Inzake de “Voordracht voor de raadsvergadering van 1 juli 2015" wil ik graag een opmerking plaatsen. In de Voordracht lees ik o.a. iets over woningdelen. Op 9 juni jl. was er een zitting bij de rechtbank i.v.m. mijn beroep tegen de verbindendheid van de beleidsregels voor Woongroepen. In casu een exceptieve toetsing. Ik meen dat de beleidsregels onrechtmatig zijn wegens strijd met hogere wetgeving en beginselen van behoorlijk bestuur. De rechter wilde ook graag weten hoe het kan dat Amsterdam een nieuwe definitie van “huishouden” bedacht heeft, te weten: “een woongroep wordt aangemerkt als één huishouden, maar voert geen gemeenschappelijk huishouden" Een bizarre definitie die geen enkele andere gemeente hanteert en niet gebaseerd is op de Huisvestingsverordening. Voorts vroeg de rechter zich af waar in de Huisvestingsverordening staat vermeld dat er geen omzettingsvergunning benodigd is als je aan de 9 voorwaarden voldoet, vermeld in de beleidsregels. M.a.w. de beleidsregels verruimen mogelijkheden die niet gebaseerd zijn op de Huisvestingsverordening. Het voldoen aan de 9 voorwaarden zorgen er mi. niet voor dat er een woonvorm ontstaat die gelijkgesteld kan worden aan een gemeenschappelijk huishouden. Verhuur aan een woongroep is feitelijjk gelijk aan kamerverhuur, want ook bij woongroepen is sprake van omzetting naar kamers; elke woongroeplid (i.c. kamerhuurder) huurt zijn eigen kamer. Dat er een gemeenschappelijke ruimte is, zegt niets. Dit komt ook voor bij kamerverhuur en dat blijkt ook uit jurisprudentie. Voorts haalde de rechter aan dat uit jurisprudentie voortvloeit dat studenten geen (duurzaam) gemeenschappelijk huishouden voeren. Ik had nl. als beroepsgrond vermeld dat vanwege jurispurdentie studenten middels de beleidsregels niet opeens aangemerkt kunnen worden als één huishouden. Daar de beleidsregels opgesteld zijn onder druk van de vastgoed- en studentenlobby, is overduidelijk dat woningdelers dus bestaan uit studenten. Verhuurders willen gewoon in staat zijn vergunningvrij te verhuren zonder deugdelijke belangenafweging t.a.v omwonenden. Enkel het verdienmodel prevaleert. Doordat er in de beleidsregels geen limiet wordt gesteld aan het aantal woongroepleden, kan een geheel pand vergunningvrij worden omgezet. Dus een pand kan een wel 10-15 studenten vergunningvrij herbergen. Met dergelijke excessen is geen rekening gehouden. Daarom mijn beroep bij de rechtbank, omdat ik het onrechtmatig acht als de regels voor kamerverhuur omzeild worden onder druk van de vastgoedjongens en studenten. De woningen in mijn wijk zijn bestemd voor één huishouden, dus echt niet voor groepen studenten. O.a. advocatenkantoor Wieringa was betrokken bij de lobby, hetzelfde kantoor dat o.a. de beruchte huisjesmelker Hooijmaaijers bijstond. Het voorstel is er daarna doorgedrukt door ex-projectontwikkelaar Daniel van der Ree, zonder dat gekeken werd of e.e.a. juridisch wel door de beugel kon. Ik kan uiteraard niet voorspellen wat de rechter zal gaan beslissen; ofwel worden de beleidsregels alsnog verbindend verklaard, ofwel onverbindend, ofwel buiten toepassing gelaten voor het pand naast ons, dat in gebruik is bij 8 studenten en waar nog wel meer studenten bij kunnen gezien de oppervlakte. Ik wil u daarom verzoeken mij te informeren of er rekening gehouden kan worden met bovenstaande, alvorens de beleidsregels vereenvoudigd en uitgebreid gaan worden, gezien hetgeen ik lees in de Voordracht. P.S. dat Amsterdam meent dat woningen volgestopt kunnen worden, is een politiek motief hetgeen mi. niet gebruikt mag worden om hogere wetgeving en beginselen van behoorlijk bestuur te negeren. Studenten dienen geen voorkeursbehandeling te krijgen, dus dat ze zonder enige vergunning overal mogen wonen. Àls de gemeente vindt van wel, dan moeten groepen arbeidsmigranten dus ook vergunningvrij overal gaan wonen. Andere gemeentes zoals Rotterdam. Den Haag en Utrecht eisen wel dat woongroepen pas een huishouden zijn als ze tegelijkertijd een duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen. Daarom is er in die gemeentes niet per se strijd met hogere wetgeving en beginselen van behoorlijk bestuur. Hoogachtend,
Raadsadres
2
train
Gemeente Amsterdam Amstel 1 1011 PN Amsterdam Amsterdam, 22.09.2009, E Geachte Burgemeester, Wethouders, Leden van de gemeenteraad, Ongetwijfeld adresseer ik dit schrijven aan het verkeerde loket, ik veronderstel dat u de juiste weg of instantie weet te vinden. Ik wil u graag attenderen op de verkeerssituatie op de kruising van het Rijksmuseum naar de Museumbrug, er zijn daar 2 voetgangerszebra’s, en het gaat mij hier om de oostelijke, want daar loop ik dagelijks een groot risico. f U heeft recentelijk een teller aangebracht bij het voetgangerstoplicht, Het probleem ligt hier | niet bij de voetgangers die te vroeg of te laat de stoplichtinstructies volgen. Het gemotoriseerde verkeer rijdt ALTIJD door, wanneer het voetgangersstoplicht op groen | gaat. Vermoedelijk kunnen de bestuurders er ook weinig aan doen omdat mogelijk “hun” stoplichten belabberd zijn afgesteld. Feit is dat ík persoonlijk voor stoplicht moet spelen door bijna agressief een stopsignaal te ° maken om vervolgens met mijn honden over de zebra{groen stoplicht!) te kunnen wandelen 5 naar het 1° Weteringplantsoen. Ik maak dit rondje bijna dagelijks, de situatie is al lang zo en met name ’s middags door de week. Als ik zo vrij mag zijn zou ik u adviseren óf te kijken naar de stoplichten voor de auto’s(beter afstemmen) of een serieuze controle te laten plaatsvinden bij het genoemde | voetgangersstoplicht. Ik kan u verzekeren dat uw boetepot zal overstromen, ik meen dat de L boete bij het hinderen van een voetganger op een zebra{zonder stoplicht!) al € 150 is, ongevecr. Het gaat mij niet om de boete’s, maar uiteraard dat ik veilig van uw voorziening gebruik kan maken, de teller is leuk, maar zinloos. Ik ga er van uit dat u mij niet alleen een ontvangstbevestiging stuurt van dit bericht, maar vooral dat u deze kwestie naar behoren oplost. En Ik heb hierover al met regelmaat gerapporteerd aan voorbij komende agenten, tot nu toe met geen enkel resultaat. Met vriendelijke groet Bezoekadres Gemeente Amsterdam : Stadhuis, Amstel 1 ep 1011 PN Amsterdam Postbus 202 as 1000 AE Amsterdam | www.amsterdam.nl 2 | Retouradres: B&W, Postbus 202, 10600 AE Amsterdam: : Ons kenmerk 2009010895 Behandeld daor ing. B. Velzel! Telefoonnummer 020 556 5336 Faxnummer 020 556 5725 f E-mail b.velzel@ivv. amsterdam.nl Ë Bijlage Onderwerp Uw klacht inzake de oostelijke voetgangersoversteekplaats nabij de Museumbrug Geachte | Uw raadsadres van 22 september 2009 is In de Gemeenteraad van 28 oktober jl. voor | verdere behandeling in handen van het College van Burgemeester en Wethouders gesteld. Ter beantwoording kunnen wij u het volgende melden: | _ Op donderdag 5 november jl. heeft de behandelend ambtenaar in uw bijzijn de betreffende kruispunten geschouwd. Tijdens deze schouw is de door u geschetste onveilige situatie Á duidelijk geworden. : Het ontstaan van deze onveilige situatie heeft een tweetal oorzaken: e door defecte detectielussen in het asfalt heeft de verkeerslichtregeling niet optimaal meer kunnen functioneren, wat de doorstroming van het autoverkeer op | de oostelijke voetgangersoversteekplaats heeft belemmerd. Deze defecten zijn inmiddels aan onze storingsdienst doorgegeven en dienen binnen 5 dagen te zijn ; verholpen. e De verkeersintensitelten op de kruispunten Stadhouderskade — Museumbrug en Ù Stadhouderskade — Hobbemakade zijn toegenomen waardoor er capaciteits- | problemen onfstaan. Ì Om het verkeer in Amsterdam zo goed en zo snel mogelijk af te wikkelen hanteren wij voor | verkeerslichten een zo kort mogelijke korte cyclustijd. De cyclustijd (bijv. 60 seconden) is de tijd die een verkeersregelinstallatie nodig heeft om alle weggebruikers minimaal één : keer groen licht te geven. Ter bevordering van de afwikkeling van de hogere intensiteit op de genoemde kruispunten zulen wij de cyclustijd van de betreffende verkeersregelinstaflaties iets verhogen ten behoeve van een betere doorstroming van het Het stadhuis Is bereikbaar per metra en tram (lijnen 9 en 14), halte Watertooplein Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam | Wethouders verkeer op de Stadhouderskade. Door deze aanpassingen verwachten .wij dat de voetgangersoversteekplaatsen na realisatie nog veiliger zijn. RE | Ondanks dit enigszins technische antwoord hopen wij dat u zich kunt vinden: in de door : ons aangedragen oplossingen ter verbetering van de verkeersveiligheid op de genoemde kruispunten. Op het moment dat de aanpassingen op straat gereed zijn, zulen wij de situatie opnieuw laten schouwen en zal de behandelend ambtenaar u uitnodigen om deze schouw bij te wonen. i Wij danken u hartelijk voor het meedenken met het verbeteren van de verkeersveiligheid in | | Amsterdam. Met vriendelijke groet, | 7 Burgemeester en wethouders van Amsterdam, Pe _ _ LZ | secretaris Í Í burgemeester . drs. H. de Jong / mr. MJ. Cohen
Raadsadres
3
test
x Gemeente Amsterdam R % Gemeenteraad Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1490 Datum indiening 23 oktober 2020 Datum akkoord 24 november 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Kreuger inzake de desastreuze invloed van windmolens en zonneparken op woningprijzen in en om Amsterdam Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Recent verscheen een nieuw paper! over de invloed van windturbines op de woningprijzen. Eerder berichtte ook de NOS? al over onderzoeken hiernaar. Woningen die uitzicht hebben op de locaties van twee toekomstige windparken zouden voor lagere prijzen worden verkocht dan vergelijkbare woningen die verder van een windpark staan. De prijsdalingen kunnen hierbij oplopen tot 15%. Het college is voornemens zo’n 20% van de Amsterdamse benodigde energie op te wekken via windturbines. De huidige zoekgebieden voor windturbines, die zijn aangewezen in de Regionale Energiestrategie (RES), zijn vaak in de nabije omgeving van gevoelige bestemmingen. Dat er op korte termijn überhaupt op grote schaal windturbines in en rondom Amsterdam gebouwd kunnen worden is te wijten aan het feit dat er donderdag 22 oktober door de provincie Noord-Holland een besluit is genomen over de nieuwe omgevingsverordening. Toen heeft het college bestaande uit VVD, GroenLinks, D66 en PvdA ervoor gekozen de minimale afstandsnorm van 600 meter tot ‘gevoelige bestemmingen’ (zoals woningen) binnen de Metropoolregio Amsterdam (MRA) te schrappen. Hierdoor wordt het mogelijk windturbines nog dichter op de gebouwde omgeving te bouwen, wat dus tot nog grotere waardedalingen zal leiden. Gedeputeerde Staten liet in een reactie op een amendement van FVD NH dat de 600 meternorm beoogde te handhaven weten: ‘Gelet op het in het coalitieakkoord opgenomen doel van aanwijzingsbevoegdheid, namelijk vooruitlopend op de RES'en meer windenergie in de MRA mogelijk maken (sic). Die ruimte is lastig te vinden als we ons aan de 600 meter moeten houden.’ Volgens de genoemde publicaties zouden er dus significante effecten op kunnen treden t.a.v. de waarde van woningen. Een waardedaling van woningen kan voor de financiële situatie van woningbezitters een enorme strop betekenen. De fractie van Forum voor Democratie Amsterdam wil daarom inzicht in de gevolgen voor bewoners en is benieuwd wat het college hiervan vindt. Zoals men begrijpt ziet de fractie van 1 https://cepr.org/active/publications/discussion_papers/dp.php?dpno=15023 2 https://nos.nl/artikel/231 2067 -lagere-huizenprijzen-in-gebieden-van-windparken-groningen-en- drenthe.html 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer de ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 23 oktober 2020 Forum voor Democratie het liefst dat er überhaupt geen windturbines (op land) worden gebouwd. Gezien het vorenstaande heeft het lid Kreuger, namens de fractie van Forum voor Democratie, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met het effect van windmolens en zonneparken op woningprijzen en is het college bekend met de onderzoeken die hiernaar gedaan zijn? Ja, het college is bekend met het onderzoek van Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit Amsterdam (Dröes en Koster, 2019) naar het effect van windmolens en zonneparken op woningprijzen. 2. Is het college bekend met de eventuele effecten die waardedaling van woningen voor woningbezitters hebben, en zo ja wat zijn die effecten precies? Het college heeft kennisgenomen van het onderzoek van Dröes en Koster, geschreven in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De onderzoekers benoemen de volgende bevindingen: - De effecten variëren rond de 2 tot 5 procent. - De onderzoekers stellen dat de relatieve woningwaardedaling tussen 1985- 2019 gemiddeld zo’n 2% bedroeg binnen 2km afstand van een turbine. - De onderzoekers zien dat de effecten van turbines hoger zijn na 2011 (gemiddeld 1.3% voor 2011 en gemiddeld 3% na 2011). 3. Worden deze effecten aan bewoners gecommuniceerd, en zo ja hoe? Ja. Via de informatieavonden over windmolens in het kader van de Regionale Energiestrategie (RES) tussen 15 en 24 juni 2020, en twee bijeenkomsten over de ontwikkeling van windmolens in het gebied Noorder IJ-plas en havengebied op 25 en 30 juni 2020. Tijdens deze bijeenkomsten zijn vragen gesteld en beantwoord over woningwaarde. De verslagen van de bijeenkomsten zijn openbaar gepubliceerd op de website van het programma RES NHZ en amsterdam-wind.nl: -_https://energieregionhz.nl/documenten#amsterdam -__https://amsterdam-wind.nl/home/meepraten-op-17-november/). Ook via het wensen en bedenkingen-traject van het programma RES NHZ zijn drie reacties binnengekomen over mogelijke waardevermindering. De reacties worden beantwoord in de reactienota, die naar verwachting op 15 december zal worden vastgesteld door het college van B&W. De reactienota wordt gepubliceerd door het programma RES NHZ. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer de ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 23 oktober 2020 4. Begrijpt het college de zorgen die er hierover zijn of zouden kunnen ontstaan bij bewoners? Ja, het college begrijpt de zorgen. Het college merkt hierbij op dat onze omgeving continu onderhevig is aan ruimtelijke ontwikkelingen. In Nederland gaan we er dan ook vanuit dat niemand gevrijwaard is van het risico dat er een ruimtelijke ontwikkeling in zijn/haar omgeving plaatsvindt waardoor hij schade leidt. Daarom geldt dat er wettelijk een minimum niveau van woningwaardedaling is van 2 procent, waarvoor planschade niet gecompenseerd wordt. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (verwacht 1 januari 2022) gaat dit percentage naar 4 procent. 5. Hoe beoordeelt het college de mogelijke waardedalingen en is de daling van de woningprijzen een factor die wordt meegenomen in de beslissing waar windmolens en zonneparken geplaatst worden? Zie antwoord op vraag 4. Plus: Bij de keuze voor de locaties voor windmolens en zonneparken wordt een beoordeling gemaakt van de gevolgen voor alle relevante effecten; wettelijk geldt hier het vereiste van een ‘goede ruimtelijke ordening’. In de eventuele effecten op woningprijzen wordt voorzien middels de wettelijke planschaderegeling (zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening). 6. Is het college bereid een norm te hanteren qua woningprijsdaling (als in een grens aan wat zij een acceptabele daling vinden)? Het college hanteert de wettelijke norm. Zie antwoord vraag 4. 7. Worden prijsdalingen nu en in de toekomst door de gemeente dan wel andere instantie gecompenseerd? Zie antwoord vraag 4. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorziet in een regeling voor planschade. Bij de beoordeling van planschadeverzoeken wordt de wettelijke regeling in acht genomen. Met de inwerkingtreding van de omgevingswet wordt de compensatie geregeld op basis van nadeelcompensatie (Omgevingswet, hoofdstuk 15). Nadeelcompensatie is de overkoepelende term voor schade die rechtmatig door de overheid wordt veroorzaakt. 8. Worden dergelijke waardedalingen van woningen en ander vastgoed meegenomen in de berekeningen van de (maatschappelijke) kosten van de energietransitie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe hoog zijn die kosten? Ja, mogelijke waardedalingen van woningen en ander vastgoed als gevolg van de plaatsing van windmolens maken een onderdeel uit van de maatschappelijke kosten van de energietransitie. In Amsterdam is er geen onderzoek gedaan naar mogelijke waardedaling van vastgoed door plaatsing van windmolens en is het niet bekend hoe hoog deze kosten zijn. Het precies in beeld brengen van duurzaamheidskosten en - baten is complex en vaak niet eenduidig te berekenen. Het college zet zich in voor een rechtvaardige energietransitie. 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer de ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 23 oktober 2020 9. Wat vindt het college van het feit dat VVD, GroenLinks, D66 en de PvdA in de provincie Noord-Holland de 600-meternorm tot gevoelige bestemmingen hebben opgeheven binnen de MRA? Het college is er voorstander van om de wettelijke normen voor geluid te hanteren. De bovenwettelijke norm van 600 meter tot gevoelige bestemmingen is niet opgeheven, maar er kan wel van worden afgeweken. 10. Is het college voornemens om windturbines op minder dan 600 meter van gevoelige bestemmingen te bouwen? Zo ja, waar? Dat is nog niet bekend. De zoekgebieden voor wind geven geen concrete plekken voor windmolens aan. Momenteel worden de zoekgebieden binnen het RES- proces geconcretiseerd aan de hand van 4 pijlers: 1) de ambitie van minstens 50 MW extra opgesteld vermogen, 2) bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak, 3) ruimtegebruik: landschap en natuur, en 4) energiesysteemefficiëntie. 11. Welke waarde hecht het college aan draagvlak onder bewoners wanneer er windturbines in een gebied worden geplaatst? Zie antwoord vraag 10. Het maatschappelijk draagvlak is net als de andere 3 pijlers belangrijk bij de afweging om windmolens te realiseren. Het college stuurt daarom onder andere op brede bewonersparticipatie in het RES-proces via ateliers, infoavonden, interactieve avonden, reacties op de concept RES, en via het draagvlakonderzoek naar nieuwe windmolens in Amsterdam. Daarnaast volgt het college de gedragscode acceptatie en participatie windenergie op land, met daarin eenduidige afspraken over hoe de omgeving moet worden betrokken bij plannen voor nieuwe windmolens. De gedragscode is opgesteld door Nederlandse WindEnergie Associatie. Zie: https://www.nwea.nl/gedragscode-wind-op-land/ 12. Het college heeft recent het draagvlak voor windturbines gemeten. Op welke manier heeft het college dit draagvlak gemeten? Voor het onderzoek onder bewoners in en rondom de zeven zoekgebieden werden 12.118 huishoudens benaderd. Er hebben 1.577 bewoners aan dit onderzoek meegedaan. Voor het stadsbrede onderzoek nodigden we 2.400 leden van het Amsterdampanel uit, waarvan er 1.320 aan het onderzoek hebben meegedaan. Daarnaast werden 3/1 mensen face-to-face ondervraagd. De centrale vragen in het onderzoek zijn: houding ten aanzien van windenergie in het algemeen en houding ten aanzien van windmolens in de directe nabijheid van de woning in het bijzonder. Naast de resultaten van de enquête zijn er ook 400 pagina’s aan meningen over windmolens opgehaald deze zijn in de bijlage van het rapport opgenomen. Het draagvlakonderzoek en bijlage zijn gepubliceerd op de website van Onderzoek, Informatie en Statistiek van de gemeente Amsterdam. Zie: https://data.amsterdam.nl/artikelen/artikel/Ruime-meerderheid-is-positief-over- extra-windmolens/cc316f8e-eddb-4d/71-8f89-294f45fd6202/ 4 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer de ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 23 oktober 2020 13. Is er bij het draagvlakonderzoek vermeld aan inwoners dat de plaatsing van windturbines leidt tot een waardedaling van de huizenprijzen? Indien nee, waarom niet? Er is vermeld dat windmolens volgens alle wettelijke normen (voor geluid en slagschaduw) worden geplaatst. En daarnaast dat ze circa 150 meter hoog worden en dat het de verwachting is dat maximaal de helft in het havengebied kan worden gerealiseerd. 14. Is er bij het draagvlakonderzoek vermeld dat de plaatsing van windturbines niet alleen leidt tot een waardedaling van de huizenprijzen, maar ook gezondheidsschade tot gevolg kan hebben? Indien nee, waarom niet? Zie antwoord vraag 13. Plus: De gemeente Amsterdam volgt de ontwikkelingen bij het RIVM en de Rijksoverheid m.b.t. geluidsnormen en windmolens in relatie tot de volksgezondheid: -_https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geluidsoverlast/documenten/kamers tukken/2020/06/05/rivm-rapport-motie-schonis-en-de-who-richtlijnen-voor- omgevingsgeluid-2018 De onderstaande rapporten met betrekking tot windturbines in relatie tot leefomgeving en gezondheid zijn online te raadplegen: -_https://www.rivm.nl/publicaties/health-effects-related-to-wind-turbine-sound- update -__https://www.rvo.nl/sites/default/files/2016/05/1 _RIVM%20invloed%20op%20b eleving%20en%20gezondheid%20omwonenden.pdf 15. Wanneer is er volgens het college sprake van voldoende draagvlak? Een ruime meerderheid van Amsterdammers is (zeer) positief over het realiseren van de circa 17 extra windmolens in de zoekgebieden. Ook diegenen die in en rond de zoekgebieden wonen. Per zoekgebied en tussen de generaties zijn er verschillen in opvatting. Die verschillen en de resultaten uit de andere 3 pijlers neemt het college mee bij de afweging om in gebieden windturbines te realiseren. Het college hanteert daarbij geen onder- of bovengrens. 16. Gaat het college de bouw van windturbines doorzetten op het moment dat er onvoldoende draagvlak is? Zie antwoord vraag 15. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 5
Schriftelijke Vraag
5
discard
x Gemeente Amsterdam R. % Gemeenteraad % Motie Jaar 2021 Afdeling 1 Nummer 111 Behandeld op 10 maart 2021 Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 maart 2021 Onderwerp Motie van het lid Ceder inzake deurbeleid middels ingezetenencriterium bij erotisch centrum Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de nadere uitwerking van de scenario's raamprostitutie Wallen/Singel. Constaterende dat het college de voorkeur geeft aan het openen van een erotisch centrum. Overwegende dat: - het onwenselijk is dat een dergelijk erotisch centrum voor iedereen toegankelijk zou zijn; -— een erotisch centrum zonder deurbeleid al snel kan verworden tot een seksattractie, juist ook voor buitenlandse toeristen; - een erotisch centrum in Amsterdam geen faciliteit hoeft te zijn voor buitenlandse toeristen die in Amsterdam een prostituee willen bezoeken; - als we echt afscheid willen nemen van het imago van Amsterdam als stad van de red light en de betaalde seks, we ook geen faciliteiten moeten openstellen voor sekstoerisme. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: Bij een eventueel te openen erotisch centrum een deurbeleid te voeren waarbij men een Nederlands ingezetene moet zijn om het centrum te betreden. Het lid van de gemeenteraad D.G.M. Ceder 1
Motie
1
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 187 Datum indiening 6 januari 2020 Datum akkoord 10 februari 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Boomsma inzake Huizen van de Wijk. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: Op 20 december 2019 stond in Het Parool het artikel “Plots wordt buurtcentrum in Oud-Zuid gehalveerd: Voelt als dolksteek. ’In dit artikel wordt aangegeven dat Combiwel als gevolg van een tegenvallende subsidie vanuit het stadsdeel de activiteiten in het Huis de Wijk Lydia verkleint. De financiële verantwoording 2018 van Combiwel staat niet op hun website. Op www.desan.nl, waar jaarverslagen van zorginstellingen onder toezicht van het ministerie van VWS worden gepubliceerd, is het jaarverslag beschikbaar. Uit dit jaarverslag blijkt dat in 2018 1.7 miljoen euro verlies is geleden bij Combiwel voor Kinderen, terwijl er een positief resultaat is op Buurtwerk van 0.1 miljoen euro. Ook vanuit de organisatie Eigenwijks, die de Huizen van de Wijk in Slotermeer, Geuzenveld, Osdorp de Aker en (Nieuw-)Sloten verzorgt, bereikten ons bij een werkbezoek signalen dat sluiting op zaterdagen wordt overwogen om financiële redenen. Gezien het vorenstaande heeft het lid Boomsma, namens de fractie van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Klopt het dat Huis de Wijk Lydia wordt verkleind? Wat is de reden? Antwoord Dat klopt. Combiwel heeft de laatste jaren vaker extra subsidie gevraagd (boven op de reguliere stijging van subsidiebudgetten) voor het in stand houden en beheer van haar sociale basis accommodaties in stadsdeel Zuid. Het stadsdeel is Combiwel in het verleden vaak tegemoet gekomen, maar niet in 2020. De subsidie voor de accommodaties is niet gekort, maar is gestegen met het reguliere accres op de subsidiebudgetten voor 2020. Hiernaast speelt mee dat het gebouw Huize Lydia aan het Roelof Hartplein niet voldoet aan de eisen van fysieke toegankelijkheid en dat de accommodatie bovendien groot is. Om dit Huis van de Wijk voldoende toegankelijk te maken, zal een investering nodig zijn. De haalbaarheid hiervan wordt onderzocht op inhoud en financiën. Dit Huis van de Wijk had de beschikking over ruim 900m2 vloeroppervlakte. Beleid binnen de gemeente Amsterdam is dat een huis van de wijk een oppervlakte heeft van 350 tot maximaal 470m2. Door de grootte van de 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng lez Gemeenteblad R Datum 10 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 6 januari 2020 accommodatie waren er in Huize Lydia ook activiteiten die ook zelf voor huisvesting zouden kunnen zorgen. Het stadsdeel heeft ervoor gekozen de activiteiten voor kwetsbare groepen te ontzien. Daarom is in overleg tussen stadsdeel Zuid en Combiwel ervoor gekozen om het tekort bij Combiwel op de accommodaties in het stadsdeel op te lossen bij Huize Lydia en bijvoorbeeld niet bij jongerencentra. Het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuid zal Huize Lydia behouden als maatschappelijke accommodatie in de buurt met de belangrijke functie waarbij bewoners altijd een plek hebben om naar binnen te lopen. Voor een deel van de ruimte in het gebouw wordt gezocht naar een mede-huurder die het huis van de wijk aanvult en past binnen de maatschappelijke bestemming. Een combinatie van zorg en welzijn is hierbij een mogelijkheid. Het Huis van de Wijk wordt in grootte teruggebracht naar een grootte die meer gebruikelijk is voor een Huis van de Wijk. Dat betekent dat voor een deel van de activiteiten een andere plek wordt gezocht. Op verzoek van stadsdeel Zuid is Combiwel in gesprek met de gebruikers om mogelijke oplossingen te onderzoeken. Een deel kan ook gebruik blijven maken van Huize Lydia. Een deel kan ook gebruik blijven maken van Huize Lydia. 2. Zijn er ook andere Huizen van de Wijk die verkleining of terugbrengen van de activiteiten overwegen of recent hebben doorgevoerd? Antwoord De samenstelling van het totale aanbod is decentraal bij de stadsdelen georganiseerd. Bovendien heeft iedere buurtvoorziening zelf de vrijheid om binnen de kaders van de verleende subsidies hun eigen programmering vorm te geven, afgestemd op de behoeften van de wijk. In het op 13 maart 2019 door de gemeenteraad vastgestelde strategisch huisvestingsplan Jeugd, Zorg en Basisvoorzieningen is onder andere het aantal voorzieningen inzichtelijk gemaakt. Zo zijn er circa 150 buurtkamers, 40 jongerencentra en 40 huizen van de wijk in de stad. Vanuit de Eigenwijks in Nieuw West is een raadsadres (met beantwoording bijgevoegd aan stukken) ontvangen waarin aandacht wordt gevraagd voor de gevolgen van de verhoging op de subsidie die lager is dan aangevraagd. In dit adres wordt aangekondigd dat Eigenwijks locaties een dag in de week moet sluiten. Er zijn vergelijkbare brieven aan het college gestuurd door “maatschappelijke organisaties” (instellingen voor maatschappelijke dienstverlening en enkele welzijnsorganisaties), van gezamenlijk instellingen in de Informele Zorg en van Cliëntenbelang Amsterdam. Deze brieven vragen alle om het besluit over de hoogte van het accres op hun subsidies te heroverwegen. In deze brieven wordt geen melding gemaakt van teruggang in de beschikbaarheid van Huizen van de Wijk, maar wel van teruggang in de dienstverlening in het algemeen. Het college heeft nog geen informatie dat dit daadwerkelijk heeft geleid tot teruggang in de dienstverlening. Er zijn bij het college geen voorbeelden bekend waarbij er recent buurtvoorzieningen verkleind zijn. 3. Zijn er financiële problemen of tekorten bij organisaties die de Huizen van de Wijk in de stad exploiteren? Waaruit bestaan die problemen en/of tekorten? Antwoord Huizen van de wijk zijn in het algemeen zelf verantwoordelijk voor hun eigen financiën. Een belangrijke inkomstenpost zijn de subsidies die worden vergeven 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng lez Gemeenteblad Datum 10 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 6 januari 2020 vanuit de stadsdelen. De budgetten voor de sociale basis van stadsdeel waren historisch bepaald. Het college heeft besloten in de periode 2020-2022 in stappen deze budgetten te verdelen naar de opgave per stadsdeel. Dit betekent vooral voor stadsdelen Oost en West dat budgetten voor voorzieningen en dus ook voor Huizen teruglopen.In andere stadsdelen stijgen de budgetten juist. De gemeentelijke subsidies staan in een openbaar register op de site van de gemeente Amsterdam. 4. Hebben Huizen van de Wijk naast subsidie van de gemeente Amsterdam ook nog andere bronnen van inkomsten? Welke bronnen zijn dit en hoe verhouden de inkomsten zich tot de subsidie van de gemeente? Antwoord Huizen van de wijk hebben de mogelijkheid om ook andere inkomsten te halen bijvoorbeeld uit de verhuur van ruimtes aan derden of door het aanbieden van koffie/thee of andere dranken of spijzen. 5. Wordt er ook in 2019 verlies geleden op kinderopvang of andere onderdelen binnen Combiwel? Speelt dit een rol bij de verkleining van Huis de Wijk Lydia en het zoeken naar een huurder die meer betaalt? Antwoord Tekorten die afgelopen jaren bij Combiwel op andere onderdelen zijn geleden hebben geen rol gespeeld in het besluit over Huize Lydia, wel de tekorten binnen de sociale basis subsidie in stadsdeel Zuid, zoals in beantwoording vraag 1 beschreven. Combiwel is onderverdeeld in meerdere stichtingen, de kinderopvang zit in een andere stichting. De Stichting Combiwel voor Kinderen heeft last gehad van de landelijke beleidswijzigingen, net als andere organisaties in deze sector. Namens het college heeft de wethouder Zorg in 2018 en 2019 extra regie laten voeren op alle relaties met de verschillende Combiwel onderdelen, 6. Klopt het dat de cao voor de medewerkers van Huizen van de Wijk een forse loonverhoging kent? Wordt hiermee rekening gehouden binnen de subsidies? Antwoord De betreffende GAO -stijging in 2019 en 2020 is gemiddeld 3,25%, de prijsontwikkeling op andere kosten zijn lager. Hier staat vanuit de gemeente een compensatie tegenover van 2,8% structureel in 2019 en 0,9% incidenteel in 2020. In de voorjaarsnota 2019 was aanvankelijk een indexering van de subsidiebudgetten van 2,0% bepaald. Tijdens de behandeling van de begroting 2020 heeft het college zich genoodzaakt gezien om de indexering deels terug te draaien om de stedelijke tekorten op te lossen. Het college is zich ervan bewust dat ze door het besluit van de gemeenteraad van 6 november 2019 niet de volledige kostenstijging te compenseren, instellingen een opgave geeft om de Amsterdammers met dezelfde effectiviteit te ondersteunen. 3 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam Neng lez Gemeenteblad R Datum 10 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 6 januari 2020 7. Kan het college van burgemeester en wethouders voor de verschillende Huizen van de Wijk aangeven van wie zij huren? Antwoord Huizen van de Wijk worden decentraal gesubsidieerd door de stadsdeelcommissies aan welzijnsorganisaties. Deze instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de huurcontracten. Er is geen centraal register van accommodaties met informatie over verhuurders. 8. Is de huur voor de verschillende Huizen van de Wijk verhoogd in 2019 en wordt de huur verhoogd in 2020? Wat is de huurverhoging in procenten? Wat is hiervoor de reden? Worden Huizen van de Wijk hiervoor in de subsidie gecompenseerd? Antwoord Huizen van Wijk wordt gehuurd van gemeentelijk vastgoed of woningcorporaties. Als verhuurder heeft de gemeente nu het beleid dat huren de kosten moeten dekken, en dat de jaarlijkse huurstijging binnen contractperiodes wordt vastgesteld op basis van de Consumenten Prijs Indexcijfer van het CBS. Deze huurstijging was in 2018 2,0% en in 2019 2,7%. De stijging van de subsidie gebeurt hier los van volgens stijging van de subsidiebudgetten in de gemeentebegroting. Er wordt hierbij uitgegaan van één indexeringspercentage. Instellingen stellen binnen het budget zelf hun begroting op waarin ze keuzes maken over inzet van panden en personeel. In het strategisch huisvestingsplan Jeugd, Zorg en Basisvoorzieningen voert de gemeente met de stadsdelen regie op de ontwikkeling van de fysieke maatschappelijke voorzieningen. 9. Betalen de Huizen van de Wijk een maatschappelijke huur? Antwoord Ja. 10. Wat vindt het college van de beperking van activiteiten in Huizen van de Wijk? Is het college het met de fractie van het CDA eens dat dit in principe onwenselijk is? 11. Is het college het met de fractie van het CDA eens dat Huizen van de Wijk een belangrijke rol hebben in Amsterdamse wijken ten aanzien van het bevorderen van de sociale cohesie en de bestrijding van eenzaamheid? En dat ze ook een rol hebben bij democratisering, versterking van de participatieve democratie en contacten tussen buurtgenoten, waardoor mogelijk ook mantelzorg beter geleverd kan worden? Graag een toelichting. 12. Is het college tevreden over het huidige niveau van activiteiten van de Huizen van de Wijk? Zijn er punten waarin dit verbetering behoeft? Zijn er extra activiteiten bijgekomen de laatste jaren? Zijn de Huizen van de Wijk voor die extra activiteiten gecompenseerd in de subsidie? 13. Hoe liggen de verantwoordelijkheid van de stadsdelen en de centrale stad bij het verzorgen van de continuïteit van de Huizen van de Wijk? Is hier verandering in opgetreden? Is voor alle betrokkenen duidelijk waar welke verantwoordelijkheid ligt? 4 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng lez Gemeenteblad Datum 10 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 6 januari 2020 Antwoord vragen 10 t/m 13 Het aanbod van activiteiten kan geen onveranderlijk gegeven zijn. Het college wil ruimte maken voor buurtinitiatieven, een goede verdeling van middelen op de opgaven in stadsdelen, wijken en buurten en gebiedsgerichte sturing op de lokaal ontwikkelende vraag. Ook wil het college dat haar collegeprioriteiten, op bijvoorbeeld inclusiviteit, preventie, kansengelijkheid, vertaling krijgen naar het aanbod in de Huizen van de Wijk, Dit vereist binnen de bestaande schaarse middelen elk jaar keuzes die ook kunnen betekenen dat binnen een specifiek Huis van Wijk activiteiten verdwijnen. Die keuzes worden in de stadsdelen gemaakt in besluitvormingsprocessen waar Amsterdammers en professionals uit de wijken in worden betrokken. Voor 2020 is onder het door de gemeenteraad vastgestelde nieuwe beleidskader 2020-2023: “Samen vooruit; Op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam” voor het eerst gewerkt met een Gebiedsgerichte Uitvoering (GGU) voor elke wijk waarin de stedelijke sturing op collegeprioriteiten en de gebiedsgerichte sturing bijeen worden gebracht als beoordelingskader voor de subsidies. 14. Is het college bereid te kijken naar mogelijkheden om verkleining of terugbrenging van de activiteiten van Huizen van de Wijk te voorkomen? Antwoord Het college heeft kennis genomen van de overwegingen die het Dagelijks Bestuur heeft gemaakt rond Huize Lydia. Ze volgt de uitkomsten van de gesprekken met de organisatoren van de activiteiten waarvoor geen ruimte meer is in het Huis van de Wijk. Er is echter geen grond om in stadsdeel Zuid op basis van de referentie normen die de gemeente hanteert; vast te houden aan een veel groter Huis van Wijk dan in de stad gebruikelijk is. Gelet op de opgaven die stadsdeel zuid kent, het feit dat het gebouw aanpassingen vergt ten behoeve van de toegankelijkheid en de wens om minder in stenen te investeren en meer in activiteiten, steunt het college deze keuze. Dit past binnen de visie van dit college en valt binnen de financiële kaders die u als raad meegegeven heeft. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 5
Schriftelijke Vraag
5
discard
Adviesaanvraag college aan dagelijks bestuur Invullen door directie: Onderwerp adviesaanvraag: Agenda Dieren 2024-2026 Portefeuille: Dierenwelzijn Directie: Ruimte & Duurzaamheid Datum behandeling staf WH 19 jun, 29 juni 2023, 16 oktober 2023 Datum adviesaanvraag: 7 december 2023, College B&W 5 september Deadline ontvangst advies: 2 februari 2024, Advies mailen naar: dieren@®amsterdam.nl t.a.v. Cor Ligthert Meegestuurde stukken: Concept Agenda Dieren 2024-2026 Heeft er consultatie vooraf Adviesuitvraag is aangekondigd via wethouder aan BOSS (mail juli 2023) plaatsgevonden? Invullen door stadsdeel: Stadsdeel: Centrum Procesbegeleider: Trees Tiesinga Datum weekstart/staf: 15 januari of 22 januari Datum stadsdeelcommissie: 30 januari Datum dagelijks bestuur: N.v.t. Registratienr. (optioneel): _N.v.t. Over gevraagde adviezen: Conform de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022: -__ (art. 12, lid 1) betrekt college en BM het DB bij voorbereiding van stedelijke kaders als deze kaders betrekking hebben op taken en bevoegdheden van DB of DB een rol krijgt in vitvoering van die kaders, of -__ (art. 12, lid 2) als college of BM voornemens is over stedelijke kaders besluit te nemen of voornemens is ander besluit te nemen waarbij belangen van een of meer stadsdelen zijn betrokken, in ieder geval bij vaststellen van bestemmingsplannen, wint college of BM bij DB advies in. DB legt deze adviezen voor aan SDC (art. 19). Bij besluitvorming maakt DB inzichtelijk wat advies van SDC is en hoe eventuele voorstellen of moties als bedoeld in art. 30, lid 3, zijn verwerkt. DB neemt advies van SDC over indien is vastgesteld met meerderheid van stemmen en past binnen stedelijke en budgettaire kaders. DB kan uitsluitend schriftelijk met zeer zwaarwegende redenen afwijken van advies of voorstel van SDC. (art. 19, lid 5) Als standpunten van stadsdeelcommissieleden bij vitbrengen van advies uiteenlopen, worden in advies standaard alle verschillende standpunten binnen commissie kenbaar gemaakt. (art. 30, lid 5) Formuleer hier de vraag aan het dagelijks bestuur Bijgevoegd vindt v Concept Agenda Dieren 224,-2026. Graag zien wij vw advies tegemoet op de ambities, thema's en acties tegemoet. Hier heeft u zes weken de tijd voor, maar gelet op het kerstreces komt daar nog een weekje bij. De volgende planning wordt daarbij aangehouden: e _4december 2023 t/m 22 januari 2024 * Inspraakperiode voor publiek e _4december 2023 t/m 29 januari 2024 * adviesperiode voor stadsdelen e 20 februari 2024 * Map wethouder Pels: Geüpdatet Agenda Dieren 2024-2026 incl verwerkte input DB, stadsdeelcommissies en inspraak | nota van beantwoording) met verzoek door naar college e 12 maart 2024 * College B&W: Geüpdatet Agenda Dieren 2024-2026 incl verwerkte input DB, stadsdeelcommissies en inspraak | nota van beantwoording met verzoek akkoord door naar cie januari 2024 e 10 april 2024 * Commissie Duurzaamheid & Circulair e 2, april 2024 * Raad Pagina 1 van 3 Het dagelijks bestuur formuleert hier -indien van toepassing- t.b.v. de stadsdeelcommissievergadering een conceptadvies Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum kan zich vinden in de nieuwe Agenda Dieren. Hieronder een aantal punten waar wij aandacht voor willen vragen: Gezelschapsdieren In de opgenomen maatregelen is een aantal keer aangegeven dat de gemeente Amsterdam in gesprek gaat met het Rijk. Eén van die maatregelen is het verzoek om de online verkoop van dieren op onder andere Marktplaats te reguleren. Advies: In Nederland zijn erg veel stichtingen die zwerfhonden en/of katten uit het buitenland naar Nederland importeren en aanbieden via een online platform. In de Agenda Dieren worden deze stichtingen niet specifiek benoemd. Het advies is om zeker van deze stichtingen het aanbod van honden en katten te reguleren en hierover in gesprek te gaan met het Rijk. Kinderboerderijen als ontmoetingsplek passend bij het dier In de Agenda Dieren zijn bij het Versterken van de subsidierelatie vanuit stadsdelen met Boerderijen de volgende maatregelen opgenomen: e Boerderijen moeten het vSKBN kwaliteitsbewijs voeren of aantonen dat ze aan een gelijkwaardige of betere richtlijn voldoen. e Boerderijen gaan werken met een meerjarenplan, waarin ze in ieder geval laten zien hoe ze in het lopend jaar en de komende jaren omgaan met: dierenbeleid en dierbestand, educatie van personeel, de concrete toepassing van de ambities ‘positief welzijn’ vit de overeenkomst en het versterken van hun administratieve organisatie. Advies: Stadsdeel Centrum heeft één kleinschalige kinderboerderij de Dierencapel. De Dierencapel voldoet niet aan alle voorwaarden die gesteld worden aan het vSKBN kwaliteitsbewijs, stadsdeel Centrum is daar wel met de Dierencapel over in gesprek. De Dierencapel is een kinderboerderij die volledig afhankelijk is van, en draait op, de inzet van vrijwilligers. Hierdoor is het erg lastig om aan de steeds maar groeiende eisen te voldoen. De Dierencapel kan bijvoorbeeld niet altijd een BHV’er hebben rondlopen terwijl dat voor kinderboerderijen met betaalde krachten vaak wel te realiseren is. Het dagelijks bestuur vraagt daarom voor deze kinderboerderij vooral te richten op welke regelgeving noodzakelijk is voor het welzijn van de dieren maar minder strikt te zijn in de richtlijnen die worden gesteld aan bijv. de administratieve organisatie. Artis Artis wil zich van dierentuin naar een educatief centrum waar plaats is voor inheemse diersoorten ontwikkelen. Eris een afname van grote (exotische) dieren en een toename van kleine stadse (inheemse) dieren. Ook is er meer natuureducatie over, in het bijzonder, de lokale beschermde soorten. En bij nieuwe verblijven wordt altijd ruimte gemaakt voor stadsnatuur. Advies: Het dagelijks bestuur ondersteunt deze ontwikkeling waarbij Artis steeds meer een educatief centrum wordt waarin dieren centraal staan en alles rondom het levend organisme een plek krijgt. Nestkasten voor gierzwaluwen, huismussen, vleermuizen De maatregelen die zijn opgenomen zijn vooral beschermend van aard, zoals “We stellen een monitoringsplan op voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen”. Advies: Stadsdeel Centrum heeft volgens Maps Amsterdam gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen, het is dus bekend dat er gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen zijn in de binnenstad. Het dagelijks bestuur adviseert om een actieve maatregel op te nemen en aan te geven waar door het plaatsen van nestkasten het aantal huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen in de stad kan toenemen. Een tweede actieve maatregel heeft te maken met de wettelijke verplichting voor en verantwoordelijkheid van de aanvrager van een (omgevings)vergunning om na te gaan of een activiteit kan leiden tot nadelige gevolgen voor natuurwaarden. Een aanvrager is verplicht om een QuickScan flora en fauna uit te (laten) voeren. Als hieruit blijkt dat voor de gewenste activiteit een omgevingsvergunning natuur of een aanvraag/ ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd moet worden, wordt in de voorwaarden en algemene overwegingen van deze besluiten specifieke informatie opgenomen over bescherming van de ter plaatse aangetroffen beschermde flora en fauna. Registratienummer Z17-81484 / 2605 Pagina 2 van 3 Advies: In plaats van de verplichting van een QuickScan flora en fauna is het advies van het dagelijks bestuur om er vanuit te gaan dat er gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen aanwezig zijn en daarom bij het afgeven van een vergunning altijd alle voorwaarden mee te geven alsof ze daadwerkelijk aangetroffen zijn. Hierdoor worden uiteindelijk bij iedere verbouwing extra voorzieningen zoals nestplekken aangebracht. Advies stadsdeelcommissie: Advies van de stadsdeelcommissie aan het DB Finaal advies DB: Advies van het dagelijks bestuur aan het college van burgemeester en wethouders Registratienummer Z17-81484 / 2605 Pagina 3 van 3
Agenda
3
train
> Gemeente Amsterdam % Stadsdeel Zuid Z Agenda van de openbare Commissie Leefomgeving van 7 februari 2012 Vergaderdatum dinsdag 7 februari 2012 Tijd 20:00 -23.00 uur Locatie President Kennedylaan 923 Voorzitter Mw. R. Van Dolder Griffier Mw. F. Alkan 1. Opening en vaststellen agenda 2. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB 3. Vaststellen verslag van de vergadering van 8 november en 14 december 2011 4. Toezeggingen en termijnagenda 5. Evaluatie gebruikregels Parken 6. Parkeerdrukmeting Zuid 2010 7. Sluiting Ter kennisname stukken De ter kennisname stukken zijn te vinden op de website www.zuid.amsterdam.nl en liggen ter inzage bij de griffie en op beide stadsdeelkantoren. - Programma van eisen (PvE) en voorlopig ontwerp (VO) groot onder- houd Paulus Potterstraat - Welstandsnota Zuidas - Hortus Kenniskwartier - Concept Bomenbeleid en bomenverordening - Milieuverslag 2010 - Rapport kwaliteit openbare ruimte - Besluitvorming bestuursakkoord Amstelscheg 1 Commissie Leefomgeving - dinsdag 7 februari 2012 - Concept-beleidsregels 2.3.4 VOB 2
Agenda
2
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 62 Datum akkoord 25 januari 2016 Publicatiedatum 27 januari 2016 Onderwerp Beantwoording nadere schriftelijke vragen van de leden Paternotte, Verheul en Peters van 9 december 2015 op de schriftelijke vragen van het lid Paternotte van 19 november 2015 inzake het Programma Vreemdelingen. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: In juli 2015 is het Programma Vreemdelingen, naar aanleiding van het initiatiefvoorstel van het voormalige raadslid mevrouw Van Doorninck', officieel gestart en is het vreemdelingenloket fysiek geopend op de Houtmankade®. Het doel van Programma Vreemdelingen is, zoals aangegeven in de bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel: “het bieden van een toekomstperspectief (gericht op toelating of terugkeer)”. Dit college onderschrijft dit doel en heeft structureel de benodigde 1,7 miljoen euro per jaar vrijgemaakt voor Programma Vreemdelingen? De gedachte is dat met dit programma de cirkel van uitzichtloosheid kan worden doorbroken en de kans op succes bij terugkeer of alsnog een rechtmatig verblijf in Nederland groter is. Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers op 9 december 2015, respectievelijk namens de fracties van D66 en van de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid Paternotte van 19 november 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1343) — aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. In de antwoorden* op de schriftelijke vragen van het lid Paternotte wordt aangegeven dat er onvoldoende budget is om activerende en juridische begeleiding te bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers die zijn toegelaten tot het programma (omdat hun procedure kansrijk wordt geacht door de veldtafel en er mogelijk perspectief is). 1 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=217201/type=pdfffsearch="Perspectief bieden vreemdelingenbeleid" ? https://www.amsterdam.nl/gemeente/college-van/burgemeester/persberichten-0/persberichten-2015/verdere/ $ http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=217 207 ftype=pdfffsearch="Perspectief bieden vreemdelingenbeleid" “http://www.amsterdam.nl/publish/pages/748493/1343_ 15. schriftelijke vragen_paternotte_inzake_programma_v reemdelingen.pdf 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Naeling do Gemeenteblad ummer vest Datum 27 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 9 december 2015 Klopt het dat in de financiële paragraaf zoals gepresenteerd in de bestuurlijke reactie (p.11)° wel rekening is gehouden met het bieden van deze (activerende en juridische) begeleiding? Zo ja, hoe kan het dat er nu onvoldoende budget voor is? Zo nee, wat wordt er dan bedoeld met de post ‘begeleiding personen’? Zie ook een afbeelding van deze financiële paragraaf op de volgende pagina. Financiële paragraaf en verdere uitvoering Op basis van het voorgaande zal bij de opzet en uitrol van een Programma Vreemdelingen naar schatting structureel € 1.700.000,= nodig zijn op basis van onderstaande posten. 1. Bijdragen ivm.tijdelijke opvang/onderdak Gerekend moet worden op minimaal € 7.000,= per jaar per opvangplaats. Dit is de optelsom van de kosten van onderdak en beheer/begeleiding. Uitgaande van 120 plekken gaat het om € 850.000,=. Voor de kwetsbare mensen die zelf onderdak hebben gevonden wordt gerekend met een bijdrage aan de woonkosten op jaarbasis €3.000,=. Uitgaande van 50 particuliere kamers gaat het om € 150.000,=. Er moet rekening gehouden worden met 1 miljoen aan bijdragen voor onderdak tbv totaal 170 (120 + 50) plaatsen. * __Kwetsbare personen (100 plaatsen) € 500.000,= * _ Voorziening voor terugkeerders (20 plaatsen) € 100.000,= * _ Bijdragen huur kamers particulier (50 plaatsen) € _150.000,= * _ Begeleiding personen en beheerkosten € 250.000,= Totaal schatting onderdakvoorzieningen € 1.000.000,= 2. Bijdragen ivm levensonderhoud (€ 225,= per maand) * _ 200 personen x gemiddeld 8 maanden € 350.000,= 3. Uitvoering Vreemdelingenloket De kosten voor de uitvoering bedraagt naar verwachting van €200.000,= per jaar. De aanname is dat er wekelijks 40 bezoekers zullen zijn (2000 per jaar), waarvan het naar schatting bij 25% (500) om problematiek rond “verblijfsrecht en kwetsbaarheid” gaat. Uit deze groep zullen de zaken worden gezeefd die moeten worden doorgeleid naar een overleg waar het traject en de noodzakelijke mogelijke hulp wordt afgesproken. * _ Personele middelen € 150.000,= * Huur en voorzieningen € _50.000,= Totaal schatting vreemdelingenloket € 200.000,= 4. Programmaondersteuning € 150.000,= Antwoord: De begroting uit januari 2014 (waar u naar verwijst) is op een andere wijze opgesteld dan de begroting uit het uitvoeringsplan. De post begeleiding personen en beheerkosten uit de begroting van januari 2014 is onderdeel van de kosten van de onderdakvoorzieningen. Deze onderdakvoorzieningen bestaan uit 24-uursopvang bij HVO Querido (De Aak), het Leger des Heils, het Medische Opvangproject Ongedocumenteerden en de ASKV huizen. Op deze opvanglocaties worden de vreemdelingen begeleid. Deze begeleiding kan bestaan uit dagelijkse intensieve begeleiding tot wekelijkse begeleiding. De post begeleiding personen en beheerskosten heeft betrekking op de kosten van deze begeleiding. Er is in de begroting van januari 2014 noch in de geldende begroting van het Programma Vreemdelingen een afzonderlijk budget opgenomen voor activerende begeleiding voor niet- kwetsbare vreemdelingen die juridisch perspectief hebben en in de BBB kunnen verblijven. ° http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=21 7207 /type=pdf#fsearch="Perspectief bieden vreemdelingenbeleid” 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neng do Gemeenteblad Datum 27 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 9 december 2015 2. In het Uitvoeringsplan Programma Vreemdelingen is een begroting gehanteerd? (p.27), zonder dat er budget is gereserveerd voor de activerende begeleiding. In de verzamelbrief’ vreemdelingenbeleid van september jl. staat ook: “Voor de mensen die perspectief hebben, wordt activerende begeleiding, waaronder juridische begeleiding wordt verstaan mogelijk. Zoals ook al in het uitvoeringsplan is aangegeven, is er nog geen budget voor deze activerende begeleiding.” Die activerende en juridische begeleiding is wat de ondertekenaars betreft een cruciaal element om daadwerkelijk perspectief te kunnen bieden: op een rechtmatig verblijf in Nederland of terugkeren naar het land van herkomst. Die begeleiding zorgt ervoor dat mensen niet eindeloos en uitzichtloos in de Bed,Bad en Broodopvang verblijven, maar kunnen werken aan een toekomst. Of die nu hier ligt of elders. Is het college het met vragenstellers eens dat juist deze hulp een cruciaal onderdeel is van Programma Vreemdelingen, omdat hiermee perspectief kan worden geboden op alsnog een rechtmatig verblijf in Nederland, of op terugkeer naar het land van herkomst? Waarom wel/niet? Antwoord: Begeleiding om perspectief te bieden is inderdaad cruciaal in het Programma Vreemdelingen. Deze begeleiding om perspectief te bieden neemt ook in de onderhandelingen met het Rijk inzake het bestuursakkoord een belangrijke plaats in. Uitgangspunt in de onderhandelingen is dat de vreemdeling zich kan beraden op zijn toekomst. Daarbij zou moeten worden gekeken naar alle aanknopingspunten voor een duurzame oplossing; verblijf in Nederland of terugkeer naar het land van herkomst. In het uitvoeringsplan van het programma Vreemdelingen wordt in hoofdstuk 5.3 ingegaan op het nut van de activerende begeleiding. Over de financiering wordt vermeld: “Binnen de begroting van het Programma is geen afzonderlijk budget opgenomen voor activerende begeleiding. Vertrekpunt is dat een deel start met goede voorlichting via het loket. Verder wordt gebruik gemaakt van bestaand aanbod en de daarvoor geregelde financiering. Uit de inventarisatie moet blijken welk aanvullend aanbod nog nodig is.” Zo begeleiden bijvoorbeeld ASKV, Vluchtelingenwerk (beide gericht op juridische begeleiding), terugkeerorganisaties (gericht op terugkeer) en organisaties als het Wereldhuis (gericht op dagbesteding) ook mensen buiten het Programma om. Deze begeleiding wordt dus niet vanuit het Programma gefinancierd. Deze vreemdelingen kunnen verblijven in de BBB. Zie verder het antwoord bij vraag 4: afhankelijk van het bestuursakkoord stellen we een begroting op waarin we deze post ook mee zullen nemen. ® http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=238851/type=pdfffsearch="programma vreemdelingen uitvoeringsplan” 7 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=27657 1/type=pdf/verzamelbrief_toezeggingen_vreemdelingenbeleid.pdf 3 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neng do Gemeenteblad Datum 27 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 9 december 2015 3. Is het college het met vragenstellers eens dat zonder activerende en juridische begeleiding aan uitgeprocedeerden die zijn toegelaten tot het Programma Vreemdelingen (omdat hun procedure kansrijk wordt geacht door de veldtafel) het originele doel van Programma Vreemdelingen ‘perspectief bieden’, in het nauw lijkt te worden gedreven, omdat de kans op een daadwerkelijke oplossing zonder die begeleiding kleiner wordt? Antwoord: Het doel van het Programma is inderdaad perspectief bieden, dat kan een verblijfstatus zijn of terugkeer. In de uitvoeringspraktijk worden de uitgeprocedeerde vreemdelingen wel begeleid. In eerste instantie wordt gekeken naar juridisch perspectief. Voor ASKV en Vluchtelingenwerk is het juridisch begeleiden “core business” en zij treden dan ook als casushouder op. De heersende opvatting is dat de uitgeprocedeerde vreemdelingen pas willen nadenken over terugkeer als vast is komen te staan dat er geen juridisch perspectief meer is. Vreemdelingen die hebben aangegeven terug te willen keren naar hun land van herkomst kunnen hierbij ondersteuning krijgen van diverse terugkeerorganisaties. 4. Kan de post van 250.000 euro voor ‘begeleiding van mensen’, zoals aangegeven in de financiële paragraaf in de bestuurlijke reactie? (p.11), in 2016 wel worden ingezet voor activerende en juridische begeleiding van uitgeprocedeerde asielzoekers die zijn toegelaten tot Programma Vreemdelingen omdat hun procedure kansrijk wordt geacht door de veldtafel? Waarom wel/niet? Antwoord: Zie ook het antwoord op vraag 1. In het kader van het bestuursakkoord gaan we opnieuw bekijken op welke wijze Amsterdam in samenwerking met het Rijk uitgeprocedeerde vreemdelingen gaat ondersteunen bij het werken aan perspectief en hoe dit wordt gefinancierd. Dit zullen we zo snel mogelijk ter bespreking aanbieden aan de raadscommissie Algemene Zaken. Mocht er onverhoopt geen bestuursakkoord komen, dan zullen we eveneens met spoed het overzicht aan voorzieningen plus de bijbehorende kostenbegroting ter bespreking aan de Raadscommissie Algemene Zaken aanbieden. Dit moet namelijk in de Voorjaarsnota worden meegenomen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 8 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi- bin/showdoc.cgi/action=view/id=21 7207/type=pdfffsearch="Perspectief bieden vreemdelingenbeleid" 4
Schriftelijke Vraag
4
test
D Gemeente Amsterdam AZ % Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, x Juridische Zaken en Communicatie Agenda, donderdag 20 maart 2008 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken en Communicatie Tijd 13.30 tot 17.30 uur en eventueel van 19.30 tot 22.00 uur Locatie Boekmanzaal Algemeen 1 Opening 2 Mededelingen 3 Vaststelling agenda 4 Vragenhalfuur Publiek 5 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ d.d. 31 januari 2008 (openbare deel) e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie. amsterdam.nl 6 Openstaande Toezeggingen Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “vragenhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken en Communicatie Agenda, donderdag 20 maart 2008 7 Termijnagenda 8 Actualiteiten Burgemeester 9 Rondvraag Algemene Zaken 10 Reactie initiatiefvoorstel Manon Van der Garde inzake arbeidsmarktproblematiek Nr. BD2008-000715 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. e Deleden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en Organisatie, Openbare ruimte en Groen zijn hiervoor ook uitgenodigd. e De leden van de Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid zijn hiervoor ook uitgenodigd. 11 Intrekken archiefverordening 1997 en vaststellen archiefverordening 2008 Nr. BD2007-003390 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (raad van 2 april 2008). 12 Beantwoording motie gronddeal Westermoskee Nr. BD2008-001422 e Behandeling van dit onderwerp zal plaatsvinden op de volgende vergadering van AZ (10 april 2008). e De stukken treft u reeds bijgaand aan. e Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT zijn hiervoor ook uitgenodigd. 2 Gemeente Amsterdam AZ Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken en Communicatie Agenda, donderdag 20 maart 2008 Openbare Orde en Veiligheid 13 Verlenging cameratoezicht Slotervaart en Zuidoost Nr. BD2008-000714 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. 14 Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevr. J. Sargentini van maandag 29 oktober 2007 inzake fouilleeracties op metrostations. Nr. BD2008- 000717 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Juridische Zaken 15 Benoeming nieuwe leden Commissie Binnengemeentelijke Decentralisatie Nr. BD2007-007885 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (raad van 23 april 2008). 16 Onderzoek naar de kosten van juridische procedures en de inhuur van advocaten Nr. BD2008-000530 e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen. Bestuurlijk Stelsel 17 Vaststelling van de jaarrekening 2007 van de Raadsgriffie van de gemeente Amsterdam en vorming van een reserve voor raadsonderzoeken en -enquêtes Nr. BD2008-001140 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (raad van 2 april 2008). 18 Onderzoek raadsondersteuning Nr. BD2008-001342 e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (raad van 2 april 2008). 3
Agenda
3
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 12 januari 2022 Portefeuille(s) Democratisering, Bestuurlijk Stelsel Portefeuillehouder(s): Rutger Groot Wassink Behandeld door Bestuurs- en Managementondersteuning, [email protected] Onderwerp Wijzigen verordening Stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022, waaronder taken en bevoegdheden stadsdeelbestuurders en afdoening motie 141 van de leden Vroege, Grooten, Biemond, De Grave-Verkerk, Boomsma, Yilmaz, Ceder en Veldhuyzen inzake kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies Geachte leden van de gemeenteraad, Met het raadsbesluit over de hoofdlijnen van het bestuurlijk stelsel van 7 juli 2021, koos uw Raad voor het versterken van het lokaal bestuur. “De invloed van stadsdelen moet groter en vooral beter aansluiten op de lokale opgave, door een gebiedsgerichte focus. We willen een stelsel dat beter vitlegbaar is, zodat bewoners weten waar ze moeten zijn met vragen en ideeën, en weten hoe en waar ze kunnen meepraten of meebeslissen over zaken die hun directe leefomgeving betreffen.” Op 10/11 november 2021 stelde u de uitwerking van dit hoofdlijnenbesluit vast, in de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022. Met deze brief informeert het college u over de afronding van het formele proces waarmee de verordening Stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022 compleet wordt gemaakt: de vaststelling van de taken en bevoegdheden van de stadsdeelbestuurders en stadsdeelcommissies. Deze brief gaat daarnaast in op de ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies (motie 141), de integratie van de gebiedscyclus in de P&C-cyclus en de organisatie van de bewonersloketten. Nadere informatie vindt u in de bijgaande voordracht en bijlagen. Taken en bevoegdheden van de stadsdeelbesturen In het Raadsbesluit van 7 juli 2021, is onder beslispunt 1d besloten om: ‘de taken en bevoegdheden van het lokaal bestuur in de basis niet te wijzigen maar het mandaat wel te versterken door het nader uitwerken van de taken en bevoegdheden van lokaal bestuur en de instrumenten om die taken en bevoegdheden waar te maken.’ Onderdeel van deze opdracht was ook te komen tot een meer algemeen afwegingskader, dat helderheid over rollen en taken geeft en richtlijnen voor de samenwerking. * Definitieve hoofdlijnen bestuurlijk stelsel vanaf 2022, p. 2 Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 2 van 12 Algemeen afwegingskader Het bestuurlijk stelsel van Amsterdam is een hybride systeem, met gedeelde verantwoordelijkheden en meerdere aanspreekpunten voor bewoners. Stedelijk worden er kaders gesteld, stadsdelen hebben hun eigen mandaat en zeggenschap. Tussen die twee bestaat een gezonde spanning. Ondanks de afbakening van taken en bevoegdheden, zal er altijd een grijs gebied bestaan, waarin onduidelijkheid bestaat over wie verantwoordelijk is. Daarbij is het wel goed te beseffen dat met die onduidelijkheid ook ruimte ontstaat, om maatwerk te leveren, afwegingen te maken en in te spelen op wensen en zorgen van bewoners. Het is belangrijk het gesprek te voeren over dit grijze gebied en daarmee het grijze gebied te verkleinen en duidelijkheid te scheppen. Dat gesprek voeren is ook wat college en dagelijks besturen en directies en stadsdeelorganisaties de afgelopen maanden hebben gedaan. In de volgende paragraaf gaan we daar dieper op in. Het algemene afwegingskader helpt om het grijze gebied te verkleinen en om het gesprek daarover te voeren. Het afwegingskader is gestructureerd langs vier principes, die ook ten grondslag lagen aan de oorspronkelijke verdeling van taken en bevoegdheden. De principes zijn: 1) Stedelijke kaderstelling en regelgeving; 2) Lokale aansturing van taken en voorzieningen die vooral een lokale functie dan wel een lokaal bereik hebben; 3} Ruimte voor diversiteit, maatwerk en integraliteit; 4) Uitvoering op passende schaal. Ook met een algemeen afwegingskader zal het grijze gebied nooit helemaal verdwijnen. Het maken van werkafspraken tussen college, dagelijks besturen, directies en stadsdeelorganisaties en investeren in samenwerkingscultuur is daarom belangrijk. Dat geeft van tevoren helderheid over hoe we omgaan met toekomstige zaken waarover onduidelijkheid of discussie ontstaat. Wat zijn de proces- en spelregels, de omgangsvormen, wie praat er mee en in welke setting? Om die reden is er een handreiking voor het samenspel stad en stadsdelen opgesteld, waarmee de samenwerking, zowel bestuurlijk als ambtelijk, kan worden geagendeerd en besproken. Deze handreiking zal onder andere benut worden bij de voorbereiding van de nieuwe bestuursperiode en de bestuurlijke overdracht. Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur In de afgelopen maanden zijn in bestuurlijke en ambtelijke sessies alle 24, taken en de bijbehorende bevoegdheden onder de loep genomen, om deze te actualiseren en de toepasbaarheid in de dagelijkse praktijk te verbeteren. Het mandaat en het instrumentarium van de stadsdeelbesturen wordt daarmee verstevigd. De verdeling van taken en bevoegdheden inzake bestemmingsplannen en vergunningverlening volgt later. Deze wordt meegenomen in de implementatie van en voorbereiding op de Omgevingswet medio 2022. Het onderhoud bleek hoog nodig. Want hoewel de taken in de basis passend waren, bleken de teksten verouderd en had het gesprek erover al een tijd niet in deze gestructureerde vorm plaatsgevonden. Daardoor was de praktische toepasbaarheid verminderd. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 3 van 12 De Takenlijst en Bevoegdhedenregister die u bij deze raadsvoordracht vindt, zijn actueel en bieden bestuurders en ambtelijke organisatie concrete handvatten. De teksten per taak en bevoegdheid zijn vastgesteld in portefeuillehoudersoverleggen — de inhoudelijke overlegtafels tussen wethouders en stadsdeelbestuurders. Ten opzichte van de oorspronkelijke lijsten zijn er taken en bevoegdheden redactioneel geactualiseerd; zijn sommige taken (deels) vervallen door wijzigingen die na 2013 plaatsvonden; maar zijn er ook nieuwe taken opgenomen, die de rol van het dagelijks bestuur versterken. Zo is de sociale basis (taak 12) nu zichtbaar in de taken, inclusief de versterking van de inzet op bijvoorbeeld activering, armoedebestrijding, jongerenwerk en het versterken van basisvaardigheden. Voor sport (taak 19) wordt een relatie gelegd met de gebiedsopgave, de ontwikkeling van sportvoorzieningen met grote lokale impact en de rol daarbij, bijvoorbeeld als gedelegeerd opdrachtgever of lid van een stuurgroep. De taakomschrijving van participatie (taak 21) sluit aan op het nieuwe participatiebeleid dat onlangs is vastgesteld en dat een nadrukkelijke rol geeft aan het dagelijks bestuur. Vanwege de discussie die er in de afgelopen periode is geweest op de domeinen van afval en grondstoffen en openbare ruimte, groen en parken, lichten we deze specifiek toe. Voor openbare ruimte, groen en parken zijn tijdens de bestuurlijke sessies een aantal taken verduidelijkt en toegevoegd, waaronder: Het realiseren van het door de gemeenteraad vastgestelde onderhoudsniveau; Voorbereiden van de programmering groot onderhoud, binnen de (financiële) kaders; Initiatieven (buurtrechten en medebeheer) van bewoners en ondernemers in de openbare ruimte stimuleren en faciliteren; Het aanwijzen van locaties in de openbare ruimte waar sprake is van hardnekkige problematiek in beheer en gebruik en een opgave gerichte en integrale aanpak noodzakelijk is. Op het domein van Afval hebben stadsdeelbestuurders geconstateerd niet goed te kunnen sturen op de uitvoering van de afvalinzameling in hun stadsdeel. Er liep daarom al een traject om dit bespreekbaar te maken waar we op konden aansluiten. Dit leidde tot de volgende lijst van taken waar stadsdeelbestuurders verantwoordelijk voor zijn: Inzamelen afval; Vaststellen aanbiedlocaties (inzamelingsvoorzieningen, grof afval) binnen stedelijk kader; Vaststellen van het uitvoeringsbesluit en de uitwerking daarvan in de afvalwijzer (regels voor bewoners en ondernemers voor het aanbieden van afval) en het informeren van bewoners en ondernemers; Vaststellen van gebiedsgerichte vitwerkingen in aansluiting op de gebiedsopgave; Gebiedsgerichte campagnes en communicatie op het gebied van inzameling van afval en grondstoffen. Vervolgens zijn de volgende samenwerkingsafspraken gemaakt: Er komt een jaarprogramma waarop portefevillehouders adviseren met gebiedsuitwerkingen. Er vindt een koppeling plaats met de P&C-cyclus. In collectiviteit zal worden besloten over de inzet van schaarse middelen. Ook zijn er afspraken gemaakt over de inrichting en frequentie van overleggen tussen wethouder en portefeuillehouders en overleggen met de directeur Afval en Grondstoffen. Als nieuw instrument worden er handleidingen per taak ontwikkeld die zullen worden vastgesteld in de portefeuillehoudersoverleggen. Deze zijn momenteel grotendeels afgerond. De handleidingen dienen als leidraad voor de bestuurders, met een toelichting over wat er onder de taak wordt verstaan, wat de rol van het dagelijks bestuur hierin is, hoe de bestuurlijke samenwerking en hoe de samenwerking tussen stadsdelen en directies in de praktijk wordt vormgegeven. De handleidingen zijn onderdeel van inwerkprogramma's en ambtelijke instructies. Ze zullen ook worden gedeeld met het college en de directies van de gemeentelijke organisatie, Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 4 van 12 aangezien ook hun rol en verantwoordelijkheden hierin genoemd worden. Bij de voordracht zijn twee handleidingen als voorbeeld bijgevoegd: de handleiding voor participatie en voor afval. Door de tijdsdruk was er geen tijd voor bureaustudies. In ambtelijke en bestuurlijke werksessies zijn bestuurders en ambtenaren uit de verschillende organisatieonderdelen gezamenlijk aan de slag gegaan. Dilemma's kwamen daardoor snel op tafel, maar oplossingen en werkafspraken ook. Deze methode zal daarom ook in de toekomst gebruikt worden, om continu te leren en verbeteren, om de taken en bevoegdheden tot een levend document te maken. Daarmee kunnen toekomstige dilemma's (groot en klein) snel besproken en opgelost worden. Met deze actualisatie van de taken en bevoegdheden en bijbehorende pakket van algemeen afwegingskader, handreiking en handleidingen, is er een grote stap gezet in het versterken van de stadsdeelbesturen. Niet alleen het ‘wat’, maar ook het ‘hoe’ wordt daarin inzichtelijk gemaakt. Desondanks zullen dilemma's blijven bestaan en ontstaan. Dit vraagt om continu onderhoud via een cyclisch proces van leren en verbeteren en om een goede samenwerking waarin zaken bespreekbaar worden gemaakt. Het gesprek, tussen directies en stadsdelen en tussen dagelijks bestuur en college, zullen we beter en structureler organiseren. Naast het feit dat er doorlopend aandacht moet zijn voor het bespreekbaar maken van dilemma's en knelpunten, wil het college samen met de dagelijks bestuurders in ieder geval een jaar na de start van de nieuwe bestuursperiode bekijken of er taken en bevoegdheden zijn waar er sprake is van knelpunten waar nadere afspraken over nodig zijn. Hierover zal de raad worden geïnformeerd. Taken en bevoegdheden van de stadsdeelcommissies Hoe groter de rol van de stadsdeelbestuurders, hoe groter ook de rol van de stadsdeelcommissie. De concretisering van de taken en bevoegdheden die heeft plaatsgevonden, zorgt niet alleen voor een steviger mandaat van de stadsdeelbestuurders. Indirect versterkt het ook de positie van de stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie geeft richting aan het dagelijks bestuur en controleert deze. De richtinggevende taak en de controlerende taak zijn beide nu ook expliciet in de takenlijst opgenomen. De instrumenten die de stadsdeelcommissie heeft om deze taken waar te kunnen maken, waren al opgenomen in artikel 19 van de verordening. Als gevolg van de wetswijziging uit 2014, waarbij de mogelijkheid om deelgemeenten in te stellen is afgeschaft, zijn de mogelijkheden om bevoegdheden van de raad over te dragen aan de stadsdeelcommissie heel beperkt. Het budgetrecht en de kaderstellende bevoegdheid liggen onverkort bij de raad. De belangrijkste taken en bevoegdheden van de stadsdeelcommissie staan in de verordening zelf. Zie artikel 30 (agenda, advies, vragen, moties, voorstellen) en artikel 31 (advies over financiën). Daarnaast kan de raad nog andere taken en bevoegdheden overdragen aan de stadsdeelcommissies. In de raadsinformatiebrief bestuurlijk stelsel d.d. 28 september jl. staat dat het college hiertoe in januari 2022 nog een voorstel zal doen aan de raad, met de verdeling zoals die gold in 2014 -2018 als basis. Destijds waren 6 bevoegdheden van de raad overgedragen aan de bestuurscommissies in de stadsdelen: 1. aanwijzen stads- en dorpsgezichten (art. 16 erfgoedverordening) Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 5 van 12 2. wijzigen stads- en dorpsgezichten (art. 18 erfgoedverordening) 3. intrekken stads- en dorpsgezichten (art. 19 erfgoedverordening) 4. onttrekken wegen aan openbaar verkeer (art. 9 Wegenwet) 5. medewerking aan geven bestemming (artikel 5 Wegenwet) 6. aanwijzen huis der Gemeente (trouwlocaties) (art. 108 en 147 Gemeentewet) De bevoegdheden 1 t/m 3 liggen nu bij de raad, de bevoegdheden 4 en 5 zijn nu door raad gedelegeerd aan college (met mandaat dir. VOR) en de bevoegdheid 6 is nu door de raad gemandateerd aan college (met ondermandaat dir. DVL). De bevoegdheden die zijn overgedragen aan het college moeten door de raad worden teruggenomen indien de wens is deze bevoegdheden over te dragen aan de stadsdeelcommissie. Het voorstel van college is om op dit moment geen wijziging aan te brengen in de uitvoering van deze bevoegdheden. Voor de bevoegdheden rond stads- en dorpsgezichten wordt voorgesteld dat de raad hierover haar afweging maakt in het kader van de Omgevingswet, o.a. in samenhang met de vraag van raadslid Van Renssen (over advies bij buitenplans afwijken). Voor bevoegdheden 4 t/m 6 is de afweging dat uitvoering hiervan niet substantieel bijdraagt aan de versterking van de stadsdeelcommissies. Bewonersloketten In het hoofdlijnenbesluit heeft het college toegezegd te komen met een voorstel voor een bewonersloket. Doel van het bewonersloket is de toegankelijkheid van gemeente en de beschikbaarheid van informatie te vergroten. Voor Amsterdammers moet het niet vitmaken waar ze hun vraag stellen. Elke ambtenaar zou hen moeten kunnen helpen, of in elk geval naar de juiste plek kunnen begeleiden. De bewonersloketten gaan daarbij helpen. Bij het bewonersloket kunnen Amsterdammers terecht voor alles wat er speelt in hun buurt. Aan het loket worden ze zoveel mogelijk geholpen en, indien nodig, doorverwezen (op weg geholpen) naar de juiste plek. Dat vraagt om medewerkers die goed hun weg weten in de gemeentelijke organisatie, die als een soort loods te werk kunnen gaan. In 2022 zal hiermee worden geëxperimenteerd, om in 2023 structureel aan de slag te gaan. We gaan van start met een wekelijks inloopspreekuur. De loketten zullen roulerend worden bemenst door zowel stadsdeelmedewerkers als directiemedewerkers. In de praktijk moet blijken welke vragen vaak naar voren komen. De werkwijze en bemensing zal daarop worden aangepast. Gebiedsgericht werken en de gebiedscyclus Vanaf de nieuwe bestuursperiode wordt de gebiedscyclus vereenvoudigd en gekoppeld aan de P&C-cyclus. Hiertoe zijn artikel 19 en 21 van de verordening gewijzigd. De aanleiding voor deze wijziging is dat gebiedscyclus als een bureaucratisch proces werd ervaren dat onnodig veel tijd en energie vroeg en de financiële component ontbrak. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 6 van 12 De vierjaarlijkse gebiedsagenda en jaarlijkse focusopgaven en gebiedsplannen verdwijnen. In plaats daarvan stelt het dagelijks bestuur voor elk gebied de gebiedsopgaven vast met de belangrijkste vierjaren doelstellingen en legt deze voor aan de stadsdeelcommissie. De gebiedscyclus gaat op in de P&C-cyclus. Voorafgaand aan het vaststellen van de begroting, overleggen college en de dagelijks besturen over de middelen die voor de gebiedsopgaven beschikbaar zijn. Het college neemt de uiteindelijke beslissing en verwerkt het in de begroting. Door deze werkwijze wordt er voor de start van een jaar inzichtelijk welke middelen er beschikbaar zijn om de prioritaire gebiedsopgaven uit te voeren. Het dagelijks bestuur stuurt op de uitvoering van de gebiedsopgaven en doet jaarlijks verslag over de realisatie van gebiedsdoelstellingen aan stadsdeelcommissie en college. Met deze vereenvoudiging en met de aansluiting op de P&C-cyclus slechten we een belangrijke barrière in het gebiedsgericht werken. Het plan- en besluitvormingsproces vraagt minder tijd en het begrotingsproces wordt een collectieve activiteit waarbij de integrale benadering van de opgave voorop staat. Ondertussen wordt in het kader van de bestuursopdracht gebiedsgericht werken verder nagedacht over wat er nodig is om het gebiedsgericht werken zowel ambtelijk als bestuurlijk verder te versterken. Het bespreekbaar maken van de spanning die per definitie optreedt in een organisatie met zowel gebieds- als portefeuillegerichte onderdelen - zoals we dat ook in de taken- en bevoegdheden exercitie hebben gedaan - is daarvan een belangrijk onderdeel. Uitvoering moties en amendementen De motie 538 van de leden Vroege, Grooten, Biemond, Yilmaz en Van Soest inzake stads- en stadsdeelmoties. In overleg met griffie en Presidium wordt zoals vermeld in de raadbrief van 28 september 2021, nog verder uitgewerkt. Een voorstel volgt januari 2022. Uitvoering motie 141 inzake kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies De raad heeft in motie 141 van de leden Vroege, Grooten, Biemond, De Grave-Verkerk, Boomsma, Yilmaz, Ceder en Veldhuyzen inzake (10 maart 2021), het college verzocht in overleg met het presidium van de gemeenteraad de mogelijkheid en wenselijkheid van het onderbrengen van de bestuursondersteuning van de stadsdeelcommissies bij de griffie van de gemeenteraad in kaart te brengen. Naar aanleiding van een vraag van raadslid Vroege in de commissie KDD van 13 oktober is daaraan de vraag toegevoegd of het voor de hand ligt dat de secretaris van de commissie onder de griffier valt. Voor de uitwerking van deze motie is samengewerkt met de griffie. Het voorstel is ook voorgelegd aan het presidium. Er zijn twee richtingen overwogen: ondersteuning vanuit de griffie en ondersteuning vanuit de stadsdeelorganisatie. Bij beide voorstellen is de secretaris van de stadsdeelcommissie niet meer dezelfde persoon als de secretaris van het dagelijks bestuur. Tevens hebben we, los van beide voorstellen, het streven om de verbinding tussen de griffieorganisatie en de stadsdeelorganisatie te versterken. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 7 van 12 Na goed overleg en het afwegen van de voor- en nadelen van beide scenario’s is, in afstemming met het presidium, de optie om de ondersteuning onder te brengen/ houden bij de stadsdeelorganisaties verkozen. U treft een uitgebreidere toelichting en uitwerking in de bijlage onderaan deze brief. Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. Hoe verder? Met deze voorstellen zijn we weer een stap dichterbij een sterk en democratisch lokaal bestuur. Dat vraagt iets van ons allen. Wij, het college en de stadsdeelbestuurders, de gemeenteraad en de stadsdeelcommissies, zijn samen verantwoordelijk voor de manier waarop we deze voorstellen in de praktijk brengen. Bijvoorbeeld door stadsdeelbestuurders ook echt de ruimte te gunnen om af te wijken van stedelijk beleid, wanneer de maatschappelijke context daar om vraagt. De gesprekken die op gang zijn gekomen bij het actualiseren van de taken en bevoegdheden moeten we blijven voeren. Tijdens de deelsessies was de constatering dat het goed was geweest als we dit eerder hadden gedaan en niet pas naar aanleiding van de evaluatie. Dit wordt ook benadrukt in de hoofdlijnen: “Stevige inzet en bestuurlijke aandacht, ook voor houding en gedrag, en gedeeld eigenaarschap, zijn blijvend nodig om de gewenste veranderingen, waar de Amsterdammer mee gebaat is, tot wasdom te brengen.” We hebben als college en dagelijks besturen geconstateerd dat het goed is om de cyclus te doorbreken, waarin we steeds vier jaar wachten om te evalueren, waarbij we dilemma's voor ons uitschuiven. Het gesprek over het grijze gebied moeten we juist aangaan, om continu te leren en te verbeteren. Dat vraagt om een passende werkwijze die dit gesprek faciliteert. Het volgende ijkpunt zal daarom al een jaar na de start van de nieuwe bestuursperiode plaatsvinden. Zodat we geleerde lessen dan al kunnen toepassen. Bij de start van de nieuwe bestuursperiode zullen we investeren in goede samenwerking en duidelijke werkafspraken tussen college en stadsdeelbestuurders. De gemeenteraad heeft daarin ook een rol ten opzichte van de stadsdeelcommissies. Voor een sterk lokaal bestuur moeten college en raad stadsdelen de ruimte te gunnen. Daarmee zijn we herkenbaar en toegankelijk voor Amsterdammers. Dan kunnen we met maatwerk beleid en uitvoering laten aansluiten op de behoefte in de verschillende gebieden van onze diverse stad. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, Rutger Groot Wassink Wethouder Democratisering 2? Hoofdlijnen p. 22 Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 8 van 12 Bijlage: Memo over motie 141 van de gemeenteraad over het eventueel onderbrengen van bestuursondersteuning van de stadsdeelcommissies bij de raadsgriffie, de vraag van raadslid Vroege om de secretaris van de stadsdeelcommissie bij de griffie onder te brengen en motie 142 van de gemeenteraad over hoe periodieke afstemming tussen de raad en de stadsdeelcommissies het beste plaats kan vinden De raad heeft in motie 141 (10 maart 2021) het college verzocht in overleg met het presidium van de gemeenteraad de mogelijkheid en wenselijkheid van het onderbrengen van de bestuursondersteuning van de stadsdeelcommissies bij de griffie van de gemeenteraad in kaart te brengen. Naar aanleiding van een vraag van raadslid Vroege in de commissie KDD van 13 oktober is daaraan de vraag toegevoegd of het voor de hand ligt dat de secretaris van de commissie onder de griffier valt. Aanleiding Aanleiding voor de extra aandacht voor de ondersteuning van stadsdeelcommissies zijn de bevindingen uit de evaluatie van Necker en Van Naem. ‘Veel respondenten in de stadsdelen gaven aan adequate ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies te missen’, staat in het rapport. Necker van Naem concludeert dat de ondersteuning beter zou moeten om de commissies steviger te positioneren. Hun aanbeveling luidt als volgt: “Versterk de ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies om hen daarmee steviger te positioneren in hun adviesrol ten opzichte van de dagelijks besturen, de beoogde rol van ongevraagde adviezen beter tot gelding te laten komen en het ophalen van signalen uit de buurt meer armslag te geven. Daarmee kan ook zelfbewuster invulling gegeven worden aan de beoordeling van adviesaanvragen vanuit de centrale stad en de stap worden gezet naar het meer proactief (in plaats van reactief) adviseren. Niet elke aanvraag vanuit de stad hoeft wellicht ook tot een advies van de stadsdeelcommissie te leiden, bijvoorbeeld als het niet raakt aan een specifiek gebiedsbelang. * In het hoofdlijnenbesluit staat dat de ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies op korte termijn versterking behoeft. Bij de meeste stadsdelen is de ondersteuning van de stadsdeel-commissies nu vrij licht en procesmatig ingevuld. Deze richt zich met name op de tweewekelijkse overleggen van de stadsdeelcommissies. Met een versterking kan er meer ruimte komen voor eigen agendavorming vanuit de stadsdeelcommissies. De commissies kunnen dan ook steviger gepositioneerd worden in hun adviesrol ten opzichte van de dagelijks besturen en hun beoogde rol van het ophalen van signalen uit de buurt steviger invullen. Ondersteuning stadsdeelcommissies nu Bestuursondersteuning in de stadsdelen is op dit moment een afdeling met medewerkers die het dagelijks bestuur en de stadsdeelcommissie ondersteunen. Daarbij is in sommige gevallen ook sprake van een combinatiefunctie. Een bestuursadviseur kan zowel een lid van het Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 9 van 12 Dagelijks Bestuur als de stadsdeelcommissie ondersteunen. In twee stadsdelen is er op dit moment al een aparte adviseur voor de leden van de stadsdeelcommissie. Deze medewerkers worden daar aangestuurd door een teamleider bestuursondersteuning op stadsdeelniveau. De afdeling is verantwoordelijk voor de gehele bestuurlijke besluitvorming en het soepel lopen van bestuurlijke processen op stadsdeelniveau. Het ondersteunen van zowel commissie als dagelijks bestuur dan wel de hiërarchische aansturing door dezelfde teamleider heeft in de praktijk niet tot problemen geleid. Voorstellen Uit gesprekken tussen de stadsdeelorganisatie en de griffie is naar voren gekomen dat iedereen ziet dat de stadsdeelcommissies zowel in omvang als op inhoud beter ondersteund zou moeten worden in de nieuwe bestuursperiode. Tevens wordt onderkend dat de invulling van deze ondersteuning ook praktisch werkbaar moet zijn en dat dit voor beiden partijen meer leidend is dan het juridische uitgangspunt dat een stadsdeelcommissie ondersteund zou moeten worden door de raadsgriffie. Er zijn twee richtingen besproken, ondersteuning vanuit de griffie én ondersteuning vanuit de stadsdeelorganisatie. Beiden worden hieronder uiteengezet met voor- en nadelen. Bij beide voorstellen is in de nieuwe situatie de secretaris van de stadsdeelcommissie niet meer dezelfde persoon als de secretaris van het dagelijks bestuur (artikel 55 Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022). Dit ligt voor de hand nu er sprake is van twee aparte bestuurscommissies en dit zal het beeld van een meer onafhankelijke ondersteuning versterken. Voor beide voorstellen geldt tevens dat het streven is om de verbinding tussen griffie- organisatie en stadsdeelorganisatie te versterken en wij zijn van mening dat dit ook bij beide opties mogelijk is. Ondersteuning vanuit de griffie Op dit moment zijn er bij de griffie 4 commissiegriffiers werkzaam. Zij hebben ieder twee raadscommissies onder hun hoede. Daarnaast zijn er medewerkers werkzaam die de logistiek rond de vergaderingen regelen en de insprekers bijstaan. Voorstel is om het aantal commissiegriffiers uit te breiden naar 8. Een commissiegriffier zou dan ieder een commissievergadering en een stadsdeel-commissie onder hun hoede krijgen. De logistiek rond de stadsdeelcommissievergaderingen en het begeleiden van insprekers zou door de stadsdeelorganisatie gedaan moeten worden. Voordelen - __ Voldoet aan de wens om te komen tot meer inhoudelijke ondersteuning. De verbinding tussen de stadsdeelcommissies en de raad wordt versterkt. De ondersteuning van de stadsdeelcommissies is onafhankelijk van de ondersteuning van het dagelijks bestuur. -__In de gemeentewet staat dat een commissie van de raad ondersteund wordt door de griffie - Uniformiteit - Continuïteit. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 10 van 12 Nadelen - 18 Uur ondersteuning is naar alle waarschijnlijkheid onvoldoende voor zowel de ondersteuning van de (verzwaarde) taken van de stadsdeelcommissie als van de raadscommissie. In twee stadsdelen zou de stadsdeelcommissie achteruit gaan in het aantal uren ondersteuning. - Er ontstaat een knip in de ondersteuning van de stadsdeelcommissie als de administratieve ondersteuning, het begeleiden van insprekers en de democratiseringstools nog door de stadsdeelorganisatie gedaan zou moeten worden. Dit kan tot misverstanden en dubbel werk leiden en de stadsdeelorganisaties moeten dan toch nog extra ondersteuning regelen. -_Onderbrengen van bestuursondersteuning van stadsdeelcommissies bij de griffie zou leiden tot een reorganisatie met enige impact. - De vergaderschema’s moeten goed op elkaar af worden gestemd. Ondersteuning vanuit de stadsdeelorganisatie Voor de stadsdeelcommissies is de afgelopen bestuursperiode in ieder geval de basale procesmatige ondersteuning van de tweewekelijkse vergaderingen van de stadsdeelcommissie in de stadsdelen geregeld. De stadsdeelcommissies krijgen echter in het stelsel vanaf 2022 een zwaardere rol en verantwoordelijkheid dan in de huidige periode. Zo krijgen ze meer eigen taken en bevoegdheden, extra instrumentarium om het dagelijks bestuur te controleren, het budgetbestedingsadviesrecht en het stadsdeelpanel tot hun beschikking. In de stadsdelen Zuidoost en West was in de afgelopen periode al wel een aparte adviseur (32 uur) voor de stadsdeelcommissie werkzaam. Deze zorgden naast de voorbereiding van de vergaderingen onder andere voor inhoudelijke ondersteuning bij het maken van adviezen, het bijhouden van een termijnagenda, het organiseren van technische sessies rond thema’s die van belang waren voor de stadsdeelcommissie, bijhouden van toezeggingen en beantwoording van vragen, ondersteuning van insprekers en bij het gebruik van digitale tools. Ze fungeerden ook als verbinder tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur en de rest van de ambtelijke organisatie. In dit voorstel is het idee om de extra fte die in de hoofdlijnennotitie is toebedeeld niet evenredig toe te kennen aan alle stadsdelen, maar om deze de verdelen over de stadsdelen die nog geen aparte adviseur hebben. Op deze manier kunnen alle stadsdelen beschikken over een eigen adviseur voor de stadsdeelcommissie. Stadsdeel West heeft voorafgaand aan het aanstellen van de adviseur een functiebeeld opgesteld in samenwerking met P&O. Deze kan als basis dienen voor de andere stadsdelen. Ervaringen in de stadsdelen Zuidoost en West en de eerder genoemde verzwaring van de taken en verantwoordelijkheden van de stadsdeelcommissies maken dat het nodig / verstandig is om per stadsdeel 0,89 fte in te zetten. Voordelen: - Voldoet aan de wens om inhoudelijk meer ondersteuning te bieden. -__ Voldoende uren om de (verzwaarde) taak van de stadsdeelcommissies te ondersteunen. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 11 van 12 - De samenwerking van de ondersteuning op stadsdeelniveau binnen één team maakt lijnen korter en werkte goed. Waarbij medewerkers zich bewust zijn van de soms verschillende belangen van een dagelijks bestuur en een stadsdeelcommissie. - __ Geen (beperkte) reorganisatie nodig. -__ Stadsdeelcommissieleden hebben hun ondersteuning altijd in het stadsdeel aanwezig. - Meer kennis van de lokale problematiek. Nadelen: - Juridisch gezien zou een commissie van de raad ondersteund moeten worden door de griffie. - Meer aandacht voor de borging van onafhankelijkheid van de ondersteuning van de stadsdeelcommissies (nu de adviseurs van het dagelijks bestuur en de stadsdeelcommissie onder dezelfde leidinggevende vallen). -__Er moet meer actief actie ondernomen worden om de verbinding met de griffie en daarmee de raad te versterken. Na afweging van alle voor- en nadelen is de optie om de bestuursondersteuning onder te brengen / te houden bij de stadsdeelorganisaties als beste naar voren gekomen. Mogelijke oplossingen om de nadelen van het onderbrengen bij de stadsdeelorganisaties (gedeeltelijk) te ondervangen: - __ Vanuit de gemeenteraad worden per stadsdeelcommissie twee rapporteurs benoemd die periodiek overleg hebben met de (voorzitter van) de stadsdeelcommissie en de bestuursadviseur en hierover rapporteren aan de raad; - De gemeenteraad bezoekt iedere drie maanden een stadsdeelcommissie; - Adviseur van de stadsdeelcommissie is onafhankelijk en wordt functioneel aangestuurd door de stadsdeelcommissie; - De commissiegriffiers worden contactpersoon voor een of twee vaste stadsdeelcommissies; -__ De raadsgriffier, commissiegriffiers en de bestuursadviseurs van de stadsdeelcommissies voeren periodiek overleg met elkaar, bijvoorbeeld eens per twee maanden, waarin uitwisseling van kennis en ervaring centraal staat; -__De raadsgriffie ontwikkelt samen met de bestuursadviseurs een gezamenlijk opleidingsprogramma. - De raadsgriffie is betrokken bij de werving van de adviseurs van de stadsdeelcommissie. In dit kader is ook motie 142 van belang waarin een voorstel gevraagd wordt over hoe periodieke afstemming tussen de raad en de stadsdeelcommissies het beste plaats kan vinden. Hierboven wordt een aantal suggesties hiervoor gedaan. Financiën: In het hoofdlijnenbesluit is een bedrag van €386.183 voor de extra ambtelijke ondersteuning opgenomen. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022 Pagina 12 van 12 Conclusie: Gezien het bovenstaande stellen wij voor om de bestuursadviseurs onder te brengen/houden bij de stadsdeelorganisatie. Wel moeten de oplossingen om de nadelen te ondervangen goed worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Wij doen hierbij een aantal suggesties om de relatie tussen de gemeenteraad en griffie enerzijds en de stadsdeelcommissies anderzijds te versterken. Wij beschouwen daarmee de moties 141 en 142 als afgedaan. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
12
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2017 Afdeling 1 Nummer 1307 Datum indiening 16 oktober 2017 Datum akkoord 23 oktober 2017 Publicatiedatum 23 oktober 2017 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van den Heuvel inzake schenking en verantwoording van kunstwerken aan het Stedelijk Museum. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragensteller: De fractie van D66 hecht grote waarde aan openheid en transparantie. Zo krijgen Amsterdammers, belanghebbende organisaties en journalisten toegang tot informatie om de overheid en de door de overheid gesubsidieerde instellingen te kunnen controleren. Integer en transparant handelen, alsmede goed toezicht, waaronder inbegrepen het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid, zijn in de visie van de fractie van D66 essentiële voorwaarden voor het goed kunnen functioneren van een openbare instellingen en door de overheid gesubsidieerde organisaties. De geldende Governance Code Cultuur biedt een normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties. Daarmee laten de verantwoordelijke bestuurders en toezichthouders aan de buitenwereld zien wat de gangbare standaarden zijn voor goed bestuur en handelen in de cultuursector, en in het bijzonder voor de Amsterdamse musea. Bij alle door de gemeente Amsterdam gesubsidieerde musea binnen het Kunstenplan 2013-2016 en 2017-2020 heeft het college als verplichting in de beschikking subsidieverlening opgenomen dat zij jaarlijks in het bestuursverslag verantwoording afleggen over de samenstelling van de organisatie, directie en het bestuur/ Raad van Toezicht en de toepassing van de Governance Code Cultuur. In het bestuursverslag bij de jaarlijkse subsidieverantwoording geven de gesubsidieerde musea aan in hoeverre zij de Code Cultural Governance hebben toegepast. De Stichting Het Nederlands Museumregister hanteert een aantal kwaliteitseisen om als museum geregistreerd te worden. Alle door de gemeente Amsterdam gesubsidieerde musea zijn opgenomen in dit Museumregister. Registratie in het Museumregister in Nederland vereist daarbij dat door de musea de “Ethische Code voor Musea” wordt nageleefd. Een museum dient te waarborgen dat medewerkers en vrijwilligers vertrouwd zijn met deze Ethische Code voor Musea en de voor hun functie relevante wetgeving op internationaal, nationaal en lokaal niveau. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van den Heuvel, namens de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, 4 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng 1507 Gemeenteblad Datum 23 oktober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017 de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Naar nu blijkt is de schenking van verzamelaar Thomas Borgmann in 2016, niet alleen een schenking aan het Stedelijk Museum, maar is tegelijkertijd ook een aankoop van zes werken van Michael Krebber (Duitsland, 1954) door het museum. De werken zijn voor 125.000 euro per stuk door het museum aangekocht. Daarnaast betrof het een groot werk van Matt Mullican (VS, 1951) waarvoor het museum 750.000 euro heeft betaald. Is het college hiervan op de hoogte, en zo ja, kan het college aangeven waarom hiervan geen melding is gemaakt in het jaarverslag van het Stedelijk Museum? Antwoord: De gemeente is door het Stedelijk Museum in juni 2016 geïnformeerd over de schenking van circa 600 werken gecombineerd met een langdurige bruikleen van twaalf werken en de aankoop van een aantal werken (een installatie van Matt Mullican en zes schilderijen van Michael Krebber). Het aankoopbedrag van in totaal € 1.500.000 zou gespreid in drie jaren worden betaald. De aankoop is daarmee onderdeel van de afspraken over de schenking en de bruiklenen tussen het museum en de heer Borgmann. Conform de verzelfstandigingsovereenkomst bepaalt het Stedelijk Museum of een schenking met deze voorwaarden past bij de collectie en het tentoonstellingsprogramma van het museum. Het Stedelijk Museum heeft inmiddels laten weten dat de Raad van Toezicht heeft besloten om op de snelst mogelijke termijn de schenking, bruiklenen en aankopen die gemoeid gaan met de Borgmann collectie door twee onafhankelijke taxateurs te laten taxeren. Het college gaat in gesprek met het Stedelijk Museum over de manier waarop het museum op transparante wijze verantwoording kan afleggen over deze en vergelijkbare bruiklenen, schenkingen en aankopen. In eerste instantie heeft het Stedelijk Museum Amsterdam enkel de jaarrekening en het bestuursverslag naar de gemeente gestuurd. Bij navraag aan het museum heeft de gemeente op 21 september 2017 het gehele jaarverslag 2016 ontvangen. In dit jaarverslag zijn de aankopen van de werken van Krebber en Mullican in de bijlagen opgenomen. Daar staan net zoals bij de andere aankopen geen bedragen vermeld. Bij het jaarverslag 2016 dat op de website is gepubliceerd ontbraken de bijlagen. De gemeente heeft op 27 september fl. het Stedelijk Museum verzocht het gecorrigeerde jaarverslag in volledige omvang op de website te publiceren (zie ook het antwoord op vraag 5). Het Stedelijk Museum heeft aangegeven dit uiterlijk eind oktober te doen. 2. Is bij het college bekend dat met de hierboven genoemde aankoop serieuze bedragen zijn gemoeid, aangezien kunstenaar Krebber pas één schilderij voor boven de 125.000 euro heeft geveild en het veilingrecord voor kunst van Matt Mullican op 32.000 euro ligt? Kan het college inzicht geven waarom deze extreem hoge bedragen zijn betaald voor deze werken van beide kunstenaars? Antwoord: 2 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng 1507 Gemeenteblad Datum 23 oktober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017 Conform de afspraken in het kader van de verzelfstandiging is het de verantwoordelijkheid van het Stedelijk Museum de werken te waarderen. Het Stedelijk Museum heeft laten weten dat de Raad van Toezicht heeft besloten om op snelst mogelijke termijn de schenking, bruiklenen en aankopen die gemoeid gaan met de Borgmann collectie door twee onafhankelijke taxateurs te laten taxeren. Volgens het museum is het werk van Mullican, de installatie Subject Driven (2008), in omvang een zeer groot werk (vijf grote ruimtes, 4 x 2,18 Xx 9,10 meter, met daarin per ruimte een veelheid aan werken uit de periode 1970 - 2008). Het wordt bovendien gezien als het sleutelwerk in zijn carrière. Het is in betekenis uniek en internationaal zeer aangezien, en niet te vergelijken met andere werken van Mullican. Ook het aangekochte werk van Krebber, Aspirin (2002), is volgens het museum een uniek werk: het bestaat uit zes afzonderlijke werken (120 x 95) die in hun samenhang een hele belangrijke representatieve aanvulling zijn op de collectie van het Stedelijk, omdat deze reeks de gelaagdheid van zijn oeuvre optimaal laat zien. Ook zonder de schenking wilde het Stedelijk Museum de werken ten behoeve van de collectie verwerven. 3. Is het college op de hoogte van de contractuele bepaling dat zonder de aankoop de schenking niet zou doorgaan en dat de schenker ook clausules in de contracten heeft laten opnemen die bepalen dat als de werken, ook die in bruiklenen zijn gegeven, niet minstens twee maanden worden vertoond en alle geschonken kunstwerken niet in een catalogus worden opgesomd, het Stedelijk een boete verbeurt van 250.000 euro per overtreding? Antwoord: Het Stedelijk Museum heeft de gemeente in juni 2016 geïnformeerd over de schenking van circa 600 werken gecombineerd met een langdurige bruikleen van twaalf werken en de aankoop van een aantal werken. Het museum heeft geen melding gedaan van de daarbij gestelde voorwaarden over het exacte moment van opening en de volledigheid van de catalogus. Zoals hierboven gesteld heeft het Stedelijk Museum de verantwoordelijkheid te bepalen of een schenking wel of niet past bij de collectie en tentoonstellingsprogramma van het museum. Het is ook primair aan het Stedelijk Museum om te bepalen dat de condities waaronder de schenking plaatsvindt voor het museum aanvaardbaar zijn en passen binnen de geldende codes. Van het Stedelijk Museum mag vervolgens worden verwacht dat het op transparante wijze inzicht geeft in afwegingen die het museum daarbij maakt. Zoals gezegd is dit onderwerp van gesprek tussen de gemeente en het museum. Momenteel worden de collectiebeheerovereenkomsten van het Stedelijk Museum en het Amsterdam Museum herzien. Bij deze herziening zal ook weer worden gekeken naar het aanvaarden van schenkingen en de afspraken tussen de gemeente en de musea daarover. 3 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Neng 1507 Gemeenteblad Datum 23 oktober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017 4. In het jaarverslag van het Stedelijk staat dat de principes en aanbevelingen van de Governance Code Cultuur „verankerd zijn in de dagelijkse praktijk” van het museum. Afwijkingen van de ethische regels belooft de raad van toezicht van het Stedelijk Museum toe te lichten. Het college liet in antwoord op eerdere schriftelijke vragen d.d. 26 november 2014 en 10 februari 2015 van ondergetekende, weten dat door de ondernemende houding van het Stedelijk Museum soms ethische regels voor musea worden overtreden en dat zolang die overtredingen als „vertalingen naar de eigen situatie” maar beargumenteerd in bestuursverslagen terechtkomen, dit acceptabel is. In dat licht, wat vindt het college van het feit dat de hierboven genoemde afwijking op geen enkele wijze door het Stedelijk Museum wordt toegelicht en verklaard? En in hoeverre staat dit gegeven op gespannen voet met hetgeen het college op 26 november 2014 heeft geantwoord onder vraag 1 en op 10 februari 2015 aan ondergetekende heeft geantwoord onder vragen 4, 5 en 6. Antwoord: In de eerdere beantwoording van het college, heeft het college niet geschreven dat ‘door de ondernemende houding van het Stedelijk Museum soms ethische regels voor musea worden overtreden (…) zolang maar beargumenteerd, dit acceptabel is’. Wel heeft het college het standpunt van de Museumvereniging herhaald. Deze is van oordeel dat het Stedelijk Museum op de betreffende punten een vertaling heeft gemaakt naar de eigen situatie waarover het museum voor elk onderdeel beargumenteert een verklaring geeft. Dat toont volgens de Museumvereniging actieve naleving en bewuste uitvoering van de Ethische Code voor Musea. Het college heeft — naast dit oordeel van de Museumvereniging — toegelicht dat in een tijd waarin van museum steeds meer ondernemerschap gevraagd wordt, het logisch en ook wenselijk is dat zij contacten aangaan met particulieren, galeries, mecenassen en sponsoren en zoeken naar manieren om fondsen te werven die ten goede komen aan de collectie en andere activiteiten. In het Kunstenplan 2017-2020 is dan ook vastgelegd dat de gesubsidieerde instellingen zich dienen te verhouden tot de code cultural governance en Ethische Code (ICOM). In het jaarverslag 2017 verwachten we van alle instellingen een heldere toelichting op de wijze waarop instellingen de code cultural governance hebben nageleefd en de raden van toezicht daarop hebben toegezien. Dit is onderdeel van de jaarlijkse vaststelling van de subsidie. Daarnaast beoordelen we jaarverslagen op een beschrijving hoe het museum zich verhoudt tot de ethische code (ICOM). Zoals al gesteld in de brief van woensdag 18 oktober fl. aan de commissie JC zal de (transparantie van de) verantwoording door het Stedelijk Museum in het jaarverslag speciale aandacht blijven houden van de gemeente. 5. De Governance Code Cultuur laat culturele instellingen vrij om een eigen afweging te maken, maar deelt het college de mening van ondergetekende dat hiermee geen vrijbrief wordt gegeven aan een raad van toezicht om te volstaan met het opnemen in het jaarverslag dat er afgeweken wordt van de standaardbepalingen m.n. daar waar een museum met de internationaal statuur van het Stedelijk Museum in het geding is? 4 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam Neng 1507 Gemeenteblad R Datum 23 oktober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017 Antwoord: Het college is het met de indiener eens dat de vrijheid om eigen afwegingen te maken het museum niet ontslaat van zijn verplichting de code volledig te volgen’ en de gemeente juist en volledig te informeren. De wethouder Kunst en Cultuur heeft daarbij het museum in de afgelopen periode regulier uitgenodigd om met de directie en de Raad van Toezicht van het museum naast inhoudelijke onderwerpen ook de governance en bedrijfsvoering van het museum te bespreken. Daarnaast heeft de gemeente in het monitorgesprek - zoals reeds gemeld in de brief van 18 oktober jl. aan de raadscommissie - aan de orde gesteld dat het jaarverslag 2016 onvolledig was en onvolkomenheden bevatte. Het Stedelijk Museum heeft tot einde maand oktober tijd om de fouten te herstellen. Ook naast de reguliere subsidierechtelijke verplichting past het in de positie die het museum inneemt voor de stad — zowel qua aanzien als vanwege het feit dat het museum een belangrijke collectie van de gemeente beheert — dat het museum het college actief informeert. Ook ondanks het feit dat in het kader van de verzelfstandiging de toezichthoudende rol van de gemeente naar de Raad van Toezicht is overgegaan. Op basis van de recente berichtgeving kan de conclusie worden getrokken dat het daaraan heeft geschort. Dit realiseert de Raad van Toezicht zich ook. Deze heeft dan ook in afstemming met het college twee onderzoeken ingezet. Deze onderzoeken zijn voor het college van wezenlijk belang om tot een goed oordeel te komen over de governance van het museum. De afspraak is dat de uitkomsten van deze onderzoeken met het college worden gedeeld. 6. Deelt het college de mening van de D66 fractie dat het geven van uitleg over mogelijke afwijkingen van de Governance Code Cultuur voor de Amsterdamse musea eerder regel dan uitzondering behoort te zijn, m.n. daar waar het gaat over mogelijke belangenverstrengelingen bij bruiklenen of nevenactiviteiten van bestuurders”? Antwoord: Het college deelt deze mening. In het handboek verantwoording 2017-2020 dat 1 februari 2018 beschikbaar is voor instellingen zullen zoals gesteld in het Kunstenplan 2017-2020 instellingen een beschrijving worden gevraagd over onder meer: - De bestuursstructuur en de wijze waarop de Code Cultural Governance wordt toegepast; wijze waarop de Ethische Code (ICOM) wordt toegepast en vermelding van inschrijving in het Museumregister (alleen voor musea) - De doelen en streefnormen ten aanzien van de eigen inkomsten; voor de A- Bis instellingen geldt dat zij in 2015 minimaal 25% eigen inkomsten behaald moet hebben ! Dit volgt uit Principe 1 van de code: de organisatie kan afwijken maar meldt deze en licht deze in haar jaarverslag toe. 2 Daarmee tijdig voor de eerste verantwoording 5 Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nmmer de tober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017 - De mix van inkomstenbronnen (uit o.a. entree, horeca, sponsoring, subsidies, donaties, etc.) en gerelateerde risico's en beheersmaatregelen 7. Kan het college aangeven op basis van hetgeen hierboven is gemeld of er sprake is van handelen dat in strijd is met de “Governance Code Cultuur” en de “Ethische Code voor Musea”? Antwoord: Zoals verwoord in de brief aan de raadscommissie JC van 18 oktober 2017 zal een onderzoek worden gestart naar de governance van het museum. De opdrachtverlening wordt afgestemd met de gemeente. Van belang daarbij is dat de onderzoeken zich verhouden tot de afspraken zoals gemaakt in het kader van de subsidieverlening in het Kunstenplan. Het gaat dan onder meer om de wijze waarop de Code Cultural Governance is toegepast en de wijze waarop de Ethische Code voor Musea (ICOM) wordt toegepast. Op basis van de uitkomst van het onderzoek zal kunnen worden geconcludeerd of wel of niet in strijd met de codes is gehandeld. Daarnaast verwacht het college dat het jaarverslag 2017 van het Stedelijk Museum op het punt van governance volledig en transparant is. Het gaat daarbij niet alleen om een beschrijving hoe de codes worden gehanteerd, maar ook dat wordt ingegaan op eventuele afwijkingen. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris K.H. Ollongren, (loco) burgemeester 6
Schriftelijke Vraag
6
train
> < z (a * (iks el rd ee s BEOT *— R: re TEN n er ae 8 wenn Te ag A akk he ed EE, | ij Krin TE id a Ee A en 0 ie” ne 5 il Es Ko eee En EE: NT =iNBEE af mist IT heet AMEN been pie FL ET verm llen Se T feild EE EE er rd nRT NT hs B jaininin ef EU er buen nn Te B, er eren Fn ge. Bee > hind nf En eN B Od hak ae dt Teen jj mm JR 2E eet IK A - ALOE Bs ee Dok IT A ee eden EN Ke Sr is en, Te, eN KE je Kek : aid 6 p4 dd Î a, hike t EN KET hat eN eh . ee zn Na rE: Nn is Sa hok ct 1 a Ee Che. LE Ahaha Re en : el Ee bnn ne a A apr dn nn ' ki â ERE g kot aam nio as IR mani A re: in he mj an std | | E En. s en er ur) nn |E Je u ni E TEE Ve mn RTL 2 ik Em EL BEK Î je Ô - | ri el Ees nn N k Wi RUN pen Dn Cr aman "TTE Ke Nij Ik 5 etn En tE | Ee Ee sh Eg Eg nn ee es EUA TRR an mea ee | BE nn re en Rn sene Ss eN TA At í B “on He der nt Sf nn EEn 1 RR 5 vennen Ne TT EM | 5 KEE A neme En rar d B st LAN 7 Kem nn U EEE WEER ze ad V N NN zb en ER AA td Mr NEE Aer | Ve EN Ee Ee Pe AE ee ht LE ES En E ht boden » el sl rn PAT Nr ed | df Ei KE, de Ô Eh ni SRE ET Ee kiem Et EN 2 ! hi The ij, PTT zel B ii Tj pn di | ps Ts je: wi Ge ITE =S es ir an ci mg | luk Se E En 0 ; / me) Pi L L Nan 7 y Ei d, men” er | ED Pan ERN r rn ee Ta i IN î vs) B 4 4 5 a mn ES B p ha x Ï / ik EN [ nf Ne di be 1 he nit IJ 2 ee 4 er ONE aal Eef PR: EU re 8 IJ W Ï SE LE Be in EEE NEE EN kh. PPE | | | | Onderzoek, Informatie en Statistiek | | BENN A ETNA E SE Ob TN le Ee el ENE NNI en eedt ANN INN ANA AAINE 7 ir alls tbe AE IIA EAA ML ns : Ì 4 ij KoRn ii ki AIN us KNN \ BAAI iN EE in te Ë 1 di BNN DO 5 À A £ 5: ME Nani toe: D 2 Ll oc ENNE kj EN NI RE TE vtm PS T EEN rn Kd EWE elit Bes MALEN a KAL” PANEEL Tr a en D Ti ee enn INE ANS dd | IAN |! LALANDE { EAT 4 "Á Pi PE al mr en ETECTIT an 8 N pe LN wp RA Md KN B haf PE A AN BES BNN ERN nn jm A HL! | ES A > het ami la E A ei me nf ek AE AE 1 ms / We tn ze er ef, À ei mn len ON d 4 AL NL a en eren ink tiaeed PI | ja VEETEELT aan Wad EAN k B mi ED SSN u a > Pa Er” Br A EEE TREAT er U Ee rat en EEE EEE BETE In opdracht van: afd. Wonen Projectnummer: 21229 Auteur: Hester Booi, Simone Wesseling E-mailadres: [email protected] Bezoekadres: Weesperstraat 113-117 Telefoon: 020 251 0333 Postbus 658, 1000 AR Amsterdam data.amsterdam.nl Amsterdam, oktober 2021 Foto voorzijde: Uitzicht Amsterdam, fotograaf Edwin van Eis (2021) 2 Inhoud Samenvatting en conclusie 4 Inleiding 5 1 Woningvoorraad naar eigendomscategorie 8 1.1 WOZ-waarden van de woningvoorraad 10 1.2 WOZ-waarden eigenaar-bewoners per wijk 12 2 Veranderingen in de woningvoorraad 16 3 Aan- en verkoop van woningen 17 3.1 Woningen verkocht door eigenaar-bewoners 18 4 Update met de stand van 1 januari 2021 21 3 Samenvatting en conclusie Het aantal woningen in eigendom van verhuurders neemt toe in Amsterdam, van 108.000 in 2016 naar 131.000 in 2020 (verhuur natuurlijk persoon en verhuur niet-natuurlijk persoon samen). Dit is deels nieuwbouw, deels gaat het omzettingen binnen de bestaande bouw. Het aantal eigenaar-bewoners is min of meer stabiel (130.000). De relatieve omvang van de particuliere huurvoorraad neemt daarmee toe. Dit gebeurt in alle prijsniveaus. Bezit van eigenaar-bewoners in het betaalbare segment (tot €314.000) is met 25.000 woningen beperkt. Dit betaalbare segment bevindt zich vooral in Zuidoost. De gemiddelde WOZ-waarde van woningen in eigendom van eigenaar-bewoners ligt in 2020 op €542.450. In de bestaande woningvoorraad is er van jaar op jaar veel uitwisseling tussen de categorieën ‘eigenaar-bewoner’ en ‘verhuur natuurlijk persoon’. In de periode 2019-2020 resulteerde dit per saldo in een afname van de voorraad in eigendom van eigenaar-bewoners en een groei van de particuliere huurvoorraad. Dit gaat vaak zonder dat er een transactie plaatsvindt. In de aan- en verkopen van woningen is er per saldo een toename van verhuur niet-natuurlijk persoon, met name ten kosten van ‘verhuur natuurlijk persoon’. Verhuurders die kopen van eigenaar-bewoners richten zich op specifieke delen van de markt. Zij kopen zowel de goedkopere woningen als juist de duurste woningen. Het aandeel woningen van eigenaar-bewoners die gekocht worden door verhuurders is het hoogst in en rondom de Grachtengordel, de Pijp en rondom het Vondelpark. Daarnaast is het hoog in Bijlmer-Centrum, Holendrecht-Reigersbos, Noordelijke IJ-oevers-West en Slotermeer-Zuidwest. Á Inleiding De afdeling Wonen werkt aan beleid om het opkopen van woningen voor de verhuur te verminderen. Op 10 maart 2021 is door de Tweede Kamer een amendement aangenomen over het opnemen van opkoopbescherming in de Huisvestingswet. Gemeenten mogen in de Huisvestingsverordening bepalen dat goedkope en middeldure koopwoningen in (delen) van de stad na aankoop niet verhuurd mogen worden. Doel is om meer betaalbare en middeldure koopwoningen beschikbaar en betaalbaar te houden voor (koop)starters. Ook zijn er zorgen over de leefbaarheid in wijken waar veel woningen worden opgekocht voor de verhuur. Wel gelden er enkele sitvaties waarin verhuur is toegestaan: = verhuur aan eerste of tweedegraadsfamilie; = verhuur voor maximaal een jaar door bewoners die bijvoorbeeld een jaar in het buitenland willen verblijven en in de tussentijd de woning willen verhuren en 1 verhuur van woonruimte die onlosmakelijk verbonden is met een bedrijfsruimte, kantoor of winkel. Om deze opkoopbescherming verder uit te werken zijn enkele gegevens over de woningvoorraad van Amsterdam nodig. Daarom is het verzoek aan Onderzoek, Informatie en Statistiek om informatie te leveren en daarbij een analyse te maken over de verdeling van de verschillende prijsklassen van woningen en de mate waarin buy-to-let per prijsklasse en gebied voorkomt. Wonen heeft gevraagd de volgende gegevens in beeld te brengen: = __ Aantal woningen naar prijssegmenten en eigendom per wijk en per stadsdeel in Amsterdam, zo recent als beschikbaar. = Het aantal aangekochte koopwoningen per prijssegment in Amsterdam per wijk en per stadsdeel voor 2018, 2019 en 2020. m__ Aantal woningen per prijssegment (waaronder goedkope en middeldure woningen) dat na aankoop gebruikt wordt voor verhuur per wijk en per stadsdeel in Amsterdam over de jaren 2018, 2019 en 2020. En specifiek voor alle verkochte huizen in de afgelopen 2 jaar: wie verkoopt (belegger{/eigenaar-bewoner), wie koopt en zijn er veranderingen te zien? 1 __ Ontwikkeling van buy-to-let door de tijd: hoeveel woningen gaan er per jaar over van eigenaar-bewoner naar particuliere verhuur? Voor de afgelopen periode (2016-2020), met de mogelijkheid dit te monitoren na invoering van de opkoopbescherming (2022- 2026). = __ Ontwikkeling particuliere verhuur door de tijd: hoeveel woningen worden er door particuliere verhuurders (uitgesplitst naar type) verhuurd, naar prijssegment en wijk. Voor de afgelopen periode (2016-2020), met de mogelijkheid dit te monitoren na invoering van de opkoopbescherming (2022-2026). Om deze tabellen te maken, moeten er een aantal definities worden afgebakend. 5 Eigendomsvorm Voor de eigendomsvorm van de woningvoorraad zijn de volgende categorieën te onderscheiden: " _eigenaar-bewoners; 1 woningen in eigendom van overige natuurlijke personen (kleine en grotere particuliere verhuurders, maar ook tweede woningen/pied-a-terres); 1 woningen in eigendom van niet-natuurlijke personen (waaronder institutionele beleggers en grote verhuurders als Vesteda, BPF Bouwinvest, verzekeringsmaatschappijen); 1 woningen in eigendom van woningcorporaties. Wanneer woningen van een eigenaar-bewoner naar een particulier (zowel natuurlijke personen als niet-natuurlijke personen) die er niet zelf gaat wonen, kan er sprake zijn van buy-to-let. Of dit ook werkelijk de intentie is van de koper, is niet uit de registratiebestanden te halen. De opkoopbescherming zal in ieder geval gelden voor woningen die nv in eigendom zijn van eigenaar-bewoners. Hoe en op welke manier dit ook geldt voor andere typen eigenaren is nog niet vitgewerkt. OIS stelt daarom voor de gevraagde tabellen uit te splitsen naar deze verschillende typen eigenaren. De eigendomssituatie is nog niet bekend van 2021, we gaan daarom vit van de gegevens van 2020. De verdeling van de woningvoorraad naar WOZ-klassen. Om te bepalen welke woningen in het ‘goedkope en middeldure segment’ vallen wordt de woningvoorraad verdeeld in verschillende WOZ-klassen. Er worden verschillende indelingen onderscheiden. De eerste is op basis van betaalbaarheidsgrenzen voor verschillende inkomensgroepen. De tweede op basis van de gemiddelde verdeling van de WOZ-waarden over de (koop)woningvoorraad. Beide verdelingen naar WOZ-klassen worden uitgesplitst naar type eigenaar en gebied (en evt. wijk), peildatum 1 januari 2020 (prijspeil 2019). Ook wordt er gekeken naar de verdeling in kwartielen en kwintielen. WOZ-klassen op basis van betaalbaarheidsgrenzen: = Tot 188.000 euro n= _188.000-314.000 euro m _314.000-400.000 euro = 400.000 - 518.000 euro = meer dan 518.000 euro WOZ-klassen op basis van de gemiddelde verdeling: Gemiddelde WOZ-waarde woningen van eigenaar-bewoners, en de afgeleiden hiervan: 0.50, 0.75, 1.25, 1.50, 1.75 en 2.00 keer deze waarde. Het gemiddelde lag in 2020 op €542.450. Dit leidt tot de volgende indeling: m tot 271.225 euro m 271225-406.838 euro m 406.838-542450 euro m _542450-678.063 euro m 678.063-813.6/76 euro m 813.676-949.288 euro m 949 288-1.084.901 euro = __meerdan 1.084.901 euro 6 Leeswijzer OIS levert tabellen zoals hierboven benoemd aan afd. Wonen. In deze rapportage wordt een selectie hiervan uitgewerkt. In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de totale woningvoorraad naar eigendomsvorm over de periode 2016-2020. In welke mate is de particuliere huurvoorraad gegroeid en wat is de ontwikkeling in het bezit van eigenaar-bewoners? Vervolgens wordt ingegaan op de ontwikkeling in de WOZ-waardes en de verdeling van de WOZ-waardes binnen de voorraad in eigendom van eigenaar-bewoners. In welke WOZ-klassen vallen de woningen in eigendom van eigenaar-bewoners? Het tweede hoofdstuk gaat in op de veranderingen in de eigendomsvorm van woningen op individueel niveau. Hoeveel woningen gaan er van eigenaar-bewoner naar particuliere verhuur? Hier gaat het om alle veranderingen ongeacht de oorzaak. In het derde hoofdstuk wordt specifiek gekeken naar de woningtransacties. Hoeveel woningen verkopen eigenaar-bewoners, en welk deel gaat daarvan naar particuliere verhuurders? Wat zijn de kenmerken van de woningen die worden gekocht door particuliere verhuurders? En hoe is de verdeling over de stad? Het vierde hoofdstuk betreft een latere toevoeging met de recentste data. Het geeft de verdeling van de WOZ-waarden over de woningvoorraad in eigendom van eigenaar-bewoners in 2021. 7 1 Woningvoorraad naar eigendomscategorie De eigendomsstructuur van de woningvoorraad wordt vaak ingedeeld in drie categorieën: eigenaar-bewoners, corporatieverhuur en particuliere verhuur. Bij aan- en verkopen én als de bewoner verandert kan de categorie waarin een woning valt veranderen. Corporaties en andere bedrijven, organisaties of instellingen die woningen verhuren, doen dit vaak voor langere tijd. Woningen van deze groepen (corporaties en andere niet-natuurlijke personen) blijven vaak jarenlang in bezit, of worden onderling verkocht. De eigendomscategorie blijft dan gelijk. Woningen in eigendom van natuurlijke personen veranderen veel vaker van categorie. Een woning wordt gerekend tot ‘eigenaar-bewoner’ als de eigenaar van de woning er zelf woont. Ook als de eigenaar de woning recent heeft gekocht en er nog niet woont, maar het aannemelijk is dat deze woning voor eigen bewoning is gekocht, wordt de woning tot ‘eigenaar-bewoners’ gerekend! Deze bepaling gebeurt op basis van verschillende registraties (Kadaster, BRP, WOZ, BWV en BAG) die niet volledig op elkaar aansluiten. Door veranderingen in deze registraties, en de aansluiting tussen deze registraties, wisselt de kwaliteit van het bepalen van deze eigendomsstructuur. Veranderingen van jaar op jaar hebben daarom ook deels te maken met veranderingen in de registraties. De cijfers over de veranderingen moeten dus met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. De Amsterdamse woningvoorraad telt bijna 450.000 woningen in 2020 (zie tabel 1.1). 130.000 daarvan worden bewoond door de eigenaar van de woning. Nog eens 60.000 woningen zijn in eigendom van natuurlijke personen, maar zij wonen er niet. Deze woningen worden tot de particuliere verhuur gerekend. Ongeveer 70.000 woningen zijn in eigendom van niet-natuurlijke personen (bedrijven, instellingen, etc, vitgezonderd corporaties) en vallen eveneens onder de particuliere huurvoorraad. 180.000 woningen zijn in eigendom van corporaties. Afname aantal corporatiewoningen en toename woningen verhuurd door natuurlijke- en niet- natuurlijke personen Het aantal woningen in eigendom van eigenaar-bewoners is redelijk stabiel de afgelopen jaren (ongeveer 130.000; 30% van de totale voorraad). Het aantal woningen in eigendom van natuurlijke personen dat verhuurd wordt was eveneens redelijk stabiel (tot 2018 rond de 55.000; 13%), maar groeit sinds 2018 en ligt in 2020 een stuk hoger (62.000; 14%). Het aantal woningen van corporaties is afgenomen van 189.000 in 2016 tot 180.000 in 2019, en is de afgelopen twee jaar stabiel gebleven. Het aandeel corporatie woningen op de totale woningvoorraad nam af van 45% naar 40%. Het aantal woningen in eigendom van niet-natuurlijke personen dat verhuurd wordt, is sterk toegenomen (van 51.000 in 2016 naar 69.000 in 2020; van 12% naar 16%). Ruim 9000 daarvan betroffen (door hen zelf ontwikkelde) nieuwbouwwoningen. 1 Ook als de woning op naam staat van een bedrijf, en de eigenaar van dat bedrijf woont op datzelfde adres, wordt deze woning ingedeeld bij de eigenaar-bewoners. 8 Tabel 1.1 Aantal woningen naar type eigenaar per peildatum (absoluut) eigenaar-bewoner 125283 129907 128023 132287 130246 verhuur natuurlijk persoon 56647 54454 53977 56966 61662 verhuur niet-natuurlijk persoon 51301 54833 54511 66811 69477 corporatie 188661 183282 181909 180348 180736 overig/onbekend 1893 5382 14212 5055 5089 totaal 423785 427858 432632 441467 447210 Tabel 1.2 Woningen naar type eigenaar per peildatum (procenten) eigenaar-bewoner 30 30 30 30 29 verhuur natuurlijk persoon 13 13 12 13 14 verhuur niet-natuurlijk persoon 12 13 13 15 16 corporatie 45 43 42 41 40 overig/onbekend 0 1 3 1 1 totaal 100 100 100 100 100 9 1.1 WOZ-waarden van de woningvoorraad De gemiddelde WOZ-waarde van woningen van eigenaar-bewoners is €542.450 (stand 1/1/2020; prijspeil 2019). Dat gemiddelde wordt sterk beïnvloed door hoge waardes; 65% van de woningen van eigenaar-bewoners ligt onder deze waarde. Woningen in eigendom van eigenaar-bewoners zijn gemiddeld duurder dan corporatiewoningen of woningen in eigendom van particuliere verhuurders. Ongeveer 20% van de woningen in eigendom van particuliere verhuurders (beide categorieën) heeft een WOZ-waarde boven de €542.450, bij corporaties is dit 4% (eigenaar-bewoners: 35%). Tabel 1.3 Woningvoorraad naar eigendom en WOZ-klasse op basis van de gemiddelde WOZ-waarde van eigenaar-bewoners, 1 januari 2020 (procenten) tot 271.225- A406838- 542450- 678063- 813676- 949.288- meerdan 271.225 loek) 542.450 YA ROR} 813.676 949288 1.084.901 1.084.901 euro euro euro euro euro euro euro euro onbekend totaal eigenaar-bewoner 10 32 23 12 7 4 2 6 3 100 verhuur natuurlijk persoon 12 38 25 10 5 3 2 3 3 100 verhuur niet- natuurlijk persoon 23 34 21 10 4 2 1 2 3 100 corporatie 35 42 15 3 0 0 0 0 3 100 overig/onbekend 23 3 2 1 0 1 0 1 69 100 totaal 23 37 20 8 4 2 1 3 4 100 Tabel 1.4 Woningvoorraad naar eigendom en WOZ-klasse naar betaalbaarheidsgrenzen, 1 januari 2020 (procenten, rij) tot 188.000- 314000- 400.000- meer dan 188.000 314.000 400.000 518000 518.000 on- euro euro euro euro euro bekend totaal totaal abs eigenaar-bewoner 1 18 22 21 35 3 100 130246 verhuur natuurlijk persoon 2 18 27 23 25 3 100 61662 verhuur niet-natuurlijk persoon 14 17 24 20 21 3 100 69477 corporatie 10 42 25 15 5 3 100 180736 overig/onbekend 22 2 2 2 3 69 100 5089 totaal 7 27 24 19 19 4 100 447210 Tabel 1.5 Woningvoorraad naar eigendom en WOZ-klasse naar betaalbaarheidsgrenzen, 1 janvari 2020 (procenten, kolom) tot 188.000 - EAF Koole 400.000- meer dan 188.000 314.000 400.000 518.000 EAR R0 00 euro euro euro euro euro onbekend totaal eigenaar-bewoner 4 19 26 33 53 24 29 verhuur natuurlijk persoon 4 9 16 17 18 11 14 verhuur niet-natuurlijk persoon 32 10 16 16 17 12 16 corporatie 56 62 42 33 11 33 40 overig/onbekend 4 0 0 0 0 20 1 totaal 100 100 100 100 100 100 100 totaal abs. 31408 122095 107005 83503 85821 17378 447210 10 De woningprijzen zijn sterk gestegen de afgelopen jaren, het aantal goedkope woningen neemt daarmee af. Woningen onder de €188.000 zijn er weinig meer in 2020 (31.000), terwijl in 2016 nog 154.000 woningen in Amsterdam in deze prijsklasse vielen. Ook de WOZ-klasse €188.000- €314.000 nam in aantal af (van 173.000 naar 122.000 woningen). De groei zat in alle WOZ- klassen daarboven. De goedkoopste voorraad bestaat in 2020 nagenoeg geheel vit huurwoningen, deels van corporaties, deels van niet-natuurlijke personen (commerciële verhuurders, o.a. particuliere sociale huur voor jongeren en studenten). Een klein deel (4%; 1400 woningen) is in eigendom van eigenaar-bewoners. De categorie €188.000-€314.000 bestaat vooral vit corporatiebezit (62%); 19% is van eigenaar-bewoners. Dit zijn 23.000 woningen. In 2016 was een groot deel van de woningen boven de €314.000 in eigendom van eigenaar- bewoners. Dit beeld is in 2020 verschoven, met name doordat het bezit van corporaties vaker in dit duurdere segment valt (zie figuur 1.6). Het aandeel in eigendom van particuliere verhuurders bleef min of meer gelijk. Hoewel de relatieve omvang van de particuliere voorraad in de verschillende WOZ-klassen redelijk stabiel bleef, is de verhouding ten opzichte van de eigenaar- bewoners wel veranderd. In 2016 was de duurdere voorraad voor een groot deel in handen van eigenaar-bewoners, in 2020 is dit veel minder het geval. Figuur 1.6 Woningvoorraad naar WOZ-waarde en eigenaar, 2016 en 2020 (bovenaan in absolute aantallen, daaronder in procenten) 200.000 180.000 160.000 140.000 overig/onbekend 120.000 100.000 m corporatie 80.000 = verhuur niet-natuurlijk persoon 60.000 40.000 n B verhuur natuurlijk persoon 20.000 soie hzks 0 . err EERS] Ke KEG m eigenaar-bewoner tot 188.000- 314.000- 400.000 - meer dan tot 188.000- 314.000- 400.000 - meer dan 188.000 314.000 400.000 518.000 518.000 188.000 314.000 400.000 518.000 518.000 euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro 2016 2020 100 90 80 70 overig/onbekend 60 50 B corporatie 40 = verhuur niet-natuurlijk persoon 30 56 5e 20 43 E verhuur natuurlijk persoon EIO Dr EE, 10 18 WE) m eigenaar-bewoner ° tot 188.000- 314.000- 400.000 - meer dan tot 188.000- 314.000- 400.000 - meer dan 188.000 314.000 400.000 518000 518.000 188.000 314.000 400.000 518000 518.000 euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro 2016 2020 11 1.2 WOZ-waarden eigenaar-bewoners per wijk In het beleid voor middeldure huur wordt de inkomensgrens van €61.000 voor huishoudens gehanteerd. Met een dergelijk inkomen is het mogelijk om €314.000 aan hypotheek te krijgen. Wanneer deze grens wordt toegepast op het opkoopbeschermingsbeleid (stand 2020; prijspeil 2019), dan vallen er in totaal 25.000 woningen van eigenaar-bewoners onder dit beleid. Dit is 19% van de totale voorraad in eigendom van eigenaar-bewoners. In de meeste wijken ligt het aandeel woningen met een WOZ-waarde lager dan €314.000 onder de 20%. Alleen in Zuidoost en in mindere mate in Nieuw-West en Noord zou een wat groter aandeel van de woningvoorraad van eigenaar-bewoners beschermd worden. Figuur 1.7 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ < €314.000, 2020 (prijspeil 2019) Os | en JE | AS en EE Ö rr O7] 4 aandeel woningen eigenaar-bewoners met WOZ < €314.000, 2020 B geen data [_] minder dan 20% EC] 20% - 40% EE 40% - 60% EEN 60% - 30% BEN 80% - 100% 12 Bij de betaalbaarheidsgrens van €400.000 die past bij een leencapaciteit van huishoudens met een inkomen van 2x modaal, zou 41% van de woningvoorraad van eigenaar-bewoners beschermd worden (53.000 woningen). Een groot deel van de woningvoorraad van Zuidoost zou dan beschermd worden en relatief grote delen van Nieuw-West en Noord. In Centrum, Zuid, Watergraafsmeer, Oostelijk Havengebied, en de nieuwbouwgebieden als Amstelkwartier, Elzenhagen en IJ-oevers gaat het om minder dan 20%. Figuur 1.8 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ < €400.000, 2020 (prijspeil 2019) De î P U _ S p 5 Ö E Áë aandeel woningen eigenaar-bewoners met WOZ < €400.000, 2020 EB] geen data L_] minder dan 20% ET 20% - 40% EE 40% - 60% EE 60% - 80% BEN 30% - 100% 13 Wanneer het gemiddelde van de WOZ-waardes van woningen van eigenaar-bewoners wordt genomen als grens (€542.450) dan valt 65% van de woningen onder het beschermingsbeleid (85.000 woningen). In de meeste wijken, met vitzondering van de dure delen van Zuid en Centrum, wordt dan meer dan 40% van de woningvoorraad van eigenaar-bewoners beschermd tegen opkopen. Figuur 1.9 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ < €542.450, 2020 (prijspeil 2019) Er | à/ 8 aandeel woningen eigenaar-bewoners met WOZ < €542.450, 2020 B geen data | minder dan 20% ET] 20% - 40% TE 40% - 60% EE 60% - 80% BEN 80% - 100% 14 Een andere mogelijkheid is de WOZ-waarden te verdelen in kwartielen. De middelste twee kwartielen vormen dan de middeldure koopvoorraad. Wanneer de woningen van eigenaar- bewoners verdeeld worden in kwartielen, dan liggen de grenzen in 2020 op: < €333.000; €333.000 - €436.000; €436.000 - €621.000; > €621.000. Elk van de kwartielen bevatten iets meer dan 31.000 woningen van eigenaar-bewoners. De middeldure koopwoningen (WOZ tussen €333.000 en €621.000) liggen redelijk verspreid over de stad en vormen vaak tussen 40-60% van de koopwoningvoorraad in een wijk. In delen van Zuid ligt het aandeel middeldure koopwoningen lager, omdat de WOZ-waarden hier over het algemeen in het hoge segment vallen. In Zuidoost is het aandeel eveneens lager, maar daar vallen de koopwoningen over het algemeen in het lagere segment. Figuur 1.10 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ £333.000 - €621.000, 2020 (prijspeil 2019) Woningen eigenaar-bewoners, 2020 aandeel WOZ €333.000-€621.000 L_Jo-20 CJ 20-40 EE 40 - 60 EE 60-30 BN 30 - 100 EA geen data 15 2 Veranderingen in de woningvoorraad Tabel 2.1 geeft de wisselingen weer tussen de verschillende eigendomscategorieën in een jaar tijd. Dit zijn jaar op jaar vergelijkingen van de totale woningvoorraad, ongeacht de oorzaak van de verandering (door verkoop, verandering in de bewoning, of veranderingen in de registratie). In dit rapport beperken we ons tot de wisselingen tussen 2019 en 2020. In de eigendomsbepaling van OIS hebben de afgelopen jaren veel verbeteringen plaatsgevonden. Veel van de veranderingen die in eerdere jaren te zien zijn, zijn het ge volg van een verbeterde afleiding van de eigendomsvorm van de woning. Het is daarom niet goed mogelijk voor eerdere jaren de werkelijke jaar op jaar veranderingen in beeld te brengen. Ongeveer 4000 woningen verschoven naar de eigendomsverhouding ‘verhuur natuurlijke personen’ Tussen 1 janvari 2019 en 1 januari 2020 veranderden bijna 30.000 woningen van eigendomscategorie. De meeste uitwisseling bestaat er tussen de categorie ‘eigenaar-bewoner’ en ‘verhuur natuurlijk persoon’. Dit hoeft niet gepaard te gaan met een verkoop, het kan ook zijn dat de eigenaar verhuist en de woning aanhoudt. Er gingen 10.746 woningen van de staat ‘eigenaar-bewoner’ naar ‘verhuur natuurlijk persoon! en 7.122 woningen maakten de omgekeerde eigendomsverandering door. De uitwisseling tussen eigenaar-bewoner en ‘verhuur niet-natuurlijk persoon’ is veel beperkter (289 naar verhuur niet-natuurlijk persoon en 515 naar eigenaar-bewoner). Wanneer alle categorieën samen worden genomen, nam tussen 2019 en 2020 per saldo het aantal eigenaar-bewoners het sterkst af (-2598), en namen de woningen in de categorie ‘verhuur natuurlijke personen’ het sterkst toe (+3972). Tabel 2.1 Veranderingen van eigendomssituatie, 2019-2020 dale verhuur niet- eigenaar- natuurlijk natuurlijk overig/ bewoner persoon persoon corporatie onbekend totaal Van: eigenaar-bewoner 10746 289 32 119 11186 verhuur natuurlijk persoon 7122 1368 70 264 8824 verhuur niet-natuurlijk persoon 515 1281 1040 449 3285 corporatie 602 366 285 1511 2764 overig/onbekend 349 403 1178 699 2629 totaal 8588 12796 3120 1841 2343 28688 saldo -2598 3972 -165 -923 -286 0 In de meeste gevallen was er geen sprake van een verkooptransactie (bij 26.785 van de 28.688 woningen die van eigendomsvorm wisselden). In 1.903 gevallen was er wel sprake van een transactie. In het volgende hoofdstuk worden de transacties verder uitgewerkt. 16 3 Aan- en verkoop van woningen In dit hoofdstuk worden de aan- en verkopen van woningen in Amsterdam bekeken aan de hand van de transactiebestanden van het kadaster. Alleen de verkopen waarbij één woning betrokken was, zijn meegenomen (dus geen pakketverkopen van beleggers). De kopers worden uitgesplitst naar eigenaar-bewoner, verhuur natuurlijke personen en verhuur niet-natuurlijke personen. De eigendomsvorm van de verkopers wordt afgeleid uit de standstatistiek (situatie op 1 janvari van het betreffende jaar). De eigendomsvorm van de kopers verloopt als volgt: -_Niet-natuurlijke personen worden altijd ingedeeld in de categorie ‘verhuur niet- natuurlijk persoon’; -__ Wanneer een koper (natuurlijk persoon) al meer dan één woningen in bezit heeft in Amsterdam wordt er vanuit gegaan dat deze woning voor de verhuur gekocht wordt (verhuur natuurlijk persoon’). -__ Wanneer de eigenaar van de woning zich gedurende het jaar inschrijft op het adres, wordt deze woning ingedeeld bij eigenaar-bewoners. -__ Wanneer iemand anders staat ingeschreven op het adres (en niet de eigenaar zelf), dan wordt de woning ingedeeld bij ‘verhuur natuurlijk-persoon’. -__ Wanneer er gedurende het jaar niemand staat ingeschreven op het adres, dan is de eigendomsvorm niet te bepalen en wordt de woning ingedeeld bij ‘natuurlijk persoon, onbekend’. Aantal verkopen aan ‘verhuur niet natuurlijke persoon'stijgt, aantal verkopen aan ‘verhuur natuurlijk persoon’ daalt Jaarlijks worden er rond de 7.000 à 8.000 woningen door eigenaar-bewoners gekocht en verkocht (zie tabel 3.1). Het grootste deel van deze verkopen is tussen eigenaar-bewoners onderling (+/-5.000). Ongeveer 1.000 woningen van eigenaar-bewoners worden verkocht aan natuurlijke personen die er (waarschijnlijk) niet zelf gaan wonen (‘verhuur natuurlijk persoon’) en ongeveer 500 naar niet-natuurlijke personen. Bij iets minder dan 1.000 woningen per jaar is niet vast te stellen of de koper een eigenaar-bewoner is of dat de woning gekocht is voor de verhuur. Andersom gebeurt dit evengoed: eigenaar-bewoners kopen ook woningen van verhuurders. Per saldo was er in 2018 en 2019 een klein negatief resultaat voor de eigenaar-bewoners en ‘verhuur natuurlijk persoon! ten qunste van de verhuur niet-natuurlijk persoon (+524 in 2018 en +733 in 2019). In 2020 waren de verschillen groter, en was het saldo voor verhuur niet-natuurlijk persoon groter: +1324. In alle drie de onderzochte jaren is er dus een positief saldo voor de groep ‘verhuur niet-natuurlijk persoon’. Deze categorie groeit als gevolg van aankopen van woningen. Zij kopen echter relatief vaak van woningeigenaren in de categorie ‘verhuur natuurlijk persoon’ en minder van eigenaar-bewoners. Deze woningen hoeven niet per se in verhuurde staat te zijn, maar worden in ieder geval niet bewoond door de eigenaar. Het saldo voor eigenaar-bewoners is in alle drie de jaren negatief (ongeveer -600), maar daar staat tegenover dat er van ongeveer 1.400 woningen per jaar niet is vast te stellen of deze gekocht is voor eigen bewoning of voor de verhuur. Of de voorraad in eigendom van eigenaar- bewoners slinkt als gevolg van verkopen, is daarom niet vast te stellen. 17 Tabel 3.1 Woning aan- en verkopen naar type verkoper en koper, 2018-2020 (absoluut) alte VE dal Tal natuurlijk eigenaar- natuurlijk natuurlijk oligStele ln verkoper bewoner persoon persoon onbekend Liot} eigenaar-bewoner 2018 4981 1021 387 901 7290 2019 5625 998 538 980 8141 2020 5446 1081 578 919 8024 verhuur natuurlijk persoon 2018 1330 716 975 341 3362 2019 1208 713 1025 328 3274 2020 1665 990 1540 464 4659 verhuur niet-natuurlijk persoon 2018 382 364 3273 92 4111 2019 425 288 2302 117 3132 2020 366 294 2037 116 2813 totaal 2018 6693 2101 4635 1334 14763 2019 7258 1999 3865 1425 14547 2020 7477 2365 4155 1499 15496 saldo 2018 -597 -1261 524 1334 0 2019 -883 -1275 733 1425 0 2020 -D4/ -2294 1342 1499 0 3.1 Woningen verkocht door eigenaar-bewoners Eigenaar-bewoners die hun woning verkochten in 2020 deden dat in 68% van de gevallen aan een volgende eigenaar-bewoner, 13% ging naar ‘verhuur natuurlijk persoon’, 7% naar ‘verhuur niet-natvurlijk persoon’ en in 11% van de gevallen was de eigendomsvorm van de koper niet vast te stellen. De woningen met een lagere WOZ-waarde gingen wat minder vaak naar eigenaar- bewoners en vaker naar ‘verhuurders natuurlijk persoon’. Ook is de categorie ‘onbekend’ groter bij woningen met lage WOZ-waardes. De kopergroep ‘verhuur niet-natuurlijk persoon’ kocht ook relatief vaak duurdere woningen, vanaf €518.000. Tabel 3.2 Woningen verkocht door eigenaar-bewoners, naar type koper en woz-klasse, 2020 (abs. en %) Vi dale dale VS dale Id niet- natuurlijk ie dale IId Le a: AORTA eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, bewoner persoon persoon onbekend totaal bewoner persoon persoon onbekend totaal tot €188.000 62 35 7 22 126 49 28 6 17 100 €188.000 - €314.000 896 339 115 266 1616 55 21 7 16 100 €314.000 - €400.000 1231 253 123 226 1833 67 14 7 12 100 €400.000 - €518.000 1192 179 89 171 1631 73 11 5 10 100 meer dan €518.000 1789 230 213 213 2445 73 9 9 9 100 onbekend 276 45 31 21 373 74 12 8 6 100 totaal 5446 1081 578 919 8024 68 13 7 11 100 18 Vooral in Centrum en Zuidoost verkopen eigenaar-bewoners relatief vaak aan verhuurders Van de eigenaar-bewoners die hun woning verkochten in Centrum, ging 31% naar verhuurders. Ook in Zuidoost was het aandeel relatief groot (35%). Tabel 3.3 Woningen verkocht door eigenaar-bewoners, naar type koper en stadsdeel, 2020 (abs. en %) VIV dale alte Le I= KOOL ELS ie dale IId LeV OLO NLS eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, bewoner persoon persoon onbekend Kerk bewoner persoon persoon onbekend Kerr ELEN cl cl cl ELEN 4 4 4 4 4 Centrum 449 155 113 127 844 53 18 13 15 100 West 1211 174 106 174 1665 73 10 6 10 100 Nieuw-West 787 207 57 115 1166 67 18 5 10 100 Zuid 1084 204 144 216 1648 66 12 9 13 100 Oost 1059 85 52 128 1324 80 6 4 10 100 Noord 538 111 32 71 752 72 15 4 9 100 Zuidoost 318 145 74 88 625 51 23 12 14 100 Amsterdam 5446 1081 578 919 8024 68 13 7 11 100 Uitgesplitst naar wijk valt op dat er grote verschillen zijn binnen stadsdelen. In bijna alle wijken van Centrum is het aandeel gekocht door particuliere verhuurders (‘verhuur natuurlijk’ en ‘verhuur niet-natuurlijk persoon’ samen) relatief hoog, maar daarbinnen gaat het vooral om de Grachtengordel. In de aanpalende wijken in Zuid (De Pijp en rond het Vondelpark) is dit eveneens hoog. Buiten het centrale deel van de stad vallen het oostelijk deel van Noord, Osdorp- Oost (Nieuw-west), Bijlmer-Centrum, Bijlmer-Oost en Holendrecht-Reigersbos (Zuidoost) op. Figuur 3.4 Woningen gekocht door particuliere verhuurders van het totaal aan woningen verkocht door eigenaar-bewoners, 2020 AA Pa ° A A EP 1 ATD Ken ACS BS r Ge et woningen verkocht door eigenaar-bewoners, 2020 aandeel gekocht door verhuurders L_] minder dan 15% Ro ET 15% - 20% ) EE 20% - 25% En EN 25% - 30% BE 30% en meer B minder dan 20 verkopen 19 Verhuurders natuurlijk persoon’ verkopen zowel aan eigenaar-bewoners als aan verhuurders. Dit geldt in alle stadsdelen. In Centrum, West en Zuid geldt dit wel in mindere mate, en wordt er relatief veel verkocht aan ‘verhuur niet-natuurlijke persoon’. Tabel 3.5 Woningen verkocht door ‘verhuur natuurlijk persoon’, naar type koper en stadsdeel, 2020 (abs. en %) VdU ld IV Te alte Le I= KOOL ELS ie dale IId LeV OLO NLS eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, bewoner persoon persoon onbekend totaal bewoner persoon persoon onbekend totaal ELEN cl cl cl ELEN 4 4 4 4 % Centrum 249 237 399 116 1001 25 24 40 12 100 West 425 234 514 108 1281 33 18 40 8 100 Nieuw-West 141 61 24 38 264 53 23 9 14 100 Zuid 410 252 435 105 1202 34 21 36 9 100 Oost 277 100 144 61 582 48 17 25 10 100 Noord 97 41 13 19 170 57 24 8 11 100 Zuidoost 66 65 11 17 159 42 41 7 11 100 Amsterdam 1665 990 1540 464 4659 36 21 33 10 100 Verhuurders niet-natuurlijk persoon’ verkopen weinig aan eigenaar-bewoners en dit geldt in alle stadsdelen. Wel is het aandeel in Centrum, West en Zuid iets hoger dan gemiddeld. Tabel 3.6 Woningen verkocht door ‘verhuur niet-natuurlijk persoon’, naar type koper en stadsdeel, 2020 (abs. en %) VdU ld IV Te Zelda VIVTe La LTOS ld IV Te a LP LATS eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, bewoner persoon persoon onbekend totaal bewoner persoon persoon onbekend totaal ETEN cl cl cl ETEN 4 4 4 4 4 Centrum 62 80 192 24 358 17 22 54 7 100 West 88 77 371 30 566 16 14 66 5 100 Nieuw-West 27 21 745 4 797 3 3 93 1 100 Zuid 148 79 409 42 678 22 12 60 6 100 Oost 32 25 190 11 258 12 10 74 4 100 Noord 7 5 102 1 115 6 4 89 1 100 Zuidoost 2 7 25 4 38 5 18 66 11 100 Amsterdam 366 294 2037 116 2813 13 10 72 4 100 20 4 Update met de stand van 1 januari 2021 De analyses in dit rapport zijn gedaan met de data tot en met 2020. Bij het afronden van het rapport kwamen de data van 1/1/2021 beschikbaar. In dit hoofdstuk worden kort de belangrijkste gegevens weergegeven op basis van de stand van 1/1/2021. Op 1 janvari 2021 telt Amsterdam 128.951 woningen in eigendom van eigenaar-bewoners. In de stand 1 janvari 2020 stond het aantal op 130.246 woningen. In 2021 is de systematiek voor het bepalen van de eigendomsverhouding verbeterd. 2 Deze verbetering leidt tot een kleine afname (-419), de werkelijke daling tussen beide jaren ligt op -875 woningen. De WOZ-waarden zijn gestegen ten opzichte van de stand van 2020. De kwintielverdeling is als volgt: Tabel 4.1 Woningen in eigendom van eigenaar-bewoners naar WOZ-waarde, 2021 (prijspeil 2020) 1e kwintiel tot €326.000 24883 2e kwintiel €326.000 - €406.000 25313 3e kwintiel €406.000 - €512.000 24957 4e kwintiel €512.000 - €713.000 25192 5e kwintiel €713.000 en meer 25153 onbekend onbekend 3453 totaal totaal 128951 De eerste twee kwintielen (40%) bevatten ongeveer 50.000 woningen, zij hebben een WOZ- waarde tot €406.000. In veel wijken in het Centrum en Zuid, maar ook daaromheen is het aandeel woningen in deze prijscategorie onder de 20%. In Zuidoost en in delen van Nieuw-West en Noord valt een groter deel van de voorraad van eigenaar-bewoners in deze prijscategorie (60% of meer). De eerste drie kwintielen (60%) bevatten ongeveer 75.000 woningen, zij hebben een WOZ- waarde tot €512.000. In delen van Zuid en de Grachtengordel is dit prijssegment schaars. Daarbuiten, en vooral in Zuidoost, Nieuw-West en delen van Noord vallen veel woningen van eigenaar-bewoners wel in deze categorie. 2 https://data.amsterdam.nl{publicaties/publicatie/vernieuwde-werkwijze-bepaling-eigendomsverhouding- 2021/939473a4-9689-4b3c-b6f3-2a48007e525a/ 21 Figuur 4.2 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ tot €406.000, 2021 (prijspeil 2021) Ve _f b £ a GS PUK Hd ir woningen eigenaar-bewoners, 2021 aandeel WOZ tot €406.000 B geen data L_Jo-20 EJ 20-40 El 40 - 60 Em 60 - 80 EEN 30 - 100 Figuur 4.3 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ tot €512.000, 2021 (prijspeil 2021) DN pO ee Eed \ ® yr d / C woningen eigenaar-bewoners, 2021 aandeel WOZ tot €512.000 B geen data C_lo-20 TC] 20-40 El 40 - 60 B 60 - 20 B 20 - 100 22 Gemeente Amsterdam NM ih EE # ij El in
Onderzoeksrapport
23
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 1644 Daum akkoord 2 december 2016 Publicatiedatum 5 december 2016 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest van 27 juni 2016 inzake het niet in behandeling van een aangifte door de Amsterdamse politie. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: De Partij van de Ouderen in de Amsterdamse gemeenteraad wil opheldering van het stadsbestuur over de stellingname van Gerton van Unnik. Het raadslid uit Weesp stelt te zijn beroofd in Amsterdam en bij het doen van aangifte niet te zijn geholpen door de Amsterdamse politie. Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1. Is het college bekend met het bericht ‘Geroofde iPhone raadslid duikt op in Molenbeek! °)2 Antwoord: Ja, daar is het college mee bekend. Er is aangifte gedaan. Toelichting door vragenstelster: Een raadslid uit Weesp stelt onlangs in Amsterdam te zijn beroofd van zijn telefoon. Verontrustend is de stellingname van het beroofde raadslid dat hij bij het doen van aangifte bij de Amsterdamse politie niet goed is geholpen. Agenten zouden laconiek gereageerd hebben en zouden het raadslid verder niet willen helpen, noch met de aangifte, noch met het blokkeren van zijn gestolen iPhone. 2. Deelt het college de mening dat elke aangifte door de Amsterdamse politie serieus moet worden genomen? Zo neen, waarom niet? Antwoord: De Amsterdamse politie neemt in principe iedere aangifte serieus. Afhankelijk van de aard van het feit kan de aangifte digitaal, telefonisch of in persoon worden gedaan. Bij het in persoon doen van aangifte wordt in spoedgevallen de aangifte onmiddellijk opgenomen. Indien mogelijk wordt een afspraak gepland voor het opnemen van de aangifte. Nadat de aangifte is opgenomen wordt onderzocht of er een opsporingsindicatie is. Indien er een opsporingsindicatie is, wordt in overleg met het OM besloten wat de vervolgstappen zijn. D http://www.weespernieuws.nl/nieuws/algemeen/61422/geroofde-iphone-raadslid-duikt-op-in-molenbeek 1 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R Neng lea4 Gemeenteblad Datum 5 december 2016 Schriftelijke vragen, maandag 27 juni 2016 3. Kan het college duiden hoeveel aangiften er over 2015 in Amsterdam zijn gedaan? Wat zijn de resultaten van deze aangiften? Antwoord: In 2015 zijn er in de stad Amsterdam ruim 79000 aangiften opgenomen en ruim 87000 in de Eenheid Amsterdam (dus inclusief de andere gemeenten in de regio). Het aantal aangiften en het oplossingspercentage wisselt per delict. In 2015 was het oplossingspercentage van de eenheid gemiddeld 25,3% (landelijk lag dit op 25,9%). 4. Zijn er bij het college gevallen bekend van klachten over de Amsterdamse politie die weigert aangiften in behandeling te nemen? Zo ja, hou luiden deze en wat is de inzet van het college, deze klachten op te lossen? Antwoord: In 2015 zijn er 30 klachten bij de politie binnengekomen over het niet opnemen van aangiften. Per klacht bekijkt de politie wat het probleem is en wordt, waar mogelijk, ingezet op bemiddeling. Indien blijkt dat een politiemedewerker een verkeerde inschatting heeft gedaan of zich verkeerd heeft gedragen wordt dat geadresseerd. Als een klager geen bemiddeling wenst of ontevreden is over de uitkomst van de bemiddeling, wordt de klacht doorgezet naar de (onafhankelijke) Klachtencommissie. Van de 30 bij de politie binnengekomen klachten: — zijn 16 zaken afgehandeld na een intakegesprek (dit kan zijn omdat ze het alleen wilden melden en verder geen bemiddeling wilden of bijvoorbeeld omdat er simpelweg te weinig gegevens waren om de klager te achterhalen of klager reageert niet meer); — zijner 11 succesvol bemiddeld; — zijner 2 tijdelijk buiten behandeling gesteld; — iser1 de formele klachtenprocedure ingegaan. 5. Wat is de inzet van het college om de aangiftebereidheid zo hoog mogelijk te maken teneinde zoveel mogelijk lieden van het boevengilde in de kraag te vatten? Antwoord: Zoals destijds ook is aangegeven in de bestuurlijke reactie (8 maart 2013) op het initiatiefvoorstel ‘Actieplan Aangiftebereidheid' adviseert de politie altijd aangifte te doen. Er is geen algemene campagne om de aangiftebereidheid te vergroten. Aangiftebereidheid is een onderwerp dat in principe bij alle delictsoorten speelt, maar bij het ene delict meer dan bij het ander. In algemene zin probeert de Nationale Politie op verschillende manieren om de aangiftebereidheid van burgers te vergroten door het uniformeren van de aangiftevoorzieningen, het vergroten van de mogelijkheden om online aangifte te doen, het verbeteren van de kennis en expertise van politiemedewerkers die aangiften opnemen en het terugkoppelen over de stand van zaken met betrekking tot een aangifte. Ook wordt er thema-gebonden gewerkt aan (verhoging van de) aangiftebereidheid. Fris in 2015 bijvoorbeeld gewerkt aan het vergroten van de aangiftebereidheid van slachtoffers van zedendelicten. 2 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam Neng lea4 Gemeenteblad R Datum 5 december 2016 Schriftelijke vragen, maandag 27 juni 2016 Toelichting door vragenstelster: In 2013 was de aangiftebereidheid in Amsterdam bijzonder laag. De VVD en D66 luidden destijds de loftrompet over een actieplan aangiftebereidheid 2). 6. Kan het college duiden wat de status is van dit actieplan en of de aangiftebereidheid sindsdien is toegenomen? Antwoord: Zoals eerder in de bestuurlijke reactie op het actieplan van VVD en D66 is aangegeven, zet de nationale politie in op het verder verbeteren van het aangifteproces en het stimuleren van de aangiftebereidheid. De doelstelling is dat iedereen, waar ook in Nederland, recht heeft op een goede, eenduidige dienstverlening door de politie. Het college benadrukt dat de dienstverlening van de politie en de voortgang ten aanzien van het verbeteren van het aangifteproces onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie vallen. De landelijke implementatie van het dienstverleningsconcept van de nationale politie bepaalt zodoende het tempo van de voortgang. Een aantal zaken dat is genoemd in het actieplan Aangiftebereidheid — en de bestuurlijke reactie daarop — bevindt zich momenteel in een uitvoeringsfase. De politie heeft de afgelopen jaren de zgn. ‘multichannel aanpak’ versterkt, waardoor het voor de aangever mogelijk is op zes verschillende manieren (telefoon, internet, aan de balie, op locatie, op afspraak en via het 3D-loket) aangifte te doen. Dit wordt in alle eenheden uitgevoerd. De politie besteedt daarnaast nadrukkelijk aandacht aan het vergroten van de aangiftebereidheid van slachtoffers bij bepaalde delicten, zoals bijvoorbeeld op het terrein van discriminatie. Met behulp van campagnes wordt thema-gebonden ingezet. Aangifte doen in het Engels. Toeristen en bezoekers kunnen op dit moment op het bureau aangifte doen in het Engels. De aangifte wordt echter wel in het Nederlands op schrift gesteld, een kopie van de aangifte is dus ook in het Nederlands. Aangevers kunnen wel een bevestiging krijgen in het Engels, Duits of Frans dat zij aangifte hebben gedaan. Het doen van online aangifte kan alleen als iemand beschikt over een Digid (dit o.a. om valse aangiften te voorkomen). Voor toeristen die Amsterdam bezoeken biedt online aangifte doen op dit moment dus geen uitkomst. Met betrekking tot het starten van een (landelijke) pilot in Amsterdam om de aangiftebereidheid te bevorderen, zoals was voorgesteld in het actieplan, hebben de politie en het ministerie van Veiligheid en Justitie vervolggesprekken gevoerd. Gedacht werd aan het voor winkeliers in Zuidoost mogelijk maken om via een app aangifte te doen. Deze pilot heeft geen concrete vorm gekregen vanwege de ontoereikend van het politiesysteem om dit te ondersteunen. De aangiftebereidheid in de eenheid Amsterdam is licht toegenomen: in 2012 lag het op 22,2% en in 2015 was dit 23,6%.” 2 http://vvdamsterdam.nl/article/4029/Amsterdam-pakt-lage-aangiftebereidheid-aan-dankzij-VVD- en-D66/ % Zie ook het onlangs verschenen CBS-rapport ‘Melding en aangifte van veelvoorkomende criminaliteit, 2016/10 3 Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R weing lea4 Gemeenteblad ummer seat: On, Datum 5 december 2016 Schriftelijke vragen, maandag 27 juni 2016 Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 4
Schriftelijke Vraag
4
train
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 6 september 2022 Portefeuille(s) Wethouder Duurzaamheid Portefeuillehouder(s): Zita Pels Behandeld door Directie Wonen, [email protected] Onderwerp Energiebesparing voor de aanpak energiearmoede Geachte leden van de gemeenteraad, De noodzaak van energiebesparing is om verschillende redenen groot. Zo wordt het steeds duidelijker dat het aandeel Amsterdamse huishoudens in energiearmoede door de gestegen energieprijzen veel forser stijgt dan eerder verwacht?*. Dit is pijnlijk om te constateren, en vergt een extra inspanning vanuit het college op de korte termijn. Ik doe dat in afstemming met wethouder Moorman. In deze brief ga ik in op de extra korte termijn inzet van kleine energiebesparende maatregelen als onderdeel van de crisis aanpak energiearmoede. Daarnaast is het vanzelfsprekend ook van groot belang om haast te maken met het grootschalige isolatie-offensief dat in het Coalitieakkoord 2022-2026 is aangekondigd. Deze extra inzet van het college is er opgericht de structurele verduurzaming en verbetering van woningen te versnellen. Dit plan richt zich op de middellange termijn en op meer ingrijpende isolatiemaatregelen, die meer effect zullen hebben op het structureel verminderen van het energiegebruik, zoals dak-, vloer, - en/of gevelisolatie. Op dit moment wordt gewerkt aan de aanpak om dit isolatie-offensief vorm te geven. In oktober zal ik u hierover verder informeren. Aanpak energiearmoede via energiebesparing en energiezuinig gedrag Naast het bieden van financiële ondersteuning (zoals een extra energietoelage, zie brief van wethouder Moorman vorige week), zet het college ook in op het bestrijden van energiearmoede door het stimuleren van energie besparen. In de Raadsinformatiebrieven van 15 oktober 2021! en 2 mei 2022P! is vw raad hierover geïnformeerd. Deze winter wordt de aanpak fors uitgebreid om zoveel mogelijk huishoudens te ondersteunen. Hierbij wordt ingezet op aanpassingen die bewoners vaak zonder tussenkomst van bijvoorbeeld de eigenaar kunnen (laten) uitvoeren. Te denken valt aan het uitdelen van energiebesparende producten zoals radiatorfolie en ledlampen, maar ook gedragstips. De inspanningen worden zoveel mogelijk gericht op de buurten en/of huishoudens waar ondersteuning het hardste nodig is. ‘Een prognose op basis van bestaande cijfers en de huidige consumentenprijs, gemaakt door OIS. El Raadsinformatiebrief Intensivering aanpak energiearmoede in reactie op fors stijgende energieprijzen (15 oktober 2021). BlRaadsinformatiebrief Voortgang aanpak energiearmoede (2 mei 2022). Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 6 september 2022 Pagina 2 van 3 Vanaf eind 2021 zijn er onder andere ruim 48.000 cadeaubonnen voor energiebesparende producten verstrekt en verzilverd, is aan ruim 12.600 huishoudens huis-aan-huis energieadviesgesprekken en kleine energiebesparende producten verstrekt, zijn op afspraak energieadviezen gegeven door WOON en buurtteams, zijn webinars gegeven over energie besparen en zijn energiedisplays geïnstalleerd bij corporatiewoningen. Sinds deze zomer kunnen Stadspashouders met korting energiezuinig witgoed aanschaffen om hun energierekening omlaag te brengen. Via de Stadspas wordt via een voucher € 275 korting gegeven op de aanschaf van een energiezuinige koelkast of wasmachine. Dit stimuleert mensen met een lager inkomen om een zuiniger maar duurder model te kiezen als zij een nieuwe koelkast of wasmachine aanschaffen. Huishoudens besparen met energiezuinig witgoed € 60 tot € 7o per jaar. De actie is opgezet in samenwerking met BCC en ook andere retailers zijn gevraagd om mee te doen. Voor deze witgoedregeling is in totaal € 690.000 gereserveerd en inmiddels hebben 800 minimahuishoudens er gebruik van gemaakt. Op dit moment loopt een nieuwe aanbesteding voor het huis-aan-huis aanbieden van energieadvies vanaf november 2022. De inzet is erop gericht voor mei 2023 op deze wijze tenminste 24.000 huishoudens te bereiken. Dit is een verdubbeling ten opzichte van afgelopen jaar. In de nieuwe huis-aan-huisaanpak vanaf november worden maatregelen op maat én installatie aangeboden. Ook wordt de aanpak uitgebreid met meer maatregelen waaronder deurdrangers, kitwerk en kozijnfolie. De nog te contracteren adviseurs richten zich naast energie besparen, ook op wat noodzakelijk is om te voorkomen dat het binnenklimaat van woningen ongezond wordt. Bijvoorbeeld doordat bewoners de verwarming helemaal uitzetten en vocht en schimmel problemen ontstaan. Tenslotte wordt geadviseerd over het aanbrengen van brandmelders en indien nodig koolstofmonoxidemelders verstrekken en installeren. Hiermee wordt invulling gegeven aan een mondelinge toezegging van Wethouder Moorman (TA2022- 000444) naar aanleiding van de suggestie van het lid Khan om energiecoaches die aan de deur komen ook te laten wijzen op het belang van brand- en koolstofmonoxidemelder (TAR 19 mei 2022). Deze inzet wordt vanaf 2021 gefinancierd vanuit Rijksbijdragen in het kader van de Regeling Reductie Energieverbruik Woningen (RREW). In 2021 is er € 5,9 mln. ontvangen. Deze middelen mogen tot 31 december 2022 worden besteed. In janvari 2022 is daar nog eens € 8,4 miljoen van het Rijk bijgekomen. Op 29 juni 2022 is dit bedrag nogmaals verhoogd met € 12,9 miljoen, te besteden voor 1 januari 2024. Tot slot Met de maatregelen op korte termijn zet ik er op in zoveel mogelijk, met name kwetsbare, huishoudens te helpen energie te besparen. Helaas zal het niet lukken alle huishoudens al voor de winter te helpen. Daarvoor is de beschikbare capaciteit, ook vanuit de markt, te beperkt. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 6 september 2022 Pagina 3 van 3 Over de invulling van het isolatie-offensief informeer ik u in oktober. Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, OC Á5 Zita Pels Wethouder Duurzaamheid Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
3
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 391 Publicatiedatum 23 mei 2014 Ingekomen onder B Ingekomen op woensdag 21 mei 2014 Behandeld op woensdag 21 mei 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Van Lammeren, de heer Nuijens en de heer Van den Heuvel inzake de actualiteit van het raadslid de heer Van Lammeren van 9 mei 2014 over de verleende ontheffing voor het vangen en vergassen van ganzen in de 10- en 20-kilometerzone rondom Schiphol (handhaving). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de actualiteit van het raadslid de heer Van Lammeren van 9 mei 2014 inzake de verleende ontheffing voor het vangen en vergassen van ganzen in de 10- en 20-kilometerzone rondom Schiphol (Gemeenteblad afd. 1, nr. 377); Constaterende dat de Europese Verordening nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (onder andere) het volgende oplegt: 1. bijhet doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt ervoor gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt bespaard; 2. voorde toepassing van het onder lid 1 vermelde nemen bedrijfsexploitanten met name de noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat dieren: b) beschermd zijn tegen letsel; f) niet in vermijdbaar contact komen met andere dieren die hun welzijn zouden kunnen schaden (zie hoofdstuk Il, artikel 3); Overwegende dat de vergassingen en vangacties onder andere op Amsterdams grondgebied plaatsvinden, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — zich te informeren over de momenten en locaties waarop wordt gevangen en vergast; — gemeentelijke handhavers te sturen naar de vang- en vergassingsacties; — de Europese Verordening nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden te handhaven, specifiek op het hiervoren genoemde hoofdstuk II, artikel 3; 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 391 Moti Datum _ 23 mei 2014 otie — de gemeenteraad na afloop van de huidige vergassingsacties een feitenrelaas te doen toekomen waarin de ondernomen acties onder andere aan alle relevante dierenwelzijnswetgeving worden getoetst; — de raad alle afschriften (zoals een actieplan en certificering van medewerkers) te doen toekomen die benodigd zijn volgens relevante wetgeving zoals de Verordening nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. De leden van de gemeenteraad, J.F.W. van Lammeren J.W. Nuijens M.E. van den Heuvel 2
Motie
2
discard
x Gemeente Amsterdam R O % Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein, Energietransitie % Gewijzigde agenda, woensdag 12 december 2018 Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein, Energietransitie Tijd 13:30 tot 17:00 uur Locatie De Commissiezaal Algemeen 1 Opening procedureel gedeelte 2 Mededelingen 3 Vaststellen agenda 4 Conceptverslag van de openbare en besloten vergadering van de Raadscommissie RO d.d. 21 november 2018 e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier doorgegeven, commissieRO@raadsgriffie. amsterdam.nl 5 Termijnagenda per portefeuille 6 _Tkn-lijst 7 _ Opening inhoudelijk gedeelte 8 _Inspreekhalfuur Publiek 9 Actualiteiten 10 Rondvraag Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn. Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids- en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl. Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl 1 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein, Energietransitie Gewijzigde agenda, woensdag 12 december 2018 Financiën 11 Instemmen met de overheveling coalitieakkoordmiddelen en de doelenboom Nr. BD2018-014546 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 19.12.2018). Ruimtelijke Ordening 12 Onderzoek van de rekenkamer naar Grip op Westpoort Warmte Nr. BD2018- 014736 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 19.12.2018). e _ De commissies FEZ en MLD worden hierbij uitgenodigd. 13 Vaststellen bestemmingsplan en exploitatieplan Weespertrekvaart Oost Nr. BD2018-015028 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 19.12.2018). e _Niet-geanonimiseerde versie van de stukken liggen ter inzage bij de raadsgriffie, kamer 3247. 14 Vaststellen van het bestemmingsplan Zeeburgerpad en welstandskader ‘Verstedelijkt havengebied’ (9a) voor het plangebied van het bestemmingsplan Zeeburgerpad Nr. BD2018-014556 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 19.12.2018). e _Niet-geanonimiseerde versie van de stukken liggen ter inzage bij de raadsgriffie, kamer 3247. 15 Vaststellen van de Verordening tot wijziging van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam door het toevoegen van bijlage B kaart aan deze Verordening Nr. BD2018-014776 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 19.12.2018) 16 Stand van zaken proces inpassing Javabrug Nr. BD2018-015370 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van de leden Vroege (D66) en Ernsting (GL). e _ De commissie MLD wordt hierbij uitgenodigd. 2 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein, Energietransitie Gewijzigde agenda, woensdag 12 december 2018 Grondzaken 17 Vaststellen investeringsbesluit en stedenbouwkundigplan Weespertrekvaart Oost en het beschikbaar stellen van een krediet Nr. BD2018-009766 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 19.12.2018) e _ Kabinetbijlagen worden naar de leden verstuurd. 18 Vaststellen aangepast warmteplan Sluisbuurt 2018 Nr. BD2018-013950 e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d. 19.12.2018) e _ Kabinetbijlagen worden naar de leden verstuurd. 19 Toekomst en behoud historisch trammuseum Nr. BD2018-015374 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Beving (PvdO) e _insamenhang met TKN 10. 20 Bestuurlijke reactie op motie 1675 d.d. 21 december 2017 van het voormalig raadslid Geenen inzake het Ontwikkelperspectief Amstel II (1 Zuidoost) Nr. BD2018-013518 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. Zuidas en Marineterrein 21 Ontwikkelingen Marineterrein Nr. BD2018-015194 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Naoum Néhmeé (VVD). Grondzaken 22 Voortgangsrapportage Erfpacht e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Stukken worden maandag 10 december 2018 eind van de dag gepubliceerd. 3 Gemeente Amsterdam R O Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein, Energietransitie Gewijzigde agenda, woensdag 12 december 2018 TOEGEVOEGD AGENDAPUNT Grondzaken 23 Kennisnemen van de beantwoording van diverse mondelinge vragen uit de commissie Ruimtelijke Ordening en Grondzaken dd. 30 oktober 2018 inzake de voortdurende erfpacht in de Houthaven Nr. BD2018-015036 e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen. e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Naoum Néhmeé (VVD). e _Wasoorspronkelijk TKN 7. BESLOTEN DEEL 4
Agenda
4
discard
Bezoekadres Amstel 1 1011 PN Amsterdam Postbus 202 Directie Omgevingsmanagement 1000 AE Amsterdam Afdeling Realisatie Fysiek Telefoon 14 020 Fax 020 256 4433 www.centrum.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Datum Ons kenmerk Uw kenmerk Behandeld door Roel Versmissen Rechtstreekse nummer 020 256 4058 Faxnummer 020 256 4433 Bijlage Geen Onderwerp Raadsadres inzake versterkte straatmuziek Geachte. …, Op 6 september 2012 heeft u een raadsadres gezonden aan stadsdeel Centrum. Op 25 september 2012 heeft de stadsdeelraad besloten de beantwoording ter hand te stellen aan het dagelijks bestuur, met een kopie aan de raadscommissie Algemene Zaken In 2006 is de Algemene Plaatselijke Verordening aangepast op het onderwerp straatmuzikanten en straatartiesten. Vóór 2006 waren straatartiesten vergunningplichtig en straatmuzikanten niet. Vanaf 2006 worden muzikanten en artiesten op dezelfde wijze behandeld en zijn deze beide groepen niet meer vergunningplichtig indien zij aan een aantal voorwaarden voldoen (geen versterkte muziek, maximaal met zes mensen tegelijk, maximaal een half uur per optreden). Het experiment waarover u spreekt is ons niet bekend en is niet in bestuurlijke stukken terug te vinden. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bevat al jaren (in elk geval sinds 1982) een vergunningstelsel voor optreden met versterkte muziek. Inmiddels zijn veel klachten bij het stadsdeel gemeld over geluidsoverlast door straatmuzikanten met versterkte muziek. Het stadsdeel herkent deze klachten en wil deze overlast graag beperken. Het maken van beleid en stellen van regels over straatmuzikanten is een bevoegdheid van de burgemeester. De burgemeester beraadt zich op dit moment over regels die goed handhaafbaar zijn, de overlast reduceren en tegelijkertijd ook rekening houden met het recht op vrije expressie. De eerste aanzet hiertoe vindt plaats op 6 december 2012 in de Raadscommissie Algemene Zaken bij de centrale stad. Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein. Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum Pagina 2 van 2 Zodra de nieuwe regels zijn vastgesteld, zal de handhaving ter hand worden genomen. Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met Roel Versmissen, beleidsmedewerker realisatie fysiek van stadsdeel Centrum, via stadsdeel @ centrum.amsterdam.nl of via bovenstaand telefoonnummer. Met vriendelijke groeten, het dagelijks bestuur, Anneke Eurelings Jeanine van Pinxteren secretaris voorzitter 2
Raadsadres
2
train
Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en x Gemeente Monumenten en Erfgoed WV % Amsterdam Gewijzigde agenda, 31 oktober 2023 Hierbij wordt u vitgenodigd voor de openbare vergadering van de raadscommissie Woningbouw en Volkshuisvesting (WV) Tijd: 13:30 - 17:00 vur Locatie: Willem Kraanzaal 1 _Algemeendeel a Opening procedureel gedeelte b Mededelingen C Vaststellen agenda d Conceptverslag van de openbare e Tekstuele wijzigingen worden vergadering van de raadscommissie voor de vergadering aan de WV d.d. 17 oktober 2023 commissiegriffier doorgegeven via secretariaat [email protected] e Termijnagenda, per portefeuille f___TKN-lijst g Ingekomen stukken stadsdeelcommissies 2 _ Inhoudelijk deel a Opening inhoudelijk gedeelte b Inspreekmoment Publiek C Actualiteiten d Rondvraag 2023-10-27 10:43:14 1 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten en Erfgoed WV Gewijzigde agenda 31 oktober 2023 Bespreekpunten Woningbouw 3 Kennisnemen van het rapport van e De gemeenteraad te adviseren over de rekenkamer Behoud betaalbare de raadsvoordracht (gemeenteraad huurwoningen. Toezicht op afspraken d.d. 8 november 2023). met particuliere partijen en de e Annelies Daalder, directeur van aanbevelingen overnemen. de Rekenkamer en Juriaan Kooij, Nr. VN2023-021220 projectleider van het onderzoek zijn aanwezig om het rapport toe te lichten. 4 Kennisnemen van de Halfjaarrapportage e Terbespreking en voor kennisgeving Woningbouw 2023 en het aannemen. Doorbouwakkoord Amsterdam en * Geagendeerd op verzoek van het lid afdoening van motie 378 accent en Van Renssen (GroenLinks). toezeggingen aan raadsleden Von e Was TKN 1 inde vergadering van 17 Gerhardt d.d. 22 maart en Van Renssen oktober 2023. d.d. 5 juli 2023 e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd Nr. VN2023-022666 te behandelen met agendapunt 5. e Op verzoek van het lid Minderhoud (PvdA) wordt voorgesteld om dit agendapunt door te schuiven naar de vergadering van 15 november 2023. e Bijhet vaststellen van de agenda zal de voorzitter dit met de leden bespreken. 5 Kennisnemen van het initiatiefvoorstel e Terbespreking en voor kennisgeving ‘Samen woningen blijven bouwen, aannemen. ondanks de crisis' van de leden Van * Geagendeerd op verzoek van de Renssen (GroenLinks) en Minderhoud leden Van Renssen (GroenLinks) en (PvdA) d.d. 18 september 2023 en de Minderhoud (PvdA). bestuurlijke reactie. e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd Nr. VN2023-022705 te behandelen met agendapunt 4. e Op verzoek van het lid Minderhoud (PvdA) wordt voorgesteld om dit agendapunt door te schuiven naar de vergadering van 15 november 2023. e Bijhet vaststellen van de agenda zal de voorzitter dit met de leden bespreken. 6 Kennisnemen van de raadinformatiebrief e Terbespreking en voor kennisgeving ter afdoening van de toezegging aannemen. over arrangementen voor betaalbare e Geagendeerd op verzoek van het lid koopwoningen Von Gerhardt (VVD). Nr. VN2023-022667 e _WasTKN 2 in de vergadering van 17 oktober 2023. 2023-10-27 10:43:14 2 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten en Erfgoed WV Gewijzigde agenda 31 oktober 2023 7 Kennisnemen van de raadinformatiebrief e Terbespreking en voor kennisgeving ter afdoening van de toezegging over de aannemen. aanbevelingen vit rapport Duisenberg * Geagendeerd op verzoek van het lid met betrekking tot burgerparticipatie Van Renssen (GroenLinks) bij woningbouwprojecten uit de e WasTKN 3 inde vergadering van 17 commissievergadering van 1 november oktober 2023. 2022 Nr. VN2023-022668 Volkshuisvesting 8 Niet opheffen van de geheimhouding e De gemeenteraad te adviseren over op document ‘GEHEIM 05-12-2022 de raadsvoordracht (gemeenteraad Memo Huisvestingsverordening d.d. 8november 2023). vereenvoudigen regels woningcorporaties’ Nr. VN2023-021588 9 Kennisnemen van het initiatiefvoorstel e Terbespreking en voor kennisgeving d.d. 2 februari 2023 “Passend wonen aannemen. in Mokum” van het lid Aslami en de * Geagendeerd op verzoek van het lid bestuurlijke reactie Aslamí (D66). Nr. VN2023-022754 10 _ Kennisnemen van de e Terbespreking en voor kennisgeving raadsinformatiebrief inzake het aannemen. onderzoek woonwensen van * Geagendeerd op verzoek van het lid Amsterdamse jongeren Von Gerhardt (VVD). Nr. VN2023-021295 e Uitgesteld inde vergadering van 27 september 2023. 11 Kennisnemen van rapport ‘Voortgang e Terbespreking en voor kennisgeving aanpak woondiscriminatie en aannemen. aanbieding derde landelijke monitor’ * Geagendeerd op verzoek van het lid en nieuwsbericht ‘Nieuw woonplatform Heinhuis (PvdA). voor eerlijkere verhuur’ e Uitgesteld inde vergadering van 27 Nr. VN2023-021297 september 2023. 12 _ Raadsinformatiebrief ‘stand van zaken e Terbespreking en voor kennisgeving en rapportage voorrangsregeling voor aannemen. beroepsgroepen’ * Geagendeerd op verzoek van het lid Nr. VN2023-021296 Havelaar (CDA). e Uitgesteld inde vergadering van 27 september 2023. 13 Kennisnemen van het Parool-artikel e Terbespreking en voor kennisgeving ‘Woningnood in Amsterdam? Al jaren aannemen. staan er 10.000 woningen leeg in de e Geagendeerd op verzoek van het lid stad’. Emmerik (PvdD). Nr. VN2023-022531 e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd te behandelen met agendapunt 14. 2023-10-27 10:43:14 3 Gemeente Amsterdam Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten en Erfgoed WV Gewijzigde agenda 31 oktober 2023 TOEGEVOEGD AGENDAPUNT: Bespreekpunten Volkshuisvesting 14 __ Kennisnemen van de e Terbespreking en voor kennisgeving raadsinformatiebrief ter afhandeling aannemen. van de toezegging over internationale e Geagendeerd op verzoek van het lid woonproblematiek Broersen (Volt) Nr. VN2023-019724 e _Wasoorspronkelijk TKN 5 voor deze vergadering. e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd te behandelen met agendapunt 23. 2023-10-27 10:43:14 L
Agenda
4
discard
> < Gemeente Raadsinformatiebrief Amsterdam Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 6 december 2023 Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Portefeuillehouder Melanie van der Horst Behandeld door Verkeer en Openbare Ruimte (Bestuurlijke. Zaken. [email protected]) Onderwerp Voortgang van het programma ‘zokm/u in de stad’ Geachte leden van de gemeenteraad, Met deze brief informeer ik v over de voortgang van het programma ‘zokm/u in de stad’. Omdat de maatregel op 8 december ingaat, neem ik v mee in de laatste ontwikkelingen. Met de invoering van 3okm/u op een groot aantal wegen in Amsterdam boeken we een grote stap voorwaarts in het verlagen van het risico op ongevallen. We werken zo aan een veiligere en leefbaardere stad voor iedereen, waar het ook prettig is om te wonen, fietsen en wandelen. We boeken voortgang in de uitvoering op straat, de campagne is gestart en we staan klaar om te monitoren. Uitvoering op straat De afgelopen twee maanden zijn er vele borden geplaatst voor de invoering van 3okm/u. Op 26 november is dat proces afgerond en zijn de wegen voorzien conform het verkeersbesluit. De snelheidsborden zijn nu nog bestickerd met de mededeling ‘vanaf 8 december 3okm/u’. In de nacht van 7 op 8 december worden de stickers van de verkeersborden verwijderd. Tevens zijn grote stappen gezet met de aanpassing van de instelling van de verkeerslichten. Maar liefst 135* stuks worden bijgesteld. In de nacht van 7 op 8 december sluiten we dat proces af met de aanpassing van de laatste paar verkeerslichten waar de instellingen fysiek moeten worden gewijzigd. In oktober zijn we gestart met de extra belijning van de 5okm/u wegen. Inmiddels zijn we tot ruim een derde gevorderd. Het zal v echter niet verbazen dat de overvloedige regenval in oktober (natste sinds 1906) en november de uitvoering heeft vertraagd. We zullen dus nog enig nawerk moeten verrichten, na 8 december. Besproken is om dit werk in voorjaar 2024 voortzetten. De belijning helpt om het verschil tussen 30 km/u en 5o km/u extra te benadrukken, maar is niet randvoorwaardelijk voor de invoering van 30 km/u. ‘Het aantal is aanmerkelijk afgenomen t.o.v. de vorige raadsinformatiebrief. Bij veel verkeersregelinstallaties bleek het verschil t.g.v. 30km/u en dus de gevraagde aanpassing te gering. Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 december 2023 Pagina 2 van 4 Ook loopt sinds oktober de realisatie van fysieke maatregelen voor de scheiding tussen een aantal wegen en de daarnaast vrijliggende OV-banen. Op deze manier kan het OV op een aantal extra plekken sokm/u blijven rijden. Deze banen zijn ook van belang voor de nood- en hulpdiensten. Op een paar uitzonderingen na realiseren we de beoogde extra OV-banen voor 8 december. Ook hiervoor geldt dat we erop inzetten de geplande werkzaamheden na 8 december zo spoedig mogelijk af te ronden. Tenslotte realiseren we in deze fase na 8 december de (gedeeltelijke) vitvoering van middenstroken, fietsstroken en veiligheidsstickers voor bijv. het oversteken bij OV-banen. Ook zijn er nog een paar plekken waar kleine aanvullende infrastructurele maatregelen worden genomen, zoals in de Van Diemenstraat en de Pieter Calandlaan. Communicatie en campagne Vanaf 2 oktober zijn de werkzaamheden gestart. De Amsterdammers die met de werkzaamheden te maken krijgen zijn hierover geïnformeerd. Inmiddels is ook de campagne live, met de insteek: “30 doen we voor elkaar”. De campagne kent drie fases, voor, tijdens en na de invoering. In alle fases is de campagne zichtbaar in het straatbeeld en online. Inmiddels delen we de verschillende onderdelen van de campagne met interne en externe stakeholders, waaronder omliggende gemeenten. Ook de communicatie via gemeentelijke kanalen loopt. Rond de start op 8 december is er veel zichtbare 3okm/u-communicatie in de stad. Op middelbare scholen en voorgezet onderwijs komt een educatieaanpak, die zich richt op jongeren en toekomstige autobestuurders. Communicatie, uitvoering en stakeholders Het delen van informatie met inwoners, organisaties en andere stakeholders is essentieel tijdens en na de uitvoering van 3okm/u in de stad. We hebben de meeste basisinformatie online kenbaar gemaakt: www.amsterdam.nl/3okm. Ook kunnen mensen online meldingen doen, bijvoorbeeld van onveilige verkeerssituaties of overlast: www.meldingen.amsterdam.nl. Ook zijn er korte lijntjes met organisaties en stakeholders die vit hun werkzaamheden informatie kunnen krijgen over ervaringen met 3okm/u. Met de nood- en hulpdiensten en de vervoersmaatschappijen houden we intensief contact over binnenkomende meldingen en vice versa. De gezamenlijke werkgroepen zijn erop gericht om snel te handelen als dat nodig is. Inmiddels hebben we al enige ervaring opgedaan met te vroeg verwijderde stickers, verwijderen van palen en borden, gladheid en onduidelijke belijning. We hebben bij alle gevallen snelle en eenvoudige oplossingen kunnen realiseren. Monitoring en evaluatie Meten is weten en dat geldt zeker voor de 3okm/u maatregel. De gereden snelheid op het netwerk wordt gemonitord. Voor de meting na invoering van 3okm/u is er een maandelijkse snelheidsmeting met behulp van TomTom-data. Enige tijd is nodig om tot betrouwbare data te komen. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 december 2023 Pagina 3 van 4 Tevens volgen we de doorstroming op het wegennet van Amsterdam, mogelijke opstropingen van verkeer worden snel gesignaleerd. In dat kader helpt het overigens dat de route-navigatiediensten (Google, Waze, TomTom, etc.) ons hebben verzekerd dat de nieuwe wegenmap van Amsterdam voor 8 december in hun verkeerssystemen is verwerkt. We streven ernaar u hierover geregeld te informeren over het gehele beeld van de maatregel. Over een tijdje deel ik v een eerste beeld en na een half jaar zoals toegezegd een eerste evaluatie. De reguliere registratie van verkeersincidenten en verkeersslachtoffers is een ander onderdeel van de monitoring. Ook de verkeersmeldingen van burgers e.a. via het Systeem Informatie Amsterdam gaan mee in dit proces. Met vervoersmaatschappijen en nood- en hulpdiensten (NHD) zijn aparte afspraken gemaakt over de monitoring. Tenslotte zijn er nieuwe metingen voorbereid op het gebied van geluid en uitstoot om te zien welke verandering na invoering van 3okm/u optreedt. Handhaving Er wordt ingezet op een combinatie van communicatieve en voornamelijk technische handhavingsmaatregelen. Preventief werken we vanaf januari met smileys en LED-borden om de weggebruiker extra op de juiste snelheid te wijzen. Ook gaan we werken met een spaarpaal-pilot in Noord. Voor repressieve handhaving - bevoegdheid van politie en OM - zijn de (flex)flitspaal, radarauto en laser in beeld. Handhaving op 3okm/u zal noodzakelijk zijn op risicovolle plekken met een ruime mate van snelheidsovertredingen waarbij tevens (nogmaals) naar andere maatregelen en naar de inrichting van de weg wordt gekeken. De verwachting is dat in Q1 2024 vervolggesprekken met het landelijke CVOM hebben plaatsgevonden over een handhavingskader en concrete handhaving op de nieuwe GOW30-wegen. Op basis van onze eerste metingen zullen we casuïstiek en de nodige aanvragen tot snelheidshandhaving aan de orde stellen. Risicobeheersing invoering Ik heb de directies van de nood- en hulpdiensten gevraagd of zij zich herkennen in de voorgestelde risicobeheermaatregelen bij de invoering van 3okm/u, daar hebben zij bevestigend op geantwoord. Een omvangrijk traject als deze invoering is niet vrij van risico’s. Zo adviseert de Politie positief op de verkeersbesluiten maar plaatsen zij kanttekeningen bij snelheidsdifferentiatie voor het OV. De ambulance wijst op mogelijke extra opstroping op trajecten als gevolg van gewenning van het publiek aan lagere snelheden. Wij zullen uiteraard de veiligheidsaspecten nauwkeurig monitoren. De bestuurlijke afweging is tegelijk dat een veilige uitvoering van snelheidsdifferentiatie voor OV een belangrijke factor is in de mitigering van de snelheidsgevolgen voor het OV na invoering van 3okm/u. Ook met de OV-partners wordt de invoering strak gemonitord. Als gevolg van de constructieve samenwerking en afstemming zal met zwaartepunt in de eerste dagen en weken snel geacteerd worden door het ambtelijk team op vragen en opmerkingen van deze partners. Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 december 2023 Pagina 4 van 4 Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Met vriendelijke groet, Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, (Aj : kl Melanie van der Horst Wethouder Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Brief
4
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2016 Afdeling 1 Nummer 546 Publicatiedatum 3 juni 2016 Ingekomen op 1 juni 2016 Ingekomen onder J Te behandelen op 13/14 juli 2016 Onderwerp Motie van het lid Moorman inzake de Voorjaarsnota 2016 (nieuwkomersklassen expats). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449); Overwegende dat: — zowel het aantal kinderen van statushouders als van expats toeneemt in de stad; — deze kinderen beide gebruik kunnen maken van nieuwkomersklassen om de taal te leren en in te stromen in het reguliere onderwijs; — de nieuwkomersklassen af en toe wel kinderen trekken van expats, maar dat het grootste deel van de kinderen bestaat uit vluchtelingenkinderen:; — de bekendheid van nieuwkomersklassen bij expats beperkt is Van mening dat: — hinderen er profijt van hebben als ze samen opgroeien in de stad en dat het daarom goed zou zijn als vluchtelingenkinderen en kinderen van expats gezamenlijk onderwijs krijgen. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — een plan aan de raad voor te leggen hoe de beschikbaarheid van nieuwkomerklassen voor kinderen van expats beter onder de aandacht kan worden gebracht van de doelgroep en wat de financiële consequenties daarvan zijn; — dit plan voor de Begroting 2017 aan de raad voor te leggen. Het lid van de gemeenteraad M. Moorman 1
Motie
1
discard
% An Agenda vergadering Stadsdeelcommissie X Nieuw-West Commissiezaal Plein 40-45, nr. 1 X 4 oktober 2022 Start om 19.30 uur Vergadering Stadsdeelcommissie Voorzitter SDC: Pieter Nijhof Secretaris SDC: Karin Grent 1. Opening -Installatie tijdelijk stadsdeelcommissielid van Leerdam 2. Mededelingen 3. Insprekers 4. Mondelinge vragen 5. Adviesaanvraag Stedelijk Beleidskader Horeca en Terrassen 6. Adviesaanvraag Voorontwerpbestemmingsplannen Overschietraat 182 en 188 en Geluidszone Industrieterrein Schinkel 7. Adviesaanvraag Concept Verordening tot wijziging van bijlage 2 (taken) en 3 (bevoegdheden) inwerkingtreding Omgevingswet 8. Adviesaanvraag Concept Verordening Commissie Omgevingskwaliteit Amsterdam (2023) g. Presentatie Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting 10. Vaststellen vergaderschema Stadsdeelcommissie 2023 11. Ingekomen stukkenlijst 12. Vaststellen afsprakenlijst SDC 20 september 2022 13. Rondvraag 14. Sluiting Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via [email protected] Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
Agenda
1
train
X Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2014 Afdeling 1 Nummer 971 Publicatiedatum 19 november 2014 Ingekomen op 5 november 2014 Ingekomen onder 692’ Behandeld op 6 november 2014 Status Aangenomen Onderwerp Motie van de raadsleden de heer Ernsting, de heer Vroege en de heer Boldewijn inzake de begroting voor 2015 (touringcars). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de begroting voor 2015; Overwegende dat: — touringcars in het historische centrum van de stad voor overlast en onveiligheid zorgen vanwege het formaat en de onervarenheid van sommige (internationale) chauffeurs met het Amsterdamse verkeersbeeld; — er blijkens signalen uit de Duitse markt een toename te verwachten is van lijndiensten per touringcar; — het vigerende touringcarbeleid op diverse onderdelen niet voldoende is uitgewerkt of ingevuld; — blijkens de gebiedsagenda centrum 1012 behoefte is aan verdere regulering of terugdringing; — in veel grote internationale toeristische stadscentra meer beperkingen op touringcarverkeer gelden dan hier; — in de begroting gesteld wordt dat het aantal touringcars zal groeien en dat de gemeente het parkeren ervan reguleert; — ook het halteren en de routering verdere regulering behoeft, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — in 2015 de lacunes in het touringcarbeleid aan te vullen en quick-wins in te zetten om ongewenste groei en overlast op drukke binnenstadslocaties te voorkomen of terug te dringen; — het touringcarbeleid vervroegd te evalueren, uiterlijk in 2017; 1 Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nummer 971 Moti Datum 19 november 2014 otie — hierbij uit te gaan van de premisse dat er in de historische binnenstad minder gereden kilometers en halteplaatsen moeten komen en het touringcarverkeer moet worden teruggedrongen in dit deel van de stad door gebruik te maken van locaties, zoals het busplatform achter het Centraal Station. De leden van de gemeenteraad, Z.D. Ernsting J.S.A. Vroege H.B. Boldewijn 2
Motie
2
discard
Bezoekadres > Gemeente Bezoeka Amste rdam 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam Aan de leden van de gemeenteraad Datum 2 maart 2021 Behandeld door Jan Feenstra Bijlage - Onderwerp Beantwoording motie 1307 - Vóór minimumuurloon van 14 euro (TA2021-000055) Geachte leden van de raad, Bij de Begrotingsbehandeling 2021 heeft uw raad op 18 december 2020 motie 1307 aangenomen van de leden N.T. Bakker, De Fockert, Veldhuyzen, Taimounti en Heinhuis, waarin het college wordt gevraagd: "In navolging van de gemeenten Arnhem, Utrecht, Den Haag, Groningen, Nijmegen en Delft zich uit te spreken voor een verhoging van het minimumloon naar 14 euro per vur; = Door middel van een brief bij de regering aan te dringen op verhoging van het minimumloon naar 14 euro per vur; = Binnen VNG-verband in het kader van de onderhandelingen over de cao Gemeenten 2021 en verder zich hard te blijven maken voor een uurloon van minimaal 14 euro per vur. Met deze brief reageert het college op deze motie. Eerder bestuurlijk antwoord op dit onderwerp In juni 2020 hebben de leden Schreuders en De Fockert schriftelijke vragen ingediend over een leefbaar loon. Met deze vragen wilden de indieners in kaart brengen welke mogelijkheden er vanuit de gemeente Amsterdam zijn om mensen in kwetsbare inkomensposities te ondersteunen met een verhoging van het minimumuurloon naar bruto 14 euro. Op 1 juli 2020 hebben de FNV en een aantal inwoners van Amsterdam tijdens een demonstratie voor het stadshuis het college een petitie aangeboden en de gemeente opgeroepen zich in te zetten voor een minimumloon van €14 bruto per uur. Op beide zaken heeft het college in november 2020 gereageerd. Reactie college op motie Met de motie geven de indieners aan dat een verhoging van het wettelijk minimumloon naar (bruto) 14 euro per vur een noodzakelijke stap is op weg naar het eerlijker verdelen van de Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl. Gemeente Amsterdam Datum 2 maart 2021 Pagina 2 van 2 welvaart. De positie van het college inzake aanpassing van het minimumloon is al verwoord in de beantwoording van de eerder aangehaalde schriftelijke vragen en is in de kern dat: = het college voorstander is van verhoging van het wettelijk minimumloon, zodat mensen beter worden gewaardeerd voor het werk dat zij uitvoeren; = het college vindt dat met een hoger minimumloon de bestaanszekerheid beter wordt geborgd; = het vitgangspunt hierbij wel is dat bij verhoging van het wettelijk minimumloon de koppeling met het sociaal minimum in stand blijft. Actuele inzet Inmiddels is een lobby gestart voor het verhogen van het minimum loon. Samen met de G4- gemeenten ondertekent het college het sociaal stembusakkoord van de Landelijke Armoedecoalitie, waarin de regering onder andere wordt opgeroepen het minimumuurloon naar €14 te verhogen. Ook voert het college, samen met de andere leden van het College van Arbeidszaken van de VNG', gesprekken over de inzet van de cao-onderhandelingen voor 2021 en verder. Bij die onderhandelingen voor de eerstvolgende cao Gemeenten maakt het college zich hard voor het verhogen van het minimumuurloon naar € 14. Tot slot De huidige cao Gemeenten liep van 1 janvari 2019 tot 1 janvari 2021. De onderhandelingen over de cao Gemeenten 2021 en verder zijn 13 november jl. gestart en lopen nog. Zodra hierover meer bekend is, zal wethouder Meliani, als portefeuillehouder Personeelszaken, uw raad informeren. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en beschouw de motie als afgehandeld. Hoogachtend, Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, A eG / 1 ES Kelle Á n A \/ Re pn Rutger Groot Wassink Wethouder Sociale Zaken * Vereniging Nederlandse Gemeenten (vng.nl) is de organisatie die alle gemeenten in Nederland en de overzeese gebieden verbindt en als doel heeft lokale overheden te versterken, zodat gemeenten hun inwoners optimaal kunnen bedienen
Motie
2
train
2x Gemeente Amsterdam Raadsinformatiebrief > 4 Afdoening toezegging Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam Datum 7 oktober 2021 Portefeuille(s) Jeugdhulp Portefeuillehouder(s): Wethouder Kukenheim Behandeld door Dinie Steenbekkers [email protected]; OJZD bestuurszaken.ojzd@&amsterdam.nl Onderwerp Afdoening toezegging vit de commissievergadering ZJS van 24 juni 2021 TA2021-001081 Geachte leden van de gemeenteraad, In uw vergadering van 24 juni 2021 heb ik naar aanleiding van twee insprekers over jeugdzorg toegezegd u nader te informeren over de mogelijkheden voor mensen die niet tevreden zijn over jeugdzorg. Laat ik beginnen met te zeggen dat ontevredenheid over de gekregen hulp of hulpverlener leidt tot een onwenselijke situatie voor ouders en kinderen. Zij zijn in een kwetsbare situatie en willen goed geholpen worden en zich niet bezig hoeven houden met het uiten van onvrede. Ook wil niemand als een klager bekend staan of op die manier bejegend worden, maar ouders en kinderen willen wel dat hun onvrede serieus genomen wordt en over het algemeen wensen zij dat hulptrajecten en -relaties hersteld worden op een manier die aansluit bij hun situatie en mogelijkheden. Ouders kunnen ook bang zijn dat klagen nadelige gevolgen zal hebben voor hun kinderen of de hulp. Goede klachtbehandeling is dan ook belangrijk voor alle partijen; instellingen kunnen leren van klachten en voor ouders kan het vertrouwen in de hulpverlening hersteld worden. De jeugdhulp is een sector die heel directe en grote invloed kan hebben op levens. Eris relatief vaker sprake van gedwongen betrokkenheid of onderzoek door Gecertificeerde Instellingen, Veilig Thuis- organisaties en de Raad voor de Kinderbescherming. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat onvrede, wantrouwen, onbegrip en klachten vrijwel inherent zijn aan deze sector en de instellingen. Het behandelen van onvrede en klachten hoort dan ook bij de werkzaamheden van de instanties en de professionals. De kunst, en eigen aan professionals, is om daarbij de focus op de belangen van de kinderen te houden. Hetgeen bijzonder zwaar kan zijn wanneer geen sprake is van een constructieve familiale omgeving of zelfs van ondermijnend gedrag van ouders. Ouders die te maken krijgen met jeugdhulp vanuit een gedwongen kader (zoals een vithuisplaatsing of een beperking van een bezoekregeling) zien klagen vaak als enige weg om te laten zien dat ze goede ouders zijn die tot de laatste snik vechten voor hun kinderen en voor het herstel van de relatie met hun kind. De situatie waar ouders, kinderen en medewerkers van hulpinstellingen dan in terecht komen is voor iedereen onwenselijk. Het voorkomen ervan is een belangrijke opgave bij Gecertificeerde Instellingen. Bij gedwongen hulpverlening, bij vechtscheidingen en bij sommige vormen van psychiatrie is omgaan met deze onvrede onderdeel van het behandelplan. Onafhankelijke vertrouwenspersoon Het is niet altijd eenvoudig om bij een klacht of onvrede de juiste woorden te vinden of waar te beginnen. Om daaruit wijs te worden, om structuur aan te brengen en de goede stappen te nemen is er onpartijdige hulp voor ouders en kinderen. Volwassenen en kinderen kunnen met vragen of klachten naar een vertrouwenspersoon. Een vertrouwenspersoon kan meegaan naar gesprekken met een hulpverlener. Ook helpt hij of zij met het indienen van een klacht bij een klachtencommissie of bij het bezwaar maken bij de gemeente. Vertrouwenspersonen werken bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ). Het AKJ ondersteunt kinderen, jeugdigen en hun (pleeg)ouders of verzorgers met onafhankelijk vertrouwenswerk bij de uitoefening van hun rechten. Het AKJ is er voor cliënten die te maken hebben met jeugdhulp, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis-organisaties. Het onafhankelijke vertrouwenswerk heeft een wettelijke basis in de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het AKJ voert dit vertrouwenswerk landelijk uit in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hiernaast voert het AKJ vertrouwenswerk uit voor de Raad voor de Kinderbescherming. Gesprek Ik wil aankondigen dat ik in gesprek ga met ouders Gl, AKJ en anderen over de rol van de vertrouwenspersoon. Ik merk breder dat het gevoel van rechtsbescherming bij ouders ontbreekt, terwijl het in het belang is van het kind dat ouders en hulpverlening op een constructieve manier kunnen werken aan het voorkomen van een maatregel of werken aan herstel. De huidige positionering van de vertrouwenspersoon moet wellicht onderzocht worden en ook het gegeven dat deze nog beperkt wordt ingezet geeft te denken. Ik zal na dit gesprek aan de commissie vertellen hoe ik dit thema verder ga oppakken. Informele procedure Als een klacht binnenkomt bij de jeugdhulpinstelling, wordt persoonlijk contact opgenomen door de instelling met de klager om het verhaal achter de klacht te achterhalen. Op basis van dit gesprek zoeken medewerker en klager een passende vorm van klachtbehandeling. Het belang van de klager en de aard van de klacht zijn hierbij leidend. Er zal altijd eerst gekeken worden of een bemiddelingsgesprek (de informele fase) de lucht voldoende kan klaren om de hulpverlening weer voort te zetten. Deze informele klachtenprocedure betreft de behandeling van alle uitingen van onvrede die door de instantie intern worden behandeld. Denk hierbij aan een klachtgesprek tussen de cliënt en de professional of tussen de cliënt, de professional en de leidinggevende van de professional. De formele klachtenprocedure Mocht het zo zijn dat de informele procedure niet oplevert wat klagers hiervan verwachten dan staat de formele procedure tot hun beschikking (en klanten kunnen de informele procedure ook gewoon overslaan). In de wet staat de uitvoering van het klachtrecht beschreven, de procedure bij de klachtcommissie of klachtfunctionaris inclusief de opvolging hiervan door de instantie. De Jeugdwet De Jeugdwet stelt in artikel 4.2.1 lid 1 dat de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling een regeling treffen voor de behandeling van klachten. Deze betreffen gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder (zonder gezag), voogd of degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de jeugdige uitoefent of een pleegouder in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Zij brengen de regeling op passende wijze onder hun aandacht. Inspectie Volksgezondheid en Jeugd stelt een klachtenregeling als (een van de) eisen bij toelating van jeugdzorginstellingen, zij zegt hierover: “Elke zorgaanbieder moet een klachtenregeling hebben voor een laagdrempelige opvang en afhandeling van klachten, met als doel het bereiken van een zo bevredigend mogelijke oplossing van de klacht. U moet ervoor zorgen dat u patiënten begrijpelijk informeert over waar of bij wie zij met eventuele klachten terecht kunnen en op welke wijze deze worden behandeld. Bij ketenzorg waarbij meerdere zorgaanbieders betrokken zijn is een afgestemde behandeling van klachten verplicht. Er moet een onafhankelijk klachtenfunctionaris zijn. Deze functionaris geeft de klager op verzoek gratis advies over het indienen van een klacht en helpt bij het formuleren van de klacht en het onderzoeken van oplossingsmogelijkheden.” Het ministerie van Justitie en Veiligheid Op 18 mei jl. organiseerde het Ministerie van Justitie en Veiligheid samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een bijeenkomst over klacht- en tuchtprocedures in de jeugdzorg. Jeugdbescherming Amsterdam heeft al langer aangedrongen op een betere stroomlijning van klacht- en tuchtprocedures in de jeugdzorg. Op de bijeenkomst is besloten dat het AKJ de opdracht krijgt om een stroomschema te maken waarmee mensen in de jeugdhulp beter voorgelicht worden over de te bewandelen wegen na de formele klachtafhandeling door de instelling. Dit lijkt klein, maar is een belangrijke stap omdat er veel wegen openstaan voor cliënten, er zijn namelijk diverse plekken om een klacht neer te leggen. Zo heeft Jeugdbescherming Amsterdam uitgerekend dat zij 14 toezichthoudende instanties kent waar cliënten klachten neerleggen. Het is cliënten ook niet altijd duidelijk welke route het beste helpt. Een stroomschema kan dan helpen om de juiste route te kiezen als de klachtprocedure van de instelling niet het probleem heeft opgelost. Ombudsman De Kinderombudsman is tweedelijns klachtenafhandeling. Zo kunnen cliënten die ontevreden zijn over de afhandeling van hun klacht door de instelling dit laten bekijken door de Kinderombudsman. De Kinderombudsman wordt vaak ook in een eerder stadium betrokken bij een klacht, zij kijkt dan of bemiddeling zou kunnen helpen of dat zij de klachtprocedure door de instelling toch afwacht. Gemeente Amsterdam Vanwege privacy voorschriften heb ik geen inzage in persoonlijke dossiers en kan ik niet ingaan op persoonlijke situaties, hoe schrijnend vaak ook. Ik zorg dat, als er op mij of op de gemeente een beroep wordt gedaan om in te grijpen, de persoon wordt doorverwezen naar de juiste instelling. Het is voor de gemeente belangrijk om te weten hoe jongeren, kinderen en ouders de jeugdhulp en het jeugdstelsel ervaren. Jaarlijks organiseert de gemeente een Cliëntervaringsmonitor waarvan de uitkomsten te zien zijn in de bestuursrapportages. Ik hecht aan gesprekken die worden gevoerd met organisaties die het cliëntperspectief goed kennen (AKJ en Jeugdplatform) en het delen van signalen en ervaringen van cliënten met jeugdhulp. De gemeente monitort klachten en bezwaarschriften die binnenkomen bij de gemeente en bij de tweedelijns klachtafhandeling van de gemeentelijke Kinderombudsman. Maar ook in de overleggen met de ingekochte jeugdhulpaanbieders worden signalen opgehaald om jeugdhulp te kunnen verbeteren. Aandacht voor klachten hoort bij het streven naar een kwalitatief hoogstaand aanbod voor de (specialistische) jeugdhulp, een aanbod dat aansluit bij de behoeften. In het kader van kwaliteitstoezicht nemen instellingen een hoofdstuk over klachtafhandeling op in hun jaarverslag, dit is onderwerp van het gesprek van de gemeente met de instelling. Als mensen een klacht hebben, zijn er dus vier stappen die zij kunnen zetten. Het doel is steeds om de klacht naar tevredenheid op te lossen en de vertrouwenspersoon kan bij iedere stap helpen en bij de gesprekken aanwezig zijn. Stap 1: Gesprek met medewerker zelf Stap 2: Gesprek met leidinggevende van de medewerker Wanneer de informele afhandeling geen soelaas biedt en de klacht niet naar tevredenheid is opgelost dan ligt de formele —in de wet vastgelegde- procedure voor de hand, daarvoor schrijven mensen een brief aan de onafhankelijke klachtcommissie en worden door deze commissie gehoord. Als ouders het niet eens zijn met uitspraken van de rechter (zoals een vithuisplaatsing of beperking van de ouderlijke macht) kunnen zij in beroep gaan tegen de uitspraak bij de Rechtbank, daarvoor dienen zij een advocaat in te schakelen. Stap 3: Klachtafhandeling door de klachtcommissie Stap 4: Tweedelijnsklachtafhandeling door de Kinderombudsman Altijd zal geprobeerd worden om te leren van klachten en om de focus op de veiligheid en de hulp voor de kinderen te behouden. Ik hoop v voldoende te hebben geïnformeerd en beschouw mijn toezegging hiermee afgedaan. Met vriendelijke groet, go Simone Kukenheim Wethouder Jeugd
Brief
4
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 746 Publicatiedatum 7 augustus 2015 Ingekomen onder BK Ingekomen op donderdag 2 juli 2015 Behandeld op donderdag 2 juli 2015 Status aangenomen Onderwerp Motie van het raadslid mevrouw Moorman inzake de samenwerkingsafspraken op hoofdlijnen tussen huurders, corporaties en gemeente (uitwerkingen voorleggen). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de samenwerkingsafspraken op hoofdlijnen tussen huurders, corporaties en gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 644); Constaterende dat: - het college, gezien het belang van de afspraken, terecht deze expliciet ter instemming voorlegt aan de gemeenteraad; -__de samenwerkingsafspraken echter op hoofdlijnen zijn en veel afspraken nog nader uitgewerkt moeten worden, zoals bijvoorbeeld het vangnet bij tijdelijke contracten, de objectieve meetlat voor basiskwaliteit, de financiële afspraken, de afspraken over energiebesparing en het woonlastenakkoord. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: alle nog nader uit te weken afspraken ter instemming voor te leggen aan de gemeenteraad alvorens tot uitvoering over te gaan. Het lid van de gemeenteraad M. Moorman 1
Motie
1
discard
Bijlage: Inventarisatie wandkunst ‘onder de aandacht’ Adres Stads- Categorie Type gevaar Meer informatie deel (1 =hoogste = Top, (1= schade, 2= Waardevol, 2= mogelijke sloop, 3= Behoudenswaard) | 3= opslag ) geen status schade conditie. Mogelijk gevaar door leegstand / herbestemming Anton Waldorpstr go NW v/d Behoudenswaard | Mogelijke sloop Project loopt, voormalige kerk wordt geen status Weijden (project loopt) omgebouwd tot woningen. Geen oplossing voor glas- kunstwerk (matige conditie) Burg. De VlugtIn 125 NW Op de Top Mogelijke sloop Broedplaats De Vlugt wordt geen status Laak (wanneer?) opgeheven en gebouw wordt mogelijk gesloopt. Muur met kunstwerk zou opgenomen moeten worden in plannen geen status (project loopt) keramische panelen herplaatsen op Jacob Geelbuurt nieuwbouw, aandacht gewenst. Project loopt Meeren Vaart 290 (2x) | NW Smit Waardevol en Mogelijke sloop Project in voorbereiding. Gebouw geen status Behoudenswaard (project loopt) wordt gesloopt en kunstwerken zouden in nieuwbouwplannen moeten worden opgenomen. Demonteren en herplaatsen betrekkelijk eenvoudig Van Moerkerkenstr 17 NW Wong Lun | Top Mogelijke sloop Locatie in beeld voor woningbouw. geen status Hing project Geuzenveld | Keramisch reliëf/ behoud muur zou moeten worden opgenomen in plannen Jan de Louterstraat go, | NW Op de Top Mogelijke sloop Project Geuzenveld, kunstwerk valt Slotermeerlaan Laak Geuzenveld binnen projectgebied (Ongenae) Jan Tooropstr 647 NW Horn Top Mogelijke sloop Project Jan Evertsenstraat-West. geen status Jan Evertsenstr- Kunstwerk valt binnen projectgebied: West locatie GVB wordt mogelijk verplaatst, dan sloop/nieuwbouw. Ontwikkelingen nog onzeker. Wandschildering in matige conditie Naaldwijkstraat, NW Onbekend | Waardevol Mogelijke sloop Project Delflandpleinbuurt, kunstwerk Honselersdijkstraat serie reliëfs Delflandpleinbuurt | valt binnen projectgebied geen status Groezestraat De Punt Noord binnen projectgebied geen status O — Schipluidenlin 14 J. v/d Waardevol Opslag Glasappliquéê staat al jaren opgeslagen opslag/ geen status Broek (bij Atelier 7o, Amsterdam), herplaatsing zeer gewenst. 2 initiatieven die werk willen herplaatsen, tijdpad echter onduidelijk a AN opslag/ geen status Kunstwacht in Delft). Herplaatsing gewenst, mogelijk op nieuwbouw / kavel Lelylaan De Boelelaan 1105 Zuid Haanstra Top Mogelijke sloop Sloop + nieuwbouw. UvA krijgt geen status nieuwbouw aan ‘overkant’, huidige locatie krijgt sportbestemming. Ingewikkelde casus, gaat om 7 muren. Planning nog onduidelijk. Project Zuidas Elandstraat 175 Centr Groeneste | NTB Schade Bijzondere sgraffito is verstopt (achter geen status ijn kluisjes), kleine schade op div. plekken. Herplaatsing kluisjes en restauratie gewenst monument Grote(re) restauratie gewenst Kattenburgerstraat 7 Centr Klingers Top Mogelijke sloop Marineterrein in ontwikkeling, niet geen status zeker wat met dit gebouw/kunstwerk gaat gebeuren. Als gebouwtje gesloopt moet worden, dan kunstwerk/muur in situ behouden en/of herplaatsen elders op terrein geen status hek in definitieve plannen weg. Heemschut is in gesprek voor herbestemming Marnixstraat 212 Centr _| Verhulst Top Schade Kunstwerk aan gevel zijde kade / geen status Eigenaar Liander Marnixgarage. Liander is eigenaar van pand en heeft onder enige druk een offerte opgevraagd voor het herstel van het kunstwerk (schade) O-— Singel 548 Centr K. Appel Top Opslag Enorme glaswand van zeer bekende opslag/ geen status kunstenaar ligt opgeslagen (in depot ABN AMRO, Amstelveen), bank wil werk graag herplaatst zien. Begeleiding / betrokkenheid gemeente gewenst opslag/ geen status Herplaatsing gewenst, geen/weinig restauratie benodigd G. vander Veenstrgg | Oost Sjollema Waardevol Schade Wandschildering in school heeft monument schade en is vuil. Verder verval ligt op de loer: restaureren en/of beschermende maatregelen? Mauritskade 63 Oost Paulides Behoudenswaard | Schade Wandschilderingen in kelder. Ruimte gewenst, geen pro eigenaar monument in bibliotheek worden steeds slechter door blootstelling aan regen en wind opslag/ geen status door HvA, Bunnik). Herplaatsing gewenst, enorme muur nodig en tijd/geld om puzzel van houten delen te ‘maken’ O — Wibautstraat 1-3 Oost C. Karsten | Top Opslag Werk ligt in de opslag (opgeslagen opslag/ geen status door HvA, Bunnik). Herplaatsing gewenst, zeer uitzonderlijk kunstwerk maar onduidelijk of alle onderdelen Ckartelwand’) nog bestaan. Scheidingswand kan alleen binnen geen status Restauratie noodzakelijk Jan van Galenstr 9 West Stautham | Waardevol Mogelijke sloop Herontwikkeling Food Center (BPD), geen status er (project loopt) gebouw wordt gesloopt. Herplaatsing reliëf op zelfde plek / in zelfde gebied is wenselijk Krelis Louwensstr / West o.a. Horn Top Mogelijke sloop Project Entree Gulden Winckel, Sara Burgerhartstraat Entree Gulden kunstwerk valt binnen projectgebied monumenten Winckel Jan Evertsenstraat West o.a. Waardevol Mogelijke sloop Project Jan Evertsenstraat-West, NS fn OOS mee projectgebied geen status Sixhaven / kunstwerk valt mogelijk binnen Overhoeks projectgebied geen status Sixhaven / binnen projectgebied Overhoeks O — Loenermark 780 Noord | v{dBroek | Top Opslag Kunstwerk ligt opgeslagen bij de opslag/ geen status Kunstwacht in Delft. Herplaatsing gewenst, mogelijk op nieuwbouw / kavel Lelylaan. Restauratie werk en reconstructie 1 paneel nodig Rhôneweg 44 West- | v/dBroek [ NTB Mogelijke sloop Toekomst pand onduidelijk, mogelijk geen status poort herbestemming. Ruimte(s) word(en) nu verhuurd Inventarisatie uitgevoerd door historicus Norman Vervat i.s.m. Monumenten en Archeologie (maart / april 2020) In opdracht van Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie
Motie
3
discard
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Juridisch kader voor het gemeentelijke handelingsperspectief bij de verwerking van private sensorgegevens in de openbare ruimte Onderzoek in opdracht van de gemeente Amsterdam Ed ES UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Gemeentelijke grip op private sensoren Juridisch kader voor het gemeentelijke handelingsperspectief bij de verwerking van private sensorgegevens in de openbare ruimte Onderzoek in opdracht van de gemeente Amsterdam December 2022 Mr. dr. H.L. Janssen Mr. LW. Verboeket Mr. A. Meiring Mr. dr. J.V.J. van Hoboken Prof. mr. M.M.M. van Eechoud Prof. mr. J.E. van den Brink Prof. mr. R. Ortlep Dr. B. Bodó Untverssteit van Amsterdam Instituut voor Informatierecht Afdeling Publiekrecht, sectie Staats- en bestuursrecht Cin Dit rapport valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internatonaal-licente. Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Managementsamenvatting Context van het onderzoek Private partijen verzamelen informatie met behulp van sensoren over het gedrag van personen in de openbare ruimte. Bij sensoren gaat het niet alleen om camera’s, maar ook bijvoorbeeld om sensoren die verkeersbewegingen tellen, intelligente reclameborden of wift-trackers. Bedrijven winnen gegevens in de openbare ruimte doorgaans tn voor commerciële doeleinden, zoals reclamedoeleinden of wifi-tracking tn winkelgebieden om het aantal passanten te tellen. Er zijn ook private partijen die sensoren inzetten voor onderzoeksdoeleinden, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS). Wanneer private partijen voortdurend en op grote schaal informatie verzamelen kan dit gevolgen hebben voor fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op privacy, het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht niet zonder toestemming geprofileerd te worden. Dit kan problematisch zijn, omdat private sensoren in de openbare ruimte voor burgers niet altijd zichtbaar zijn en omdat vaak niet duidelijk ts hoe lang of met welk doel gegevens worden verzameld en met wie ze verder worden gedeeld. Het Amsterdamse college van burgemeester en wethouders heeft daarom in zijn stedelijke beleidskader aangegeven vast te willen houden aan zijn uitgangspunt dat tedereen in Amsterdam het recht heeft op respect voor zijn of haar privéleven en dat iedereen zich onbespied in de openbare ruimte moet kunnen bewegen. Dezelfde private sensorgegevens kunnen tegelijkertijd echter ook informatief zijn voor de gemeente en dienstbaar zijn bij de uitvoering van publieke taken, zoals bij de bevordering van de bereikbaarheid, fysieke veiligheid en leefbaarheid tn de stad. Bedrijven stellen deze gegevens echter niet zomaar beschikbaar, omdat ze bijvoorbeeld vrezen dat de gemeente met deze zogenoemde business-to- government gegevensdeling (hierna: B2G-gegevensdeling) een inbreuk zou kunnen maken op het gegevensbeschermingsrecht of hun eigen bedrijfsgeheimen en intellectuele eigendomsrechten. Er kunnen ook andere redenen aan een weigering ten grondslag liggen, zoals het verlies van controle en zeggenschap over wat er gebeurt met de gegevens of economische overwegingen. Een specifiek wettelijk kader dat B2G- gegevensdeling reguleert is op dit moment miet voorhanden. Dit creëert rechtsonzekerheid over de toelaatbaarheid en voorwaarden bij B2G-gegevensdeling. De EU-wetgever bereidt een Dataverordening voor die ruimte laat voor nationale regulering rondom B2G-gegevensdeling, maar een meer specifiek materieel-normatief kader met heldere voorwaarden voor B2G-gegevensdeling lijkt daarin nog niet te zijn uitgekristalliseerd. De gemeente vroeg de Universiteit van Amsterdam om een inventariserend advies over hoe zij bestaande juridische instrumenten (zoals overeenkomsten, subsidies, vergunningen, maar bijvoorbeeld ook gemeentelijke verordeningen) zou kunnen inzetten om de fundamentele rechten van burgers in de openbare ruimte beter te kunnen beschermen. Daarnaast verzocht de gemeente de Untverstteit van Amsterdam om een inventariserend advies over de vraag of en hoe de gemeente de eerdergenoemde juridische instrumenten kan inzetten om, indten en voor zover dat nodig is, B2G-gegevensdeling te kunnen laten plaatsvinden ten behoeve van een betere vervulling van de gemeentelijke publieke taak en voor verdere deling ten behoeve van innovatedoeleinden van andere professionele parten die actief zijn binnen de gemeente. In dit onderzoeksrapport analyseren we het toepasselijke juridisch kader bij verwerkingen van sensorgegevens door prtvate partijen over het gedrag van mensen in de openbare ruimte en adviseren we de gemeente over de wijze waarop zij de gemeentelijke juridische instrumenten zou kunnen inzetten om de naleving van de fundamentele rechten te verbeteren. Daarnaast analyseren we het juridisch kader rondom B2G-gegevensdeling en adviseren we hoe de gemeente de eerdergenoemde juridische instrumenten zou kunnen toepassen om, waar dat nodig is, vaker B2G-gegevensdeling te kunnen laten plaatsvinden ten behoeve van een betere vervulling van de gemeentelijke publieke taak en ten behoeve van innovatiedoeleinden van andere professionele partijen die actief zijn binnen de gemeente. De adviezen 1 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens steunen op juridisch onderzoek en op semigestructureerde interviews met medewerkers van de gemeente Amsterdam en van bedrijven die actief zijn tn de gemeente Amsterdam. Bevindingen en adviezen voor een betere bescherming van fundamentele rechten © Beperkte regelgevende rol voor de gemeente Uit de analyse van de Grondwet, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unite (hierna: EU-Handvest), alsook de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) komt naar voren dat de gemeente in beginsel geen rol toekomt bij de aanpassing van het wetgevend kader met betrekking tot de naleving van de fundamentele rechten door private partijen tn de openbare ruimte; die rol is weggeleed voor de formele wetgever. Dat wil niet zeggen dat de gemeente in het geheel geen rol toekomt. Zo geeft de gemeentelijke Verordening meldingsplicht sensoren een eigentijdse invulling aan de AVG. Wij geven hierna een aantal inventariserende adviezen die gemeente zouden kunnen helpen bij een betere naleving van deze rechten door private partijen die sensoren in de openbare ruimte plaatsen en beheren. © De Verordening meldingsplicht sensoren biedt een beperkte verbetering van de bescherming van fundamentele rechten Beter geïnformeerde burgers kunnen op basis van registraties tn het sensorenregister bij de betreffende partij nagaan of, waar en welke persoonsgegevens over hen worden verwerkt en zich daartegen zo nodig verzetten bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) die (hoge) boetes kan uitdelen. Als middel tot verbetering van de naleving van de fundamentele rechten kan het sensorenregister een beperkte verbetering voor de naleving van de fundamentele rechten met zich meebrengen. De doeltreffendheid van het register hangt immers niet alleen samen met de handhaving en het onderhoud ervan; de effectiviteit ervan lijkt ook af te hangen van de bereidheid van burgers zelf tot het uitoefenen van hun betrokkenenrechten. In dat verband verdient het overwegen van steun (subsidiëring) aan initiatieven die collectieve actie initiëren op basis van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna: WAMCA) aanbeveling. Belangenorgantsaties kunnen dergelijke acties voor indtviduen op touw zetten; gemeenten kunnen overwegen belangenorgantsaties die zich toeleggen op kwesties die zich voordoen in gemeentelijke context steunen. e Breng de Verordening meldingsplicht sensoren, de meldingsplicht en Det meldformulier actief onder de aandacht Voor de naleving van de verplichtingen die de Verordening meldingsplicht sensoren oplegt is het van belang dat de Verordening, de meldingsplicht en de link naar het meldingsformulier gemakkelijk toegankelijk en vindbaar zijn voor private partijen, zodat zij precies weten wat van hen wordt verwacht. Actief beleid voor bewustwording en het wijzen op reeds bestaande wettelijke verplichtingen (zoals de AVG die geldt indien en voor zover de sensor persoonsgegevens verwerkt) kan bijdragen aan de naleving. © Ondersteun organisaties die collectieve uitoefening van de AVG-betrokkenenverzoeken mogelijk willen maken Individuele betrokkenenverzoeken, ook indien gebaseerd op het sensorenregister, kosten vaak tijd en vereisen kennis en aandacht, maar leggen doorgaans niet de meer precieze verwerkingspraktijk van organisaties bloot. De individuele verzoeken en de antwoorden van verwerkingsverantwoordelijken daarop leiden tn de praktijk nauwelijks tot bruikbare inzichten of tot betere naleving van het gegevensbeschermingsrecht. Gelet hierop zou de gemeente kunnen overwegen subsidies te verstrekken aan NGO’ of organisaties tn het maatschappelijk middenveld met expertise op het terrein van de AVG, die betrokkenenverzoeken vanuit een collectief perspectief kunnen coördineren. Recente ervaringen tonen aan dat betrokkenenrechten effectiever kunnen zijn als ze op collectieve schaal worden uitgeoefend. Indien een NGO (of een andere ad hoe ingerichte organisatie die dat op een ú Gemeentelijke grip op private sensorgegevens legitieme wijze kan coördineren) een groot aantal betrokkenenverzoeken en antwoorden van verwerkingsverantwoordelijken kan analyseren, kan zij de werkelijke omgang met persoonsgegevens door een bepaalde verwerkingsverantwoordelijke blootleggen. Vervolgens kan zij gebleken miet- naleving van de AVG (of van andere wetgeving) door de betreffende verwerkingsverantwoordelijke aan de kaak stellen. Betrokkenenverzoeken kunnen uiteraard ook worden gericht aan publiekrechtelijke verwerkingsverantwoordelijken, maar tn dit rapport staan private verwerkingsverantwoordelijken centraal. e Laat onderzoeken hoe de naleving en handhaving van sensorenregisters Ran worden verbeterd Op dit moment kan de gemeente Amsterdam de verplichtingen die voortvloeten uit de Verordening meldingsplicht sensoren bestuursrechtelijk handhaven door middel van het opleggen van een last onder bestuursdwang of onder dwangsom. Naast Amsterdam zijn meer gemeenten bezig met het opzetten van een sensorenregister. Aandacht voor de naleving en handhaving op nationaal niveau kan helpen bij de bewustwording van ‘meldingsplichtge’ partijen. De gemeente Amsterdam kan, samen met andere gemeenten die waarschijnlijk met vergelijkbare vragen en onzekerheden rondom de naleving en handhaving zullen moeten omgaan, doot wetenschappers en/of de regering en haar adviesorganen laten onderzoeken of naleving en handhaving op landelijk ntveau zou kunnen bijdragen aan de verbetering van de naleving. © Zoek binnen het bestaande wettelijk Rader ruimte om te experimenteren De inzet van vrijwel alle bestuurlijke instrumenten vereist proportonalkteit van de eisen met betrekking tot de naleving van de mensenrechten, indien de gemeente dergelijke etsen wil opnemen als voorwaarde voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een vergunning. Daarnaast vereist de inzet van die instrumenten een duidelijk en nauw verband tussen die eisen en het achterliggende doel van de inzet van het instrument (connexiteit). Daarbij geldt meer algemeen dat de drempels voor het opleggen van eisen met betrekking tot de naleving van de fundamentele rechten lager zijn dan voor het opleggen van eisen met betrekking tot B2G-gegevensdeling. De gemeente dient het opleggen van eventuele etsen met betrekking tot het naleven van de fundamentele rechten op weloverwogen wijze te doen. Zij zou daarbij niet bang moeten zijn om te experimenteren. Hier kan ‘rven/atory sandboxing wellicht mogelijkheden bieden om te verkennen welke ruimte bestaat. Of en welke experimenteerrutmte bestaat is niet op voorhand te zeggen, aangezien deze ruimte sterk context-gebonden ís. Bevindingen en adviezen voor B2G-gegevensdeling en het delen van gegevens met derden e _B2G-gegevensverwerking die raakt aan fundamentele rechten moet op een specifieke wettelijke grondslag berusten B2G-gegevensdelingen en gemeentelijke verwerking van de uit die B2G-deling verkregen gegevens die kunnen raken aan de fundamentele rechten (waaronder gegevens-beschermingsrechten) van burgers of rechten van bedrijven, kunnen alleen plaatsvinden als voor de gegevensverwerking een spectfieke wettelijke grondslag bestaat. Daarnaast laat de analyse van de Awb en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zien dat de gemeente weinig ruimte toekomt om zonder wettelijke grondslag bedrijven tot een B2G-gegevensdeling te verplichten op basis van een publiekrechtelijk instrument, zoals een vergunning of subsidie. Privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen een basis voor B2G- gegevensdeling bieden indien bij de deling geen persoonsgegevens of andere fundamentele rechten betrokken zijn en de B2G-gegevensdeling proportioneel ts ten opzichte van het onderwerp van de overeenkomst. Hier geldt dat publiekrechtelijke wegen naar een B2G-gegevensdeling niet onaanvaardbaar mogen worden doorkruist door een privaatrechtelijke overeenkomst. Voor zover de gemeente op basis van een wettelijke grondslag een private partij de opdracht geeft een gegevensbestand op te maken waarin zich geen persoonsgegevens bevinden, maar waarbij wel tt Gemeentelijke grip op private sensorgegevens persoonsgegevens werden gebruikt om het bestand te creëren, treedt de gemeente voor het betreffende bestand op als verwerkingsverantwoordelijke tn de zin van de AVG. In alle andere gevallen moet de gemeente op basis van de gemeentelijke bevoegdheid en de specifieke feiten en omstandigheden nagaan of zij verwerkingsverantwoordelijke ts ten aanzien van het betreffende gegevensbestand. © Bij het verder delen van gegevens moeten rechten en belangen die gemoeid zijn met de gegevens worden gerespecteerd Gemeenten lijken soms de overtuiging te hebben dat gegevens verzameld in de openbare ruimte het karakter van een publiek goed hebben en daarmee “van ons allemaal” zijn, mits het geen persoonsgegevens betreft. Vanutt die optiek bestaat dan soms de wens om zoveel mogelijk gegevens open te stellen, bijvoorbeeld met het oog op het aanjagen van innovatie bij bedrijven en ondernemers binnen de eigen gemeente. Gemeenten moeten bij het openstellen van gegevens echter steeds rekening houden met de intellectuele eigendomsrechten en de handelsgehetmen die op de gegevens kunnen rusten. Bij B2G-gegevensdeling ts een palet aan wetten relevant, waaronder de Databankenwet, de Wet bescherming bedrijfsgeheimen, de Wet open overheid, de Richtlijn open data en de Wet hergebruik van overheidsinformatie. In het algemeen komt naar voren dat B2G-gegevensdeling en het verder delen van de gegevens met derden tn beginsel niet onmogelijk ts, maar dat telkens na moet worden gegaan of de bescherming van de betrokken rechten en belangen op passende wijze worden gerespecteerd. Dit kan erg complex zijn voor de gemeente, omdat niet zeker is of zij de relevante wetten op juiste wijze toepast en specialistische kennis daarvoor nodig kan zijn. © Onderzoek of en waar nieuwe wettelijke grondslagen voor B2G-gegevensdeling noodzakelijk zijn Zonder specifieke wettelijke grondslag bieden de besproken (concept-)wetgeving en bestuurlijke instrumenten de gemeente een beperkt handelingsperspectief voor het verplichten tot B2G- gegevensdeling. Vrijwillige B2G-gegevensdeling ts eveneens aan beperkingen onderworpen zodra bij een B2G-gegevensdeling fundamentele rechten kunnen worden geraakt of wanneer bij de deling persoonsgegevens worden verwerkt. Wanneer de gemeente het aantal situaties waarin zij bedrijven kan verplichten tot B2G-gegevensdeling zou willen uitbreiden, dan kan zij zowel de Europese als de nationale wetgever aansporen wetgeving tot stand te brengen. De gemeente kan onderzoek (laten) verrichten naar wetgeving die op dit moment al mogelijkheden biedt voor B2G-gegevensdeling. Zo bevat bijvoorbeeld artikel 30c van de Wet personenvervoer 2000 (hierna: Wp) een opening voor het mogelijk maken van een specifieke B2G-gegevensdeling. De gemeente zou bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat kunnen aandringen op uitvoering van deze bepaling. Daarnaast kan de gemeente (laten) onderzoeken of dergelijke openingen in andere wettelijke bepalingen voorhanden zijn of (laten) onderzoeken bij welke wettelijke bepalingen een dergelijke opening noodzakelijk zou zijn. De wetgever zou, indien hij die handschoen oppakt, zoveel mogelijk moeten voorkomen dat een gefragmenteerd beeld ontstaat van situaties waarin B2G-gegevensdeling wel of niet is toegestaan. Voor zover de huidige wetgeving geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of B2G-gegevensdeling in een bepaald geval wel of niet toelaatbaar is, kan de gemeente overwegen over te gaan tot “regulatory sandboxing’, waarbij zij een gecontroleerde testomgeving creëert om te onderzoeken of een bepaalde wet voor een specifieke B2G-gegevensdeling openingen biedt (of zou moeten bieden) en op welke wijze de betrokken rechten en belangen kunnen worden geborgd. © Dring gezamenlijk aan op verduidelijking van het wetgevend kader voor B2G-gegevensdeling in de Dataverordening Meer rechtszekerheid rondom B2G-gegevensdeling 1s, gelet op enerzijds de groetende belangstelling voor B2G-gegevensdeling en anderzijds de rechten, belangen en machtsverhoudingen die met B2G- gegevensdeling gemoeid kunnen zijn, urgent en noodzakelijk. De concept-Dataverordening laat ruimte voor de nationale wetgever om wetgeving tot stand te brengen waarmee private partijen kunnen worden verplicht tot het delen van gegevens, maar legt in de huidige versie (nog) geen kader met materiële tv Gemeentelijke grip op private sensorgegevens normen en beginselen vast voor een wetsconfotrme, maatschappelijk aanvaardbare en succesvolle B2G- gegevensdeling, dat de machtsverschillen tussen de publieke sector en globaal opererende bedrijven zoveel mogelijk mitigeert. De gemeente Amsterdam zou in samenwerking met andere gemeenten (in Nederland en met gelijkgestemde gemeenten tn de EU) kunnen overwegen de namens Nederland onderhandelende departementen en leden van het Europees Parlement te wijzen op de noodzaak van een meer uitgewerkt juridisch-normatief kader dat meer rechtszekerheid kan bieden. Uit de publieksconsultatie van de concept-Dataverordening kwam overigens naar voren dat de industrie geen voorstander ts van bindende regels rond het delen van B2G-gegevens en dat het standpunt van de Nederlandse regering over verplichte B2G-gegevensdeling dat 1n Brussel wordt uitgedragen, tot nu toe terughoudend ís. Ook op rijksniveau constateren we terughoudendheid als het gaat om de regierol van de minster van Infrastructuur en Waterstaat op het gebied van B2G-gegevensdeling. © Zoek binnen het bestaande wettelijk Rader ruimte om te experimenteren De inzet van vrijwel alle bestuurlijke instrumenten vereist zoals gezegd proportonaliteit van de eisen met betrekking tot het verzamelen en/of delen van private sensorgegevens, indien de gemeente dergelijke eisen wil opnemen als voorwaarde voor bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Daarnaast vereist de inzet van de instrumenten een dutdelijk en nauw verband tussen die etsen en het achterliggende doel van de inzet van het instrument (connexitett). Bij de inzet van publiekrechtelijke instrumenten om prtvate organisaties te verplichten tot B2G-gegevensdeling is, zoals eerder aangegeven, een wettelijke grondslag noodzakelijk. De gemeente dient, gelet op de vereiste proportionaliteit, connexiteit en de noodzaak van een specifieke wettelijke grondslag, het opleggen van eventuele etsen met betrekking tot het verzamelen en/of delen van private sensorgegevens op weloverwogen wijze te doen, maar ook hier zou zij ntet bang moeten zijn om te experimenteren. Ook bij deze experimenten kan ‘regulatory sandboxing’ wellicht mogelijkheden bieden. De interviews met bedrijfsmedewerkers wijzen tmmers uit dat niet alleen bilateraal, maar ook unilateraal ingrijpen tot positieve ervaringen voor zowel de gemeente als private partijen kan leiden. e Gebruik naast de DPLA het LAMA voor het inschatten van risico's bij B2G-gegevensdeling Voor de beoordeling of zich risico’s voor de fundamentele rechten voordoen bij een voorgenomen B2G-gegevensdeling waarin tevens persoonsgegevens worden verwerkt, zal de gemeente mogelijk een Data Protection Impact Assessment (hierna: DPIA) moeten verrichten. Zij zou daarnaast kunnen overwegen het Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmes (hierna: TAMA) te gebruiken. Het IAMA sluit in opzet aan bij de DPIA. Het TAMA onderzoekt echter niet alleen risico’s voor de verwerking van persoonsgegevens en privacy, maar biedt ook zicht op tisico’s voor andere grondrechten. Het LAMA ts erop gericht overheden tn staat te stellen tn het ontwerp- en ontwikkelstadium van een voornemen tot B2G-gegevensdeling na te gaan of deze gegevens conform het fundamenteelrechtelijk kader kunnen worden verwerkt. Het TAMA beoogt een praktisch toepassingskader te bieden. Het legt uit hoe de gemeente kan nagaan of het gebruik van een bepaalde verwerking tegen de achtergrond van het fundamenteelrechtelijk kader noodzakelijk, evenredig en subsidiatr 1s en geeft voorbeelden van maatregelen om restrisico’s te mitigeren. v Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Municipal control over private sensor data Summary Context of this study Private parties gather information about people's behaviour in public spaces by using several different types of sensors. Sensors include not only cameras, but also, for example, sensors that count trafic movements, intelligent billboards or wift-trackers. Companies typically collect data tn public spaces for marketung or commercial purposes, such as advertising purposes or wifi-tracking in shopping areas to count the number of pedestrians in these areas. There are also private parties that deploy sensors for research purposes, such as the Central Bureau of Statistics (hereinafter CBS). Where private parties collect information continuously and at scale, fundamental tights and freedoms might be affected, such as one’s tight to privacy, the right to protection of one’s personal data and the right not to be proftled without one’s consent. The use of sensors tn public spaces can be problematic because these sensors may not always be visible to citizens. Moreover, it may not be clear how long or for what purpose data ts collected and stored, how this data may be processed, or with whom tt is further shared. ‘The municipality of Amsterdam has therefore indicated ín tts urban policy framework that tt ams to stick to tts basic principle that everyone tn Amsterdam has the right to respect for their private life and that everyone should be able to move unobserved tn public space. Meanwhile, the same private sensor data can be informative for the municipality, and assist the municipality with better informed performances of tts public tasks, such as in promoting accessibility of the municipality’s public spaces, of people's physical safety, or citizens’ lveability in the city. However, compantes do not stmply make this data available because they fear, for instance, that sharing thetr data might infringe data protection law, or risk infringements of their own trade secrets and intellectual property rights with this so-called business-to-government data sharing (hereinafter B2G data sharing). Also other reasons might underlie a refusal, such as loss of control over what happens to the data, or economic considerattons. A specific legal framework regulating B2G data sharing ts currently not in place. ‘This might create legal uncertainty about the permissibility and conditions according to which B2G data sharing 1s legally compliant. The EU legislator ís preparing a Data Act that may leave room for national regulation concerning B2G data sharing, but a more specific substantive-normattve framework with clear conditions for B2G data sharing has so far not yet occurred 1n the forthcoming Data Act. It ts within this context that the municipality of Amsterdam has asked the University of Amsterdam for an inventory advice on how the municipality could use existing administrative instruments (such as agreements, subsidies, permits, but also municipal regulations) to better protect the fundamental rights of citizens tn public spaces. In addition, the muntctpaltty asked the University of Amsterdam for an inventory advice on whether and how the municipality could deploy the aforementoned administrative instruments to allow B2G data sharing, if and to the extent necessary, for better performance of the municipal public task and for further sharing for innovation purposes of other professional parties acttve within the city of Amsterdam. In this research report, we analyse the applicable legal framework for private parties that are processing sensor data about people's behaviour in public spaces, and advise the munictpality on how it could use its administrative instruments to tmprtove the protection of fundamental rights. In addition, we analyse the current and forthcoming legal framework surrounding B2G data sharing, and advise how the municipality could apply the aforementioned administrative instruments to allow, where the municipality deems this necessary, more frequent B2G data sharing, for the better performance of the muntctpal public vi Gemeentelijke grip op private sensorgegevens task and for innovaton purposes of other professional parties operating within the municipality. The findings are based on legal research and semt-structured interviews with employees of the Amsterdam municipality and companies actve in the Amsterdam municipality. Findings and advice to improve fundamental rights protection in public spaces © Limited regulatory role for the municipality From the analysis of the Dutch Consttutton, the European Conventon on Human Rights and Fundamental Freedoms (hereinafter: ECHR) and the Charter of Fundamental Rights of the European Union (hereinafter: EU Charter), as well as the General Data Protection Regulaton (hereinafter: GDPR), tt emerges that, in principle, the municipality ts not entitled to any role tn adaptung the legislattve framework regarding a private party’s compliance with fundamental rights tn public spaces; that role ís reserved for the formal legislator (4e, the parliament which passes an Act of Parliament). ‘This does not mean that the municipality is not entitled to any role at all. Below, we provide some exemplar policy measures that could help muntcipalittes with tmproving a private party’s compliance with these rights whenever they capture data about huma behaviour by way of sensors in public spaces. © Sensor notification ordinance mieht potentially contribute to the protection of fundamental rights As of October 2021, the munictpality of Amsterdam obliges by way of tts so-called sensor notificaton ordinance all organisations, including private parties deploying sensors in public spaces, to register thetr sensors in a publicly accessible sensor register. Citizens can access the register and check whether and where a party collects personal data about them. Where necessary, citizens can exercise their data rights under the GDPR against the data controller, or object to that processing of their personal data with the Data Protection Authority (hereinafter: DPA), which can tssue (high) fines. As a means of tmproving compliance with fundamental rights, the sensor notification ordinance might bring about a limited improvement for fundamental rights compliance by prtvate parties processing personal data via sensors. Indeed, the effectiveness of the register ts not only dependent on being enforced and maintained by the municipality, tts effectiveness also seems to be contingent on the willingness of citizens themselves to exercise their data subjects’ rights. In that context, considering support (by way of subventon) for inittattves instigating collectve actions based on the Dutch Mass Tort Claims Settlement Act tn Collectve Action (hereinafter: WAMCA) ts a path we advise the municipality to consider supporting. Interest groups may initiate such actons for individuals, municipalities may consider supportng interest groups dedicated to 1ssues arising tn municipal contexts. © Bring the Amsterdam sensor notification ordinance and its obligations to the attention of private parties Actve awareness-raising polictes can contribute to compliance. For compliance with the obligations tmposed by the muntctpality’s ordinance, tt is tmportant that the ordinance, the notificatton obligaton and particularly the link to the notification form are easily found and made accessible to private parties, so that they know exactly what ts expected of them. © Support organisations wishing to enable collective exercises of GDPR's data subjects” rights Individual data subject requests, also those based on the sensor register, often take tme and require knowledge and attention, but usually do not reveal the more precise data processing practices of private organisations that could inform data subjects more accurately about how “their” personal data 1s dealt with. Moreover, in practice, indtvidual requests and data controller responses to these requests hardly lead to useful insights or better compliance with data protection law. Here, the municipality could consider subsidising NGOs or civil society organisations with expertise in the field of the GDPR and data rights exercises. ‘These organisatons could coordinate data subjects’ requests from a collective perspective. Recent expertences have shown that collective exercises of data rights can be more vit Gemeentelijke grip op private sensorgegevens effectuve. Whenever an organisation that can legitumately and reltably coordinate such collective rights exercises can analyse a large number of data subjects’ requests and responses from data controllers, tt might be able to uncover the handling of personal data by a specific controller more accurately. It can then bring any proven non-compliance with the GDPR (or other legislation) by the data controller to the attention of data subjects, the DPA and/or the public at large. © Commission or conduct research on improvement of compliance and enforcement of the sensor registration obligation Currently, the munictpaltty of Amsterdam can enforce the obligattons arising from the ordinance under administrattve law by imposing an administrative enforcement order or administrative fine. Besides Amsterdam, other municipalties are also establishing sensor registers. An effective approach regarding compliance and enforcement with the local registers at national regulatory level can further help raise awareness among those to whom the registration obligattons apply. The municipality of Amsterdam, together with other mumicipalities that may have to answer similar questons and uncertainties around compliance with and enforcement of thetr sensor registers, could consider to commisston researchers and/or request the government and tts advisory bodtes to investigate how compliance and enforcement with current and forthcoming sensor registries could be tmproved. © Try and experiment with the administrative instruments within the existing legal framework The deployment of almost all administrative instruments requires conditions atming at fostering fundamental rights compliance to be proportonate, tf the muntctpaltty wants to include such requirements as a condition for obtaining, for instance, a permit. In addition, the deployment of the administrattve instruments requires a clear and close link between those fundamental rights condittons on one hand, and the underlying purpose of the deployment of the instrument on the other. Note, however, that the thresholds for imposing conditions relating to compliance with fundamental rights are generally lower than for imposing requirements relating to B2G data sharing (see below). The municipality should impose any requirements regarding fundamental rights compliance as a conditon in a careful manner. In doing so, the municipality should not be afraid to try and experiment; here, “reenlatory sandboxing might offer opportunities to explore what scope for such conditions would exist. Whether and what space for such experiments will exist cannot be said in advance, as such space usually depends on the specific context. Findings and advice on B2G data sharing and sharing with third parties e _B2G data sharing affecting fandamental rights must have a basis in a formal lam B2G data sharing that potentally affects fundamental tights, including data protection tights, can in principle only occur whenever a formal legal basis (4e, an Act of Parliament) for that B2G data sharing exists. The analysts of the Dutch General Administrative Law Act and the general administrattve law principles of good administration demonstrates that municipalities have little room to oblige businesses to share data tn a B2G data sharing relattonship whenever a formal legal basis ts absent. Private law agreements (usually contract-based) can provide a basis for B2G data sharing, but this applies only under the conditions that the sharing does not involve the processing of personal data nor affects any other fundamental rights, and that the B2G data sharing is proportionate to the subject matter of the agreement. Here, it must be noted that public law arrangements for B2G data sharing cannot be unacceptably thwarted by a private law agreement. Moreover, tnsofar as the municipality instructs a prtvate party, based on a law, to create a data (le that does not contain personal data, but where personal data were processed to create that file, the municipality kkely acts as a data controller within the meaning of the GDPR for the file tn question. In other situattons, the municipality must carefully determine whether it acts as a data controller with regard to the data files it receives from B2G data sharing — vilt Gemeentelijke grip op private sensorgegevens which may be derived from the munictpality’s competence, and the specific facts and circumstances of the data sharing. e Any further sharing of data with third parties must respect the rights and interests pertaining to the data Muntcipaltties might be convinced that data collected tn public space ts a public good, and therefore belongs to “all of us” (provided tt is not personal data). From this perspective, a muntcipality’s desire might exist to open up and share as much data as possible, with a view to, for instance, boostng innovaton among companies and entrepreneurs within the city. However, when opening up and sharing data that was received through B2G data sharing, municipalities should comply with intellectual property zights and trade secrets that may rest on that data. Several different laws apply to B2G data sharing and to onward sharing of that data with third parties. These laws include the Databases Act, the Trade Secrets Protection Act, the Open Government Act, the Open Data Directive and the Reuse of Public Sector Information Act. In general, it emerges that B2G data sharing and further sharing with third parties is tn principle not impossible, but each sharing with third parties requtres a municipaltty’s careful checking of whether the protecton of the rights and interests pertaining to the data are appropriately respected, tin compliance with existing legal obligatons. This can be very complex for the municipality, as the municipality might not be certain whether the relevant laws are correctly applied. À legal specialtst’s expertise may be necessary. © Explore whether and where new legal bases for B2G data sharing are deermmed necessary Without any basis in an Act of Parliament, legislation and the use of administrative instruments might offer mumictpaltties a limited perspective for obligatory B2G data sharing. Voluntary B2G data sharing ts also subject to restrictions whenever fundamental tights are affected tn B2G data sharing, arrangements or where personal data is processed. If the munictpality would like to expand the number of situations in which tt can oblige companies to share B2G data, it may consider urging both European and national legislators to create legal bases fur such sharing. The muntctpality could examine whether currently existing legislation already provides opportunities for B2G data sharing. For example, section 30c of the Dutch Passenger Transport Act 2000 contatns a proviston for implementing specific B2G data sharing obligations. As this provision has so far not been implemented, the muntctpality could encourage the Minister of Infrastructure and Water Management to use that provision. In addition, the municipality could (commission research to) investigate whether such openings are available tn other laws, or (commisston research to) investigate tn which legal provisions such an opening should be created. Whenever the legislator (by way of an Act of Parliament) indeed decides to create new legal bases, it should avotd creating a patchwork of situations in which B2G data sharing ís (or ts not) allowed. To the extent that current legislation does not provide an unambiguous answer to the question of whether B2G data sharing ts or 1s not permissible in a particular situation, the municipality could consider regulatory sandboxing, whereby it creates a controlled test environment to investigate whether a particular law offers (or should offer) openings for a specific B2G data sharing and how the rights and interests involved can be safeguarded. © _ Jointly push for clarification of the legislative framework for B2G data sbaring in the forthcoming EU Data Act Greater legal certainty around B2G data sharing ts urgent and necessary, given the growing interest tn B2G data sharing on the one hand, and the tights, interests and power relattons pertaining to B2G data sharing on the other. The forthcoming EU Data Act leaves space for national legislators to enact legislation that could oblige private parties to share data, but the current version this draft Act does not (yet) contain a framework of conditions, standards and principles for lawful, socially acceptable and successful B2G data sharing that mitigates, as much as possible, the power differences between the public sector and (globally operating) companies. ‘The muntctpaltty of Amsterdam could, in cooperation Ix Gemeentelijke grip op private sensorgegevens with other municipalitties (in the Netherlands and with like-minded munictpalittes across the EU), consider drawing the attention of the ministry of Economic Affairs negotiaung on behalf of the Netherlands and members of the European Parliament to the need for a more elaborate legal-normative framework, that can provide more legal certatnty for B2G data sharing. Incidentally, the public consultatton on the forthcoming Data Act revealed that the industry is not tn favour of binding rules. with regard to B2G data sharing, and that the Dutch government's positton on mandatory B2G data sharing expressed in Brussels has so far been reticent. At the national level, we also noted a reluctance when tt comes to the steering role of the minister of Infrastructure and Water Management with regard to B2G data sharing. © Try and experiment with the administrative instruments within the existing legal framework As mentioned, the deployment of almost all admintstratve legal instruments necessitates proportionality of a munictpality’s requirements relating to the collectton and/or sharing of pttvate sensor data, if the muntctpalitty wants to include such requtrements as a condition for granting, for instance, a licence. In additton, the deployment of the instruments requires a clear and close relationship between those requirements and the underlying purpose of the deployment of the instrument. When deploying public law instruments to oblige private organisations to share B2G data, a legal basis 1s necessary. Considering the required proportionality, the presence of a close relationship and the need for a formal law (te, an Act of Parliament), the municipality should carefully consider imposing any requirement regarding the collection and/or sharing of private sensor data, but again, it should not be afraid to experiment. Regulatory sandboxing might also tn B2G data sharing contexts offer opportunities for such experiments. Indeed, interviews with company officials indicate that not only bilateral, but also untlateral intervention can lead to positive experiences for both the municipality and private parties in B2G data sharing relations. © In addition to the DPLA, use the LAMA to assess risks in B2G data sharing To assess whether risks to fundamental rights artse from a proposed B2G data sharing relation that also processes personal data, the municipality may have to conduct a Data Protection Impact Assessment (DPIA). We advise the municipality to addttionally use the Dutch Fundamental Rights and Algorithms Impact Assessment (hereafter: FRAIA). The FRAIA is similar in concept to the DPIA. However, the FRAIA not only examines risks to the processing of personal data and privacy, but also provides insight into risks to other fundamental rights. ‘The FRAIA atms to enable governments at the design and development stage of a B2G data-sharing intention, to assess whether such data can be processed tn accordance with the fundamental rights framework. ‘The FRAIA aims to provide a practical application framework. It explains how the municipality can verify whether the use of a given processing against the background of the fundamental rights framework is necessary, proportionate and subsidiary, and provides examples of measures to mitigate residual risks. X Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Inhoudsopgave MANAGEMENTSAMENVATTING nnen oonenensneernensnnsenrensennsensnserensnnnsnensnenrssnnnnsnnnseerrssnnnsnnnnseeel 1.1 _ CONTEXT EN PROBLEEMDUIDING onsen onseenneenenseensersnnsseeneensnseenneennnevendeenenveendeennnveenserenvereneenenven Ù 1.2 _ ONDERZOEKSVRAAG usus onssvensneerenenevenenereenennereenensenenenneesvennnereensnnenenseesenenneveevendenreneevnenenne vennen de 1.3 _ DOELSTELLING, OPZET EN REIKWIJDTE onno onneneonnveneerennsvenneersveenneensveenneensvvernneensveendennnveerdnnnveer enne LA 1.5 _ TERMEN ….nnnsvennsnsrensenseneneneensenrreneessenennervensennnsnnnsenenenneveensnenrnenevensseneveenennnrevnenveareneeveenenenereneenn Ó 1.5.1 Openbare ruimte... soennnennvenenseensnveenverensversnneenverenseeneernnsvenseernnsvenneernnnveneersnveereere Ó 1.5.2 Gedigitaliseerde openbare ruimte … anssen nee vensennsvenseernnevenseern svenn venvveneersn vereen Ö 1.5.3 SENSOren ….uuunsssarenseersnnnservensnneerensarenenservensnnneervendsernnnnervensnnervensnerennendeersnevvensnnervensneenenn Ö 2 DE GEMEENTE ALS KADERSTELLENDE PARTIJ IN DE OPENBARE RUIMTE … en. 10 2.1 DE ROL VAN DE GEMEENTE IN DE GEDIGITALISEERDE OPENBARE RUIMTE nasa svenneerenseeneerenveenseersnveenenne LÔ 2.11 Politiek-economische context … … ennen veen snonsverenseenseersnnvenseerenvenseersnvvenvverrv voeren 1Û 2.1.2 Huidige gemeentelijke praktijk met B2G-gegevensdeling … … … nnen veneeenneenneeeen Î2 2.1.3 Onzichtbaar voor burgers …… anssen svenn vern eeenseernveensvers svenn venveersversveersverenveersveeens Î3 2.2 _ GEMEENTELIJKE ROLLEN BIJ SENSOREN IN DE OPENBARE RUIMTE anus onnvennserensveneerenneenseersnveenseerenveenenn 1 3.1 JURIDISCH KADER VOOR PRIVATE PARTIJEN uses on snenneeronuvennnerrenseenneensnseenseensveendeennnnvendeennveendeennvveenvenee LD 3.11 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) … ann anneonseveneennvenvenreenvereee 15 3.1.2 Vrij verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens … nn enssenevennverenversverenveervvene Î8 3.2 _ JURIDISCH KADER BIJ HET GEMEENTELIJK HANDELINGSPERSPECTIEF … sana svenneersnseenneennnvenneernveenveennvveervenee 18 3.2.1 Grondwet, EVRM en EU-Handvest van de grondrechten………….onsseenvannvereneennveren 19 3.2.2 Algemene Verordening Gegevensbescherming … neen onseerenseensverveneensverenveensverenene 24 3.2.3 Al-Verordening .……...ennsvenseovenern eveneens verenseensn svenn sens veenseensnveerseennveerseevenveerveersv veer 3Û 3.24 Databankenwet en auteursrecht … ennen onnsseeevensvereseense eren seensverevervenseenveensverenveernn 3Í 3.2.5 Wet bescherming bedrijfsgeheimen ……….enneenvennevenveneenseenseennvenveenveenveenvenveerennernen IÀ 3.2.6 Wet open overheid. … annees onnvenneersn seren eeenseerenneensn seen seensveeenveensverenveensverenvensverens II 3.2.7 Richtlijn open data en de Wet hergebruik van overheidsinformatie … ennen. 34 3.2.8 Datagovernanceverordening … ve onseesrenseenseernsvensversseensversnevensversneensversnveersverens JD 3.2.9 Concept-Dataverordening..… senseo vennvereneeensversnsvenseeennnvenvernveensversveenvers verven. JO 3.3 BESTUURLIJKE INSTRUMENTEN VOOR GEMEENTELIJKE STURING OP PRIVATE SENSORGEGEVENS neee. 39 3.3.1 Inleiding en aanpak. … vennen veen nvenneeern eveneens eens vennseenneernveensversnveensverenvversverens IÔ 3.3.2 Publiekrechtelijke instrumenten …… ns enssseennvennverseenseersnseensvernnevenversneerveersn veer ÂÛ 3.3.3 Privaatrechtelijke instrumenten … ns onsseeennvennverenseenseerssvenseernnnvvenversnvvensvers veer ÂÓ 3.34 Soft law-instrumenten … …..…envenven veen eeenvennvenseenseenseensvenveenveervennvenveervennvenseerseerseersvenveenn B 4 BEVINDINGEN EN AANBEVELINGEN nn een ooonneenensersnnennorsnserensnnnnnnnnereensennsenrnne D3 4,1 BETERE BESCHERMING VAN DE FUNDAMENTELE RECHTEN nnn anneeronuveneerennnveneerenvenseerenssenseerenvnereneeenene D3 4,11 Knelpunten .….…..nnonvsrnnenvenserneeensversnseenseeennnseevsneendseenseernnseenneersnveensevenveensversnveersverens OI 4,1.2 Aanbevelingen … …..unennssennverenennn eveneens veren seensverenevennverendeenseerenveensverevervenveenvversverenene DÂ 4.2 _B2G-GEGEVENSDELING EN GEGEVENSDELING MET DERDEN ……ss ensen onnenserennsersnseneenenneenenenneveensenerreveerne DÓ 4,21 Knelpunten... vennen enveneennneeenseennnveenverensverenseensversnseeneernnveensvernsvenversveereersn voeren DÛ 4,2.2 Aanbevelingen … onvoor neevenersneeennversnvereneersn svenn vens seenseersnsvenseeenveensverennvensverenveersn DT Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 5 ACHTERGROND BIJ DE INTERVIEWS nan ooooenrnsenrsssnrenssensenssenrensssnrensssnrensmserenrnenrens OÛ 6 GERAADPLEEGDE BRONNEN none oennnenrrsoerssnsenresnnrrresnrrsesnsrrsesnsorsesernssnsnorrsnsnrrnen O1 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 1 Inleiding 1.1 Contexten probleemduiding Het Amsterdams stedelijk beleidskader stelt dat “tedereen in Amsterdam het recht [heeft] op respect voor zijn of haar privéleven” en dat “voor iedereen in Amsterdam het uitgangspunt geldt dat zij zich onbespied en anontem (moeten) kunnen bewegen in de openbare ruimte”! Dit uitgangspunt staat echter onder druk. Deze druk wordt in toenemende mate veroorzaakt door het feit dat naast de gemeente ook bedrijven, prtvate onderzoeksinstellingen en andere private organisaties steeds meer, steeds grootschaliger en voor de burger veelal onopgemerkt gegevens inwinnen in en over de openbare ruimte? Dit kan geschieden met behulp van diverse sensoren, zoals wifi-tracking, automated number plate recognition (hierna: ANPR)} drones of camera’s die zich bijvoorbeeld tn reclameschermen bevinden.” Private parujen hebben informatierechten: binnen de geldende wettelijke kaders zijn zij vrij om informatie in de openbare ruimte te verzamelen. Informatieverzameling helpt hen bij het nastreven en vervullen van diverse legitieme doeleinden. Zij zijn om uiteenlopende redenen en afhankelijk van de sector waarin ze opereren gemotiveerd om gegevens over menselijk gedrag in de openbare ruimte te verzamelen en te gebruiken. Sommige private onderzoeksinstellingen, zoals het CBS, gebruiken sensoren in de openbare ruimte voor statistische onderzoeksdoeleinden. Bedrijven kunnen commerciële, economische of marktgeoriënteerde belangen hebben bij het gebruik van sensoren tn de openbare ruimte. Zo kunnen sensoren in digitale reclameschermen die oogbewegingen van personen volgen die langs die reclameborden lopen, voor een bedrijf waardevolle feedback over een advertentie opleveren. Informatie verkregen met sensoren kan bedrijven informeren over het efficiënter en zuiniger gebruik van middelen en mensen bij het verlenen van diensten — eveneens een belangrijke drijfveer voor bedrijven, zeker als zij in een zeer competitieve markt opereren” Wift-trackers kunnen een bedrijf informeren over drukte op een bepaalde plaats of aangeven waar een persoon woont en werkt. Met die informatie kan het bedrijf dienstverlening of reclame nauwgezet afstemmen. Soms gebruiken private partijen sensoren om de (fysieke) veiligheid in en om het eigen gebouw te bewaken. Wanneer de inzet van sensoren voortdurend, onopgemerkt, en/of op grote schaal plaatsvindt, kan dit gevolgen hebben voor de rechten en vrijheden van burgers en voor hun vertrouwen tin publieke en prtvate actoren in de openbare ruimte, temeer omdat private sensoren voor burgers vaak onopgemerkt worden verwerkt en omdat er geen ‘alternatieve’ openbare ruimte beschikbaar 1s waar deze private monitoring niet plaatsvindt. Fundamentele rechten zoals prtvacy, menselijke waardigheid, de vrijheid van meningsuiting en het recht op gegevensbescherming kunnen met deze gegevensverwerkingen met behulp van sensoren in de openbare ruimte onder druk komen te staan. In antwoord hierop wil het college van 1 Gemeente Amsterdam, Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens door de gemeente Amsterdam, 25 september 2018. 2 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (hierna: WRR), Opgave AL, De nieuwe systeemtechnologie (2021) p. 428. De WRR spreekt over een ‘wildgroei’ van allerlei sensoren in de openbare ruimte. 3 L. Fang, Debt collectors fight privacy advocates over limits for automated licence plate readers’, The Intercept (8 me1 2015); 'T. Marsic en K. Bego, When billboards stare back. How cities can reclaim the digital public space (ma 2022), Nesta rapport; Marsic & Bego wijzen er in hun rapport op ook in de openbare ruimte van Amsterdam een incassobedrijf actief was dat ANPR gebruikte om wanbetalers met behulp van kentekens op te traceren. 4 De gemeente Amsterdam heeft deze vorm van (heimelijk) cameragebruik tn reclameschermen in 2017 verboden, zie Raadsbesluit van 18 december 2017 van de gemeente Amsterdam waarin Amendementen 1121 en 1122 bij het Programma van Eisen inzake reclame 1n het metronetwerk werden aangenomen en waarbij werd besloten dat de installatie en het gebruik van camera's, sensoren en andere apparaten die op enige wijze inbreuk kunnen maken op de privacy van reizigers bij reclame-uitingen niet is toegestaan. 5 E. Baumer, Toward human-centred algorithm design’ (2017) Big Data & Society 4(2), p. 1. 6 Groep Gegevensbescherming Artikel 29, Advies 1/2015 over vraagstukken betreffende privacy en gegevensbescherming in verband met het gebruik van drones’ (WP 231 van 16 juni 2015); M. Heezen, D. Louwers en E. Riestra, Smart City? Graag. Maar dan wel met bewuste burgers! Rapport Platform 31 (Den Haag, jun1 2018); Marsic & Bego 2022. 1 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens betrekking hebben, beter beschermen. Dezelfde verzameling van sensorgegevens door private partijen tn de openbare ruimte moet volgens het Amsterdamse college van burgemeester en wethouders zoveel mogelijk dienstbaar zijn aan degenen op wie de gegevens betrekking hebben. Deze personen zouden volgens het college meer zeggenschap moeten krijgen over gegevensverzamelingen die op hen betrekking hebben.” In deze context ziet de gemeente® gegevensverwerking door private partijen met behulp van sensoren in de openbare ruimte dan ook miet enkel als een bedreiging. Private sensoren en de gegevens die daarmee worden gegenereerd kunnen volgens haar ook dienstbaar zijn aan de stad, omdat ze inzichten kunnen bieden die behulpzaam kunnen zijn bij de uitvoering van haar publieke taken. In de interviews met gemeentemedewerkers die in het kader van dit rapport werden afgenomen, werden concrete voorbeelden genoemd van situaties waarin B2G- gegevensdeling ten behoeve van publieke taken waarbij bereikbaarheid, fysieke veiligheid, leefbaarheid en comfort een rol spelen, erg nuttig zou kunnen zijn. Gemeentelijke crrowdmanagers gaven aan dat een integraal beeld van bezoekersstromen essentieel is voor het treffen van adequate maatregelen om de (toenemende) drukte in de stad te kunnen monitoren en te beheersen. Naast informatie uit de eigen bronnen, waaronder het Crowd Monitoring Systeem Amsterdam is er ook een behoefte aan aanvullende informatie van bijvoorbeeld openbaar vervoerders (over de in- en uitstroom van en naar stations), digitale reis- en routeplanners en andere partijen die druktegegevens over de openbare ruimte verzamelen.” Medewerkers op het gebied van Smart Mobility wezen op hun beurt op de waarde van gebruikersgegevens van deelvervoerplatforms. Wanneer de gemeente immers weet waar veelvuldig gebruik wordt gemaakt van deelvervoer, kan zij strategische stallingsplaatsen bouwen en autoluwe straten creëren. Gegevensdeling kan volgens de gemeente ook meerdere kanten op werken: zo ontvangt de gemeentelijke verkeerscentrale gegevens van de navigatie-app Waze over verwachte files en ongelukken en wordt informatie van de verkeersleiding over weg- en tunnelafsluitingen weer gedeeld met Waze.!? Ten slotte ziet de gemeente kansen in het delen van private sensorgegevens met andere (derde) private partijen die professioneel actief zijn binnen de gemeentegrenzen en die de sensorgegevens kunnen gebruiken ter verbetering van hun producten en/of diensten (innovatie). Verder kunnen de met private sensoren gegenereerde gegevens de gemeente helpen bij het sneller bepalen welke schaarse publieke middelen op welke plaats moeten worden ingezet. Daarnaast kunnen deze gegevens volgens de gemeente, wanneer zij deze deelt met partijen die professioneel of commercieel actief zijn in de stad, dienstbaar zijn aan innovatie binnen de gemeente! Waardevolle gegevens over het gedrag van personen in de openbare ruimte zijn veelal in handen van commerciële bedrijven, die vaak meer weten over openbare ruimten dan de gemeente zelf. Google, TomTom, parkeergarages of winkeliers met camera’s aan de buttenmuur die (deels) gericht zijn op de openbare ruimte weten bijvoorbeeld hoe druk het op bepaalde plaatsen is, terwijl vervoersbedrijven een indicatie kunnen geven van aantallen passagiers die onderweg zijn naar of in de stad.!? Informatie over de mate waarin en de wijze waarop bedrijven hun sensorgegevens over menselijk gedrag tn de openbare ruimte verzamelen en verwerken, en/of hun informatie delen met de gemeente, ís op dit moment beperkt. Dat kan problematisch zijn, omdat burgers belang hebben bij kennis over de redenen waarom de sensorgegevens met betrekking tot bijvoorbeeld hun gedrag worden verzameld of 7 Tada-principes Gemeente Amsterdam, zie https:/ /www.amsterdam.nl/innovatie/ digitalisering-technologie/data/ tada- waarden/ en zie Datastrategie Gemeente Amsterdam. Amsterdamse zelfbeschikking over data 2021 — 2022 (januari 2021), p. 12. 8 Met ‘gemeente’ bedoelen we, afhankelijk van de bevoegdheidstoebedeling, het college van burgemeester en wethouders, de gemeenteraad of de publiekrechtelijke rechtspersoon. 9 Voor haar webapplicatie druktebeeld.amsterdam.nl koopt de gemeente geaggregeerde locatiegegevens in van Resono, een partij die mobtele locatiegegevens van verschillende apps ontvangt in het geval gebruikers van de apps toestemming hebben gegeven dat die gegevens met derden (Resono) worden gedeeld. 10 https://smartmobilitymra.nl/gemeente-amsterdam-google-maps-waze/ 1 Datastrategie gemeente Amsterdam. Amsterdamse Zelfbeschikking over data 2021 — 2022, p. 18. 12 Datastrategie Gemeente Amsterdam, p. 18. 2 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens omdat de gemeente met meer accurate informatie over de openbare ruimte beter geïnformeerde beleidskeuzes kan maken. Informatie verkregen uit gegevens vertegenwoordigt economische waarde. Kennis over gegevens geeft organisaties doorgaans macht en controle over die economische waarde, met name wanneer de gegevens en informatie daarover in exclusief bezit van een organisatie blijven. Daarnaast stelt kennis over en het (exclusieve) bezit van gegevens organisaties in staat het gedrag van personen en organisaties te beïnvloeden. Omdat het (exclusieve) bezit van en kennis over gegevens organisaties een machtspositie geven, lijken veel bedrijven tot op heden niet zomaar bereid hun gegevens ter beschikking te stellen voor (her)gebruik door de lokale overheid en/of voor verdere verwerking door andere (private) partijen! Gemeenten kunnen bedrijven en andere organisaties met hun bestuurlijke instrumentarium niet zonder meer dwingen tot het afstaan van gegevens. Vaak staan juridisch beschermde rechten van bedrijven en personen wier gegevens het betreft in de weg aan gegevensdeling met de gemeente. Zo kunnen persoonsgegevens of gegevens waar handelsgeheimen of intellectuele eigendomsrechten op rusten door prtvate partijen niet zomaar worden gedeeld met anderen. Grotere gegevensbestanden zijn doorgaans kostbaar, omdat deze van grote economische waarde kunnen zijn en omdat er kosten verbonden zijn aan de verwerkingsslag die nodig ts voordat de gegevens bruikbaar zijn voor de gemeente. !* Het alternatief voor informatieverkrijging via B2G-gegevensdeling!s zou zijn dat gemeenten meer eigen sensoren in de openbare ruimte installeren. Hiervoor is echter expertise en dure of specialistische apparatuur en kennis nodig.!é De gemeente vraagt zich gelet op deze beperkingen af tn hoeverre zij op basis van het bestaande, haar toebedeelde juridisch instrumentarium kan bewerkstelligen dat gegevens van private partijen via B2G- gegevensdeling!” toegankelijk en bruikbaar kunnen worden gemaakt voor de gemeente (en voor andere professionele partijen die actief zijn in de gemeente). Daarbij plaatsen wij overigens uitdrukkelijk de kanttekening dat de gemeente miet uit ts op toegang tot alle private sensorgegevens die in de openbare ruimte worden vergaard. In dit rapport wordt geïnventariseerd welke juridische instrumenten (zoals overeenkomsten, subsidies, vergunningen en gemeentelijke verordeningen) de gemeente tot haar beschikking heeft om de fundamentele rechten van burgers meer effectief te beschermen tegen de verzameling van gegevens tn en over openbare ruimten met behulp van sensoren, die worden beheerd en gecontroleerd door private actoren.!® Daarnaast wordt geïnventariseerd welke juridische instrumenten de gemeente zou kunnen inzetten om toegang te verkrijgen tot en gebruik te kunnen maken van (informatie geëxtraheerd uit) private sensorgegevens, zodat de gemeente haar publieke taken meer evidence-based en eficiënter kan uitvoeren!’ of zodat zij die informatie kan delen met andere professionele partijen die actief zijn binnen de gemeente ten behoeve van het aanjagen van innovatie. Overigens moet worden afgewacht of de gemeente de verwachtung van beter geïnformeerd beleid op basis van de verkregen informatie daadwerkelijk kan waarmaken.” 13 Dit werd bevestigd in de interviews met diverse medewerkers bij bedrijven en bij de gemeente. Zie ook hoofdstuk 2. 14 M. Heezen, D. Louwerse en E. Riedstra (Platform 31) Smart city? Graag. Maar dan wel met bewuste burgers! Rapport juni 2018, p. 22. 15 High-Level Expert group on Business-to-Government Data Sharing. Europese Commissie Towards a European Strategy on Business-to Government Data Sharing for the Public Interest. Final report (2020), HEC Paris Research Paper, No. LAW-2020-1394. 16 Idem, p. 17-18. 7 High-Level Expert Group on Business-to-Government Data Sharing European Commission, Towards a European Strategy on Business-To-Government Data Sharing for the Public Interest. Final report (2020), HEC Paris Research Paper No. LAW-2020- 1394, 18 Zie voor typen sensoren $1.5.3. 19 Geonovum. Verkenning Publiek Gebruik Data van Derden (tapport, 27 me1 2021). 20 Dit rapport laat verder in het midden of de gemeente daarin slaagt of zal slagen. Over de legitimiteit van het sturen met gegevens door publieke actoren tn het algemeen wordt thans veel discussie gevoerd, zie onder meer Raad voor het Openbaar Bestuur, Sturen of gestuurd worden? Over de legitimiteit van sturen met data, Adwiesrapport (mei 2021); M. Bovens & S. Zouridis, ‘From street-level to system-level bureaucracies: How information and communication technology is transforming administrative discretion and constitutional control’ (2002) Public Administration Review 62(2) 174; M. Veale & L. Brass, Administration by algonthm? Public management meets public sector machine learning. In: M. Veale & I. Brass 3 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 1.2 Onderzoeksvraag Teneinde de hiervoor geschetste problematiek te analyseren, hebben wij de volgende hoofdonderzoeks- vraag en deelvragen geformuleerd: Wat zijn voor de gemeente Amsterdam de juridische mogelijkheden om ten aanzien van de verzameling en het gebruik van gegevens (waaronder persoonsgegevens) die worden vergaard met behulp van sensoren door private partijen in de openbare ruimte, aanvullende voorwaarden te stellen? Dit met het oog op: deelvraag (t) het beter beschermen van de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens betrekking hebben; en deelvraag (11) het belang van de gemeente om ten behoeve van de uitvoering van haar publieke taken — en tn het verlengde daarvan, het belang van andere in de stad opererende organisaties, zoals prtvate onderzoeksinstellingen of ondernemers actief binnen de gemeente — toegang te verkrijgen tot (informatie over) sensorgegevens die door private partijen werden verkregen tn de openbare ruimte, opdat zij die gegevens kunnen gebruiken voor de verwezenlijking van publieke doeleinden. De deelvragen brengen een zeker spanningsveld met zich mee. Enerzijds wil de gemeente de fundamentele rechten van burgers beter beschermen tegen de verzameling van sensorgegevens door private partijen, terwijl de wens van de gemeente om tn bepaalde gevallen toegang te krijgen tot private sensorgegevens de fundamentele rechten van burgers mogelijk kan raken. Gemeentelijke verwerking kan daarnaast mogelijk nadelige gevolgen hebben voor de rechten en belangen van private partijen wier sensorgegevens door de gemeente mogelijk zouden worden gedeeld met andere bedrijven en organisaties die actief zijn binnen de gemeente. Het verder delen kan tmmers risico’s voor de bedrijfsgeheimen of intellectuele eigendomsrechten (die tevens worden aangemerkt als fundamentele rechten in het EU-Handvest) met zich meebrengen voor de partijen die deze gegevens bezitten. 1.3 Doelstelling, opzet en reikwijdte Het doel van het rapport is het inventariseren van het juridisch kader met betrekking tot (t) het handelingsperspectief van de gemeente voor een (betere) borging van fundamentele rechten in de openbare ruimte, en (11) voor de gemeentelijke vraag om in voorkomende gevallen toegang te verkrijgen tot de door prtvate partijen tn de openbare ruimte verzamelde sensorgegevens. Dit rapport inventariseert welke juridische knelpunten en kansen zich voordoen bij beide gemeentelijke handelingsperspectieven. Tot slot voorziet het rapport tn inventariserende adviezen, die de gemeente kan benutten bij verdere beleidsontwikkeling. Voor de beantwoording van de tweeledige onderzoeksvraag hanteren wij de volgende opzet. We duiden in hoofdstuk 2 de polittek-economische achtergrond bij het handelingsperspectief van de gemeente in relatie tot de verwerking van sensorgegevens door private partijen in de openbare ruimte. Hierbij brengen we discussies 1n kaart over de rol van de gemeente als actor in de openbare ruimte en geven we een typologte van vaker voorkomende relaties waarbinnen de gemeente te maken kan krijgen met private partijen die sensorgegevens verzamelen in de openbare ruimte. In hoofdstuk 3 inventariseren we het relevante juridisch kader met het oog op de beantwoording van de tweeledige onderzoeksvraag. Hier behandelen wij (Eds), Aforithmic regulation. Oxford Unrversity Press: 2019; J. Cobbe, M. Seng Ah Lee, H. Janssen, J. Singh, Centering the rule of law 1n the digital state, (2020) IEEE Computer 53 (10); B. Bodo & H. Janssen, Maintaining trust in a technologized public sector (2022) Policy € Society 41(3). 2 Art. 16 EU-Handvest, zie ook $3.2.1. 4 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens achtereenvolgens het juridisch kader dat geldt voor private partijen die met sensoren informatie over menselijk gedrag in de openbare ruimte verzamelen ($3.1), het juridisch kader dat de gemeentelijke bevoegdheden en verplichtingen reguleert ($3.2) en het kader dat het bestuurlijke instrumentarium voor de gemeente regelt ($3.3). In $3.2 bespreken we per wet wat deze betekent voor het handelingsperspectief van de gemeente met het oog op een betere borging van de fundamentele rechten (deelvraag 1) en wat deze betekent voor het verkrijgen van toegang tot private sensorgegevens en het verder delen van deze informatie met derden (deelvraag 2). In hoofdstuk 4 presenteren we op basis van de bevindingen in hoofdstuk 2 en 3 de mogelijkheden en de beperkingen die het huidige juridisch kader biedt bij de beantwoording van deelvragen 1 en 2. Het wettelijk kader dat tn dit rapport wordt behandeld, betreft een inventarisatie van de toepasselijke horizontale wetgeving, oftewel wetgeving die miet sectorspecifiek is. Wel zijn enkele voorbeelden uit specifieke wetgeving ter verduidelijking opgenomen. Wat betreft de reikwijdte ziet het onderzoek op gegevens over mietidentficeerbare personen en op persoonsgegevens zoals gedefinieerd in de AVG. Het onderzoek behelst miet de sensoren die door de gemeente zelf zijn geïnstalleerd.?? Daarnaast valt het verkrijgen van toegang tot private sensorgegevens ten behoeve van gemeentelijke taken ter voorkoming, opsporing en vervolging van strafrechtelijk handelen buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Ook bestrijkt het onderzoek niet de mogelijke commerciële actviteiten die de gemeente wil ontwikkelen of reeds uitvoert. Tot slot laten we de discussie over B2G-gegevensdeling tn het kader van de naleving van de coronaregels, waarin wifi-tracking specifiek speelde, ook buiten beschouwing. 1.4 Methode Het onderzoek is gebaseerd op een analyse van relevante wetgeving, rechtspraak en literatuur. Ten behoeve van het onderzoek werd een workshop georganiseerd, waarin de toetsing van de volledigheid en de juiste duiding van het juridisch kader centraal stond. Voor de beantwoording van de vraag naar de inzet van gemeentelijke bevoegdheden en bestuurlijke instrumenten ten behoeve van B2G-gegevensdeling, ts naast de analyse van juridische bronnen om meerdere redenen gekozen voor een empirische benadering. Allereerst ís in de juridische academische literatuur een dergelijke empirische analyse met betrekking tot deze vragen bij ons beste weten niet eerder verricht? Daarnaast wordt steeds vaker gewezen op de noodzaak van meer empirische analyses van bestuursmechanismen, institutionele regelingen en relaties tussen publieke en prtvate actoren? Tot slot ts B2G-gegevensdeling een recent maar snel evoluerend fenomeen, waardoor kennis, informatie en ervaring uit de praktijk noodzakelijk zijn om de dynamiek van dit fenomeen beter te kunnen volgen en duiden. Deze empirische benadering helpt de jurtdische praktijk bij het — zo nodig — (adviseren over) de ontwikkeling van regulering. In het licht van de empirische benadering zijn kwalitatieve semigestructureerde interviews afgenomen met gemeentemedewerkers en bedrijfsmedewerkers.2 De geïnterviewden zijn (deels) actief op het terrein van mobiliteit in de gemeente Amsterdam. De keuze voor deze sector ligt voor de hand, omdat mobiliteit bij uitstek tn de openbare ruimte plaatsvindt. Daarnaast gaf de gemeente vanwege haar verantwoordelijkheid voor de inrchtng en het beheer van de openbare ruimte en de dynamiek tn deze 22 Monitoring in de openbare ruimte (20 jum 2019), onderzoeksrapport Price Waterhouse Coopers tn opdracht van de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam. 3 Deze workshop vond plaats op 13 april 2022 bij het Instituut voor Informatierecht. Hiervoor werden juridische experts uit wetenschap en praktijk uitgenodigd van de gemeenten Amsterdam en Eindhoven, het ministerie van Justitie en Veiligheid, de AP en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG). A Recentelijk deden Marsic & Bego (2022, Nesta-rapoprt) hier onderzoek naar, maar dat onderzoek 1s niet gebaseerd op juridische onderzoeksmethoden. 25 G. Nest, Defining and assessing the transformational nature o smart city governance: insights from four European cases’, (2020) International Review of Administrative Sciences 30; A. Voorwinden, Regulating the Smart city in European municipalities: a case study of Amsterdam’ (2022) European Public Law p. 155 ev. 2% Zie de Bijlage bij dit rapport. 5 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens sector de voorkeur aan een focus op deze sector. Voor semigestructureerde interviews ts gekozen zodat ruimte bestond voor de geïnterviewden om inzichten en knelpunten vanutt hun eigen ervaringen naar voren te brengen. De interviews zijn gecombineerd met wetgeving en bevindingen uit de literatuur, om te begrijpen hoe gemeente- en bedrijfsmedewerkers situaties waarin B2G-gegevensuitwisseling wordt onderzocht of uitgevoerd waarderen en waar zij eventuele (juridische) knelpunten en/of kansen voor B2G- gegevensdeling zien. Zowel de gemeentemedewerkers als de bedrijfsmedewerkers werden elk vanutt hun eigen rol en taak bevraagd over een of beide deelvragen en over de geldende juridische randvoorwaarden? Dit onderzoek geeft een momentopname weer van de juridische mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot het delen van private sensorgegevens tn B2G-verhoudingen. We verschaffen met de interviews inzicht in een gebied waar de kennis over de toepassing van het bestaande juridisch kader op dit moment nog beperkt is. De keuze voor een specifieke sector hangt samen met het inventariserend karakter van het onderzoek, al tekenen wij hierbij aan dat de problematiek die tn dit onderzoek centraal staat, ook kan spelen tn andere sectoren. De mobiliteitssector fungeert in dit onderzoek als voorbeeld en als vehikel om het algemene juridisch kader bij B2G-gegevensdeling nader te illustreren. Aangezien de geïnterviewden mede zijn geselecteerd door de opdrachtgever ts een selectiebias aanwezig. Desalniettemin beschouwen we de bevindingen van deze interviews als actueel, relevant en indicatief voor de uitdagingen waarmee de gemeente bij B2G-gegevensdeling te maken zal krijgen. Het onderzoek werd afgesloten op 30 december 2022. 1.5 Termen In dit onderzoek gebruiken we een aantal termen die we hier toelichten en die verderop in het rapport waar nodig nader worden uitgediept. 1.5.1 Openbare ruimte Het op juiste wijze duiden van een ‘ruimte’ of plaats’ 1s van belang, omdat de duiding gevolgen heeft voor de gemeentelijke bevoegdheden de betreffende plaatsen te reguleren. Bij de duiding van een openbare ruimte of plaats wordt uitgegaan van de feitelijke omstandigheden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van openbare plaatsen?® Dit komt onder meer tot uitdrukking in de Gemeentewet,” in sectorale wetgeving® en in de rechtspraak! De definttie van openbare plaats volgens de Wet openbare manifestaties (Wom) luidt: een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek. 7 De ervaringen die uit de interviews naar voren kwamen, zijn op basis van anonimiteit verwerkt in het juridisch kader en in de aanbevelingen. De onderliggende, uitgewerkte interviews worden in geanonimiseerde vorm bewaard binnen de Universiteit van Amsterdam. 28 ‘Plaats’ wordt ruim geïnterpreteerd en omvat ook buitenruimten, gebouwen, bijbehorende erven, afzonderlijke ruimten in gebouwen: zie A.E. van Rooij, Orde in het semi-publieke domein: particntiere en publiek-private orderegnlering in juridisch perspectief (diss. Amsterdam VU), Den Haag: Boom juridisch 2017, p. 55. 29 Zie bijvoorbeeld artt. 151c (gemeente kan camera’s inzetten tn openbare ruimte en bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn); 154b lid 1 (boetes voor overlast in de openbare ruimte); 160 lid 1 (algemene bevoegdheden van het college); 172 (bevoegdheden burgemeester); 174 lid 1 (De burgemeester 1s belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven) Gemeentewet. 30 Zie bijvoorbeeld de Wegenwet 1930, de Woningwet 1991 en art. 6:174 lid 1, 2 en 6 BW, die de gemeente Amsterdam aanwijzen als verantwoordelijke voor de gemeentelijke bruggen op haar grondgebied (Beheer en onderhoud bruggen, Rapport Rekenkamer Amsterdam (oktober 2015), p. 9). 31 Bijv. Gerechtshof 's-Hertogenbosch 28 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1534, r.0. 5.3.5. 2 Hierbij valt te denken aan wegen en pleinen die voor eenieder vrij toegankelijk zijn en aan plaatsen die een met de weg vergelijkbare functie vervullen zoals “openbare plantsoenen, speelweiden, parken, en de voor eenieder vrij toegankelijke gedeelten van overdekte passages, winkelgalerijen, stationshallen en van vliegvelden”, zie Kamerstukken II 1985/86, 19427, nr. 3, 15-16. Deze definrtie sluit ook aan bij de definstie in art. 1 sub j Wet basisregistratie adressen en gebouwen. 6 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Naast openbare plaatsen wordt in de Gemeentewet gewezen op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Dit zijn ruimten of gebouwen met een bepaalde bestemming of functie waarvan de toegang openstaat voor eenieder die er conform de bestemming (of functie) gebruik van wil maken.” De beheerder van een voor het publiek toegankelijke plaats kan voorwaarden aan de toegang of het gebruik van de plaats verbinden, zoals het geval is bij voetbalstadions, musea, winkels, ziekenhuizen, bibliotheken en trein- en metrostations.” Het beheer van de voor het publiek toegankelijke plaats kan tn handen zijn van een publieke actor (zoals bij een untverstteitsgebouw of het stadhuis) of een prtvate partij (zoals bij horeca, winkels of voetbalstadions)25 In eerste instantie is de beheerder van de voor het publiek toegankelijke plaats verantwoordelijk voor de handhaving van de orde. Daarmee ts de burgemeester niet verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde, maar is hij wel belast met het toezicht op die plaats. Wordt de openbare orde op een dergelijke plaats verstoord, dan kan de burgemeester aldus bevelen geven met het oog op bijvoorbeeld het borgen van de fysieke veiligheid en/of de verkeersveiligheid en gezondheid van bezoekers.” Een bijzondere wet kan op de toezichthoudende bevoegdheid van de burgemeester echter een uitzonderingen maken, zoals met betrekking tot de aanpak van overlast in het openbaar vervoer, waar het toezicht op en handhaving van de openbare orde ís neergelegd bij de vervoerder. De duiding van openbare plaatsen ís overigens niet statisch. Soms kunnen feitelijk omstandigheden wijzigen, waardoor een plaats van karakter kan veranderen, zoals gebeurde bij de plaatsing van toegangspoortjes bij trein- en metrostations tn 2015. Vanwege deze “feitelijke beletselen’ in de openbare ruimte vallen delen van trein- en metrostations nu binnen de categorie “voor het publiek toegankelijke plaatsen” De plaats als openbare ruimte of als een voor het publiek toegankelijke plaats kunnen in de praktijk niet altijd geheel los van elkaar worden gezien; soms vertonen deze plaatsen een logische verbondenheid. Gegevensverwerkingen met private sensoren in voor het publiek toegankelijke ruimte kunnen relevant zijn voor het gemeentelijk beheer en inrichting van de openbare ruimte. Kennis over aantallen voetbalfans en de wijze waarop zij een stadion gaan verlaten (een voor het publiek toegankelijk plaats, die wordt beheerd door een private partij), kan van grote betekenis zijn voor de inzet van gemeentelijke bevoegdheden tn de openbare ruimte rondom het stadion. Kennis van reizigersaantallen op de perrons van ProRail — een voor het publiek toegankelijke ruimte — kunnen de gemeente informeren over aantallen die reizigers zich even later zullen bevinden in de openbare ruimte — het domein van de gemeente.” In dit rapport bespreken wij in beginsel de verwerking van sensorgegevens van private partijen tn de openbare ruimte; tn voorkomende gevallen zullen we vraagstukken rondom de verbondendheid van de twee typen plaatsen signaleren. Van openbare plaatsen en voor het publiek toegankelijke plaatsen zijn tot slot besloten plaatsen te onderscheiden. Hier staan toegang en gebruik alleen open voor rechthebbenden en specifieke personen die toestemming hebben gekregen van rechthebbenden. Deze plaatsen zijn in het algemeen onder te verdelen 3 In de zin van art. 174 lid 1 Gemeentewet, Kamerstuleken II 2000/01, 27732, nr. 3, p. 4-5. 34 Rechtbank Amsterdam 4 september 2014, ECLENL:RBAMS:2014:5688, r.o. 4.2. 35 In die gevallen wordt toegang verkregen tegen betaling, vanaf een bepaalde leeftijd, het tonen van en 1dentteitsbewijs of toegangspas, of worden beperkte openingstijden of doelgebonden gebruik van de plaats door de beheerder opgelegd, zie W. Bantema, De locale Facebookpagina als café. Een discussie over het bestaan van publieke plaatsen op het internet en de regulering daarvan’, (2020) Bestuurswetenschappen 1742) p. 94. 36 Art. 174 (1) Gemeentewet 9 Zo wilde Greenpeace demonstreren in een voor het publiek toegankelijke plaats op Schiphol, hetgeen om veiligheidsredenen werd verboden door de burgemeester van Schiphol (onterecht, zo bleek later, zie Rechtbank Noord- Holland, ECLENL:RBNHO:2022:3696). 38 Zie Wp en Kamerstukken 1 2009/10, 31467, C, 14. 39 Kamerstulken II 2014/15, 28642, nr. 65, p. 2-3; Van Rooij 2017, p. 179, 190. 40 Perrons en trein- en metrostations werden in interviews met gemeentemedewerkers ook wel ‘de toegangspoorten tot de stad en de openbare ruimte’ genoemd. De perrons in de treinstattons worden beheerd door ProRail, een private rechtspersoon, al is op dit moment wetgeving aanhangig waarin wordt voorgesteld ProRail de status van zelfstanding bestuursorgaan toe te kennen, waarmee het een bestuursorgaan wordt (zie Wijziging van de Spoorwegwet en enige andere wetten in verband met de omvorming van ProRail van een besloten vennootschap tot een publiekrechtelijk zelfstandig, bestuursorgaan, Wet publiekrechtelijke omvorming ProRail, Kamerstukken IL, 35 396, nrs 2 en 3). 7 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens in woningen en overige niet voor het publiek toegankelijke plaatsen,“ zoals scholen of kantoren? Een prtvate sensor tn een reclamescherm tn een kantoorpand bevindt zich dus niet tn de openbare ruimte of tn een voor het publiek toegankelijke ruimte. 1.5.2 Gedigitaliseerde openbare ruimte Bij de duiding van de openbare plaats is de wetgever uitgegaan van de fysieke openbare ruimte. Wet- en regelgeving garanderen bepaalde vrijheden en beperken bepaalde soorten actwiteiten tn die fysieke openbare ruimte. Tegelijkertijd zien we dat de term ‘digitale openbare ruimte’ in beleidsrapporten opduikt. Deze wordt daarin veelal opgevat als een fysieke plaats waarin digitale infrastructuren en technologieën (zoals sensoren, apps of glasvezelkabels) menselijk gedrag in die fysieke openbare ruimte waarnemen of beïnvloeden en waarin dat gedrag voortdurend worden teruggekoppeld naar digitale infrastructuren” In dit rapport gaan we uit van de aanname dat er niet zoiets als een met de fysieke openbare ruimte vergelijkbare digitale openbare ruimte bestaat, maar we aanvaarden wel dat fysieke openbare plaatsen een digitale component kunnen hebben De term ‘digitale openbare ruimte’ ts immers niet wettelijk gedefinieerd. Onduidelijk is bijvoorbeeld of een dergelijke ruimte anders ts dan de enkele fysieke ruimte, wat de fysieke begrenzingen van een digitale openbare ruimte zouden moeten zijn en of aan het digitale aspect specifieke juridische gevolgen zouden moeten worden verbonden Tegelijkertijd zien we dat in fysieke ruimten steeds vaker digitale middelen worden gebruikt die kunnen raken aan de rechten, belangen en bevoegdheden van eenteder die zich op die plaats bevindt.“ Omdat we deze realiteit onderkennen, maar niet erkennen dat een met de juridische fysieke openbare ruimte vergelijkbare ‘digitale openbare ruimte” bestaat, gebruiken we in dit rapport zo nodig de term gedigitaliseerde openbare ruimte. Met deze term bedoelen wij een fysieke ruimte waarin zich digitale componenten kunnen bevinden. 1.5.3 Sensoren Sensoren maken veelal deel uit van het Internet of Things (hierna: loT) — het verschijnsel waarbij gewone’ objecten en apparaten, niet zijnde tradittonele computers, worden aangesloten op het internet.” Een sensor detecteert fysieke prikkels zoals beweging, hitte, geluid, druk of de nabijheid van personen, die worden omgezet naar machineleesbare — en voor mensen interpreteerbare — informatie.“ De gemeente Amsterdam definieert in haar recent ingevoerde meldingsplicht voor sensoren een sensor als “een kunstmatig zintuig dat wordt ingezet of kan worden ingezet om waarnemingen te doen en deze digitaal te verwerken of laten “1 Bantema 2020, p. 94. 42 Conclusie Procureur-Generaal 7 november 2017, ECLENL:PHR:2017:1407, r.0. 418-419. “3 Kool et al. stellen dat “Steeds meer onderdelen uit de fysieke wereld krijgen een virtuele representatie. Daardoor ontstaat op steeds meer plekken een continue terugkoppeling tussen de fysieke en virtuele wereld, waarmee producten of diensten direct worden aangepast op basis van analyse van digitale gegevens”, L. Kool, J. Timmer, L. Royakkers, R. Van Est. Opwaarderen. Borgen van publieke belangen in de digitale samenleving. Den Haag, Rathenau Instituut 2017, p. 8; zie ook VNG, Principes voor de digitale samenleving. Deel 1 De digitale openbare ruimte (2020) p. 7; Digitale Infrastructuur Amsterdam (DI020), zie https://openresearch.amsterdam/nl/page/34950/digitale-infrastructuur-amsterdam.di020, bezocht op 23 december 2022; Code Future Internet Lab, Digtisation of the physical public space (Waag Society 15 mei 2021). “4 Zo ook S. van der Waal et al, European Digital Spaces. Waag Technology & Soaety 2020 https://culturalfoundation.eu/wp-content/uploads/2021/05/Waag-Report-on-European-Digital-Public-Spaces.pdf, bezocht op 27 juni 2022. 45 Voor onderzoek naar de fysieke en de digitale componenten tn de openbare ruimte en de verhouding tussen beide typeringen in het kader van strafvorderlijke taken van de gemeente, zie bijvoorbeeld onder meer G. Ritsema van Eck, Privacy and participation in public data protection issues of crowdsonrced surveillance’ (duss. RUG 2021). 46 Dit slut aan bij de VNG Principes voor de digitale samenleving, 2020, p. 7. 47 Gartner IT Glossary, https:/ /www.gartner.com/it-glossary/Internet-of-Things. 48 International Telecommunication Unton, pp. 20 — 27. 8 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens verwerken”. Sensoren verzamelen informatie en zijn veelal gericht op personen en/of zaken en verwerken daarover gegevens.” Voorbeelden van sensoren die zich tn de openbare ruimte (kunnen) bevinden zijn mobtele telefoons (als primatre digitale infrastructuur voor private partijen waarop zij in toenemende mate leunen om informatie tn en over de openbare ruimte te verzamelen); wifti-stgnaalmeters (passantentellingen en loopstromen); optische sensoren, al dan niet met gezichtsherkenningstechnologie (camera’s); sensoren tn digitale reclameborden (camera’s, bewegingssensoren, warmtesensoren, glasbreuksensoren); in het wegdek aangebrachte sensoren (voor het meten van verkeersstromen, gladheid, gewicht en snelheden van passerende voertuigen); sensoren die geluid, trillingen en meteorologische indicatoren meten; sensoren die luchtkwalttett meten; en sensoren die het tn- en uitchecken van reizigers in het openbaar vervoer registreren. Sensoren kunnen vast verbonden zijn aan of tn een object, zoals het geval 1s bij camera’s in digitale reclameschermen en winkelpanden, bij tn- en uitcheckpunten van de NS of camera’s op metroperrons. Sensoren kunnen ook dynamisch oftewel mobiel zijn. Binnen het spectrum van mobiele sensoren kan een onderscheid worden gemaakt tussen (1) (bewegende) sensoren die (mede) tot doel hebben informatie te verzamelen in en over de openbare ruimte (zoals bij drones het geval 15)! en (11) sensoren die met behulp van apps op mobtele telefoons van gebruikers informatie verzamelen met een directe link en doel naar de openbare ruimte. Dit ís bijvoorbeeld het geval bij Uber, Google Maps of sommige deelscooters (Felyx, Check), die via de mobiele telefoon van de gebruiker informatie verzamelen over de gebruiker en de openbare ruimte waarin de gebruiker zich bevindt. Daarnaast kunnen nog sensoren worden onderscheiden die met behulp van apps op mobiele telefoons informatie verzamelen over de gebruiker, zonder dat daarmee wordt beoogd informatie in of over de openbare ruimte te verzamelen (bijvoorbeeld Atrbnb, Booking.com en wasmachines of koelkasten met ingebouwde lo T-toepassingen). Gelet op het ontbreken van de link met de openbare ruimte heeft deze laatste categorie niet onze primaire belangstelling. Voor mobiele sensoren geldt dat de regels die binnen de specifieke ruimte waar de sensor zich beweegt, van toepassing zijn. Wanneer de sensor van de openbare ruimte naar een voor het publiek toegankelijke plaats of een besloten ruimte wordt verplaatst (of omgekeerd) zullen bij het verzamelen van gegevens in de betreffende ruimte mogelijk andere regels gelden met betrekking tot de rechten, bevoegdheden en verantwoordelijkheden rondom die gegevens dan in de openbare ruimte. In dtt onderzoek staan sensoren met een vast en een mobtel karakter van private partijen centraal, waarbij de private gegevensverzameling een directe link heeft met de openbare ruimte. 49 Zie Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 in verband met het invoeren van een meldingsplicht voor sensoren (Verordening meldingsplicht sensoren), Gemeenteblad 2021, 368183 (gepubliceerd op 20 oktober 2021, inwerking getreden op 1 december 2021). 50 Principes voor de digitale samenleving. Deel 1. De digitale openbare ruimte, VNG 2019, p. 12. Voorbeelden van mobiele sensoren zijn sensoren die aan auto’s zijn bevestigd, zoals de gemeentelijke scanauto’s die controleren of parkeergelden zijn betaald; voorbeelden van vaste sensoren zijn camera’s of geluidssensoren die op of aan gebouwen of constructies (bruggen) zijn bevestigd. 51 Zo laat Apple laat de openbare ruimte scannen voor bepaalde doeleinden; de sensoren bevinden zich in dit geval in rugtassen van medewerkers die zich door de openbare ruimte bewegen. Zie https://maps.apple.com/imagecollection/. 9 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 2 De gemeente als kaderstellende partij in de openbare ruimte In dit hoofdstuk bespreken we enkele tn het oog springende ontwikkelingen die van invloed zijn op het gemeentelijk handelingsperspectief met betrekking tot het beheer en de inrichting van de (gedigitaliseerde) openbare ruimte. We bespreken dit handelingsperspectief tegen de achtergrond van de verwerking van sensorgegevens door prtvate partijen in de openbare ruimte. Daarnaast brengen we discussies in kaart over de rol van de gemeente als kaderstellende partij in de gedigitaliseerde openbare ruimte tn relatie tot private actoren en in haar regulerende rol tn verhouding tot de nationale wetgever en de EU-wetgever. Tot slot geven we een typologie van relaties waarbinnen de gemeente te maken kan krijgen met de verwerking van sensorgegevens door private partijen. 2.1 De rol van de gemeente in de gedigitaliseerde openbare ruimte Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van openbare ruimten. Om passend beleid en regulering te ontwikkelen, heeft de gemeente informatie nodig over de openbare ruimte (en soms, zoals we zagen tn $1.5.1, over aangrenzende ruimten). Met betrekking tot toegang tot en opslag van informatie over de openbare ruimte bestaan intoenemende mate verschillen tussen de gemeente en private partijen, waarbij met name grote (globaal opererende) private partijen een veel betere informatiepositie hebben weten op te bouwen dan de gemeente. Dit heeft geleid tot vragen over hoe gemeenten hun publieke taken in de openbare ruimte kunnen blijven vervullen, en meer tn het algemeen, over wie de openbare ruimte nu eigenlijk beheert. 21.1 Politiekeconomische context Allereerst zijn er diverse polittek-economische redenen de regierol van de gemeente in de openbare ruimte in het algemeen minder sterk lijkt te zijn geworden in vergelijking met de groeiende rol van private parten als het gaat om toegang tot gegevens in de openbare ruimte. Gemeenten hebben in de afgelopen decennia over het algemeen een meer reactieve rol gespeeld bij het vormgeven van het beheer van gegevens en de digitale infrastructuren waarlangs gegevens worden verzameld, geanalyseerd, geaggregeerd en overgedragen.” Dit is onder meer een gevolg van de privatisering van diverse publieke diensten,” die traditoneel door de publieke sector werden vervuld. De huidige, veelal op sensoren gebaseerde technologieën die worden ingezet in openbare ruimten worden doorgaans ontworpen en ontwikkeld door bedrijven en tn mindere mate door gemeenten. Daarmee definiëren en bepalen bedrijven vaak de praktische-, technische- en kennisvoorwaarden voor de gegevensverwerking en het beheer met betrekking tot waarnemingen in de openbare ruimte, hetgeen hen 52]. van Dijck, T. Poell en M. Janssen, The Platform society - pnblic valnes in a connected world (Oxford University Press: 2018), p. 15. 53 1. Susha, Á. Grönlund, en R. van Tulder, ‘Data driven social partnerships: Exploring an emergent trend in search of research challenges and questions’, (2019) Government Information Quarterly 36, 112. 54 Met ‘diestale infrastructuren’ slurten wij aan bij de invulling die de VNG geeft aan dit begrip. Volgens de VNG omvat de digitale infrastructuur die onderdelen die ter beschikking staan aan toepassingen van en voor burgers en publieke en private organisaties, inclusief de netwerkvoorzieningen, gegevensverzamelende apparaten en platformen voor toepassingen (VNG Realisatie, Principes voor de digitale samenleving. Deel 1 de Digitale openbare ruimte (oktober 2019), p. 2. 55 J. Cobbe e.a ‘Centring the law in the digital state’ (2020) Computer 48. 56 In de gevallen waarin gemeenten zelf innoveren op dit soort technieken is dat vaak een reactie op technologieën ontworpen door bedmjven. De gemeente Amsterdam (en een aantal andere Europese steden) was eerder actief in het DECODE project dat beoogde burgers meer zeggenschap te geven over hun gegevens, zie https:/ /decodeproject.eu, bezocht op 22 maart 2022. Zie ook C. Nevejan, City science for urban challenges, Pilot assessment and future potential of the City science Initiative 2019-2020, 46 https://ec.europa.eu/jrc/communities/en/commumty/city-science- initiattve/ document/city-science-urban-challenges-pilot-assessment-and-future bezocht op 9 augustus 2022. 10 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens feitelijke beslismacht geeft over welke gegevens worden vastgelegd, opgeslagen, geduid, geaggregeerd, overgedragen en gebruikt’ Het fett dat de gemeente soms een kant en klaar systeem van een private partij aankoopt en inzet in de openbare ruimte, doet daar niet aan af; deze systemen zijn doorgaans al ingericht volgens de door het bedrijf bepaalde voorwaarden® Van gemeenten wordt tegelijkertijd verwacht dat zij ervoor zorgen dat ook de gedigitaliseerde openbare ruimte veilig en leefbaar blijft en dat zij de regie nemen over zorgvuldige gegevensverwerkingen tn de openbare ruimte.” Daarnaast heeft de structurele en grootschalige verzameling van gegevens, waaronder ook sensorgegevens, door private partijen gevolgen voor het machtsevenwicht tussen de gemeente en ptivate partijen. Private partijen zijn zoals gezegd vaak beter dan de gemeente geïnformeerd over wat zich in de openbare ruimte afspeelt. Via netwerken, gegevensstromen en infrastructuren waarover zij veelal exclusief controle uitoefenen, hebben zij toegang tot zeer granulatre informatie over menselijk gedrag in de openbare ruimte. De gemeente heeft die informatie vaak niet, althans niet tn die omvang en op dat detatlniveau. De voorsprong van private partijen bij de toegang tot informatie beïnvloedt dan ook het handelingsperspectief van de gemeente; met hun sterkere informatieposttie zijn private partijen — vaker en sneller dan de gemeente — in staat te bepalen op welke manter mobiliteit vorm krijgt en/of verkeer zich beweegt maar en tn de stad (Google Maps) of op welke manter een wijk wordt bewoond (AtrBnB).6 Verder zijn private partijen vanwege hun sterke informatiepostie beter tn staat eenzijdig voorwaarden te stellen aan de toegang van de gemeente tot (informatie over) gegevens die zij in hun bezit hebben.é! Indien en voor zover bedrijven al gegevens delen, beschikken gemeenten lang niet altijd over de middelen (kennis, expertise, opslagcapaciteit, ervaring met het uitvoeren van analyses) om de ontvangen gegevens te verwerken en te gebruiken, waarvoor ze eveneens afhankelijk zijn (en blijven) van private actoren.® B2G-gegevensdeling kan overigens ook gunstig uitpakken voor private partijen. Meewerken aan B2G-gegevensdeling kan bijdragen aan de kennisopbouw binnen een bedrijf over de tnformatiebehoeften van de gemeente, en daarnaast bijdragen aan het verwerven van zichtbaarheid en een goede reputatie bij de gemeente. Zoals gezegd geeft het bezit van gegevens private partijen exclusieve zeggenschap over wie toegang heeft tot die gegevens en over hoe de gegevens worden verwerkt, verrijkt, en/of gedeeld met derden. Andere partijen, waaronder de gemeente, hebben echter geen zicht op welke keuzes ten aanzien van de toegang of van deze gegevens en de verwerkingen ervan een private partij precies maakt. Private partijen kunnen aldus (deels) zelf beslissen welke gegevens in het kader van B2G-gegevensdeling wel en niet met de gemeente worden gedeeld. Het ts voor de gemeente, die geen toegang heeft tot de gegevensopslag en het interne beheer ervan door de private partij, tmmers niet goed mogelijk om na te gaan of de private partij de voor de gemeente meest accurate gegevens deelt. Private partijen kunnen op deze wijze praktisch bepalen welke informatie de gemeente kan benutten voor de verwezenlijking van haar publieke taken. 57 |. Meralle. Inclusive smart cities: beyond voluntary corporate data sharing (2021) Sustainability 8135, p. 1. y' Fy COTP 8 Dy Pp 58 Mogelijk liet dit anders indien de gemeente een nog te bouwen systeem aankoopt en het bedrijf specifiek instrueert hoe een sensor dient te worden ontworpen en hoe deze moet functioneren. Een DPIA kan de gemeente meer zekerheid geven over de mate waarin het aan te kopen systeem de specifieke waarden herbergt die de gemeente 1n het systeem wil terugzien. 59 Zie o.a. VNG-ledenbrief 1 november 2019, p. 4 “Inwoners verwachten van de overheid dat zij zelf zorgvuldig en veilig omgaat met data verzamelen en gebruik, maar ook dat zij ervoor zorgt dat anderen dit doen en daar afspraken over maakt en ‘verkeersregels’ voor hanteert” Zie ook de VNG Principes voor de digitale samenleving, p. 7. 60 De Europese Commissie heeft recentelijk een voorstel voor een Verordening uitgebracht betreffende het verzamelen en delen van gegevens met betrekking tot kortetermijnverhuur van accommodatie en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1724, COM(2022) 571 final van 7 november 2022. Hiermee stelt de Commissie voor een specifieke B2G- gegevensdelingscontext te reguleren (kortetermijnverhuur) met het oog op buitensporige toeristenstromen en een gebrek aan betaalbare langetermijnhuisvesting. 61 'T. Scassa. Sharing data 1n the platform economy: a public-interest argument for access to platform data’ (2017) UBC Law Review 50(4) pp. 1017 — 1071. 2 Z. Allam, Cpies and the Digital Revolution: Aligning Technology and Humanity (Palgrave Macmillan: London, UK, 2020). 11 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens In het verlengde hiervan kan vervolgens de vraag rijzen of een bepaalde B2G-gegevensdeling dan steeds in het belang van de burger is en of deze deling optimaal is voor de vormgeving en uitvoering van de gemeentelijke publieke taak, en of met de betreffende gegevensdeling niet ook of wellicht vooral een (commerciële) agenda van een private partij wordt gediend. Tot slot merken wij op dat waar B2G-gegevensdeling aan de orde is, in veel gevallen de aandacht met name zal uitgaan naar de economische en commerciële rechten en belangen van bedrijven“ en de noden en bevoegdheden van de gemeente. Bij het zoeken naar de juiste balans tussen die rechten, belangen en bevoegdheden rijst echter ook de vraag welke plaats de rechten en belangen van burgers krijgen in de B2G-gegevensdeling. 2.1.2 Huidige gemeentelijke praktijk met B2G-gegevensdeling Gemeenten willen in het algemeen meer ‘datagedreven’ beslissingen kunnen nemen ter onderbouwing en vervulling van hun publieke taken in de openbare ruimte, zoals steden groener en schoner maken, efficiënter gebruik van openbaar vervoer stmuleren en een eerlijker verdeling van sociale woningen bereiken. In een snel digitaliserende samenleving is empirisch onderbouwde gemeentelijke beleidsvorming in toenemende mate mede afhankelijk van toegang tot en het gebruik van gegevens, met name gegevens die worden verzameld en bewaard door bedrijven.$ Thans wordt de gemeentelijke toegang tot gegevens in bezit van prtvate partijen veelal vastgelegd 1n ad hoc publiek-private samenwerkingen. Zo kan gemeentelijke toegang tot gegevens tn het bezit van private partijen soms een voorwaarde zijn voor deelname aan een aanbestedingsprocedure.£ In andere gevallen kan de gemeente toegang verkrijgen door bestanden van prtvate partijen aan te kopen. Buiten dergelijke publiek-private overeenkomsten heeft de praktijk uitgewezen dat gemeentelijke toegang tot private sensorgegevens die in de openbare ruimte zijn verzameld (vita bijvoorbeeld wift-tracking of camera’s) vaak verschillende juridische en praktische uitdagingen met zich meebrengt.” Gemeenten worden regelmatig geconfronteerd met belemmeringen bij de toegang tot private sensorgegevens. Soms gaat het om wereldwijd opererende bedrijven, die weinig bereid zijn (informatie verkregen uit) sensorgegevens te delen, al laat de mobilitettssector in de praktijk zien dat lokale partijen ook niet altijd geneigd zijn gegevens met de gemeente te delen.& Deze bedrijven beroepen zich bij het delen van gegevens met gemeenten veelal op juridische en economische bezwaren. Wat betreft de juridische bezwaren worden onder meer de bescherming van persoonsgegevens (van reizigers of passanten) en handelsgehetmen of intellectuele eigendomsrechten (van het bedrijf) opgevoerd.” Deze bezwaren liggen regelmatig aan de basis van afwijzingen van verzoeken tot het delen van informatie met de gemeente. Wat betreft de meer economisch georiënteerde voorwaarden om de gemeente tot B2G-gegevensdeling te komen, komt het regelmatig voor dat bedrijven hoge prijzen vragen voor het beschikbaar maken van gegevensbestanden, zeker als die bestanden mogelijk met derden buiten de gemeente zullen worden gedeeld. Gegevens, met name wanneer het grote hoeveelheden of gecombineerde gegevensbestanden betreft, zijn doorgaans van (grote) financiële, commerciële en economische waarde. Aan het prepareren en aggregeren van de door de gemeente gewenste gegevensbestanden kunnen ook (hoge) kosten verbonden zijn. & M. Michel, Public bodies’ access to private sector data: The perspectives of twelve European local administrations’,(2022) First Monday 27(2). 64 _M. Michel, Public bodies’ access to private sector data: The perspectives of twelve European local administrations’,(2022) First Monday 27(2). 65 Van Dijck e.a. (2018), p. 15. 66 D. van Barneveld, C. Corver en A. Yeh, Sensoren en de rol van gemeenten, VNG Realisatie Whitepaper (maart 2018). 9 Dit werd bevestigd in interviews met gemeentemedewerkers. 68 Uit interviews met een gemeentemedewerker bleek dat lokaal opererende bedtjven terughoudend kunnen zijn met het delen van gegevens over bijvoorbeeld de aanwezigheid van aantallen personen in een specifieke openbare ruimte of in een voor het publiek toegankelijke plaats. 69 Dit werd door verschillende medewerkers van de gemeente bevestigd. 12 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Deze bezwaren tegen B2G-gegevensdeling kunnen de gemeentelijke toegang tot gegevens van prtvate partijen beperken, en daarmee aan een beter geïnformeerde beleidsvorming en prioritering van gemeentelijk beleid in de weg staan. In hoofdstuk 3 van dit onderzoek gaan we nader in op de houdbaarheid van de hierboven besproken juridische argumenten. 2.1.3 Onzichtbaar voor burgers Problematisch vanuit fundamenteelrechtelijk perspectief 1s dat informatie over de precieze plaatsing en werking van prtvate sensoren in openbare ruimten vaak ontbreekt”? Daardoor zijn het doel van de private gegevensverwerking, het type gegevens dat wordt verzameld en de organisaties met wie deze gegevens mogelijk worden gedeeld, vaak onbekend voor de betrokken personen. Daarentegen dienen bestuursorganen die sensoren in de openbare ruimte bevestigen verantwoording af te leggen over deze aspecten. Zo wordt democratisch en rechtsstatelijk geborgd dat bekend 1s welk doel een sensor op een specifieke plaats vervult en op welke wijze de naleving van fundamentele rechten wordt gegarandeerd, en eventuele beperkingen op deze rechten worden gerechtvaardigd en geadresseerd. Deze verantwoordingsprocessen spelen niet ‘van nature’ bij private partijen.Zij hebben, anders dan de overheid, geen geweldsmonopolie. Private partijen hebben informatierechten en mogen gegevens verwerken, tenzij een bepaalde gegevensverwerking bij wet wordt genormeerd of verboden. De EU-wetgever heeft onder meer met de AVG en de ePrtvacyrichtlijn getracht de omgang met (persoons)gegevens door private partijen aan banden te leggen. Hier wordt in hoofdstuk 3 nader op ingegaan. Daarnaast ts het bereik van een sensor niet altijd bekend. Een sensor kan bijvoorbeeld bevestigd zijn aan een object tn een voor het publiek toegankelijke plaats die wordt beheerd door de private partij, terwijl de sensor (ook) waarnemingen doet in de openbare ruimte, waar zoals hiervoor uitgelegd, de regels met betrekking tot de gemeentelijke inrichting en het beheer van die openbare ruimte gelden (en niet die van de private partij). Voor zover de aanwezigheid en de werking van een private sensor bekend zijn, zijn er vaak geen realistische alternatieven in de vorm van andere openbare ruimten zonder sensoren. De aanwezigheid van sensoren, of deze nu gekend worden of niet, kan daarmee worden ervaren als een voortdurende en onontkoombare private ‘momtoring’ van de openbare ruimte. Wanneer de gemeente (grootschalig) gebruik gaat maken van gegevens die werden verkregen via B2G-gegevensdeling kan dat, gelet op de onzichtbaarheid van sensoren, al gauw vragen oproepen over het gebruik van private sensorgegevens over menselijk gedrag tn de openbare ruimte. Wanneer B2G- gegevensdelingsafspraken voor burgers obscuur blijven, kan dat bijdragen aan gevoelens van achterdocht”! Het belang van transparantie vanuit de gemeente over het gebruik van private sensorgegevens ten behoeve van de onderbouwing van het gemeentelijk beleid kan daarmee niet worden overschat. In de openbare ruimte in Amsterdam zijn op dit moment gemeentelijke en private sensoren actief; volgens het overzicht van het sensorenregister van de gemeente Amsterdam gaat het op 20 december 2022 om tn totaal 1.889 sensoren. Van dit aantal zijn 38 sensoren van private partijen”? Volgens het register verwerken van deze 38 private sensoren 1/ sensoren tevens persoonsgegevens. Alle 17 (optische) sensoren die persoonsgegevens verwerken, werden aangemeld door Artus. Blijkens het overzicht worden deze gegevens verwerkt op basis van het gerechtvaardigd belang (het veiligheidsbelang) van de verwerkingsverantwoordelijke. Het overzicht van de verwerkingsverantwoordelijke van Arts vermeldt ook een ptrivacyverklaring en de gegevens van een contactpersoon. 70 Nesta rapport 2022. 71 L. Van Zoonen, Privacy concerns tn smart cities (2016) Government Information Quarterly 33 (3) 472; European Data Protection Board (EDPB) Guidelines 3/2019 on Processing of personal data through video devices (O—10 zult 2019). 72 Sensorenregister.amsterdam.nl. Het overzicht telt twee registratie van een stichting (Stichting NDSM werf) die persoonsgegevens verwerkt voor het verkeersmanagement op de grachten door de gemeente Amsterdam (zie https:/ /www.amsterdam.nl/privacy/specifieke/ privacyverklaring-parkeren-verkeer-bouw/verkeersmanagement-gracht- privacy/). Hoewel de stichting van privaatrechtelijke aard is, is de verwerkingsgrondslag publiekrechtelijk (publieke taak). 13 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Voor wat betreft het type sensoren waren van de 1889 sensoren op 20 december 2022 1.235 optische sensoren, 106 druksensoren en 128 posttie- of verplaatsingssensoren actief in de stad. Het grootste aantal sensoren doet waarnemingen met betrekking tot mobiliteit, waaronder de auto (1.162 sensoren), scheepvaart (589 sensoren), milieu (40 sensoren), fiets (236 sensoren) en voetgangers (38 sensoren). Of en op welke wijze mobiele sensoren, zoals de scanauto’s van de gemeente of de Apple-medewerkers met scanapparatuur in een rugtas worden weergegeven ts (nog) niet af te leiden uit het register. Waarschijnlijk zijn er meer dan de thans gemelde 38 private sensoren actief tn de openbare ruimte, maar zijn die (nog) niet gemeld bij het sensorenregister (zie voor de uitwerking van het sensorenregister $3.2.2). 2.2 Gemeentelijke rollen bij sensoren in de openbare ruimte Gemeenten verzamelen al langer sensorgegevens in en over de openbare ruimte, al dan miet in enige vorm van samenwerking met private partijen. Als het gaat om wie betrokken is bij het verzamelen van sensorgegevens en wat de onderlinge relaties zijn, kunnen, aansluitend bij een Whitepaper van de VNG, over het algemeen vijf situaties worden onderscheiden.” Elke situatie brengt meer of minder mogelijkheden met zich voor de gemeente om te sturen op de verzameling van sensorgegevens door private partijen: 1. De gemeente verzamelt zelfstandig gegevens met eigen sensoren geplaatst op, tn of aan gemeentelijke objecten (en in sommige gevallen op of aan objecten van particulieren of private partijen). 2. De gemeente neemt een dienst af, waarbij zij een dienstverleningsovereenkomst afsluit met een commerciële dienstverlener die sensoren plaatst in of op gemeentelijke objecten (en in sommige gevallen op of aan objecten van private partijen). 3. De gemeente treedt op in een publiek-private samenwerking, waarbij zij een samenwerkingsverband vormt met andere overheden, bedrijven en/of onderzoeksinstellingen. Het samenwerkingsverband verzamelt zelfstandig sensorgegevens of verzamelt deze in samenwerking met een commerciële dienstverlener. 4. Een private partij neemt met behulp van een dienstverleningsovereenkomst een dienst af bij een andere prtvate partij. De dienstverlener plaatst sensoren op, tn of aan objecten van de opdrachtgever. 5. Een private partij verzamelt geheel zelfstandig sensorgegevens. Zij plaatst die op, in of aan haar eigen objecten. In de eerste situatie zijn geen private partijen betrokken, dus hieraan besteden we in het kader van dit onderzoek beperkt aandacht. In de tweede en derde situatie heeft de gemeente doorgaans een handelingsperspectief, omdat zij door middel van contracten een relatie aangaat met de private partijen. In de vierde en vijfde situatie lijkt het sturend perspectief beperkt, omdat de gemeente geen partij ts. De gemeente Amsterdam wenst echter ook te vernemen welke juridische mogelijkheden er zijn om in de vierde en vijfde situatie fundamentele rechten (beter) te beschermen en om toegang te kunnen krijgen tot private sensorgegevens die in de openbare ruimte werden verzameld. 73 Deze typologie 1s ontleend aan VNG, Sensoren en de rol van gemeenten, VNG Realisatie Whitepaper, p. 22 e.v. 14 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 3 Juridisch kader In dit hoofdstuk wordt allereerst tn $ 3.1 een beknopt overzicht gegeven van wetgeving die de verzameling van sensorgegevens door private partijen in de openbare ruimte normeert. Vervolgens geven we in $ 3.2 een overzicht van nattonale en Europese wetgeving die de ruimte bepaalt waarbinnen de gemeente de fundamentele rechten tn de openbare ruimte (beter) kan borgen en die bepaalt welke ruimte bestaat voor de gemeente om via B2G-gegevensdeling toegang krijgen tot (informatie verkregen uit) private sensorgegevens.”* Tot slot geven we in $3.3 een overzicht van het bestuurlijk instrumentartum dat de gemeente tot haar beschikking heeft met het oog op betere bescherming van de fundamentele rechten in de openbare ruimte en met het oog op het via B2G-gegevensdeling verkrijgen van toegang tot (informatie uit) private sensorgegevens. 3.1 Juridisch kader voor private partijen Het juridisch kader voor private partijen die met behulp van sensoren gegevens over menselijk gedrag tn de openbare ruimte verzamelen, wordt tn belangrijke mate gevormd door de AVG en door de Europese Verordening betreffende het vrij verkeer van miet-persoonsgebonden gegevens. Deze worden achtereenvolgens besproken. 3.1.1 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) Private partijen die met behulp van sensoren persoonsgegevens verzamelen in openbare ruimten en in voor het publiek toegankelijke plaatsen worden genormeerd door de AVG. In de AVG wordt de private partij — in de regel de bedrijfsleiding die beslist over het doel van de verwerking van de persoonsgegevens en over de middelen die daartoe worden ingezet — aangeduid als de verwerkingsverantwoordelijke.”5 Niet-naleving van de AVG door de verwerkingsverantwoordelijke kan niet alleen leiden tot schade voor betrokkenen en (hoge) boetes van de AP. Niet-naleving heeft tn situaties waarin B2G-gegevensdeling aan de orde is, ook gevolgen voor de latere verwerking door de gemeente. In dat geval kan de gemeente de private sensorgegevens namelijk zelf niet rechtmatig verwerken. Gelet op de tweede deelvraag van dit onderzoek — B2G-gegevensdeling — is het van belang na te gaan onder welke voorwaarden prtvate partijen met behulp van sensoren in de openbare ruimte persoonsgegevens kunnen verwerken. Indten private partijen gegevens met behulp van sensoren in de openbare ruimte verzamelen en deze gegevens (direct of indirect) te herleiden zijn tot idenuficeerbare natuurlijke personen (betrokkenen”®), worden deze gegevens aangemerkt als persoonsgegevens.” Voordat sensorgegevens die tevens persoonsgegeven zijn kunnen worden verzameld en verwerkt, dient de private partij het specifieke doel waarvoor de gegevens worden gebruikt vast te stellen. Persoonsgegevens mogen ingevolge de AVG alleen worden verwerkt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden.’* Het komt soms voor dat eenzelfde private partij sensoren plaatst ten behoeve van een private (commerciële) doelstelling, alsook dat deze sensoren plaatst ten behoeve van een publieke taak die aan deze partij ís opgedragen. In deze gevallen ts het cruciaal dat de betreffende partij helder naar alle betrokkenen communiceert wat de specifieke doelstelling van de voorgenomen verwerking van de persoonsgegevens 1s en wat de grondslag van de betreffende verwerking ís. Voor zover deze situatie wenselijk ís zal de betreffende private partij intern (beverligings- en autorisatie-) maatregelen moeten treffen om ervoor te 74 Daarmee richten we ons op het algemeen, horizontaal toepasselijke juridisch kader, en gaan we in beginsel miet tn op bepalingen in sectorspecifieke wetgeving die ziet op de verwerking van gegevens. 75 Art. 4 lid 7 AVG. 76 Art. 4lid 1 AVG. 7 Art. 4lid 1 AVG. 78 Art. 5 lid 1 sub b AVG; zie ook Article 29 Data Protection Working Party (“WP29'), Opinion 03/2013 on purpose mitatton (WP 203 van 2 april 2013). 15 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens zorgen dat de persoonsgegevens die voor de private doelstelling werden verzameld, niet worden verwerkt voor de publiekrechtelijke doelstelling (of andersom). Daarnaast komt het voor dat een sensor voor meer private doeleinden wordt ingezet: Zo bleek bijvoorbeeld uit een interview dat een bedrijf met sensoren twee specifieke doelen nastreefde, namelijk het onderzoeken van een betere beveiliging van degenen die verblijven in de voor het publiek toegankelijke plaats (die onder het beheer van het bedrijf valt) en het verkrijgen van inzichten in de drukte, zodat op basis daarvan aanvullende maatregelen kunnen worden getroffen, zoals het inzetten van extra personeel bij een crowd contro/-operatie. Ook hier schrijft de AVG voor dat de betrokkenen op juiste wijze worden ingelicht over de specifieke en expliciete doelstelling van de voorgenomen verwerking. Daarnaast dient de verzameling en de verwerking van persoonsgegevens door private verwerkingsverantwoordelijken steeds te berusten op een van de rechtsgrondslagen uit de AVG” Zij mogen persoonsgegevens verwerken indien de betrokkene toestemming heeft gegeven voor die verwerking.®® Deze toestemming moet altijd worden gegeven voordat enige vorm van verwerking van persoonsgegevens kan plaatsvinden?! Bijzondere persoonsgegevens — gegevens waaruit bijvoorbeeld iemands etnicttett, godsdienst, levensovertuiging, seksuele voorkeur, en/of gezondheid blijkt — mogen tn beginsel niet worden verwerkt, tenzij de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft verleend. Toestemming kan te allen tijde ook weer worden ingetrokken. Verwerkingsverantwoordelijken dienen het intrekken even eenvoudig te maken als het geven ervan.” In interviews gaven de meeste bedrijfsmedewerkers aan dat hun bedrijf bij voorkeur geen persoonsgegevens verwerkt en dat zij proberen het ontwerp van hun sensortechnologie daarop af te stemmen. Zo telt een bedrijf het aantal personen dat een roltrap neemt, zodat duidelijk is hoeveel personen in een voor het publiek toegankelijke plaats kunnen worden verwacht. Bij de telling wordt omwille van de anonimiteit een ondergrens gehanteerd van minimaal 6 personen; bij minder dan 6 personen wordt niet het exacte aantal, maar ‘minder dan 6 personen’ geregistreerd. Een ander bedrijf gebruikt camera’s die looproutes van personen anoniem vastleggen; de camera’s nemen een beeld van bovenaf waar, dat wordt omgezet naar X- en Y-coördinaten en een unieke identificatiecode, waarbij een persoon als stipje wordt weergegeven op een kaart. Ook dient te worden vermeld dat de e-Privacyrichtlijn (die voor Nederland ís geïmplementeerd in de Telecommunicatewet) in bepaalde gevallen specifieke etsen stelt. Private verwerkingsverantwoordelijken die informatie — dit is een breder begrip dan enkel persoonsgegevens — met behulp van wift-tracking over een persoon verzamelen die zich op diens eindapparatuur (ofwel een fysiek apparaat, zoals een smartphone) bevindt, moeten erop bedacht zijn dat in dergelijke gevallen de Telecommunicatiewet van toepassing 1s,%* en dat deze informatie enkel rechtmatig kan worden verkregen en verwerkt op grond van toestemming (en waar bijzonere categorieën van persoonsgegevens aan de orde zijn, uitdrukkelijke toestemming). 7 Art 13 lid 1 sub c en d AVG. Worden de gegevens miet direct bij de betrokkene verzameld, dan informeert de private partij de betrokkene over de bron van de persoonsgegevens (art. 14 AVG). Daarnaast dient bij elke verwerking van persoonsgegevens te worden voldaan aan de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens (art. 5 AVG). 80 Art. 6 lid 1 sub a AVG. 81 We hebben niet onderzocht in welke mate private partijen die met behulp van sensoren persoonsgegevens in de openbare ruimte verzamelen voldoen aan het toestemmingsvereiste van de AVG. Zie hierna $3.2 waarin wordt ingegaan op de Amsterdamse Verordening Meldingsplicht sensoren, die beoogt alle partijen die sensoren in de openbare ruimte exploiteren, te melden of zij persoonsgegevens verwerken. 82 Art. 9 lid 1 AVG. 83 Art. 7 lid 4 AVG. 4 Art. 11.7a lid 1 Telecommunicatiewet;, deze bepaling gaat voor de AVG als /ex spediafis (zie art. 95 ePrrvacynchtlijn en Overweging 173 AVG; EDPB, Opinion 5/2019 on the interplay between the Privacy Directive and the GDPR, in particular regarding the competence, tasks and powers of data protection antborities, paragrafen 35, 38 — 40. 85 Art. 5 lid 3 ePrrvacymichtlijn. 16 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Soms kunnen verwerkingsverantwoordelijken een verwerking van persoonsgegevens baseren op een contract met de betrokkene, indien de verwerking noodzakelijk is voor het aanbieden van een dienst” En in sommige gevallen kan het gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke als verwerkingsgrondslag dienen, maar dan dient deze aan te kunnen tonen dat diens commerciële of andere belangen zwaarder wegen dan de fundamentele rechten van de betrokkenen,” hetgeen in veel gevallen niet zomaar voor de hand zal liegen waar het verzameling van persoonsgegevens met sensoren in de openbare of voor het publiek toegankelijke plaats betreft. Tot slot zijn sommige bedrijven op basis van de wet belast met de uitvoering van een publieke taak. Zo moeten bepaalde vervoersbedrijven er bijvoorbeeld voor zorgen dat het niet te druk wordt op stations en dat de fysieke veiligheid van personen op die plaatsen wordt gegarandeerd — taken die zij met inachtneming van het recht met behulp van sensoren kunnen uitvoeren. De verwerkingsverantwoordelijke®® ts gehouden technische en organtsatorische maatregelen te treffen ter bescherming van de persoonsgegevens en de rechten van de betrokkenen.” Betrokkenen kunnen jegens de verwerkingsverantwoordelijke rechten uitoefenen; zo hebben zij onder meer het recht op inzage in de doeleinden van de verwerking van hun persoonsgegevens, het recht op gegevenswissing, het recht gegevens over te dragen naar een andere verwerkingsverantwoordelijke (een andere private partij) en het recht niet te worden onderworpen aan geautomatiseerde indtviduele besluitvorming (inclusief profilering), tenzij de verwerking noodzakelijk ts voor de totstandkoming of uitvoering van een contract tussen betrokkene en verwerkingsverantwoordelijke of wanneer de verwerking berust op uitdrukkelijke toestemming”! Een specifiek geval doet zich voor wanneer particulieren (consumenten) sensoren (zoals camera’s in deurbellen) in de openbare ruimte gebruiken. Zij worden door de uitzondering voor ‘huishoudelijke activiteiten” in de AVG beschermd tegen het van kracht worden van de verplichtingen die normaal gesproken op verwerkingsverantwoordelijken rusten, tndien en voor zover de particuliere gegevensverwerkingen ‘zuiver persoonlijke of huishoudelijke actviteiten’ betreffen.” Particulieren die voor de veiligheid van hun directe leefomgeving deurbellen met camera’s (inclusief gezichtsherkenningstechnteken) hebben geïnstalleerd en die zich (gedeeltelijk) uitstrekken over de openbare ruimte, vallen voor het deel van de gegevensverwerking dat de openbare ruimte bestrijkt onder de huishoudelijke actviteiten in de zin van de AVG. Om te voorkomen dat een vacuüm ontstaat met betrekking tot de rechtsbescherming van betrokkenen die door de sensoren worden waargenomen, zijn de AVG-verplichtingen voor het deel dat persoonsgegevens in openbare ruimte worden verwerkt van toepassing op de verwerkingsverantwoordelijke die de particulier de middelen verschafte.” Voorafgaand aan de daadwerkelijke verwerking van persoonsgegevens zijn private partijen, wanneer de verwerking mogelijk hoge risico’s voor betrokkenen met zich meebrengt, gehouden een 56 Art. 6 lid 1 sub b AVG. 57 Art. 6 lid 1 sub f AVG; zie nader 1. Kamara & P. de Hert, Understanding the Balancing Act Behind the Legrtimate Interest of the Controller Ground: A Pragmatic Approach’, Brussels Ptrvacy Hub, Vol. 4, No. 12, August 2018. 88 In het geval van personenvervoer is de verwerking van persoonsgegevens gebaseerd op artt. 6(1)(e) AVG en 32 lid 2 aanhef en onder h, Wp. 89 Art. 4 sub 7 AVG. % Art. 24 lid 1 AVG. Andere verplichtingen die rusten op de verwerkingsverantwoordelijke zijn onder meer dat de verwerking aan privacy by design en privacy by defanlt methoden moet voldoen (art. 25 AVG); dat een register van de verwerkingsactviteiten wordt bijgehouden (art. 30 AVG); of dat beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen (art. 32 AVG). 1 Achtereenvolgens artt. 15, 17, 20 en 22 AVG; zie ook B. Schermer, D. Hagenauw en N. Falot, Handleiding Algemene Verordening Gegevensbeschermingen Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming 2018 (rapport opgesteld in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid), met name hoofdstuk 7. 2 Art. 2 lid 2 sub ec en Overweging 18 AVG. , 3 Zie EU HvJ C-212/13 (11 december 2014) Frantisek Ryne$ v Uad pro ochranu osobnich údajù, EU:C:2014:2428; H. Janssen, J. Cobbe, C. Norval en J. Singh, Decentralised dataprocessing. Personal data stores and the GDPR’, (2020) International Data privacy Law 10(4), pp. 356. 2 Overweging 18 AVG. 17 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens gegevensbeschermingseffectbeoordeling (DPIA) uit te voeren met het oog op het mitigeren van risico’s voor de “rechten en vrijheden van individuen’ die zich bij de voorgenomen verwerking van persoonsgegevens kunnen voordoen” De DPIA verplicht private partijen bij de toetsing van de voorgenomen gegevensverwerking niet alleen risico’s voor rechten gerelateerd aan gegevensbescherming te beoordelen, maar ook tistco’s voor het bredere spectrum van fundamentele rechten te beoordelen.” Wanneer de verwerking hoge risico’s oplevert die de verwerkingsverantwoordelijke niet kan adresseren, raadpleegt deze de APS’ De AVG kent geen publicatteplicht voor DPIA’s. 3.1.2 Vrij verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens De Verordening voor het vrije verkeer van miet-persoonsgebonden gegevens heeft tot doel één markt tot stand te brengen voor diensten op het gebied van gegevensopslag en -verwerking. Niet-persoonsgebonden gegevens betreffen informatie die niet is gekoppeld aan een identificeerbare of geïdentificeerde persoon, oftewel andere gegevens dan persoonsgegevens als gedefinieerd de AVG.’ Deze gegevens kunnen interessant zijn voor de gemeente, bijvoorbeeld als zij voor de borging van de fysieke veiligheid van personen in de openbare ruimte informatie wenst te verkrijgen over het aantal personen dat zich met een metro of trein naar het centrum van de stad beweegt.” Private partijen die hun niet-persoonsgebonden sensorgegevens buiten Nederland opslaan of verwerken, kunnen de gemeente bij een rechtmatig verzoek om B2G-gegevensdeling niet de toegang weigeren tot die gegevens met een beroep op nationale localisatterestrictes.1°0 Het ‘wegsluizen’ van gegevens naar het buitenland ts voor private partijen daarmee geen manier om te ontkomen aan een (potentiële) verplichting tot het verstrekken van toegang tot gegevens. 3.2 Juridisch kader bij het gemeentelijk handelingsperspectief In dit deel van het juridisch kader gaan we indachtug de twee deelvragen (ter opfiissing: (1) mogelijkheden voor de gemeente om met het bestaande bestuurlijk instrumentartum een betere bescherming van de fundamentele rechten in de openbare ruimte te bieden waar het de inzet en het gebruik van private sensoren betreft en (11) mogelijkheden en beperkingen voor B2G-gegevensdeling met het oog op de gemeentelijke vervulling van de publieke taak en verdere deling van sensorgegevens door de gemeente), nader in op een aantal wetten dat van toepassing is op de verzameling en het delen van private sensorgegevens. Daartoe presenteren we per wet eerst een algemene introductie. Daarna gaan we in op wat de gemeente op basis van de betreffende wet kan doen om de bescherming van de fundamentele rechten te verbeteren in situaties waar gegevensverzameling door private sensoren in de openbare ruimte aan de orde is. Vervolgens geven we aan wat de gemeente op basis van dezelfde wet kan doen om toegang te verkrijgen tot de private sensorgegevens te verkrijgen. In hoofdstuk 4 volgen aanbevelingen voor de verbetering van het juridisch handelingsperspectief van de gemeente. % Art. 35 lid 1 AVG. % Art.35 lid 1 AVG spreekt over “een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen”, hetgeen ook fundamentele rechten omvat. Zie ook H. Janssen, ‘An approach for a fundamental tights tmpact assessment to automated deciston-making’ (2020) Internatinonal Data Privacy Law 10(1), p. 76. 97 Art. 36 lid 1 AVG. 9% Verordening 2018/1807 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake een kader voor het vrije verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens in de Europese Unie, Pb L 303/59; art. 3 lid 1 Verordening vrij verkeer niet- persoonsgebonden gegevens en art. 4sub 1 AVG. 99 Art. 5 lid 1 Verordening. 100 Art. 5 lid 1 van de Verordening. Een uitzondering geldt uitsluitend voor verboden die evenredig, en gerechtvaardigd zijn in het kader van openbare veiligheid. 18 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 3.2.1 Grondwet, EVRM en EU-Handvest van de grondrechten Juridisch kader Het wettelijk kader voor de fundamentele rechten ts neergelegd in de Grondwet, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het EU-Handvest van de Grondrechten (EU-Handvest). Dit kader, inclusief de bijbehorende beperkingssystematiek, normeert de gemeente in haar relaties met burgers en met prtvate organisaties binnen de gemeente, die soms eveneens rechten kunnen ontlenen aan het fundamenteelrechtelijk kader.!®! Fundamentele rechten omvatten onder meer het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (privacy),°? het recht niet te worden gediscrimineerd! vrijheidsrechten, © eigendomsrechten!’5 inclusief intellectuele eigendomsrechten, het recht op toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter!" het recht je vrijelijk te verplaatsen en het recht op vrijheid van beroep en bedrijf, en ondernemerschap.” De kerngedachte achter fundamentele rechten ts dat de burger moet worden beschermd tegen een almachtige overheid die een op de wet berustend geweldsmonopolie kan uitoefenen, en dat overheidsregulering die inbreuken (beperkingen) op de fundamentele rechten met zich kan meebrengen, beperkt blijft tot het hoogstnoodzakelijke. In het licht van de huidige en opkomende sensortoepassingen in de openbare ruimte zijn in de rechtspraak al diverse fundamenteelrechtelijke risico’s geduid ten aanzien van het recht op privacy. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) heeft in de afgelopen decennia de betekenis en de toepasselijkheid van het recht op ptivacy in de openbare ruimte meermaals bevestigd tn het licht van de opkomst en een groetend aantal toepassingen van nieuwe informatie- en communtcatietechnologieën, die voortdurende verzameling, opslag, verspreiding, koppeling en hergebruik van persoonsgegevens mogelijk maken.!®® Deze toepassingen worden niet alleen benut door opsporings- en vervolgingsinstanties of inlschtingen- en veiligheidsdtensten, maar ook door private partijen. Onder meer tn Won Hannover f, Duitsland (waarin het EHRM bepaalde dat publieke figuren zoals een lid van een koninklijk huis ook een recht op privéleven toekomt, en dat zij effectief beschermd moeten worden tegen de roddelpers) merkte het EHRM op dat effectieve bescherming van het recht op privacy van staatswege geboden 1s. Het EVRM ts volgens het Hof immers niet bedoeld om rechten te garanderen die theoretisch of tlusoir zijn, maar om rechten te beschermen die praktsch en effectief zijn — ook in verhoudingen tussen burgers en private partijen onderling, 10 Voor de vraag naar de toepasselijkheid van het recht op ptivacy tn openbare ruimten ís tevens van belang dat het EHRM meermaals heeft bevestigd dat privacy in artikel 8 EVRM ook ‘sociale’ en ‘openbare aspecten van iemands leven’ omvat, alsook het “recht op het ontwikkelen en vestigen van relates met anderen en de buitenwereld’, het recht op de bescherming van persoonsgegevens en het recht op het leiden van een sociaal privéleven tn een meer publieke context!!! Deze deelaspecten van het recht op privacy Il Respectievelijk de Grondwet, het EVRM (inclusief de bijbehorende Protocollen die door Nederland zijn ondertekend) en het EU-Handvest. 102 Art. 8 EVRM, art. 10 Grondwet en art. 7 EU-Handvest. 103 Art. 14 EVRM en Protocol 12 bij het EVRM, art. 1 Grondwet en artt. 21 en 23 EU-Handvest. 104 Art. 10 en 11 EVRM, artt. 7, 8 en 9 Grondwet en artt. 11, 12 EU-Handvest. 105 Art. 1 lid 1, eerste Protocol bij het EVRM, art. 14 Grondwet en art. 17 EU-Handvest. 106 Art. 17 lid 2 EU-Handvest. 107 Art. 6 EVRM, Art. 17 Grondwet en art. 47 EU-Handvest. 108 Art. 19 lid 3 Grondwet en art. 16 EU-Handvest. 109 Zie M. Galie, Surveillance and privacy in smart cities and living labs: Conceptnalising privacy for public space. (Diss. UvT 2019), Optima Grafische Communicatie, Rotterdam: 2019). 110 Wop Hapmover t‚ Duitsland, EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00, paragrafen 72 en 73; zie ook EHRM 24 juni2004 (Caroline von Hannover t‚ Duitsland) NJ 2005, 22 (m.nt. EJ. Dommering). 1 Niegetz t, Duitsland (16 december 1992), nr. 13710/88, paragraaf 27; Pretty t. Verenigd Koninkrijk (29 april 2002) nr. 2346/02, paragraaf 61; Peck t. het Verenigd Koninkrijk (28 januar 2003), nr. 44647/98; Von Hannover t‚ Duitsland EHRM 24 juni 2004; Gillan en Ouinton t‚ Verenigd Koninkrijk, (12 januari 2010) nr. 4158/05, paragraaf 6; Vukota-Bojit v. Switzerland (18 oktober 2016) nr. 61838/10, paragraaf 62; Barbulescu t. Roemenië (5 september 2017) nr. 61496/08, paragraaf 70. 19 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens geven het recht ook betekenis buiten de enger gedefinieerde intieme of huiselijke persoonlijke levenssfeer. Het EHRM heeft de betekenis van het recht op prtvacy in horizontale verhoudingen (zoals tussen werkgever en werknemer, tussen verzekeraar en verzekerde, en tussen pers en persoon van wie afbeeldingen worden gemaakt en verspreid) inmiddels ook bevestigd — ook ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens}? De kans ís reëel dat iemand een sensor in de openbare ruimte niet opmerkt of zich er niet van bewust ts dat informatie over haar of hem wordt verzameld, omdat sensoren niet alijd goed zichtbaar zijn.!3 Wanneer personen zich ervan bewust zijn dat een sensor in hun nabijheid ís, ts het voor de meesten lastig te bepalen welke gegevensverwerkende apparatuur een sensor bevat, met welk doel informatie wordt verzameld en door wie, hoe lang de gegevens worden opgeslagen, met welke andere bestanden de gegevens worden gekoppeld en of ze met derden worden gedeeld. Dit kan burgers het gevoel geven dat zij voortdurend worden bespied, waardoor zij mogelijk hun fundamentele rechten minder snel of met terughoudendheid uitoefenen (en er een zogenoemd verkillend effect op de uitoefening van de grondrechten optreedt).!14 Het hoeft bij het vastleggen van gedrag met sensoren overigens niet steeds te gaan om specifiek gedrag.!!5 Er kan al sprake zijn van een inmenging wanneer het gedrag of de daarop betrekking hebbende gegevens op zichzelf beschouwd niet bijzonder gevoelig zijn, zoals het vastleggen van de bewegingen van een persoon tn het centrum van zijn woonplaats, of op straat lopen en een winkel binnengaan om boodschappen te doen. Dergelijke verwerkingen kunnen echter wel van belang worden bij systematische inzet en/of koppeling van private sensoren, bijvoorbeeld ten behoeve van de bewaking van een openbare ruimte, waar zulke gegevens meer stelselmatig worden vastgelegd, opgeslagen en geanalyseerd. In deze ogenschijnlijk onschadelijke situaties 1s belangrijk dat deze informatie met behulp van de huidige verwerkings-, koppelings- en aggregatietechnteken kan leiden tot allerlei soorten afgeleide informatie en/of profielen, waardoor vervolgens veel meer persoonlijke en bijzonder gevoelige informatie over een persoon kan worden onthuld. Beperkingen op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bijvoorbeeld wanneer de gemeente met eigen sensoren (bijvoorbeeld camera’s) toezicht houdt op een uitgaansgebied met als doel de fysieke veiligheid te bewaken, kunnen juridisch toelaatbaar zijn, mits deze inzet van sensoren voldoet aan de cumulatieve set van vereisten, zoals die ís neergelegd in het eerdergenoemd wettelijk kader. Het gemeentelijk gebruik van de sensoren en de verwerking van gegevens die daarmee gepaard gaat, moeten een kgitiem doel dienen! en berusten op een formeel-wettelijke grondslag.” De betreffende wet moet voor burgers toegankelijk en voorzienbaar zijn, zodat burgers weten wat de gemeente precies beoogt met de camera’s en het gebruik van de gegevens, en daar zo nodig hun gedrag op kunnen afstemmen. Ook moet de gemeentelijke verwerking van de gegevens noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Noodzakelijk’ houdt tn dat het gebruik van die gegevens ook echt noodzakelijk ts voor het 12 Halford t Vereningd Koninkrijk (25 juni 1997), nr. 20605/92; Vukota-Bojit v. Switzerland (18 oktober 2016) nr. 61838/10, paragraaf 58 [in deze zaak werd de klager werd voortdurend gefilmd in de openbare ruimte door een professionele partij in opdracht van een verzekeraar]; Relelos en Davourlis t‚ Griefkenland (15 januari 2009) nr. 1234/05, paragraaf 40; Barbalescu t. Roemenië (5 september 2017) nr. 61496/08, paragraaf 80; 13 Dat geldt bij bijvoorbeeld gezichtsherkenningstechnieken, zie E. Keymolen, M. Noorman, B. van der Sloot, C. Cuijpers en B-J. Koops, Op het eerste gezicht. Een verkenning van gezichtsberkenning en privacyrisico’s in horizontale relaties. Studie verricht in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2020) p. 122. 14 Zie bijvoorbeeld R. L. Finn, D. Wright en A. Donovan, L. Jacques en P. de Hert, Study on privacy, data protection and ethical risks in civil remotely piloted aircraft: final report, Publications Office, 2015, https://data.europa.eu/ doif/10.2769/756525; deze studie belicht 1 het bijzonder risico’s bij het gebruik van drones. US Zie hierover P. de Hert & S. Gutwirth, Data protecton in the case law of Strasbourg and Luxemburg: Consttutionalisatton 1n actton’ in: Y. Poullet, S. Gutwith, C. De Terwanghe, & P. de Hert (Eds), Reinventing Data Protection? Springer: Dordrecht 2009, p. 26. 6 Art. 8 lid 2 EVRM; artt.7 en 8 EU-Handvest. Art. 8 EU-Handvest 1s nader uitgewerkt in de AVG. 17 Art. 10 lid 1 en 2 Grondwet. Een verwijzing naar art. 6 lid 1 sub c of e AVG of naar bijvoorbeeld art. 160 Gemeentewet kan niet volstaan omdat deze bepaling onvoldoende specifiek is. 20 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens behalen van het doel (in voornoemd voorbeeld het bewaken van de fysieke veiligheid) en dus niet enkel Swenselijk’, ‘handig’ of ‘efficiënt’: die laatste redenen zijn op zichzelf genomen onvoldoende om een inbreuk op een fundamenteel recht te kunnen rechtvaardigen! Noodzakelijk #7 een democratische samenleving betekent bovendien dat de gewenste verwerking van private sensorgegevens noodzakelijk ts om een dringend maatschappelijk probleem effectief te Kunnen aanpakRen\® Het doel waarvoor de gemeente de private sensorgegevens verwerkt moet daarnaast evenredig zijn aan de grondrechtelijke inbreuk? Zo kan het borgen van de fysieke veiligheid evenredig zijn aan de inbreuk op temands recht op verplaatsingsvrijheid, wanneer de inbreuk kortdurend en effectief 1s en niet al te diep ingrijpt in het recht op iemands recht zich vrijelijk te verplaatsen.!2! Naast het bewaken van de evenredigheid moet de gemeente voor het bereiken van het doel kiezen voor de middelen die het minst ingrijpen in het grondrecht. Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Anders dan de overheid worden private partijen tn beginsel niet genormeerd door de Grondwet of het EVRM, maar dat betekent niet dat zij zich geheel aan grondrechtelijke normen kunnen onttrekken. Het gedrag van private partijen wordt namelijk op diverse wijzen grondrechtelijk genormeerd. Zo 1s er wetgeving die de informatteverzameling van private partijen in de openbare ruimte kan beperken, zoals de AVG en de ePrtvacy Verordening (zie $3.1.1). Dergelijke beperkingen worden tot stand gebracht door de formele wetgever. De grondwettelijk beschermde rechten op informatieverzameling, het recht op vrijheid van bedrijf en beroep en de vrijheid van ondernemerschap kunnen immers enkel worden ingeperkt wanneer die inperking is terug te voeren op een formele wet.!?2 Private partijen kunnen in hun gedrag ook op andere manteren worden genormeerd door fundamentele rechten. Wanneer het handelen van een bedrijf de fundamentele rechten van personen raakt, kunnen de fundamentele rechten helpen bij het invullen van civielrechtelijke “vage” normen. Fundamentele rechten kunnen bijvoorbeeld een rol spelen bij de beoordeling of het handelen van een private partij maatschappelijk betamelijk ts, of bij de beoordeling of sprake ts van goed werkgeverschap zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Verder vloeit uit de rechtspraak van het EHRM voort dat nationale autoriteiten burgers actief dienen te beschermen tegen inbreuken door private partijen.!?* Het EHRM verplichtte natonale overheden eerder al regelgeving inzake de inzet van surveillancetechnieken binnen de arbeidsrelatie aan te nemen; werkgevers moeten bijvoorbeeld werknemers met voorafgaande communicatie inlichten over dergelijke monitoring, terwijl overheden voor eventuele conflicten hierover een toegankelijke en passende rechtsgang moeten bieden? In navolging hiervan ís in de literatuur geopperd dat uit artikel 8 EVRM een positieve verplichtng voor de overheid zou kunnen voortvloeten om het gebruik van sensoren door private partijen nader te reguleren. 2% De bevoegdheid wettelijke regels vast 18 Handyside t‚ Verenigd Koninkrijk, EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, paragraaf 48; EU HvJ C-293/12 en C-594/12 Digital Rights lreland, paragraaf 54. 19 S, and Marper v the UK (Grote Kamer), 4 december 2008, nrs. 30562/04 & 30566/04, paragraaf 101. 120 ECHR Leander v Sweden, 26 maart 1987, nr. 9248/81, paragrafen 50 en 58. De indringendheid van de verwerking voor het grondrecht bepaalt de strengheid van de eisen die aan de toegang tot de private sensorgegevens worden gesteld: naarmate een beperking op het grondrecht indringender is, worden de eisen aan de toelaatbaarheid van de beperkende activiteit strenger. 1 Art. 2, Protocol 4 bij het EVRM. 122 Artt. 10 lid 2 en 19 lid 3 Grondwet; art. 10 EVRM; artt. 11 lid 1, 16 en 52 lid 1 EU-Handvest. 123 Respectievelijk art. 6:162 BW en art. 7:611 BW. 124 Zie bijvoorbeeld Evans ft, het Verenigd Koninkrijk, EHRM 10 april 2007, nr. 6339/05, paragraaf 75; zie ook Zie MJ. Vetzo, J.H. Gerards en R. Nehmelman, Algoritmes en fundamentele rechten, Den Haag: Boom juridisch 2018, pp. 76 — 78 en 177 — 178. In art. 10 lid 2 en 3 Grondwet zijn daarnaast twee positieve verplichtingen gecodificeerd, namelijk tot het stellen van regels omtrent persoonsgegevens en omtrent kennisneming van vastgelegde gegevens, zie ook A.K. Koekkoek, De Grondwet: een systematisch en artikelsgewijs commentaar, derde druk, Deventer 2000, p. 4. 125 EHRM 5 september 2017, app nr 61496 (Bärbulescn t. Roemenië). 126 MJ. Vetzo e.a. 2018, pp. 126 — 127. 21 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens te stellen met het oog op normering van private partijen ligt kortom niet primair bij gemeenten, maar bij de formele wetgever!?? en in voorkomende gevallen bij de rechter. Dat betekent niet dat er nu geen lokale wetgeving tot stand kan worden gebracht die meer specifiek de inzet van sensoren door private partijen in de openbare ruimte reguleert. Met het oog op de verbetering van de naleving van de fundamentele rechten vanwege het groeiend aantal sensoren in de openbare ruimte, nam de gemeente Amsterdam tn 2021 de Verordening meldingsplicht sensoren aan. Deze verordening verplicht alle partijen die met een professioneel doel gegevens in de openbare ruimte inwinnen door middel van vaste of mobiele sensoren, daarover transparant te zijn? Ook prtvate partijen dienen melding te maken van sensoren die zij in de openbare ruimte plaatsen.!®® Aan de melding zelf worden door de gemeente nadere etsen gesteld; deze is dus niet vormvrij. In het digtale meldformulier moet worden aangegeven of met de sensor persoonsgegevens worden verwerkt en als dat het geval is, op basis van welke wettelijke grondslag dit gebeurt. Ook dient bij de verwerking van persoonsgegevens een link naar de privacyverklaring van de meldende partij te worden opgenomen. Het meldingsformulier kan desgewenst met nieuwe informatievereisten worden uitgebreid. De informatie in het meldingsformulter wordt in een openbaar register opgenomen, zodat gebruikers van openbare ruimten kunnen nagaan welke gegevens over hen worden ingewonnen. Zo nodig kunnen zij daarover contact opnemen met de partij die deze gegevens inwint of een klacht indienen bij de AP. Hoewel de verordening al tn werking 1s getreden, laat het register vooralsnog overwegend gemeentelijke sensoren zien.!3! De gemeente Amsterdam is na een wenperiode’ voornemens te verordening te gaan handhaven. In aanvulling op de bescherming van de grondwettelijke persoonlijke levenssfeer verdient artikel 441b in het Wetboek van Strafrecht vermelding. Deze bepaling beoogt burgers te beschermen tegen inbreuken op dit grondrecht door onder meer private partijen? Het verbiedt de structurele inzet van technische hulpmiddelen waarmee een afbeelding van een persoon wordt vervaardigd in openbare ruimten en in voor het publiek toegankelijke ruimten, waarvan de aanwezigheid miet op duidelijke wijze kenbaar 1s gemaakt. Voor de strafbaarstelling ts bepalend of de afgebeelde persoon zich op een voor het publiek toegankelijke of openbare plaats bevond en niet of het techntsch hulpmiddel op een voor het publiek toegankelijke of openbare plaats ís aangebracht. Dit betekent dat ongeacht waar het hulpmiddel is aangebracht, sprake kan zijn van een strafbare gedraging, wanneer het hulpmiddel ts gericht op een voor een voor het publiek toegankelijke plaats of openbare plaats. Private partijen die dergelijke hulpmiddelen ten behoeve van het maken van afbeeldingen inzetten, moeten passanten aldus op duidelijke wijze over het cameratoezicht informeren; het nalaten hiervan is strafbaar. Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derde partijen Waar private partijen en particulieren tn beginsel vrij zijn om binnen de grenzen van de wet te handelen, kunnen overheden in het algemeen alleen op basis van en in overeenstemming met een wet handelen. Dit betekent dat de gemeente bij de verkrijging van private sensorgegevens door middel van B2G-gegevensdeling steeds moet nagaan of daarbij de fundamentele rechten en de bijbehorende wettelijke grenzen tn acht worden genomen. We behandelen hier de eisen die voortvloeien uit het fundamenteelrechtelijk kader met betrekking tot B2G-gegevensdeling. In $3.2.2 gaan we tn op de eisen die de AVG stelt aan de gemeentelijke verkrijging van toegang tot private sensorgegevens waarbij persoonsgegevens betrokken zijn. 127 De formele wetgever kan voorts wetgeving tot stand brengen die voor private partijen nadere inkleuring geeft aan grondwetsnormen (zie bijvoorbeeld de Algemene wet gelijke behandeling). 128 Verordening van de Raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 tn verband met het invoeren van een meldingsplicht voor sensoren (inwerkingtreding 1 oktober 2021). 129 Zie $3.2.2. 130 https:/ /formulier.amsterdam.nl/thema/ privacy/sensorregistratie/sensorregistratie/. 151 Zie Sensorenregister Amsterdam. 152 Memorie van toelichting bij Wijziging van artt. 139f en 441b Wetboek van Strafrecht (uitbreiding strafbaarstelling heimelijk cameratoezicht), Kamerstukken IL 2000-2001, 27732, nr. 3. Doel was het toepassingsbereik van de bepaling uit te breiden van winkels en horecagelegenheden naar voor het publiek toegankelijke plaatsen en openbare ruimten. 22 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Voor zover een B2G-gegevensdeling een inbreuk maakt op (fundamentele) rechten van de delende prtvate partij, zal steeds een formeelwettelijke grondslag vereist zijn. De gemeente zal aldus bij elke voorgenomen B2G-gegevensdeling moeten nagaan of zich bij de beoogde gegevensdeling inbreuken op deze rechten kunnen voordoen. In die gevallen ts een formeelwettelijke basis vereist. Zo kunnen fundamentele rechten van private partijen, waaronder de eerdergenoemde informatierechten, het recht op eigendom, intellectuele eigendom en/of de rechten op de vrijheid van beroep en bedrijf of het ondernemerschap worden geraakt, indien de gemeente B2G-gegevensdeling afdwingt. Een verplichte B2G- gegevensdeling kan enkel worden gelegitimeerd, wanneer daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Indien prtvate partijen vrijwillig tot B2G-gegevensdeling overgaan (bijvoorbeeld op basts van een overeenkomst), dan zal van een fundamenteelrechtelijke inbreuk op de rechten van de betreffende private partijen 1n beginsel geen sprake zijn. B2G-gegevensdeling kan ook de fundamentele rechten van burgers raken. Indien met de gemeente een gegevensbestand wordt gedeeld waarin zich een bias ten aanzien van personen of groepen bevindt of waarin zich discriminerende profielen van personen bevinden, bestaat een risico dat het gebruik van het betreffende gegevensbestand door de gemeente discriminerend kan uitwerken. Een inbreuk op fundamentele rechten kan zich daarnaast voordoen wanneer de beoogde private sensorgegevens werden verzameld in een openbare ruimte waar bijvoorbeeld veel manifestaties plaatsvinden. B2G-gegevensdeling kan in die situatie een verkillend effect hebben op de betogings- en vergaderingsrechten, omdat burgers niet weten voor welk doel de gemeente de met behulp van B2G-gegevensdeling vergaarde informatie zal gebruiken. Zij kunnen hierdoor minder genegen zijn van deze rechten gebruik te maken op de plaats waar de private sensor zich bevindt. Een formeelwettelijke grondslag ts tn deze gevallen van B2G-gegevensdeling aangewezen. Deze wettelijke grondslag dient burgers adequaat te informeren over het doel, de noodzaak en de proportionalttett van die specifieke B2G-gegevensdeling, alsook over de wijze waarop de risico's die met de B2G-gegevensdeling kunnen optreden, worden gemtugeerd. In navolging hiervan moet de gemeente voorafgaand aan elke specifieke B2G-gegevensdeling nagaan of zich bij de beoogde B2G-gegevensdeling inbreuken op fundamentele rechten van bedrijven kunnen voordoen. Diverse geïnterviewden melden dat bij gemeentelijke verzoeken om B2G-gegevensdeling betreffende gegevens over menselijk gedrag in de openbare ruimte niet alujd duidelijk was of een dergelijke deling noodzakelijk was, en voor zover die nodig werd geacht, op welke wettelijke basis het verzoek om B2G-gegevensdeling werd gebaseerd. Ook gaven zij aan dat de noodzaak voor het delen niet altijd even helder was geformuleerd.!33 In een van de interviews gaf een gemeentemedewerker aan dat informatie over drukte op perrons (in dit geval informatie van vervoersbedrijven) de gemeente in specifieke gevallen zou kunnen helpen bij het beheer van de openbare ruimte, bijvoorbeeld na afloop van een voetbalwedstrijd. De gemeente wil de fysieke veiligheid in de openbare ruimte waarborgen, voorkomen dat mensen worden verdrukt door de massa en de doorstroom bevorderen. Als bijvoorbeeld een Ajax-wedstrijd of een ander grootschalig evenement is afgelopen, moet de gemeente #7 real-time op de hoogte zijn van de drukte en de hoeveelheid metro’s en treinen die worden ingezet, zodat mensenmassa’s niet ophopen in de stations, op de perrons en in de openbare ruimte grenzend aan de stations, die onder het beheer van de gemeente valt. Dan ontstaan immers onveilige situaties. De gemeente moet en wil daarom zicht houden op mensenmassa’s tijdens grote evenementen. 34 Of en op welke wijze ín dit specifieke voorbeeld fundamentele rechten van private partijen en/of van burgers als gevolg van de B2G-gegevensdeling worden geraakt, hangt zoals hiervoor uiteengezet af van diverse factoren en vergt daarmee een context-spectfieke beoordeling. Verder kan B2G-gegevensdeling gebaseerd op sensorgegevens die werden verkregen uit voor burgers niet-waarneembare sensoren — zoals sensorgegevens die werden vergaard met camera’s in 13 Dit werd gemeld door medewerkers van zowel bedrijven als van de gemeente. 134 Gemeentemedewerker. 23 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens reclamezuilen, tn rugtassen van personen die de stedelijke omgeving voor een bedrijf tn kaart brengen of in auto’s van tncassobedrijven die daarmee wanbetalers tn de openbare ruimte proberen te traceren — meer algemeen leiden tot wantrouwen van burgers tegenover de gemeente.!*> Bovendien leidt een dergelijke gemeentelijke praktijk tot spanning met het uitgangspunt van de gemeente dat iedereen in Amsterdam het recht heeft op respect voor zijn of haar privéleven, en dat voor iedereen in Amsterdam het uitgangspunt geldt dat zij zich onbespied en anontem moet kunnen bewegen tn de openbare ruimte. 56 De gemeente zal voorafgaand aan de verwerking van gegevens die met B2G-gegevensdeling werden verkregen steeds moeten onderzoeken en verantwoorden of en waarom B2G-gegevensdeling in die situaties tn overeenstemming is met de fundamentele rechten van burgers en private partijen. Bij de gemeentelijke beoordeling van de naleving van het fundamenteelrechtelijk kader bij een voorgenomen B2G-gegevensdeling zijn de AVG, de Awb en overige wetgeving die hierna worden behandeld van groot belang. 3.2.2 Algemene Verordening Gegevensbescherming Juridisch kader We behandelden in $3.1.1 de wijze waarop de AVG van toepassing ts op de verwerking van persoonsgegevens door prtvate partijen. In deze paragraaf gaan we tn op de wijze waarop de AVG van toepassing is op verwerkingen van persoonsgegevens door de gemeente. De AVG stelt immers andere eisen aan publieke actoren dan aan private. Wanneer de gemeente met behulp van B2G-gegevensdeling gegevens verzamelt en deze vervolgens verwerkt, en deze gegevens herleidbaar zijn tot specifieke personen, verwerkt zij persoonsgegevens tn de zin van de AVG. De gemeente treedt tn die gevallen steeds op als verwerkingsverantwoordelijke voor zover zij het specifieke doel en middelen met betrekking tot de verwerking van die gegevens bepaalt.3® Daarbij dient de gemeente zich als verwerkingsverantwoordelijke ervan te vergewissen dat de verwerking van private sensorgegevens die tevens persoonsgegeven zijn, tn overeenstemming is met de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens zoals die zijn vastgelegd in de AVG? De gemeentelijke verwerking van deze persoonsgegevens dient daarnaast gebaseerd te zijn op een verplichting die ts vastgelegd in de wet, en noodzakelijk te zijn voor de vervulling van een publieke taak of een taak in het kader van de uitoefening van openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen“? Bijzondere persoonsgegevens — toepasselijk in het geval van bijvoorbeeld de verwerking van (optische) sensoren die biometrische gegevensverwerking, of bij de verwerking van gegevens waaruit etnische afkomst of religieuze overtuigingen blijken — mogen tn beginsel niet worden verwerkt, tenzij aan een van de voor de overheid geldende uitzonderingen is voldaan. De verwerkingsverantwoordelijke ís steeds gehouden passende technische en organisatorische maatregelen te treffen ter bescherming van de rechten en vrijheden van personen. “? Een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (of DPIA) ís verplicht bij verwerkingen van persoonsgegevens die waarschijnlijk een hoog risico met zich meebrengen voor de fundamentele rechten 135 In Amsterdam waren oudere gevallen bekend van incassobedrijven die ANPR gebruikten om in contact te komen met klanten die tn gebreke bleven met de betaling van hun leningen, maar die niet reageerden op pogingen van de private schuldeiser om contact op te nemen. Hiertoe rustte een incassobureau auto’s uit met camerasensoten die door de stad reden om kentekengegevens van aangetroffen auto’s vast te leggen en te verwerken met het oog op identificatie van de debiteur. Dit voorbeeld werd genoemd door een gemeentemedewerker; zie ook L. Fang, Debt collectors fight privacy advocates over limits for automated licence plate readers’, The Intervept (8 mei 2015); Marcis en Bego 2022, p. 35. 136 Gemeente Amsterdam, Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens door de gemeente Amsterdam, 25 september 2018. 137 Art. 4lid 1 AVG. 138 In de praktijk 15 binnen de gemeente de burgemeester verwerkingsverantwoordelijke. 139 Art. 5 lid 1 AVG. 140 Art. 6 lid 1 sub ec ene AVG. Ml Art 9 lid 2 AVG. 12 Art. 24 lid 1 AVG. 24 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens en vrijheden van personen.3 Of dit risico aan de orde is, moet de verwerkingsverantwoordelijke per sttuatte waarin B2G-gegevensdeling wordt nagestreefd, beoordelen. Een DPIA 15 in teder geval verplicht bij B2G- gegevensdelingen waarbij bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt!** of wanneer grootschalig en stelselmatig personen in openbare ruimten of in voor het publiek toegankelijke ruimten worden gevolgd. !45 Betrokkenen hebben het recht jegens de verwerkingsverantwoordelijke de aan hen toegekende rechten in de AVG uit te oefenen. Zo hebben zij hebben het recht te worden geïnformeerd over de vraag of hun persoonsgegevens al of miet worden verwerkt en als dat het geval ís, inzage te verkrijgen in onder meer de doeleinden en de ontvangers van die gegevens.46 Wanneer de private partij erin slaagt de persoonsgegevens voorafgaand aan de B2G-gegevensdeling te anonimiseren en de gegevens daarmee niet langer als persoonsgegevens kunnen worden aangemerkt, vervallen in beginsel de voor de verwerkingsverantwoordelijke toepasselijke verplichtingen uit de AVG. Het anonimiseren zelf kan echter niet altijd duurzaam worden gegarandeerd; zo kan het anonimiseren van een bepaald gegevensbestand tn bepaalde gevallen temtet worden gedaan doordat het betreffende gegevensbestand wordt gecombineerd met een of meer andere gegevensbestanden: de combinatie van gegevens kan dan toch weer leiden tot gegevens die leiden naar identificeerbare personen tn het geanonimiseerde gegevensbestand.” Ook andere factoren kunnen het succesvol anonimiseren van persoonsgegevens beperken.!$ Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Wat het handelingsperspectief van de gemeente betreft bij het beter beschermen van de fundamentele rechten bij de private verwerking van sensorgegevens uit de openbare ruimte, is het van belang te kijken naar de belegging van toezichthoudende en handhavende bevoegdheden in de AVG. De AP houdt toezicht op de naleving en de handhaving van de AVG. De AP is daartoe door de wetgever toegerust met een stevig sanctie- en boetestelsel.1#® Dit betekent dat voor gemeentelijk toezicht op de naleving van de AVG door prtvate partijen geen formele rol is weggelegd. Daarmee 1s niet gezegd dat de gemeente in het geheel geen handelingsperspectief bij de naleving van de AVG toekomt. De eerdergenoemde Amsterdamse Verordening meldingsplicht sensoren kan voor het afdwingen van een betere naleving van de grondrechten en meer specifiek de AVG door private partijen een nuttige basis bieden. Waar nu niet altijd duidelijk is of en waar prtvate partijen met behulp van sensoren in de openbare ruimte persoonsgegevens verzamelen, moeten verwerkingsverantwoordelijken ingevolge deze verordening verplicht aangeven op het daartoe voorgeschreven meldformulier of met de sensor persoonsgegevens worden verwerkt en als dat het geval ts, op basis van welke wettelijke grondslag dit gebeurt. In het meldingsformulier dient de verwerkingsverantwoordelijke ook een link naar de privacyverklaring op te nemen? Op het moment van het schrijven van dit rapport was de link naar het meldingsformulier nog niet gemakkelijk vindbaar. Voor een goede naleving van de meldingsplicht ts gemakkelijke vindbaarheid (eventueel in diverse talen) een belangrijke voorwaarde. Indien in de praktijk 43 Art. 35 lid 1 AVG. 1 Art. 35 lid 3 sub a. 15 Art. 35 lid 3 sub c. 16 Betrokkenenrechten zijn neergelegd in de artt. 13 — 22 AVG, maar niet alle rechten kunnen voluit jegens de gemeente worden uitgeoefend. Zie verder B. Schermer, D. Hagenauw en N. Falot, Handleiding Algemene Verordening Gegevensbeschermingen Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming 2018 (rapport opgesteld in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid), met name hoofdstuk 7. 147 B, Van der Sloot, S. van Schendel & C. Augusto Fontanillo López, De invloed van (technische ontwikkelingen op het begrip persoonsgegevens in relatie tot de AVG, Rapport tn opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (Tilburg University, December 2022). 18 Zie voor een overzicht van factoren die het anonimiseren kunnen hinderen of uitsluiten Agencia Espagfiola Protecaión Datos, 10 Misunderstandings of anonymisatton’ (2021) https://edps.europa.eu/system/files/2021-04/21-04-27_aepd- edps_anonymisation_en_5.pdf, bezocht op 12 september 2022. 149 Zie onder meer artt. 83 AVG. 150 https:/ /formulier.amsterdam.nl/thema/ privacy/sensorregistratie/sensorregistratie/. 25 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens blijkt dat deze informatie niet voldoende is, kan de gemeente het meldingsformulier met nieuwe informatievereisten uitbreiden. Het sensorenregister geeft daarmee een nadere en eigentijdse uitwerking aan de AVG! Het sensorenregister waarin de informatie uit het meldingsformulier wordt opgenomen, is toegankelijk voor het publiek en kan zo bijdragen aan een betere borging van onder meer het transparantebeginsel.*? Daarnaast kan het sensorenregister degenen die gebruik maken van openbare ruimten de mogelijkheid bieden te onderzoeken welke gegevens over hen worden ingewonnen. Met de publicatieplicht kan, indien de verordening wordt nageleefd, het probleem van het voor veel burgers onzichtbare karakter van veel gegevensverwerkingen met behulp van sensoren door prtvate partijen in de openbare ruimte (deels) worden weggenomen. De verplichte melding van onder meer de wettelijke grondslag zal hen informeren over de rechtmatigheid van de verwerking van de persoonsgegevens. Met het voor eenieder toegankelijke sensorenregister wil de gemeente burgers wijzen op mogelijkheden tot uitoefening van de AVG-betrokkenenrechten (zoals inzagerechten,"* het recht op gegevenswissing!55 en het recht niet te worden onderworpen aan geautomatiseerde besluitvorming!) jegens private partijen die met behulp van sensoren persoonsgegevens verwerken. Verwerkingsverantwoordelijken zijn zoals aangegeven in $3.2.1 gehouden de betrokkenenrechten na te leven. Zij blijken in de praktijk echter niet altijd genegen aan deze rechten gehoor te geven.!5? Op basis van zijn of haar bevindingen kan een betrokkene zelf besluiten een klacht in te dienen bij de AP, die vervolgens bij constatering van niet-naleving van de AVG (forse) administratieve boetes kan opleggen.® Blijkens recente publicaties reageert de AP om diverse redenen niet of traag op individuele klachten.5® Dit kan de effectiviteit van betrokkenenrechten ondergraven, hetgeen onwenselijk is, omdat deze rechten en de mogelijkheid tot het indienen van een klacht de kurk zijn waarop de naleving van de AVG drijft. 160 Individuele klagers kunnen tn plaats van het indienen van een klacht bij de AP ook overwegen een rechtszaak tegen de betreffende private partij aan te spannen wegens beweerde niet-naleving van de AVG.!°! Daarbij moet worden aangetekend dat rechtszaken lang kunnen duren en kostbaar kunnen zijn en dat (met name grotere) private spelers in de openbare ruimte veelal meer kunnen spenderen aan rechtsbijstand, waardoor deze weg vaak niet realistisch is. In dat verband verdient het overwegen van een collectieve actie op basis van de Wet afwikkeling massaschade tn collectieve actie ((WAMCA®) aanbeveling. Belangenorganisaties kunnen dergelijke acties voor individuen op touw zetten; gemeenten kunnen overwegen belangenorganisaties die zich toeleggen op kwesties die zich voordoen tn gemeentelijke context steunen (subsidiëren)? 151 De verordening verplicht alle partijen die gegevens inwinnen voor een professioneel doel in de openbare ruimte met behulp van vaste of mobiele sensoren, de sensoren die zij in de openbare ruimte plaatsen te melden, en kenbaar te maken welke gegevens worden ingewonnen of ingewonnen kunnen worden. Deze informatie wordt opgenomen in een openbaar register (zie $3.2.1). 52 Art. 5 lid 1 suba AVG. 153 Dit zal ten dele het geval zijn, omdat de publicatieverplichting op zichzelf niet kan leiden tot nadere inzichten tn details over waarom een bepaalde gegevensverwerking dient te geschieden of in de bedrijfsmodellen die de partijen hanteren. De betrokkenenrechten kunnen nog wel enkele nadere inzichten in de gegevensverwerking geven. De verordening ziet niet op voor het publiek toegankelijke plaatsen. 154 Art. 15 AVG. 155 Art. 17 AVG. 156 Art. 22 AVG. 157 T. Ausloos & P. Dewitte, ‘Shattering One-Way Mirrors — Data Subject Access Rights in Practice’ (2018) 8 International Data Privacy Law 4. 158 Voor het indienen van een klacht zie art. 77 AVG; voor het opleggen van boetes zie Art. 83 lid 5 AVG. 159 Q. Tjeenk Willink, Tempo moet omhoog bij de Autontert Persoonsgegevens’, Het Financieele Dagblad 24 november 2021; C. Prins, Rutte IV: toezichtreflex en Autoriteit Persoonsgegevens’, NJB 2022/233. 160 G González Fuster, The Ermergence of Personal Data Protection as a Fandamental Right of the EU (Law, Governance and Technology Series, Springer 2014), p. 194. 161 Art. 79 lid 2 AVG. 162 Zie nader $3.3. 26 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Tot slot schrijft de AVG voor dat de verwerkingsverantwoordelijke betrokkenen bij het uitvoeren van een DPIA ín voorkomend geval’ vraagt naar hun mening over de voorgenomen verwerking met inachtneming van de bescherming van commerciële en andere belangen.!63 Omdat bedrijven zelf mogen invullen wat “in voorkomend geval’ inhoudt, valt gelet op de huidige praktijk niet te verwachten dat bedrijven hun gedrag — dat wil zeggen betrokkenen nauwelijks of niet polsen over een voorgenomen verwerking — zullen wijzigen. De AP kan bedrijven uitdrukkelijker wijzen op deze verplichting. Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden De AVG biedt de gemeente zoals gezegd twee grondslagen op basis waarvan zij persoonsgegevens kan verwerken. Die gelden ook wanneer zij via B2G-gegevensdeling persoonsgegevens ontvangt van een private partij. Voorafgaand aan de ontvangst van de private sensorgegevens dient het specifieke doel van de verwerking vast te staan.!6* Het doel van de verwerking van de persoonsgegevens dient herleidbaar te zijn tot een formele wet. De gemeente moet ook de noodzaak en de evenredigheid van de verwerking kunnen aantonen.!65 Het tijdvak waarop het verzamelen en de opslag van de persoonsgegevens betrekking heeft, mag niet langer duren dan strikt noodzakelijk is om het door de gemeente gestelde doel te bereiken.!6é De AVG is met andere woorden in volle omvang van toepassing op B2G-gegevensdeling waarin persoonsgegevens worden verwerkt en op verdere verwerkingen van die gegevens door de gemeente (bijvoorbeeld het delen van persoonsgegevens met derden). Private partijen kunnen op basis van een vraagstelling van de gemeente diverse typen gegevensbestanden aanleveren bij de gemeente. Zij kunnen een gegevensbestand samenstellen dat gebaseerd ís op ruwe persoonsgegevens (zoals ze werden verzameld door de sensor), op zogenoemde “pre- processed gegevens’ (oftewel gegevens die werden geprepareerd om te kunnen worden verwerkt), op geaggregeerde gegevens (waarbij de gegevens reeds werden gecombineerd met andere gegevens) en/of als onderdeel van een overzicht op basis van de resultaten van de aggregatie(s).'°’ In elk van deze vier typen gegevensbestanden kunnen persoonsgegevens aanwezig zijn. Indien de gemeente via B2G-gegevensdeling toegang verkrijgt tot een gegevensbestand waarin zich nog persoonsgegevens bevinden, ts de gemeente verwerkingsverantwoordelijke ten aanzien van dat gegevensbestand. In de praktijk geeft de gemeente blijkens de afgenomen interviews echter de voorkeur aan het ontvangen van gegevensbestanden zonder persoonsgegevens: In de praktijk blijkt dat de gemeente omwille van de strikte vereisten uit de AVG bij voorkeur geen persoonsgegevens ontvangt, maar alleen “schone gegevens’, zoals puntjes op bepaalde plekken in de openbare ruimte, getallen die aangeven hoeveel mensen in- en uitstappen bij bepaalde stations en punten waar deelscooters in de openbare ruimte worden gestald, omdat dat in overeenstemming met de privacywetgeving is. De gemeente Amsterdam heeft bij het naleven van die wetgeving volgens deze gemeentemedewerkers een belangrijke voorbeeldfunctie. 68 Private partijen kunnen inderdaad een gegevensbestand creëren waarvoor geen persoonsgegevens werden verwerkt. Toch moet de gemeente nagaan of en in hoeverre zij verwerkingsverantwoordelijke 1s voor een 163 Art. 35 lid 9 AVG. 164 Art. 6 lid 1 sub c of e, art. 6 lid 4 en overweging 50 AVG; zie ook B. Schermer, D. Hagenauw en N. Falot, Handleiding Algemene Verordening Gegevensbeschermingen Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming 2018 (rapport opgesteld 1n opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid), p. 35 e.v. 165 Idem. Het noodzaakcriterium in de AVG komt overeen met de wijze waarop het noodzaakcritertum dat is ook vastgelegd in het EVRM, het EU-Handvest voor de fundamentele rechten en in de Grondwet wordt ingevuld (zie $3.2.1); zie ook EU HvJ C-175/20 SS SIA t. Valsts ienemumu dienests (24 februari 2022) ECLI:EU:C:2022:124, r.o. 74. 166 EU Hv} C-175/20, SS SLA £ Valsts ienemumu dienests (24 februari 2022) ECLI:EU:C:2022:124, r.o. 80. 167 S. Verhulst, A. Young, M. Winowatan, A.J. Zahunanec (2019) ’Leveraging private data for public good. A descriptive analysis and typology of existing practices’, GovLab, https://datacollaboratives.org/static/ files /existing-practices- report.pdf, bezocht op 14 december 2022. 168 Gemeentemedewerkers. 27 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens bestand. Een gegevensbestand dat is gebaseerd op gegevens miet zijnde persoonsgegevens (zoals meteorologische gegevens, gegevens over hoeveelheden fijnstof in de lucht of gegevens over louter aantallen deelscooters tn de stad) zal onder de AVG waarschijnlijk zonder problemen kunnen worden gedeeld met de gemeente. Daarnaast kan zich de situatie voordoen waarin een private partij een geanontmiseerd gegevensbestand beschikbaar stelt aan de gemeente, waarbij de private partij voor het creëren van het bestand wel persoonsgegevens verwerkte. In dat geval rijst de vraag of de gemeente voor het creëren van dat geanonimiseerde gegevensbestand optreedt als verwerkingsverantwoordelijke of dat haar die tol niet toekomt, omdat het ontvangen gegevensbestand geanonimiseerd ts (en de AVG daarmee niet van toepassing zou zijn op de gemeente). Wanneer een private partij persoonsgegevens gebruikt voor het creëren van een geanonimiseerd gegevensbestand en deze het betreffende gegevensbestand enkel # opdracht van de gemeente creëerde, ligt het voor de hand aan te nemen dat de gemeente optreedt als verwerkingsverantwoordelijke voor het betreffende gegevensbestand, ook al wordt het bestand in geanonimiseerde vorm beschikbaar gesteld aan de gemeente. De gemeente gaf de private partij tmmers opdracht tot het maken van het geanontmiseerde bestand en bepaalde daarmee het doel van de verwerking van de persoonsgegevens die de private partij verwerkte met het oog op het creëren van het gevraagde bestand. Zo zou in een hypothetisch geval een gemeente die een vergunning verleent aan een bedrijf dat deelfietsen in de openbare ruimte plaatst, van dat bedrijf in de voorwaarden voor de vergunningverlening willen eisen dat het geanontmiseerde informatie deelt over locaties tn de openbare ruimte waar de deelftetsen vaker betrokken zijn bij ongelukken of over locaties waar de deelftetsen schade oplopen. De gemeente vindt het noodzakelijk om deze informatie te ontvangen, omdat zij er via andere manteren niet achter komt hoeveel verkeersongevallen met (deel)fietsen plaatsvinden, terwijl die kennis voor haar noodzakelijk ts om meer precies te kunnen beoordelen op welke (kruis)punten verbeteringen moeten worden aangebracht om het aantal ongevallen met de (deel) fietsen terug te brengen. Wanneer het bedrijf voor het creëren van dat bestand ook tot personen herleidbare gegevens gebruikt (zoals tijdstippen van en locaties waarbinnen verplaatsingen plaatsvonden en de start- en eindtijd van de huur) om de door de gemeente gevraagde informatie in kaart te kunnen brengen, ligt het voor de hand aan te nemen dat de gemeente verwerkingsverantwoordelijke 1s. Daarnaast zullen er situaties zijn waarin een bedrijf een geanonimiseerd gegevensbestand deelt met de gemeente waarvoor de gemeente geen opdracht gaf. Het ligt dan het minder voor de hand aan te nemen dat de gemeente verwerkingsverantwoordelijke 1s. De private partij bepaalde tmmers zelf het doel van de verwerking van de persoonsgegevens en niet de gemeente. ‘Toch zal de gemeente ook dan moeten nagaan tn hoeverre haar eigen doelstelling met het op (onder meer) persoonsgegevens gebaseerde gegevensbestand overeenkomt met de doelstelling van het bedrijf. In die gevallen kan de gemeente mogelijk een rol toekomen als gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijke met het bedrijf. 16° De juiste vaststelling van de rol van de gemeente ten aanzien van de persoonsgegevens 1s belangrijk, omdat die bepalend is voor de maatregelen die de gemeente ter bescherming van de rechten en belangen van de betrokkenen moet treffen. De vraag is echter niet eenduidig te beantwoorden en moet steeds per specifiek geval worden beoordeeld. Een belangrijke factor bij het bepalen van de rol ts steeds of de gemeente het doel bepaalt waarvoor persoonsgegevens worden verwerkt (namelijk voor het creëren van een specifiek bestand). Voor het bepalen van de rol moet verder worden gekeken naar de bevoegdheidstoedeling in de specifieke wet en in voorkomende gevallen naar wijze waarop de gemeente een voorwaarde voor een vergunning, subsidie of concessie formuleert (zie hierna $3.3). Daarnaast moet steeds worden bedacht dat de gemeente op basis van een geïsoleerd gegevensbestand niet kan uitgaan van de gedachte dat wanneer een ontvangen bestand eenmaal anontem 1s, dit ook anontem zal blijven, en dat de AVG niet van toepassing zal zijn of worden. Op de gemeente rust 169 Art. 26 AVG. 28 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens een zorgvuldigheidsverplichting om regelmatig na te gaan of de anonimiteit steeds ts geborgd, juist wanneer het geanontmiseerde bestand wordt gekoppeld met andere bestanden. Diverse bedrijfsmedewerkers gaven tijdens de interviews aan in beginsel open te staan voor het delen van gegevens die zij reeds zelf verzamelen, maar zij vinden het minder aantrekkelijk als zij voor de gemeente aanvullende gegevens zouden moeten verzamelen die zij zelf in eerste instantie niet verzamelen. In sommige situaties krijgt de gemeente toegang tot gegevens via zogenoemde ‘dashboards’. In dergelijke dashboards kan informatie ter beschikking worden gesteld aan publieke en/of private verwerkingsverantwoordelijken (soms in publiek-private samenwerkingsverbanden), die de informatie voor eigen of gedeelde doeleinden kunnen gebruiken. Indien een dashboard persoonsgegevens bevat of informatie bevat die op persoonsgegevens is gebaseerd, dienen alle verwerkingen tn of op basis van informatie uit het dashboard te voldoen aan de AVG. Wanneer meer verwerkingsverantwoordelijken voor een gemeenschappelijk doel gebruik maken van het dashboard, moeten zij als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken beslissen hoe de verantwoordelijkheden ten aanzien van de persoonsgegevens verdeeld zijn. Dit met het oog op de verplichtingen die zij jegens betrokkenen hebben. Wanneer de gemeente door middel van B2G-gegevensdeling toegang verkrijgt tot persoonsgegevens in het dashboard, treedt zij op als verwerkingsverantwoordelijke (en eventueel als gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijke).!! Het ís niet uitgesloten dat een private partij een gegevensbestand met persoonsgegevens verstrekt aan de gemeente, waarvan niet duidelijk ts of de oorspronkelijke verzameling door de private partij werd gebaseerd op een rechtmatige grondslag in de AVG.!? Vanwege het beginsel van rechtsstatelijkheid en het belang van het vertrouwen van de samenleving in publieke diensten, dient de gemeente zich er steeds van te vergewissen dat de persoonsgegevens die zij eventueel verwerft door de private partij tn overeenstemming met de AVG werden verwerkt. Zo is niet altijd duidelijk of voorafgaand aan de gegevensverzameling met een private sensor in openbare ruimten met (uitdrukkelijke) toestemming werd verkregen. De gemeente moet private partijen het goede voorbeeld geven, door bij elke voorgenomen verwerking van private sensorgegevens met persoonsgegevens — of een vermoeden daarvan — een DPIA te verrichten en de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam te vragen om een advies over conformiteit met de AVG! Indien en voor zover de gemeente voornemens is de verkregen persoonsgegevens beschikbaar te stellen aan derden, ís zij gelet op het feit dat ook dan sprake ts van een verwerking in de zin van de AVG, wederom gebonden aan het juridisch kader van de AVG.* 170 Geïnterviewde gemeentemedewerkers droegen hiervan drverse voorbeelden aan. Een dashboard maakt onder meer evaluaties mogelijk nadat bijvoorbeeld een vorm van deelmobilitteit is geïmplementeerd. Op basis van het dashboard kunnen betrokken private partijen (zoals deelmobiliteitsaanbieders) en de gemeente op meer systematische wijze evalueren wat het gebruik van deelmobilitest 1s, het effect op de openbare ruimte en het reisgedrag van gebruikers meten en besluten waar tuimte voor verbetering/bijsturing ligt. CROW is een kennisplatform dat beoogt dergelijke dashboards tot ontwikkeling te laten komen zodat de betrokken verwerkingsverantwoordelijken hun eigen onderzoeken onder de gebruikers kunnen standaardiseren. Zie https://www.crow.nl/dashboard-autodelen/home/aan-de-slag-1/onderzoeken- deelmobikteit-gemeenten, bezocht op 12 september 2022. Ul Art. 26 AVG. 12 Art. 6 lid 1 suba, bof f AVG; zie $3.1.1. 13 De Commissie Persoonsgegevens Amsterdam adviseert de gemeente Amsterdam onder meer over het privacy-beleid van de gemeente en de uitvoering daarvan. Daarnaast adviseert de commissie de ambtelijke organisatie bij complexe en/of politiek gevoelige kwesties rondom persoonsgegevens. Zie https:/ /www.amsterdam.nl/bestuur- organisatie/organisatie/ overige/ adviesraden/commissie-persoonsgegevens-amsterdam/, bezocht op 28 juni 2022. 14 Art. 4 sub 2 AVG. 29 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 3.2.3 Al-Verordening Juridisch kader Private sensoren die gegevens over personen tn de openbare ruimte verzamelen, kunnen soms worden gekwalificeerd als “artificiële-intelligentiesystemen” (Al-systemen) in de zin van het voorstel voor een Europese Al-Verordening.!’5 Private parijen die Al-systemen (willen) gebruiken voor de verzameling van gegevens in de openbare ruimte, zullen voorafgaand aan de inzet ervan moeten beoordelen of het systeem een ‘onaanvaardbaar’, ‘hoog’ of laag’ risico met zich meebrengt voor de gezondheid, de veiligheid en de fundamentele rechten. Deze kwalificatie zal een private partij (mede) op basis van een DPIA, zoals die 1s voorgeschreven tn AVG, moeten vaststellen.?6 Afhankelijk van de tisicokwalificatie gelden specifieke regels. Sensoren uitgerust met software voor biometrische identificatie op afstand — zowel tn real-time als achteraf — gelden bijvoorbeeld als Al-systermen met een hoog risico. De Al-Verordening voorziet in een meldingsplicht van hoog-tistco systemen bij een toezichthoudende instantie.”” Deze instantie kent conformitettsbeoordelingen toe aan organisaties die voldoen aan de vereisten die de Al-Verordening stelt. 178 Voor publieke actoren kent de concept-Al-Verordening geen zelfstandig regime rondom het gebruik van Àl-systemen, al is het gebruik van Al-systemen die de betrouwbaarheid van natuurlijke personen op basis van hun gedrag analyseren (“social scoring’) tn beginsel verboden.!® De overige bepalingen die het gebruik in de publieke sector reguleren, zien op toepassingen in de rechtshandhaving en vallen daarmee buiten het bestek van dit rapport. 180 Voor het overige lijkt de Al-verordening het gebruik van biometrische 1dentificatie op afstand toe te staan voor ntet-wetshandhavingsdoeleinden, zoals crowd control of volksgezondhetd.!#! Deze toepassingen vallen, voor zover er persoonsgegevens worden verwerkt, ook onder het bereik van de AVG. Bij verwerkingen van biometrische gegevens voor dergelijke publieke doeleinden dient de gemeente aldus steeds te voldoen aan de AVG en aan de grondwettelijke vereisten voor de verwerking. Gelet op het fett dat het bij de verwerking van biometrische gegevens steeds om bijzondere persoonsgegevens gaat, zullen de vereiste noodzaak, evenredigheid en subsidiarstett door de AP of de rechter aan een indringende toets worden onderworpen. Vanwege het hoge risico van Al-systemen voor fundamentele rechten en gegevensbescherming zijn publieke actoren bij voorgenomen gegevensverwerking met dergelijke systemen gehouden een DPIA uit te voeren. Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Op dit punt dient de gemeente de juridische kaders te volgen die zijn opgenomen bij de fundamentele rechten en bij de AVG zoals beschreven in $$3.2.1 en 3.2.2. Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden In alle gevallen waarin de gemeente middels B2G-gegevensdeling sensorgegevens verkrijgt die met Al-systemen werden gegenereerd, gelden steeds de grondwettelijke vereisten, en waar persoonsgegevens bij de vorming van de gegevensbestanden of in de gegevensbestanden zelf aanwezig zijn, geldt bovendien 15 European Commission, Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Counal laying down harmonised rules on artificial intelligence (Artificial Intelligence Act) and amending certain Unton legislattve acts (COM(2021) 206 final); zie Art. 3 lid 1 sub 3 AI-Verordening. 176 Artt. 29 lid 6 en 13 Al-Verordening en art. 35 AVG. 17 Art. 30 Al- Verordening. 18 Artt. 33 en 43 Al-Verordening. Bij goedkeuring ontvangt de private partij een certificaat voor een door de toezichthouder vastgestelde periode (Art. 44 Al-Verordening). 179 Art. 5 lid 1 sub c AIl-Verordening; het verbod wordt nader ingekleurd door twee voorwaarden, zie onder (1) en (w) van hetzelfde artikel. 180 Art. 5 lid 1 sub den lid 2 t/m 4 Al-Verordening zien toe op Al-toepassingen in de strafvorderlijke sfeer. 181 M. Veale & F. Zuiderveen Borgesius, Demystifying the draft EU Artificial Intelligence Act’ (2021) Computer Law Review International 4, p. 97. 30 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens de AVG. Bij de verwerking van persoonsgegevens is de gemeente, gelet op risico’s die kleven aan informatie die wordt gegenereerd met behulp van Al gehouden een DPIA utt te voeren. De gemeente zal bij het verrichten van een DPIA ín gevallen waarin Al werd gebruikt mogelijk beperkte toegang tot relevante informatie voor de tistcobeoordeling hebben. De gemeente was immers niet betrokken in het ontwerp- en ontwikkelstadium van het Al-systeem en heeft daarmee beperkt inzicht in de wijze waarop het Al-systeem werd getraind, tn de bias van de trainingsgegevens of 1n de discriminerende vooringenomenheid die de op het Al-systeem gebaseerde private sensorgegevens met zich kunnen meebrengen, of in de foutmarges die de private partij acceptabel vond, maar die in publiekrechtelijke context problematisch zouden kunnen zijn, of tn de ondoorzichtigheid en daarmee (veelal) beperkte interpreteerbaarheid van de modellen en hun voorspellingen. Private partijen zullen hun ontwerp, doelstelling en overige keuzes 1n het ontwerp van een Al-systeem immers inkleuren met commerciële waarden. Die waarden zijn niet voor elke toepassing in de publieke sector acceptabel. Daarmee kan het voor de gemeente erg lastig zijn om bijvoorbeeld beleids- en besluitvorming die (deels) ts gebaseerd op een met een Al-systeem gegenereerde gegevens te motiveren, te rechtvaardigen en te verantwoorden. 3.2.4 Databankenwet en auteursrecht Juridisch kader Gegevensverzamelingen kunnen beschermd zijn op grond van het databankenrecht (het “sui generis-databankenrecht”) en op grond van het auteursrecht. Onder een databank wordt verstaan “een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn”. Voor het van toepassing zijn van het databankenrecht ts vereist dat de selectie, ordening en/of presentatie van een databank getuigt van creatieve keuzes, die het persoonlijk stempel van de maker (auteur) tonen.!f2 Daarnaast bestaat een sui generis databankenrecht alleen als “de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.”183 Kosten gemoeid met de creatie van (ruwe) gegevens tellen daarbij niet mee. Het Hof van Justitie van de Europese Unte heeft bij herhaling bepaald dat het databankenrecht niet tot doel heeft investeringen in het genereren van gegevens op zichzelf genomen, dus zonder substanuële investering tn de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud, te beschermen.!8* Indien op basis van voornoemde criteria kan worden vastgesteld dat sprake ts van een databank, kan een private partij zich beroepen op haar exclusteve recht om de gegevens over de databank op te vragen (geheel of gedeeltelijk overnemen, door direct of indirect kopiëren) en te hergebruiken (exploiteren, beschikbaar stellen voor anderen).!85 Andere partijen, zoals de gemeente, hebben zonder toestemming van de databankproducent geen toegang tot informatie over de databank. Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet. 182 Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, Pb L 77, 27 maart 1996, p. 20; deze is omgezet in de Databankenwet (1999). 183 Art. 1, lid 1 sub a Databankenwet. 184 Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een test ontwikkeld om na te gaan of de installatie van sensoren in een specifieke situatie kan worden aangemerkt als een investering om data te verkrijgen, zie C-444/02, (9 november 2004) Fixtures Marketing Ltd v. Organismos Prognostikon Agonon Podosfaironenzie 'T. Synodinou, ‘Databases: su genems protection and copymght protection’, Kluwer Copyright Blog (20 december 2011). 185 Art. 2 Databankenwet. 31 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden Bij het sui generis databankenrecht wordt de gemeentelijke toegang tot gegevensbestanden mogelijk beperkt. De drempel voor bescherming op grond van het databankenrecht ts echter niet erg hoog. Bij automatisch gegeneerde verzamelingen van sensorgegevens zal niet snel sprake zijn van een ‘substantêle investering’ tn de ‘de verkrijging, de controle of de presentatie’.!56 De Databankenwet staat dan niet in de weg aan het verkrijgen van toegang tot private sensorgegevens door de gemeente. Dat kan anders zijn als sensorgegevens zijn bewerkt en opgenomen worden in grotere gegevensverzamelingen. Sommige verzamelingen met machtne-gegenereerde gegevens kunnen mogelijk profiteren van het databankenrecht, maar dit moet per geval worden beoordeeld. In die gevallen kunnen aanspraken van private partijen de gemeentelijke verwerking (en verdere deling met derde partijen) van private sensorgegevens beperken. 3.2.5 Wet bescherming bedrijfsgeheimen Juridisch kader Gegevensbestanden kunnen vertrouwelijke bedrijfsgegevens zijn die worden beschermd op grond van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen (hierna: Wbbg). De houder (een natuurlijke persoon of een rechtspersoon) kan opkomen tegen derden die zich toegang verschaffen tot bedrijfsgeheime informatie of die deze informatie gebruiken. Onder een bedrijfsgeheim wordt verstaan informatie die (a) geheim ís in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend 1s bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met dergelijke informatie, (b) handelswaarde bezit omdat zij gehetm 1s, en (c) onderworpen is aan redelijke maatregelen om deze geheim te houden!” Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeten uit de Wbbg. Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden De Wbbe beschermt houders van bedrijfsgeheimen tegen de onrechtmatige verkrijging daarvan door derden, oftewel de verkrijging zonder toestemming en op een wijze die als onrechtmatig wordt beschouwd,!fS en tegen het gebruik of openbaarmaking van het bedrijfsgeheim, wanneer dit zonder toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim geschiedt.'*° Daarnaast kan informatie verzameld uit openbare bronnen ook de status bedrijfsgeheim krijgen, onder de voorwaarden dat die informatie wordt bewerkt of deze wordt gecombineerd met andere gegevens, en dat die informatie vervolgens geheim wordt gehouden. Daarbij dient te worden aangetekend dat op grond van de Wbbg niet kan worden voorkomen dat andere partijen dezelfde (openbare) informatie inwinnen. Het gaat er bij de beoordeling van de toepassing van de Wbbg steeds om dat de houder van de gegevens deze op een door haar bepaalde wijze heeft samengesteld en georganiseerd, en dat deze samenstelling economische waarde bezit omdat zij geheim ts. Of private sensorgegevens verzameld in openbare ruimten onder de definitie van bedrijfsgeheimen vallen, moet steeds per geval moet worden beslist. 186 Art. 1 lid 1 sub a Databankwet; Europese Commissie, Evaluation of Directive 96/9/ EC on the legal protection of databases, SWD (2018) 146 final, p. 35. 157 Art. 1 Wbbg. 188 Art. 2 lid 1 Wbbg. 189 Art. 2 lid 2 Wbbg. 32 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Sommige bedrijfsmedewerkers gaven aan bereid te zijn gegevens met de gemeente te delen voor de veiligheid van openbare of voor het publiek toegankelijke ruimten, maar zij beperken dit tot niet-privacygevoelige informatie en informatie waarop geen wettelijk beschermd bedrijfsgeheim rust (en met inachtneming van overige wet- en regelgeving). Vergelijkbaar met de Databankenwet kunnen de rechten die voortvloeten uit de Wbbg en die van toepassing zijn op een specifiek gegevensbestand de gemeentelijke toegang tot en de verwerking, waaronder het openbaar maken van private sensorgegevens beperken. Deze rechten beperken aldus de mate waarin de gemeente vrijheid toekomt private sensorgegevens die zij verkreeg via B2G-gegevensdeling verder te delen met derden. Aan het openbaren en het verder delen van via B2G gegevensdeling verkregen gegevens leggen de hierna te bespreken Wet open overheid en de recent aangenomen Datagovernanceverordening beperkingen op waarmee de gemeente rekening dient te houden. Ook kan het zijn dat de wetgever al heeft voorzien in beperkingen op de openbaarmaking van gegevens indien deze werden verkregen via B2G- gegevensdeling die gebaseerd is op een wettelijke verplichtng. °°® 3.2.6 Wet open overheid Juridisch kader De Wet open overheid (Woo) ts een generieke wet naast andere openbaarheidsregelingen. Wanneer de gemeente private sensorgegevens via B2G-gevensdeling gegevens heeft ontvangen die naar hun aard verband houden met de publieke taak, treedt een aantal wettelijke mechanismen tn werking die ertoe kunnen leiden dat de gemeente deze gegevens openbaar moet maken. De Woo zet meer dan voorheen de Wet openbaarheid van bestuur deed in op actieve openbaarheid (openbaar, tenzij”).°! Dit onder voorwaarde dat met de openbaarmaking geen onevenredige inspanning gemoeid ts, de openbaarmaking een redelijk belang dient en et geen uitzonderingsgronden gelden, zoals de bescherming van privacy en persoonsgegevens, van vertrouwelijk meegedeelde bedrijfsgegevens of van intellectuele eigendomsrechten.!? Het publieke belang bij openbaarheid wordt verondersteld aanwezig te zijn. Naast de in de Woo neergelegde geclausuleerde verplichting voor de overheid informatie openbaar te maken, staat voor eenieder de weg open om een mondeling of schriftelijk verzoek om publieke informatie in te dienen, zonder dat daartoe een belang moet worden gesteld.195 Voor bepaalde categorieën overheidsinformatie verplicht de Woo tot actieve openbaarmaking, maar sensorgegevens die van bedrijven werden verkregen vallen daar miet onder. Het openbaar maken van informatie blijft achterwege voor zover dit leidt tot openbaarmaking van bedrijfsgegevens die vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, wanneer het gegevens betreft waarop intellectuele eigendomsrechten rusten of wanneer het persoonsgegevens betreft, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van diens persoonsgegevens of deze door de betrokkene openbaar zijn gemaakt. Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet. 190 Een uitwerking van een dergelijke beperking op het verder delen van is te vinden in bijvoorbeeld art. 19 hid 4 van de concessie voor het hoofdrailnet 2015 — 2025, die vermeldt dat gegevensverstrekking door de NS aan de concessteverlener vertrouwelijk gebeurt “zolang niet voor alle vervoerders de wettelijke verplichting geldt dat deze data openbaar worden gemaakt”. 11 Art. 3 lid 1 Woo. 12 Art. 3 lid 1 Woo. 193 Artt. 1.1 en 4.1 lid 1 sub 1 Woo. 33 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden De gemeente kan private sensorgegevens die zij via B2G-gegevensdeling heeft verkregen openbaar maken, tenzij rechten en redelijke belangen zoals de bescherming van persoonsgegevens, en bedrijfsgeheimen en intellectuele eigendomsrechten van de betrokken private partijen zich daartegen verzetten. !9* In afwijking van deze uitzonderingen op de openbaarmakingsplicht kan de gemeente besluiten deze informatie alsnog openbaar te maken, indien een zwaarwegend algemeen belang, zoals het belang van de openbare veiligheid, de volksgezondheid, het milieu of de bescherming van de democratische rechtsorde, dat in een concreet geval vergt. 3.2.7 Richtlijn open data en de Wet hergebruik van overheidsinformatie Juridisch kader De Richtlijn open data regelt het hergebruik voor commerciële en niet-commerciële doeleinden van overheidsinformatie die reeds openbaar 15.95 De Richtlijn moedigt publieke organen aan informatie beschikbaar te stellen voor hergebruik met zo min mogelijk voorwaarden die dat hergebruik beperken. 9% Indien de overheid e gegevens (van bijvoorbeeld private partijen) heeft verkregen, 197 e deze gegevens openbaar zijn op grond van de Woo (of op grond van een andere openbaarheidsregeling), en deze gegevens binnen de reikwijdte van de Richtlijn open data en de Wet hergebruik van overheidsinformatie (hierna: Who) vallen, kan eenieder verzoeken om de gegevens te mogen hergebruiken voor commerciële of niet-commerciële doeleinden. De overheid mag voorwaarden aan het hergebruik stellen, mits deze noodzakelijk, transparant en niet-discrtminatoir zijn. Gelijke groepen afnemers moeten met het oog op het garanderen van een gelijk speelveld dus gelijk worden behandeld. De Richtlijn open data regelt niet de toegang tot overheidsinformatie. De Richtlijn open data sluit tin beginsel hergebruik en openstelling uit van gegevens waarvan de intellectuele eigendomsrechten en/of handelsgehetmen bij derden berusten,!°8 alsook van documenten die persoonsgegevens bevatten waarvan het hergebruik wettelijk onverenigbaar ts verklaard met de AVG. Dat wil niet zeggen dat de overheid deze gegevens in het geheel niet kan openstellen voor hergebruik; indien nationale regelgeving voorziet tn ruimere mogelijkheden voor hergebruik, kan zij deze alsnog ter beschikking stellen. De Who voorziet (vooralsnog) niet in deze uitzondering. Daarnaast kan de overheid volgens de Who een in de tijd beperkte exclusieve overeenkomst sluiten met één partij die (onder meer) persoonsgegevens of gegevens waarvan de intellectuele eigendomsrechten en/of handelsgehetmen bij derden berusten verwerkt. Zo kan de overheid een exclusief recht verlenen aan een private partij voor bijvoorbeeld de digitalisering van verzamelingen van overheidsinformatie die berusten bij musea of bibliotheken! Een bepaalde pertode van exclustviteit kan noodzakelijk zijn zodat de private partij haar investering kan terugverdienen.” Een dergelijke exclusieve overeenkomst met één partij dient steeds noodzakelijk te zijn in het belang van het bieden van diensten of goederen met een 14 Art. 5 lid 1 sub ce en d Woo. 195 Richtlijn 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (herschikking), PAEU L172/56. 196 Art. 3 lid 1 Richtlijn open data. 197 Art. 1 lid 1 sub a Richtlijn open data. 18 Art. 1 lid 2 sub c (intellectuele eigendom) en d (ut) (handelsgeheim) Richtlijn open data. 199 Art. 1 lid 2 sub h Richtlijn open data. 200 Art. 2 lid 1 sub a, beng jo art. 3 lid 5 Who. 01 Art. 7 hid 3 Who. 202 VNG, Handleiding Wet hergebruik van overheidsinformatie (April 2016), 28. 34 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens publiek karakter. De exclusieve overeenkomst moet daarnaast ook tn overeenstemming te zijn met de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten en/of handelsgehetmen dte bij derden berusten en/of met de bescherming van persoonsgegevens. Daarnaast moet de betreffende exclusieve overeenkomst ook openbaar worden gemaakt, omdat de overheid een zo gelijk mogelijk speelveld dient te waarborgen. De recent herziene Richtlijn is tot op heden nog miet geïmplementeerd in de Nederlandse Wet hergebruik overheidsinformatie (Who); het implementatiewetsvoorstel wordt verwacht in 2023. Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet. Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden Indien de gemeente private sensorgegevens via B2G-gegevensdeling van een private partij heeft verkregen” en deze gegevens binnen de reikwijdte van de Richtlijn open data en de Who vallen, kan de zij deze sensorgegevens tn beginsel openstellen voor hergebruik. De gemeente kan daarnaast voorwaarden aan het hergebruik stellen mits deze noodzakelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn. Wanneer de gemeente via B2G-gegevensdeling gegevens heeft verkregen waarvan de intellectuele eigendomsrechten en/of handelsgehetmen bij derden berusten? of persoonsgegevens heeft verkregen waarvan het hergebruik wettelijk onverenigbaar is verklaard met de AVG, stelt de gemeente deze, zolang de Who hierin niet voorziet, niet open voor hergebruik. Deling van deze gegevens door de gemeente met derden wordt op dit moment zoals gezegd belemmerd door de Who.” Afgewacht moet worden hoe de Who uiteindelijk luidt wanneer de Richtlijn open data geïmplementeerd 1s in de Who. 3.2.8 Datagovernanceverordening Juridisch kader In het verlengde van de Richtlijn open data ligt de Europese Datagovernanceverordening (hierna: DGA).2% Hoofdstuk II van de DGA ziet op het hergebruik van bepaalde gegevenscategorteën tn het bezit van openbare lichamen die zijn beschermd op grond van onder meer commerciële vertrouwelijkheid (o.a. bedrijfsgeheimen), intellectuele eigendomsrechten van derden of persoonsgegevens.” De DGA- bepalingen aangaande de verwerking van deze gegevenscategorieën komen overeen met de bepalingen tn de Richtlijn open data die eveneens zien op deze gegevenscategorieën. Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet. Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden De DGA staat op zichzelf genomen niet in de weg aan B2G-gegevensdeling. Wel heeft de DGA gevolgen wanneer de gemeente voornemens ts de verkregen informatie te delen met andere private partijen. In 08 Art. 7 hd 1, 2en 5 Who. 204 Art. 1 lid 1 sub a Richtlijn Open Data. 05 Art. 3 lid 1 Richtlijn Open Data. 06 Art. 1 lid 2 sub c (intellectuele eigendom) en d (ut) (handelsgeheim) Richtlijn open data. 207 Zie voetnoot 200. 8 Verordening 2022/868 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende Europese Datagovernance (Datagovernanceverordening) PLEU L152/1 van 30 juni 2022. 09 Art. 3 DGA. 35 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens beginsel verbiedt de DGA dat gegevenscategorieën die commerciële vertrouwelijkheid (o.a. bedrijfsgeheimen), intellectuele eigendomsrechten van derden of persoonsgegevens betreffen, slechts aan één partij beschikbaar worden gesteld in een zogenoemde exclusieve overeenkomst, omdat een dergelijke overeenkomst het gelijke speelveld van marktpartijen kan verstoren. De DGA voorziet echter net als eerdergenoemde de Richtlijn open data en de Who in een uitzondering op deze regel, namelijk wanneer de beschikbaarstelling van de genoemde gegevens aan één partij noodzakelijk ts in het belang van het bieden van diensten of goederen met een publiek karakter. De overeenkomst zelf dient tn deze gevallen openbaar te worden gemaakt en mag met het oog op het niet verstoren van het gelijke speelveld maximaal 12 maanden duren. De DGA bevat net als de Richtlijn open data en de Who geen verplichting voor overheden tot het openstellen van beschermde gegevens. Wel verplicht de DGA openbare lichamen tot het vaststellen van voorwaarden die van toepassing zijn, indien wordt overgegaan tot beschikbaarstelling voor hergebruik. 3.2.9 Concept-Dataverordening Juridisch kader In 2022 publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor een Europese Dataverordening, met als doel het vastleggen van harmoniserende regelgeving voor een eerlijke toegang tot en gebruik van gegevens inclusief persoonsgegevens, niet-persoonsgegevens en metagegevens).21® Hoofdstuk 5 van de concept- Dataverordening ziet op regulering van situaties waarin bedrijven verplicht kunnen worden gegevens te delen met de overheid, al kan de verplichting niet aan het midden- en kleinbedrijf worden opgelegd.2!! Vrijwillige B2G-gegevensdeling op basis van bijvoorbeeld een contract valt evenmin onder de reikwijdte van de concept-Dataverordening. Verplichte B2G-gegevensdeling kan zich voordoen tn drie situaties. Allereerst kunnen bedrijven tot B2G-gegevensdeling worden verplicht wanneer die gegevens noodzakelijk zijn bij de bestrijding van uitzonderlijke noodsituaties waar een openbaar belang mee is gemoeid (zoals natuurrampen, pandemieën of situaties waarin zich cyberverligheidsincidenten voordoen?!?) en waarin wetgeving daartoe ontoereikend of geheel afwezig 15.23 Een tweede, daaraan verwante categorie gevallen waarin B2G-gegevensdeling verplicht kan zijn doet zich voor wanneer zich nog geen uitzonderlijke noodsituatie voordoet, maar deze voorkomen dient te worden, of wanneer de samenleving van een uitzonderlijke noodsituatie moet herstellen en waar het gebrek aan private gegevens de overheid aantoonbaar hindert in het vervullen van haar publieke taak om die uitzonderlijke noodsituatie te voorkomen dan wel ervan te herstellen 24 De derde categorie betreft gevallen van ‘utzonderlijke noodzaak’ waarin het gebrek aan beschikbare gegevens een overhetdsinstantie hindert bij het vervullen van een specifieke taak van algemeen belang waarin uetdrukkelijk bij wet ts voorzien? Dergelijke gevallen doen zich voor wanneer het overheidsorgaan alle andere middelen die tot zijn beschikking stonden om de gegevens te verkrijgen heeft 210 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde regels inzake eerlijke toegang tot en eerlijk gebruik van data van 23 februari 2022 (Dataverordening) COM(2022) 68 final. Ul Hoofdstuk V 1s niet van toepassing op het mkb (minder dan 50 werknemers en jaarlijkse omzet van maximaal €10 miljoen (zoals gedefinieerd tn Commissie Aanbeveling 2003/361 betreffende de definitie van het midden- en middenbedrijf, PbEU L 124 van 20 met 2003, p. 6). UL Art. 2 lid 10 concept-Dataverordening definieert deze als “situations negatively affecting a major part of a member state’s population or their fundamental rights, with a risk of serious and lasting repercussions on living conditions and the economic stability of the member state. Public emergencies include major natural disasters, public health emergencies as well as human-induced major disasters, such as those caused by terrorism”. A3 Art. 15 sub a Dataverordening. 4 Art. 15 sub b Dataverordening. Voor de eerste categorie gevallen legt de concept-Dataverordening geen vergoeding vast voor de gegevensdeling. Voor de tweede categorie van gevallen voorziet de concept-Dataverordening in een vergoeding van de technische en organisatorische kosten die bedrijven moeten maken voor het beschikbaar maken van de gegevens (zie art. 20 Dataverordening). Us Art. 15 aanhef concept-Dataverordening. 36 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens uitgeput, door bijvoorbeeld (4) de gegevens op de markt te kopen tegen markttarieven, (it) terug te vallen op bestaande verplichtingen om gegevens beschikbaar te stellen, of (tt) de vaststelling van nieuwe wetgevingsmaatregelen de tijdige beschikbaarheid van de gegevens niet kan garanderen.” De overheid kan de bevoegdheid miet gebruiken voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden.2!” Gegevens die op grond van hoofdstuk 5 van de Verordening werden verkregen, mogen in beginsel niet beschikbaar woorden gesteld voor hergebruik in de zin van de Richtlijn open data. Hierbij 1s echter een uitzondering opgenomen; overheidsinstanties kunnen gegevens beschikbaar stellen aan personen en organisaties die wetenschappelijk onderzoek verrichten of aan nationale bureaus voor de statistiek en Eurostat.!8 Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet. Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden De EU-wetgever plaatst verplichte B2G-gegevensdeling in de context van een “uitzonderlijke noodzaak’, hetgeen op het eerste gezicht de mogelijkheden van een wettelijk verplichte B2G-gegevensdeling lijkt te beperken. De concept-Dataverordening laat echter ruimte voor de nationale wetgever om verplichte B2G- gegevensdeling te reguleren. Dit blijkt uit de derde categorie van gevallen (zie het juridisch kader hierboven) in artikel 15 c concept-Dataverordening. Hieruit blijkt dat de EU-wetgever erkent dat er situaties kunnen bestaan waarin een overheidstnstantte wordt gehinderd een bij wet voorziene publieke taak te verrichten, omdat de overheidsinstantie niet kan terugvallen op bestaande wettelijke verplichtingen, omdat gegevens niet op een andere wijzen konden worden verkregen (bijvoorbeeld via aankoop op de markt) of omdat vaststelling van mieuwe wetgeving niet tijdig beschikbaar 1s. Hierutt leiden wij af dat de EU-wetgever erkent dat B2G-gegevensdeling in de context van een uitzonderlijke noodzaak verplicht kan zijn, ook wanneer bestaande wetgeving geen of onvoldoende grondslag biedt of de totstandkoming ervan tijdige beschikbaarheid van de gegevens niet kan garanderen. Of van een uitzonderlijke noodzaak sprake ts moet de betrokken overheidsinstantie per specifiek geval aantonen.?19 In de Nederlandse context is een mogelijkheid voor verplichte B2G-gegevensdeling bijvoorbeeld vastgelegd in een specifieke regeling van artikel 30c Wet personenvervoer (Wp). Op grond hiervan kan de minister van Infrastructuur en Waterstaat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur tegels over het verplicht beschikbaar stellen van geanonimiseerde gegevens over reizigersstromen die uit het gebruik van vervoerbewijzen zijn af te leiden.” De minister van lenW heeft van deze bevoegdheid tot nu toe echter nog geen gebruik gemaakt, maar de gemeente kan bij de minister aandringen op de uitvoering van deze bepaling. In vervolgonderzoek zou kunnen worden nagegaan of de huidige wetgeving andere, vergelijkbare specifieke wettelijke bepalingen kent die tot B2G-gegevensdeling kunnen verplichten, en waartoe binnen gemeenten een noodzaak bestaat. Voor zover vergelijkbare wetgeving al bestaat, lijkt meer algemeen aan wetgeving rondom B2G-gegevensdeling nog geen eenduidig beleid ten grondslag te liggen. Dat kan een versnipperd beeld over de toelaatbaarheid van verplichte B2G-gegevensdeling oproepen. Indien de gemeente aanleiding ziet voor regulering van B2G-gegevensdeling tn andere sectoren, zou zij de formele wetgever kunnen aansporen dergelijke wetgeving in de gewenste sectoren tot stand te brengen. A6 Art. 15 sub c Dataverordening. UT Art. 16 lid 2 concept-Dataverordening. 48 Art. 21 Dataverordening. Om hiervoor in aanmerking te komen, moeten derden handelen zonder winstoogmerk of in het kader van een in het recht van de Europese Unie of van een lidstaat erkende opdracht van openbaar belang. UI Art. 3 lid 10 concept-Dataverordening definieert wat een “algemene noodsituatie” 1s; blijkens de aanhef van art. 15 1s een “uitzonderlijke noodzaak” een uitwerking van een algemene noodsituatie. 220 Zie hierna $3.3.3, waar we de concessie bespreken. 37 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Een voorbeeld waarin de EU-wetgever onder meer B2G-gegevensdeling heeft gereguleerd ts te vinden tn de _IIS-Richtlijn 2010/40 en de bijbehorende gedelegeerde Verordening over realtimeverkeersinformatiediensten.2! De concept-Dataverordening laat ruimte voor de nationale wetgever om B2G-gegevensdeling te reguleren, en voor vrijwillige B2G-gegevensdeling. De EU-wetgever laat echter een kans liggen om voorwaarden voor een wetsconforme, technisch haalbare, maatschappelijk aanvaardbare, financieel- en commercieel levensvatbare B2G-gegevensdelingen te creëren??? en daarmee op meer effectieve wijze de huidige machtsverschillen tussen publieke sectoren en grote platforms aan te pakken? maar ook om toekomstige verschillen tussen lidstaten bij voorbaat zoveel mogelijk te vermijden en een gelijk speelveld te creëren. Ook de meest recente versie van de concept-Dataverordening bevat nauwelijks gedetailleerde voorwaarden of beginselen om transacties rondom B2G-gegevensdeling billijker te maken voor de publieke sector. 224 Gemeenten kunnen bij vrijwillige B2G-gegevensdeling bovendien nog steeds geconfronteerd worden met onevenwichtige machtsverhoudingen, waaruit onrechtvaardige contractbepalingen en hoge prijzen voor gegevensbestanden kunnen voortvloeien. Op dit moment 1s er wellicht nog tijd om de nadere normering rondom B2G-gegevensdeling tot stand te (laten) brengen die het delen van private sensorgegevens ten behoeve van het algemeen belang onder redelijke condities mogelijk maken, zodat B2G- gegevensuitwisseling de samenleving ten goede kan komen. Het bepalen van een redelijke beprijzing van de gegevensdeling, de maxtmum levertijd of de kwaliteit van de gegevens die vereist ts kunnen hierbij behulpzaam zijn. Nederlandse overheden die B2G-gegevensdeling bij de wetgever willen bepletten, moeten zich er evenwel van bewust zijn dat uit de publieksconsultatie naar voren kwam dat de industrie geen voorstander ts van bindende regels rond het delen van B2G-gegevens, en dat het Nederlandse standpunt over B2G- gegevensdeling tot nu toe terughoudend 15.22 21 Zie Richtlijn 2010/40 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010, Pb EU L 207/1 (6 augustus 2010) betreffende het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen, die regels en voorwaarden vastlegt voor de invoering van Intelligente Transportsystemen, ofwel een systeem waarin communicatie- en informatietechnologte toegepast wordt voor wegvervoer, -infrastructuur, -voertuigen en -gebruikers. Art. 4 lid 5 verstaat onder IIS-dienstaanbieders ook particuliere aanbieders van IIS-diensten. Met de uitwisseling van informatie kunnen files verminderd worden, veiligheids- en andere digitale toepassingen tn auto’s beter werken en mensen gemakkelijker hun reis met het openbaar vervoer uitstippelen (uit: Kenniscentrum Europa Decentraal, Intelligente _Transportsystemen ITS, 29 oktober 2022, https://europadecentraal.nl/onderwerp/vervoer/intelligente- transportsystemen-its/, bezocht op 27 november 2022). Lidstaten kiezen zelf of zij een IT'S invoeren, maar wanneer zij hiertoe overgaan moet dit gebeuren volgens de regels van de (gedelegeerde) Verordening (EU) 2015/962 van de Commissie van 18 december 2014 ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten betreft, Pb Eu 157/21 (23 juni 2015). Deze Verordening wordt in 2025 vervangen door Gedelegeerde Verordening 2022/670/EU van 2 februari 2022 ter aanvulling van Richtlijn 2012/40/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatie, PB EU L 122/1 van 25 april 2022). Zie ook Kennisplatform CROW, Real time Traffic Information. Zie voor een duiding van de nieuwe RIT gedelegeerde verordening voor wegbeheerders: _https://www.crow.nl/downloads/pdf/verkeer-en- vervoer/verkeersmanagement/d397_real-time-traffic-information_nl.aspx, bezocht 27 op november 2022. 22 A. Tarkowski e.a, ‘A public interest framework for Business to Government data sharing in the Data Act’ (2022) Open Future Policy Brief no. 3. 223 B. Martens & D. Brown, The economics of Business to Government data sharing, JRC Working Papers on Digital Economy 2020-04, Joint Research Centre, European Commission. 24 Zie Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Counal on harmonised rules on fair access to and use of data (Data Act) - First Presidency compromise text (Chapters VI-XI) van 9 september 2022. 25 Bij de openbare raadpleging heeft de industrie zich uitgesproken tegen verplichte B2G-gegevensdeling (C. Perarnaud & R. Fanmi, The EU Data Act: Towards a new European data revolntion?, Centre for European Data Studies (Vrije Unrversiteit Brussel 2022). De Nederlandse Rijksoverheid publiceerde een wor-paper’ waarin het zijn positie met betrekking tot de concept-Dataverordening uiteenzet, zie https://www.permanentrepresentations.nl/permanent-representations/pr-eu- brussels /documents/ publications /2021/10/1/non-paper-on-the-data-act, bezocht op 1 september 2022. 38 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 3.3 Bestuurlijke instrumenten voor gemeentelijke sturing op private sensorgegevens In deze paragraaf gaan wij tn lijn met de onderzoeksvraag en de deelvragen in op de bestuurlijke instrumenten die de gemeente kan inzetten om ten aanzien van de verzameling en het gebruik van gegevens, die worden vergaard met behulp van sensoren door private partijen tn de openbare ruimte, aanvullende voorwaarden te stellen. Die voorwaarden kunnen gaan over de bescherming van fundamentele rechten in de openbare ruimte. Het kunnen ook voorwaarden zijn die zien op het delen van private sensorgegevens met de gemeente (B2G-gegevensdeling). Daarbij plaatsen wij nogmaals de kanttekening dat de gemeente niet uit ts op alle private sensorgegevens die in de openbare ruimte zijn vergaard. 3.3.1 Inleiding en aanpak De gemeente heeft zowel publiekrechtelijke als prtvaatrechtelijke instrumenten tot haar beschikking. Het instrument van een wet in formele zin valt daarbuiten, aanzien dat instrument is voorbehouden aan de regering en de Staten-Generaal. Wel is het mogelijk dat de gemeente er — al dan niet via de VNG en andere netwerkpartners — toe oproept om (een artikel 1n) een wet in formele zin vast te stellen over de verzameling en het gebruik van private sensorgegevens.?% Vanuit het oogpunt van onder meer de borging van fundamentele rechten van private partijen ($3.2.1 e.v.) heeft het vaststellen van (een artikel in) een wet in formele zin over dit onderwerp de voorkeur. Met het voorgaande in gedachten, wordt hier in overleg met de opdrachtgever ingegaan op de volgende publiekrechtelijke instrumenten: gemeentelijke verordening, vergunningstelsel, subsidie ($3.3.2)227 en op de volgende privaarrechtelijke instrumenten: overeenkomst, overheidsopdracht, concessie ($3.3.3). Tot slot gaan wij in op de zogenoemde soft law-instrumenten, die zowel publiekrechtelijk als prrvaatrechtelijk van aard kunnen zijn ($3.3.4). Een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid om een instrument in te zetten 1s rechtstreeks publiekrechtelijk genormeerd. Wat betreft die normering gaat het om (Europese) regelgeving, fundamentele rechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Gaat het om een aan het privaatrecht ontleende bevoegdheid om een instrument tn te zetten, dan wordt dat instrument op grond van de schakelbepaling uit artikel 3:14 BW en vaste rechtspraak tevens genormeerd door fundamentele rechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het uitgangspunt ts aldus dat het bestuur die normering niet kan ‘ontlopen’ door gebruik te maken van zijn privaatrechtelijke bevoegdheden. Vergelijk hierover verder $3.3.3. 26 Zo ook de AP in: Smart Cities. Onderzoeksrapport bescherming van persoonsgegevens in de ontwikkeling van Nederlandse Smart Cities, juli 2021, p. 27. 27 Vergelijk wat betreft de mogelijkheden op grond van de nog niet inwerking getreden Omgevingswet, de bijdrage van A. Nijboer in het boek Smart &* Leefbaar — Belangen borgen in de digitaliserende gemeente. 28 Vergelijk hierover RJ.N. Schlössels, De beginselen van behoorlijk bestuur bij privaat bestuur’. Algemene normen, gevarieerde rechterlijke toetsing en organisatorische breuklijnen’ en C.J.H. Jansen, “Toepassing van de beginselen van behoorlijk bestuur door de Nederlandse burgerlijke rechter’, in: De polsstok van de beginselen van behoorlijk bestuur. Export en reflexwerking?, Nijmegen: Wolf Publishers 2021, p. 11-45 en p. 47-81; R. Ortlep & V.A. van Waarde, Revolverend publiek geld in het echt! Dienstbaar in alle mogelijke soorten en maten”, in: LW. Verboeket e.a. (red), Bestuursrecht in bet echt. Vriendenbundel voor prof. mr. drs. Willemen den Ouden, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 417-432. 39 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 3.3.2 Publiekrechtelijke instrumenten Gemeentelijke verordening Een eerste publiekrechtelijk instrument dat hier wordt besproken, ts de autonome verordenende bevoegdheid. Dat instrument ís in het bijzonder van belang omdat het de grondslag kan zijn voor een eventueel vergunningstelsel (zie de volgende paragraaf)? De bevoegdheid tot het vaststellen van een gemeentelijke verordening wordt zowel gevonden tn de Grondwet (arkel 124, eerste lid) als in de Gemeentewet (artikel 108, eerste lid). Uit de wet en de rechtspraak volgen in elk geval drie grenzen aan de autonome verordenende bevoegdheid, te weten: de territortale grens, de bovengrens en de benedengrens.2 De geografische grens van de gemeente Amsterdam (de territoriale grens) spreekt hier voor zich, waarbij wij evenwel wijzen op de ruime definitie van ‘sensoren’ in $1.5.4. Wat betreft de bovengrens gaat het om de hiërarchie van wettelijke normen en daarmee om de verhouding van een gemeentelijke verordening tot bijvoorbeeld algemene maatregelen van bestuur, provinciale verordeningen, ministeriële regelingen, wetten in formele zin, waaronder de Grondwet, verdragen en EU-regelgeving. Zowel de Grondwet als verdragen zijn in het bijzonder van belang voor de fundamentele rechten (besproken in $3.2.1 e.v). De artkelen 121 en 122 Gemeentewet zien op de bovengrens en zijn van kracht indien een artikel van een gemeentelijke verordening en een artikel van een hogere regeling betrekking hebben op hetzelfde onderwerp. Van hetzelfde onderwerp 1s sprake als zowel het onderwerp (materie) als het motief van beide artikelen overeenstemmen. Zien de artikelen op hetzelfde onderwerp maar met een ander motief, dan 1s er geen sprake van hetzelfde onderwerp en zijn de artikelen 121 en 122 Gemeentewet niet van kracht. Niettemin ís het in een dergelijk geval niet toegestaan om met een lagere regeling een hogere regeling te doorkruisen 23! Zien beide artikelen wel op hetzelfde onderwerp, dan wordt er een onderscheid gemaakt tussen een anterieure verordening en posterieure verordening. Op grond van arkel 121 Gemeentewet is de gemeenteraad bevoegd om een hogere regeling nadien, dus bij een latere (posterieure) verordening, aan te vullen, zolang dat geen strijd oplevert. Of daarvan sprake is, hangt niet alleen af van de verenigbaarheid van de tekst van beide regelingen, maar ook of de hogere regelgever de regeling uitputtend heeft bedoeld en of het artikel van een gemeentelijke verordening een artikel uit een hogere regeling dupliceert.2? Gaat het om een eerdere (anterieure) verordening die bestaat op het moment dat een hogere regeling tn hetzelfde onderwerp voorziet (de hogere regelgever heeft het onderwerp als het ware toegeëigend), dan vervalt het artikel uit een eerdere (anterieure) verordening op grond van artikel 122 Gemeentewet van rechtswege, zelfs als zich geen enkele strijd tussen beide artikelen voordoet. De laatste grens, de benedengrens, ziet erop dat een gemeentelijke verordening beperkt moet zijn tot het regelen van datgene dat zich in de openbare of publieke sfeer bevindt en daarmee een gemeentelijk belang dient.2* Zowel in de Grondwet (artikel 124, eerste lid) als in de Gemeentewet (artikel 108, eerste ld) wordt gesproken van de ‘huishouding?’ respecuevelijk het belang van de gemeente’ (artikel 149). Tot de gemeentelijke huishouding behoren bijvoorbeeld de bescherming van de openbare orde, het voorkomen van gevaar of hinder en de bescherming van veiligheid of gezondheid van personen. Het is verdedigbaar 29 Vergelijk de Modelverordening smartcity toepassingen in de openbare ruimte van Kennedy Van der Laan (digitaal beschikbaar via https:// future-city.nl/modelverordening/). 50 Vergelijk de conclusie van advocaat-generaal E.J. Hofstee van 2 juni 2020, ECLINL:PHR:2020:517, met vele Literatuurverwijzingen. Zie verder J.G. Brouwer & A.E. Schilder, ‘Over een controversiële conflictregel. Verordening vervallen: fatale vergissing?’, in: LW. Verboeket e.a. (red), Bestuursrecht in het echt. Vriendenbandel voor prof. mr. drs. Willemien den Ouden, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 627-638 en H. van Kolfschooten c.s Juridisch instrumentarinm voor een gezonde voedselomgeving in de stad, Untversiteit van Amsterdam 2020, p. 32 e.v. 51 In de literatuur wordt dan gesproken van ‘ontoelaatbare oneigenlijke aanvulling’. 22 Een bekend voorbeeld 1s ABRvS 13 juli 2011, ECLENL:RVS:2011:BR1425 (Blomverbod Amsterdam). 3 Vergelijk recent HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1993. 24 Vergelijk de uitleg, bij de Modelverordening smartcity toepassingen in de openbare ruimte van Kennedy Van der Laan (digitaal beschikbaar vra https://future-city.nl/modelverordening/). 40 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens dat het belang van de bescherming van de fundamentele rechten van personen op wie private sensorgegevens uit Amsterdam betrekking hebben, binnen de gemeentelijke huishouding valt. Hetzelfde ts tn mindere mate het geval voor het belang van de gemeente om ten behoeve van de uitvoering van haar publieke taken — en in het verlengde daarvan, het belang van andere tn de stad opererende organisaties, zoals onderzoeksinstellingen of ondernemers actief binnen de gemeente — toegang te verkrijgen tot (informatie over) private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte, opdat zij die gegevens kunnen gebruiken voor de verwezenlijking van publieke doeleinden. Het belang moet duidelijk zijn en zien op de gevolgen voor de openbare ruimte, anders heeft de regulering geen betrekking op de huishouding van de gemeente en ís er strijd met de benedengrens. In aansluiting op het voorgaande mag een gemeentelijke verordening niet louter treden in een particulier belang. Dit betekent niet dat de enkele omstandigheid dat een gemeentelijke verordening naast publieke (openbare) belangen tevens partuculiere belangen raakt, in strijd is met de benedengrens, maar wel dat, zoals gezegd, publieke (openbare) belangen duidelijk dienen te zijn.” Het betekent verder ook niet dat een gemeentelijke verordening vanwege een publiek belang — maar wel binnen de grenzen van de fundamentele rechten — gedragingen kan reguleren die zich afspelen op het particulier terrein. In de literatuur wordt hiervan als voorbeeld gegeven de tn gemeenten geldende Verordening kwaliteitseisen kinderopvang en peuterspeelzalen. Een gemeenteraad stelt hierin kwaliteitseisen in aanvulling op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan peuterspeelzalen die geen deel uitmaken van de openbare ruimte.% Zo bezien hoeft het niet tn strijd te zijn met de benedengrens als tn een gemeentelijke verordening een regeling wordt opgenomen over de verzameling en het gebruik van gegevens (waaronder persoonsgegevens), die worden vergaard met behulp van sensoren door prtvate partijen in zowel de openbare ruimte als de niet-openbare ruimte. Vergunningstelsel Een volgend publiekrechtelijk instrument dat hier wordt besproken, ts een vergunningstelsel.23? De keuze voor een vergunningstelsel wordt in de gemeentelijke praktijk vaak afgewogen tegen de keuze van een stelsel van algemene regels met eventueel een meldingsplicht. In een gemeentelijke verordening heeft bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam een meldingsplicht voor sensoren in de openbare ruimte ingevoerd en de gemeente Utrecht een meldingsplicht voor camera’s tn de openbare ruimte. Net zoals bij een vergunningstelsel 1s een stelsel van algemene regels met eventueel een meldingsplicht een instrument waarmee regulerend kan worden opgetreden. De etsen die worden gesteld, zijn opgenomen in voor eenieder geldende regels die bij verrichting van de betreffende handeling moeten worden nageleefd.2® Met een stelsel van algemene regels met eventueel een meldingsplicht kan over het algemeen meer rechtszekerheid worden bereikt dan met een vergunningstelsel. Voordat aan een activiteit kan worden begonnen waarop algemene regels van toepassing zijn, is immers al duidelijk aan welke voorwaarden die activiteit moet voldoen. Een nadeel van een stelsel van algemene regels met eventueel een meldingsplicht ten opzichte van een vergunningstelsel is dat vaak pas achteraf, te weten als de activiteit reeds wordt verricht, door het bestuur zal worden getoetst of een handeling in overeenstemming is met de regels. Betreft het de bescherming van een zwaarwegende belangen, dan kan dit maatschappelijk gezien niet of moeilijk aanvaardbaar zijn. B5 Hetzelfde 1s vereist voor de verwerking van persoonsgegevens in de openbare ruimte (vergelijk art. 6, eerste lid, onder e, AVG). Vergelijk de AP in: Smart Cities. Onderzoeksrapport bescherming van persoonsgegevens in de ontwikkeling van Nederlandse Smart Cities, juli 2021, p. 9-10. 6 Brouwer & Schilder 2021, p. 630-631. 37 Vergelijk de Modelverordening smartcity toepassingen tn de openbare ruimte van Kennedy Van der Laan (digitaal beschikbaar via https://future-city.nl/modelverordening/). Let wel: op grond van art. 3 van die modelverordening 1s het doel van de verordening de bescherming van persoonsgegevens en het waarborgen van een duurzame inzet van sensoren, en dus (nog) niet dat de gemeente sensorgegevens kan gebruiken voor de verwezenlijking van publieke doeleinden. 38 Vergelijk de conclusie van staatsraad advocaat-generaal RJ.G.M. Widdershoven van 12 november 2014, ECLENL:RVS:20144116; B.J. Schueler e.a, Evalwatie van een drietal versnellingsinstramenten uit de Awb, Oisterwijk: WLP 2013 en Kamerstnkken IT 2013/14, 33750-VI, 100. 41 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Het invoeren of aanpassen van een vergunningstelsel, alsmede een stelsel van algemene regels met eventueel een meldingsplicht, ts rechtstreeks publiekrechtelijk genormeerd. Wat betreft die normering gaat het — zoals gezegd — om (Europese) regelgeving, fundamentele rechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hier ts tn het bijzonder het spectaliteitsbeginsel van belang. Het specialiteitsbeginsel hangt sterk samen met het verbod van détournement de ponvoir (vastgelegd in artikel 3:3 Awb) en het legaltteitsbeginsel: bestuursbevoegdheden worden toegekend met het oog op bepaalde doelen en mogen alleen daarvoor worden aangewend. Het specialtteitsbeginsel (vastgelegd in artikel 3:4, eerste lid, Awb) houdt tn het bijzonder in dat de aanwending van bestuursbevoegdheden beperkt dient te blijven tot die belangen die de desbetreffende wettelijke regeling beoogt te beschermen. Zo verzet als uitgangspunt het spectalitettsbeginsel zich ertegen dat het bestuur een aanvraag voor een vergunning afwijst op gronden die zijn ontleend aan andere belangen dan die ter bescherming waarvan het vergunmingstelsel in het leven is geroepen.” Hetzelfde uitgangspunt ts van toepassing voor het aan een vergunning verbinden van (aanvullende) voorwaarden (voorschriften).210 Voor het invoeren of aanpassen van een vergunningstelsel, waaronder het aan een vergunning verbinden van (aanvullende) voorwaarden (voorschriften), is het gelet op het specialtteitsbeginsel noodzakelijk om het belang van het beter beschermen van de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens betrekking hebben, in de wettelijke regeling op te nemen. Hetzelfde geldt tn voorkomende gevallen voor het belang van de gemeente om ten behoeve van de uitvoering van haar publieke taken toegang te verkrijgen tot (informatie over) private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte en die te gebruiken voor de verwezenlijking van publieke doeleinden. Heeft het invoeren of aanpassen van een vergunmingstelsel, waaronder het aan een vergunning verbinden van (aanvullende) voorwaarden (voorschriften), (mede) betrekking op dienstverlening, dan moet ook de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123) en de bijbehorende Dienstenwet in acht worden genomen! Dit betekent dat een vergunningstelsel non-discriminatoir ts, gerechtvaardigd wordt om een dwingende reden van algemeen belang en het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel kan worden bereikt (artikel 9 Dienstenrichtlijn).? Daarnaast moeten de voorwaarden om voor een vergunning in aanmerking te komen niet-discriminatotr, gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang, evenredig, duidelijk en ondubbelzinnig, objectief, vooraf openbaar bekendgemaakt, transparant en toegankelijk zijn (artikel 10 Dienstenrichtljn). Verder moet de vergunningsprocedure (artikel 13 Dienstenrichtlijn) worden gebaseerd op objectieve en transparante regels om te waarborgen dat aanvragen voor een vergunning onpartijdig worden behandeld en mag de procedure geen ontmoedigend effect hebben en de dienstverrichung niet onnodig bemoetlijken of vertragen. Tot besluit op dit punt mogen de vergunningsvoorwaatrden miet worden gesteld wegens economische belangen (artukel 14, vijfde lid, Dienstenrichtlijn). Een voorbeeld biedt het vergunningstelsel voor deelvoertuigen c.q. bromfietsen in de gemeente Amsterdam. De gemeente verdeelt de vergunningen aan de hand van een vergelijkende toets als het aantal vergunningaanvragen het vergunningplafond van twee vergunningen overschrijdt. In de Nadere regels voor deelvoertuigen Amsterdam 2019 worden aan vergunningaanvragers en -houders diverse eisen opgelegd met betrekking tot prtvacybescherming en het delen van sensorgegevens met de gemeente. Hierbij valt een aantal zaken op. Ten eerste zijn deze eisen niet (duidelijk) terug te voeren op de in arukel 2.50A, derde lid, APV Amsterdam geformuleerde doelen. Zij vloeien wel voort uit de achterliggende beleidsnota ‘Deelmobiliteit, 239 Een bekend voorbeeld is ABRvS 12 november 2014, ECLENL:RVS:2014:4117 (Intocht van Sinterklaas). 240 ABRvS 7 december 2016, ECLENL:RVS:2016:3253. MI De artikelen van de Dienstenrichtlijn hebben geen betrekking op het aangaan van overeenkomsten met het oog op het verrichten van een specifieke dienst, waarop de regels inzake overheidsopdrachten van toepassing zijn. De Dienstentichtlijn is dus niet van toepassing op concessies voor openbare diensten die vallen onder de Concessierichtlijn (Richtlijn 2014/23) en daarmee de Aanbestedingswet. A2 Vergelijk ABRvS 7 juni 2017, ECLIEENL:RVS:2017:1520 (Rondvaartboten Aymsterdant). MS Zie art. 2.50A APV Amsterdam en de Nadere regels voor deelvoertuigen Amsterdam 2019. 42 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens kansen voor de stad. Beleid voor het delen van schone vervoermiddelen anders dan de auto’. Ten tweede zijn deze eisen niet alleen tn de vorm van voorschriften (artikel 2.11) neergelegd, maar ook als weigeringsgronden (artikel 2.8) en als beoordelingscriteria (artikel 2.10). Hierbij merken wij op dat alle drie deze vormen onzes inziens moeten voldoen aan de hierboven geschetste wettelijke kaders, inclusief de voorwaarden die voortvloeien uit de Dienstenrichtlijn. Wat niet als voorschrift of als weigeringsgrond mag worden opgelegd, kan dus ook niet in een beoordelingscritertum worden vervat. Ten derde valt de betrekkelijk korte vergunningduur van twee tot maximaal drie jaar op (artikel 2.50A, lid 5e, APV Amsterdam). Daarbij merken wij op dat de rechter bij de beoordeling van vergunningstelsels rekening houdt met de terugverdientijd.2* Eisen met betrekking tot het verzamelen en delen van sensorgegevens kunnen van invloed zijn op de terugverdientijd, zeker als die gepaard gaan met de nodige investeringen door de vergunninghouder.# Uit de interviews met bedrijfsmedewerkers blijkt evenwel dat zij over het algemeen positief zijn over het door de gemeente Amsterdam ingevoerde vergunningstelsel voor deelvoertuigen. Als voordelen noemen zij dat de vergelijkende toets de kwaliteit van de aanbieders bevordert en dat de eisen en criteria voor elke aanvrager gelijk zijn (level playing field). Verder kwam in de interviews met bedrijfsmedewerkers naar voren dat een of meer tussentijdse updates van de gemeente over de wijze waarop de sensorgegevens worden ingezet, op prijs zouden worden gesteld. Vergunninghouders weten dan beter “waar zij het voor doen’ en kunnen bovendien meedenken over het anders of vaker delen van sensorgegevens met de gemeente. Subsidie Het volgende publiekrechtelijk instrument dat hier wordt besproken, betreft de subsidie. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om subsidie te verstrekken voor actviteiten op de beleidsterreinen die in de begroting zijn opgenomen, waaronder tn ieder geval de beleidsterreinen die worden genoemd in artikel 2, eerste lid. Het gaat bijvoorbeeld om maatschappelijke dienstverlening en sociale voorzieningen, vervoer en infrastructuur, openbare ruimte, economie en stedelijke ontwikkeling. Deze ruime wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking betekent dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om subsidie te verstrekken voor c.q. ter stimulering van de aanschaf van sensoren door private partijen.”$ In dat verband kunnen aan deze sensoren eisen worden gesteld die erop zijn gericht om de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens die de subsidieontvanger verzamelt betrekking hebben, te waarborgen. Voorts 1s het college van burgemeester en wethouders bevoegd om (incidenteel) subsidie te verstrekken aan belangenorgantsaties die opkomen voor de fundamentele rechten van personen op wie in Amsterdam verzamelde prtvate sensorgegevens betrekking hebben. Kan het college van burgemeester en wethouders ook tn andere (bestaande) subsidierelaties verplichtingen opleggen die verband houden met private sensorgegevens? Deze vraag valt in twee deelvragen uiteen: e Kan het college van burgemeester en wethouders bij subsidteverstrekking aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die ertoe strekken dat de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens die de subsidteontvanger verzamelt betrekking hebben, worden beschermd? e Kan het college van burgemeester en wethouders bij subsidteverstrekking aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die ervoor zorgen dat de subsidieontvanger verplicht ts om de gemeente Amsterdam private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte over te dragen, zodat de gemeente die gegevens kan gebruiken voor publieke doeleinden? 4 Bijvoorbeeld ABRvS 21 juli 2021, ECLIENL:RVS:2021:1588, Gst. 2021/127, m.nt. A. Drahmann. Vergelijk overweging 62 van de considerans bij de Dienstenrichtlijn. MS Vergelijk Chustiaan Behrens e.a, Schaarse vergunningen en terngverdientijd in de ambulante handel, Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek 2021. A6 Vergelijk Sensoren en de rol van gemeenten. VNG Realisatie Whitepaper, Den Haag: VNG 2018, p. 26. 43 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens In de subsidieutel van de Algemene wet bestuursrecht zijn regels opgenomen over het opleggen van subsidieverplichtingen.®*” In de eerste plaats worden in artikel 4:37, eerste lid, Awb acht soorten subsidieverplichtingen genoemd die bestuursorganen in ieder geval kunnen verbinden aan besluiten tot subsidieverlening. Hiervoor is dus geen afzonderlijke grondslag nodig in een subsidieregeling. Het gaat hierbij onder meer om verplichtingen die zien op de aard en omvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend (onder a) en de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten (onder b). Met name de a-grond is zeer ruim. Dit betekent dat indien het verzamelen van private sensorgegevens kan worden gerelateerd aan de actviteiten die worden gesubsidieerd en daarmee ook aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie, het mogelijk is om hierover verplichtingen in het besluit tot subsidieverlening op te nemen. Dit zal dan in het besluit tot subsidieverlening goed moeten worden uitgelegd. Of het ook mogelijk is om onder deze noemer de verplichting op te nemen dat de verkregen prtvate sensorgegevens worden gedeeld met de gemeente, hangt erg af van de doelstelling van de subsidie. Is het voor het bereiken van het doel van de subsidie noodzakelijk dat deze gegevens met de gemeente Amsterdam worden gedeeld? Een subsidie met een doelstelling die het noodzakelijk maakt dat private sensorgegevens met de gemeente moeten worden gedeeld, lijkt lastig voorstelbaar. Als de gemeente private sensorgegevens nodig heeft, dan liet inkoop ($3.3.3) meer voor de hand dan subsidiëring. Voor zover het niet mogelijk is om op grond van arkel 4:37, eerste lid, Awb een subsidieverplichtng op te nemen die betrekking heeft op (het delen van) private sensorgegevens die zijn verzameld in de openbare ruimte, zou artikel 4:38 Awb uitkomst kunnen bieden. Op grond van artikel 4:38, eerste lid, Awb kan de subsidieverstrekker ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Het gaat daarbij om verplichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te bereiken. Voor zover de subsidie een wettelijke grondslag heeft, 8 moet ook een wettelijke grondslag bestaan voor het opleggen van doelgerichte subsidieverplichtingen. In de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 zijn geen doelgebonden verplichtingen opgenomen die samenhangen met (het delen van) private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte of tn voor het publiek toegankelijke plaatsen. Op grond van artikel 3, tweede lid, onder £, van deze verordening kan het college van burgemeester en wethouders wel nadere regels vaststellen met betrekking tot de verplichtingen die aan de subsidie kunnen worden verbonden. Omdat in artikel 4:38, eerste lid, Awb 1s neergelegd dat doelgebonden verplichtingen bij of krachtens wettelijk voorschrift worden opgelegd, ts het mogelijk dat het college van burgemeester en wethouders in een bijzondere subsidieregeling bepaalt dat doelgebonden verplichtingen kunnen worden opgelegd en dat de doelgebonden verplichting wordt opgenomen tn de subsidiebeschikking.2® Wel dient steeds te zijn voldaan aan de eis dat de verplichung dient ter verwezenlijking van het doel van de subsidieregeling. Of het mogelijk 1s om als doelgebonden verplichting tn een subsidiebeschikking op te nemen dat de subsidtieontvanger bij het verzamelen van prtvate sensorgegevens de fundamentele rechten van burgers moet beschermen dan wel dat de verkregen prtvate sensorgegevens moeten worden gedeeld met de gemeente, hangt dus erg af van de doelstelling van de subsidie. Is het voor het bereiken van het doel van de subsidie noodzakelijk dat de fundamentele rechten van burgers inzake private sensorgegevens worden beschermd en/of dat deze gegevens met de gemeente Amsterdam worden gedeeld? Wanneer het ook niet mogelijk is om op grond van artikel 4:38 Awb doelgebonden verplichtingen op te leggen die betrekking hebben op het verzamelen of delen van prtvate sensorgegevens die zijn MT Zie over subsidieverplichtingen uitgebreid W. den Ouden, MJ. Jacobs & J.E. van den Brink, Subsidierecht Mastermonografteën staats- en bestunrsrecht), Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 157. 48 De hoofdregel is dat voor subsidiëring een wettelijke grondslag bestaat (zie art. 4:23, eerste lid, Awb). Dit betekent voor de gemeente concreet dat er een grondslag voor subsidiëring moet bestaan in een gemeentelijke verordening. Doorgaans is dit de algemene subsidieverordening. Er bestaan echter uitzonderingen op de eis van de wettelijke grondslag. Zie art. 4:23, derde lid, Awb. A9 Zie hierover Den Ouden, Jacobs & Van den Brink 2021, p. 166-167. 44 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens verkregen in de openbare ruimte, dan komt artikel 4:39 Awb in beeld. Op grond van artikel 4:39, eerste lid, Awb is het mogelijk om verplichtingen die zief strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie te verbinden. In de kteratuur worden dit oneigenlijke verplichtingen genoemd.” De Awb- wetgever heeft het opleggen van oneigenlijke verplichtingen niet willen verbieden, maar wel aan banden willen leggen; het opleggen van oneigenlijke verplichtingen staat immers op gespannen voet met het al genoemde verbod van détournement de pouvoir en het specialiteitsbeginsel. In de eerste plaats kunnen oneigenlijke verplichtingen worden opgelegd voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald (artikel 4:39, eerste lid, Awb). In de tweede plaats kunnen oneigenlijke verplichtingen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde actviteit wordt verricht (artikel 4:39, tweede lid, Awb). Dit betekent dat wanneer de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht kan worden gerelateerd aan (het verzamelen van) private sensorgegevens, het mogelijk is om dienaangaande verplichtngen op te leggen, ook als die verplichtingen niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidte. Op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 gelden voor alle subsidieontvangers een aantal oneigenlijke verplichtingen. In dit kader 15 relevant artikel 11, tweede lid: ‘De actviteiten van de subsidteontvanger mogen niet tn strijd zijn met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens en het kind’. Wij nemen aan dat met de activiteiten de gesubsidieerde actviteiten worden bedoeld. Dit betekent dat wanneer bij het verrichten van de gesubsidieerde activiteiten private sensorgegevens tn de openbare ruimte worden verzameld, niet in strijd mag worden gehandeld met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens en het kind, waaronder de rechten die zien op de bescherming van hun pttvacy. Deze bepaling biedt echter geen grondslag voor een verplichting om de private gegevens die in de openbare ruimte zijn verkregen, te delen met de gemeente Amsterdam. Daarvoor zou een afzonderlijke wettelijke grondslag nodig zijn. Het is de vraag of die grondslag hier bestaat. In de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 ts weliswaar neergelegd dat het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan vaststellen met betrekking tot de verplichtingen die aan de subsidie kunnen worden verbonden, maar dit lijkt ons een te magere grondslag om ook de bevoegdheid te behelzen dat regels kunnen worden gesteld inzake oneigenlijke verplichtingen. Het is wel mogelijk dat de gemeenteraad zelf een bijzondere subsidieverordening vaststelt waarin aanvullende niet-doelgebonden verplichtingen zijn opgenomen! Let wel, los van de vraag of thans een voldoende wettelijke grondslag bestaat voor het opleggen van de oneigenlijke verplichting dat (bepaalde) prtvate sensorgegevens die tn de openbare ruimte zijn verkregen, met de gemeente Amsterdam moeten worden gedeeld, moet ook zijn voldaan aan de ets dat deze verplichting betrekking heeft op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde actviteit wordt verricht. Uit de schaarse jurisprudentie over artikel 4:39 Awb blijkt dat de bestuursrechter kritisch is ten aanzien van oneigenlijke verplichtingen”? Uit de jurisprudentie blijkt namelijk dat het verband tussen de oneigenlijke verplichtng en de gesubsidieerde activiteit niet te ver verwijderd mag zijn.5 Ten slotte plaatsen wij bij het voorgaande voor de zekerheid nog de kanttekening dat het anders ligt indien de private sensorgegevens ook persoonsgegevens bevatten. In dat geval geldt immers het kader van de AVG ($3.2.2). Wanneer private partijen persoonsgegevens verwerken door middel van sensoren, dan kunnen zij die niet zomaar overdragen aan derden (waaronder de gemeente). Wanneer het overdragen van sensorgegevens op grond van de AVG miet mogelijk is, dan kan dit niet worden omzeild door middel van het opleggen van subsidieverplichtingen. 250 Zie over oneigenlijke verplichtingen Den Ouden, Jacobs & van den Brink 2021, p. 167 e.v. 251 Wij nemen aan dat de laatste zin van de toelichting op art. 11 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 hierop doelt. 22 Zie hierover uitgebreid Den Ouden, Jacobs & Van den Brink 2021, p. 168 e.v. 253 Zie ABRvS 4 mei 2016, ECLIEENL:RVS:2016:1177, AB 2016/285, m.nt. W. den Ouden. 45 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 3.3.3 Privaatrechtelijke instrumenten Naast de in de vorige paragraaf besproken publiekrechtelijke instrumenten, zou de gemeente Amsterdam ook privaatrechtelijke instrumenten kunnen inzetten om t) de fundamentele rechten te beschermen van personen op wie pttvate sensorgegevens betrekking hebben en 1) toegang te verkrijgen tot (bepaalde) pitvate sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte. Alvorens wij ingaan op een aantal specifieke privaatrechtelijke instrumenten, schetsen wij eerst de algemene juridische kaders die gelden bij prtvaatrechtelijk overheidshandelen. De gemeente Amsterdam heeft, net als elke publiekrechtelijke rechtspersoon, in beginsel de vrijheid om te kiezen tussen de publiekrechtelijke of de prtvaatrechtelijke weg om voormelde doelen te bereiken. Die keuzevrijheid wordt echter beperkt door de zogenoemde tweewegenleer en de bijbehorende doorkruisingsformule uit het Windmill-arrest.2* In dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat, wanneer de wet niet voorziet in een antwoord op de vraag of de overheid gebruik mag maken van haar prtvaatrechtelijke bevoegdheden in plaats van of in aanvulling op haar publiekrechtelijke bevoegdheden, voor de beantwoording van die vraag beslissend ts of het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden de betrokken publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist. Daarbij moet onder meer worden gelet op: de inhoud en strekking van de publiekrechtelijke regeling (mede in het licht van de wetsgeschiedents); e de wijze waarop en de mate waarin in het kader van die publiekrechtelijke regeling de belangen van burgers zijn beschermd; en ® of de overheid door gebruikmaking van de publiekrechtelijke regeling een vergelijkbaar resultaat kan bereiken als met de inzet van de privaatrechtelijke bevoegdheid, omdat dit een belangrijke aanwijzing ts dat geen plaats is voor de prtvaatrechtelijke weg. De voorvraag ts dus altijd of de wet duidelijk ts over de toelaatbaarheid van privaatrechtelijk overheidshandelen. Dat is meestal niet zo. Als de wet niet duidelijk ts, moet de doorkruisingsformule worden toegepast aan de hand van onder meer de bovenstaande drie ijkpunten. Deze ijkpunten zijn miet lmitatef: de rechter betrekt soms ook andere maatstaven bij de beantwoording van de vraag of prtvaatrechtelijk overheidshandelen ts toegestaan, zoals de regel dat de overheid geen misbruik mag maken van een privaatrechtelijke bevoegdheid (artikel 3:13 BW)5 De ijkpunten zijn ook niet cumulatief: prtvaatrechtelijk overheidshandelen kan reeds op basis van één ijkpunt worden uitgesloten of juist toegestaan. De formulering dat het prtvaatrechtelijk overheidshandelen de betrokken publiekrechtelijke regeling niet ‘op onaanvaardbare wijze’ mag doorkruisen, laat zien dat de rechter niet snel geneigd ts om aan te nemen dat de overheid haar privaatrechtelijke bevoegdheden niet mag gebruiken in plaats van of naast haar publiekrechtelijke bevoegdheden. De meest voor de hand liggende publiekrechtelijke regeling die de gemeente Amsterdam zou kunnen doorkruisen door via de privaatrechtelijke weg voorwaarden te stellen aan de verzameling en/of het gebruik van prtvate sensorgegevens, is de (Uitvoeringswet) Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: (DAVG). De (wetsgeschiedenis van de) (U)JAVG geeft zelf geen antwoord op de vraag of de gemeente dergelijke voorwaarden via het privaatrecht mag opleggen. Als het gaat om het doel dat de gemeente met die voorwaarden de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens betrekking hebben, (beter) wil beschermen, dan doorkruist de gemeente vermoedelijk miet de (WAVG door die 254 HR 26 januari 1990, ECLIENL:HR:1990:ACO965 (Windmil). Zie hierover uitgebreid P.J. Huisman en F.J. van Ommeren, Hoofdstukken van privaatrechtelijk overbeidsbandelen. Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen op de grens van pnbliek- en privaatrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019, p. 417 e.v. 255 HR 5 jum 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH7845 (Amsterdam/ Geschiere). Zie over deze maatstaven uitgebreid Huisman & Van Ommeren 2019, p. 437 e.v. 46 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens voorwaarden via het privaatrecht op te leggen. Het beschermen van de fundamentele rechten van personen op wie sensorgegevens betrekking hebben, ts immers tn lijn met de inhoud en strekking van de (U)AVG en de wijze waarop de (D)AVG de belangen van burgers beschermt. In beginsel kan de gemeente verdergaande bescherming van die fundamentele rechten vereisen dan strikt genomen op grond van het EU-recht, waaronder de AVG, noodzakelijk is, mits daardoor de voorrang, eenheid en werking van het EU-recht c.q. de AVG niet in gevaar komen.” Anderzijds heeft de overheid, althans de AP, op grond van de (U)AVG allerle1 publiekrechtelijke bevoegdheden om de bescherming van die fundamentele rechten te waarborgen, waaronder het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom. Zodoende kan de overheid tn het algemeen via het publiekrecht een vergelijkbaar resultaat bereiken als door via het privaatrecht voorwaarden te stellen over de bescherming van fundamentele rechten bij de verzameling van sensorgegevens. Als het gaat om het doel dat de gemeente met de voorwaarden toegang verkrijgt tot (informatie over) prtvate sensorgegevens, niet zijnde persoonsgegevens tn de zin van de (U)AVG, voor de verwezenlijking van publieke doeleinden, dan is er (nog) geen wet die dit mogelijk maakt en die dus zou kunnen worden doorkruist. Mocht een dergelijke wet er komen, bijvoorbeeld in navolging van de concept-Dataverordening ($3.2.9), dan zou die ertoe kunnen leiden dat het de gemeente op grond van de doorkruisingsformule niet langer vrijstaat om via het prtvaatrecht sensorgegevens te verkrijgen. Het privaatrechtelijk verkrijgen van sensorgegevens die in strijd met de (WAVG zijn verwerkt, doorkruist overigens zonder meer de (U)AVG, aangezien dergelijk prtvaatrechtelijk overheidshandelen evident 1n strijd zou zijn met de wet (artikel 3:40, eerste lid, BW) en bovendien de fundamentele rechten zou schenden van de personen op wie de sensorgegevens betrekking hebben (artikel 3:14 BW) 257 Zoals gezegd kan de gemeente de normering van fundamentele rechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur immers niet ‘ontlopen’ door gebruik te maken van haar prtvaatrechtelijke bevoegdheden. Al met al 1s het uitgangspunt voor privaatrechtelijk handelen door de overheid (fa, de gemeente mag prtvaatrechtelijk handelen, tenzij zij daarmee het publiekrecht onaanvaardbaar doorkruist) fundamenteel anders dan het uitgangspunt voor publiekrechtelijk handelen door de overheid (nee, de gemeente mag niet publiekrechtelijk handelen, tenzij daar een wettelijke grondslag voor bestaat). Dit uitgangspunt voor publiekrechtelijk handelen is tmmers gestoeld op het legaliteitsbeginsel, dat niet geldt voor privaatrechtelijk overheidshandelen. Vergelijk hierover verder $3.3.2. In de rest van deze paragraaf bespreken wij drie prtvaatrechtelijke instrumenten die voor dit rapport in het bijzonder relevant zijn. Het gaat dan om de ‘gewone’ privaatrechtelijke overeenkomst, de overheidsopdracht en de concessie. In het kader van dit onderzoek zijn twee vragen van belang: e Kan de gemeente Amsterdam in een privaatrechtelijke overeenkomst, een overheidsopdracht of een concessie voorwaarden opnemen die ertoe strekken dat de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens die de wederpartij verzamelt betrekking hebben, worden beschermd? e Kan de gemeente Amsterdam in een ptivaatrechtelijke overeenkomst, een overheidsopdracht of een concessie voorwaarden opnemen die ervoor zorgen dat de wederpartij verplicht is om de gemeente Amsterdam private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte over te dragen, zodat de gemeente die gegevens kan gebruiken voor publieke doeleinden? 26 Vergelijk HvJ EU 26 februari 2013, C-399/11, ECLL:EU:C:2013:107 (Mellon), t.o. 58-60. 257 HR 26 apul 1996, ECLIENL:HR:1996:2C2051 (Rasri Rostelf). 258 Zie art. 3:14 BW en art. 3:1, tweede lid, Awb. Zie ook HR 27 maart 1987, ECLIE:NL:HR:1987:AG5565 (Amsterdam/ IKON), HR 24 april 1992, ECLENL:HR:1992:ZC0582 (Zeeland/ Hoondert) en HR 26 april 1996, ECLENL:HR:1996:ZC2051 (Rasti Rostellì). 47 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Privaatrechtelijke overeenkomst Een overeenkomst ts een meerzijdige rechtshandeling, aangezien een of meer partijen met een of meer andere partijen een verbintents aangaan (artikel 6:213 BW). De gemeente Amsterdam 15 net als een ‘gewone’ natuurlijke persoon of een prtvaatrechtelijke rechtspersoon bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten (arkel 2:1 en 2:5 BW). In de praktijk zijn de organen (bestuursorganen) van de gemeente dan aan zet. Het college van burgemeester en wethouders ts bevoegd te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente, waaronder het sluiten van overeenkomsten (artikel 160 Gemeentewet)? De burgemeester is bevoegd om namens de gemeente overeenkomsten te sluiten en kan die bevoegdheid opdragen aan een door hem/haar aan te wijzen persoon (artikel 171 Gemeentewet). Utt de jurisprudentie blijkt dat de vraag of degene die namens een publiekrechtelijke rechtspersoon een overeenkomst sluit daartoe wel bevoegd 1s, een belangrijk aandachtspunt is dat tn de praktijk nog weleens wordt vergeten.20 De gemeente heeft in beginsel contractsvrijhetd. Contractsvrijheid vloeit voort uit het beginsel van partijautonomie en betekent dat het een partij vrijstaat om wel of niet een overeenkomst aan te gaan, te kiezen voor een contractspartner en de inhoud van het contract naar eigen inzicht te bepalen! De contractsvrijheid van de overheid wordt evenwel beperkt door publiekrechtelijke regels, zoals 1n bepaalde gevallen de Aanbestedingswet en 1n alle gevallen de fundamentele rechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur (artikel 3:14 BW). Op zichzelf zien wij geen beperkingen met betrekking tot het opnemen van voorwaarden die zien op de verzameling en/of het delen van sensorgegevens in een ‘gewone’ privaatrechtelijke overeenkomst, mits de gemeente — zoals gezegd — daarmee niet het publiekrecht onaanvaardbaar doorkruist en/of in strijd handelt met geschreven of ongeschreven publiekrechtelijke regels, waaronder de fundamentele rechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De zojuist beschreven contractsvrijhetd komt echter ook de wederpartij van de gemeente toe, die waarschijnlijk niet (zomaar) akkoord zal gaan met voorwaarden die zien op de verzameling en/of het delen van sensorgegevens. Dat akkoord ís wel nodig voor een geldige overeenkomst, want die komt tot stand door een aanbod eg de aanvaarding daarvan, oftewel wilsovereenstemming (artikel 6:217, eerste lid, BW). Anders gezegd: de gemeente kan een private partij met een overeenkomst niet eenzijdig dwingen tot het accepteren van voorwaarden die zien op de verzameling en/of het delen van sensorgegevens. Dat ligt anders als de gemeente bepaalde publiekrechtelijke instrumenten inzet ($3.3.2). Zo kan de gemeente met een vergunningstelsel een private partij die de vergunningplichtige actvitett wil uitvoeren, eenzijdig dwingen tot het accepteren van bepaalde voorwaarden (voorschriften). Overigens hebben derden, in het bijzonder de personen op wie de sensorgegevens betrekking hebben, géén wilsovereenstemming bij een overeenkomst tussen de gemeente en een private partij die die sensorgegevens verzamelt. Zij zijn immers geen partij bij die overeenkomst. Dit benadrukt het reeds besproken belang van de bescherming van hun fundamentele rechten, bijvoorbeeld door als gemeente alleen niet tot personen herleidbare sensorgegevens te accepteren. Hoewel de gemeente een private partij met een overeenkomst dus niet eenzijdig kan dwingen tot het accepteren van voorwaarden die zien op de verzameling en/of het delen van sensorgegevens, ligt de verhouding anders c.q. is de positie van de gemeente sterker als zij die voorwaarden verbindt aan het gunnen van een overheidsopdracht of een concessie aan de private partij. De gemeente heeft dan immers een (lucratieve) overheidsopdracht of concessie te bieden. De vraag is vervolgens welke grenzen het aanbestedingsrecht stelt aan het opleggen van voorwaarden aan gegadigden c.q. de ondernemer aan wie de gemeente de overheidsopdracht of de concessie gunt. 259 Daarbij kan het college van burgemeester en wethouders overigens niet de gemeenteraad eenzijdig binden ten aanzien van een bevoegdheid van de gemeenteraad. Vergelijk recent ABRvS 20 januari 2021, ECLINL:RVS:2021:113, ro. 5.3. 260 Zie hierover uitgebreid Huisman & Van Ommeren 2019, p. 140 e.v. 21 Asser/Sieburgh 6-11 2022/41. 48 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Overheidsopdracht Een overheidsopdracht is een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende tel tussen een aanbestedende dienst en een ondernemer, die betrekking heeft op het verlenen van een dienst, het leveren van een product of de uitvoering van een werk (artikel 1.1 Aanbestedingswet). Simpel gezegd koopt de overheid met een overhetdsopdracht iets tn. Dat kan gaan om bureaustoelen voor tn het gemeentehuis, maar ook het ontwerp en de bouw van een heel nieuw gemeentehuis. Naar Nederlands recht is een overheidsopdracht een prtvaatrechtelijk instrument. Voor overheidsopdrachten geldt de Aanbestedingswet, op grond waarvan aanbestedende diensten verplicht kunnen zijn om een opdracht aan te besteden. De gemeente Amsterdam ts een aanbestedende dienst (artikel 1.1 Aanbestedingswet). Over de band van artikel 3:14 BW heeft de gemeente Amsterdam zich ook als aanbestedende dienst aan de fundamentele rechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur te houden. Welke voorwaarden ten aanzien van de verzameling en/of het gebruik van sensorgegevens kan de gemeente Amsterdam stellen aan deelnemers aan aanbestedingen? Voor alle voorwaarden geldt dat zij proportoneel moeten zijn. Dit betekent dat de gemeente uitsluitend voorwaarden mag stellen die tn een redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht? Bovendien ts de gemeente op grond van het transparantiebeginsel verplicht de relevante etsen en criteria voorafgaand aan de inschrijving bekend te maken? Tot slot kunnen voorwaarden ten aanzien van de verzameling en/of het gebruik van sensorgegevens mogelijk worden aangemerkt als zogenoemde bijzondere voorwaarden, aangezien deze voorwaarden verband houden met de verwezenlijking van bepaalde publieke doeleinden. Bijzondere voorwaarden moeten bij Europese aanbestedingen verband houden met het voorwerp van de opdracht en worden vermeld in de aankondiging of de aanbestedingsstukken (arkel 2.80 Aanbestedingswet). Het ís lastig om precies te voorspellen welke voorwaarden over de verzameling en/of het gebruik van sensorgegevens door de aanbestedingsrechtelijke beugel kunnen. Veel hangt af van het voorwerp van de opdracht. Als de opdracht bijvoorbeeld draait om ICT-diensten waarmee persoonsgegevens zijn gemoeid, dan ligt het voor de hand om aan de opdrachtnemer etsen op te leggen die zien op de bescherming van de personen op wie de gegevens betrekking hebben 2 Als de opdracht echter weinig tot niets te maken heeft met het verzamelen van sensorgegevens door de opdrachtnemer, die de sensorgegevens buiten het bestek van de opdracht in de eigen bedrijfsvoering verzamelt, dan staat de Aanbestedingswet niet toe dat de gemeente binnen het bestek van de opdracht over de verzameling van sensorgegevens voorwaarden stelt. Dergelijke voorwaarden zouden over de band van arkel 3:13 BW voorts kunnen leiden tot misbruik van een privaatrechtelijke bevoegdheid, in dit geval de bevoegdheid tot het sluiten van een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW). Nog lastúger is het om via een overheidsopdracht af te dwingen dat de opdrachtnemer de aanbestedende dienst toegang verschaft tot door hem verzamelde sensorgegevens. De gemeente Amsterdam zou de verzameling van sensorgegevens als dienst kunnen inkopen, zodat het logisch 1s dat zij aan die opdracht de voorwaarde verbindt dat de opdrachtnemer de gemeente toegang verschaft tot de sensorgegevens. Maar ook hier geldt: als de opdracht daarentegen weinig tot niets te maken heeft met het verzamelen van sensorgegevens door de opdrachtnemer, die de sensorgegevens buiten het bestek van de opdracht in de eigen bedrijfsvoering verzamelt, dan staat de Aanbestedingswet niet toe dat de gemeente eist dat de opdrachtnemer die sensorgegevens met de gemeente deelt. 2 Zie art. 1.10 Aanbestedingswet voor Europese aanbestedingen, art. 1.13 Aanbestedingswet voor nationale aanbestedingen en art. 1.16 Aanbestedingswet voor meervoudig onderhandse procedures. Deze artikelen verwijzen naar de Gids Proportionalteit (GP) als verplicht te volgen richtsnoer. Afwijkingen van de GP moet de aanbestedende dienst kunnen motiveren (comply or explain). 263 Zie voor Europese aanbestedingen art. 1.9 Aanbestedingswet en voor nationale aanbestedingen art. 1.12, tweede lid, Aanbestedingswet. 264 Vergelijk art. 25 Gemeentelijke inkoopvoorwaarden bij IT (GIBIT) van de gemeente Amsterdam en Sensoren en de rol van gemeenten, VNG Realisatie Whitepaper, Den Haag: VNG 2018, p. 16. 49 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Daar komt bij dat sensorgegevens waarde hebben. Het is niet proportoneel om de toegang tot waardevolle sensorgegevens over de band van een overheidsopdracht te vereisen, als de kostprijs voor de uitvoering van die opdracht daar niet op is afgestemd. Dan bestaat er immers geen redelijke verhouding tussen de voorwaarde (toegang tot sensorgegevens) en het voorwerp van de opdracht, die miet gaat over het verzamelen van de sensorgegevens en dus ook qua prijs daar niet op ís afgestemd. Dergelijke voorwaarden zouden over de band van artikel 3:13 BW voorts kunnen leiden tot misbruik van een prtvaatrechtelijke bevoegdheid, tn dit geval de bevoegdheid tot het sluiten van een overeenkomst van opdracht (arkel 7:400 BW). In het uitzonderlijke geval dat voorwaarden over de verzameling of het gebruik van sensorgegevens de proportionalteitstoets doorstaan en voldoende verband houden met het voorwerp van de opdracht, geniet de gemeente belangrijke voordelen: het is gebruikelijk dat aanbestedende diensten de inschrijvers op een aanbesteding om een onvoorwaardelijke aanvaarding van de conceptovereenkomst vragen.” Elk voorbehoud dat de inschrijver daarin maakt, zal leiden tot ongeldigheid van zijn inschrijving.” Dit laat onverlet dat potentiële inschrijvers altijd de kans dienen te krijgen om suggesties te doen voor aanpassingen aan de conceptovereenkomst. Het opleggen van een contract zonder enige mogelijkheid voor de inschrijver om daarover suggesties in te dienen, ts in beginsel disproportoneel.2? Los daarvan loopt de gemeente het risico om weinig tot geen (serieuze) inschrijvers op een opdracht aan te trekken, als zij de waarde van de opdracht niet (voldoende) afstemt op de kosten die de opdrachtnemer direct of indirect moet maken om te voldoen aan de etsen over de verzameling of het gebruik van sensorgegevens. Concessie Een concessie 1s een beschikking of een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel waarbij een handeling wordt toegestaan en tot uitvoering van die handeling wordt verplicht. Een concessie kan dus zowel publiekrechtelijk als prrvaatrechtelijk van aard zijn. Een privaatrechtelijke concessie wordt ook wel concessieopdracht genoemd. Een concessteopdracht 1s een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die ts gesloten tussen een ondernemer en een aanbestedende dienst en die betrekking heeft op het verlenen van diensten of de uitvoering van werken, waarvoor de tegenprestatie bestaat uit het recht de diensten of werken te exploiteren, al dan niet inclusief een betaling (artikel 1.1 Aanbestedingswet). Stmpel gezegd gaat het bij concessies meestal om een privaatrechtelijke rechtspersoon die een bepaalde publieke taak verricht, zoals het verzorgen van openbaar vervoer. De concessiehouder ts, anders dan een vergunninghouder ($3.3.2), verplicht om de concessie in gebruik te nemen en uit te voeren. De in arukel 1.9 en 1.10 Aanbestedingswet opgenomen beginselen van transparante en proportonalitett zijn tn beginsel ook van toepassing op het plaatsen van een concessteopdracht, zodat de bovenstaande analyse over de toelaatbaarheid van voorwaarden over de verzameling of het gebruik van sensorgegevens bij overheidsopdrachten tn zoverre van gelijke strekking is bij concessieovereenkomsten.2? Wat betreft het openbaar vervoer binnen de gemeente Amsterdam geldt op grond van artikel 63a, eerste lid, Wp een uitzondering op de aanbesteding van de concessie voor openbaar vervoer, anders dan per trein. Daarom exploiteert GVB Exploitatie BV tot op heden een onderhands gegunde concesste voor openbaar vervoer met metro, bus en tram. Voor een dergelijke concessteverlening is vereist dat de 25 Vergelijk de soepele opstelling van de rechter ten aanzien van de vereiste overdracht van auteursrechten op in het kader van een overheidsopdracht verzamelde sensorgegevens en de openbaarmaking daarvan in Rechtbank Den Haag 27 maart 2019, ECLENL:RBDHA:2019:3623, JAAN 2019/114, m.nt. JL. Kohlen en Gerechtshof Den Haag 25 april 2019, ECLENL:GHDHA:2019:906, JAAN 2019/105, m.nt. JI. Kohlen. 266 M.J.J.M. Essers en C.A.M. Lombert, Aanbestedingsrecht voor overheden. Naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid, Deventer: Vakmedianet 2017, p. 216 ev. 27 Voorschuft 3.9 B GP. 268 EJ. van Ommeren, ‘Concessies 2.0: de concessie op de grens van de vergunning, de overheidsopdracht en de subsidie’, NTB 2020/257, p. 639-648. 269 De wetgever kan het aanbestedingsrecht van toepassing verklaren op publiekrechtelijke concessies, zoals in art. 61, eerste lid, Wp. 50 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Vervoerregto Amsterdam als concessieverlener over GVB net als over haar eigen diensten zeggenschap uitoefent (quasi-inbesteding). Aangezien de gemeente Amsterdam slechts een van de vijfen gemeenten is die onderdeel uitmaken van de Vervoerregio Amsterdam, kan de gemeente Amsterdam niet op eigen houtje voorwaarden opleggen aan GVB die zien op de verzameling en/of het gebruik van sensorgegevens.270 Op grond van artikel 30c Wp kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over het beschikbaar stellen van geanonimiseerde en niet tot personen herleidbare gegevens over reizigersstromen, die uit het gebruik van vervoerbewijzen zijn af te leiden. De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft aangegeven van deze mogelijkheid gebruik te willen gaan maken”! Dit zou ertoe kunnen leiden dat GVB dit type sensorgegevens moet delen met de Vervoerregio Amsterdam en de gemeente Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft echter zelf geen (directe) invloed op de inzet van deze bevoegdheid, aangezien algemene maatregelen van bestuur als instrument zijn voorbehouden aan de regering. Wel is het mogelijk dat de gemeente er — al dan niet via de VNG en andere netwerkpartners — toe oproept om een algemene maatregel van behoorlijk bestuur op grond van artikel 30c Wp vast te stellen, zoals de minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft aangegeven te willen gaan doen, maar tot op heden nog niet heeft gedaan. In de interviews met bedrijfsmedewerkers kwam naar voren dat voor het voldoen aan een dergelijke algemene maatregel van behoorlijk bestuur mogelijk meer capaciteit (geld) nodig 15. Naast GVB exploiteert ook N.V. Nederlandse Spoorwegen (hierna: NS) diensten met betrekking tot het openbaar vervoer in Amsterdam, meer specifiek het openbaar treinvervoer. Daartoe ts een landelijke concessie voor het hoofdrailnet onderhands gegund aan NS door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu”? Het enkele feit dat NS met die concessie een publieke dienst verricht, leidt er niet toe dat NS verplicht 1s sensorgegevens te delen met de gemeente Amsterdam. De voorwaarden uit de concessie zijn wat dat betreft leidend. In de concessie voor het hoofdrailnet 2015-2025 zijn voorwaarden opgenomen die zien op het verzamelen en delen van (sensor)gegevens door NS2 Hetzelfde geldt voor het Programma van Eisen (hierna: PvE) voor de mieuwe concessie voor het hoofdratlnet2* De voorwaarden uit het PvE zijn uitgebreider en gedetatlleerder dan die uit de huidige concessie. Zo verwijst het PvE expliciet naar een DPIA, Mobility as a Service (MaaS) en een deels open-source Data Management System (DMS). De voorwaarden uit het PvE geven de Vervoerregio Amsterdam en de gemeente Amsterdam vermoedelijk meer slagkracht bij het verkrijgen van (sensor)gegevens van NS dan zij op basis van de huidige concessie hebben, met dien verstande dat het nog niet om definitieve concesstevoorwaarden gaat. Uit de interviews met gemeentemedewerkers is gebleken dat er vanuit de gemeente bezien behoefte ts aan die slagkracht. Ook ten aanzien van NS 1s overigens een regierol weggelegd voor de minister van Infrastructuur en Waterstaat, aangezien deze directe invloed heeft op de (handhaving van) nieuwe concesstevoorwaarden, en omdat de gegevensuitwisseling door NS niet alleen voor de gemeente Amsterdam van belang 15.275 De gemeente kan — al dan niet via de VNG en/of in samenwerking met andere netwerkpartnets — de minister oproepen om die regierol (meer) te voeren tn aanloop naar de nieuwe concesstepertode. Hetzelfde geldt 270 Art. 3, derde lid, Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam. 11 Kamerbrief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat over Wetgevingsopties bij het beschikbaar stellen van OV- reizigersinformatie van 24 maart 2020. 2 ‘Thans: staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Vergelijk Rechtbank Den Haag 13 december 2022, ECLIEENL:RBDHA:2022:13391. 3 Zie met name artt. 7, 11, 19,28 en 57. Let wel: de gemeente Amsterdam is geen decentrale overheid volgens de definitie in art. 1. Gedeputeerde Staten en de Vervoertegio Amsterdam zijn dat wel (zie art. 20 lid 2 en 3 Wp en art. 36b Besluit personenvervoer 2000). 2714 Bijlage bij Kamerbrief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over Programma van Eisen voorgenomen concessie hoofdrailnet van 3 oktober 2022. Zie met name artt. 7, 32, 37, 47, 48 en 49 en bijlage 6, tabel 4. Ook hier is de gemeente Amsterdam geen decentrale overheid volgens de definitie 1n het PvE. Gedeputeerde Staten en de Vervoertegio Amsterdam zijn dat wel (zie art. 20 lid 2 en 3 Wp en art. 36b Besluit personenvervoer 2000). 75 Vergelijk Decisio, TwynstraGudde en inno-V in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Effecten van openbaar aanbesteden in het Openbaar Vervoer. Een overzicht van de ervaringen in de periode 2000-2020, 18 maart 2020, p. 39 en 69-70. 51 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens voor de oproep om ook ten aanzien van NS een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 30c Wp vast te stellen. 3.3.4 Soft law-instrumenten Het laatste instrument dat wij hier bespreken, zijn de zogenoemde soft law-instrumenten, die zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk van karakter kunnen zijn. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan convenanten, intentieverklaringen en maatschappelijke akkoorden.”* Het betreft geen vastomlijnde of wettelijk gedefinieerde begrippen.””” Afspraken vastgelegd in dergelijke soft law-instrumenten zijn meestal niet tn rechte afdwingbaar en zullen de gemeente Amsterdam daarom geen garanties kunnen bieden met betrekking tot de navolging van voorwaarden die zien op de verzamelen en/of het delen van sensorgegevens door private partijen.””® Wel kan de inzet van soft law-instrumenten een (positief) effect hebben op de bewustwording bij private partijen en op de algemene publieke opinte tn het voordeel van de betrokken private partijen. Zo bezien kan de inzet van soft law-instrumenten private partijen stimuleren om de fundamentele rechten van personen op wie hun sensorgegevens betrekking hebben, beter te beschermen. Een voorbeeld biedt het in 2019 tussen de gemeente Amsterdam en Uber gesloten ‘“Soctal Charter’. Daarin zijn onder meer afspraken opgenomen over het proactief delen van in overeenstemming met de APV geaggregeerde sensorgegevens met de gemeente Amsterdam (onder 6). 276 P.J. Huisman, ‘Maatschappelijke akkoorden en de Aanwijzingen voor convenanten: tijd voor een updatel’, Rege/Maat 2021, nr. 3, p. 210-229. 277 In de Aanwijzingen voor convenanten (Stort. 2003, 18) staat weliswaar een definitie van een convenant, maar deze Aanwijzingen zien alleen op afspraken die de centrale overheid maakt en zijn niet juridisch afdwingbaar. 278 Als deze afspraken wel in rechte afdwingbaar zijn, 1s waarschijnlijk materieel sprake van een overeenkomst. Vergelijk HR 13 maart 1981, ECLIEENL:HR:1981:AG4158 (Haviltex). 279 Zoals ook naar voren gebracht door meerdere geïnterviewde gemeentemedewerkers. Vergelijk H.E. Bröring & KJ. de Graaf (ted), Bestuursrecht 1, Systeem, bevoegdheid, bevoegdbeidsnitoefening, bandbaving, Den Haag: Boom juridisch 2022, p. 584; Astud Voorwinden & Sofia Ranchordás, Soft Law in City Regulation and Governance’, in: U. Morth, E. Korhea-aho en M. Elantomo (ted), Research Handbook on Soft Law, Edward Elgar Publishing 2022 (digitaal beschikbaar via https://doi.org/10.2139/ssrn.3978959) en Jorgen Schram, Henk den Uijl en Mark van Twist, Actuele kwestie, klassieke afweging. Een verkenning naar de governance van bet Nederlandse digitaliseringsbeleid, Den Haag: NSOB 2021, p. 36-37. 52 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 4 Bevindingen en aanbevelingen De centrale vraag in dit onderzoeksrapport luidde wat voor de gemeente Amsterdam de juridische mogelijkheden zijn om ten aanzien van de verzameling en het gebruik van gegevens die door private partijen met behulp van sensoren in de openbare ruimte worden verzameld, binnen het bestuurlijke instrumentarium aanvullende voorwaarden te stellen. Deze vraag valt uiteen tn twee deelvragen, te weten: biedt het huidige juridisch kader mogelijkheden voor de gemeente om meer bescherming te bieden aan de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens betrekking hebben? En: kan het juridisch kader de gemeente helpen om ten behoeve van de uitvoering van haar publieke taken — en in het verlengde daarvan, het belang van andere tn de stad opererende organisaties — toegang te verkrijgen tot private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte? Hiertoe hebben we in hoofdstuk 3 het relevante juridisch kader dat nodig is om deze deelvragen te beantwoorden weergegeven en per deelvraag geanalyseerd. In dit hoofdstuk vatten we per deelvraag de gevonden knelpunten en kansen uit hoofdstuk 3 samen en geven we per deelvraag enkele aanbevelingen die de gemeente in overweging zou kunnen nemen bij verdere beleidsvorming op deze twee deelvragen. 4.1 Betere bescherming van de fundamentele rechten 4.1.1 Knelpunten Wanneer een prtvate partij gegevens verwerkt en die gegevensverwerking raakt aan fundamentele rechten, waaronder het recht op privacy, dan is die gegevensverwerking in beginsel toegestaan, tenzij de formele wet daar beperkingen aan stelt. De verwerking van persoonsgegevens door prtvate partijen wordt bijvoorbeeld gereguleerd door de AVG en de Telecommunicattewet. In specifiek omschreven gevallen kan het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn. Uit de verdere analyse van de wetgeving komt naar voren dat de gemeente in beginsel geen rol toekomt bij het normeren van gegevensverwerkingen door prtvate parijen; die taak is primair belegd bij de formele wetgever. Gemeentelijke inzet van publiekrechtelijke instrumenten (verordening, vergunning, subsidie) moet terug te voeren zijn op een wettelijke grondslag. Wat betreft de handhaving van de AVG is primair een rol weggelegd voor de AP, al kan de gemeente meldingen doen over de omgang van persoonsgegevens bij de AP. In de analyse constateerden we verder dat de gemeentelijke Verordening meldingsplicht sensoren tot doel heeft meer zichtbaarheid te bieden in het aantal sensoren dat tn de stad aanwezig is, inclusief sensoren van ptivate partijen. De meldingsplicht ts niet vrijblijvend. Private partijen zijn verplicht kenbaar te maken welke gegevens (kunnen) worden ingewonnen. Daarnaast zijn zij, indten daarbij persoonsgegevens worden verwerkt, verplicht aan te geven op basis van welke wettelijke grondslag uit de AVG de persoonsgegevens worden verwerkt. Daarbij moeten zij een link naar hun privacy-beleid opnemen. Deze informatie komt in een openbaar register te staan, zodat gebruikers van openbare ruimten kunnen nagaan welke gegevens daar over hen worden ingewonnen. Met de Verordening meldingsplicht sensoren kan de gemeente op indirecte wijze bescherming van de fundamentele rechten aan burgers bieden. Een cruciale voorwaarde hierbij is dat de genoemde Verordening door alle partijen met sensoren in de openbare ruime wordt nageleefd en dat sensoren worden gemeld zoals voorgeschreven in het meldingsformulier van de gemeente; dat de Verordening wordt gehandhaafd wanneer het aan de naleving schort (bijvoorbeeld als blijkt dat partijen hun sensor niet of gebrekkig aanmelden); en dat het register wordt onderhouden (bijvoorbeeld doordat wijzigingen tn het gebruik van een sensor die gevolgen hebben voor hetgeen zij waarnemen, de duur van de waarneming, etc, tijdig worden doorgegeven aan de registerhouder). Handhaving kan lastúg zijn, omdat niet elke private sensor direct zichtbaar ts voor gemeentelijke handhavers. 53 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Het sensorenregister geeft, indien het accuraat is, burgers de mogelijkheid kennis te nemen van de tdentiteit van private partijen die mogelijk hun persoonsgegevens verwerken. Zij kunnen op basis van die informatie bijvoorbeeld besluiten hun AVG-betrokkenenrechten jegens de verwerkings-verantwoordelijke uit te oefenen 20 Zij kunnen eventuele klachten over niet-naleving van die rechten melden bij de AP. Met de invoering van de betrokkenenrechten in het EU-Handvest en in de AVG is een belangrijk instrument voor de rechtsbescherming van betrokkenen gecreëerd”! De EU-wetgever had de bedoeling de uitoefening van deze rechten eenvoudig en toegankelijk te maken voor betrokkenen. In de praktijk blijkt echter dat betrokkenenverzoeken zelden leiden tot betekenisvolle informatie voor betrokkenen of tot (betere) naleving van de AVG door de verwerkingsverantwoordelijke in kwestie. Dit heeft te maken met problematische naleving door verwerkingsverantwoordelijken?®? en vaak ook met de afwezigheid van expertise, kennis, tjd en middelen bij betrokkenen. Het indienen en effectueren van een betrokkenenverzoek kan maanden duren en veel correspondentie in vaktaal en (andere) bureaucratische obstakels met de verwerkingsverantwoordelijke met zich meebrengen.” De effectieve uitoefening van betrokkenenrechten blijkt in de praktijk aldus weerbarstig, al kan de WAMCA hier mogelijk betere perspectieven bieden. 4.1.2 Aanbevelingen Maak de link naar het meldingsformulier goed vindbaar De gemeente Amsterdam is na een ‘wenperiode’ voornemens de Verordening meldingsplicht sensoren te gaan handhaven. Het meldformulier is nu echter nog niet goed vindbaar. Het verdient aanbeveling om het te hechten aan het portaal waar het register kan worden ingezien en op andere plaatsen die door de betrokken partijen regelmatig worden bezocht. Van belang 1s dat de betrokken partijen die straks verplicht worden te melden, snel terecht kunnen bij het meldingsformulier en bij andere relevante informatie. Overweeg het ondersteunen van collectieve uitoefening van betrokkenenrechten Zoals gezegd blijkt de effectieve uitoefening van betrokkenenrechten in de praktijk weerbarstg. Niettemin doemen nieuwe perspectieven op die een meer kansrijke uitoefening en daarmee mogelijk een betere naleving van deze rechten (en in het verlengde daarvan de AVG) kunnen bewerkstellingen. Het sensorenregister kan daarbij meer indirect van betekenis zijn. De waarde en effectiviteit van betrokkenenrechten kunnen met name tot uitdrukking komen wanneer die rechten gezamenlijk worden uitgeoefend.28* Wanneer betrokkenenrechten collectief en dus op schaal worden uitgeoefend, is de kans groter dat ze kwestieuze praktijken en miet-naleving van de AVG en andere fundamentele rechten onthullen. Zo hebben recentelijk enkele NGO’s en ad hoc burgerrechtbewegingen de uitoefening van betrokkenenrechten, waaronder het inzagerecht, in collectief verband gecoördineerd. Campagnevoerders 1n Duitsland hebben bijvoorbeeld strategisch en in collectief verband gebruikgemaakt van betrokkenenrechten om discriminerende algoritmes bij de berekening van 280 Respectievelijk artt. 15 en 17 AVG. 81 Respectievelijk art. 8 lid 2 EU-Handvest; art. 12 — 22 AVG. Zie ook G. Gonzáles Fuster, The emergence of Personal Data Protection as a Fundamental Rigbt of tbe EU (Law, Governance and Technology Series, Springer 2014), p. 194; O. Lynskey, The fonndations of EU Data Protection Law (Oxford Studies in European Law, OUP 2016), 11. 82 T. Ausloos & P. Dewitte, Shattering One-way mitrors — data subject rights in practice’ (2018) International Data Privacy Law (8) 4; Prrvacy International, ‘Our complaints against Axciom, Criteo, Eqnifax, Experian, Oracle, Qnantvast, Tapad’, Rapport 8 november 2018, https://privacyinternational.org/advocacy/2426/our-complaints-against-acxtom-criteo-equifax- experian-oracle-quantcast-tapad, bezocht op 29 augustus 2022. 283 R. Mahieu, H. Ashgari en M. van Eeten, ‘Collectively exercising the right of access: individual effort, societal effect” (2018) Internet Policy Review 1 284 Mahieu e.a, ‘Collectively exercising, the right of access: individual effort, soctetal effect’ (2018) Internet Policy Review 1. 54 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens kredietscores aan het licht te brengen? Een andere NGO kreeg met een vergelijkbare methode zicht op de niet-naleving van werknemersrechten? Op basis van de antwoorden van de verwerkingsverantwoordelijke in reactie op de betrokkenenverzoeken, kon de coördinerende NGO inzicht verkrijgen in de werkwijze van de betreffende verweringsverantwoordelijke. Zonder coördinatie van de betrokkenverzoeken door een NGO waren deze praktijken waarschijnlijk onder de radar gebleven, omdat deze tn individuele betrokkenenverzoeken nauwelijks of miet te detecteren zijn. Daarnaast vereisen analyses van een groot aantal inzageverzoeken specialistische kennis, die bij gespecialiseerde organisaties voorhanden is. Coördinatie van collectieve betrokkenenverzoeken door het maatschappelijk middenveld kan aldus effectief zijn bij het detecteren van niet-naleving van de AVG. Betrokkenenrechten zijn in hun doelstelling tmmers niet gebonden aan een AVG-doelstelling.” In het verlengde hiervan zou de gemeente kunnen overwegen organisaties te steunen (subsidiëren) die zich willen toeleggen op het collectief uitoefenen van betrokkenenrechten. Laat onderzoeken hoe naleving en handhaving van sensorenregisters kan worden verbeterd Het succes van het sensorenregister als instrument om de naleving van de AVG en daarmee ook het bredere mensenrechtelijk kader te borgen, hangt mede af van de mate waarin het register wordt nageleefd en gehandhaafd. Omdat sensoren niet altijd zichtbaar zijn en omdat het aan partijen zelf is een sensor te melden, zal de gemeente moeten nadenken over effectieve handhaving. Op dit moment kan de gemeente Amsterdam de verplichtingen die voortvloeien uitt de Verordening meldingsplicht sensoren bestuursrechtelijk handhaven door middel van het opleggen van een last onder bestuursdwang of onder dwangsom. Naast Amsterdam zijn meer gemeenten bezig met het opzetten van een sensorenregister. Aandacht voor de naleving en handhaving op nationaal ntveau kan helpen bij de bewustwording van ‘meldingsplichtige’ partijen.?*® Dit kan met name van bang zijn voor partijen die mobiele sensoren exploiteren die in openbare ruimten van verschillende gemeenten operationeel zijn. Mogelijk kan daarbij worden meegenomen onder welke voorwaarden niet-naleving strafbaar zou moeten worden, indien en voor zover strafbaarstelling wenselijk wordt geacht. De gemeente Amsterdam kan samen met andere gemeenten, die waarschijnlijk met vergelijkbare vragen en onzekerheden rondom de naleving en handhaving zullen moeten omgaan, door wetenschappers en/of de regering en haar adviesorganen laten onderzoeken of beleid en/of wetgeving ten behoeve van de naleving en handhaving op landelijk ntveau zou kunnen bijdragen aan de verbetering van de naleving. 85 OpenSCHUFA — Shedding Light on Germany's Opaque Credit Scornge’, AfgorithmWatch 22 mer 2017, https:/ /algorithmwatch.org/en/openschufa-shedding-light-on-germanys-opaque-credit-scoring-2, bezocht op 17 augustus 2022; R. Mahieu & J. Ausloos, Recognising and Enabling the Collective Dimension of the GDPR and the Right of Access’ ArXiv, 2 July 2020, https://osf.io/ preprints/lawarxiv/b5dwm/, bezocht op 28 augustus 2022; L Kelion, ‘Amazon’s Ring logs every doorbell press and app action’, BBC News 4 maart 2020 https://www.bbe.com/news/technology-51709247; L. Kelion, ‘Amazon: Why Amazon knows so much about you’, BBC News, blog 2020, https:/ /bbc.co.uk/news/extra/ CLQYZENMBI/amazon-data, bezocht op 28 augustus 2022. 286 Zo kon een NGO (onder meer Workers Info Exchange) op basis van informatie uit inzageverzoeken die waren gedaan door een grote groep taxichauffeurs een analyse opmaken over de wijze waarop hun werkgever (Ola en Uber) gebruik maakte van hun persoonsgegevens en algorittmische besluitvorming; zie J. Toh, Empowering Workers Through Digstal Rights’, Digital Freedom Fund, 30 April 2021, https:/ /digitalfreedomfund.org/empowering-workers-through-digital-rights/ bezocht 18 maart 2022; zie ook Rb AMS 11 maart 2021, ECLENL:RBAMS:2021:1020. 287 Rb AMS 11 maart 2021, ECLIENL:RBAMS:2021:1020; J. Ausloos, R. Mahieu & M. Veale, ‘Getting Data Subject Rights Right. A Submission to the European Data Protection Board from International Data Rights Academics, to Inform Regulatory Guidance (2020) 10 Joumal of International Property, Information Technology and Electronic Commerce Lam (JIPITEC). 88 Zie bijvoorbeeld Interprovinciaal Overleg (IPO), “Gezamenlijke oproep ontwikkeling landelijk sensorenregister’, 20 junt 2022, https://wwwapo.nl/lobby/gezamenlijke-oproep-ontwikkeling-landelijk-sensorenregister/; VNG, ‘Gemeenten starten meteen algortme- en sensorenregister’, 15 juni 2022, https:/ /vne.nl/nieuws/gemeenten-starten-met-een- algorttme-en-sensorenregister en Sensorenregister NL, een initiatief van het Kadaster (2020) waarbij meer gemeenten zich hebben aangesloten, en dat een nationaal gestandaardiseerd sensorenregister nastreeft (zie https:/ /www.dieitaleoverheid.nl/innovatieproject/sensorenregister-nl/) alle bezocht op 28 november 2022. 55 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens Zoek binnen het bestaande wettelijk kader ruimte om te experimenteren De inzet van vrijwel alle bestuurlijke instrumenten vereist ten eerste proportonalteit van de etsen met betrekking tot de naleving van fundamentele rechten, indien de gemeente dergelijke eisen wil opnemen als voorwaarde voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een vergunning. Daarnaast vereist de inzet van die instrumenten een duidelijk en nauw verband tussen die eisen en het achterliggende doel van de inzet van het instrument (connexitett). Daarbij geldt in het algemeen dat de drempels voor het opleggen van eisen met betrekking tot de naleving van fundamentele rechten, lager zijn dan voor het opleggen van eisen met betrekking tot B2G-gegevensdeling. De gemeente dient, gelet op de vereiste proportonakteit, connexitett en de noodzaak van een specifieke wettelijke grondslag, het opleggen van eisen met betrekking tot het naleven van de fundamentele rechten op weloverwogen wijze te doen. Zij zou daarbij echter niet bang moeten zijn om te experimenteren. Hier kan “regulatory sandboxing’ wellicht mogelijkheden bieden om te verkennen welke ruimte de gemeente heeft. Of en welke expertmenteerruimte bestaat ts niet op voorhand te zeggen, aangezien die ruimte afhangt van de specifieke context van de regelgeving. 4.2 B2G-gegevensdeling en gegevensdeling met derden 4.2.1 Knelpunten Uit de analyse van het fundamenteelrechtelijke kader komt naar voren dat B2G-gegevensdeling en verwerkingen van die gegevens alleen kunnen plaatsvinden als daarvoor een specifieke wettelijke grondslag bestaat, wanneer de betrokken gegevens raken aan fundamentele rechten van burgers en private partijen en/of wanneer het om persoonsgegevens gaat. Ook de analyse van de Awb en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur? tn $3.3 laat zien dat de gemeente weinig ruimte toekomt om B2G-gegevensdeling met behulp van een in een verordening of vergunning neergelegde verplichung te effectueren, indien de eerdergenoemde wettelijke grondslag afwezig ts. Ook het subsidie-instrument lijkt de gemeente niet veel ruimte te bieden voor B2G-gegevensdeling zonder wettelijke grondslag. Wanneer persoonsgegevens bij een B2G-gegevensdeling in het geding zijn, moet de gemeente (en ook de private party) voldoen aan alle verplichtingen die de AVG aan verwerkingsverantwoordelijken oplegt, waarbij tevens in het oog springt dat wanneer de gemeente een private partij een opdracht geeft een gegevensbestand te maken waarin zich geen persoonsgegevens (meer) bevinden, maar waarvoor wel persoonsgegevens werden gebruikt, de gemeente optreedt als verwerkingsverantwoordelijke voor het betreffende bestand. In situaties waarin private partijen vrijwillig gegevensbestanden zonder persoonsgegevens (of andere gegevens waarop rechten rusten) deelt met de gemeente, moet zorgvuldig worden nagegaan wat de rol van de gemeente ten aanzien van het betreffende gegevensbestand 1s, al ligt gemeentelijke gegevensverantwoordelijkheid hier minder snel voor de hand. Wanneer de gemeente het verkregen, geanonimiseerde gegevensbestand na ontvangst koppelt aan andere gegevensbestanden, rust op haar de zorgvuldigheidsplicht om na te gaan of zich niet alsnog tot personen herleidbare gegevens in het met haar gedeelde bestand bevinden. Gemeenten lijken soms de overtuiging te hebben dat gegevens verzameld in de openbare ruimte het karakter van een publiek goed hebben en daarmee “van ons allemaal” zijn, mits het geen persoonsgegevens zijn. Vanutt die optiek kan meer algemeen de wens bestaan om zoveel mogelijk gegevens open te (laten) stellen met het oog op innovatie binnen de gemeentegrenzen. De gemeente dient bij het delen van private sensorgegevens echter rekening te houden met de legitieme rechten en belangen van de betrokken private partijen, waaronder intellectuele eigendomsrechten en de bescherming van 289 Meer specifiek het legaliteitsbeginsel, het specialiteitsbeginsel en het verbod van détournement de pouvoir. 20 Art. 3.2 en 3.4 lid 2 Awb. 56 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens handelsgehetmen, en met het feit dat er geen wet- en regelgeving is die een dergelijk ‘publiek eigenaarschap’ van gegevens erkent. De Databankenwet (en het auteursrecht), de Wet bescherming bedrijfsgeheimen, de onlangs tn werking getreden Wet open overheid, de Richtlijn open data en de Wet hergebruik van overheidsinformatie (waarin de Richtlijn open data momenteel wordt geïmplementeerd) stellen meer specifieke eisen aan B2G- gegevensdeling en meer specifiek het verder delen van de verkregen gegevens door de gemeente. Uit de analyse komt naar voren dat het verder delen tn beginsel mogelijk ts, maar dat de gemeente telkens na dient te gaan of de bescherming van bedrijfsgeheimen en intellectuele eigendomsrechten en/of de bescherming van persoonsgegevens die door de gegevensverwerking kunnen worden geraakt, op passende wijze worden geborgd. De Datagovernanceverordening ts relevant voor zover de gemeente overweegt de via B2G- gegevensdeling verkregen gegevens verder te delen, maar voegt geen nieuwe eisen toe aan de eisen omtrent het delen van gegevens uit de Richtlijn open data. De concept-Dataverordening staat een verplichting voor B2G-gegevensdeling toe in drie sttuaties, die uitwerking geven aan de uitzonderlijke noodzaak tot gegevensdeling. De derde situatie — de vaststelling van wetgeving om gegevens beschikbaar te stellen voor B2G-gegevensdeling — biedt indirect aanknopingspunten voor de gemeente: de formele wetgever zal hiertoe bestaande wetgeving moeten uitwerken of inttiatteven voor nieuwe wetgeving moeten nemen. De concept- Dataverordening legt voor B2G-gegevensdeling tn de huidige verste geen algemeen materieel normenkader vast. Dat betekent dat voor het materiële normenkader vooralsnog de huidige wetgeving zoals die tn $3 is geschetst, als uitgangspunt moet worden genomen en dat mogelijke rechtsonzekerheid over de precieze toepassing van het wettelijk kader met de komende Dataverordening (nog) niet wordt weggenomen. Afrondend is B2G-gegevensdeling een relatief nieuw fenomeen waarvoor nog geen coherent en materieel omvattend wettelijk kader bestaat. De concept-Dataverordening lijkt een dergelijk kader ook (nog) niet te bieden. De gemeente ts nu aangewezen op de toepassing van een mozaïek van (sectorale) wetten, waarbij het nu eerder toeval lijkt of B2G-gegevensdeling wettelijk ts geregeld of niet. Om deze redenen ís het voor de gemeente belangrijk meer duidelijkheid en inzicht te verkrijgen in sttuaties waarin B2G-gegevensdeling ts toegestaan en onder welke voorwaarden B2G-gegevensdeling kan plaatsvinden. Om de gemeentelijke slagkracht bij verplichte B2G-gegevensdeling te vergroten ts ingrijpen door de Nederlandse en/of Europese wetgever noodzakelijk. 4.2.2 Aanbevelingen Onderzoek of en waar nieuwe wettelijke grondslagen nodig zijn Zonder specifieke wettelijke grondslag bieden de besproken (concept-)wetgeving en bestuurlijke instrumenten de gemeente op dit moment een beperkt handelingsperspectief bij B2G-gegevensdeling. Vrijwillige B2G-gegevensdeling in het kader van publiek-private samenwerking of op basis van contracten ts binnen het geschetste wettelijk kader eveneens beperkt mogelijk. Om het perspectief voor B2G- gegevensdeling te verbreden naar diverse sectoren ís ingrijpen door de formele Nederlandse en/of EU- wetgever dus noodzakelijk, al dan miet gesteund door een regierol van de betrokken minister(s). De gemeente kan onderzoek (laten) verrichten naar welke wetgeving op dit moment al mogelijkheden biedt voor B2G-gegevensdeling. We gaven al aan dat artikel 30c Wp een opening biedt voor een verplichte medewerking door prtvate partijen aan een specifiek type B2G-gegevensdeling. De gemeente zou bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat kunnen aandringen op uitvoering van deze in de wet neergelegde mogelijkheid. Daarnaast zou de gemeente kunnen laten onderzoeken of dergelijke openingen in andere wettelijke bepalingen voorhanden zijn of kunnen laten onderzoeken bij welke wettelijke bepalingen een dergelijke opening noodzakelijk zou zijn. Tegelijkertijd zou de wetgever ook moeten voorkomen dat een gefragmenteerd beeld ontstaat van situaties waarin B2G-gegevensdeling wel of niet 1s toegestaan en hierop beleid moeten ontwikkelen, zodat wetgeving op dit punt wat meer voorspelbaar wordt 57 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens (zie ook hierna de volgende aanbeveling, waarin wordt aanbevolen aan te dringen op coherente EU- wetgeving rondom B2G-gegevensdeling). Wanneer bestaande wetgeving geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of B2G-gegevensdeling in een bepaald geval toelaatbaar ts, kan de gemeente overwegen over te gaan tot “regulatory sandboxing’, waarbij zij een gecontroleerde testomgeving creëert om te onderzoeken of een bepaalde wet voor een specifieke B2G-gegevensdeling openingen met voldoende waarborgen biedt (of zou moeten bieden). Een dergelijke experimenteeromgeving vereist een zorgvuldige en doordachte voorbereiding en opzet, gelet op het belang van onder meer de betrouwbaarheid van het experiment en op de (borging van de) van de betrokken belangen van de gemeente, bedrijven en burgers”! Dring aan op verduidelijking van het wetgevend kader voor B2G-gegevensdeling in de Dataverordening Meer rechtszekerheid rondom B2G-gegevensdeling ts, gelet op de groeiende belangstelling tn B2G- gegevensdeling en de rechten, de belangen en de machtsverhoudingen die met B2G-gegevensdeling (en verdere deling) gemoeid kunnen zijn, urgent en noodzakelijk. De concept-Dataverordening pakt deze handschoen echter (nog) niet op. Daarmee laat de EU-wetgever een belangrijke kans liggen, namelijk de gelegenheid voorwaarden te creëren voor een wetsconforme, maatschappelijk aanvaardbare en succesvolle B2G-gegevensdeling en om de machtsverschillen aan te pakken tussen de publieke sector en (grote) bedrijven, die aan B2G-gegevensdeling ten behoeve van een betere vervulling van de publieke taak in de weg staan. Hoewel de concept-Dataverordening B2G-modellen (zoals de aankoop van gegevens, vrijwillige B2G-gegevensdeling en publiek-private samenwerkingsovereenkomsten) en nationale wetgeving die B2G- gegevensdeling reguleert niet verbiedt, bevat de concept-Dataverordening geen regelgeving of beginselen om transacties rondom B2G-gegevensdeling billijker te maken voor de publieke sector. In plaats daarvan laat de concept-Dataverordening rechtsonzekerheid rondom belangrijke concepten voortbestaan, zoals bij de definstie van de “taak van algemeen belang’, waardoor verdere ontwikkeling van B2G-gegevensdeling ten behoeve van taken van algemeen belang mogelijk wordt belemmerd.” Ook kan afwezigheid van materiële normen en beginselen misbruik in de hand werken (zoals het vragen van hoge prijzen voor B2G- gegevensdeling tn een monopolistische markt), omdat er geen beperkingen lijken te bestaan. De gemeente Amsterdam zou in samenwerking met andere gemeenten kunnen overwegen bij de namens Nederland onderhandelende departementen en bij het Europees Parlement te wijzen op de noodzaak van wettelijke regulering, die met een meer uitgewerkt juridisch en materieel-normatef kader meer rechtszekerheid kan bieden bij B2G-gegevensdeling, zodat rechtsonzekerheid over B2G- gegevensdeling bij gemeenten en anderen (private partijen, burgers, betrokkenen) zoveel mogelijk kan worden weggenomen. Ook kan de gemeente onderzoeken of zij samen met gelijkgestemde gemeenten in de EU kan optrekken richting het Europees Parlement. Nederlandse gemeenten moeten zich er overigens van bewust zijn dat uit de publieksconsultatte van de concept-Dataverordening naar voren is gekomen dat de industrie geen voorstander is van bindende regels rond het delen van B2G-gegevens, en dat het Nederlandse standpunt over B2G-gegevensdeling tot nu toe terughoudend 15. Zoek binnen het bestaande wettelijk kader ruimte om te experimenteren De inzet van vrijwel alle bestuurlijke instrumenten vereist zoals gezegd proportonaliteitt van de eisen met betrekking tot het verzamelen en/of delen van pttvate sensorgegevens, alsmede een duidelijk en nauw verband tussen die eisen en het achterliggende doel van de inzet van het instrument (connexiteit). Bij de 1 Zie over de mogelijkheden en valkuilen bij “regulatory sandboxes’ onder meer S. Ranchordás, Sunset Clanses and Experimental Legislation: Blessing of Curse for Innovation? (diss. Tilburg), Zutphen: Koninklijke Wöhrmann 2014; M. Finck, Blockchains: regulating the unknown (2018) German Law Journal 19(4) p. 677, M.A. Heldeweg, Experimental legislation concerning technological & governance innovation — an analytical approach’ (2015) The Theory and Practice of Legislation 3(2) en M.J. Jacobs, Experimentele wetgeving (Oratie VU). Wolters Kluwer: 2018. 92 Art. 14 lid 1 concept-Dataverordening. 58 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens inzet van publiekrechtelijke instrumenten 1s een specifieke wettelijke grondslag noodzakelijk. De gemeente dient, gelet op de vereiste proportionaliteit, connexiteitt en de noodzaak van een specifieke wettelijke grondslag, het opleggen van eventuele etsen met betrekking tot het verzamelen en/of delen van private sensorgegevens op weloverwogen wijze te doen, maar daarbij zou zij niet bang moeten zijn om te experimenteren. Ook hier kan “regulatory sandboxing’ wellicht mogelijkheden bieden. De interviews met bedrijfsmedewerkers wijzen immers uit dat niet alleen bilateraal, maar ook unilateraal ingrijpen tot positieve ervaringen voor zowel de gemeente als private partijen kan leiden. Uit de interviews met gemeentemedewerkers en bedrijfsmedewerkers komt met andere woorden geen duidelijke voorkeur naar voren voor untlaterale of bilaterale bestuurlijke instrumenten. Die voorkeur is tmmers contextafhankelijk. Zo zijn geïnterviewde bedrijfsmedewerkers die te maken hebben gekregen met een vergunningstelsel (een unilateraal instrument), daar over het algemeen positief over. Deze route lijkt met name aangewezen bij ‘nieuwe’ marktpartijen, die een dienst aanbieden die mede afhankelijk is van een goede inrichting van de openbare ruimte. Anderzijds zijn ook bedrijfsmedewerkers die betrokken zijn bij indtviduele overeenkomsten met de gemeente over het verzamelen en/of delen van sensorgegevens (een bilateraal instrument), daar gematigd positief over. Deze route zet de gemeente met name tn bij private partijen die een publieke dienst aanbieden, waaronder vervoerders, en bij gevestugde private partijen waarvan de bedrijfsvoering voor een belangrijk deel 1s gestoeld op de verzameling van sensorgegevens, maar niet per se op een goede inrichting van de openbare ruimte. Let wel: uit dit onderzoek kan geen causaal verband worden afgeleid. Dat wil zeggen dat vooralsnog niet kan worden geconcludeerd dat marktpartijen zich welwillend opstellen jegens de gemeente als het om het delen van sensorgegevens gaat, omdat de gemeente unilateraal of juist bilateraal heeft gehandeld om die sensorgegevens te verkrijgen of omdat het gaat om een nieuwe of juist meer gevestigde marktpartij en het type dienstverlening dat zij aanbiedt. Gebruik naast de DPIA het IAMA voor het inschatten van risico’s bij B2G-gegevensdeling Voor de beoordeling of zich risico’s voor persoonsgegevens voordoen bij een specifieke B2G- gegevensdeling, zal de gemeente in veel gevallen een DPIA moeten verrichten. Zij zou ook kunnen overwegen naast de DPIA het IAMA te gebruiken. Het TAMA sluit in opzet aan bij de DPIA en onderzoekt niet alleen risico’s voor de verwerking van persoonsgegevens en privacy, maar biedt ook zicht op risico’s voor andere grondrechten als gevolg van B2G-gegevensdeling. Het LAMA beoogt overheden tn staat te stellen in het ontwerp- en ontwikkelstadium van een voornemen tot B2G-gegevensdeling na te gaan of deze gegevens conform het fundamenteel-rechtelijk kader kunnen worden verwerkt. Het LAMA biedt een praktisch kader: het legt uit hoe de gemeente kan nagaan of het gebruik van de techniek noodzakelijk, evenredig en subsidiair is en geeft voorbeelden van maatregelen om restristco’s te mitigeren. 59 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 5 Achtergrond bij de interviews Voor dit onderzoek werden ín totaal 14 semigestructureerde interviews afgenomen, waarvan 8 interviews met medewerkers van de gemeente Amsterdam en 6 interviews met medewerkers van bedrijven (waarvan één voormalig medewerker). De interviews vonden vanwege de toetertijd geldende coronamaatregelen grotendeels online (met behulp van MS Teams) plaats; enkele interviews werden live afgenomen. Gemiddeld duurde een interview tussen de 30 en 60 minuten; de interviews werden afgenomen door twee personen. Indien de geïnterviewde daarmee instemde, werd een geluidsopname gemaakt die naderhand ook kon worden getranscribeerd. Het transcript van elk interview werd gepseudomimiseerd en vervolgens naar de geïnterviewde gestuurd, zodat deze zijn of haar antwoorden kon herzien, redigeren, verduidelijken of corrigeren. Voor zover de te interviewen personen geen toestemming gaven voor de opname en de transcriptie, werd afgesproken dat de interviewers in plaats van een geluidsopname aantekeningen konden maken tijdens het interview. In die gevallen werden de door de interviewers gemaakte aantekeningen met de geïnterviewde gedeeld, zodat de geïnterviewde deze zo nodig kon aapassen. Voorafgaand aan het interview werden de te interviewen personen middels een daartoe geprepareerde informatiebrief op de hoogte gesteld van de inhoud en het doel van het onderzoek, de interviewprocedure en de identiteit van de interviewers. De te interviewen personen verleenden middels een toestemmingsformulter toestemming voor het afnemen van het interview, de opname en het laten transcriberen van de (gepseudonimiseerde) geluidsopname naar tekst door een transcriptieservice. De informatiebrief en het toestemmingsformulier zijn voorafgaand aan de interviews goedegekeurd door de Ethische Commissie van de Faculteit der Rechtsgelerdheid van de Universiteit van Amsterdam. Met alle geïnterviewden werd afgesproken dat zij konden meewerken op basis van anonimiteit. Dit houdt 1n dat de antwoorden in het onderzoeksrapport en tn communicatie richtng derden niet aan een naam, bedrijf of afdeling werden gekoppeld, om te voorkomen dat deze tot de geïnterviewden herleidbaar zouden kunnen zijn. Aan gemeentemedewerkers en aan bedrijfsmedewerkers werden vragen gesteld die met name gericht waren op het verkrijgen van een beter beeld van de pratijk bij de tweede onderzoeksvraag, omdat er over de praktijk van het B2G-gegevensdelen relatief weinig bekend is — zo is niet eerder uitgezocht welke juridische knelpunten en onzekerheden zich tn de praktijk kunnen voordoen en welke noodzaak (gemeentemedewerkers) voor en welke bereidheid (bedrijfsmedewerkers) bestaat tot B2G-gegevensdeling. De beantwoording van de vragen is tevens relevant voor de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag, omdat de geschetste praktijk een tmpresste geeft van de (beperkingen van het) juridisch kader met het oog op het beter beschermen van de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens betrekking hebben. 60 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 6 Geraadpleegde bronnen Literatuur -__Z. Allam, Cities and the Digital Revolution: Aliening Technology and Humanity Palgrave Macmillan: London, UK, 2020. -_J. Ausloos & P. Dewitte, Shattering One-Way Mirrors — Data Subject Access Rights in Practice” (2018) 8 International Data Privacy Law 4. -_J. Ausloos, R. Mahieu & M. Veale, ‘Getting Data Subject Rights Right. A Submission to the European Data Protection Board from International Data Rights Academies, to Inform Regulatory Guidance (2020) 10 Journal of International Property, Information Technology and Ekectronie Commerce Lam (JIPITEC). -__W. Bantema, ‘De locale Facebookpagina als café. Een discussie over het bestaan van publieke plaatsen op het internet en de regulering daarvan’, (2020) Bestuurswetenschappen 14(2). -__E. Baumer, “Toward human-centered algorithm design’ (2017) Big Data &* Society (2). -__B. Bodo & H. Janssen, Maintaining trust in a technologtzed public sector (2022) Poficy &* Society 41(3). -__H.E. Bröring & KJ. de Graaf (ted), Bestuursrecht 1. Systeem, bevoegdbeid, bevoegdheidsnitoefening, handhaving, Den Haag: Boom juridisch 2022. -__J.G. Brouwer & A.E. Schilder, ‘Over een controversiële conflictregel. Verordening vervallen: fatale vergissing”, in: L.W. Verboeket e.a. (red), Bestuursrecht in het echt. Vriendenbundel voor prof. mr. drs. Willemien den Ouden, Deventer: Wolters Kluwer 2021. -__M. Bovens & S. Zourdis, ‘From street-level to system-level bureaucracies: How information and communication technology 1s transforming admintstratuve discretion and constitutonal control’ (2002) Public Administration Review 62(2) 174. -__J. Cobbe, M. Seng Ah Lee, H. Janssen, J. Singh. ‘Centring the law 1n the digital state’ (2020) IEEE Computer 54. -_J. van Dijck, T. Poell en M. Janssen, The Platform society. Public values in a connected world. Oxford Untversity Press: 2018. -_M.J.J.M. Essers en C.A.M. Lombert, Aanbestedingsrecht voor overheden. Naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid, N akmedianet: Deventer 2017. -__L. Fang, ‘Debt collectors fight privacy advocates over limits for automated licence plate readers’, Te Intercept (8 met 2015). -_M. Finck, ‘Blockchains: regulating the unknown’ (2018) German Law Journal 19(4) p. GTT. -_M. Galie Surveillance and privacy in smart cities and living labs: Conceptualising privacy for public space. (Diss. UvT 2019), Optma Grafische Communicatie, Rotterdam: 2019). -__G. González Fuster, The Emergenee of Personal Data Protection as a Fundamental Right of the EU. Springer Sctence & Business 2014. -__M.A. Heldeweg, ‘Experimental legislation concerning technological & governance innovation — an analytical approach’ (2015) The Theory and Practice of Legislation 3(2). -__ P.J. Huisman, ‘Maatschappelijke akkoorden en de Aanwijzingen voor convenanten: tijd voor een updatel’, Rege/Maat 2021, nr. 3. -__ Pf. Huisman en F.J. van Ommeren, Hoofdstukken van privaatrechtelijk overbeidsbandelen. Publiekrechtelijke en privaatreohtelijke rechtspersonen op de grens van publiek- en privaatrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019. -__MJ. Jacobs, Experimentele wetgeving, oratie VU, Deventer: Wolters-Kluwer 2018. -__CJ.H. Jansen, “Toepassing van de beginselen van behoorlijk bestuur door de Nederlandse burgerlijke rechter”, in: De polsstok van de beginselen van behoorlijk bestnur. Export en reflexwerking?, Nijmegen: Wolf Publishers 2021, p. 47-81. 61 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens -__H. Janssen, ‘An approach for a fundamental rights tmpact assessment to automated deciston-making (2020) International Data Privacy Law 10(1). -__H. Janssen, J. Cobbe, C. Norval en J. Singh, Decentralised data processing. Personal data stores and the GDPR (2020) International Data privacy Law 10(4). -__T. Kamara & P. de Hert, Understanding the Balancing Act Behind the Legitimate Interest of the Controller Ground: A Pragmatic Approach’, Brussels Privacy Hub, Vol. 4, No. 12, August 2018. -__E. Keymolen, M. Noorman, B. van der Sloot, C. Cuijpers en B-J. Koops, Op het eerste gezicht. Een verkenning van gezichtsberkenning en _privacyrisico’s in horizontale relaties. Studie verricht tn opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2020). -__ AK. Koekkoek, De Grondwet: een systematisch en artikelsgewijs commentaar, derde druk, Deventer 2000. -__H. van Kolfschooten c.s, Juridisch instrumentarinn voor een gezonde voedselomgeving in de stad, Universiteit van Amsterdam 2020. -__O. Lynskey, The foundations of EU Data Protection Law (Oxford Studies in European Law, OUP 2016). -_R. Mahieu, H. Ashgart en M. van Eeten, ‘Collectvely exercising the right of access: individual effort, societal effect’ (2018) Internet Policy Review 1. -__R Mahieu & J Ausloos, ‘Recognising and Enabling the Collecttve Dimension of the GDPR and the Right of Access’ ArXi, 2 July 2020, https://osf.io/ preprints /lawarxtv/b5dwm/. -__J. Meraille. “Inclustve smart cities: beyond voluntary corporate data sharing’ (2021) Sustainability 8135. -__G. Nest, Defining and assessing the transformational nature of smart city governance: insights from four European cases’, (2020) International Review of Administrative Sciences 30. -__C. Nevejan, City science for urban challenges, Pilot assessment and future potential of the City science Initiative 2019-2020, 46. -__À. Nijboer, Smart €” Leefbaar — Belangen borgen in de digitatiserende gemeente (digitaal beschikbaar via www.future-cíty.nl/smartenleefbaar /). -__EJ. van Ommeren, ‘Concessies 2.0: de concessie op de grens van de vergunning, de overheidsopdracht en de subsidie’, NTB 2020/257. -_R. Ortlep & V.A. van Waarde, ‘Revolverend publiek geld in het echt! Dienstbaar tn alle mogelijke soorten en maten?” tn: L.W. Verboeket e.a. (red), Bestuursrecht in het echt. Vriendenbundel voor prof. mr. drs. Willemien den Ouden, Deventer: Wolters Kluwer 2021. -__W. den Ouden, MJ. Jacobs & J.E. van den Brink, Subsidierecht (Mastermonagrafieën staats- en bestuursrecht), Deventer: Wolters Kluwer 2021. -__C. Prins, Rutte IV: toezichtreflex en Autoriteit Persoonsgegevens’, NJB 2022/233. -__S. Ranchordás, Sunset Clanses and Experimental Legislation: Blessing of Curse for Innovation? (diss. Tilburg), Zutphen: Koninklijke Wöhrmann 2014. -__H. Reamer Anderson, “The mythical right to obscurity: a pragmatic defense of no prtvacy in public’, (2012) 1/S A Journal of Law and Policy for the Information Society, 7(3). -__G. Ritsema van Eck, Privacy and participation in public data protection issnes of erowdsonreed surveillance (diss. RUG 2021). -___À.E. van Rooij, Orde in het semi-publieke domein: particuliere en publiek-private orderegulering in juridisch perspectief (diss. Amsterdam VU), Den Haag: Boom juridisch 2017. -_{T. Scassa, ‘Sharing data in the platform economy: a public-interest argument for access to platform data’ (2017) UBC Law Review 50(4). -_ Jorgen Schram, Henk den Uijl en Mark van ‘T'wist, Actuele kwestie, Rlassieke afweging. Een verkenning naar de governance van bet Nederlandse digitaliseringsbeleid, Den Haag: NSOB 2021. -_RJ.N. Schlössels, De beginselen van behoorlijk bestuur bij privaat bestuur’. Algemene normen, gevarieerde rechterlijke toetsing en organtsatorische breuklijnen’, in: De polsstok van de beginselen van behoorlijk bestuur. Export en reflexwerking?, Nijmegen: Wolf Publishers 2021, p. 11-45. 62 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens -__B. Schueler e.a, Evaluatie van een drietal versnellingsinstrumenten nit de Awb, Ossterwijk: WLP 2013. -_ CH. Sieburgh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 6. Verbintenissenrecht. Deel III Algemeen overeenkomstenrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2022 (Asser/Steburgh 6-III 2022). -__L Susha, Á. Grönlund, R. van Tulder, Data driven social partnerships: Exploring an emergent trend in search of research challenges and questions’, (2019) Government Information Quarterly 36. -__M. Veale & 1. Brass, ‘Administration by algorithm? Public management meets public sector machine learning’, In: M. Veale & 1. Brass (Eds), Afgorithmie regulation. Oxford University Press: 2019. -__M. Veale & F. Zuiderveen Borgesius, Demystifying the draft EU Artfictal Intelligence Act’ (2021) Computer Lam Review International 4. -__MJ. Vetzo, J.H. Gerards en R. Nehmelman, Algoritmes en fundamentele rechten, Den Haag: Boomjuridisch 2018. -__À. Voorwinden, Regulating the Smart city tn European municipalities: a case study of Amsterdam’ (2022) European Public Law. -__ Astrid Voorwinden & Sofia Ranchordás, “Soft Law in City Regulatton and Governance’, in: U. Morth, E. Korhea-aho en M. Eliantonto (ted), Research Handbook on Soft Law, Edward Elgar Publishing 2022 (digitaal beschikbaar via https://dot.org/10.2139/ssrn.3978959). -_L. Van Zoonen, Privacy concerns in smart cittes (2016) Government Information Quarterly 33 (3). Rapporten -_ Article 29 Data Protection Working Party (WP29”), Opinion 03/2013 on purpose limitation (WP 203 van 2 april 2013). -__ AP, Smart Cities: Onderzoeksrapport bescherming van persoonsgegevens in de ontwikkeling van Nederlandse Smart Cities ult 2021). -__D. van Barneveld, C. Corver en A. Yeh, Sensoren en de rol van gemeenten. VNG Realisatie Whitepaper (maart 2018). -__Deeisto, ‘TwynstraGudde en tnno-V in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Effecten van openbaar aanbesteden in bet Openbaar Vervoer. Een overzicht van de ervaringen in de periode 2000-2020, 18 maart 2020. -__ Christiaan Behrens e.a, Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel, Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek 2021. -_ Digitale Infrastructuur Amsterdam (D1020). - European Data Protecton Board (EDPB) Guidelines 3/2019 on Processing of personal data through video devices (9—10 zult 2019). -_European Data Protection Board (EDPB), Opinton 5/2019 on the interplay between the Privacy Directive and the GDPR, in particnlar regarding the competence, tasks and powers of data protection antborities. -__Europese Commissie, Evaluation of Directive 96/9/ ECG on the kgal protection of databases, SWD (2018) 146 final. -_R.L. Finn, D. Wight en A. Donovan, L. Jacques en P. de Hert, Study on privacy, data protection and ethical risks in civil remotely pilated aircraft: final report, Publications Office, 2015. - Gemeente Amsterdam, Tada-principes, _https://www.amsterdam.nl/innovatie/digttalisering- technologte/data/tada-waarden/; Datastrategte Gemeente Amsterdam. Zelfbeschikking over data 2021 — 2022 (januari 2021). -__ Geonovum. Verkenning Publiek Gebruik Data van Derden (rapport, 27 met 2021). - _P. de Hert & S. Gutwirth Data protection in the case law of Strasbourg and Luxemburg: Constitutionalisation in action. In: Y. Poullet, S. Gutwith, C. De Terwanghe, & P. de Hert (Eds), Reinventing Data Protection? Springer: Dordrecht 2009. 63 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens -___High-Level Expert Group on Bustness-to-Government Data Sharing European Commission, Towards a European Strategy on Business-To-Government Data Sharing for the Public Interest. Eindrapport (2020), HEC Paris Research Paper No. LAW-2020-1394. -_M. Heezen, D. Louwerse en E. Riedstra (Platform 31) Smart city? Graag. Maar dan wel met bewuste burgers! Rapport junt 2018. - Kennedy Van der Laan, Modelverordening smartctty toepassingen tn de openbare ruimte (digitaal beschikbaar via https://future-ctty.nl/modelverordening/). -__L. Kool, J. Timmer, L. Royakkers, R. Van Est. Opwaarderen. Borgen van publieke belangen in de digitale samenleving. Den Haag, Rathenau Insttuut 2017. -_/T. Marsic en K. Bego, When billboards stare back. How cities can reclaim the digital public space (mei 2022), Nesta. -__B. Martens & D. Brown, The economics of Business to Government data sharing, JRC Working Papers on Digital Economy 2020-04, Joint Research Centre, European Commission. -__ ‘OpenSCHUFA — Shedding Laght on Germany’s Opaque Credit Scoring’, AlgorithmWatch (22 May 2017), https://algorithmwatch.org/en/openschufa-shedding-light-on-germanys-opaque-credit- scoring-2. -__ Price Waterhouse Coopers Monitoring in de openbare ruimte (20 juni 2019); onderzoeksrapport in opdracht van de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam. -__ Privacy International, ‘Our complaints against Axciom, Griteo, Egnifax, Experian, Oracle, Quantcast, Tapad’, Rapport 8 november 2018, https:/ /privacvinternational.org/advocacy/2426/ our-complaints-agatnst- acxtom-ertteo-equtfax-experian-oracle-quantcast-tapad. -__ Raad voor het openbaar bestuur, “Sturen of gestuurd worden? Over legitimiteit van sturen met data’, Adviesrapport (mei 2021). - B. Schermer, D. Hagenauw en N. PFalot, Handleiding Algemene Verordening Gegevensbeschermingen Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming 2018 (rapport opgesteld tn opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid). - B. Van der Sloot, S. van Schendel & C. Augusto Fontanillo López, De invloed van technische ontwikkelingen op het begrip persoonsgegevens in relatie tot de AVG, Rapport in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (Hilburg Untversity, December 2022). -__S. Verhulst, A. Young, M. Winowatan, A.J. Zahunanec (2019) ’Leveraging private data for public good. À descriptve analysis and typology of existing practices’, GovLabp, https://datacollaboratives.org/static/ files /existing-practices-report.pdf. -__ VNG, Handleiding Wet hergebruik overbeidsinformatie, Den Haag: Ministerie van BZK (2016). -_ VNG, Sensoren en de rol van gemeenten. VNG Realisatie Whitepaper, Den Haag: VNG (2018). -_ VNG, Principes voor de digitale samenleving. Deel 1 De digttale openbare ruimte (2020). -__ Waag Soctety Code Future Internet Lab, Digitisation of the physical public space (15 mei 2021). -__S. van der Waal, European Digital Spaces. Waag Technology & Society 2020. -__ Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Opgave AL. De nieuwe systeemtechnalogie (2021). -__J.H. Gerards, A. Vankan, M.T. Schäfer, L. Muts, Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmes (2021) (rapport opgesteld in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). Overig -__L Kelkon, ‘Amazon’s Ring logs every doorbell press and app action’, BBC News 4 maart 2020, https://www.bbe.com/news/technology-51709247. -__L. Kelon, ‘Amazon: Why Amazon knows so much about you’, BBC News, blog 2020, https://bbc.co.uk/news/extra/CLQYZENMBI/amazon-data. 64 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens -_{T. Synodinou, Databases: sui generis protecuon and copyright protection’, Kluwer Copyright Blog (20 december 2011). -___Q. Tjeenk Willink, “Tempo moet omhoog bij de Autoriteit Persoonsgegevens’, Het Financieele Dagblad 24 november 2021. -__À. Tarkowski e.a, “A public interest framework for Business to Government data sharing in the Data Act’ (2022) Open Future Policy Brief no. 3. -__J. Toh, ‘Empowering Workers ‘Through Digttal Rights’, Digital Freedom Fund, 30 April 2021, hteps://digttalfreedomfund.org/empowering-workers-through-digttal-rights/. Rechtspraak Europees Hof voor de Rechten van de Mens -__ EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72 (Handyside t. Verenigd Koninkrijk). -__ EHRM 26 maart 1987, nr. 9248/81 (Leander » Sweden). -__ EHRM 16 december 1992, nr. 13710/88 (Niemitg t. Duitsland). -__ EHRM 25 junt1997, nr. 20605/92 (Halford t. Vereningd Koninkrijk). -__ EHRM 29 april 2002 nr. 2346/02 (Pretty 1. Verenigd Koninkrijk). -__EHRM 28 januarí 2003, nr. 44647 /98 (Peck ft. het Verenigd Koninkrijk). -__ EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Von Hannover t. Duitsland). -_ EHRM 10 april 2007, nr. 6339/05 (Evans t. het Verenigd Koninkrijk). -__ EHRM 4 december 2008 (Grote Kamer), nrs. 30562/04 & 30566/04 (S. and Marper v the UK). -__EHRM 15 januari 2010, nr. 1234/05 (Reklos en Davourlis t. Griekenland). -__ EHRM 12 januari 2010, nr. 4158/05 (Gillan en Quinton t. Verenigd Koninkrijk). -__ EHRM 28 oktober 2016, nr. 61838/10 (Vukota-Bojié v. Switzerland). -__ EHRM 5 september 2017, nr. 61496 (Bärbulesen tf. Roemenië). Hof van Justitie van de Europese Unie -__Hvj EU 20 november 2004, C-444/02 (Fixtures Marketing Ltd v. Organismos Prognostikon Agonon Podosfairon). -_HvJ EU 26 februari 2013, C-399/11, ECLLEU:C:2013:107 (Meloni). -__HvJ EU 8 maart 2014, C-293/12 en C-594/12 ECLL:EU:C:2014:238 (Digital Rights Ireland). -__HvJ EU 11 december 2014, C-212/13, EU:C:2014:2428 (Frantisek Ryne'v Úrad pro ochrann osobnóoh údaji). -_HvJ EU 24 februari 2022, C-175/20, ECLLEEU:C:2022:124 ($5 SLA t. Valsts ienemumnu dienests). Hoge Raad -__HR 13 maart 1981, ECLIENL:HR:1981:AG4158 (Haviltex). -_HR 27 maart 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5565 (Amsterdam/ IKON). -__HR 26 januari 1990, ECLENL:HR:1990:ACO965 (Windmil). -_HR 24 april 1992, ECLENL:HR:1992:2C0582 (Zeeland/ Hoondert). -__HR 26 april 1996, ECLENL:HR:1996:2C2051 (Rasti Rostelf). -_HR 5 jum 2009, ECLENL:HR:2009:BH7845 (Amsterdam / Geschiere). -_ Conclusie procureur-generaal Knigge van 7 november 2017, ECLENL:PHR:2017:1407. -__ Conclusie advocaat-generaal E.). Hofstee van 2 juni 2020, ECLENL:PHR:2020:517. -__HR 15 december 2020, ECLENL:HR:2020:1993, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State -__ ABRvS 13 jul 2011, ECLENL:RVS:2011:BR1425 (Blopverbod Amsterdam). 65 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens - Conclusie staatsraad advocaat-generaal RJ.G.M. Widdershoven van 12 november 2014, ECLENL:RVS:2014:4116. -__ ABRvS 12 november 2014, ECLENL:RVS:2014:4117 (Iutocht van Sinterklaas). -__ ABRvS 4 met 2016, ECLEENL:RVS:2016:1177. -__ ABRvS 7 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3253. -__ ABRvS 7 jum 2017, ECLENL:RVS:2017:1520 (Rondvaarthoten Amsterdam). -__ ABRvS 20 januart 2021, ECLIE:NL:RVS:2021:113. -__ ABRvS 21 juli 2021, ECLIENL:RVS:2021:1588. Gerechtshoven -__ Gerechtshof Amsterdam 13 september 2016, ECLENL:GHAMS:2016:3749. -__ Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 28 maart 2017, ECLINL:GHSHE:2017:1534. -__ Gerechtshof Den Haag 25 april 2019, ECLENL:GHDHA:2019:906. Rechtbanken -__ Rechtbank Amsterdam 4 september 2014, ECLENL:RBAMS:2014:5688. -__ Rechtbank Den Haag 27 maart 2019, ECLENL:RBDHA:2019:3623. -__ Rechtbank Amsterdam 11 maart 2021, ECLENL:RBAMS:2021:1020. -__ Rechtbank Noord-Holland 2 met 2022, ECLENL:RBNHO:2022:3696. -__ Rechtbank Den Haag 13 december 2022, ECLENL:RBDHA:2022:13391. 66 Gemeentelijke grip op private sensorgegevens 7 Over de auteurs Alle auteurs (hieronder in alfabetische volgorde weergegeven) zijn verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Amsterdam. Dr. Balázs Bodo ís universitair hoofddocent en soctologtsch-juridisch onderzoeker bij het Instituut voor Informatierecht (IV4R). In 2018 ontving hij een ERC Starting Grant om de juridische en politieke tmplicaties van blockchain gebaseerde technologieën te bestuderen. Hij is expert voor de Europese Commissie voor verschillende blockchain-gerelateerde projecten. Kernthema’s binnen zijn onderzoek zijn het auteursrecht en economie, informele media-economteën, en aanverwante regelgevingsconflicten rond nieuwe technologtsche architecturen. Prof. mr. Jacobine van den Brink ís hoogleraar Bestuursrecht en voorzitter van de afdeling Publiekrecht en de sectie Staats- en bestuursrecht. Kernthema’s binnen haar onderzoek betreffen de Europeanisering van het bestuursrecht, Europese en Nederlandse financieringsinstrumenten van de overheid, (Europees) subsidierecht, staatssteun en de verdeling van schaarse publieke rechten. Prof. Mireille van Eechoud is hoogleraar Informatierecht aan het IViR. Kernthema’s binnen haar onderzoek betreffen het internationale, Europese en natonale intellectuele eigendomsrecht, met name auteurs-, databankenrecht en naburige rechten; en internationaal privaatrechtelijke aspecten. Mr. dr. Joris van Hoboken ís untversttatr hoofddocent by het Instttuut voor Informatierecht (IV1R), aan de Universiteit van Amsterdam, en hoogleraar ‘Fundamental Rights and the Digttal Transformation’ aan de Vije Universiteit Brussel. Hij is expert op het gebied van de regulering van internetdiensten en fundamentele rechten. Hij geeft mede leiding aan het Digital ‘Transformation of Dectsion Making-inttiattef op de UvA. Hij was lange tijd voorzitter van de stichting Bits of Freedom. Mr. dr. Heleen Janssen ts onderzoeker bij het Instituut voor Informatierecht (IViR) aan de Untversiteit van Amsterdam, en onderzoeker bij het Departement of Computer Science & ‘Technology, Untversity of Cambridge (VK). Thans 1s zij als fellow tijdelijk werkzaam bij het Netherlands Institute of Advanced Study (KNAW). Kernthema’s binnen haar onderzoek betreffen data governance-vraagstukken met een focus op gedecentraliseerde gegevensverwerking, databemiddelingsdiensten (‘data intermedtary’) en gegevensdeling in overeenstemming met fundamentele rechten inclusief het gegevensbeschermingsrecht. Mr. Arlette Meiring 1s juntor onderzoeker aan het IViR, werkzaam aan projecten op het gebied van gegevensbescherming, open data en digitale soevereinitett. Prof. mr. Rolf Ortlep is untversttatr hoofddocent Bestuursrecht bij de afdeling Publiekrecht (sectie Staats- en bestuursrecht) en hoogleraar (Europees) bestuursrecht aan de Open Universiteit. Kernthema’s binnen zijn onderzoek betreffen de algemene rechtsleer, (Europees) bestuursrecht, staatsrecht, bestuursprocesrecht, burgerlijk procesrecht, belastingprocesrecht, prtvaatrechtelijk overheidsoptreden en aansprakelijkheidsrecht. Mr. Louise Verboeket is onderzoeker en docent bij de afdeling Publiekrecht (sectie Staats- en bestuursrecht). Zij doet promotieonderzoek naar publieke financiering via prijsvragen op nattonaal en Europees niveau. Kernthema’s binnen haar onderzoek betreffen het (Europese) aanbestedingsrecht, financieel bestuursrecht en privaatrechtelijk overheidsoptreden. 67
Onderzoeksrapport
81
train
Rond 1 juni wordt in stadsdeel Noord de mijlpaal van 100.000 inwoners bereikt. Noord heeft daarmee een inwonertal vergelijkbaar met die van steden als Venlo en Deventer. In 2019 groeide de bevolking in geen van de stadsdelen van Amsterdam zo hard als in Noord. Naar verwachting zal het inwonertal van Noord de komende tijd bovendien hard doorgroeien; nergens in Amsterdam wordt momenteel zoveel gebouwd als in Noord. ir 3 EN É Ns 2 \ Pre O4 ad Noord is een stadsdeel in beweging. De komst van de 100.000® inwoner is een mooi Î À ij Aer Ni NN & f ‚5 D An moment om stil te staan bij de ontwikkeling van het stadsdeel. Hoe heeft het Aes 1 p Kh À A oe B A he inwonertal van Noord zich de afgelopen eeuw ontwikkeld en hoe zal het zich naar ite B D A a” Bl pz \ 5 e er kh verwachting verder ontwikkelen de komende decennia? Wie zijn de inwoners van 3 ' 15 + ROY LEN De ble + ì NEA AVE dh A Noord en is dit aan het veranderen? Welke rol speelt de veranderende woningvoorraad hi Ae eaf 8 | N AR Rs 0 4 EU > KS Ald K Ue! voor de groeiende bevolking? En is de economie in Noord meeveranderd? Deze é EN, ( sl Aike A. 5 EREN RCN ' AL, p MW, factsheet is bedoeld om deze vragen te beantwoorden. ne zl kt d 0 he © E Wk a Cen GT ro jn Ny A ij ADEL fl A | pe zE ik d Pe Zi at Ri Gi Af . Oe, nd \ EN sf De 4 Re Ens SANS 8 hed e RR k NE KO As NG : ke à e De groei van de bevolking van Noord heeft vooral een spurt gemaakt in de jaren 20 ES Me 7E AR EN be As, Li Ri 4d ien es Aes en 6o (afb. 1). Waar Noord in 1921 nog ongeveer 22.500 inwoners had waren dit er i Bi dS E dn en RE u af Lj PE) Zr A 8 9 tien jaar later bijna twee keer zoveel. Tussen 1960 en 1970 kwamen er bijna 30.000 a N 0 Wi En 4 Rd le Vo mcn A. inwoners bij. Dit heeft te maken met de ontwikkeling van de wijken Nieuwendam- LR f_ 05 id ek Ki 8 ES î Re, / 5 A Ô Noord (nu Waterlandpleinbuurt), Buikslotermeer-Noord (nu Buikslotermeer), a 5 Se we Ka EL IN ie Le NC Aa ) # (% Banne Buiksloot en de buurt Molenwijk als onderdeel van het Algemeen At bj sb A, Dn NON UE N Te | Uitbreidingsplan (AUP). ‚ A} | DS ee RS AE je Aq PA’ Ne 2 ° Ook tussen 2010 en 2020 is het inwonertal met bijna 13.000 nieuwe inwoners , > Eee 1e À 55 4 am NS De | DA aanzienlijk gestegen. In deze tijd zijn er zowel nieuwe buurten ontstaan zoals ie 4 her Md WT ss Lief bd & KEN dn Overhoeks en Elzenhagen Zuid, als dat er gebouwd is in bestaande buurten/wijken (5 end ERA (8 re Koi) U sd ile ie zoals bijvoorbeeld Kadoelen, Tuindorp Oostzaan en Banne Zuidoost. ee % fn 40 rn vj pe) vi kn. Ie wl LJ 3m di 5 e Noord kent sinds 2013 meer inwoners dan ooit. Het vorige recordaantal inwoners ry Á 4 58 DSN Ie ì A e A AES was begin 2005 met 88.119 inwoners (afb. 2). ! a 5 „Ò Go} Pi Nd 2% ih KR 3 ol 4 e Volgens de meest recente prognoses van de bevolking en woningvoorraad van Up ly, 4 id | ' hed 5 EA Onderzoek, Informatie en Statistiek zal het inwonertal van stadsdeel Noord de her de NI K WN, OA 9, ES 4 komende 30 jaar verder toenemen tot ongeveer 157.900. Naar verwachting zal de er, l 8 Vs U } B] li ki groei de komende 10 jaar het sterkst zijn en daarna steeds iets afnemen. E bh, gf Pe C ! hoe p e De groei is niet gelijk verdeeld over de verschillende gebieden van de stad. De OO meeste groei wordt vanzelfsprekend daar verwacht waar veel nieuwe woningen worden gebouwd. In Noord neemt het inwonertal met 59 procent het sterkst toe Afbeelding 2. van alle stadsdelen. De gebieden Oud-Noord (met name aan de IJ-oevers) en Aantal inwoners in Noord, 1 janvari 2000-2020 IJburg zijn koplopers, goed voor respectievelijk 39.000 en 34.000 extra inwoners 100.000 -onnnnnnnnnnnneneeennenneneeneeeennennennennnenneneneennennenneneeenennennennnnenen vennen tot 2050. : e Inde jaren go en tussen 2005 en 2009 daalde het aantal inwoners van Noord iets S N . . . . „OOO orenneennennenenennnnennnnnennnennennnnnnennnennnnnnnnnnnnnnnnnnnn ennen EN - Pad (afb. 1 en 2). De krimp in het aantal inwoners van Noord tussen 2005 in 2009 (afb. 95 o FOND es ee N 2) was een gevolg van sloop in het kader van stedelijke vernieuwing in Banne 7 Ì je : : EN Ke Buiksloot en Waterlandpleinbuurt. 90.000 nennen er A -E-N co B: r B is al Afbeelding 1. mp EC gE Ee 5 mn 3 En Aantal inwoners in Noord 1 januari 1921-2020 en prognose aantal inwoners 1 januari 85.000 PA ROES N Is EN KRS ee ed a 6 ST > Hek NSlel: Te 2030-2050 Kal pes ORDEN Re IE KD sk al 13 EN go en pr Gj Gl 160.000 mn eenen nennen „ 80.000 NN RNN en E 140.000 NET Nn KE: Lans Ns N 120.000 nnen 75-000 ù 8ESEES8E8 LAH EELLN ER Laet o Oo oo 0 oo ooo 0 60 0 0 oo 0 oo 0 oo o 100.000 -------eeneneneenennnnnnnenennenennnenenverevevnvnnnenvnnnenvnnn Mel NONONONO NAAN AN AN ANA NNAN ON wo Ll © RS Bron: afdeling Basisinformatie / OIS 80.000 nar EEA EN Ww Eu hp A B fo) o Kn KR Ke lean Ke ke) . . 60.000 nn --E-RA-N-N- Noord groeit door verhuisoverschot met rest Amsterdam en geboorteoverschot nn ed e Afbeelding 3 laat zien wat tussen 1996 en 2018 de jaarlijkse toe-/afname van het [VN KN En . . se A: . . 40.000 TTAAGENRENENRE 0 aantal inwoners van Noord is en waaruit dit is opgebouwd. Zo is te zien dat de : {ea} Nn Kn . . . en KN CR ES nieuwe inwoners vooral vit Amsterdam komen; tussen 1996 en 2018 waren er per 20.000 AAR ON ha jaar gemiddeld ruim 2.000 meer inwoners die verhuisden vanuit elders in 0 0 Amsterdam naar Noord dan andersom. Daarnaast was er in die periode elk jaar NON OO 0 69 9 00 SO 0 O0 O0 9 O O0 © een geboorteoverschot variërend van +10 (1996) tot +474 (2017). NS DL HP DP NN LP Je : : DD DD DD Dn Pf 5 vn e _Hetsaldo vestiging en vertrek naar Noord van buiten Amsterdam is tussen 1996 en 2018 bijna alle jaren negatief. Dit betekent dat er in deze periode over het Bron: afdeling Basisinformatie / OIS algemeen meer mensen zijn verhuisd vanuit Noord naar buiten Amsterdam dan andersom. Tussen 2010 en 2016 is dit negatieve saldo relatief laag, waarschijnlijk als gevolg van de crisis, maar in 2017 en 2018 stijgt het weer. Mogelijk hangt dit samen met de aanzienlijke stijging van de huizenprijzen in Noord en de rest van Amsterdam. e In 2019 is de stijging in het aantal inwoners het grootst met ruim 2.000 nieuwe inwoners. Tussen 2015 en 2016 steeg het aantal inwoners ook hard met 1.500 (afb. 3). De eerder genoemde daling van het inwonertal van Noord tussen 2005 en 2009 is ook terug te zien in afbeelding 3. 2 Afbeelding 3. Afbeelding 4. Verandering bevolking Noord, 1996-2018 Vestiging en vertrek Noord (%), 2000, 2010 en 2018 g g ging fi 2,000 =nmmemeneneneenenennennsnnenenvenenennnennenenenennennenenennnnnnnnenennnennenvennnennnnnnvenen eggen 100” OO n _ ph py} 80 A a AR 3 = 1.000 - Em en 28 | í | 60 — == KEM -— == == = NEEDE NA 31 n a ; | j | 40 _ 5E; __ __n == _ __ ___ __ -1.000 En -M- wennen e 55e) 20 — == En nn AR = DN EÁ 37 -2,000 DT o WW PO DO Ad NM st PA DO dd NMO st NO PO DN SAAReeSSssSsESESDeHE5oDoD 5 2000 2010 2018 2000 2010 2018 dd dad NN NANON NANON NANA NN ANN NN En . m Verhuizingen binnen Noord = Verhuizingen binnen Noord mam Geboorteoverschot m Vestiging in Noord vanuit rest Amsterdam m Vertrek vit Noord naar rest Amsterdam mmm Saldo verhuizingen Noord vanuit Amsterdam (inclusief verhuizingen binnen Noord) . . v k uit Noord buiten A ween Saldo vestiging en vertrek Noord van buiten Amsterdam m Vestiging in Noord van buiten Amsterdam m Vertrek vit Noord naar buiten Amsterdam mmm Toe-/afname aantal inwoners Bron: CBS / bewerking OIS Bron: afdeling Basisinformatie / OIS Toename 23-39 jarigen, Noord niet meer stadsdeel met hoogste percentage 65+ Van Noorderlingen die verhuizen verlaat groeiend aandeel de stad e _Naeenlichte daling tussen 2005 en 2010 is er vanaf 2011 een opvallende stijging te e _Delinker staafdiagram in afbeelding 4 laat zien welk aandeel van alle personen die zien in het aantal inwoners in de leeftijdscategorie 23-39 jaar (afb. 5). Binnen deze naar of in Noord zijn verhuisd (vestiging) in 2000, 2010 en 2018 daarvoor in Noord, groep is de stijging het grootst voor de inwoners jonger dan 35. Het percentage 23- elders in Amsterdam of buiten Amsterdam woonde. Tussen 2000 en 2018 is er met 39 jarigen in Noord is echter nog altijd lager dan gemiddeld in Amsterdam (afb. name een toename van het aandeel nieuwe inwoners dat voorheen buiten 6).Dit heeft te maken met een kleinere studentenpopulatie in Noord. Amsterdam woonde. Het aandeel vestigingen vanuit de rest van Amsterdam e _ Ook het aantal 40-64 jarigen is toegenomen tussen 2005 en 2020. groeide de laatste paar jaar sterk: van 35% in 2016 tot 38% in 2018. Van alle e Het aantal inwoners van Noord in de andere leeftijdscategorieën (jongeren t/m 22 vestigingen in Noord maakt het aandeel personen dat binnen Noord verhuist een en 65-plussers) is de laatste vijftien jaar overwegend stabiel gebleven. steeds kleiner deel uit. Tussen 2000 en 2018 halveerde dit aandeel bijna tot één op Er wonen in Noord vergeleken met Amsterdam als geheel relatief veel kinderen (o de vijf. t/m 17 jaar, afb. 6). ® De rechter staafdiagram in afbeelding 4 toont welk deel van de personen die e Het aandeel 65-plussers is in Noord de laatste twee decennia licht gedaald. Dit vanuit of in Noord zijn verhuisd (vertrek) zich opnieuw in Noord, elders in gaat tegen de stedelijke trend in; in alle stadsdelen behalve Noord en Nieuw-West Amsterdam of buiten Amsterdam heeft gevestigd. Van de Noorderlingen die in is het aandeel 65-plussers juist gestegen. Vanaf 2019 is Noord niet meer het 2017 en 2018 verhuisden verliet de helft de stad. Dat is een veel hoger aandeel dan stadsdeel met het grootste aandeel 65-plussers, in Zuid en Centrum is het aandeel in eerdere jaren. vanaf dat jaar groter. e We zien dus dat nieuwe inwoners vaker van buiten de stad komen, terwijl verhuizende Noorderlingen juist vaker de stad verlaten. 3 Afbeelding 5. Toename éénpersoonshuishoudens Aantal inwoners per leeftijdsgroep Noord, 1 januari 2005-2020 e In Noord wonen naar verhouding minder éénpersoonshuishoudens en meer oo nnn : : : 0-3 jaar 4-11 jaar 12-17 jaar 18-22 jaar huishoudens met kinderen dan in Amsterdam (afb. 7). e Het aandeel éénpersoonshuishoudens groeide in Noord tussen 2000 en 2020 van 30-000 LLL 43% naar 46% en komt daarmee dichter bij het Amsterdamse percentage te liggen. 25.000 neee En n e Het aandeel stellen zonder kinderen daalde tussen 2000 en 2020 en is nu gelijk aan 20.000 I= OO en het percentage voor Amsterdam. e Het aandeel éénoudergezinnen is in Noord met 21,4% (a januari 2020) hoger dan gemiddeld in Amsterdam (8,6%). 15.000 orn neeenneenennnneneee : OO Afbeelding 7. 0.000 mmm Huishoudenssamenstelling* Noord en Amsterdam, 1 januari 2000, 2010, 2020 ge 0 8 2010 PEA 21% 33% Dn O0 NM QQ DA Oo HN Od NO MN 0 A Oo z 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 9 9 3 9 9 9 RRRS EO 2000 43% Pis 32% Bron: afdeling Basisinformatie / OIS E Afbeelding 6. 5 2020 53% 21% Pr À Leeftijdssamenstelling Noord en Amsterdam, 1 januari 2000, 2010, 2020 z E 2010 Ev 20% pi 2020 21% 4 In 32% 15% < 5 2000 Ev 21% Pv 2 2010 vrhÀ vk Vrh EE 16% £ ï d ú á i = alleenstaanden m paren zonder kinderen B huishoudens met kinderen 2000 ARA Pa yr 30% 17% Bron: afdeling Basisinformatie / OIS Groei bewoners met migratieachtergrond E e De bevolkingssamenstelling van Noord naar migratieachtergrond veranderde de S 2020 NE 4 33% 31% 13% afgelopen 20 jaar sterk. Het aantal bewoners met een Nederlandse achtergrond z nam af en het aantal inwoners met een niet-westerse en recent ook westerse 5 2010 Edd lig ie Ekld 11% achtergrond steeg (afb. 8). Sinds 2010 groeit de bevolking van Noord jaarlijks en neemt ook het aantal inwoners met een Nederlandse achtergrond weer toe 1 Ú) ie) 1 O, 2000 LE 55 Kids ids En (+1.356 tussen 2010 en 2020). mO-17jaar WM18-22jaar WM23-3O jaar 40-64 jaar 65+ jaar Bron: afdeling Basisinformatie / OIS TT ‘De categorie ‘overig’ (bijv. woongroepen) is weggelaten. 4 e Onder bewoners met een niet-westerse migratieachtergrond groeit vooral de Afbeelding 9. groep ‘overig niet-westers’. De groep Surinamers neemt juist in omvang af. Het Aantal inwoners met niet-westerse migratieachtergrond Noord, 1 jan. 1997-2020 aantal bewoners met een Syrische (+725), Chinese (+366) en Braziliaanse 16.000 EZ achtergrond (+321) groeide de laatste 10 jaar het meest (afb. 9 en 10). 14-000 __===surinaa Ms _—=Antilliaa AS e De groei van bewoners met een westerse migratieachtergrond was sinds 2010 het mT UrKS mmm Marokkaans grootst onder Italianen (+610), Britten (+440), Spanjaarden (+365) en Amerikanen 12.000 --nneneenenenenenenenenenenenenenenenenenenenenennnnnenennnennnnnennnnnennnnnnn ge (+307) (afb. 10). Verder zien we een toename van ruim 1.200 bewoners uit Midden- overig niet-westers 10.000 nennen gE en Oost-Europese landen. 8000 — an en Afbeelding 8. Aantal inwoners Noord naar migratieachtergrond, 1 januari 1997-2020 6.000 ——gr en - 70.000 ----rnennnnnnnnnnnnnennnnnennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnenenenenennnenenennnennnnnnnennnnn ae EE „000 mmm niet-westers mmm westers == Nederlands 4 60.000 —ageeeeeenenenerenenenenenenenenenenenenenenenenenenenenennnnnennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnn 2,000 eenen eeneerenneeeee eeen eeneenneeneeeeeeeneeneeneeeeeeee eeen mmm En onneeeeneneeneneenenenneneneenenernen eneen nnee OTT 50.000 A0 DAO ed NMO AO DO dd Nd MEO AO NO aAAGSESS88eSSDHIDeoHEDo GD 40.000 =rnnmnmememennmenemenenenenenenenennnnmnnennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnennnnnnen dd ad NN NN NN AN NN NN AN OAN ANN ANN N Bron: afdeling Basisinformatie / OIS 30.000 nnn EEE EEn enenenenenenenenenenennnennnenenennnnnennnnnnnn Afbeelding 10. 20.000 mT Sterkste groei tussen 2010 en 2020 van aantal Noorderlingen met volgende migratieachtergronden: 10.000 =-=enrnnnenennnnennnnn nnen f Land 2010 2020 groei Oe Marokko 8.142 9.634 1.492 Saed SasSs SOSDEBEEER 5 Ea Nederland 46.691 48.047 1.356 SSOERRRARARARRAANAENENAERNAE 8 Turkije 5.271 6.102 831 Bron: afdeling Basisinformatie / OIS Syrië 66 731 725 Italië 332 942 610 Groot-Brittannië 490 930 440 China 513 879 366 Spanje 269 634 365 Brazilië 149 470 321 Verenigde Staten 199 5o6 307 Bron: afdeling Basisinformatie / OIS 5 Inwoners steeds hoger opgeleid Vanaf 2014 neemt achterstand huishoudinkomens Noord op Amsterdam iets af e Tussen 2001 en 2017? is het aandeel laagopgeleiden in Noord gedaald van de helft e _Netals inde rest van Amsterdam is het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen naar een derde en het aandeel hoogopgeleiden meer dan verdubbeld van 13 naar tussen 2010 en 2017 gestegen (afb. 12). Deze groei was in Noord tussen 2010 en 28% (afb. 11). Dit past bij de stedelijke trend. Het aandeel middelbaar opgeleiden 2014 met 12,8% kleiner dan het gemiddelde van de stad (18,2%). Tussen 2014 en is in Noord licht gestegen, in tegenstelling tot gemiddeld in Amsterdam. 2017 was de groei in het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen in Noord met e In 2017 is 38% van de inwoners van Noord van 15 t/m 74 jaar middelbaar opgeleid, 8,5% juist iets groter dan gemiddeld in Amsterdam (7,4%). 34% laagopgeleid en 28% hoogopgeleid. e Ook tussen wijken in Noord zijn de verschillen in huishoudinkomens groter e Het aandeel laagopgeleiden in Noord is nog altijd hoger dan gemiddeld in geworden. De stijging van het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen is het Amsterdam, terwijl het aandeel hoogopgeleiden in Noord nog steeds lager is dan grootst in de vijf wijken waar de inkomens in 2010 ook al het hoogst waren gemiddeld in Amsterdam. (Noordelijke IJ-oevers West, Nieuwendammerdijk/Buiksloterdijk, Waterland, e De afname van het aandeel laagopgeleiden tussen 2011 en 2017 is het grootst in Kadoelen en Elzenhagen). wijken waar in 2011 relatief de meeste laagopgeleiden waren, namelijk de tuindorpen en Volewijck. Afbeelding 12. Gemiddeld besteedbaar jaarlijks huishoudinkomen Noord en Amsterdam (in euro's), Afbeelding 12. 2010-2017 Opleidingsniveau bewoners (15-74 jaar) Noord en Amsterdam, 2001, 2011, 2017 40.000 ==rmerenmeenennenenenenenenenennnenenennnenenenenenenenennnennnenenennnnnensnnnennnenenennnenennnennnenn m| leid __mmiddelb leid mh leid Amsterdam =m=Noord aagopgelei middelbaar opgelei oogopgelei 100% — gopg n jaar OPge'eId gopg _ . 39.000 „300 eE 5 30.3 28 29 80% — En En En a 3 m AN 35.000 34 34-500 31.800 60% — EEEN =e an - 38 33 34 0.000 30-700 jgz eee 40% — == == er == REN 3 30.7 52 28.200 20% — ZN en — Er Ell >8 es ee 25.000 0% 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 dd vd Dr dd vd Dr . 8 g 5 8 g 5 Bron: IIV, CBS bewerking OIS ON ON IN _N ON ON Noord Amsterdam Bron: CBS, bewerking OIS ? Recentere gegevens nog niet beschikbaar. 6 Veranderend woningaanbod e De gemiddelde woningbezetting is in Noord met 2,15 iets hoger dan gemiddeld in Amsterdam 1,93 (2020). De laatste 10 jaar was er tot 2017 een stijgende trend in dit Ontstaan grondgebied Noord getal, maar daarna is het weer gedaald. e Voor 1921 was het grondgebied van het noorden van Amsterdam nog een stuk e De gemiddelde woonduur is de laatste jaren gestegen van 9,4 jaar in 2005 naar kleiner. Na de watersnood van 1916 raakten een aantal buurtgemeenten sterk 10,2 jaar in 2020. Daarmee blijven bewoners in Noord langer op hetzelfde adres verarmd. Als gevolg hiervan werden in 1921 Buiksloot, Nieuwendam (met wonen dan gemiddeld in Amsterdam (8,8 jaar in 2020). Zunderdorp) en Ransdorp (met Schellingwoude, Durgerdam en Holysloot) geannexeerd door gemeente Amsterdam (Lutgert en Reedijk, 1996; Stichting Afbeelding 13. Historisch Centrum Amsterdam-Noord, 2019; Van Zeggelaar, 2000). In 1966 werd De groei van Noord nog een deel van Landsmeer en een deel van de gemeente Oostzaan aan het Amsterdamse grondgebied toegevoegd. e Met een oppervlakte van 6.383 hectare is Noord het grootste stadsdeel van eer rf Amsterdam. Het is bijna acht keer zo groot als stadsdeel Centrum en zes keer zo rs An Rn groot als stadsdeel West (de twee kleinste stadsdelen). Voor een groot deel is dit re Se , NE te verklaren door de grote oppervlakte van de wijk Waterland (4.255 hectare). De RN, Stedelijke ontwikkeling Noord tot nu toe 4 EE 0 Rs Amsterdam-Noord is in verschillende perioden gebouwd (afb.13): : / nd n e Voor 1860: woningbouw langs de Waterlandse Zeedijk en dorpen landelijk Noord. 2% ali B 4 e 1918/19: Vogeldorp, Disteldorp, Delen Van der Pek en Vogelbuurt Zuid hl Vn a vett A e 1920/39: uitbreiding met verschillende tuindorpen: Tuindorpen Oostzaan, 4 | Ë Ze Nieuwendam, Buiksloot, Bloemenbuurt, Floradorp ES kt TERS Ke KANS e 1951/52: bouw Tutti Frutt dorp : É RN " | ® 1960-1970: realisatie naoorlogse uitbreidingswijken Waterlandpleinbuurt, 1 RA AN ” Buikslotermeer (Kleine Wereld, Plan van Gool), Banne Zuid, Molenwijk i . Rh ® _1974-76: (eerste) opleveringen Loenermark, Banne Noord en Noorderstrook Oost e 1984-88: (eerste) opleveringen Buikslotermerplein, _Circus-/Kermisbuurt, Nintemanterrein Bouwjaar (oudste pand binnen blok) e _1990-99: (eerste) opleveringen Twiske Oost, Buiksloterbreek en Elzenhagen Noord mn Voor 1860 (Binnenstad en Grachtengordel) ® 2004-2005: (eerste) opleveringen NDSM-terrein en De Bongerd . ® 2010-2018: (eerste) opleveringen Overhoeks en Elzenhagen Zuid mn 1860-1719 (19de-eeuwse Ring) es 1920-1939 (Gordel 20-40) Stedelijke ontwikkeling Noord tot nu toe MN 1940-1969 (Algemeen UitbreidingsPlan) e Aan het begin van dit jaar waren er in Noord een kleine 46.000 woningen (afb. 14). Een kwart hiervan is gebouwd voor 1946, 36% tussen 1946 en 1980, 8% in de jaren mn 1970-1985 go, 5% tussen 2001 en 2010 en 16% vanaf 2010 (afb. 15). Vanaf 2010 is de mn 1985-2001 woningvoorraad gestegen met ruim 6.600 woningen. ER N= 2001 Bron: https://maps.amsterdam.nl/bouwjaar/?LANG=Ânl 7 Afbeelding 14. Minder corporatiewoningen, meer koopwoningen en particuliere huurwoningen Woningvoorraad en inwonertal, 1 janvari 2000 — 2020 e Tussen 2000 en 2019 is het aandeel corporatiewoningen op de woningvoorraad in 105.000 nonnen eennennneneennnnenneennenenenennneenneenenennneenenn Noord gedaald van 81% naar 57% en het aandeel koopwoningen gestegen van mmm inwoners == woningen gi 53.000 14% naar 31% (afb. 16 en 17). Dit komt overeen met de stedelijke trend. Er is in 100.000 nennen nennen eneen en . an . Noord ook sprake van een stijging in particulieren huurwoningen (5% in 2000 en 95-000 vennen 12% in 2019). De segmentverdeling van de woningvoorraad van Noord is hiermee 90.000 -orrreennneeeennnneneennnneneeennenneenvenne nennen : : 48.000 meer op die van Amsterdam als geheel gaan lijken. Noord kent echter nog altijd een aanzienlijk hoger percentage corporatiewoningen en een lager percentage 85.000 Ì Ì Ì Ì particuliere huurwoningen dan gemiddeld in Amsterdam. 80.000 i i K 43.000 e De daling in het aandeel corporatiewoningen is het grootst in wijken waar de 75.000 | | afgelopen jaren gebouwd is (Noordelijke IJ-oevers West, Elzenhagen, Banne Buiksloot en Tuindorp Oostzaan (De Bongerd). 70.000 38.000 e In enkele Noordse wijken ligt het aandeel corporatiewoningen in 2019 nog altijd 65.000 rond de 80% (Tuindorp Buiksloot, Volewijck en Tuindorp Nieuwendam). 60.000 33.000 ; SESSESSERLEENELENE RS Areerding af. | oo 0060600 sSED0eEeEeE De EE t Woningvoorraad Noord naar eigendomsverhouding, 1 januari 2000 — 2019 NON ON NN NN NANA AN NN NN NN NN S 5 35.000 nennen eneen Bron: afdeling Basisinformatie / OIS 30.000 vern ma Afbeelding 15. Woningvoorraad Noord naar bouwperiode, 1 januari 2020 25-000 24-985 20.000 mene” 16% 15.000 13706 PE B Voor 1946 10.000 nnee Tee nennnnnnenenneneneenenennnnen B 1946-1980 Em 1981-1990 5000 TE 5.146 8% 1991- 2000 2001-2010 2000 2005 2010 2015 kds na 2010 mmm cOrporatiehuur mmm particuliere huur mmm KOOP 36% Bron: afdeling Basisinformatie / OIS Bron: afdeling Basisinformatie / OIS 8 Afbeelding 27. Snelle stijging WOZ-waarde Eigendomsverhouding woningvoorraad (%), Noord en Amsterdam, 1 januari 2000-2019 e Net als in de andere stadsdelen zijn in Noord de WOZ-waardes van woningen de afgelopen jaren fors toegenomen. Tussen 2014 en 2019 gaat het in Noord om een 2019 stijging van 64% in de gemiddelde WOZ-waarde per ma (afb. 18). In West, Zuid en Pe Oost was de stijging in de gemiddelde WOZ-waarde per m2 hoger, in Nieuw-West 2 en Zuidoost lager. 5000 e In 2019 (peiljaar 2018) is de gemiddelde WOZ-waarde per mz in Noord met 3.358 euro hoger dan in Nieuw-West en Zuidoost en lager dan in de overige stadsdelen. e Erzijn behoorlijke verschillen in de stijging van de WOZ-waarde tussen wijken. In de wijk met de kleinste stijging (Tuindorp Buiksloot) is de gemiddelde WOZ- 5 2019 waarde per m2 tussen 2014 en 2019 gestegen met 39% terwijl dit in de wijk met de 9 grootste stijging (IJplein/Vogelbuurt) 100% is. 5 Veranderende economie Relatief weinig werkgelegenheid in Noord, behalve aan IJ-oevers corporatiehuur & particuliere huur m koop e Begin 2019 waren er in Noord per 1.000 inwoners 358 werkzame personen (afb. Bron: afdeling Basisinformatie / OIS 19). Dit is 55% van het aantal werkzame personen per 1.000 inwoners gemiddeld in Afbeelding 18. Amsterdam. Vergeleken met Amsterdam is Noord een stadsdeel waar minder Gemiddelde woningwaarde (WOZ) per m2, per stadsdeel, 2014 (peiljaar 2013) en 2019 gewerkt en meer gewoond wordt. (peiljaar 2018) (in euro's) e In 2000 was de werkgelegenheid per 1.000 inwoners in Noord nog 49% van het 7.000 --rerenenenenenmneneenneneennenmennennnnnenenenennennnnnennnensennnnnnnvennnenennnnnnnnnnnnnnnenvennnnnnnnn stedelijk gemiddelde. Het verschil in relatieve werkgelegenheid tussen Noord en 64% +76% +79% +74 +64% +54% _ +45% Amsterdam is dus langzaamaan iets kleiner geworden. 6.000 BE a e Het absolute aantal werkzame personen in Noord was in 2019 34.796 (afb.20). 5.000 —— 2 OO Kk: Oe Ei __________M2014 M2019 Bijna de helft van de werkgelegenheid (16.325 banen) is te vinden in de wijken De De EN Noordelijke IJ-oevers West en Oost. In deze wijken worden (de komende jaren) 4.000 mennen mennen ve ennen veel woningen gebouwd, tegelijkertijd stijgt hier ook de werkgelegenheid. Ee ve e Het aantal geregistreerde bedrijfsvestigingen in Noord is tussen 1974 en 2019 3.000 — g IJ 5 KG Ie EN gestegen van ongeveer 1.500 naar ongeveer 10.600 (afb. 20). De groei is vooral 2.000 - _ È _ 6 / 9 IN _ 7 CR ER hard gegaan vanaf 2008. Dit is voor een aanzienlijk deel te verklaren door een e)) 5 id 7” ES toename van zzp'ers; de toename van het aantal geregistreerde KvK vestigingen 1.000 - - - - EG RA h- tussen 2008 en 2019 bestaat voor iets meer dan de helft uit zzp'ers. Deze toename o van zzp'ers geldt voor alle stadsdelen, maar gaat het laatste decennium het hardst 0 in Noord. Het percentage zzp'ers van alle bedrijfsvestigingen is tussen 2010 en & 1e É of & Ni SS 2019 in Noord gestegen van 4,5% naar 61%. E 22 5 Bron: Belastingen Amsterdam / OIS 9 Afbeelding 19. Neergang scheepsbouwindustrie jaren 70 Aantal werkzame personen per 1.000 inwoners Noord en Amsterdam, 1 jan. 2000-2019 e Inde loop van de 20e eeuw ontwikkelde Amsterdam-Noord zich tot één van de het 700646 belangrijkste industriegebieden van Amsterdam. De zware industrie (Draka, 600 mm Kromhout), petrochemische industrie (Shell, Ketjen) en de scheepsbouw (ADM en 53 NDSM) kwam tot grote bloei. BOO ee eeeeeeeeeeeeeeeeeneeeeneeeeeenenenenenenenenenenenennn e Tussen 1974 en eind jaren 80 was er sprake van een dalende trend in het aantal werkzame personen in Noord (afb. 20). In afbeelding 21 is te zien dat in deze 400 358 periode de scheepsbouwindustrie in Noord een enorme klap heeft gekregen (Van 300 Ee Zelm, 2009). In 1974 was de scheepsbouwindustrie met 5.400 werknemers nog 263 goed voor meer dan een vijfde van de werkgelegenheid in Noord. Tussen 1974 en 200 TT 1990 verdwenen hiervan ruim 5.200 banen. De scheepsbouwindustrie kwam in de jaren 7o vanwege de oliecrisis, politieke aangelegenheden en concurrentie in de 100 OO emeNoord —=Amsterdam problemen. Begin jaren 80 viel het doek voor de NDSM (in de slotfase NSM), ADM OO en verschillende andere werven (Gallesloot, 2007). 6 oo 08de aaEdasaR 2 ZA RRSARAER8ERARARARRARARA A Afbeelding 21. Bron: Bedrijvenregister Amsterdam (ARRA) Aantal werkzame personen in scheepsbouwindustrie, 1 januari 1974-2009 6.000 5 ggn Afbeelding 20. Aantal vestigingen en werkzame personen Noord en Amsterdam, 1 jan. 1974-2019? 5.000 NASA 40.000 -onnnnnnenennennennennennnenennennennennenneeneeneenneneneneneenennnnenennnennenneneennenenneeen 12.000 ooo ne erkamepersonen vestigingen 20.057 05 10.000 3.000 eeen 30.000 oomen 2023 2.014 8.000 2.000 -nn Ennn eeenennennennennennennernennennennennennennennennennennennennnnnnnnn 25.000 poe í 20.000 | | en annngagtnett | | | | | | | 6.000 1000 68 15.000 | | | On | IRAN | 4-000 HW 0 OO N st OW DQ 2 ON st OD 0 O NN st W 09 | OEI 5559 GARRRKRSSSS 8 ' Í ij El AOAAOEDN MN | dd dd dd ad dd dd A ad NN NN NN 5.000 | je | | î | | 2000 Bron: Bedrijvenregister Amsterdam (ARRA) EOABAEABAEABAMOBAMEBLRBALABELABAKE | … SC ERRSEESBRAARREEEEERETLR nhaalslag voorzieningen On SISI SS Se e Noord is veranderd van een stadsdeel gekenmerkt door industrie naar een _ stadsdeel dat steeds meer onderdeel is van Amsterdam. Een uitrol van Bron: Bedrijvenregister Amsterdam (ARRA) centrumfuncties in Noord is hier het gevolg van. In de cijfers zien we dat zelfs 3 Tussen 1974 en 1984 was de peildatum 1 oktober i.p.v. 1 januari. wanneer rekening wordt gehouden met het aantal inwoners het aanbod van 10 verschillende voorzieningen in Noord het afgelopen decennium relatief hard is Geraadpleegde bronnen gegroeid (afb. 22). Het voorzieningenaanbod blijft nog wel achter bij het gemiddelde van Amsterdam maar een inhaalslag lijkt gaande. Basisbestand gebieden Amsterdam, maart 2020 e Tussen 2010 en 2019 is het aanbod van culturele voorzieningen* per 1.000 inwoners in Noord verdriedubbeld. Er zijn grote verschillen tussen de wijken in het Gallesloot, H. (2007). Van oceaanstomers tot mammoettankers; Een eeuw scheepsbouw aanbod aan culturele voorzieningen. Het aanbod in wijk Noordelijke IJ-oevers in Amsterdam-Noord. Uitgave van Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord. West is met 14,5 voorzieningen per 1.000 inwoners zes keer zo groot als het aanbod per 1.000 inwoners in Banne Buiksloot. Lutgert, J., Reedijk, D. (1996). Als Amsterdam zich over ons ontfermt, de geschiedenis e Het horeca-aanbod per 21.000 inwoners in Noord is tussen 2010 en 2019 van de inlijving bij Amsterdam van de gemeenten Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp in verdubbeld. In de Noordelijke IJ-oevers West kwam er in die periode de meeste 1921. Uitgave van Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord. horeca bij. e Het aantal winkels per 1.000 is in Noord net als in de rest van de stad het laatste Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord. (2003). Nieuwendam. Monument aan decennium gedaald. Dit is onder meer te verklaren door een verschuiving naar de noordelijke 1J-oever. online winkelen. e Ook het toerisme neemt toe in Noord. Dit is terug te zien in de stijging in het Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord. (8 maart 2019). De geschiedenis van aantal hotelbedden per 1.000 inwoners. Noord tot 1919. Geraadpleegd van https://hcan.nl/home/eeuwfeest-100-jaar-pek/ e In Noord zijn vergeleken met het gemiddelde van Amsterdam weinig voorzieningen zoals winkels, horeca en cultuur beschikbaar. In Noord is het aantal Van Zeggelaar, G. (2000). Terugblikken op Waterland. Hoofdstukken vit de geschiedenis de laatste jaren wel relatief hard gegroeid. van Amsterdam-Noord. Uitgave van Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord. Afbeelding 22. Van Zelm, I.M. van (2009), Factsheet ontwikkeling werkgelegenheid en werkloosheid Aantal winkelvestigingen, horecavestigingen en culturele voorzieningen in Noord per Noord 1974-2009 1000 Inwoners 2010 en 2019 en aantal hotelbedden in Noord per 1000 inw. 2014-2018 zo P_n ED 0 __ m2 | ES m2019 m2018 6,0 - OO | E80 oe aa, 70 — weeen Uitgave: Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Noord 4,0 we 50 RN Datum:19 mei 2020 3,0 Er _ B 40 - Ne 3 30 - ee LO - - - EK - B 10 + - 8 0,0 0 Amsterdam| Noord |Amsterdam/ Noord |Amsterdam Noord Amsterdam, Noord Winkelvestigingen Horecavestigingen (Culturele voorzieningen Hotelbedden Bron: Bedrijvenregister Amsterdam (ARRA) / OIS 4 Inclusief voorzieningen voor amateur kunstbeoefening (bijv. muziek- en dansscholen). 11
Factsheet
11
train
> Gemeente Amsterdam DS Motie Datum raadsvergadering _ 11 november 2021 Ingekomen onder nummer 756 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Boomsma inzake de Begroting 2022 (kunstinstellingen voor steungelden van Fase 1 en Fase 2 mogelijk) Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2022 Overwegende dat: — _kunstinstellingen zwaar getroffen zijn door de Coronacrisis, nog altijd in grote onzekerheid verkeren, en de gevolgen van de coronacrisis nog jaren zullen doorwerken; — _ verschillende culturele instellingen bericht hebben gekregen dat zij een deel van de ontvangen coronasteun van 2020 (fase 1 en 2) moeten terugbetalen; — _dit voor sommige instellingen tot gevolg heeft dat financiële steun die zij vanuit de landelijke overheid hebben gekregen in een matching-constructie moeten terugbetalen; — _ Dit zou betekenen dat veel geld verloren gaat voor de kunstsector juist nu elke euro telt; — Dit het gevolg is van de regels van de verordening, maar dat ze het geld voor dit jaar en het volgende opnieuw hard nodig zullen hebben; — Ditte voorkomen is door een deel van deze middelen weg te zetten in een bestemmingsreserve voor 2022 en ‘23 ter compensatie van (dan) geleden verliezen; — De kunstraad het gemeentebestuur terecht oproept om het terugbetalen van alle steungelden van fase zen 2 nu te heroverwegen door deze mogelijkheid van een bestemmingsreserve te bieden; — _ Andere gemeenten instellingen ook deze mogelijkheid bieden, Verzoekt het college van burgemeester en wethouders Kunstinstellingen die in beginsel een deel van de ontvangen coronasteun van 2020 (fase 1 en 2) terug zouden moeten storten, alsnog de mogelijkheid te geven om een deel van deze middelen onder te brengen in een bestemmingsreserve voor 2022 en 2023 ter compensatie van (dan) geleden verliezen, om te voorkomen dat zij via een matching-constructie vanuit landelijke regelingen verkregen steun zouden moeten terugbetalen. Indiener D.T. Boomsma
Motie
1
discard
Gemeente Beselare Jodenbreestraat 25 Am ste rdam 1011 NH Amsterdam € Postbus 1840 1000 BV Amsterdam Telefoon 14 020 > < amsterdam.nl Retouradres: Postbus 1840, 1000 BV Amsterdam Aan de leden van de Gemeenteraad Datum g oktober 2018 Behandeld door T. Zwart/F. de Graaff Onderwerp Jongeren in gesloten jeugdzorg Geachte leden van de gemeenteraad, Op 21 juni 2018 zijn door de leden Hammelburg en Grooten schriftelijke vragen gesteld inzake de opvang van jongeren in gesloten instellingen. Op 4 juli 2018 zijn door lid Flentge aanvullende schriftelijk vragen gesteld. Daarnaast heeft op 27 juni 2018 wethouder Kukenheim lid Flentge een brief toegezegd over hoe vermeden kan worden dat kinderen via jeugdzorg in een gesloten setting terecht komen. In de toelichting op de gestelde vragen wordt verwezen naar het jaarrapport kinder- rechten dat Unicef en Defence for Children publiceerden in juni 2018. Daaruit bleek dat sinds 2016 8% meer kinderen in Nederland in een gesloten jeugdzorginstelling zijn geplaatst. Daarnaast werden zorgen geuit over de staande praktijk van vrijheids- benemende maatregelen in de gesloten jeugdzorg, zoals afzondering en separatie. Gevraagd is hoe vermeden kan worden dat jongeren via jeugdhulp in gesloten jeugd- zorg terecht komen. Het college deelt de geuite zorgen over de vrijheidsbenemende maatregelen zoals afzondering en separatie binnen de gesloten jeugdhulp. Binnen De Koppeling, de instelling voor gesloten jeugdzorg in Amsterdam, wordt actief gestuurd op de- separatiebeleid. Van de drie ruimtes die beschikbaar waren voor separatie is nu nog één ruimte over. In samenwerking met Jeugdzorg Nederland en collega’s van gesloten jeugdhulpinstellingen wordt gewerkt aan het op termijn sluiten van de laatste separatie- ruimte binnen De Koppeling. In de beantwoording van de vragen heeft het college u erover geïnformeerd dat de landelijke cijfers die Unicef en Defence for Children presenteren, een andere lijn tonen dan de Amsterdamse cijfers. Het aantal jongeren dat instroomt is hier al geruime tijd wisselend maar overall stabiel. Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl Gemeente Amsterdam Datum oktober 2018 Pagina 2 van 2 Bij De Koppeling wordt er met een intensieve handeling direct bij aanvang van de plaatsing aan gewerkt om het gesloten element van de behandeling zo kort mogelijk te laten duren. De gemiddelde duur van de plaatsing is rond de zeven maanden. Lande- lijk is dit een jaar. Het college erkent de noodzaak om de gemiddelde duur en het aantal verder terug te brengen om negatieve gevolgen van een plaatsing in geslotenheid zoveel mogelijk te beperken. Tijdens sessies die op 7 juli 2018 in het Bimhuis werden georganiseerd naar aanleiding van de film Alicia heeft de wethouder Jeugd gesproken over onze ambitie om een eind te maken aan het veelvuldig doorplaatsen van uithuisgeplaatste kinderen. De gemeente heeft deze ambitie, samen met de gemeenten in de regio Amsterdam- Amstelland en een groot aantal aanbieders, verwoord in een aanvraag voor het Trans- formatiefonds. Het Rijk bevordert de doorontwikkeling van de hulp voor kinderen en gezinnen door voor de komende 3 jaar middelen ter beschikking te stellen middels dat fonds. Het college voorziet een intensief traject om onze ambitie te bereiken. Het zal immers van alle betrokken bij een jongere voor wie een uithuisplaatsing dreigt, een andere manier van kijken vragen om deze dreiging om te buigen. Daarom zal het college deze aanpak samen met de betrokken instellingen en ervaringsdeskundigen ontwikkelen. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Het college van burgemeester en wethouder van Amsterdam, Lo ‚Wil Rutten Burgemeester waarnemend gemeentesecretaris Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Schriftelijke Vraag
2
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad x% Gemeenteblad % Motie Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 960 Publicatiedatum 9 oktober 2015 Ingekomen onder AM Ingekomen op woensdag 30 september 2015 Behandeld op woensdag 30 september 2015 Status Verworpen Onderwerp Motie van de leden Boldewijn en Ernsting inzake de Uitvoeringsagenda Mobiliteit (proef autovrij Rokin en Damrak). Aan de gemeenteraad Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Uitvoeringsagenda Mobiliteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 812); Constaterende dat: — de Uitvoeringsagenda Mobiliteit voorstellen doet om de binnenstad autoluw te maken; — erin de Negen Straatjes reeds een proef loopt om het gebied in de weekenden autovrij te krijgen; — een cruciaal deel van het centrum van Brussel sinds juni autovrij verklaard is voor een proefperiode van acht maanden, waarbij alleen bewoners en bedrijven met eigen garage toegang krijgen tot het aangewezen centrumgebied; — de stad Parijs afgelopen zondag een deel van het centrum waaronder de Champs-Elysee autoloos heeft verklaard hetgeen door de Parijzenaars massaal met open armen is ontvangen; — het Rokin, Damrak en Munt met name in de weekenden extreme verkeersdrukte kennen waarbij alle mobiliteiten elkaar verdringen; — in 2014 Amsterdam 17,4 miljoen bezoekers heeft getrokken, die tezamen een grote belasting op het vervoersysteem en de openbare ruimte uitoefenen en deze bezoekersaantallen de komende jaren zullen toenemen; — de inwonersaantal van Amsterdam de afgelopen jaren een snelle groei van ca. 11.000 nieuwe inwoners per jaar heeft gekend en deze groei krachtig zal doorzetten; Overwegende dat: — ten aanzien van de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte het noodzakelijk is om scherpe beleidskeuzen te maken, omdat ‘niet alles kan en vooral niet alles tegelijk’; — hetscheiden van de mobiliteiten en de verkeersstromen in met name het Centrum van Amsterdam het enige middel is om de binnenstad leefbaar, economisch rendabel en gezond te houden; — de automobiel daarbij in meerdere mate de beperkte openbare ruimte bovenmatig domineert; 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 960 Moti Datum 9 oktober 2015 otie — _er momenteel werkzaamheden rondom de herinrichting Muntplein worden uitgevoerd waarbij vanaf de kop van de Vijzelgracht ter hoogte van de Herengracht de Vijzelgracht reeds van het autoverkeer is afgesloten. Verzoekt het college van burgemeester en wethouders: — in navolging van het Brusselse voorbeeld onderzoek te doen naar het instellen van een pilot gedurende de maanden november en december 2015 om op de zaterdag- en zondagen de kop van de Vijzelstraat vanaf de Herengracht en aansluitend het Muntplein, het Rokin en het Damrak autovrij te maken, met uitzondering voor nood-, spoed- en veiligheidsverkeer en uitgezonderd het noodzakelijke laad- en losverkeer gedurende de in te stellen venstertijden in de ochtend; — gedurende deze pilot nauwlettend te monitoren wat de verdringing- en waterbedeffecten zijn welke het zoekende verkeer in de omliggende straten zal veroorzaken. De leden van de gemeenteraad H.B. Boldewijn Z.D. Ernsting 2
Motie
2
discard
> Gemeente Amsterdam Motie Datum raadsvergadering 10 november 2022 Ingekomen onder nummer _3o3accent Status Aangenomen Onderwerp Motie van het Hofland inzake de Begroting 2023 Onderwerp Nieuwe cadeaubonnen-actie voor energiebesparende producten Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De Raad, Gehoord de discussie over de Begroting 2023 Constaterende dat: — Eeneerdere actie waarbij Amsterdammers cadeaubonnen konden verzilveren voor energiebesparende producten ertoe heeft geleid dat minima en middeninkomens massaal (187.000) informatie hebben opgezocht over de mogelijkheden voor verduurzaming van hun woning; — Tijdens deze actie 48.000 cadeaubonnen zijn verzilverd en hier een groot aantal concrete verduurzamingsacties uit is voort gekomen. Overwegende dat: — _Lage-en middeninkomens de doelgroep vormen die het meest te lijden heeft onder de hoge energieprijzen; — _ Het voor het halen van onze verduurzamingsdoelstellingen belangrijk is om in te zetten op de individuele motivatie van Amsterdammers. Gemeente Amsterdam Status Aangenomen Pagina 2 van 2 Verzoekt het college van burgemeester en wethouders — Nate gaan of de cadeaubonnen-actie zoals die eerder is ingezet veel minima en mensen met een middeninkomen heeft bereikt; — Indien dit het geval is, zo snel mogelijk de actie opnieuw op te starten, wederom gericht op minima en mensen met een middeninkomen, en dit te financieren van de rijksmiddelen energiearmoede. Indiener R.P. Hofland
Motie
2
discard
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2018 Afdeling 1 Nummer 682 Datum indiening 7 augustus 2018 Datum akkoord 22 augustus 2018 Publicatiedatum 23 augustus 2018 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Roosma inzake de demonstratie We Reclaim Our Pride’. Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstelster: Afgelopen zaterdag 4 augustus j.l. was de jaarlijkse Pride botenparade door de grachten. Tijdens deze parade wilde een groep demonstranten demonstreren voor een inclusieve parade en tegen de vercommercialisering van de parade. De demonstranten demonstreerden met spandoeken, borden en zo'n twintig opblaasbare eenhoorns met leuzen. Ze hebben een groot deel van de boten tijdens de parade met enthousiasme toegejuicht en bij andere boten afkeuring laten blijken. Volgens de demonstranten was de demonstratie vreedzaam. Dat blijkt ook uit alle berichtgeving. De demonstranten hebben aangegeven met de politie afspraken te hebben gemaakt over de plek waar zij mochten demonstreren en over de regels waaraan zij zich moesten houden. De demonstranten geven aan zich aan die voorschriften gehouden te hebben. Niet te min heeft de politie besloten op enig moment de demonstratie te beëindigen door de twintig opblaasbare eenhoorns in beslag te nemen. Volgens de demonstranten is er gedreigd met arrestaties. Volgens de demonstranten is één opblaas eenhoorn met geweld afgenomen. In het coalitieakkoord is opgenomen: “Het demonstratierecht is en blijft bijkans heilig.” Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen: 1. Welke voorschriften zijn er verbonden aan de demonstratie van ‘We Reclaim Our Pride’? Welke afspraken zijn er gemaakt met de demonstranten? Antwoord: Vanwege de drukte en bijbehorende risico's van het evenement, en vanwege een incident tijdens een recente demonstratie van We Reclaim Our Pride tijdens de botenparade in Utrecht, waar een demonstrant een politieagent op de politieboot heeft besmeurd met bloed, is een voorschrift verbonden aan de demonstratie. Het voorschrift hield in dat de demonstranten geen zaken bij zich mochten dragen 4 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nmmer 68 augustus 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 augustus 2018 waarvan aannemelijk is dat ze zijn meegebracht om de openbare orde te verstoren of schade aan zaken of letsel aan personen toe te brengen. Ook is aangekondigd dat de demonstratie niet op een brug of een andere drukke plek langs de route (specifiek: de Prinsengracht) mocht plaatsvinden en dat indien nodig een alternatieve demonstratielocatie zou worden aangewezen. Dit is vastgelegd in een WOM brief. Bij aankomst in Amsterdam heeft de politie contact gelegd met de demonstranten en is deze WOM-brief uitgereikt. De demonstratie was door de politie op sociale media gesignaleerd (de demonstratie was niet aangemeld bij de gemeente). In de week voorafgaand aan de botenparade heeft de politie diverse pogingen gedaan om in contact te komen met de groep We Reclaim Our Pride. Doel was om tot goede afspraken te komen om de demonstratie zo optimaal mogelijk te faciliteren en te beschermen tijdens een druk en risicovol evenement als de Pride. De groep heeft elke poging tot contact afgehouden. 2. Hebben de demonstranten zich aan de voorschriften gehouden? Was er een aanleiding om te veronderstellen dat zij zich niet aan de afspraken zouden houden? Antwoord: De demonstranten hebben zich op verzoek van de politie verplaatst van de Hortusbrug naar de kade langs de Hortusbrug. Echter, toen de demonstranten 18 opblaasbanden opbliezen en bleek dat een aantal van hen zwemkleding aan had, ontstond bij de politie de sterke indruk dat de demonstranten de intentie hadden om gezamenlijk te water te gaan. Daardoor zou de botenparade geblokkeerd worden. Het eerder genoemde incident in Utrecht en het feit dat de groep tot zaterdag aan toe het contact met de overheid had gemeden droeg daar aan bij. 3. Watis de reden dat de twintig opblaasbare eenhoorns van de demonstranten door de politie zijn ingenomen? En waarom zijn deze opblaasbare eenhoorns wel ingenomen, en niet de vele andere opblaasbare eenhoorns, opblaasbare flamingo's en andere opblaasbare dieren lang de route? Zijn de demonstranten hier vooraf over gewaarschuwd? Waarom wel/niet? Antwoord: Het te water gaan van 18 personen op opblaasbanden tijdens de botenparade zou niet alleen leiden tot het blokkeren van de stoet, bovendien zouden er gevaarlijke situaties ontstaan voor zowel de demonstranten als de deelnemers aan de botenparade. De politie heeft gefaseerd opgetreden en de demonstranten eerst gevraagd om de opblaasbanden weg te stoppen. Toen zij daar niet op in gingen, heeft de burgemeester de demonstranten op grond van de Wet Openbare Manifestaties een aanwijzing gegeven die inhield dat zij de opblaasbanden weg dienden te stoppen. Deze aanwijzing is door de politie overgebracht. Toen de demonstranten niet aan de aanwijzing voldeden heeft de politie de opblaasbanden ingenomen. De demonstranten zijn dus twee keer gewaarschuwd. Na de botenparade zijn de opblaasbanden weer teruggegeven aan de demonstranten. Gelukkig hebben de demonstranten uiteindelijk meegewerkt en heeft de politie geen geweld hoeven gebruiken, noch zijn er mensen aangehouden. 4. Hoe verhoudt het innemen van de opblaasbare eenhoorns en het daarmee beëindigen van de demonstratie van ‘We Reclaim Our Pride’, zich volgens het 2 Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Nmmer 68 augustus 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 augustus 2018 College van Burgemeester en Wethouders tot de uitspraak in het coalitieakkoord dat het demonstratierecht bijkans heilig is? Antwoord: Het recht op demonstratie is bijkans heilig. Amsterdam staat voor het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren. De vrijheid van meningsuiting mag echter niet worden gebruikt om strafbare feiten of wanordelijkheden te plegen. Door het in beslag nemen van de opblaasbanden was het risico op blokkade van de botenparade en bijbehorende risico op onveilige situaties weggenomen en konden de demonstranten hun demonstratie voortzetten. Zij hebben gedurende de gehele botenparade hun geluid kunnen laten horen en zijn zeer goed zichtbaar geweest voor de deelnemers van de botenparade en het publiek. Daarmee is het grondrecht op demonstratie, ondanks het ontbreken van een kennisgeving aan de gemeente en het afwijzen van contact met de overheid voor het faciliteren van de demonstratie, gewaarborgd. Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
train
> Gemeente Agenda vergadering Amsterdam . . . . Nieuw-West Voorbereidende Commissie Nieuw-West 2x 9 December 2015 Tijd: 19.30 uur Voorzitter: dhr. J. Mirck Verwachte Stadsdeelsecretaris: dhr. H. Wink Bespreektijd Bestuursadviseur: dhr. M. van Rooij 1. Opening 2. Agendavaststelling 3. Mededelingen 4. Mondelinge vragen 5. Voornemen tot aanwijzing gemeentelijke 60 min AB monumenten (Bobeldijk) 6. Adviesbrief Dierenwelzijn (Bobeldijk) 30 min AB 7. Presentatie Subsidies (Baadoud) 45 min C 8. Sluiting AB: hierover wordt door het Algemeen Bestuur besloten; C: hierover wordt alleen in de voorbereidende commissie gesproken. Meespreken en inspreken Deze vergadering is openbaar. Wilt uU uw mening, vraag of opmerking aan de bestuurscommissieleden kenbaar maken? Neem dan contact op met de afdeling bestuursondersteuning op nummer 020-2536742 of via bestuurscommissie @nieuw- west.amsterdam.nl. Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
Agenda
1
discard
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Amendement Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 144 Publicatiedatum 20 maart 2015 Ingekomen onder Ww Ingekomen op 11 februari 2015 Behandeld op 11 maart 2015 Status Aangehouden in de raadsvergadering op 11 februari 2015 en verworpen op 11 maart 2015 Onderwerp Amendement van het raadslid de heer Ernsting inzake de Agenda Duurzaamheid (milieuzone). Aan de gemeenteraad Ondergetekende heeft de eer voor te stellen: De raad, Gehoord de discussie over de Agenda Duurzaamheid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 50); Constaterende dat: — inde agenda een milieuzone wordt voorgesteld voor bestelverkeer; — in deze milieuzone als eis wordt gesteld dat de voertuigen minimaal euro 3 moeten zijn; Overwegende dat: — er met de voorgestelde milieuzone slechts 460 voertuigen geweerd zullen worden; — ditleidt de facto leid tot een geringe verbetering van de luchtkwaliteit — in andere steden strengere normen worden gesteld dan deze; — Tevens overwegende dat: — ondernemers of gebruikers een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de kwaliteit van hun wagenpark, zoals een jaarlijkse APK-keuring; — rondrijden met verouderde en vervuilende dieselvoertuigen leidt tot grote maatschappelijke schade in bijvoorbeeld gezondheid, met de daarbijbehorende kosten; — de door het college gebruikte term ‘maatschappelijke kosten’ (=de kosten die ondernemers betalen om hun verouderde wagenpark te vernieuwen) zonder de maatschappelijke schade mee te rekenen, in de kosten efficiëntie formule eigenlijk niet thuishoren; — tegen dezelfde directe kosten (inrichting en exploitatie) een strengere eis voor toegang in de milieuzone eenvoudig is te realiseren; — daarmee de koste efficiëntie enorm toeneemt, 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteraad Nummer 144 A d é Datum _ 20 maart 2015 mendemen Besluit: — de minimale eis voor toegang tot de milieuzone vast te leggen als minimaal euro 4; — budget vrij te maken voor een subsidieregeling voor uitsluitend die ondernemers die aantoonbaar moeite hebben hun wagenpark te vernieuwen. Het lid van de gemeenteraad, Z.D. Ernsting 2
Motie
2
discard
AGENDA (concept) Raadscommissie RUIMTELIJKE ONTWIKKELING Datum: Woensdag 14 maart 2013 Aanvang: 19.45 uur (LET OP VROEGE AANV ANG) Zaal: Raadzaal, Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000 Blok A Procedureel ‚Nr. |Onderwerp________________|Nadereïnfo | Opening/Mededelingen Vaststellen agenda Ter vaststelling 3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde onderwerpen Verslag 6 maart 2013 Ter vaststelling Openstaande toezeggingen L6. _ | Mededelingen portefeuillehouder(s) Blok B Bespreking beleidsonderwerpen ‚Nr. |\Onderwerp _________________|Nadereinfo __|Reg.nr. | Miniconferentie thema Wonen Terbespreking | | Blok C Algemeen [Nr. Onderwerp 8. |Rondvaag | 9. [Sung Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-2529924 of [email protected]. De raads- en commissievergaderingen worden live uitgezonden via internet. De uitzending is ook achteraf te raadplegen. www.noord.amsterdam.nl/deelraad
Agenda
1
train
Convenant Wij zijn Samen Nieuw-West Ongelijk investeren in gelijke kansen voor en met bewoners 23 maart 2023 Dae eN 45p N, We NZE DAN S) DNS 85 Samen Nieuw-West 3 “Over 20 jaar is Amsterdam Nieuw-West een ruim, divers en groen stadsdeel waar het veilig en prettig wonen is, waar buurtgenoten omkijken naar elkaar, waar mensen de kans krijgen om hun potentieel optimaal te benutten en waar bewoners hun eigen welvaart en welzijn creëren, onderhouden en delen. Overheden, maatschappelijke partijen en bedrijfsleven faciliteren hen daarbij.” a ____Èn 4 << Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Wij zijn Samen Nieuw-West. Wij zijn overeengekomen: e Dat wij in het Nationaal Programma Samen Nieuw-West met elkaar de verbinding aangaan voor ten minste twintig jaar; e Dat wij ons aan de gezamenlijke waarden, ambities, opgaven, inzet en de gerichte, samenhangende aanpak verbinden die in dit convenant uiteen zijn gezet; e Dat wij — overheden, (maatschappelijke) organisaties, bedrijven en bewoners — als gelijkwaardige partners en bondgenoten samenwerken; Dat wij erkennen dat bewoners de hefboom van verandering zijn en dat wij samen en werkenderwijs moeten leren hoe wij het gelijkwaardig samenwerken tussen bewoners en organisaties vorm moeten geven; e Dat gelijke kansen ongelijke investeringen vragen en wij dus bereid zijn tot dat ongelijk investeren, waar de opgaven dat vereisen. In financiële zin, maar ook in de bereidheid ons beleid of de bestaande ordening der dingen (indien nodig fundamenteel) aan te passen; * Dat gelijke kansen ook vragen om ongelijk ontzien en dat wij ons er daarom aan committeren om Nieuw-West zo min mogelijk te belasten met zaken die de kwetsbaarheid van de omgeving verder kunnen vergroten; e Dat in ons denken en handelen de leefwereld van bewoners het uitgangspunt is. Dat betekent bijvoorbeeld dat systemen/systeemlogica, handelen en beleid ten dienste staan van de leefwereld; 85 Samen Nieuw-West > 5 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 e Dat wij inclusie nastreven, onder meer door de diversiteit die Nieuw-West kenmerkt te weerspiegelen in hoe wij onze organisaties en ons handelen inrichten; e Dat wij bij obstakels en tegenslagen niet opgeven en ons ook dan blijven inspannen voor de gezamenlijke opgaven; e Dat dit convenant het startpunt is en bepaalt welke opgaven we langdurig op ons nemen, terwijl wij ook de inhoud van het convenant zelf eens in de zoveel jaar herijken; ° Dat iedere vier jaar een geactualiseerd uitvoerings- programma wordt gemaakt en vastgesteld door de alliantie, inspelend op wat we hebben geleerd, wat de ontwikkelingen en wat de kansen zijn (ook in termen van beschikbare middelen); alles altijd gericht op de in ons convenant bepaalde waarden en opgaven; e Dat wij expliciet streven naar een groeiende alliantie en iedereen die onze (kern)waarden, opgaven en deze verklaring expliciet onderschrijft, zeer welkom is deel te nemen en bij te dragen aan Samen Nieuw-West; e Dat wij ons committeren aan het leveren van de benodigde inzet en (mens)kracht vanuit onze samenwerkende organisaties en netwerken; e Dat wij ons committeren aan de financiële uitgangspunten zoals die in dit convenant zijn opgenomen; e Dat wij ons eraan committeren en erop aanspreekbaar zijn dat wij de in dit convenant verwoorde waarden en de daaruit volgende opgaven/opdracht expliciet naleven en nastreven in onze (beleids-)keuzes en handelen, in de besteding van EEE : Het Rijk doet dit conform de onze middelen en alle overige manieren waarop wij aan die bepalingen die zijn opgenomen in n het Nationaal Programma Leef- waarden kunnen bijdragen! baarheid en Veiligheid. 6 <— Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Inhoudsopgave Verklaring 4 Voorwoord 7 Historie 8 Inleiding 10 Van waarden naar opgaven 13 e Eigenaarschap, inclusie en democratie 16 e Veiligheid 20 , Werk en bestaanszekerheid 26 e Wonen en leefomgeving 31 « Kansen voorde jeugd 38 Programmaorganisatie 43 Financiële uitgangspunten 46 Begrippenlijst 49 Bijlage 50 is KE + The Mn Én IN | b en SE 85 Samen Nieuw-West >7 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Voor mij is het wezen van Amsterdam de belofte van vrijheid. De belofte dat je hier in Amsterdam je geluk kan najagen, dat je je lot in eigen hand kan nemen. Helaas wordt die belofte nog niet voor iedereen ingelost. Door de opeenstapeling van problemen in sommige wijken van onze stad krijgen te veel Amsterdammers, waaronder veel jonge stadgenoten, niet de kansen die zij verdienen. Ook in Nieuw-West, het jonge stadsdeel waar de toekomst van onze stad wordt gemaakt. De afgelopen jaren heb ik daar veel mensen gesproken en veel plekken bezocht. Van het Abdelhak Nouriplein in Geuzenveld tot de Jacob Geelbuurt in Slotervaart, overal hoorde ik bijzondere verhalen. Van veerkracht, van hoop en van liefde voor de eigen buurt en onze stad. Talloze buurt- en bewonersinitiatieven weten daar steeds weer in te spelen op nieuwe ontwikkelingen in de stad en vinden nieuwe manieren om hardnekkige problemen te lijf te gaan. Tegelijkertijd illustreert het bestaan ervan ook de noodzaak daartoe. Het feit dat het te boven komen van achterstand, (kans)armoede en tweedeling niet vanzelf gaat. En dat de traditionele antwoorden die van de overheid komen niet voldoende hebben gewerkt. Daarom moeten die buurt- en bewonersinitiatieven altijd worden gezien, gehoord en versterkt. Hardnekkige achterstanden en structurele problemen houden te veel bewoners in Nieuw-West al decennia in de greep. Met het Nationaal Programma Samen Nieuw-West willen we dit doorbreken. Overheden, maatschappelijke partijen en vooral de bewoners van Nieuw-West accepteren de bestaande situatie niet langer. Daarom maken we afspraken in een convenant. Op basis van gemeenschappelijke waarden formuleren we heldere opgaven. Een convenant waarin wij gezamenlijke waarden omarmen en onderschrijven, die ons richting en koers geven. Als we blijven doen wat we deden, blijven we krijgen wat we kregen. Daarom zullen onze gezamenlijke oplossingen fundamenteel moeten afwijken van wat we ‘gewoon’ zijn te doen. In dit convenant staat hoe we dat willen doen. Ik ben ervan overtuigd dat we samen de belofte van vrijheid voor álle Amsterdammers dichterbij kunnen brengen. Want wij zijn Samen Nieuw-West. Femke Halsema Voorzitter van de alliantie Samen Nieuw-West Burgemeester van Amsterdam 8 << Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West H En u Istorie Tussen 1950 en 1970 kregen 200.000 mensen een huis in Nieuw-West. Van Slotermeer (1952), Geuzenveld (vanaf 1953), Slotervaart (vanaf 1954), Overtoomse Veld (vanaf 1955) tot en met Osdorp (vanaf 1957). Het was wennen in de nieuwe wijken: alle bewoners voelden zich alsof zij emigreerden naar een nieuwe wereld. De meesten kwamen uit de ‘oude’ stad, vooral uit kleine, slechte woningen. Daarnaast kwamen bewoners uit andere delen van het land, aangetrokken door het vele werk dat voorhanden was in Amsterdam. Uitgevoerd volgens de moderne stedenbouwkundige principes van het Algemeen Uitbreidingsplan uit 1934 leek het wonen in de Westelijke Tuinsteden in niets op het wonen in de oude stad. Mensen waren trots op en blij met hun mooie nieuwe woningen. Het credo van stedenbouwer Van Eesteren was ‘licht, lucht en ruimte’. Het dagelijks leven van mensen stond voor hem centraal. Doorgaand verkeer is gescheiden van wonen; aan doorgaande wegen staan winkels en zo min mogelijk woonhuizen. Ook had werk een belangrijke functie in het uitbreidingsplan. Van kantoren aan de hoofdwegen, naar lichte industrie op daarvoor aangewezen terreinen tot het zware werk in het Westelijk Haven- gebied. Tussen de ruim geplaatste huizenblokken lag veel groen en in de omgeving waren parken. De grote aantallen kinderen hadden hier eindeloos veel speelgelegenheid. De huizen zelf waren functioneel voor die tijd. Etage-portiekwoningen, bedoeld voor gezinnen, waarvan de man werkte en de vrouw thuisbleef. De woningen waren in bezit van verschillende woningbouwverenigingen. De bewoners behoorden tot de ‘werkende stand’, 6 van havenarbeiders tot onderwijzers. Í \ Na 1970 veranderde Nieuw-West langzaam van karakter. De kleine boompjes uit het \ begin werden groot, voor klinkers kwam asfalt, kinderen werden volwassen en trokken Y de buurt uit. Ook hun ouders begonnen te verhuizen. De woningnood was groot en velen trokken naar de overloopgebieden zoals Hoorn, Purmerend, Lelystad en Almere. De eerste bewoners maakten veelal plaats voor nieuwe emigranten, deze keer vooral afkomstig uit Marokko, Turkije, Suriname, Antillen. Tegenwoordig kent meer dan de helft van de bewoners in Nieuw-West een niet-westerse achtergrond. Sociale verbanden werden door deze massale verhuisbewegingen uit elkaar getrokken. En ondertussen pasten de inmiddels verouderende woningen niet goed meer bij de nieuwe bewoners. Ook de stedenbouwkundige structuur (met functiescheiding) bevorderde de sociale samenhang niet. Aan het begin van deze eeuw werd een ingrijpende fysieke vernieuwing in gang gezet onder de titel Masterplan Parkstad. Door de financiële crisis rond 2008 stokte de vernieu- wing. Daardoor is minder dan de helft van de oorspronkelijke vernieuwing gerealiseerd. Uiteindelijk zijn in de afgelopen 20 jaar ruim 7000 woningen gesloopt, 10.000 woningen toegevoegd en vele duizenden opgeknapt. 2: Deze korte geschiedenis is onder meer gebaseerd op teksten van het Van Eesteren Museum 85 Samen Nieuw-West > 9 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Ook al werd er ingrijpend gerenoveerd, gesloopt en (extra) gebouwd, dit bracht niet overal in Nieuw-West de gewenste verbetering. Werkloosheid, armoede, discriminatie, (huiselijk) geweld en overlast namen in sommige wijken en buurten snel toe. Terwijl de kwaliteit van de voorzieningen, zoals scholen, hulpverlening en werktoeleiding juist minder werd. Het lukte steeds meer kinderen niet om hun vmbo-diploma te halen. En veel verouderde wonin- gen bleven zoals ze waren. Rellen op het Allebéplein en radicalisering lieten de alarmbellen afgaan. Een sociaal offensief werd ingezet met de Koers Nieuw-West/Vogelaar-aanpak. Dit was van korte duur; mede door onvoldoende middelen en gebrek aan duurzame bestuur- lijke aandacht kwam er rond 2012 een einde aan. Sindsdien heeft de sociale achteruitgang zich verder doorgezet. Dat uit zich op sommige plekken ook in toenemende overlast en (drugs-)eriminaliteit. Tegelijkertijd zien we dat bewoners zich weerbaar gaan opstellen en hun eigen weg zoeken. Het geloof en vertrouwen in de overheid en andere instanties, zoals woningcorporaties, politie en jeugdhulpverlening, neemt af. Recente nieuwbouw, met opnieuw veel koop- en duurdere huurwoningen, in combinatie met de ruimte en het vele groen die het stadsdeel kenmerken, trekken nu weer andere nieuwe bewoners aan. Dat zou moeten leiden tot gemengde levendige buurten, waar alle bewoners een goed leven kunnen leiden, maar het pakt niet zo uit. Eerste onderzoeken wijzen uit dat weliswaar de gemiddelden voor Nieuw-West als geheel omhooggaan, maar dat de bestaande bewoners er niet beter van worden en dat de verschillen tussen buurten groter zijn geworden. Zo bezien is Nieuw-West steeds verder afgeraakt van het beeld van een vriendelijke en harmonieuze parkstad-achtige omgeving en kennen we nu een stads- deel vol dynamiek en spanningen? Nen ä sk Ze ZE de eN EE p A p HE, md Dn 2 mmm hes, BAN ns nn 7 mm ORB as A LN ps Pal - mi ; ES dbs “ON in 10 <& Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West | En u nleiding Wij zijn Samen Nieuw-West. Een groeiende alliantie van overheden, (maatschappelijke) organisaties, bedrijven en bewoners van Nieuw-West die zich committeren aan de gezamenlijke waarden, opgaven en koers die in dit document uiteengezet worden. Wij zijn geen exclusief gezelschap. Eenieder die zich na vandaag bij die koers wil aansluiten, is zeer welkom. Maar we gaan wel van start. Sterker nog: we zijn al gestart. Sinds 2021 werken we als alliantiepartners samen aan een aantal ‘doorbraken’. Dat heeft al “Verandering komt geleid tot mooie resultaten, zoals de jongerenwoningen ‘New Beginnings’, begeleiding van tot stand doordat gezinnen met jonge kinderen in de Jacob Geelbuurt en de samenwerking van bewoners gewone mensen en gemeente aan een schonere leefomgeving. Het belangrijkste resultaat van deze fase buitengewone is dát er (steeds effectiever) wordt samengewerkt. Samenwerking is namelijk een basis- dingen doen.” voorwaarde voor verandering. We zijn dus begonnen, maar het moment is aangebroken voor een volgende fase. Dit convenant luidt die fase in. Barack Obama Nieuw-West heeft veel betrokken bewoners. Het stadsdeel is divers en kent een groot aantal netwerken, in alle soorten en maten. Allerlei organisaties hebben de afgelopen decennia veel in dit stadsdeel geïnvesteerd. Vanaf 2021 zet de rijksoverheid met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid ook in op langjarige samenwerking, een integrale benadering en investeringen in Nieuw-West en 19 andere gebieden in Nederland. Het Rijk wil daarmee bijdragen aan structurele en substantiële verbetering en herstel. De wil en de gedrevenheid zijn er om het voor iedereen beter te maken. Een waardevolle basis waarop we, samenwerkend in het nationaal programma, de leefbaarheid, veiligheid, kansengelijkheid en welvaart nu écht naar een hoger niveau tillen. Op die basis vormen we deze alliantie. Een alliantie waar we allemaal deel van uitmaken en dat ook zo voelen. Samen zijn we meer dan de som der delen. Waarom dit convenant? ‘Als we doen wat we altijd deden, krijgen we wat we altijd kregen.’ Er zijn gebieden in Neder- land waar de algehele inrichting van onze maatschappij onevenredig nadelig uitpakt. Dat leidt tot hardnekkige problematieken rondom armoede, ongelijkheid, onveiligheid, belem- mering van de ontwikkeling van kinderen, verwaarlozing van woningen en leefomgeving, enzovoort. Problematieken die zichzelf en elkaar in stand houden. Ze zijn van een zodanige aard en omvang dat onze reguliere oplossingen niet voldoen en soms zelfs bijdragen aan het probleem. Ze kunnen alleen doorbroken worden wanneer we ze samen bij de wortel aanpakken. Door dingen systematisch anders te gaan doen dan we gewend zijn. Met dit convenant verklaren wij ons daartoe bereid, voor -op zijn minst- de komende twintig jaar. Twintig jaar is lang en dat vergt een solide basis, die steviger is dan we tot nog toe hadden. Daar is een verdiepingsslag voor nodig. De afgelopen periode heeft ons namelijk geleerd dat we vaak denken dat we het wel ongeveer eens zijn over onze overkoepelende waarden en opgaven. Eenmaal van start blijkt echter dat de beelden soms behoorlijk uiteenlopen. In het begin is dat nog niet zo erg, maar naarmate je verder komt in het proces, ga je steeds verder uit elkaar lopen. Daarom herpakken wij ons met dit convenant op dat meest basale niveau. 85 Samen Nieuw-West > 11 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Werken vanuit de bedoeling Wij werken waardegestuurd en vanuit de bedoeling®. We maken expliciet waar we ten diepste met elkaar voor staan, wat nu eigenlijk de bedoeling is. De waarden die we omarmen en de opgaven waarvoor we ons daardoor gesteld zien (de werkelijkheid wijkt innmers vaak nogal af van die waarden) zijn ons gezamenlijke vertrekpunt, maar óók de stip op de horizon waarop we al die jaren moeten kunnen blijven koersen. Het mooie van waarden is namelijk dat ze altijd van toepassing blijven; een stip die we nooit helemaal zullen of zelfs kunnen bereiken en daarom (ironisch genoeg) altijd richtinggevend blijft. Ze bieden ons een vaste koers voor de echt lange termijn. Op basis van die koers maken wij vervolgens concrete uitvoeringsprogramma's. We knippen het proces om te komen tot een totale programmering dus in tweeën. Het eerste deel is dit convenant. Het geldt voor de volledige looptijd van ons programma (twintig jaar), wat overigens niet betekent dat het niet aan verandering onderhevig zal zijn. We maken geen eenmalig of definitief ‘plan’, maar starten een proces om overkoepelende waarden en opgaven na te streven, terwijl we die op zichzelf eens in de zoveel tijd zullen herijken en waar nodig aanvullen of bijstellen. De wereld verandert immers doorlopend en doet dat in een steeds hoger tempo. Het tweede deel landt in de uitvoeringsprogramma's die wij op basis van dit convenant maken. Onze uitvoeringsprogramma's hebben een loop- tijd van vier jaar. Wij committeren ons voor ten minste twintig jaar eraan te werken op een manier die op al deze niveaus tegelijk klopt en consistent is. TL Door op het ‘waarom’- en het ‘wat’-niveau écht scherp te stellen (in dit convenant), worden 3: Wouter Hart 2012 — i Hi i i ï i i é : Werken Vanuit De Bedoeling de opdracht die wij onszelf als alliantie geven en de daaruit voortvloeiende acties (het ‘hoe'/ (zie ook de bijlege) het uitvoeringsprogramma) directer terug te herleiden tot hun overkoepelende bedoeling. De inhoud van dit convenant richt zich op de bovenste treden van deze ladder. 1 Waarden Hoe zou het moeten zijn? Waarde 2 Analyse bestaande situatie Why Hoe is het nu, wat is het verschil met stap 1 Actuele situatie en wat zijn daarvan de oorzaken? Opgave What 3 Opgaven Opdracht Wat is nodig om van stap 2 naar stap 1 te komen? Projecten Opdracht/programma Maatregelen Samen Nieuw-West . . Wat vraagt dit van ons? How Uitvoeringsprogramma's Acties Output Outcome 12 Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Hoe zijn wij tot de opzet en inhoud van dit convenant gekomen? Tijdens de laatste maanden van 2022 is in een reeks sessies intensief gesproken met honderden mensen, wonend of werkend in en voor Nieuw-West. Aan de hand van Waarde- rend Actieonderzoek (Appreciative Inquiry) is in kleine focusgroepen met elkaar benoemd wat de belangrijkste opgaven voor Nieuw-West zijn. Kenmerkend voor deze methode is dat het verder gaat dan het identificeren en oplossen van problemen. Die problemen ontstaan immers binnen de context van bestaande systemen en gewoonten. Sterker nog, in voor- komende gevallen worden ze er zelfs door veroorzaakt. Voor innovatie is een ander proces nodig. Namelijk het onderzoeken van het diepere verlangen, het wenkend perspectief. We willen weten hoe een nieuwe, ideale werkelijkheid eruit zou zien en wat ervoor nodig is om die te realiseren. Of, zoals door een deelnemer werd samengevat in één van de sessies: “We denken nu voorbij het vangnet, want dat zouden we niet eens nodig moeten hebben”. We hebben de opgehaalde perspectieven opgedeeld in vijf hoofddomeinen: e Eigenaarschap, inclusie en democratie Van, voor, met en door bewoners e Veiligheid Verbonden en veilig zijn rs A A af e Werk en bestaanszekerheid ë Ongelijk investeren in gelijke kansen e Wonen en leefomgeving ZN Sr Een fijne plek hebben om te wonen en (samen) te leven Lb 4 e Kansen voor de jeugd Optimale ontwikkeling en perspectief voor de jeugd Er is nadrukkelijk geen sprake van een volgorde of hiërarchie. Al deze domeinen en hun elementen kennen een sterke samenhang en zijn allemaal onderling afhankelijk. In het leven van mensen is het een geheel. Het is onze leefwereld. NB. Elk model is een beperkte weergave van de werkelijkheid. Wij beseffen dat er nog meer perspectieven en waarden bestaan die van belang zijn voor de bewoners van Nieuw-West. Ook thema's als duurzaamheid, gezondheid, kunst en cultuur doen ertoe en doen mee in het geheel. Ze krijgen allemaal hun plek, hetzij als onderdeel van één van de domeinen, hetzij als rode draad. Maar wel steeds weer in het overkoepelende perspectief dat wij in dit convenant uiteenzetten. Op grond van alle analyses, het werk en de wijsheid van de opga- veteams, de vele gesprekken met bewoners en met alliantiepartners, zijn we gekomen tot de keuze voor deze vijf hoofddomeinen in al hun samenhang. Wetend dat er meer is, gaan we ons hierop richten. 85 Samen Nieuw-West > 13 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Eigenaarschap, inclusie en democratie Veiligheid Wonen en enen leefomgeving ESSE zekerheid In de vele gesprekken om te komen tot dit document, hebben we een ‘waardeperspectief’ voor de lange termijn als uitgangspunt genomen; hoe vinden we dat democratie, veiligheid, wonen, leefomgeving, werk, bestaanszekerheid en opgroeien in Nieuw-West eruit zou moeten zien? Voor ieder domein hebben we dat beeld beschreven. Vanuit dit perspectief hebben we gekeken naar hoe het nu is. In deze analyse beschrijven we de oorzaken en de achtergronden van de problemen die we samen hebben geconstateerd. Tenslotte hebben we de opgaven* benoemd die daaruit voortkomen; wat is er nodig? Hoe kunnen we vanuit de bestaande situatie koers zetten naar de gewenste toekomst? Met dit convenant onder- kennen wij deze opgaven en onderschrijven wij onze gezamenlijke verantwoordelijkheid deze centraal te stellen in ons beleid, ons handelen en de inzet van onze middelen. Het geheel is dus een opdracht die wij als alliantie aan onszelf geven. Na deze inhoudelijke hoofdstukken gaan we kort in op het vervolg: de uitvoeringsprogram- ma's en de organisatie daarvan en de financiële uitgangspunten, sturing en monitoring van *de opgaven zijn benoemd per domein. De integrale aanpak het programmaâ. maken we zichtbaar door bij iedere opgave aan te geven welke __[n de analyse hebben we ook de informatie uit Waarom een Masterplan? — analyse 2021 andere domeinen die ‘raakt’. B n Hoe meer kleuren, hoe integraler meegenomen. Kijk voor actuele cijfers op: de aanpak: D _Eigenaarschap, inclusie https://gebiedinbeeld.amsterdam.nl en democratie https://onderzoek.amsterdam.nl/interactief/dashboard-kerncijfers Vv Veiligheid W Werken bestaanszekerheid L, Wonen en leeforngeving En Kansen voor de jeugd Perspectieven opgedeeld in vijf hoofddomeinen En Samen Nieuw-West —> 15 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Eigenaarschap, inclusie en democratie KCS 8 Veiligheid de jeugd ) 8 Wonen en Werk en leefomgeving bestaans- zekerheid 16 < Samen Nieuw-West &5 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Eigenaarschap, inclusie en democratie Van, voor, met en door bewoners 1 Waardeperspectief Hoe zou het moeten zijn? Nieuw-West maken wij samen. Bewoners hebben regie over hun leven, hun levens- onderhoud en hun leefwereld. De kennis en inzet van overheden en maatschappelijke organisaties is daarbij dienend. Een gezond bedrijfsleven draagt bij aan voldoende werk- gelegenheid. Bewoners, bedrijven, overheden en instanties dragen Nieuw-West samen en bepalen met elkaar de prioriteiten. Zij vormen samen een duidelijk beeld van wat nodig is voor een waardevol bestaan op korte en lange termijn: voldoende inkomen, werk, huisvesting, leefomgeving, veiligheid, zorg en gezondheid, welzijn, onderwijs enzovoort. Vertrouwen, wederkerigheid, transparantie en respect staan voorop in het maatschappe- lijk verkeer. Overheden, (maatschappelijke) organisaties, bedrijven en bewoners werken als gelijkwaardige partners samen, waarbij de leefwereld van bewoners voorop staat. Dit betekent dat wij in ons denken en handelen redeneren vanuit het perspectief dat de sys- teemwereld ten dienste staat van de leefwereld en niet andersom. Wij zijn ervan doordron- gen dat onze grootste legitimatie ligt in het faciliteren van een zo groot en breed mogelijke opbrengst voor alle bewoners. Nieuw-West is een zeer divers stadsdeel waarin mensen uit verschillende culturen, met verschillende nationale of etnische afkomst, religies, leeftijden, sekse/gender, beperkingen, opleidingsniveaus en geaardheid op een harmonieuze manier samenleven. Met onderling respect en in voortdurende dialoog en solidariteit. Deze diversiteit wordt weerspiegeld in alle lagen van de instituties van de alliantie. Nieuw-West is een wezenlijk democratische samenleving, gestoeld op drie elementen: 1. Bewoners zijn in staat te voorzien in hun essentiële behoeften, zijn in staat gezonde sociale relaties aan te gaan en hebben en voelen eigenaarschap over de kwaliteit van hun leven en leefomgeving. 2. Organisaties en bedrijven dragen hieraan bij. Zij geven ruim baan aan initiatieven van bewoners en ondersteunen het floreren van gemeenschappen. Nabije en toegewijde professionals, die de ruimte hebben om dienend te zijn aan de behoeften en belangen van bewoners, vervullen een sleutelrol in de uitvoering. 3. Inclusie van bewoners is het uitgangspunt. Dit betekent dat mensen in al hun verscheidenheid kunnen samenleven. ledereen kan en mag meedoen. Diversiteit kleurt ook de machtsuitoefening. Eigenaarschap over het leven, samenleven en leefomgeving is breed gedeeld. 2 Analyse Hoe is het? In een te groot deel van Nieuw-West zijn deze elementen onvoldoende aanwezig, wat leidt tot onvoldoende basis voor een wezenlijk democratische samenleving. Dat heeft de volgende oorzaken: En Samen Nieuw-West > 17 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Regie en middelen In de afgelopen decennia heeft de rijksoverheid steeds meer overheidstaken overgedra- gen aan de gemeenten. Dat ging vaak samen met forse bezuinigingen en marktwerking en onvoldoende of te beperkte beleidsruimte voor het inrichten van de uitvoering op basis van de lokale context. Zowel de taken als de bezuinigingen zijn ieder vanuit een eigen beleidster- rein (zoals wonen, werken, veiligheid, onderwijs, zorg en welzijn) georganiseerd. De complexe en domeinoverstijgende problematiek van Nieuw-West en haar bewoners kan onvoldoende beantwoord worden via de reguliere, sectorale werkwijze. Dit draagt bij aan het gebrek aan vertrouwen van burgers en vraagt om een meer integrale en gebiedsgerichte inzet m.b.t. wonen, werken, inkomen, veiligheid, gezondheid en onderwijs. De ingevoerde marktwerking verkleint de beleidsruimte van gemeenten nog verder. Daardoor sluit de gemeente met de uitvoering van haar taken niet (voldoende) aan bij wat er daadwerkelijk leeft en nodig is. Vertrouwen Bezuinigingen, privatisering van publieke diensten en de oprichting van uitvoeringsorgani- saties met een specifieke taakstelling, hebben geleid tot een sterk verkokerde bureaucratie die gekarakteriseerd wordt door — niet altijd bewust — wantrouwen in burgers. Omgekeerd zijn veel bewoners gefrustreerd geraakt omdat meepraten niet heeft geleid tot zeggen- schap over de belangrijke zaken in hun leven. Het meepraten gaat te vaak over relatief kleine dingen, terwijl zij juist in gesprek willen over meer fundamentele onderwerpen die hen bezighouden, zoals bestaanszekerheid. Tussen wal en schip In te veel buurten van Nieuw-West behoort de mate waarin mensen elkaar kennen, zich thuis voelen en saamhorigheid ervaren, tot de laagste van Amsterdam. Bewoners in dit soort buurten staan in de overlevingsstand; zij ervaren een stapeling van problemen en onzekerheid. Dit leidt tot eenzaamheid, polarisatie en onbegrip tussen mensen en (bevol- kings-)groepen. Zij kunnen maar in beperkte mate terugvallen op een netwerk in de omge- ving. Zij hebben veel vaker dan gemiddeld onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en maatschappelijke organisaties om gebruik te maken van de democratische mogelijkheden die er wel zijn. Daarnaast is er een onbekend maar aanzienlijk aantal mensen dat niet wil of kan meedoen, omdat ze ongedocumenteerd zijn en ‘buiten beeld’ moeten blijven, of omdat hun woon- en werksituatie geen enkele zekerheid biedt. Dit geldt niet alleen voor de vele sei- zoenarbeiders uit Oost-Europa, maar ook voor jongeren en studenten met kortlopende huur- contracten. Hoewel de instroom van meer welvarende, vaak theoretisch opgeleide bewoners buurten vooruit kan helpen, zien we in de praktijk dat dit ook kan leiden tot verdringing en veranderingen die tegenstellingen in en tussen buurten eerder vergroten (gentrification). Uitsluiting Nieuw-West is een opvallend divers stadsdeel qua kleur, inkomen, leeftijd enzovoort. Het gevoel mee te kunnen en mogen doen is niet gelijkwaardig verdeeld over deze bewo- nersgroepen. Er is sprake van institutioneel racisme en van negatieve publiciteit over bewoners(groepen) en hun buurten. Zij worden en voelen zich uitgesloten op bijvoorbeeld de arbeidsmarkt, de woningmarkt en in het onderwijs. Ook veel vrouwen (vooral moeders) en meisjes bevinden zich nog steeds in een achtergestelde positie. Kracht Tegelijkertijd is er in Nieuw-West ondanks de lage sociale cohesie bovengemiddeld veel sprake van informele, hulpverlenende contacten. Sterke loyaliteit aan de wijk kan positieve krachten en eigenaarschap mobiliseren: de wens om iets voor de wijk en de gemeen- schap te betekenen. In Nieuw-West zijn dan ook veel (migranten-) zelforganisaties en 18 < Samen Nieuw-West &5 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West vrouwenorganisaties actief. Er ontstaan steeds meer netwerken van organisaties, die door de krachten te bundelen, gebruik kunnen maken van elkaars kwaliteiten en een serieuze rol kunnen gaan spelen in de ontwikkeling van de omgeving. Ze laten zien dat het kan en ze bieden hoop voor veel bewoners. Daarin moeten zij ondersteund worden, iets wat nu niet altijd voldoende gebeurt. 3 Opgaven Wat is er nodig? Het is nodig dat alle alliantiepartners samenwerken als bondgenoten en partners, dat wij ons kwetsbaar kunnen en durven opstellen en zoveel mogelijk wederkerigheid organiseren in inzet, capaciteiten en middelen. Op die manier overstijgen we verkokering en concur- rentie. Dat wij erkennen dat bewoners de hefboom van verandering zijn, dat wij samen en werkenderwijs moeten leren hoe wij echt mede-eigenaarschap kunnen organiseren en hoe wij het gelijkwaardig samenwerken tussen bewoners en organisaties vorm moeten geven. Voor de systeemverandering die nodig is, moet iedere partner in de eigen organisaties en netwerken hindernissen en blokkades inventariseren en bespreekbaar maken. Democratie Bewoners moeten niet alleen regie hebben over de essentiële bestaansvoorwaarden, maar ook zeggenschap, eigenaarschap en verantwoordelijkheid (kunnen) hebben en ervaren voor en over de manier waarop hun behoeften, dromen en mogelijkheden worden gerealiseerd. In alles wat wij organiseren en doen moeten bewoners dus een (gelijkwaardige) stem, regie en daarmee ook verantwoordelijkheid hebben. Daarnaast moeten alle lagen van besluitvor- ming zo representatief en inclusief mogelijk zijn in termen van cultuur, nationale of etnische afkomst, religie, leeftijd, sekse/gender, beperking, opleidingsniveau en geaardheid. 1 v wt Dat vraagt dat wij de ondersteuningsstructuren en voorzieningen versterken die eige- naarschap van bewoners vergroten. Op die manier kunnen bewonerscollectieven, wijk- coöperaties en buurtplatforms een grotere rol spelen en partner zijn van overheden en maatschappelijke organisaties bij het maken en uitvoeren van plannen. Naast ondersteu- ning, ontwikkelen we passende manieren om inzet van bewoners te vergoeden. 5 v wt Eigenaarschap Wij vatten democratisering op als het ontwikkelen van (mede-)eigenaarschap van bewo- ners en hun gemeenschappen. Dat is dus iets anders en gaat ook verder dan ‘inspraak’ of ‘draagvlak’ creëren voor prioriteiten die vooraf door anderen zijn gesteld. Bewoners en bewonersorganisaties krijgen dus een gelijkwaardige stem in alle activiteiten van de alliantie. > v wt Zeggenschap en eigenaarschap over inzet en middelen moeten we zo nabij mogelijk en zoveel mogelijk collectief beleggen. Dat organiseren wij via de alliantie en via micro-allian- ties op wijk/gebiedsniveau. Bijvoorbeeld door het collectief beheer van lokale voorzieningen (zoals buurthuizen maar ook bijvoorbeeld bibliotheken, gezamenlijke tuinen, parken e.d.) en maatschappelijk vastgoed. 5 v wt Samen vormgeven van Nieuw-West, betekent ook dat iedereen vanuit zijn of haar exper- B Eigenaarschap, inclusie tise aan de opgave werkt door het delen van kennis, expertise en middelen. Dat vergt van en democratie ons allemaal dat wij met een open en eerlijke houding zoeken naar de beste oplossing die D Veiligheid , , , n , W Werken bestaanszekerheid eigenbelang of organisatiebelang overstijgt. We werken toe naar een coöperatief model Á Renmenledenset waar de alliantieleden deel van uitmaken, zodat middelen beschikbaar en ten dienste 1_Kansen voor de jeugd Samen Nieuw-West > 19 Á Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 worden gesteld aan de opgaven en de teams/micro-allianties waarin bewoners, overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven samen aan werken. Zo ontstaat een geformali- seerde koppeling tussen de leefwereld en systeemwereld. 1 v w L Buurt en nabijheid Het werkt beter wanneer professionals (van overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven) zoveel mogelijk aanschuiven bij het gesprek in de wijk, in plaats van de men- sen uit te nodigen om naar de respectievelijke kantoren te komen. Door te werken vanuit gemeenschappen communities’), richten wij ons op het bouwen van relaties, solidariteit en gezamenlijkheid. We ondersteunen zo veel mogelijk (informele) ontmoetingsplekken in de buurt. Uitnodigende plekken, waar bewoners gemakkelijk naartoe komen. Om dit te berei- ken is het nodig dat organisaties, professionals én bewoners die een actieve relatie met de wijk of de buurt hebben, zich committeren aan het werken volgens de democratische prin- cipes. Bijvoorbeeld door micro-allianties of wijkplatforms op te zetten, waarin bewoners zelf onderwerpen kunnen agenderen. Institutionele (alliantie)partners kunnen hieraan bijdragen door meer ruimte in hun vastgoed ter beschikking te stellen aan bewonersorganisaties. Bijvoorbeeld door die ruimte in collectief beheer te delen en toegankelijk te maken voor iedereen tegen voor hen betaalbare tarieven. | v wL Integraal werken ten bate van de leefwereld We beginnen bij vertrouwen in bewoners. Hun behoeften en dromen dienen het startpunt te zijn van het werk van overheden en maatschappelijke organisaties. Dat betekent dat die ervoor zorgen dat hun eigen opdracht en hun eigen regels en afwegingen dit niet belem- meren. Vertrouwen betekent ook dat instanties kunnen loslaten en echte ruimte geven aan ideeën van bewoners; dat zij dingen ‘laten ontstaan’ in plaats van altijd vooraf te ‘willen weten’. 1 Vv WL Inclusie Het bestrijden van uitsluiting, discriminatie op cultuur, nationale of etnische afkomst, reli- gie, leeftijd, sekse/gender, beperking, opleidingsniveau, geaardheid en alle andere vormen van achterstelling, is absolute noodzaak. Wij zien de diversiteit van Nieuw-West als een kracht waar we trots op zijn, maar zien ook de uitdagingen die het met zich meebrengt. Wij verplichten onszelf (op termijn) in alle lagen van onze organisaties representatief en herkenbaar te zijn. Dat betekent een personeelsbeleid dat verder gaat dan alleen een inspanningsverplichting, maar binnen een aantal jaar ook daadwerkelijk resultaten laat zien. Inclusie is overigens niet iets van alleen overheden of maatschappelijke instituties. Juist op wijkniveau moeten we bouwen aan inclusieve gemeenschappen waarin de onderlinge soli- dariteit en sociale verbondenheid de scheidslijnen overstijgen. Inclusie betekent ook dat wij actief werken aan de emancipatie van groepen in de samenleving die om allerlei redenen achterblijven. Emancipatie, volledige ontplooiing van ieder individu, is meer dan alleen een principe, het moet actief worden ondersteund en bevochten. 1 v wt Nieuwe democratische instrumenten We denken na over nieuwe democratische instrumenten en sluiten tegelijkertijd aan bij bestaande manieren om steeds meer groepen bewoners bij besluitvorming te betrekken, zoals een burgerpanel van gelote bewoners uit Nieuw-West, buurtplatformrecht, buurt- budgetten, right to challenge of referenda. Ook de stadsdeelcommissie speelt een cruciale rol, met netwerk en kennis van wat er speelt in de buurten en wijken van Nieuw-West. 20 & Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Veiligheid Verbonden en veilig zijn 1 Waardeperspectief Hoe zou het moeten zijn? In Nieuw-West zijn bewoners en bezoekers veilig. ledereen kan er dus veilig zijn, leven en opgroeien, zowel binnenshuis als daarbuiten. Veiligheid is hier een fundament waar iedereen elke dag aan bijdraagt. Als bewoners en professionals in Nieuw-West voelen we ons beschermd en geborgen en zijn dat ook. Wanneer we op straat lopen, in onze eigen woonomgeving, maar ook digitaal. We kunnen daarbij rekenen op een integere en acte- rende overheid (die ook oog heeft voor objectieve en verborgen onveiligheid), goed toege- ruste instanties en op elkaar. We voelen ons dus niet alleen persoonlijk veilig, maar creëren ook zelf veiligheid en vertrouwen op onze omgeving. Dit creëert nieuwe netwerken van dragers die aan veiligheid in wijken werken. Als bewoners en professionals voelen we ons hierdoor verbonden en veerkrachtig, vrij en verdraagzaam. Wanneer we veilig zijn en ons veilig voelen, kunnen we ons hechten aan wie wij zelf zijn en aan onze (sociale) omgeving. We zijn vaker in staat open te zijn over problemen, zijn in staat om met tegenslagen om te gaan in onze (online) leefwereld en kunnen daardoor vaker oog hebben voor anderen. We weten immers dat mensen zich veiliger voelen wanneer zij met elkaar verbonden zijn. Dan nemen de veerkracht en verdraagzaamheid toe en kunnen we als individu, community en wijk ook omgaan met tegenslagen, zonder dat dit meteen ons gevoel van onveiligheid drastisch aantast. De ervaring van veiligheid is een persoonlijke en geen constante. Het hangt af van het eigen gevoel, de waarneming van de wereld en wat we meemaken of hebben meegemaakt. Factoren die hier invloed op hebben zijn onder anderen: een veilige thuisbasis met warmte en zorg, een fijne omgeving om in op te groeien en je te ontplooien, een solide sociaaleco- nomische basis (bestaanszekerheid) en mentale en fysieke gezondheid. Datzelfde samen- spel van factoren geldt ook voor onveilig gedrag. Er zijn vaak allerlei aanleidingen waarom personen dit gedrag laten zien, zoals een onveilige thuissituatie, traumatische ervaringen (in de jeugd) en zorgen op het gebied van financiën. Hoewel de ervaring van veiligheid persoonlijk is, is deze gebaseerd op collectieve normen, die we met elkaar creëren. Die normen dragen we met elkaar uit en we reageren adequaat op afwijking daarvan. Daarbij zijn veiligheid creëren en onveiligheid bestrijden twee kanten van dezelfde medaille, wat een samenspel betekent van diverse activiteiten op beide gebieden. Veiligheid is geen eindtoestand waarin men zich kan bevinden. Er is altijd een verlangen naar veiligheid. De waarborg van ‘altijd veilig zijn’ kan echter nooit worden gegeven. Het vraagt daarom van eenieder een alertheid waarin we met een coalitie van partijen steeds blijven onderzoeken wat de voorwaarden zijn om veiligheid te creëren en wat de oorzaken zijn van onveiligheid en crimineel gedrag, zodat we daarop kunnen acteren. 2 Analyse Hoe is het? Veiligheid over grenzen heen De context van Nieuw-West is niet los te zien van Amsterdam en de (inter)nationale wereld. De internationale criminaliteit, zoals de internationale drugshandel, heeft ook zijn effecten in Amsterdam en daarmee ook in Nieuw-West. Amsterdam is een marktplaats voor En Samen Nieuw-West > 21 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 nationale en internationale drugshandel. Amsterdamse criminelen spelen een belangrijke rol bij de organisatie van (inter)nationale distributie en in de financiële stromen die daar- mee worden gegenereerd“. Daarbij is de boven- en onderwereld met elkaar verweven. Drugshandel en allerhande criminele activiteiten die dit mogelijk maken, zoals vervoeren, verkopen, stelen van motorvoertuigen, opslag van geld, wapens en drugs, zien we terug in Amsterdam Nieuw-West. Lokaal handelen, hangt dus samen met een bredere context. Polarisatie en zichtbare gedragen normen In een internationale wereld is de sterke identiteit van Nieuw-West een belangrijke basis. Dat vereist verbondenheid en met elkaar gecreëerde en gedragen normen, waar ieder- een trots op is en die iedereen wil uitdragen en bewaken. Op dit moment is deze collectief gedragen norm fragiel en in veel gevallen vervaagd of niet aanwezig.® In Nieuw-West is het verlangen naar (meer) verbinding met elkaar groot. Dit blijkt ook uit het grote aantal initiatie- ven om met elkaar activiteiten te ontplooien. Soms is er in een te groot deel van het gebied ook sprake van polarisatie. Polarisatie tussen bewoners onderling, tussen communities, maar ook tussen bewoners en instanties. Het maakt dat bewoners en communities zich terugtrekken en dat we van elkaar verwijderd raken. Het gevoel dat instanties en bedrijven meer zonder bewoners doen dan voor en met hen, voedt wantrouwen. Het effect is dat meer mensen de collectieve normen overschrijden. Schaamtecultuur is hierin een kataly- sator. Er is veel sprake van angst en geslotenheid naar elkaar, waardoor de norm is om het juist niet te vertellen als het niet goed gaat in je eigen leven. Wij stellen als samenleving gedragsnormen en verbinden daar acties aan die maken dat deze normen zichtbaar zijn, blijven en worden nageleefd. Gebrek aan zichtbare en gedragen normen in combinatie met een gebrek aan vertrouwen in en verbinding met de leefomgeving, veroorzaakt een neerwaartse spiraal. Mensen vertrouwen niet meer op de aanwezigheid van elkaar en van instanties op het moment dat er iets aan de hand is. Het ‘er zijn’, staat onder druk. Dit geldt voor de fysieke, maar ook voor de online omgeving. Veilig zijn en voelen is geen vanzelfsprekendheid Er zijn te weinig bakens, die veiligheid creëren, dragen en bewaken, die vast en altijd aan- wezig (kunnen) zijn in de wijk en die daarin worden ondersteund en beschermd. Er is tevens een ingewikkelde en soms niet-transparante wereld gevormd waarin regels en bureaucratie snel en adequaat handelen door de juiste persoon/partij in de weg staan. Het vormen van duurzame wijknetwerken wordt bemoeilijkt, waarin bewoners en professionals samenwer- ken. Er is veel wantrouwen, naar elkaar, naar instanties en of het wel goed komt met het eigen leven. Er is sprake van een onveiligheidsgevoel in veel wijken, onder veel bewoners, ondernemers, professionals en mensen die hun nek uitsteken voor de veiligheid van zich- zelf of anderen. Deze laatsten voelen zich vaak niet gehoord, niet ondersteund en ervaren (niet bij uitzondering) ook problemen in hun eigen omgeving waarbij geen ondersteuning is. We komen in een negatieve spiraal terecht, omdat we niet meer durven en kunnen acteren. Daardoor neemt de verbondenheid af en groeien de problemen. Vaak zijn we, soms nood- gedwongen, bezig met het hier en nu en het acteren op incidenten. Het overvalt ons soms en slurpt veel energie en (mens)kracht op, terwijl duurzaam investeren er dan bij inschiet. Het maakt ook dat we als organisaties niet altijd wendbaar zijn. Daarmee doen we in Nieuw- West onze eigen leefomgeving en toekomst geweld aan. En dat accepteren we niet langer. Het is geen optie om niets te doen, we zullen dit met elkaar moeten doorbreken. 4: Pieter Tops en Jan Tromp, sor Aen Criminaliteit biedt een alternatief sociaal verband 5: Zo blijkt ook uit de eerdere Ondanks alle inspanningen slagen we er niet in te voorkomen dat er te veel jongeren in Elek de criminaliteit terechtkomen en dat criminele verbanden actief en effectief zijn in wijken. Analyse opgaven Nieuw-West, … , , , voorbereiding Masterplan Criminaliteit blijft helaas een sterk merk. Het is ons nog niet gelukt om verharding tegen te (januari 2022), p26 gaan. Ook op latere leeftijd beginnen criminele carrières of gaan criminele carrières door. 22 & Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Waarden als verbondenheid, geborgenheid en bestaanszekerheid (factoren die hierboven zijn benoemd als bijdragend aan het gevoel van veiligheid) gelden vaak ook in criminele verbanden. Jongeren voelen zich hiertoe aangetrokken als ware dit verband een familie- functie voor hen heeft en door gebrek aan perspectief ervaren zij dit te vaak als een goed alternatief voor de eigen leefsituatie. Eenmaal in die wereld gezogen, komen zij terecht in een hardere realiteit van angst en het gevoel nooit helemaal veilig te zijn. Een weg terug wordt snel moeilijker en moeilijker. Wat bijdraagt aan het ‘blijven hangen’ in de criminaliteit, is het ontbreken van lonkend perspectief om een andere keuze te maken en daar de (mentale) ondersteuning bij te krijgen uit de eigen omgeving en van professionals die bij hen past. Ondanks alle inspanningen is het nog niet gelukt om een werkend, blijvend, flexibel netwerk van diverse bakens (expertises) nabij te organiseren die de functie van een ‘derde familie®’ vervullen; een positief verband waar bestaanszekerheid wordt geboden, er veiligheid, liefde en ondersteuning is. Passende consequenties De mate waarin men passende consequenties ervaart van ongewenst gedrag is klein. Dit gaat hand in hand met de (fragiele) basis die er nu is van dragers van veiligheid in de wijken, de beschikbaarheid en bemensing bij (hulp)diensten. Ook interventies achter de voordeur laten lang op zich wachten. Met als gevolg dat mensen weinig vertrouwen hebben om hulp te zoeken of bereid zijn om meldingen te doen, wat interventies uiteraard bemoeilijkt. Dat is ernstig gezien het leed van de slachtoffers én het feit dat geweld achter de voordeur één van de grootste voorspellers is voor crimineel gedrag later. Daarbij geldt ook dat er niet altijd perspectief is dat motiveert om iets anders te willen en te doen. Kracht Gelukkig kunnen we ook (voort)bouwen op energie en activiteiten van bewoners, onder- nemers, professionals en instanties in Nieuw-West. Er is, naast problematiek die werken aan veiligheid bemoeilijkt, ook sprake van hechte communities en bevlogen, slimme, effectieve bewoners en professionals. We waarderen de plekken waar veiligheid al werkt en de mensen die hun nek uitsteken waar het nodig is, bijvoorbeeld bij onrust en incidenten. Daarbij blijven we leren van de acties, van wat er werkt en wat niet. Er is urgentiebesef om het écht anders te gaan doen, waarbij we weten dat verandering ook pijn doet en dat we elkaar nodig hebben om de verandering in gang te zetten, helemaal op een spannend en complex samenhangend domein als veiligheid. 3 Opgaven Wat is er nodig? Veiligheid maken we samen. Dat maakt dat de bewoner, de ondernemer, instanties en professionals van Nieuw-West geen consument zijn, maar mede-maker. Het vraagt dat we met elkaar aandacht, snelle zorg en hulp bieden daar waar het nodig is en dat we adequaat en zorgvuldig acteren op onveilige situaties. Er is een integer transparante overheid die acteert op objectieve en (onzichtbare) onveiligheid. Uiteraard is iedereen dat vanuit zijn/ haar eigen kunnen, taak en rol. Veiligheid creëren en onveiligheid bestrijden beperkt zich ook niet tot het ‘probleem’ gebied. Samen maken we Nieuw-West en zijn gezamenlijk ver- antwoordelijk voor een gedragen systeem van normen en waarden voor heel Nieuw-West. Er zijn (her)nieuw(d)e netwerken nodig rondom veiligheid creëren en onveiligheid bestrij- den, waarin datgene wat de bewoner signaleert, ervaart en nodig heeft, een centrale plek DE heeft. Het vraagt een constant onderzoeken naar wat de oorzaken zijn van gedrag. Niet eee zelden zal de bron van onveilig handelen liggen in gebrek in bestaanszekerheid of in een De Jong en Pieter Tops Samen Nieuw-West > 23 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 $ 8 onveilige thuissituatie. Om veilig te zijn en je veilig te voelen, waarbij de juiste condities zijn = gecreëerd waarin bewoners, ondernemers, professionals en instanties elkaar snel vinden en snel kunnen acteren waar nodig. Als we onveiligheid ervaren is er ruimte en openheid nodig om onze ervaringen en eventuele trauma's te verwerken en te transformeren naar positieve kracht door middel van andere ervaringen en nieuwe netwerken. Dat betekent ook dat we snel, nabij en adequaat moeten handelen bij signalen van onveiligheid of bij nor- moverschrijdend gedrag. Dat de keuze voor crimineel gedrag onaantrekkelijk is en dat de keuze om uit de criminaliteit te stappen altijd mogelijk moet zijn en wel aantrekkelijk is. Er zijn ook nieuwe netwerken waarmee mensen (en specifiek jongeren) zich verbonden voelen en die een positieve (draag)kracht hebben. Wellicht is er sprake van een volgtijde- lijkheid om dit te ontwikkelen en de negatieve spiraal te kunnen doorbreken. Wantrouwen is niet zomaar omgebogen in vertrouwen en soms zal de draagkracht van bewoners moeten worden versterkt voordat zij überhaupt ruimte hebben om zich verbonden te voelen en te kunnen acteren (in netwerken). Daarom is het nodig dat we dit vanuit het toekomstbeeld gaan vormgeven. Uit bovenstaande volgen drie hoofdopgaven, uitgewerkt in een aantal deelopgaven. De onderstaande opsomming geeft geen volgorde aan. De opgaven zijn evenwaardig, volgen soms op elkaar, maar er wordt veelal tegelijkertijd aan gewerkt. 1 Verbondenheid, veerkracht en verdraagzaamheid Verbondenheid, veerkracht en verdraagzaamheid van en tussen mensen, communities, wijken en instanties herstellen, ontwikkelen en waarderen. De neerwaartse spiraal van een gedragen norm wordt omgebouwd naar een opwaartse. Openheid en betrouwbaarheid We ondersteunen bewoners, ondernemers en organisaties die verbondenheid creëren en stimuleren. We stimuleren en beschermen bewoners die een baken zijn voor zorg en veilig- heid in buurten, zodat er stevige wendbare communities kunnen ontstaan. We leren daarbij van plekken en personen die dit al doen in Nieuw-West. We zorgen dat onze houding en communicatie open en betrouwbaar zijn. Dat wekt vertrouwen en draagt bij aan hoe we met elkaar willen omgaan. Dat vraagt bijvoorbeeld om open communicatie, ook wanneer dat lastig en spannend is. Alleen dan kunnen we toegroeien naar het zijn van evenwaardige partners. Na een ingrijpende gebeurtenis in een community of wijk, moeten we direct met elkaar (bewoners, ondernemers, professionals) in gesprek. In de gesprekken die we voeren zijn we cultureel sensitief en creëren we vertrouwen en verbinding door te bouwen aan een gemeenschappelijke basis (interculturele communicatie). Ook richten we aandacht op (omgaan met) triggers en (het ontstaan van) trauma's en schaamte. 1 v DL Omgaan met tegenslag en trauma Om verbonden, veerkrachtig en verdraagzaam te zijn, moeten we kunnen omgaan met eigen triggers en ervaringen en eventuele trauma's verwerken. Dit vraagt erkenning dat, naast die individuele verwerking, het ook van belang is als collectief, community of wijk trauma's te laten helen. Traumaverwerking moet dan ook snel en dichtbij worden georgani- B Eigenaarschap, inclusie seerd. Zo wordt het verhaal van Nieuw-West geschreven naar de toekomst, waarin nieuwe en democratie (positieve) ervaringen de centrale plek innemen. Vv Veiligheid W Werken bestaanszekerheid L Wonen en leefomgeving J Kansen voor de jeugd 24 &— Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 2 Criminele gedragingen drastisch verminderen Criminele gedragingen en de kans om in de criminaliteit te raken drastisch verminderen en tegelijkertijd de mogelijkheid bieden om uit de criminaliteit te stappen. We werken herstel- gericht. Dat zorgt voor de motivatie om te kunnen kiezen voor een andere manier van leven. Er is een lonkend perspectief. Een veilige plek We zorgen dat ieder huis in Nieuw-West een veilige plek achter de voordeur is? en dat er voldoende veilige plekken zijn in de wijken, nabij en toegankelijk voor iedereen. Deze veilige plekken worden gesmeed door netwerken van bewoners, ondernemers en experts. Dit kan een ‘derde familie'ë-gevoel geven, wat heel belangrijk is om veiligheid en perspectief te voelen. Netwerken organiseren wordt een aparte interventie in het sociale, zorg- en veilig- heidsdomein. ; v DL Actief doorbreken van criminele context Met ‘criminele context’ bedoelen we intergenerationele criminaliteit, netwerken en car- rières. Daarbij gaat het ook om het voorkomen ervan. Het is nodig (en al gaande) dat we nieuwe methodes ontwikkelen om contextgericht en systeemgericht hechte, in zichzelf versterkende, destructieve (criminele) verbanden te doorbreken. Dat vraagt een actieve combinatie van veiligheidsinstrumentarium, zorg, welzijn, wonen, samen met bewoners en ondernemers. Zowel criminele paden dwarsbomen als het bieden van kansen zijn hier onderdeel van. We onderzoeken steeds wat de oorzaken zijn van onveilig gedrag, dit is namelijk vaak een effect van bijvoorbeeld gebrekkige bestaanszekerheid of een onveilige thuissituatie. Een wenkend perspectief is hierbij essentieel. We onderzoeken of in dit ver- band lokale veiligheid- en zorgverbanden vormgegeven kunnen worden, gebruikmakend van de ervaring die er nu al is in de stad. Ons uitgangspunt hierbij is dat we integraal wer- ken verder ontwikkelen tot een werkwijze waarin professionals zich écht tussen alle organi- saties kunnen bewegen en organiseren. Waar nodig moeten we hiervoor ook ruimte maken in wet- en (privacy)regelgeving.® De criminele context beperkt zich niet tot de offline-wereld. Ook de online-wereld van Nieuw-West (en daarbuiten) is een leefgebied, in nog steeds toenemende mate. De ambitie is om op eenzelfde manier te organiseren als in de offline-wereld. Hoe organiseren we daarin dezelfde functies als in de ‘reguliere’ wereld, zoals zorg, hulp, veiligheid en ogen en oren? 1 D WL Doorbreken van fysieke wijkstructuren die criminaliteit faciliteren De fysieke ruimte kan grensoverschrijdend gedrag stimuleren, zoals een gunstige ligging van woningen en garages voor criminele activiteiten (zoals het opslaan, verhandelen of verspreiden van wapens en drugs) of straten die uitnodigen tot te hard rijden. Daarom moeten we de inrichting van de fysieke ruimte waar mogelijk aanpassen. Niet alleen om 7: De reeds ingezette doorbraak criminaliteit te ontmoedigen, maar meer nog om te zorgen dat de leefomgeving, bewoning in 2022: doorbreken van geweld en bedrijvigheid juist bijdragen aan het gevoel van verbondenheid en dat we de collectieve Dido normen hierin herkennen. w 9: De reeds ingezette doorbraak in 2022: doorbreken misdaad- Herstelgericht werken, dichtbij en snel our . ee 2 Widemanbuurt Herstelgericht werken moet niet beperkt zijn tot de justitiële keten, maar worden gedragen door de gehele samenleving. Communities en partners in de wijken, zoals ondernemers, B Eigenaarschap, inclusie spelen hierin een actieve rol. We moeten nieuwe netwerken in de wijk organiseren, die en democratie cohesie versterken en medemenselijkheid bevorderen. Niet vanuit risicoperspectief (‘je ER ie , , , W Werk en bestaanszekerheid bent potentieel dader of slachtoffer’), maar door deze professionals ‘slimmer’ te maken, Denen met kennis om bij eerste signalen (bijvoorbeeld kwetsuren en fracturen) de juiste aandacht }_Kansen voor de jeugd En Samen Nieuw-West > 25 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 en zorg te kunnen bieden. Uitgangspunt hierbij is dat professionals zelf bepalen wat de juiste zorg en aandacht is en de ruimte hebben om die te bieden. Een voorbeeld hiervan is om het netwerk van ‘credible messengers!’ in Nieuw-West te versterken en te vergroten. ledere dag kun je een andere keuze maken. Met dit motto moeten we het verlangen naar criminaliteit ombuigen naar een andere toekomst. We gaan nieuwe methodes (gebaseerd op ervaring) gebruiken, waarbij snel en dichtbij gehandeld wordt bij eerste zorgsignalen, (on)veiligheid en welzijn. Experts, professionals en informele partijen en personen werken samen in teams vanuit eenzelfde perspectief en gelijkwaardigheid, zijn multi-inzetbaar en gelijkwaardig. Herstelgericht werken moet ook in gevangenissen het uitgangspunt zijn. Om participatie en een menswaardige bijdrage van gedetineerden mogelijk te maken, moeten we samenwer- king versterken met bedrijven, scholen en instituties. s DL 3 Adequaat, proportioneel en zorgvuldig Adequaat, proportioneel en zorgvuldig met elkaar reageren op onveilige situaties, steeds blijven onderzoeken wat er nodig is nu en in de toekomst. Schaarste van personeel is de komende jaren aan de orde Om er te kunnen zijn, voorzien, doorzien en acteren op onveiligheid is bemensing in het veiligheidsdomein nodig. Ongelijk investeren in bemensing van politie, OM, handhaving & BOA's, rechtbank, reclassering, Raad voor de Kinderbescherming enzovoort, zal noodza- kelijk zijn. Professionals in het domein van veiligheid (en zorg) zijn hard nodig om de boel op orde te krijgen en al helemaal om de structurele weg omhoog te vinden. Dit geldt ook voor andere domeinen. ; w L Tegelijkertijd moet er worden verbreed. Dat vraagt om een andere kijk op capaciteit, inzet en wie wat, wanneer en hoe kan bijdragen. Welke andere groepen en personen kunnen mededragers zijn in Nieuw-West? Zijn de momenten die capaciteit vragen te spreiden? Is de manier waarop we handelen wel de meest slimme? Kunnen we daar winst in beha- len? Er is speciaal aandacht voor waar bewoners eigenaar willen en kunnen zijn van (deel) oplossingen. Structurele innovatie Het vereist vooruitzien om slim en passend te kunnen blijven acteren op de oorzaken van onveiligheid en het creëren van veiligheid. Het vereist een constant onderzoeken (denken en doen) op het gebied (sociale) innovatie, maar ook het onderzoeken van nieuwe technologie en veiligheid voor de komende twintig jaar. Niet alleen de inzichten en ideeën zijn nodig, ook de mensen (capaciteit) om dit vorm te geven. Deze kunnen ook (juist) uit andere domeinen komen dan veiligheid. Deze groep richt zich op nieuwe thema's die in de toekomst gaan spelen en effect hebben op onze veiligheid, zoals de manier van organiseren van veiligheid, of bestrijden van toekomstige onveiligheid zoals ID-fraude en online criminaliteit. RO 26 <— Samen Nieuw-West &5 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Werk en bestaanszekerheid Ongelijk investeren in gelijke kansen 1 Waardeperspectief Hoe zou het moeten zijn? Nieuw-West kent een democratische economie, waarin de belangen, behoeften, wensen en dromen van bewoners voorop staan. Zo veel mogelijk eigenaarschap van die bewoners en hun gemeenschappen over alle noodzakelijke (sociale, fysieke, economische, financiële en maatschappelijke) middelen zorgt voor een rechtvaardige verdeling van welvaart en welzijn. Wederkerigheid, solidariteit en samenwerking staan centraal. Dit draagt bij aan bestaans- zekerheid voor iedereen -in de eerste plaats werk en voldoende inkomen- en maakt dat alle mensen kunnen voorzien in de basisbehoeften om een waardig en zinvol leven te leiden. Voorbeelden van die basisbehoeften zijn: zorg, water, energie, voedsel, onderwijs, huisves- ting, publieke ruimte, openbaar vervoer en infrastructuur. Maar ook minder tastbare behoef- ten, zoals mentale gezondheid, leven in plaats van overleven en grip op het eigen leven. In deze democratische economie is de burger niet alleen consument, maar ook medewer- ker, werkgever of producent. Werk heeft meer waarde dan alleen het materieel inkomen; het draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling en individuele eigenwaarde, maar ook aan de gemeenschap. Werk loont in Nieuw-West. Door goed werk kunnen mensen voorzien in de essentiële behoeften, een zinvol bestaan opbouwen en sociale relaties aangaan. Werk is in dit verband een breder begrip dan ‘betaald’ werk. Werkgevers voelen zich verbonden met de omgeving en nemen daarin hun verantwoordelijkheid. Het is voor bedrijven aantrekkelijk om te investeren in dit gebied. 2 Analyse Hoe is het? Nieuw-West ligt tussen de grootschalige bedrijvigheid van het Westelijk Havengebied/ Westpoort, Schiphol en de Zuidas in en kent ook zelf vele bedrijven en instellingen die werk bieden. Er wonen tienduizenden werkende mensen en vele duizenden die willen en kunnen werken, maar niettemin geen werk hebben. Global city Amsterdam is een ‘global city’. Haar economie is wereldwijd vertakt en verankerd. Dat genereert grote rendementen. Helaas komt dat geld niet in gelijke mate ten goede aan alle Amsterdammers en heeft het bovendien veel negatieve effecten zoals hoge huizenprijzen en klimaatschade. Grote groepen kunnen niet deelnemen en niet meeprofiteren. De onge- lijkheid groeit in de stad. Deze tweedeling uit zich ook in een ruimtelijke scheiding: tussen de rijke delen van de stad en stadsdelen als Nieuw-West, en ook binnen Nieuw-West. Groeiende ongelijkheid In Nieuw-West concentreert zich een groeiende groep bewoners die niet mee kan komen. Vaak (maar niet alleen) mensen van kleur en met een migratieachtergrond. Mensen zonder vaste banen of met meerdere laagbetaalde banen, mensen die werken in de informele economie, seizoenarbeiders uit bijvoorbeeld Oost-Europa, en ongedocumenteerden uit bijvoorbeeld de Filipijnen of Brazilië die werken in de schoonmaak. Nieuw-West kent rela- tief veel werkende armen en een fenomeen als energiearmoede is een groeiend probleem. 85 Samen Nieuw-West > 27 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Bovendien is er hoge werkloosheid, een hoog aandeel minimahuishoudens en een hoog aandeel zzp'ers met werkonzekerheid. Ook zijn er relatief veel laaggeletterden. Deze onge- lijkheid werkt door naar volgende generaties. Armoede reproduceert en versterkt zichzelf door generaties heen. De afgelopen decennia zijn de verschillen in kansen en uitkomsten tussen mensen vergroot. Kinderen uit Nieuw-West betreden vaker de arbeidsmarkt met een korte en/of praktijkopleiding, die gemiddeld minder werk- en bestaanszekerheid biedt dan een theoretische opleiding. Talent Er bestaat een mismatch tussen het grote arbeidspotentieel in Nieuw-West en wat werk- gevers vragen of wat de economie nodig heeft. Er is veel ‘verborgen arbeidspotentieel’ dat de tekorten in de essentiële of vitale sectoren van de economie zou kunnen verkleinen. De aansluiting van jongeren -zowel praktisch als theoretisch geschoolden- op de arbeids- markt en stages kan beter. Dit komt mede doordat opleidingen niet altijd goed aansluiten op de vraag van huidige en toekomstige banen. Ook door institutioneel racisme komen veel bewoners in Nieuw-West minder goed aan een baan. Dit alles neemt niet weg dat er veel ‘ondernemend talent’ is in Nieuw-West. Er is grote weerbaarheid, creativiteit en veerkracht, mede door het opgroeien zonder ‘zeven vinkjes’. Maar de barrières om dit tot bloei te laten komen zijn groot; gebrek aan netwerk, discriminatie, de juiste opleiding, en financierings- mogelijkheden spelen daarbij een rol. Bovendien is werk vaak niet lonend door armoedeval en lage minimumlonen!®. Andere economie Kortom; de huidige ‘global economy’ draagt onvoldoende bij aan de bestaanszekerheid en ontwikkelingskansen van grote groepen bewoners in Nieuw-West. Het is tijd om in Nieuw- West een andere economie te ontwikkelen, die beter weet te profiteren van en meer aan- sluiting vindt bij de economische rendementen in de stad en de regio, en te zorgen dat alle bewoners in Nieuw-West zinvol aan het werk zijn. 3 Opgaven Wat is er nodig? Bestaanszekerheid voor iedereen Het bieden van bestaanszekerheid is één van onze meest fundamentele opgaven. We hebben als doel dat alle bewoners in Nieuw-West in 2040 aan het werk zijn in voldoende betaalde banen en dat kinderen in dat perspectief opgroeien. Dat vraagt om sociaalecono- mische structuren die passen bij de behoeften, dromen en belangen van alle bewoners van Nieuw-West en hen zoveel mogelijk (gezamenlijk) eigenaarschap biedt over economische middelen. Deze democratische economie, geven wij de komende jaren vorm, onder meer op basis van de principes van Community Wealth Building, en andere werkwijzen die we gezamenlijk gaan ontdekken. 1 v DL Bestaanszekerheid betekent ook ervoor zorgen dat werk loont. Veel alliantiepartners zijn 10: Samen Nieuw-West. Waarom ook (lokale) werkgevers en in die positie zijn we bereid om de arbeid en inzet van bewoners A Dn van voldoende te belonen, zodat zij hiermee boven het bestaansminimum kunnen uitkomen. 1 Vv DL D Eigenaarschap, inclusie en democratie Inkomenszekerheid garanderen Ree We zien in Nieuw-West dat een relatief groot aantal inwoners niet zeker is van een W Werk en bestaanszekerheid Pee toereikend inkomen. Basisbehoeften (zoals gezond eten, medicatie/zorg, energiebe- }__Kansen voor de jeugd sparing) moeten voor alle inwoners toegankelijk en betaalbaar zijn. Het landelijk sociale 28 <&- Samen Nieuw-West &5 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West zekerheidsstelsel biedt ook lang niet altijd voldoende ondersteuningsmogelijkheden. Dit vraagt van ons om alle stadsdeelbewoners actief bij te staan om inkomensonzekerheden te ondervangen. Essentiële sectoren centraal Dat behoeften van bewoners meer centraal komen te staan, betekent ook dat de essentiële of vitale sectoren van de economie — die voorzien in de basisbehoeften van bewoners — voorrang moeten krijgen. Wanneer bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden de lokale economie centraal stellen en stimuleren, komen deze economische activiteiten meer direct ten goede aan de bewoners. We geven het werk in de essentiële of vitale beroepen prioriteit door verhoging van de financiële en immateriële waardering (zoals status), voorrang in de toewijzing van woningen en de voorrang in wet- en regelgeving, zoals investeringsbeleid van zowel overheden als maatschappelijke instituties. Werk in de huishouding, informele zorg, vrijwilligerswerk en andere niet-financieel beloonde activiteiten die van groot nut zijn voor de gemeenschap, moet waardering krijgen en een passende vorm van beloning. ! L Meerwaarde landt in leefwereld We investeren in de gemeenschappelijke welvaart in Nieuw-West. Een zo groot mogelijk deel van de in het gebied gegenereerde economische meerwaarde moet ook weer landen in de leefwereld. Dat betekent dat wij zoveel mogelijk lokaal gaan inkopen en wij dat uitgangspunt elke keer dat er nieuwe (raam)contracten worden afgesloten, expliciet naleven. Bij voorkeur in werknemers- of wijkcoöperatieven maar ook bij kleine lokale ondernemingen. Wij helpen de opzet van zulke coöperatieven en faciliteren bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van betaalbaar vastgoed, expertise en financiering/krediet. We experimenteren met bestaande en nieuwe manieren om de lokale circulatie van geld te stimuleren en conditioneren. Zo versterken we de lokale economie en vergroten we de sociale samenhang. D L Wij zetten op wijk- of gebiedsniveau ‘micro-allianties' op van publieke en maatschappe- lijke organisaties, bedrijven en bewoners(organisaties) die zich actief committeren aan het betreffende gebied. In deze netwerken, waarin de behoeften van de bewoners centraal staan, organiseren wij de voortgang in de opgaven. 1 v DL Nabijheid en begeleiding Wij moeten zorgen dat werk zoveel mogelijk beschikbaar is in de nabijheid (in de wijk) voor wie dat nodig heeft. Bovendien hebben we het doel om te zorgen dat alle bewoners die dat willen en nodig hebben goede (één op één) werkbegeleiding krijgen, zonder daarbij last te hebben van de verkokering in de instituties. We stimuleren het opzetten van wijkbedrij- ven en leerwerkbedrijven. Werkgevers bieden hun werk waar mogelijk dus nabij en met begeleiding aan. 1 v DL Coöperatieven bouwen Wij creëren meer gezamenlijk eigenaarschap door onder andere actief te bouwen aan werknemers- en wijkcoöperatieven. Enerzijds door behoeften bij grote ‘ankerinstituties' te inventariseren, anderzijds door te investeren en juridische, administratieve en andersoortige expertise te leveren. Ook brengen we potentiële medewerkers bij elkaar en bieden de beno- digde opleidingen. Waar nodig en technisch/juridisch mogelijk passen we regelgeving aan, B Eigenaarschap, inclusie al dan niet via de mogelijkheid van het NPLV om daar tijdelijk mee te experimenteren. De alli- en democratie antiepartners bieden actief ondersteuning bij het opzetten van coöperatieve buurtbedrijven. Re , n a , , , W Werken bestaanszekerheid Dit kan bijvoorbeeld door vastgoed, administratieve ondersteuning, expertise en menskracht Beneden ter beschikking te stellen via de micro-allianties en door leer-/werkplekken aan te bieden. }__Kansen voor de jeugd &5 Samen Nieuw-West > 29 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Bewoners moeten zelf de mogelijkheden krijgen en gestimuleerd en ondersteund worden om hun eigen (coöperatieve) bedrijven op te zetten en in Nieuw-West een netwerk van bedrijven op te zetten die voorzien in de essentiële behoeften. Denk aan een supermarkt, zorgcoöperatie (bijvoorbeeld: thuiszorg/informele zorg, ouderenzorg), kinderopvang, jonge- renwerk, energiecoöperatie, lokale voedselproductie, circulaire hubs, duurzaamheidsbanen (isolatie van huizen), groenbeheer, locatiebeheer, transport. Bestaande (grote) bedrijven, instellingen en overheden staan hen waar mogelijk bij zich zo te ontwikkelen dat ze aan de vraag kunnen voldoen. Ook verklaren zij zich bereid om zoveel mogelijk in te kopen/af te nemen bij deze bewonersbedrijven en langjarige contracten aan te gaan om in hun vraag te voorzien. } v DL Leefwereld centraal In het organiseren van en functioneren in deze economie zijn de gemeente en andere (semi)publieke instituties, ondernemers en bedrijven in de eerste plaats ‘“facilitators' die bovenstaande opgaven kunnen en willen helpen bereiken. Het is nodig dat zij de kerndoe- len van hun organisaties met deze focus verbreden en er trots op zijn dat zij bijdragen aan de lokale bestaanszekerheid, aan werk, ontwikkeling en geluk van de bewoners in Nieuw- West. Overheden moeten bewoners en bewonerscollectieven zo veel mogelijk betrekken en waar mogelijk samenwerken bij het uitvoeren van de publieke taken. Dat vraagt een lobby voor een andere inrichting van beleid en regelgeving, bijvoorbeeld rond aanbestedin- gen. Denk hierbij aan het invoeren van uitdaagrecht!. 17 v D wt Door het bestaan van een florerende lokale democratische economie en door het bestaan van de zekerheid van werk en inkomen, is het krijgen van schulden straks geen regel meer, maar een grote uitzondering. Een schuldenvrij Nieuw-West is het doel. Om mensen een goede startpositie op de arbeidsmarkt te bieden, moeten gegroeide achterstanden en mis- standen, zoals schulden, eerst worden weggewerkt. Daarbij is het overnemen van schulden een serieuze optie, zeker wanneer het alternatief alleen maar meer kost. 1 v Naar een andere economie Een andere, meer duurzame economie veronderstelt dat we streven naar veel kortere (voedsel, handels- en productie-)ketens. Dat betekent minder focus op globalisering en versterking van de lokale bedrijvigheid. Daarbij moeten we ons vanzelfsprekend niet beper- ken tot de economie van het stadsdeel. Voor een ‘andere economie! in Nieuw-West is een goede samenhang met stad en regio van groot belang. De grotere economie is als een bloedsomloop, die zorgt voor voldoende toevoer zodat de lokale economie ook echt kan groeien. Een sterke relatie met de (directe) omgeving is cruciaal voor toekomstige succes- sen en biedt uitstekende kansen voor de lokale economie. Ruimte voor werkgelegenheid en focus op het economisch vestigingsklimaat voor duurzame bedrijven vormen hiervoor een Î belangrijke basis. In die (regionale) economie speelt het midden- en kleinbedrijf een grote rol, naast grote werkgevers als Schiphol en bedrijven in de haven van Amsterdam. Daar is veel werkgele- genheid. Om dit te borgen en de mogelijkheden tot werk te vergroten is een evenwaardige samenwerking nodig tussen publieke en maatschappelijke partijen en het bedrijfsleven in de directe leefomgeving, maar ook met relevante partijen daarbuiten. Dit in nauwe samen- spraak met de Amsterdamse werkgevers en relevante werknemersorganisaties. Daarbij ti: Bijhet Uitdaagrecht (ookwel betrekken en ondersteunen wij kleine ondernemers, zodat ook zij hun positie kunnen Right to Challenge genoemd) verwerven in deze samenwerking. kunnen bewoners e.a. taken van overheden overnemen als zij denken het slimmer, beter, goed- koper of anders te kunnen doen. 30 & Samen Nieuw-West &5 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Bedrijven en werknemersorganisaties zullen tijdig en nauw worden betrokken bij de ver- schillende complexe vraagstukken en spelen daarmee een waardevolle rol in toekomstige oplossingsrichtingen. Door lange termijn samenwerkingen aan te gaan ontstaat de basis voor een sterk gecommitteerd bedrijfsleven in Nieuw-West. Dat stelt bedrijven in staat om gezamenlijk en in overleg met werknemersorganisaties, publieke instellingen en oplei- dingsinstituten te investeren in de lokale economie. Binnen de diverse opgaven wordt er een nadrukkelijke relatie gelegd met de kennis en kunde van het bedrijfsleven, zodat er voldoende ruimte ontstaat om nieuwe oplossingen te implementeren en de slagkracht aan- zienlijk te vergroten. Deze aanpak zal leiden tot aansprekende gebiedsgerichte innovaties. Het gevolg is een bloeiende lokale economie waar heel Nieuw-West van profiteert en trots op is. De mate waarin het economisch systeem voorziet in de essentiële behoeften bepaalt de mate van bestaanszekerheid. We willen daarom dat het (internationale) bedrijfsleven in Nieuw-West en/of waarmee we samenwerken, hieraan zo veel mogelijk bijdraagt. Dit willen we kunnen toetsen en daarom werken we aan een goede monitoring van de (toename van) bestaanszekerheid van de bewoners. Banenplannen Naast werkloosheid is er ook een groot tekort aan arbeidspotentieel. Om werk toegankelijk en bereikbaar te maken investeren we -in samenwerking met het bedrijfsleven, werkne- mersorganisaties en opleidingsinstellingen- in de connectie tussen jongeren en werkge- vers in de (directe) omgeving. We gaan er gezamenlijk voor zorgen dat de kennismaking tussen deze groepen verder wordt vormgegeven en uiteindelijk op orde is. Het in kaart brengen van de behoefte van zowel werknemers als werkgevers moet ertoe leiden dat de nadruk komt te liggen op educatie voor de banen van de toekomst, waaronder de ener- gietransitie. Aangezien de behoefte aan goede arbeidskrachten niet zal afnemen, wordt gezamenlijk geïnvesteerd in de kwaliteiten van de bewoners van Nieuw-West, wat ertoe zal leiden dat het enorme potentieel optimaal kan worden benut. De noodzaak om de samen- werking tussen publieke, maatschappelijke en private partijen verder uit te breiden is hierbij groter dan ooit. Met matchmaking als belangrijk uitgangspunt zetten we met elkaar leer/werktrajecten op. Laaggeletterdheid kan financiële zelfredzaamheid en kansen op de arbeidsmarkt in de weg staan. In opleidingstrajecten moeten we hier extra aandacht aan besteden. Het is de bedoeling dat het regionale bedrijfsleven zich voor haar inkoop — denk aan schoonmaak, groenvoorziening, catering, allerlei vormen van onderhoud en duurzame investeringen maar ook bijvoorbeeld ICT — meer gaat richten op lokale inkoop in Nieuw- West. Dan ontstaat ook op deze manier meer lokale werkgelegenheid. &5 Samen Nieuw-West > 31 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Een fijne plek hebben om te wonen en (samen) te leven “Juist in de 1 Waardeperspectief ruimte tussen Hoe zou het moeten zijn? de gebouwen ontmoeten mensen Goede woonruimte is, als basisvoorwaarde om mee te doen in de maatschappij, normaal elkaar en groeit een in Nieuw-West. Elke woning is er goed onderhouden, betaalbaar, duurzaam, groot genoeg samenleving.” en passend bij inkomen, levensfase en achtergrond van de bewoner(s). De woningvoorraad sluit aan bij de behoefte van de (toekomstige) bewoners. Dat betekent diversiteit en maat- lanthe Mantingh, architect uit: werk; stedenbouwers en woningcorporaties bedenken en ontwikkelen steeds samen met Hoor Miliokowski Wij zijn de stad bewoners passende woonruimte, waarbij leefomgeving en gevarieerde woningvoorraad elkaar versterken. Bewoners zijn er trots op dat zij in Nieuw-West wonen en kunnen blijven wonen. Er is ruimte voor mensen om naar een passende woning door te stromen in hun eigen wijk of buurt. Zij voelen zich veilig, thuis en leven er in gezonde omstandigheden. Wonen in Nieuw-West betekent wonen in een sociaal verbonden buurt waar iedereen welkom is, ongeacht inko- men, opleiding, leeftijd, samenstelling van het huishouden of geaardheid. De voorzieningen en de inrichting van de leefomgeving nodigen uit tot ontmoeting, spelen, bewegen, leren en werken. Bewoners voelen zich hierdoor gestimuleerd mee te doen, te groeien en hun leefwereld te vergroten. Veilige en aantrekkelijke loop- en fietsroutes en een fijnmazig, betaalbaar en freguent openbaar vervoer, helpen hierbij. 2 Analyse Hoe is het? Dit perspectief staat voor te veel bewoners van Nieuw-West ver af van de realiteit. Hun hui- dige woonsituatie biedt niet de geborgenheid die nodig is om veilig op te kunnen groeien en zich te ontplooien. Met name in die wijken waarin het grootste deel van de woningvoor- raad bestaat uit sociale huurwoningen, staat de veerkracht onder druk. De concentratie van huishoudens in een kwetsbare situatie heeft in deze wijken een negatief effect op de leefbaarheid en veiligheid. Jongeren die hier opgroeien moeten gemiddeld genomen harder werken voor een goede toekomst, dan jongeren die opgroeien in een gemiddelde wijk bin- nen de ring!®. Overheid en instanties vinden het uitdagend om bewoners actief te betrekken bij planontwikkeling en buurtinitiatieven. Duurzame contacten met bewoners komen moei- NE lijk van de grond door taalproblemen, een gebrek aan vertrouwen in de overheid en instan- 12: Van de twintig Amsterdamse R Ri R R Á R je Î ties, en het feit dat veel huishoudens in de ‘overlevingsmodus!' staan. buurten die het slechtst scoren in het buurtanalysemodel liggen er dertien in Nieuw-West en een Wisselende beleidsperspectieven op de grens Nieuw-West en West Het marktdenken was lange tijd dominant op de woningmarkt. In de wijken in Nieuw-West (van slechtst naar minder slecht: ‚ , ‚ Buurt 5 Noord, Kolenkitbuurt met veel corporatiebezit zijn de gevolgen hiervan voelbaar. Zo nam hier, als gevolg van de Noord, Buurt 2, Wildeman, landelijke beleidskeuzes om de sociale huursector te beperken tot huisvesting van de Slotermeer Zuid, Staalmanbuurt, laagste inkomens en huishoudens in een kwetsbare situatie, hier de druk op de leefbaar- Buurt 5 Zuid, Buurt 4 Oost, Johan ‚ Jongkindbuurt, heid toe. Riekerhaven, Jacob Geelbuurt, Osdorp Midden Noord, Osdorp Midden Zuid, Buurt 3). In sociaal opzicht scoren al deze buurten slecht (van -35 tot -22) 32 <— Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West De herziene Woningwet (2012), waarin het werkveld van de corporaties werd versmald en het accent kwam te liggen op schoon, heel en veilig, maakte dat er minder tijd en geld kwam om te investeren in de leefbaarheid en sociale cohesie in wijken met veel corporatie- bezit. In delen van Nieuw-West is er sprake van feitelijk en/of gepercipieerd achterstallig onderhoud. De verhuurderheffing resulteerde erin dat corporaties jarenlang minder konden investeren van de kwaliteit en duurzaamheid van de bestaande woningvoorraad en toevoe- gen van nieuwbouw. De overheid neemt inmiddels weer regie. Dit biedt corporaties kan- sen: op nieuwe bouwlocaties, meer aanbod in de middenhuur en ruimte voor een bredere taakopvatting. De sterkere sturing vanuit de overheid betekent ook strengere eisen als het gaat om verduurzaming en onzekerheden over bijvoorbeeld de huurprijsstelling. Woningvoorraad Amsterdam bevindt zich in een wooncrisis. De wachttijd voor een sociale huurwoning kan oplopen tot dertien jaar en de doorstroming naar de middenhuur en vrije sector stokt. Vrij- komende woningen zijn voor een groot deel voor de huidige bewoners met een middenin- komen niet betaalbaar en worden in toenemende mate bewoond door bewoners elders uit Amsterdam zonder binding met Nieuw-West. Dit kan onder de juiste voorwaarden positieve effecten hebben. In de praktijk zien we echter dat dit in een deel van de gevallen leidt tot verdringing van de huidige bewoners en een afname van de sociale cohesie in het complex c.q. de buurt. Daarbij vraagt de kwaliteit van de woningvoorraadaandacht. Veel naoorlogse woningen voldoen niet aan eisen op het gebied van duurzaamheid. De stijgende ener- gielasten maken dat bewoners van deze woningen hun energierekening niet meer, of met moeite, kunnen betalen. Voor 2028 moeten corporaties van het rijk alle E‚ F en G labels “Mijn kleine broertje hebben weggewerkt, met uitzondering van monumenten en woningen die gesloopt gaan van elf woont al worden. zijn hele leven in een bouwput en Partijen werken nu hard om de komende jaren samen de kwaliteit en duurzaamheid van dat zal voorlopig de bestaande woningvoorraad te verbeteren en realiseren extra woningaanbod door ver- zo blijven.” dichting. De vernieuwingsopgave is echter wel afhankelijk van onze partners en besluitvor- mingsprocessen. We zien tot onze spijt dat juist daar waar we nu willen gaan versnellen, vertraging dreigt te ontstaan door een tekort aan personeel, juridische procedures en een eme stijging van de bouwkosten Mismatch in het woonprogramma We weten dat er in Nieuw-West veel grote woningen zijn in een relatief groene omgeving waarin mensen heerlijk wonen. Er zit echter vaak een mismatch zit tussen deze bestaande woningen en de huishoudens die de woningen bewonen. We analyseren daarom hoe groot deze mismatch nu is, en wat er moet gebeuren om invulling te geven aan het geformu- leerde waardeperspectief. Een uitgebreide analyse hoe groot deze mismatch nu is, en wat er moet gebeuren om invulling te geven aan de geformuleerde waardestelling, wordt momenteel uitgevoerd. Op basis van ervaring van onze partners weten we echter dat er een mismatch is voor de volgende al in Nieuw-West wonende groepen: (1) grote gezinnen in een te kleine woning, , ë kn (2) ouderen die niet passend wonen en (3) (een deel van de) thuiswonende jongeren tussen ZAR, 18-27 jaar die door hun woonsituatie sterk worden belemmerd in hun ontwikkeling. ie ge se (4) vitale beroepen (zorg, onderwijs, politie). (B) jonge gezinnen en sociale stijgers. SEN Gea n Gest ANR . U: id &5 Samen Nieuw-West > 33 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 1 Grote gezinnen in een te kleine woning Grote gezinnen met weinig bestedingsmogelijkheden zitten vaak hutjemutje in te kleine huizen. Dit betekent dat er sprake is van <20m? woonruimte per persoon. Dit zorgt in sommige gevallen voor een ongezond binnenklimaat door problemen als vocht en schimmel in de woningen. Deze woonsituatie zorgt ook voor stress en in sommige gevallen tot een onveilige situatie. 2 Ouderen Het woningaanbod sluit vaak ook onvoldoende aan op de behoefte van ouderen. Zij zijn gehecht aan hun buurt en willen er blijven. Zij zijn bereid kleiner te gaan wonen, als de nieuwe woning voldoet aan hun behoeften. In bepaalde culturen is het bijvoorbeeld van belang om grote families te ontvangen, of een aparte keuken te hebben. Ook zijn de kosten, toewijzingsregels of beperkingen bij toeslagen vaak een belemmering om naar een beter passende woning te verhuizen. 3 (een deel van de) thuiswonende jongeren tussen 18 — 2/7 jaar die door hun woonsituatie sterk worden belemmerd in hun ontwikkeling. Overbewoning kan nadelige effecten hebben op de ontplooiingsmogelijkheden van de inwonende kinderen. Huiswerk maken en studeren, je eigen veilige omgeving creëren; door allerlei belemmeringen is dit thuis lastig te realiseren in een te kleine woning. Jongeren in zo'n woonsituatie brengen vaak meer tijd door op straat waarmee de kans toeneemt in aanraking te komen met criminele circuits. 4 Maatschappelijke beroepen (zorg, onderwijs, politie). Omdat bewoners met essentiële beroepen in de zorg, bij de politie en in het onderwijs vaak niet in aanmerking komen voor sociale huur, verdwijnen zij uit Nieuw-West, of besluiten om überhaupt niet naar Nieuw-West te komen om hun beroep hieruit te oefenen. Onderwijs- instellingen hebben hierdoor moeite met het aantrekken en vasthouden van personeel. Immers, zij kunnen buiten Amsterdam vaker een woning dicht bij het werk bemachtigen. Dit zorgt voor schooluitval in Nieuw-West, nog een reden waardoor jongeren vaker op straat rondhangen. 5 Jonge gezinnen en sociale stijgers Jonge gezinnen en sociale stijgers uit Nieuw-West die graag in hun eigen woonomgeving willen blijven wonen, hebben in het stadsdeel weinig doorgroeimogelijkheden en verlaten het gebied. Dit heeft een nadelig effect op de sociale cohesie, gezien de binding van deze groepen met de buurt en andere bewoners. Naast de hiervoor genoemde groepen zijn er ook de bewoners die een stabiele situatie nodig hebben om hun leven weer op de rails te krijgen. Bijvoorbeeld bewoners die uit de criminaliteit willen stappen of worden bedreigd. Dit zijn vaak bewoners die niet in aanmer- king komen voor urgentie en hierdoor buiten de boot vallen. Openbare ruimte Een groot deel van Nieuw-West is ontworpen volgens het ‘tuinstad’ principe met veel (semi) openbaar groen. Bewoners waarderen dit groen over het algemeen goed. Wel is er een aantal verbeterpunten als het gaat om de openbare ruimte: 13: In de scores van het buurt- analysemodel (2020) scoren twee buurten slecht op dit onderdeel, twee buurten socren gering, negen buurten onvoldoende en vijf buurten matig, 34 Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West e De bewoners beoordelen hun buurt gemiddeld laag op het onderdeel ‘schone woonomgeving’; e De eenzijdige inrichting van de openbare ruimte nodigt niet overal uit om te verblijven, spelen, of elkaar te ontmoeten; e Speelvoorzieningen zijn vaak niet goed onderhouden en er is bovengemiddeld veel vervuiling; e De openbare ruimte is op veel plekken nog niet klimaatbestendig ingericht. Zo zorgt de versteende ruimte bij hevige regenbuien voor wateroverlast en zijn er in verhouding met andere stadsdelen weinig bermen en parken die zijn aangeplant met bloeiende vaste planten; e Hard rijdend verkeer en agressief verkeersgedrag ontmoedigen bewoners zich te verplaatsen in de openbare ruimte; e Bewoners ervaren overlast van groepen jongeren op straat. Stimulerende en inclusieve leefomgeving Een gevarieerd en passend aanbod van voorzieningen (scholen, winkels, cultuur, bedrijven, openbaar vervoer en sport) is essentieel voor een stimulerende, inclusieve en daarmee gezonde leefomgeving. De diversiteit van de voorzieningen in Nieuw-West is beperkt en het aantal voorzieningen daalt. De afname van voorzieningen in de directe leefomgeving maakt het voor ouderen moeilijker om zelfstandig te blijven wonen. Basale voorzieningen als een supermarkt, een apotheek en een arts op loopafstand zijn voor hen immers van vitaal belang. Ook sluit het aanbod vaak onvoldoende aan bij de behoeften van de bewo- ners. En een deel van de winkels lijkt te fungeren als dekmantel voor criminaliteit en tast daarmee de leefbaarheid van buurten aan. Groepen hangjongeren voor dit type voorzienin- gen maken dat een deel van de (oudere) buurtbewoners zich daar 's avonds niet veilig voelt. Verbonden Toegankelijke en betrouwbare infrastructurele verbinding is noodzakelijk om in contact te blijven met andere mensen, familie en vrienden, maar ook om op plaatsen te komen waar veel werkgelegenheid is, zoals op Schiphol en in de binnenstad. Om een opleiding te kun- nen volgen of alleen al om een breder wereldbeeld te krijgen. Bewoners van Nieuw-West zijn slechts in beperkte mate verbonden met de rest van de stad, zowel letterlijk als figuur- lijk. Het Osdorpplein is één van de stadscentra van Amsterdam, maar heeft nog lang niet die stedelijke aantrekkingskracht. Het openbaar vervoer speelt hierbij een cruciale rol. Maar ook de fiets en waar nodig de snorfiets, scooter of auto kunnen hierin voorzien. Vervoersarmoede versterkt de isolatie van juist die groepen voor wie verbondenheid het hardst nodig is om in hun behoeften te î kunnen voorzien of zich te kunnen ontwikkelen. Dit versterkt op onacceptabele wijze de tweedeling in de stad. ï Nef 14: HIRA 2021 op het onderdeel schone woonomgeving scoren 33 van de 54 buurten in Nieuw-West een onvoldoende. In 7 buurten is de score zelfs zeer slecht: <4,5. &5 Samen Nieuw-West > 35 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 3 Opgaven Wat is er nodig? “Je thuis voelen en We zorgen voor een fijne plek om te wonen elkaar informeel Alle bewoners en potentiële bewoners met een binding met Nieuw-West moeten in hun ontmoeten op buurt een plek hebben om fijn te kunnen (blijven) wonen en samen te leven die past bij hun straat, versterkt levensfase. Hiervoor onderzoeken we welk woningaanbod wenselijk is om alle bewoners het buurtgevoel van Nieuw-West de komende twintig jaar een passende, betaalbare en kwalitatief goede , dat ontzettend woning in Nieuw-West te bieden. Dit vraagt om een inventarisatie van hun behoeften, maar vert ook van de huidige woningvoorraad en nieuwbouwplannen en van de randvoorwaarden om belangrijk is voor 9 9 p' dit te kunnen realiseren, zoals versnelling doorlooptijden procedures en beschikbaarheid het zelfredzaam : e : (tijdelijke) locaties. Uitgangspunt hierbij is dat we kijken of de behoeften (o.a. financieel en vermogen van . „ . . ” ruimtelijk) met het aanbod overeenkomen, we willen zorgen voor meer woningen en meer minsten differentiatie in het woningaanbod en voor een evenwichtige balans van bewoners in com- plexen en buurten. Hiervoor zetten we onder andere in op: lanthe Mantingh, architect uit: Floor Miliokowski Wij zijn de stad e Het vormen van gemengd en collectief wonen, al dan niet gecombineerd met zorg; e Het bieden van extra woonbegeleiding waarmee we jongeren en huishoudens in een kwetsbare situatie ondersteunen zich verder te ontwikkelen; e Complexen waarin mensen met diverse leefstijlen zich thuis en verbonden voelen en samen kunnen bijdragen aan een prettige woonbuurt (waar nodig met extra begeleiding van zorgpartijen of community builders); e Het bieden van een divers woningaanbod waarmee we bewoners die in Nieuw-West willen blijven wonen aantrekkelijke doorstroommogelijkheden bieden en bewoners uit omliggende buurten/stadsdelen kunnen aantrekken; e Het ruimte bieden voor wooncoöperaties. Op diverse plekken in Nieuw-West werken partijen al jaren hard aan stedelijke vernieu- wingsplannen die moeten resulteren in meer passende, betaalbare en kwalitatief goede woningen. Ze doen dit via renovatie, sloop-nieuwbouw en verdichting. Dit proces kost veel tijd, en wordt door de huidige omstandigheden vertraagd, juist op een moment waarop we willen versnellen. We onderzoeken hoe we kunnen komen tot een versnelling en haalbare financiële business cases. We weten dat deze vernieuwingsopgave tijdelijk voor veel onrust en verminderde sociale cohesie kan zorgen omdat bewoners onzeker zijn over hun toekomstige woonsituatie, het tempo van de vernieuwing en bijvoorbeeld door tijdelijke verhuur van te vernieuwen cor- poratiewoningen. Daarom onderzoeken we hoe we juist in deze buurten kunnen investe- ren in tijdelijk beheer en het bevorderen van sociale contacten. Daarnaast zorgen we dat bewoners die dat willen, in hun buurt kunnen blijven wonen. Bijvoorbeeld door, waar moge- lijk, eerst nieuwbouwwoningen toe te voegen voor bewoners uit te renoveren en slopen woningen. In de bestaande woningen hebben we aandacht voor de kwaliteit van wonen. Zo treffen we acties gericht op het tegengaan van vocht en schimmel waar dat een probleem is en zorgen we voor toekomstbestendige woningen. : v L D D Eigenaarschap, inclusie en democratie Vv Veiligheid W Werk en bestaanszekerheid L Wonen en leefomgeving J Kansen voor de jeugd 36 Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West We zorgen voor een fijne leefomgeving Fijn leven vraagt niet alleen om een fijne woning, maar ook om sociale interactie en een prettige, inclusieve, veilige en gezonde leefomgeving. Dit reikt verder dan wat er binnen de woning en de complexen gebeurt. Er ligt een belangrijke opgave om met de verschillende partners de verloedering en vervuiling in een aantal buurten aan te pakken. De ervaring leert dat projecten waarin gemeente, samen met buurtbewoners, ondernemers en andere buurtpartners vervuilde plekken aanpakt energie geven. Een gezonde en veilige leefomgeving vraagt om de inrichting van zowel het openbaar gebied als complexen op een wijze die uitnodigt tot verblijven, leren en bewegen, bijdraagt aan sociale controle, (grotere én kleine) sociale netwerken, collectieve zelfredzaamheid en gevoel van eigenaarschap bij woning, complex of buurt en veiligheid. Denk hierbij bijvoor- beeld aan het: e creëren van informele ontmoetingen; e bieden van voorzieningen die aansluiten bij de behoeften van bewoners (van een islami- tisch verzorgingstehuis tot een buurtkamer); e optimaal benutten van de beschikbare ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen; e collectief opwekken van energie; e gezamenlijk creëren van een gezonde en schone omgeving rondom en in scholen, speeltuinen en andere plekken waar veel kinderen komen. Daarnaast zijn in de directe woonomgeving voldoende voorzieningen nodig. Dat kan bij- voorbeeld gaan om winkels die aansluiten bij de behoeften van deze mensen, maar ook om maatschappelijk vastgoed zoals buurtkamers om ontmoeting te faciliteren of om een islamitisch verzorgingshuis dat aansluit bij de achtergrond van bewoners. Om dit te realiseren werken we in het uitvoeringsprogramma uit hoe we vanaf de initiatieffase (of indien een project al loopt op een later moment) komen tot een integrale en intensieve samenwerking, ieder vanuit zijn eigen rol, maar samen en met dezelfde overkoepelende doelen van het convenant voor ogen. v D w L We verbinden bewoners met elkaar en de rest van de stad We maken ons sterk om de werelden van mensen binnen en buiten Nieuw-West te vergro- ten en te verrijken door ze met elkaar te verbinden. Door fysieke en mentale barrières weg te nemen, voelen bewoners zich letterlijk en figuurlijk meer verbonden met andere buurten in Nieuw-West én met de rest van de stad en andersom. Vervoersarmoede mag hierbij geen belemmering meer zijn, dus als dat speelt, zullen we het actief bestrijden. Binnen de buurt is verbinding het uitgangspunt. Bewoners moeten zich thuis en verbon- den voelen en samen kunnen bijdragen aan een prettige woonbuurt. Dit faciliteren we bijvoorbeeld door ruimte te creëren voor ontmoeting, denk aan buurthuiskamers in beheer van bewoners en door samen de handen uit de mouwen te steken met buurtbewoners, ondernemers en partners in de wijk. Het aansluiten bij en faciliteren van initiatiefkracht van bewoners en ondernemers is hierbij een belangrijk uitgangspunt. w_D L D Eigenaarschap, inclusie en democratie Vv Veiligheid W Werken bestaanszekerheid L Wonen en leefomgeving J Kansen voor de jeugd Samen Nieuw-West > 37 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 We doen het samen Er wordt al jaren door vele partijen hard gewerkt om bewoners in Nieuw-West een fijne plek te bieden om te wonen en samen te leven. En er is ook al veel bereikt. Maar we kunnen zeker nog meer samenwerking zoeken tussen bewoners en buurtpartners. Betere buurten maken we immers samen. Dat kan bijvoorbeeld door vanaf de initiatieffase te werken vanuit een integrale, intensieve samenwerking (gemeente, corporaties, wijkpartners en bewoners). We ontwikkelen een werkwijze om zoveel mogelijk van elkaar te leren en elkaar te inspireren bij nieuwe initiatieven die voortvloeien uit het convenant. Maar ook om de basis — sociaal en fysiek —op orde te krijgen. Ook hier, ieder vanuit zijn rol, maar samen en met dezelfde overkoepelende doelen van het convenant voor ogen. Op dit moment betrekken we bewoners op verschillende manieren en momenten bij vraag- stukken over het ontwerp, de inrichting en het beheer en onderhoud van de woningen en leefomgeving. Het animo van bewoners om hierbij aan te haken is in veel gevallen laag. Dit heeft verschillende oorzaken. We gaan de komende jaren daarom actief op zoek naar manieren om het vertrouwen van deze bewoners in de overheid en buurtpartners terug te winnen en zetten verder in op nieuwe vormen van bewonersparticipatie om ook groepen bewoners te bereiken die nu niet of moeilijk bereikt worden. Gelukkig zien we dat er in Nieuw-West ook bewonersgroepen zijn die, ondanks de belemmeringen in beleid, regel- geving en financiering het heft in eigen hand nemen om collectief bijvoorbeeld in buurt- voorzieningen en beheer van de openbare ruimte te voorzien. Daar waar bewoners worden betrokken bij inrichting of onderhoud van de openbare ruimte en een gevoel van eigenaar- schap ontstaat, zien we mooie initiatieven ontstaan. Initiatieven die niet alleen resulteren in schonere straten, maar vooral ook sterke sociale netwerken. Vanuit de democratische economie gedachte willen we investeringen zoveel mogelijk laten terugvloeien in de buurt. Daar waar mogelijk investeren gemeente en woningcorporaties al in Nieuw-West, vooral in de gebieden met een grote vernieuwingsopgave. Dat we extra en blijvend investeren in deze gebieden is van groot belang voor een betere leefomgeving in Nieuw-West. D L gi Ere en d Kk k " OER EE TE nt EEE gen En NE mel Ea Alanis! IE Ee en be = et = NW En 5 Br — 38 < Samen Nieuw-West &5 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Optimale ontwikkeling en perspectief voor de jeugd 1 Waardeperspectief Hoe zou het moeten zijn? Kinderen en jongeren in Nieuw-West groeien op in liefdevolle aandacht en geborgenheid. “It takes all children Zij worden geboren in een veilige omgeving, waar zij een goede en gezonde start maken. to raise the village” Zij ontwikkelen zich optimaal, waarbij hun talent leidend is, zonder onevenredig gehinderd te worden door externe factoren. Optimale ontwikkeling is voor ieder mens eigen en persoonlijk, maar komt daarnaast ook in gemeenschappelijke zin tot uitdrukking. De vrijheid van mensen om vanuit een eigen bewustzijn samenwerkend met anderen een goed leven te kunnen leiden, geeft betekenis aan menselijke waarde. Optimale ontwikkeling is dus gericht op een waardig bestaan. Leren en ontwikkelen vindt altijd en overal plaats, het hele leven lang. Onze kinderen wor- den hierop voorbereid. Dat gebeurt in een context die zich kenmerkt door diversiteit, zowel in aanbod als in deelnemers en perspectieven. Hierdoor ontstaat samenhang tussen het individu en de maatschappij. De gehele gemeenschap -— in formele en informele kringen — ondersteunt en stimuleert hen daarbij en zorgt voor de juiste sociale, emotionele, fysieke, culturele en mentale voorwaar- den. Onze kinderen ontwikkelen zich tot (jong)volwassenen met de vrijheid en de vaar- digheden om, vanuit het eigen bewustzijn én in verbinding met anderen, een gelukkig en waardig bestaan op te bouwen. 2 Analyse Hoe is het? Wie geboren wordt in Nieuw-West staat vaak voor onevenredig grote uitdagingen. De startpositie van kinderen verschilt enorm van leeftijdsgenoten in andere delen van de stad. Bij gelijk talent is het perspectief aanzienlijk minder hoopvol en kansrijk. Waar je wieg staat, je afkomst en de sociaaleconomische status van het gezin waarin je opgroeit, hebben stuk voor stuk grote invloed op je perspectief en daarmee uiteindelijk op de aansluiting op de arbeidsmarkt en het volwassen leven. Toekomstige bestaanszekerheid is hierdoor aller- minst zeker. En zo is de cirkel rond. Al decennia proberen we in Nieuw-West het verschil te maken. Er zijn goede voorbeelden waarbij dit lukt. Helaas hebben die vaak geen duurzame, positieve afloop. Tot frustratie van alle betrokkenen. We komen tot de conclusie dat onze systemen en stelsels vastgelopen zijn in bureaucratie, versnippering, wantrouwen, marktwerking, efficiëntie- en rendements- denken. Subsidies komen en gaan, onder steeds veranderende eisen, waardoor we in sectoren zoals sport, kunst & cultuur, onderwijs en jeugdhulp een dagtaak hebben aan het vinden van omwegen en mazen om te kunnen doen wat nodig is. Met alle gevolgen van dien voor onze jeugd; de bewoner van nu en de bewoner van de toekomst. &5 Samen Nieuw-West > 39 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 ‘It takes a whole village, to raise a child' is een regelmatig gehoorde uitspraak. Als we den- ken aan de toekomst van Nieuw-West, zou je kunnen zeggen dat het omgekeerde ook waar is: ‘We need all children to raise the village’. In potentie beschikt ook Nieuw-West over alles wat zo’n village behelst. Maar de village is niet voor iedereen volledig bereikbaar en toegan- kelijk. In de praktijk komt van die potentie dus weinig terecht. Hoe komt dat? Voorwaarden ontbreken Stress speelt een belangrijke rol in de neerwaartse spiraal waarin veel gezinnen zich bevin- den. Of dit nu komt door armoede, onveiligheid, gebrekkige of onvoldoende passende huisvesting of andere oorzaken, stress vermindert ons vermogen om de regie te nemen over ons eigen leven. Dit slaat ongewild, maar keihard neer op de kansen die de jeugd heeft. Zij nemen bovendien de stress in het gezin over, wat ook hun eigen ontwikkelvermo- gen direct beïnvloedt. Door stress is ook de omgeving minder beschikbaar, en kan hen niet de pedagogische sturing geven die zij nodig hebben. Segregerend systeem, gebrekkig perspectief De manier waarop ons systeem is ingericht werkt in zichzelf segregerend. Scholen zijn door allerlei ongewenste prikkels in het systeem vooral intern gericht. Ook buiten de schooltijd zijn de mogelijkheden voor ontwikkeling sterk afhankelijk van de context waarin kinderen opgroeien. Niet ieder kind heeft toegang tot voorzieningen zoals huiswerkbegeleiding, kin- deropvang, sport, kunst- en cultuuraanbod. Het recht op toeslag, de stadspas en de ruimte in de eigen portemonnee worden zo onbedoeld een segregerend instrument in de ontwik- kelkansen van kinderen en de mate waarin zij hun leeftijdsgenoten ontmoeten. Kinderen in Nieuw-West komen daardoor onvoldoende in aanraking met kunst en cultuur, sport en andere talent- en interessegebieden, verschillende beroepen, rolmodellen en voorbeelden. Het ontbreken van die brede kennis heeft niet alleen direct gevolgen voor prestaties in het onderwijs, maar hiermee ontbreekt ook de spiegel naar het eigen potentieel en de eigen interesse, die zo belangrijk is voor het vormen van perspectieven. Zowel van de eigen per- soon, als van anderen in de wereld. Dit is bovendien een wederkerig gegeven. Want als de een de ander niet kan ontmoeten, hebben beiden daar ‘last’ van. Gefragmenteerd, inefficiënt en grillig We ervaren enorme versnippering, belemmeringen in het systeem en stelsel, een hoge werkdruk en voelen ons daardoor vaak onmachtig en overvraagd. In de school landen veel van de gevolgen van de problemen in gezinnen. Geld dat beschikbaar is om ze aan te pak- ken, wordt ingezet binnen de schooltijd van gemiddeld 5 uur per dag in grofweg 37,5 weken per jaar. Een enorme hoeveelheid tijd buiten school, middelen en ruimte wordt hierdoor niet of slechts zeer beperkt benut, of is slechts voor enkele kinderen beschikbaar. Bovendien hangen voorzieningen aan elkaar van subsidies en regelingen. Vaak kortdurend, overlap- pend en uiterst grillig. Het zicht erop is zoek. Mensen hebben er een dagtaak aan om de eindjes aan elkaar te knopen en continuïteit te bieden in de interventies die zij ontwikkelen. Hierdoor gaat veel kennis, betekenisvolle opgedane ervaring, energie en vertrouwen verlo- ren. Ook zien we een gebrekkige aansluiting van het aanbod van organisaties uit verschil- lende domeinen. Wanneer ondersteuningsvragen op het gebied van (jeugd-)zorg, (passend) onderwijs en veiligheid voor elk van deze domeinen afzonderlijk als ‘te licht’ of ‘te zwaar’ worden aangemerkt, blijven ze onbeantwoord. Zo raken kinderen tussen wal en schip. 40 <— Samen Nieuw-West &5 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Pygmalion effect De verwachtingen die we hebben van kinderen in Nieuw-West zijn lager dan van kinderen met hetzelfde talent in andere delen van de stad. Dat gaat niet alleen over onderwijs, of meer specifiek de schooladviezen. In de hele periode van opgroeien en daarna speelt de bias van mensen een cruciale rol in de kansen die onze jeugd krijgt. De projectie van die lage verwachtingen op het kind werkt als een ‘selffulfilling prophecy’. In de pedagogiek beter bekend als het ‘Pygmalion effect’. Het gevolg is een negatief zelfbeeld, lage motivatie en minder leervermogen. Hierdoor voelen jongeren zich tweederangsburgers en keren zij zich af van de maatschappij. Zij hebben het gevoel niet te kunnen klimmen op de maat- schappelijke ladder. Tekorten Tot slot bestaan juist in vitale sectoren, zoals het onderwijs, de kinderopvang en jeugdhulp, ernstige personeelstekorten. In Nieuw-West zijn die tekorten groter dan in de meeste andere delen van de stad. Terwijl juist hier, vanwege de complexe opgave, de allerbesten in hun talenten en vakgebieden nodig zijn. Schrijnende persoonlijke drama's zijn hiervan een effect en een oceaan aan potentieel blijft onbenut. Ook de maatschappelijke kloven nemen hierdoor zienderogen toe. 3 Opgaven Wat is er nodig? Voorwaarden op orde brengen Voor ieder kind moet gelden dat het in een veilige en gezonde omgeving geboren wordt en opgroeit. In een fijn, veilig huis met voldoende ruimte, met rust en regelmaat in het gezin en voldoende financiële middelen om te voorzien in behoeften. En met emotioneel beschikbare opvoeders, liefdevolle aandacht, structuur en sturing. Gezinnen moeten zich gesteund weten door relaties met anderen. Dit zal leiden tot een goede nachtrust en een zorgeloze jeugd. Natuurlijk zullen er tegenslagen zijn, maar die zijn leerzaam en overkome- lijk. We moeten zorgen dat ondersteuning en oplossingen voorhanden zijn en eenvoudig vindbaar in het netwerk. v D w L De jeugd stimuleren in de ontwikkeling Een sluitend netwerk van professionele en informele actoren is nodig. De bedoeling daar- van is dat zoveel mogelijk kinderen die éne persoon tegenkomen die weet te raken, een kanteling teweegbrengt, de ogen opent, kan bijsturen en inspireren. Leraren, hulpver- leners, pedagogisch medewerkers, talentbegeleiders en andere professionals moeten geëquipeerd, georiënteerd en gefaciliteerd worden om te doen wat nodig is. We zetten de ontwikkeling van kinderen centraal en zijn open over verschillende belangen. Verschillen in opvoeding mogen er natuurlijk nadrukkelijk zijn. Tegelijkertijd moet iedereen in Nieuw-West zich bewust zijn van de eigen rol en een constructieve bijdrage leveren aan het opgroeien van al onze kinderen. We ontwikkelen daarom een gemeenschappelijke pedagogiek van Nieuw-West. We hebben hoge verwachtingen van de jeugd. Wanneer iemand in het netwerk een betekenisvolle({re) rol kan spelen, wordt diegene naar voren geschoven en ondersteund. Wanneer die niet in beeld is, wordt het netwerk geactiveerd om diegene te identificeren en in te schakelen. D Eigenaarschap, inclusie en democratie Vv Veiligheid W Werken bestaanszekerheid L Wonen en leeforngeving J Kansen voor de jeugd &5 Samen Nieuw-West > 41 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Inhoudelijk moeten kinderen vanaf de jongste jaren gestimuleerd worden om te ontdekken en ontwikkelen. leder kind moet kunnen doen en doorontwikkelen waar het goed in is, waar interesse ligt en wat nodig is. Dit vraagt continue aandacht van de omgeving om dat te sig- naleren, stimuleren, te faciliteren en uiteindelijk te eren. We willen successen stapelen, om de energie van succeservaring te benutten in het ontwikkelen van talenten. v D w L Perspectieven bieden en ontwikkelen Naar behoefte wordt ontwikkelaanbod gezocht of ontwikkeld. Daarvoor is het scherpe oog van de opvoeders, pedagogen en professionals nodig, om te signaleren wat het kind nodig heeft, om het kind te laten zien wat het nog niet ziet en hierin te stimuleren. Het oog van het kind is volop in ontwikkeling, maar wordt uiterst serieus genomen. Door de ogen van de maatschappij wordt zichtbaar welke perspectieven er (nog meer) mogelijk zijn. Kinderen worden daarin rondgeleid. De netwerken staan in nauwe verbinding met de arbeidsmarkt en sluiten hierop aan. Vv D w Wat moeten we daarvoor in ieder geval doen? e Zorgen voor een goede start. We brengen de voorwaarden op orde om in een gezonde, stressvrije omgeving geboren te worden en tijdens de eerste levensjaren op te groeien. Gedurende deze eerste jaren is formele en informele begeleiding voorhanden wanneer dat nodig of gewenst is. Wat nodig is signaleren we in de netwerken; e Zorgen voor een sluitend netwerk rond het kind. We bepalen, samen met de opvoeders en (zodra dat kan) het kind zelf, wie daar minstens onderdeel van uit moet maken. We geven de betrokkenen de ruimte en middelen om te doen wat nodig is; e Ouders en/of verzorgers dragen een grote verantwoordelijkheid. Zij zijn een onmisbare partner en hebben een actieve rol. We moeten dus zorgen dat zij daarin gezien en gehoord worden en dat zij in staat gesteld worden om deze rol te vervullen. Waar nodig zorgen we voor begeleiding en ondersteuning; e Organisatorische grenzen tussen onderwijs, kinderopvang, jeugdhulp, activiteitenaanbod en andere domeinen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van kinderen actief laten vervagen; e Een gemeenschappelijke pedagogiek in Nieuw-West ontwikkelen; e Een aanbod van 12 uur per dag realiseren, waartoe ieder kind toegang heeft en waarin het voorzien wordt in gezonde voeding, beweging, breed aanbod, begeleiding en ontmoetin- gen met anderen; e Waarborgen dat het aanbod van hoge kwaliteit is, veilig, betrouwbaar en dat sprake is van continuïteit en doorstroming. Aanbod ontstaat daarbij voor een belangrijk deel vanuit de behoefte van kinderen zelf; e Zorgen dat we van elk kind weten dat het onbelemmerd kan leren en ontwikkelen en dat het zich hierin voldoende gesteund en gefaciliteerd weet. ® Ro ‚® ® | 42 & Samen Nieuw-West &5 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Wat hebben we hiervoor nodig? Dat we op de plekken waar de complexiteit het grootst is, beschikken over de beste profes- sionals. Zoals ook beschreven bij het domein veiligheid, vraagt dit om ongelijk investeren. Dat we netwerken in beeld brengen en blinde vlekken zoeken. Dat we hiaten in netwerken oplossen en er structureel netwerkonderhoud plaatsvindt, zowel inhoudelijk als organisa- torisch. Daarvoor organiseren we regelmatig bijeenkomsten die in het teken staan van de gemeenschappelijke pedagogiek, het aanbod, de kwaliteit en de uitvoering. We werken de uitkomsten van deze bijeenkomsten uit in de praktijk. Daarin worden knelpunten zichtbaar gemaakt, aangepakt en opgelost. We zien de kansen niet alleen, maar zetten ze ook om in de praktijk. Dat we lokale ontmoetingsplaatsen inrichten als kloppend hart van de netwerken. Deze logische vindplaatsen, waar kinderen en/of hun gezinnen graag en vaak komen, worden ingericht en toegerust om deze functie te vervullen. In personele zin, in competenties, ondersteuning, faciliteiten en in fysieke ruimte. Deze plekken worden in nauwe verbinding gebracht met de micro-allianties. Dat we domeinoverstijgend werken. De relaties tussen organisaties uit verschillende domeinen moeten versterkt worden. Het gemeenschappelijke doel, de optimale ontwikke- ling van ieder kind, verplicht ons om onbeantwoorde vragen te allen tijde van een antwoord te voorzien. Daarvoor is samenwerking nodig die over de grenzen van de eigen organisatie heen reikt. En daarbij kan gerekend worden op de hulp vanuit de andere partners. Dat we technologische infrastructuur ontwikkelen die ons helpt om al het voorgaande zoveel mogelijk te ondersteunen. Waar we (administratief) werk uit handen kunnen nemen, worden taken hierin ondergebracht. Denk aan: het organiseren van geldstromen, toegang tot activiteiten regelen, communicatie en uitwisseling van informatie, registratie en verant- woording, enzovoort. Dit maakt ook de vraag en het aanbod zichtbaar. Dat we volhouden. We moeten ontwikkelingen verduurzamen. Langetermijnperspectief bieden aan organisaties en praktijken die slagen in de gewenste verbeteringen. Maar ook wanneer niet direct effect zichtbaar en meetbaar is, moeten we de kans bieden om vol te houden en te leren hoe de praktijk verbeterd kan worden. In veel goede praktijkvoorbeelden is ‘vertrouwen’ een doorslaggevende factor. En werken aan vertrouwen vergt nu eenmaal tijd en bereidheid om het einddoel voor ogen te houden. Daar horen ook scherpe keuzes bij. De ontwikkelingen waar we écht in geloven kunnen rekenen op onze ondersteuning en lange adem. Tot slot: We zullen vele hordes tegenkomen. Wat we te doen hebben, is telkens deze hor- des benoemen en aangaan. Onderzoeken wat nodig is om ze weg te nemen en dat waar te maken. Daarnaast onderzoeken we wat werkt, welke (on-)gewenste neveneffecten hier- mee gepaard gaan en welk vervolg nodig is. Er zijn louter twee uitkomsten: we slagen, of we leren iets waardoor we alsnog slagen. Zo ontstaat een ontwikkeling die in zichzelf een dienend voorbeeld is van leren en ontwikkelen in Nieuw-West. C f % 85 Samen Nieuw-West > 43 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Progr rganisati ogrammaorganisatie De alliantie De alliantie Samen Nieuw-West (‘De' alliantie) is het gehele, zich uitbreidende collec- tief van partijen dat de waarden, uitgangspunten en opgaven onderschrijft zoals die zijn verwoord in dit convenant. Dit collectief organiseert zich langs vijf onderling samenwer- kende opgaveteams. De alliantie als geheel komt zo'n tweemaal per jaar bijeen in brede werkconferenties, met name om de samenhang en onderlinge verbindingen verder te bestendigen. De conferenties worden zodanig laagdrempelig georganiseerd dat ook deze uitnodigen tot deelname door ‘gewone mensen’ en dragen zodoende wederom bij aan bewonerbetrokkenheid. Het alliantiebestuur Het alliantiebestuur (AB) is het, vanuit deze (brede) alliantie vooruitgeschoven gremium dat de dagelijks bestuurlijke leiding heeft over het proces en zodoende fungeert als opdrachtgever van de programmadirecteur. Er wordt gezamenlijk gemonitord en onderling verantwoording afgelegd op voortgang. Het AB besluit over voorstellen vanuit de opgaveteams en stuurt op de (financiële) middelen die de alliantiepartners gezamenlijk beschikbaar stellen/ hebben voor het Nationaal Programma. Dit AB, dat frequent (maandelijks) bijéén komt, wordt voorgezeten door de burgemeester van Amsterdam die daartoe wordt voorbereid en ondersteund door de programmadirecteur. Het bestaat verder uit: de vijf voorzitters van de opgaveteams, de coördinerend wethouder van de gemeente, de stadsdeelvoorzitter van Nieuw-West, de Rijksvertegenwoordiger en een betrokken wetenschapper. De wetenschapper die het AB versterkt, maakt logischerwijs ook deel uit van de nog te vormen denktank en draait telkens een periode lang mee, om na een tijd ook weer plaats te maken voor een ander. Op deze manier verzekert het AB zich van continue externe reflectie vanuit wisselend (wetenschappelijk) perspectief. Bewonerbetrokkenheid bij het AB kan bijvoorbeeld worden georganiseerd door drie van de twaalf ‘zetels!’ vrij te maken voor bewoners. Het opgaveteam eigenaarschap, inclusie & democratie zal hier een advies op voorbereiden. De opgaveteams De opgaveteams vormen de inhoudelijke en tactisch-operationele kern van Samen Nieuw- West. Ze dragen de primaire verantwoordelijkheid voor de inhoud per domein, alsmede in het organiseren en bewaken van de samenhang tussen die domeinen. Zij hebben een grote rol gespeeld in het vullen van dit convenant (o.a. via de werksessies). Hun volgende rol zal zijn om de opgaven in dit convenant door te vertalen in een eerste uitvoeringsprogramma. Als dat eenmaal is opgeleverd, nemen zij die uitvoering ook ter hand. Daarnaast houden ze een blijvende verantwoordelijkheid in het continu doorontwikkelen van de aanpak via doorlopende maatschappelijke analyse (de wereld verandert immers onophoudelijk) en het ontwikkelen van daarbij horende nieuwe inzichten/ideeën/instrumenten. Bestuurders/directeuren, bewoners en professionals werken samen in deze teams. Sowieso is het creëren en organiseren van betrokkenheid en draagvlak één van de kerntaken van de opgaveteams. AA < Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Uitvoeringsprogramma In het nog op te stellen uitvoeringsprogramma worden de opgaven voor de komende vier jaar geconcretiseerd, inclusief streefwaarden t.av. de te realiseren doelen. We vertalen de waarden en dat wat we moeten gaan doen (het ‘waarom’- en het ‘wat'-niveau), naar de uitvoering (het ‘hoe”). Voor elk domein wordt een uitvoeringsplan opgesteld. Deze plannen vormen samen het uitvoeringsprogramma. De uitvoeringsplannen worden opgesteld vanuit dezelfde uitgangspunten als in dit convenant: e Als we doen wat we deden krijgen we wat we kregen e De leefwereld van Nieuw-West is bij alles wat we doen het uitgangspunt e Het is een iteratief proces, waarin we met elkaar onderzoeken, leren, uitproberen en bijstellen e Eris een integrale manier van werken. Daarbij is iedere partner zich ervan bewust dat de domeinen samenhangen en effect hebben op elkaar. Voor elke interventie wordt in kaart gebracht welke partners uit de verschillende domeinen door de opgave worden geraakt, hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan de interventie, en wanneer zij tevreden zijn. Î U TE Ee EE aol — Dj ke : mes aje jm oh Re erufschaik > == Na mans Kr à Ed Ns meg lik ee E ee nt Js # eN ER nn ie ER A _ a ak A | E le * En 8 Lr ee c gd 8 De en (E zr id : Ee cs rd vd Ee E Ee. = 5 5 5 B B ze | En . Á wa 5 4 Fn 5, en 8 Ee Ei Eme. n 5 ; n ES al 3 c e ks De | DE ms men Lr a Eed he SS 1 E Ed: ef Ta : pr RE d Ee 5 Ee A Te a DE RK En Î DP 85 Samen Nieuw-West > 45 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Uitvoeringsplannen Het uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld voor de komende 4 jaar, met de mogelijkheid jaarlijks bij te stellen. De partners in het opgaveteam zijn eigenaar van het uitvoeringsplan voor het betreffende domein. Daarbij koersen we op de waarden zoals vastgesteld in dit convenant. Het is daarbij logisch dat we te maken hebben met een werkelijkheid die nog niet aan het ideaalbeeld voldoet. Het uitvoeringsplan biedt de mogelijkheid om juist de weg daar naartoe te schetsen, op te delen in kleine stappen en binnen wat er mogelijk is vorm te geven. Daarnaast is in het uitvoeringsplan specifieke aandacht voor stimulerende en belemmerende factoren in de uitvoering. Welke wetten, regels, gebruiken en middelen zijn helpend? Welke zitten ons in de weg? Wat zijn alternatieve wegen om onze doelen te berei- ken? En wat zegt dat over noodzakelijke of gewenste aanpassingen in ‘het systeem”? De opzet van de uitvoeringsplannen wordt in samenspraak met de opgaveteams en de alliantie vormgegeven. Ze bevatten tenminste: e Opgaven Aan welke waarde wordt gewerkt? Wat is de huidige en gewenste context? Welke relevante cijfers geven ons inzicht in de huidige situatie en wat stellen we ons ten doel? e Opdracht Welke opdracht geven we onszelf? Voor wie doen we dit en hoe ziet voor hen de gewenste situatie er uit? Wanneer en hoe weten we dat we geslaagd zijn? e Interventies Welke concrete activiteiten ontplooien we? Hoe zijn deze georganiseerd? Wie zijn betrokken vanuit welke rol? e Maatregelen Wat is nodig om de activiteiten tot een succes te maken? Kortom, wanneer zijn we tevreden? Hoe kunnen deze activiteiten in de toekomst duurzaam worden gemaakt? Welke middelen zijn hiervoor nodig? e Acties Met welke acties starten we? Hoe richten we de afstemming en het monitoren van de voortgang in? Opgaveteams, AB en brede alliantie De opgaveteams zijn eigenaar van hun uitvoeringsplan voor het betreffende domein. Het alliantiebestuur is eigenaar van het uitvoeringsprogramma waar de plannen onderdeel van uitmaken. In de brede alliantie wordt uitgewisseld en worden voortgang en leeropbrengsten gedeeld. Het uitvoeringsprogramma bevat ook een financiële paragraaf, waarin beschreven wordt wat de totale financiële behoefte is, en welke dekking hier tegenover staat. ® B 46 <- Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Financiële uitgangspunten a le uitgangspunt Om de hardnekkige problematieken waarvoor wij ons gesteld zien bij de wortel aan te pakken, is langdurig investeren nodig. Het vraagt bovendien dat wij onze middelen anders inzetten dan we tot nu toe deden. Dat betekent dat we ons committeren aan een aantal uitgangspunten: Ongelijk investeren in gelijke kansen Wij onderkennen expliciet dat het scheppen van gelijke kansen voor alle bewoners in Nieuw-West, vraagt dat we ongelijk investeren. We verklaren daartoe bereid te zijn en spreken mede in dat kader af maximaal transparant naar elkaar te zijn aangaande onze financiën, waar die aan Nieuw-West raken. Verder onderkennen wij dat inzet van middelen uiteenvalt in twee componenten, namelijk reguliere middelen en specifieke programma-middelen. Inzet van reguliere geldstromen her(in)richten Het Nationaal Programma Samen Nieuw-West is bedoeld om grote en structurele bewe- gingen in gang te zetten. Dat kan alleen wanneer inzet van reguliere geldstromen en andere middelen gaandeweg her(in)gericht wordt ten bate van de waarden en opgaven die wij overeen zijn gekomen. Het programma staat niet op zichzelf; het leidt ons gedurende de looptijd naar fundamentele koerswijzigingen die wij steeds in onze eigen, reguliere operatie opnemen. Vliegwielmiddelen Tegelijkertijd zullen veel van deze veranderingen voorafgegaan (moeten) worden door leren en ontdekken. Immers, als we precies wisten wat er nodig is en wat werkt, hadden we het allang gedaan. Dit betekent dat we ons met elkaar óók committeren aan het beschikbaar stellen van middelen die specifiek daarvoor ingezet kunnen worden. Autonome program- ma-middelen dus, die wij beschikbaar stellen voor de nodige experimenten, innovatie(ve projecten), leerprocessen, etc. Voor deze middelen geldt dat ze bedoeld zijn om grotere en structurele bewegingen te helpen in gang zetten; niet om ze permanent te financieren. Het zijn ‘vliegwiel-middelen’. Ze zijn in principe tijdelijk en dienen op termijn over te gaan in financiering vanuit (heringerichte) reguliere middelen. Blijvende bijdragen vanuit deze vliegwielmiddelen zijn hooguit denkbaar wanneer daar een permanent en significant multi- plier-effect tegenover staat. Deze afspraak is essentieel om te voorkomen dat het nationaal programma verwordt tot het zoveelste ‘potje’ waarin verweesde projecten kunnen worden ondergebracht (de bekende projectencarrousel). Wij letten er met elkaar scherp op dat dit niet gebeurt. Bijdragen aan het programma; regulier en autonoom We committeren ons er dus aan het programma expliciet op te nemen in onze strategische koersen en daar ook middelen aan te verbinden. Deels reguliere middelen die wij herin- richten in de geest van de opgaven, deels middelen die autonoom te besteden zijn ten bate van het programma, als vliegwiel. De gemeente heeft dit principe inmiddels gestand gedaan door het (toen nog zogenoemde) ‘Masterplan Nieuw-West’ expliciet op te nemen in haar coalitieakkoord, inclusief een bijbehorende financiële reserve. Dit is een bepalende stap die wij in de nabije toekomst allemaal (naar draagkracht) zullen zetten. Samen Nieuw-West > 47 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Í mn Ee Aanspreekbaar zijn A Over inzet van onze reguliere middelen in Nieuw-West gaan wij zelf, maar zijn wij onderling nadrukkelijk aanspreekbaar. Het kan na ondertekening van dit convenant immers niet meer zo zijn dat wij nog handelen in tegenspraak met de overeengekomen waarden en opgaven. We committeren ons eraan en leven na dat alles wat wij doen irt. Nieuw-West, in samenhang en overeenstemming is met de brede opgave. Samen verantwoordelijk Over de inzet van die autonome programma-vliegwielmiddelen, beslissen wij ook echt samen. In overkoepelende zin doen wij dat door hierover afspraken te maken in onze uitvoeringsprogramma's, die telkens in de alliantie worden vastgesteld. Gaande het proces doen wij dat door over voorstellen vanuit onze opgaveteams te besluiten in het alliantiebestuur (AB). Heldere afspraken In de praktijk zal het waarschijnlijk vaak voorkomen dat het uitvoeringsprogramma, dan wel een autonoom voorstel, deels een beroep doet op specifieke programma-middelen en deels op de inzet van reguliere middelen van één of meer alliantiepartners. Wij zorgen er telkens met elkaar voor dat hierover heldere afspraken zijn gemaakt, welke wij ook duidelijk vastleggen. Ook bewaken wij gezamenlijk de proportionaliteit van onze afzonderlijke en gezamenlijke inzet. De waarden, opgaven en bedoeling, vormen daarbij evenwel altijd het uitgangspunt en dus niet onze afzonderlijke (organisatie)belangen. Wat wij in dit convenant afspreken, is leidend voor alles wat we doen in Nieuw-West. Rijksmiddelen Aanvragen die wij indienen om middelen aan te trekken vanuit het Rijk (immers ook een alliantiepartner), worden altijd actief getoetst aan en moeten congruent zijn met het Nationaal Programma Samen Nieuw-West. Dit geldt dus (uiteraard) voor aanvragen die wij gezamenlijk doen, maar óók voor aanvragen die wij los van elkaar doen. Omgekeerd bewaakt het Rijk als alliantiepartner eveneens zelf deze ‘hygiëne’. Inmers (samenvattend geparafraseerde passages uit het NPLV): Met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid investeren verschillende ministeries gezamenlijk om de stapeling van problemen aan te pakken. Bovendien gaat het Rijk samen met de allianties na of anders prioriteren/anders richten van overige relevante rijksmiddelen, op basis van de gezamenlijk gestelde doelen, aan de orde zou moeten zijn. Ì EE : el _… mtd win el ikk GE al eef; Nn Eet A eer | e a ENE 5 a, 48 < Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Voortgang en monitoring Sturen op waarden!s Wij willen sturen op waarden en daarbij hoort waardevol verantwoorden. Gegevens, fei- ten en cijfers maken daar onderdeel van uit. Leefbaarheidsgegevens voor een wijk, zoals verzameld door BZK en door de stedelijke onderzoeksbureaus, geven globaal inzicht in die leefbaarheid. De Brede Welvaartsmonitor geeft dit inzicht voor de (sociale) staat van het land. Het is echter zaak om op basis van dit soort leefbaarheids- en welzijnsmonitoring het juiste gesprek te voeren, daar de juiste vormen van actie onderzoek en verhalende methoden aan toe te voegen en daar de daadwerkelijke beleving van bewoners (en dus die bewoners als zodanig) volop bij te betrekken. Hun ervaringen en (gepercipieerde) welzijn, dienen de kern te vormen. Als alliantie willen wij langs de vragen in onderstaande volgorde doorpraten over de vormgeving van onderlinge afspraken, sturing en monitoring: 1. Vanuit welke waarden willen bewoners en organisaties in Nieuw-West de komende twintig jaar hun samenleving vormgeven en beleven? 2. Wat zijn wezenlijke kenmerken van deze gewenste samenleving en welke (kiemen) zijn daar nu al van aanwezig? 3. Welke maatschappelijke opgaven zijn het belangrijkst om deze waarden gestalte te geven en deze gewenste toekomst mogelijk te maken? 4, Wat is nodig om deze opgaven tot resultaten te brengen en wat vraagt dat van wie? Welke inspanningen zijn nodig, in de zin van inhoudelijke resultaatgebieden, van processen, van samenwerkings (allianties) en van (context)sturing / leiding? 5. Wat is het verhaal van Nieuw-West dat iedere dag verteld wil worden? 6. Welke daaruit volgende concrete stappen en feitelijke acties, interventies, prestaties zijn nu/de komende vier jaar nodig? 7. Welke (systemische) vernieuwingen worden de komende vier jaar in gang gezet om de toekomst vorm te geven? 8. Welke data, actie-onderzoeken, leersessies en verhalen zijn in het licht van al het bovenstaande geschikt om te monitoren of we op de goede weg zijn? Wij zijn momenteel in gesprek met diverse wetenschappers en andere denkers op dit terrein om hier een weg in te vinden. Monitoren is op zichzelf ook weer een leer- en reflectieproces. De te ontwikkelen relevante narratieven moeten de uitkomst zijn van gezamenlijk reflecteren en ook steeds weer de bijstelling van de koers voor de daaropvol- gende periode bepalen. Uitsluitend varen op simpele, ‘harde’ indicatoren, biedt -zeker voor de langere termijn- te weinig ruimte voor een doelzoekende aanpak. EON 15: uit de notitie ‘Sturen op waarden, waardegestuurd verantwoorden’ van Samir Bashara en Willem van Spijker, 20 december 2022 16: In het kader van het Natio- naal Programma Leefbaarheid en Veiligheid wordt gezamenlijk met gemeenten een landelijke monitor ontwikkeld gericht op het kwantitatief en kwalitatief volgen van de ontwikkelingen in de gebieden. 85 Samen Nieuw-West > 49 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023 Begrippenlijst Bestaanszekerheid Interculturele communicatie De zekerheid en rust om structureel te kunnen voorzien in Interculturele communicatie gaat over de communicatie tussen basisbehoeften als zorg, water, energie, voedsel, onderwijs, mensen met een verschillende cultuur- en/of taalachtergrond. huisvesting, publieke ruimte, openbaar vervoer en Waar het in de kern om gaat is het overbruggen van verschillen infrastructuur. Maar ook minder tastbare behoeften, zoals door het creëren van een gemeenschappelijke basis en het aan- mentale gezondheid, leven in plaats van overleven en grip passen van je gedrag aan verschillende situaties, zonder daarbij op het eigen leven. je eigen persoonlijkheid te verliezen. Community Wealth Building Jeugd Een actiegericht, plaatsgebonden economisch ontwikkelings- Jeugd is in de context van dit convenant het overkoepelende model, gebaseerd op directe zeggenschap en eigenaarschap begrip voor kinderen vanaf -9 maanden tot en met jongvolwas- voor wijkbewoners, beheer over gemeenschappelijke middelen senen (23 jaar). In deze tekst gebruiken wij het woord kinderen in de wijken en het lokaal laten circuleren van geldstromen zodat en vragen de lezer om zich daarbij steeds te realiseren dat we de deze meer impact hebben. Een centrale rol is daarbij weggelegd héle jeugd bedoelen, in welke leeftijd dan ook. voor ankerorganisaties, die als grote werkgevers, inkopers van goederen en diensten en eigenaren van grond en bezit (zoals Klimaat en duurzaamheid vastgoed), grote invloed uitoefenen op de lokale economie en Om fijn te kunnen blijven wonen en leven in Nieuw-West is het de arbeidsmarkt. van belang om te investeren in klimaat en duurzaamheidsmaat- regelen. Willen we immers over twintig jaar geen last hebben Diversiteit en inclusie van bijvoorbeeld hittestress, moeten we nu klimaatadaptieve Diversiteit gaat over de mogelijke aspecten waarop mensen maatregelen nemen. Klimaat en duurzaamheidsmaatregelen zijn kunnen verschillen. Zowel zichtbare als onzichtbare verschillen, daarom middelen en niet het doel, dat is namelijk fijn wonen en denk aan leeftijd, sekse/gender, een beperking, seksuele voor- leven. keur, opleidingsniveau, etniciteit, godsdienst of politieke overtui- ging. Inclusie gaat over de keuze om verschillen te omarmen en Leefwereld te benutten. ledereen doet ertoe en mag er zijn ongeacht deze De leefwereld is de samenleving in brede zin, zoals deze wordt verschillen. ledereen krijgt ruimte om op alle mogelijke manieren ervaren, waarin mensen met elkaar omgaan in en buiten de het eigen leven vorm te geven. Een organisatie kan dus divers ‘systemen’ (alles wat mensen ontwikkeld hebben aan zijn, maar niet inclusief. instellingen en structuren op gebieden als economie, politiek, onderwijs, wetenschap, overheid, gezondheidszorg, Eigenaarschap verzorgingsstaat enz.). Eigenaarschap beschouwen wij als zeggenschap en verantwoor- delijkheid nemen, krijgen en ervaren, zodat een bijdrage kan wor- Micro-allianties den geleverd en invloed kan worden uitgeoefend op zowel proces Microallianties zijn allianties op wijk- of gebiedsniveau van direct als uitkomst. Gedeeld eigendom kan een belangrijk middel zijn betrokken partijen (bewonersinitiatieven, gemeentelijke afdelin- om eigenaarschap te ervaren. gen en directies, ankerorganisaties en andere alliantiepartners bijvoorbeeld) die zich committeren aan actieve samenwerking Gelijkwaardige partners rond de opgaven en hun beleid, investeringen en inkoop richten De constructie van partijen, waarbij iedere partij in de Alliantie langs de prioriteiten die hieruit voortvloeien. evenveel recht van spreken en handelen heeft, ieder vanuit zijn eigen rol, maar samen en met dezelfde overkoepelende doelen Ongelijk investeren van het convenant voor ogen. Ongelijk investeren in gelijke kansen betekent vooral investeren op die plekken en in die opgaven waar dat het hardst nodig is en Gemeenschappelijke pedagogiek waar we samen het grootste verschil kunnen maken. ledereen in Nieuw-West speelt een betekenisvolle rol in het opgroeien van de jeugd. Het gaat hier niet om hoe ouders hun Opgavegericht werken opvoeding vormgeven, maar om het bewustzijn van de eigen Maatschappelijke opgaven zijn (complexe) vraagstukken, betekenisvolle bijdrage die iedereen in Nieuw-West kan leveren waarbij een duurzaam, positief effect wordt beoogd voor aan de context van de opgroeiende jeugd. (bepaalde groepen in) de samenleving. Het gaat om uitdagingen die de kwaliteit van leven van bewoners en ondernemers (in dit Geweld achter de voordeur stadsdeel) beïnvloeden. De opgave zoals bewoners die ervaren, Geweld achter de voordeur beslaat alle onveilige situaties staat centraal. Zie ook de bijlage ‘Toelichting werken vanuit de die in thuis kunnen ontstaan. Dit houdt dus ook huiselijk bedoeling’. geweld in. 50 < Samen Nieuw-West 85 23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West Bijl rage Toelichting ‘werken vanuit de bedoeling’ Er is een bibliotheek aan vakliteratuur waaruit we kunnen kiezen, maar de benadering van Wouter Hart's Werken Vanuit De Bedoeling vat de essentie van wat wij voor ogen hebben helder en praktisch samen. Wij committeren ons op dit moment dan ook aan deze benade- ring, die in de verdere uitwerking van onze opgaven in praktische uitvoeringsprogramma's, centraal zal komen te staan. In een korte presentatie voor de VNG zette Hart ongeveer twee jaar geleden bondig zijn visie uiteen. Hij legt uit dat als we écht anders willen gaan werken, wat meer en meer het uitgangspunt van beleid en programma's vormt, we dat alleen kunnen waarmaken met daadwerkelijke aandacht voor de menselijke maat, door ruimte te maken voor wat er in de praktijk gevraagd wordt en steeds in samenspraak te wegen wat ‘het goede!’ is. Dit ‘opgavegericht werken’, wat in feite op hetzelfde neerkomt als zijn werken vanuit de bedoeling, klinkt wellicht eenvoudig en makkelijk gezegd/ opgeschreven, maar is des te moeilijker werkelijk gedaan, want. (tekst hier en daar iets ingekort): “(…) we zijn gewend vraagstukken op te knippen in losse delen en vanuit allerlei interne ordeningen te kijken naar wat er in de buitenwereld speelt en nodig is. Dat doen we vaak zeker ook wel klantgericht, maar dan wel vanuit al bestaande oplossingen en bijbehorende financieringscriteria. (…) En daarbij lijkt het soms bovenal de bedoeling om vooral recht- matig te werken, of doelmatigheid te zien vanuit een (te) smalle scope, waardoor soms de vraag wat er buiten wérkelijk gevraagd wordt en de vraag of we daar doeltréffend aan bijdragen, uit het beeld verdwijnen. Met onze nieuwe rol draaien wij die denkrichting als het ware om. De doeltreffendheid staat centraal en dáár begint het denken. Wat is er werkelijk nodig wanneer we door de ogen van de ander kijken naar wat zij zien en wat hen drijft. Want daar ligt vaak de sleutel tot de passende en duurzame oplossing die echt helpt. Wat is er in de omgeving voor handen om dat voor elkaar te krijgen en welke afwegingen spelen daarbij een rol? Want werken vanuit de bedoeling is natuurlijk iets anders dan werken vanuit jouw bedoeling, of mijn bedoeling. Juist de afweging van perspectieven en belangen, is wat ons werk zo betekenisvol en boeiend maakt. In die weging gaat het natuurlijk niet alleen om de doeltreffendheid. Rechtmatigheid, privacy of het efficiënt inrichten van processen spe- len nog steeds een belangrijke rol. Maar ze zijn nooit absoluut en nooit het startpunt van het denken. We hebben immers geleerd dat een te grote focus op rechtmatigheid via het werken met te strakke regels, leidt tot onrechtvaardigheid voor wie daar niet in past. En dat een eindeloze focus op efficiency binnen domeinen juist leidt tot verspilling in het grotere geheel. Als we de beweging goed willen lezen (…) goed willen vertalen, dan vraagt dat om een heel andere denk- en werkwijze. Met wat dat betekent voor de professionals die van ‘uitvoerders’ nu ‘wegers' worden; voor de P&C-cycli en inkoopcontracten die de opgave moeten volgen en niet de organisatorische ordening; voor het samenspel met bewoners en ondernemers, en met de politiek; rondom de wijze van verantwoording maar ook het onder- drukken van de risico-regel-reflex als het een keer misgaat. (…)” ADE 5) n En CE N ITA IP ndi Kk A hid d PS F ke EA : ’ ‘ | ie Er LD = 4 RS) En ak Ede k En ok d jk Li hed Ei À es pn f. N el Ch3 b A ” N 2 p ie je - " Ken d — / jd _— | KL 4 a ”) ä a ‘ 3 Ë € A x : ) ii } î de ' | Pek ä a rt ef B zl B DaT" ee St | - d an " T ET Pee me P Î ge RE NET siebe "ak an E # dâ. 3 hj . ek - rr: 1 Ï PN n Tr { \ df Ain me eN Rt 8 anne NRR NS / P, p á P Mi A zer
Onderzoeksrapport
52
train
Gemeente Amsterdam % Gemeenteraad R x Gemeenteblad x Schriftelijke vragen Jaar 2020 Afdeling 1 Nummer 1162 Datum indiening 24 september 2020 Datum akkoord 6 oktober 2020 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Roosma en Blom inzake de registratie van moslimdiscriminatie in politierapporten Aan de gemeenteraad Toelichting door vragenstellers: De politie is gestopt met het apart registeren van moslimdiscriminatie bij aangiftes van discriminatie. De politie heeft ervoor gekozen om moslimdiscriminatie alleen kwalitatief te registeren (politierapport discriminatie, 2019). Er ontbreekt dus een kwantitatieve categorisering van moslimdiscriminatie, terwijl dit bij andere discriminatiegronden wel gebeurt. Het is onduidelijk waarom ervoor gekozen wordt moslimdiscriminatie niet langer apart te registeren. Hiervoor is zover ons bekend, geen inhoudelijke reden gegeven. De kwalitatieve registraties zijn zover wij weten ook niet openbaar. Moslimdiscriminatie is ondertussen nog wel een groot punt van zorg. Ook uit de casussen die onderzoekers te zien krijgen blijkt dat moslimdiscriminatie veel voorkomt. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) uit maart 2020 blijkt dat moslims de groep vormen die het meeste discriminatie ervaart. Het is dan ook van groot belang dat de discriminatie jegens deze groep goed gemonitord wordt, zodat discriminatie uiteindelijk ook beter aangepakt en vervolgd kan worden. Door een kwantitatieve analyse kunnen er makkelijker trends worden gesignaleerd met betrekking tot deze groep. Tevens kan zo de grootte van het probleem in kaart worden gebracht. Bij vrijwel alle kwantitatieve discriminatieregistraties liggen de werkelijke aantallen veel hoger. Dit zal niet anders zijn bij moslimdiseriminatie, waarvoor de meldingsbereidheid laag ligt. Het is daarom des te belangrijker de cijfers inzichtelijk te maken. De raad heeft derhalve ook eerder een motie aangenomen (in 2015) waarin de politie wordt gevraagd anti-islamitische incidenten en discriminatie apart te registreren. Gezien het vorenstaande hebben de leden Roosma en Blom, namens de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld: 1 htips:/www.nrc.nl/nieuws/2015/04/1 6/houd-aangifte-incident-tegen-moslim-apart-bij-1485033- a27415 1 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng Liez Gemeenteblad Datum 6 oktober 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 24 september 2020 1. Waarom is de politie gestopt met het kwantitatief registeren van moslimdiscriminatie (terwijl bij andere discriminatiegronden nog wel kwantitatief wordt geregistreerd)? Antwoord: Onlangs heeft het college in antwoord op dezelfde vraag (zie beantwoording schriftelijke vragen van het lid La Rose inzake afwezigheid van aparte registratie van moslimdiscriminatie cijfers in de landelijke rapportage “Discriminatiecijfers 2019” in de dagmail van 25 augustus 2020 onder nr. 921.20) geantwoord: ‘Bij navraag hiernaar geeft de politie aan dat dit verband houdt met een nieuwe werkwijze, waardoor het meer inspanning van de politie vergt deze gespecificeerde cijfers op te leveren. Er is daarom voor gekozen dit niet meer te doen.’ 2. ls hetcollege het met de indieners eens dat kwantitatieve rapportages bijdragen aan het inzichtelijk maken van discriminatie per bevolkingsgroep, en bovendien van nut zijn om trends te signaleren? Antwoord: Ja. 3. Kan het college inzicht geven in hoe de kwalitatieve analyses gedaan worden en op welke manier deze inzicht geven in de mate van discriminatie? Waar zijn de resultaten hiervan vindbaar en wat wordt hiermee gedaan? Antwoord: Het college heeft geen inzicht in hoe de politie aangiftes registreert en analyseert en kan de raad daar dus ook geen inzicht in verschaffen. 4. Kan het college er bij de politie op aandringen moslimdiscriminatie weer kwantitatief te gaan registeren? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Onlangs heeft het college in antwoord op vragen van dezelfde strekking (zie beantwoording schriftelijke vragen van het lid La Rose inzake afwezigheid van aparte registratie van moslimdiscriminatie cijfers in de landelijke rapportage “Discriminatiecijfers 2019” in de dagmail van 25 augustus 2020 onder nr. 921.20) geantwoord: ‘Over de cijfers over moslimdiscriminatie in de stad bentu geïnformeerd middels de jaarrapportage van het Meldpunt Discriminatie Amsterdam. Het college wil echter meer inzicht in hoe en hoe vaak discriminatie, waaronder ook moslimdiscriminatie, in Amsterdam voorkomt. In de Raadsbrief Diversiteit van december 2019 is aangekondigd dat daarom voor en met verschillende groepen Amsterdammers hier kwalitatief onderzoek naar wordt gedaan.’ Het onderzoek naar moslimdiscriminatie loopt momenteel. Daarnaast heeft het college geantwoord: ‘De stappen die het college zet richten zich op het verkrijgen van meer inzicht in discriminatie in Amsterdam, en het huidige geleverde beeld van de politie is daarvoor afdoende.’ Het college zal daarom op dit moment niet aandringen op kwantitatieve registratie. 2 Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R Neng | 1e2 Gemeenteblad ummer . zn Datum 6 oktober 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 24 september 2020 Burgemeester en wethouders van Amsterdam Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris 3
Schriftelijke Vraag
3
discard
Bureau voor sociale vraagstukken Verbinden met focus Advies over de toekomst van Samen DOEN ( ) Gemeente Amsterdam Postbus 1840 1000 BV AMSTERDAM Datum: maart 2017 Contactpersoon: Caroline Lindner [email protected] | 06- 51623039 Onze referentie: AMSSAMEN16 RadarAdvies Veemarkt 83, 1019 DB Amsterdam T (020) 463 50 50 | www.radaradvies.nl Adviesrapport AE Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 1.1 Doelstelling 2 1.2 Vraagstelling 3 1.3 Leeswijzer 3 2 Onderzoeksaanpak en werkwijze 4 3 Samen DOEN nu 5 3.1 Inleiding 5 3.2 Positionering van Samen DOEN 5 3.3 Functioneren van Samen DOEN 7 34 Cliëntperspectief 11 3.5 Organisatiemodel 12 3.6 Bedrijfsvoering en financiering 15 4 Scenario's 19 5 Afweging scenario’s 21 5.1 Scenario 1 21 5.2 Scenario 2 22 5.3 Scenario 3 24 54 Scenario 4 26 5.5 Scenario 5 27 5.6 Conclusies 30 6 Voorkeursscenario - Verbinden met focus 33 6.1 Samen DOEN in relatie tot het Amsterdamse stelsel 33 6.2 Samen DOEN vanaf 2018 34 6.3 Organisatie en bedrijfsvoering 36 6.4 Conclusies en aanbeveling 43 Bijlage 1 Overzicht geraadpleegde documenten 45 Bijlage 2 Overzicht geïnterviewde personen 47 Bijlage 3 Itemlijsten 49 Bijlage 4 Interviewprotocol 53 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 1/53 Adviesrapport © 1 Inleiding De gemeente Amsterdam formuleerde in 2014 een visie op de transformatie van het sociaal domein en stelde in het voorjaar van 2015 het Meerjarenbeleidsplan Sociaal vast. Daarmee werd een stevige verandering ingezet. Onderdeel van die verandering is het realiseren van een stevige eerste lijn in alle wijken in de stad. Vanaf de decentralisaties (2015) zijn in de 22 wijken Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en Activeringsteams actief. De raadsbesluiten ‘Toekomst van de wijkteams in Amsterdam’ en ‘Samen DOEN in de buurt 2015’ hebben hun invloed gehad op Samen DOEN. Begin 2016 is de ‘Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016’ vastgesteld. Deze ontwikkelopgave concretiseert enkele aspecten uit die raadsbesluiten en schetst het nabije perspectief voor Samen DOEN. Te weten, een sterk ontwikkelde domeinoverstijgende aanpak die zorg en ondersteuning aan kwetsbare Amsterdamse huishoudens biedt met zware problemen. Bij de vaststelling van de ‘Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016’ heeft het college van B&W besloten om bij de voorjaarsnota 2016 een voorstel te doen over de toekomst van Samen DOEN, inclusief de financiering vanaf 2017. Op basis van dit advies zal het college van B&W de raad een voorstel doen over de toekomst van Samen DOEN vanaf 2018 en afhankelijk van het wenselijke scenario, zal dit mogelijk inclusief de wijze van financiering op de langere termijn zijn. In de bestuurlijk vastgestelde ‘Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016’ zijn vier mogelijke toekomstscenario’s voor Samen DOEN geschetst. Aan deze vier scenario’s is later een vijfde toegevoegd. RadarAdvies, bureau voor sociale vraagstukken, heeft van de gemeente Amsterdam de opdracht gekregen om onderzoek te doen naar de 5 scenario’s en op basis van dat onderzoek, een adviesrapport op te stellen over de toekomst van Samen DOEN dat de basis kan vormen voor een B&W-advies. In uw adviesaanvraag heeft u de doelstelling en vraagstelling voor dit onderzoek als volgt verwoord: 1.1 Doelstelling Het doel van deze adviesopdracht is om het college van B&W te adviseren over de toekomst van Samen DOEN vanaf 2018 op basis van vijf scenario’s , inclusief de verschillende sub- scenario’s onder het vijfde scenario. Samen DOEN staat weliswaar centraal in deze adviesaanvraag, maar feitelijk gaat het om de behoefte aan een dergelijke vorm van zorg en ondersteuning, geredeneerd vanuit de kwetsbare Amsterdammer die met multiproblematiek kampt. Het scenario dat uit deze adviesopdracht voortvloeit zal de basis vormen voor het voorstel van het Amsterdamse college van B&W aan de gemeenteraad over de toekomst van Samen DOEN vanaf 2018. De vijf scenario’s die de gemeente formuleerde voor deze opdracht luiden als volgt: © Samen DOEN heeft meerwaarde en blijft in de huidige vorm bestaan. © Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt toegevoegd aan Jeugd (Ouder- en Kindteams). © Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt toegevoegd aan Wijkzorg. © Samen DOEN heeft geen meerwaarde (meer) en wordt beëindigd. © Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt in een aangepaste vorm uitgevoerd. 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 2/53 Adviesrapport © Binnen het vijfde scenario zijn verschillende sub-scenario's mogelijk, waaronder de samenwerking die wordt ontwikkeld in Amsterdam-Noord met Beter Samen in Noord (BSIN) en een eventuele samenvoeging met de multiprobleem-aanpak voor overlastgevende gezinnen ((O)MPG) of het Preventief Interventie Team (PIT). 1.2 Vraagstelling “Wat is het meest wenselijke toekomstscenario voor Samen DOEN binnen het Amsterdamse zorgstelsel vanaf 2018?” Bij het beantwoorden van deze vraag dient expliciet in te worden gegaan op de volgende aspecten: © De huidige positionering van Samen DOEN in het Amsterdamse stelsel en de samenhang met de andere wijkteams- en netwerken, Ouder- en Kindteams, de Wijkzorgnetwerken, de Activeringsteams en het specialistisch aanbod; e Het functioneren van Samen DOEN tot nu toe, kwalitatief en kwantitatief onderbouwd. Welke meerwaarde heeft Samen DOEN binnen het Amsterdamse stelsel? Hierbij dient de (ge-update) MKBA te worden betrokken. © Toekomstig wenselijke (strategische) positionering in het Amsterdamse zorgstelsel inclusief ontwikkeltraject richting 2020 en verder. Welke stappen zouden eventueel al in 2017 kunnen worden gezet? © De toekomstig wenselijke organisatievorm inclusief de omvang van de door Samen DOEN geboden zorg en ondersteuning in Amsterdam; © De toekomstig wenselijke governance voor Samen DOEN , waarbij wordt ingegaan op de verschillende varianten en de daarmee samenhangende voor- en nadelen en de rol die de gemeentelijke doorzettingsmacht van Samen DOEN daarbij speelt; e Afhankelijk van het meest wenselijke scenario dient er te worden ingegaan op de wijze van financiering op de langere termijn (structureel/meerjarig incidenteel enz), inclusief uitspraken over een passende overhead. 1.3 Leeswijzer Het adviesrapport start in hoofdstuk 2 met een beschrijving van onze onderzoeksaanpak. Hoofdstuk 3 bevat een weergave hoe op basis van onze interviews de huidige positionering en het functioneren van Samen DOEN wordt ervaren. Waar zit de kracht van Samen DOEN en waar liggen verbeterpunten, waren hierbij de kernvragen. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van de scenario’s die vervolgens in hoofdstuk 5 zijn afgewogen op basis van een aantal criteria. In hoofdstuk 6 tenslotte beschrijven we het voorkeursscenario. 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 3/53 Adviesrapport ©) 2 Onderzoeksaanpak en werkwijze De opdracht is uitgevoerd volgens de fasering zoals beschreven in onze onderzoeksaanpak. Onderstaand een korte toelichting: Fase 1: Oriëntatie, documentenanalyse, krachtveldanalyse Na een startgesprek zijn de relevante documenten verzameld en geanalyseerd. Een krachtenveldanalyse met een aantal medewerkers van het Samen DOEN-programma gaf ons inzicht in de context van het programma en de positionering in het veld. In bijlage 1 treft u het overzicht van de door ons geraadpleegde documenten. Fase 2: Interviews en focusgroepen, op zowel operationeel- als bestuurlijk niveau In deze fase zijn we met zowel interne als externe stakeholders in gesprek gegaan. De intentie was te komen tot maximaal 8 tot 10 focusgroepen. Onder druk van een strakke planning hebben we in een flink aantal gevallen individuele interviews moeten afnemen, waaronder ook telefonische interviews. We hebben gesproken met onafhankelijke experts, leden van het programmateam en de generalisten van Samen DOEN. Daarnaast hebben we interne en externe stakeholders gesproken. In bijlage 2 treft u een lijst met namen en functies van de door ons geïnterviewde personen. De semigestructureerde itemlijsten die we gebruikten bij de focusgroepen en het door ons gehanteerde interviewprotocol, vindt u respectievelijk in bijlage 3 en 4. Fase 3: Analyse en formulering conceptadvies Voorliggend conceptadvies is het resultaat van onze analyse. Fase 4 en 5: Bespreking concept en oplevering definitief advies Het concept wordt onder meer besproken in de begeleidingscommissie en zal resulteren in een definitief advies. Beperkingen onderzoek Er zijn verschillende soorten interviews gehouden; individuele (diepte) interviews en groepsinterviews (in de vorm van focusgroepen). Dit heeft gevolgen voor de verkregen input. Binnen de diepte-interviews krijgen de respondenten meer ruimte om eigen ideeën uit te dragen. Binnen de focusgroepen kunnen de respondenten op elkaar reageren. Om zoveel mogelijk input te verwezenlijken tijdens de focusgroepen hebben we een werkvorm gehanteerd waarbij elk van de aanwezigen individueel gevraagd is hun ideeën, beelden en ervaringen op hoofdlijnen op schrift te stellen en actief te delen tijdens de focusgroep. Daardoor heeft iedereen de mogelijkheid gekregen zijn of haar visie te delen en te onderbouwen. Dit onderzoek heeft zich gericht op de Samen DOEN-teams en niet op het gehele stelsel van wijkteams in Amsterdam. De teams in het Amsterdamse stelsel kunnen echter niet los van elkaar gezien worden. Veranderingen in de structuur van Samen DOEN betekent ook veranderingen voor de andere teams. De uitspraken van individuele respondenten kunnen in dit rapport niet gegeneraliseerd worden. Selecte groepen geïnterviewden hebben hun visie op Samen DOEN met ons gedeeld, hun meningen en inzichten laten zich lastig generaliseren. 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 4/53 Adviesrapport ©) 3 Samen DOEN nu 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk beschrijven we hoe de positionering en het functioneren van Samen DOEN gezien en ervaren worden door betrokken professionals, managers, beleidsadviseurs en vertegenwoordigers van uitvoeringspartners van Samen DOEN. We starten conform de onderzoeksopdracht met de positionering en vervolgens gaan we in op het functioneren van Samen DOEN op verschillende deelaspecten. 3.2 Positionering van Samen DOEN De positionering van Samen DOEN in het Amsterdamse stelsel van zorg- en ondersteuning is sinds de aanvang in 2011 gewijzigd. Samen DOEN was in aanvang een multiprobleem-aanpak die vanuit de eerste lijn georganiseerd was, gericht op preventie. Eind 2014 volgde een herpositionering aan de vooravond van de decentralisaties in het sociaal domein. In 2015 zijn vervolgens wijkteams opgestart op het gebied van Jeugd, Zorg en Participatie. Het bestaan van deze teams heeft ervoor gezorgd dat de opdracht van de Samen DOEN-teams ‘opgeschoven’ is. Zo is het programma veranderd van een aanpak gericht op preventie, naar een programma gericht op huishoudens die met complexe domeinoverstijgende problematiek te kampen hebben. In de huidige rol is preventie overigens nog steeds aan de orde, het betreft dan preventie gericht op het voorkomen van verdere escalatie. Dit blijkt ook uit het document ‘Toekomst van de wijkteams in Amsterdam’: “De Samen DOEN Buurtteams lossen problemen zo veel mogelijk zelf op (domeinoverstijgend handelen), bevorderen zelfregie (eigen kracht) of zetten vroegtijdig maatschappelijke steunsystemen in. Ze bieden structuur in het alledaagse (over}leven en voorkomen dat, bij de te bedienen doelgroep, problemen zich opstapelen of (verder) escaleren. Nu de eerste lijn met de Ouder- en Kindteams, Wijkzorg en de Participatieteams veel duidelijker per domein is georganiseerd, kan Samen DOEN zich focussen op haar oorspronkelijke positie in het stelsel als een stedelijk dekkende, op wijkniveau opererende aanpak voor de zwaardere Amsterdamse multiprobleemhuishoudens die niet zelfredzaam zijn” (Toekomst van de wijkteams in Amsterdam, 2014). Ook in de Samen DOEN Samenwerkingsovereenkomst 2016 (SOK 2106) is de opdracht geformuleerd als een aanpak voor niet zelfredzame zwaardere Amsterdamse multiprobleemhuishoudens. “Wijkzorg, Ouder- en Kindteams, Participatieteams van Werk Participatie en Inkomen (WPI) en professionele derden, dienen bij huishoudens met (zware) domein overstijgende problematiek op verschillende leefdomeinen en beperkte zelfredzaamheid, over te dragen naar de Samen DOEN wijkteams”. De doelgroep die de Samen DOEN-teams bedienen wordt in de ontwikkelopgave Samen DOEN 2016 geformuleerd als ‘kwetsbare huishoudens met en zonder kinderen waarbij sprake is van complexe problemen op meerdere levensgebieden’. Hierbij valt de kanttekening te maken dat de papieren werkelijkheid en de praktijk niet altijd naadloos op elkaar aansluiten. Waar afspraken zijn gemaakt over het aantal leefdomeinen geldt voor zowel OKT’s als wijkzorgnetwerken dat zij soms casussen oppakken met problematiek op meerdere 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 5/53 Adviesrapport © leefdomeinen. Voor Samen DOEN geldt dat zij in de praktijk ook complexe casussen oppakt waarbij er problemen zijn op minder leefdomeinen. Bevindingen positionering in het Amsterdamse stelsel Op basis van onze interviews en de documentenanalyse komen we tot de volgende kernbevindingen: Gebrek aan duidelijkheid De spelers in het netwerk geven tijdens de interviews op vele manieren aan dat de nieuwe opdracht en positionering van Samen DOEN niet geheel duidelijk is. Wat in de Samenwerkingsovereenkomst (SOK) 2016 geformuleerd is, is niet meer de praktijk. Zo is de doelgroep en positionering van Samen DOEN veranderd. Waar Samen DOEN eerst de opdracht had om preventief te werken en eerstelijns georganiseerd was, is zij nu opgeschoven naar de tweedelijnszorg. Samen DOEN werkt weliswaar preventief als het gaat om het voorkomen van verdere escalaties, maar werkt niet meer volgens de principes van de frontlijn aanpak. Respondenten geven aan dat de SOK geactualiseerd moet worden zodat deze beter aansluit bij de huidige praktijk. ‘Samen DOEN heeft een maatschappelijke opdracht, namelijk preventie en samenlevingsopbouw. Dit komt niet goed uit de verf wat begrijpelijk is gezien de zware casuïstiek.” “De kracht van de Samen DOEN-teams is de corebusiness namelijk belemmerende factoren weghalen bij klanten met multiproblematiek.” In de afstemming en in het netwerk, heeft dit negatieve gevolgen. Een gevolg van de afbakening is dat de laatste 1,5 jaar de belanghebbenden zoeken naar de verschillen en de grenzen in plaats van de overeenkomsten en de mogelijkheden. In de interviews komt naar voren dat veel respondenten vinden dat Samen DOEN het preventieve, vroegsignalerende werk meer los zou moeten laten, en dat over moet laten aan de andere wijkteams. De Samen DOEN-teams kunnen dan meer curatief werken. Lacunes in de dienstverlening In de praktijk blijkt volgens een groot deel van de respondenten bijvoorbeeld dat huishoudens met niet-zelfredzame multiproblematiek met problemen in 2 à 3 leefgebieden, tussen wal en schip (dreigen te) vallen. Aan de ene kant is een duidelijke afbakening wenselijk en aan de andere kant dienen er geen mensen buiten de boot te vallen. Het is zeer onwenselijk als te lang gewacht wordt met ingrijpen omdat een huishouden niet volledig voldoet aan de criteria van Samen DOEN. De Voortgangsrapportage Samen DOEN laat overigens zien dat Samen DOEN ook huishoudens met problemen op 1, 2 en 3 leefdomeinen ondersteunt. Vanuit Samen DOEN wordt aangegeven dat Samen DOEN-medewerkers geïnstrueerd zijn om huishoudens niet zomaar los te laten. “Dan wordt afgewacht tot het erg genoeg is om alsnog in de Samen DOEN te komen. Vooral voor GGZ geldt dat.” 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 6/53 Adviesrapport © De opdracht van Samen DOEN is, zoals hierboven beschreven, aangepast. Uit ons onderzoek is tevens gebleken dat Samen DOEN nog onvoldoende ingebed is in de nieuwe context waarin ook de Ouder- en Kindteams, de Participatieteams en Wijkzorg zich ontwikkelen. Uit het evaluatieonderzoek van OIS (2016) blijkt dat de relatie op uitvoerend niveau vaak goed is maar doen de problemen zich met name voor op het niveau van het middenmanagement. Naast zorgconcurrentie gaat het dan om wie waarvoor verantwoordelijk is en waar de grenzen liggen. leder team werkt vanuit een andere achtergrond en een ander governancemodel. Samen DOEN heeft nog onvoldoende verbinding met de nieuwe initiatieven ondanks het feit dat daarop wel door Samen DOEN is geïnvesteerd. In de afgelopen tijd zijn met verschillende partijen werkafspraken op papier gezet. In de praktijk blijkt dat de drie eerstelijnsteams steeds meer vorm krijgen en meer complexe casussen aan kunnen. Op schrift zijn de verhoudingen tussen de teams beschreven en werkafspraken gemaakt, in de praktijk blijkt echter dat de samenwerking en afstemming nog steeds onduidelijkheden oplevert over taken, grenzen en verantwoordelijkheden. 3.3 Functioneren van Samen DOEN We hebben bij het huidige functioneren van Samen DOEN gekeken naar de volgende aspecten: 1. Governancemodel 2. Organisatiemodel 3. Bedrijfsvoering en financiering 4. Cliëntperspectief 3.3.1 Governance Ten aanzien van de inrichting van de governance van Samen DOEN kunnen we de volgende deelaspecten onderscheiden: sturing en regie (3.3.2) en toezicht en verantwoording (3.3.3) 3.3.2 Sturing en regie Het programma Samen DOEN in de buurt, voert een bestuurlijke opdracht uit. Deze opdracht luidt: Zorg voor een effectievere en efficiëntere ondersteuning van die risicogroepen die het meeste last hebben van de stapeling van bezuinigingen. Creëer daarbij een blijvend effect met aanzienlijk minder middelen door integraal hulp te bieden vóórdat de problemen escaleren (B&W, d.d. 15 november 2011). Het programma Samen DOEN beoogt met haar gemeentelijk aangestuurde multidisciplinaire buurtteams (teams waarin verschillende expertises rond jeugd en volwassenen zijn vertegenwoordigd) Amsterdamse huishoudens te ondersteunen die met (zware) domeinoverstijgende problematiek kampen en niet in staat zijn deze zelfstandig op te lossen. Samen DOEN is een stedelijk dekkende aanpak onder directe gemeentelijke aansturing. In de samenwerkingsovereenkomst (SOK) Samen DOEN in de buurt van 2015, is vastgelegd dat de gemeente Amsterdam optreedt als opdrachtgever van de instellingen, en elk van de instellingen treedt op als opdrachtnemer van de gemeente. 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 7/53 Adviesrapport © Hoewel niet in de SOK vastgelegd, kent het programma Samen DOEN meerdere gremia waar afstemming plaatsvindt. Voor de gecontracteerde instellingen is er een ‘Bestuurlijke tafel Samen DOEN’ die halfjaarlijks bijeenkomt. Vanuit de bestuurlijke tafel is een zogenaamde ‘Kopgroepoverleg’ gevormd. De kopgroep bestaat uit een aantal vertegenwoordigers van de bestuurlijke tafel Samen DOEN en komt twee keer per jaar samen. Ook wordt de kopgroep betrokken bij ontwikkelingen die om afstemming vragen zoals de ontwikkelopgave SD en het advies over de toekomst van Samen DOEN. De wethouder Jeugd, Onderwijs en Diversiteit neemt zelf deel aan de Bestuurlijke Tafel Samen DOEN. Middels deze overlegstructuren werkt Samen DOEN in partnerschap met de instellingen aan het realiseren van de doelstellingen van Samen DOEN. Samen DOEN kent een eigen programmamanagement dat bestaat uit gemeenteambtenaren die door het College benoemd zijn. De programmanager geeft leiding aan het programmateam. Het programmamanagement is integraal verantwoordelijk voor een goede uitoefening van zijn taken en legt als zodanig verantwoording af aan het College. Aan de instellingen brengt het programmamanagement verslag uit en legt voorstellen voor, zodat de instellingen kunnen adviseren over de voorstellen en over het functioneren van het programmamanagement. Bevindingen sturing en regie Uit de interviews en de door ons onderzochte documentatie, komen wij tot de volgende kernbevindingen als het om het governancemodel gaat. Hybride model Het hybride governancemodel van Samen DOEN roept bij verschillende geïnterviewden vragen op. Het gaat dan met name over de verschillende rollen van de gemeente in het programma. De gemeente is zowel opdrachtgever als uitvoerder en heeft als zodanig beleidsregie en de uitvoeringsregie middels het programmateam en teamleiders. Deze besturingsfilosofie wordt ingewikkeld en complex genoemd. Aangegeven wordt dat Samen DOEN zich hierdoor te houden heeft aan strakke gemeentelijke lijnen. Hierdoor kan flexibiliteit lastig zijn. Het model wijkt ook af van de besturingsfilosofie die generiek binnen de gemeente gehanteerd wordt. Ten aanzien van de beleidsregie wordt aangegeven dat er nog in onvoldoende mate een integraal gemeenschappelijk beleidskader is voor het Amsterdamse stelsel. De afdelingen Jeugd en Zorg werken nog niet vanuit een geïntegreerd inkoopkader. Tevens wordt geconstateerd dat voor een nagenoeg zelfde doelgroep verschillende ‘overleg en afstemmingstafels’ verschijnen die ook weer kunnen verschillen per stadsdeel. Dit belemmert een effectieve uitvoeringsregie vanuit Samen DOEN. Enerzijds wordt in het ontwikkelde governancemodel de toegevoegde waarde van korte lijnen binnen de gemeentelijke organisatie ervaren en het schakelvermogen op meerdere beleidsterreinen die dat met zich meebrengt. Anderzijds geven verschillende geïnterviewden aan dat de rollen van de gemeente binnen de governance en organisatie van Samen DOEN niet altijd als even helder worden ervaren dan wel uit oogpunt van governance, zelfs als onwenselijk wordt ervaren. Die laatste groep respondenten wenst een scheiding tussen opdrachtgever en opdrachtnemerschap en een beëindiging van de huidige hybride invulling. 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 8/53 Adviesrapport © Doorzettingsmacht Doorzettingsmacht wil zeggen dat een regisseur besluiten kan nemen die consequenties hebben voor de betrokken netwerkpartners, zonder hiervoor eerst te hoeven opschalen naar een andere persoon (wat vertraging betekent). Een voorbeeld hiervan is dat de regisseur besluit de hulp, die niet effectief is, stop te zetten. Of juist hulp in te zetten die tot dan toe nog niet voor het gezin beschikbaar was’. Als belangrijk voordeel van de hybride invulling, wordt gezien dat bij escalatie doorzettingsmacht aanwezig vanwege de verbinding met de gemeentelijke organisatie. Alhoewel het programmateam aangeeft dat medewerkers bijna dagelijks casuïstiek escaleren naar het programmateam voor een doorbraak, wordt de doorzettingsmacht in de praktijk niet door iedereen als zodanig ervaren. Men vraagt zich af of de korte lijnen binnen de gemeente kort genoeg zijn voor deze opdracht. Ook is de vraag of deze korte lijnen enkel op deze manier georganiseerd kunnen worden of dat dit ook kan met een niet gemeentelijke partij. “Doorzettingsmacht bestaat niet uit de gratie van het ambtenaar zijn c.q. onderdeel te zijn van de gemeente.” “Escalatie ervaar ik nog onvoldoende effectief: als het er op aankomt heeft SD geen doorzettingsmacht bij o.a. diensten van de gemeente, aangesloten organisaties en woningcorporaties.” Aangegeven wordt dat er meer nodig is om doorzettingsmacht te creëren dan sec onderdeel te zijn van een gemeentelijke organisatie en de bijbehorende ambtelijke en bestuurlijke ingangen. Gedeelde en eenduidige afspraken over escalatie en mandaat om te handelen (in budget en oplossingsrichtingen) zijn de crux. Bij de herpositionering van Samen DOEN in 2014 is er niet voor gekozen de doorzettingsmacht van Samen DOEN te expliciteren, onze bevindingen maken inzichtelijk dat het noodzakelijk is de doorzettingsmacht van Samen DOEN expliciet te beschrijven en te beleggen. Uitvoeringsregie Ten aanzien van de uitvoeringregie is door de generalisten in de teams aangegeven dat het programmateam niet als zichtbaar wordt ervaren. Er is behoefte aan meer duidelijkheid over beleidskeuzes met name als het gaat om zaken die direct de uitvoering van het werk raken (faciliteiten, monitoring, protocollering). Het gebrek aan protocollering wordt ook gezien als risico. Uniformiteit tussen Samen DOEN-teams in verschillende stadsdelen is wenselijk op dit gebied. De afgelopen periode is daar door het programmateam stevig op ingezet, zo is er onder meer gewerkt aan explicitering van de rolverdeling tussen Samen DOEN, de wijkteams en de instellingen. Samenwerking met instellingen Hoewel er sprake is van een samenwerkingsmodel op basis van een samenwerkingsovereenkomst, wordt de rol van de gemeente als dominant gezien. 1 Samenwerkend Toezicht Jeugd, Vormgeving zorg en ondersteuning aan gezinnen met geringe sociale kwetsbaarheid, 2014 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 9/53 Adviesrapport © Verschillende instellingen ervaren in onvoldoende mate dat werkelijk samen inhoud gegeven wordt aan regie op het proces. De communicatie wordt nogal eens ervaren als éénrichtingverkeer. Verschillende geïnterviewde geven aan dat het proces om te komen tot een samenwerkingsmodel en dit juridisch te borgen in de samenwerkingsovereenkomst, een relatief lang en taai proces is geweest. Er is dan ook huiver en terughoudendheid om de bestaande governance ingrijpend te wijzigen. Wel wensen instellingen aanpassingen. 3.3.3 Toezicht en verantwoording Het college voert als bestuurlijk opdrachtgever beleidsmatig en financieel toezicht uit op de uitvoering van het programma Samen DOEN. Het college wordt vervolgens gecontroleerd door de gemeenteraad van Amsterdam. Bestuurlijke beleidsstukken worden kenbaar gemaakt bij de gemeenteraad van Amsterdam c.q. worden ter besluitvorming voorgelegd in de gemeenteraad. In de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de informatievoorziening en rapportage van het programmateam aan de gemeente en de instellingen over de voortgang en het functioneren van de Samen DOEN buurtteams. Het programmamanagement brengt verslag uit aan de instellingen en legt voorstellen voor, zodat de instellingen kunnen adviseren over de voorstellen en over het functioneren van Samen DOEN. In de samenwerkingsovereenkomst is afgesproken dat partijen nadere afspraken maken over de te hanteren kritieke prestatie-indicatoren (KPI's), alsmede de inhoud en de wijze waarop aan partijen informatie wordt verstrekt en gerapporteerd over de voortgang in de Samen DOEN buurtteams. Onderdeel van voornoemde afspraken, zullen in ieder geval behelzen: e De informatieverstrekking en rapportage door de teamleiders aan het Programmateam. e De informatieverstrekking en rapportage door het programmateam aan het College en de partijen in het veld. Bevindingen toezicht en verantwoording Intern toezicht Samen DOEN kent geen eigen toezichthoudend orgaan met externe deelname. Het toezicht is geregeld vanuit de gemeentelijke organisatie. Toezicht vindt vanuit de ambtelijke organisatie plaats en vervolgens bestuurlijk. Uit de interviews bleek dat de verbinding tussen Samen DOEN en de ambtelijke-bestuurlijke pendel als effectief en efficiënt wordt ervaren. Ook heeft de gemeenteraad in zijn controlerende functie meerdere keren Samen DOEN de positionering en het functioneren van Samen DOEN besproken. Planning & control De planning & control cyclus verloopt nog niet optimaal. Gecontracteerde instellingen geven aan dat er te weinig inzicht is in de casussen van Samen DOEN medewerkers. In het registratiesysteem wordt nog niet alle relevante informatie bijgehouden. Daardoor kan nog in onvoldoende mate gestuurd worden op productiviteit en caseload. Uit verschillende interviews is naar voren gekomen dat stuurinformatie op cliëntniveau nog onvoldoende is. Wel wordt een groot deel van de relevante informatie sinds 2013 verzameld en samengebracht voor de (half)jaarlijkse voortgangsrapportages en verantwoording vanuit het 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 10/53 Adviesrapport © programmateam aan derden. Het programmateam heeft inmiddels een dashboard ontwikkeld, een soort monitoringssysteem, waardoor op teamniveau gestuurd kan worden. Onze bevindingen laten zien dat op dit gebied nog een doorontwikkeltaak ligt voor het programmateam. Er zijn veel schakels in het inkoopproces. Tevens gelden er verschillend regimes voor Jeugd en Zorg. Vanuit Zorg worden contracten aangegaan en Samen DOEN rapporteert aan Zorg. Voor Jeugd heeft Samen DOEN een eigen inkoopovereenkomst. Er is sprake van dubbelingen tussen Zorg en Jeugd waar het partijen betreft die zowel door Zorg als Jeugd worden gecontracteerd. Uit de sterkte en zwakte analyse van Samen DOEN, werd aangegeven dat ten aanzien van de inrichting en uitvoering van de kwaliteitscyclus een verbeterpunt ligt. 3.4 Cliëntperspectief De Samen DOEN-teams ondersteunen een kwetsbare groep bewoners in Amsterdam die problemen hebben op meerdere leefdomeinen. Voor dit onderzoek is van belang vanuit het perspectief van cliënten te kijken naar wat zij nodig hebben en wat daarbij de beste toekomst van Samen DOEN kan zijn. Daarnaast is de vraag wat een structuurwijziging op dit moment betekent voor cliënten. Zorgt een wijziging voor verbetering bij cliënten of ontstaat hierdoor onrust? De Samen DOEN cliënten zelf zijn niet gesproken in dit onderzoek. Wel is gebruikgemaakt van het evaluatieonderzoek van OIS en de gehouden interviews met interne en externe partijen. Uit de evaluatie van de Samen DOEN-teams blijkt dat cliënten een positief beeld hebben over de Samen DOEN-teams, vooral over de professionals zelf zijn ze positief. Cliënten vinden dat ze goed geholpen worden. De zichtbaarheid en de naamsbekendheid van de Samen Doen- teams is niet groot. Dit heeft ook met de positionering van de teams te maken. Cliënten geven aan graag sneller geholpen te willen worden. Ook vinden zijn het soms lastig om bij de juiste professional terecht te komen. Als cliënten eenmaal bij een professional uit de Samen DOEN-teams terecht zijn gekomen, dan is de ondersteuning over het algemeen naar wens. Bevindingen cliëntperspectief Uit de interviews blijkt dat de ervaring van de Samen DOEN medewerkers erg groot is. De ervaring sluit goed aan bij de vraag van de cliënten. Professionals staan dicht bij de cliënten. Zij voelen zich minder verbonden met systemen of structuren van organisaties. De toegang tot de Samen DOEN-teams zorgt nog wel voor verwarring bij bewoners. De strengheid waarmee casussen gewogen worden en waarmee bepaald wordt of een casus wordt opgepakt door Samen DOEN (problemen op aantal leefdomeinen), zorgt er volgens sommige geïnterviewden voor dat cliënten niet altijd op het juiste moment geholpen kunnen worden. Volgens enkele geïnterviewden wacht men daardoor soms te lang en dan komt het voor dat het fout gaat in een gezin voordat wordt ingegrepen. Bij dergelijke casuïstiek is de vraag of dit alleen Samen DOEN aan te rekenen is of evenzeer de andere betrokken partijen in de stad (Wijkzorg, Ouder- en Kindteam). De onderlinge afstemming en de doorzettingsmacht van partijen spelen in dergelijke casuïstiek een belangrijke rol. Er lijken gaten te ontstaan in de hulpverlenging tussen Samen DOEN en de OKT’s nu de Samen DOEN-teams omhoog 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 11/53 Adviesrapport © geschoven zijn richting tweedelijnszorg. Uit de praktijk blijkt dat er veel afstemming is tussen beide partijen. Op deze manier proberen de partijen de keten sluitend te maken. De opdrachten van de betrokken partijen dienen aangepast te worden aan die realiteit. Door verschillende stakeholders wordt aangegeven dat het doorvoeren van weer een ingrijpende wijziging in het stelsel een slechte ontwikkeling zou zijn. De huidige samenwerking tussen de wijkteams is pas anderhalf jaar oud en de positionering moet zich nog zetten. Kijkend naar het totaalbeeld wat nodig is voor cliënten, kan gesteld worden dat zij tevreden zijn over de dienstverlening. De hulp die beschikbaar is sluit aan bij de vraag van de cliënten. Cliënten vinden het wel lastig om bij de juiste persoon terecht te komen. Zij zijn minder tevreden over de toegang tot Samen DOEN, zij zouden graag zien dat het ook fysiek mogelijk is om naar het Samen DOEN team te stappen. Het is van belang de toegang tot de Samen DOEN-teams mee te nemen in de toekomstscenario’s. 3.5 Organisatiemodel In het gekozen hybride samenwerkingsmodel wordt uitgegaan van een structuur waarbij de autonomie van de teamleden van de instellingen wordt gerespecteerd en waarbij de sturing door teamleiders en het programmamanagement wordt verzorgd. De gecontracteerde instellingen zijn daarbij verantwoordelijk voor het leveren van voldoende gekwalificeerde medewerkers. Wanneer een professional vanuit een instelling, als teamlid (zorg)diensten verleent via een Samen DOEN Buurtteam, blijft die professional in dienst van de betrokken instelling. Elk Samen DOEN Buurtteam heeft een teamleider. Deze organiseert de samenwerking in het buurtteam en legt door middel van de prestatiedialoog verantwoording af aan het programmamanagement over de wijze waarop dat buurtteam uitvoering heeft gegeven aan het voor dat buurtteam geldende werkplan en over de prestaties en kwaliteit van de geleverde dienstverlening. De prestatiedialoog draagt nadrukkelijk de cultuur van leren van prestaties en daarmee van continu verbeteren. Verder stelt de teamleider, samen met de teamleden voor hun Samen DOEN Buurtteam, een werkplan op met kritieke prestatie indicatoren (KPI's). Het programmateam is verantwoordelijk voor de inrichting van een adequate Samen DOEN organisatie, daaronder vallen ook adequate ICT-systemen en huisvesting inclusief nutsvoorzieningen en kantoorartikelen (Samen DOEN samenwerkingsovereenkomst 2016). De Samen DOEN buurtteams werken veel in de wijk. Daarom wordt voor een adequate inrichting aansluiting gezocht met de overige wijkteams en overleg gevoerd met de stadsdelen. Het programmateam heeft haar werkplekken op een centrale locatie in de stad. Hieronder een organisatieschema met een gemiddeld aantal medewerkers binnen Samen DOEN. Door verloop, ziekte en tijdelijke aanvullende ondersteuning zijn er in het jaar vele fluctuaties van personeel geweest. 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 12/53 Adviesrapport AE Regie en Aansturing RTT en Totaal besteed budget excl. EE) nsturing kostenverdeelstaat circa € 3,7 miljoen nnn Totale loonkosten € 1,8 miljoen Teamleiders eamassistente Uitvoerende Samen DOEN teams Er zijn 22 Samen DOEN Wijkteams Aantal fte: 122 (obv MKBA Sociaal Domein, april 2016} Uit deskresearch kunnen we vaststellen dat de teamleiders een span-of-control hebben van 1 op 20 (9,4 fte op ongeveer 200 generalisten) en de caseload van de medewerkers is 1 op 27°. Bevindingen organisatiemodel De kracht van dit organisatiemodel zit in het gebruiken van de kennis van de vele specialisten die uit de moederorganisaties uit de stad worden gedetacheerd. Deze experts werken multidisciplinair en wijkgericht. Om een team te maken van medewerkers uit verschillende organisaties, is er veel geïnvesteerd in het personeel zodat de aanpak consistent in de Amsterdamse wijken uit wordt gevoerd. Het doel is om de verkokering van het Amsterdamse stelsel betreffende de dienstverlening aan de multiprobleemhuishoudens tegen te gaan. Dit organisatiemodel dient de domeinoverstijgende doelstellingen van het programma. Er is daarom gekozen voor een opzet waarin regie en beleid onder aansturing van de gemeente plaatsvindt, zodat de interne gemeentelijke lijnen goed gebruikt en ingezet kunnen worden. Uit onze interviews bleek dat respondenten en focusgroepen over het algemeen positief zijn over de multidisciplinaire aanpak van Samen DOEN, de rol die de Samen DOEN-teams de afgelopen jaren vervuld hebben. Er is stevig gebouwd aan de multidisciplinaire samenwerking ? MKBA Sociaal Domein, april 2016 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 13/53 Adviesrapport © op wijkniveau voor de doelgroep met problemen op meerdere leefdomeinen. Deze aanpak binnen het huidige model wordt als krachtig gezien. Wel levert het gekozen hybride model in de praktijk de nodige vragen en knelpunten op. De knelpunten zijn van invloed op een adequate uitvoering van de ondersteuning die vanuit de teams geboden kan worden. Uit ons onderzoek kwamen de volgende kernpunten naar voren: Relatie met de gecontracteerde instelling De gecontracteerde instellingen zijn verantwoordelijk voor het leveren van voldoende gekwalificeerde medewerkers. De medewerkers behouden hun rechtspositie binnen de moederorganisatie waaruit ze afkomstig zijn. Opvallend is dat instellingen verschillend omgaan met het werven en selecteren van professionals voor de Samen DOEN buurtteams. Ook zijn er verschillen in de wijze waarop de verbondenheid met de gecontracteerde instelling wordt georganiseerd. Er zijn instellingen met een duidelijk beleid richting de Samen DOEN buurtteams bijvoorbeeld in het percentage dat zij zich bezig moeten houden met de doelgroep van eigen instelling en de uren die besteed moeten worden aan kennisontwikkeling. Echter zijn er ook medewerkers die het beleid van de eigen organisatie ten aanzien van hun rol in de Samen DOEN buurtteams, niet kennen/zien. Het hybride organisatiemodel wordt verschillend ervaren. Sommigen vinden het lastig om te gaan met een vorm van dubbele loyaliteit en anderen kunnen dit goed combineren. Zorgelijk is het hoge verloop binnen de Samen DOEN buurtteams. Ook uitten enkele respondenten hun zorgen over de inzet van jonge en relatief onervaren professionals voor inhoudelijk zware problematiek vanuit Samen DOEN. Teamontwikkeling De teamontwikkeling binnen de Samen DOEN buurtteams wordt verschillend ervaren. Er zijn teams die elkaar ’s ochtends altijd ontmoeten alvorens naar de cliënten te gaan, maar er zijn ook teams waar dat niet gebeurt en waar mensen met name ‘vanuit huis’ werken. De kracht van het generalisme zit in het team zelf en niet zo zeer in de professional. Van belang is dat alle specialismen goed vertegenwoordigend zijn in het team. Dat is niet altijd het geval. Zo wordt kennis en ervaring op schuldproblematiek en de forensische kennis nogal eens gemist en is de verbinding met de GGZ (onder andere LVB) dun. Alle teamleden van Samen DOEN zijn overigens het afgelopen jaar getraind op het thema schuldhulpverlening. Ook, zo werd in een van de focusgroepen aangegeven, is het van belang dat de teamleiders een achtergrond hebben in de hulpverlening om zo goed situaties, met name in het geval van escalatie, in te kunnen schatten. Daarnaast is er behoefte aan meer ontmoeting en uitwisseling binnen en tussen de teams. “We zijn nog in onvoldoende mate collega’s”, “Ik voel me soms een veredelde uitzendkracht.” Opvallend zijn de verschillen in caseload per professional. Teamleden geven aan dat er onvoldoende op wordt gestuurd en gemonitord. Hierdoor kunnen er in de duur en output van trajecten grote verschillen ontstaan. Dit heeft gevolgen voor de caseload. In de afgelopen periode is er in een aantal wijken een grote vraag naar SKJ-geregistreerde medewerkers 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 14/53 Adviesrapport AE geweest (door de toename van huishoudens met kinderen), daardoor was het moeilijk altijd direct in die vraag te voorzien. Het programmateam heeft om die reden extra medewerkers met SKJ-registratie aangetrokken. Facilitaire zaken Een deel van de geïnterviewde medewerkers van Samen DOEN geeft aan dat de kern van het werk solistisch is. Echter de aard van de dienstverlening en de ernst van de problematiek vergt een goede ondersteuning en een locatie voor sparren en uitblazen. In de breedte wordt gesproken over de ICT-infrastructuur (o.a. het registratiesysteem), gebrekkige locaties en gebrekkige voorzieningen (o.a. fietsen of visitekaartjes). De gemeente heeft Samen DOEN groots aangekondigd, maar de medewerkers kunnen de gebrekkige ondersteuning niet rijmen met deze ambitie. Arbeidsvoorwaarden Werknemers behouden de rechtspositie zoals vastgelegd in de cao en de eigen arbeidsvoorwaardenregelingen van de gecontracteerde instelling, met als gevolg dat voor vergelijkbare werkzaamheden als generalist er beloningsverschillen voorkomen van meerdere loonschalen. Teamleden begrijpen dat dit een gevolg is van het hybride model maar ervaren deze verschillen wel als knellend. Dit geldt ook voor andere arbeidsvoorwaardelijke verschillen. Binnen de andere wijkteams speelt deze issue overigens ook. 3.6 Bedrijfsvoering en financiering Wat betreft de financiering van het programma Samen DOEN, moet enerzijds onderscheid worden gemaakt in de kosten van het programmateam dat het opdrachtgeverschap, de regie en de aansturing door middel van teamleiders verzorgt (regie en aansturing), en anderzijds de uitvoerende professionals die voor een belangrijk deel op basis van inkoop vanuit diverse zorgaanbieders werkzaam zijn in de verschillende teams’. Voor het programmateam is in 2016 een budget inclusief kostenverdeelstaat beschikbaar van circa € 4,8 miljoen. De inzet van de uitvoerende professionals in de 22 Samen DOEN-teams wordt niet bekostigd vanuit dit vrij beschikbare budget. De uitvoerende professionals worden op hoofdlijnen bekostigd vanuit de domeinen Jeugd en Zorg. Van de 118,6 fte's uitvoeringscapaciteit, is 70,2 fte afkomstig van instellingen die zich bezighouden met jeugd en jeugdzorg. Het gaat om Altra, Doras, Lijn 5, Leger des Heils, Spirit, HVO Querido en Sensa Zorg. Deze professionals worden gedetacheerd op basis van de inkoopovereenkomst en de SOK. De overige 48,6 fte worden ingekocht bij instellingen vanuit het zorgdomein. De relevante externe partners zijn dan MEE, MADI’s, Volksbond, Amstelring, Cordaan, HVO Querido, Leger des Heils en Sensa Zorg. Ook hier is sprake van een inkoopovereenkomst. * Zie schema bij hoofdstuk 3.4. Organisatiemodel * Financiële rapportage bijgewerkt t/m 1 februari 2017 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 15/53 Adviesrapport ease Over de financiering van het programma Samen DOEN zijn bij de oprichting eind 2011 afspraken gemaakt, met als belangrijk principe dat de dekking voor het programma ‘nieuw voor oud’ gevonden zou worden. Dat wil zeggen: financiering vanuit bestaande financieringsstromen. Het programmatische karakter en dit principe maakte dat de verschillende bijdragen (Jeugd, Zorg, WPI en stadsdelen) vrijwel jaarlijks opnieuw moesten worden vastgesteld tussen de verschillende betrokken gemeentelijke onderdelen. Bij de ontvlechting van budgetten bij de reorganisatie van de gemeente, verschilden het programma Samen DOEN en de stadsdelen van mening of de overheveling van budgetten vanuit de stadsdelen structureel was, of voor de looptijd van het project (tot en met 2015) zou lopen. Het clearingteam dat besluitvorming pleegde over disputen bij deze ontvlechting heeft toen besloten de overheveling te laten lopen voor de op dat moment voorziene looptijd van Samen DOEN. Dit had tot gevolg dat bij de verlenging van Samen DOEN naar 2017 het budget vanuit de stadsdelen niet vanzelf meeliep. Dit is als een dispuut voorgelegd aan het GMT. Dat heeft, met het oog op de verslechterde financiële positie van de stadsdelen, besloten de bijdrage aan Samen DOEN niet te verlengen. Op dit moment zijn de bijdragen van Jeugd, Zorg en WPI (£ 2,1 miljoen) structureel verwerkt in de begroting van het programma Samen DOEN. Deze bedragen worden betrokken bij de besluitvorming over de toekomst van Samen DOEN vanaf 2018. 3.6.1 Beschikbaar budget Het voor het programma Samen DOEN voor 2016 besteedbare budget was op circa € 4,8 miljoen begroot. Dit budget was opgebouwd uit vrij besteedbare lasten à € 4,1 miljoen en de kostenverdeelstaat verdeelde kosten à € 633.730 voor het programma Samen DOEN. Totale lasten cf. Begroting versie 1-2-2017 € 4.752.191 Waarvan kostensoort: “kostenverdeelstaat” € 633.730 Vrij te besteden budget € 4.118.461 De dekking wordt gerealiseerd vanuit de bijdrage beleidsonderdelen, de stadsdelen, het fonds Zorg, Werk en Jeugd en een onttrekking uit de reserves. Bijdrage Jeugd, Zorg en WPI € 2,10 Bijdrage stadsdelen € 0,85 Kostenverdeelstaat € 0,63 Fonds Zorg, Werk en Jeugd 2016 € 0,30 Overige interne middelen € 0,07 Onttrekking reserve € 0,80 Dekking kosten 2016 € 4,75 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 16/53 Adviesrapport AE Het beschikbare budget zal in de komende jaren kleiner worden. In principe zal het programma Samen DOEN dan terugvallen op de met de betrokken diensten overeengekomen vaste bijdrage vanaf 2015 omdat er vanaf 2018 geen bijdrage uit eigen reserves meer kan worden benut (de reserve is dan waarschijnlijk volledig besteed) en de bijdrage vanuit de stadsdelen dan is weggevallen. 3.6.2 Besteding van budget en besparingsmogelijkheden Het totaal voor het jaar 2016 zijn de totale kosten uitgekomen op € 4,3 miljoen. De belangrijkste kostenpost betreft kosten voor personele inzet. Het budgettaire beslag daarvoor bedraagt: Bedrag Loonkosten € 1.824.135 Inhuur en aanvullende inkoop personeel € 839.885 Overige/materiele kosten € 1.018.279 Kostenverdeelstaat € 633.730 Totaal € 4.316.029 Hierdoor zal de onttrekking uit de reserves zoals begroot, niet geheel noodzakelijk zijn. Zoals hiervoor reeds aangegeven, betreffen deze kosten alleen de kosten van het programmateam (regie en aansturing). Met de inkoop van 70,2 fte medewerkers vanuit de jeugdzorginstellingen is een contractomvang gemoeid van € 5.952.000 en vanuit het domein Zorg werden 48,42 fte medewerkers ingekocht met een contractomvang van € 4.200.000 in 2016. De totale kosten vanwege de inzet van medewerkers vanuit zorg- en jeugdinstellingen, bedragen dan circa € 10,2 miljoen. In 2016 heeft Samen DOEN ter waarde van ongeveer € 370.000 aanvullende fte's ingekocht uit eigen middelen. De formatie van 118,6 fte, die circa 200 personen omvat, lijkt in lijn met de opgave voor de Samen DOEN-teams. Uit diverse publicaties valt op te maken dat de doelgroep van niet- zelfredzame multiprobleemgezinnen in Amsterdam uit circa 3.300 tot 3.500 huishoudens bestaat. Op basis van deskresearch en interviews gaan wij uit van een mogelijke caseload van circa 30 gemiddeld, waarbij deze caseload bestaat uit 15 actieve dossiers en 15 dossiers die passief worden behartigd. Deze komt overeen met de norm die door Samen DOEN wordt gebruikt. De op deze inzichten te baseren formatie aan uitvoerende professionals zou dan uitkomen op 110 tot 116 fte. Uit de gevoerde gesprekken komt een beeld naar voren dat de caseload eerder omlaag dan omhoog zou moeten. De werkdruk voor de uitvoerende professionals wordt als hoog ervaren. 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 17/53 Adviesrapport © Hier staat tegenover dat in de meest recente MKBA de conclusie is getrokken dat de caseload juist moet toenemen om de maatschappelijke kosten voldoende met baten te kunnen dekken’. RadarAdvies ziet vooralsnog op basis van de gevoerde gesprekken in de huidige vorm, geen basis voor de dan noodzakelijke hogere caseload®. Wel is besproken dat er mogelijkheden zijn om de kosten van de inhuur van uitvoerende professionals te verlagen. Met name de door de instellingen op het gebied van Zorg en Jeugd gehanteerde opslagpercentages op de ‘kale’ inkooptarieven, bieden aanknopingspunten. De opslagen vanwege door te berekenen verschillende vormen van overhead’ loopt op tot 40 procent, waarbij dit wel hoge uitschieters betreft. Omdat de uitvoerende professionals aan de zijde van de uitlenende instellingen geen kosten opleveren wat betreft huisvesting, en de regie en aansturing volledig wordt verzorgd door het programma Samen DOEN, kan waarschijnlijk worden volstaan met een kleinere opslag. Indien op de verschillende vormen van overhead een totale verlaging van de opslag wordt gerealiseerd, levert dit een besparing op. Tot slot liggen er verder wellicht mogelijkheden om te bezuinigen op de inzet van externen (bij het aansturende team gaat het dan om een kostenpost van € 0.84 miljoen in 2016). Indien op volume en/of op prijs kan worden gekomen tot een besparing op deze kostenpost van 25 procent, resulteert dit in een besparing van € 210.000. De indicatieve besparingsmogelijkheid telt dan op tot £ 0,2 miljoen. ° GGD Amsterdam (Susan van Geel, Matty de Wit), MKBA Sociaal Domein Amsterdam, update sociale wijkteams, bouwsteen voor de integrale MKBA Sociaal Domein, april 2016. ° De signalen rondom de gemiddelde caseload geven weer dat een verhoging van de caseload onder de huidige omstandigheden geen reële optie is. Het is wenselijk om hier meer inzicht in te verwerven, maar dit vergt investeringen in tijdschrijven en in analyses van de bewerkelijkheid van de te behandelen dossiers. 7 Overhead is ingedeeld in 3 categorieën: direct (overhead 1), werkgeverschap (overhead 2) en overhead van de moederorganisatie (overhead 3). 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 18/53 Adviesrapport AE 4 Scenario's De voor de opdracht genoemde vijf scenario’s zijn niet de uitkomst van een uitvoerige scenariostudie en om die reden waren de scenario’s bij de start van het onderzoek nog niet ‘geladen’. De korte en bondige formulering van de scenario’s maakt “toekomstdenken’ zonder een verdere invulling per scenario niet goed mogelijk. In onze interviews en focusgroepen hebben we dan ook uitvoerig stilgestaan bij aspecten als samenwerking, bedrijfsvoering, lerend vermogen en governance. Doel van die exercitie was het nader uitwerken van de scenario’s om zo een realistisch en completer beeld van de toekomstmogelijkheden te kunnen schetsen. Op de volgende pagina zijn de vijf genoemde scenario’s op hoofdlijnen uitgewerkt in een matrix. 170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 19/53 . © Adviesrapport ‘ Dl Organisatie . Continueren van . SD wordttoegevoegd « SD wordt . Multiproblem- . Heroverwegen hybride bestaande hybride aan OKT organisatie toegevoegd aan aanpak wordt model organisatiemodel: . Uitvoeringsregie bij Wijkzorgnetwerk ondergebracht « Aanscherpen van ambtelijke aansturing OKT en niet meer bij . Gecontracteerde bij bestaande levering en uitvoering door de gemeente aanbieders pakken aanbieders moederorganisatie moederorganisaties . SD sluit aan bij multiproblemaanpa danwelspecifiek « Professionalisering faciliteiten van OKT kop ingekocht facilitair beleid . Versterking verbinding metandere teams, netwerkenen aanpakken Diensten en . Continuering van . SD wordttoegevoegd SD wordt . Regie overde . Focusop SD doelgroep OLEN elende bestaande diensten en zal zich focussen toegevoegd aan gezinnen wordt (1* en/of 2° lijn) en werkprocessen op Wijkzorg met focus overgedragen . Nauwe verbinding met . Gepositioneerd als 2° multiproblemgezinne op multiproblem aan de andere andere teams, lijn n (combi jeugd en gezinnen/individuen teams (OKT, netwerkenen volwassenen) . Zowel 1° als 2° lijn wijkzorgnetwerk aanpakken vanuit . Zowel 1° als 2° lijn . Wijkzorg biedt en geïntegreerd dan wel . OKT zal regie voeren geheel pakket activering/WPI). gesplitst model op toegang/triage vanuit 1 triage KERA le . Continueren van . Samenwerkingsmodel Samenwerkings- . SD wordt . Aanpassing bestaande bestaande op basis van een joint model (allianties) opgeheven besturing en governancemodel: venture . gemeentelijk . Gemeente vult verantwoordings- samenwerkingsmodel Gemeentelijk opdrachtgeverschap beleidsregie systematiek op basis van de SOK opdrachtgeverschap . Valtonder voordoelgroep invloed . Verantwoordelijkheid « Valt onder wethouder wethouder Zorg op een andere moederorganisaties op ligtbijde wethouder Jeugd wijze in beleidsregie Jeugd. De wethouders . Één Zorg en WPI worden (eind)verantwoordelijk nauw betrokken wethouder (ondermeer verbindingen en financiering) Bedrijfsvoering IK Gemeenteisbudget- SD maken fysiek . SD wordtonderdeel « SD bestaat niet . De PIOFACH —-functies en financieel verantwoordelijk onderdeelvande van meer en aanpak worden voor SD beheer . Samen doen kenteen OKT’s in de wijk contractfinanciering wordtof duurzaam geregeld projectfinanciering . SD maakt onderdeel . SD zoekt aansluiting specifiek . SD beschikt overeen uitvan de bij een aanbieder ingekocht of eigen contractfinanciering qua facilitair beleid opgenomen in Meerjarenbegroting van OKT . SD wordt als dienst bestaande . Budget overheveling opgenomen inde contract- vanuit bestaande aanbestedingen financiering van programma’s voor Wijkzorg aanbieders Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies november 2016 20/58 Adviesrapport © 5 Afweging scenario’s In dit hoofdstuk zullen we op basis van onze deskresearch en de uitkomsten uit de interviews, de verschillende scenario’s afwegen. Bij deze afweging hebben we gekeken naar de volgende aspecten: © Positionering in het stelsel e Meerwaarde voor de cliënt © Governance en organisatie e Bedrijfsvoering en financiën e Mogelijke risico’s bij de keuze voor dit scenario 5.1 Scenario 1 Scenario 1 - Samen DOEN heeft meerwaarde en blijft in de huidige vorm bestaan Uit ons onderzoek komt naar voren dat de aanpak van Samen DOEN meerwaarde heeft. Echter de huidige vorm en positionering zal daarbij niet gehandhaafd kunnen worden. Refererend naar het afwegingskader, geeft ons onderzoek aan dat aanpassingen op verschillende deelaspecten wenselijk zijn. Positionering in het stelsel Samen DOEN heeft een positie verworven als tweedelijns wijkteam voor de aanpak van multiprobleemhuishoudens. Uit de interviews komt naar voren dat er gaten zijn geconstateerd in de omschrijving van de dienstverlening in het Amsterdamse stelsel. Het handhaven van de huidige vorm is daardoor niet te adviseren. Door de ontwikkeling van de Ouder-en Kindteams en Wijkzorg is het wenselijk nog eens goed te kijken naar de huidige vorm en positionering. Wanneer Samen DOEN de huidige positionering behoudt dient de verbinding met de andere wijkteams een aangepaste en aangescherpte invulling te krijgen. Ook andere ketenpartners (OOV, Madi, GGD) geven aan dat inhoudelijk de aansluiting verbeterd kan worden. Meerwaarde voor de cliënt De MKBA wijst uit dat er dankzij de Samen DOEN aanpak, vooruitgang is op bijna alle leefdomeinen wanneer een huishouden wordt ondersteund door de Samen DOEN generalisten. Daarmee wordt de meerwaarde voor de cliënt in de huidige vorm aangetoond. Daarnaast laat het onderzoek van OIS zien dat cliënten over het algemeen tevreden zijn over de dienstverlening van Samen DOEN. In dit scenario wordt de meerwaarde voor de cliënt bestendigd. Governance en organisatie Het huidige hybride governancemodel wordt door veel respondenten als complex ervaren. De doorzettingsmacht die verondersteld wordt aanwezig te zijn door de verbinding met de gemeente, werkt volgens een aanzienlijk deel van de respondenten niet optimaal. De doorzettingsmacht is niet het gevolg van het feit dat het Samen DOEN programma onderdeel is van de gemeente. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 21/53 Adviesrapport Er Bedrijfsvoering en financiën Indien Samen DOEN doorgaat op de huidige wijze is er een noodzaak om het toekomstig verschil tussen het besteedbaar budget en de uitgaven te dichten. Een voor de hand liggende oplossing is daarbij dat het programma Samen DOEN een eigen dekkend budget krijgt met daarbij ook de bevoegdheden om dit naar eigen inzicht te besteden. RadarAdvies ziet in de bestedingen, zoals hierboven voorgesteld, ruimte voor indicatieve besparingsmogelijkheden optellend tot € 210.000. Lasten Totale kosten 2016 € 4.316.029 Besparingsmogelijkheden € 210.000 Totale kosten € 4.106.029 Mogelijke risico’s van dit scenario Door het handhaven van een status quo bestaat het risico dat de gemeente geen recht doet aan alle recente ontwikkelingen naar aanleiding van de decentralisaties in het Amsterdamse stelsel. Tevens is het draagvlak bij de instellingen voor een scenario waarin Samen Doen in de huidige vorm — oftewel zonder aanpassingen — blijft bestaan, niet breed aanwezig. 5.2 Scenario 2 Scenario 2 — Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt toegevoegd aan Jeugd (OKT’s) Uit ons onderzoek blijkt dat er veel begrip en draagvlak is voor een sterke verbinding tussen Samen Doen en de Ouder- en Kindteams. De Ouder- en Kindteams zijn van recentere datum dan de Samen Doen-teams en werken volgens een joint-venture besturingsmodel waarbij de gemeente opdrachtgever is. De gemeente heeft geen positie in de uitvoering. Positionering in het stelsel Door een sterkere verbinding met de Ouder- en Kindteams kan de dienstverlening naar de huishoudens met kinderen effectiever worden ingericht. De praktijk geeft aan dat kind- gerelateerde problematieken binnen Samen DOEN toegenomen zijn naar 70%° van de huishoudens. Dat maakt een verbinding tussen de Ouder- en Kindteams en de Samen Doen- teams, voor deze specifieke problematiek waarin vaak de veiligheid van het kind in het geding is, een logische. Meerwaarde voor de cliënt Dit scenario kan een meerwaarde hebben voor gezinnen met kinderen vanwege de verbinding met de Ouder- en Kindteams. In de huidige relatie zien we een ‘gat’ tussen de doelgroep van Samen Doen en die van de Ouder- en Kindteams. Het gaat hier met name om die gezinnen met problematiek op minder dan 4 leefdomeinen. Door herordening van de 8 Ontwikkelopgave Samen DOEN, 2016 Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 22/53 Adviesrapport © relatie en het duidelijk beleggen van de regie is dit gat te dichten. Op- en afschalen zou dan ook makkelijker moeten verlopen. Door de ontwikkeling binnen de Ouder- en Kindteams kan het Samen DOEN-team zich meer focussen op multiproblematiek. De teams worden kleiner en flexibeler ingericht en adaptief aan de problematiek in de wijk. Voor de overige multiprobleemhuishoudens zonder kinderen blijft Samen DOEN de dienstverlening uitvoeren zoals ze dat in de huidige context doet. Deze aparte positionering zal met goede werkafspraken moeten worden ingericht zodat de cliënt geen last ondervindt van de aanpassing. Governance en organisatie Samen DOEN kan aansluiten bij de governance structuur van de Ouder- en Kindteams. De wat complexe hybride governancestructuur van Samen Doen kan hierbij vereenvoudigd worden door duidelijke afspraken te maken over de opdrachtgever en het opdrachtnemerschap. Er zou een schil om de Ouder- en Kindteams gemaakt kunnen worden waarin het specialisme van de Samen Doen-teams is gebundeld. Vanuit de gemeente zal er dan één geïntegreerd inkoopkader ontwikkeld moeten worden voor de Ouder- en Kindteams en de Samen Doen-teams. Bedrijfsvoering en financiën Een samenvoegingsscenario heeft een aantal financiële implicaties. De belangrijkste overwegingen die kunnen pleiten voor een samenvoeging, lijken voorlopig de volgende: e Door samen te gaan kan worden bespaard op de benodigde aansturing c.q. de daarvoor benodigde overhead kan na samenvoeging efficiënter worden benut. Het gaat dan concreet om mogelijke besparingen vanwege een samenvoeging bij de unit regie en aansturing. Eventueel kan er ook sprake zijn van kwaliteitswinst in de sfeer van ondersteunende functies vanwege samenvoeging. © Door samenvoeging kan worden bespaard op de benodigde onderlinge afstemming tussen de professionals van de Samen DOEN-teams enerzijds en de beoogde fusiepartner. Wij zien weinig mogelijkheden om vanwege een samenvoeging met de Ouder- en Kindteams te besparen op teamleiding, tenzij de uitvoerende teams volledig worden geïntegreerd. Wij gaan er echter vanuit dat dit niet wenselijk is vanuit de gedachte om de Samen DOEN-teams een rol te geven voor de ‘bovenkant’ van de multiprobleemhuishoudens. Een vermenging met andere doelgroepen in de uitvoering is beleidsmatig niet gewenst. Mogelijke besparingen op de formatie voor teamassistenten lijkt ons niet gerelateerd aan eventuele samenvoegingsscenario’s. De hiervoor opgenomen suggestie om het aantal teamassistenten gelijk te trekken met het aantal teamleiders, zou ook in een ‘stand alone’- scenario nader uitgewerkt kunnen worden. Tot slot zien wij naast de algemenen besparingsmogelijkheden ook geen evidente extra besparingsmogelijkheden op de formatie van het stedelijk programmateam van Samen DOEN. Het stedelijk programmateam verzorgt onder meer de afstemming met overige gemeentelijke onderdelen en de andere teams en verzorgt de opdrachtverlening voor en de regie over de Samen DOEN-teams. De bestuurlijke, organisatorische en financiële taken van het stedelijk programmateam worden naar Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 23/53 Adviesrapport © verwachting niet minder omvangrijk indien de Samen DOEN-teams samengevoegd worden met één van de andere teams. Er lijken ook geen substantiële schaaleffecten te behalen door samenvoeging, zoals dit wel het geval is indien het zou gaan om een unit die vooral administratieve taken vervult, zich richt op ICT of andere taken waarvoor in de regel wel schaalvoordelen gelden. In dit scenario is de verwachting evenmin dat er grote efficiencywinsten op het niveau van de uitvoerende professionals zijn. De professionals van de Samen DOEN-teams hebben regelmatig contact met de professionals van zowel participatieteams, wijkzorgteams als de Ouder- en Kindteams, maar daarbij lijkt het RadarAdvies weinig uit te maken of deze afstemming nu binnen één organisatorische eenheid plaatsvindt of tussen twee organisatorische eenheden. Meer bepalend voor de efficiëntie van de taakuitvoering van de Samen DOEN-teams, is naar onze mening de doorzettingsmacht van de professionals van de Samen DOEN-teams. Heldere afspraken over de onderlinge positionering van de teams zijn ook belangrijk om onnodige rompslomp en discussie te voorkomen. Die afspraken zijn er en staan op papier, er ligt echter nog een uitdaging om die afspraken ook bij de uitvoering te laten beklijven. Bovengenoemde twee aspecten zijn echter niet direct gerelateerd aan de vraag of Samen DOEN zelfstandig blijft of samengaat met de Ouder- en Kindteams. Mogelijke risico’s van dit scenario Een keuze voor dit scenario kan de integraliteit binnen de Samen DOEN-teams aantasten en leiden tot verkokering. Toevoeging van Samen DOEN als schil van de Ouder- en Kindteams kan een ontwikkelrichting zijn, maar vraagt om prudentie gezien het feit dat de Ouder- en Kindteams recent van start zijn gegaan en derhalve nog in een startfase verkeren. Afhankelijk van de positionering van Samen DOEN kan door samenvoeging van de Ouder- en Kindteams en Samen DOEN, het risico ontstaan dat er relatief veel op zwaardere problematiek gefocust wordt. De positionering en werkwijze (dienstverleningsconcept) van de Ouder- en Kindteams en Samen DOEN is immers verschillend. Daarnaast is de aparte dienstverlening naar huishoudens zonder kinderen een risico. De kennis binnen dit samenvoegingsscenario richt zich met name op en rondom het kind. 5.3 Scenario 3 Scenario 3 - Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt toegevoegd aan Wijkzorg Wijkzorg is een netwerkorganisatie die in alle 22 gebieden wijkzorgnetwerken ontwikkelt voor zorg en ondersteuning in de wijk. De gemeente stimuleert organisaties met elkaar samen te werken om de cliënt de beste zorg en ondersteuning te bieden. Maatschappelijk werkers, cliëntondersteuners, huisartsen, wijkverpleegkundigen, (woon)begeleiders en vrijwilligers werken daarin samen. In alle gebieden worden door kwartiermakers de wijkzorgnetwerken opgezet. Hierbij worden de vaak al bestaande initiatieven en de lokale zorgpartners met elkaar verbonden. Positionering in het stelsel. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 24/53 Adviesrapport © De wijkzorgnetwerken bieden een breed pallet aan ondersteuning en zorg. Ook komen zij in aanraking met multiproblematiek en daarmee is de verbinding naar Samen Doen van groot belang, zeker als het gaat om alleenstaanden of huishoudens zonder kinderen. De ontwikkeling van wijkzorgnetwerken is recent en verschilt nog erg per wijk. Op zich is diversiteit een gevolg van het bieden van maatwerk. De verbinding met Samen Doen is tot op heden nog niet uitgelijnd. Vanuit het programma wordt hier stevig op ingezet. Dat wat op management- en beleidsniveau wordt bedacht, heeft echter ook tijd nodig om te landen bij de professionals. Meerwaarde voor de cliënt De meerwaarde voor de cliënt zit op basis van de uitkomsten uit de interviews met name in het sneller weten te schakelen tussen Wijkzorg en Samen Doen. Veelal zijn dezelfde organisaties en instellingen betrokken. De verbinding met de wijkverpleging en huisartsen wordt gezien als een toegevoegd waarde. Wel moet opgemerkt worden dat de werkwijze van de Wijkzorgnetwerken en Samen Doen sterk verschillen. Bij een toevoeging moeten er op het vlak van de werkprocessen aanvullende afspraken gemaakt worden, met name als het gaat om onder meer doorzettingsmacht, werkwijze en sturing. Governance en organisatie De besturingsfilosofie van Wijkzorg is een geheel andere dan die van Samen Doen. De gemeente stimuleert de samenwerking en netwerkvorming en koopt in vanuit een Wmo inkoopkader waarin partijen de opdracht hebben om te komen tot samenwerking. Ook in organisatorische zin wijkt de inrichting en ordening af. Wijkzorgnetwerken zijn netwerken en geen teams zoals bij Samen Doen, en stellen dus hoge eisen aan het opdrachtgeverschap en de kracht van de onderlinge samenwerking. Een toevoeging kan vergelijkbaar als bij de Ouder- en Kindteams moeten plaatsvinden: een schil met professionals die in teamverband multiproblematiek snel en adequaat aankan. De aansturing van deze teams zal dan plaatsvinden vanuit het netwerk. Naar onze ervaring stelt dit hoge eisen aan de bestuurskracht van het netwerk. Gezien de doelgroep van Samen Doen en ook de verbinding die er bestaat met het veiligheidsdomein, is dit een stevige opgave. Bedrijfsvoering en financiën Zoals we in scenario 2 aangaven heeft een samenvoegingsscenario een aantal mogelijke financiële implicaties. De belangrijkste overwegingen die kunnen pleiten voor een samenvoeging, lijken voorlopig de volgende: e Door samen te gaan kan worden bespaard op de benodigde aansturing c.q. de daarvoor benodigde overhead kan na samenvoeging efficiënter worden benut. Het gaat dan concreet om mogelijke besparingen bij de unit regie en aansturing. Eventueel kan er ook sprake zijn van kwaliteitswinst in de sfeer van ondersteunende functies vanwege samenvoeging. © Door samenvoeging kan worden bespaard op de benodigde onderlinge afstemming tussen de professionals van de Samen DOEN-teams enerzijds en de Wijkzorgteams anderzijds. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 25/53 Adviesrapport © Wanneer de uitvoerende teams volledig worden geïntegreerd zien we in dit scenario ook mogelijkheden om te besparen op teamleiding. Wij gaan er echter vanuit dat dit op kort termijn niet wenselijk is vanuit de gedachte om de Samen DOEN-teams een rol te geven voor de ‘bovenkant’ van de multiprobleemhuishoudens. Een vermenging met andere doelgroepen in de uitvoering is beleidsmatig niet gewenst. Mogelijke besparingen op de formatie voor teamassistenten vergelijkt zich met de andere scenario’s. Tot slot zien wij op langere termijn geen extra besparingsmogelijkheden op de formatie van het stedelijk programmateam. Het stedelijk programmateam blijft de afstemming met overige gemeentelijke onderdelen ondersteunen, echter de regie op de uitvoering wordt gecontracteerd via het inkoopkader. De kosten worden indirect (via bijvoorbeeld een inkoop) in plaats van direct (budget Samen DOEN), maar de hoogte ervan voor de stad Amsterdam blijft vergelijkbaar. Het voorliggende samenvoegingsscenario resulteert naar verwachting evenmin in grote efficiencywinsten op het niveau van de uitvoerende professionals. De uit te voeren taken en de omvang van de problematiek is bij dit scenario net zo omvangrijk. Mogelijke risico’s van dit scenario Een keuze voor dit scenario betekent dat de bestaande integraliteit die in de Samen DOEN- teams is opgenomen, in een andere constellatie wordt vormgegeven. Risico van verkokering en aantasting van de bestaande integraliteit is hierbij aanwezig. De dienstverlening verloopt immers via de vele instellingen. De netwerkfilosofie is aantrekkelijke vanuit het idee dat aanbieders zelf hun rol als opdrachtnemer kunnen pakken en voor Amsterdammers met problemen op meerdere leefdomeinen, de dienstverlening te organiseren. Het risico is echter dat de doorzettingsmacht binnen een netwerk moeilijker te organiseren is. Daarnaast is het op Z'n minst merkwaardig dat vele gezinnen met kinderen worden ondersteund vanuit het Wijkzorgnetwerk, terwijl ook de Ouder- en Kindteams ouders en kinderen ondersteund. Vanuit de positie van de inwoner van Amsterdam is deze keuze moeilijker uit te leggen. Vanuit het veiligheidsdomein zijn tot slot kritische kanttekeningen naar het concept van een netwerkorganisaties in relatie tot hun taken en verantwoordelijkheden geplaatst. 54 Scenario 4 Scenario 4 - Samen DOEN heeft geen meerwaarde (meer) en wordt beëindigd Uit het onderzoek is gebleken dat er nauwelijks draagvlak is voor dit scenario. De meerwaarde blijkt uit de resultaten van de MKBA’s, de klanttevredenheid van de cliënten en een groot deel van de professionals die input hebben geleverd gedurende onze interviews. Dat neemt niet weg dat uit de interviews ontwikkelingsrichtingen naar voren komen die leiden tot aanpassing van de huidige systematiek dan wel op termijn een opgaan van Samen DOEN in zich thans ontwikkelende structuren, zoals het wijkzorgnetwerk en de Ouder- en Kindteams. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 26/53 Adviesrapport © Bij beëindiging van het programma, dient de dienstverlening naar de huishoudens die voorheen door Samen DOEN werden bediend, opnieuw te worden ingekocht. De gemeente zal als opdrachtgever een duidelijke visie en inkoopvoorwaarde vaststellen en daar de regie en controle op uitvoeren. Het (inkoop})beleid en daarmee de kosten ervan is en blijft belegd bij de gemeente Amsterdam. Ervan uitgaande dat de caseload vergelijkbaar zal zijn met de caseload in de huidige vorm, zal er geen besparing zijn op uitvoerend personeel. In de aanbesteding zal de gemeente aanvullend de regie op het team, het management en de assistenten (in)direct betalen via de inkoopafspraken. De instellingen zullen daar een fee voor berekenen of de kosten in de inkooptarieven verrekenen. Dit moet het risico bij de instellingen, de overhead en de kosten van het personeel dekken. Voor een deel van de geïnterviewden is de geringe zichtbaarheid van Samen DOEN, de steeds veranderende opdracht en de idem positionering, reden om te twijfelen aan de dienstverlening van Samen DOEN. De meest negatieve respondenten geven aan dat ze de toegevoegde waarde van Samen DOEN daardoor niet zien. Er ligt ons inziens een taak bij Samen DOEN om goed te communiceren over de opdracht, de resultaten en het programma van Samen DOEN in relatie tot de andere spelers in het veld. Mogelijke risico’s van dit scenario Beëindiging heeft een groot transactierisico. Het risico van de omzet van een oude naar een nieuwe structuur. Daarnaast zal bij beëindiging sprake zijn van de nodige frictiekosten. Er is veel geïnvesteerd in de medewerkers, het programma en de positie van Samen DOEN. Met het beëindigen van het programma bestaat het risico dat deze kennis en ervaring wordt verloren. Een nieuwe aanpassing van structuur wordt door vele interviewers afgeraden omdat het wederom leidt tot desinvestering. Daarnaast moet er geïnvesteerd worden in het nieuwe stelsel. De respondenten geven aan dat een beëindiging, de dienstverlening naar de inwoners van Amsterdam met multiproblematiek niet bevordert. 5.5 Scenario 5 Scenario 5 - Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt in een aangepaste vorm uitgevoerd Scenario 5 gaat uit van de kracht en meerwaarde van Samen DOEN, tevens gaat dit scenario uit van de veronderstelling dat in de bestaande inrichting en werkwijze aanpassingen wenselijk zijn. Tijdens ons onderzoek bleek veel draagvlak voor dit scenario te bestaan. Positionering in het stelsel In de interviews en deskresearch constateren wij dat er een brede consensus is over de meerwaarde van de aanpak waar Samen DOEN voor staat. De gekozen hybride organisatievorm krijgt minder eenduidige bijval. Wanneer er dan gekeken wordt naar de positionering van de aanpak, kunnen we deze niet los zien van de ontwikkeling van de Wijkzorgnetwerken, de Ouder- en Kindteams en ketenpartners in het veld. Een keuze voor de positionering van de één heeft directe gevolgen voor de opdracht en de positionering van de andere. In dit scenario wordt naar Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 27/53 Adviesrapport © een hechtere verbinding gezocht van zowel de Wijkzorgnetwerken als de Ouder- en Kindteams. In samenspraak met het veld staat Samen DOEN voor de opgave om een inhoudelijke hechtere verbinding aan te gaan met de Ouder- en Kindteams, Wijkzorg en de activeringsteams. De focus van Samen DOEN blijft daarbij de multiproblematiek. In deze ontwikkelopgave worden Samen DOEN en de Ouder- en Kindteams en Wijkzorg meer in verbinding met elkaar gebracht. Samen DOEN is in dit scenario voor huishoudens met complexe multiproblematiek en regieverlies. De Ouder- en Kindteams en de Wijkzorgnetwerken ontwikkelen zich in dit scenario tot wijkteams die steeds complexer casuïstiek aankunnen. Samen DOEN kan doordat de OKT’s en Wijkzorg hun bovengrenzen verleggen naar complexer casuïstiek terwijl de ondergrens gelijk blijft, zich steeds meer focussen op de zwaarste casuïstiek. Casuïstiek waarin doortastend optreden, doorzettingsmacht, urgentiebesef en stevige regie de sleutelwoorden zijn. Doordat de Samen DOEN en OKT en Wijkzorg elkaar beter weten te vinden en inhoudelijk ook meer aangesloten zijn, is het veel makkelijker om op- en af te schalen. Zodra Samen DOEN door middel van een korte interventie de rust heeft weten terug te brengen in een gezin, ook als dat bijvoorbeeld een gezin met multiproblematiek op 4 gebieden is, kan het gezin weer terug naar OKT. Verliest het gezin nogmaals de grip op het leven, dan is het opschalen naar Samen DOEN nog slechts een kleine stap. Meerwaarde voor de cliënt De versterkte verbinding met de Ouder- en Kindteams en Wijkzorg zorgt er wel voor dat er sneller en adequater ingespeeld kan worden op datgene wat nodig is aan ondersteuning voor de volwassenen en voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Door een hechtere verbinding moet er een einde komen aan lacunes die nu optreden in de bestaande structuren. Governance en organisatie In dit scenario zal worden gewerkt met geïntegreerd opdrachtgeverschap vanuit de gemeente en een sterke betrokkenheid bij de gecontracteerde partners bij de programma- ontwikkeling en programma-verantwoording. Verder zal een scherper onderscheid aangemaakt kunnen worden in het opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap. De bestaande SOK zal op deze punten aangescherpt moeten worden. Tevens als het gaat om de inhoud en voorwaarden van het leveren van personeel en bijdrage in de ontwikkeling van Samen DOEN vanuit de gecontracteerde instellingen. Bedrijfsvoering en financiering In dit scenario zullen in de faciliteiten aanpassingen plaats moeten vinden; huisvesting en ICT zijn hierbij belangrijk verbeterpunten. Verder zal aandacht gegeven moeten worden aan de teamsamenstelling, de ervaring van de generalisten bepaalt het succes van de aanpak. De aandacht voor teamontwikkeling, het aannamebeleid en het hoge verloop speelt daarbij een belangrijke rol. In de nauwe samenwerking tussen de partijen is het personeelsbeleid een onderwerp dat geregeld op de agenda moet staan. De instellingen en de gemeente moeten een stevig commitment hebben en heldere afspraken maken. De bestaande SOK zal hierop aangepast moeten worden. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 28/53 Adviesrapport © Organiseer de financiering van de Samen DOEN-teams op structurele wijze. De bij het programma Samen DOEN neergelegde verantwoordelijkheden en taken zullen ook in de komende jaren belangrijk blijven, zodat een structureel budget gepast is. De aanwezige structurele dekking is € 2,1 miljoen (bijdragen vanuit Jeugd, Zorg en WPI) bij het huidige kostenniveau van circa € 4,3 miljoen. Mogelijke risico’s van dit scenario Een risico in de voorgestelde aanpassingen zit in de kracht van de samenwerking. Elke samenwerking is zo sterk als de zwakste schakel. Het betekent dat niet alleen Samen DOEN een commitment moet uitspreken naar het scenario, maar de partners moeten dat ook doen. Ook zij moeten investeren. Het draagvlak daarvoor moet gecreëerd worden op bestuurlijk niveau, maar zeker ook op uitvoerend niveau. Een ander risico ligt in de vele andere verbanden die er zijn in het sociale netwerk van Amsterdam. Wij denken hierbij aan de Stadsdelen, gebiedsmanagers, maatschappelijke werkers, informele wijknetwerken, lopende pilots of wijk-specifieke aanpakken. Voor een succesvolle Samen DOEN-aanpak en positionering, is het belangrijk al deze partijen mee te nemen, te informeren en in sommige gevallen de aanpak in een wijk zelfs flexibel aan te passen. De dienstverlening naar de inwoner is daarbij leidend en niet de structuur noch de processen van de organisatie. Tot slot willen we aangeven dat we een procesrisico zien wanneer partijen elkaar niet weten te vinden op inhoud. 5.5.1. Samenvoegen OMPG of PIT In het onderzoek is aandacht gevraagd voor een eventuele samenvoeging met (O)MPG en PIT. Hieronder treft u onze bevindingen. Samenvoegen met OMPG De stedelijke projectleider OMPG (Overlastgevende Multi-Probleem Gezinnen) handelt met haar team de eigen casussen af, voert procesregie wanneer een nieuwe casus bij een bestuurder of wethouder wordt aangedragen en handelt de urgentieaanvragen wonen af voor de stad. De problematiek is zwaar en de aanpak derhalve specialistisch en langdurig. Het betreft per september 2016 17 gezinnen. Voor deze gezinnen heeft het team de nodige doorzettingsmacht zodat zaken niet stagneren noch escaleren. Aangaande de urgentieaanvragen is Samen DOEN de hofleverancier en daarnaast is de samenwerking met Samen DOEN wenselijk wanneer de gezinnen geen overlast meer geven. Het specialistische karakter van de dienstverlening bij OMPG, maakt dat een integratie van de twee teams niet voor de hand ligt. Vanuit de politie wordt aangegeven dat de jongeren uit deze gezinnen echt gevaarlijk zijn, een eigen aanpak is daarbij noodzakelijk. Het is daarom belangrijk ze niet te benaderen met een aanpak vanuit zorg. Andersom leent deze dienstverlening zich, vanwege het intensieve karakter, niet voor een aanpak voor de 3500 gezinnen van Samen DOEN. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 29/53 Adviesrapport © Samenvoegen met PIT Het PIT (Preventief Interventie Team) richt zich op preventieve acties en aanpak naar de jongeren (denk aan broertjes en zusjes) rondom de gezinnen en families waar veel criminaliteit voorkomt. Zij benaderen scholen en ondersteunen leerkrachten en ouders met oplossingen die de sociale ontwikkeling van het kind bevorderen. De structuur van PIT met gedetacheerde medewerkers uit de Amsterdamse instellingen en een gemeentelijke aansturing, lijkt zeer op die van Samen DOEN. Hierdoor is een integratie vanuit het systeem logisch. Eerder onderzoek naar de samenwerking PIT en Samen DOEN gaf aan dat beide teams en programma’s zich nog aan het ontwikkelen waren en dat samenvoegen niet logisch was. Ook RadarAdvies plaatst inhoudelijke vraagtekens bij een samenvoeging. PIT heeft een duidelijk preventief karakter en heeft op voorhand geen beperkingen voor wat betreft het aantal problemen in leefgebieden. Wanneer een jongere de steun accepteert, wordt deze gegeven. Samen DOEN heeft in haar huidige positie als tweedelijns wijkteam een aanpak om multiprobleemgezinnen te helpen zelfredzaam te worden. Het is wenselijk voor de jongere om een duidelijk onderscheid te maken tussen het preventieve en curatieve karakter van de aanpakken. Een doelstelling om als gecombineerd team laagdrempelig te zijn en ook voor de zware doelgroepen, lijkt tegenstrijdig en derhalve niet aan te raden. Wel wordt, net als in het onderzoek wordt aangegeven, gestreefd naar een goede samenwerking. 5.6 Conclusies In samenvattende vorm kunnen we de afweging van de scenario’s als volgt weergeven. Positionering | Governance/ | Meerwaarde | Bedrijfsvoer- doorzettings- | voor de cliënt | ing/financiën nd en Scenario2 |+ |+ |et(gen) |+ || Scenario3 |+ || | Scenario5 | jp De onderzochte scenario’s wijken behoorlijk van elkaar af waardoor onderlinge afweging een complexe exercitie is. Toch kunnen we op basis van onze interviews en onze deskresearch conclusies trekken over een scenario dat het meest recht doen aan de wijze waarop de meerwaarde van Samen DOEN in de toekomst geborgd kan worden. Geconcludeerd mag worden dat de door Samen DOEN ontwikkelde methodiek, meerwaarde heeft gegenereerd met name voor de doelgroep, hetgeen ook wordt aangetoond door onderzoeken”. ° O.a. MKBA 2016 Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 30/53 Adviesrapport © Scenario 1 scoort goed op bestendigheid en meerwaarde voor de cliënt maar gaat voorbij aan de ontwikkelingen die zich met name na de transitie in het sociaal domein hebben voltrokken. Een keuze voor dit scenario heeft als nadeel dat ze in onvoldoende mate aansluit op de uitgangspunten en systematiek die in de breedte moeten gaan gelden voor het Amsterdamse stelsel van zorg en ondersteuning. Scenario 2 heeft als aantrekkelijk vertrekpunt de verbinding met de doelgroep huishoudens met kinderen en sluit dus goed aan bij de systematiek en inhoud van de OKT’s. Door intensieve samenwerking kunnen de bestaande lacunes in het stelsel worden voorkomen en kan het op- en afschalen tussen teams beter geregeld worden. Een keuze voor dit scenario heeft wel als consequentie dat de bestaande integraliteit binnen Samen DOEN aangetast kan worden. Scenario 3 is als ontwikkelmodel een aantrekkelijke. Veel zal afhangen van de kracht die de gecontracteerde instellingen met Samen DOEN weten te ontwikkelen. Een groot risico is echter dat de ontwikkeling van Wijkzorg nog niet op het niveau is dat toevoeging al een verantwoorde keuze is. Wel zal de verbinding SD en Wijkzorg inhoudelijk en qua sturing sterker moeten worden omdat Samen DOEN alleen effectief kan zijn als ze de verbinding weet te maken met Wijkzorgnetwerken. Scenario 4 heeft nagenoeg geen draagvlak. De meestgehoorde reactie tijdens onze interviews was dat als we nu stoppen er weer direct zoiets moet ontstaan als wat nu Samen DOEN doet. Een keuze voor dit scenario levert een enorme kapitaalvernietiging op en een nieuwe discussie over structuren. Amsterdammers en Amsterdamse gezinnen met geringe sociale redzaamheid zijn daar in ieder geval niet mee geholpen. Scenario 5 is aantrekkelijk omdat in dit scenario een verbinding kan worden gemaakt met zowel de Wijkzorgnetwerken als met de OKT’s. Dit scenario is een ontwikkelingsgerichte aanpak. Door de bestaande systematiek aan te pakken op governance-niveau en in de verbinding met de Wijkzorg en de OKT's, kan slagvaardiger gehandeld worden in het belang van de cliënt. Dit scenario biedt Samen DOEN de mogelijkheid zichzelf neer te zetten zoals het inhoudelijk ook bedoeld is: een daadkrachtig programma met doorzettingsmacht dat perspectief weet te organiseren voor huishoudens die kampen met complexe domeinoverstijgende problematiek. Het belang van een partij als Samen DOEN is onlangs ook door het Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) onderstreept in haar rapport ‘Borgen van veiligheid in kwetsbare gezinnen’: “De samenwerkende jeugdinspecties vinden het een positieve ontwikkeling dat er na de transities een domeinoverstijgende partij is die gedurende een langere periode zorg en ondersteuning aan een gezin kan bieden en zicht houdt op meerdere leefgebieden en die een goede verbinding heeft met alle domeinen.”/? In de afwegingen op basis van ons onderzoek komen scenario 2 en scenario 5 als aantrekkelijk naar voren. Als we breed kijken naar zowel de inhoudelijke als procesmatige 10 Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016 Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 31/53 Adviesrapport © criteria, dan komen wij tot de conclusie dat scenario 5 de voorkeur geniet. Scenario 5 is het meest passende scenario gezien de ontwikkelopgave die thans voor ligt. De overwegingen hiervoor luiden als volgt: e _ Dit scenario biedt de meeste kansen voor het versterken van de doorontwikkeling die in gang is gezet. e _De verbinding met de Wijkzorgnetwerken en met de OKT ’s kan in dit scenario verder uitgewerkt worden waardoor de integraliteit (domeinoverstijgend werken) gewaarborgd kan worden. e _ Dit scenario kan bij het overgrote deel van de respondenten op draagvlak rekenen. Het procesrisico van impasses of blokkade op doorontwikkeling wordt hiermee voorkomen. In scenario 5 wordt uitgegaan van het doorontwikkelen van hetgeen is opgebouwd. In hoofdstuk 6 geven we aan waar de doorontwikkeling van SAMEN DOEN uit kan bestaan. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 32/53 Adviesrapport © 6 Voorkeursscenario - Verbinden met focus We adviseren het college van B&W van de gemeente Amsterdam om Samen DOEN de komende jaren langs de lijnen van scenario 5 door te ontwikkelen (Samen Doen heeft meerwaarde en wordt in een aangepaste vorm uitgevoerd). In dit hoofdstuk beschrijven we hoe scenario 5 er, op basis van onze bevindingen, uit zou kunnen zien. 6.1 Samen DOEN in relatie tot het Amsterdamse stelsel De toekomst van Samen DOEN kan logischerwijs niet los bezien worden van het stelsel waarin het programma is gepositioneerd. In den lande is de transformatieopdracht vanuit de decentralisaties vaak vormgegeven door vanuit teams van integraal werkende generalisten in de wijk/gemeente, ondersteuning te bieden aan burgers. In Amsterdam zijn in de afgelopen tien jaar verschillende ontwikkelingen rondom deze gedachte ingezet. In 2009 met de start van Beter Samen in Noord (BSiN), in 2011 met het Samen DOEN programma. Daarna gingen met de decentralisaties in 2015 de Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en activeringsteams van start binnen Amsterdam. Elk van deze teams kent een eigen historie, een eigen doelgroep, eigen perspectief, en een eigen ordeningsprincipe. Daarnaast verschillen ze logischerwijs in de mate waarin ze nog in ontwikkeling zijn. De meest recent gestarte teams zijn voorlopig nog niet uitontwikkeld. Zij staan nog aan de start van hun groei naar volwaardig functionerende teams. In elk van de 22 gebieden in Amsterdam zijn in ieder geval vijf teams werkzaam; een gebiedsteam, een Ouder- en Kindteam, een Samen DOEN buurtteam, een Wijkzorgnetwerkteam en een activeringsteam. Daarnaast bestaat nog een veelheid aan aanpakken, teams en escalatietafels. Binnen deze pluriforme context is afstemming tussen de wijkteams en zijn samenwerkingsafspraken gemaakt. Resultante is dat Samen DOEN binnen het huidige stelsel door cliënten positief beoordeeld wordt met een 8,4 (Evaluatie van de wijkteams, 2016). Een stelsel dat Amsterdammers ondersteunt en verder helpt, dat zeker. En tegelijkertijd een stelsel dat op een aantal punten nog een stuk scherper aan de wind kan zeilen. In de interviews en focusgroepen kwam naar voren dat een groot deel van onze respondenten graag een fundamentele dialoog over het huidige stelsel in relatie tot de opdracht van de stad zou willen starten. Het huidige systeem is opgebouwd uit een veelheid van aanpakken en teams. Voor cliënten is dat niet altijd even overzichtelijk en risico is dat er door de vele afstemmings- en overdrachtsmomenten inefficiënter en minder effectief wordt geïntervenieerd dan wenselijk en mogelijk is. Nu de huidige structuur in staat blijkt om de Amsterdammers heel redelijk te bedienen, is het tijd om na te denken over de toekomst. Hoe dient het ondersteuningssysteem eruit te zien. Voorbeelden in den lande laten zien hoe andere grote en G4 gemeenten hun ondersteuning aan burgers hebben georganiseerd. Langzaam tekenen zich ondersteuningsmodellen af die meer of minder succesvol zijn. Het is tijd de blik naar buiten te richten en te ontdekken of het Amsterdamse systeem toekomst-proof is of moet Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies november 2016 33/53 Adviesrapport © worden gemaakt. De essentie van dat proces is de integrale blik waarmee het systeem wordt bekeken en dus niet vanuit één doelgroep of programma. Die zoektocht moet de gemeente Amsterdam samen met het maatschappelijk middenveld inzetten. Een open en transparante dialoog en co-creatie op bestuursniveau over de breedte van het sociaal domein, moet gefaciliteerd worden door de gemeente. Een intensief proces waarin geen overhaaste beslissingen passen. Als aan alle knoppen tegelijkertijd gedraaid wordt is het niet mogelijk om te beoordelen wat het effect van aanpassingen in het systeem is. Om die reden raden we de gemeente Amsterdam aan een periode van drie jaar te nemen om dat proces te doorlopen van de eerste bestuurlijke dialoog tot het systeem op 1 januari 2020 in zijn meest optimale vorm staat. In de tussentijd werken we vanuit het huidige stelsel verder aan een zo groot mogelijke toegevoegde waarde voor Amsterdammers en Amsterdamse gezinnen met een geringe sociale redzaamheid. Dat betekent geen fundamentele wijzigingen, maar het optimaliseren van de kracht van de samenwerking in de huidige constellatie. Gedurende deze tijdelijke periode is ons advies om sterk te werken aan de doorontwikkeling en de samenhang binnen het stelsel zoals het nu is ingericht. Het gaat dan met name om het verbeteren van de relatie van Samen DOEN met de ketenpartners in Amsterdam. De geconstateerde ‘gaten’ in de dienstverlening moeten daarin aangepakt worden. De afspraken die daaruit voortkomen en de wenselijke dienstverlening moet breed verspreid worden. Waar staat het voor, wat is de opdracht, hoe verhoudt het zich tot andere spelers in de markt. Deze opdracht en werkzaamheden van Samen DOEN moeten breed en eenduidig worden gecommuniceerd. De verbinding met de partners in de stad is een essentieel onderdeel van de ontwikkelopgave. 6.2 Samen DOEN vanaf 2018 De OKT's, Wijkzorgnetwerken en activeringsteams ontwikkelen zich in de nabije toekomst meer en meer tot volwaardige teams die veel in de ondersteuning van kwetsbare bewoners kunnen doen. Zij zijn er niet enkel in de preventieve zin, maar ondersteunen ook steeds meer gezinnen met problemen op meerdere leefgebieden. In enkele gevallen voldoet de aanpak van deze drie wijkteams echter niet. Het gaat hierbij om gezinnen met domeinoverstijgende problematiek die de regie kwijt zijn, of waarbij veiligheid in het geding is. De situatie van deze huishoudens is vaak zo nijpend dat als er niet direct iets gebeurt, mensen uit hun huizen gezet worden of levensbedreigende situaties ontstaan. Deze groep mensen heeft meer nodig dan wat de wijkteams (Wijkzorgnetwerken, Ouder- en Kindteams en activeringsteams) kunnen bieden. Samen DOEN is in staat deze huishoudens daadkrachtig te ondersteunen. Een versterkte verbinding met de Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en activeringsteams zorgt ervoor dat snel en adequaat kan worden ingespeeld op datgene wat nodig is aan ondersteuning voor de volwassenen en voor de veiligheid en ontwikkeling van Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 34/53 Adviesrapport Er het kind. Door een hechtere verbinding moet er een einde komen aan lacunes die optreden in het huidige stelsel. Ook kan soepeler worden op- en afgeschaald. “Afschalen doet Samen DOEN te weinig naar de eerste lijn. Klanten worden soms onnodig bij zich gehouden.” Onderstaand een sterk vereenvoudigde, visuele weergave van de huidige positionering van Samen DOEN in relatie tot OKT, Wijkzorg en activeringsteams in het huidige stelsel en de toekomstige positionering (de tweedelijns specialistische zorg is hierbij buiten beschouwing gelaten): Ô 2° lijn e 2 lijn eh ih: 0° lijn 0° lijr Huidige situatie Toekomstige situatie Zoals in bovenstaand model te zien is, komen de drie wijkteams steeds beter in hun rol (aangescherpte opdracht) en schuiven op naar ‘boven’. Zij kunnen steeds meer casussen zelf oppakken. Alleen voor die casussen waarbij doorzettingsmacht en een multidisciplinaire aanpak noodzakelijk is, wordt Samen DOEN gevraagd. Hierbij vormt de 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur het uitgangspunt. Een goede verbinding met de overige drie wijkteams is noodzakelijk. In deze vereenvoudigde weergave vormt Samen DOEN de top van de piramide omdat de specialistische zorg en de speciale aanpakken buiten beschouwing zijn gelaten. Doordat de opdrachten van de betrokken teams scherper en sluitend zijn geformuleerd wordt in het toekomstig model voorkomen dat bewoners tussen wal en schip vallen. We gaan voor de toekomst uit van een geleidelijke verschuiving van de caseload van Samen DOEN naar de drie teams. Het totaal aantal mensen met een multiprobleem-aanpak waarvoor de professionals dienstverlening bieden, blijft daarbij wel hetzelfde. In de voorgestelde begroting is hier rekening mee gehouden. Wanneer er op termijn professionals en caseload verschuiven naar het OKT, Activeringsteam of Wijkzorgnetwerk, kunnen de middelen ook mee. De vier teams opereren natuurlijk niet los van de rest van de Amsterdamse organisaties in het sociale domein en de samenwerking met de instellingen en diensten van de gemeente wordt meegenomen in deze ontwikkeling. Samen DOEN wordt in de praktijk soms gezien als concurrent van de specialistische zorg. Dit is een belangrijk aandachtspunt in de samenwerking tussen de betrokken partijen. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 35/53 Adviesrapport Er 6.3 Organisatie en bedrijfsvoering Een aparte entiteit voor Samen DOEN blijft noodzakelijk. Zodat er naar buiten toe een duidelijk onderscheid blijft tussen laagdrempelige zorg en tweede lijn. Vanuit een gezamenlijk visie en focus ondersteunen de teams de inwoners van Amsterdam en betrekken actief de ketenpartners daar waar nodig. Dat laatste doen we door te kiezen voor een andere invulling van het programmateam op basis van geïntegreerd opdrachtgeverschap (zie paragraaf 6.3.1). De kern indicatoren dienen in lijn te zijn met beleid en opdrachten. Wij hebben Samen DOEN als een lerende organisatie ervaren waar deze ontwikkeling past. In deze paragraaf spiegelen we de bedrijfsvoering aan een bekend organisatiemodel (het Klaverbladmodel). Het reageren op een verandering in de omgeving en het beheersen van een bestaande organisatie staan niet los van elkaar. En hoewel de reflex van een bestuurder bij een verandering kan zijn dat de structuur aangepast moet worden, is dat niet altijd een adequate respons. Wel dient de prestatie van de organisatie, de dienstverlening van Samen DOEN, versterkt te worden. De elementen die daar een bijdrage aan kunnen leveren worden beïnvloed door voor dezelfde hoge prestatie te gaan. Het programmateam dient er zorg voor te dragen dat alles daarvoor ingezet wordt: processen, facilitaire ondersteuning (inclusief Informatie Technologie), management en personeel. De cultuur moet daarbij passend zijn. Wij benadrukken hierbij dat de opgave voor het management hierin niet gering is. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 36/53 Adviesrapport © Schema bedrijfsvoering Samen DOEN 6.3.1 Sturing en Beheersing De gemeente Amsterdam werkt met verschillende besturingsfilosofieën in het sociaal domein. De verschillende teams die sinds 1 januari 2015 in de eerstelijns hulpverlening actief zijn, maken onderscheid tussen het opdrachtgeverschap van de gemeente en de uitvoering door de andere partijen in de keten. De huidige hybride governance van Samen DOEN sluit hier niet goed bij aan. In zekere zin is Samen DOEN op dit gebied een vreemde eend in de bijt. Dat is op zich niet verkeerd maar wel als er mogelijk overlap is en het gaat klemmen met de andere opdrachtgeversrol van de gemeente. De gemeente moet daarin altijd werken met gedeelde leidende principes voor governance in het sociale domein door onafhankelijk en transparant in te kunnen kopen en te besturen. Governance en organisatie: geïntegreerd opdrachtgeverschap Geïntegreerd opdrachtgeverschap is opdrachtgeverschap waarin het programmateam SD, in gezamenlijkheid met de partijen waarmee ze in de uitvoering intensief samenwerkt, de lijnen uitzet: Wijkzorg, Ouder- en Kindteams, Activeringsteams en (een delegatie van) aanbieders. Het komt erop neer dat binnen het opdrachtgeverschap van Samen DOEN meer verbinding gemaakt moet worden met partners in de uitvoering (Verbinden met focus). Op die manier is er beter regie te voeren op de opdracht van Samen DOEN, tevens komt het de integraliteit van het programma ten goede. Samen DOEN is niet alleen binnen de teams co- produceren en co-creëren maar er ligt tevens een opgave om de samenwerking tussen gemeente en de gecontracteerde instellingen op bestuurlijk niveau te versterken. Gecontracteerde partijen geven aan dat zij op bestuurlijk-strategisch niveau de verbinding Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 37/53 Adviesrapport © als éénrichtingsverkeer ervaren. Er ligt hier duidelijk een behoefte om ook op dit niveau invulling te geven aan het uitgangspunt van co-produceren. De wijze waarop het geïntegreerd opdrachtgeverschap wordt vormgegeven zal in overleg met de partners nader uitgewerkt moeten worden. Wij geven hierbij de volgende bouwstenen: e _ Bestuurlijke tafel omvormen tot een Bestuurlijke regiegroep waarin (vertegenwoordigers) van gecontracteerde partijen zitting hebben die werken op basis van een meerjarenprogramma, een jaarprogramma en halfjaarlijkse monitoring. * _In het Bestuurlijk regieoverleg niet werken op basis van consultatie maar op basis van een consensusprincipe (verbindend besturen). Op deze manier komt tot uitdrukking dat men samenwerkt aan de realisatie van maatschappelijke doelen. e Het programmamanagement dat nu op basis van de samenwerkingsovereenkomst verslag uitbrengt naar gecontracteerde partijen en hen om advies vraagt over voorstellen, moet worden hervormd. Resultaat moet zijn dat instellingen intensiever en eerder betrokken worden bij beleidskeuzes waardoor inhoud gegeven wordt aan het principe van co-produceren en er gezamenlijk gezocht wordt naar commitment. Voor de inrichting zijn verschillende varianten mogelijk. Een goed passende variant kan zijn dat het programmamanagement periodiek een programmaoverleg organiseert met instellingen waarbij gewerkt wordt op basis van de bovengenoemde principes. Het versterken van de samenwerking binnen de gemeente op het terrein van het sociaal domein en met de gecontracteerde partijen is een belangrijke randvoorwaarde voor de doorontwikkeling van Samen DOEN. Het intensiveren van de betrokkenheid van partijen op bestuurlijk- en op programmaniveau vraagt om een aanpassing van de huidige besturingsfilosofie en daarmee ook van de bestaande samenwerkingsovereenkomst. Onderscheid in opdrachtgeverschap en uitvoering. Een leidend principe voor de governance zal moeten zijn dat er een onderscheid komt tussen het geïntegreerd opdrachtgeverschap en de uitvoering. Ook als de uitvoering binnen de gemeentelijke kaders plaatsvindt zoals dat ook het geval is bij activering en participatie, zullen heldere afspraken gemaakt moeten worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten (dvo’s) tussen de opdrachtgever en de uitvoerders. Duurzaam financieel kader Bij een structurele aanpak past een financiering van de Samen DOEN-teams die op structurele wijze is ingericht. De bij het programma Samen DOEN neergelegde verantwoordelijkheden en taken zullen ook in de komende jaren belangrijk blijven, zodat een structureel budget gepast is. De aanwezige structurele dekking is € 2,1 miljoen (bijdragen vanuit Jeugd, Zorg en WPI) bij het huidige kostenniveau van circa € 4,3 miljoen. Rekening houdend met de besparingsmogelijkheden!®, ziet een doorkijk naar een meerjarenraming zonder kostenverdeelstaat er als volgt uit: !l Zie hoofdstuk 3.6.2 Besteding van budget en besparingsmogelijkheden Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 38/53 Adviesrapport SE € 1.825.000,00 | € 1.825.000,00 | € 1.825.000,00 € __630.000,00|€ _ 630.000,00 | € _ 630.000,00 € 1.050.000,00 | € 1.050.000,00 | € 1.050.000,00 Totaal Lasten excl kostenverdeelstaat € 3.505.000,00| € 3.505.000,00 | € 3.505.000,00 Bijdrage Jeugd, Zorg & Wpi € 2.100.00000|E€ 2.100.000,00| € 2.100.000,00 Nader te verdelen lasten € 1405.000,00E€ 1,405.000,00| € 1.405.000,00 Totaal bugdet € 3.505.000,00| € 3.505.000,00 | € 3.505.000,00 6.3.2 (Facilitaire) ondersteuning Wanneer Samen DOEN ook de komende jaren, zoals voorgesteld, een positie heeft in het Amsterdamse stelsel is het belangrijk om de facilitaire verbeterpunten te adresseren. Het belang voor een goede ondersteuning van de professionals die zich elke dag inzetten voor deze doelgroep heeft in onze opinie voorrang boven de interne bureaucratie en regelgeving. De professionals werken op locatie in de stad en hebben in die rol specifieke ondersteuning nodig. Het feit dat er gekozen is voor een inkoopconstructie mag daarin geen belemmerende factor zijn. Huisvesting Professionals moeten gefaciliteerd worden om goed aan de slag te gaan. Zeker in deze fase waarbij zij ook zoekende zijn in de nieuwe teams/organisatie vorm, is een vaste plek, ruimte om elkaar te ontmoeten fijn. Het is te veel gevraagd om hen dit zelf uit te laten zoeken. Veel respondenten gaven aan dat op die plekken waar Samen DOEN een locatie deelt met de Ouder- en Kindteams, de samenwerking soepel verloopt en er worden goede resultaten geboekt. Een aantal partners uit het middenveld heeft ook aangegeven graag locaties beschikbaar te willen stellen aan de Samen DOEN-teams. Registratiesystemen Ook voor de nabije toekomst van het Amsterdamse stelsel is een beter registratiesysteem nodig. In de huidige situatie wordt veel gebruikgemaakt van RIS, maar niet compatibel. Een goed registratiesysteem is een zware investering maar een randvoorwaarde. Overige facilitaire verbeterpunten Door respondenten werden de ontoereikende ICT-infrastructuur en de gebrekkige voorzieningen (o.a. fietsen of visitekaartjes) als facilitaire verbeterpunten genoemd. 6.3.3 Processen Dichten van het ‘gat’, optrekken van eerstelijnsteams naar boven Door zowel interne als externe stakeholders wordt gesproken over het ‘gat’ dat soms valt tussen SD en OKT. Samen DOEN zou in sommige gevallen cliënten met minder dan 4 Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 39/53 Adviesrapport © problemen op verschillende leefgebieden niet ondersteunen, omdat die huishoudens niet passen in de voor hen geformuleerde doelgroep. OKT heeft echter niet het gevoel voldoende toegerust te zijn voor deze, vanuit hun perspectief bezien, relatief zware doelgroep. Resultaat is dat een deel van de multiprobleemhuishoudens niet ‘past’ bij OKT en ook niet bij SD. Die huishoudens vallen tussen wal en schip. In ieder systeem dat is opgebouwd uit verschillende teams bestaat het risico dat de scheidslijnen tussen de teams ruimte laten voor dergelijke missers. Hoe meer teams, hoe groter het risico dat bepaalde huishoudens niet naadloos aansluiten bij de doelstellingen of doelgroepen van de verschillende teams. In Amsterdam is dat niet anders. Bij een systeem dat is ingericht vanuit de systeemwereld en niet vanuit de cliënt of de leefwereld ontstaan dergelijke weeffouten die grote gevolgen kunnen hebben voor het betreffende huishouden. Zij worden te zwaar bevonden voor het ene team en te licht voor het andere. Gevolg is dat deze huishoudens van de radar verdwijnen. Een onbestaanbare situatie in het geval van multiprobleemhuishoudens. Door de toekomstige positionering en sluitende opdrachtformulering van Samen DOEN en de wijkteams, verkleinen we de kans op dergelijke fouten. Doorzettingsmacht ook op uitvoeringsniveau Wat nog doorontwikkeld moet worden in dit scenario is de doorzettingsmacht van de Samen DOEN professionals. Het doel van deze doorzettingsmacht is om datgene weg te nemen dat huishoudens belemmert in het leven en waar de andere teams geen oplossingen op kunnen bewerkstellen in de huidige structuren/systemen. Huishoudens komen meestal bij Samen DOEN als er geëscaleerd is. Professionals moeten besluiten kunnen nemen die consequenties hebben voor de betrokken netwerkpartners, zonder dat hiervoor opgeschaald moet worden naar andere personen/teams (wat leidt tot vertraging) (Samenwerkend Toezicht Jeugd, april 2014). Deze doorzettingsmacht moet goed vastgelegd zijn zodat de professionals dit in kunnen zetten en zij anderen kunnen verplichten om gemaakte afspraken na te komen. In het huidige programma Samen DOEN wordt doorzettingsmacht geregeld via het programmateam. Wij pleiten ervoor de medewerkers zelf meer doorzettingsmacht te geven. Maak bijvoorbeeld een deel van het budget vrij binnen het programma voor huishoudens waarbij schulden opgekocht moeten worden of waarbij acuut een woning geregeld moet worden op korte termijn zonder langs de gebaande wegen te gaan. En geef de professionals van Samen DOEN mandaat om dit budget naar eigen inzicht in te zetten. Dit kunnen we adstrueren met een voorbeeld uit de praktijk: Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 40/53 Adviesrapport © Samen DOEN als opschaal mogelijkheid Situatieschets Casus is bij Wijkzorg aangemeld door de huisarts. Het huishouden bestaat uit een alleenstaande Moeder (46 jaar) met 4 kinderen (18, 16, 14 en 12 jaar). Moeder komt elke week bij de huisarts en is voor een aantal zaken doorverwezen naar Ipsy, maar heeft ook veel lichamelijke klachten. De broer van moeder maakt zich zorgen. Hij is bij de huisarts geweest om zijn zorgen over zijn zus en haar kinderen kenbaar te maken. De kinderen draaien op voor het hele huishouden en alle andere zaken en lopen daardoor vast op school. De oudste is zelfs gestopt met school en hetzelfde dreigt ook met het op een na oudste kind te gebeuren. Volgens deze broer heeft zijn zus problemen bij het aanvragen van de uitkering en het betalen van de huur. Tevens zijn er problemen met de belastingdienst en zijn er flinke schulden. Er wordt opgeschaald naar Samen DOEN omdat er sprake is van domeinoverstijgende problemen, moeder niet in staat is deze op te lossen, zelf de nodige klachten heeft en haar kinderen hieronder lijden. Ervaren knelpunt: gemandateerde doorzettingsmacht. Oplossing: Mandatering van de regisseur/generalist van Samen DOEN zodat de regisseur/generalist besluiten kan nemen die consequenties hebben voor de betrokken netwerkpartners (schuldhulpverlening, huur en uitkering), zonder hiervoor eerst te hoeven opschalen naar een andere persoon (wat vertraging betekent). Regisseur regelt een budgetbeheerregeling met de kredietbank en een huurregeling met de woningcorporatie. Hiervoor zullen aanvullende afspraken gemaakt moeten worden met de netwerkpartners. BSiN en SD in het Noorden Onder de naam ‘Beter Samen in Noord’ (BSiN) zijn in 2009 Stadsdeel Amsterdam-Noord, Dienst Zorg en Samenleven en Agis Zorgverzekeringen een programma gestart om ervaring op te doen met structurele samenwerking tussen aanbieders en financiers op het gebied van zorg en welzijn. Doel van deze samenwerking was op wijkniveau meer samenhang in het aanbod te krijgen. Een aanbod wat gebaseerd moest zijn op de problematiek van de bewoners en moest resulteren in een hogere kwaliteit van leven en doelmatiger inzet van middelen. Met de komst van Samen DOEN in later ook OKT, Wijkzorg en een activeringsteam naar Noord is het noodzakelijk gebleken om de focus van de verschillende teams onder de loep te nemen en opdrachten te herformuleren. In de beginfase ondersteunde BSiN ook gezinnen met kinderen, maar sinds een gemeentelijk besluit gaan de gezinnen met kinderen naar het Samen DOEN Buurtteam. Ook na 2015 is er veel veranderd voor BSIN. In onze interviews werd duidelijk dat vanuit cliëntperspectief de samenwerking Beter Samen in Noord met Samen DOEN tot veel onrust en onduidelijkheid heeft gezorgd. Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 41/53 Adviesrapport © Positief is dat Samen DOEN tegenwoordig gebruik maakt van het triage platform van BSiN. In Noord is het zaak de sterke kanten van de verschillende aanpakken en teams in kaart te brengen en op basis daarvan en op basis van de toekomstbeelden van de betrokken partijen te komen tot de meest optimale samenvoeging van teams. Resultaat moet, net als in de andere gebieden van de stad, een krachtig stelsel zijn met stevige wijkteams. Daarboven moet een team worden gepositioneerd dat huishoudens met complexe multiproblematiek en regieverlies daadkrachtig en zo kort als mogelijk ondersteunt. Onder meer Triage en Casemanagement (T&CM) en de krachtige verbinding met huisartsen vanuit BSiN zijn succesvolle aspecten die geborgd moeten worden in de constellatie in Noord en mogelijk de rest van Amsterdam. 6.3.4 Personeel en cultuur Generalistisch werkende specialisten De meerwaarde van Samen DOEN is de multidisciplinaire aanpak. Samen DOEN opereert op het snijvlak van de drie transities. In de ontwikkelopgave Samen DOEN 2016 wordt aangegeven dat ‘de teams bestaan uit generalisten met diverse specialistische achtergronden die samenwerken om de complexe problemen van huishoudens met hen aan te pakken’. Ook uit interviews met (jeugd)instellingen is naar voren gekomen dat enkele hoogopgeleide specialisten in de teams ingezet worden als generalist en relatief weinig op het eigen specialisme. De doelmatigheid van de inzet van de medewerkers kan worden verbetert. Om die reden adviseren wij medewerkers in te zetten in eerste instantie als specialist (en niet als generalist). Zoals de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (2014) in de studie ‘De wijkprofessional: specialist met generalistische competenties’* aangeeft, bestaat ‘de generalist’ niet en is deze ook niet per definitie wenselijk. De professionals die in de teams zitten hebben allen een eigen specialisme en deze zitten hier niet voor niets. Ze zijn allen hard nodig om de huishoudens met problemen op meerdere leefgebieden te ondersteunen. De Samen DOEN professionals zijn dus in eerste instantie specialist en hebben een aantal generalistische competenties zoals regievoering, inzetten op eigen kracht van inwoners en het betrekken van sociale netwerken. Op deze manier wordt de kennis van de gedetacheerde medewerkers op een effectieve manier ingezet. De spanwijdte van de integraliteit kent zijn grenzen, van belang is deze te kennen en snel te kunnen schakelen naar de inzet die nodig is. HR-beleid De teamsamenstelling en de expertise en ervaring van de generalisten bepaalt het succes van de aanpak. De aandacht voor competentiemanagement, teamontwikkeling, het aannamebeleid en het hoge verloop speelt daarbij een belangrijke rol. Een belangrijke verbetering op dit laatste punt kan worden gerealiseerd als Samen DOEN met de partners afspreekt dat geen medewerkers in Samen DOEN-teams worden aangenomen met een tijdelijk contract bij de moederorganisaties. In de nauwe samenwerking tussen de partijen is het personeelsbeleid een onderwerp dat geregeld op de agenda moet staan. De instellingen en de gemeente moeten een stevig 1? RVZ, De wijkprofessional: specialist met generalistische competenties”, 2014 Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 42/53 Adviesrapport © commitment hebben en heldere afspraken maken. Aan te bevelen is dat de bestaande SOK hierop aangepast moeten worden. Daarnaast is een aandachtspunt dat er met het behoud van de huidige inkoopafspraken en de verschillende van toepassing zijnde cao's, zoveel mogelijk wordt gekeken naar mogelijkheden om de arbeidsvoorwaarden te harmoniseren. Andere aandachtspunten voor HR-beleid zijn: e Medewerkers met expertise en ervaring met zware gezinnen zijn een vereiste voor Samen DOEN. e Samen DOEN neemt medewerkers aan die gedurende langere tijd in de teams kunnen blijven. © Samen DOEN krijgt meer invloed op in-door-uitstroom van medewerkers. © Samen DOEN moet meer grip krijgen op het functioneren van de medewerkers. Deskundigheidsbevordering Om die ondersteuning te optimaliseren moeten aanpassingen worden doorgevoerd. De Samen DOEN-teams moet huishoudens kunnen helpen op alle terreinen. Er zijn mensen nodig met expertise op de volgende inhoudelijke thema’s eerder genoemd in de ontwikkelopgave Samen DOEN 2016: e Wonen e _Schuldenproblematiek © GGZ problematiek e _Lvb problematiek © _Kind(veiligheid) © Regievoering Samen DOEN kan de deskundigheid van de medewerkers vergroten door te blijven werken met Summer en Winter school programma’s of het aanbieden van trainingsmodules op bepaalde thema’s zoals afgelopen jaar met schuldhulpverlening is gedaan. Organiseer voldoende ruimte om met elkaar van casuïstiek te leren. De doelgroep van Samen DOEN is complex, de medewerkers laveren allemaal tussen hun rol als specialist en als generalist en kunnen simpelweg niet alle uitdagingen die ze tegenkomen alleen oplossen. “De casuïstiekbespreking van Samen DOEN moet een update krijgen. Bij deze complexe doelgroep moet je ruimte hebben om te overleggen met collega’s. Casuistiek is niet uniform.” 6.4 Conclusies en aanbeveling Op basis van ons onderzoek naar de toekomstige ontwikkeling van Samen DOEN, concluderen we dat Samen DOEN meerwaarde heeft met name voor Amsterdammers en Amsterdamse gezinnen met geringe sociale redzaamheid en adviseren wij Samen DOEN in Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 43/53 Adviesrapport © aangepaste vorm verder te laten we ontwikkelen. Het scenario dat wij hierbij aanbevelen hebben wij aangeduid met ‘Verbinden met focus’. Verbinden door : e metde OKT's en Wijkzorg een stevige relatie te ontwikkelen zodat lacunes in het aanbod kunnen verdwijnen en de doorzettingsmacht kan worden versterkt; © _ vanuit opdrachtgeverschap meer integraal te gaan werken vanuit de gemeente; e met netwerkpartners meer gezamenlijk de regie in te vullen en hierbij meer gebruik te maken van co-creatie. Met focus door: e te investeren in het facilitair beleid en HR-beleid; e scherpte aan te brengen in depositie en mandatering van de generalist ten behoeven van de doorzettingsmacht; e het versterken van de bedrijfsprocessen (onder meer ICT, kwaliteit en planning & control). Gedurende deze tijdelijke periode is ons advies om sterk te werken aan de doorontwikkeling en de samenhang binnen het stelsel zoals het nu is ingericht. Het gaat dan met name om het verbeteren van de relatie van Samen DOEN met de ketenpartners in Amsterdam. De afspraken die daaruit voortkomen en de wenselijke dienstverlening moet breed verspreid worden. Waar staat het voor? Wat is de opdracht? Hoe verhoudt het zich tot andere spelers in de markt? Deze opdracht en werkzaamheden van Samen DOEN moeten breed en eenduidig worden gecommuniceerd. Ook is het goed de verbinding tussen Samen DOEN en de nieuwe inkoopstrategie van Amsterdam in de komende periode nader uit te werken. De verbinding met de partners in de stad is een essentieel onderdeel van de ontwikkelopgave. Kortom, verbinden met focus! Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 44/53 Adviesrapport © Bijlage 1 Overzicht geraadpleegde documenten Voor het bureauonderzoek zijn de volgende documenten geraadpleegd en geanalyseerd: © Gemeente Amsterdam, Begroting 2017, September 2015 © Gemeente Amsterdam, Programma 5 onderwijs, jeugd en diversiteit, 2015 © Gemeente Amsterdam, 3e bestuursrapportage 2015, Nieuwe jeugdstelsel Amsterdam, Vastgesteld door het college van B&W op 19 april 2016 © Gemeente Amsterdam, fe bestuursrapportage 2016, Nieuwe jeugdstelsel Amsterdam, Vastgesteld door college van B&W op 5 juli 2016 © Gemeente Amsterdam, Samen DOEN, Voordracht voor collegevergadering van 4 nov 2014 e Gemeente Amsterdam, Notitie Inkoop, 2016 © Gemeente Amsterdam, Samenwerkingsovereenkomst Samen DOEN in de buurt, December 2015 © Gemeente Amsterdam, Susan van Geel en Matty de Wit, MKBA Sociaal Domein Amsterdam, Update sociale wijkteams, Bouwsteen voor de integrale MKBA sociaal domein, april 2016 © Gemeente Amsterdam, Concept Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016, december 2015 e Gemeente Amsterdam, De toekomst van de wijkteams in Amsterdam, 2014 © Gemeente Amsterdam, Voortgangsrapportage, Samen DOEN, Januari — december 2015, januari 2016 © Gemeente Amsterdam OIS, Evaluatie wijkteams, voorstel voor aanvullend onderzoek (concept), februari 2016 e Samenwerkend Toezicht Jeugd/Sociaal Domein, Calamiteitenonderzoek Amsterdam, Borgen van veiligheid in kwetsbare gezinnen, Utrecht, september 2015 e __Movisie, Samen DOEN in de buurt in Amsterdam, maart 2014 © Gemeente Amsterdam, gemeenteblad, voortgangsrapportage Samen DOEN In de buurt 2014 © Gemeente Amsterdam, Werkafspraken bureau leerplicht en Samen DOEN, februari 2016 © Gemeente Amsterdam, Werkafspraken preventief interventie team (pit) en Samen DOEN e Gemeente Amsterdam, Werkafspraken Veilig thuis en Samen DOEN, mei 2016 © Gemeente Amsterdam, Werkafspraken Voortgezet onderwijs, mei 2016 e Gemeente Amsterdam, Werkwijze Participatie en inkomen wpi, juli 2015 © Gemeente Amsterdam, Werkwijze Samen DOEN mpg-aanpak, juli 2015 © Gemeente Amsterdam, Werkwijze toegang jeugdbescherming, oktober 2015 e Rekenkamer Amsterdam, bestuurlijk rapport, Privacy van burgers met een hulpvraag, maart 2016 © Rekenkamer Amsterdam, onderzoeksrapport, Privacy van burgers met een hulpvraag, maart 2016.pdf e Gemeente Amsterdam, Brief Voortgang toekomstscenario’s Preventief Interventie Team, 30 augustus 2016, bijlage 1 — Resultatenrapportage PIT mei 2016, bijlage 2 Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 45/53 Adviesrapport © Samenvatting Resultatenrapportage PIT mei 2016, bijlage 3, bevindingen pilot toekomstscenario’s PIT © Gemeente Amsterdam, Stand van zaken borging toekomstscenario’s Preventief Interventie Team, Voordracht voor de collegevergadering van 13 september 2016 e Gemeente Amsterdam, Memo Nieuw voor Oud 2013 Samen DOEN, 2013 © Gemeente Amsterdam, College Flap Memo Nieuw voor Oud 2013 Samen DOEN, 2013 © Oldenhof, Lieke, De Wijkprofessionals: specialist met generalistische competenties, Raad voor de Volksgezondheid & Zorg, 2014 © Samenwerkend Toezicht Jeugd, Vormgeving zorg en ondersteuning aan gezinnen met geringe sociale redzaamheid, Utrecht 2014 e Versterk, Samen DOEN - Plan van aanpak professionalisering generalist, 2016 e VerSterk, Samen DOEN - Gebiedsgericht werken, 2016 e VerSterk, samen DOEN - Taakverdeling volgens de teamleiders, 2016 e VerSterk, Samen DOEN - Taakverdeling volgens de teamassistenten, 2016 e VerSterk, Samen DOEN — Detailplanning, 2016 Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 46/53 Adviesrapport © Bijlage 2 Overzicht geïnterviewde personen Onderstaand alle betrokkenen die geïnterviewd zijn in het kader van het onderzoek Samen DOEN meer waarde? ‚Naam ________\Organisatie ____\Functie | werken en innoveren eN Den Metropool Amsterdam en Kinderombudsman Amsterdam Loes Olgers Gemeente Amsterdam hoofd afdeling DN TTL EE Toewijzing Sascha Steinmann Gemeente Amsterdam Adviseur wijkzorg binnen afd. en schuldhulpverlening Petra Nijmeijer Gemeente Amsterdam Hoofd actiecentrum veiligheid ee Noord Jacko van der Meulen Gemeente Amsterdam Programmamanager Samen eenen joen Samen DOEN Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 47/53 Adviesrapport © Jaap Teeuwissen Gemeente Amsterdam Teamleider en programmateam arenden pete messannen Adan Miedema | Geestelijke Gezondheidszorg MagoMers Goodwillcentra Amsterdam Paulien van Hessen SAG gezondheidscentra Saskia Huisman Veilig Thuis Amsterdam- Teammanager er me Maatschap Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 48/53 © Adviesrapport Er Bijlage 3 Itemlijsten DEEL 1 - Samen DOEN - NU ‘foto’ van het huidige programma Samen DOEN scherp te krijgen. Hoe beoordeelt u het huidige programma/de organisatie ten aanzien van de volgende aspecten? © Positionering en meerwaarde in het stelsel oe Hoe kijkt u naar de positie van Samen DOEN als een tweedelijns dienstverlener in Amsterdam? oe __ Ziet u mogelijkheden voor een besparing/efficiëntieverbetering binnen de organisatie van Samen DOEN? oe Is de afstemming met de doelgroepen van de Activeringsteams, de Wijkzorgnetwerken en de Ouder- en Kindteams voldoende helder en in de praktijk goed werkbaar? e Meerwaarde vanuit klantperspectief e Zijn de teams voldoende in staat om de doelgroep van niet zelfredzame cliënten te bedienen? e Hoe waardeert u de samenstelling van de verschillende Samen DOEN-teams? e Is de huidige afbakening van de doelgroep van de Samen DOEN-teams helder? © Lerend vermogen o Beweegt het programma SD voldoende mee met de ontwikkelingen die spelen in- en extern? oe __ Worden pijnpunten in de organisatie opgepakt om herhaling te voorkomen? Hoe beoordeelt u het huidige programma/organisatie ten aanzien van samenwerking? e metde klant; © tussen professionals binnen Samen DOEN; © met andere teams (Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en de activeringsteams); © tussen professionals van partners (Gl, specialistische zorg, politie); © met informele partijen (vrijwilligersorganisaties, wijkorganisaties e.d.) Hoe beoordeelt u het huidige programma/de organisatie ten aanzien governance? e De inrichting en kwaliteit van het toezicht oe __ Vanuit gemeente: ambtelijk en bestuurlijk e __ Vanuit de Stuurgroep oe Extern toezicht: inspecties e Verantwoording e _ Beleidsverantwoording e Financiële verantwoording Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 49/53 Adviesrapport © © Sturing (regie) e Sturing vanuit opdrachtgeverschap (gemeente) e Sturing vanuit samenwerkende partijen e Sturing in de uitvoering: doorzettingsmacht en sturing op werkprocessen e Beschikking hebben over helder beleidskader; prestatie-indicatoren © Inkoop e Kwaliteit van inkoopprocessen oe ___ Aanwezige expertise e Monitoring en evaluatie Hoe beoordeelt u het huidige programma/de organisatie ten aanzien van bedrijfsvoering? © Hoe beoordeelt u het aantal Samen DOEN-teams vanuit het perspectief van bedrijfsvoering? © Hoe kijkt u naar het dienstverleningsconcept van Samen DOEN in de wijk? © Hoe kijkt u naar de werkprocessen van Samen DOEN? © Heeft u inzicht in de huidige caseload van de professionals van de Samen DOEN-teams? © Ziet u mogelijkheden om de huidige caseload te verhogen? En zo ja, welke eventuele (negatieve) gevolgen kan dit hebben? Dient er rekening te worden gehouden met aanvullende risico’s? © Heeft u inzicht in de huidige formatie en de verhouding tussen uitvoerende professionals enerzijds en leidinggevende en aansturende professionals anderzijds? © Ziet u mogelijkheden om de ‘span of control’ van de leidinggevenden en aansturende professionals te vergroten? En zo ja, welke eventuele (negatieve) gevolgen kan dit hebben? Dient er rekening te worden gehouden met aanvullende risico’s? Hoe beoordeelt u het huidige programma/organisatie op het gebied van financiën © Hoe kijkt u naar het financieringsmodel van Samen DOEN? © _Zietuverbetermogelijkheden? © Ziet u andere financieringsbronnen voor deze dienstverlening? © Hoe kijkt u naar de verhouding kosten-baten binnen Samen DOEN? e Beschikt u over inzicht in de opbrengsten en de kosten van de Samen DOEN-teams? © Heeft u verwachtingen over, dan wel inzicht in de ontwikkeling van de opbrengsten en de kosten in de komende jaren? Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 50/53 Adviesrapport © DEEL 2 - TOEKOMST In het tweede deel van ieder interview worden vragen gesteld die tot doel hebben de Scenario’s voor de toekomst e In welk(e) scenario (s) ziet u de meeste meerwaarde voor Samen DOEN? Wat is uw voorkeursscenario en waarom? e In welk scenario ziet u uit klantperspectief de grootste/ minste risico’s? e Welk scenario acht u vanwege het krachtenveld lastig realiseerbaar/haalbaar? e Welk scenario kan volgens u rekenen op het meeste draagvlak? e Het vijfde scenario is later toegevoegd: ‘Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt in aangepaste vorm uitgevoerd’. Op welke gebied moeten naar uw opvatting aanpassingen getroffen worden? Om zo objectief mogelijk te kunnen adviseren is het van belang dat we per scenario een zo compleet mogelijk beeld hebben. Om die reden lopen we de scenario’s langs en vullen, voor zover mogelijk, per scenario de nog ontbrekende informatie aan. We doen dat per thema: © Positionering en meerwaarde in het stelsel e Meerwaarde vanuit klantperspectief © Samenwerking oe met de klant; oe tussen professionals binnen Samen DOEN; oe met andere teams (Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en de activeringsteams); o tussen professionals van partners (Gl, specialistische zorg, politie); e met informele partijen (vrijwilligersorganisaties, wijkorganisaties e.d). e _Werkprocessen/werkwijze © Lerend vermogen Governance Hoe ziet u de ondergenoemde aspecten van governance in de vijf scenario’s e De inrichting en kwaliteit van het toezicht © Vanuit gemeente: ambtelijk en bestuurlijk © Vanuit de Stuurgroep © Extern toezicht: inspecties e Verantwoording e _Beleidsverantwoording © Financiële verantwoording Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 51/53 Adviesrapport © © Sturing (regie) e _ Sturing vanuit opdrachtgeverschap (gemeente) e Sturing vanuit samenwerkende partijen © Sturing in de uitvoering: doorzettingsmacht en sturing op werkprocessen e _ Beschikking hebben over helder beleidskader; prestatie-indicatoren © Inkoop e Kwaliteit van inkoopprocessen ® Aanwezige expertise e _ Monitoring en evaluatie Organisatiemodellen Grofweg kunnen we de volgende modellen onderscheiden waarin we sociale teams kunnen onderbrengen © Onderdeel gemeente e _Samenwerking/projectorganisatie (huidige vorm) e Uitbesteding aan hoofdaannemer © Juridische entiteit Vindt u het huidige model toereikend voor toezicht, verantwoording, sturing/regie en inkoop of opteert u voor een ander organisatiemodel? Financiën/ bedrijfsvoering Hoe ziet u de ondergenoemde aspecten van financiën/ bedrijfsvoering in de vijf scenario’s? © _Financieringsmodel © Verhouding kosten-baten e _Caseload ° Formatie © Span of controle e Werkprocessen © Aantal teams (wijk, stadsdeel, stad) Afronding e Wilt u nog wat kwijt wat niet aan de orde is geweest? e Informatie over vervolg/verslag Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 52/53 Adviesrapport A Bijlage 4 Interviewprotocol X Gemeente EN % Amsterdam \C % Samen DOEN ed Interview protocol RadarAdvies voert in het kader van de adviesopdracht “toekomst Samen DOEN vanaf 2018”, interviews met stakeholders in Amsterdam. Om de geloofwaardigheid van de resultaten uit het onderzoek te waarborgen, hanteert RadarAdvies een interviewprotocol. Deze wordt ingezet omdat RadarAdvies veilig, zorgvuldig en transparant werkt. Er wordt zorgvuldig omgegaan met de belangen van de betrokkenen. Het protocol verschaft duidelijkheid voor alle bij het onderzoek betrokken partijen over wat er wordt verwacht, de rollen en de geheimhouding. Vooraf worden de respondenten geïnformeerd over de gesprekspunten en het doel van het interview. Voor een zorgvuldige verslaglegging kan RadarAdvies, in overleg met de En respondent, een opname maken van het interview. dis RadarAdvies stelt naar aanleiding van het interview een kernpuntenverslag op. Dit Ag verslag wordt ter commentaa sr aan de geïnterviewde persoon voorgelegd. Deze | laatste dient zijn commentaar binnen vijf werkdagen na dagtekening van het a toegezonden concept verslag terug te sturen. RadarAdvies stelt na kennisneming van het commentaar het verslag vast. De opname en het kernpunten verslag zijn uitsluitend in te zien door de onderzoekers en worden niet met opdrachtgever of anderen gedeeld. De opname wordt enkel door RadarAdvies gebruikt en wordt vernietigd na afloop van het onderzoek. RadarAdvies 2016 Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 53/53
Onderzoeksrapport
54
train
Gemeente Amsterdam Ed P Tp s x d En à NT El Te Pi r | ns  EE. í q NP 4 OEE EE EE MIN BEEM EEE 6 UK ' | | 3 3 er Een | | n mn: De Programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam Kwartaalrapportage Í \ open over dichte tunnels ® u p 8 MN | „ Er he, En ì te: ie JE 8 In pn | vj e ne , es ù B S d 4 Ene Ek ezel enke NEN wai bd EE se = pek | ! En Ee 1 î am á mmm nt nn Oa his} A nn ZG ek RE sf Verkeerscentrale Amsterdam Piet Heintunnel LEE Tat Michiel de Ruijtertunnel 1 Managementsamenvatting O3 2021 nn 3 2 Voortgang. 2.1 Bijdrage aan de stad. … ee 3 2.2 De voortgang van de projecten en effecten buiten. … …… ………. 9 2.3 Samenwerking met strategische partners. … … 11 2.4 Tegenspraak ee 12 3 Programmabeheersing. … 14 3.1 Programma Scope ne 14 3.2 masterplanning … … … ne 14 3.3 Financiële stand van zaken 16 3.4 Risicomanagement. … nn 16 Bijlage 1. Afkortingen en definities. 22 Bijlage 2. Factsheets per project. … eeen 23 Factsheet project Vernieuwing Verkeerscentrale 24 Factsheet project Renovatie Piet Heintunnel 27 Factsheet project Renovatie Amsterdam Arenatunnel … ……………………… … 30 Factsheet project Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel ………………………… 32 2 HOOFDSTUK 1 Managementsamenvatting Q3 2021 De rapportage over het derde kwartaal 2021 van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam geeft de gemeenteraad, het gemeentebestuur, de gemeentelijke directies en de strategische partners inzicht in de voortgang van de programmadoelstellingen. Tevens is de rapportage een bron van infor- matie voor inwoners van Amsterdam en andere belangstellenden. Scope In het derde kwartaal van 2021 is de scope van het programma niet gewijzigd. 022021 © De aangekondigde intake voor het vervangingsonderhoud van de IJ-tunnel is uitgevoerd. O3 2021 @ | Voor deze vervanging zijn geen middelen gereserveerd in de Begroting 2022, dit project zal niet worden toegevoegd aan de programmascope. Planning Elk kwartaal worden probabilistische analyses uitgevoerd, waarmee de mogelijke gevolgen Q22021 @ | van risico’s op de planning zichtbaar worden gemaakt. Q3 2021 © | De probabilistische analyse voor de Renovatie Piet Heintunnel wordt in oktober 2021 afgerond. Op basis van een managementanalyse van de actuele ontwikkelingen wordt het haalbaarheidspercentage voor het behalen van de mijlpaal openstelling gelijk gehouden aan het percentage in het tweede kwartaal (16%). Op grond van de maat- regelen in het strategisch beheersplan wordt gekeken naar mogelijkheden om dit haalbaarheidspercentage te verbeteren. Voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam is de haalbaarheid van de mijlpalen onveranderd hoog. De planning voor de resterende scope-onderdelen van de Michiel de Ruijtertunnel wordt in het vierde kwartaal 2021 bijgewerkt in de herijking van de masterplanning. Nu de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel wordt uitgesteld (project wordt in portefeuille aangehouden), zijn de mijlpalen in de masterplanning niet meer aan de orde. Het programmaplan en de masterplanning moeten hierop worden aangepast en opnieuw worden vastgesteld. Financiën Momenteel is circa € 235,9 miljoen aan kredieten beschikbaar. Inmiddels is circa € 152,1 022021 © \ miljoen verplicht en € 94,7 miljoen is betaald. De eind september door het College van Q3 2021 © | B&W gepubliceerde Begroting 2022 laat zien dat het aanvullende budget voor de Renovatie van de Amsterdam Arenatunnel is aangehouden in portefeuille en niet be- schikbaar komt. Het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam maakt grotendeels wel onderdeel uit van de begroting. Risico's Vorig kwartaal is discontinuïteit van de projecten en het programma gerapporteerd 022021 © | als het grootste risico. Gelet de Begroting 2022 is dit risico voor het project Renovatie 032021 © \ Amsterdam Arenatunnel een feit geworden en is renovatie van deze tunnel niet langer aan de orde. Volgend kwartaal zal na vaststelling van de begroting het kader van het programma opnieuw moeten worden vastgesteld zodat de stoplichten van Planning, Financiën en Risico's aan de hand daarvan geactualiseerd kunnen worden. ® ® ® HOOFDSTUK 1 Managementsamenvatting Q3 2021 Kwaliteit Dit kwartaal is besloten de adviesraad van het programma AWA samen te voegen met Organisatie de adviesraad van de tunnelbeheerorganisatie. Doel van deze samenvoeging is om een 022021 © | Meer integrale visie op de gehele levenscyclus (aanleg, beheer en renovatie) van de 032021 © Amsterdamse tunnels te vormen. Met het Commissariaat Civiele Constructies is dit kwartaal gekeken naar de voortgang van de maatregelen uit het strategisch beheersplan om de betrouwbaarheid van de projectplanning Piet Heintunnel te vergroten. Afgelopen kwartaal zijn diverse audits uitgevoerd, wat moet bijdragen aan kwalitatief betere producten en een grotere zekerheid op het behalen van de programmadoelen. ® ® ® : i Pd Ge a 5 ee | - En ES mj - 1 he in f f , j er 4 ’ 4 os 5 pn - K. 7 P Nn | E ie _ s ns : en ze ie = ie { Ld ETET = r ns : zl A eran Mt REE IE PE) ‚ ì ee ze Lek meere ee ® Y pr se nn En as : at ee E % Ne er ne pi ee MB Ann OE — BE esn ei Em Ehr 5 E n - Pd Si Ee jz . EE ren . ms « gn D, A dm, ad We - a gr 4 f np | | | pe ai ni en: \, ee ä =p wr lá ij e ij L RE Er kn e OEE O& p Á Pe p jeensbereikbaar en é , s gr E sd E s| Ï ' P's z 7% bonden Amsterdam. Er ee HI Ï | Ndar/vebr de toekomst.” Dit hoofdstuk beschrijft de voortgang van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam in het derde kwartaal van 2021. Paragraaf 2.1 relateert deze voortgang aan de programmadoelstellingen. Paragraaf 2.2 aan de voortgang van de vier projecten, inclusief de impact die de projecten hebben op mobiliteit in de stad en op de omgevingspartijen. Paragraaf 2.3 licht de samenwerking met onze partners toe. En in paragraaf 2.4 staat centraal welke tegenspraak is georganiseerd om het resultaat van het programma te borgen. 2.1 Bijdrage aan de stad Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam (AWA) zorgt ervoor dat de Amsterdamse wegtunnels en de Verkeerscentrale Amsterdam (VCA) klaar zijn voor de toekomst: veilig te gebruiken, eenvoudig te bedienen en gemakkelijk te onderhouden. Het programma heeft twee hoofddoelstellingen: 1. Het realiseren van veilige en beschikbare wegtunnels die voldoen aan de huidige wetgeving; en 2. Zorgen voor een uniforme bediening, bewaking en een functioneel uniforme, toekomstbestendige tunneluitrusting die bijdraagt aan de veiligheid en beschikbaarheid van de tunnels. Zodat ook in de toekomst de bereikbaarheid van de stad is geborgd. Het programma bestaat uit vier projecten: e de aanpassing van de Michiel de Ruijtertunnel (uitvoering in de tunnel gereed; software-aanpassingen zoveel mogelijk tijdens onderhoudsnachten in 2022); ° de renovatie van de Piet Heintunnel (uitvoering juni 2021 t/m september 2022); e de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel (uitvoering, afhankelijk van financiering, voorzien vierde kwartaal 2023 t/m derde kwartaal 2024); en e de vernieuwing van de Verkeerscentrale Amsterdam (uitvoering voorzien vierde kwartaal 2023 t/m eerste kwartaal 2025). Hieronder beschrijven we wat in het derde kwartaal van 2021 is gedaan om deze opgave te realiseren. 21.1 Overkoepelend Voor het realiseren van de hoofddoelstellingen van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam is het van belang dat de investeringen die de stad met het programma doet, zich vertalen in opbrengsten in de beheerfase, wanneer het programma en de onderliggende projecten zijn afgerond. Anders gezegd: elke maatregel moet waarde toevoegen. Niet alle maatregelen zijn financieel te kwantificeren maar in de gemaakte businesscase van doelstelling 2 van het programma moeten de maatregelen ten minste een neutrale en natuurlijk bij voorkeur een positieve bijdrage leveren. Dit kan in grote lijnen op drie manieren: ° Ten eerste rendeert het programma beter naarmate de opbrengsten beter worden ingebed in de tunnelbeheerorganisatie (directie Verkeer & Openbare Ruimte). Hierdoor kunnen er positieve effecten in de beheerfase ontstaan. Tussen het programma Aanpak Wegtunnels en de tunnel- beheerorganisatie vindt intensief overleg plaats, onder meer via de zogenaamde 'AWA ambassa- deurs’ (op de terreinen informatievoorziening en asset management). In de praktijk blijkt dat we elkaar elk kwartaal beter weten te vinden. e Ten tweede rendeert het programma beter naarmate meer Amsterdamse wegtunnels functioneel uniform zijn uitgerust en op gelijke wijze worden bediend en onderhouden. Dit kan een besparing opleveren in de projecten en in de beheerfase. Het verzoek van de tunnelbeheerorganisatie aan het programma om in 2024 ook het vervangingsonderhoud te doen van de IJ-tunnel, zoals vermeld in de rapportage over het tweede kwartaal 2021, sluit hier volledig op aan. * Ten derde rendeert het programma beter naarmate de nieuwe verkeerscentrale wordt voorbereid op de doorontwikkeling naar de ‘mobiliteitscentrale van de toekomst’. In het derde kwartaal van 2021: e heeft de tunnelbeheerorganisatie ervoor gekozen om met het bouwinformatiemodel (BIM) van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam te gaan werken; e heeft de tunnelbeheerorganisatie besloten om de digitale tunneltweeling te gaan gebruiken voor zowel haar operatie als voor opleiden, trainen en oefenen (met de tunneltweeling wordt getest voordat wijzigingen in de tunnels of de verkeerscentrale worden gebruikt. Tevens biedt het realistische faciliteiten voor verkeersleiders); e zijn de ‘Operational Concept Description’, waarvan BIM en de Tunneltweeling onderdeel zijn, en de beheervisie 2030 van de tunnelbeheerorganisatie vastgesteld. Daardoor beschikken beide organi- saties over een gedeelde set topdocumenten (de Operational Concept Description is een kader- stellend document dat de huidige situatie beschrijft, de argumenten om die mede op basis van de beheersvisie 2030 te wijzigen, het beoogd gebruik in de toekomst en de weg daar naartoe); e isde ‘object type library’ doorontwikkeld en met de projecten binnen het programma afgestemd (de object type libary is een bibliotheek die beschrijft hoe een Amsterdamse tunnel en verkeers- centrale in technisch opzicht in elkaar zit en die dus in belangrijke mate bijdraagt aan functionele uniformiteit — ook buiten de huidige scope van het programma); e hebben we de intake afgerond voor toevoeging van de IJ-tunnel aan het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. De conclusie is dat de scope van het project IJ-tunnel scherper gedefinieerd dient te worden om de kosten beter in beeld te kunnen brengen; en e werken we het definitief ontwerp voor de Verkeerscentrale Amsterdam zodanig uit dat deze, naast tunnelbediening, ook voorsorteert op bredere sturing op mobiliteit, door aantakking van de mobiliteitscentrale van de toekomst). 2.1.2 Veilig te gebruiken Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam zorgt voor een veilige, uniforme uitrusting voor de tunnels binnen zijn scope en werkt aan veilige technieken, procedures en handelingsprocessen. In een testcentrum kunnen we nieuwe systemen en installaties uitproberen, voordat we ze implementeren in de tunnels en in de nieuwe verkeerscentrale. Ook kunnen we verkeersleiders opleiden, trainen en oefenen met behulp van dit testcentrum. Tegelijkertijd zit het aspect veiligheid op het onderwerp cybersecurity ook in de dagelijkse omgang met vertrouwelijke documenten, de toegang tot systemen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie. In het derde kwartaal van 2021: e zijn acties in gang gezet om veiligheidstrede 3 van de Veiligheidsladder te bereiken, met op onder- delen ambities naar veiligheidstrede 4 (op een schaal van 5). Het gaat hierbij om veiligheidsbewust- zijn binnen de programmaorganisatie; e zijn, in het verlengde hiervan, maatregelen geïmplementeerd met betrekking tot het beheer en het classificeren van (vertrouwelijke) documenten. Ook zetten we samen met de tunnelbeheerorganisatie stappen op het gebied van cybersecurity; e hebben we de bediening en bewaking van de IJtram (lijn 26) overgenomen van de tunnelbeheer- organisatie, nadat de energievoorziening van de tunnelbuizen voor het wegverkeer en de tunnel- buis voor de tram installatietechnisch waren ontvlochten; e hebben we in de Piet Heintunnel samen met de hulpdiensten op basis van een calamiteitenscenario een oefening gedaan. Er zijn leerervaringen opgedaan en op basis daarvan zijn procedures enigszins bijgesteld; e heeft een onderzoek naar de stempelconstructie boven de weg in de Piet Heintunnel uitgewezen dat vervanging van de metalen constructie door een betonnen constructie vanuit veiligheids- perspectief niet voldoet. Er is nu gekozen voor een betonnen constructie met brandwerende bekleding; en e zijn de verkeersproblemen op de omleidingsroutes door de sluiting van de Piet Heintunnel uitgebleven. Ook op het gebied van veiligheid, luchtkwaliteit en het aantal klachten vallen de gevolgen vooralsnog mee. 21.3 Eenvoudig te bedienen Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam uniformeert systemen en procedures, waardoor de complexiteit vermindert, de kans op menselijke fouten afneemt en de inzetbaarheid van tunnelverkeersleiders verbetert. Uniformiteit is hierbij het sleutelwoord. In het derde kwartaal van 2021: ® iser tijdens het ontwerptraject van de bediendesks voor de Verkeerscentrale Amsterdam onverwacht een uitdaging ontstaan om de gewenste functionaliteit en vereiste ARBO-veiligheid (ergonomie) te combineren. Momenteel onderzoeken we hoe we deze twee aspecten, in samen- hang met tunnelveiligheid, beter in balans kunnen brengen. Dit onderzoek moet in het vierde kwartaal van 2021 zijn afgerond; e hebben we een onderzoek (gap-analyse) afgerond naar de tunnels buiten de scope van het pro- gramma Aanpak Wegtunnels Amsterdam (de IJ-tunnel en de Spaarndammertunnel). De centrale vraag was hoe we de tunnels buiten onze scope op de verkeerscentrale krijgen aangesloten. Die analyse is afgerond, waardoor we verder kunnen met het ontwerpen van deze koppelingen; e is definitief besloten de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel vanaf de Dijksgracht te laten plaatsvinden en de nieuwe bedienmiddelen daarvoor geschikt te maken; en e is besloten dat de Dijksgracht een uitwijkcentrale wordt, die in noodgevallen de bediening van de tunnels kan overnemen van de nieuwe Verkeerscentrale Amsterdam. 2.1.4 Makkelijk te onderhouden Functioneel uniforme tunnels dragen bij aan eenvoudiger en daarmee efficiënter onderhoud. De tunnels geven straks real time informatie over de toestand waarin installaties zich bevinden, zodat onderhoud adequaat kan worden gepland en uitgevoerd. Dit maakt het beheer van tunnels niet alleen efficiënter maar heeft ook positief effect op de beschikbaarheid van de tunnels zelf. In het derde kwartaal van 2021: e hebben we in samenwerking met de tunnelbeheerorganisatie use cases uitgewerkt (omschrijvingen van te zetten stappen bij een bepaalde gebeurtenis) om het onderhoud te vereenvoudigen en daarmee de onderhoudslast omlaag te brengen; e hebben we op basis van deze uses cases met de tunnelbeheerorganisatie verder gesproken over welke data nodig is om te komen tot sturingsinformatie. Deze sturingsinformatie moet de tunnelbeheer- organisatie (op termijn) in staat stellen om voorspelbaar onderhoud te plegen, waardoor de betrouw- baarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid en veiligheid van de wegtunnels verbetert. De data die installaties leveren, moeten sturing mogelijk maken op veiligheidskritische functies en bedrijfskritische functies. Veiligheidskritische informatie is vooral van belang voor verkeersleiders, bedrijfskritische informatie voor de assetmanagementorganisatie; en e is besturingssoftware die Siemens maakte voor de Piet Heintunnel ook geschikt gemaakt voor besturing van de Arenatunnel (aan de afronding van dit ontwerp wordt nog gewerkt). | 8 2.2 De voortgang van de projecten en effecten buiten 2.2.1 Voortgang projecten Deze paragraaf geeft beknopt de voortgang weer op de vier projecten en de intake voor een vijfde project. Een uitgebreidere beschrijving is te vinden in de factsheets per project (bijlage 2). Uitvoering renovatie Piet Heintunnel vordert Na de tunnelsluiting op 25 juni 2021 is het vervolg van de uitvoeringswerkzaamheden in het derde kwartaal goed verlopen. Tijdens een ombouwweekend in juli 2021 is de wegtunnel volgens plan ge- deeltelijk ontvlochten van de IJtramtunnel, zodat er een veilige en werkbare scheiding bestaat tussen de tunnelbuizen en de IJtram gedurende de werkzaamheden veilig kan blijven rijden. De oude instal- laties zijn uit de tunnelbuizen voor het wegverkeer en de dienstgebouwen verwijderd en een begin is gemaakt met de opbouw van de eerste tunnelsectie conform het nieuwe ontwerp. De uitwerking van de ontwerpen is in volle gang, maar kent ook enkele tegenvallers. Zo zorgen negatieve resultaten van uitgevoerde brandproeven op een stempelconstructie en vluchtdeuren tot aanpassingen van het ontwerp. Daarnaast blijkt de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel vanuit de verkeerscentrale een uiterst complex issue. Dit leidt tot het herplannen van diverse werkzaamheden en daarmee een herziening van de planning. Door deze ontwikkelingen blijft het haalbaarheidspercentage voor het behalen van de einddatum (te) laag (16%). Het verkeersbeeld op de gewenste omleidingsroutes en ook op ongewenste alternatieve routes is nu nog rustig, maar de verkeersdrukte neemt wel toe. Geen financiering begroot voor renovatie Amsterdam Arenatunnel In de masterplanning bij het vastgestelde programmaplan Aanpak Wegtunnels Amsterdam wordt uitgegaan van start aanbesteding van het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel eind 2021. Voor de uitvoering van dit project is echter in de Begroting 2022 geen geld gereserveerd. Het project wordt nu in portefeuille gehouden en de renovatie van de Arenatunnel wordt uitgesteld. Wel zal de huidige voorbereidingsfase conform opdracht worden afgerond. De Arenatunnel voldoet echter niet aan het vereiste veiligheidsniveau. Welke consequenties dat heeft, wordt nu in beeld gebracht, maar de kans is reëel dat de tunnel daarom op korte termijn zal moeten worden gesloten. Ondertussen ging afgelopen kwartaal de voorbereiding voor de renovatie wel door. Siemens is dit kwartaal gestart met de ontwerp- uitwerking van de 3B-software (3B staat voor de woorden bewaking, bediening en besturing). Dit vindt gelijktijdig en integraal plaats met het ontwerpproces van de overige deelinstallaties. Daarnaast is door het projectteam gewerkt aan de voorbereiding van de aanbestedingsdocumenten. Project Vernieuwing Verkeerscentrale werkt toe naar uitvoeringsbesluit Het werk binnen het project Vernieuwing Verkeerscentrale (VCA) is gericht op het gereedkomen van stukken voor de aanvraag van het uitvoeringsbesluit en stukken voor de aanbesteding. Om op tijd te kunnen starten met de realisatie van de nieuwbouw voor de VCA is eind 2021 een uitvoeringsbesluit nodig. Daartoe is hard gewerkt aan ontwerpdocumenten voor de gehele scope van het project en de daarbij passende uitvoeringsraming. Met betrekking tot de vormgeving van de bediendesks is een extra ergonomische analyse uitgevoerd, wat leidt tot een spanningsveld tussen enerzijds een functioneel zo compleet mogelijke en anderzijds een ARBO-veilige en goed bruikbare bediendesk. Hierover zal extra advies worden ingewonnen. Het testcentrum is deze zomer bouwkundig opgeleverd. Het gebruik van dit testcentrum voor systemen van de Piet Heintunnel wordt momenteel voorbereid. Overdracht Michiel de Ruijtertunnel komt naderbij Nadat in het tweede kwartaal de werkzaamheden aan de hittewerende beplating en beweegbare camera's al waren afgerond, is nu ook de opleverdocumentatie opgesteld en getoetst. In het vierde kwartaal is de formele overdracht richting de beheerorganisatie gepland. Project Michiel de Ruijtertunnel werkt daarnaast aan de voorbereiding voor de resterende werkzaam- heden aan de Besturing, Bediening en Bewaking (3B), waarvan de planning binnenkort wordt herijkt. Intake project vervangingsonderhoud IJ-tunnel laat noodzaak nader onderzoek zien De eerder aangekondigde intake van het vervangingsonderhoud van de IJ-tunnel is dit kwartaal uitgevoerd. De beoogde werkzaamheden van dit project omvatten de vervanging van de asfaltverharding in de tunnel en de vervanging van een aantal installaties. Gedurende de intake — uitgevoerd door een gezamenlijke werkgroep van de tunnelbeheerorganisatie en het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam — werd duidelijk dat het niet haalbaar was om in de gestelde periode alle voor de doelstel- lingen noodzakelijke informatie te verkrijgen. Er is meer tijd nodig voor onderzoek en analyse om een goed beeld van de scope te krijgen en op basis daarvan de projectraming en -planning op te stellen. Ondertussen is echter duidelijk geworden dat in de Begroting 2022 geen geld is opgenomen voor dit project. Daarom zal dit project niet worden toegevoegd aan de programmascope. 2.2.2 Bereikbaarheid De werkzaamheden in de Piet Heintunnel veroorzaken verkeershinder in de stad. Daarom wordt ingezet op verkeersmanagement, mobiliteitsmanagement en communicatie. Sinds de afsluiting van de tunnel op 25 juni 2021 is het verkeersbeeld in de stad rustig. Zeker de eerste weken en in de zomervakantie is er geen wezenlijke verkeershinder geweest. Dat zal meerdere oorzaken hebben, zoals de vakantie- periode, thuiswerken door de coronacrisis of onze communicatiecampagne waardoor mensen met een ander vervoermiddel of buiten de spits reisden. Om te voorkomen dat na de vakantie alsnog wezenlijke verkeershinder zou optreden, is een tweede communicatiecampagne gestart (flyers, acties op straat, extra inzet op social media e.d.). Te zien is dat de verkeersdrukte op de niet gewenste alternatieve routes, zoals de Zeeburgerdijk, toeneemt. Dit leidt nog niet tot files. In het wekelijkse monitoringsoverleg binnen de gemeente wordt de situatie goed in de gaten gehouden. Wekelijks rapporteren we aan de wethouder over de verkeerssituatie, de communicatie en de mobiliteitsmaatregelen. Een keer per maand wordt hierin ook de monitoring van de luchtkwaliteit meegenomen. Voor de bewoners aan de Zeeburgerdijk en omgeving is een klankbordgroep opgericht, waarin gezamen- lijk gezocht wordt naar oplossingen voor verkeersdruk. Deze klankbordgroep is sinds de tunnelsluiting twee keer bijeengekomen. 22.3 Tevreden omgeving Bewoners, bedrijven en weggebruikers in de omgeving van de projecten worden proactief betrokken, zodat vooraf duidelijk is wanneer eventuele hinder te verwachten is, wat omleidingsroutes zijn en welke mobiliteitsalternatieven er zijn. We meten de tevredenheid regelmatig en voeren suggesties door voor verbetering. Dit kwartaal betreft dit vooral de omgeving van de Piet Heintunnel. Voor de Piet Heintunnel is na de zomervakantie een tweede campagne gestart. Uit de tevredenheids- onderzoeken blijkt dat de omgeving goed geïnformeerd is over de afsluiting, de omleidingsroutes en de mobiliteitsalternatieven. Wel is behoefte aan meer informatie, bijvoorbeeld waarom de sluiting 15 maanden duurt. In september is een uitgebreide belronde gedaan bij 70 bedrijven rond de Piet Hein- tunnel. Uitkomst is dat deze bedrijven geen verkeershinder ervaren. Een inloopspreekuur voor de directe omgeving van de tunnel op zowel Zeeburgereiland als in het Oostelijk Havengebied is voorbereid en zal komend kwartaal worden gestart. Het aantal klachten en meldingen van bewoners en andere betrokkenen is zeer beperkt (circa één per week). Tevredenheidsmetingen Uit een tevredenheidsmeting onder bewoners en bedrijven is naar voren gekomen dat men over het algemeen tevreden is (2/3 is tevreden of zeer tevreden) over de informatievoorziening omdat bekend is dat de tunnel dicht is en omdat er duidelijk en tijdig wordt gecommuniceerd middels onder andere bewonersbrieven en vooraankondigingen. Ontevredenheid wordt gekoppeld aan onvoldoende bereik van de informatie over omleidingsroutes, zorgen over de impact op de (verkeers)situatie in de stad en onbegrip over de duur van de afsluiting. In de communicatie is daarom extra aandacht besteed aan veel gestelde vragen als: “Waarom duren de werkzaamheden aan de Piet Heintunnel 15 maanden?”, “Waarom wordt er alleen doordeweeks overdag gewerkt en niet ‘s avonds, ‘s nachts en in het weekend?” en “Waarom blijft de Piet Heintunnel niet in één richting open/waarom wordt er niet buis om buis gewerkt?”. Daarnaast is extra aandacht besteed aan de reisalternatieven. In september is opnieuw een tevredenheidsmeting voor de Piet Heintunnel uitgezet. De uitkomsten hiervan worden in het vierde kwartaal verwacht. 2.3 Samenwerking met de strategische partners Meerdere stakeholders hebben vanuit hun formele positie een directe verantwoordelijkheid voor of een direct belang bij een betrouwbare beschikbaarheid van de wegtunnels in Amsterdam. In het program- maplan zijn deze stakeholders benoemd als onze strategische partners: 1. de tunnelbeheerder (bevoegdheid op basis van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels); 2. de veiligheidsbeambte (bevoegdheid op basis van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels); 3. de tunnelbeheerorganisatie en de afdeling Verkeersmanagement van de directie Verkeer & Openbare Ruimte; A. de stadsregisseur; en 5. de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. In het derde kwartaal zijn met de Omgevingsdienst gesprekken gevoerd over de benodigde voorover- leggen voor de vergunningen voor het project Amsterdam Arenatunnel. Met de tunnelbeheerder zijn de resultaten van de scenarioanalyse voor het veiligheidsniveau van de Arenatunnel besproken en is de definitieve rapportage ter besluitvorming aan de tunnelbeheerder voorgelegd. De samenwerking met zowel de Omgevingsdienst als met de tunnelbeheerder is vooral positief. Dit geldt ook voor de samenwerking met de veiligheidsbeambte, de tunnelbeheerorganisatie en de afdeling Verkeersmanagement. Bij de plannen en ontwerpen voor de projecten wordt de veiligheids- beambte nauw betrokken. Op programmaniveau is een aantal thema’s en onderwerpen gedefinieerd die gezamenlijk met de tunnelbeheerorganisatie zijn uitgewerkt. Dit betrof vooral zaken op het raakvlak tussen programma en beheerorganisatie. Zo is de afstemming rondom de Operational Concept Description (OCD) van programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam en de beheervisie 2030 van de tunnelbeheerorganisatie afgerond, zijn afspraken gemaakt over het uitvoeren van documenttoetsen, is een studie uitgevoerd naar tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel (zie ook factsheet Piet Heintunnel) en is een intake gedaan voor het vervangingsonderhoud in de IJ-tunnel. Op verzoek van de tunnelbeheerorganisatie is gestart met een onderzoek naar de brandwerendheid van de stempelconstructie in de tunnelbuis voor de IJtram (Piet Heintunnel). De adviesraad van de tunnelbeheerorganisatie is samengevoegd met die van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam (zie ook paragraaf 2.4.1). De samenwerking met de stadsregisseur en zijn team is prettig. De stadsregisseur wordt wekelijks geïnformeerd over de verkeerssituatie in de stad rond de sluiting van de Piet Heintunnel. De goede samenwerking op het gebied van mobiliteit wordt door beide organisaties gezien als meerwaarde voor de stad Amsterdam. 2.4 Tegenspraak Een van de lessen van de Noord/Zuidlijn is het belang van het organiseren van tegenspraak. Deze les is ook opgenomen in de Regeling Risicovolle Projecten waaronder het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam valt. Dit kwartaal is er tegenspraak geweest van de adviesraad van het programma, van het Commissariaat Civiele Constructies en met audits en een review op de kostenraming. 24.1 Adviesraad Op 26 augustus 2021 heeft de adviesraad van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam verga- derd. Tijdens deze vergadering heeft de adviesraad adviezen gegeven over configuratiemanagement en cyber security; verder gaat een lid van de adviesraad meedenken over enkele ontwerpissues van de Verkeerscentrale Amsterdam. 24.2 Commissariaat Civiele Constructies Het Commissariaat Civiele Constructies geeft de wethouder gevraagd en ongevraagd advies over grote (civiele) projecten in de stad. In het derde kwartaal is nader gesproken over de voortgang van de beheersmaatregelen voor de planning van de Piet Heintunnel. Dit betreft onder andere het advies van het commissariaat om te komen tot een stabiele scope en zo weinig als mogelijk nieuwe wijzigingen door te voeren in de contracten met de alliantiepartners en om ook leerervaring op te doen bij andere tunnelprojecten. Met twee leden van het commissariaat vindt regulier overleg plaats waarin dieper op deze onderwerpen wordt ingegaan. In de eerstvolgende overleggen staan de probabilistische analyse van de planning en de update van het risicoregister — waaronder de opgetreden risico's met beheers- maatregelen — op de agenda. 24.3 Uitvoeren van audits Het afgelopen kwartaal zijn de audits uitgevoerd (door Horvat & Partners) conform de vastgestelde audit- planning. Deze planning is geëvalueerd in juli, wat heeft geleid tot een kleine bijstelling. De audit Effectiviteit ingerichte toetsing: Project (audit 7), wordt later uitgevoerd dan in de oorspronkelijke planning was gedacht. Dit heeft onder meer te maken met beschikbaarheid van de benodigde capaciteit. Dit kwartaal zijn de volgende audits uitgevoerd: scopedecompositie (audit 3), opleveren en overdragen (audit 4) en samenwerking in de alliantie Piet Heintunnel (evaluatie 5). Hiervan zijn rapportages ontvangen en zijn managementreacties opgesteld en vastgesteld in het managementteam van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Hiermee wordt invulling gegeven aan de PDCA-cyclus van kwaliteits- management. In dit kwartaal is ook gestart met de uitvoering van de review op het aanbestedingsdossier Arenatunnel (audit 11), cyber security (audit 8) en een review op de SSK-raming van de Verkeerscentrale (audit 9, zie paragraaf 2.4.4). © ) © ® es: Een volledig overzicht van de auditplanning staat hieronder. ‘ enz Aigerond 2 V&V-proces Audit mrt-21 Afgerond 3_Scopedecomposti n afondng 4 Opleveringsprocessen In afronding 5 Alliantieorganisatie PHT Evaluatie apr-21 In afronding 6 Effectiviteit ingerichte toetsing Review jun-21 In uitvoering ON 7 Effectiviteit ingerichte toetsing: Review nov-21 Project 8 Cyber Security Audit sep-21 In uitvoering 9 Planning en raming VCA Audit aug-21 In afronding 10_\ Prognose PHT 12 {Prognose (projectbeheersing + Audit nov-21 planning + tijdsrisico's) AAT 13 Acceptatie en overdracht MRT 2.4.4 Audit SSK-raming Voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam is volgens de algemeen gehanteerde standaardsystematiek voor kostenramingen (SSK) een geactualiseerde kostenraming opgesteld. Ter verificatie van de SSK-raming voor het project VCA is een review uitgevoerd door Horvat & Partners. Het algemene beeld is dat de SSK-raming ordentelijk van opzet is. Wel heeft Horvat opmerkingen geplaatst bij een drietal onderdelen van de raming. Ten eerste betreft dit de geraamde kosten voor engineering die volgens Horvat hoog zijn berekend, maar door het project verklaard kunnen worden door de extra inspanning behorend bij het ontwerpen van de complexe functionele systemen voor de nieuwe verkeerscentrale. Ten tweede merkt Horvat op dat de risicoreservering laag is bepaald, iets waar het projectteam een verklaring voor heeft: een deel van de risicoreservering is expliciet gemaakt in de vorm van het testcentrum PoC VCA en wat dus mede het wat hogere percentage engineering op de raming van dit project verklaart. De realisatie van het testcentrum is een risicobeperkende maatregel: alle nieuwe ontwikkelingen worden daar eerst uitgebreid getest voordat ze in de nieuw te bouwen VCA worden toegepast. Ten derde geeft Horvat aan dat de post nader te detailleren onvoldoende hoog zou zijn voor de huidige projectfase. Volgens het project is dit wel gerechtvaardigd, onder andere omdat er concrete inkoopafspraken met de alliantie Piet Heintunnel zijn geformaliseerd. HOOFDSTUK 3 Programmabeheersing Het programmaplan Aanpak Wegtunnels Amsterdam is op 4 juni 2019 vastgesteld door het College van B&W. Op basis van dit plan wordt per kwartaal gerapporteerd over de voortgang. 3.1 Programma Scope De scope van het gehele programma is gedefinieerd in het programmaplan. Dit geeft de mogelijkheid om op basis van de VTW-procedure (Verzoek Tot Wijziging) formeel wijzigingen van de programmascope vast te stellen. In het derde kwartaal van dit jaar is de scope van het programma niet gewijzigd. De tunnelbeheerder heeft het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam gevraagd de onderhouds- werkzaamheden aan de bestaande installaties van de Piet Heintunnel (die niet vervangen worden) tijdens de sluiting te coördineren en uit te voeren. De gesprekken hierover zijn in de afrondende fase. Voor het eerdere verzoek van het project Sluisbuurt om werk met werk te maken, zijn afspraken nu geformaliseerd. Bepaald is dat deze werkzaamheden voor rekening en risico van het Project Sluisbuurt komen en worden uitgevoerd door de Alliantie Piet Heintunnel. In de Begroting 2022 wordt de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel aangehouden in portefeuille. Daarom zal komend kwartaal na de formele besluitvorming een wijziging voor de scope van het programma door aanpassing van het programmaplan en de masterplanning in gang worden gezet. Het project Vervangingsonderhoud IJ-tunnel maakt ook geen onderdeel uit van de Begroting 2022. Daarom zal dit project niet op korte termijn aan de scope van het programma worden toegevoegd. 3.2 Masterplanning De masterplanning omvat de vier uitvoeringsprojecten en de planning van de Operational Concept Description (OCD). De vigerende masterplanning is versie 4.0. Deze planning is door het College van B&W vastgesteld op 2 maart 2021. Voor elk project (behalve voor Renovatie Piet Heintunnel) zijn dit kwartaal probabilistische analyses uitgevoerd, waarmee de mogelijke gevolgen van risico’s op de planning zichtbaar worden gemaakt. In onderstaande tabel zijn de mijlpalen voor start en einde van de uitvoering opgenomen. Per mijlpaal is nu een haalbaarheidswaarde toegevoegd. Deze geeft een beeld van de ‘spanning’ op deze mijlpalen. Onder de tabel wordt per project een nadere toelichting gegeven en in de factsheets (bijlage 2) is per project een meer gedetailleerde planning opgenomen. PROJECTEN HAALBAAR- START HAALBAAR- EINDE HEID START UITVOERING HEID EINDE UITVOERING Vernieuwing Verkeerscentrale 23-11-2023 97% 14-2-2025 Renovatie Piet Heintunnel 100% 25-6-2021 16% 30-9-2022 Renovatie Amsterdam Arenatumnel Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel? Afgerond 30-11-2020 Afgerond 18-6-2021 Vernieuwing Verkeerscentrale Het hoge percentage haalbaarheid van de realisatie van de vernieuwing van de verkeerscentrale heeft met name betrekking op de realisatie van het gebouw. De haalbaarheid van het volledige project zal aan het einde van dit jaar beter beoordeeld kunnen worden, wanneer er een beter beeld is van de complexiteit van het koppelen van de Michiel de Ruijtertunnel, de IJ-tunnel en de Spaarndammertunnel aan de nieuwe verkeerscentrale. Hiervoor moeten de risico’s nog worden verwerkt in het haalbaar- heidscijfer. Renovatie Piet Heintunnel De probabilistische analyse voor de Renovatie Piet Heintunnel wordt in oktober 2021 afgerond. Op basis van een managementanalyse van de actuele ontwikkelingen wordt het haalbaarheidspercentage voor het behalen van de mijlpaal openstelling gelijk (16%) gehouden aan het percentage in het tweede kwartaal. Op grond van de maatregelen in het strategisch beheersplan, opgesteld in samenwerking met het Commissariaat Civiele Constructies, wordt gekeken naar mogelijkheden om dit haalbaarheids- percentage te vergroten. Komende periode zullen ook diverse werkzaamheden opnieuw worden ingepland, wat ook zal leiden tot een herziening van de planning. Renovatie Amsterdam Arenatunnel Doordat het budget voor de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel is aangehouden in portefeuille en niet beschikbaar komt, is rapportage op de genoemde mijlpalen niet langer aan de orde. Na behandeling en vaststelling van de Begroting 2022 door de raad zal een geactualiseerde versie van het programmaplan en de masterplanning zonder dit project ter vaststelling aan het bestuur worden aangeboden. Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel De werkzaamheden voor de aanpassingen aan de hittewerende bekleding van de Michiel de Ruijtertunnel waren al in het tweede kwartaal afgerond. De planning voor de resterende scope-onderdelen (aanpas- singen aan de software voor de besturing, bediening en bewaking) wordt in het vierde kwartaal 2021 meegenomen in de herijking van de masterplanning. 3.3 Financiële stand van zaken In totaal is op dit moment circa € 235,9 miljoen aan kredieten beschikbaar voor het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Hiervan is inmiddels circa € 152,1 miljoen verplicht en € 94,7 miljoen is betaald. Aanpak Wegtunnels Amsterdam - Prognose Einde Werk HUIDIGE VERSLAGPERIODE VORIGE PERIODE Q3-2021 Initiële Gemeent. «Actueel Verplicht … Betaald Nog PEW Saldo PEW PEW STAVAZA 17-09-2021 Raming Begroting « Krediet / te ver- O3 2021 tov. 02-2021 Mutaties prijspeil 01-01-2021 Expl. plichten Raming DEELPROJECT 1 2 3 4 5 6 7J=4+6 B=1-7 9 10=7-9 Programma 46,3 42,7 42,7 21,4 19,1 24,9 46,3 0,0 46,3 0,0 Piet Heintunnel 89,9 101,5 101,5 91,7 56,9 3,8 101,5 -11,6 101,5 0,0 Michiel de Ruijter 14,6 16,4 16,4 11,3 10,3 5,2 16,4 -1,9 16,4 0,0 Arenatunnel 34,7 13,1 13,1 6,8 3,4 27,8 34,7 0,0 34,7 0,0 Verkeerscentrale 59,1 27,3 27,3 14,8 5,0 44,2 59,1 0,0 59,1 0,0 Risico voorzieningen 56,0 34,8 34,8 - - 42,5 42,5 13,5 42,5 0,0 Totaal AWA 300,6 235,9 235,9 152,1 4,7 148,5 300,6 -0,0 300,6 0,0 …s overschrijding en +: onderschrijding Toelichting: 1. De kolom initiële raming laat de oorspronkelijke SSK-ramingen zien, waarbij de risicovoorzieningen van de projecten (deels) zijn gealloceerd op het niveau van het overkoepelende programma (zie laatste regel). 2. De aanwending van de risicovoorzieningen vindt plaats op basis van neutrale kredietoverhevelingen naar de betreffende projecten. De besluitvorming hierover vindt plaats bij de kwartaalrapportages. 3. In de kolom initiële raming zijn ook de aanvragen van de Voorjaarsnota 2021 meegenomen. Dit be- treft indexatie en de aanvragen voor de Amsterdam Arenatunnel en Verkeerscentrale. De Begroting 2022 wordt in het vierde kwartaal 2021 vastgesteld door de raad en is nog niet in bovenstaande tabel meegenomen. In dit kwartaal hebben geen mutaties plaatsgevonden en is de prognose einde werk (PEW) ten opzichte van de vorige periode niet gewijzigd. Momenteel wordt voor de uitvoering van project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam een kredietaanvraag voorbereid die eind van het jaar aan de raad wordt aangeboden. Neutrale kredietwijzigingen Bij de begrotingen van 2020 en 2021 is ervoor gekozen om een deel van de risicovoorzieningen van de projecten onder te brengen bij het overkoepelende programma. Op deze wijze worden deze voorzieningen op programmaniveau beheerst. Als de risicovoorzieningen op programmaniveau voor een project worden ingezet, wordt een neutrale kredietwijziging voor besluitvorming aan de raad voorgelegd. Dit was in het derde kwartaal niet aan de orde. 3.4 Risicomanagement Het risico aangaande doorgang van de projecten binnen scope en planning is afgelopen kwartaal fors groter geworden, gezien de hiervoor genoemde publicatie van de gemeentebegroting 2022. De overige risico’s betreffende uniformiteit en integraliteit tussen de verschillende projecten zijn dit kwartaal nog steeds aan de orde gebleven. In de factsheets (bijlage 2) staan de belangrijkste risico's per project vermeld. Toprisico’s programma AWA: Dekking voor het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel is niet tijdig of onvoldoende verwerkt in de begroting van de gemeente, met als gevolg een continuïteitsrisico (mogelijke vertraging vanwege het ontbreken van krediet). Daarnaast vormt de impact van het vaststellen van de collegevoordracht “Beheersmaatregelen inzet ZZP in relatie tot de wet DBA” een bedreiging voor de continuïteit. OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021 OORZAKEN: In de door het College 1. Het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel is in portefeuille van B&W gepubliceerde aangehouden door het College van B&W bij de voorgestelde Be- | gemeentebegroting 2022 is groting 2022. De masterplanning van het programma AWA gaat geen financiering opgenomen ervan uit dat de resterende aanvragen door de gemeenteraad bij | voor project Renovatie de Begroting 2022 worden goedgekeurd en dat de betreffende Amsterdam Arenatunnel. kredieten eind 2021 kunnen worden toegekend. Dit is dus uiterst | Hierover wordt in Q4 2022 onzeker geworden. een definitief besluit genomen. 2. Het programma is in hoge mate afhankelijkheid van zeer specia- Wel is financiering opgenomen listische kennis die niet breed beschikbaar is binnen de ambtelijke | voor de Vernieuwing Verkeers- organisatie van de gemeente Amsterdam. Deze kennis is wel in centrale Amsterdam. te huren via ingenieursbureaus, intermediairs en bij ZZP'ers. Als gevolg van de vaststelling van de collegevoordracht “Beheers- De contracten van alle door maatregelen inzet ZZP irt. wet DBA” door het Gemeentelijk MET ingehuurde externen zijn Managementteam en het College van B&W (waarin het naast getoetst op de website van de ZZP'ers ook gaat over andere vormen van inhuur), kunnen er twee | Belastingdienst. Het resultaat is situaties ontstaan die een bedreiging vormen voor de continuïteit | voor alle contracten positief. van het Programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam: Daarnaast is er een ontheffing ® De onduidelijkheid met betrekking tot contracten van externe aangevraagd bij de stedelijk inhuur na 1 januari 2022 leidt ertoe dat mensen hun conclusies directeur om de contracten trekken, andere opdrachten gaan aannemen en niet meer van de externe inhuur na 1 beschikbaar zijn voor AWA. Dit zou leiden tot een verstoring januari 2022 te verlengen. Een van de voortgang en kennisverlies binnen het programma. besluit hierover wordt in Q4 e Op 1 oktober 2021 wordt de conclusie getrokken dat veel 2021 verwacht. contracten niet voldoen aan de wet DBA waardoor veel externe inhuur moeten vertrekken. Hierdoor kan het Programma AWA tot stilstand komen. BEHEERSMAATREGELEN: 1. De voorbereidingen voor de renovatie van de Amsterdam Arena- tunnel gaan, binnen de beschikbare kredieten, voorlopig door, zodat in geval van opname door de gemeenteraad in de Begroting 2022 zo min mogelijk tijd wordt verloren. 2. De directie Metro en Tram heeft in 2016 al de nodige maatregelen getroffen (opstellen modelcontracten inclusief juridische check en contractuele toets bij nieuwe contracten). Daarnaast heeft MET de werkgroep “MET wet DBA-proof” in het leven geroepen die de opdracht heeft om een contracteninventarisatie uit te voeren om een zo concreet mogelijk beeld te krijgen van de eventuele risico's die MET loopt bij handhaving van de wet DBA. Het programma heeft onder andere als doelstelling dat de tunnels uniform worden bediend en toekomstbestendig zijn. Deze doelstelling komt in gevaar doordat de noodzaak om tot uitvoering over te gaan zo groot is dat een uniforme aanpak minder prioriteit krijgt en doordat er kans is op vertraging door discussies over de programmakaders. OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021 OORZAKEN: Het gevolg als dit risico 1. De projecten dienen binnen de geldende kaders van de master- optreedt is groot, echter de planning uitgevoerd te worden. Daarnaast komen de huidige assets | kans van optreden is met de aan het einde van hun levensduur. De urgentie om voortgang te toegepaste beheersing van maken is groot. het afgelopen jaar sterk afge- 2. De programmakaders en de Klant Eis Specificatie zijn vastgesteld. | nomen. Hiermee is de beheer- Hiermee zijn de kaders om de doelstellingen van het programma | sing niet klaar, die is continu. te borgen bekend. Het toepassen van deze kaders kan tot aanvul- | Het komende kwartaal wordt lende discussies leiden en is, of lijkt, arbeidsintensiever dan puur ‘op basis van de uitgevoerde binnen een project werken. audits geanalyseerd of dit risico 3. De werkprocessen Verkeerscentrale zijn vastgelegd in de Operational | voldoende onder controle Concept Description v2.0. Bijvoorbeeld een abstract beeld over is, en of het nog als toprisico het bedienconcept dat steeds verder wordt uitgewerkt. Deze gezien wordt. uitwerking kan leiden tot wijzigingen in het programmakader die impact hebben op alle projecten. 4. De verschillen tussen de tunnels blijken groter dan verwacht waardoor het realiseren van uniforme oplossingen moeilijker is. BEHEERSMAATREGELEN: 1. Bij het opstellen van de contracten zijn terugvalopties ingebouwd. 2. Binnen de taakvelden wordt continu aandacht besteed aan de juiste toepassing van de programmakaders. Hiermee worden deze impliciet ook binnen de projecten geborgd. 3. Via het configuratiemanagement wordt de impact van wijzigingen beoordeeld voor alle projecten voordat deze doorgevoerd kunnen worden. 4. Aan de verschillen zelf is niets te doen, maar het is essentieel dat de ontwerpleiders en de specialisten vanuit hun programmarol de uniformiteit blijven borgen. Hier wordt extra aandacht aan besteed vanuit de taakvelden Systeemintegratie en Techniek, en Commis- sioning. De verschillende projecten dienen een integraal geheel te vormen. Daarnaast dienen alle projecten samen invulling te geven aan een integraal werkend tunnelsysteem. OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021 OORZAKEN: Een eerste scan van de 1. Op programmaniveau zijn er onvoldoende duidelijke afspraken werkwijzers heeft niet tot over hoe en wanneer de integraliteit tussen de projecten aange- | veel bevindingen geleid. De toond wordt. Hier moeten de werkwijzers die binnen de verschil- | uitgebreide analyse wordt in lende taakvelden opgesteld zijn op elkaar afgestemd worden. O4 uitgevoerd. 2. De raakvlakken tussen de verschillende projecten worden niet expliciet benoemd en beheerst. De technische raakvlakken zijn in beeld. Het komende BEHEERSMAATREGELEN: kwartaal wordt een proces 1. De taakvelden Systeemintegratie en Techniek, en Commissioning | geïmplementeerd om de be- komen met een analyse. Hieruit moet blijken in hoeverre de heersing van deze raakvlakken werkwijzers nader op elkaar afgestemd moeten worden, zodat de | te monitoren. Ook wordt de aantoonbaarheid van de werking van het systeem geborgd wordt. | raakvlakkenanalyse komend 2. Opstellen en implementeren van expliciet raakvlakmanagement | kwartaal breder uitgevoerd binnen en tussen de projecten. dan alleen op de techniek. Vertraging in een van de tunnelprojecten zal direct zijn weerslag hebben op de overige tunnelprojec- ten en het project Vernieuwing Verkeerscentrale omdat deze projecten allemaal met elkaar verbon- den zijn in functionaliteit. Het risico is dat men onvoldoende is voorbereid op het effect van een besluit of maatregel in het ene project op een ander project. Dit zal impact hebben op de doorloop- tijd, kwaliteit en/of kosten. OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021 OORZAKEN: Bij nadere uitwerking is be- 1. Alle projecten hebben een individuele aansturing. sloten om dit risico breder te 2. Vertraging kan ontstaan doordat: trekken dan alleen de plan- a) De druk op de projecten verder toeneemt, doordat er een ning en de VCA. Alle projec- duidelijker beeld is van de haalbaarheid van de kritische mijlpalen. | ten zijn met elkaar verbonden b) De projecten een grote onderlinge verwevenheid hebben. in het programma door raak- c) Project Renovatie Piet Heintunnel in de uitvoeringsfase vlakken en de effecten van dit vertraging kan oplopen. risico kunnen dus overal in het 3. De raakvlakken tussen de projecten zijn onvoldoende expliciet programma gevoeld worden. vastgelegd en worden onvoldoende afgestemd of tot een een- Dit heeft geen directe impact duidige beslissing geleid. op de beheersing van dit risico. Die draait nog steeds om BEHEERSMAATREGELEN: afstemming en het beheer- 1. Scherpere sturing vanuit het programma op de programma- sen van de raakvlakken door planning. Hiertoe zijn de volgende afspraken gemaakt: middel van een goed proces. - De actualisatiefrequentie van de programma- en projectplanning ‚ Daarom is besloten om in gaat naar iedere 6 weken. Q4 het raakvlakmanagement - De projectplanningen zullen gekoppeld worden op specifiek nader te beschouwen en een afgestemde raakvlakken. Hierdoor zal beter inzichtelijk worden | breder raakvlakmanagement- hoe en wanneer de projecten elkaar beïnvloeden. proces in te richten. - ledere 6 weken wordt de programmaplanning uitgebreid besproken in het MT en wordt bijgestuurd waar nodig. 2 Grotere aandacht creëren voor het afstemmen van raakvlakken tussen de projecten middels het concreter en breder inrichten van raakvlakmanagement. 3 Beheersmaatregelen om binnen de planning de projecten uit te voeren: a) De haalbaarheid van de planningen van de projecten worden nu iedere 6 weken bepaald aan de hand van probabilistische (risico)analyses op de planningen. b) Voor de renovatie van de Piet Heintunnel is een strategisch beheersplan opgesteld waarin afspraken worden gemaakt hoe de haalbaarheid van de openingsdatum gemaximaliseerd wordt. RISICO 5: HET IS NIET MOGELIJK OM AAN TE TONEN DAT ER VOLDAAN IS AAN DE PROGRAMMADOELSTELLINGEN Na afronding van het laatste project blijkt het niet mogelijk om aan te tonen dat er voldaan is aan de programmadoelstellingen. Hierdoor zal het programma geen decharge krijgen en herstelwerkzaam- heden moeten uitvoeren om de aantoonbaarheid rond te krijgen. Dit zal sowieso kostbaar zijn, maar als er fysieke aanpassingen moeten plaatsvinden, zullen de kosten nog veel hoger uitvallen. OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021 OORZAKEN: Dit risico staat al langere tijd 1. Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam bestaat uit ver- | in het risicodossier van het schillende projecten. Het is echter niet zeker dat de individuele programma. Vanwege de fase projecten samen invulling geven aan de programmadoelstellingen | waarin het programma zich wanneer ze gereed zijn. nu bevindt, wordt dit risico nu 2. Als er onvoldoende rekening gehouden is met beleidskaders als toprisico gerapporteerd. komt dit in de aantoonbaarheid van de projecten en het programma | Het komende kwartaal zal de naar boven. Daarnaast is het mogelijk dat er beleidskaders beheersing zich toespitsen op gewijzigd zijn tijdens de looptijd van het programma. hoe validatie door de gebruiker uitgevoerd kan worden. BEHEERSMAATREGELEN: 1) Het programma stelt een integrale teststrategie op waarmee de aantoonbaarheid van de projecten de eerste bouwstenen zijn voor de overkoepelende aantoonbaarheid van de programma- doelstellingen. 2) Er vindt controle plaats van wijzigingen in de toe te passen relevante beleidskaders. BIJLAGE 1 Afkortingen en definities ting definit AAT Amsterdam Arenatunnel ATS Amsterdamse Tunnel Standaard 3B Besturing, Bediening en Bewaking CCB Configuration Control Board COB Centrum Ondergronds Bouwen DMC Dienst Middelen en Control IBA directie Ingenieursbureau Amsterdam KES Klant Eis Specificatie MET directie Metro en Tram MRT Michiel de Ruijtertunnel OCD Operational Concept Description OD NZKG Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied OTL Objecttypebibliotheek OTO Opleiden, Trainen en Oefenen PHT Piet Heintunnel ROVK Raamovereenkomst SDT Spaarndammertunnel SSK Standaardsystematiek voor Kostenraming TN Transmissienetwerk UPP Uniforme Primaire Processen V&OR directie Verkeer en Openbare Ruimte VBP Concept-Veiligheidsbeheerplan VCA Verkeercentrale Amsterdam VTW Verzoek tot Wijziging VRI Verkeersregelinstallatie O ®& Warvw Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels if IJT IJ-tunnel 22 Voor de vier projecten binnen het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam is in de bijlage een factsheet toegevoegd. E, Pr À u x ed i ke 1 ij En er A Ma |E Fe el Efa teens 0 ii d, ha Jar d en IE B 4 " | | te En Ie gsf nl A eik Rd | it k Tad ij P BEONE INE ii ER rarr ek ek mi dan y : de. | Tad Sem . en 7 NE | 7 te ld er eg es î Verkeerscentrale Amsterdam De (Pij EURE TTI Oomen EE EEE nen fe ON EE en emd É k Pe Ee: astabansnaaasnannenen en 3 id En 1 r 4 MF none nanne nnen mn _= ee En Sd: nr mabe” | en ee | mn e= ij enmet | : En 3 Ee Ee EN i = Er De DN En. | en En TEE d 4 ek: Amsterdam Arenatunnel nd ne EE | Tr Ee al ee nee HT | 8 ie ij lr ee eN 1 er Al es En il nn, en è EE eeen tg IE Ml f ne eeen ba | et p. A Ee ASTEN el de - ike =d Se RE EDR ie en OO ll ! hi NNT mn) 4 | P-: EM REE Ne dal nn IJ bl IMA ee As | id Ee JE ied al gn EA gE dt ETE jm he He En u EE j EE gm en) ji aen: IE A 0 2 T am ee in ld 5 | fi ij P at if | \ f | il EN! ARTE | Pesse da Ee mn mt mn EN itn Eh zE en EN sci | dak 4 ol en 5 - EE = Ln re lm pt > Eee en Ens EE rr Dik r ï E eb Oh | | [ | ee ed mm en Ee Ee ef en EE dee. ee en Ee ee ee eneen Vernieuwing Verkeerscentrale Toelichting Management Het werk binnen het project Vernieuwing Verkeerscentrale (afgekort: project VCA) is momenteel gericht op het gereedkomen van stukken voor de aanvraag van het uitvoeringsbesluit en op de stukken voor de aanbesteding. Om op tijd te kunnen starten met de realisatie van de nieuwbouw voor de VCA is eind 2021 een uitvoeringsbesluit nodig. Dit besluit kan alleen genomen worden als de scope duidelijk is en er een bijbehorende kostenraming is. Afgelopen periode is het projectteam bezig geweest met het opstellen van ontwerpnota's. Die krijgen nu een steeds formeler karakter. Naar aanleiding van een mock-up (een model op ware grootte) van een bediendesk is discussie ontstaan over de grootte en vormgeving van deze desks. Enerzijds zijn zo veel mogelijk toe te passen functies wenselijk. Anderzijds blijkt uit een ergonomische analyse dat voor een praktische, overzichtelijke en ARBO-veilige bediening juist een beperking van het aantal functies wenselijk is. Voordat VKOR Verkeersmanagement en tunnelbeheerorganisatie) hierover een beslissing kan nemen, zal meer onderzoek moeten worden gedaan; ook de hulp van de adviesraad Wegtunnels wordt hierbij ingezet. Voor het gebouw voor de nieuwe VCA wordt gewerkt aan een definitief ontwerp (DO) waarvan we verwachten dat het in oktober gereviewd kan worden. Voor de functionele systemen wordt (voor het deel van de systemen dat in het testcentrum geplaatst wordt) gewerkt aan een uitvoeringsontwerp (UO) en een DO voor de functionele systemen die in de nieuwe VCA en (voor de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel) in de Dijksgracht geplaatst worden. Een en ander ligt daarmee nog steeds op schema ter onderbouwing van de kostenraming (SSK) en de voordracht voor het uitvoeringsbesluit. Het enige scopedeel waarvoor nog geen ontwerptraject is gestart betreft de renovatie van het dienstgebouw aan de Dijksgracht. De planning is dat er medio 2022 gestart wordt met de eerste voorbereidingen voor dat ontwerptraject. Het testcentrum is deze zomer bouwkundig opgeleverd en het operationeel beheer op het gebouw en de gebouwgebonden systemen is gestart. Inmiddels is de alliantie Piet Heintunnel begonnen met het inhuizen van systemen voor testdoeleinden. Scope ® ® a: Er zijn dit kwartaal geen wijzigingen doorgevoerd in de scope van het project VCA. HI | Geld Voor project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam is door de raad reeds circa € 31,8 miljoen aan middelen beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van het testcentrum PoC-VCA en voor de voor- bereidingen van het project. Middels een nieuwe voordracht eind 2021 wordt momenteel een aanvullende kredietaanvraag van € 39,5 miljoen voorbereid voor de realisatie van het gehele project. Dit budget is opgenomen in de Begroting 2022. Tijd Het projectteam werkt aan de voordracht voor het nemen van een uitvoeringsbesluit en het doen van een kredietaanvraag in december van dit jaar. Ook alle andere activiteiten die deel uitmaken van het project liggen op schema. DETERMINISTISCH PROBABILISTISCH paal paal MP4.0 SMP vorige heid huidige Q | huidige nr. Omschrijving StandQ3 | (wk) StandQ2 \O(wk) Toelichting tov MP4.0 VERKEERSCENTRALE AMSTERDAM Isere aop sia oma | omen | 2 Ingesteie (za \saam | oem | oasen 2b | Voorkeursbesluit 3 | Uitvoeringsbesluit 0% 2-12-2021 z; 2- target 2021 4 |oontractering _ 2211-2022 3062022 21|3062022 | O0 optarget 9% 137-202 2982022 5 \startUiwoerng 23112023 1112022 55\111202 Ooptarget 99% 23112021 61-2023 vernieuwde VCA novatie Dijksgracht overdracht ’ 20-5-2026 Samenwerking De samenwerking met de diverse stakeholders verloopt goed. Het proces om met GVB tot vastlegging van het gebruik van het LCM-terrein te komen loopt goed, evenals het contact met gemeente Ouder-Amstel met betrekking tot de vergunningverlening voor de bouw van de nieuwe VCA. Ook andere stakeholders zijn aangehaakt met een positief gevoel over de samenwerking. Belangrijkste risico's In het risicodossier zijn geen wezenlijke wijzigingen ten opzichte van vorig kwartaal. Er wordt gewerkt aan het terugdringen van het integraliteitsrisico door begeleidingsgroepen voor de verschillende werk- velden (“gebouw”, “bedienmiddelen” en “migraties”) dichter bij elkaar te brengen en deels te mengen, onder ontwerpleiding. Ter vermindering van de onzekerheid over de uitkomsten van de gap-analyses wordt een vervolgtraject gestart om tot definitieve oplossingen te komen voor de aankoppeling van de systemen van de Michiel de Ruijtertunnel, IJ-tunnel, Spaarndammertunnel en verkeersmanagement aan de nieuwe VCA. Het vorige kwartaal is zorg gemeld over “de validatie van het bedienconcept en alles wat daarbij hoort”. Die dreiging is nog niet weggenomen, maar wordt beheerst door nog meer in te zetten op vastleggen hoe het bedienconcept gebruikt zal worden en aan welk gebruik (welke vorm van gebruik, welke gebruikshandelingen) gevalideerd zal worden. NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN 1 |De uitgewerkte scope- | De scope van het project VCA Er is breder inzicht in de raakvlakken. onderdelen vormen is opgeknipt in veel kleinere Naast borging door de verschillende samen geen integraal projecten die niet allemaal in | begeleidingsgroepen dient er een geheel waardoor de dezelfde projectfase zitten. proces ingericht te worden, zodat Verkeerscentrale niet Daarnaast heeft het project deze op een actieve manier bewaakt (goed) gaat functioneren. ‚veel raakvlakken met andere | kunnen worden. projecten in het programma, waarbij zelfs een gedeelte van de scope wordt gerealiseerd door het project Renovatie Piet Heintunnel. 2 Het eindresultaat van De producten kunnen wel Het typisch gebruik van de bedien- de bediendesk, bedien- | voldoen aan de verificatie- middelen wordt nu verder onder- plek en het UKVCA eisen, maar niet geaccepteerd | zocht samen met de gebruiker, voldoen niet aan de worden in de validatie, omdat | zodat voor het einde van Q4 2021 verwachtingen. de validatie-eisen onvoldoende | de validatie kan plaatsvinden. bekend zijn. 2 Hetgeldisop voordat |Er zijn beperkte middelen Alle kosten zijn zo goed als mogelijk de volledige scope beschikbaar die niet volle- in beeld gebracht. Er is veel aan- van het project VCA is | dig overeenkomen met de dacht voor de beheersing van de afgerond. geraamde kosten. Daarnaast | kosten zodat eventuele overschrij- is er nog onzekerheid over dingen vroegtijdig in beeld komen. invulling van de scope en de daarbij horende kosten (zoals de renovatie Dijksgracht 1). Dl - “B - Ri Li ks an u ES) Zlk IN Sad y ad Ek ie ie p 7 Pd , „ pi F Hie Aln el Bik SE an ef OEE IDE 4 BOE kl NKK NLL dit 8, | À Kd en Vi et nn J a/ | | an ke Aen As E Toelichting Management Na de tunnelsluiting op 25 juni 2021 is het vervolg van de uitvoeringswerkzaamheden in het derde kwartaal goed verlopen. Tijdens een ombouwweekend in juli 2021 is de wegtunnel volgens plan ge- deeltelijk ontvlochten van de IJtramtunnel, zodat er een veilige en werkbare scheiding bestaat tussen de tunnelbuizen en de IJtram gedurende de werkzaamheden veilig kan blijven rijden. De oude instal- laties zijn uit de tunnelbuizen voor het wegverkeer en de dienstgebouwen verwijderd en een begin is gemaakt met de opbouw van de eerste tunnelsectie conform het nieuwe ontwerp. De uitwerking van de ontwerpen is in volle gang, maar kent ook enkele tegenvallers. Zo zorgen negatieve resultaten van uitgevoerde brandproeven op een stempelconstructie en vluchtdeuren tot aanpassingen van het ontwerp. Daarnaast blijkt de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel vanuit de verkeerscentrale een uiterst complex issue. Dit leidt tot het herplannen van diverse werkzaamheden en daarmee een herziening van de planning. Door deze ontwikkelingen blijft het haalbaarheidspercentage voor het behalen van de einddatum (te) laag (16%). Om de kans op tijdige openstelling te verbeteren is een strategisch beheersplan opgesteld met beheersmaatregelen, zoals maatregelen gericht op beheersing van bekende projectrisico's, maatregelen gericht op het robuuster maken van de planning en maatregelen gericht op een optimale samenwerking met partners en stakeholders. Verder is afge- sproken grote terughoudendheid te betrachten voor (nieuwe) scopeaanpassingen, tenzij deze strikt noodzakelijk zijn voor de (tijdige) openstelling van de Piet Heintunnel. Over de implementatie van het beheersplan is nauw contact met het Commissariaat Civiele Constructies. De mediacampagne betreffende de tunnelsluiting en alternatieve reismogelijkheden is na de zomer- periode nog in kleinere vorm herhaald. Het verkeersbeeld op de gewenste omleidingsroutes is iets toegenomen, maar leidt nu niet tot congestie. De toename op de ongewenste alternatieve routes leidt evenmin tot structurele congestie, maar de hinderbeleving neemt wel toe. Hiervoor zijn mogelijke maatregelen besproken en voorgesteld aan stadsregisseur/stadsdeel. In dit kwartaal zijn geen nieuwe scopewijzigingen doorgevoerd. Wel zijn scopewijzigingen vanuit het tweede kwartaal afgehandeld. De verwerking van de scopewijzigingen in de ontwerpen is in volle gang. In totaal is in de gemeentebegroting voor de renovatie van de Piet Heintunnel circa € 116 miljoen aan middelen beschikbaar. Hiervan was een bedrag van € 25,9 miljoen aan risicovoorzieningen op het OQ niveau van het overkoepelende programma gealloceerd. Inmiddels is (inclusief de voorstellen in deze / v voortgangsrapportage) voor € 11,6 miljoen aanspraak op deze risicovoorzieningen gemaakt. Tijd Vorig kwartaal werd op basis van de probabilistische analyse een haalbaarheid van 16% berekend op de mijlpaal voor de openstelling van de Piet Heintunnel (30 september 2022). Een nieuwe doorreke- ning van de planning zal in oktober 2021 plaatsvinden waaruit een update volgt van de haalbaarheid. Het beeld nu is dat de haalbaarheid door hierboven genoemde oorzaken dit kwartaal nog niet is ge- stegen. Vanuit de maatregelen uit het strategisch beheersplan wordt gekeken hoe de haalbaarheid kan worden vergroot. DETERMINISTISCH | PROBABILISTISCH on DE mn ne 5 paal mijlpaal SMP vorige haal- |huidige huidige nr. Omschrijving MP4.0 Stand Q3 (wk) StandQ2 OQ (wk) Toelich- baar- |Q Q ting heid NEN N40 \sonroke arme eme omme oAgmd LO 2 \Projctbesuit 2892018 2892018 02892018 0 Afgerond 3 \Uiwoeringsbeslut 2932019 2811-2019 35 2811-2019 0 Afgerond | 4 \Contractering _ 3132020 63200 463200 0 Afgerond | 5 \StartUiwoerng 2562021 2562021 02562021 _ OAfgerond $ Openseling 3092022 239202 1239202 0 16% \1112022 2122022 eee em overdracht 8 \Eindeproject 34203 13303 32308 2 Samenwerking In Q3 is een korte studie uitgevoerd naar de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel. Uit de korte studie is gebleken dat het onderbrengen van de tijdelijke bediening in de huidige bedienruimte van de VCA de beste keuze is en dat verder onderzoek naar het decentraal huisvesten van de tijdelijke bediening om risico's op verstoring te mitigeren vanwege hoge kosten niet zinvol is. Bovendien geven recent uit- gevoerde werkzaamheden in de huidige bedienruimte het vertrouwen dat de uitvoering gecontroleerd en met beperkte hinder kan plaatsvinden. De samenwerking met de verschillende stakeholders verloopt goed. De omgevingsvergunning voor de renovatie en de tijdelijke gebruiksmelding voor de IJtram zijn in goede afstemming tijdig verleend. Op verschillende vlakken (deelmobiliteit, P+R, communicatie) weten de teams van de Piet Heintunnel en de centrale stad elkaar goed te vinden en versterken meerdere initiatieven elkaar. Belangrijkste risico's NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN 1__ Extra kosten en versnel- 1. Vertraging aanlevering c.q. 1. Sessie afstemming raakvlakken lingsmaatregelen nodig nieuwe informatie vanuit project VCA op 2-6-21 en organi- om het werk binnen de stakeholders/het raakvlak seren regie op afwijkingen BL T4 beoogde 15 maanden met project VCA. met programma. te voltooien. 2. Beheersmaatregelen volgens beheersplan intern programma en met alliantie bespreken en uitvoeren. 2. Uitloop werkzaamhe- 1. Instantiëren eisen blijft veel _ 1. Prioritering en focus doorlopend den op het kritieke pad tijd vragen. Samen met aandacht in MT Alliantie. zodanig dat deadline corona zware druk op IO en 2. Werksessie met programma openstelling overschre- UI Alliantie. nodig. den gaat worden. 2. V+V in traject KES — VO op programmaniveau V+V in traject KES — VO op pro- grammaniveau. 3. | Beschikbaarheid Er wordt gewerkt aan de Separaat, frequent overleg tussen Piet-Heintunnel na inrichting van de tijdelijke projecten VCA en PHT om tot oplos- openstelling. bedienplek in de huidige sing voor dit issue te komen. bedienruimte van de VCA maar bijbehorende centrale systemen moeten ook worden gehuisvest. De voorziene locatie is daar- voor op dit moment onvol- doende uitgerust. e es Si mn en En er e, an Ln Ne he en Ee 7 | vAA | uid EE een itn. en oe Ze ip PT ee mn er Ti \ | Siris IE pe mn Tee Nes: | ET en ed 4E AS 3 A 2 IS mn”. LL Ee en ee OE nn ne ae < uE T n [ mn | 1 oe I= (en rm ar ein | mm f nz en > 5 _ AEL je E EN * men a ie . a. = … rt z 7 RD ek et LO El sed ul al EE ED are . Ni: EV anju $ on ERR! en ri lil | WEN Del ME baejn m annae: ans ‚K =E ià | lin enn EN lans. En nd ek BT EL, Pl | i ED PEN ee LE il > ra die TA El EA, Lika es 2 he a | een | en | Renovatie Amsterdam Arenatunnel Toelichting Management Eind september werd de Begroting 2022 gepubliceerd, waarmee bekend werd dat het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel in portefeuille wordt gehouden en dat de renovatie van de Arenatunnel daarom wordt uitgesteld. De geplande marktinformatiebijeenkomst en de start van de aanbesteding die gepland stonden voor eind 2021 zijn daarom voor onbepaalde tijd uitgesteld. Voordat deze informatie bekend werd, is in het derde kwartaal nog volop gewerkt aan de verdere projectvoorbereiding. Met de afronding van het aangepaste voorlopig ontwerp naar aanleiding van de uitgevoerde scenarioanalyse is in september het definitief ontwerp opgestart. Gelijktijdig aan het ontwerpproces is intensief doorgewerkt aan de voorbereiding van de contract- stukken ten behoeve van de start van de aanbesteding. Het concept aanbestedingsdossier wordt momenteel extern getoetst. Scope Het vastgestelde voorzieningenniveau wordt aangepast naar aanleiding van de door de tunnelbeheerder vastgestelde scenarioanalyse. De nadere scope-uitwerking in het voorlopig ontwerp heeft inmiddels plaatsgevonden. Tijd Doordat het budget voor de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel is aangehouden in portefeuille is rapportage op de mijlpalen niet meer aan de orde. Na een beslissing van de gemeenteraad (in november 2021) over de Begroting 2022 kunnen de gevolgen voor het project verder in kaart worden gebracht en zullen het programmaplan en de masterplanning hierop worden aangepast. Geld Voor project Renovatie Amsterdam Arenatunnel is tot nu toe door de raad € 21,5 miljoen aan krediet beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van het project en de realisatie van de systemen voor de bediening, besturing en bewaking. Hiervan betreft € 8,4 miljoen risicovoorzieningen, die gealloceerd zijn op het niveau van het overkoepelende programma. Voor de uitvoering van dit project is in de Begroting 2022 geen budget gereserveerd. Het project wordt nu nog in portefeuille gehouden en de renovatie van de Arenatunnel wordt daarom uitgesteld. ® Samenwerking gen Er vindt intensieve afstemming plaats met de omgeving en relevante afdelingen binnen de gemeente. Ten aanzien van de impact op bereikbaarheid zal het project aansluiten bij de bestaande platforms in het gebied. De afstemming met de directie Parkeren over de impact op parkeergarage P1 verloopt constructief. Û 36) Belangrijkste risico's NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN 1. ‘De contracten voor de Doordat voor uniformiteit 1. Alliantiecontract afstemmen op bediening, bewaking en | binnen het programma wordt 3B-contract. besturing (3B) enerzijds | gekozen, is voor het 3B-deel 2. In 3B-contract is flexibiliteit op- en voor de overige leveranciersafhankelijkheid genomen zodat werkzaamheden scope (Alliantie) ander- | ontstaan. Dit resulteert in ook op een later moment passend zijds sluiten niet goed twee contracten. te maken zijn. op elkaar aan. 3. Verantwoordelijkheid tot samen- werking in de contracten. 4. Er is een scope-demarcatie- document opgesteld, dat indien nodig na DO-fase nog herzien zal worden. 2 Standaard programma- |De Amsterdam Arenatunnel is | 1. Waar nodig extra capaciteit principes zijn niet een specifieke tunnel waarop inzetten. geschikt of te laat bepaalde programmaprinci- 2. Doelmatig proces inrichten voor beschikbaar voor de pes niet toe te passen zijn. het afleiden en specifiek maken Amsterdam Arenatun- van eisen en ontwerpoplossingen. nel, met benodigde ontwerpaanpassingen en vertraging in het ontwerp tot gevolg. 3 | Er moet een verzoek bij | Haalbaarheid startdatum 1. Bij Stadsregie informeren naar Stadsregisseur worden | tunnelsluiting staat onder mogelijkheden om tijdslot te ingediend voor het druk, eerder in de planning verschuiven. verschuiven van het opgenomen beschikbare 2. Tijdgevolgen scope-aanpassingen verkregen tijdslot. buffers zijn grotendeels en uitstellen marktinformatie- opgebruikt, m.n. door bijeenkomst uitwerken en inzich- vertraging bij ontwerp t.g.v. telijk maken. capaciteitsproblemen en extra werkzaamheden baseline T4, aanpassingen aan scope t.g.v. scenario-analyse en uitstellen marktbijeenkomst t.g.v. uitblijven zekerheid t.a.v. financiering project. in : N | — en - | PN er ee nt Li 7 en be dk EE je EE re LPE TL 3 dg Kees Hi u del Oe TT EC deg ee á EN geen DO OS ir gn ee el ©) -: gn a > == Erde ER ie ee en = Ke et el Pr EK. Se, me ee pr E jade 2 AAT, hed Ee od | 8 ij É kN Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel Toelichting Management Na een succesvolle afronding van de werkzaamheden in het tweede kwartaal is het afgelopen kwartaal hard gewerkt aan het opstellen en reviewen van de opleverdocumentatie. Na de laatste reviews wordt het dossier naar verwachting in oktober geaccepteerd, waarna de formele overdracht en close-down voor dit projectdeel in het vierde kwartaal kan plaatsvinden. De resterende scope-onderdelen (het doorvoeren van enkele verbeteringen aan de besturing, bediening en bewaking) zijn samengebracht in een tweede contract dat naar verwachting in het vierde kwartaal 2021 wordt gesloten. Hiervoor zijn enkele nacht- en weekendsluitingen nodig waarbij wordt aangesloten op de reguliere onderhoudswerkzaamheden in de tunnel. Scope Bij de aanpassingen aan de 3B-installatie wordt, in overleg met de tunnelbeheerorganisatie, direct een benodigde upgrade van de software doorgevoerd. Deze wijziging zal middels een VTW aan het project worden toegevoegd. Geld Voor het project Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel is in totaal circa € 20,2 miljoen aan middelen beschikbaar. Circa € 5,6 miljoen hiervan is gealloceerd als risicovoorzieningen op het niveau van het overkoepelende programma. Inmiddels is voor circa € 1,9 miljoen aanspraak op deze risicovoorzieningen gemaakt. Samenwerking De samenwerking tussen de tunnelbeheerorganisatie, de onderhoudsaannemer (AVO), het projectteam en de opdrachtnemer (ENGIE Infra & Mobility) verliep gedurende de gehele uitvoering constructief. De communicatie bij het dagelijks afsluiten en openstellen van de tunnel was goed. Men weet elkaar goed te vinden en er is goed overleg over en weer. Deze succesvolle samenwerking is doorgezet bij het opstellen van de opleverdocumentatie en de resterende 3B-maatregelen. Tijd In onderstaande tabel is de planning opgenomen. De opdracht voor de 3B-maatregelen kent een eigen planning en wordt zo goed mogelijk in het onderhoudsregime ingepast om hinder voor de stad beperkt te houden. Bij de volgende actualisatie van de masterplanning zullen de planning van deze 3B-maatregelen worden meegenomen. DETERMINISTISCH PROBABILISTISCH paal paal MP4.0 SMP vorige huidige O | huidige OQ nr. Omschrijving Stand O3 (wk) StandO2 |Q (wk) | Toelichting MICHIEL DE RUIJTERTUNNEL 1 |startproject ____ \7-22019 \722019 07-2209 | 0 Afgerond _|- | 2 \Projectbesuit __\29-32019 \2932019 © 0\29-32019 | 0 Afgerond |+ | 3 [uitvoeringsbesluit _\2811-2019 28-11-2019 | ___0 28-11-2019\ 0 Afgerond |+ | 4 [contractering _|31-3-2020 |31-3-2020 | _0\31-32020 | _olAfgerond | | 5 |startUïwoering _|30-11-2020 30-11-2020 |__o0\3011-2020 | olAfgerond | | mj en er je hittewerende bekleding inclusief 3B overdracht ’ 22-623
Onderzoeksrapport
33
train
x Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad % Gemeenteblad % Schriftelijke vragen Jaar 2015 Afdeling 1 Nummer 671 Datum akkoord college van b&w van 30 juni 2015 Publicatiedatum 1 juli 2015 Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer RJ. Groen van 2 februari 2015 inzake duurzame inkoop. Aan de gemeenteraad inleiding door vragensteller. Op 30 januari 2015 berichtte dagblad Trouw over het op dezelfde datum verschenen onderzoek naar duurzame inkoop door overheden, waaronder gemeenten. De portee van het bericht was: “De overheid houdt zich niet aan haar beloften om milieubewust in te kopen. Vier jaar geleden is afgesproken dat rijk, provincies, gemeenten en andere overheidsdiensten duurzaamheid voorop zouden stellen bij de inkoop van goederen, diensten en voorzieningen. Er is nog weinig van terechtgekomen, schrijven zes maatschappelijke organisaties aan de Tweede Kamer.” Het onderzoek van ‘De Groene Zaak’ waar dit artikel en de brief van de genoemde maatschappelijke organisaties op gebaseerd is, meldt dat: “Op Overijssel na werkten alle provincies mee aan het onderzoek (Zeeland deels). De volgende grootste gemeenten zijn onderzocht: Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Tilburg, Breda, Groningen, Almere, Nijmegen en Haarlem. Amsterdam is wel gevraagd, maar koos ervoor niet mee te doen.” Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 2 februari 2015, namens de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders gericht: 1. Heeft het college kennisgenomen van genoemd artikel, het onderzoek dat daaraan ten grondslag ligt en de brief van de genoemde maatschappelijke organisaties? Antwoord: Ja. 2. Waarom heeft de gemeente Amsterdam er voor gekozen niet aan dit onderzoek mee te doen? Antwoord: In eerste instantie heeft de gemeente wel meegewerkt aan het onderzoek van De Groene Zaak, maar bij de presentatie van het onderzoek voorafgaand aan de 1 Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R Afdeling 1 Gemeenteblad Demmer dur 2015 Schriftelijke vragen, maandag 2 februari 2015 publicatie was de gemeente van mening dat de geleverde informatie onjuist werd vertaald naar de resultaten. Gezien de korte reactietermijn op het definitieve rapport is het vervolgens niet gelukt om hier met De Groene Zaak uit te komen, waarna besloten is af te zien van deelname. Al voor publicatie van het onderzoek is deze gang van zaken binnen de eigen organisatie geëvalueerd. Aan een eventueel volgend onderzoek van deze strekking zal de gemeente wel volledig meewerken, en zich bovendien actief opstellen in het maken van goede procesafspraken voor deelname. 3. In hoeverre gaan de conclusies van dit onderzoek voor Nederlandse gemeenten in het algemeen ook op voor Amsterdam? Antwoord: Amsterdam deelt het beeld dat de landelijke coördinatie door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu verbeterd kan worden. Andere stellingnames en conclusies in het rapport en de brief (zoals dat overheden zich niet aan hun beloften houden om milieubewust in te kopen of dat de resultaten achterblijven op gebied van duurzame inkoop) deelt Amsterdam niet of zijn niet van toepassing op de gemeente Amsterdam. 4. Hoe betrekt het college bij het uitwerken van het in de Agenda Duurzaamheid voor het vierde kwartaal van 2015 aangekondigde plan ‘Intensiveren Duurzame Inkoop’ de aanbevelingen uit dit rapport? Antwoord: Het college werkt in het Plan Intensivering Duurzaam Inkopen een aantal voornemens uit met dezelfde strekking als de aanbevelingen uit het rapport. Zo wordt de ambitie voor duurzaam inkopen vertaald naar op korte termijn te realiseren doelstellingen, waardoor duurzaam inkopen in inkooptrajecten of inkoopsegmenten structureler en professioneler kan worden opgepakt. Amsterdam toetst daarbij de haalbaarheid van de doelstellingen aan kennisinstituten en bedrijven. Ook gaat Amsterdam levenscycluskosten hanteren bij haar investeringsbeslissingen. Dit is een tweede uit te werken punt uit het Plan Intensivering Duurzaam Inkopen die een zelfde strekking heeft als een aanbeveling uit het rapport. Dit doet Amsterdam door het opstellen van een toetsingskader en duidelijke regels voor duurzame investeringen. Daarmee zet Amsterdam in op investeringen in duurzaamheid die lonen. Professionaliseren houdt ook in dat ambtelijke opdrachtgevers en budgethouders inhoudelijk verantwoordelijk worden voor het realiseren van de duurzaamheids- doelstellingen. Inmers; wie betaalt, bepaalt. In de verplichte paragraaf duurzaamheid in de jaarrekening zullen ambtelijk opdrachtgevers en budgethouders over de resultaten rapporteren. Burgemeester en wethouders van Amsterdam A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester 2
Schriftelijke Vraag
2
train
Gemeente Amsterdam 8 Gemeenteraad R % Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016 De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de raadsvergadering. Datum en tijd woensdag 30 maart 2016 13.00 uur en 19.30 uur donderdag 31 maart 2016 13.00 uur en zo nodig 19.30 uur Locatie Raadzaal Algemeen 1 Mededelingen. 2 Vaststellen van de notulen van de raadsvergadering op 9 maart 2016. 3 Vaststellen van de agenda. 4 Mededeling van de ingekomen stukken. 5 _Mondelingevragenuur. Benoemingen 6 Herbenoeming van de directeur van de Rekenkamer Metropoolregio Amsterdam. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 262) Raadsaangelegenheden 7 Kennisnemen van het rapport van de Enquêtecommissie Financiële functie Amsterdam 2002-2014, instemmen met de conclusies en overnemen van de aanbevelingen daarvan. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 235) Openbare Orde en Veiligheid 8 Instemmen met het gewijzigd initiatiefvoorstel Amsterdammers maken Amsterdam veilig van het voormalig lid Flos en het lid Yesilgöz. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 237) Deelnemingen 9 Kennisnemen van de rapportage ‘Beloningsbeleid Deelnemingen - evaluatie en actualisatie 2016’ en kennisnemen van het geactualiseerde Beloningsbeleid Deelnemingen. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 236) 1 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016 Lucht- en Zeehaven 10 Uiten van wensen en bedenkingen inzake het bijgestelde strategisch plan 2014 — 2017 van het Havenbedrijf Amsterdam N.V. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 238) Financiën 11 Vaststellen van de gewijzigde begroting 2016 en de meerjarenraming als gevolg van de organisatieverandering (deel 4). (Gemeenteblad afd. 1, nr. 239) Waterbeheer 12 Wijzigen van de Verordening op het binnenwater 2010. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 240) Onderwijs 13 Kennisnemen van de brief “Ouders centraal. Het stimuleren van ouderbetrokkenheid en een goede samenwerking tussen ouder en school”. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 241) Diversiteit 14 Instemmen met de aanbevelingen van het onderzoek “Subsidies diversiteit” van de rekenkamer. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 242) Duurzaamheid 15 Instemmen met het Uitvoeringsprogramma Schaalsprong Zon 2016-2018. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 243) Dienstverlening 16 Instemmen met de aanbevelingen van de rekenkamerbrief “Het regelen van dereguleren” van de rekenkamer en kennisnemen van de reactie van de rekenkamer op het Programma Minder Regeldruk. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 246) 17 Vaststellen van het Programma Minder Regeldruk en kennisnemen van de voortgang van een aantal lopende projecten. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 244) Zorg en Welzijn 18 Vaststellen van de uitgangspunten voor de Ambulante ondersteuning, Dagbesteding, Kortdurend verblijf en Hulp bij het huishouden 2017 tot en met 2020 ten behoeve van de inkoopprocedure. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 245) 19 Kennisnemen van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 en Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2016. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 247) 2 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016 Ruimtelijke Ordening 20 Vaststellen van het bestemmingsplan zelfbouwkavels Karel Klinkenberglocatie. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 249) 21 Vaststellen van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, eerste partiële herziening. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 250) 22 Instemmen met aanvullende investeringen Zuidasdok. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 251) 23 Vaststellen van het bestemmingsplan Zuidas-Ver- en nieuwbouw Prinses Irenestraat 31-33. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 252) 24 Vaststellen van het bestemmingsplan IJburg blok 59. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 253) Personeel en Organisatie 25 Kennisnemen van het overzicht met functies van ambtenaren die in 2014 meer verdienden dan de wethoudersnorm. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 255) Verkeer en Vervoer 26 Instemmen met het advies aan de Stadsregio Amsterdam inzake het ontwerp- Programma van Eisen voor de concessie Amstelland-Meerlanden. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 256) 27 Wijzigen van de verordening Parkeerbelastingen 2016, waarmee het parkeerregime op het Buikslotermeerplein wordt aangepast. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 257) 28 Beschikbaar stellen van een aanvullend voorbereidingskrediet voor de renovatie van de Piet Heintunnel. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 258) 3 Gemeente Amsterdam Gemeenteraad R Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016 Bouwen en Wonen 29 Kennisnemen van de uitwerking Samenwerkingsafspraken tussen huurders, woningcorporaties en de gemeente, stand van zaken december 2015. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 259) 30 Kennisnemen van de Monitor Bouwen aan de Stad Il. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 260) VERGADERING ACHTER GESLOTEN DEUREN Raadsaangelegenheden 31 GEHEIM. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 264) Grondzaken 32 GEHEIM. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 254) 4 Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016 Ingekomen stukken 1 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 16 maart 2016 inzake de bestuurlijke reactie van het college op het definitieve rapport van de Enquêtecommissie Financiële functie Amsterdam 2002-2014. Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 7, kennisnemen van het rapport van de Enquêtecommissie Financiële functie Amsterdam 2002-2014, instemmen met de conclusies en overnemen van de aanbevelingen daarvan. 2 Raadsadres van de Jonge Socialisten Amsterdam, de ASVA Studentenunie en de Jonge Democraten Amsterdam van 4 maart 2016 inzake hun reactie op het initiatiefvoorstel van de fracties van D66 en PvdA, getiteld: 'Jongerengemeenteraad'. Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van het initiatiefvoorstel. 3 Raadsadres van een burger van 5 maart 2016 inzake de situatie van de Nieuwe Leeuwarderweg in Amsterdam-Noord. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT. 4 Raadsadres van P1 Parking B.V. van 4 maart 2016 inzake de schade voor de P1 garage als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan Prins Hendrikkade en het verkeersbesluit Prins Hendrikkade e.o. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT. 5 Raadsadres van een burger van 8 maart 2016 inzake het maximaliseren van het potentieel Keniaanse diaspora in Nederland. Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen. 5 Gemeente Amsterdam R Gemeenteraad Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016 6 Brieven van een burger van 7 en 21 maart 2016 inzake de vermeende fraudezaak bij de bouw en exploitatie van het stadion Amsterdam ArenA. Voorgesteld wordt, deze brieven voor kennisgeving aan te nemen, onder verwijzing naar de brief van het college van burgemeester en wethouders van 8 augustus 2011, kenmerk nr. 2011/5273. 7 _Raadsadres van een burger van 11 maart 2016 inzake de demonstratie van de Volksunie tegenover het Stadhuis. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening, Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden. 8 Raadsadres van de politieke beweging Wil Nu van 14 maart 2016 inzake het voortbestaan van vrijwilligersorganisatie Assadaaka. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten. 9 Raadsadres van een burger van 11 maart 2016 inzake het terugvorderen van gestolen geld. Voorgesteld wordt, dit raadsdres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling. 10 Raadsadres van de bewonerscommissie in Zuidoost en een aantal bewoners van 11 maart 2016 inzake het bevorderen van de participatiegraad van Amsterdamse inwoners bij de herinrichting van het buurtplein. Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT. 11 Raadsadres van de Stichting Herstel Oosterpark van 16 maart 2016 inzake het installeren van een onderzoekscommissie met als doel een raadsenquête te houden betreffende het project ‘Verdubbeling Oosterpark’. Voorgesteld wordt, de afhandeling van dit raadsadres over te laten aan leden van de gemeenteraad. 6
Agenda
6
train