text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 951
Publicatiedatum 17 oktober 2018
Ingekomen onder AX
Ingekomen op donderdag 11 oktober 2018
Behandeld op donderdag 11 oktober 2018
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake de rapportage 2017-2018 Beheer damherten
Amsterdamse Waterleidingduinen (stoppen met actief beheer damherten in de
Amsterdamse Waterleidingduinen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de rapportage 2017-2018 Beheer damherten
Amsterdamse Waterleidingduinen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 806).
Constaterende dat:
— In de winter van 2016-2017:
o Er 364 damherten (ge)dood zijn:
o 30 damherten actief geschoten zijn
o 334 damherten reactief geschoten zijn of overleden
o De totale populatie in 2016-2017 met 670 damherten is afgenomen.
— In de winter van 2017-2018:
o Er 1.775 damherten (ge)dood zijn:
o 1440 damherten actief geschoten zijn
o 50 damherten reactief geschoten zijn of overleden.
o De totale populatie in 2017-2018 slechts met 104 damherten is afgenomen.
Overwegende dat:
— De relatie tussen actief afschot en afname aantal damherten niet te onderbouwen
is.
— Er13 keer meer gezonde damherten zijn afgeschoten dan dat de populatie is
afgenomen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Per direct te stoppen met actief afschot van damherten in de Amsterdamse
Waterleidingduinen.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
Nummer _BD2019-002190 x Gemeente Amsterdam WB
Directie directie sb Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn,
Dienst rve verkeer en or x .
Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
% Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 6 maart 2019
Portefeuille 24
Agendapunt TKN 12
Datum besluit B&W n.v.t.
Onderwerp
Beantwoording raadsadres inzake terrassen
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
De beantwoording van een raadsadres over het beleid m.b.t. de verstrekking van
terrasvergunningen
Wettelijke grondslag
Artikel 160 Gemeentewet
1 Het college is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet bij of
krachtens de wet de raad of de burgemeester hiermee is belast.
Artikel 169 Gemeentewet leden 1 en 2
1. Het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door
het college gevoerde bestuur (lid 1).
Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Raadsadres is met de raad gedeeld via de lijst van ingekomen stukken.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
1
Portefeuille 24 Gemeente Amsterdam W B
Agendapunt TKN 12 Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare
Ruimte en Groen, Reiniging
Ter kennisneming voor de commissievergadering van 6 maart 2019
Meegestuurd 1. Raadsadres — anoniem
2. Beantwoordingsbrief — anoniem
Ter inzage gelegd 3. Raadsadres — niet anoniem
4. Beantwoordingsbrief — niet anoniem
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Govert de With, 06-29411253, g.with @amsterdam.nl
2
| Raadsadres | 2 | val |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 1313
Publicatiedatum 5 december 2018
Ingekomen onder P
Ingekomen op woensdag 28 november 2018
Behandeld op woensdag 28 november 2018
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Vroege inzake het wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen
2018 (twee parkeervergunningen per vijf werknemers in Noord).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Wijzigen van de Verordening Parkeerbelastingen 2018
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1272),
Overwegende dat:
— de raad motie 1663-17 van leden Vroege, Boldewijn, Torn en Boomsma heeft
aangenomen waarin werd verzocht:
1. Ten behoeve van de huidige ondernemers in Noord die recht hebben op
een parkeervergunning, een parkeervergunningbeleid te ontwikkelen op basis
van één vergunning per 5 fte;
2. Dit beleid uiterlijk 1 maart 2018 aan de raad voor te leggen.
Voort overwegende dat:
— de invoering van betaald parkeren in deze gebieden erg snel is gegaan, waardoor
ondernemers en maatschappelijke instellingen zich hier niet op hebben kunnen
voorbereiden
Verzoekt het college:
— inde nieuwe gebieden in Noord waar betaald parkeren wordt ingevoerd, voor een
periode van één jaar twee parkeervergunning per vijf werknemers te verlenen in
plaats van één per vijf werknemers (cf motie 1663-17);
— na een jaar de extra uitgegeven parkeervergunningen van rechtswege te laten
beëindigen waarna één parkeervergunning per vijf werknemers verleend.
Het lid van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
4
| Motie | 1 | train |
Bezoekadres
> 4 Gemeente Bezoek
Amste rda m 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
x amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam |
Aan de leden van de gemeenteraad
Datum 13 juni 2018
Behandeld door Hester Benedictus
E-mail [email protected]
Onderwerp _ Vervanging bij vakantie en ziekte van medewerkers hulp bij het huishouden
Geachte leden van de gemeenteraad,
Op 15 februari 2018 heeft de raad een motie aangenomen over vervangende thuiszorg/hulp bij het
huishouden tijdens vakantieperiodes en ziekte (motienr. 212.18 van de leden Duijndam, Van
Soest, Poorter, Roosma en Boomsma ). De raad verzoekt het college van B en W:
-__een plan van aanpak te maken om de zorgcontinuïteit van thuiszorg/hulp bij het
huishouden ook in de vakantieperiode en bij geval van ziekte te garanderen;
-_voor de zomer van 2018 en uiterlijk half juni (dus vóór de volgende zomervakantieperiode)
de raad hierover te informeren.
In deze brief informeer ik u over dit plan van aanpak en daarmee over de afhandeling van deze
motie. De uitvoering van dit plan loopt.
1. Brief naar aanbieders over continuïteit van zorg en verwachtingen ten aanzien van de
vakantieperiode
Dit voorjaar heeft de gemeente alle door de gemeente gecontracteerde aanbieders van hulp bij
het huishouden opnieuw gewezen op het grote belang van het borgen van continuïteit van de
ondersteuning aan kwetsbare Amsterdammers tijdens vakanties en ziekte van medewerkers. Dit
is zowel mondeling (in de periodieke gesprekken als onderdeel van het contractmanagement) als
schriftelijk (per brief) gebeurd.
De gemeente heeft daarin geëxpliciteerd wat de gemeente van aanbieders verwacht:
-__dat zij er tijdig voor zorgen dat er voldoende capaciteit beschikbaar is om de afwezigheid
van medewerkers tijdens de vakantieperiode op te vangen;
-__dat zij cliënten er vooraf over informeren wanneer de vaste hulp niet komt en wanneer de
vervangende hulp komt, en waarbij cliënten die liever geen tijdelijke hulp willen, de
mogelijkheid krijgen om zelf een alternatief te regelen (bijvoorbeeld via familie of
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum
Kenmerk
Pagina 2 van 4
vrienden). Een alternatief kan ook zijn dat de vaste hulp voor en/of na haar of zijn vakantie
iets langer of vaker komt.
-_dat cliënten bekend zijn met een toegankelijke route om contact op te nemen bij het
onverwacht wegblijven van de hulp en bij eventuele klachten, en dat aanbieders tijdig en
adequaat op deze signalen reageren.
-__dat aanbieders zowel vooraf als tijdens de vakantieperiode inzicht en overzicht hebben
m.b.t. de cliënten bij wie de vaste hulp niet komt en op welke wijze dit is ondervangen,
-__dat aanbieders na afloop van de vakantieperiode kunnen aangeven in hoeverre de
doelstelling van continuïteit van zorg is gehaald en zo nodig wat er in een volgende
vakantieperiode beter kan.
De gemeente heeft alle aanbieders gevraagd om op bovenstaande onderdelen een plan van
aanpak op te stellen dan wel een bestaand plan van aanpak toe te sturen, waarin zij aangeven hoe
zij hier zorg voor gaan dragen. Ook heeft de gemeente gevraagd om daarin aan te geven wat
aanbieders anders gaan doen dan in voorgaande jaren en/of waaruit de extra inspanningen
bestaan. Tot slot heeft de gemeente gevraagd aan te geven hoe aanbieders omgaan met de
afwezigheid/vervanging van medewerkers bij ziekte.
2. Plannen van aanpak
Alle gecontracteerde aanbieders die hulp bij het huishouden leveren, hebben een plan van aanpak
opgesteld en toegestuurd. Een deel van de aanbieders geeft daarbij aan dat de vervanging van
vaste medewerkers in de vakantieperiode in de praktijk geen probleem vormt, onder meer omdat
medewerkers dit onderling oplossen.
Met name de grote aanbieders erkennen dat vervanging tijdens vakantie in de afgelopen jaren niet
optimaal is geweest. Zij hebben de oorzaken daarvan in kaart gebracht en hebben voor dit jaar
concrete verbetermaatregelen getroffen. Wat men anders of extra doet ten opzichte van vorig
jaar, verschilt per aanbieder. Concrete voorbeelden zijn:
-_hetstrakker sturen op (en maximeren van) het aantal hulpen per team dat in de
vakantieperiode tegelijkertijd met vakantie mag;
-__heteerder starten met de vakantieplanning van vaste hulpen en met de werving van
tijdelijk personeel;
-__nieuwe wervingskanalen (sociale media, Indeed, poster- en flyercampagnes op ROC's en
hogescholen);
-__aanschaf en invoering van betere planningssoftware;
-_ versnelde werving en selectie: het binnen 24 vur spreken van belangstellenden, die bij
geschiktheid direct een contract aangeboden krijgen;
-__ het nog niet inplannen van vast personeel dat bereid is extra te werken in de
zomerperiode, zodat zij kunnen worden ingezet wanneer er gaten dreigen te vallen;
-__ het intern beter organiseren van de planning en de communicatie daarover met de cliënt;
-__inzet van een (tijdelijke) vakantie-recruiter, die ook in de vakantie wekelijks contact heeft
met de vakantiekrachten over het nakomen van de planning en de werkafspraken;
-_geen nulvrencontracten voor tijdelijke krachten maar afspraken over een bepaalde
minimumomvang;
Gemeente Amsterdam Datum
Kenmerk
Pagina 3 van 4
-__de toezegging dat goed functionerende tijdelijke hulpen na de vakantieperiode een ‘vaste’
bijbaan krijgen;
-__17- en 18-jarigen betalen o.b.v. het cao-loon voor 19-jarigen.
3. Gesprekken met aanbieders
De contractmanagers van de afdeling Zorg van de gemeente Amsterdam hebben de plannen van
aanpak doorgenomen met de aanbieders tijdens hun periodieke overleg met de aanbieders.
Daarin zijn ook de eisen opnieuw geëxpliciteerd en is zo nodig aanvullende informatie opgevraagd.
Ook zijn aanbieders erop gewezen dat de vervanging tijdens vakantie en ziekte bijzondere
aandacht krijgt in de kwaliteitsonderzoeken van de Wmo-toezichthouder (de GGD) dit najaar (zie
onder punt 4).
Met de aanbieders is afgesproken dat de resultaten kort na de zomerperiode in het periodieke
overleg worden geëvalveerd. Dit gebeurt op basis van een gestandaardiseerde uitvraag naar de
resultaten (nulmeting). Dan wordt ook besproken welke onderdelen van het plan van aanpak
werkten en op welke onderdelen er in aankomende vakantieperiodes (waaronder de
kerstvakantieperiode) een extra of een andere inspanning nodig is. Bij de gesprekken zal ook
informatie worden betrokken uit de rapportages over klachten ingediend bij de aanbieders zelf en
bij de gemeente Amsterdam, en informatie die is opgedaan tijdens de huisbezoeken aan cliënten
in de zomervakantieperiode, vitgevoerd door de toezichthouders van de GGD (doorlopende
huisbezoeken o.b.v. een steekproef).
4. Onderzoek naar vervanging tijdens vakantie in kwaliteitsonderzoeken uitgevoerd door de
Wmo toezichthouder (GGD)
Met de GGD is afgesproken dat de continuïteit van zorg tijdens de vakantieperiode wordt
meegenomen in de kwaliteitsonderzoeken dit jaar. Deze onderzoeken worden gepland voor
september en begin oktober. Dit is direct na de vakantieperiode, zodat deze periode bij cliënten en
aanbieders nog vers in het geheugen ligt. Er is niet voor gekozen om de onderzoeken uitsluitend in
de vakantieperiode zelf te laten plaatsvinden, omdat de gemeente ook graag een oordeel van de
Wmo toezichthouder (GGD) wil op de kwaliteit van de geleverde zorg door de vaste hulp in de
reguliere situatie (of de vaste hulp zorgt voor een schoon en leefbaar huis).
De GGD-onderzoeken bieden onafhankelijke en objectieve informatie over de geleverde
ondersteuning. De definitieve rapporten bevatten zo nodig adviezen en aanbevelingen en worden
na hoor en wederhoor beschikbaar gesteld aan zowel de aanbieders als aan de gemeente
Amsterdam. De gemeente bespreekt de vitkomsten met de betreffende aanbieders. Waar nodig
maakt de gemeente verbeterafspraken met aanbieders, waarvan de opvolging eventueel kan
worden onderzocht door de GGD. Op basis van de uitkomsten stelt de GGD
adviezen/aanbevelingen op. De gemeente bespreekt deze aanbevelingen met aanbieders en
maakt waar nodig verbeterafspraken.
Gemeente Amsterdam Datum
Kenmerk
Pagina 4 van 4
5. Financiële sancties
De indieners van de motie geven aan “dat met het opleggen van financiële sancties de
Amsterdammers die de zorg nodig hebben, weliswaar niet per se geholpen zijn, maar dat zo’n
maatregel kan helpen als stok achter de deur voor thuiszorgbedrijven die niet meewerken aan een
oplossing en daardoor in gebreke blijven.” Zoals eerder aangegeven, erkennen de aanbieders
waarvan bij de gemeente bekend is dat zich in voorgaande jaren problemen hebben voorgedaan,
dit ook, en hebben zij concrete maatregelen getroffen om de vervanging tijdens de
vakantieperiode te verbeteren. Dat neemt niet weg dat ik de mogelijkheid van financiële sancties
nadrukkelijk openhoud, wanneer de vervanging tijdens vakantieperiodes in de komende jaren niet
concreet verbetert.
6. Afrondend
Het waarborgen van continuïteit van zorg in de vakantieperiode is geen gemakkelijke opgave.
Veel hulpen hebben leerplichtige kinderen en zijn daardoor gebonden aan de schoolvakanties.
Uiteraard moeten ook zij de mogelijkheid hebben om met vakantie te gaan. Net als andere
thuiszorgorganisaties hebben ook aanbieders van hulp bij het huishouden te maken met een
toenemende krapte op de arbeidsmarkt.
Dat neemt niet weg dat de gemeente bij aanbieders heeft benadrukt dat de ondersteuning voor
kwetsbare Amsterdammers in de zomerperiode op een verantwoord niveau moet doorgaan.
Aanbieders dienen daadwerkelijk uitvoering te geven aan het door de gemeenteraad vastgestelde
Wmo-beleid en dienen de contractafspraken na te komen die de gemeente op basis van dat beleid
met aanbieders heeft gemaakt. Continuïteit van zorg in de vakantieperiode hoort daarbij.
Ik ben ermee bekend dat de gemeenteraad al eerder aandacht heeft gevraagd voor dit onderwerp.
Ik hoop dat vit het bovenstaande blijkt dat ik hier in de komende periode extra werk van ga
maken.
Met vriendelijke groet,
Simone Kukenheim
Wethouder
| Motie | 4 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 900
Datum indiening 20 mei 2020
Datum akkoord 17 juli 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Mbarki en Ceder inzake de aanpak
van criminele rappers door de Amsterdamse politie en het RIEC
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
Recent kwam het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, het CCV, met
het bericht dat de Amsterdamse politie wil dat de verheerlijking van het
‘gangsterleven’ stopt. In hun ambitie om dit te bewerkstelligen richten zij hun pijlen
onder andere op criminele rappers. Criminele rappers zouden in hun clips showen
met pakken met geld, in exclusieve kleding lopen, rondrijden met dure auto’s en zelfs
geweld verheerlijken. Door in hun muziek criminaliteit en geweld te verheerlijken zijn
rappers als JoeyAK en DjagaDjaga volgens de politie negatieve rolmodellen voor
jongeren, onder wie zij mateloos populair zijn. De politie wil daarom criminele rappers
hun podium afnemen, zowel fysiek als online.
Eerder lazen we ook in een artikel van Journalist Paul Vugts van het Parool dat de
Politie en het RIEC actief het podium gaan afpakken van de in hun ogen foute
rappers. Ook zou de overheid allerlei partijen in deze rapscene gaan aanspreken op
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.®
Omdat de indieners meer informatie willen over de werkbaarheid, de uitvoering van-
en achterliggende gedachten achter deze aanpak, stellen zij daarom de volgende
vragen ter verduidelijking en opheldering.
Gezien vorenstaande hebben de leden Mbarki en Ceder, respectievelijk namens de
fracties van PvdA en ChristenUnie, op grond van artikel 45 van het Reglement van
orde voor de raad van Amsterdam, de volgende vragen aan het college van
burgemeester en wethouders gesteld:
1. Kan het college bevestigen dat het actief ontnemen van het podium van “foute
rappers” onderdeel is van haar beleid? Zo ja, heeft dit beleid ook betrekking op
het tegengaan van de snelle groei van ‘doorgroeiers’? En welke andere doelen
heeft het college bij het actief afpakken van podia van “foute rappers”?
' https://hetcev.nl/nieuws/politie-wil-verheerlijking-gangsterleven-stoppen/
2 https://www.parool.nl/amsterdam/een-criminele-rapper-verdient-geen-podium-of-wel-bcbcb361/
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng doo Gemeenteblad
ummer - …. .
Datum 17 juli 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020
Antwoord:
Het actief ontnemen van podia van criminele rappers is geen actief onderdeel van haar
beleid. Dit omdat in Nederland het recht van het vrije woord geldt. Er wordt wel opgetreden
wanneer er sprake is van crimineel gedrag of wanneer de openbare orde in gevaar komt.
Naast het tegengaan van crimineel gedrag richt het college zich op het weerbaar maken
van jongeren en talentontwikkeling van jongeren. Dit gebeurt onder andere vanuit het
beleid Positief Perspectief en vanuit het programma Weerbare Mensen, Weerbare Wijken.
2. Wat wordt verstaan onder podia? Zijn dat alleen fysieke podia of gaat het ook om
‘online podia’? Oftewel: is de Politie samen met het RIEC ook voornemens om
rapclips bijvoorbeeld van het internet af te halen?
Antwoord:
Onder podia worden fysieke en online podia verstaan.
Om te voorkomen dat een muziekstroming in zijn geheel gecriminaliseerd wordt, wordt
scherp onderscheid gemaakt tussen de muziekstroming als zodanig en criminele
verschijningsvormen binnen de muziek. In de eerste plaats wordt een beroep gedaan op de
maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties die een platform bieden om
content die aanzet tot crimineel gedrag en/of crimineel gedrag vertoont, van het internet af
te halen. Daarnaast bestaan er wettelijke mogelijkheden om onder omstandigheden
content van het internet te laten verwijderen. De criteria hieromtrent zijn echter zeer
streng.
3. Hoe ziet het beleid er verder uit als het gaat om het aanspreken van partijen in
deze rapscenes op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid? Welke partijen
zijn dat volgens het college en wat vraagt het college aan hen?
Antwoord:
De drillraps zijn een fenomeen waarbinnen crimineel gedrag zichtbaar kan worden. Dat is
overigens niet altijd zo. Op dit moment worden producers en platforms in kaart gebracht
zodat met hen verkend kan worden welke rol zij hierin kunnen nemen. Hierbij worden onder
meer inzichten uit de werkwijze in Londen meegenomen.
Toelichting door vragenstellers:
Verschillende experts en rappers stellen dat criminele artiesten moeten worden
aangepakt, maar in principe niet door hun muziek in de ban te doen.
4. Hoe reflecteert het college hierop? En welke mogelijkheden ziet het college om
de ‘rotte appels’ aan te pakken zonder daarbij de hele rapscene in een kwaad
daglicht te zetten?
Antwoord:
Er wordt opgetreden tegen het gedrag en niet op de muziekvorm. Wanneer in rap of in een
clip een grens wordt overschreden, bijvoorbeeld een vuurwapen wordt getoond, dan wordt
er tegen die handeling en tegen die verdachte opgetreden. Hierbij wordt het daderstrafrecht
gehanteerd, waarbij vitgegaan wordt van de persoon en strafbaarheid van de verdachte.
De rapscene of de groep waartoe hij behoort doet er daarbij niet toe.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng doo Gemeenteblad
Datum 17 juli 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020
Toelichting door vragenstellers:
De gemeente Amsterdam heeft recent zelf een ‘drill-rap’ laten maken om jongeren te
wijzen op de ‘Coronaregels’. Critici zijn van mening dat hier een dubbele boodschap
vanuit gaat, wanneer de gemeente jongeren niet wil laten beïnvloeden door een
bepaalde rap-genre en tegelijkertijd zelf gebruikmaakt van dit genre om jongeren te
kunnen bereiken met een belangrijke boodschap.
5. Wat is de reactie van het college op de kritiek dat de gemeente zelf geen drill-
raps moet faciliteren en inzetten wanneer de gemeente deze tegelijkertijd ook
problematiseert?
Antwoord:
Het college problematiseert drillraps in zijn algemeen niet. Wel wordt er opgetreden tegen
crimineel gedrag. De gemeente zoekt altijd naar de beste manieren om verschillende
groepen te bereiken. In dit geval is door de betreffende rapgroep bijvoorbeeld een positieve
bijdrage geleverd door een rap te wijden aan de coronaregels.
Toelichting door vragenstellers:
Eerder zagen we in Amsterdam dezelfde spanning ontstaan bij het tegengaan van
criminele invloeden in de vechtsport. Uiteindelijk is er door de gemeente samen met
de sportwereld een vechtsport-autoriteit opgezet en hebben tegenwoordig meerdere
kickboksscholen in Amsterdam een actieve rol in buurten in het tegen gaan van
overlast en criminaliteit in de stad.
6. Welke overeenkomsten ziet het college met de huidige rapscene en welke
mogelijkheden ziet het college om iets soortgelijks op te zetten, om vervolgens
gezamenlijk op te kunnen trekken om negatieve invloeden tegen te gaan zonder
de hele rapscene in een kwaad daglicht te zetten?
Antwoord:
Het college zal onderzoeken of inzichten die zijn opgedaan door samenwerking met de
vechtsportverenigingen bruikbaar zijn bij het fenomeen drillraps.
Toelichting door vragenstellers:
De afgelopen tijd hebben we in het nieuws gezien dat er meerdere politie-interventies
geweest zijn bij filmopnames van drill-raps waar gebruik werd gemaakt van
(nep)wapens. Tegelijkertijd bestaat in de gemeente Amsterdam de mogelijkheid op
(nep)wapens te gebruiken op filmsets indien daar toestemming voor is gevraagd en
er een vergunning is verleend.
Op de site van de gemeente staat het volgende hierover:
Wilt u (nep)wapens op de filmset gebruiken? Daarvoor heeft u toestemming nodig
van de politie. U kunt hiervoor terecht door een e-mail te sturen aan de Korpschef,
korpscheftaken. amsterdam @politie.nl. De politie verleent de vergunning als de
gemeente toestemming heeft gegeven om te filmen. Lees meer over het gebruik van
(nep)wapens op de set.
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng doo Gemeenteblad
ummer - …. .
Datum 17 juli 2020 Schriftelijke vragen, woensdag 20 mei 2020
7. Hoe vaak per jaar wordt er toestemming gevraagd voor het gebruik van
(nep}wapens op filmsets? Hoe vaak worden deze vergunningen verleend?
Antwoord:
In 2020 zijn er tot nu toe 14 aanvragen gedaan.
In 2019 waren er 7o aanvragen.
Van de aanvragen die afgewezen en toegewezen worden, wordt geen registratie
bijgehouden.
Hierbij dient er rekening mee gehouden te worden dat niet alle aanvragen film-/
theaterproducties zijn die in de Eenheid Amsterdam worden gehouden. Op het moment dat
de wapens in Amsterdam bewaard worden, moet de aanvraag ook via de afdeling
korpscheftaken van de eenheid Amsterdam lopen.
8. Is het voor het maken van (drill)-rapclips ook mogelijk om zo een vergunning aan
te vragen?
Antwoord:
Ja. De politie screent de aanvrager. Daarbij gelden onder andere de volgende criteria:
afwezigheid van antecenten, afwezigheid van risicofactoren met betrekking tot psychische
gesteldheid, geen indicatie van contacten met crimineel milieu. Daarnaast gelden
voorwaarden met betrekking tot hoe de wapens worden bewaard. Er geldt dat indien de
wapens in Amsterdam bewaard worden, de aanvraag bij de politie Amsterdam moet
worden gedaan (ook al wordt de productie ergens anders gedraaid). Als de opnames
gedaan worden op voor publiek toegankelijke plaatsen is toestemming van gemeente
nodig. In de praktijk blijkt dat die niet altijd wordt gevraagd. Indien mogelijk wordt de groep
daarop gewezen of wordt erop gehandhaafd.
9. Zijn er het afgelopen jaar aanvragen gedaan voor het draaien van (drill)-rapclips
met (nep)wapens? Zo ja, hoe werden deze beoordeeld door de politie?
Antwoord:
Nee.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 126
Publicatiedatum 15 maart 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J. Hoek van 8 februari
2013 inzake de verbreding van de A9 in het Amsterdamse Bos.
Amsterdam, 13 maart 2013
Aan de gemeenteraad
inleiding van vragensteller.
In zijn brief van 1 november 2012 informeerde wethouder Ossel de raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en Energie,
Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid over een aantal onderwerpen het Amsterdamse Bos betreffende.
Ondermeer stelde hij de commissie op de hoogte over de voortgang ter zake van de
compensatie van de verbreding van de A9 in het Amsterdamse Bos.
Op grond van het vorenstaande heeft vragensteller op 8 februari 2013, namens de
fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de
raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1. Kan het college aangeven op grond van welke overwegingen het rijk heeft
besloten tot de verbreding van de A9?
Antwoord:
De verbreding van de A9 is onderdeel van de weguitbreiding op de corridor
Schiphol — Amsterdam — Almere (SAA). Tot de weguitbreiding is besloten om de
bestaande en verwachte congestie het hoofd te bieden. SAA maakte destijds deel
uit van het Programma Noordvleugel waarbinnen in 2007 ook afspraken zijn
gemaakt over de verstedelijking, met name over de schaalsprong Almere. Ook
zijn toen besluiten genomen over de het OV op de corridor Schiphol — Amsterdam
— Almere — Lelystad (OV SAAL).
Het college heeft destijds ingestemd met de weguitbreiding SAA, omdat deze
samen met de verbetering van het openbaar vervoer in het regionaal
ontwikkelingsbeeld, dat moet leiden tot een betere concurrentiepositie van
Amsterdam en de metropoolregio Amsterdam. Bovendien zijn afspraken gemaakt
over de inpassing van de Gaasperdammerweg. De raad heeft op 13 februari 2008
ingestemd met de Overeenkomst Stroomlijnalternatief.
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam
Seeing Toe Gemeenteblad R
Datum 13 maart 2013 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 februari 2013
Hierbij zijn moties aangenomen van de raadsleden Meijer, Van Pinxteren, Drooge
en Flos. In de raadscommissie van 4 februari 2009 is vastgesteld dat de
genoemde moties waren afgehandeld.
Het Tracébesluit weguitbreiding Schphol-Amsterdam-Almere is door het rijk
vastgesteld in maart 2011 (hierna: TB SAA 2011) en onherroepelijk geworden in
januari 2012.
2. Kan het college aangeven welke alternatieven voor verbreding het rijk heeft
overwogen? Kan het college daarbij in het bijzonder ingaan op het OV-alternatief?
Antwoord:
Het rijk heeft onderzocht wat het effect van verbetering van het openbaar vervoer
op de corridor is op het gebruik van de auto. Het onderzoek leverde op dat door
verbetering van het openbaar vervoer het gebruik ervan toeneemt, maar dat het
effect op het autogebruik marginaal is. Als alternatief voor de weguitbreiding is het
openbaar vervoer als onvoldoende bestempeld. Dat neemt niet weg dat in het
kader van OV SAAL capaciteitsuitbreiding van het spoor wordt uitgevoerd en nog
op stapel staat. Zo kan in de loop der tijd de dienstregeling worden
geïntensiveerd, zodat kan worden voldaan aan de groeiende vervoersvraag.
3. Kan het college aangeven welk deel van het Amsterdamse Bos dient te worden
opgeofferd voor de verbreding? Betreft het hier delen van het Amsterdamse Bos
die bijzondere bescherming genieten? Kan het college aangeven welke gevolgen
voor flora en fauna de verbreding van de A9 heeft? Kan het college aangeven
welke gevolgen voor het recreatieve gebruik de verbreding van de A9 heeft?
Antwoord:
Het effect op het Amsterdamse Bos zal plaatsvinden aan de noordzijde van het
talud van de A9 tussen de Landscheidingsvaart en Ringvaart. Door
wegingsfactoren en extra tegemoetkoming zal er in totaal 20 ha. moeten worden
gecompenseerd.
In het gehele Amsterdamse Bos, dus ook dit gedeelte, is de flora en faunawet van
toepassing. Bovendien valt het Amsterdamse Bos onder de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS) en is als zodanig nader beschermd. Toezicht ligt bij de
Provincie Noord-Holland.
Er zullen 4.759 bomen verdwijnen plus onderbegroeiing. Het talud is een deel van
het totale ecosysteem van het Bos. Ter plekke biedt het talud onderdak aan 29
beschermde soorten vogels, reptielen, vissen en zoogdieren waaronder de
ringslang, een ‘rode lijst’ soort en 7 beschermde plantensoorten. (Bron: Nationale
Databank Flora en Fauna)
Door de verbreding van de A9 wordt de weg minder passeerbaar, de
faunapassages in de onderdoorgangen onder de A9 moeten verlengd worden.
De bereikbaarheid van het zuidelijk deel voor recreanten neemt af; men moet zich
dan via een soort tunnels van het noordelijk naar het zuidelijk deel van het Bos
verplaatsen. Hetzelfde effect doet zich voor in het zuidelijk deel gelegen
festivalterrein.
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam
Seeing Toe Gemeenteblad R
Datum 13 maart 2013 Schriftelijke vragen, vrijdag 8 februari 2013
4. Kan het college aangeven welke kwantitatieve en kwalitatieve compensatie van
het verloren deel van het Amsterdamse Bos als gevolg van de verbreding van de
A9 wordt overwogen? Kan het college aangeven hoe reëel hij het acht dat deze
compensatie daadwerkelijk wordt gerealiseerd? Kan het college aangeven hoe
reëel hij het acht dat deze compensatie de negatieve gevolgen voor flora, fauna
en recreatie als gevolg van de verbreding van de A9 daadwerkelijk ondervangt?
Kan het college aangeven op welke wijze de gemeenteraad zal worden betrokken
bij het beoordelen en vaststellen van de compensatiemaatregelen?
Antwoord:
De compensatie van het Amsterdamse Bos komt aan de orde in de nieuwe
bijlage bij de DBFM (Design, Build, Finance and Maintain) overeenkomst SAA,
namelijk de Bestuurs- en Uitvoeringsovereenkomst (bijlage 9, deel 5.1).
Dit document is gezamenlijk met het rijk voorbereid. Deze afspraken zullen aan
uw Raad ter vaststelling worden aangeboden (voorzien voor de zomer 2013).
In de genoemde bijlage worden vier componenten genoemd voor de compensatie
van de effecten op het Amsterdamse Bos namelijk: de aanheling tussen het Bos
en de verbrede weg, de compensatie in hectares, de compensatie van bomen in
aantallen en de watercompensatie. Voor het eerste deel van de compensatie is al
een inrichtingsplan opgesteld. De flora- en faunacompensatie wordt volgens het
College op deze manier zo optimaal mogelijk ingevuld.
5. Kan het college aangeven welke gevolgen de bezuinigingen op infrastructuur-
middelen die het kabinet heeft aangekondigd, hebben voor de plannen tot
verbreding van de A9?
Antwoord:
De voorgenomen bezuinigingen van het kabinet hebben beperkte gevolgen voor
SAA. De uitvoering van de verbreding van de A6 in Almere en de A9 tussen
knooppunten Holendrecht en Badhoevedorp wordt met enige jaren vertraagd.
De voorziene oplevering van de A9 is 2025.
6. Kan het college aangeven hoe de verbreding van de A9 zich verhoudt tot het feit
dat er minder files zijn? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Door een aantal maatregelen, verbreding A1 en ingebruikneming spitssproken, en
de stokkende economie is de filedruk in de regio afgenomen. Het college
verwacht dat wanneer de economie aantrekt en de woningmarkt weer op gang
komt de behoefte aan mobiliteit, zowel per auto als met het openbaar vervoer zal
toenemen. Schiphol, aan de ene kant van de corridor is een belangrijke motor van
de economische ontwikkeling. Almere, aan de andere kant, biedt de ruimte als de
woningvraag manifest wordt. Tegen deze achtergrond vindt het college de
weguitbreiding SAA nog altijd een verantwoorde keuze.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
VN2023-015624 G Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare
emeente ' '
Clusterstaf Ruimte x Ruimte en Groen, Water M OW
en Economie N Amsterdam
Voordracht voor de Commissie MOW van 06 juli 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Agendapunt 7
Datum besluit College van B&W, 9 mei 2023
Onderwerp
Kennisnemen van de evalvatieresultaten inzake het functioneren van het Toetsteam Openbare
Ruimte & Mobiliteit dat een integrale kwaliteitstoets uitvoert op alle ruimtelijke plannen
De commissie wordt gevraagd
1. _Kenniste nemen van de bevindingen van de evaluatie van het Toetsteam Openbare Ruimte
& Mobiliteit (OR&M) en de uitvoering van de aanbevelingen, aan de hand van bijgevoegde
raadsinformatiebrief.
Wettelijke grondslag
Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet
1. Hetcollege is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet
bij of krachtens de wet de raad of burgemeester hiermee is belast.
Artikel 169, eerste en tweede lid Gemeentewet
1. Het college en elk van zijn leden zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het
college gevoerde bestuur.
2. Zijgeven de raad alle inlichtingen die de raad voor de vitoefening van zijn taak nodig heeft.
Bestuurlijke achtergrond
Evaluatie is bestuurlijk toegezegd
In het formele instellingsbesluit van het Toetsteam OR&M d.d. 15 maart 2022 is vastgelegd ‘dat het
functioneren van het Toetsteam OR&M wordt gemonitord en circa een halfjaar tot negen maanden
na de inwerkingtreding [op 2 april 2022] wordt geëvalveerd in samenwerking met onder meer de
functionarissen, gebruikers en (externe) partners van het Toetsteam OR&M'. In het najaar van
2022 is het evaluvatietraject uitgevoerd, in samenhang met het Expertiseteam OR&M dat tijdens de
planvorming collegiale hulp, vitleg en (integraal) advies biedt aan projectteams.
Eerdere bestuurlijke stappen
* Op 15 maart 2021 heeft het bestuurlijk team Economisch Herstel (met wethouder
Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit, wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en
Duurzaamheid en wethouder Sociale Zaken, Diversiteit en Democratisering) ingestemd
met de uitgangspunten voor een omslag op het gebied van adviescommissies in het fysieke
domein. De uitgangspunten zijn vervolgens nader vitgewerkt. Dit resulteerde in een
conceptvoorstel om de commissies Puccinimethode en Centrale Verkeerscommissie (CVC)
door te ontwikkelen tot één nieuw Toetsteam Openbare Ruimte & Mobiliteit (OR&M). Op
g juni 2021 heeft wethouder De Vries hierover persoonlijk gesproken met Cliëntenbelang
Amsterdam, Fietsersbond en Voetgangersvereniging Nederland. Vervolgens heeft er een
bredere afstemmingsronde plaatsgevonden met interne en externe stakeholders. Met elk
van bovengenoemde partijen is gesproken en daarnaast heeft afstemming plaatsgevonden
met Vervoerregio Amsterdam (VRA), (voormalige) directie Metro en Tram, Politie,
Brandweer en Ambulancedienst. Op basis van de opbrengsten van de afstemmingsronde
is het voorstel toen verbeterd. De oprichting van het Toetsteam OR&M sluit tevens aan
Gegenereerd: vl.3 1
VN2023-015624 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openb
Clusterstaf Ruimte 9 Amsterdam u we n in il M OW
en Economie % uimte en Groen, Water
Voordracht voor de Commissie MOW van 06 juli 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
bij de organisatorische omslag die plaatsvindt waarbij enkele tientallen verschillende —
ambtelijk ingestelde — adviescommissies en werkgroepen omgevormd worden tot zeven
thematische expertiseteams. Deze teams bieden collegiale hulp, vitleg en (integraal) advies
aan projectteams. Dit gebeurt onder leiding van de stedelijk directeur Ruimte & Economie.
* Op7december 2021 heeft het college van B&W ingestemd met de voorbereidingen voor de
oprichting van het Toetsteam OR&M dat een integrale kwaliteitstoets zal vitvoeren op alle
ruimtelijke plannen. Met het betreffende collegebesluit zijn de vitgangspunten, doelstellingen
en samenstelling van het Toetsteam OR&M vastgelegd. Op basis hiervan zijn de benodigde
implementatievoorbereidingen ambtelijk nader uitgewerkt. De leden van de raadscommissie
Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Water (MLW) hebben tijdens de vergadering op 20 janvari 2022
actief kennisgenomen van de voorgenomen oprichting van het Toetsteam OR&M en het
feit dat men bij projectbesluiten voortaan dus het resultaat van de toets van dit team kan
verwachten.
* Op 15 maart 2022 is vervolgens het formele instellingsbesluit van het Toetsteam OR&M
door het college van B&W bekrachtigd, waarmee het Toetsteam per 1 april 2022 werd
geëffectueerd.
Reden bespreking
Geagendeerd o.v.v. de leden IJmker (GL) en Asruf (PvdA).
Uitkomsten extern advies
Evalvatietraject
Conform bestuurlijke toezegging is de evaluatie uitgevoerd in samenwerking met onder meer
de functionarissen, gebruikers en (externe) partners van het Toetsteam OR&M, waaronder
Cliëntenbelang Amsterdam, Voetgangersvereniging Nederland, Fietsersbond, VRA en GVB. Ook zijn
alle gespreksverslagen met de betrokkenen (interviewees) afgestemd.
Eerdere participatie
In het kader van de toenmalige brede afstemmingsronde inzake oprichting van het Toetsteam
OR&M, is er rondom de zomerperiode van 2021 gesproken met (buiten-) gemeentelijke partijen
die betrokken zijn bij de toenmalige advies-/toetsingscommissies (Centrale Verkeerscommissie
en Commissie Puccinimethode) en een zwaarwegend belang hebben bij een goede inrichting van
openbare ruimte en de verkeersfunctie. Op basis van de opbrengsten van de afstemmingsronde is
het toetsteamvoorstel toen verbeterd en vervolgens ter vaststelling voorgelegd aan het college.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nvt.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.3 2
VN2023-015624 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare
Clusterstaf Ruimte € Amsterdam ‚
. Ruimte en Groen, Water
en Economie %
Voordracht voor de Commissie MOW van 06 juli 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
AD2023-050395 Bijlage 1 - RIB Evaluatie Toetsteam ORM ondertekend. pdf (pdf)
Bijlage 2 - Gebundelde verslagen evalvatiegesprekken ET TT v7 nieuwste
AD2023-050396
NA COLLEGE.pdf (pdf)
Bijlage 3 - Oprichtingsdocument Toetsteam ORM vastgesteld definitief. pdf
AD2023-050397
(pdf)
AD2023-050398 Commissie MOW (1) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
V& OR, E. van der Molen, [email protected], 06 — 2013 1261
Gegenereerd: vl.3 3
| Voordracht | 3 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 933
Datum akkoord 27 oktober 2014
Publicatiedatum 29 oktober 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer W.L. Toonk van 3 oktober
2014 inzake zebrapaden over fietspaden.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
De fietspaden in Amsterdam zijn zo druk dat het voor voetgangers vaak gevaarlijk is
om gebruik te maken van het recht op voorrang op de zebrapaden. Wat de fractie van
de VVD betreft worden op veel plaatsen in de stad zebra's over fietspaden verwijderd.
Dat maakt Amsterdam veiliger voor voetgangers én fietsers en het is goed voor de
doorstroming.
Wij willen ervoor waken dat we met de huidige situatie als gemeente geen onveilige
situaties uitlokken. Zebra's zouden voetgangers een veilige oversteek moeten bieden,
maar als ze oversteken wordt het pas echt gevaarlijk. ledere Amsterdammer die
's ochtends naar zijn werk fietst ziet dat.
De fractie van de VVD wil de formele verkeerssituatie in lijn brengen met de huidige
praktijk. Het merendeel van de fietsers in Amsterdam stopt helaas niet voor een
zebra. En als er eens een voetgangers is die toch oversteekt, dan leidt dat
onherroepelijk tot bijna-ongelukken met de passerende fietsers of tussen fietsers
onderling.
Zebra's zouden op zich een veilige oversteek van de ene kant van de weg naar de
andere kant moeten bieden. Maar dan moet er wel gestopt worden door de rest van
het verkeer en dat gebeurt niet op de zebrapaden.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 3 oktober 2014, namens de fractie
van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing Bas Gemeenteblad
Datum 29 oktober 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 3 oktober 2014
1. Is het college ermee bekend dat in de praktijk de zebrapaden over fietspaden
lang niet altijd de veilige oversteek bieden die ze zouden moeten bieden?
Antwoord:
Ja. Uit analyse van ongevalsgegevens in Amsterdam blijkt dat ernstige
ongevallen waarbij voetgangers slachtoffer zijn, deels gebeuren op zebrapaden
(bron: Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2011-2015).
2. Is het college het met de fractie van de VVD eens dat op veel locaties, zoals
bijvoorbeeld de Leidsebrug/Stadhouderskade of Berlagebrug/Weesperzijde, zeker
in de drukke ochtendspits zebrapaden over fietspaden de verkeersveiligheid niet
ten goede komen?
Antwoord:
Wij constateren dat zebrapaden geen garantie zijn voor de verkeerveiligheid,
maar het verwijderen van zebrapaden hoeft geen noodzakelijke verbetering te zijn
voor de verkeersveiligheid. In juni 2014 is het zebrapad over het fietspad ter
hoogte van het Victoriahotel (hoek Prins Hendrikkade — Damrak) verwijderd.
Dit heeft niet geleid tot een significante verbetering van de verkeersveiligheid.
Uit DIVV-onderzoek naar de gewijzigde situatie blijkt dat zich ‘conflicten’ blijven
voordoen tussen beide verkeersstromen, die meestal worden opgelost door te
remmen of uit te wijken.
3. Is het college bereid om de bestaande richtlijnen die gehanteerd worden te
heroverwegen en een transparante afweging hierover aan de gemeenteraad voor
te leggen?
Antwoord:
Ja, de eerste stappen tot heroverweging van de richtlijnen zijn al gezet.
In september 2014 heeft de Centrale Verkeerscommissie een bijeenkomst
georganiseerd. Experts van verschillende (landelijke en Amsterdamse)
organisaties en enkele andere gemeenten hebben zich over zebra's over
fietspaden gebogen. Het college zal in het tweede kwartaal van 2015 ter
kennisname een notitie aan de raad aanbieden met een onderbouwde afweging
van het al dan niet aanpassen van de richtlijnen.
4. Kan het college daarbij aangeven op welke termijn en tegen welke kosten in ieder
geval op het hoofdnet Fiets deze situatie aangepast kan worden?
Antwoord:
Het college heeft een globale kostenraming laten opstellen voor het feitelijk
verwijderen van zebra's over fietspaden op Plusnet Fietskruispunten. In totaal
gaat het om circa 1.380 zebra's. De investeringskosten (inclusief risico-
reserveringen) van het verwijderen van een zebra bedragen gemiddeld circa
£ 1.300. De totale kosten komen voor de Plusnet Fietskruispunten daarmee op
bijna € 1,8 miljoen. De kostenraming is exclusief de proceskosten en exclusief
zebrapaden over fietspaden op wegvakken.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng Bas Gemeenteblad
ummer = …. …
Datum 29 oktober 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 3 oktober 2014
5. Watis er volgens het college voor nodig om alle zebrapaden over de fietspaden
binnen twee jaar te verwijderen?
Antwoord:
Het college is gestart met de heroverweging van de richtlijnen om te komen tot
een onderbouwde afweging. Deze wordt uw raad in het 2° kwartaal 2015
aangeboden, zoals bij vraag 3 is aangegeven. Op dat moment bekijkt het college
of en binnen welke termijn er wordt overgegaan tot het verwijderen van
zebrapaden over fietspaden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 877
Publicatiedatum 11 oktober 2013
Ingekomen op 9 oktober 2013
Ingekomen in raadscommissie BWK
Te behandelen op 6/7 november 2013
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Van der Ree inzake de begroting voor 2014
(huurdersondersteuning).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Constaterende dat:
— de subsidie vanuit de gemeente Amsterdam voor huurdersondersteuning
(bestaande uit Huurteams, Huurdersvereniging, Meldpunt ongewenst
verhuurgedrag en Wijksteunpunten Wonen) in totaal € 3.967.840 bedraagt;
— de stadsdelen naast de bijdrage van Gemeente Amsterdam de
huurdersondersteuning met € 2.428.403 subsidiëren;
Overwegende dat:
— _ onduidelijk is wat het rendement en de effectiviteit van de subsidie aan de
huurdersondersteuning is,
Draagt het college van burgemeester en wethouders op:
— extern onderzoek te laten uitvoeren naar het rendement en de effectiviteit van
de subsidie aan de huurdersondersteuning en de kosten hiervoor te dekken uit
het budget voor huurdersondersteuning;
— de uitkomsten van dit onderzoek uiterlijk januari 2014 aan de raadscommissie
Bouwen en Wonen c.a. voor te leggen.
Het lid van de gemeenteraad,
D.A. van der Ree
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 26 juli 2023
Portefeuille(s) Publieke gezondheid en preventie
Portefeuillehouder(s): _ Alexander Scholtes
Behandeld door GGD Amsterdam, [email protected]
Onderwerp Tijdelijk extra investering seksuele gezondheid
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u over het volgende. Zoals u weet ontvangt de gemeente
Amsterdam middelen voor het versterken van de preventieaanpak vanuit het gezond en actief
leven akkoord (GALA) en het integraal zorgakkoord (IZA). Door het ontvangen van deze
rijksmiddelen in 2023 valt er tijdelijk ruimte vrij in de begroting van de GGD. Uiteraard wil ik deze
middelen nog dit jaar inzetten. Ik heb ervoor gekozen, ook gezien de besprekingen in de
gemeenteraad, deze middelen in ieder geval voor het thema seksuele gezondheid in te zetten.
Daarbij maak ik de volgende verdeling:
e Extra instroom PrEP in huidige pilot (€ 200.000) : De huidige landelijke pilot met de PrEP
verstrekking loopt tot augustus ‘24. Zoals u weet, heeft de GGD Amsterdam inmiddels een
lange wachtlijst voor deze pilot. Diverse pogingen voor meer financiering (en dus PrEP-
verstrekkingen) vanuit het Rijk zijn niet gehonoreerd. Uw raad heeft reeds € 200.000
vrijgemaakt om de wachtlijst te verkorten. Door hier nog € 200.000 aan toe te voegen,
kunnen circa 400 mannen van de wachtlijst tot de zomer van 2024 PrEP ontvangen. Hierbij
geeft de GGD voorrang aan mensen in een kwetsbare positie. Aan duurzame voortzetting van
de pilot wordt door VWS hard gewerkt. Als ik daar meer informatie over ontvang deel ik deze
uiteraard met u.
e Extra inzet wijkpoliklinieken Centrum Seksuele Gezondheid (€ 115.000): op dit moment zet
het CSG al in op wijkpoli’s in de stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord. Ik zie dat meer
inzet in de buurten met de grootste kwetsbaarheid en grootste barrières om gebruik te maken
van de zorg van het CSG nodig is. Niet iedereen kan of wil gebruik maken van de
voorzieningen op het hoofdkantoor van de GGD. Op de bestaande wijkpoli’s in Zuidoost,
Nieuw-west en Noord wordt tijdelijk extra capaciteit ingezet om te kijken wat het effect is van
een groter aanbod in juist die wijken. Hiermee voldoe ik ook aan de motie van het lid
Wehkamp over gevraagde extra inzet in de wijkpoli’s (motie 262 voorjaarsnota 2023).
e Onderzoek naar bestendigen transkliniek (€ 100.000): op dit moment verzorgt de GGD, samen
met de community, een transkliniek. De GGD neemt daarbij vooral het medische deel voor
zijn rekening, maar komt ook veel andere problemen tegen bij de huidige doelgroep. De
Transkliniek is gestart als een pilot, en het is duidelijk dat deze in een behoefte voorziet. Ik wil
laten onderzoeken hoe we de transkliniek kunnen inbedden: wat is daarvoor nodig, welke
allianties moeten we sluiten en welke duurzame inzet is gepast om de doelen van publieke
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 26 juli 2023
Pagina 2 van 2
gezondheid (transpersonen in zorg krijgen, waarbij hormoonbehandeling het middel is)
duurzaam te kunnen realiseren. Denk aan het opsporen van hiv, anti-discriminatie en
transpersonen in kwetsbare posities (statushouders, ongedocumenteerden, dak- en
thuislozen).
e Eenmalig extra inzet op bestrijden stigma testen bij hiv (€ 100.000): we zetten op dit moment
€ 100.000 in vanuit de coalitiemiddelen preventie met het doel om hiv infecties in Amsterdam
naar nul te brengen. We organiseren verschillende interventies, o.a. gericht op het bestrijden
van stigma’s rondom hiv, het testen op hiv en personen die leven met een hiv infectie. Met
deze impuls wordt in elk geval ingezet op extra laagdrempelige testcapaciteit (onder andere
zelftesten) en ontwikkeling van materiaal (condooms, campagne, hiv testen) voor de
European testing week 2023, waar we juist groepen die last hebben van zelfstigma of stigma
vanuit hun leefgemeenschappen willen verleiden een hiv test te doen.
Financiering
De extra middelen komen zoals aan het begin van deze brief vermeld uit het nationale gezond en
actief leven akkoord (GALA) en het integraal zorgakkoord (IZA). Daardoor krijgt de gemeente in
ieder geval tijdelijk extra ruimte om in preventie te investeren. De investeringen zullen worden
opgenomen in de najaarsnota van 2023 en dragen bij aan een extra verbetering van de
dienstverlening van de gemeente Amsterdam op het gebied van seksuele gezondheid. Dit brengt
ons dichter bij het doel van nul nieuwe hiv infecties in 2026 in Amsterdam.
Samenwerking met het Rijk en zichtbaarheid
Met de uitkomsten van de pilot PrEP wil ik met het ministerie van VWS verder in gesprek om PrEP
breed beschikbaar te maken voor Amsterdammers. De wachtlijst voor die pilot is echter te lang en
daarom zijn meer middelen nodig. Diverse pogingen voor meer financiering (en dus PrEP-
verstrekkingen) vanuit het Rijk zijn tot dusver niet gehonoreerd.
Tot slot wil ik v er graag op wijzen, dat we ons hiv beleid ook internationaal laten zien. Tussen 25-
27 september 2023 is Amsterdam de gastheer van de conferentie fast track cities, waarvan onze
stad één van de eerste ondertekenaars en deelnemers is. We gaan werkbezoeken voor
congresbezoekers organiseren, waarbij ze diverse activiteiten in Amsterdam kunnen bekijken.
Tevens zal Amsterdam centraal staan tijdens het openingspanel van het congres en zal ik ook
deelnemen aan het panel met (vice) burgemeesters aan het eind van die dag. Zo delen we wat we
zelf geleerd hebben en wat we nog willen leren van en delen met steden wereldwijd
De seksuele gezondheid van onze Amsterdammers blijft voor mij nu en de komende jaren een
belangrijk onderwerp waar we ons als stad sterk voor blijven maken. Dit doe ik in samenwerking
met partners in de stad, met het Rijk en uiteraard ook met u als raad.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Alexander Scholtes
Wethouder publieke gezondheid en preventie
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 527
Publicatiedatum 15 juni 2016
Ingekomen onder BA
Ingekomen op donderdag 2 juni 2016
Behandeld op donderdag 2 juni 2016
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de leden Verheul en Ruigrok inzake het verkopen van vastgoed buiten
postcode 1012.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het voorgenomen besluit over de deelname in 1012Inc
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 473).
Constaterende dat:
— de raad in de gelegenheid wordt gesteld wensen en bedenkingen te uiten ten
aanzien van het voorgenomen besluit over de deelname in 1012 Inc;
— in het voorgenomen besluit ter oprichting van 1012 Inc wordt bepaald dat het doel
van de 1012 Inc is om op een bedrijfsmatig gezonde en tegelijk maatschappelijk
verantwoorde manier, in de vorm van een publiek-private samenwerking, de
gewenste transformatie in postcodegebied 1012 mogelijk te maken;
— in het voorgenomen besluit staat opgenomen dat na toetreding tot 1012 Inc er
géén verwervingen buiten het postcodegebied 1012 worden verricht, tenzij met
uitdrukkelijke instemming van partijen.
Overwegende dat:
— in de voorgenomen overeenkomst wordt opgenomen dat onder de scope
(geografisch) van 1012 INC primair wordt verstaan het postcodegebied 1012;
— de vastgoedportefeuille van 1012 INC bij aanvang zal bestaan uit de volledige
vastgoedportefeuille van Stadsgoed, die voor ca. 30% bestaat uit bezit buiten het
postcodegebied 1012;
— het gemeentelijk beleid is dat gemeentelijk vastgoed dat geen maatschappelijk
doel of beleidsdoel dient, wordt afgestoten;
— een grotere vastgoedportefeuille van 1012 INC er logischerwijs toe leidt, dat de
aandacht van het management zich niet voor 100% kan richten op het
postcodegebied waarvoor deze deelneming wordt opgericht;
— de huidige vastgoedportefeuille van Stadsgoed in zijn geheel moet worden
ingebracht om daarmee een voldoende brede basis te creëren voor een financieel
levensvatbare 1012 INC;
— in de stukken de intentie wordt benoemd dat 1012 INC jaarlijks voor ongeveer € 5
miljoen aan vastgoedaankopen doet in het postcodegebied 1012;
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 527 Moti
Datum _ 15 juni 2016 otie
— de aanvullende aankopen de noodzaak verkleinen om vastgoed buiten het
postcodegebied 1012 aan te houden omwille van de financiële levensvatbaarheid
van 1012 INC.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— in de opdracht aan 1012 INC op te nemen dat zij zo zodra dat verantwoord is, het
vastgoed buiten het postcodegebied 1012 afstoot;
— indien het niet mogelijk blijkt dit in de opdracht aan 1012 INC op te nemen, er als
aandeelhouder op aan te sturen dat 1012 INC zo snel als mogelijk en
verantwoord het vastgoed buiten het postcodegebied 1012 afstoot;
— in de reguliere rapportages over 1012 INC in te gaan op de voortgang van de
ambitie om het vastgoed van 1012 INC buiten het postcodegebied 1012 af te
stoten.
De leden van de gemeenteraad
A. Verheul
M.H. Ruigrok
2
| Motie | 2 | train |
Gemeente Bezoekadres
Stadhuis, Amstel 1
Am ste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14020
> 4 www.amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Gemeenteraad van Amsterdam
Datum 21 augustus 2018
Kenmerk
Behandeld door Niek Bosch, Ruimte & Duurzaamheid
Onderwerp Reactie op de motie 315.18 inzake de tussenrapportage Ruimte voor de Stad en
kennisnemen van de beantwoording van de moties die aangenomen zijn bij Koers
2025 (verbinden van losse delen van de Hoofdgroenstructuur).
Geachte raadsleden,
Op 14 maart 2018 heeft de raad bij de bespreking van de tussenrapportage Ruimte voor de Stad en
kennisname van de beantwoording van de moties die aangenomen zijn bij ‘Koers 2025’ motie
315.18 aangenomen van de (voormalige) raadsleden Nuijens, Vink en Geenen inzake het verbinden
van de losse delen van de Hoofdgroenstructuur. Dit vanuit de constatering dat het toevoegen van
nieuw groen slechts in beperkte mate kan worden gezocht in toevoeging van nieuwe volwaardige
stadsparken, maar er nog kansen zijn voor het vergroenen van de openbare ruimte en straten tus-
sen delen van de Hoofdgroenstructuur hierbij als meest kansrijk kunnen worden beschouwd.
Het college beschouwt vergroening van de stad en toevoeging van groene verbindingen als een
belangrijke opgave voor deze bestuursperiode. Tegelijkertijd zijn de financiële mogelijkheden
daartoe beperkt. Ze kondigt in het coalitieakkoord een nieuwe visie op het Amsterdamse groen
aan. Op basis van een dergelijke visie is het mogelijk om het instrument van de Hoofdgroenstruc-
tuur en de bijbehorende Hoofdgroenstructuurkaart te herijken en de Hoofdgroenstructuur te ver-
sterken.
Vooruitlopend op de groenvisie wil het college vergroeningskansen bij herinrichting van wegen
benutten. Deze doen zich voor daar waar straten en openbare ruimte voor groot onderhoud of
herstructureringsopgaven op de schop gaan. Bij zowel gebiedsontwikkeling als bij op verbetering
van de bestaande stad gerichte investeringen uit het Stedelijk Mobiliteitsfonds kan herinrichting
van de openbare ruimte-aan de orde zijn. Bij gebiedsontwikkeling is het een continu proces om
aandacht voor groen te vragen, maar in het laatste geval worden per jaar de projecten vastgesteld.
Om te zorgen dat het potentieel van deze projecten op groengebied vanaf komend jaar wordt
verwezenlijkt, zal de conceptlijst met projecten worden geschouwd om de mogelijkheden tot ver-
groening te inventariseren. Hierbij zal met name aandacht geschonken worden aan de projecten
Het Stadhuis is bereikbaar met de metro of met tramlijn 7 en 14, halte Waterlooplein.
Een routebeschrijving vindt uv op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 21 augustus 2018
Kenmerk
Pagina 2 van 2
die tussen delen van de Hoofdgroenstructuur vallen en waar nog kansen zijn om een groenadvies
te betrekken bij het ontwerp. Het voorstel voor de verdeling van de middelen in het Mobiliteits-
fonds wordt tegelijkertijd met de begroting aan u ter besluitvorming voorgelegd.
Met deze beschouwen wij de motie vitgevoerd en daarmee als afgehandeld.
Wij hopen v hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
Femke Halsema Wil Rutten ar
burgemeester waarnemend gemeentesecretaris
Het Stadhuis is bereikbaar met de metro of met tramlijn 7 en 14, halte Waterlooplein.
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
| Motie | 2 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1016
Publicatiedatum 19 november 2014
Ingekomen op 5 november 2014
Ingekomen onder 816’
Behandeld op 6 november 2014
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden mevrouw Roosma en de heer Poorter inzake
de begroting voor 2015 (basisvoorziening dagbesteding).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— de dagbesteding en begeleiding per 1 januari 2015 overgeheveld worden naar de
gemeentes met een forse bezuiniging;
— de bestuurscommissies verantwoordelijk worden voor een belangrijk onderdeel
van die dagbesteding, namelijk de basisvoorziening participatie en activering in
de wijk;
— deze voorziening door de bezuinigingen meer dan voor heen te maken gaat
krijgen met kwetsbare groepen waarvoor extra aandacht en begeleiding
noodzakelijk is, maar dat deze basisvoorzieningen vaak gerund zullen worden
door vrijwilligers;
— het wenselijk is dat professionals beschikbaar zijn om die vrijwilligers bij
de basisvoorzieningen goed te kunnen ondersteunen;
— het college extra geld vrijmaakt voor dagbesteding;
— het wenselijk is dat een deel van dat geld in het programma beschikbaar komt
voor de basisvoorziening aan het begin van het continuüm van dagbesteding,
Besluit:
bij de uitwerking van de verdeling van de coalitiemiddelen voor dagbesteding
(8 miljoen euro structureel) een deel van deze middelen in te zetten voor
de basisvoorzieningen dagbesteding aan het begin van het continuüm en dat
inzichtelijk te maken voor de raad.
De leden van de gemeenteraad,
F. Roosma
M.F. Poorter
1
| Motie | 1 | train |
TB = Ter Bespreking
TK = Ter Kennisgeving
TV = Ter Vaststelling
Agenda Onderwerp Portefe Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad \Opmerkingen/motivering
uilleho | Commissie datum behandeling
53 [Cie De Lairessestraat: VO/PvE JB/MK | 12-mrt-13 | ntb. datum TK LO nvt Verkeersonderzoek en
financiele onderbouwing zijn
nog niet gereed.
64 \Deelraad |Zuidas: ontwikkelmodel Ravel PS/Ede| 11-jun-13 | ntb. datum TA LO 25-sep-13 |Reden:Bestuurlijke
Vv besluitvorming stadsdeel voor
ontwikkelmodel Ravel (start-
uitvoeringsbesluit) is gepland
voor half april tot half juni 2013.
Commissie R&W uitnodigen
EE
V
Cie n.a.v. besluitvorming betr. Rode Loper: Nota van JB/MK 11-feb-14 LO nvt N.a.v. behandeling van dit
Uitgangspunten onderwerp in november 2013 is
een aantal toezeggingen
gedaan voor de agenda van de
commissie in februari 2014
67 [Cie Van Woustraat: concept Nota van Uitgangspunten JB/MK 11-jun-13 10-dec-13 TK LO nvt Project kan in oorspronkelijke
vorm niet doorgaan en wordt
aangepast: scenario's en
kosten.
PEES
ne peen ee ELL
ae pen EEL
DO
Grijs 2014
KD
2014 (overig
aanbesteding Stadionplein.
1
Agenda Onderwerp Portefe Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad \Opmerkingen/motivering
uilleho | Commissie datum behandeling
63 [Cie Ring Oud Zuid 5: VO en PvE (Du Sartstraat- JB/MK | 21-mei-13 | 2e kw 2014 TK LO nvt Reden voor uitstel: NvU en
Sarphatipark) en schetsontw. nog niet afgerond.
73 \Deelraad [Zuidas: toekomstvisie RAI / motie over bebouwing PS/Edel 11-jun-13 3e kw 2014 TA LO 4e kw. 2013 [Goedkeuring harmonisering
langs Wielingenstraat en parkrand V i.v.m. erfpachtelijke uitgifte
centraal bestuurlijk daarna
behandeling eind 2013.
74 [Deelraad |Zuidas: uitvoeringsbesluit RAI PS/Edel| 11-jun-13 | 3e kw. 2014 TA LO Volgt na goedkeuring Zuidas
V toekomstvisie RAI/ motie over
bebouwing langs Wielingenstr.
2
| Agenda | 2 | discard |
2% Gemeente Amsterdam
% Actualiteit voor de raadscommissie voor Algemene
Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische
Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden,
Preventie Jeugdcriminaliteit, Vluchtelingen en
Ongedocumenteerden, Handhaving en Toezicht
Jaar 2021
Datum indiening
Datum behandeling
Onderwerp
Actualiteit van het raadslid Van Schijndel (Forum voor Democratie) inzake de demonstratie op
het Museumplein op 24 januari 2021
Aan de commissie
Inleiding
Afgelopen zondag werd krachtens noodbevel van de burgemeester de demonstratie tegen de
coronamaatregelen door de politie beëindigd. Net als op 17 januari j.l. was er op grote schaal
sprake van wanordelijkheden, niet alleen op het Museumplein maar ook in de daaromheen
gelegen straten.
Reden bespreking
Er is reden te beraadslagen over strategieën waardoor enerzijds de grondwettelijke
demonstratievrijheid gehandhaafd blijft en anderzijds de Museumpleinbuurt in de toekomst zal
worden gevrijwaard van geweldadigheden en ernstige verstoringen van de openbare orde bij
het ontbinden van ‘spontane’ demonstraties tegen de coronamaatregelen.
Op de demonstraties komt een veelheid van groepen mensen af. De overgrote meerderheid is
goedwillend, maar er is ook een kleine minderheid die uit is op geweld. De bokken moeten
worden gescheiden van de schapen. In dat kader is het dringend noodzakelijk om te zien naar
alternatieve locaties én actief beleid te voeren om redelijke afspraken met daarvoor in
aanmerking komende organisaties te maken teneinde het demonstreren in goede banen te
leiden.
Reden spoedeisendheid
Op sociale media verschenen oproepen om komende zondag weer naar het Museumplein te
komen. Voor de Museumpleinbuurt is de overlast onverdragelijk. De spoedeisendheid is
gegeven omdat wanordelijkheden midden in de stad moeten worden voorkómen, waarbij het
demonstratierecht op een andere, meer geschikte locatie gestalte dient te krijgen.
Het lid van de commissie,
A.H.J.W. van Schijndel
1
| Actualiteit | 1 | train |
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
(TIJDENS ZOMERSTORM JUNI 2019 TE AMSTERDAM)
ai: EE EEn EE
me EE NEE
OE EE ge
EE Ee
EE ee B ee
ikt DORE te Nee KE AE ET
ne | EE EE
rn { Ee a | p ne pee en s Eide
ni En ee de ek
De Gil Ri Mi ce 4
=> Ee eis, } i VAG neden
enen ee hi, Yde % d
Auteurs: Gerrit-Jan van Prooijen*; Evert Ros®; Jitze Kopinga’
In opdracht van: H. Kaljee, Verkeer en Openbare Ruimte, asset Groen, gemeente Amsterdam
1 Docent en auteur Stadsbomen Vademecum, Prohold — Boomtechnisch advies, Arnhem
2 Voormalig onderzoeker/adviseur gemeente Amsterdam, New York Boomadvies, Waarland
3 Voormalig onderzoeker Wageningen UR, Alterra, Kopinga Boomadvies, Wageningen
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
INHOUDSOPGAVE
1.1 AANLEIDING & DOELSTELLING … nennen eer serneerenvenneenenvenvensenrenrenvenernenenveneennenne 3
2.1 BOOMGEGEVENS EN BIJZONDERHEDEN … … eer envenrenrenreereenseerseneerenserenn 6
HET BEGRIP ‘STABILITEITSKLUIT? … naven ene eenenr een eenenveenveneeevenvervevevenvenrseeeenveenene BIJLAGE 2
APRIL 2020 2
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
1 INLEIDING
1.1 AANLEIDINGEN & DOELSTELLING
Aanleiding
Tijdens de storm van 6 juni 2019 zijn in het centrum van Amsterdam ongeveer 100 grote iepen
omgewaaid. De stobben van 27 van deze iepen zijn naar een depot in het Westelijk Havengebied
gebracht om op een later tijdstip te kunnen worden onderzocht. Door H. Kaljee, Verkeer en
Openbare Ruimte, asset Groen, gemeente Amsterdam is aan de auteurs van dit rapport gevraagd
om dit onderzoek uit te voeren.
Doelstelling
Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de achterliggende oorzaken van het
omwaaien, voor zover dat betrekking heeft op een verminderde stabiliteit, en op basis daarvan te
komen met een aantal aandachtspunten, richtlijnen en aanbevelingen met betrekking tot het
verdere c.q. toekomstige beheer van (oudere) iepen in de binnenstad.
1.2 WERKWIJZE
Algemeen (aannames en beperkingen)
- De 27 stobben zijn afkomstig van bomen die met wortel en al zijn omgewaaid. Het is niet
bekend in hoeverre er tussen de ca. 100 omgewaaide bomen ook iepen waren die zijn
afgebroken ter hoogte van de wortelkluit. Voor deze groep van bomen zijn sommige van de
bevindingen en de daaraan verboden conclusies en aanbevelingen niet (altijd) representatief.
-__ Het is niet bekend in hoeverre er nog restanten van wortelkluiten zijn achtergebleven op de
standplaats. Dit maakt dat het lastig is om de werkelijke dimensies van de wortelkluiten aan te
geven en die in de bestaande stabiliteitsmodellen in te voeren en daaraan ‘exacte’ verbanden
aan te ontlenen. Het blijven daarom benaderingen op basis van best professional judgement.
- Vooralsnog wordt aangenomen dat er bij het verzamelen van de stobben van de ontwortelde
bomen geen gerichte selectie heeft plaatsgevonden en daarom mag worden uitgegaan van
een statistisch representatieve steekproef.
- De omgevingskenmerken, zoals de aanwezigheid van onder- en bovengrondse obstakels
(riolen / kademuren / rioolputten / leidingen / maaiveldinrichting / windrichting / enz.) zijn
niet bekend en zijn niet altijd goed te herleiden vanuit het wortelpatroon. Relaties met deze
kenmerken berusten daarom deels op veronderstellingen i.c. vergelijkingen met eerder
praktijkonderzoek.
- Bovenstaande geldt ook voor bodemkenmerken, zoals grondsoort, bodemverdichting,
grondwaterregime, doorwortelde ruimte en dergelijke.
-__ Evenmin is bekend wat er, in het verleden en recentelijk, aan ingrepen rond de betreffende
boom heeft plaatsgevonden. Dit betreft zowel nadelige ingrepen (meestal van civieltechnische
aard) als boomverzorgende of bodemverbeterende maatregelen (bijvoorbeeld de veel
uitgevoerde groeiplaatsverbetering door gronduitwisseling of andere ingrepen zoals het zgn.
‘ploffen’ van de bodem).
APRIL 2020 3
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
- De bovengrondse conditie van de boom (op het moment van bezwijken) laat zich aan de hand
van de stobben niet vaststellen.
Veldwaarnemingen
Op 31 januari 2020 zijn de 27 stobben van de iepen onderzocht/beoordeeld.
Bij de beoordeling is de leeftijd geschat, de stamdiameter gemeten en de jaarringdikte van de
laatste jaarringen ingedeeld in de klassen goed, redelijk, matig of gering. Dit is afgewogen aan de
vuistregel voor een normaal te verwachten diktegroei van stadsbomen van ca. 1 cm stamdiameter
per jaar.
Van alle individuele stobben zijn foto’s genomen en zijn de vorm en kwaliteit van de beworteling
en met name de afwijkingen en opvallende bijzonderheden genoteerd.
Leeswijzer
In het hoofdstuk resultaten (hoofdstuk 2} zijn de boomgegevens en bijzonderheden in een tabel
samengevat. Een statistische uitwerking van de gegevens is weergegeven in enkele tabellen en
figuren. Een beschouwing van de bevindingen is weergegeven in het hoofdstuk discussie
(hoofdstuk 3). Afgesloten wordt met een aantal conclusies (hoofdstuk 4) en aanbevelingen
(hoofdstuk 5}.
Opvallende kenmerken zijn apart in een fotobijlage toegelicht aan de hand van een aantal
illustratieve fotobeelden met onderschrift (bijlage 1). Ook is een aanvullende uiteenzetting over
het begrip ‘stabiliteitskluit’ (bijlage 2) en een lijst met van toepassing zijnde literatuur (bijlage 3)
bijgevoegd.
Toelichting op een aantal vaktermen
-__Potloodiep: iepen die zijn geteeld op een onderstam van een andere iepensoort of -ras en
waarbij gedurende de ontwikkeling problemen zijn ontstaan in de vergroeiing met de
onderstam waardoor de wortelontwikkeling achterblijft en de boom op den duur als een
‘potlood’ in de grond staat verankerd. Voor een nadere uiteenzetting van dit fenomeen wordt
verwezen naar Kopinga & Ros (2009, 2010).
- Secundaire beworteling: vorming van wortels op andere plaatsen dan vanuit de primaire
wortels die al zijn gevormd bij de kweek van het plantmateriaal. Bij potloodiepen gaat het
vaak om wortelvorming vanuit de op een onderstam geënte soort of ras (waardoor de bomen
op ‘eigen wortel’ komen te staan).
-__ Stabiliteitskluit: de omvang van een wortelkluit die minimaal nodig is voor een voldoende
stabiliteit van de boom, aangegeven door de diverse modellen die daarvoor bestaan.
APRIL 2020 4
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
1.3 SAMENVATTING
In juni 2019 zijn in het centrum van Amsterdam tijdens een storm ca. 100 grote iepen omgewaaid.
Daarvan zijn 27 stobben bewaard voor nadere inspectie. Deze heeft plaatsgevonden in januari
2020.
De bevindingen van deze inspectie geven aan dat bij vrijwel alle de iepen sprake was van een
onderontwikkelde beworteling (‘stabiliteitskluit’) als gevolg van de volgende bijzonderheden c.q.
‘gebreken’:
- Een minder dan gewenst wortelvolume, vergeleken met de dimensies van enkele algemeen
gehanteerde stabiliteitsmodellen. Dit betrof met name de zgn. potloodiepen, waarvan
problemen met de wortelvorming vaak samenhangen met de wijze waarop de bomen zijn
gekweekt (nl. op een onderstam).
-__Amputatie van (dikkere) wortels die vaak zijn terug te voeren tot in het verleden bij de bomen
uitgevoerde grondwerkzaamheden;
-__ Aantasting van wortels door houtrot;
-__ Ondiepe wortelvorming, vaak in combinatie met een secundaire wortelvorming met
verhoudingsgewijs minder stabiliteitswortels.
Op basis van de waarnemingen kon niet worden vastgesteld welke factoren belemmerend zijn voor
de wortelontwikkeling naar de diepte toe. Dit zal in situ nader moeten worden onderzocht c.q.
vastgesteld.
Aanbevolen wordt om:
- De uitvoering van, en de richtlijnen voor, de tot dusver gevolgde boombeoordelingen nog eens
kritisch te bekijken (inclusief recente resultaten) om te bezien waar mogelijk verbeterpunten
in zitten.
- Bij de aanplant van iepen/straatbomen de minimaal vereiste dimensies van de stabiliteitskluit
aan te houden, zoals aangegeven in het Stadsbomenvademecum (van Prooijen, 2011, 2012).
Bij het groter worden van de boom dienen de dimensies van de stabiliteitskluit (boomspiegel
en storingsvrije zone) aangepast te worden, bijvoorbeeld bij iedere herprofilering.
- Vanwege de vaak (eenzijdige) beperkte ruimte voor de stabiliteitskluit verdient het
aanbeveling om in te zetten op combinaties van boomgroeiplaatsen met civiele bouwwerken
die gericht zijn op het bieden van extra stabiliteit aan de bomen Op die manier is het mogelijk
om bomen te planten ook op locaties waar de ruimte niet aan de minimale dimensies voor de
stabiliteitskluit voldoet.
-_ Uitvoering van grondwerkzaamheden maximaal af te stemmen op de aanwezigheid van
bomen.
-__ Aanplant van bomen te vermijden waarvan inmiddels bekend is dat bewortelingsproblemen
kunnen optreden door de wijze waarop de bomen zijn gekweekt.
APRIL 2020 5
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
2 RESULTATEN
2.1 BOOMGEGEVENS EN BIJZONDERHEDEN
Een overzicht van de boomgegevens en bijzonderheden is weergegeven in tabel 1. Een
fotoreportage van illustratieve voorbeelden van een aantal bijzonderheden is weergegeven in
bijlage 2.
30 42 Goed Geen haarwortels, boom afstervend voorafgaand aan
A
65 103 Goed Platte wortelplaat, oude amputaties, 23 omtrek goed
A
KK
secundaire wortelmat; groot obstakel in bodem
“geconserveerd”
21 |60 [50 \Matg ___ |Potloodvom
21AJ60 [51 \Matg ___ |Potloodvom
22 |60 [70 | Matig __ | Potloodvorm, beworteling tweezijdig “scharnier”
30 |80 [50 _____\Matg ____|Eenzijdigesecundairekuit
31 |40 [47 \Matg ___ |Potloodvom
Slechts enkele levende wortels
Ee PP eretitel
amputaties, kluit lijkt in zuurstofloze zone gezakt
Se PC seegers
rot. Sterk begrensd?
49 130 [50 _____|Redelijk |Potloodvom
KN
wortels 2-3 cm diameter
62 |40 [55 __ | Goed/redelijk | Oude amputaties, adventiefwortels
17345 [60 \Gering __|Potloodvom
179 78 Matig Secundaire kluit. Oppervlakkige fijne beworteling. Oude
A
A |30 [49 | Goed | Wortelkluit40cmdik, oogtperfect
B |30 [31 | Goed | Eenzijdige beworteling, wortels willen diepte nietin. _—
C 35 41 Goed Eenzijdig diepe beworteling. Wortelschade door
KK
70 Gering Platte pannenkoek, wortels willen niet de diepte in.
A
LE |40 [50 ____|\Matg ____ | Potloodvorm, eenzijdigadventiefwortels
Tabel 1. Boomgegevens en bijzonderheden.
APRIL 2020 6
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
Opmerking: met betrekking tot het overzicht in tabel 1. moet worden opgemerkt dat twee
aspecten enigszins onderbelicht zijn, te weten houtrot en een asymmetrische wortelkluit. Alleen
gevallen waar sprake was van verregaande houtrot die evident de stabiliteit van de boom
verminderen zijn weergegeven. Er waren meerdere gevallen van houtrot, maar daarvan kon de
bijdrage aan een verminderde stabiliteit met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld.
Hetzelfde geldt voor het aspect van asymmetrische beworteling.
Leeftijd, stamdiameter en jaarringbreedteklasse
De gemiddelde leeftijd van de bomen bedraagt 59 jaar met een minimum van 30, een maximum
van 100 en een standaardafwijking van 22 jaar. De statistische verdeling is normaal (toets:
Anderson-Darling en Shapiro-Wilk).
De gemiddelde stamdiameter van de bomen bedraagt 58 cm met een minimum van 31, een
maximum van 103 en een standaardafwijking van 16 cm. De statistische verdeling is normaal
(toets: Anderson-Darling en Shapiro-Wilk).
De gemiddelde jaarringbreedte ligt met een gemiddelde score van 3,4 (lopend van 2 = gering tot 5
= goed) in het traject ‘matig’ tot ‘redelijk’, De statistische verdeling is niet normaal. De categorie
“redelijk” is ondervertegenwoordigd (zie figuur 1).
.
‚
4
2
0 Gering Matig Redelijk Goed
Jaarringklasse
Figuur 1. Frequentieverdeling van de jaarringklassen.
De gebogen lijn geeft het verloop van een statistisch normale verdeling aan.
Er is een significante correlatie tussen de leeftijd, stamdiameter en de jaarringbreedte (met p =
0,001), maar dit ligt in de lijn van de verwachtingen, omdat het in overeenstemming is met de
normale groeicurves van bomen.
Zoals al is genoemd in de beperkingen om de bevindingen te toetsen aan de bestaande
stabiliteitsmodellen blijkt uit de fotobeelden dat geen van de potloodiepen qua stabiliteitskluit
voldoet aan de minimale criteria, ongeacht het model waarvan wordt uitgegaan.
APRIL 2020 7
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
2.2 POTLOODIEPEN
Uit tabel 1 valt op te maken dat van de 27 bomen er 10 (ruim een derde van het totaal) als
potloodiep kunnen worden aangemerkt.
Een tabellarisch overzicht van alle bijzonderheden die meerdere malen zijn waargenomen,
onderverdeeld in potloodiepen en overige bomen, is weergegeven in tabel 2. De (soms geringe)
aantallen beperken de mogelijkheden voor een statistische toetsing van verschillen. Dit is om die
reden achterwege gelaten.
Een tabellarisch overzicht van de leeftijd, stamdiameter en klasse van jaarringdikte, onderverdeeld
in potloodiepen en overige bomen, is weergegeven in tabel 3.
|___Aspect _| Jafnee [Geen potloodiep | Potloodiep
Assymetrische beworteling oe 8 |
da | 72 | 8 |
Wortelambutatie
P
ourot nee | ts je | u |
Secundaire wortelvorming oe 9 |
L_a | 7 | 4 | 8 |
Tabel 2. Aantal malen dat bijzonderheden zijn waargenomen, ingedeeld
naar de categorie potloodiepen en overige bomen.
Geen potloodiep | Potloodiep
__Aspect _ || N-bomen | Gemiddeld | N-bomen |Gemiddeld|| sig.0,05 |
Leefd(aren) | 7 | e44 | 10 | 405 | ns
DBH (cm) Tm es | no | si | ms
jaarngdite (sore) |_ 17 | 3e | vo | 30 |_ ns |
Tabel 3. De gemiddelde leeftijd, stamdiameter en jaarringdikte, ingedeeld naar
de categorie potloodiepen en overige bomen. Sig. 0,05 = toetsing op statistische
verschillen bij een betrouwbaarheidsinterval van 95%. “ns” is niet significant.
APRIL 2020 8
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
3 DISCUSSIE
Wortelvorming en wortelrot
Veel iepensoorten en -rassen vormen vrij gemakkelijk nieuwe wortels (‘adventiefwortels’). Dit
gebeurt na wortelamputatie, maar soms ook vanuit het onderste stamgedeelte waar dit de grond
raakt. Een (oudere) iep is in staat om volledig op deze jonge beworteling te overleven. Daarmee
wordt echter ook de aanwezigheid van omvangrijke wortelrot van het oorspronkelijke
wortelstelsel, en de daaraan gepaarde gaande verhoogde kans op windworp, gemaskeerd omdat
dit zich dan niet vaak uit in een verminderde groei of conditie van de boom.
‘Potloodiepen!
Het potloodiep-fenomeen wordt vooral, zo niet uitsluitend, aangetroffen bij bomen die op een
onderstam zijn gekweekt waarmee ze niet voldoende verenigbaar zijn. Dit leidt op korte dan wel
langere termijn tot afstoting van het oorspronkelijke wortelstelsel (‘uitgestelde
onverenigbaarheid’), dat hierbij gaandeweg verrot.
De nieuwe wortelvorming vanuit de stamvoet van iep, en met name die van een potloodiep, is
vaak eenzijdig en niet voldoende om het verlies aan stabiliteit geheel te compenseren. De
afmeting van stabiliteitskluit blijft daarmee voor langere tijd, dan wel permanent, onder de
vereiste normen.
In het verleden werden (en nog steeds worden) er iepen op onderstam gekweekt met ent-
onderstamcombinaties die tot uitgestelde onverenigbaarheid kunnen leiden. In de periode tussen
1960 en 1985 zijn veel iepen aangeplant die zijn vermeerderd op onderstammen van zaailingen
van de Bergiep (Ulmus glabra). Inmiddels is bekend dat dit bij een bepaald (nog onbekend)
percentage problemen kan geven. Het verklaart het nogal grote aandeel potloodiepen in de
leeftijdscategorie van ca. 30 — 65 jaar.
Het fenomeen ‘potloodiepen' is al meerdere decennia bekend (Kopinga & Ros. 2009, 2010).
Aanvankelijk was de verwachting dat de impact daarvan gaandeweg minder zou worden in de
veronderstelling dat dit gedrag zich vooral beperkte tot de wat jongere bomen (< 20 à 25 jaar).
Maar nu blijkt dat er onder de 27 omgewaaide bomen er 10 potloodiepen aanwezig waren, met
bovendien gemiddeld een hogere leeftijd, lijkt die verwachting niet uit te komen.
Weliswaar heeft de gemeente Amsterdam al enige jaren terug besloten om alleen nog maar
‘wortelecht' plantmateriaal te gebruiken, maar voor die tijd zijn nog veel iepen-op-onderstam
aangeplant. Het is dan ook te verwachten dat bij volgende stormen het aandeel potloodiepen nog
steeds substantieel zal zijn.
Dit is een gegeven waaraan weinig valt te doen. Wél kan er door een middel van een verscherpte
controle worden gepoogd om latente potloodiepen aan te wijzen. Een en ander volgens de door
Kopinga & Ros (2009, 2010) beschreven richtlijnen. Helaas moet worden geconstateerd dat ook
daarmee anno 2019 kennelijk nog onvoldoende resultaat wordt geboekt. Wellicht dat de
rapportages van de recent uitgevoerde inspecties hierin meer inzicht kunnen geven.
Een latente instabiliteit van iepen is vaak niet goed vast te stellen bij routinematige
boomveiligheidscontroles. Weliswaar zijn er tegenwoordig meer ‘verbeterde’ geavanceerde
methodes zoals trekproeven en grondradar, maar deze hebben nog steeds zwaarwegende
beperkingen ten aanzien van accuratesse.
APRIL 2020 9
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
Bij trekproeven is nog steeds sprake van een (ongewenst) vrij breed ‘schemergebied’ in de
uitkomsten en de interpretatie van de resultaten. Ook betreft het een tijdsopname waarvan de
voorspellende waarde van de uitkomsten mede worden bepaald door de frequentie waarmee de
inspecties worden uitgevoerd. Met als praktische consequentie dat het met enige regelmaat zal
moeten worden toegepast wanneer men de vinger aan de pols wil houden.
Verder geven de trekproeven weinig inzicht in de mate waarin ondergrondse ‘obstakels’ bijdragen
aan de stabiliteit van de boom (en de vermindering daarvan wanneer die tijdens bijvoorbeeld een
herprofilering van de standplaats worden verwijderd).
Bij grondradaronderzoek is behalve de ongewenste ‘ruis’ nog steeds een nadeel dat de kwaliteit
van de wortels er onvoldoende mee kan worden bepaald. Met andere woorden: wanneer de
omvang van de beworteling nog voldoet aan de normen dan kan de stabiliteit van de boom al
ernstig zijn verminderd door houtrot in de wortels.
Belangrijk is wellicht dat het geen goedkope methoden zijn. Een inzet in de routinematige
boomveiligheidsbeoordelingen ligt dan ook niet voor de hand en zal beperkt zijn tot prioritaire
gevallen,
Dit alles overwegende, lijkt het bestaande stappenplan (Kopinga & Ros, 2010) nog steeds een
bruikbare richtlijn voor de routinematige controle van het iepenbestand.
Beperkte bewortelingsruimte
Bij straatbomen in steden en met name stadscentra is vaak sprake van een relatief geringe
bewortelingsruimte met soms beperkte (en éénzijdige) bewortelingsmogelijkheden door de
aanwezigheid van kademuren, rijbanen, opsluitbanden etc. De boom kan een deel van zijn
stabiliteit ontlenen aan verharding en objecten die de groeiplaats begrenzen. Zonder deze
objecten voldoet de stabiliteitskluit in veel gevallen krap of zelfs geheel niet meer aan de normen
en vuistregels.
Veel van de waarnemingen (16 van de 27 beoordeelde stobben) wijzen op een beperking van de
doorwortelbare ruimte, zowel zijdelings als naar de diepte toe. Soms is de beperking aan één
bepaalde zijde van de wortelkluit (overigens vaak een specifiek kenmerk van ‘potloodiepen’).
De beperking van de doorwortelbare ruimte kan diverse oorzaken hebben:
- Hoog grondwater (of grote fluctuaties hierin) met als gevolg dat er ook hoger in het
bodemprofiel een onvoldoende voorziening van zuurstof voor de wortels is en geen
wortelvorming plaatsvindt of aanwezige wortels zelfs afsterven. Dit laatste kan op den duur
leiden tot voortschrijdende houtrot.
-__ Ondergrondse obstakels die veel van de noodzakelijke doorwortelbare ruimte in beslag
nemen, zoals kademuren, riolen, rioolputten, de tracés voor kabels en leidingen en de
funderingslaag voor verhardingen. Hiertoe behoren ook materialen (zoals opsluitbanden)
waarmee het boomvak of het ‘bomenrondje' worden geconstrueerd. Ook deze materialen
bestaan uit steeds zwaardere elementen (en nemen verhoudingsgewijs dus meer van de
potentieel doorwortelbare ruimte in beslag).
- De werkzaamheden in de bodem aan kabels en leidingen. Deze gaan in de nabijheid van
bomen bijna altijd gepaard met verlies van boomwortels en daarmee tijdelijk dan wel
permanent verlies van doorwortelbare ruimte. Wortelamputatie leidt bovendien tot een
verhoogde kans op aantasting door voortschrijdende houtrot.
-__ Obstakels in/op het maaiveld. Rijbanen, fietspaden, trambanen worden steeds zwaarder van
constructie. Dit vereist een zwaardere fundering die op zijn beurt ook weer de nodige
bodemruimte in beslag neemt. Daarbij neemt ook met het gebruik van grotere
APRIL 2020 10
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
verhardingselementen, en zeker wanneer bestaande verharding wordt vervangen door asfalt,
de zuurstofdiffusie naar de (potentieel) bewortelde c.q. bewortelbare ruimte af. Ook hierdoor
worden de bewortelingsmogelijkheden beperkt en kunnen al aanwezige dieper gelegen
wortels afsterven.
- __Bodemruimte die ongeschikt is voor wortelgroei. De grond van wegfunderingen is als regel
ongeschikt voor boomgroei. Overigens is wortelontwikkeling direct onder verhardingen in
civieltechnisch opzicht ongewenst, maar dieper in de bodem zou er in potentie nog wel
doorwortelbare ruimte aanwezig zijn of worden gecreëerd, Vaak laat de bodemverdichting
(noodzakelijk vanuit het oogpunt van draagkracht) tot een niveau waar wortelgroei niet meer
mogelijk is, of een geleidelijke verdichting door zwaar verkeer, dit niet toe.
Sterfte van dieper gelegen wortels
Ondanks de hierboven gegeven oorzaken voor een beperkte beworteling is in een aantal gevallen
bij de beoordeling van de stobben geen duidelijke aanwijzing gevonden voor de sterfte van dieper
gelegen wortels en/of het niet dieper willen groeien van de wortels. Dit betrof bijvoorbeeld twee
bomen die langs de Amstel stonden bij het Muntplein. Op de betreffende locatie, bij de brug, is het
niveau van het grondwater minimaal 2 m onder maaiveld en zou er in dit opzicht een redelijk diepe
beworteling mogelijk zijn. Toch geven de stobben de indruk dat wortelgroei slechts oppervlakkig
heeft plaats gevonden c.g. heeft kunnen plaatsvinden. De achterliggende oorzaak daarvan kon niet
worden vastgesteld, Hiervoor is meer gericht en systematisch onderzoek noodzakelijk van de
standplaatsen van (deze) door windworp ontwortelde bomen.
Aspecten die hierbij mogelijk een rol spelen en onderzocht zouden kunnen worden, zijn:
-__De bodemluchthuishouding (zuurstofproblemen, of ophoping van CO2 of CH4 onder de
wortelkluit). Dit zou bijvoorbeeld op betrekkelijk eenvoudige wijze kunnen worden gemonitord
aan de hand van onderzoek met behulp van corrosieve ijzeren staven (methode Hodge & Knott,
1993).
- De bodemverdichting onder de kluit onder invloed van het gewicht van de boom. Dit wordt
soms in de literatuur (als hypothese) genoemd, o.a. bij de Sequoiadendron. Over in hoeverre
dit opgaat voor bomen in een Nederlandse situatie bestaat nauwelijks informatie, maar de
veronderstelling is reëel genoeg om deze eens nader in situ na te trekken.
-__Bodemchemische verschillen tussen bewortelde en niet bewortelde laag. Waarbij bijvoorbeeld
kan worden gedacht aan een in de loop der tijd opgetreden pH-verandering, c.q. pH-‘sprong”,
op het grensvlak tussen de wortelkluit en de ondergrond of bijvoorbeeld aan een voor de
boom onaantrekkelijke verandering in het (symbiotische) bodemleven.
-__Meerjarige monitoring van de wortelontwikkeling van iepen waarbij bewortelingsdiepte en het
moment van het ontstaan van wortelrot nader onderzocht wordt.
Invloed van grondwerkzaamheden
Ophoging van het maaiveld in en rondom de boomspiegel stimuleert de vorming van secundaire
beworteling (vaak in de vorm van een ‘wortelmat’ van fijnere wortels die minder bijdragen aan de
stabiliteit van de boom). Ook verstoort een ophoging, evenals het afdekken van de wortelprojectie
met een weinig luchtdoorlatende verharding, de zuurstofdiffusie naar de dieper gelegen wortels
waardoor wortelsterfte kan optreden. De waarnemingen aan de 27 stobben gaven daarin echter
geen éénduidig beeld.
APRIL 2020 11
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
Wortelamputaties van de zgn. stabiliteitswortels bij werkzaamheden zoals onderhoud aan
verhardingen of ondergrondse infrastructuur, leiden nogal eens tot wortelrot, soms doorlopend in
de stam. De waarnemingen waren in lijn met dit algemeen geldende proces.
APRIL 2020 12
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
4 CONCLUSIES
Het omwaaien van de iepen kan in hoofdzaak worden toegeschreven aan een te geringe omvang
van de wortelkluit (de zgn. stabiliteitskluit) waardoor deze niet meer voldoet aan de daarvoor
geldende normen en eisen.
De beperkingen van de beworteling hebben diverse oorzaken. Een belangrijke (ruim een derde van
het aantal onderzochte bomen) is het zgn. potloodiep-verschijnsel dat kan worden toegeschreven
aan de wijze waarop iepen in het verleden zijn gekweekt.
Aan dit fenomeen is voorlopig weinig meer te doen dan te trachten om door een verscherpte
controle, volgens de Richtlijn Kopinga & Ros, 2009, 2010, (latente) potloodiepen op tijd op te
sporen.
Andere oorzaken zijn:
-__Eente sterke eenzijdige beworteling door ondergrondse obstakels in combinatie met
onvoldoende groeiruimte in de omgeving.
-__Storingen in de bodemluchthuishouding.
-__ Het uitblijven van voldoende wortelontwikkeling naar de diepte toe (door deels nog
onbekende redenen).
- Beschadigingen en/of (amputaties) van zgn. steunwortels.
En, samenhangend met de hierboven aangegeven oorzaken: verregaande verrotting van (delen
van) het wortelstelsel.
Het uitgevoerde onderzoek onderschrijft eens te meer de noodzaak voor een voldoende
‘storingsvrije’ doorwortelbare ruimte.
APRIL 2020 13
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
5 AANBEVELINGEN
Het probleem van uitgestelde onverenigbaarheid en de mogelijkheden om hier in het kader van
boomveiligheid, praktisch mee om te gaan, zijn in het verleden al in richtlijnen vertaald (Kopinga &
Ros, 2010). Aanbevolen wordt om deze vooralsnog aan te houden bij de reguliere
boomveiligheidscontroles (BVC).
Ook wordt aanbevolen om de resultaten van de recente BVC-rapportages nog eens na te lopen.
Mogelijk geeft dit aanwijzingen voor een bijstelling c.q. verfijning van de richtlijnen.
Inzet van meer geavanceerde onderzoekstechnieken lijken daarbij, gezien de accuratesse daarvan
en de kosten, (nog) niet realistisch, maar kunnen toch worden toegepast in prioritaire gevallen
waarin bomen tijdens een BVC zijn aangewezen als nader te onderzoeken bomen.
Gelet op de aanwezigheid van het potloodiepen-fenomeen in ook iepen van hogere leeftijd is het
zinvol om het iepenbestand hierop vanuit de bestaande informatie (‘bomenleggers’ en de
resultaten van tot dusver uitgevoerde boomveiligheidsinspecties) daarop nog eens te screenen. Dit
om te komen tot een prioriteitstelling met betrekking tot een meer gerichte inspectie volgens de
bestaande richtlijnen.
Bij de aanplant van iepen/straatbomen de minimaal dienen de aanbevolen vereiste dimensies van
de doorwortelbare ruimte aanhouden. Richtlijnen hiervoor zijn aangegeven in het Stadsbomen
Vademecum (van Prooijen, 2011, 2012). Bij het groter worden van de boom dienen de dimensies
van de stabiliteitskluit (boomspiegel en storingsvrije zone) aangepast te worden, bijvoorbeeld bij
iedere herprofilering.
Vanwege de vaak (eenzijdige) beperkte ruimte voor de stabiliteitskluit verdient het aanbeveling om
combinaties van boomgroeiplaatsen met civiele bouwwerken mogelijk te maken. In het rapport
‘Duurzame iepen langs de Amsterdamse grachten’ (2014) is een voorstel opgenomen om langs
kademuren een soort wortelstrip aan te brengen, die bomen voor hun verankering kunnen
gebruiken en waaraan ze een deel van hun stabiliteit zouden kunnen ontlenen. Bij de aanleg van
groeiplaatsen op het Rokin is gebruik gemaakt van aan het metrodak bevestigde betonmatten die
permanent een rol gaan spelen bij de verankering van de bomen. Ook combinaties met
trambaanfunderingen zijn mogelijk.
Het ontlenen van stabiliteit aan opsluitbanden en strak liggende verharding is echter ongewenst.
Bij herstraatwerkzaamheden worden dergelijke verhardingen opgebroken en herlegd waarmee de
samenhang en dus de bijdrage aan de eventuele stabiliteit van de boom (enige tijd) verminderd zal
zijn.
Bij het inrichten van een (toekomstige) plantplaats/groeiplaats van de bomen is het aan te bevelen
om uit te gaan van een zgn. storingsvrije zone. Voor de omvang van deze zone zouden de ‘veilige’
criteria van Mattheck (zie de bijlage) als uitgangspunt genomen kunnen worden. Als dit niet
mogelijke is dan op zijn minst die van Wessolly (zie bijlage). Dit moet worden afgestemd op bomen
in hun volwassen stadium. Wanneer een en ander niet mogelijk is kan beter worden afgezien van
de aanplant van bomen van eerste grootte (zoals de iep) op deze locaties.
(Grond)werkzaamheden bij bomen, maar in ieder geval werkzaamheden binnen de zone van de
zgn. stabiliteitskluit dienen altijd te worden afgestemd met de instanties die belast zijn met het
APRIL 2020 14
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN
beheer van de bomen, zodat kan worden gezocht naar een optimale oplossing voor eventuele
problemen.
Omdat de oorzaken van de sterfte van dieper gelegen wortels en het uitblijven van de ontwikkeling
naar de diepte toe niet altijd kan worden verklaard, wordt aanbevolen om bij een eerstvolgende
gelegenheid (stormschade) enige groeiplaatsfactoren nader te onderzoeken. Waarbij te denken
valt aan onder meer:
-__Bodemluchthuishouding (O2, CO, CH4);
- __Bodemverdichting onder de wortelkluit;
- _ Bodemchemische verschillen tussen bewortelde en niet bewortelde bodemzones;
- De wortelontwikkeling (inclusies de in de grond achtergebleven wortels).
Voor wat betreft een aantal aspecten hoeft niet te worden gewacht tot een eerstvolgende
gebeurtenis. Hier kan al op voorhand worden gedacht aan een monitoringsonderzoek bij een
representatief aantal iepen. Wat hierbij de beste aanpak is zal nader kunnen worden uitgewerkt.
APRIL 2020 15
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 1
ES men MS Ne d ie EE : & £ in re EEE a PE zin e KE 7
À RE: es ENE . A eN en en ° A Ee, a, EES a
£ F nj ik ann en ie. Ei Si Dn ke N , $ a %
Re Á er. ( È 4 8 a & ij
Potloodvorm (uitgestelde onverenigbaarheid), met de daarbij behorende afstervings- en
rottingsprocessen in de beworteling en soms sterk eenzijdige adventief beworteling.
NE | Oe rt Wen. ince EN Pä EE et EN Ser DEN ji
hen A nn een oe me RE dien PR P, 6
Gan mi lj E te ad OE B in gee a A. TE ME
ens + # 4 kde iä N Bnr WAL dn pe en EL Ee Ke d cf RJ Nef À -
eet Zi ik NDE DE 070 0 rak
Ed ledi eld NDE NA ARNE PER Zi BP F
re PON Sn ll ses el Pr
ee , EA ERE Te k Ennn DN ER
EM NE ME Bn a
et a ee end BEL ren En
EE te Een Brol Nn ee Nt ad! n res 5 | ál zb
Ed ed Dd RE, AEK ME
Ge BE Md pe EE gs EL À as he = Pi | EE A A E
gr DA g : ) Ô 4 ET id Od 5 B SN Ss
e Ö F zi 5 _ x f N fe &
Sterk afwijkende kluitvorm (éénzijdige of tweezijdige beworteling door ondergrondse
belemmeringen en/of amputaties, zowel recent als oud met daaropvolgend wortelrot).
FOTOBIJLAGE
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 1
Ls Nd das, A í ef En en > en Se: N A a ie tk Di ä Dd ; ke ie
Te NS mt LE TE,
. Re Se Ee dte Rn = Nh ne Mr
ek ne ME Er te Wed &
ek Le ed en Ee Ere Ee imi ï A Sn A : En rd Eg _, EL Bn Pe GS ú ,
2 5 ed ji, Eed eee, he EN EN P/ Ee, ig ee ie = RAP
Be RK Een He / ANS te Jg 8 SEE
\ $ N 9 he 5 4 ï E, gn 6 : P.
RE d BENE Sl D Re
Dn en OR MGE
DE en EP rt) Mant. Mt Bd Ne EN
Es RE! Zi kes NE
Tar 5 (ET ita / EN î ne
a MLP Tee In DN «| es Des
El Î E Ek Se : he î fp me fa - 8 5 Pl ud =
Geen levende beworteling/beworteling al afstervend voorafgaand aan omvallen
en kú ME / 4
en, zi (ema fid le a a En Ar Pa. $ eri
en Bent an en Rd 4
RR Me NHV
EE OO On OP re. Ee
ds d a AN er tania
DP ie En
re e wi We: vd ne here ea, Pp Dr: El Ea a nage En he | B „4 Be DE en
( Se Ne on dE ee RO PE A
’ DEE A Sr A WM TN 5
Et Ee 4 ie ES in bd 5 Er 5 A Me E Te he aen ve de fe zj ne a en Bot er me A
EE ee mk ee MN nn
d 5 ee M od é EE : RE Me NS Er:
EN Ae Ee KE DE We
nd Ee Oe 7 ie he ze Be ek ad LK ve Dek en SN
Secundaire/ondiepe platte beworteling als gevolg van ophoging van het maaiveld en/of afsterven
diepere beworteling door verslechtering bodemgesteldheid (luchthuishouding).
FOTOBIJLAGE
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 1
Re
zn d bh ne fn / »
Ja eN a lk
rm pn Á AE i Fl k De S
ls pn
ad OB
Goede kluit maar wel beperkt van diepte, namelijk 40 cm diep.
FOTOBIJLAGE
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 2
HET BEGRIP 'STABILITEITSKLUIT'
In het vakjargon (van de boomverzorging) wordt met een stabiliteitskluit gedoeld op de
afmetingen die de beworteling moet hebben om een boom voldoende stabiliteit te geven onder
normale omstandigheden (dus geen extremen zoals orkanen waarbij zelfs zeer stabiele bomen
omver kunnen worden geworpen of waardoor de stam kan breken).
In het boombeheer wordt het begrip doorgaans gebruikt om de afstanden tot een boom aan te
geven waarbinnen bij graafwerkzaamheden boomwortels van enige dikte (> 5 cm diameter) intact
moeten blijven en dus niet mogen worden verwijderd of beschadigd: de zgn. kwetsbare zone.
De normen voor de minimale dimensies variëren. Op zich is dit verklaarbaar, want de stabiliteit van
een boom is ook afhankelijk van zaken zoals de grondsoort, het vochtgehalte daarvan, de expositie
(beschutting tegen wind), de bewortelingsdiepte en eventueel aanwezige ‘steunpunten’ zoals
(kade)muren die een beweging van de wortelkluit in de bodem tegengaan. Met als een niet te
verwaarlozen aspect: de bovengrondse ontwikkeling c.q. afmetingen van de boom. De meeste
richtlijnen gaan alleen uit van de stamdiameter op borsthoogte (DBH) en laten het bovengrondse
volume, of de verhouding tussen hoogte en stamdiameter buiten beschouwing.
Een aantal van de richtlijnen is gebaseerd op ervaring en expert-judgement, een (beperkt) aantal is
ook in meer of mindere mate onderbouwd door empirisch of proefondervindelijk onderzoek.
Enkele voorbeelden
De gemeente Schiedam hanteert de norm van een kluit die een straal heeft van 4 x de
stamdiameter. Dit geldt voor bomen met een oppervlakkige beworteling, bijvoorbeeld als gevolg
van een hoge grondwaterstand. Bij dieper wortelende bomen kan worden volstaan met een straal
van 3x de stamdiameter. Op welke aannames c.g. achtergrondinformatie de norm voor
oppervlakkig wortelende bomen is gebaseerd is niet geheel duidelijk, omdat daarbij
(literatuur)referenties niet zijn aangegeven. De norm voor dieper wortelende bomen komt overeen
met die van Wessolly (zie hieronder).
Bomenwacht Nederland hanteert eveneens een lineair verband tussen de DBH en de radius van de
wortelkluit (Rw) waarbij de minimale benodigde dimensies evenredig toenemen met de toename
van de stamdiameter. In tabelvorm weergegeven:
DBH (cm) Rw (cm)
20 125
40 150
60 175
80 225
100 250
150 350
De (literatuur)referenties waaraan deze normering ontleend is, zijn niet bekend.
Mattheck (beschreven door Müller, 2005) hanteert een ‘empirische! norm die is gebaseerd op een
veelheid (ca. 2500) van veldwaarnemingen aan bomen die tijdens stormen zijn omgewaaid. De
minimale zijdelings dimensie van de ‘verankeringsruimte' kan modelmatig worden weergegeven
met de formule Rw = 64*(R)**0,42 waarbij Rw de radius is van de wortelkluit en R de radius van de
stamdiameter (DBH) van de boom.
HET BEGRIP ‘STABILITEITSKLUIT”
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 2
Wessolly (1998) baseert zijn normen aan onderzoek d.m.v. trekproeven en hanteert als vuistregel
voor de stabiliteitskluit een afstand tot de stam, die gelijk is aan de stamdiameter. De totale
diameter van de wortelkluit bedraagt daarmee 3 maal de stamdiameter.
Een grafisch overzicht van de hier genoemde benaderingen is weergegeven in figuur 1.
400
E 300
2
5
X
E zon — Mattheck-H
= —— Mattheck-L
5 —— SK- Wessolly
RK 100
x
0
0 20 40 60 80
Stamradius (cm)
Figuur 1: minimale zijdelingse dimensies van de radius van een ‘stabiliteitskluit'
in relatie tot de stamradius (DBH) zoals aangegeven door Mattheck (blauwe en rode lijn) en
Wessolly (gele lijn)
De vuistregel zoals die gehanteerd wordt door Wessolly geeft wellicht een te optimistisch beeld,
terwijl de blauwe lijn van Mattheck een te conservatief beeld geeft (omdat het onderzoek van
Mattheck zich vooral richtte op bomen in het vrije veld). Ondanks dat het voorlopige indicaties
betreft geeft een combinatie van deze lijnen een globale, maar toch redelijk bruikbare indicatie
van de orde van grootte waaraan zoal moet worden gedacht.
Voor de beoordeling van de standvastheid van bomen kan het ook interessant zijn om In de studie
van Mattheck te bezien wat de ondergrens is van de verhouding tussen stam- en
wortelkluitdiameter waar beneden geen individuen meer zijn aangetroffen. Dit vanuit de aanname
dat die bomen al in een eerder stadium, en onder andere omstandigheden het hebben laten
afweten.
Wellicht ten overvloede moet worden vermeld dat de modellen betrekking hebben op een
gezonde, d.w.z. nog niet door houtrot aangetaste beworteling.
Daarnaast is het belangrijk om te beseffen dat we het hier slechts hebben over de stabiliteitskluit.
Het totale doorwortelbare volume wat nodig is voor een gezonde boomgroei is substantieel groter.
HET BEGRIP ‘STABILITEITSKLUIT”
VISUELE BEOORDELING STOBBEN OMGEWAAIDE IEPEN BIJLAGE 3
LITERATUUR
Hodge, S.j.; R. Boswell & K. Knot. 1993. Development of the steel rod technique for the assessment
of aeration in urban soils. Journal of Arboriculture 19(5): 281-288.
Hodge, SJ. & K. Knot. 1993. A practical guide to the use of steel rods for the assessment of
aeration in urban soils. Journal of Arboriculture 19(5): 289-294,
Kopinga, J & E. Ros. 2009. Instabiliteit van iepen. Deel 1: probleemstelling. Bomen nr. 9: 4-7.
Kopinga, J & E. Ros. 2009. Instabiliteit van iepen. Deel 2: kwaliteit van de beworteling. Bomen nr.
10: 4-7.
Kopinga, J & E. Ros. 2010. Instabiliteit van iepen. Deel 3: stappenplan. Bomen nr. 11: 4-7.
Mattheck, C. 2007. Aktualisierte Feldanleitung für Baumkontrollen mit Visual Tree Assessment.
Erster Auflage. Forschungszentrum Karlsruhe GmbH. 170 pp.
Müller, P. 2005, Biomechanische Beschreibung der Baumwurzel und ihre Verankerung im Erdreich.
Wissenschaftliche Berichte FZKA 7104. Forschungszentreum Karlsruhe, Institut für
Materialforschung. 100 pp.
Prooijen, G-J van. 2017. Stadsbomenvademecum deel 3A: Boomcontrole en onderzoek. 3° druk.
IPC Groene Ruimte, Arnhem. 159 pp.
Prooijen, G-J van. 2012. Stadsbomenvademecum deel 3B. Boomverzorging en
groeiplaatsverbetering. 2e, geheel herziene druk. IPC Groene Ruimte, Arnhem. 160 pp.
Prooijen, G-J van. 2011. Stadbomenvademecum deel 2B. Groei en aanplant. IPC Groene Ruimte,
Arnhem. 192 pp.
Wessolly, L & M. Erb. 1998. Handbuch der Baumstatik und Baumkontrolle. Patzer Verlag Berlin-
Hannover. 270 pp.
LITERATUUR
| Onderzoeksrapport | 21 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 79
Ingekomen onder AF
Ingekomen op woensdag 22 januari 2020
Behandeld op donderdag 23 januari 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden N.T. Bakker en Ernsting inzake de Agenda Autoluw
(bewonersavonden voor Kattenburg, de Zeeheldenbuurt en de Nassaukade)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Autoluw ‘Amsterdam maakt ruimte’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 31).
Overwegende dat:
— Als gevolg van maatregel 17 Fietsroute Haarlemmer Houttuinen nog autoluwer
het doorgaand verkeer gebruik zal moeten maken van de centrumring 8100
(Van Diemenstraat, Houtmankade) en het verkeer hierdoor met een geschatte
40% zal toenemen;
— Bewoners hebben aangegeven niet (naar tevredenheid) betrokken te zijn geweest
bij de gesprekken over de agenda autoluw;
— Ermeer plekken zijn waar een zogenaamd waterbedeffect optreedt als gevolg
van de autoluw maatregelen zoals de Nassaukade en Kattenburg:
— Het begrijpelijk is dat bewoners zich zorgen maken over de luchtkwaliteit en de
verwachting dat het verkeer zal toenemen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Bewonersavonden te organiseren met de bewoners van Kattenburg,
de Zeeheldenbuurt en de Nassaukade;
2. In overleg met bewoners en verkeerskundigen een samenhangend plan op te
stellen om waar mogelijk de verkeerstoename te laten afnemen en het
waterbedeffect te dempen, en waar dat niet mogelijk is te kijken naar aanvullende
maatregelen om negatieve effecten te verminderen;
3. Dit plan op te stellen vóórdat de Nota van uitgangspunten wordt vastgesteld;
4. De effecten van de maatregelen te zijner tijd te evalueren en te rapporteren aan
de gemeenteraad.
De leden van de gemeenteraad
N.T. Bakker
Z.D. Ernsting
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 546
Datum indiening 10 augustus 2017
Datum akkoord 13 mei 2019
Publicatiedatum 14 mei 2019
Onderwerp
Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van het voormalig lid Alberts inzake
het festivalterrein N1.
Aan het college van burgemeester en wethouders
Toelichting door vragenstelster:
Onlangs verscheen het document Locatieprofielen, als onderdeel van het
toekomstige evenementenbeleid. Daarin wordt beschreven welke terreinen bekeken
zijn en of die terreinen geschikt zijn voor evenementen en voor welk type evenement.
Eén van de onderzochte locaties is kavel N1 aan de Wethouder van Essenweg in
Sloterdijk III.
Gezien het vorenstaande heeft het voormalig lid Alberts, namens de fractie van de
SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen
van het lid Van Lammeren van 9 augustus 2017 (nr. 545) — aan het college van
burgemeester en wethouders gesteld:
1. Onder het kopje “Minimale maatregelen ter bescherming van flora en fauna” is de
opmerking te lezen: “Er moet rekening gehouden worden met broedvogels en
vleermuizen; voor het broedseizoen moeten de risicobiotopen worden verwijderd.”
Staat hier nu dat de flora en fauna moet wijken voor de evenementen die daar
zouden kunnen komen? Zo nee, kan het college toelichten wat er dan wel met
deze opmerking bedoeld wordt?
2. Onder het kopje “Bijzonderheden” staat het volgende:
(Gezien bijgaande kaart is) de impact van de windmolens op het beschikbare
gedeelte groot. Dit moet nog nader onderzocht worden, onder meer in gesprek
met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Hierbij komen ook andere
veiligheidsrisico’s (hoge druk-kerosine en gasleiding) aan de orde, waarvoor
oplossingen moeten worden gevonden. Bij de windmolens zou het bv. het
stilzetten tijdens een evenement en een extra borging kunnen zijn.”
a. Welke problemen zouden zich allemaal kunnen voordoen in de omgeving van
deze windmolens, stilgezet of niet? Wanneer is het duidelijk wat uit het
gesprek met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied is gekomen?
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Neng jn Gemeenteblad R
Datum 13 mei 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 10 augustus 2017
b. “Ook zullen andere veiligheidsrisico’s (hogedruk kerosine en gasleiding) aan
de orde komen.” In hoeverre acht het college de gemeenteraad in staat om op
deze summiere verwijzing naar de veiligheidsrisico’s groen licht te geven?
c. Het groepsrisico is in dit gebied (Oiltanking Amsterdam plus de eerder
genoemde leidingen) is groot, maar dat geldt voor zich in de buurt bevindende
(kwetsbare) objecten. In hoeverre vindt het college dat een evenement waar
meer dan 30.000 mensen naartoe komen een kwetsbaar “object”? Graag een
uitgebreide toelichting.
Toelichting door vragenstelster:
De exacte ligging van de buisleidingen is geheim of in ieder geval bekend in zeer
Heine kring. De leidingen zijn echter van zeer strategisch belang en worden om die
reden via helikoptervluchten ‘bewaakt’. De verwachting zal niet zijn dat deze leidingen
verplaatst zullen worden. Voor de inrichting van het evenemententerrein zal de
organisator op de hoogte gebracht moeten worden van de ligging van de leidingen.
Dat zal de geheimhouding van de leidingen niet ten goede komen.
3. Hoe is het college van plan dit aan te pakken? Zal dit een reden kunnen zijn om
hier geen evenementen te organiseren?
4. Mocht zich onverhoopt op of in de nabije omgeving van dit terrein een grote brand
of andere ramp voltrekken, kunnen de hulpdiensten dit terrein dan ongehinderd
naderen? En hoe maken 30.000 festivalgangers zich dan uit de voeten?
Toelichting door vragenstelster:
Het beoogde evenemententerrein wordt geschikt geacht voor de hoogste
geluidsbelasting (bijv. dance) van 95 — 100 dB(A) en 110 — 115 dB(C) binnen een
area voor circa 40.000 personen. Dance is de kick van de trillingen. Uit het
locatieprofiel wordt niet duidelijk of er bij het beoordelen van de veiligheidsrisico's
eveneens wordt nagegaan in hoeverre de trillingen van de bassen met daarbij
opgeteld het in hetzelfde ritme dansen van 40.000 mensen via uitbreidende golven in
de grond de nabije ondergrondse hogedruk gas- en kerosinebuisleidingen los kunnen
trillen.
5. Gaat het college aandringen op een dergelijk onderzoek”?
Toelichting door vragenstelster:
Voor het wijzigen van het bestemmingsplan voor een maximale duur van 10 jaar
wordt gebruik gemaakt van lid 11 van de zogeheten Kruimellijst (het tijdelijk afwijken
van een bestemmingsplan), oorspronkelijk opgesteld voor bijgebouwen, dakkapellen,
nutsvoorzieningen en antenne installaties, maar met lid 11 uitgebreid. Zie ook artikel
“De toets der kruimels, geen brokken maken!” uit het Tijdschrift voor Bouwrecht
42016.!
6. Is het college bekend met dit artikel? Is het college van plan om datgene wat in
het artikel beschreven staat en waar vraag 2 gedetailleerd over gaat te betrekken
bij uw beoordeling over de geschiktheid van kavel N1 voor (grootschalige)
evenementen? Graag een toelichting.
! http://www.gijsheutinkadvoeaten.nl/images/publicaties/TBR 2016-3.pdf
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ee 2019 Schriftelijke vragen, donderdag 10 augustus 2017
Toelichting door vragenstelster:
Als de ontheffing volgens lid 11 van de Kruimellijst eenmaal is aangevraagd geldt
de “lex silentio positivo”. Dat wil zeggen: als er binnen een bepaalde tijd geen
besluit is genomen, is de vergunning een feit. Inmiddels ís duidelijk geworden dat
er een vergunningaanvraag voor een evenement is ingediend.
7. Hoe gaat het college dit aanpakken als al het in voorafgaande vragen gestelde
nog niet is onderzocht/beantwoord? Ziet het college voldoende redenen om deze,
maar ook andere vergunningverleningen te weigeren? Graag een toelichting.
Antwoord vragen 1 t/m 7:
Geacht voormalig raadslid Alberts,
In augustus 2017 is door u een aantal schriftelijke vragen gesteld inzake het
festivalterrein N1. Allereerst onze welgemeende excuses voor deze late
beantwoording hierop. De vragen zijn te lang blijven liggen, wat wij zeer betreuren.
Het exploiteren van het N1-terrein als evenementenlocatie was een pilot, die nu is
afgerond. De pilot had een looptijd van twee jaar, en diende om vast te stellen of het
nuttig en haalbaar zou zijn om het terrein in het Westelijk Havengebied te
ontwikkelen, zodat er voor een periode van 10 jaar evenementen zouden kunnen
worden georganiseerd met een hoge geluidsbelasting. Ook zou het onderzoek dat
tijdens de pilotperiode werd uitgevoerd de risico's in beeld brengen, en vaststellen
welke maatregelen nodig zijn om op die plek duurzaam evenementen te organiseren.
Veel vragen die over dit project zijn gesteld, zouden beantwoord worden in het
onderzoek dat in de pilotperiode zou worden ingesteld.
In het collegebesluit van 6 februari 2019 is het pilotonderzoek besproken, en is naar
aanleiding van de adviezen van de betrokken partijen besloten dat op het N1-terrein
geen investeringen worden gedaan om het te ontwikkelen tot een nieuwe
evenementenlocatie voor de komende jaren. De belangrijkste reden om van deze
investering af te zien is dat het terrein als gevolg van de snelle stedelijke ontwikkeling
van de afgelopen jaren veel eerder dan voorzien nodig zal zijn. De verwachting is nu
dat op het terrein nog maar 1 of 2 jaar evenementen kunnen plaatsvinden.
Gezien dit besluit zijn de antwoorden op de gestelde schriftelijke vragen niet meer
van relevante toegevoegde waarde. We betreuren het dat de vragen zo lang zijn
blijven liggen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Peter Teesink, secretaris Femke Halsema, burgemeester
2 https://partyflock.nl/party/341646:Dockyard-Daytime-Festival
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Raadsnotulen
Jaar 2019
Afdeling 2
Vergaderdatum 13 februari 2019
Publicatiedatum 6 maart 2019
Avondzitting op woensdag 13 februari 2019
Voorzitter: mevrouw F. Halsema, burgemeester
Plaatsvervangend voorzitter: het raadslid de heer Torn
Raadsgriffier: mevrouw mr. M. Pe
Verslaglegging: mevrouw Van de Belt
De VOORZITTER heropent de vergadering om 19.42 uur.
21
Vaststellen van de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie 2019-2022 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 104)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom.
De heer BLOM: De afgelopen jaren heb ik ontzettend veel gesprekken gevoerd
met Amsterdammers over dit onderwerp: discriminatie. Vooral terechte gevoelens van
frustratie, boosheid en vervreemding domineren als je praat met mensen die discriminatie
hebben ervaren. Als wij een discriminatievrije samenleving nastreven, moet de overheid
daarin duidelijk de norm stellen. Die normstelling en een duidelijke handhaving schieten in
Nederland tekort waardoor onder andere mensen met een biculturele achtergrond, zich
niet erkend zien in hun ervaring. Dit heeft gevolgen voor de mate waarin zij zich
Nederlander kunnen voelen. Hiernaar hebben wij geluisterd. We gaan er nu echt heel
actief naar handelen. Waar hebben we nu eigenlijk de politieke macht voor? De politieke
macht dient om ons sociaal systeem te hervormen. Er is nog steeds sprake van
ongelijkheid. Discriminatie en andere zaken die in strijd zijn met onze rechten. Dit maakt
een gelijk speelveld nog niet mogelijk. Ongelijkheid door polarisatie, discriminatie en
racisme hebben mij persoonlijk jaren geleden gemotiveerd actief te worden in de politiek.
Ik was me vroeg bewust van de systematische ongelijkheden die je om je heen ziet.
Opgroeiend in de Bijlmer, een van de mooiste wijken van Nederland en wat mij betreft het
best bewaarde geheim van Nederland. Maar tegelijkertijd ook een van de armste wijken.
Een plek waar ongelijkheden uit onze samenleving nadrukkelijk zijn geconcentreerd.
Daarnaast is het een open stadsdeel dat behoort tot het belangrijkste economisch gebied
van Nederland. Een stadsdeel dat dagelijks werkgelegenheid biedt aan tienduizenden
forenzen, maar niet aan de inwoners zelf. Onderzoek heeft meermaals aangetoond dat
een groot deel van de werkloosheid onder andere te wijten is aan arbeidsdiscriminatie.
Deze ongelijkheid heeft gevolgen voor de samenleving en de samenhang tussen groepen
mensen. Onze samenleving loopt enorm veel potentieel mis. Echte vrijheid betekent
gevrijwaard zijn van uitsluiting, armoede, ongelijkheid en vooroordelen. En met deze set
maatregelen, waarbij de gemeente nadrukkelijk kijkt naar de eigen organisatie, zetten we
een onmisbare stap in de goede richting. Aan de voorkant een inclusieve manier van
4
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
mensen werven voor de instroom. Wat met name echt telt, is die echte, inclusieve
werkomgeving. Een omgeving die een inclusieve norm stelt. Dat is noodzakelijk voor een
behoorlijk goede overheid. Dit voorstel is dus een stap in de goede richting, een begin van
een mentaliteitsverandering.
Discriminatie is geen gevoel, maar een ervaring. Een ervaring die leidt tot onrust,
onvrede en vervreemding en het is in het belang van onze stad dat ongelijkheden door
racisme en discriminatie worden teruggedrongen. Dat is een kwestie van sociale
rechtvaardigheid, maar zeker niet op de laatste plaats een kwestie van maatschappelijke
cohesie. Ik ben er ontzettend trots op dat we met een robuust pakket aan maatregelen het
verschil gaan maken. Gaan we deze problematiek volledig uitbannen? Zeker niet. Helaas
niet. Maar ik weet zeker dat hierdoor zoveel Amsterdammers, zoveel jongeren zich erkend
gaan voelen in hun ervaring en gekend gaan zien in hun Nederlanderschap en vooral in
hun Amsterdammerschap.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kreuger.
De heer KREUGER: Het aanpakken van arbeidsdiscriminatie lijkt ons een goed
idee, maar niet per se op deze manier. Als ik even kijk naar de flap die erbij zat, dan zie ik
een aantal dingen staan. Daar staat onder andere op VOG-eis om jongeren met een
strafblad kansen te bieden. Dat moet blijkbaar iets versoepeld worden. Ik zie staan
naming and shaming. Dat zijn dingen die wij eigenlijk niet zo'n goed idee vinden. Als er
sprake is van discriminatie op de arbeidsmarkt dan moet daar gewoon een rechter aan te
pas komen. Het is heel onverstandig dat een ambtenaar of wij gaan bepalen wanneer iets
discriminatie is of niet. Dus wij zouden willen zeggen, melden als het gebeurt, aangifte
doen en vervolgens een rechter daarop laten handhaven.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kilig.
Mevrouw KILIG: De fractie van DENK is zeer tevreden met dit plan om
arbeidsdiscriminatie tegen te gaan. DENK is bij uitstek de partij die staat voor een eerlijke
en rechtvaardige samenleving en strijdt tegen elke vorm van uitsluiting. ledereen moet
gelijkwaardig kunnen meedoen in de samenleving. Het helpt niet als bedrijven,
uitzendbureaus en zelfs overheden zich schuldig maken aan arbeidsmarktdiscriminatie.
Drie van onze moties zijn verwerkt in het plan met steun van mijn gewaardeerde collega's
natuurlijk. In deze moties wordt het college verzocht om 1) de gemeente het goede
voorbeeld te laten geven; 2) de gemeente diverser te maken in het midden- en hoge
segment en 3) de stagemakelaar eventueel stadsbreed uit te rollen. We zijn dus zeer
tevreden met dit plan, maar we willen toch kijken hoe het wellicht beter kan. Voor die
bijsturing willen we twee moties indienen. De eerste heeft betrekking op het voornemen
om te werken met naming en shaming. In de brief staat dat het college naming en
shaming niet uit de weg gaat. Dat is mooi. Het is namelijk bekend dat DENK een
voorstander is van naming en shaming. Het is echter voor mij niet duidelijk wat er nu met
deze mogelijke maatregel gaat gebeuren. Uit de bespreking in de commissie kwam naar
voeren dat er nog haken en ogen zitten aan het voornemen om te starten met naming en
shaming. Deze obstakels zullen nog verder worden uitgezocht, maar is het niet beter om
naming en shaming te peilen in de praktijk? Er wordt inmers al gestart met een pilot voor
het inzetten van mystery quests. Indien uit deze pilot blijkt dat een bedrijf zich stelselmatig
schuldig maakt aan discriminatie, zou dat dan niet de mogelijkheid bieden om uit te
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
zoeken of naming en shaming een effectief middel is om arbeidsmarktdiscriminatie te
bestrijden?
(De heer KREUGER: U bent tegenstander van arbeidsmarktdiscriminatie.
Dat ben ik uiteraard ook. Bent u een voorstander van positieve
discriminatie of vindt u dat er elementen van positieve discriminatie in dit
plan zitten?)
Positieve discriminatie in de zin van …”?
(De heer KREUGER: In de zin dat hier wordt gezegd: inclusief werven en
selecteren en maatregelen gericht op biculturele medewerkers in hogere
schalen. Daarin zit een soort van ondertoon dat het op een andere manier
niet kan. Dat die mensen een steuntje in de rug nodig hebben. Hoe denkt
u daarover?)
Ik hoef u denk ik niet te vertellen dat het moeilijk is om in het hogere segment
binnen te komen. Ik weet namelijk uit ervaring — ook al wordt dat niet altijd direct genoemd
— dat ik op basis van mijn uiterlijk niet verder kom. Dat kan ik zeggen op basis van de
elementen die in mijn cv staan genoemd die als afwijzing worden genoemd. Dit is niet een
manier van positief discrimineren. Dit is gewoon gelijke kansen bieden.
(De heer KREUGER: Oké, maar daarmee impliceert u dus dat die gelijke
kansen er op dit moment niet zijn?)
Aangezien we deze maatregelen moeten nemen en aangezien we hebben
geconstateerd dat er wordt gediscrimineerd op de arbeidsmarkt, schijnen we deze
maatregelen te moeten invoeren om dat gelijk te trekken.
Kan ik mijn betoog hervatten? Er wordt immers al gestart met het inzetten van een
pilot voor een mystery guest. Indien uit deze pilot blijkt dat een bedrijf zich stelselmatig
schuldig maakt aan discriminatie, zou dat dan niet de mogelijkheid bieden om uit te
zoeken of naming en shaming een effectief middel is om arbeidsmarktdiscriminatie te
bestrijden? In de brief staat echter verder niets over het toepassen van naming en
shaming. Wat denk betreft kunnen we alvast een begin maken om praktijkervaring op te
doen met naming en shaming. Daarvoor dienen we een motie in om het college op te
roepen om een pilot naming en shaming te starten en de uitkomsten hiervan te
rapporteren aan de raad.
De tweede motie heeft betrekking op de stagemakelaar in het kader van het
vergroten van de aangifte- en meldingsbereidheid. Eerder werd motie 931 unaniem
aangenomen door de raad waarin het college werd verzocht te onderzoeken wat de
succesfactoren zijn van de stagemakelaar en deze eventueel stadsbreed uit te rollen.
(De heer KREUGER: Wanneer vindt u dat er mag worden genamed en
geshamed?)
Op het moment dat kan worden vastgesteld dat een bedrijf discrimineert.
(De heer KREUGER: Oké. En moet er dan ook een veroordeling zijn?)
Uiteraard ga ik niet op de stoel van de rechter zitten, maar soms blijkt uit de
praktijk dat er wel bepaalde kenmerken zijn van discriminatie. Als die kunnen worden
vastgesteld, nadat de weg van de rechter ook is bewandeld natuurlijk, dan ja.
(De heer KREUGER: Oké, dus als er geen veroordeling is, dan wordt er
niet genamed en geshamed?)
Laat ik het zo stellen. We hebben natuurlijk als overheid een verantwoordelijkheid
en we willen als gemeente Amsterdam een voorbeeldfunctie hebben. Dat moeten we ook
in de praktijk uitvoeren en dat betekent dat we niet alleen zelf als werkgever niet moeten
discrimineren, maar dat willen we ook van de bedrijven met wie we samenwerken. Ook
daar moeten we voorkomen dat er wordt gediscrimineerd. Dus op het moment dat een
3
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
bedrijf discrimineert en we merken dat, we weten dat, dat is vastgesteld, dan ja, dan
kunnen we kijken naar naming en shaming.
(De heer KREUGER: Maar dan zou u dus eigenlijk ook willen dat naming
en shaming gewoon onderdeel wordt van het strafrecht. lemand wordt
dus al veroordeeld voor het feit dat hij dat doet en dan gaan wij daar nog
eens een schepje bovenop doen zonder dat de wet, de rechter dat heeft
bepaald. Hoe kijkt u daar nu naar?)
U noemde net eerst dat de rechter het heeft bepaald en vervolgens dat de rechter
het niet heeft bepaald? Dan heb ik uw vraag niet helemaal begrepen.
(De heer CEDER: Met de mystery quest ben ik het eens, maar naming en
shaming zie ik nog niet helemaal voor mij. Bent u van mening dat naming
en shaming both ways opgaat? Ik geef een voorbeeld. Wat als Joris en
Rachid hetzelfde cv invullen en stelselmatig blijkt dat Joris wordt
bevoordeeld, dan neem ik aan dat dat een punt is waarop je dan zegt dat
er wordt gediscrimineerd. Maar wat als blijkt dat Rachid stelselmatig wordt
bevoordeeld? Vindt u dan ook dat Joris gediscrimineerd zou zijn? Dat is
volgens mij wat de heer Kreuger ook aangaf. Maar ik probeer bij naming
en shaming toch wel een beeld te krijgen hoe we dat als gemeente op
een integere wijze kunnen doen. Kunt u daarover iets zeggen?
Ik probeer het even te plaatsen. Het discrimineren van niet-zijnde Rachid, hoe zou
dat nu moeten worden gemeten? Dat is natuurlijk niet iets wat standaard voorkomt. We
weten natuurlijk dat je wat moeilijker op de arbeidsmarkt wordt geaccepteerd als je een
bepaalde naam hebt. Dat zijn nu eenmaal feiten en daarvoor zijn deze regels.
(De heer GEDER: Dat snap ik. Ik ben het in grote lijnen ook met u eens,
maar het enige waarmee ik moeite heb, is de praktijk. Wat als op een
gegeven moment zou blijken dat blanke jongens of jongens met een
blanke naam uiteindelijk gediscrimineerd worden? Vindt u dan ook dat
partijen die dat doen genamed en geshamed zouden moeten worden?)
Als in de praktijk blijkt dat witte jongens stelselmatig worden gediscrimineerd: ja.
DENK is benieuwd of de stagemakelaar niet een tweede rol kan vervullen om de
aangifte- en meldingsbereidheid bij studenten en scholieren te vergroten. De kans is
namelijk zeer groot dat de stagemakelaar in contact zal komen met stagezoekende
leerlingen die stagediscriminatie hebben ervaren. Wat doet de stagemakelaar in dat
geval? Het lijkt de fractie van DENK in dat kader bijzonder nuttig dat de stagemakelaar in
eerste instantie weet hoe stagediscriminatie te herkennen en waar studenten die
discriminatie ervaren, terechtkunnen. Uit verschillende onderzoeken blijkt namelijk dat de
naamsbekendheid van antidiscriminatiebureaus niet heel erg hoog is. Met deze motie
proberen wij die twee zaken bij elkaar te brengen met als doel het vergroten van de
aangifte- en meldingsbereidheid. Ook is het een interessante casus om te onderzoeken in
hoeverre frontlijnwerkers als de stagemakelaar een rol kunnen spelen in het vergroten
van de aangifte- en meldingsbereidheid bij discriminatie. Wellicht dat dit in de toekomst
aanknopingspunten kan bieden voor de aanpak van arbeidsdiscriminatie. We zijn
benieuwd naar de reactie van de wethouder.
(De heer KREUGER: Vindt DENK dat die controles op discriminatie alleen
moeten gebeuren bij bedrijven of organisaties waar blanke mannen de
baas zijn? Ja of nee?)
Hypothetisch, theoretisch, blank, nee, wit. Wat probeert u nu eigenlijk duidelijk te
maken?
4
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
(De heer KREUGER: Een tijdje geleden zat ik in een commissie en daarin
is gezegd door een van de leden uit uw fractie dat racisme alleen wordt
gepleegd door witte mannen. Als dat het standpunt is, dan hoef je dus
vanuit het perspectief van DENK niet heel erg ver te kijken waar dat moet
gebeuren. Dan kan je dus gewoon de Chinees en de Halalboer met rust
laten. Alleen maar plekken waar witte mannen de baas zijn, dus. Ja of
nee?)
Racisme is racisme, zou ik zeggen. Hier laat ik het bij.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
55° Motie van het lid Kilig inzake het starten met een pilot voor naming and
shaming (Gemeenteblad afd. 1, nr. 161)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de mogelijkheden te verkennen om alvast te starten met een pilot naming and
shaming en de uitkomsten hiervan te rapporteren aan de raad.
56° Motie van de leden Kilig en Ceder inzake het vergroten van de aangifte-
en meldingsbereidheid in samenwerking met de stagemakelaar (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 162)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- te onderzoeken hoe de stagemakelaar kan helpen om de aangifte- en
meldingsbereidheid van discriminatie te vergroten en in dat kader opgeleid
kan worden in:
a) het herkennen van ervaringen met (stage)discriminatie bij scholieren en
studenten;
b) hoe te handelen bij meldingen van (stage)discriminatie bij de daarvoor
aangestelde instanties zoals de S-BB en het MDRA;
-__en vervolgens hierover te rapporteren aan de raad.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege.
De heer VROEGE: Ik heb in de commissie namens mijn fractie de wethouder al
uitgebreid gecomplimenteerd over de kwaliteit van deze voordracht. Heel fijn dat juist een
zo belangrijk onderwerp zo veel aandacht heeft gekregen van het college en dat er zo’n
goed voorstel ligt. Ik had wellicht wat zorgen over het gedeelte naming en shaming en
daarover hebben we uitgebreid gesproken. De wethouder heeft gezegd dat hij niet op de
stoel van de rechter gaat zitten en dat hij uitgebreid het bedrijfsleven, de ondernemers,
gaat betrekken bij de aanpak van deze problematiek. Daarin steunen wij hem van harte.
De voordracht gaat vooral over discriminatie van mensen met een andere achtergrond,
geslacht of leeftijd, maar wat D66 betreft ontbreekt daar nog wat aan. Daarom heb ik een
motie om ook nadrukkelijk mensen met een beperking, mensen met een chronische
ziekte of mensen met HIV te betrekken in de aanpak van deze arbeidsdiscriminatie. Ook
5
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
zij worden gediscrimineerd en het zou goed zijn als het college dat punt ook meeneemt in
de aanpak van dit beleid.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
57° Motie van het lid Vroege inzake de bestrijding van arbeidsdiscriminatie
mensen met een beperking en chronische ziekten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 163)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de aanpak arbeidsdiscriminatie ten aanzien van mensen met een beperking
en chronische ziekte (waaronder HIV) expliciet als onderdeel van beleid op te
nemen.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons. Het is goed om u te
melden dat u nog 1 minuut spreektijd heeft.
Mevrouw SIMONS: Ik zal het daarom heel erg kort houden. Ik sluit me aan bij de
bijdrage van mevrouw Kilig en ik wil graag een aantal moties indienen.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
58° Motie van het lid Simons inzake arbeidsdiscriminatie van (biculturele)
trans“mensen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 164)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__trans*mensen waaronder trans*mensen van kleur mee te nemen in de pilot
van ‘mystery guests’ en deze breder te trekken dan het ROG:
- in kaart te brengen in welke mate en op welke wijze zij stage- dan wel
arbeidsdiscriminatie ervaren en de cijfers te rapporteren aan de raad en tot
onderdeel van algeheel antidiscriminatiebeleid te maken.
59° Motie van het lid Simons inzake discriminatie op basis van leeftijd
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 165)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__om bij de uitwerking en uitvoering van de aanpak arbeidsdiscriminatie 2019-
2022 in het bijzonder aandacht te hebben voor discriminatie op basis van
leeftijd.
60° Motie van het lid Simons inzake arbeidsdiscriminatie van (biculturele)
trans“mensen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 166)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
6
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
-__ genderdiversiteit waaronder ook expliciet van biculturele mensen en mensen
van kleur als onderdeel van de aanpak arbeidsdiscriminatie expliciet in het
antidiscriminatiebeleid op te nemen.
61° Motie van het lid Simons inzake sekswerk in het
arbeidsdiscriminatiebeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 167)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- __ sekswerk op te nemen in het arbeidsdiscriminatiebeleid en hiermee stigma,
discriminatie en geweld richting sekswerkers tegen te gaan.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder.
De heer CEDER: Ik geloof oprecht dat discriminatie het gif is van de samenleving,
een sluimerend gif dat langzaam maar zeker onderscheid maakt, mensen uit elkaar speelt
en het zorgt ervoor dat mensen niet op basis van hun kwaliteit of wie ze zijn, maar op
basis van waar ze vandaan komen of een ander kenmerk worden geselecteerd. Dat vind
ik niet goed. Daarom mijn complimenten aan de wethouder voor zijn uitvoerige brief en
zijn inzet en passie om dit probleem aan te pakken. Mijn oprechte complimenten. Ik kijk
graag uit naar de uitwerking.
Ik wil wel even stil staan bij de mystery guest en naming en shaming. Zoals u
daarnet ook wel heeft kunnen merken, heb ik daarmee wel wat moeite. Ik ben bang dat
naming en shaming zal omslaan in een situatie die wij niet willen. Ik zal u een voorbeeld
geven. De meest ervaren vorm van discriminatie in dit land — ten minste, wat onderzocht
is — is discriminatie op basis van leeftijd. Dat is niet etnische achtergrond. Dat is niet op
basis van een beperking of HIV, maar leeftijd. Ik vind het eigenlijk wel moeilijk om te
geloven dat naming en shaming de oude witte man zal beschermen. Ik zeg niet dat die
extra bescherming nodig heeft, maar op basis van de discriminatiegrond leeftijd is dat wel
zo. Waar ik nu heen wil, is dat we discriminatie intersectioneel moeten bekijken. Dat
betekent wel dat ik vragen daarover aan de wethouder heb. Wie beoogt u te beschermen
met het namen en shamen? Zijn dat de meest kwetsbaren? Zo ja, dan lees ik uit mijn
gegevens dat dat vooral de ouderen zijn, terwijl ik ook wel weet dat er een discussie leeft
onder oude (witte) mannen die vaak op functies zouden zitten waartoe anderen misschien
ook recht en toegang zouden moeten hebben. Dus ik steun dit beleid, maar ik vraag me
wel af hoe de wethouder dit ziet omdat we misschien in een situatie komen van de schuld
geven en van discriminatie betichten terwijl we daarmee groepen vergeten en daardoor
zelf ook deelnemen aan het gif waarvan we geen onderdeel willen zijn.
(De heer BLOM: Ik begrijp het laatste deel van uw bijdrage niet. In de
brief wordt heel duidelijk aangegeven dat wij als gemeente willen ingaan
op formele zaken die officieel als discriminatie bekend staan door
bijvoorbeeld het College van de Rechten van de Mens of bijvoorbeeld
door de rechter. U wekt nu de indruk alsof wij hier zelf gaan bepalen
wanneer iets discriminatie iets en dat u aangeeft dat wij dan het gif gaan
vormen. Bent u het met mij eens dat het gewoon ontzettend duidelijk is in
de brief dat wij afgaan op formele uitspraken?)
7
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
U heeft helemaal gelijk. Ik heb alleen in uw bijdrage gehoord en volgens mij ook in
die van DENK dat etnische discriminatie de belangrijkste overweging was. Dat was ook
datgene wat u tot de politiek heeft gebracht. Dat ondersteun ik ook. Ik denk dat wij
daarover hetzelfde denken. Wat ik echter probeer aan te geven, is dat wij in een situatie
kunnen komen waarin we een bepaalde groep aankaarten — dat kan degene zijn met een
etnische afkomst, er zijn moties ingediend voor mensen met een beperking of HIV — maar
daarmee uitsluiten, onbedoeld overigens omdat wij een andere groep daarin niet
meenemen. En als we gaan namen en shamen kunnen we tot de lastige situatie komen
dat je een jonge man hebt met een etnische achtergrond en een oudere vrouw. Het
weigeren van die etnische jongen zou als discriminatie kunnen worden gezien, terwijl
leeftijd eigenlijk de meest voorkomende vorm van discriminatie in ons land is. Ik hoop dat
u probeert te begrijpen dat ik wil meegeven dat naming en shaming wat ingewikkeld is. Ik
zou van de wethouder willen horen of hij daaraan iets meer textuur kan geven. Dat heb ik
weinig gezien in de brief. Ik hoop hiermee uw zorgen weg te nemen. Ik denk dat wij op
één lijn staan. Het enige wat ik aangeef, is dat we moeten voorkomen dat we kwetsbaren
uitkiezen, maar dat wij het probleem integraal bekijken.
(De heer BLOM: Ik wil hier eigenlijk niet al te veel woorden aan vuil
maken, maar ik vind het heel erg dat u op zoek bent naar dingen die er
niet zijn. We hebben het hier over discriminatie. Discriminatie is
discriminatie en het klopt dat ik in mijn bijdrage een bepaald perspectief
heb uitgelicht. Maar we hebben het hier gewoon over discriminatie in zijn
algemeenheid. Een paar maanden geleden bleek bijvoorbeeld aan de
Vrije Universiteit dat daar sprake was van leeftijdsdiscriminatie. Dat is
gewoon echt discriminatie. Als daar sprake van is, dan kunnen we namen
en shamen. Het is niet zo dat dit college er een specifieke groep gaat
uitlichten en daaraan bijzondere aandacht gaat geven. Waarom brengt u
dit op deze manier? Ik verbaas me daar heel erg over.)
Op het moment dat je twee groepen laat solliciteren waarbij dit beleid beide
partijen beoogt te beschermen en waarbij er dan een stelselmatig wordt voorgetrokken,
welke partij is dan volgens u gediscrimineerd?
(De heer BLOM: Ik ga dat niet doen. Ik ben geen rechter en ik ben ook
geen lid van het College voor de Rechten van de Mens. Ik denk dat we
daarvoor goede autoriteiten hebben. Laten wij hen in positie houden. Ik
bestrijd gewoon de wijze waarop u deze discussie aangaat en de indruk
wekt alsof de gemeente er een specifieke groep uit gaat lichten en extra
gaat beschermen. Wij beschermen iedereen die te maken heeft met
discriminatie en vooral als dat wordt vastgesteld door een autoriteit. Dat is
waarover het gaat. Bent u dat met mij eens?)
Ik ben het er helemaal mee eens. Maar het feit dat u die vraag ingewikkeld vond
om te beantwoorden juist als het gaat om mensen met een etnische achtergrond, mensen
met een beperking of mensen die te maken hebben met leeftijdsdiscriminatie. Als je die
allemaal laat solliciteren en eentje wordt er gekozen ten opzichte van de ander, dan kom
je in een ingewikkelde situatie vooral als je daar bedrijven op gaan afrekenen. Het is
ingewikkelder, dat namen en shamen, dan naar buiten brengen van mensen die iets fout
zouden doen. Ik zou liever kiezen voor belonen, voor prijzen. Daar gaat de heer Mbarki
straks iets over aangeven. Ik probeer u iets mee te geven. Ik hoor straks graag van de
wethouder wat voor textuur hij daaraan wil geven en misschien kunt u dan ook begrijpen
welke gevoeligheid en nuance ik daarin zie.
8
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
(De heer VROEGE: Volgens mij is het juist collega Ceder die het
ingewikkeld maakt. Als een bedrijf kan kiezen tussen een jonge
Marokkaanse Amsterdammer en een oude Surinaamse vrouw, dan is er
natuurlijk geen sprake van discriminatie. Dan heb je twee doelgroepen die
allebei een achterstand tot de arbeidsmarkt hebben. Een wordt er
gekozen en daarvoor moeten we juist die ondernemer prijzen in plaats
van hem erop afrekenen dat hij de verkeerde heeft genomen. Mijn vraag
is de volgende. Collega Ceder beweert dat leeftijdsdiscriminatie in
Nederland en ook in Amsterdam het grootste probleem is. Heeft hij cijfers
die dat staven? Ik kom het niet tegen in het verder voortreffelijke werk van
de wethouder.)
Ja, ik heb landelijke cijfers genomen. Daarin staat dat het al een tijd zo is dat
leeftijdsdiscriminatie bij het zoeken naar werk het vaakst wordt ervaren. Ik kan de cijfers
met u wisselen, maar volgens mij is dit algemene informatie. Dat de situatie in specifiek
Amsterdam misschien anders is, dan kan misschien zo zijn, maar dat neemt niet weg dat
mijn argument nog staat. En of het nu de tweede of zelfs de derde vorm zou zijn, dat doet
niets af aan het feit dat wij als gemeente deze groep dienen te beschermen net zoals de
mensen die u met uw motie probeert te beschermen. Die staan ook niet op de eerste
plaats.
(De heer VROEGE: Gelukkig nuanceert collega Ceder nu zijn bijdrage.
Amsterdam is natuurlijk veel diverser dan menige andere gemeente in
Nederland, dus dat in Amsterdam de problematiek veel diverser is ten
opzichte van Appelscha, dat lijkt mij dan weer logisch. Ik ben het met u
eens: alle vormen zijn even erg. Laten we er allemaal voor zorgen dat ze
worden opgelost in plaats van nu een soort wedstrijdje doen welke groep
het ergst te lijden heeft.)
Ik ben het helemaal met u eens en dat is ook precies mijn punt als het gaat om
het namen en shamen. Ik hoor daarover graag meer van de wethouder. Mijn insteek is
vooral: laten we kijken naar het belonen van de gemeente of van partijen waarmee we
samenwerken. Partijen die het goed doen, juist op basis van de normen die wij proberen
te stellen. Ik heb één motie en die heeft te maken met leeftijdsdiscriminatie om die een
duidelijke en integrale rol te geven als het gaat om het mysterybeleid. Juist om dat te
waarborgen en misschien ook om dezelfde reden zoals we van de heer Vroege en de
heer Simons hebben gehoord.
62° Motie van de leden Ceder en Bloemberg-lssa inzake de aanpak
arbeidsmarktdiscriminatie duidelijke rol in ‘mystery guest’-beleid (Gemeenteblad afd. 1, nr.
168)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__ discriminatie op basis van leeftijd, ongeacht afkomst, integraal een duidelijke
rol te geven in het mystery questbeleid.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki.
g
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
De heer MBARKI: De meeste mensen beginnen vol goede moed aan een
sollicitatieproces op zoek naar een baan die bij ze past. Waar ze kunnen groeien en waar
ze met plezier naartoe kunnen gaan. Heel veel van die mensen hebben gelukkig ook heel
snel succes. Anderen krijgen keer op keer te maken met een afwijzing omdat er bewust of
onbewust geen ruimte wordt gemaakt voor mensen zoals zij. Zij die in een rolstoel zitten.
Zij die een migratieachtergrond hebben. Of zij die een stukje ouder zijn dan de rest.
Arbeidsdiscriminatie zorgt daardoor voor verspilling van talent en zorgt ervoor dat mensen
zich niet thuis voelen in onze stad en in onze samenleving. Overigens kost het ons ook
bakken met geld en eigenwaarde. We zijn als fractie van de PvdA dan ook heel blij om te
zien dat de wethouder een aantal punten presenteert waaruit heel veel ambitie spreekt.
Niet alleen ambitie, maar volgens mij ook een intentie om arbeidsdiscriminatie in onze
stad niet te tolereren en er alles aan te doen om dat te stoppen. Ik ben daarom ook heel
blij met de norm die wordt gesteld en door te zeggen we gaan namen en shamen.
Volgens mij is dat ook iets wat we niet uit de weg moeten willen gaan. Dat is namelijk iets
wat al jaren speelt. Ik geloof er ook in dat je naast het juridische proces op enig moment
vonnissen gewoon zichtbaar zou moeten maken als een rechter die heeft uitgesproken.
Dat is iets waarvoor we ons niet hoeven te schamen maar wat wel een bepaald effect zou
kunnen hebben. Maar alleen vind ik dat niet genoeg. Ik denk namelijk dat straffen
belangrijk is, maar het kan beter. Ik denk namelijk dat je naast het straffen ook goed
zichtbaar zou moeten maken hoeveel organisaties het juist heel erg goed doen.
Organisaties die heel bewust bezig zijn met inclusie en met diversiteit. Laten we niet
vergeten dat werkgevers misschien wel onze belangrijkste partners zijn als het gaat om
discriminatie tegengaan op de werkvloer. Gelukkig zijn die organisaties er ook.
Organisaties die een voortrekkersrol nemen. Dat zijn hele grote bedrijven, maar ook
bedrijven in het MKB. Organisaties die hun nek uitsteken om divers te werven en
vervolgens ook laten zien dat diversiteit en inclusie werkt. Die vervolgens nadenken over
hoe je mensen binnenhoudt, bijvoorbeeld door ruimte in te richten om te kunnen kolven,
of om je even terug te trekken en te kunnen bidden. Die het kantoor toegankelijk maken
voor rolstoelen. Die ruimte creëren voor nieuwe ideeën, nieuwe gedachten en die zich
inzetten om iedereen de ruimte te geven om te groeien. En dat is heel cruciaal als het
gaat om het tegengaan van arbeidsdiscriminatie. Het binnenhalen van mensen is stap
één. Mensen binnenhouden is vaak een heel ingewikkeld proces waarmee ook veel
bedrijven te maken hebben. Daarom verdienen organisaties als deze die juist werk maken
van diversiteit en inclusie onze erkenning en zichtbaarheid. Op deze manier kunnen zij als
voorbeeld en inspiratiebron dienen voor anderen. Daarom dien ik samen met de heer
Ceder een motie in die ervoor moet zorgen dat we naast het namen en shamen van
bedrijven ook bedrijven namen en praisen om op die manier het beleid nog meer in
balans te brengen en daarmee ook organisaties die belangrijk zijn voor de stad bij deze
aanpak te betrekken.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
63° Motie van de leden Mbarki en Ceder inzake naming and shaming bij de
aanpak arbeidsdiscriminatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 169)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
10
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
-__om bij het uitwerken van de plannen rondom arbeidsdiscriminatie ook onder
de noemer van naming and praising veel aandacht te geven aan organisaties
die het goede voorbeeld zijn/geven als het gaat om inclusiviteit.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk.
Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Ik had het niet mooier kunnen zeggen dat de
voorzitter van de PvdA-fractie zo-even: werkgevers zijn onze belangrijkste partners om
het beleid tegen arbeidsdiscriminatie gestalte te geven. Ik vraag de aandacht van de raad
en het college voor de open brief van de voorzitter van het MKB Amsterdam van 5
februari aan de wethouder, aan het college. De vraag aan de wethouder is of het college
net als de VVD deze brief ziet als een handreiking om samen met het bedrijfsleven en de
politiek verder te komen in het realiseren van een open arbeidsmarkt zonder discriminatie.
Ziet het college die brief ook zo en neemt het college suggesties en aanbevelingen van
het MKB Amsterdam over? De VVD-fractie, ik wil het toch benadrukken hier, vindt het
toch belangrijk dat mensen na kunnen streven en kunnen realiseren zichzelf te voorzien
met inkomen uit arbeid. Oud, jong, van iedere religie of geaardheid, dat mag geen rol
spelen. Wie hierbij discriminatie ondervindt, die kan rekenen op de steun van de VVD. Wij
ontkennen het bestaan van vooroordelen op de arbeidsmarkt niet en onderkennen dat het
niet eenvoudig is om die uit te bannen. Niets doen is geen optie. Er ligt nu een aanzet
voor beleid en de VVD onderschrijft ten dele dat het nuttig, nodig en absoluut noodzakelijk
is om het er niet bij te laten zitten, maar we verschillen wel met het college van inzicht
over de vraag wat nu effectief zal zijn. Mensen willen een materiële oplossing. Zij willen
een baan krijgen en die behouden. Daar werd zojuist door de PvdA-fractie ook al op
gewezen. Krijgen is wat, maar houden is ook nog wel eens een ding waarbij mensen
discriminatie kunnen ondervinden.
Wat gaat nu helpen? Er zitten twee zwaarwegende punten voor mijn fractie in het
voorgenomen beleid. Het eerste is het inzetten van mystery guests. Wij vinden dat
helemaal niet passen bij de open visie die zou passen bij de overheid die een beleid
gestalte wil geven. Wij vinden het een beetje een achterbakse methode en we vrezen dat
de uitkomsten daarvan tot heel veel gedoe aanleiding gaan geven. Voor ons is dat een
zwaarwegend punt en we willen het college de aanbeveling geven dit te heroverwegen.
Het past niet bij open vizier waar oprechte pogingen juist om gestalte te geven aan het
antidiscriminatiebeleid op de arbeidsmarkt, nodig zijn. We moeten ook eerlijk zijn tegen
elkaar. Dus dat willen wij niet.
En het tweede. Het ging er eigenlijk het hele debat al over. Het namen en shamen
van bedrijven die zich schuldig maken aan discriminatie. Gaat dat nu ook maar ene
sikkepit bijdragen aan betere resultaten? Gaan mensen daar nu meer banen door krijgen
en gaan ze die banen houden? Dan gaat het om mensen die nu, door bestaande en door
de VVD erkende vooroordelen niet aan de bak komen. We vinden het helemaal niets. Wij
willen niet namen en shamen, wij willen noemen en prijzen.
(De heer VROEGE: Dit verbaast mij echt, want als een partij nu altijd voor
naming en shaming is, dan is dat altijd de VVD. Ik kan me nog een
voorstel herinneren dat u billboards in de stad wilde hangen met de
gedachte dat iedereen kon zien wie er een straatroof had gepleegd. Meet
unu met twee maten? Bedrijven niet en kleine criminelen wel?)
11
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
We hebben het nu over het arbeidsmarktbeleid en het zoeken van
samenwerkingspartners. Als je dan zegt, samenwerkingspartner, zodra je de mist in gaat,
gaan wij naast een rechtelijke veroordeling, want we zijn het erover eens in deze
vergaderzaal dat die moet plaatsvinden voordat je kunt zeggen dat er sprake is van
discriminatie, nog eens actief noemen en schaden. Wij denken dat dat gewoon niet werkt.
Wij geloven niet in de effectiviteit van dat middel. Wij geloven wel in noemen en prijzen
zoals aanbevolen wordt in de brief van de voorzitter van het MKB. Toch een belangrijke
partner. Daaraan kunnen wij als politiek niet zomaar voorbij gaan als effectief middel.
(De heer CEDER: Ook in ben voorstander van prijzen zoals u weet. Ik heb
wel even een vraag over die mystery guest. Bent u het met mij eens dat
de omvang van discriminatie als het gaat om uitzendbureaus, als het gaat
om de woningmarkt, dat die allemaal aan het licht is gekomen doordat
mensen door middel van nepsollicitaties in de vorm van mystery guests
dat naar boven hebben weten te halen en dat zonder deze methodes we
niet zouden weten hoe groot de omvang wel niet is? Bent u het met mij
eens dat die aanpak ons tot zover gebracht heeft?)
Ik ben het ermee eens dat alles gedaan moet worden wat kan om discriminatie te
bestrijden en ik ben het er niet mee eens dat de overheid daarin een actieve rol zou
nemen. We hebben het hier nu over het beleid van de gemeente Amsterdam om daar te
namen en shamen. Dat vind ik geen goede zaak. Wat er journalistiek gebeurt of vanuit
vakorganisaties, dat is aan hen, maar wij zijn de Amsterdamse overheid. De VVD-fractie
vindt dat je dat niet moet doen, dat dat contraproductief werkt en niet — en dat is de kern
van mijn betoog — gaat brengen wat de mensen willen. De mensen willen een baan
krijgen, toegang tot die arbeidsmarkt en ze willen hun baan houden.
(De heer CEDER: Ik hoor u zeggen, naming en shaming en daar ben ik
het mee eens. Maar even terug naar de mystery guest. Heb ik u horen
zeggen dat u het er wel mee eens bent dat het effectief is geweest maar
dat u vindt dat andere partijen dan de gemeente Amsterdam mystery
guest zouden moeten inzetten om de omvang te laten zien? Vindt u die
methode wel effectief maar niet passen bij de gemeente?)
Ik vind alles wat aan het licht kan brengen waar misstanden zijn als het gaat om
het maatschappelijk verkeer goed. Ik wil als voorbeeld noemen een zeer wel bekende
recensent van keukens van bekende restaurants en onbekende restaurants. Dat zijn
goede zaken. Dan licht je de mensen voor. Maar ik vind het geen overheidstaak om dat te
doen. Als er een rechterlijk vonnis is, dan is dat al openbaar. Dan zou ik niet van de
gemeente Amsterdam verwachten, die ook gesprekspartner is van het bedrijfsleven, dat
die daarmee actief de boer op gaat. Daarom dien ik een motie in die mede ondertekend is
door het CDA om niet te namen en te schamen, maar te noemen en te prijzen. En om de
passages over de mystery quest en over het namen en shamen uit het voorgenomen
beleid te halen. Dit zijn voor ons zwaarwegende punten om te bezien of wij mee kunnen
gaan in dit voorgestelde beleid.
64° Motie van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma inzake de aanpak
arbeidsdiscriminatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 170)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
12
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
- bedrijven niet op te zadelen met extra administratieve lasten door een nieuw
keurmerk voor bedrijven met een inclusieve organisatie in het leven te
roepen;
- geen regionale helpdesk voor inclusie en diversiteit op te zetten;
- ín plaats daarvan samen met onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en House of
Skills pilots en projecten op te zetten met video solliciteren, ‘openhiring',
‘speed dates' en het meten van competenties en softskills van kandidaten;
- bedrijven en instellingen die meedoen aan bovengenoemde pilots en
initiatieven actief te 'namen' in plaats van het ‘shamen' van andere bedrijven.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Discriminatie op de arbeidsmarkt komt helaas voor. Dat is
onacceptabel en het is ook heel dom, want je loopt als werkgever talent mis. Je zorgt dat
mensen die daarmee te maken krijgen kansen missen en het kan frustratie, woede en
vervreemding veroorzaken. Dat moeten we voorkomen, veroordelen en bestrijden. In die
zin steunen wij zeker dat deel van deze aanpak en ook de intenties. En ook een deel van
de uitvoering, maar ik vind wel dat we ervoor moeten waken dat we niet doorschieten en
dat het inderdaad contraproductief wordt. Daarmee sluit ik me aan bij wat eerder door
mevrouw De Grave is gezegd. Ik denk niet dat veel Amsterdamse werkgevers racistisch
zijn. Ik denk wel dat er werkgevers zijn die vooroordelen hebben. De meeste werkgevers
willen gewoon goede mensen aannemen die goed bij het team passen en die goed werk
leveren. Maar ik denk wel dat er mensen bewust of onbewust vooroordelen hebben. Ja,
het is heel goed om ervoor te zorgen dat mensen zich daarvan bewust worden en ze
ervan te overtuigen dat ze zich daardoor niet laten leiden. Het probleem van discriminatie
is alleen dat je niet in iemands hoofd kunt kijken. Je kunt dus ook niet per decreet vanuit
de Stopera iemands gedachtenproces gaan veranderen — ook al hebben we dan politieke
macht, mijnheer Blom. Dat kan niet en gelukkig maar. Dat betekent dus dat je in veel
gevallen niet weet of er sprake is van discriminatie of dat het gebeurt op gronden die een
werkgever wel mag aanwenden. Dus dat die denkt deze persoon past minder goed bij het
team of wat dan ook. En je wilt dus ook niet de situatie dat steeds meer mensen die tot
een bepaalde minderheid behoren voortdurend denken, word ik hier niet gediscrimineerd
als ze te maken krijgen met een afwijzing. Je wilt niet dat dat een soort slachtofferrol
teweegbrengt. Daar moet je echt voor waken want dan heeft het een contraproductief
effect. Ook ten aanzien van de mensen die ermee te maken hebben. Daarom zijn wij ook
niet voor die mystery guest en dat naming en shaming, omdat je daarmee de
vooroordelen niet weghaalt. Sterker nog, je loopt het risico dat je ze juist gaat bevestigen.
Je moet wat mij betreft wantrouwen niet aanwakkeren. Je moet uitgaan van wat positief is
en dat mensen zichzelf ermee hebben.
(De heer BLOM: Ik ben helemaal van mijn à propos als ik dit zo hoor. Ik
vind het heel schokkend wat u zegt. Dit is een overheid die voor het eerst
in Nederland op een hele duidelijke manier stelling neemt tegen
discriminatie. Bent u het met mij eens dat er de afgelopen jaren altijd
allerlei rapporten zijn verschenen waarbij de politiek en overheden altijd
aangaven, oh, wat is het verschrikkelijk, verschrikkelijk, maar dat er
gewoon nooit echt iets gebeurt? Ik kan me bijna geen geval herinneren
waarbij er echt een veroordeling heeft plaatsgevonden. U staat hier
13
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
gewoon te verkondigen dat mensen die dit probleem benoemen en
oplossen, zichzelf in een slachtofferrol plaatsen? Dat kunt u toch niet
menen?)
Misschien moet u de geluidsopname dan nog eens terugluisteren. Ik zeg, wij
moeten dit sterk veroordelen ook als gemeente. Dat moeten we zeker doen. Dus, ja
zeker. Wij kunnen hier allemaal dingen zeggen en roepen: mystery quests en naming en
shaming. En het kan zijn dat wij die discriminatie willen bestrijden en dat wij daar heel blij
van worden en dat we dan dingen aan het doen zijn, maar dat dat niet het effect heeft dat
wij zoeken, dat wij allebei beogen.
(De heer BLOM: Waarom gaat u in uw bijdrage volledig voorbij aan het
grootste gedeelte van de maatregelen, 90 zo niet 95% van de
maatregelen gaat over het bedrijfsleven, instellingen meenemen als
gelijkwaardige partner. Inderdaad, ik denk inderdaad dat de meeste
bedrijven en instellingen daadwerkelijk dit probleem willen oplossen, maar
u benoemt dat niet in uw bijdrage. Daar ligt de grootste concentratie van
onze maatregelen. Waarom gaat u daaraan zo voorbij?)
Daar ga ik niet aan voorbij, daar begon ik mee. Daar begon ik mee en dat deel
steun ik zeker. Ik denk dat het probleem in vooroordelen zit. Er zijn mensen die helaas
vooroordelen hebben. Mijn punt is dat je die vooroordelen niet weghaalt door mystery
guests in te zetten. We willen uiteindelijk dat werkgevers mensen gaan aannemen en niet
omdat ze denken, straks word ik veroordeeld en gepakt omdat ik misschien discrimineer
of wat dan ook. Nee, ze moeten mensen gaan aannemen om te snappen, dit zijn goede
werknemers. Hiermee kunnen we aan de slag. En dan benader je het positief. Ik zie echt
een risico dat je met al dit soort maatregelen een soort sfeer creëert waarbij mensen zich
voortdurend moeten afvragen, word ik misschien gediscrimineerd? Daar hebben die
mensen niets aan. Uiteindelijk moeten mensen de volgende keer ook weer naar een
werkgever gaan en zeggen, dit heb ik jou te bieden. Je moet me hierom aannemen. Als je
je dan voortdurend aan het afvragen bent of je wordt gediscrimineerd, dat kan dat een
averechts effect hebben. Ik denk dat het ook mijn taak is om op dat risico dat ik zie, te
wijzen.
(De heer MBARKI: Ik ben benieuwd wat de wet zegt volgens de heer
Boomsma over discrimineren. Ik ga u helpen. Mag discrimineren in
Nederland volgens de wet?)
Nee, natuurlijk niet. Ik begon mijn bijdrage ook met te zeggen dat we het
onacceptabel vinden dat het gebeurt.
(De heer MBARKI: Dat is mooi. Het mag niet volgens de wet. Maar
vervolgens hoor ik de heer Boomsma zeggen dat we moeten uitkijken dat
mensen die worden gediscrimineerd volgens de wet, zichzelf niet
slachtoffer gaan voelen van het feit dat ze worden gediscrimineerd. Dat is
wat ik u hoor zeggen.)
Het is ook best complex, dit soort vraagstukken. Maar dat is niet wat ik zei. Ik zei
dat je niet kunt weten of je wordt gediscrimineerd. Zo is de realiteit nu eenmaal. Als
mensen echt gediscrimineerd worden, dan vind ik dat degenen die discrimineren moeten
worden veroordeeld en gestraft. Laat dat duidelijk zijn. Alleen, in heel veel gevallen omdat
je niet in iemands hoofd kunt kijken, weet je het niet zeker. En dat schept het risico dat je
je voortdurend gaat afvragen of dit aan de hand is of niet. Dan kan het averechtse
effecten gaan sorteren.
(De heer MBARKI: Dan hoor ik de heer Boomsma dus eigenlijk zeggen
dat het heel moeilijk is om te bewijzen dat iemand gediscrimineerd is.
14
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
Maar waarom vindt u dan dat namen en shamen niet bijdragen aan het
feit dat we wellicht een gevoel kunnen weghalen bij heel veel mensen die
het gevoel hebben dat ze gediscrimineerd worden? Dan zegt u eigenlijk,
handhaven kan niet. Je moet ook niet namen en shamen. Wat moeten we
dan doen?)
We moeten discriminatie in allerlei vormen sterk veroordelen. We moeten
samenwerken met werkgevers. We moeten dat signaal ondubbelzinnig geven. We
moeten mensen die zich schuldig maken, dus van wie het is bewezen, straffen, maar we
moeten niet doorschieten in maatregelen die volgens mij ook contraproductief kunnen
werken.
(De heer MBARKI: Maar wat is er dan contraproductief aan het bestraffen
van bedrijven die discrimineren? Dat is in strijd met de wet.)
Daar ben ik ook niet tegen, dus dat moeten we ook vooral doen inderdaad.
(De heer BLOM: Ik heb nog een vraag voor u. Ik stel deze vraag omdat ik
het best wel interessant vind, de wijze waarop u het bracht. Mensen die
daadwerkelijk discriminatie hebben ervaren en waarvan dat bewezen is,
daarvan bent u bang dat mensen zich slachtoffer gaan voelen. Ik heb een
vraag, want we spreken hier alleen over feiten, deze gemeente en dit
college. We baseren ons alleen op daadwerkelijk onderzoek. Hoeveel
onderzoeken denkt u dat er de afgelopen zes jaar zijn geweest
betreffende dit onderwerp? Hoeveel onderzoeken? Dan heb ik het over
semiwetenschappelijke en wetenschappelijke onderzoeken.)
Ik ga dat hier niet allemaal herhalen. Ik heb de brief gelezen en ook de notitie en
de bijlage waarin verwezen wordt naar allerlei onderzoeken. Ik ontken ook helemaal niet
dat het bestaat. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik wil best op een ander moment dat
nog eens nader gaan uitleggen. Volgens mij zijn we het grotendeels eens. Alleen ga ik nu
mijn spreektijd sparen voor andere dingen.
(De heer BLOM: Ik wil het wel even zeggen, hoor. Het zijn er 60. 60
onderzoeken. En u wekt hier de indruk dat mensen die daadwerkelijk
klagen over discriminatie, dat wij alleen ons oor te luister leggen bij
mensen die hun gevoel uiten. Dit zijn echt, daadwerkelijk ervaren situaties
van discriminatie. Dit heeft niets te maken met slachtofferschap. Dat moet
u toch met mij eens zijn?)
Nou goed, ik zei het net al, het gebeurt en we moeten dat veroordelen. Maar we
moeten voorkomen dat we een bepaalde manier van slachtofferschap aanwakkeren. Ik
ken bijvoorbeeld ook een ander stuk, een onderzoek van Research en Beleid, waarin dat
werd benadrukt. Zelfs als het iemand overkomt, kan dat een negatief effect hebben op het
verdere verloop van je carriëre wat bijna nog erger is dan de oorspronkelijke discriminatie.
Dat is een aspect dat ik hier toch ook wilde benoemen.
(De heer CEDER: Ik heb toch een vraag, want u haalt een aantal dingen
door elkaar. Naming en shaming zou gelijk staan aan een mystery guest
en dat zou ergens allemaal slachtofferschap zijn. Even terug naar die
mystery guest. Bent u het met me eens dat het voor een individu lastiger
is om discriminatie aan te tonen en dat het gemakkelijker zou zijn als de
gemeente of een andere partij door middel van steekproeven controleert
of dezelfde cv's anders worden behandeld? Vindt u dat een nuttig middel
om discriminatie aan te tonen?)
Tot slot dan. Ik denk dat er verschil zit tussen onderzoeken die dat soms per
steekproef doen en een structureel beleid waarbij de gemeente zelf voortdurend een
15
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
mystery guest stuurt met daarnaast een naming en shaming beleid waarvan ik de details
nog niet helemaal overzie.
(De heer CEDER: Bent u het dan niet met mij eens dat in principe mystery
guests steekproefsgewijs controleren of bedrijven zich aan artikel 1 van
de Grondwet houden en eigenlijk niet meer dan dat?)
Ik blijf bij mijn vorige antwoord.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink.
Wethouder GROOT WASSINK: Dank leden van de raad voor de vele
opmerkingen die u heeft gemaakt waaronder ook de vele complimenten over deze
aanpak. Laten we er ook eerlijk over zijn. Deze aanpak gaat niet alles oplossen. Deze
aanpak is in die zin ook nog een eerste proeve. De uitwerking zal echt nog moeten volgen
en het zal echt niet zo zijn dat we over vier jaar kunnen zeggen dat discriminatie op de
arbeidsmarkt niet meer voorkomt. Dat is niet reëel. Maar ik wil wel een paar opmerkingen
maken waarmee ik hopelijk de meeste van uw vragen beantwoord. Ik zal ook uitvoerig
ingaan op de moties, maar eigenlijk is er vooral veel gevraagd over naming en shaming.
Misschien eerst in algemene zin. Wat mij verbaast is dat partijen die over het algemeen
law en order en de wet nogal hoog in het vaandel hebben klaarblijkelijk buitengewoon
veel moeite hebben in het handhaven van de wet als het gaat over dit onderwerp. Juist
het inzetten van mystery quests is in tal van situaties waar het gaat om handhaving van
de wet helemaal geen raar middel. Sterker nog, het is een middel dat bijvoorbeeld bij de
politie vrij gangbaar is om in te zetten. We gebruiken het al jaren in bijvoorbeeld de
horeca. Een meerderheid van de raad, ik meen dat het een motie van de heer Van
Dantzig is, heeft zich hier meermaals voor uitgesproken. Het is een heel normaal en
gangbaar middel. Dus het inzetten van mystery quests, ik zie werkelijk niet wat ertegen
zou zijn.
Dan toch even een paar mensen nalopen. De heer Blom had het vooral over het
stellen van een norm. Ik denk dat het stellen van een norm belangrijk is, maar ik wil
daarbij zeggen dat het wel gaat om alle verschillende diseriminatiegronden. We kunnen
daarin nooit één grond specifiek kiezen. Dat is ook met welke blik ik naar de motie kijk.
Discriminatie heeft vele vormen. Het is ook gezegd, het is soms uitgesproken racisme.
Soms is het misschien niet eens doorleefd vooroordeel, maar elke vorm bij elke groep die
het betreft zullen wij het natuurlijk moeten bestrijden.
Dan namen en shamen. Onder andere door DENK is gevraagd te beginnen met
een pilot. Dat lijkt me nu onverstandig. Ik denk echt dat wij dit eerst verder moeten
uitwerken en goed moeten kijken naar hoe we dat doen. Er is ook wel gezegd, als iemand
is veroordeeld, dan zou je niet meer mogen namen en shamen. Dat is natuurlijk een
beetje een rare opmerking. Als iemand veroordeeld is, dan heb je natuurlijk best grond om
te zeggen, ik wil hiermee niet meer samenwerken. Dat is helemaal niet iets raars. Er zijn
tal van andere situaties waarin we dat ook doen.
De heer Vroege, daar kom ik op terug bij de motie. De heer Ceder, ik begrijp niet
zo goed wat u bedoelde. Naming en shaming heeft natuurlijk nooit tot doel om iemand te
beschermen. Volgens mij gaat daar de verwarring over. Ik hoorde de VVD zeggen, we
moeten niet namen en shamen maar we moeten mensen aan het werk helpen. Namen en
shamen is natuurlijk nooit bedoeld om iemand te beschermen of om mensen aan het werk
te helpen. Namen en shamen is bedoeld om een norm te stellen, om duidelijk te maken
dat wij de wet wensen te handhaven omdat wij vinden dat er misschien bij dit specifieke
artikel wel veel te gemakkelijk een loopje wordt genomen met het recht en veel te
16
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
gemakkelijk wordt gezegd, ja maar in dit specifieke geval omdat het moeilijk is aan te
tonen, moeten we het maar een beetje laten. Daar gaat namen en shamen om. Als
overheid een norm stellen voor wat je wel of niet accepteert. Ik heb er in de commissie
volgens mij vrij helder over gezegd: als er een bedrijf is betrapt, is veroordeeld, dan zie ik
werkelijk niet waarom ik nog met zo’n bedrijf zou willen samenwerken. Betekent dat dat je
nooit meer met een bedrijf wilt samenwerken? Misschien wel. Maar ik vind het een heel
goed en zinvol instrument om dat af en toe in te zetten. Ja, ik denk dat dat heel goed zou
kunnen werken.
De VVD had het erover dat een mystery guest toch een achterbaks instrument
was. Ik begrijp dat echt niet, omdat ik echt denk dat we op tal van andere plekken ook met
uw steun mystery guests inzetten. Is dat dan ook achterbaks? Ik zou zeggen van niet.
Dus dat verbaast me. U had het er ook over dat we toch niet aan het MKB voorbij moeten
gaan. Daagt u mij alstublieft niet uit. Het MKB is een zeer gewaardeerde gesprekspartner
van ons. Ik heb met de voorzitter van MKB Amsterdam contact gehad zeker nadat wij op
de televisie buitengewoon aangenaam en vriendelijk met elkaar gediscussieerd hadden.
Ik zal MKB Amsterdam ook betrekken bij deze aanpak. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn
dat omdat MKB Amsterdam iets niet wil, wij iets niet zouden willen. Uiteindelijk gaan wij
daar natuurlijk zelf over en uiteindelijk moeten wij onze norm hier bepalen. En uiteindelijk
moeten wij zeggen wat wij denken dat goed is.
(Mevrouw KILIG: Een kort vraagje over namen en shamen. Zou u een
termijn kunnen aangeven waarmee eventueel met namen en shamen zou
kunnen worden gestart?)
Nou ja, ik heb volgens mij aangekondigd dat ik het liefst morgen wil komen met
het programma. Morgen lukt niet, maar dat komt echt zo snel mogelijk. Daar zal een
verdere uitwerking instaan. Maar ik zou er echt voor willen waken dat we namen en
shamen en de inzet van mystery guests nu als de enige focus van dit programma zien. Ik
vind ook echt dat u daarmee de brief tekortdoet, omdat ik echt vind dat we een heel breed
palet aan instrumenten willen inzetten. Zodra de aanpak er is, wil ik daarmee natuurlijk
wel starten. Dus dat is de termijn waarop ik daarmee zou willen starten.
(Mevrouw KILIG: We zijn ook heel blij met de aanpak. Dit zijn dan enkele
onderdelen die we eruit lichten. Ik zie het programma graag tegemoet.)
Mevrouw Kilig, ik neem aan dat u dan ook uw motie intrekt. U zei, de moties van
DENK zijn erin verwerkt. Ik heb de moties die bij de begroting zijn ingediend, zeker als
ondersteuning van het beleid ervaren, maar het is nu ook weer niet zo dat we door die
moties op de ideeën kwamen. Daarmee waren we eerder ook al bezig. Dat misverstand
wilde ik nog maar even uit de weg helpen, omdat ik dat wel vaker heb gemerkt — bij de
ongedocumenteerden was het de heer Ceder die meende dat zijn moties allerlei effecten
hadden Ik kom tot de moties. Daarmee moet u een beetje voorzichtig zijn, zou ik willen
zeggen. Onderschat u mijn ambtenaren niet.
(Mevrouw KILIG: Ik onderschat onze ambtenaren absoluut niet. Ik ben
juist hartstikke blij dat we op een lijn zitten wat dat betreft. Laat dat
duidelijk zijn.)
Dat is een heuglijk moment. Ik zou toch nog even het volgende willen zeggen. Ik
meen dat het de heer Vroege was die zei dat alle vormen even erg zijn en dat het geen
wedstrijd is in wat het heftigst is. Dat vind ik echt een heel belangrijk punt. Ik denk dat we
ook ervoor moeten waken om daar nu specifieke groepen in te willen benoemen. leder
heeft daar zijn eigen groepen voor, maar ik zou daar echt voor willen waken. En ten
aanzien van de motie van mevrouw Kilig, de pilot naming en shaming, ten aanzien van de
stagemakelaar, dit heb ik eigenlijk al toegezegd in de commissie. Ik zou willen zeggen, dit
17
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
is overbodig. Ik heb dit toegezegd en u vraagt nu nog net even iets meer. Volgens mij
hoeven we hierover geen motie in te dienen.
(Mevrouw KILIG: Ik weet dat u het heeft toegezegd in de commissie. Dit is
zoals u net aangaf, iets uitgebreider. Als u toezegt dat u dit gaat
toepassen, dan kunnen wij bij dezen onze motie intrekken.)
Bij dezen, voorzitter.
De motie-Kilig en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 162) ingetrokken zijnde, maakt
geen deel meer uit van de beraadslaging.
Dan de motie van de heer Vroege. Mensen met een beperking, mensen met een
chronische ziekte, die maken absoluut discriminatie mee. Dat is absoluut iets waarvoor wij
aandacht hebben en dat we in de verdere uitwerking willen meenemen. En zeker HIV,
Daarvan is mij zeer bekend dat dat kan spelen. Ik vind het lastig om hele specifieke
groepen op te nemen. Als ik u toezeg om dit heel expliciet mee te nemen, zou ik u
eigenlijk willen vragen deze motie niet in te dienen. Ik vind dat ingewikkeld. Dat geldt ook
voor moties die gaan over leeftijdsdiscriminatie. Dat is wat mij betreft eigenlijk hetzelfde.
Er zijn verschillende vormen die volgens mij in de brief worden aangestipt die verder
zullen worden uitgewerkt. Maar laten we nu niet deze groep wel, deze groep niet … Ik zie
uw punt. Ik snap uw punt. Het is terecht en ik neem ze heel graag mee.
Motie 164, daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde. Deze motie ontraad ik. Hetzelfde
geldt voor motie 165, voor motie 166, motie 16/7, motie 168 over ouderendiscriminatie.
Dat is eigenlijk hetzelfde. Dan naming en praising. Daarover zijn eigenlijk twee moties. De
motie van de leden Mbarki en Ceder. U zegt eigenlijk naast namen en shamen doen we
ook namen en praisen. Maar ik had het idee dat we dat in de voorgestelde aanpak
eigenlijk al deden. We zouden tot een hele ingewikkelde discussie kunnen komen, want
een bedrijf dat niet discrimineert, hoeft op zich niet gepraised te worden want dat houdt
zich aan de wet en dat is toch eigenlijk heel normaal. Namen en praisen kan al wel een
beetje ingewikkeld zijn. Wat wij voorstellen is dat we met bedrijven en met het MKB aan
de slag gaan en bijvoorbeeld een keurmerk voor inclusiviteit ontwikkelen. Dat keurmerk,
dat zag ik als een praise. Maar dan moet ik eigenlijk zeggen dat die motie overbodig is.
(De heer MBARKI: Volgens mij heb ik in de brief inderdaad heel veel
zaken gezien waarbij ik op een gegeven moment dacht, dit is allemaal
praisen, maar ik mis wel een noemer. De motie roept op een noemer te
creëren waaronder we dit soort dingen gaan hangen. Ik zag namelijk bij
de hele mooie routekaart namen en shamen heel prominent staan. Ik zie
wel in de brief allerlei onderdelen waarvan ik denk, dat is inderdaad
namen en praisen. Dus de motie is niet zo zeer overbodig, maar meer
ondersteunend aan datgene wat de wethouder wil.)
Nou, dan weet ik het goed gemaakt. Dat zeg ik u die noemer toe en dan trekt u de
motie in.
(De heer MBARKI: Dan draai ik het om. Ik dien hem in en dan voert u het
uit. Dan hebben we het uiteindelijk op dezelfde manier geregeld. Ook een
goeie, toch?)
Dan ontraad ik de motie. Volgens mij staat dit er in. Als u er echt naar zoekt om dit
nadrukkelijker naar voren te laten komen in de verdere uitwerking, dan vat ik dat maar
even onder die noemer, dan zeg ik u dat toe. Ik wil best kijken of er nog andere
maatregelen zijn — en dan gaat het niet om bedrijven die niet discrimineren, maar om
bedrijven die een extra stap zetten om diversiteit en inclusiviteit in hun organisatie te
18
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
waarborgen om die positief te stimuleren. Ik wil u toezeggen dat we dat nadrukkelijk
meenemen in de verdere uitwerking. Maar dan denk ik dat u met deze toezegging toch
een heel eind moet kunnen komen.
(De heer MBARKI: Volgens mij komen we ook wel ergens. Kijk, ik denk
persoonlijk dat namen en praisen niet per se tegenover naming en
shaming staat. Ik vind namelijk dat je bedrijven niet hoeft te belonen die
niet discrimineren. Daarover gaat dit niet. Dit gaat heel expliciet over
bedrijven die verder gaan dan andere bedrijven in het inclusief maken van
hun organisatie. Ik heb het in mijn inbreng ook gezegd: het gaat ook over
het binnenhouden van mensen. Als de wethouder zegt dat te willen
opnemen onder een noemer middels een toezegging, dan zijn we er
volgens mij samen uit.)
Dan ben ik aan het einde van mijn beantwoording.
(De heer VROEGE: Toch nog een vraag, want de wethouder lijkt
enigszins aan motievrees te lijden. Op mijn motie zei de wethouder dat hij
de punten ging overnemen, maar van de moties M tot en met P zei hij:
ontraden. Die punten die in die verschillende moties worden genoemd, de
punten over biculturelen, transpersonen, sekswerkers etc. gaat de
wethouder die allemaal meenemen? Dat was mij niet helemaal duidelijk.
Of zegt hij, nee, dat doe ik niet. Als de wethouder duidelijk maakt dat al
deze punten terugkomen in zijn vervolgbeleid, wat hij bij mijn motie wel
expliciet zei maar bij deze moties niet, dan kan ik zijn preadvies namelijk
ook opvolgen.)
Ten dele. Het zal terugkomen in dit beleid, maar het zal ook heel nadrukkelijk
terugkomen in de aanpak trans waarmee we bezig zijn. Ik heb eerder met u daarover van
gedachten gewisseld waar ik vind dat de grootste opgave ligt. Die zit wat mij betreft hier.
Juist de aanpak trans zal zeker gaan over arbeidsmarkt en hoe we daarmee omgaan. Dus
ja. Maar in mijn veronderstelling had ik dat reeds toegezegd.
Ik was nog één motie vergeten, de motie van het lid De Grave. Die ontraad ik.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn?
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk.
Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Het college, de wethouder, brandt van ambitie
om iets te gaan doen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. De VVD-fractie steunt dat
van harte. En het terrein is dat van een contractuele relatie werkgever-werknemer. Het is
anders dan law en order waar de openbare orde en veiligheid op het spel staat. Je moet
het wel zien zitten met elkaar, om het zo maar even te zeggen. Dat wil ik benadrukken om
daarmee ruimte te zoeken om te zien of er bij het college nog beweging te krijgen is op dit
voor de VVD-fractie belangrijke punt van de mystery guest en van de naming en shaming.
Ik haak aan bij wat het college heeft aangegeven. Dit is een eerste proeve. Er is nog
ruimte voor verdere uitwerking. Ik zou het zo jammer vinden, als nu wij allemaal deze
ambitie delen, daarover kan in deze raad geen misverstand bestaan, om dit te gaan
aanpakken, dat wij elkaar nu net op deze punten niet vinden. Ik heb in mijn eerste termijn
aangegeven dat dit voor de VVD heel wezenlijk is. Wij vinden dat het niet effectief is om
het zo te doen. Maar we dragen wel graag ons steentje bij, dus ik zoek even naar die
eerste proeve. Biedt die nu ruimte voor het college om te zeggen, dat namen en shamen,
weet je wat, we gaan nog eens nadere onderzoeken bekijken of we tegenstanders toch
19
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
andere inzichten kunnen geven. En met die mystery guest, dat houden we even tegen om
te kijken of er andere instrumenten effectief zijn. Dan zien we bij een tweede proeve nog
wel weer verder. We zetten het debat zo onderling voort. We spreken nog eens met
werkgevers. Dat is mijn oproep aan het college.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink.
Wethouder GROOT WASSINK: In alle eerlijkheid meen ik dat in de woorden van
mevrouw De Grave-Verkerk toch nog een zekere vrijblijvendheid zit die ik niet kan
opbrengen. Maar ik probeer dit op mijn allervriendelijkst te brengen. Zo kent u mij.
Volgens mij zijn de mystery quest en namen en shamen twee zinnen in deze brief. Ik zou
het buitengewoon zonde vinden als u op basis daarvan, terwijl we in gesprek zijn met
allerlei ondernemers waarvan een deel ook zegt, moet je vooral doen, dit nu afwijst. Dat
staat u natuurlijk vrij. En dat terwijl de uitwerking nog volgt. Ik zou zeggen: deelt u nu deze
urgentie. Deelt U met mij nu dat wij dit nu zo moeten vaststellen. De uitwerking volgt. Dan
heeft u nog alle redenen om uiteindelijk in de precieze vormgeving van de naming en
shaming en de mystery guest te zeggen, die wethouder van GroenLinks, die is
knettergek.
(Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Nog een vraag aan de wethouder op
dit punt. In alle welwillendheid, want ik denk dat dat de manier is om met
deze materie om te gaan en rechtzettend dat juist dit probleem voor de
VVD-fractie heel serieus is. Ik maak er ook geen kwinkslagen of grapjes
over. Het gaat om mensen die hun boterham willen verdienen. Zou nu net
van het college niet gevraagd mogen worden door de kleine minderheid in
deze raad die die twee instrumenten niet ziet zitten, om nog een
handreiking te doen?)
Nee. Want ik ben helemaal niet bereid om op dit onderwerp welwillend te zijn. Ik
wil op dit onderwerp eindelijk wat doen. Ik laat op dit onderwerp een heel breed spectrum
aan dingen open waaronder inderdaad maatregelen die voor sommigen een beetje stevig
lijken. Ik ben ervan overtuigd dat we juist deze hele breedte van maatregelen nodig
hebben om eindelijk echt een kentering aan te brengen. Ik denk echt dat het nodig is
omdat sommigen, niet de meerderheid, echt deze harde hand nodig hebben om tot rede
te worden gebracht. Dus nee, mijn welwillendheid op dit onderwerp is wel eindig. Ik zal
iedereen positief bejegenen en met iedereen proberen samen te werken om dit te doen,
maar als je je uiteindelijk niet gewoon aan de wet wilt houden, als je uiteindelijk
labbekakkerig onder een aanpak uit wil, dan houdt het voor mij op.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki.
De heer MBARKI: Ik heb nog een kleine administratieve mededeling in verband
met de toezegging van de wethouder met betrekking tot de naming en shaming. Ik trek
motie 169 in.
De motie-Mbarki en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 169) ingetrokken zijnde,
maakt geen deel meer uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kilig.
20
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
Mevrouw KILIG: Ook ik trek motie 161 in met de toezegging van de wethouder om
dat op korte termijn uit te werken.
De motie-Kilig (Gemeenteblad afd. 1, nr. 161) ingetrokken zijnde, maakt geen deel
meer uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege.
De heer VROEGE: Datzelfde geldt ook voor de motie namens D66. We gaan de
wethouder wel in de gaten houden of hij de daadwerkelijke toezegging gestand gaat
doen.
De motie-Vroege (Gemeenteblad afd. 1, nr. 163) ingetrokken zijnde, maakt geen
deel meer uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder.
De heer CEDER: Met de toezegging van de wethouder trekken wij motie 168 in.
De motie-Ceder en Bloemberg-lssa (Gemeenteblad afd. 1, nr. 168) ingetrokken
zijnde, maakt geen deel meer uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons.
Mevrouw SIMONS: Ik zoek er even de juiste letter bij maar wij laten de motie met
betrekking tot sekswerk graag staan en we vertrouwen de wethouder op zijn mooie
blauwe, bruine ogen, want de rest trekken wij in.
De moties-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 164, 165 en 166) ingetrokken zijnde,
maken geen deel meer uit van de beraadslaging.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 104).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 104) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 104) is
aangenomen met de stemmen van DENK, de PvdA, GroenLinks, BIJ, SP, D66, Partij
voor de Dieren en ChristenUnie voor.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk voor een
stemverklaring.
21
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 R
aadsnotulen
Mevrouw DE GRAVE-VERKERK (stemverklaring): De moties, daar zullen wij
tegen stemmen. Wij wachten met belangstelling de tweede proeve af van het college op
dit punt van het beleid.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege voor een stemverklaring.
De heer VROEGE (stemverklaring): Wij steunen de strekking van de motie, maar
gezien de toezegging van de wethouder dat dit allemaal nog terugkomt, zullen wij nu niet
voor motie 167 stemmen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 167)
De motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 167} wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr.
167) is verworpen met de stemmen van DENK, BIJ en Partij voor de Dieren voor.
Aan de orde is de stemming over de motie-De Grave-Verkerk en Boomsma
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 170).
De motie-De Grave-Verkerk en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 170) wordt
bij zitten en opstaan verworpen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-De Grave-Verkerk en Boomsma
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 170) is verworpen met de stemmen van de VVD, Forum voor
Democratie en het CDA voor.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 104 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor vijf minuten.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
22
Vaststellen van het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 105)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom.
De heer BLOM: De toewijding aan rechtvaardigheid, de toewijding aan diversiteit
en inclusie, dat is waarom dit college, deze coalitie en deze wethouder een verschil gaan
maken. Diversiteit en inclusie vormen de basis voor kwaliteit en dat moeten we centraal
blijven stellen in alles wat we doen. Rechtvaardigheid, diversiteit en inclusie zijn geen
politieke meningen. Dat zijn niet onderhandelbare rechten waarvoor wij in Amsterdam
22
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
moeten vechten juist omdat echte inclusiviteit onze stad veel groter kan maken. Precies
dat straalt deze brief uit. De brief is een oproep om niet te handelen vanuit angst en
misverstanden maar vanuit de waarden van inclusie, diversiteit en aandacht voor alles
wat onze stad groot maakt. Deze brief en de visie van de wethouder handelen over deze
waarden, maar er zit evenzeer een waarschuwing in. Ik sta achter de urgentie die wordt
uitgesproken over de zorgelijke ontwikkelingen ten aanzien van de toenemende
moslimdiscriminatie. Antisemitisme, ook antizwartracisme. Deze ontwikkelingen zijn niet
los te zien van de steeds prominentere rol van extreem rechts en wit nationalisme die
onze samenleving en onze politiek binnensluipen. Onder andere het toenemend
antisemitisme baart GroenLinks grote zorgen. Verschillende Europese landen waaronder
Nederland zelf luidden de alarmbel. Zodoende willen we aan deze brief twee zaken
toevoegen. Enerzijds samen met D66 — die heeft de lead genomen in het initiatief — lijkt
het ons erg belangrijk om in de strijd tegen antisemitisme waarvoor in de brief ook al
aandacht is, scholen extra ondersteuning te bieden in het onderwijs over de holocaust en
de shoah. Anderzijds een tweede motie om het aantal vervolgingen van haatmisdrijven te
doen stijgen en het verzoek aan het college om zich daarvoor in te zetten. D66 zal dit zo
meteen nog extra toelichten.
Echte inclusie bereik je als een diverse groep echt mag meebouwen aan
Nederland door nieuwe oplossingen aan te dragen voor oude en nieuwe vraagstukken.
We hebben alle potentieel nodig: van leiders, bruggenbouwers en bestuurders van
bijvoorbeeld organisatie die diversiteit als norm stellen. Mijn moeder werkt al jaren in de
thuiszorg. Voor zoveel vrouwen met name van migrantenkomaf is de zorgsector de
manier geweest om economisch zelfstandig te zijn. Deze sector betekent veel voor de
emancipatie van vrouwen zoals mijn moeder. Het is dan vreemd dat juist deze sector in
de top van de tientallen zorginstellingen in het bestuur bijna geen vrouwen of mannen van
kleur heeft als bestuurder of toezichthouder. Datzelfde geldt voor vrijwel elke sector in ons
maatschappelijk middenveld. Het potentieel van hoogopgeleide vrouwen en biculturele
Amsterdammers met bestuurlijke talenten en ambities wordt onvoldoende benut en
daarmee missen we zoveel innovatie en nieuwe oplossingen voor de vraagstukken in
onze samenleving. Ik heb hiervoor een motie waarin ik hiervoor aandacht vraag en
daarnaast het implementeren van een programma om hierin het verschil te maken. Onze
samenleving wordt daar rijker en beter van.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
65° Motie van de leden Blom en La Rose inzake Diversiteit in Raden van
Commissarissen, Raden van Toezicht, Besturen en Adviesorganen (Gemeenteblad afd.
1,nr. 171)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- aanvullend of parallel! aan het Leiderschapsprogramma Ambassadeurs van
Amsterdam een effectieve aanpak te ontwikkelen voor Amsterdammers met
bestuurlijke ambities (sleutelfiguren en talenten), ter bevordering van de
bestuurlijke diversiteit in het maatschappelijk middenveld.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw La Rose.
23
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
Mevrouw LA ROSE: Ik heb de wethouder al eerder in de commissie
gecomplimenteerd met deze uitvoerige en vooral evenwichtige beleidsbrief. Werken aan
inclusiviteit is werken aan verbondenheid in onze stad en dat straalt het uit. Wij zien
Amsterdam dan ook als een stad die trots is op haar diversiteit en tolerantie. Maar dit
onderwerp kan nooit als een vaststaand en onveranderlijk gegeven worden beschouwd.
Daar moet aan gewerkt worden en de praktijk van diversiteit en inclusiviteit moet steeds
gekoesterd en bewaakt worden. Voor mij zit de essentie van diversiteit in de
communicatie en representatie. Dit zijn voor mij de keerzijden van dezelfde medaille. De
diverse groepen in onze samenleving moeten mijns inziens altijd onbevreesd voor hun
mening kunnen uitkomen, zelfs als het gaat om de kleinst mogelijke minderheid. Hierbij is
effectiviteit van de dialoog en hoe de communicatie wordt georganiseerd uiteraard van
groot belang. Ik heb met instemming geconstateerd dat de wethouder in zijn beleidsbrief
een scala van nieuwe communicatievormen voorstelt die de komende tijd in de praktijk
zullen worden gebracht en die vervolgens natuurlijk ook op hun effectiviteit zullen worden
geëvalueerd. Aandachtspunt hierbij is dat wij vanuit de gemeente de nieuwe
dialooginstrumenten niet alleen aan de gemeenschap en de doelgroepen aanreiken, maar
dat we ook oog hebben voor initiatieven voor communicatie en dialoog die vanuit diverse
groepen zelf voortkomen. Anders gezegd, die de gemeente worden aangereikt vanuit de
grass roots zelf. Te denken valt bijvoorbeeld aan een organisatie als EMCEMO, het Euro-
mediterran Centrum Migratie en Ontwikkeling, het Heat Hip of het GOC. Maar ik denk ook
aan het vroegere Vrouwen empowermentcentrum in Zuidoost dat nu helaas is gesloten.
Een centrum waar vrouwen een belangrijke rol hebben gespeeld in het maatschappelijk
proces. Ik denk dat dat soort groepen nodig zijn voor de input die wij als gemeente zo
broodnodig hebben. Deze en diverse andere groepen kunnen van waarde zijn in onze
huidige tijd waarin achterblijvende emancipatie en emancipatie in de breedste zin van het
woord — we hadden het vanmiddag ook over mannenemancipatie — een nadrukkelijk punt
van zorg zijn. En het beleid staat of valt met het erbij betrekken van mensen en dat zou
wat mij betreft iets explicieter in het plan kunnen worden benoemd.
Al met al is de Pvd blij met de reikwijdte van de beleidsbrief en wil graag extra
aandacht voor de rol van communicatie en representatie van doelgroepen in het
aanstaande proces.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Vroege.
De heer VROEGE: Ik begin met een administratief puntje want deze voordracht is
een beleidsbrief van het college waarin de visie van het college is verwoord zonder
concrete besluiten. Daarom is het bijzonder dat het college ons vraagt dat vast te stellen.
Ik heb daarom ook een amendement om dat te wijzigen in kennisnemen. We hebben
inderdaad kennisgenomen van dit voorstel, maar het lijkt me wel bijzonder als wij als raad
de visie van het college moeten vaststellen.
Dan naar de inhoud, want discriminatie en racisme vormen een heftig probleem
dat veel emoties oproept, wat boos maakt en waar iedereen de gelijke behoefte heeft dat
aan te pakken en op te lossen. Hoe begrijpelijk ook, we moeten daarnaast de feiten niet
uit het oog verliezen. En die feiten, daarover spraken we in de commissie ook al, zijn niet
altijd eenduidig. Er is onder andere gesproken over het voorbeeld van discriminatie bij
moslims waarvan de cijfers van diverse onderzoeken wat anders aangeven dan wat de
wethouder heeft opgeschreven, namelijk dat dit enorm toeneemt. Daarom heb ik een
motie om te komen tot een structureel onderzoek naar de omvang van racisme en
24
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
discriminatie in Amsterdam zodat we veel beter weten hoe groot dit probleem is en zodat
we veel beter weten waar dit probleem vandaan komt en dit daarna met elkaar kunnen
oplossen. Ik heb me de laatste jaren ook druk gemaakt over het vergroten van het aantal
meldingen. Ik heb me ingezet voor de app die nu wel online is maar nog steeds te weinig
wordt gebruikt. Ik hoop dat de wethouder zich blijft inzetten om die app beter onder de
aandacht te brengen van alle Amsterdammers. Maar ook aan de achterkant van die
meldingen gaat er nog veel niet goed, zo heb ik het vermoeden. Er zijn te veel
organisaties die zich daarmee bezig houden: het MDRA, een afkorting die veel
Amsterdammers denk ik niet eens kennen, daarnaast het CRM, een afkorting die nog
onbekender is. We kennen het CIDI voor meldingen over antisemitisme en je kunt nog
melden bij de politie. Al die meldingen leiden tot statistieken die misschien niet eenduidig
zijn en die elkaar misschien overlappen, terwijl er anderzijds misschien gaten zijn die niet
worden gevuld. Zou het niet goed zijn als we die meldingen steeds meer bij elkaar gaan
brengen en daarom heb ik een motie waarin ik het college oproep actief in te zetten om of
aan de voorkant of aan de achterkant het hele systeem van meldingen meer bij elkaar te
brengen.
Alleen meldingen en onderzoek is niet voldoende, er moet ook worden aangepakt.
Er moet worden vervolgd, er moet worden gestraft. Daarom een motie samen met de
collega’s van Groenlinks en de PvdA om er actief bij de driehoek op aan te dringen om
het vervolgen van strafbare haatmisdrijven, hate speeches en discriminatie te verhogen.
(Mevrouw KILIG: U gaf net aan dat de meldingen wat betreft discriminatie
tegen moslims niet overeenkomen met de cijfers die de wethouder
gebruikt. Op basis waarvan komt u tot deze conclusie?)
Volgens mij hebben we daarover in de commissie uitgebreid gesproken. De
bronnen die de wethouder in zijn brief noemt, geven wat anders aan dan de teksten zoals
door de wethouder verwoord. Daarmee ontken ik niet dat moslimdiscriminatie een groot
probleem is en daarmee ontken ik zelfs niet dat die groeiende is, maar het ontbreekt aan
actuele cijfers. Daarom vind ik dat alle vormen van discriminatie waaronder uiteraard ook
moslimdiscriminatie beter moeten worden onderzocht zodat we beter weten hoe groot het
probleem is, of het groeit, waar het vandaan komt en hoe we dit gaan oplossen.
(Mevrouw KILIG: Dat is dan mooi. Misschien dat u dan ook kunt opnemen
als organisatiemeldpunt islamofobie, dat de cijfers die daar dan worden
gemeld, ook kunnen worden meegenomen in het constateren of het is
toegenomen ja of nee.)
Dat sluit aan bij mijn andere motie om al die meldpunten meer samen te voegen
juist om te voorkomen dat er meldingen verdwijnen of dat er overlap is tussen meldingen
waardoor statistieken niet meer kloppen en zodat Amsterdammers ook veel beter weten
waar ze moeten melden en wat er met de melding gebeurt. Ook dat is op dit moment niet
altijd duidelijk.
Een van de problemen waarover alle cijfers en statistieken duidelijk zijn, een
probleem dat helaas steeds groter wordt in Amsterdam, is antisemitisme. Ik heb als
nieuwe woordvoerder op dit terrein de laatste weken veel gesprekken gevoerd en het
wordt af en toe stil om je hart als je die verhalen hoort. Een verhaal wil ik met u delen over
een vrouw dat ik afgelopen week hoorde. Een vrouw die een taxi bestelde om naar de
Kastelenstraat te gaan om boodschappen te doen. En de taxichauffeur zegt tegen haar: ik
rijd niet naar die jodenwijk. Ik schrok daarvan. En ik schrok er nog meer van dat degenen
die hiervan last hebben, zelf niet meer schrikken. Ik schrok ervan dat ze gewend zijn dat
ze zo worden bejegend. Daarom is dit een probleem dat serieus moet worden genomen.
Antisemitisme is vooral op scholen een zeer grote uitdaging. Daarom een motie waarin we
25
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
oproepen om de leraren die het gesprek moeten aangaan met leerlingen, die
holocaustontkenning en antisemitisme bespreekbaar moeten maken bij onze jongeren, te
ondersteunen. Deze motie dien ik graag in mede namens de collega’s Hammelburg,
Ernsting en Mbarki.
De VOORZITTER deelt mee dat het volgende amendement en de volgende
moties zijn ingekomen:
66° Amendement van het lid Vroege inzake beleidsbrief Diversiteit en
Inclusiviteit (Gemeenteblad afd. 1, nr. 172)
Besluit:
- ‘Tot vaststellen van de kaderstellende beleidsbrief Diversiteit en Inclusiviteit
20198-2022’
te wijzigen in
-__ Kennis te nemen van de beleidsbrief Diversiteit en Inclusiviteit 2019-2022,’
67° Motie van het lid Vroege inzake structureel onderzoek omvang
discriminatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 173)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__een plan te ontwikkelen om omvang, oorzaak en herkomst van discriminatie,
racisme, antisemitisme en moslimhaat in Amsterdam structureel zowel
kwalitatief als kwantitatief te onderzoeken;
-__dit plan voor 1 juli 2019 aan de raad voor te leggen.
68° Motie van het lid Vroege inzake stroomlijnen meldingen discriminatie en
racisme (Gemeenteblad afd. 1, nr. 174)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__het voortouw te nemen om in afstemming met alle stakeholders en partijen te
komen tot één systeem en/of één loket voor het melden van discriminatie en
racisme
69° Motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake
bestrijding discriminatie vanuit veiligheidsoptiek (Gemeenteblad afd. 1, nr. 175)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- bij het Rijk en in de Driehoek aan te dringen op beleid dat het aantal
vervolgingen van strafbare haatmisdrijven, hate speech en discriminatie
verhoogt.
26
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
70° Motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake
versterking begeleiding docenten holocausteducatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 176)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- Scholen en docenten versterkte ondersteuning te bieden die belemmeringen
ervaren bij het bespreken van de holocaust in de klas tijdens de verplichte
modules Holocausteducatie, en ze van informatie te voorzien over reeds
bestaande mogelijkheden om een waardevolle bijdrage te leveren aan de
kennis van Amsterdamse kinderen over het grote leed van de holocaust;
-__ van de contacten die in dit kader worden onderhouden met de scholen en
docenten gebruik te maken om te onderzoeken welke belemmeringen aan het
bespreken van de holocaust in de weg staan en deze belemmeringen aan de
raad voor te leggen;
- hierbij ook goede voorbeelden te betrekken van methodieken die elders
worden gebruikt.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Temmink.
Mevrouw TEMMINK: Veel Amsterdammers voelen zich meer Amsterdammer dan
Nederlander. Ik kan me zo maar voorstellen dat dat vanavond nog iets sterker is. Daar
zou je allerlei conclusies aan kunnen verbinden over de staat van de stad en over de staat
van het land, maar het feit dat mensen ongeacht hun achtergrond zich zo verbonden
voelen met de stad, biedt in ieder geval veel kansen. Discriminatie en racisme vormen
een veelkoppig monster. Dat moeten we dan ook met z'n allen bestrijden op de
arbeidsmarkt, op straat, in het nachtleven en waar het ook opduikt. Het college stelt:
discriminatie en racisme creëren een gevoel van tweedeling tussen de groepen van
respectievelijk degene die discrimineert en degene die wordt gediscrimineerd. Deze
gevoelsmatige tweedeling is niet los te zien van de feitelijke tweedeling in de stad als
gevolg van toenemende sociaaleconomische ongelijkheid. De kansenongelijkheid die
ontstaat door het anders beoordelen van mensen op basis van hun herkomst en religie
wordt versterkt en in stand gehouden door de feitelijke inkomensongelijkheid en
groeiende kloof tussen arm en rijk, tussen hoog en laag opgeleid en tussen binnen en
buiten de ring. De werkelijke scheiding in de stad is er dus niet alleen een van etniciteit,
maar ook een van sociaaleconomische klasse. De SP onderschrijft dit volledig, maar ziet
ook dat daarmee de oplossing niet zo gemakkelijk voorhanden is. Het verschil tussen arm
en rijk verkleinen, we zijn er immers voor opgericht, is morgen niet opeens een feit. Maar
we blijven strijden, want het zorgt voor uitsluiting. Mensen die elkaar niet meer
tegenkomen. Wijken verdeeld langs inkomen en etniciteit. Het college stelt zichzelf drie
doelen: de arbeidsdiscriminatie is afgenomen; het burgerschap is versterkt en de
netwerken en emanciperende krachten in de stad zijn versterkt. Die uitgangspunten
onderschrijft de SP, maar over die laatste hebben we nog wel wat vragen.
Zelforganisaties kunnen een belangrijke rol spelen bij emancipatie, maar organisaties
subsidie geven simpel weg omdat ze zich verenigen, is uiteraard niet de bedoeling. Nu wil
het college de subsidie niet meer op basis van projecten geven, maar het wil ze
structureler maken. Dan moeten die uitgangspunten wel aansluiten bij de uitgangspunten
van het college. Dat vindt de SP nogal vaag, want hoe gaan we voorkomen dat we
subsidie geven aan foute clubjes die geen activiteiten meer ontplooien of juist foute
activiteiten? We moeten immers voorkomen te vervallen in een soort cliëntisme. Welke
27
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
waarborgen ziet het college hier? Het veelkoppig monster van racisme en discriminatie
moeten we uitroeien zodat mensen naast elkaar staan en niet tegenover elkaar. Dat
dienen we samen te doen. De SP steunt het college dan ook in de uitvoering van deze
plannen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk.
Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: De raad wordt gevraagd het beleidskader
diversiteit en inclusiviteit 2019-2022 nu vast te stellen maar daar puzzel ik een beetje
mee. Moeten we dit stuk nu ook zien als een eerste proeve die nog verder voor uitwerking
vatbaar is? Ik leg dit maar als vraag aan het college voor. De VVD-fractie herkent in dit
stuk niet de opbrengst van de commissiebehandeling twee weken geleden waarin
nadrukkelijk bijvoorbeeld door collegaduoraadslid Martens is gevraagd of wij aandacht
kunnen krijgen voor de noodzaak nader te onderbouwen aan de hand van recent
onderzoek welke groeperingen nu precies een rol spelen achter welke vormen van
discriminatie met name bij discriminatie van de joodse gemeenschap en de LHBTI-
community. Die opbrengst vinden wij nog niet terug in dit document dus dat maakt het wat
lastig om nu te zeggen, we stellen het beleid vast. De VVD-fractie sluit dan ook aan bij de
gedachte van D66 om de vorm hier te kiezen en dat heeft D66 in een amendement
neergelegd dat wij ondersteunen, om het te beschouwen als ter kennisneming en dan
daarvandaan weer verder. Dit neemt natuurlijk niet weg dat de VVD uitdrukkelijk van
mening is dat iedere vorm van discriminatie onacceptabel is. Wij steunen het college dan
ook om iedere vorm van discriminatie in kaart te brengen en nader onderzoek te doen
naar waar het vandaan komt en welke groeperingen daarin een rol spelen. Anders dan
voor sommigen is dat voor ons helemaal geen uitgemaakte zaak. Op die weg helpen wij
natuurlijk graag het college voort. Het is ook mooi om te merken dat voortschrijdend
inzicht bij D66 is ontstaan. Er is een initiatiefvoorstel ingediend, een 9-puntenplan ter
bestrijding van discriminatie. En ik begrijp uit de motie en de toelichting daarop dat D66
zich in de inhoud en strekking daarvan nu wel goed kan vinden. Dat is mooi om vast te
stellen met elkaar. Hier laat ik het bij.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Simons.
Mevrouw SIMONS: Een hele korte bijdrage, maar gelukkig is er al veel moois
gezegd waarbij BIJ1 zich kan aansluiten met name door de heer Blom. BIJ wil de
wethouder bedanken voor deze uitgebreide brief omtrent diversiteit en het
inclusiviteitsbeleid en in mijn lange bijdrage had ik daarvoor een mooi compliment kunnen
maken aan de driehoek Meliani-Moorman-Groot Wassink, maar daarvoor heb ik geen tijd
meer. Het is een begin van een lange weg die we nog hebben te gaan. Dat is vandaag in
deze zaal ook weer gebleken. We zijn dan ook blij dat in de brief van de wethouder
islamofobie, antisemitisme en antizwartracisme expliciet zijn opgenomen.
Als het gaat om veiligheid en genderdiscriminatie zegt de wethouder …
De VOORZITTER: U bent door uw tijd heen.
Dan geef ik u gewoon mijn moties.
(Mevrouw NANNINGA: Het is jammer dat de tijd op is, maar ik had nog
een interruptie. Islamofobie is namelijk nadrukkelijk niet in deze brief
opgenomen als term. Daar ben ik heel gelukkig mee, want islamofobie
bestaat niet. Er bestaat wel moslimhaat, maar islamofobie is een
28
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 R
aadsnotulen
verzinsel. Maar goed, er is geen tijd meer om daarop te reageren, maar ik
wilde het toch even hebben gezegd).
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
71° Motie van het lid Simons inzake sociaal-cultureel centrum biculturele
LHBTl'ers (Gemeenteblad afd. 1, nr. 177)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__om de kosten en mogelijkheden te onderzoeken van een sociaal-cultureel
centrum voor en door bi-culturele LHBTl'ers;
-_ om over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de
gemeenteraad
72° Motie van het lid Simons inzake onderzoek Forum voor Democratie
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 178)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_ Een onderzoek uit te voeren naar de rol van de politieke partij Forum voor
Democratie omtrent de normalisering van extreemrechts gedachtengoed
onder Amsterdammers;
-_ om over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de
gemeenteraad.
73° Motie van het lid Simons inzake acceptatie in plaats van tolerantie
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 179)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__om voortaan de term acceptatie te gebruiken in plaats van de term tolerantie
in interne en externe communicatie van de gemeente.
74° Motie van het lid Simons inzake LHBTI+ geschiedenis in de Canon van
Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 180)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-__om te onderzoeken tot in hoeverre het mogelijk is om de geschiedenis van de
LHBT + geschiedenis mee te nemen in de Canon van Amsterdam;
-_ om over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de
gemeenteraad.
75° Motie van het lid Simons inzake klankbordgroep Gedeelde Geschiedenis
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 181)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
29
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
-__Om een klankbordgroep in het leven te roepen waardoor Amsterdammers
met diverse achtergronden kunnen meekijken en denken over het verloop van
het programma Gedeelde Geschiedenis.
76° Motie van het lid Simons inzake antikoloniaal verzet in de Canon van
Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 182)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_ te onderzoeken tot in hoeverre het mogelijk is om de rol van Amsterdams
antikoloniaal verzet mee te nemen in de Canon van Amsterdam;
-__ over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad.
77° Motie van het lid Simons inzake mannenemancipatie (Gemeenteblad afd.
1, nr. 183)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de kosten en mogelijkheden te onderzoeken om een speciale ambtenaar met
een eigen budget in dienst te nemen die zich specifiek richt op
mannenemancipatie en gendergelijkheid.
78° Motie van het lid Simons inzake onderzoek discriminatie binnen de
gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 184)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- een onderzoek uit te voeren onder het personeel van de gemeente om in
kaart te brengen tot in welke mate zij te maken hebben met discriminatie
binnen de gemeentelijke organisatie;
-__ over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad.
79° Motie van het lid Simons inzake ongedocumenteerden in de nieuwe
emancipatiemonitor (Gemeenteblad afd. 1, nr. 185)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- met de nieuwe Emancipatiemonitor in het bijzonder de positie van
ongedocumenteerde mensen in de stad te monitoren.
80° Motie van het lid Simons inzake ongedocumenteerden in het
Kansengelijkheidsplan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 186)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- met het Kansengelijkheidsplan in het bijzonder ook oog te hebben voor de
positie van ongedocumenteerde kinderen en jongeren in Amsterdam.
30
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
81° Motie van het lid Simons inzake privilegetrainingen voor
gemeentepersoneel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 187)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de kosten en mogelijkheden te onderzoeken om al het gemeentepersoneel
privilegetrainingen aan te bieden;
-__ over de resultaten van het onderzoek te rapporteren aan de gemeenteraad.
82° Motie van het lid Simons inzake sekswerk onderdeel van
emancipatiemonitor (Gemeenteblad afd. 1, nr. 188)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- _Sekswerk en sekswerkers op te nemen in de emancipatiemonitor, om
hiermee bij te dragen aan onderzoek en aanbevelingen m.b.t. de positie en
emancipatie van sekswerkers in onze maatschappij, om uiteindelijk de
zelfbeschikking - op alle vlakken - van sekswerkers te stimuleren.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor enkele minuten.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De VOORZITTER: Gezien het grote aantal moties van BIJ1 stel ik voor dat we
mevrouw Simons enkele interrupties gunnen. Het woord is aan wethouder Groot Wassink.
Wethouder GROOT WASSINK: Dank voor de complimenten die u heeft gemaakt
voor dit beleidskader, want ik denk dat dat het is — zeg ik dan maar gelijk in de richting
van de heer Vroege. Het is een beleidskader en ik denk dat het in die zin ook wel
verstandig is om het met elkaar vast te stellen. Er zijn wel richtinggevende uitspraken in
gedaan en ik denk dat dit een goed beleidskader is. Ik waardeer het zeer dat mevrouw La
Rose zei dat dit stuk echt een goede balans vindt tussen verschillende ontwikkelingen in
deze stad. Betekent dit nu dat we hiermee alle problemen oplossen? Nee, natuurlijk niet.
Juist inclusiviteit is een kwestie van vasthoudendheid en met elkaar blijven werken en
interveniëren waar je kunt als het gaat om representatie, als het gaat om communicatie,
als het gaat om dialoog, als het gaat om openheid, burgerschap. Dat is een continu
proces, een continue zoektocht die we met elkaar in de stad zullen moeten volbrengen op
weg naar een samenleving die meer inclusief is. Ik kan hier nog veel zinnen aan
toevoegen, maar ik heb het idee dat de heer Vroege verlangt naar een punt.
(De heer VROEGE: Nog even op die eerste opmerking van de wethouder.
Hij zegt dat dit wel degelijk een beleidskader is. Ik lees vooral een brief
met een ik-vorm. We hebben het er in de commissie ook over gehad. Een
brief met een visie van het college. Ik zie helemaal geen
beleidsvoornemens. U bent het toch met mij eens dat een beleidskader
wat u normaal voorlegt aan de raad — want het is aan de raad om het
beleid vast te stellen — dat dat normaal gesproken een hele andere vorm
heeft?)
31
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad R
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
Deze vorm wordt wel vaker gekozen, dus ik zie in die zin ook helemaal geen
bezwaar. Het staat u natuurlijk vrij dit te beoordelen zoals u wenst. Ik denk dat hier wel
degelijk beleidsvoornemens inzitten. Er zitten ook best wat maatregelen in aangekondigd.
Ik laat dat vanzelfsprekend aan u hoe u daarmee om denkt te gaan.
De heer Vroege had het ook over aangiftebereidheid. Dat is natuurlijk een heel
terecht punt. Ik denk dat dat ook in een juiste aanpak die wij als college voorstaan, een
punt van aandacht is. En dan gaat het er ook om ervoor te zorgen dat je een beeld hebt
van wat er zich precies afspeelt. Het is niet helemaal waar wat de heer Vroege zei over
moslimdiscriminatie, want ik wees u ook op de cijfers van MDRA waar dat wel degelijk
een grote groep in is. Maar volgens mij is een beter beeld goed en dat is ook hetgeen de
heer Vroege beoogt.
Mevrouw Temmink had het over zelforganisaties. Laat er geen misverstand over
bestaan. We hebben in het coalitieakkoord gezegd dat we zelforganisaties willen
ondersteunen. Het gaat er niet om dat we nu projectsubsidie volledig vervangen door
structurele subsidie. Het gaat erom dat we allerlei organisaties, clubjes en ik zou daar
helemaal niet één soort clubje in willen, maar juist heel veel nieuwe initiatieven in de stad
willen ondersteunen, die soms naast de projecten die ze doen en waarvoor je gewoon
voorwaarden stelt, dus waarvoor reguliere voorwaarden gelden, dat je ze misschien een
bedragje daarbovenop kunt geven om te kijken of ze niet juist daarmee wat body kunnen
hebben zonder dat je ze daarmee institutionaliseert of structureel ondersteunt. Wij zien nu
dat er best veel organisaties zijn die een tijdje werken en goede dingen doen en dan weer
helemaal terugvallen. Ik ga hiervoor een kader uitwerken en ik hoop u dat voor de zomer
te kunnen aanbieden. Ik kijk uit naar de bespreking daaromtrent.
Dan de moties. Ik denk dat ik me daar maar even toe moet beperken. Allereerst
de motie van het lid Blom over diversiteit in Raden van Commissarissen, Raden van
Toezicht, Raden van Besturen en in adviesorganisaties. Ik vind het een zeer waardevolle
suggestie om te kijken hoe wij de dingen die we al voornemens zijn te doen, ook juist voor
dit punt van representatie kunnen inzetten. Dus in die zin vind ik het een waardevolle
suggestie. Ik ben daar positief over.
Het amendement van de heer Vroege, oordeel raad. Wat mij betreft overbodig,
niet nodig. Het kan prima in deze vorm, maar ik laat dat volledig aan u.
Dan heeft u de motie inzake het structureel onderzoek omvang discriminatie. Dat
is nog best een ingewikkelde. Ik wil best kijken of wij dit bijvoorbeeld beter mee kunnen
nemen in de veiligheidsmonitor, maar om nu een heel nieuw instrumentarium op te zetten,
dat is nog best een ingewikkelde. Als ik daarnaar nog wat onderzoek mag doen ook over
hoe ik dit gestructureerd zou kunnen doen, dan zeg ik u dat bij deze toe en dan ben ik ook
positief over deze motie. Dan hoop ik eigenlijk dat u met deze toezegging genoegen
neemt. Maar een plan vóór 1 juli voorleggen op deze punten is nog best ingewikkeld. Ik
moet echt even kijken hoe we dit goed kunnen doen en hoe we gebruik kunnen maken
van verschillende bronnen. Dat vergt net iets meer onderzoek.
(De heer VROEGE: Als de wethouder meer tijd nodig heeft en uiteindelijk
zegt we gaan dit niet meteen doen maar we kunnen voorleggen wat
mogelijk is, zodat we daarna als raad kunnen beslissen of we dit nodig
vinden en de kosten en baten kunnen afwegen, dan is dat goed.)
Nou, dank u wel.
De volgende motie van de heer Vroege, daarin zoekt u alle stakeholders en
partijen tot één systeem, tot één loket te maken. Dat is in de aard van de organisaties nog
best ingewikkeld. Maar als u bedoelt, laten we kijken hoe we deze partijen tot een
samenwerking of een synergie kunnen brengen om inderdaad de aangiftebereidheid te
32
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
vergroten en ook de mogelijkheden om aangifte te vergroten en onze mogelijkheid om
informatie tot ons te nemen, dan ben ik daar positief over.
Dan de motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake
bestrijding discriminatie met veiligheidsoptiek. Dat vind ik een goede suggestie en
daarover ben ik positief.
(Mevrouw TEMMINK: Ik heb nog wel vragen over die motie. Het is een
hele sympathieke motie en ik denk ook dat het heel goed is, maar we
weten ook dat er heel veel achterstanden zijn bij het OM als bij de politie.
Ik vraag me dan wel af of dat niet ten koste gaat van iets anders. Ik ben er
op zich heel erg voor, maar ik ben wel benieuwd hoe de wethouder
daarnaar kijkt.)
De motie verzoekt ons bij het Rijk en bij de driehoek erop aan te dringen. Nou, dat
kan wel. Daar zie ik geen belemmering.
Dan de motie over holocausteducatie. Ik heb dat ook even met wethouder
Moorman besproken. Als we dit zo mogen zien dat het ook in de breedte van de
holocaust en onderwijs daarover gaat, dan zijn we hier heel erg positief over. Dit is een
heel belangrijk onderwerp dat niet genoeg aandacht kan krijgen.
Dan de lijst van mevrouw Simons. Inzake een sociaalcultureel centrum biculturele
LHBTl'ers. Dit zijn wij eigenlijk al aan het doen. Wij zijn aan het onderzoeken mét de
community om te kijken of er iets mogelijk is. Dus in die zin helpt de motie mij niet en zou
ik die willen ontraden. Dan de motie over het onderzoek bij het Forum voor Democratie.
Daartegen heb ik wel echt hele grote bezwaren. Nog afgezien van het feit dat u al een
conclusie lijkt te hebben getrokken, vraagt u het college onderzoek te doen naar een
politieke partij. Ik vind dat echt oneigenlijk. Dat moet u niet aan ons vragen. Als u deze
mening bent toegedaan, dan moet u aangifte doen en dan moet u op een andere manier
optreden tegen de partij die u op het oog heeft. U moet niet aan ons vragen onderzoek te
doen naar wie dan ook. Dat past niet in de democratische rechtsstaat. Dat past niet in de
manier waarop wij met elkaar omgaan. Ik ontraad dit echt met klem. Ik vind het oneigenlijk
dat u dit probeert te doen. De motie inzake acceptatie in plaats van tolerantie. Ik vind dat
beide woorden waardevol zijn. Beide woorden hebben verschillende betekenissen. Ja, af
en toe is tolerantie het woord dat je gebruikt. En in een heleboel gevallen zou ik willen dat
wij Amsterdammers elkaar wat meer accepteren en wat meer van elkaar accepteren.
Maar dat neemt niet weg dat beide woorden wat mij betreft een toegevoegde waarde
hebben. Dus deze motie ontraad ik zeer. Dan de motie inzake LHBTI-geschiedenis in de
canon van Amsterdam. Ook dit vind ik wel ingewikkeld en dat is misschien omdat ik
historicus ben. Waak voor politici die zich al te veel willen bemoeien met
geschiedenisonderwijs. Niet alleen lukt dat nooit met musea, maar dat leidt echt tot
ongelukken. Ik wil dit pad echt niet op. Geschiedenis en geschiedwetenschap is een
kwestie van wetenschappers. Daar moeten wij ons als politiek verre van houden.
Klankbordgedeelde geschiedenis. Dat vind ik zo algemeen geformuleerd dat ik daar
moeilijk mee uit de voeten kan. Die motie zou ik dus ook willen ontraden. Antikoloniaal
verzet in de canon van Amsterdam. Hoezeer ik zelf ook wens dat antikoloniaal! verzet een
plek heeft in de geschiedschrijving van deze stad en van dit land, geldt hiervoor wel
hetzelfde. Wij moeten niet de geschiedenis wensen te herschrijven. Dat is voor politici een
buitengewoon riskante aangelegenheid. Dan de kosten en mogelijkheden onderzoeken
om een speciale ambtenaar met een eigen budget in dienst te nemen die zich specifiek
richt op mannenemancipatie en gendergelijkheid. Ik het eerder gezegd dat
mannenemancipatie een belangrijk onderwerp is in het bredere emancipatiebegrip. Maar
om nu een speciale ambtenaar met een eigen budget die dan waarschijnlijk ook weer een
33
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
witte man is, voor mannenemancipatie aan te stellen — nee, dat hoeft niet, voorzitter — dat
vind ik niet nodig. Waarom moeten mannen nu dan weer een speciale ambtenaar hebben
met een speciaal budget? Zullen we mannenemancipatie dan gewoon in het
emancipatiebeleid meenemen? Dat zou mijn voorstel zijn. Ik ontraad deze motie. Dan de
motie inzake discriminatie binnen de gemeente. Dat doen we al. Ik wil hier best nog even
scherper naar kijken, want een onderzoek onder het personeel om het beter in kaart te
brengen, dat doen we al. Ik zeg u toe dat ik hier nog wel even goed naar kijk, want dit past
ook wel in de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie en hoe we daarmee in onze eigen
organisatie willen omgaan. Dus als ik u toezeg dat ik hier nog goed naar kijk en er bij u op
terugkom, dan hoop ik dat u deze motie intrekt.
(Mevrouw SIMONS: Bij dezen.)
Dank u wel.
De motie-Simons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 183) ingetrokken zijnde, maakt geen
deel meer uit van de beraadslaging.
De emancipatiemonitor en daarin de positie van ongedocumenteerde mensen te
monitoren. We hebben volgens mij een vrij uitgebreid programma voor
ongedocumenteerden en dat zou ik daar willen laten. Dus deze motie ontraad ik ook.
Ongedocumenteerden in het kansengelijkheidsplan. Wij doen op allerlei plekken
onderzoek naar ongedocumenteerde kinderen. Ik heb u daarover eerder vrij uitvoerig
geïnformeerd. Ik zie dus ook geen aanleiding om dit toe te voegen aan het
kansengelijkheidsplan. Ik zou deze motie dus ook wilen ontraden. Dan de
privilegetrainingen voor het gemeentepersoneel. Ik denk dat in het algemeen
privilegetrainingen wel goed zijn. Ik neem aan dat het hier gaat om white privilege en dat
dat hetgeen is wat u zou willen bespreken. Ik moet daarvan zeggen dat wij ook hierop als
gemeente wel het een en ander doen. We organiseren bijvoorbeeld voor ons personeel
ook een bijeenkomst van Skindy. Ik wil hier best wel even naar kijken, maar al het
gemeentepersoneel te trainen, daar twijfel ik wel over. Ik kan niet helemaal uitsluiten dat
ook de kosten hiervan erg ingewikkeld liggen. Als u mij toestaat hiernaar nog eens even
te kijken en daarop bij de uitwerking van arbeidsdiscriminatie terug te komen, dan zeg ik u
dat bij deze toe. Ik vind deze motie te generiek.
(Mevrouw SIMONS: Dank voor deze toezegging. U vermoedt dat ik het
vooral heb over wit privilege. Ook hier zou ik de wethouder willen vragen
om op een intersectionele manier te kijken daar er vele vormen van
privilege bestaan.)
Dat ben ik geheel met u eens. The privilege walks en dergelijk waar juist op een
intersectionele manier wordt gekeken, daar kan ik me van alles bij voorstellen. Ik zie
mensen bij de GroenLinksfractie hier knikken. Ik geloof dat die ook dergelijke voornemens
hebben. Ik ken de breedte van deze trainingen. Ik kom daarop terug. Ik hoop dat u de
motie dan intrekt.
Dan de motie sekswerk als onderdeel van de emancipatiemonitor. Dat vind ik ook
een ingewikkelde. Sekswerk — ik weet dat sekswerkers regelmatig in een wat
ingewikkelder positie zitten dan sommige andere beroepsgroepen, maar om dit nu op te
nemen in de emanipatiemonitor … Ik verkeer in de veronderstelling dat juist in de
verschillende programma's die wij hebben de burgemeester daarnaar uitvoerig onderzoek
doet. Ik zie dus weinig toegevoegde waarde om dit op te nemen in de
emancipatiemonitor. Anders wordt dat ook wel een vergaarbak van van alles en nog wat.
Er rest mij niets dan deze motie te ontraden.
34
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk.
Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Ik zou graag even willen schorsen. Het zijn
zoveel moties. Ik zou heel graag even beraad willen hebben
De VOORZITTER: Ik begrijp dat, maar ik geef u wel in overweging dat we
vanavond nog twee onderwijsagendapunten moeten behandelen omdat de wethouder
morgen een andere verplichting heeft, bij de minister moet zijn. Ik stel voor dat we verder
gaan met onderwijs en dat u ondertussen even de tijd neemt om de stemming op orde te
maken. Zullen we het zo doen? ledereen verlangt op een gegeven moment ook naar huis,
naar bed of iets anders. Dan kunt u uw administratie op orde maken terwijl we alvast
verder gaan met agendapunt 24.
Dit punt wordt even aangehouden.
24
Wijzigen van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam
2018 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Bloemberg-lssa.
Mevrouw BLOEMBERG-ISSA: Ik kan het heel kort houden. In dit plan gaat het
ook over groene schoolpleinen en de Partij voor de Dieren vindt het natuurlijk zeer
belangrijk dat in Amsterdams de schoolpleinen worden vergroend. Het is niet alleen goed
voor kinderen om samen te spelen. Het zorgt ook voor klimaatadaptie. Het gaat hittestress
tegen en het is goed om wateroverlast tegen te gaan. Er wordt op dit moment vooral
ingezet in het primair onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs voor de vergroening
van schoolpleinen. Het goede nieuws is dat er in de provincie Noord-Holland in november
een voorstel van de Partij voor de Dieren is aangenomen om ook vanuit de provincie in te
zetten op het vergroenen van schoolpleinen. Daarom zou ik graag een motie willen
indienen om door middel van samenwerking met de provincie te kijken of we in
Amsterdam meer schoolpleinen kunnen vergroenen waaronder pleinen van voortgezet
onderwijs en mbo-scholen omdat vergroening goed is voor de klimaatadaptie. De motie is
mede-ondertekend door de leden De Fockert, Rooderkerk en Ceder.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
83° Motie van de leden Bloemberg-lssa, De Fockert, Rooderkerk en Geder
inzake de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018
(vergroenen van schoolpleinen door middel van samenwerking) (Gemeenteblad afd. 1, nr.
189)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
35
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
- door middel van samenwerking met de provincie de mogelijkheden te
verkennen om ook pleinen van voortgezet onderwijs en MBO scholen verder
te vergroenen en de gemeenteraad hier voor de Begroting 2020 over te
informeren.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw ROODERKERK: D66 steunt het voorstel waarmee geld wordt
vrijgemaakt voor het meer energieneutraal maken van scholen. Dat is van belang voor
een gezond binnenklimaat op scholen waar leerlingen hun aandacht bij de les kunnen
houden. De afgelopen 3 jaar kregen 99 scholen in Amsterdam schone en frisse lucht en
zijn 70 schoolpleinen ingericht met meer gras en bomen in plaats van betonnen tegels. En
kinderen kregen daarbij natuureducatie. Daar gaan we mee door. Dat is heel mooi. Omdat
het natuurlijk mooi zou zijn dat dit niet alleen voor primair onderwijs gaat gelden, maar ook
voor voortgezet onderwijs en het mbo, dienen we zoals gezegd samen met de Partij voor
de Dieren en GroenLinks een motie hiervoor in om op zoek te gaan naar meer financiële
middelen hiervoor. We roepen de wethouder op hiermee aan de slag te gaan.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman.
Wethouder MOORMAN: Het onderwerp van groene schoolpleinen is natuurlijk
een prachtig onderwerp maar dat is niet de reden dat mijn stem zo geëmotioneerd klinkt.
Dat komt gewoon door een verkoudheid. Daarom houd ik het dus ook gewoon kort. We
hebben het er in de commissie ook al over gehad en mevrouw De Fockert heeft er ook al
heel veel aandacht aan besteed. We zouden natuurlijk het liefst ook de VO-schoolpleinen
vergroenen maar we moeten de middelen die we hebben, zo goed mogelijk inzetten. En
primaire schoolpleinen komen dan in eerste instantie. Die zijn meer voor de hand liggend,
omdat die meer in de wijken zijn en kinderen daar meer spelen. Op het VÒ zou het ook
niet verplicht zijn dat er schoolpleinen zijn. Maar als er door een motie van de Partij voor
de Dieren geld beschikbaar is bij de provincie, dan willen we dat natuurlijk heel graag
inzetten. Ik weet niet precies om welk bedrag dat gaat, maar daarover gaan we meteen
contact opnemen. Ik ben positief over uw motie als ik die zo mag lezen, dat we dat dan
doen met de inzet van de financiën van de provincie.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Blom voor een stemverklaring.
De heer BLOM (stemverklaring): Wij stemmen natuurlijk voor wijziging van de
verordening en de motie zelf. Ik wil nog even opmerken dat we vooral stemmen voor de
motie vanwege de wijze waarop het vorige college ons initiatief echt voortvarend oppakte,
het vergroenen van schoolpleinen. De stad is daarmee op een mooie manier veranderd.
We hopen natuurlijk dat het gaat lukken met de provincie, want dit gunnen we ook mbo-
scholieren en het voortgezet onderwijs. Heel fijn dat de Partij voor de Dieren daar ideeën
over heeft.
36
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107} wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107)
met algemene stemmen is aangenomen.
Aan de orde is de stemming over de motie-Bloemberg-lssa, De Fockert,
Rooderkerk en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 189).
De motie-Bloemberg-lssa, De Fockert, Rooderkerk en Ceder (Gemeenteblad afd.
1, nr. 189) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de motie-Bloemberg-lssa, De Fockert,
Rooderkerk en Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr.189) met algemene stemmen is
aangenomen.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 107 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
25
Kennisnemen van rekenkamerrapport Effectiviteit investeringen onderwijs en het
overnemen van de aanbevelingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 108)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder.
De heer CEDER: Wij hebben in de commissie het rekenkameronderzoek
besproken. Daar bleek uit een van de aanbevelingen dat wij wat scherper zouden moeten
kijken naar de effectiviteit en de criteria die we stellen aan in dit geval de schoolbeurs.
Een aanbeveling die overigens door het college wordt overgenomen. Ik vroeg me wel
even af hoe dat zat met andere regelingen en of wij of ambtenaren ook niet op dezelfde
wijze regelingen tot stand hebben gebracht. Dan heb ik het niet alleen over de portefeuille
Onderwijs of de portefeuilles die wethouder Moorman heeft, maar collegebreed. Dat zou
ik willen vragen in dit geval aan wethouder Moorman of die ook namens het hele college
spreekt. Als dat het geval is en zij bereid is dat uit te zoeken, dan vind ik dat mooi. Zo niet,
dan heb ik een motie om te kijken of we die subsidies niet wat scherper en doeltreffender
kunnen formuleren — precies zoals de rekenkamer dit ons heeft geadviseerd.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
84° Motie van het lid Ceder inzake effectiviteit investeringen in het onderwijs
(expliciteer verwachtingen bij stimulerende subsidies) (Gemeenteblad afd. 1, nr.190)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
37
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
- te onderzoeken bij welke andere subsidieregelingen verstrekt door de
gemeente de eigen verwachtingen niet of onvoldoende zijn geëxpliciteerd;
- de regelingen waaruit blijkt dat het moeilijk is om de effectiviteit te meten als
gevolg van het niet of onvoldoende benoemen van de te verwachten
prestaties, aan te passen;
- de resultaten van dit onderzoek terug te koppelen naar de raad.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman.
Wethouder MOORMAN: Dank aan de heer Ceder die goed heeft geluisterd naar
de rekenkamer, want de rekenkamer heeft u ook heel direct aangesproken dat u als
controlerend orgaan zelf over het geld gaat en over de vraag of het geld goed wordt
uitgegeven. De rekenkamer heeft ook duidelijk aangegeven dat het jammer is dat dit grote
bedrag, die 23 miljoen euro, eigenlijk niet goed afrekenbaar is omdat er geen doelstelling
aan gehangen is. Ik snap dat en dat is ook precies de reden waarom het college heeft
gezegd de aanbeveling van de rekenkamer over te nemen. Wij zullen inderdaad hele
heldere doelstellingen aan de subsidies die we verstrekken, verbinden. Maar het is
natuurlijk aan u om ons daarop te controleren. In die zin wil ik u de bal terugkaatsen. U
kunt natuurlijk altijd op het moment dat er hier een subsidieverordening voorligt, heel goed
controleren of daarbij inderdaad doelstellingen zijn benoemd. Ik denk ook dat dat uw taak
is, juist als controlerend orgaan van het college.
(De heer CEDER: Dat advies neem ik ter harte. Ik zal daarop dan ook
scherper zijn. Mijn vraag heeft betrekking op de subsidieregelingen die we
al met elkaar hebben vastgesteld. Hoewel wij daarom misschien heel
scherp hadden moeten zijn, zou ik u toch willen vragen of u bij de
regelingen die al bestaan, zou willen kijken of dat in het vervolg niet
strakker kan.)
Daarvan heeft dus de gemeenteraad gezegd dat al die subsidieregelingen goed
zijn. Dus daarop heeft u zelf uw akkoord gegeven. Ik zou u adviseren goed op te letten
want er liggen voortdurend subsidieregelingen voor — ik denk dat er geen gemeenteraad
voorbij gaat dat dat niet zo is. Het feit dat de rekenkamer hier zo duidelijk advies op geeft,
geeft ook wel aan dat het hier een uitzondering betreft. Een uitzondering waar overigens
de gemeenteraad destijds in volle bewustzijn voor heeft gestemd.
(De heer CEDER: U geeft aan dat het een uitzonderlijke regeling is. Kunt
u uitsluiten dat de gemeenteraad soortgelijke formuleringen heeft
vastgesteld in de afgelopen periode? Als u dat uitsluit, dan hoef ik daar
ook niet naar te vragen en dan zullen wij daar in het vervolg scherper op
letten.)
Nee, dat kan ik niet uitsluiten. Ik weet wel dat er destijds in de gemeenteraad al
wel een discussie is gevoerd over het feit dat er geen doelstelling aan deze
subsidieregeling was gehangen en dat ook door het college was aangegeven dat het dat
niet wilde. Daar waren sommige partijen het mee eens; andere partijen waren het er niet
mee eens. Een meerderheid van de gemeenteraad was het er destijds in ieder geval wel
mee eens.
De discussie wordt gesloten.
38
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder.
De heer CEDER: Ik heb nog een vraag met betrekking tot mijn motie. De
wethouder heeft de bal teruggekaatst en ik denk dat ik de handschoen dan ook oppak en
de motie intrek.
De motie-Ceder (Gemeenteblad afd. 1, nr. 190) ingetrokken zijnde, maakt geen
deel meer uit van de beraadslaging.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 108).
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 108) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 108)
met algemene stemmen is aangenomen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 108 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
Vervolg agendapunt 22
Vaststellen van het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 105)
De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Grave-Verkerk.
Mevrouw DE GRAVE-VERKERK: Het hangt natuurlijk een beetje af van hoe het
het amendement-Vroege nr. 172 vergaat, maar de VVD-fractie heeft gewikt en gewogen.
Dat heeft u ook wel gemerkt. We hebben er even tijd voor genomen. Wij steunen de
maatregelen die het college voornemens is op dit punt, maar de VVD-fractie hecht toch
ook wel aan kwalitatief goede beleidsstukken. Wij vinden de beleidsbrief zoals die nu
voorligt, onvoldoende onderbouwd en nog niet compleet genoeg om te zeggen, daarop
kunnen wij het beleid voor de komende jaren baseren. Op die grond zullen wij niet voor de
voordracht stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Nanninga voor een
stemverklaring.
Mevrouw NANNINGA (stemverklaring): Ik heb een stemverklaring bij motie nr.
178 van BIJ1. Het is zoals wij van BIJ gewend zijn een antidemocratische en
haatzaaiende manier van splijtzwampolitiek bedrijven, maar toch zullen wij voor deze
motie stemmen, omdat een onderzoek naar onze partij alleen maar zal uitwijzen dat de
hysterische laster van mevrouw Simons geen greintje waarheid bevat. Wij zijn niet bang
voor de uitkomst van zo'n onderzoek, dus wij stemmen voor.
39
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma voor een
stemverklaring.
De heer BOOMSMA (stemverklaring): Ik wil eigenlijk aangeven dat wij het
amendement van de heer Vroege steunen. Ik wil hiervan wel kennis nemen, maar ik vind
het niet geschikt dat wij dat hier daadwerkelijk gaan vaststellen, de manier waarop die
brief is opgesteld. Dus als het amendement van de heer Vroege wordt aangenomen, dan
zal ik instemmen met het kennisnemen daarvan, maar anders zullen wij daarmee niet
instemmen.
Aan de orde is de stemming over het amendement-Vroege (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 172).
De stemmen staken. Dat betekent dat dit amendement de volgende keer opnieuw
in stemming wordt gebracht. Eerst het amendement, daarna de voordracht en dan de
moties.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Dantzig.
De heer VAN DANTZIG: Ik heb een kleine fout gemaakt. Mij was gevraagd te
pairen met mevrouw Van Renssen omdat die zwanger is en eerder naar huis is gegaan.
Dat betekent dat het 20:20 is en dat we volgende keer weer gaan stemmen.
De VOORZITTER: Dan houden we vast aan de eerdere conclusie. De stemmen
staken en het zal de volgende keer in stemming worden gebracht.
27
Instemmen met het gewijzigde initiatiefvoorstel Inzet digitale informatieborden
tegen afvaloverlast van het lid Torn en kennisnemen van de bestuurlijke reactie op het
oorspronkelijke voorstel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Torn.
De heer TORN: Drie maal is vaak scheepsrecht, dus we zullen zien of dat
vandaag ook zo is. Ik wil het college en meer in het bijzonder wethouder Ivens bedanken
voor het buitengewoon aardige preadvies. Ik heb het voorstel dienovereenkomstig
aangepast. Dank daarvoor. Ik denk dat het een heel aardig voorstel is en ik ben heel blij
dat u het zo adequaat oppakt.
De VOORZITTER: Er is geen behoefte aan een reactie vanuit het college.
De discussie wordt gesloten.
De VOORZITTER: Dan kunnen we gaan stemmen.
Aan de orde is de stemming over de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110).
40
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
De voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
De VOORZITTER constateert dat de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110) is
aangenomen met de stemmen van BIJ1 tegen.
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 110 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
28
Vaststellen van het programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 111)
De VOORZITTER: Weet u, de avond is jong. Het zijn allemaal korte punten. Ik
zou denken, wat we vanavond nog doen, dat hoeven we morgen niet te doen. Het woord
is aan de heer Van Dantzig.
De heer VAN DANTZIG: Ondanks dat het natuurlijk bijzonder lastig is om tegen
de voorzitter in te gaan, zou ik willen voorstellen nu af te hameren. Ik heb het gevoel dat
dit debat nog wel heel even zal duren en dat we niettemin morgen nog wel een klus te
klaren hebben met elkaar. Ik persoonlijk, en met mij de D66-fractie, verschijn liever
morgen fris aan de start dan dat we het vanavond heel laat maken.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki.
De heer MBARKT: Ik sluit me bij die woorden aan. Volgens mij staat er nog een
aantal punten op de agenda, dus we moeten hier morgen echt zijn. Als we nu afronden,
dan kunnen we misschien nog de laatste tien minuten van een hele belangrijke wedstrijd
meepakken.
De VOORZITTER: Maar samen heeft u geen meerderheid. Ik denk dat u best het
uithoudingsvermogen heeft om het vanavond nog even te doen. Ik weet niet of u andere
verplichtingen heeft? Ik krijg zo’n vermoeden, maar we gaan toch even door. We gaan
even door. Nee? Het woord is aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Een punt van orde. Het ging allemaal even heel snel, maar
ik zou ook liever nu willen stoppen. Wellicht kunnen we even stemmen.
De VOORZITTER: Dan stemmen we over het voorstel om nu te stoppen. [Geklap
en gelach]. Ik constateer een volstrekt gebrek aan partijdiscipline, maar ik geloof dat u
inmiddels een meerderheid heeft. We gaan stoppen.
Dan schors ik de vergadering en zie ik u allen morgen graag weer fris aan de start
om 13.00 uur.
41
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
INDEX
104 Vaststellen van de aanpak arbeidsmarktdiscriminatie 2019-2022 nnn
105 Vaststellen van het beleidskader 2019-2022 Diversiteit en Inclusiviteit…………….22, 40
107 Wijzigen van de Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018
108 Kennisnemen van rekenkamerrapport Effectiviteit investeringen onderwijs en het
overnemen van de aanbevelingen… … nnen ennverenennverenenverenenneeerevenver eee OÖ
110 Instemmen met het gewijzigde initiatiefvoorstel Inzet digitale informatieborden tegen
afvaloverlast van het lid Torn en kennisnemen van de bestuurlijke reactie op het
oorspronkelijke voorstel … … nnn onnneeerenneeeerenneeeenenenernenneeeenenneenevenneenennenenn nde 1
111 Vaststellen van het programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022 42
161 Motie van het lid Kilig inzake het starten met een pilot voor naming and shaming ….5
162 Motie van de leden Kilig en Ceder inzake het vergroten van de aangifte- en
meldingsbereidheid in samenwerking met de stagemakelaar …… nnee D
163 Motie van het lid Vroege inzake de bestrijding van arbeidsdiscriminatie mensen met
een beperking en chronische ziekten … … nnee eeneerenennverenenneerree eneen enneen« Ô
164 Motie van het lid Simons inzake arbeidsdiscriminatie van (biculturele) trans*mensen
165 Motie van het lid Simons inzake discriminatie op basis van leeftijd … … … …… … 6
166 Motie van het lid Simons inzake arbeidsdiscriminatie van (biculturele) trans*mensen
167 Motie van het lid Simons inzake sekswerk in het arbeidsdiscriminatiebeleid … …… ….7
168 Motie van de leden Ceder en Bloemberg-lssa inzake de aanpak
arbeidsmarktdiscriminatie duidelijke rol in ‘mystery guest’-beleid … 9
169 Motie van de leden Mbarki en Ceder inzake naming and shaming bij de aanpak
arbeidsdiscriminatie … nnen enen enennne nennen enen nenene nennen enennennee eeen eeen ennen eneen |]
170 Motie van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma inzake de aanpak
arbeidsdiscriminati® … … nuno eeen enneerenenneerenenveerenenvervenenveeeeeenve venen | Ó
171 Motie van de leden Blom en La Rose inzake Diversiteit in Raden van
Commissarissen, Raden van Toezicht, Besturen en Adviesorganen … … 23
172 Amendement van het lid Vroege inzake beleidsbrief Diversiteit en Inclusiviteit … … 26
173 Motie van het lid Vroege inzake structureel onderzoek omvang discriminatie …… ….26
174 Motie van het lid Vroege inzake stroomlijnen meldingen discriminatie en racisme …26
175 Motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake bestrijding
discriminatie vanuit veiligheidsoptiek … … … … nnn ennen enneeeerenneeeerenneneenenneeenen nn Â.
176 Motie van de leden Hammelburg, Vroege, Ernsting en Mbarki inzake versterking
begeleiding docenten holocausteducatie… nnn enneneneeren enen ennennneer eenen f
177 Motie van het lid Simons inzake sociaal-cultureel centrum biculturele LHBT lers … 29
178 Motie van het lid Simons inzake onderzoek Forum voor Democratie … … …………….29
179 Motie van het lid Simons inzake acceptatie in plaats van tolerantie … … … … …………29
180 Motie van het lid Simons inzake LHBTI+ geschiedenis in de Canon van Amsterdam
181 Motie van het lid Simons inzake klankbordgroep Gedeelde Geschiedenis … … 30
182 Motie van het lid Simons inzake antikoloniaal verzet in de Canon van Amsterdam .30
183 Motie van het lid Simons inzake mannenemancipatie … nnn nnee onee eenee 30
184 Motie van het lid Simons inzake onderzoek discriminatie binnen de gemeente …….30
42
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 ‚ Gemeenteraad
Vergaderdatum 13 februari 2019 Raadsnotulen
185 Motie van het lid Simons inzake ongedocumenteerden in de nieuwe
emancipatiemonitOr… nnn enne nerenenneerenenvereneneerenenneerenennveer vennen vennen O
186 Motie van het lid Simons inzake ongedocumenteerden in het Kansengelijkheidsplan
187 Motie van het lid Simons inzake privilegetrainingen voor gemeentepersoneel…….….31
188 Motie van het lid Simons inzake sekswerk onderdeel van emancipatiemonitor … … 31
189 Motie van de leden Bloemberg-lssa, De Fockert, Rooderkerk en Geder inzake de
Verordening huisvestingsvoorzieningen onderwijs Amsterdam 2018 (vergroenen van
schoolpleinen door middel van samenwerking) … nnn eneen eneerenennvere renee ee 3Ó
190 Motie van het lid Ceder inzake effectiviteit investeringen in het onderwijs (expliciteer
verwachtingen bij stimulerende subsidies) … … anneer eneen enneeee evene OO
43
| Raadsnotulen | 43 | test |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 793
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 8 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie WB
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Groot Wassink en mevrouw Moorman
inzake de begroting voor 2015 (zonne-energie voor huurders).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— de gemeente Amsterdam de doelstelling heeft de CO2-uitstoot in de stad in 2025
te hebben teruggedrongen naar 2050 kTon per jaar en in 2040 tot 855 kTon;
— om deze doelstelling te halen ook in Amsterdam alle zeilen moeten worden
bijgezet;
— dat alle Amsterdammers daar een bijdrage aan kunnen leveren, en dat voor
instellingen en het bedrijfsleven met name een belangrijke taak is weggelegd;
— deze doelstelling alleen behaald kan worden als het college er gezamenlijk de
schouders onder zet, en een luid en duidelijk signaal afgeeft dat het werk maakt
van duurzaamheid op alle terreinen;
— dat dat vereist dat duurzaamheid integraal en in elke portefeuille wordt opgepakt,
en niet uitsluitend belegd wordt bij de wethouder Duurzaamheid;
— dat dat dus ook geld voor de portefeuille Wonen’;
Constaterende dat:
— zonnepanelen inmiddels een renderende investering zijn, die bijdragen aan de
klimaatdoelstellingen van de stad, en tegelijkertijd de energierekening
betaalbaarder maken;
— zonnepanelen een voorinvestering vergen die huurders in sociale huurwoningen
veelal niet kunnen opbrengen;
— deze mogelijkheid daarmee buiten bereik van deze doelgroep blijft;
— tegelijkertijd een aanzienlijk dakoppervlak in Amsterdam dat geschikt is voor
zonnepanelen op sociale huurwoningen ligt;
— er in stadsdeel West een succesvolle pilot is gedaan, ‘Huur de zon’, waarbij via
een ESCO ook huurders toegang krijgen tot zonnepanelen,
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 793 A d é
Datum 15 oktober 2014 mendemen
Besluit:
— het college van burgemeester en wethouders te verzoeken, met de woningbouw-
corporaties afspraken te maken om deze aanpak uit te rollen over heel
Amsterdam;
— op pagina 216 van de begroting 2015 als indicator op te nemen:
‘Percentage geschikt dakoppervlak in sociale woningbouw voorzien van
zonnepanelen voor huurders’ (streefwaarde 20% in 2018).
De leden van de gemeenteraad,
B.R. Groot Wassink
M. Moorman
2
| Motie | 2 | discard |
Factsheet Resultaten en Ontwikkelingen Sociaal Werk
Peildatum 1 september 2021
Aantal Amsterdammers op sociaal werk
Begin 2018 heeft de gemeente Amsterdam de ambitie geformuleerd om te groeien van 4.000
werknemers in sociaal werk in 2018, naar 4.500 werknemers eind 2022, in een zo regulier
mogelijke setting. Om deze doelstelling te bereiken zal er een forse groei gerealiseerd moeten
worden in het aantal Amsterdammers dat in het kader van de Participatiewet werkt bij reguliere
bedrijven en sociale firma's. Temeer omdat het aantal Amsterdammers in de Wet Sociale
Werkvoorziening (WSW) met ongeveer 5% per jaar afneemt. De Sociaal Werkkoepel is opgericht
om deze transitie te ondersteunen en de groei te helpen realiseren.
Op 1 september 2021 zijn er 4.077 Amsterdammers aan het werk op sociaal werk. Dit aantal is -
ondanks de groei van het aantal Amsterdammers dat werkt in het kader van de Participatiewet -
met 128 gedaald ten opzichte van 1 janvari 2020. Door de coronacrisis is de groei niet toereikend
om de uitstroom uit de Sociale Werkvoorziening te compenseren (uitstroom uit de WSW sinds 1
janvari 2020: -310).
Ontwikkelingen Sociaal Werk
Totaal aantal Amsterdammers op sociaal werk (oude en nieuwe doelgroep), peildatum 1 september 2021
4.500 ‘anuari
° o C à 0 1 januari 2020
4.000 ©) otaal aanta
®, e e, En aen 4.21 á.
Groeidoelstelling Totaal WSW 3.01 3
3.400
rd © @ 1 ierveri zo21
! , I Totaal aantal
i_ 2.450 el Hok 4.133
1 l Totaal WSW 2.822
l Ü
I | Tr
! I Huidige situatie
e (1 september 2021)
Ü
| Sinter 4.077
eer
2017 2018 2019 2020 2021 2022 Totaal WSW 2.703
Aantal Amsterdammers aan het werk met de instrumenten van de Participatiewet
Het aantal Amsterdammers dat in het kader van de Participatiewet werkt bij reguliere bedrijven en
sociale firma's neemt nog steeds toe, maar wel minder snel dan voor de crisis. Sinds juni 2021, met
het versoepelen van de coronamaatregelen, is de groei van het aantal plaatsingen weer iets
groter. Op 1 september 2021 zijn 1.374 Amsterdammers aan het werk met de instrumenten van de
Participatiewet, een stijging met ruim 14% ten opzichte van eind 2019. Daarvan werken er 1.096
met loonwaardesubsidie en/of jobcoaching en 278 op Beschut Werk. Vooral in Beschut Werk is de
toename van het aantal werknemers substantieel (+44% t.o.v. eind 2019). Daarnaast maken we
sinds begin dit jaar ook gebruik van de tijdelijke forfaitaire loonkostensubsidie. In afwachting van
een formele loonwaardebepaling ontvangt de werkgever maximaal zes maanden een standaard
bedrag aan LKS (50% van de loonkosten op minimumloonniveau). Per 1 september 2021 ging het
om 41 lopende werkplekken.
In 2020 zijn er 68 Amsterdammers op Sociaal Werk uitgestroomd naar regulier werk zonder
subsidie en/of jobcoaching. Deze mensen staan nog steeds in het doelgroepregister en kunnen bij
een eventuele terugval altijd opnieuw gebruik maken van de ondersteuning van de gemeente. In
2019 waren dit er 58. Dit jaar gaat het tot 1 september 2021 om 53 Amsterdammers.
Voor de komende periode is het afwachten hoe de economie kan herstellen en welke effecten we
in sociaal werk gaan zien als de landelijke steunmaatregelen voor bedrijven per 1 oktober 2021
eindigen. Gezien de huidige ontwikkelingen is de verwachting dat eind 2021 1.450
Amsterdammers aan het werk zijn met instrumenten uit de Participatiewet.
Aantal Amsterdammers aan het werk met inzet van instrumenten van de P-wet,
peildatum 1 september 2021 1.365
1.342
1.336
|
|
L
|
Ü
|
Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec | Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Ji Augustus September
2020 Ì 2021
Beschut Werk
Op 1 september 2021 werken in totaal 278 Amsterdammers op Beschut Werk: 118 bij Pantar, 107
bij sociale firma's en 53 bij reguliere werkgevers. Een toename van 85 (+44%) ten opzichte van 1
januari 2020.
Aan het werk helpen en houden van Amsterdammers in Sociaal Werk
Ondanks de crisis wordt nog steeds een groot aantal Amsterdamse werkzoekenden in Sociaal
Werk aan een baan geholpen. Het vraagt veel extra inspanningen om deze Amsterdammers aan
betaald werk te helpen én te houden. In 2020 zijn 726 werkzoekenden in Sociaal Werk gestart in
een nieuwe baan. Dit jaar gaat het tot 1 mei 2021 om 121 werkzoekenden. Deels ging het om
nieuwe werkzoekenden, deels om mensen die zijn herbemiddeld naar een andere werkplek. Er zijn
dus momenteel veel plaatsingen en herbemiddelingen nodig om groei te kunnen realiseren.
Jes [220 _______pozat/m augustus
Aantal plaatsingen (nieuw | 735 726 461
+ herbemiddeling)
Actieve dienstverbanden 1201 1311 374
excl. 41 forfaitair)
Aantal werkzoekenden in bemiddeling
Op 1 september 2021 zijn er 278 werkzoekenden in (her)bemiddeling in het kader van Sociaal
Werk. Dit aantal is ca. 40% hoger dan vóór het ingaan van de coronacrisis, maar wel minder hoog
dan tijdens het hoogtepunt van de crisis. Door corona is de vraag naar werknemers afgenomen, en
tegelijk het aantal werkzoekenden toegenomen, waardoor de concurrentie op de arbeidsmarkt
sterker is.
Duurzaam werk
32% van de Amsterdammers die werken met inzet van instrumenten van de Participatiewet werkt
al langer dan 2 jaar bij dezelfde werkgever. Eind 2019 was dit circa 30%. Op 1 september 2021
heeft 17% van de Amsterdammers die werken met inzet van instrumenten van de Participatiewet
een vast dienstverband (langer dan 3 jaar bij dezelfde werkgever).
Duur actieve dienstverbanden dd 01-09-2021
s 0-6 maanden
m 6-12 maanden
= 12-18 maanden
s 18-24 maanden
=> 24 maanden
=> 36 maanden
Verdeling werkgevers Participatiewet
Ten gevolg van de coronacrisis en het effect daarvan op de arbeidsmarkt is het aandeel
Amsterdammers die bij Pantar in dienst zijn onder de Participatiewet toegenomen. Op 1
september 2021 is het aandeel van Pantar 27% (+8% ten opzichte van 1 januari 2020). Deze
ontwikkeling past bij het vitvoeringsbesluit Sociaal Werk (2018), waarin Pantar nadrukkelijk wordt
genoemd als vangnet om mensen van passend werk te voorzien als het bij een reguliere werkgever
of sociale firma tijdelijk niet lukt. Sinds medio dit jaar zien we geen verdere toename in het
aandeel van Pantar, en zien we een stijging van 4% in het aandeel van sociale firma's. Op 1
september 2021 is de verdeling over werkgevers als volgt: Pantar 27%, sociale firma's 17% en
reguliere werkgevers 56%.
Verdeling werkgevers Participatiewet
1 januari 2020 1 mei 2021 1 september 2021
14% LE vr
Totaal Totaal Totaal
1.201 1.325 1.374
) 2 p Dienstverband bij:
67 ú kid a 56 ge ME reguliere werkgevers
Pantar
WB sociale firma's
| Factsheet | 3 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1200
Publicatiedatum 13 november 2015
Ingekomen op 4 november 2015
Ingekomen onder x
Behandeld op 5 november 2015
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de leden Groot Wassink, Shahsavari-Jansen, Moorman en Torn
inzake de Begroting 2016 (woorden doen ertoe).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2016;
Overwegende dat:
— de gemeente alles op alles moet zetten om te voorkomen dat spanningen en
angsten tussen verschillende bevolkingsgroepen toenemen in onze stad, en om
deze spanningen en angsten weg te nemen;
— eenfobie een ziekelijke angst is en verwijst naar een psychiatrische aandoening,
en de term “slamofobie’ derhalve niet gepast of correct is;
— de ernst van de kwestie en de gevoeligheid van de materie vragen om
zorgvuldige en correcte formulering en woordkeuze.
Besluit:
de tekst van de begroting op bladzijde 115:
“Het college verafschuwt antisemitisme. Ook het tegengaan van islamofobie is een
continue aandachtspunt van de gemeente. (…) “Bijzondere aandacht in 2016:
antidiscriminatie, tegengaan antisemitisme en tegengaan islamofobie, Europride
2016, vrouwenemancipatie, slavernijverleden.…”,
te wijzigen in:
“Het stadsbestuur verafschuwt antisemitisme, evenals moslimdiscriminatie. Ook het
tegengaan van spanningen tussen bevolkingsgroepen in de stad is een continue
aandachtspunt. (…) “Bijzondere aandacht in 2016: antidiscriminatie, tegengaan
antisemitisme en moslimdiscriminatie, het wegnemen van angst tussen
bevolkingsgroepen, Europride 2016, vrouwenemancipatie, slavernijverleden”
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1200 A d t
Datum 13 november 2015 mendemen
De leden van de gemeenteraad
B.R. Groot Wassink
M.D. Shahsavari-Jansen
M. Moorman
RK. Torn
2
| Motie | 2 | discard |
Er02004550 N% Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR
Ontwikkeling X Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Agendapunt 3
Datum besluit College van B en W 15 februari 2022
Onderwerp
Vaststellen van de Nota van Uitgangspunten Transformatie Burgemeester Röellstraat en instemmen
met het voorkeursbesluit Transformatie Burgemeester Röellstraat
De commissie wordt gevraagd
De raad te adviseren om in te stemmen met de raadsvoordracht met als gevraagd besluit om in te
stemmen met het voorkeursbesluit Transformatie Burgemeester Röellstraat en daartoe de Nota van
Uitgangspunten Transformatie Burgemeester Röellstraat vast te stellen.
Wettelijke grondslag
Artikel 108 lid 1 Gemeentewet
De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het
gemeentebestuur overgelaten.
Artikel 147 lid 2 Gemeentewet
De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, eerste lid, berusten bij de raad.
Artikel 189, eerste lid jo artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 6, eerste lid, van de
Financiële verordening gemeente Amsterdam
Voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor
beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden. De
raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële
beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De raad autoriseert met het
vaststellen van de begroting of een begrotingswijziging.
Bestuurlijke achtergrond
* Inde vergadering van het college van B&W van 21 november 2017 zijn de 32 ontwikkelbuurten
aangewezen. De Lodewijk van Deysselbuurt, Dichtersbuurt en Couperusbuurt zijn drie van
deze buurten. Het is een belangrijke wens om het gebied samen met de buurten te versterken
en beter te laten aansluiten op de stad binnen de ring. De Burgemeester Röellstraat heeft de
potentie om te transformeren van een verkeersweg naar een aantrekkelijke stadslaan.
e Inde vergadering van het college van B&W van 5 februari 2019 is het principebesluit
Geuzenveld-Slotermeer met bijbehorende principenota vastgesteld. De principenota
Geuzenveld-Slotermeer maakt onderdeel vit van de bestuursopdracht Ontwikkelbuurten en
was het eerste plaberum product in de besluitvorming. In het principebesluit is onder meer
besloten te onderzoeken om de Burgemeester Röellstraat om te vormen tot een stadslaan
en ruimte te creëren voor extra woningen, werkruimten en voorzieningen, mits deze de
bestaande buurt ten goede komen.
* Op 18 juni 2020 heeft het dagelijks bestuur van Nieuw West ingestemd met de startnotitie
Herprofilering Burgemeester Röellstraat. In de startnotitie is opgenomen dat de volgende
stap het maken van een Nota van Uitgangspunten voor de gehele straat is.
Reden bespreking
Gegenereerd: vl.12 1
VN2022-004880 9 Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Grond en % Amsterdam jee 9 TAR
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
Advisering aan de raad.
Uitkomsten extern advies
Op 30 maart 2021 heeft de CVC positief geadviseerd ten aanzien van de Nota van Uitgangspunten.
Cliëntenbelang Amsterdam en de Fietsersbond hebben toen de volgende opmerkingen gemaakt:
e Cliëntenbelang Amsterdam geeft complimenten voor de nota en is verheugd dat de
toegankelijkheid voor mensen met een beperking is opgenomen als voorwaarde. Ook is men
blij dat gekozen wordt voor het handhaven van het aantal oversteekplaatsen en dat de haltes
moeten voldoen aan de eisen voor toegankelijkheid. Fijn dat het profiel wordt aangepast en
de obstakelvrije op het trottoir moet voldoen aan de leidraad CVC.
* De Fietsersbond vindt het een gemiste kans dat niet overal een 2-richtingenfietspad aan
beide zijden van de Burgemeester Röellstraat wordt aangelegd.
Het advies van de Fietsersbond is niet opgevolgd. In de huidige situatie liggen er overwegend
1-richtingfietspaden die allemaal te smal zijn volgens de huidige richtlijnen (leidraad CVC). Alle
fietspaden worden verbreed, conform de leidraad CVC maar er is niet voldoende ruimte om 2-
richtingsfietspaden te maken die voldoen aan de leidraad CVC.
Voor participatie en inspraak wordt verwezen naar de bijgevoegde raadsvoordracht.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.12 2
VN2022-004880 X Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Grond en % Amsterdam
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
1_raadsvoordracht_NvU Transformatie Burgemeester Röellstr.docx
AD2022-017293
(msw212)
AD2022-017295 2_NvU Transformatie Burgemeester Röellstraat_dec 2021.pdf (pdf)
AD2022-017294 3-_Advies SDNW NvU Transformatie Burg. Röellstr_juni 2021.pdf (pdf)
4a_OPENBAAR Geanonimiseerde Nota van Beantwoording_dec 2021.pdf
AD2022-017296
(pdf)
4b_VERTROUWELIJK Niet geanonimiseerde Nota van Beantwoording _dec
AD2022-017297
2021.pdf (pdf)
Notitie boomvervanging herinrichting Burg.Roellstraat_aug 2021. pdf
AD2022-017298 2 ang 9 Pr ANJ p
(pdf)
6_onderzoek Wet geluidhinder 3 dec 2021_herprofilering Burg.Röellstr. pdf
AD2022-017299
(pdf)
AD2022-017286 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
John van Leeuwen, i.o.v. G&O, T: 06 2417 3056; E: [email protected] Luitje Douma, i.o.v.
G&O, T: 06 8362 4772; E: [email protected]
Gegenereerd: vl.12 3
| Voordracht | 3 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 1012
Publicatiedatum 19 november 2014
Ingekomen op 5 november 2014
Ingekomen onder 809’
Behandeld op 6 november 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Ten Bruggencate, mevrouw Kaya en mevrouw
Verheul inzake de begroting voor 2015 (innovatie sociaal domein).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— in het coalitieakkoord in de hoofdstukken op het gebied van zorg, jeugdzorg en
participatie kleine aanbieders, sociale firma's en buurtinitiatieven worden
genoemd;
— de verantwoordelijkheden op het gebied van zorg, jeugdzorg en participatie aan de
gemeentes worden overgedragen en dit veelal gepaard gaat met bezuinigingen;
— met de decentralisatie van taken van het rijk naar gemeente in toenemende mate
van Amsterdammers wordt verwacht dat zij zich inzetten voor de stad;
— innovatie kan leiden tot kostenbesparing en kwaliteitsverbetering in het sociaal
domein;
— erop het gebied van zorg, jeugdzorg en participatie in Amsterdam al allerlei
innovatieve initiatieven worden ontplooid;
— een goede samenwerking van de overheid met onder andere het bedrijfsleven,
de wetenschap en maatschappelijke initiatieven belangrijk is om innovatie op
gang te brengen;
— de innovatieve initiatieven ruimte en waardering verdienen, in de vorm van
samenwerking met en opdrachten van de gemeente, maar ook in de vorm van
erkenning en aandacht voor hun inzet,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— een overzicht samen te stellen van innovatieve, maatschappelijke initiatieven in
Amsterdam waarmee de gemeente samenwerkt op het gebied van zorg, jeugdzorg
en participatie;
— hierbij in te zoomen op best practices in de stadsdelen en de clusters;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 1012 Moti
Datum 19 november 2014 Wte
— dit overzicht van best practices jaarlijks te overleggen aan de raadscommissies
voor Zorg en Sport c.a, Jeugd en Cultuur c.a. en Werk en Economie c.a.
De leden van de gemeenteraad,
M. ten Bruggencate
M. Kaya
À. Verheul
2
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 319
Ingekomen onder Oo
Ingekomen op woensdag 11 maart 2020
Behandeld op woensdag 11 maart 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Ernsting, Boutkan en N.T. Bakker inzake betere fietsstraten
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het afwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstroken
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 273).
Constaterende dat:
— Het college in het afwegingskader fietsstraten, fietspaden en fietsstroken een
minder strenge norm wil hanteren voor fietsstraten dan landelijk ontwikkeld door
geen maximum aan het aantal auto's op een fietsstraat te stellen,
Overwegende dat:
— Op fietsstraten het principe ‘auto te gast’ alleen geloofwaardig kan worden
gehanteerd als de fiets werkelijk de dominante verkeersdeelnemer is;
— Veiligheid en comfort van de fietser in belangrijke mate afhankelijk zijn van de
rijstrookbreedte,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Een fietsstraat alleen aan te leggen waar het principe ‘auto te gast’ geloofwaardig
kan worden gehanteerd;
2. Terughoudend om te gaan met de aanleg van fietsstraten op locaties waar meer
auto's rijden dan is opgenomen in de landelijke norm;
3. Wanneer een fietsstraat op een locatie wordt voorgesteld waar het aantal auto's
de landelijke norm (max. 250 auto's in het drukste uur) duidelijk overschrijdt,
daarbij uitte gaan van de maximale breedte die in het afwegingskader is
opgenomen voor het betreffende type fietsstraat.
De leden van de gemeenteraad
Z.D. Ernsting
D.F. Boutkan
N.T. Bakker
1
| Motie | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1548
Publicatiedatum 6 december 2017
Ingekomen onder AT
Ingekomen op donderdag 30 november 2017
Behandeld op donderdag 30 november 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake de conceptpachtovereenkomst met
de Amsterdamse Hengelsport Vereniging (geen vergunning wanneer dierenwelzijn
wordt aangetast).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het besluit inzake de conceptpachtovereenkomst met
de Amsterdamse Hengelsport Vereniging (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1481).
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
geen vergunningen meer af te geven voor evenementen waarbij het welzijn van
dieren wordt aangetast.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
Bezoekadres Gemeente Amsterdam
Anton de Komplein 150 Stadsdeel Zuidoost
1102 CW Amsterdam
Postbus 12491
1100 AL Amsterdam RAADSGRIFFIE
telefoon 020 2525000
GEWIJZIGDE VERSIE
RAADSCOMMISSIE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, VERKEER EN BEHEER
Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Aanleg sportparken, Milieu, Verkeer en Vervoer,
Interimbeheer, Beheer, Wijkbeheer
Voorzitter : mw. A. Kersjes
Commissiegriffier : mw. A.D. Jhinkoe-Rai
Griffie : mw. C.L. Hordijk
Telefoon : 252.5023
AGENDA van de openbare vergadering van de raadscommissie op donderdag 9 februari 2006
van 20.00 tot 22.30 uur in de raadzaal van het stadsdeelkantoor Zuidoost
Punt onderwerp Tijdschema
Á. ALGEMEEN 20.00 — 20.45 uur
A1. Opening en vaststelling agenda
A2. Mededelingen
A3. Vragen halfuur commissieleden
A4. a. Conceptverslag van de openbare vergadering van de raadscommissie van 22 september
2005, bijgevoegd
b. Conceptverslag van de openbare vergadering van de raadscommissie van 13 oktober
2005, bijgevoegd
c. Conceptverslag van de openbare vergadering van de raadscommissie van 08 december
2005, nagezonden
d. Conceptverslag van de besloten vergadering van de raadscommissie van 15 december
2005, nagezonden
e. Actielijst
Bijgevoegd.
A5. a. Beantwoording raadsadres van C. Limburg & C.J. Slichter inzake beantwoording
raadsadres 26 oktober 2005, bijgevoegd
b. Beantwoording raadsadres 3 G van 13 januari 2006 betreffende uitgangspunten SPvE
noord-oostzijde Bijlmerdreef en 's Gravendijkdreef, bijgevoegd
(z.o.z.)
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot en met de dag vóór de vergadering daarvoor
aanmelden bij de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5023 of per e-mail naar c.hordijk@zuidoost amsterdam.nl. De vermelde
aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
AGENDA (vervolg)
Punt onderwerp Tijdschema
B. BESPREEKPUNTEN
Ruimtelijke Ordening
R1 Concept-raadsvoordracht inzake vaststellen van het Stedenbouwkundig Programma
van Eisen “Drie locaties Driemond”, de bijbehorende grondexploitatie Driemond, de
goedkeuring van een krediet en machtiging tot het doen van uitgaven voor de
technische voorbereiding van het bouw- en woonrijpmaken
e de stadsdeelraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht;
e voorde bespreking zijn de leden van de raadscommisie Maatschappelijke
Ontwikkeling uitgenodigd;
Bijgevoegd. 20.45 — 21.05 uur
R2 Evaluatie verkoop sociale huurwoningen
e ter bespreking en voor kennisgeving aannemen;
Bijgevoegd. 21.05 — 21.25 uur
Milieu
M1 Nota Bouwstenen Milieuvisie Zuidoost 2006-2010
e te bespreken ter voorbereiding op vaststellen Milieuvisie door nieuwe
stadsdeelraad
Bijgevoegd. 21.25 — 21.45 uur
Wijkbeheer
W1 Wijkjaarprogramma’s 2006
e ter bespreking
Bijgevoegd. 21.45 — 22.15 uur
C. PUNTEN VOOR EEN VOLGENDE VERGADERING
C1 Termijnagenda
e ter bespreking
Bijgevoegd 22.15 — 22.20 uur
D. RONDVRAAG 22.20 — 22.30 uur
E. SLUITING 22.30 uur
Lijst ter kennisneming:
1. SP/maaiveldontwerp plot 1 plangebied Kortvoort ZO-kwadrant, bijgevoegd
2. SP/maaiveldontwerp Zuidstrook Karspeldreef, nagezonden
3. Notitie inzake stand van zaken Bestemmingsplan De Nieuwe Bijlmer, nagezonden
4. Nota inzake tuinuitbreidingen op openbare gemeentegrond d.d. 4 april 1989, bijgevoegd
5. Notitie stand van zaken selectie marktpartijen Gooiseweg Oost, nagezonden
6. Beantwoording motie 78a (begroting 2005) toepassing zonne-energie in sportpark
Bijlmermeer, bijgevoegd
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot en met de dag vóór de vergadering daarvoor
aanmelden bij de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5023 of per e-mail naar c.hordijk@zuidoost amsterdam.nl. De vermelde
aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
AGENDA (vervolg)
Punt onderwerp Tijdschema
Lijst ter inzage:
a. Opdrachtverlening aan G.P. Groot aanneming BV te Heiloo, voor de uitvoering van
Holendrecht West ophogen zachte hoven fase 2, conform bestek 36 van 2005
b. Conceptverkeersbesluit voor het realiseren van een ruiterpad tussen de recreatiegebieden
Ouderkerkerplas en de Hoge Dijk
C. Conceptbesluit voor het realiseren van een verkeersregelinstallatie op de
kruising Meibergdreef/ Paasheuvelweg
d. Stedenbouwkundig Plan AMC-terrein
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen zich tot en met de dag vóór de vergadering daarvoor
aanmelden bij de Griffie. Dit kan per telefoon 020-252.5023 of per e-mail naar c.hordijk@zuidoost amsterdam.nl. De vermelde
aanvangstijden zijn richttijden waaraan geen rechten zijn te ontlenen.
| Agenda | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1118
Publicatiedatum 23 september 2016
Ingekomen onder X
Ingekomen op 14 september 2016
Behandeld op 14 september 2016
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Vroege inzake het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016-2021.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2016 — 2021
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1057).
Constaterende dat:
— Alin 2015 bleek dat bouwbedrijven tractoren inzetten om de milieuzones voor
vrachtvervoer in de stad te omzeilen.
— Deze praktijk nog altijd plaatsvindt in de binnenstad.
Overwegende dat:
— De gemeente opdrachtgever is voor veel grootschalige bouwwerkzaamheden in
de openbare ruimte.
— Tractoren volgens TLN (Transport en Logistiek Nederland) verkeersrisico's voor
andere weggebruikers met zich meebrengen, onder meer door de afwezigheid
van dodehoekspiegels, achteruitrijdsignalering en gebrekkige verlichting.
— Regelgeving op het gebied van tractorverkeer in de stad non-existent is
Het Meerjarenplan Verkeersveiligheid een opportuun moment biedt om
maatregelen te nemen tegen tractorverkeer in de binnenstad.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— zich in te spannen om bij gemeentelijke bouw- en infrastructurele
werkzaamheden in bebouwde omgeving de inzet van bouwtractoren te
minimaliseren;
— deze maatregelen toe te voegen aan het hoofdstuk Vrachtverkeer.
Het lid van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 27 juni 2023
Portefeuille(s) Financiën, Coördinatie Inkoop, ICT en digitale stad, Algemene Zaken
Portefeuillehouder(s): Hester van Buren, Alexander Scholtes, Femke Halsema
Behandeld door Directie Middelen en Control / Jaarverslag @amsterdam.nl
Onderwerp Bestuurlijke reactie college op het verslag van de Rekeningencommissie over
het Jaarverslag 2022 en het advies over de rechtmatigheidsverantwoording
Geachte leden van de gemeenteraad,
Het college reageert in deze brief op het verslag van de Rekeningencommissie over het
Jaarverslag 2022 van de gemeente Amsterdam (zie bijlage 1) en het advies van de
Rekeningencommissie over de rechtmatigheidsverantwoording (zie bijlage 2).
De commissie geeft in haar verslag over het Jaarverslag 2022 — geclusterd naar acht onderwerpen
— aanbevelingen ter verbetering van het jaarverslag en het financiële beheer. Op de aanbevelingen
is een reactie gegeven om toekomstige verwachtingen realistisch te schetsen. Dit vanuit een
gedeelde ambitie de financiën op orde te krijgen.
De Rekeningencommissie adviseert middels een aparte brief over de
rechtmatigheidsverantwoording. De Rekeningencommissie wijst in haar advies over de
rechtmatigheidsverantwoording op het belang van voldoende en duidelijk navolgbare informatie
over rechtmatigheid en geeft de raad het advies om een eigen afweging te maken en om de
argumentatie van het college voor een verantwoordingsgrens van 2% goed te bespreken.
In deze reactie gaat het college achtereenvolgens in op de volgende onderdelen:
| Advies over de vaststelling van het Jaarverslag 2022 en aanbevelingen ter verbetering van
de komende jaarverslagen en het financiële beheer (zie bijlage 1).
IJ Advies over het belang van voldoende en duidelijk navolgbare informatie over
rechtmatigheid (zie bijlage 2).
De aanbevelingen van de Rekeningencommissie zijn integraal in deze brief opgenomen.
|. Advies ter vaststelling van het jaarverslag en aanbevelingen ter verbetering van de komende
jaarverslagen en het financiële beheer
Controleverklaring gemeenteaccountant
Portefevillehouder: Wethouder van Buren
Advies ter vaststelling
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 2 van 11
De commissie adviseert de gemeenteraad het jaarverslag 2022 vast te stellen.
Reactie college
Het college is verheugd dat de commissie de raad positief adviseert om het jaarverslag vast te
stellen.
2. Inleiding
De betrokkenheid van de raad bij het afdoen van aanbevelingen
Portefevillehouder: Wethouder van Buren
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. De brieven van de wethouders met voorstel tot afdoening van bevindingen op te nemen op de
termijnagenda.
Reactie college:
Het college onderschrijft het belang van de controlerende taak van de raad. Het is daarbij
uiteraard aan de raad zelf om de opzet van de termijnagenda te bepalen. Het college brengt graag
onder de aandacht dat hoofdstuk 5 van het jaarverslag inzicht geeft in de voortgang van de
aanbevelingen van de rekeningencommissie en ACAM. De stand van zaken van alle dan nog
openstaande aanbevelingen en de in dat jaar afgedane aanbevelingen is daarin toegelicht.
3. Fraude
Aanpak richt zich bijna uitsluitend op bewustwording (basis soft controls), actieve verificatie
ontbreekt
Burgemeester Femke Halsema
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. Periodiek de gemeentelijke processen en systemen te evalueren op kwetsbaarheden voor fraude;
2. Actieve verificatie structureel te borgen om vast te stellen of er al dan niet fraudes hebben plaats
gevonden;
3. Te onderzoeken op welke wijze de drempel om meldingen te doen bij Bureau Integriteit kan worden
verlaagd;
4. Te onderzoeken op welke wijze kwetsbaarheden in processen en systemen voor fraude, buiten de
lijn om, laagdrempelig centraal kunnen worden gemeld.
Reactie college:
Het college onderkent het belang van het actief verificeren van kwetsbaarheden voor fraude en
het verlagen van de drempel om daarvan melding te doen. In het beleid en de uitvoering is hier
veel aandacht voor en zijn verbeteringen voorzien, zoals de Rekeningencommissie ook aangeeft.
Het college zal de raad informeren via de reguliere rapportages.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 3 van 11
Toelichting per aanbeveling:
1 Eris een nieuwe werkwijze vastgesteld voor de risico's en beheersmaatregelen op het terrein
van personeel, organisatie en informatie. Fraude en andere integriteitsrisico’s in de
gemeentelijke processen en systemen maken daar expliciet deel van uit. De nieuwe opzet komt
voort uit het project Versterking Operationeel Risicomanagement en de ACAM-aanbeveling om
tot een uniforme beschrijving van standaardrisico’s en maatregelen te komen. Monitoring van
de standaardrisico’s en beheersmaatregelen zal plaatsvinden via het systeem FullyinControl
(FIC). Er is een handreiking opgesteld waarin fraude- en andere integriteitsschendingen en
beheersmaatregelen zijn opgenomen. In periodieke gesprekken zullen de controllers op basis
van de informatie uit FIC nagaan of bepaalde standaardrisico’s relevant zijn voor een directie en
een plek krijgen in het risicoprofiel van de betreffende directie. Over de beheersing van de
onderkende risico’s rapporteert het college aan de raad in de paragraaf bedrijfsvoering bij de
begroting en jaarrekening.
2 De actieve verificatie om vast te stellen of er al dan niet fraudes hebben plaats gevonden is
geborgd in de evaluatie van de reguliere managementcyclus van de directies (sturen,
beheersen, verantwoorden). Ook is fraudedetectie een onderwerp dat in de generieke controles
voor de jaarrekening geborgd is, bijvoorbeeld in de controles op uitgaande geldstromen,
controles op spookambtenaren en de controles op ongeoorloofde toegang of gebruik van
systemen. Daarnaast wordt bij verschillende interne audits en onderzoeken navraag gedaan
naar mogelijke frauduleuze voorvallen en kunnen specifieke audits/onderzoeken vitgevoerd
worden om de borging van risico’s en beheersmaatregelen te beoordelen, in het bijzonder op
gebied van fraude en/of integriteitsschendingen. Het is daarbij goed om voor ogen te houden
dat de kans dat een geraffineerde fraude wordt ontdekt door collega’s beperkt is. Aandacht en
bewustzijn van fraude helpt ambtenaren wel om scherp te zijn op mogelijke fraudegevallen.
3 Medewerkers worden op grond van de gedragscode geacht om een door hen waargenomen
integriteitsschending te melden bij hun leidinggevenden of rechtstreeks bij Bureau Integriteit.
In dat laatste geval is dat dus buiten de lijn om. Directeuren zijn verplicht om bij hen gemelde
(vermoedens van) integriteitsschendingen te melden bij Bureau Integriteit. Het college is het
met de Rekeningencommissie eens dat de drempel om een melding te doen bij Bureau
Integriteit zo laag mogelijk moet zijn. Zowel op de intranetsite van de gemeente Amsterdam als
op de publieke website is aangeven hoe medewerkers of burgers met Bureau Integriteit in
gesprek kunnen gaan over mogelijke schendingen en een melding kunnen doen. Dit kan
telefonisch, per email of in een face-to-face gesprek. Ook kunnen medewerkers eerst in gesprek
gaan met een van de 45 vertrouwenspersonen in de organisatie om te bepalen of zij melding
willen doen. Daarnaast werkt de mogelijkheid om vertrouwelijk of anoniem te melden ook
drempelverlagend.
4 Zie reactie aanbeveling 3.
4. Business Continuity management
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 4 van 11
Business continuity management moet meer aandacht krijgen
Portefevillehouder: Alexander Scholtes
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. Een alternatief scenario vit te werken indien het wederom niet lukt om op korte termijn de vacature
voor manager BCM te vervullen;
2. Beleid te formuleren ten aanzien van BCM;
3. De verantwoordelijkheid voor BCM breder te beleggen in het gemeentelijk managementteam
(GMT);
4. BCM in te richten voor de organisatie op basis van een risicoanalyse met daarbij specifieke
aandacht voor de kernprocessen;
5. Ook de bestuurlijk verantwoordelijkheid voor BCM breder te beleggen in het college.
Reactie college:
Het college deelt de opvatting dat er voortgang gemaakt moet worden met het BCM-beleid en dat
dit geen technisch maar een breed organisatorisch onderwerp is. Het beleid zal in 2023 worden
opgezet door een aan te trekken (interne of externe) kwartiermaker BCM en allround BCM-
functionaris, waaromheen een team wordt gevormd vanuit de verschillende betrokken disciplines,
aangevuld met externe advisering en/of ondersteuning. Als de vacature voorde BCM-functionaris
opnieuw niet vervuld kan worden, zal deze extern worden ingehuurd. Onderdeel van het beleid zal
zijn om de ambitie, rollen, taken en verantwoordelijkheden vast te leggen, op GMT- en college-
niveau alsook breder in de organisatie. Ook wordt een actieplan voor de komende jaren opgesteld.
Het college neemt de aanbeveling van de Rekeningencommissie dus volledig over.
5. Transitie I-domein
Nog niet volledig compliant zijn aan wet- en regelgeving voor het I(V)-domein is zorgelijk
Portefevillehouder: Alexander Scholtes
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. Inzichtelijk te maken welke resterende risico’s (financieel, juridisch, reputatie) er zijn voor de
gemeente en de burger bij het niet compliant zijn aan wet- en regelgeving;
2. Een systeem in te richten op basis waarvan de overwegingen van het niet voldoen aan (onderdelen
van) de geldende wet- en regelgeving vitlegbaar is;
3. In kaart te brengen welke toekomstige wet- en regelgeving in voorbereiding is en processen in te
richten om de tijdige implementatie te borgen.
Reactie college:
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 5 van 11
Het college is net als de Rekeningencommissie van mening dat het voldoen aan wet- en
regelgeving altijd het streven moet zijn, en dat bij het niet (geheel) voldoen de risico’s duidelijk en
uitlegbaar moeten zijn.
Hierbij passen twee opmerkingen ter verduidelijking. Ten eerste dat bij het wel of niet voldoen niet
de datum waarop de wet is aangenomen bepalend is, maar de datum waarop (onderdelen van) de
wet van kracht worden. Daarbij wordt vaak een overgangsperiode in acht genomen waarin
organisaties zich kunnen voorbereiden. Gedurende die periode is dus in strikte zin nog geen sprake
van het niet voldoen aan de wet. En ten tweede: ook als wel volledig aan de wet- en regelgeving is
voldaan, dient de organisatie blijvend alert te zijn. In die zin is ‘compliancy’ een doorlopend proces
en wordt honderd procent veiligheid niet zonder meer bereikt met het voldoen aan de wet alleen.
Een risicogestuurde prioritering van acties is nodig, omdat naast compliancy ook andere belangen
en risico’s afgewogen moeten worden
De status van de informatiebeveiliging, de privacy en het informatiebeheer wordt behandeld in
het jaarverslag en in separate rapporten van de Chief Information Security Officer (CISO), de
functionaris voor de gegevensbescherming (FG) en de Stadsarchivaris aan de raad. De vitkomsten
van de overwegingen over het (niet) voldoen aan wet- en regelgeving zullen hierin expliciet
worden meegenomen. Het college heeft de overtuiging dat deze rapportages daarmee voldoen
aan de informatiebehoefte die de Rekeningencommissie schetst.
Het nieuwe gemeentelijke risicomanagementsysteem bevat ook een module wet- en regelgeving.
Deze wordt uitgebreid met toekomstige wet- en regelgeving. Dat betekent dat dit traject niet van
de ene dag op de andere afgerond kan worden.
Het college neemt de aanbeveling van de Rekeningencommissie dus over.
Inzicht in risico’s met betrekking tot (beheer) SaaS-toepassingen is onvoldoende
Portefevillehouder: Alexander Scholtes
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. Alle vitbestede diensten in beeld te krijgen en na te gaan of afspraken rondom Assurance rapporten
zijn gemaakt;
2. De inhoud van de verkregen Assurance rapportages jaarlijks te beoordelen en de risico’s voor
continuïteit, informatiebeveiliging en privacy te identificeren en benodigde acties te formuleren en uit
te voeren;
3. Organisatorisch te zorgen voor centraal inzicht op de risico’s rondom continuiteit,
informatiebeveiliging en privacy ten aanzien van uitbestede diensten, waaronder SaaS-oplossingen.
Reactie college:
Naar aanleiding van eerdere aanbevelingen zijn de SaaS-applicaties geïnventariseerd. Voor een
beperkt aantal daarvan zijn er afspraken over de assurance-rapportages gemaakt en wordt hier
periodiek het gesprek over gevoerd. Het proces om dit te regelen voor de andere SaaS-diensten is
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 6 van 11
in voorbereiding. Er loopt inmiddels een programma TBA (Toekomstvast Beheersbaar
Applicatielandschap) waarin dit proces wordt opgepakt. De reeds beschikbare assurance-
rapporten worden beoordeeld en waar nodig worden met de leveranciers aanvullende afspraken
gemaakt met betrekking tot beheersmaatregelen.
Bij bestaande SaaS-contracten is het complexer om alsnog afspraken over assurance-rapporten en
nadere beheersmaatregelen op te nemen. Daarover gaan we met onze leveranciers in gesprek om
vanuit partnership samen tot aanvullende afspraken te komen. Soms zal dat om contractuele
redenen pas mogelijk zijn bij vernieuwing of vervanging van het contract.
Concluderend: het college neemt de aanbeveling over, maar tekent daarbij wel aan dat volledige
realisatie een zaak van langere adem is — de huidige contracten kunnen nog 2 tot 5 jaar doorlopen.
6. Rechtmatigheid inkopen
Inkopen en aanbesteden moet structureel op orde
Portefevillehouder: Hester van Buren
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. Implementatie van de structurele verbeteringen in het inkoopstelsel te vervolgen;
2. Inte zetten op het creëren van een passende cultuur waarbij onrechtmatig handelen zoveel als
mogelijk wordt vermeden en tijdig duidelijkheid bestaat over de noodzaak om af te wijken;
3. Indien vooraf wordt besloten dat de noodzaak bestaat om af te wijken van de geldende
aanbestedingsrichtlijnen, dat systematisch en structureel vast te leggen;
4. In de paragraaf bedrijfsvoering aan de raad te rapporteren over de oorzaken van de ontstane
onrechtmatige inkopen, de daarbij gemaakte afwegingen en verbeteracties.
Reactie college:
Het college onderschrijft de aanbevelingen van de Rekeningencommissie en heeft deze geborgd
in de vitvoeringspraktijk.
1. Hetcollege heeft bij de directie Financiën en Inkoop een ondersteunende en regisserende rol
voor de implementatie van de structurele verbeteringen in het inkoopstelsel belegd. Veel
verbeteringen zijn inmiddels doorgevoerd of wordt hard aan gewerkt. Voorbeelden zijn het
investeren in het meer volledig maken van de inkoopkalender zodat totaaloverzicht ontstaat
en inkoopvoorbereiding en -ondersteuning op tijd kan starten en de digitale inkoopassistent
die via een eenvoudige vragenlijst automatisch verwijst naar het juiste contract, proces of
loket binnen de gemeente. Ook wordt het contractenregister opgeschoond en aangevuld,
mede ter voorbereiding op het nieuwe financieel en inkoopsysteem (AFIS).
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 7 van 11
2. Het college onderschrijft de aanbeveling van de Rekeningencommissie dat een passende
cultuur gecreëerd moet worden waarbij het onrechtmatig handelen zo veel als mogelijk wordt
vermeden en zoveel als mogelijk tijdig duidelijkheid bestaat over de noodzaak af te wijken.
Zoals in eerdere bestuurlijke reacties op verslagen van ACAM en de Rekeningencommissie
aangegeven geldt voor zowel het oplossen van de oude onrechtmatigheid (2022 en eerder) als
het ontstaan van nieuwe onrechtmatigheid een sterke afhankelijkheid met stedelijke
programma’s en thema’s. Inkoop is een stadsbreed samenspel, waarbij alle actoren elkaar
tijdig moeten vinden. Dat vraagt om een gezamenlijk groeipad om te komen tot een goede
rolinvulling over en weer.
Via de geïntroduceerde plannen bij directies die meer dat 1% onrechtmatigheid op hun
inkoopuitgaven hebben zorgt dit, naast het oplossen van de onrechtmatigheid, voor extra
bewustwording om rechtmatig in te kopen en daarmee nieuwe onrechtmatigheid te
voorkomen. Ook wordt via de toelichtende gesprekken over de 1%-plannen kennis en ervaring
gedeeld over inkoop en aanbesteden.
3. Het uitgangspunt voor het college is een rechtmatige en doelmatige inkoop conform de
Europese richtlijn, de Aanbestedingswet en het eigen inkoopbeleid. Zoals ook de
Rekeningencommissie aangeeft kunnen er zich situaties voordoen waarbij de
verantwoordelijke directeur andere keuzes wenst te maken. Omdat de brondocumenten van
deze afwijkingen in het verleden nauwelijks vastgelegd werden, heeft het college per 1
september 2022 de Werkwijze afwijkende inkooptrajecten in laten gaan.
De Lead Buyer zorgt voor goede dossiervorming, waarin opgenomen in elk geval hun advies,
de motivering door de directie en het betreffende collegebesluit. Ook signaleert en
rapporteert de Lead Buyer over de contracten die op basis van een door het college
toegestane afwijking zijn aangegaan.
De geregistreerde afwijkingsbesluiten zijn onderdeel van de ambtelijke 4,-, 8- en 12-maands
rapportages van Financiën en Inkoop die sturingsinformatie bevat over het inkoopstelsel, de
inkoopuitgaven en de stand van zaken rondom onrechtmatigheid.
4. Het college onderschrijft deze aanbeveling. In de organisatie rapporteert en stuurt het college
voor het oplossen en voorkomen van inkooponrechtmatigheid. Dit doet zij via 4-, 8- en 12-
maandsrapportages. Vanzelfsprekend rapporteert het college in het jaarverslag in de
paragraaf bedrijfsvoering over oorzaken, afwegingen en verbeteracties van onrechtmatige
inkoopuitgaven.
7. Financiële weer- en wendbaarheid
Financiële weer- en wendbaarheid
Portefevillehouder: Hester van Buren
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. De raad zich periodiek en frequent door het college te laten informeren over het benodigde
weerstandsvermogen en het herstelplan voor de algemene reserve;
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 8 van 11
2. De raad zich, op een begrijpelijke wijze, te laten voorlichten over de systematiek van
overprogrammering en investeringsportfolio’s;
3. De raad zich periodiek door het college te laten informeren over (meerjarige) effecten van
overprogrammering op de financiële wendbaarheid van de gemeente;
4. De raad zich te laten informeren over de sturingsmogelijkheden van de raad op overprogrammering
en investeringsportfolio’s.
Reactie college:
Het college onderschrijft de aanbevelingen van de Rekeningencommissie en realiseert zich dat een
onderwerp als overprogrammering een technisch onderwerp is dat voldoende aandacht en
begrijpelijke toelichting nodig heeft in de verschillende P&C-producten. Het college zal de
aanbevelingen verwerken in de rapportages aan de raad in de begrotingscyclus:
1. Over het benodigde weerstandsvermogen en het herstelplan voor de algemene reserve
wordt de raad tweemaal per jaar geïnformeerd door het college met de paragraaf
weerstandsvermogen en risicomanagement in de begroting en in de jaarrekening.
Daarnaast wordt eenmaal per jaar met een financiële stresstest een beeld gegeven van de
stand van het weerstandsvermogen en het mogelijk toekomstig verloop onder
crisisscenario’s.
2. Het college onderschrijft dat de systematiek van overprogrammering begrijpelijk moet
zijn en zal dit in de P&C-producten voortdurend blijven toelichten. De Begroting 2024 zal
in de investeringsparagraaf op de overprogrammering ingaan. De afgelopen jaren is het
nieuwe investeringsstelsel van de gemeente werkend gemaakt. De kern van het stelsel
wordt gevormd door meerjarige investeringsportfolio’s, waarbij overprogrammering is
toegestaan om tot de gewenste realisatie te komen. Overprogrammering is wenselijk
omdat er altijd wel sprake is van vertraging of uitval van projecten. De systematiek van
overprogrammering en hoe hier in de investeringsportfolio’s rekening mee is gehouden
komt voor de raad naar voren in de investeringsparagraaf in de begroting en jaarrekening
en kan daarnaast aan bod komen bij technische sessies voorafgaand aan de
begrotingsbehandeling.
3/4 De investeringsparagraaf in de begroting informeert de raad over zowel het algemene
beeld van de investeringen als de onderliggende investeringsportfolio’s. De
investeringsportfolio’s zijn inclusief overprogrammering, omvatten het totaal van de
projecten en laten zien op welke (clusters van) projecten in het begrotingsjaar uitgaven
zullen worden gedaan. Overprogrammering kan ertoe leiden dat de vitgaven in enig jaar
hoger uitkomen dan de beschikbare financiële ruimte voor dat jaar, bijvoorbeeld als
gevolg van versnelling van de vitvoering. Meerjarig gezien hoeft er geen effect te zijn,
want in het jaar of de jaren erna is er dan minder budget nodig om deze investeringen af te
ronden. Investeringen waarover nog niet is besloten worden niet vroegtijdig gestart, op dit
punt tast overprogrammering de financiële wendbaarheid en de sturingsmogelijkheden
van de raad niet aan.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 9 van 11
8. Leesbaarheid en navolgbaarheid jaarverslag
Jaarverslag moet beter leesbaar en navolgbaar worden
Portefevillehouder: Hester van Buren
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. Bij het opstellen van het jaarverslag expliciet aandacht te geven aan de leesbaarheid voor de
doelgroep;
2. De afwijkingen tussen de initieel vastgestelde begroting, de voorjaarsnota, de najaarsnota en de
realisatie navolgbaar toe te lichten.
Reactie college:
Leesbaarheid en navolgbaarheid zijn voor het college belangrijke vitgangspunten voor het
jaarverslag en de andere P&C-producten. Het verbeteren daarvan is een doorlopend proces en de
resultaten daarvan kan de raad bij elk volgend P&C-product beoordelen.
Toelichting per aanbeveling:
1. Hetcollege onderschrijft zoals eerder aangegeven het standpunt van de
Rekeningencommissie dat de P&C-producten helder, actief en begrijpelijk moeten zijn voor de
Amsterdammer. Ondanks dat de verslaggevingsregels (het BBV) complexiteit van de
gepresenteerde cijfers en toelichtingen in de hand kunnen werken in het jaarverslag, blijft
onze ambitie en inzet om de leesbaarheid en overzichtelijkheid verder te verbeteren. We
hebben daarom een publieksversie van de Begroting 2023 geïntroduceerd, waarbij de
Amsterdammer in één oogopslag de samenvattende hoofdlijnen met bijbehorende middelen
per programma kan zien. Deze publieksversie hebben we ook voor het Jaarverslag 2022
gepubliceerd. Dit instrument willen we verder ontwikkelen. Op dit moment wordt onderzocht
welke technische mogelijkheden er zijn waarvan de functionaliteiten voldoen aande
toegankelijkheidsvereisten.
2. Inhet Jaarverslag 2022 heeft het college, in afstemming met ACAM, in de financiële
hoofdlijnen een verloopstaat opgenomen waarmee inzichtelijk is gemaakt wat de afwijkingen
zijn tussen de (initiële) begroting, de voorjaarsnota, de najaarsnota en het uiteindelijke
rekeningresultaat met als doel de begrotingswijzigingen en het resultaat van het boekjaar
navolgbaar te maken.
g. Impact van voorstellen van de raad aan het college
De gemeentelijke organisatie kampt met hoge werkdruk
Portefevillehouder: Hester van Buren
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 10 van 11
De Rekeningencommissie beveelt aan om:
1. Te onderzoeken op welke wijze de voorstellen aan en van de raad kunnen worden voorzien van een
apolitiek advies over de impact en de vitvoerbaarheid van de voorstellen.
Reactie college:
Het college onderschrijft de constatering van de Rekeningencommissie dat de ambtelijke
organisatie te kampen heeft met een hoge werkdruk, en is daarom kritisch op het verder belasten
van het gemeentelijke apparaat. In de huidige werkwijze worden voorstellen aan en van de raad in
opdracht van het college door ambtenaren voorbereid. Het college verzoekt de ambtenaren
hierbij om vanuit hun expertise kritisch mee te kijken op impact en uitvoerbaarheid. Het college
neemt op basis van onder andere deze onderbouwing een besluit en legt dit voor aan de raad.
Hiermee is in de besluitvorming van het college dus al rekening gehouden met het apolitiek advies
van de ambtenaar.
IL. Advies Rekeningencommissie aan de raad over de rechtmatigheidsverantwoording
Advies rechtmatigheidsverantwoording
Portefevillehouder: Wethouder van Buren
De Rekeningencommissie geeft de volgende overwegingen mee:
1. De commissie constateert dat het mogelijk is een lager percentage dan 2% te hanteren zonder dat
dit meer vraagt van de ambtelijke organisatie. Immers al vanaf 0,3 % dienen afwijkingen te worden
verantwoord via de bedrijfsvoeringparagraaf.
2. Het centraal presenteren van afwijkingen kan de navolgbaarheid ondersteunen.
3. Het is belangrijk dat de raad de ontwikkeling van de rechtmatigheidsafwijkingen door de jaren heen
kan volgen om zo bijvoorbeeld patronen/rode draden te kunnen ontdekken. Daartoe moet zij
voldoende en navolgbare informatie krijgen in de paragraaf bedrijfsvoering en de
rechtmatigheidsverantwoording.
4. De vergelijkbaarheid van de mate van rechtmatig handelen met afgelopen jaren wordt vergroot, als
voor de rechtmatigheidsverantwoording door het college wordt gekozen voor een vergelijkbaar
percentage als afgelopen jaren voor de uitspraak over rechtmatigheid door de accountant, namelijk
1%.
5. Een lagere verantwoordingsgrens geeft mogelijk meer inzicht.
6. Indien de verantwoordinggrens lager dan 2% wordt gesteld komt het college mogelijk minder snel
tot een positieve uitspraak over rechtmatigheid.
Reactie college
Het college begrijpt dat de raad inzicht in en vergelijkbaarheid van rechtmatigheid wil behouden
en wil graag het volgende benadrukken. De voorgestelde verantwoordingsgrens van 2%, tezamen
met de rapportagegrens van 0,3%, kan zorgen voor inzichtelijke en vergelijkbare informatie over
rechtmatigheid, in de rechtmatigheidsverantwoording en in de paragraaf bedrijfsvoering. De
hogere grens van 2% doet recht aan het feit dat de grondslag voor rechtmatigheid is verbreed,
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 27 juni 2023
Pagina 11 van 11
omdat begrotingsafwijkingen nu als onrechtmatig moeten worden aangemerkt. Juist door voor
2% te kiezen blijft de nieuwe situatie goed vergelijkbaar met die van de afgelopen jaren, waarin de
accountant het oordeel gaf over rechtmatigheid. Ter illustratie: de uitspraak van het college over
rechtmatigheid in 2022 zou bij een grens van 1% volgens de nieuwe grondslag negatief zijn omdat
de begrotingsafwijkingen meetellen, terwijl de accountant bij de jaarrekening over 2022 wel een
goedkeurend oordeel over rechtmatigheid heeft gegeven. In de rapportage over
onrechtmatigheden zullen we een splitsing maken naar verschillende vormen van
onrechtmatigheid zodat we de inkooponrechtmatigheid goed kunnen blijven vergelijken met
voorgaande jaren.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Hester van Buren Alexander Scholtes Femke Halsema
Wethouder Financiën Wethouder ICT en digitale stad Burgemeester
en Coördinatie Inkoop
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 11 | train |
VN2021-019224 Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Verkeer en or x Gemeente M LW
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Agendapunt 5
Datum besluit 29 juni 2021, College van B&W
Onderwerp
Verordening WIOR: afdoening motie 172
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling van motie 172 van 31 maart
2021 van 2021 van de raadsleden Vroege (D66) en IJmker (Groen Links) over Vaststellen van de
Verordening werken in de openbare ruimte Amsterdam 2021.
Wettelijke grondslag
e Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80.
* Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college
gevoerde bestuur (lid 1); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van
zijn taak nodig heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Op 31 maart 2021 heeft de raad bij de bespreking van ‘Vaststellen van de Verordening werken in de
openbare ruimte Amsterdam 2021’ motie 172 aangenomen van de raadsleden Vroege en IJmker over
de verordening WIOR, waarin het college/de burgemeester wordt gevraagd om:
Bij de toepassing van de Verordening werken in de openbare ruimte Amsterdam 2021 expliciet aandacht
te hebben voor de toegankelijkheid van de openbare ruimte tijdens de werkzaamheden met name voor
mensen met een fysieke en visuele beperking en de BLVC-plannen hierop de toetsen.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.14 1
VN2021-019224 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Verkeer en or % Amsterdam
%
Voordracht voor de Commissie MLW van og september 2021
Ter kennisneming
Ja, motie raadsleden Vroege en IJmker, nummer 172
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. Naam
172.21.Motie Vroege en IJmker waarborging toegankelijkheid openbare
AD2021-074189 ‚
ruimte.pdf (pdf)
AD2021-071124 Commissie MLW Voordracht (pdf)
AD2021-073798 raadsinformatiebrief - WIOR - afdoening motie 172 - juli 2021. pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
A.Heeroma, 06-28903160, [email protected]
Gegenereerd: vl.14 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 2146
Datum indiening 21 oktober 2019
Datum akkoord 19 december 2019
Publicatiedatum 20 december 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Vroege en Rooderkerk inzake
zonnepanelen op Amsterdamse schooldaken.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
Amsterdam wil voorop lopen als duurzame en klimaatbestendige stad. Gezien de
schaarse ruimte in de stad spelen daken een belangrijke rol voor het opwekken van
duurzame energie én het klimaatbestendiger maken van onze stad. In het
coalitieakkoord is dan ook de ambitieuze doelstelling opgenomen dat in Amsterdam
geen dak onbenut wordt gelaten.
Veel scholen hebben geschikte daken voor zonnepanelen. Op dit moment hebben
echter slechts 1.000 scholen zonnepanelen, de overige 6.000 nog niet. Daarom
heeft minister Ollongren begin oktober scholen in heel Nederland een brief gestuurd
om aan de slag te gaan met de zogenaamde Schooldakrevolutie: een initiatief dat
moet zorgen voor fors meer zonnepanelen op schooldaken. De minister heeft samen
met een aantal banken een fonds opgezet van 100 miljoen euro.
De fractie van D66 is ervan overtuigd dat de ambitie van het Rijk samen met die van
de gemeente Amsterdam samen voor een flinke impuls kunnen zorgen in het aantal
zonnepanelen. Om beter zicht te krijgen in deze kansen en de betrokkenheid van de
gemeenteraad daarbij heeft de fractie enkele vragen.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Vroege en Rooderkerk, beiden namens
de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad
van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester
en wethouders gesteld:
1. Heeft het college kennisgenomen van de brief van de minister gericht aan
scholen, met de oproep aan de slag te gaan met de Schooldakrevolutie?
Antwoord:
Ja. Hiervan hebben we kennisgenomen en het college steunt de oproep om aan
de slag te aan met zonne-energie op scholen. De schooldakrevolutie wordt door
! https://nos.nl/artikel/2258920-speciaal-fonds-voor-zonnepanelen-op-scholen.html
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Neng bas Gemeenteblad
Datum 20 december 2019 Schriftelijke vragen, maandag 21 oktober 2019
de minister genoemd als organisatie die gemeenten en schoolbesturen hierbij
kan ondersteunen. Het staat de schoolbesturen natuurlijk vrij om te kiezen met
welke partij zij samen werken om zon op scholen te realiseren.
2. Hoe ziet het college erop toe dat deze handreiking van de minister goed landt in
Amsterdam en dat scholen die geïnteresseerd zijn in het plaatsen van
zonnepanelen alle medewerking en technische ondersteuning krijgen die nodig
is?
Antwoord:
De gemeente communiceert actief richting de schoolbesturen over de
mogelijkheden en kansen van zonne-energie. De gemeente ondersteunt ook
schoolbesturen die zonnepanelen willen, bijvoorbeeld door het opzetten van een
vervolg op het in dit voorjaar afgeronde project “Zonne-energie op scholen in
Nieuw-West". Dit vervolgproject is "Zonne-energie op Amsterdamse scholen" en
is in november 2019 van start gegaan. De gemeente heeft hier een adviserende
en stimulerende rol en verzorgt technische dakenscans voor de schoolbesturen.
3. Hoeveel schooldaken in Amsterdam zijn in potentie geschikt voor zonnepanelen?
Hoeveel scholen hebben er op dit moment al zonnepanelen op hun dak in
Amsterdam? Welk aandeel van het totaal aantal daken in Amsterdam dat
geschikt is voor zonnepanelen wordt gevormd door schooldaken”?
Antwoord:
Er zijn in Amsterdam iets meer dan 400 PO en VO scholen. Volgens zonatlas.nl
zijn circa 240 daken geschikt voor de opwek van zonne-energie. De
schooldakrevolutie heeft begin dit jaar in opdracht van de gemeente Amsterdam
een inventarisatie gedaan. Uit deze inventarisatie blijkt dat 25% van de scholen
nu zonnestroom van eigen dak betrekt; 10% benut het gehele dak, 15% benut
een deel van het dak. Online bij de schooldakrevolutie.nl is alles op een kaart
inzichtelijk gemaakt.
4. Welk doel heeft het college zichzelf gesteld ten aanzien van het aantal MW
zonne-energie op schooldaken in de komende jaren?
Antwoord:
De gemeente heeft als doelstelling dat uiteindelijk geen dak onbenut blijkt.
Dit vertaalt zich in een doelstelling van 250 MW op Amsterdamse daken in 2022.
Er is geen aparte doelstelling voor zon op scholen. Wij zijn in beginsel geen
juridisch eigenaar van de scholen en we kunnen dus niets verplichten, maar
alleen stimuleren. Er is specifieke aandacht en ondersteuning voor scholen vanuit
het programma Amsterdam Klimaat Neutraal. Hier wordt positief op gereageerd
door de schoolbesturen. Zie ook het antwoord op vraag 6.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Neng bas Gemeenteblad
Datum 20 december 2019 Schriftelijke vragen, maandag 21 oktober 2019
5. Kan het college de raad actief informeren over de voortgang van het initiatief
Schooldakrevolutie in Amsterdam, zodat voor de raad inzichtelijk wordt hoeveel
nieuwe zonnepanelen er zijn geïnstalleerd om Amsterdamse schooldaken sinds
hier beleid op wordt gevoerd?
Antwoord:
De gemeente erkent het grote belang van verduurzaming van de scholen in
Amsterdam. Amsterdam is al jaren in contact met schoolbesturen en scholen over
de mogelijkheden van verduurzaming. Dit blijkt ook uit het relatief hoge
percentage van schooldaken dat gebruikt wordt voor zonne-energie. Initiatieven
van de schooldakrevolutie en het aantal scholen met panelen worden
bijgehouden op de site van de schooldakrevolutie. Amsterdam heeft bijgedragen
aan de ontwikkeling van deze site voor Amsterdam. Het college zal de raad
informeren over de toename van het aantal zonnepanelen in de monitoring van
de Routekaart.
Toelichting door vragenstellers:
Sinds het voorjaar van 2019 heeft het college 18 scholen in Nieuw-West ondersteund
met het plaatsen van 6.000 zonnepanelen. De wethouder gaf daarbij aan:
“Deze succesvolle aanpak kan andere schoolbesturen in de stad inspireren om ook
aan de slag te gaan met zonne-energie.”
6. Was dit een eenmalig initiatief, of zijn er plannen om dit initiatief uit de breiden
naar scholen in de hele stad? Is het college op dit moment al bezig met het
bieden van ondersteuning aan andere scholen? Zo niet, waarom niet?
Antwoord:
Wij blijven schoolbesturen ondersteunen bij de realisatie van zonprojecten. De
afgelopen maanden is met schoolbesturen gewerkt aan het voorbereiden van een
vervolgproject, "Zonne-energie op Amsterdamse scholen", dat inzet op uitbreiding
naar scholen in de hele stad. Dit project gaat is eind 2019 gestart.
De volgende schoolbesturen hebben aangegeven samen met elkaar en de
gemeente de volgende stappen te willen zetten:
— AMOS:
— Asko;
— Bijzonderwijs.
— Staij.
— St. KBA.
7. Welke lessen zijn er geleerd uit dit project en gaf de samenwerking met deze
18 scholen aanleiding om de ondersteuning aan bedrijven, scholen en andere
instanties die willen verduurzamen, aan te passen?
Antwoord:
Uit het project in Nieuw West blijkt dat schoolbesturen veelal positief staan
tegenover zonne-energie maar wel ondersteuning kunnen gebruiken bij
besluitvorming en realisatie. Net als voor veel bedrijven en organisaties geldt dat
2 https:/www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/college/wethouder/marieke-
doorninek/persberichten/zonnepanelen-18/
3
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
weing bas Gemeenteblad
ummer = en
Datum 20 december 2019 Schriftelijke vragen, maandag 21 oktober 2019
de opwek van zonne- energie niet wordt gezien als kerntaak. Hierdoor ontbreken
kennis en capaciteit om over te gaan tot actie.
Daarnaast blijkt dat de samenwerking tussen besturen en de projectmatige
ondersteuning heeft geleid tot momentum om daadwerkelijk nu aan de slag te
gaan.
De gemeente kijkt mede op basis van dit project hoe per doelgroep passend
ondersteuning kan plaatsvinden en hoe partijen in de stad men van elkaar kunnen
leren en elkaar kunnen inspireren. Het project in Nieuw West is een van de
voorbeeldprojecten van het platform Nieuw Amsterdams Klimaat.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
Bezoekadres
> < Gemeente °
mstel 1
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Centrum Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Behandeld door JB/CS
Kopie aan
Bijlage
Onderwerp Bestrating Nieuwendijk
Geachte
Dank voor uw brief waarin u uw zorgen vit over de kwaliteit van de bestrating op de Nieuwendijk
en de stegen.
In vw brief geeft u aan dat de gemeente volgens u op een aantal punten tekortschiet bij het
onderhoud van het wegdek.
De laatste jaren zien wij een toename van het aantal laad- en losbewegingen met steeds
zwaardere vrachtwagens. Dit draagt, samen met het vele bouwverkeer met vaak zwaar materieel,
bij aan schade aan de bestrating.
Het klopt dat de gemeente een zorgplicht heeft en dat is ook de reden dat de straat een paar keer
per jaar wordt onderhouden. Wij zullen er ook voor zorgen dat gevaarlijke gebreken direct worden
verholpen.
Op basis van de criteria voor opname in het Meerjaren Investerings Programma en het
beschikbare budget verwachten wij niet dat de Nieuwendijk op korte termijn in aanmerking komt
voor een herprofilering. Daarom bekijken wij regelmatig welk onderhoud nodig is., Deze
maatregelen zullen we dan in samenhang moeten brengen met slimmere en vooral lichtere
manieren van bevoorrading van de winkels. Daar hebben we elkaar voor nodig en wij nemen aan
dat de bereidheid daartoe bij de pandeigenaren en ondernemers aanwezig is. Wij treden graag in
overleg over een gezamenlijke aanpak.
U maakt in vw brief ook een opmerking over de stegen: die zijn recent onderhouden en liggen er
naar onze maatstaven weer goed bij.
Ook de openbare verlichting voldoet aan de normen die landelijk zijn vastgesteld.
Een routebeschrijving vindt uv op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 29 januari 2016
Kenmerk
Pagina 2 van 2
Uiteraard delen wij met u de wens dat bezoekers van de Nieuwendijk zich comfortabel, veilig en
welkom moeten voelen. Stadsdeel Centrum spant zich daarvoor in en gaat graag met u in gesprek
over hoe we samen de Nieuwendijk het best kunnen onderhouden.
Met vriendelijke groet,
Het dagelijks bestuur,
Suze Duinkerke Boudewijn Oranje
Secretaris Voorzitter
| Raadsadres | 2 | train |
N Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
# Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1670
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 21 december 2020
Onderwerp
Motie van het de leden N.T. Bakker, Groen, Boutkan en Kat inzake actieplan arbeid
en kennis in de haven
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de gemeentelijke visie Haven 2020-2040
Constaterende dat:
- De Gemeentelijke Visie Haven (GVH) inzet op de ontwikkeling van de
energietransitie en een circulaire economie in het havengebied;
- De GVH een product is van de samenwerking tussen verschillende
stakeholders in en rond de haven;
- De gemeente de maakindustrie verder wil te stimuleren.
Overwegende dat:
- Het welslagen van deze ambitie mede afhankelijk is van de
aanwezigheid van voldoende aanbod aan gekwalificeerde arbeid;
- De verwachting is dat het tekort aan gekwalificeerd personeel voor de
maakindustrie op termijn groter zal worden;
- Samenwerking tussen de overheid (regelgeving en investeringen) het
bedrijfsleven (innovatie naar een circulaire economie) en het onderwijs
(opleiding én de ontwikkeling van kennis) noodzakelijk is om. o.a.
duurzame banen te creëren.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Het voortouw te nemen om samen met bedrijfsleven, havenbedrijf en
onderwijsinstituten te komen tot een gezamenlijke actieplan voor de ontwikkeling van
de benodigde aanbod van gekwalificeerde arbeid en kennis onderzoek om de
ontwikkeling in de circulaire economie en energie-transitie te accommoderen.
De leden van de gemeenteraad
N.T. Bakker
R. J. Groen
D.F. Boutkan
H. Kat
1
| Motie | 1 | discard |
Bezoekadres
> < Gemeente 5
mstel 1
Amsterdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Waternet, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam
Per e-mail
Datum 10 september 2020
Ons kenmerk 20.025753
Uw kenmerk
Behandeld door M. Ouboter (Waternet)
Telefoon/e-mail (020) 6083617/[email protected]
Bijlage(n)
Onderwerp Waterfonteinen en botulisme
Geachte ,
Op 22 augustus 2020 ontving de gemeenteraad van Amsterdam een e-mail van u over het
plaatsen van waterfonteinen. Op 9 september 2020 heeft de gemeenteraad het college van
burgemeester en wethouders gevraagd om uw bericht te beantwoorden. U verzoekt in uw e-
mail om te kijken of het mogelijk is om waterfonteinen te plaatsen in stilstaand water om
botulisme tegen te gaan. Het plaatsen van waterfonteinen is echter geen effectieve
maatregel om botulisme te bestrijden.
Botulisme en het vaststellen daarvan
Botulisme is een met verlammingsverschijnselen gepaard gaande, vaak dodelijke,
voedselvergiftiging, veroorzaakt door het gif botulinum geproduceerd door de bacterie
Clostridium botulinum. De bacterie maakt dit gif aan tijdens de groei. De ideale
omstandigheden hiervoor zijn een watertemperatuur tussen de 20°C en de 25°C en een
zuurstofarme, eiwitrijke omgeving. Ook bij buitentemperaturen van meerdere dagen boven
25°C, kan botulisme in dieren actief worden en leiden tot sterfte.
Het lastige van het vaststellen van botulisme is dat in dode dieren altijd botulisme wordt
gemeten, ook als botulisme niet de doodsoorzaak is. Om vast te stellen of diersterfte door
botulisme is veroorzaakt, is het nodig dat er een verdenking is van botulisme en dat
veterinaironderzoek plaatsvindt aan stervende dieren. Een verdenking van botulisme
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Kenmerk
Pagina 2 van 2
ontstaat door het gedrag van de zieke dieren dat veroorzaakt wordt door
verlammingsverschijnselen.
Hoge watertemperatuur en laag zuurstof voorkomen
Een hoge watertemperatuur en zuurstofarm water zijn effectiever te voorkomen dan te
bestrijden. Hoge watertemperaturen komen met name voor in (zeer) ondiep water. Ondiep
water komt in het stedelijk gebied van Amsterdam met name voor in stadsparken. De ideale
stadsvijver heeft een diepteprofiel met een afwisseling van ondiepere plaatsen waar
waterplanten kunnen groeien en diepere plaatsen om opwarming op warme dagen en inval
van zonlicht te beperken. Zuurstofloosheid komt met name voor in wateren die onvoldoende
ecologische kwaliteit hebben. Bij voldoende ecologische kwaliteit groeien er waterplanten, die
zuurstof in het water brengen.
Verspreiding tegengaan
Het belangrijkste handelingsperspectief om de verspreiding van botulisme tegen te gaan is
het opruimen van dode dieren. Daarvoor is het niet nodig om vast te stellen dat de dieren
door botulisme zijn dood gegaan. Het is zaak dat dode dieren in het water gemeld worden bij
Waternet, zodat deze zo snel mogelijk verwijderd kunnen worden. Waternet verwijdert dode
dieren die in het water liggen. Dode dieren op de kant worden verwijderd door de
dierenambulance.
Het doorspoelen van water of plaatsen van fonteinen is nauwelijks tot geheel niet effectief in
de bestrijding van Botulisme. Het doorspoelen van water kan zelfs een averechts effect
hebben: hierdoor worden nieuwe voedingsstoffen in het water gebracht die weer schade
kunnen aanrichten. Het effect van fonteinen op het water is dusdanig klein, dat het plaatsen
ervan niet bijdraagt aan de bestrijding van botulisme.
Ik hoop u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
enn
ii Ee
ref OA
sd
Es AAT 3
Le
Cr
Sharon A.M. Dijksma
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
| Raadsadres | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1430
Publicatiedatum 24 december 2015
Ingekomen onder L
Ingekomen op woensdag 16 december 2015
Behandeld op woensdag 16 december 2015
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Roosma, Poorter en Van Soest inzake het plan van aanpak
bevordering door- en uitstroom Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen
2016-2018 (een trajectbegeleider).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het plan van aanpak bevordering door- en uitstroom
Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen 2016-2018 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1350).
Overwegende dat:
— cliënten die zich aanmelden voor de maatschappelijke opvang/beschermd wonen,
bij verschillende type opvang in de keten te maken krijgen met verschillende
trajectbegeleiders van verschillende betrokken organisaties;
— de kwaliteit van de zorg verbetert en de doorstroom en uitstroom bevordert
wanneer cliënten te maken krijgen met één begeleider (met uitzondering van
personele wisselingen) die hen gedurende hun hele periode van herstel begeleidt.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
in het plan van aanpak bevordering door- en uitstroom Maatschappelijke Opvang en
Beschermd Wonen op te nemen dat er één trajectbegeleider komt die de cliënt
begeleidt vanaf de instroom in de maatschappelijke opvang/beschermd wonen, tot de
uitstroom, onafhankelijk van de organisaties waarmee de cliënt in verschillende
stappen in de keten te maken heeft.
De leden van de gemeenteraad
F.Roosma
M.F. Poorter
W. van Soest
1
| Motie | 1 | discard |
% Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1493
Datum indiening 4 mei 2017
Datum akkoord 24 november 2017
Publicatiedatum 27 november 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest inzake het plaatsen van een
borstbeeld van Truus Wijsmuller bij het voormalig Burgerweeshuis Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Haar heldendaden lijken in de vergetelheid te geraken, maar Truus Wijsmuller redde
het leven van duizenden Joodse kinderen. Zo regelde zij vlak voor de oorlog een
afspraak met nazi-kopstuk Adolf Eichmann. Met deze dappere actie ontsnapten vele
kinderen aan de verschrikkingen van de Holocaust. Met haar daden hoort Truus
Wijsmuller thuis in het rijtje van Oskar Schindler en Raoul Wallenberg, die eveneens
duizenden Joden het leven hebben gered. Op dit moment staat er een borstbeeld van
haar in een woonwijk in Amsterdam-Zuid, maar Truus verdient meer eerbetoon,
dit door een blijvende herinnering in het voormalig Burgerweeshuis te Amsterdam te
plaatsen. De plaats vanwaar Truus op 14 mei 1940 nog 74 kinderen uit de handen
van de Duitse bezetter wist te redden”.
Daarnaast zoekt documentairemaakster Pamela Sturhoofd nog donaties om haar
documentaire over Truus Wijsmuller af te maken. Wellicht kan de gemeente daarbij
helpen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van
de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met het bericht 'Documentairemaker wil meer erkenning
verzetsheldin''?
Antwoord:
Burgemeester en wethouders zijn bekend met het bericht.
2. Is het college bereid, bij het voormalig Burgerweeshuis een passende
herdenkplek te realiseren ter nagedachtenis aan Truus Wijsmuller die met haar
heldendaden het leven van duizenden Joodse kinderen heeft gered? Zo ja, hoe
gaat het college een en ander vormgeven? Zo neen, waarom niet?
' http://binnenland.eenvandaag.nl/radio-
itlems/73715/documentairemaker wil meer erkenning voor verzetsheldin
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Ke ember 2017 Schriftelijke vragen, donderdag 4 mei 2017
Antwoord:
Stadsdeel Zuid heeft met de documentairemakers Pamela Sturhoofd en Jessica
van Tijn en met rabbijn Lody van der Kamp gesproken over een mogelijke
verplaatsing van het borstbeeld van Truus Wijsmuller. Gezamenlijk is
geconstateerd dat het beeld op de huidige locatie, het Bachplein, juist op een
geschikte plek staat vanwege de historische betekenis. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog sprak Truus Wijsmuller op deze locatie af met de mensen uit het
verzet. Er is dus bij nader inzien geen aanleiding om het beeld te verplaatsen.
Wel geeft het verhaal van Truus Wijsmuller aanleiding om meer aandacht aan
haar te besteden. Daarom is contact opgenomen met het Amsterdam Museum,
het voormalige Burgerweeshuis waar Truus Wijsmuller vele Joodse kinderen
redde. In overleg met de documentairemakers heeft het museum toegezegd een
eerbetoon te organiseren in het gebouw. In de komende periode wordt
onderzocht hoe dit eerbetoon vorm kan krijgen. De uitvoering is gepland voor de
tweede helft van 2018.
3. Is het college bekend met het feit dat documentairemaakster Pamela Sturhoofd
nog enkele donaties nodig heeft voor het verwezenlijken van de documentaire
over Truus Wijsmuller * en zo ja, is het college bereid om te bezien of de
gemeente Amsterdam (iets) kan bijdragen aan het verwezenlijken aan deze
(voor het nageslacht) belangrijke documentaire?
Antwoord:
Voor een bijdrage aan het realiseren van de documentaire kunnen de makers een
subsidie aanvragen bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK). Of deze
aanvraag wordt gehonoreerd, staat ter beoordeling van bestuur en commissie(s)
van het Fonds.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E. van der Burg, locoburgemeester
? https://www.truus-children.com/donate/
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 7 oktober 2021
Ingekomen onder nummer 692
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Poot inzake opsporen en berechten daders cruciaal in
strijd tegen discriminatoire gemotiveerd geweld
Onderwerp
Opsporen en berechten daders cruciaal in strijd tegen discriminatoire gemotiveerd geweld
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de raadsbrief antidiscriminatie.
Constaterende dat:
— geweld en intimidatie tegen minderheidsgroepen nog steeds een onmiskenbaar probleem is
in de stad;
— repressieve maatregelen in de actieonderzoeken anti-discriminatie onderbelicht blijven.
Overwegende dat:
— de burgemeester in het kader van LHBTIO+ geweld onlangs stelde dat daar waar mensen in de
verdrukking komen of worden aangevallen, stevige repressie nodig is*;
— erop g oktober 2019 in de raad een motie is aangenomen die pleit voor de inzet van lokagen-
ten?;
— het voorliggende plan van aanpak en de anti-discriminatie onderzoeken een duidelijk norme-
rend karakter hebben en helder moet zijn wat er gebeurd als de norm overschreden wordt;
— het opsporen en berechten van daders cruciaal is in de strijd tegen discriminatoire gemoti-
veerd geweld.
* https://wing.nl/articles/232803/grote-opkomst-amsterdam-bij-protest-tegen-geweld/
2 Motie 1607, 9 oktober 2019, ‘Inzet lokagenten’.
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Repressieve maatregelen een expliciet onderdeel uit te laten maken van het plan van aanpak op
basis van de actieonderzoeken anti-discriminatie, zoals bijvoorbeeld een intensivering van came-
ratoezicht of het (nogmaals) pleiten bij het OM voor de inzet van lokagenten in hotspots.
Indiener
M.C.G. Poot
| Motie | 2 | discard |
AGENDA (concept)
Raadscommissie LEEFOMGEVING
Datum: 15 mei 2012
Aanvang: 20.00 uur
Zaal: Raadzaal, stadsdeelhuis Buikslotermeerplein 2000
Blok A Procedureel
Nr. \Onderwerp ____________________\Nadereinfo |
Opening/Mededelingen DO
Vaststellen agenda Ter vaststelling
3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde
onderwerpen
Verslag 3 april 2012 Ter vaststelling
Openstaande toezeggingen
6. _ [Mededelingen portefeuillehouder(s)
Blok B Bespreking beleidsonderwerpen
Nr. \Onderwerp ___________________\Nadereinfo [Reg.nr |
7. Programmajaarrekening 2011 Ter advisering 5155
programma 3. Verkeer en Infrastructuur
programma 9. Openbare Ruimte en Groen
8. _|Afvalstrategie Ter bespreking | __ |
(9. _|Actieplan warenmarkten Noord 2011-2014 Ter bespreking ||
10a |Raadsadres Fietsersbond Ter bespreking
10b | Fietsvriendelijke winkelen, ook in Noord
Blok C Algemeen
‚Nr. \Onderwerp
Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering
zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-6349924.
| Agenda | 1 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 7176
Publicatiedatum 1 juli 2016
Ingekomen op 29 juni 2016
Ingekomen in raadscommissie ID
Te behandelen op 13/14 juli 2016
Onderwerp
Motie van het lid Vroege inzake de Voorjaarsnota 2016 (meer fietsparkeerplekken
voor een groen Weesperplein).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449).
Constaterende dat:
— inde brief van 1 juni 2016, gericht aan de raadscommissie Infrastructuur en
Duurzaamheid, het college aangeeft dat er twee opties zijn om meer te doen aan
de verbetering van het Weesperplein dan in het projectbesluit is opgenomen,
namelijk een forse uitbreiding van de huidige fietsenstalling en vergroening van
het maaiveld.
Overwegende dat:
— het Weesperplein een belangrijk OV-knooppunt is in de stad voor metro's en
trams;
— dat door onder andere de UvA, Hv en de kantoren van de gemeente Amsterdam
rond het Weesperplein de verwachting is dat het plein komende jaren drukker zal
worden en dat er meer fietsparkeerplekken nodig zullen zijn (1000 in 2020);
— het Weesperplein het kloppende hart zal gaan vormen van de zogenoemde
‘Knowledge Mile“;
— het wenselijk is om de openbare ruimte van het plein te verbeteren en te
vergroenen om deze belangrijke plek in de stad een meer kwalitatief
hoogwaardige openbare ruimte te geven.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. de twee voorgestelde opties ter verbetering van het Weesperplein in aanvulling
op het projectbesluit uit de brief van 1 juni 2016, namelijk en forse uitbreiding van
de huidige fietsenstalling en vergroening van het maaiveld uit te voeren;
2. de uitbreiding van de fietsenstalling te financieren zoals voorgesteld in de brief
(deels door de Stadsregio, deels vanuit het Stedelijk Mobiliteitsfonds);
3. de vergroening van het Maaiveld te financieren zoals in de brief staat voorgesteld
(deels uit het Stedelijk Mobiliteitsfonds, deels uit de Agenda Groen).
Het lid van de gemeenteraad
J.S.A. Vroege
1
2
lb Ó\u t hb _ |
B kadre & Ì 0 er à b |
ezoekadres Ô |
x G e m e e nte Weesperstraat 430 |
Am ste rd am 1018 DN Amsterdam
x Postbus 12693 |
/ 1100 AR Amsterdam
/ Telefoon o20 251 1141 |
/ x amsterdam.nl |
i Í
Retouradres: Postbus 12693, 1100 AR Amsterdam |
Gemeente Amsterdam
t.a.v. de commissie Infrastructuur en Duurzaamheid |
Postbus 202 |
1000 AE AMSTERDAM
Datum 1 juni 2016
Ons kenmerk _ IB/UIT/2016000550
Uw kenmerk
Behandeld door J. Dijstelbloem, [email protected] |
Kopie aan |
Bijlage nvt. |
Onderwerp Aanvullende mogelijkheden Weesperplein |
Geachte leden van de commissie Infrastructuur en Duurzaamheid,
In vw vergadering van 11 mei heeft raadslid Vroege naar aanleiding van het projectbesluit
Herinrichting Weesperplein de vraag gesteld welke mogelijkheden er zijn om meer te doen op het
Weesperplein dan nu in het projectbesluit is voorzien. In deze brief worden twee mogelijkheden
nader toegelicht. De dekking is nog niet geheel voorzien. |
De mogelijkheden worden beïnvloed door de fietsparkeer opgave van het Weesperplein en het |
grote aantal OV-reizigers op het plein (knooppunt voor metro en tram, mede door studenten UvA |
en HvA). Volgens de prognose zijn 1000 fietsplekken nodig in 2020 (december 2014,).
Mogelijkheid 2. Uitbreiding bestaande fietsenstalling
Het is mogelijk de bestaande fietsenstalling onder het Rhijnspoorplein die nu 80 plekken heeft, vit
te breiden naar ongeveer 430 plekken. Daarbij krijgt de fietsenstalling een directe verbinding naar
de verdeelhal van de metro waardoor de stalling aantrekkelijk wordt voor metroreizigers. |
Het ondergronds brengen van fietsplekken verbetert de verblijfsruimte op het maaiveld. Dit is |
gunstig in verband met het veranderende gebruik van het Weesperplein door de uitbreiding van |
het Roeterseiland (UvA) en Amstelcampus (HvA) en de transformatie van de Diamantbeurs tot |
centrum van creatieve industrie in Amsterdam. De investeringen zijn gedekt, de kosten voor |
exploitatie, beheer en onderhoud niet. |
De investeringskosten op basis van een schetsontwerp bedragen € 675.000,- (excl. Btw). In de |
dekking van de investeringskosten kan worden voorzien. De Stadsregio Amsterdam is bereid 95% |
te subsidiëren. De 5% bijdrage van de gemeente kan worden vrijgemaakt uit de reservering voor |
het project Herinrichting Weesperplein in het Stedelijk Mobiliteitsfonds.
Het ingenieursbureau is bereikbaar met metro 51, 53 en 54 of met tramlijn 7 en zo, halte Weesperplein. |
Een routebeschrijving vindt v op www.ingenieursbureau.amsterdam.nl. |
|
Gemeente Amsterdam Datum 2 juni 2016 |
Kenmerk IB/UIT/2016000550 |
Pagina 2 van 3 |
De mogelijkheid om de fietsenstalling onder het Rhijnspoorplein uit te breiden vervalt per 1 |
augustus 2016. Een uitbreiding van de fietsenstalling vraagt namelijk een aanpassing van het |
huidige ontwerp van de verdeelhal van het metrostation Weesperplein. Dit is een scopewijziging |
voor het project Stationsrenovatie Oostlijn die uiterlijk a augustus 2016 in opdracht moet zijn |
gegeven. Er is een voorinvestering nodig van € 270.000,- om de benodigde aanpassingen voor te |
bereiden en uit te voeren. De voorinvestering maakt onderdeel vit van de totale |
investeringskosten. De aanpassingen zijn nodig om een toekomstige uitbreiding niet onmogelijk |
te maken. Tegelijkertijd staan de benodigde aanpassingen een andere invulling van de
vrijgemaakte ruimtes niet in de weg.
De Stadsregio is bereid om 50% van de benodigde voorinvestering te subsidiëren. De 50% bijdrage
van gemeente Amsterdam kan worden vrijgemaakt uit de reservering voor het project
Herinrichting Weesperplein in het Stedelijk Mobiliteitsfonds. De Stadsregio verbindt geen
aanvullende voorwaarden aan de voorinvestering. |
|
ï
De structurele kosten voor exploitatie, beheer en onderhoud (€ 180.000,- per jaar op basis van een |
bemenste stalling) zijn niet gedekt. De stalling Weesperplein is niet opgenomen in het MJP Fiets. |
In het bestedingsvoorstel voor het Stedelijk Mobiliteitsfonds is gekozen voor stallingen en |
projecten met een hogere effectiviteit waardoor deze stalling daarin niet is opgenomen. |
Algemeen uitgangspunt bij de aanpak van fietsparkeerproblemen is eerst het beter benutten van |
bestaande stallingen. Vervolgens het bijbouwen van plekken door middel van fietsrekken en |
daarna het realiseren van inpandige/ondergrondse oplossingen. Nader onderzoek naar het
gewenste exploitatiemodel van de stalling (publiek toegankelijk of geautomatiseerd), het gebruik |
van de stalling en verdere uitwerking van het ontwerp is nog nodig. De ingebruikname van de
uitgebreide stalling is naar verwachting op zijn vroegst in 2019. Voor een nieuw MJP Fiets wordt
momenteel onderzoek gedaan naar fietsparkeren in de stad. Hierbij zullen voorstellen worden
gedaan waar in de komende jaren investeringen in fietsenstallingen nodig zijn.
Mogelijkheid 2. Vergroening maaiveld |
Het stadsdeel Centrum heeft plannen ontwikkeld om in aanvulling op het vastgestelde ontwerp, |
de inrichting van het maaiveld te verbeteren. Dit gebeurt onder andere door het toevoegen van |
groen. Uitvoering van deze plannen kan gefaseerd plaatsvinden. |
° In het najaar 2016 worden in de noordoosthoek (voor en naast Weesperplein 8) en op de |
brug over de Singelgracht groenbakken aangebracht. De huidige fietsplekken worden grotendeels |
verplaatst naar de brug over de Singelgracht. Hierbij wordt ook groen toegevoegd (in |
plantenbakken). De kosten zijn geraamd op € 200.000,- en worden gedekt door een bijdrage van |
het stadsdeel en uit de Agenda Groen. |
e In 2018, na de verbouwing van de Diamantbeurs en de renovatie van metrostation |
Weesperplein, kunnen aanvullende werkzaamheden worden verricht. De westzijde wordt door het |
stadsdeel in overleg met de eigenaren van de Diamantbeurs aangepakt. Het idee is de aanleg van |
een terras en extra (hoogwaardig) groen. Voor de oostzijde (ventweg Valckenierstraat) is een |
concept plan opgesteld, waarin onder andere de parkeerplaatsen aan de ventweg worden |
opgeheven om meer ruimte te geven aan de voetgangers, het vergroten van terrassen en het |
aanbrengen van extra (hoogwaardig) groen. De kosten zijn geraamd op € 700.000-. Hiervan is |
€ 350.000,- opgenomen in het bestedingsvoorstel Stedelijk Mobiliteitsfonds in de Voorjaarsnota |
2016. De andere € 350.000,- worden aangevraagd ten laste van de Agenda Groen. |
Gemeente Amsterdam Datum 1 juni 2016 |
Kenmerk [B/UIT/2016000550 |
Pagina 3 van 3 |
|
|
|
|
In het projectbesluit Herinrichting Weesperplein zijn 95o fietsplekken op maaiveld opgenomen. De
voorstellen voor vergroening en verruiming van het Weesperplein hebben invloed op de
voorgestelde locaties van de fietsplekken. Om toch te voldoen aan de fietsparkeer opgave moeten
andere plekken op het maaiveld gevonden worden. Indien de fietsenstalling wordt uitgebreid is
dat een relatief eenvoudige opgave. Omdat een deel van deze plekken minder gunstig liggen ten
opzichte van het metrostation en de tramhalte zal het stadsdeel naast de investeringen voor
vergroening van het plein ook in zetten op een juist gebruik van het plein. Het stadsdeel heeft
aangegeven in te zetten op extra capaciteit van fietscoaches en handhaving. Het budget hiervoor
wordt aangevraagd via de begrotingscyclus van het stadsdeel. |
|
et vriendelijke grogt, |
is Ee / |
Drs, P.JM-Eitj |
Wethouder Verkeer, Vervoer en Orgarfisatie |
Î
|
í
Î
|
| Motie | 5 | discard |
Overlegvergadering stadsdeelcommissie
Agenda
Datum 06-06-2023
Aanvang 19:30
Locatie Grote Commissiezaal (Willem Kraanzaal)
1. Opening, vaststellen besluitenlijst
* Vaststelling concept-besluitenlijst van 23 mei 2023.
2. Het woord aan bewoners en ondernemers
* Voor informatie over inspraak en aanmelding om in te spreken zie onderaan de agenda.
3. Afdoening ingekomen stukken
* Kijk voor de ingekomen stukken onderaan de agenda
4. Mededelingen van dagelijks bestuur
5. Ontwerpbestemmingsplan Dijksgracht Oost
Bijlage O1 (memo) en 8, 9 en 10 (raadsbrieven) zijn toegevoegd per 31 mei jl. Het memo in bijlage 11 is
toegevoegd per 1 juni jl. Dit memo vormde onderdeel van de bespreking in de stadsdeelcommissievergadering
van 21 februari jl.
6. Projectnota Marineterrein
Dit betreft de eerste termijn. De tweede termijn staat gepland op 20 juni a.s. Het advies van BIJ1 (bijlage 5) is
toegevoegd aan de agenda per 6 juni jl.
7. Verkeerssituatie Kattenburgerstraat
Dit onderwerp wordt besproken op verzoek van PvdA en Bewoners Amsterdam. Het advies is nagezonden per 1
juni jl.
8. Gebiedsgerichte Afvalplan Gentrum - tweede termijn
het advies van GroenLinks en PvdA (bijlage 4) is nagezonden per 5 juni jl. en mede-ondertekend door D66 op 6
juni jl.
9. Rondvraag en sluiting
INGEKOMEN STUKKEN
À. Termijnagenda
De termijnagenda is toegevoegd aan de agenda per 6 juni jl.
B. Lijst aangenomen adviezen stadsdeelcommissie
De geactualiseerde lijst volgt nog.
CG. Brief van Belangenvereniging Dijksgracht te Water m.b.t. ontwerpbestemmingsplan Dijksgracht Oost
Deze brief van 24 april jl. stond reeds als ingekomen stuk op de agenda van 9 mei jl. Deze brief staat op verzoek
van de indiener als ingekomen stuk op deze agenda. Voorgesteld wordt om de brief te betrekken bij de
behandeling van het bespreekonderwerp ‘ontwerpbestemmingsplan Dijksgracht Oost' (punt 6).
D. Adviesaanvraag van college over Ontwikkelperspectief Distributienet Amsterdam
E. Adviesaanvraag van college over Hoogbouwbeleid Amsterdam
F. Brief van DB met overzicht van lokale activiteiten i.h.k.v. Inclusie en Diversiteit
G. Memo van DB over tijdelijke vaste plaatsvergunningen Noordermarkt
INFORMATIE
Locatie en beeldopnamen
Deze overlegvergadering van de stadsdeelcommissie Centrum vindt plaats in de Grote Commissiezaal (Willem
Kraanzaal) in het stadhuis. De vergaderingen zijn openbaar toegankelijk. Van de vergaderingen worden
beeldopnamen gemaakt. De vergaderingen zijn daarmee live te volgen en achteraf terug te bekijken via deze
pagina.
Aanmelden om in te spreken
Inspreken is mogelijk bij het desbetreffende agendapunt, of, als het onderwerp niet op de agenda staat, aan het
begin van de vergadering. Mensen die hierover meer informatie willen, of die zich aan willen melden als inspreker
kunnen zich per e-mail richten tot de afdeling bestuursondersteuning: [email protected].
Aanmelden om in te spreken kan tot uiterlijk de maandag voor de vergadering tot 14:00 uur.
| Agenda | 3 | discard |
Wijk blj Duurstede, 24 oktober 2014
1 TT] …_ ee TTT
De gemeenteraad van EL SI
gemeente Amsterdam B 5
Postbus 202 Bl ES ve
1000 AE Amsterdam B Es ES
dhâ A 5 Bea lult
Betreft: Begroting 2015 van gemeente Amsterdam _|öfr H 2e 5 2 5 5
BE ElE Boe SIE
Geachte Raad, De EEE „IE ERLE eG
HERESS lees _ |E
Voor u als gemeerterdad is de begroting van uw geme Ara bef Gitäst belängrijk deca fik. :
Op basis van de begroting beslist u over de hoogte van de gemeentelijke belastingen en
heffingen en over het wel of niet doorgaan van belangrijke activiteiten, Met de begroting
geeft u (al dan niet) toestemming aan het gemeentebestuur tot het uitvoeren van de inde
begrotirig verihelde activiteiten en tat het uitgeven van de daarvoor in de begroting opgeno-
men gelden. Gok voor de (geïnteresseerde) ‘burgers is de begroting belanrijk. Met da be-
groting legt u samen met het gemeentebestuur rekening en verantwoording af aân de bur-
gers over de voorgehomen aanwending van de belastingmiddelen, Het is dus rg belangrijk
dat de begroting hetrouwbart Informatie bevat,
De Bégroting 2015 van gemeente Amsterdam Is misleidend en is niet betrouwbaar!
Ik doe al enige jaren onderzoek naar jaarrekeningen en begrotingen van gemeenten en pro-
vincies. Mijn conclusie Is dat.de jearrekenitgen en begrotingen van vaal gemeenten en pro-
vincies onbetrouwbaar én dus rûisleidend zijn. Wat betreït de jaarrekeningen: ondanks de
goedkeurende accounitantsverklaringen daarbij die het tegendeel beweren.
Veelal geldt dat voor de préséntatie van de-baten en de lasten en het saldo daarvan. Het
gefdt veelal ook voor de presentatie vân de firanciële positie.
Het geldt vak voor de jaarrekeningen van gemeente Amsterdarh. Het geldt ook voor de
Begroting 2015 van Amsterdam.
Ik maak. bij deze begroting de volgende opmerkingen:
1. In het begrotingsboekwerk wordt gesteld en/of gesuggereerd dat de Begroting 2015 sluit
met sen saldo van begrote opbrengsten en kosten van £ 0, Echter, hiets ís minder waar!
2. Het WERKELIJKE saldo van de begrote opbrengsten en kosten is. NADELIG € 139,1 miljoef.
Het werkelijke saldo van de baten en de lasten volgt uit een vermogensvergêlijking, d.w.z.
het werkelijke saldo van de opbrengsten en de kosten over 2015 is gelijk aan de toename. of
afname ven. het Eigen verrnogen In 2015.
Git de vermogensvergelijking (met gegevens van pagina 456-481) volgt:
Eigen vermogen per 31,12,2015: £ 7.265,44 {x miljoen }
Eigen vermogen per 31.12.2014: _ 24045
De Begroting 2015 heeft aen NADELIG SALDO van E ‘1301
3, Met de gegevens van pagina 456-481 valt aak het verwachte saldo van de opbrengsten en
de kasten over 2014 te berekenen.
Uit de vermogensvergelijking valgt: _
Eigen vermogen per 31,12,2014: £ 74045 (Xx miljoen }
Eigen vermogen per 31.12.2013: 418,6
2014: verwacht NADELIG SALDO £ 14,1
Het gemeentebestuur verwacht dus sen nadelig saldo van dpbrengsten en Kosten DVer 2014
vän £ 14,1 miljoen. Was u dat al medegedeeld? Hôe verhoudt dit bedräg zich tot de door U
goedgekeurde bearotingiswijzigingen)?
(Opvallend: Het Eigen vermogen per 31,12.2013 bedraagt volgens de jaärrekening 2013
£7252,1 miljoen en niet de op pagina 481 van het begretigsboekwerk gehoemde
€ 7,418,6 miljoen.)
‚l
nn „J-
4, Bovenstaande cijfers krijgen reliëf als men bedenkt dat de opbrengst van de Onroerende-
zaakbelasting volgens de begroting in 2015 een bedrag zal zijn van € 158 miljoen.
5, Uit de gegevens op pagina 456-482 blijkt dat het ingezette befeld zal leiden tot een verlies
in 2016 van £ 50,8 miljoen.
6. Ih de begroting koren ongetwijfeld dezelfde ‘foùten voor als die ik reeds äigraleerde in de
jaarrekeningen van de afgelopen jaren en waarvoor Ik u met mijn brieven herhaaldelijk ge-
waatschuwd heb. Het betekent dat kosten als-afschrijvingskosten, personeslskostén en ver-
schillende onderhoudskosten verkeerd in de begreting zijn opgetiornen. Het betekent dat
wat als financiële positie wordt gepresenteerd, niet de financiële positle is,
7. Dof het hele begrotingsboekwerk heen komt heel veel allemaal faliekante ONZIN voór over
een “resultaat” dat het reëultaat niet is, en bijvoorbeeld over reserves, voorzieningen, trea-
sury, weerstandsvermogen en weerstandscapaciteit, een of ander niet-retevant "EMU-saldo"
e.d. Deze nonsens zet de (niet ervaren) gemeenteraadsleden en andere gebruikers geweldig
op het verkeerde been, Dit is ook strijdig met de wettelijke voorschriften, iC. het BBV (Be-
sluit begroting en verantwaarding provineies-en gemeenten), dat in artikel 3 een begroting
afst die voor gemeenteraadsleden begrijpelijk is.
8. Valgens de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen (.c, het BBV), die er op de aerste
plaats zijn ter bescherming van de gemeenteraadsteden, moet de begroting zodanig gepre-
senteerd worden dat de lezer, en in het bijzonder IEDER gemeenteraadslid, zich-een "verant 7
woord oordeel" kan vormen over wat er financieel aan de hand is (art 3). De begroting vol
doet dus in het geheel nlet aan deze eis.
Volgeris hetzelfde BBV moet de begroting per onderscheiden prograrûrmia inzicht geven in:
a. de doelstellingen, In het bijzonder de heoogde maatschappelijke effecten:
b, de wijze waarop &rnaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken,
U moët zelf beoordelen of u dit (in voldoende mate) in de voorliggende begröting vindt,
Conciusie
Eerst moet het gömeentebestüur de Begroting 2015 opnteuw maken. Pas DAARNA, als àlles
klopt en volledig Is, kan en mag op verantwoorde wijze over de begroting besloten worden!
Graag was ik u weer van dienst. |
Met vriendelijke groet,
aar ‘ =
| Raadsadres | 2 | val |
Bezoekadres
> Gemeente b
mstel 1
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 12 januari 2021
Ons kenmerk
Behandeld door Wietze Gelmers, assistent-projectmanager Elzenhagen Zuid,
[email protected], 06-18533928
Bijlage 1. Motie 212: Projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid
Onderwerp Reactie op motie 212 inzake ‘bestemmingsplan Elzenhagen Zuid (projectgebonden
herplantfonds voorleggen aan de raad)’ van raadsleden Bloemberg-Issa (Partij voor
de Dieren), Boomsma (CDA), Kilic (DENK), Van Soest (Partij voor de Ouderen) en
Simons (Bij1) d.d. 12 februari 2020
Geachte raadsleden,
In de vergadering van de gemeenteraad van 13-02-2020 heeft uw raad bij de behandeling van
Vaststelling bestemmingsplan Elzenhagen Zuid motie 212 van raadslid Bloemberg-Issa (Partij voor
de Dieren), mede ondertekend door raadsleden Van Soest (Partij voor de Ouderen), Boomsma
(CDA), Simons (Blz) en Kilig (DENK), aangenomen waarin het college B en W gevraagd wordt om:
1. De regels voor het projectgebonden herplantfonds voor te leggen aan de raad;
2. Expliciet de bescherming van compensatiemaatregelen te borgen.
Eerder heb ik u via de termijnagenda geïnformeerd dat afhandeling van motie 212 plaats zou
vinden met de vaststelling van het projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid. Het
college van B en W heeft het projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid op 12 januari
2021 vastgesteld. Het projectgebonden herplantfonds wordt op 3 februari 2021 ter kennisname
voorgelegd aan de commissie Ruimtelijke Ordening, samen met de afhandeling van deze motie.
Amsterdam heeft zichzelf voor de opgave gesteld om te verdichten en tegelijk het omliggende
landschap open te houden. Dat leidt onder meer tot het uitgangspunt het groen rondom de stad
te beschermen en binnenstedelijk de stad optimaal te benutten. Voor het Centrumgebied
Amsterdam Noord (waar Elzenhagen Zuid onderdeel van vitmaakt) wordt ingezet op vitrol van
het centrumgebied waarbij de opgave is om de ruimte intensiever te gebruiken voor onder meer
woningbouw.
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 12 januari 2021
Kenmerk
Pagina 2 van 4
Elzenhagen Zuid is een van versnellingslocaties vit Koers 2025. Het gebied was tot voor kort een
sportgebied, dunbevolkt en zeer groen. De aankomende jaren verandert Elzenhagen Zuid naar
een dichter bevolkte woonwijk. In de nieuwe woonwijk is nog steeds veel ruimte voor groen, onder
andere een park. Maar het is logischerwijs niet mogelijk om evenveel terug te planten als in de
voormalige situatie.
Met het herplantfonds voor Elzenhagen Zuid wordt de monetaire waarde van de bestaande
bomen ingezet in het plangebied om te investeren in het nieuwe groen. De nieuwe openbare
ruimte is kwalitatief hoogwaardig en draagt bij om de wijk klimaatbestendig te maken, zorgt voor
voldoende waterberging, draagt bij aan de biodiversiteit en biedt ruimte voor recreatie en sport
voor nieuwe en bestaande bewoners.
Bescherming compensatiemaatregelen
= __ De vitwerking van het projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid is in lijn met
de eisen en richtlijnen als opgenomen in de Bomenverordening (2014) en de vitwerking
“Compensatie en herplant van bomen: eenduidig — operationeel — flexibel” (2014) van de
gemeente Amsterdam.
= __Methet opstellen van dit projectgebonden herplantfonds is inzichtelijk gemaakt dat de
volledige compensatie van de monetaire naar verwachting binnen het plangebied kan
plaatsvinden. Dit betekent dat de volledige € 1.700.000,- de dekking vormt voor de
aanplant van de nieuwe bomen incl. groeiplaats en de aanplant van heesters/ander groen.
= _Ergeldt in Elzenhagen Zuid, conform bovenstaand genoemd gemeentelijk beleid, geen
expliciete bescherming voor compensatiemaatregelen anders dan voor
kapvergunningsplichtige bomen (bijvoorbeeld heesters of grassen).
= De verdwenen bomen in Elzenhagen Zuid worden met het projectgebonden
herplantfonds op basis van de monetaire waarde gecompenseerd in het gebied. Dit
gebeurt voor het overgrote deel met de aanplant van ca. 950 — 1.000 nieuwe bomen, waar
mogelijk in een grotere aanplantmaat. Deze zijn beschermd conform de
Bomenverordening. Circa 95% van de totale compensatie in Elzenhagen Zuid bestaat uit
kapvergunningsplichtige bomen. Aankomend voorjaar worden er in de eerste fase van het
Krijtmolenpark 135 nieuwe bomen aangeplant. Hiervan kennen 80 bomen een plantmaat
van 30-35 of groter (de standaard boom kent een maar van 18-20).
= Het restant van de monetaire waarde wordt gerealiseerd in de vorm van overige, niet-
beschermde groencompensatie, waarbij kan worden gedacht aan o.a. ca. 250 heesters.
Dit is een erg beperkt deel van de totale groencompensatie in Elzenhagen Zuid. Deze
maatregelen zijn niet beschermd. Op basis van de huidige prognoses bedraagt de
compensatie in heesters nog geen 5% van de volledige waarde van de compenserende
maatregelen. Deze dragen echter ook sterk bij aan de diversiteit, kwaliteit en beleving van
het groen (o.a. het Krijtmolenpark) in Elzenhagen Zuid.
=De bomenbalans is een levend document, jaarlijks wordt een actuele stand van zaken
opgesteld. De geraamde compensatie kan dan ook wijzigen. Mocht dit er onverhoopt en
onverwacht toe leiden dat niet de volledige compensatie binnen het plangebied kan
plaatsvinden zal het restant in het stedelijk herplantfonds worden gestort.
Gemeente Amsterdam Datum 12 januari 2021
Kenmerk
Pagina 3 van 4
De nieuwe situatie in Elzenhagen Zuid
Onderdeel van het projectgebonden herplantfonds is de tekstuele toelichting. Hierin is toegelicht
welke ambities er zijn voor de nieuwe openbare ruimte in Elzenhagen Zuid. Graag benoem ik hier
een aantal van deze ambities.
Hoewel het plan voorziet in de verdichting van het gebied met woningbouw en voorzieningen
staat hiertegenover dat een aanzienlijk deel van het gebied wordt ingericht als Krijtmolenpark wat
bestaat uit groen en water. Het nieuwe park is een belangrijk onderdeel van het groen langs het
Noordhollandsch Kanaal. Bewoners van Elzenhagen Zuid, maar ook bewoners van de bestaande
omgeving kunnen hier terecht om te sporten, te spelen, te recreëren en te genieten van het groen.
De Zuidbuurt wordt autoluw en bevat, naast verschillende bomen, struiken en grassen een groot
speelterrein voor kinderen in het groen. Ook in de dichte Noordbuurt is ruimte voor nieuwe bomen
langs de straten en wordt een deel ingericht als autovrije speelstraten, grenzend aan het water.
Als gevolg van de ophoging van het gebied verdwijnen nagenoeg alle bomen in het plangebied.
Maar de ophoging is tegelijkertijd een belangrijke maatregelen om het gebied klimaatadaptief en
toekomstbestendig in te richten. Er is voldoende waterberging benodigd om de toename aan
verharding (incl. ondergrondse parkeergarages) in dit gebied te compenseren en de piekbuien op
te vangen. Door de ophoging en de aanleg van extra oppervlaktewater wordt het gebied rainproof
en wordt er voldaan aan de Amsterdamse grondwaternorm. De diversiteit aan beplanting zorgt
voor een groenstructuur die aantrekkelijk is voor fauna om te nestelen en te overwinteren.
Aan de westkant van het plangebied een strook ligt die onderdeel is van de Hoofdgroenstructuur.
Deze strook is daarmee beschermd. De Technische Advies Commissie Hoofdgroenstructuur (TAC)
constateert in haar advies van 28 maart 2018 op het voorontwerp bestemmingsplan o.a. dat: “De
corridor langs het Noordhollandsch Kanaal maakt slechts een klein deel vit van het plangebied.
Het belang van deze strook is groot, gelet op de zone langs het kanaal als geheel, evenals de
kwetsbaarheid van dit type groen. Een verbijzondering ten opzichte van de rest van het groen, dat
meer een stadsparkkarakter heeft achten wij daarom een voorwaarde om voldoende bescherming
te bieden richting toekomst. Ondanks de verdichtingsopgave voor dit plangebied constateert de
TAC dat er serieuze aandacht is besteed aan de groenopgave. De reeds bestaande groenstructuur
langs het Noordhollandsch Kanaal, die de centrale groenblauwe verbindingsas tussen het IJ en
Waterland vormt is kwalitatief versterkt en bovendien buiten de begrenzing van de
Hoofdgroenstructuur verbreed. De recreatieve gebruiksmogelijkheden van dit gedeelte van de
Hoofdgroenstructuur nemen toe doordat de autoroute langs de dijk is geschrapt. Ook in de rest
van het plangebied is serieuze aandacht gegeven aan groenontwerp en collectief groen tussen de
kleinschalige bouwblokken”. Hoewel de TAC hier geen zeggenschap in heeft, acht ze dit park na
realisatie Hoofdgroenstructuurwaardig.
Gemeente Amsterdam Datum 12 januari 2021
Kenmerk
Pagina 4 van 4
Concluderend: Het projectgebonden herplantfonds voor Elzenhagen Zuid wordt voorgelegd aan
de commissie Ruimtelijke Ordening. Er wordt in Elzenhagen Zuid gehandeld in lijn met de
Bomenverordering (2014) van de gemeente Amsterdam, waardoor er geen expliciete bescherming
voor groene compensatiemaatregelen anders dan bomen wordt geborgd in het projectgebonden
herplantfonds. Elzenhagen Zuid wordt in de nieuwe situatie groene stedelijke woonwijk.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Hoogachtend,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
SZ
( Ei OO) Ln U Eat
7 OO
Marieke van Doorninck
Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid
| Motie | 4 | discard |
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
Programmaplan
“Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam”
en het “Amsterdams Sportakkoord”
Sociaal veilig - Inclusief - Pedagogisch
Inleiding
Het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam is één van de uitvoerings-
programma's van de Agenda Sporten en Bewegen, 2019-2022, Het programma heeft als doel de
sport in Amsterdam de komende drie jaar substantieel sociaal veiliger, inclusiever en
pedagogisch sterker te maken. Daarmee wordt een belangrijke doelstelling van de nieuwe
agenda gerealiseerd. In deze notitie worden de aanleiding, de doelen en de opzet van
programma geschetst.
Voor de uitvoering van het programma wordt in september, in lijn met het Nationaal
Sportakkoord, met een aantal partijen het “Amsterdams Sportakkoord” opgesteld. Met deze
partijen wordt een partnership aangegaan. Met elk van de partners wordt afgesproken welke
doelen gezamenlijk gerealiseerd worden en wat elke partij daar concreet aan bijdraagt.
De uitvoering van het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam,
respectievelijk het Amsterdams Sportakkoord, wordt gefinancierd vanuit de middelen van het
Nationaal Sportakkoord van het Ministerie van VWS, vanuit de begroting van Sport & Bos en
vanuit de uitvoerende inzet van de partners.
Urgentie
In de Agenda Sporten en Bewegen 2019-2022 ligt, meer dan voorheen, de nadruk op het
vergroten van de maatschappelijk waarde van sport. Twee ambities lopen als een rode draad
door de gehele agenda: Ten eerste moet ‘de sport in Amsterdam’ zich ontwikkelen tot een
volwaardig onderdeel van de sociale basis. En ten tweede heeft de sport de opdracht via
structurele sportdeelname, juist die groepen te activeren die om uiteenlopende redenen niet of
onvoldoende maatschappelijk meedoen.
De sport kán deze maatschappelijke waarde vervullen, maar zover is ‘de sport in Amsterdam’
nog niet.
Amsterdam kent veel vitale en toekomstbestendige sportaanbieders. Maar ook moet
geconstateerd worden dat veel sportclubs een naar binnen gerichte cultuur hebben waar niet
iedereen zich welkom voelt en waar sommige groepen Amsterdammers zich zelfs buitengesloten
voelen. Soms ervaren zij expliciete uitsluiting in de vorm van pestgedrag. Maar minstens even
vaak doen de meer subtiele mechanismen van sociale uitsluiting hun werking. Vaak onbewust en
onbedoeld, maar daarom niet minder hard in hun uitwerking.
In het ambtswoninggesprek van 21 februari 2019 met de Lhbtig+--gemeenschap bleek dit eens
te meer. Velen van hen voelen zich niet thuis op een sportclub en haken af. Dit geldt niet alleen
voor leden van de Lhbtiq+-gemeenschap, maar kan ook gelden voor Amsterdammers met een
lage sociaal-economische status, voor moslimmeiden, voor jongeren voor wie sporten geen
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 1
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
vanzelfsprekendheid is en voor Amsterdammers met een lichamelijke of verstandelijke
beperking.
Naast uitsluiting, zijn andere vormen van disrespect en ongewenst gedrag door sporters, ouders,
trainers of begeleiders nog steeds geen uitzondering. Het verziekt de sfeer bij sportactiviteiten
en soms uit zich dit zelfs in ernstig grensoverschrijdend gedrag zoals seksuele intimidatie en
discriminatie.
Kortom: om de ambities in de nieuwe Sportagenda te kunnen realiseren moet ‘de sport in
Amsterdam’ de komende jaren flinke stappen voorwaarts zetten; de sport moet in de kern
sociaal veiliger, inclusiever en pedagogisch sterker worden.
Wat is een positieve sportcultuur?
Er is sprake van een positieve sportcultuur als iedereen, ook de kwetsbare Amsterdammer,
onbezorgd en met plezier kan sporten in een omgeving die niet alleen bijdraagt aan het fysieke
welbevinden maar ook aan ieders persoonlijke en sociale welbevinden: ík hoor erbij, ik mag zijn
wie ik ben en ik respecteer ieders kwaliteiten. Dat vraagt dat sportactiviteiten geleid worden door
pedagogisch-didactisch bekwame trainers; en dat sportclubs waar Amsterdam mee samenwerkt
gekenmerkt worden door sociaal sociale veiligheid, sociale toegankelijkheid en een waarderende
cultuur; geleid door verbindende bestuurders.
Relatie met het Nationaal Sportakkoord
Het Nationaal Sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ is het afgelopen jaar afgesloten tussen
het Ministerie van VWS, NOC*NSF (namens de gezamenlijke sportbonden) en de VSG (namens
de Nederlandse gemeenten). Het Nationaal Sportakkoord kent zes deelakkoorden: Inclusief
sporten en bewegen, Duurzame sportinfrastructuur, Vitale sportaanbieders, Van jongs af aan
vaardig in bewegen, Positieve sportcultuur en Topsport. De komende drie jaar zijn vanuit het
Nationaal Sportakkoord middelen beschikbaar voor gemeentes, sportbonden en sportaanbieders
om, zoveel mogelijk in gezamenlijkheid, de doelen uit het Sportakkoord te realiseren.
De doelstellingen van de nieuwe Agenda Sporten en Bewegen van de gemeente komen in zeer
hoge mate overeen met de doelstellingen van het Nationaal Sportakkoord. Dit geldt in het
bijzonder voor de doelstellingen van het programma Werken aan een positieve Sportcultuur in
Amsterdam; geconcretiseerd in de drieslag ‘sociaal veilig’, ‘inclusief’ en ‘pedagogisch sterk’.
Deze doelstellingen komen bijna onverkort terug in de deelprogramma's van het Nationaal
Sportakkoord: Inclusief sporten en bewegen, Vitale Sportaanbieders en Positieve Sportcultuur.
Amsterdams Sportakkoord
In het Landelijk Sportakkoord wordt het opstellen van Lokale Sportakkoorden bepleit, waarin het
commitment en de concrete samenwerking tussen verschillende partijen bij het realiseren van
de doelstellingen wordt geëxpliciteerd. Als onderdeel van het programma Werken aan een
Positieve Sportcultuur in Amsterdam wordt in september dan ook een “Amsterdams
Sportakkoord” opgesteld, waarbij gemeente en 14 partners een commitment uitspreken samen
op te trekken bij het realiseren van de doelstellingen van het programma.
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 2
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
Stap 1: Partnerorganisaties
De partnerships zijn er niet voor de bühne. In het direct verlengde van het afsluiten van het
Amsterdams Sportakkoord worden met elke partner uitvoeringsplannen opgesteld. Daarin wordt
opgenomen aan welke concrete doelen gezamenlijk gewerkt gaat worden en wat elke partij
daarbij inbrengt. We streven dus naar partnerships die in woord en daad kunnen bijdragen; denk
daarbij aan:
o Sportbonden die voor de Amsterdamse ambities relevant zijn en die vanuit eenzelfde visie
op verenigingsondersteuning en gewenste sportcultuur werken (KNVB, KNGU, KNHB, KNZB
en de NBB).
Oo Organisatie en allianties die met Amsterdam willen optrekken om overlappende
doelstellingen te realiseren (John Blankenstein Foundation, Pride & Sports, de Johan Cruyff
Foundation, de Richard Krajicek Foundation, Stichting Life Goals Amsterdam};
o Opleiders van de nieuwe generatie trainers en sportleiders (ROC van Amsterdam - Sport &
Bewegen, de Academie voor Sportkader van NOC*NSF)
o Het Centrum voor Veilige Sport Nederland van NOC*NSF en de Nederlandse Vechtsport-
autoriteit die sportaanbieders helpen te voldoen aan de basiseisen sociale veiligheid.
Stap 2: Alle Amsterdamse sportaanbieders
In de loop van de programmaperiode wordt een oproep gedaan aan alle Amsterdamse
sportaanbieders de doelen van het Amsterdams Sportakkoord expliciet te onderschrijven. De
concrete invulling hiervan staat nog open.
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 3
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
Het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam
Doelstelling
De doelstelling van het programma Werken aan een Positieve Sportcultuur in Amsterdam is luid
en duidelijk verwoord in de Agenda Sporten en Bewegen 2019-2022:
“Creëren van een sociaal veilig sportklimaat en een positieve en inclusieve sportcultuur
voor iedere Amsterdammer die aan sport doet, waarbij de sporters begeleid worden door
pedagogisch-didactisch bekwame trainers en sportleiders”.
Het programma wordt opgedeeld in vier samenhangende sporen. In elke spoor zijn in ieder geval
de volgende stappen te herkennen:
a) Het formuleren van een consistente set beleidskaders en benaderingswijzen voor het
realiseren van een sociaal veilige, inclusieve sportcultuur met pedagogische bekwame
trainers.
b) Het ontwikkelen en aanbieden van interventies (ondersteuningstrajecten voor
sportaanbieders, opleidingen voor trainers en sportleiders, opleidingen voor
verenigingsondersteuners, hulpmiddelen voor specifiek vraagstukken).
c) Uitvoering geven aan … Samen met partners en de 22 gebieden de komende jaren optimaal
benutten om de gewenste sportcultuur bij zoveel mogelijk sportaanbieders te realiseren.
d) Borgen van de benaderingswijze en het bijbehorend instrumentarium in het sportbeleid
zodat ook na 2022 blijvend gewerkt wordt aan de kwaliteit van de sportcultuur in
Amsterdam.
Vier sporen
1. Op orde brengen basiseisen sociale veiligheid
Op orde brengen van de basiseisen sociale veiligheid bij sportverenigingen, sportscholen
andere sportaanbieders, alsook bij de uitvoering van sportstimuleringsactiviteiten. Het
formuleren van sancties bij het niet-naleven van de basiseisen. Het vergroten van de
alertheid op signalen van grensoverschrijdend gedrag en de bereidheid op de eerste signalen
te acteren.
2. Versterken pedagogische competenties trainers en sportleiders
Versterken van de pedagogisch-didactische competenties van trainers en sportleiders zowel
bij sportverenigingen, sportscholen en andere sportaanbieders alsook van de trainers en van
de sportleiders die actief zijn in de sportstimuleringsactiviteiten van de gemeente.
3. Kwaliteitsimpuls clubondersteuning
Een kwaliteitsimpuls aan de gemeentelijke clubondersteuning. De ondersteuning wordt voor
een groot deel gericht op het creëren van een waarderende en verbindende verenigings-
cultuur waar sprake is van sociale toegankelijkheid en een naar buiten gerichte blik. De
kwaliteit van de verenigingsbestuurders is daarbij een belangrijk aangrijpingspunt.
4, Terugdringen van uitsluiting
Komen tot een Amsterdamse benadering voor het vergroten van de sociale toegankelijk bij
sportaanbieders; maar in het bijzonder het terugdringen van vormen van uitsluiting; inclusief
de daarbij behorende interventies. Samen optrekken met onze partners is hierbij essentieel.
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 4
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
Communicatie
Het komt de kracht van de ambitie, de koersvastheid en het draagvlak ten goede als het
programma en het Amsterdams Sportakkoord gepositioneerd worden als een meerjarige
beweging. Een beweging die zich met volharding richt om de kwaliteit van de sport in
Amsterdam onderscheidend te laten zijn: sociaal veilig, inclusief en pedagogisch. Gedurende de
gehele periode wordt geïnvesteerd in publiciteit, communicatie, het zichtbaar maken van de
beweging en het vergroten van de olievlek.
Monitoring
De uitvoering van het programma wordt (op onderdelen) gemonitord door het onderzoeks-
bureau Het Mulier Instituut. Deze monitoring is onderdeel van de wijze waarop de uitvoering van
de lokale sportakkoorden wordt gemonitord. De aanpak die het Mulier Instituut hiervoor gaat
gebruiken is op dit moment nog niet bekend, maar Amsterdam confirmeert zich aan de
afspraken die daarover in het kader van het Landelijk Slotakkoord worden gemaakt.
Gemeentelijke Stuurgroep Positieve Sportcultuur
Binnen de gemeente wordt een stuurgroep gevormd. In de stuurgroep hebben in ieder geval de
plv. Directeur Sport, de Manager Sportstimulering en de portefeuillehouder
Sportstimuleringsbeleid zitting. De stuurgroep komt driemaal per jaar bijeen en legt
verantwoording af aan de Wethouder.
Op de volgende pagina's worden de doelen en benaderingswijzen voor elk van de
vier sporen omschreven…
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 5
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
Benaderingswijze per spoor
Spoor 1. Basiseisen sociale veiligheid op orde
Doelen:
1. Zorgen dat alle Amsterdamse sportaanbieders waar de gemeente een samenwerkingsrelatie
mee heeft voldoen aan de basiseisen sociale veiligheid.
2. Zorgen dat er voldoende bewustzijn is over de noodzaak aan de basiseisen te voldoen en
alert te zijn op signalen van grensoverschrijdend gedrag.
3. Expliciet maken van de uiterste consequentie: als een sportaanbieder waar de gemeente een
relatie mee heeft, niet aan de basiseisen voldoet en daar op redelijke termijn ook niet aan
kan voldoen, wordt de samenwerking vanuit de gemeente beëindigd.
4, Zorgen dat sportaanbieders zich ondersteund voelen bij het inregelen van de basiseisen
5. Inrichten van een systeem van monitoring over de mate waarin sportaanbieders voldoen aan
de gestelde basiseisen.
Benaderingswijze:
- We positioneren de ambities rondom de sociale veiligheid als de noodzakelijke, verplichte
basis als je met de gemeente wilt samenwerken. In de communicatie onderscheiden we deze
basiseisen van de positieve thema's als sociale toegankelijkheid, sportplezier, pedagogische
waarde van sport, waarderende clubcultuur, de blik naar buiten.
- Zoveel als mogelijk aansluiten bij de landelijke eisen van NOC*NSF die naar aanleiding van de
van de aanbevelingen van Commissie de Vries recent opnieuw zijn vastgesteld.
- Zoveel als mogelijk gebruikmaken van de protocollen, hulpmiddelen, ondersteuningsaanbod
en communicatiekanalen die NOC*NSF op dit moment uitwerkt voor de sporttbrede
implementatie. Waar mogelijk samen optrekken met de G4-gemeentes.
Stappen:
e _Actualiseren van de basiseisen die Amsterdam stelt aan sportaanbieders waarmee zij op
enige wijze een samenwerkingsverband. Denk daarbij aan heldere afspraken en regels over
Verklaringen omtrent het Gedrag, Vertrouwenscontactpersonen, Ondertekende
Gedragsregels, Meldingsprotocol, Vermeldingen op de website, waaronder de verwijzing naar
het Meldpunt Discriminatie).
e De eisen opnemen in de contractafspraken met samenwerkingspartners.
e Opnemen prestatie-indicatoren in de resultaatafspraken met de programmamanagers.
e Verzorgen van heldere communicatie daarover naar alle betrokken partijen.
© Inrichten van efficiënte procedures die het voor de verschillende partijen goed mogelijk
maken aan de basiseisen te voldoen.
® Inrichten van een backoffice voor a) de registratie, b) de monitoring, c) de
informatievoorziening aan betrokken partijen, d} enige vorm van ondersteuning aan
sportaanbieders, e) inkopen / organiseren van een verplichte training sociale veiligheid.
e Uitvoeren van een campagne over het belang van aandacht voor en alertheid op sociale
veiligheid. Zowel naar de betrokken partijen alsook naar medewerkers binnen van de
gemeente.
Project
- Periode oktober 2019 - eind 2021
-__ Projectleider Basiseisen Sociale Veiligheid
-__Projectmedewerker op het thema bewustwording
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 6
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
Spoor 2: Versterken pedagogisch-didactische competenties
Doelen:
1. Zorgen dat de pedagogisch-didactische competenties van de trainer en sportleiders van
Amsterdamse sportaanbieders en in stimuleringsprogramma'’s van een duidelijk
bovengemiddeld niveau zijn. Trainer en sportleiders zijn er op gericht bij hun sporters bij te
dragen aan een positief zelfbeeld, een stevig gevoel van eigenwaarde en respect voor
verschillen waarin ieders kwaliteiten worden gewaardeerd.
2. Zorgen dat deze ambities beleidsmatig met betrekking tot de pedagogische competenties van
trainers en sportleiders geworteld zijn in het gemeentelijk sportbeleid. Dit vanuit het besef
dat pedagogisch bekwame trainers en sportleiders voorwaardelijk zijn om sport
daadwerkelijk te laten renderen in de sociale basis.
Benaderingswijze
- Het verplicht stellen van competentie-eisen aan het grote leger trainers die actief zijn bij
sportclubs is geen onderdeel van dit programma. De kern zit in ontwikkelen van de gewenste
rolopvatting als trainer en het aanboren van de intrinsieke motivatie zich te ontwikkelen.
- Het opleidingsaanbod zetten wij bij voorkeur in via de verantwoordelijke binnen de
sportclubs (de verantwoordelijken voor het technisch beleid, voor de jeugd of voor het
vrijwilligersbeleid). Daarnaast staat het gehele opleidingsaanbod Oolledig open voor alle
trainers, coaches, teambegeleiders, jeugdleiders etc. die in Amsterdam actief zijn. Hen
verleiden zich te bekwamen is één van de uitdagingen van het programma.
- We blijven actief partijen betrekken die kunnen bijdragen aan het scholen van de nieuwe
generatie van trainers en sportleiders.
-_ Vechtsport: In het bereiken van specifieke doelgroepen heeft de Vechtsport een bijzondere
plaats. Het versterken van de pedagogische competenties van vechtsportleraren maakt óók
deel uit van het programma Vechtsport Amsterdam 2020-2025. Waar mogelijk trekt het
programma Positieve Sportcultuur samen op bij het Vechtsport-programma.
Stappen:
e Opstellen van het gewenste competentieprofiel voor trainers en sportleiders.
e Eisen stellen aan de pedagogische competenties stellen van trainers die wij via
sportaanbieders inzetten in sportstimuleringsprogramma's.
e Samenstellen van een rijkgeschakeerd opleidingsaanbod waarmee trainers en sportleiders
verleid worden zich te bekwamen (workshops, online trainingen, filmpjes, podcasts,
downloads et cetera).
e Ontwikkelen van een digitaal platform van waaruit het opleidingsaanbod wordt aangeboden.
gericht op zowel sportaanbieders als op individuele trainers en coaches.
e Sportaanbieders-bijeenkomsten over pedagogische kwaliteit; wellicht Balie-bijeenkomst in
samenwerking met de Sportraad; webinars met bijvoorbeeld pedagogen van naam als Steven
Pont en Marcel van Herpen; animatiefilmpjes, instructiewaaier.
e Opzetten van een backoffice voor de organisatie, registratie van de scholingen.
Project
- Projectleider Digitaal Platform
-_Projectmedewerker, 3 dagen per week, projectmedewerker voor vechtsport, 1 dag per week
- Mogelijke partners: Teamsportservice Amsterdam, de Sportpedagoog, Randstad, bij voorkeur
Amsterdamse partijen.
- Periode: tot eind 2022; daarna doorgaand vanuit reguliere begroting
Spoor 3: Versterken sportclubs en andere sportaanbieders
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 7
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
Doelen
1. Zorgen dat er zoveel mogelijk vitale en toekomstbestendige sportaanbieders met een
positieve en inclusieve sportcultuur in de stad zijn waar sporters begeleid worden door
bekwaam kader.
2. Opbouwen van een relatie met die sportverenigingen die een bijdrage kunnen leveren aan
het realiseren van de doelstellingen van het gemeentelijke sportbeleid en de gebiedsplannen.
3. Zorgen dat de verenigingsondersteuning die Amsterdam biedt van hoog niveau is en altijd
gericht is op structurele verbetering van de verenigingscultuur, de kwaliteit van het bestuur
en de trainers en coaches.
Benaderingswijze
-__Amsterdam heeft een stevig en op feiten gebaseerd vertrouwen in de meerwaarde van
sámen sporten bij een sportclub. Samen sporten draagt bij aan blijvend sporten en aan
onderlinge ontmoeting. Deze onderlinge ontmoeting draagt bij aan sociale cohesie en
inclusie.
- De kwaliteit van de sportclubs is in hoge mate bepalend voor de mate waarin
Amsterdammers structureel blijven sporten. Dat geldt in het bijzonder voor de kwetsbare en
lastig te bereiken groepen. Dit onderstreept het belang van verenigd sporten en de
overtuiging dat de inzet op het versterken van sportclubs essentieel is.
- De grote programma's van de laatste jaren hebben geleerd toekomstbestendige en vitale
sportclubs gekenmerkt worden door ‘verbindende’ en ‘waarderende’ bestuurders met zorg
voor de kwaliteit van het verenigingskader, aandacht voor sociale toegankelijkheid en een
naar buiten gerichte blik.
- Om de schaarse ondersteuningscapaciteit gericht in te kunnen zetten is het belangrijk dat de
gemeente haar sportclubs en andere sportaanbieders goed kent en een relatie met hen
onderhoudt.
- Er wordt een aanbod van ‘ondersteuningsarrangementen’ samengesteld. In elk arrangement
is het versterken van de bestuurlijke kwaliteit een belangrijke doelstelling; daarnaast heeft
elke arrangement ook een inhoudelijk doel. Dit kan zijn: versterken kwaliteit van het
technisch kader, vergroten ledenbetrokkenheid, vergroten sociale toegankelijkheid /
terugdringen van uitsluiting, bereiken nieuwe doelgroepen, het aanbieden nieuw
sportaanbod en het vergroten van de externe gerichtheid.
Stappen:
e Inzetten van de clubscan; deze geeft een beeld van de vitaliteit van de club en vormt de basis
voor het opbouwen van een relatie met de sportaanbieders.
® Investeren in de competenties van de accounthouders die vanuit de gemeente de relaties
met de sportaanbieders onderhouden.
e Expliciet maken van de processtappen ‘van gebiedsplan en scan-uitkomsten, vertaling naar
een concreet voorstel voor ondersteuning, commitment van de vereniging, het verstrekken
van de opdracht voor de uitvoering van de ondersteuning, evaluatie en verbeteren.
® Invoeren van de arrangementbenadering (zie hierboven) waarin sportaanbieders gedurende
langere tijd ondersteund worden.
e Aandacht voor de competentieontwikkeling van de verenigingsondersteuners.
e Aangaan van partnerships met partijen die bijdragen aan de uitvoering van arrangementen.
Project:
Onderdeel van het programma Sportaanbieders.
Spoor 4: Diversiteit en terugdringen uitsluiting
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 8
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
Vooraf
‘Diversiteit’ heeft twee kanten: de bloemrijke kant als wenkend perspectief en de kant van
uitsluiting als dagelijkse realiteit. Het is belangrijk deze te onderscheiden. Op de bloemrijke kant
willen velen zich verenigen: meer kleur in en voor de groep, meer vrouwen in leidinggevende of
bestuurlijke posities, meer verschillende achtergronden, respecteren van ieders eigenheid, het
benutten van ieders kwaliteiten.
De uitsluitingskant is het spiegelbeeld daarvan. Hier doen de mechanismen van uitsluiting,
discriminatie en pesten hun werking; soms openlijk en ongegeneerd. Vaak nauwelijks merkbaar
voor degenen die het niet betreft, maar keihard voor degenen die het wel betreft. Vaak ook
onbewust en onbedoeld; foute grapjes die de ander bevestigd in het gevoel niet welkom te zijn.
Het diversiteitsbeleid in de sport moet enerzijds gedreven worden door de ambitie de bloemrijke
kant waarin ieders kwaliteiten worden gewaardeerd te realiseren (op termijn is dat immers de
beste waarborg voor het ‘gewoon meedoen van iedereen’). Maar anderzijds kan daar niet
opgewacht worden en moet al eerder antwoord gegeven worden op vormen van discriminatie,
pesten en uitsluiting (bewust en onbewust, bedoeld en onbedoeld). Dat leidt er immers toe dat
velen niet gaan sporten of snel weer afhaken. Zij worden bevestigd in het gevoel er niet bij te
horen.
Doelen:
1. Terugdringen van alle vormen racisme, discriminatie en andere vormen van uitsluiting
binnen de Amsterdamse amateursport.
2. Samen met de KNVB komen tot een benaderingswijze en uitvoeringsplan om de komende
jaren werk te maken van het terugdringen van alle vormen van racisme en discriminatie
binnen de het amateurvoetbal. Dit plan is gereed in het najaar van 2020.
3. Waar mogelijk wordt bovenbedoeld plan vertaald naar andere sporten; daarbij wordt zoveel
als mogelijk opgetrokken met de betreffende bonden.
4, Onderzoek naar de werkende principes van campagnes en interventies die gericht zijn op
terugdringen van uitsluiting. Daarbij nadrukkelijk lerend van eerder uitgevoerde campagnes
en ingezette interventies: wat werkte wel, wat werkte niet? Inzet van nieuwe inzichten en
deskundigen op het gebied van gedragsbeïnvloeding.
5. Samen met partners komen tot een set van interventies die ingezet kunnen worden bij
manifeste en bijna-manifeste problemen rondom uitsluiting bij een sportaanbieder.
6. Samen met de afdeling Diversiteit (en/of het campagnebureau) een doorvertaling maken van
de campagne “Kom op Amsterdam; wees een Amsterdammer”.
7. Ban-the-Word: Uitschrijven van een prijsvraag onder 12- tot 14-jarigen om het woord ‘homo’
als scheldwoord uit te bannen uit de Amsterdamse amateursport.
Benaderingswijze
- Het streven is erop gericht dat het sporten plaatsvindt in een inclusieve omgeving: een
omgeving waar alle kleuren, smaken en eigenaardigheden samen komen en samen sporten.
- Doelgroep gesegmenteerde sportaanbieders hebben niet de voorkeur, maar zijn soms een
acceptabel alternatief om sport en bewegen voor iedereen te realiseren.
- Diversiteit, zeker de uitsluitingskant, is geen thema waarmee je sportclubs ongevraagd,
zonder aanleiding succesvol mee kunt benaderen. Samen met de KNVB wordt gezocht naar
vormen om de voetbalverenigingen zelf een statement te laten maken en daadwerkelijk actie
te ondernemen.
-_Lhbtig+ is voor Amsterdam een specifiek beleidsissue dat extra aandacht en zorgvuldigheid
vraagt. Dat wordt onderkend. Tegelijkertijd verschilt de lange termijn benadering principieel
niet van andere issues binnen diversiteit,
- De gemeente moet maatwerk-expertise kunnen bieden als zich bij een sportaanbieder
problemen, of lastige vraagstukken rondom uitsluiting manifesteren. Deze expertise en
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 9
Augustus 2020 uitvoeringsplan n.a.v. Agenda Sporten en Bewegen
bijbehorende instrumentarium is deels te betrekken bij Amsterdamse partijen, landelijke
Allianties en NOC*NSF.
Werken aan een positieve sportcultuur in Amsterdam, 2019-2022 pagina 10
| Onderzoeksrapport | 10 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1117
Publicatiedatum 4 oktober 2017
Ingekomen onder AN
Ingekomen op woensdag 27 september 2017
Behandeld op woensdag 27 september 2017
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het lid Boomsma inzake de Investeringsnota Sluisbuurt
(grotere woningen in het middensegment).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Investeringsnota Sluisbuurt (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1047).
Overwegende dat:
— Woningen in het middensegment met ruimte voor gezinnen schaars zijn in
Amsterdam;
— De Sluisbuurt bij uitstek kans biedt om gezinnen ruimte te bieden;
— Het de toekomstige wijk ten goede zou komen als mensen die zich er gaan
vestigen er langere tijd kunnen blijven.
Besluit:
In de raadsvoordracht Vaststellen van de Investeringsnota Sluisbuurt bij de tekst:
“4b. Het middensegment ongeveer gelijke delen huur- en koopwoningen zal betreffen
en dat voor de helft van de middeldure huurwoningen uitgegaan wordt van woningen
van circa 70 m2 gbo met een gereduceerde grondprijs”,
De volgende tekst toe te voegen:
“4b. (…)} Voor 10 procent van de middeldure huurwoningen wordt uitgegaan
van woningen van minimaal 85 m2 gbo met een gereduceerde grondprijs.”
Het lid van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
1
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 1282
Datum indiening 11 juni 2018
Datum akkoord 19 november 2018
Publicatiedatum 20 november 2018
Onderwerp
Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het lid Boutkan inzake gevel-ATMs bij
toeristenwinkels.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op 24 januari 2017 heeft de fractie van de PvdA schriftelijke vragen ingediend over
het groeiend aantal ATMs in Amsterdam. Op 23 oktober 2017 heeft het college van
b&w deze vragen beantwoord (zie nr. 1308 van 2017). Hieruit bleek onder meer dat
het toezicht op ATMs niet valt onder de Wet Financieel Toezicht en dat er geen
vergunning nodig is.
Het college kon niet uitsluiten dat witwaspraktijken plaatsvinden bij de zogeheten
‘merchant fill’ ATMs, het type ATM die door ondernemers zelf worden gevuld. Daarom
is toegezegd dat het college nadere afspraken zou maken met FIOD/ Anti Money
Laundering Centre over het uitvoeren van een onderzoek naar witwaspraktijken.
Ons bereiken verder signalen van ondernemers dat bij de bestaande ATMs in de
binnenstad geen geldtransportwagens worden waargenomen. Dat kan er mogelijk op
duiden dat ATMs in postcodegebied 1012 toch van het type ‘merchant fill’ zijn. Dit in
tegenstelling tot de informatie die vorig jaar bekend was.
Afgelopen maanden zijn er weer nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de groei van
het aantal ATMSs in de binnenstad. Zo heeft aanbieder Euronet 360 Finance Limited
(onderdeel van de Euronet Group) zelf een omgevingsvergunning ingediend voor het
plaatsen van een gevel ATM in een pand dat niet van hun is (Nieuwe Hoogstraat
13M). Het stadsdeel Centrum heeft positief besloten op deze omgevingsvergunning
(OLO nr 3580397).
Bij de fractie van de PvdA bestaat de vrees dat dit een nieuwe trend kan worden
waarbij met ‘copy paste’ van omgevingsvergunningen aanbieders van ATMs een golf
van gevel-ATMs over de stad uitrolt. De fractie van de PvdA vindt uitbreiding van
deze toeristen-ATMSs een zeer ongewenste ontwikkeling.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Boutkan, namens de fractie van de PvdA,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende nadere schriftelijke vragen — op zijn schriftelijke vragen van 24 januari
2017 — aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng Loe2 Gemeenteblad
Datum 20 november 2018 Schriftelijke vragen, maandag 11 juni 2018
1. Wat is de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van onderzoek naar
witwaspraktijken bij Merchant Fill ATMs door FIOD/ Anti Money Laundering
Centre?
Antwoord vraag 1:
In onze eerdere beantwoording van de schriftelijke vragen over ATMs d.d.
23 oktober 2017, hebben wij aangegeven dat met de partners in RIEC-verband is
gesproken over het fenomeen van de ATMs en dat aandacht is gevraagd voor dit
fenomeen bij het Anti Money Laundering Centre (AMLC)/ de FIOD, de Financiële
en Economische Recherche, DNB en AFM.
In de afgelopen maanden is met deze partijen gezamenlijk verder overlegd of er
een aanpak zou worden gestart en zo ja op welke gronden. Hierbij zijn er
overigens nog steeds geen indicaties dat er sprake is van witwaspraktijken.
Zonder dergelijke indicaties is er voor deze organisaties geen aanleiding voor een
nader onderzoek.
Vooralsnog hebben vooral gemeente en politie op het onderwerp ATMs
samengewerkt. Zo heeft er een inventarisatie plaatsgevonden van de locaties
waar zich geldautomaten bevinden in Amsterdam; er wordt bijgehouden wanneer
er een vergunningaanvraag binnenkomt voor een gevelbord.
Op 20 augustus jl. heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Euronet,
stadsdeel Centrum en Amsterdamse Aanpak Ondermijning (AAO). Euronet heeft
inzage gegeven in haar business model. Euronet werkt op basis van vraag en
aanbod. De vraag naar contant geld blijft hoog, terwijl de grootbanken hun
pinautomaten sluiten door te hoge kosten. Euronet springt in op de vraag naar
contant geld door het plaatsen van automaten. Euronet verklaart dat het
merendeel van de pintransacties afkomstig is van Nederlandse bankpassen.
In 2017 heeft Euronet Yourcash overgenomen. Euronet beheert alleen de niet
merchant-fill automaten. In opdracht van Euronet worden deze automaten door
G4AS gevuld. Er staat slechts één Yourcash automaat in het centrum van
Amsterdam.
2. Welke concrete afspraken zijn inmiddels gemaakt met partners FIOD/ Anti Money
Laundering Centre, het Bureau Financiële Recherche, DNB, AFM over betere
monitoring van ATMs?
Antwoord vraag 2:
Gelet op het feit dat er geen indicaties zijn gevonden van witwaspraktijken (zie
antwoord hiervoor), zijn er op dit moment geen andere, nadere of aanvullende
afspraken gemaakt met de ketenpartners t.a.v. het monitoren van de ATMs in het
kader van vermeende witwaspraktijken. In zijn algemeenheid praten de
Gemeente Amsterdam en de ketenpartners elkaar op regelmatige basis bij over
de relevante ontwikkelingen, ook op dit onderwerp.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng Loe2 Gemeenteblad
Datum 20 november 2018 Schriftelijke vragen, maandag 11 juni 2018
3. Hoe kan het dat een aanbieder van ATMs die geen eigenaar is van het onroerend
goed zelf indiener is van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een
gevel-ATM?
Antwoord vraag 3:
Een aanvrager is al snel belanghebbende bij het doen van een aanvraag
omgevingsvergunning. De aanvrager hoeft hierbij niet per se de eigenaar te zijn.
De exploitant van de ATMs sluit een overeenkomst met de eigenaar en/of huurder
van het pand, zodat een verkregen vergunning ook kan worden uitgevoerd. De
vergunningaanvraag wordt getoetst aan de criteria uit de welstandsnota. Deze
zien voornamelijk op de afmetingen van het perceel en de geldautomaat.
Wanneer de aanvraag past binnen het bestemmingsplan en er is door de
Commissie Ruimtelijke Kwaliteit een positief advies afgegeven, wordt de
vergunning verleend.
Euronet laat weten in het gesprek van 20 augustus jl. dat voor het plaatsen van
een gevelautomaat altijd contact is met pandeigenaar en huurder van het pand.
De kosten voor het plaatsen van een ATM liggen bij Euronet.
4. Welk oordeel heeft het College over het groeiend aantal ATMs gezien de
discussie over de grote aantallen toeristen in de stad en het tegengaan van
monocultuur?
Antwoord vraag 4:
In het gesprek met Euronet van 20 augustus jl. laat Euronet weten dat een groot
percentage van de pintransacties afkomstig is van Nederlandse bankpassen.
Grootbanken sluiten steeds vaker de pinautomaten, terwijl de vraag naar contant
geld blijft. Euronet voorziet in de vraag naar contant geld door het plaatsen van
automaten, zowel in de winkels als in de gevels.
De veronderstelling dat ATMs voornamelijk een service zijn voor buitenlandse
toeristen, komt niet overeen met de verklaring van Euronet dat de meeste
pintransacties met Nederlandse bankpassen worden gedaan. Gezien de dichtheid
van ATMs in het centrum van Amsterdam en in het bijzonder het Wallengebied
lijkt er sprake van een relatie tussen de grote aantallen bezoekers en de
ruimtelijke spreiding van de ATMs.
5. Wat vindt het college van de ontwikkeling van meer ATMSs in gevels? Is hier een
vergroot risico op ram- en plofkraken?
Antwoord vraag 5:
Bij de aanpak van ram- en plofkraken werken politie en OM en ministerie van
Justitie en Veiligheid op landelijk niveau nauw samen met de banken. Met als
doel om overvallen op geldautomaten zo onaantrekkelijk mogelijk te maken en
snel te kunnen optreden na een ram- of plofkraak op een geldautomaat. Recent is
de strafeis tegen verdachten van ram- en plofkraken verhoogd. Bij plofkraken
geldt dat de strafeis van 12 naar 24 maanden gevangenisstraf gaat wanneer geen
woningen in het getroffen gebouw zijn. Daarnaast geldt een strafeis van 48
maanden gevangenisstraf voor plofkraken in gebouwen waarin ook woningen zijn
gevestigd. Voorheen was dit 15 maanden. Het OM hoopt met de verscherpte
richtlijn plegers van deze high impact crime af te schrikken en langer vast te
kunnen houden na een veroordeling.
3
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng Loe2 Gemeenteblad
Datum 20 november 2018 Schriftelijke vragen, maandag 11 juni 2018
Stadsdelen en politie bespreken in regulier operationeel overleg kwetsbare
objecten in hun gebied. Wanneer geldautomaten als zodanig worden
gekwalificeerd worden zichtbare en onzichtbare preventieve maatregelen
getroffen. Een voorbeeld van zichtbare maatregelen is het plaatsen van fysieke
objecten, zoals straatmeubilair in de nabijheid om de toegang te bemoeilijken.
Een bemoeilijkende factor is het aanrijden naar de geldautomaten. Geld- en
waardetransportbedrijven hebben de gemeente in het verleden verzocht om
obstakels voor geldautomaten weg te halen in verband met de veiligheid van hun
personeel.
In Nederland geven banken aan bepaalde pinautomaten te ontmantelen vanwege
het risico op ram- en plofkraken met mogelijk schade voor panden en
omwonenden. In sommige gevallen plaatsen andere bedrijven zoals Euronet en
In2Retail geldautomaten op locaties waar grootbanken hun automaten hebben
weggehaald.
Euronet geeft in het gesprek op 20 augustus jl. aan dat de gevelautomaten en
automaten in de winkels, voldoen aan alle veiligheidseisen. De automaten
bevatten allemaal inktpatronen om ram- en plofkraken zo onaantrekkelijk mogelijk
te maken.
Dit jaar hebben in Amsterdam vooralsnog geen ram- of plofkraken
plaatsgevonden op geldautomaten in gevels. Ook voorgaande jaren beperkte zich
dat tot enkele gevallen. De toename van ATMs in gevels lijkt zich niet vertalen in
meer ram- of plofkraken. Voor het college is derhalve geen reden zich voor of
tegen de ontwikkeling van meer ATMSs in gevels uit te spreken.
6. Zou het niet verstandig zijn om gericht beleid te voeren om cash geld in de
binnenstad terug te dringen zodat het risico op zakkenrollen wordt verkleind?
Graag een toelichting.
Antwoord vraag 6:
De gemeente Amsterdam stimuleert bij campagnes gericht op ondernemers altijd
om cash geld terug te dringen en zoveel mogelijk te werken met (uitsluitend)
pinautomaten. Helaas blijken buitenlandse toeristen regelmatig grote
geldbedragen op zak te hebben en om die reden vaker slachtoffer te worden van
zakkenrollerij. Cash geld is echter niet de enige buit van zakkenrollers. Uit politie-
informatie blijkt dat telefoons, sieraden, audio, tablet en laptops ook in trek zijn. In
2017 is samen met politie een campagne ontwikkeld, die potentiële slachtoffers
via social media en voorlichtingsacties op hotspots bewust maakt van het risico.
De focus ligt op personen (toeristen, fietsers in parken of evenementbezoekers)
die zich in omstandigheden begeven waarin straatroof of zakkenrollen plaats kan
vinden. Die omstandigheden verschillen per stadsdeel, maar kunnen zich
voordoen in en rondom het openbaar vervoer, parken, drukke plekken en tijdens
evenementen. De campagnematerialen- en afbeeldingen worden om de
herkenbaarheid te vergroten aangepast naar de omstandigheden. De campagne
verwijst naar amsterdam.nl/straatroof en die site geeft tips wat te doen bij
zakkenrollen of straatroof.
4
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de vember 2018 Schriftelijke vragen, maandag 11 juni 2018
7. Welke instrumenten heeft het college om het aantal ATMs terug te dringen? Is het
college bereid, deze in te zetten? Indien nee, waarom niet?
Antwoord vraag 7:
Behalve het wegbestemmen (planschade) heeft het College geen instrumenten
om het aantal ATMs terug te dringen. Vooralsnog ziet het College ook geen
aanleiding of signalen om de ATMs terug te dringen. Wel zou er gekeken kunnen
worden of er in het bestemmingsplan nog aanvullende (ruimtelijke/functionele)
voorwaarden gesteld kunnen worden voor het plaatsen van een ATM,
bijvoorbeeld of het pand een specifieke geldfunctie heeft.
8. Kan het college uitzoeken welk bedrag een ondernemer krijgt voor een gevel-
ATM op jaarbasis?
Antwoord vraag 8:
Ondernemers ontvangen niet allemaal dezelfde vergoeding. In het gesprek van
20 augustus jl. heeft Euronet aangegeven dat een ondernemer een vergoeding
krijgt dat afhankelijk is van verschillende aspecten zoals de locatie, openingstijden
van een winkel, producten in een winkel en of een automaat in de gevel of
achteraan de winkel staat. De vergoedingen kunnen variëren van € 800,- tot
€ 1250,-. Dit is vernomen door mensen in het gebied.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
5
| Schriftelijke Vraag | 5 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 22 maart 2021
Portefeuille(s) Zuidas, Kunst en Cultuur en Gemeentelijk Vastgoed
Portefeuillehouder(s): _Touria Meliani en Victor Everhardt
Behandeld door Kernteam OBA NEXT
Onderwerp Uitvoeringskrediet voor de benodigde investering voor de bouw van OBA
NEXT, een nieuwe locatie voor OBA en partners, een buurtkamer, de
buurtteams en fietsenstalling in het Kenniskwartier, Zuidas.
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u over het vitvoeringskrediet voor OBA NEXT. Daarmee
zetten we een volgende stap in de gebiedsontwikkeling van de Zuidas.
Aanleiding
In de vergadering van 8 en 9 mei 2019 is het haalbaarheidsonderzoek OBA NEXT op de Zuidas
behandeld en heeft de gemeenteraad opdracht gegeven tot de voorbereiding van het
kredietbesluit. Aanleiding voor het onderzoek was de motie Vink, waarin het college gevraagd
werd om de mogelijkheid van een nieuwe OBA-vestiging in Zuidas te verkennen en het gebied
daarmee een publieke plek te geven. Vanuit deze verkenning is OBA NEXT ontstaan.
Met OBA NEXT realiseren we een openbare voorziening ingericht op de toekomst van kennis en
informatie, een cultureel en maatschappelijk hart voor Zuidas en een programma dat is gericht op
een leven lang leren, bevordering van (digitale) geletterdheid, data- en mediawijsheid en digitale
weerbaarheid voor alle Amsterdammers.
OBA NEXT is een gebouw en een programma. Het gebouw wordt een laagdrempelige locatie voor
ontmoeting en uitwisseling op de Zuidas. Het programma is de innovatiemotor voor de
noodzakelijke vernieuwing van de programmering voor alle OBA vestigingen in de hele stad.
OBA NEXT: ontmoetingsplek in Zuidas
OBA NEXT komt in het deelgebied Kenniskwartier in Zuidas, vlakbij de VU en academisch
ziekenhuis Amsterdam UMC. Kennis en innovatie ten behoeve van de samenleving en
maatschappij staan hier centraal. OBA NEXT maakt de Zuidas toegankelijk voor alle
Amsterdammers. Wat nu voor sommigen nog een onneembare vesting van kantoor- en
woontorens lijkt, moet voor een nieuwe generatie Amsterdammers voelen als een
vanzelfsprekend onderdeel van de stad. Voor de huidige gebruikers en bewoners van de Zuidas
betekent het dat de wijk er meer divers en levendiger op wordt.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2021
Pagina 2 van 3
De realisatie van OBA NEXT is een belangrijke stap in de opgave voor het gebied: de
doorontwikkeling van internationaal zakencentrum naar een unieke Amsterdamse wijk waar
mensen graag wonen, werken en recreëren. Hiermee ontwikkelt Zuidas zich van een gebied met
een privaat karakter naar een gemengde stadswijk die aantrekkelijk en toegankelijk is voor alle
Amsterdammers. Door de uitstekende ligging naast het OV knooppunt Station Zuid, is OBA
NEXT in 2027 — wanneer het gebouw naar verwachting wordt opgeleverd — goed bereikbaar voor
alle Amsterdammers.
In het voorliggende raadsbesluit wordt u gevraagd een uitvoeringskrediet beschikbaar te stellen
voor de benodigde investering voor de bouw van OBA NEXT, een nieuwe locatie voor OBA en
partners, een buurtkamer, de buurtteams en fietsenstalling in het Kenniskwartier.
OBA NEXT: samen met maatschappelijker partners en bedrijven Zuidas
Een groot aantal maatschappelijke organisaties zoals debatorganisatie Argan, Stichting IMC
Weekendschool, Stichting Studiezalen, Giving Back, TechConnect, Huis van de Journalistiek, VU,
European Cultural Foundation en House of Skills hebben zich de afgelopen twee jaar verbonden
aan OBA NEXT. De organisaties zijn specialisten op het gebied van technologie en samenleving,
talentontwikkeling en diversiteit, kennis en media. De partners zijn enthousiast over OBA NEXT
op de Zuidas. Het biedt een plek voor debat en persoonlijke ontwikkeling voor hun doelgroep,
onder meer jongeren en jongvolwassenen. De nabijheid van bedrijven en instellingen op de Zuidas
biedt kansen voor het aangaan van samenwerkingen door middel van bijvoorbeeld
programmering van educatieve activiteiten, het bieden van stages, mentorschappen,
coachingstajecten, debatten en nog veel meer. OBA NEXT is daarmee de verbindende schakel
tussen voor samenwerkingspartners belangrijke thema’s en het bedrijfsleven op de Zuidas.
Inmiddels hebben ook de eerste bedrijven in Zuidas aangegeven geïnteresseerd te zijn hun kennis
en middelen in te willen zetten. Een aantal bedrijven in Zuidas werkt al samen met de
maatschappelijke partners voor OBA NEXT.
Deze ontwikkeling vraagt om een innovatief publiek gebouw, waarbij de fysieke en digitale
omgeving zijn verweven en zodanig vormgegeven dat er ruimte is voor partners voor continu
innoveren, kruisbestuivingen en samen ontwikkelen.
OBA NEXT: innovatieprogramma
Met OBA NEXT wil OBA er samen met (maatschappelijke) partners voor zorgen dat ook over vijf,
tien en vijftig jaar kennis, informatie en educatie voor iedereen beschikbaar is en de komende
decennia ook blijft. Samen met deze partners gebruikt en ontsluit OBA de kennis die aanwezig is
op de Zuidas. Tevens wordt de verbinding gelegd met de Amsterdamse aanpak laaggeletterdheid
(nu Taaloffensief).
De Zuidas is een plek die niet vanuit ieders startpositie voor iedereen even toegankelijk is. OBA
NEXT brengt daar verandering in. Het nodigt jonge generaties vit om nieuwe mensen te
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2021
Pagina 3 van 3
ontmoeten die hun blik verruimen en andere werelden te leren kennen. OBA NEXT wordt een
bibliotheek nieuwe stijl waar kennis en informatie in de nieuwste vormen beschikbaar zijn.
Bezoekers kunnen zich hier ontwikkelen op onderwerpen als betrouwbare informatie, online
weerbaarheid en (digitale) nieuwe media. Door bij te dragen aan het (digitaal) wijzer worden van
alle Amsterdammers draagt OBA NEXT bij aan kansengelijkheid.
Deze ontwikkeling komt de OBA als geheel ten goede. Dat wat in OBA NEXT ontdekt en gemaakt
wordt vormt de basis voor het toekomstbestendig maken van alle vestigingen van OBA in de hele
stad. De afspraken over de integrale aanpak en ontwikkelbegroting stellen OBA in staat om het
bestaande OBA netwerk te vernieuwen. Hiermee kan OBA de bezuiniging beter realiseren met
minder gevolgen voor de stad en de Amsterdammer.
Tot slot
OBA NEXT is een openbare voorziening die met een breed aanbod van activiteiten
kansengelijkheid stimuleert, door bij te dragen aan de talentontwikkeling en digitale vaardigheden
van alle Amsterdammers. Met deze openbare ontmoetingsplek krijgt Amsterdam er een nieuwe
leer- en ontwikkelplek bij en ontwikkelt Zuidas zich verder als diverse en levendige buurt.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
EE
Pa L
Touria Meliani, Victor Everhardt,
wethouder Kunst en Cultuur wethouder Zuidas
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam WIJ
% Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie,
Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid
% Agenda, donderdag 28 januari 2010
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en
Grotestedenbeleid
Tijd 09.00 tot 12.30 uur en van 19.30 tot 22.30
Locatie 0239
WETHOUDER ASSCHER-DEEL 09.00 — 12.30
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 _Inspreekhalfuur publiek
5 Conceptverslag openbare vergadering van 07-01-2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieWIJ@raadsgriffie. amsterdam.nl
6 Openstaande toezeggingen wethouder Asscher
7 Openstaande schriftelijke vragen/moties en initiatiefvoorstellen wethouder
Asscher
8 Termijnagenda wethouder Asscher
9 Actualiteiten
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam WIJ
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Agenda, donderdag 28 januari 2010
Jeugdzaken
10 Stedelijk Jongerenwerk Amsterdam Nr. BD2010-000316
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
11 Aanpak van 8 tot 8; jaarrapportage 2009 Nr. BD2010-000122
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
12 Stand van zaken ontwikkeling Ouder-en-Kindcentra eind 2009: brief aan cie WIJ
Nr. BD2010-000077
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Educatie
13 Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen Nr. BD2010-000336
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
14 Vertouwensbreuk bestuur en maatregelen As Siddieg Nr. BD2010-000256
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Hoogerwerf (D66).
e Was TKN 4 in de vergadering van 07-01-2010.
Inburgering
15 Beleidskader handhaving Wet Inburgering Nr. BD2010-000301
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Algemeen
16 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Asscher
2
Gemeente Amsterdam WIJ
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Agenda, donderdag 28 januari 2010
WETHOUDER OSSEL-DEEL 19.30 — 22.30
17 Mededelingen.
18 Inspreekhalfuur publiek.
19 Conceptverslag openbare vergadering van 07-01-2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieWIJ@raadsgriffie. amsterdam.nl
20 Openstaande toezeggingen wethouder Ossel
21 Openstaande schriftelijke vragen/moties en initiatiefvoorstellen wethouder Ossel
22 Termijnagenda wethouder Ossel
23 Actualiteiten
Werk en Inkomen
24 Rapporten Gemeentelijke Ombudsman DWI Re-integratie: een moeizaam traject
Nr. BD2010-000243
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Hoogerwerf (D66).
e Was TKN 1 in de vergadering van 07-01-2010
e De Ombudsman is bij de punten 24 t/m 26 uitgenodigd.
25 Onderzoeksrapport Ombudsman ‘Re-integratie: een moeizaam traject’ -
bestuurlijke reactie Nr. BD2009-009841
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Te betrekken bij punt 24.
26 Rapporten Gemeentelijke Ombudsman DWI vierde kwartaal 2009 Nr. BD2010-
000228
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
3
Gemeente Amsterdam WIJ
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Agenda, donderdag 28 januari 2010
27 Wijziging Afstemmingsverordening Inkomensvoorzieningen en
Handhavingsverordening Inkomens- en re-integratievoorzieningen ivm de Wet
bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG) Nr.
BD2009-008973
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
28 Initiatiefvoorstel van raadsleden Boelhouwer en Van der Pligt (SP) inzake
afsluiten en schuldhulpverlening Nr. BD2010-000259
e De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met het initiatiefvoorstel.
e Uitgesteld in de vergaderingen van 17-09-2009, 08-10-2009, 05-11-2009 en 03-12-
2009 en 07-01-2010.
29 Préadvies afsluiten energielevering Nr. BD2010-000260
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Uitgesteld in de vergaderingen van 17-09-2009, 08-10-2009, 05-11-2009 en 03-12-
2009 en 07-01-2010.
e Te betrekken bij punt 28.
30 Brief Commissie - afsluiten energie en schuldhulpverlening Nr. BD2010-000248
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Te betrekken bij punt 28.
31 Onderzoek ontwikkeling klanten Dienst Werk en Inkomen Nr. BD2009-009825
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Algemene Zaken
32 Reactie van het College van B en W op de motie inzake Aanpak Discriminatie
Amsterdam Nr. BD2010-000063
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
e Op verzoek van de heer Flos (VVD) geagendeerd in de commissie WIJ.
Diversiteit
33 Presentatie Servicepunt Emancipatie Nr. BD2010-000258
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Hierbij wordt een presentatie gegeven door Mevrouw Wannet (de Bunt).
4
Gemeente Amsterdam WIJ
Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken,
Diversiteit en Grotestedenbeleid
Agenda, donderdag 28 januari 2010
34 Onderzoek van de Vrije Universiteit over woonwensen homoseksuele ouderen.
Nr. BD2010-000257
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Hoogerwerf (D66).
e Was TKN 6 in de vergadering van 07-01-2010.
Programma Maatschappelijke Investeringen
35 Aanvullende toetsingscriteria Programma maatschappelijke investeringen ten
behoeve van het verdeelvoorstel 2010 Nr. BD2010-000219
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van mevrouw Hoogerwerf (D66).
e Was TKN 3 in de vergadering van 07-01-2010.
Algemeen
36 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Ossel
5
| Agenda | 5 | train |
x Gemeente Amsterdam R.
% Gemeenteraad
% Motie
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer 020
Behandeld op 20 januari 2021
Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 25 januari 2021
Onderwerp
Motie van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma inzake de juiste
indicatoren voor de jeugdhulp
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Kennisnemen van het rapport van de
rekenkamer ‘Jeugdhulp in Amsterdam: inkoop specialistische jeugdhulp’
Overwegende dat:
e De uitgaven voor de jeugdhulp sinds 2015 jaarlijks zijn gestegen;
e Uit het rapport van de rekenkamer blijkt dat bij de gemeente
onvoldoende inzicht bestaat waaraan de uitgaven voor jeugdhulp
worden besteed;
e De gemeenteraad heeft uitgesproken dat bij schaarse middelen de
jeugdhulp als eerste terecht komt bij de meest kwetsbare kinderen;
e Het de gemeenteraad ontbreek aan goede indicatoren om te
kunnen bepalen of de jeugdhulp in Amsterdam daadwerkelijk goed
terechtkomt;
e De wethouder in de commissie Zorg, Jeugdzorg en Sport heeft
aangegeven met indicatoren te komen die de doelstellingen en de
kwaliteit van de jeugdhulp inzichtelijker maken voor de
gemeenteraad;
e Uit het rapport “Stelsel in Groei’ van het AEF blijkt dat een lagere
uitstroom uit de jeugdhulp in de achterliggende jaren een van de
redenen is van de toename van de uitgaven in de jeugdzorg in de
afgelopen jaren;
e Meer inzicht in de unieke instroom en uitstroom in de jeugdhulp
bijdraagt aan controle door de gemeenteraad of het
gemeentebeleid ertoe leidt dat de jeugdhulp op de juiste plek
terecht komt;
e Daartoe ook bijdraagt als tevens wordt aangegeven voor welke
eventuele hulp op grond van welke andere wet jongeren uitstromen
uit de jeugdhulp, evenals een indicator hoeveel jongeren per jaar in
de jeugdhulp blijven of uitstromen uit de jeugdhulp na het bereiken
van de 18-jarige leeftijd.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Met een voorstel te komen voor indicatoren met het doel tot een betere
1
monitoring van de effecten van het beleid in de jeugdhulp te komen,
zoals de unieke in- en uitstroom in de jeugdhulp per jaar, uitstroom al
dan niet richting wet langdurige zorg of andere vormen van hulp, op
basis van leeftijd en/of andere indicatoren;
2. Dit voorstel voor de zomer van 2021 aan de gemeenteraad te
presenteren ter voorbereiding van een gesprek met de gemeenteraad
over de indicatoren.
De leden van de gemeenteraad
D.G.M. de Grave-Verkerk
D.T. Boomsma
2
| Motie | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
x Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 754
Publicatiedatum 7 augustus 2015
Ingekomen onder BR
Ingekomen op donderdag 2 juli 2015
Behandeld op donderdag 2 juli 2015
Status aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Flentge, de heer Van Dantzig, de heer Groot
Wassink en mevrouw De Heer inzake het huurbeleid Woonwagenstandplaatsen
en huurwagens (puntensystematiek woonwagenstandplaatsen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het huurbeleid Woonwagenstandplaatsen en huurwagens
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 658);
Constaterende dat het college voornemens is de aansluiting op de landelijke
systematiek voor de puntentelling voor woonwagenstandplaatsen en woonwagens
ook te laten gelden voor huurders die vanaf 2012 een huurcontract hebben,
Overwegende dat het redelijk is om deze puntentelling alleen te laten gelden voor
nieuwe huurcontracten, zodat nieuwe huurders kunnen anticiperen op de nieuwe
huurprijzen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
de landelijke puntentelling en systematiek slechts te laten gelden voor nieuwe
huurcontracten vanaf september 2015 (na de invoering van de nieuwe systematiek).
De leden van de gemeenteraad
E.A. Flentge
R.H. van Dantzig
B.R. Groot Wassink
A.C. de Heer
1
| Motie | 1 | discard |
VN2021-032807 Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water
Clusterstaf Ruimte x Gemeente M LW
en Economie N Amsterdam
Voordracht voor de Commissie MLW van 16 december 2021
Ter kennisneming
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Ruimtelijke Ordening (30)
Agendapunt 6
Datum besluit dagmail 22/11/2021
Onderwerp
Ter Kennisname: Raadsbrief Alternatieve bekostiging metropakket
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de regioraadsbrief over de alternatieve bekostiging van het metropakket.
Wettelijke grondslag
Artikel 169, eerste lid, van de Gemeentewet. Het college van burgemeester en wethouders enelk van
zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het collegegevoerde
bestuur.
Bestuurlijke achtergrond
De Nationale Alliantie van overheden en bedrijven die werkt aan het realiseren van het
metropakketwestzijde Amsterdam, heeft een ‘plan B' vitgewerkt voor de bekostiging van het
metropakket. Ditis nodig omdat het Nationaal Groeifonds (NGF) een bedrag van €1,5 miljard voor
het doortrekkenvan de Noord/Zuidlijn heeft gereserveerd, onder de voorwaarde dat Rijk en regio
voor g janvari 2022zorgen voor co-financiering voor de resterende €1,5 miljard die nodig is voor het
doortrekken van deNoord/Zuidlijn.
Reden bespreking
Ter kennisname n.a.v. dagmail 23-11-2021.
Uitkomsten extern advies
Opgesteld in afstemming met de VRA en MRA.
Geheimhouding
NVT.
Uitgenodigde andere raadscommissies
NVT.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
NVT.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.10 1
VN2021-032807 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit en Water M LW
Clusterstaf Ruimte € Amsterdam
en Economie %
Voordracht voor de Commissie MLW van 16 december 2021
Ter kennisneming
Bijlage 1 - Oplegger bij de onderzoeken naar alternatieve bekostiging. pdf
AD2021-125618 Vag Pe9g J gmg.p
(pdf)
AD2021-125619 Bijlage 2 - Eindrapportage werkstroom B.pdf (pdf)
AD2021-125620 Bijlage 3 - Concept Principebesluit. pdf (pdf)
AD2021-126572 Brief alternatieve bekostiging (met handtekening WhdV).pdf (pdf)
AD2021-125587 Commissie MLW Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Gegenereerd: vl.10 2
| Voordracht | 2 | discard |
Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam
Onderzoeksprogramma 2013
Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam
20
20 december 2012
colofon
Rekenkamer Amsterdam
directeur: dr. Jan de Ridder
contactpersoon: drs. John van Leuken
2
Samenvatting
De Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam (vervolg: rekenkamer) is op 1 januari 2006
ingesteld en per die datum van start gegaan. De rekenkamer onderzoekt vanuit een
onafhankelijke positie de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het
dagelijks bestuur, het beleid en de stadsdeelorganisatie. Door onderzoek wil de
rekenkamer een bijdrage leveren aan het verbeteren van het functioneren van
bestuur, beleid en organisatie.
In een ‘Beleidsvisie 2010-2016’ heeft de rekenkamer de ideeën voor haar werkzaam-
heden in de komende tijd neergelegd. De rekenkamer wil een aantal nieuwe accenten
aanbrengen: meer aandacht geven aan het bruikbaar maken van
onderzoeksresultaten, meer aandacht geven aan hoe de overheid inspeelt op
maatschappelijke processen, meer korter durend onderzoek doen en meer inspelen op
actuele discussies in de raden. Zij brengt daarom meer onderscheid aan in de soorten
onderzoek die ze uitvoert. Naast het reguliere onderzoek voert de rekenkamer
verkenningen uit, geeft ze adviezen aan de stadsdeelraden en verzorgt ze thematische
publicaties en bijeenkomsten. Daarnaast blijft de rekenkamer vervolgonderzoeken
uitvoeren en onderzoek verrichten op verzoek.
De selectie van onderwerpen voor onderzoek heeft de rekenkamer benaderd vanuit
specifieke thema’s en vanuit relevantie. De rekenkamer wil een rode draad
aanbrengen in haar werkzaamheden aan de hand van een aantal thema’s. De
rekenkamer wil veel aandacht geven aan de wijze waarop coalitieakkoorden worden
omgezet in beleid, aan het inzicht en de controle van de stadsdeelraden op het geld en
aan de vragen waarom sommige doelen vaag blijven en waarom burgers weinig
vertrouwen hebben in de overheid. Op grond van deze criteria heeft de rekenkamer
een lijst van onderwerpen voor onderzoek opgesteld en vervolgens besproken met de
Klankbordgroep, waarin alle stadsdelen zijn vertegenwoordigd. Uiteindelijk heeft de
rekenkamer de volgende onderwerpen gekozen voor 2013:
Verkenningen:
e _Aannamebeleid leerlingen
e Handhaving terrasbeleid en horecabeleid
e Schuldhulpverlening
Verkenningen waaruit nog een nadere keuze zal worden gemaakt:
e Cameratoezicht
e _Inhuur externen
e Veiligheid
Regulier onderzoek:
e Voortgang uitvoering bezuinigingen
3
Overige activitetten
Naast de reguliere onderzoeken en de verkenningen wordt in de programmering
voor 2013 nog capaciteit gereserveerd voor de volgende activiteiten:
e 3 opvolgingsonderzoeken, te weten:
e Verzelfstandiging openbaar onderwijs in stadsdeel West
e _ Zwemmen in De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer en Zuideramstel
e Brede scholen
e Adviezen op basis van eerder uitgevoerd onderzoek als de actualiteit daartoe
aanleiding geeft;
e Monitoring van politiek en bestuurlijk belangrijke onderwerpen.
Ook is het mogelijk dat deelraden bij de rekenkamer een verzoek doen om een
specifiek rekenkameronderzoek. Indien de rekenkamer een dergelijk verzoek
honoreert, zal zij daarbij aangeven welke consequenties dit heeft voor de uitvoering
van het onderzoeksprogramma. Ten tijde van het opstellen van het
onderzoeksprogramma zijn hiertoe geen verzoeken ingediend bij de rekenkamer.
4
Inhoudsopgave
1 Inleiding 7
1.1 Uitgangspunten 7
1.2 Leeswijzer 7
2 Aanpak programmering 9
2.1 Beleidsvisie 2011-2016 9
2.2 Soorten onderzoek 9
23 Werkwijze 10
24 Selectiecriteria 11
3 Verkenningen 13
3.1 Algemeen 13
3.2 Overzicht verkenningen 13
3.3 Andere mogelijke verkenningen 14
4 Onderzoeken 15
41 Onderwerp: Voortgang uitvoering bezuinigingen 15
5 Overige activiteiten 17
5.1 Opvolgingsonderzoeken 17
5.2 Adviezen 17
5.3 Verzoekonderzoeken 17
24 Ruimte in capaciteit 17
Bijlage 1 - Algemene werkwijze 19
Bijlage 2 - Voorkeuren stadsdelen groslijst 2013 21
Bijlage 3 - Leden van de Klankbordgroep 23
5
RE
1 Inleiding
11 Uitgangspunten
De Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam (in het vervolg rekenkamer) legt jaarlijks, ter
kennisname, een onderzoeksprogramma voor aan de stadsdeelraden. Dit onderzoeks-
programma gaat in op de onderzoeken die de rekenkamer in 2013 wil uitvoeren.
Het streven van de rekenkamer is om de beschikbare onderzoekscapaciteit te
verdelen over de algemene aandachtsgebieden van de rekenkamer, te weten:
doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid of financieel beheer. Praktisch
betekent dit dat de rekenkamer kiest voor een onderzoeksprogramma waarbij het
accent in het onderzoek afwisselend ligt op de beleidseffectiviteit (inclusief
doelmatigheid) respectievelijk op de rechtmatigheid, het gevoerde financiële beheer
en de bedrijfsvoering.
In dit onderzoeksprogramma zijn de onderzoeksactiviteiten opgenomen, die de
rekenkamer in 2013 wil uitvoeren. De stadsdelen hebben de mogelijkheid om
verzoeken voor onderzoek tot de rekenkamer te richten, waardoor - indien de
rekenkamer deze verzoeken honoreert - rekening moet worden gehouden met
afwijkingen in de onderzoeksprogrammering.
12 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de werkwijze en selectie van de onderzoeks-
onderwerpen voor 2013 en de overige activiteiten die de rekenkamer uitvoert. In
hoofdstuk 3 gaan we in op de verkenningen en in het vierde hoofdstuk werkt de
rekenkamer de geselecteerde onderzoeksonderwerpen nader uit. In hoofdstuk 5
zetten we de overige activiteiten op een rij. In bijlage 1 is te vinden hoe het
onderzoeksproces is opgebouwd. Bijlage 2 geeft een overzicht van de adviezen van de
leden van de Klankbordgroep. Bijlage 3 bevat de samenstelling van de
Klankbordgroep.
7
RE
2 Aanpak programmering
21 Beleidsvisie 2011-2016
Per 1 juni 2010 is de Rekenkamer Metropool Amsterdam van start gegaan als gemeen-
schappelijke regeling van de gemeenten Amsterdam en Zaanstad. De rekenkamer
heeft haar ideeën over haar werkzaamheden in de komende periode neergelegd in
een beleidsplan ‘Beleidsvisie 2011-2016’. De taak van de rekenkamer is vastgelegd in
de wet en blijft uiteraard onveranderd. Wel meent de rekenkamer in deze periode een
aantal nieuwe accenten in haar werk aan te moeten brengen:
e De rekenkamer wil meer dan voorheen aandacht besteden aan het bruikbaar
maken van onderzoeksresultaten: ze wil een overgang maken van ‘informeren’
naar ‘communiceren’.
e De rekenkamer wil onderzoeken vanuit verschillende invalshoeken inkleuren: nu
weer eens gericht op de ambtelijke organisatie, dan weer op maatschappelijke
processen waarop de overheid vat probeert te krijgen.
e De rekenkamer wil meer variatie in projecten aanbrengen: meer korte projecten en
meer ad hoc onderzoek om beter in te spelen op de actualiteit.
e De rekenkamer wil adviezen uitbrengen waarin bevindingen uit eerder
uitgevoerd onderzoek worden gekoppeld aan actuele discussies in de raden om
het nut van bevindingen te vergroten. Ze wil ook een rode draad in projecten aan
brengen door middel van thema’s.
2.2 Soorten onderzoek
Voor 2011 maakte de rekenkamer onderscheid tussen het reguliere onderzoek en
vervolgonderzoeken, waarin de rekenkamer na enige jaren nagaat wat er gedaan is
met de aanbevelingen die op grond van onderzoek uitgebracht zijn.
Op grond van de overwegingen, die in de Beleidsvisie genoemd worden, maakt de
rekenkamer meer onderscheid tussen soorten van onderzoek. Naast het reguliere
onderzoek, waarin diepgaand een bepaald onderdeel van het gevoerde onderzoek
wordt onderzocht, en het vervolgonderzoek, onderscheidt de rekenkamer:
e verkenningen, waarin meer kennis wordt verzameld over een bepaald aspect van
het gevoerde bestuur;
e uitbrengen van gevraagd of ongevraagd advies aan raden, als de rekenkamer
daartoe aanleiding ziet;
e verzorgen van thematische publicaties of bijeenkomsten. Daarbij wordt aandacht
besteed aan de rode draad in projecten en geprobeerd algemene lessen te trekken
uit uitgevoerd onderzoek.
Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan dat raden of leden daarvan een verzoek
indienen bij de rekenkamer om een bepaald onderzoek uit te voeren (verzoek-
onderzoek). Desgewenst kan een raad de rekenkamer ook verzoeken om tegen
betaling een opdrachtonderzoek uit te voeren.
9
23 Werkwijze
Op grond van de hierboven genoemde overwegingen is de rekenkamer gestart met
de voorbereiding van het onderzoeksprogramma van 2013. Hierbij heeft de
rekenkamer een aantal activiteiten ondernomen. Hieronder geven we hiervan een
overzicht.
Raadplegen van diverse informatiebronnen door accounthouders
Het politiek bestuurlijk proces wordt door de rekenkamer min of meer continu
gevolgd. Dit gebeurt door zogenaamde accounthouders. Dit zijn onderzoekers, die
verantwoordelijk zijn voor het volgen van de politiek bestuurlijk relevante zaken van
een bepaald stadsdeel. Zij volgen wat er politiek speelt en zijn op de hoogte van de
meest relevante bestuurlijke documenten van hun stadsdeel, zoals het
programakkoord, de begroting en de rekening. Op grond van deze kennis formuleren
zij mogelijke onderwerpen van onderzoek voor het stadsdeel, waarvoor ze
verantwoordelijk zijn.
Daarnaast inventariseert de rekenkamer welke plannen stadsdelen hebben in het
kader van het onderzoek ex art. 213a Gemeentewet.
Opstellen groslijst
De door de accounthouders geformuleerde onderwerpen van onderzoek vormen de
basis van de groslijst van onderwerpen voor het programma van 2013. De groslijst
kent onderwerpen die 1) betrekking hebben op door de stadsdelen vastgesteld beleid
en 2) waar een directe en herkenbare politiek bestuurlijke verantwoordelijkheid aan te
koppelen is. Onderwerpen komen dus alleen op de groslijst als ze in de politiek-
bestuurlijke invloedssfeer van het stadsdeel liggen. De groslijst is voorgelegd aan alle
stadsdeelraden.
Advies Klankbordgroep Rekenkamer Stadsdelen Amsterdam
Een belangrijk element bij het opstellen van het onderzoeksprogramma vormt de
Klankbordgroep. In de Klankbordgroep worden de stadsdelen vertegenwoordigd.
door een afgevaardigde uit de stadsdeelraad. De Klankbordgroep komt enkele malen
per jaar bijeen en adviseert over het onderzoeksprogramma en draagt eventueel
andere onderwerpen voor onderzoek aan. Op 15 november 2012 hebben de vertegen-
woordigers van de stadsdelen in de Klankbordgroep de rekenkamer advies
uitgebracht over de door de stadsdeelraden gewenste onderwerpen.
Relatie tussen soorten onderzoek
Voordat een groslijst van onderwerpen wordt samengesteld oriënteert de rekenkamer
zich op verschillende onderwerpen. Een dergelijke oriëntatie is echter
noodgedwongen beperkt; de meeste onderwerpen maken een meer uitvoerige
verkenning noodzakelijk. De rekenkamer voorziet dat verkenningen regelmatig
zullen leiden tot een uitgebreider regulier onderzoek. Ook de uitkomst van de in dit
onderzoeksprogramma opgenomen verkenningen kan de rekenkamer aanleiding
geven om ze te laten volgen door een uitgebreider regulier onderzoek.
10
24 Selectiecriteria
Bij de selectie van onderwerpen voor het onderzoeksprogramma zijn voor de
rekenkamer twee invalshoeken van belang. Ten eerste wil de rekenkamer in de
komende jaren een rode draad aanbrengen in haar projecten aan de hand van een
aantal thema’s. Hierdoor kan er meer kennis gekoppeld worden ‘van onderzoek naar
onderzoek’. In haar Beleidsvisie geeft de rekenkamer de volgende thema’s aan voor
de komende jaren:
e Uitvoering van coalitieakkoord(en): in hoeverre worden beleidsvoornemens bij de
start van de raadsperiode daadwerkelijk vertaald in beleid en succesvolle
activiteiten?
e Grip op geld: Hoeveel greep (dat is: inzicht in en controle op) op het geld heeft de
raad?
e Grip op vage doelen: Bij welke onderwerpen blijven doelstellingen vaag en hoe
komt dat?
e Begrip van burgers: Waarom is er wantrouwen van burgers in de overheid?
Ten tweede moeten de onderwerpen, die de rekenkamer kiest, voldoende relevant
zijn om door de rekenkamer onderzocht te worden op grond van de taken die ze
wettelijk heeft. Dit betekent dat het onderwerp gekoppeld moet zijn aan door de raad.
vastgesteld beleid en iets te maken moet hebben met doeltreffendheid, doelmatigheid
en rechtmatigheid. Het onderzoek moet gericht zijn op het functioneren van een
bepaalde systematiek en niet op specifieke casussen (dat wil zeggen niet op effecten
voor een individuele burger of een specifieke organisatie).
Een onderwerp is relevanter naarmate:
-__de daarmee samenhangende maatschappelijk belangen en/of consequenties voor
burgers of organisaties groter zijn;
-_ het meer mogelijkheden biedt voor nieuwe inzichten, en
-__gebruik van andere onderzoeksinstanties minder voor de hand ligt.
Op grond van deze criteria zijn de onderwerpen voor onderzoek geselecteerd, die in
hoofdstuk 3 en 4 worden toegelicht.
Onderwerp opheffing stadsdelen
Eerder heeft de rekenkamer in de groslijst, die zij aan de stadsdeelraden heeft
aangeboden, een onderzoek naar de opheffing van de stadsdelen opgenomen. Het
doel van dit onderwerp was na te gaan op welke terreinen en met welke werkwijzen
successen zijn behaald in het bereiken van de 2 hoofddoelen van de stadsdelen,
namelijk het bestuur dichter bij de burger brengen en de doelmatigheid van de
overheid verbeteren.
De rekenkamer heeft besloten om dit onderwerp niet in het programma op te nemen,
omdat het niet mogelijk bleek op een goede manier de doelmatigheid van de
stadsdelen — in algemene zin - te onderzoeken. Wel zal de rekenkamer bezien in
11
hoeverre dit onderwerp (of delen ervan) in 2013 betrokken kan worden bij de
onderzoeken die uitgevoerd worden.
12
3 Verkenningen
31 Algemeen
Een verkenning is bedoeld om meer kennis te verzamelen over een bepaald aspect
van het gevoerde bestuur. De verkenning kan soms uitmonden in de conclusie dat
meer diepgaand onderzoek nuttig is. Er zijn verschillende soorten verkenningen
denkbaar. Soms zal het accent liggen op het bestuderen van literatuur over een
beleidsterrein of rapportages van eerder uitgevoerd onderzoek. Bij een verkenning
kunnen er ook op bescheiden schaal nieuwe gegevens worden verzameld over het
gevoerde beleid door het analyseren van beleidsdocumenten of het houden van een
aantal interviews met informanten. Een verkenning is vaak beschrijvend en met een
verkenning heeft de rekenkamer zeker niet de pretentie om tot een afgewogen
oordeel te komen. Zowel bij reguliere onderzoeken als bij verkenningen kan het
onderzoek in de vorm van een benchmark worden uitgevoerd waarbij verschillende
stadsdelen of diensten zijn betrokken.
De uitkomst van de hieronder opgenomen verkenningen kan de rekenkamer
aanleiding geven om ze te laten volgen door een uitgebreider onderzoek. Daarnaast
zal de rekenkamer in ieder geval twee onderwerpen uitgebreid onderzoeken. Dit
presenteren we in het volgende hoofdstuk.
3.2 Overzicht verkenningen
De rekenkamer wil in 2013 verkenningen doen naar de volgende onderwerpen:
e _Aannamebeleid leerlingen
e Handhaving terrasbeleid en horecabeleid
e Schuldhulpverlening
Hieronder lichten we deze onderwerpen kort toe.
Aannamebeleid leerlingen
Op 28 juni 2007 hebben de centrale stad, stadsdelen en de schoolbesturen een
convenant ondertekend om een te eenzijdige samenstelling van het leerlingenbestand
op basisscholen tegen te gaan. Een ongewenst effect van een te eenzijdige opbouw
van het leerlingenbestand kan zijn dat kinderen uit het ene stadsdeel naar school gaan
in een ander stadsdeel. Dit kan een ongewenste uitstroom dan wel instroom van leer-
lingen in de stadsdelen tot gevolg hebben. Voormalig wethouder Asscher heeft
aangegeven dat de aanpak onvoldoende succesvol was en dat een andere aanpak
gewenst is.
De rekenkamer wil in deze verkenning nagaan wat de stadsdelen doen om
ongewenste uitstroom of instroom van leerlingen tegen te gaan. Bovendien wil de
rekenkamer succesvolle voorbeelden inventariseren en bepalen hoe dit succes tot
stand is gebracht.
De verkenning zal naar verwachting worden uitgevoerd in de stadsdelen Noord,
Oost en West.
13
Handhaving terrasbeleid en horecabeleid
Handhaving van terras- en horecabeleid vraagt in enkele stadsdelen veel aandacht. In
stadsdeel Centrum heeft de stadsdeelraad diverse malen aangedrongen op een betere
handhaving van het terras- en horecabeleid. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel
heeft ook toegezegd meer in de organisatie van de handhaving te gaan investeren.
Een goede centrale registratie van klachten over de horeca blijkt moeizaam van de
grond te krijgen. In stadsdeel Zuid is het aantal terrassen verruimd, maar anderzijds
wordt overlast van de horeca ondervonden. De stadsdeelraad heeft ook hier
aangedrongen op een betere handhaving.
De rekenkamer wil bij dit onderzoek nagaan of de handhaving van het terras- en
horecabeleid doeltreffend plaatsvindt en of klachten adequaat worden afgehandeld.
en verholpen.
De verkenning wordt uitgevoerd in de stadsdelen Centrum en Zuid.
Schuldhulpverlening
In 2007 publiceerde de rekenkamer een onderzoek naar schuldhulpverlening in de
toenmalige stadsdelen Bos en Lommer en Zuidoost. De belangrijkste conclusies van
het onderzoek waren dat een belangrijk deel van de huishoudens met schulden niet
werden bereikt door de schuldhulpverlening, dat onduidelijk was of mensen die een
beroep deden op de schuldhulpverlening daardoor werden geholpen en dat de
beleidsontwikkeling van de stadsdelen onvoldoende was. Door de fusie van de
stadsdelen is een opvolgingsonderzoek nooit uitgevoerd. Gezien de actualiteit in
verschillende stadsdelen is daartoe opnieuw aanleiding.
De rekenkamer wil in deze verkenning nagaan of de stadsdelen adequaat uitvoering
geven aan de aansturing van de schuldhulpbureaus, of de doelgroep in voldoende
mate wordt bereikt en wat het resultaat is van de inspanningen van de
schuldhulpbureaus.
De verkenning zal naar verwachting worden uitgevoerd in de stadsdelen Nieuw-
West, Noord en Zuidoost.
3.3 Andere mogelijke verkenningen
Naast de hierboven genoemde onderwerpen wil de rekenkamer een keuze maken uit
een aantal onderwerpen die zowel de centrale stad als de stadsdelen raken. Het gaat
daarbij om de volgende onderwerpen:
e Cameratoezicht
e _Inhuur externen
e Veiligheid
Sommige van de eerder genoemde verkenningen kunnen leiden tot een regulier
onderzoek — en dus tot een groter beslag op de capaciteit —. In de loop van 2013 zal de
rekenkamer bepalen welke onderwerpen zij nog verder zal verkennen.
14
4 Onderzoeken
In dit hoofdstuk wordt het geselecteerde onderzoek toegelicht. In de toelichting
wordt een korte schets gegeven van de context, het doel van het onderzoek en de
voorlopige onderzoeksvragen.
41 Onderwerp: Voortgang uitvoering bezuinigingen
In november 2012 publiceerde de rekenkamer voor alle stadsdelen afzonderlijk
onderzoeken naar de voortgang van de in de periode 2011-2014 voorgenomen
bezuinigingen. In het onderzoek is nagegaan of de bezuinigingsmaatregelen in 2011
volgens plan zijn gerealiseerd. Ook is bekeken in hoeverre stadsdelen de verwachte
opbrengsten van bestaande bezuinigingsmaatregelen hadden bijgesteld. Uit de
inventarisatie bleek dat een groot deel van de geplande bezuinigingen in 2011 ook
daadwerkelijk gereed waren gemeld en dat de verwachting voor de latere jaren
slechts in beperkte mate was verlaagd (van bijna €127 miljoen naar €119 miljoen).
De rekenkamer formuleerde wel een aantal aandachtspunten. Zo moest nog €12
miljoen aan bezuinigingen concreet worden ingevuld. Die invulling moet wel
plaatsvinden, want anders is er te weinig tijd om een goed plan te maken. Driekwart
van de bezuinigingen moest nog worden uitgevoerd. Aangenomen mag worden dat
deze bezuinigingen over het algemeen moeilijker zullen zijn te realiseren dan de
bezuinigingen waarmee in 2011 het eerst is begonnen: laaghangend fruit plukt het
gemakkelijkst. Ook administratieve bezuinigingen vragen de aandacht, want die
kunnen wel snel en eenvoudig boekhoudkundig worden gerealiseerd, maar de
daadwerkelijke uitvoering kan onverwachte problemen oproepen.
In 2012 zijn de centrale stad en de stadsdelen gestart met de voorbereiding van een
nieuwe ronde bezuinigingen. Die moet in de stadsdelen in de periode 2013-2016 €69
miljoen gaan opbrengen. Door de twee bezuinigingsrondes ontstaat het risico dat
afzonderlijke bezuinigingsmaatregelen met elkaar gaan overlappen. Dit risico is niet
ondenkbeeldig omdat de nieuwe ronde bezuinigingen nadrukkelijk is gericht op het
vergroten van de efficiency. Maar meer dan de helft van de bezuinigingen van de
stadsdelen in de periode 2011-2014 zijn al gericht op het bereiken van meer efficiency.
Ook is er het risico dat door de nieuwe bezuinigingsronde de aandacht voor de reeds
bestaande plannen wordt verdrongen.
In het in 2013 te houden onderzoek wil de rekenkamer de voortgang van de
bezuinigingen door de stadsdelen verder monitoren. Verder wil de rekenkamer in het
onderzoek inzoomen op de oorzaken van de tegenvallers bij het efficiënter werken.
De grootste tegenvallers hebben zich voorgedaan bij bezuinigingen op inkoop, ICT en
de stadsdeelorganisatie zelf. De rekenkamer wil in het onderzoek ook bekijken of een
aantal in 2011 en 2012 gereed gemelde bezuinigingen daadwerkelijk gerealiseerd is.
Hiertoe is aanleiding omdat in ons onderzoek naar de uitvoering van de
bezuinigingen bij de centrale stad bleek dat hiertussen nogal wat discrepanties
bestaan.
15
RE
5 Overige activiteiten
Naast de reguliere onderzoeken en de verkenningen, die de rekenkamer uitvoert, is
een aantal andere activiteiten van de rekenkamer te noemen. Het gaat hierbij om
opvolgingsonderzoeken, adviezen en verzoekonderzoeken.
51 Opvolgingsonderzoeken
In een opvolgingsonderzoek gaat de rekenkamer na wat er is gebeurd met de
aanbevelingen, die de rekenkamer heeft gedaan. Dit gebeurt in de regel anderhalf tot
twee jaar na publicatie van het hoofdonderzoek. De rekenkamer voert echter niet voor
alle onderzoeken opvolgingsonderzoeken uit. Dit is bijvoorbeeld het geval indien het
dagelijks bestuur zelf uitvoerig rapporteert over de voortgang van de aanbevelingen.
In 2013 voert de rekenkamer de volgende opvolgingsonderzoeken uit:
e Verzelfstandiging openbaar onderwijs in stadsdeel West
e Zwemmen in De Baarsjes, Geuzenveld-Slotermeer en Zuideramstel
e Brede scholen
52 Adviezen
De rekenkamer acht het zinvol om als de actualiteit daartoe aanleiding geeft de
kennis en ervaring opgedaan in eerder onderzoek op een rijtje te zetten in de vorm
van een zorgvuldig onderbouwd advies. Aangezien de rekenkamer niet van alle
onderwerpen voldoende afweet, zal ze niet over allerlei onderwerpen aan de raden
gaan adviseren. Adviezen gaan in op de actualiteit en hebben dus een ad hoc
karakter. Daarom is in dit programma niet aan te geven welk onderwerp ze betreffen
of hoeveel het er in 2013 zullen zijn.
53 Verzoekonderzoeken
Naast de onderwerpen die door de rekenkamer aangedragen worden is er ook de
mogelijkheid voor de stadsdelen verzoeken tot onderzoeken in te dienen. Om deze
onderzoeken uit te kunnen voeren, moeten keuzes worden gemaakt; of verschuiven
of schrappen van geprogrammeerde onderzoeken of aanvullend budget. Op dit
moment zijn dergelijke verzoekonderzoeken voor 2013 nog niet ingediend.
54 Ruimte in capaciteit
De rekenkamer heeft haar onderzoekscapaciteit voor 2013 niet geheel verdeeld over
de hierboven genoemde onderwerpen en activiteiten. Dit betekent dat een deel van de
onderzoekscapaciteit beschikbaar is voor adviezen, verzoekonderzoeken, ad hoc
onderzoeken of uitwerking van de verkenningen genoemd in hoofdstuk 3.
17
RE
Bijlage 1 - Algemene werkwijze
Algemene werkwijze
Er zijn ook andere Monitoren (consultatie raad)
projecten, zoals
onderzoek naar de onderzoeksprogranma
opvolging van
beveli , -
erkenninden, Regulier onderzoek
formuleren van Oe B voorbereidi
adviezen en het voorbereiding
organiseren van onderzoeksopzet
symposia. Daar zijn de uitvoering
eanpak en spelregels
wat anders. nota van bevindingen
ambtelijk reactie
concept eindrapport
bestuurlijke reactie
eindrapport
publicatie nazorg
Spelregels regulier onderzoek
Vooraf
e De rekenkamer is bevoegd om alle documenten te onderzoeken (gemeentewet
art 1831) en het gemeentebestuur moet alle inlichtingen verstrekken die de
rekenkamer nodig heeft (idem art 1832).
e De onderzoeksopzet wordt ter informatie gestuurd aan de raad, het bestuur, de
betrokken ambtenaren en de leidinggevende van die ambtenaren.
Gesprekken tijdens het onderzoek
e Bij het maken van een afspraak wordt aangegeven of het om een oriënterend
gesprek zonder of een interview met formele verslaglegging gaat.
e Bij een interview worden de onderwerpen aangekondigd en vindt er altijd.
wederhoor plaats, waarbij de geïnterviewde gelegenheid krijgt om aan de hand
van een schriftelijk verslag de weergave van uitspraken te corrigeren.
19
Communicatie rond de afronding van het onderzoek
e De datum van oplevering van de nota van bevindingen wordt één maand
van te voren aan de ambtelijke organisatie gemeld.
e Dan wordt tegelijk aangegeven wanneer er een ambtelijke reactie op de
nota van bevindingen en een bestuurlijke reactie op het concept
eindrapport wordt verwacht.
e Inde regel geldt voor beide reacties een termijn van twee weken.
e Bij de bestuurlijke reactie zal desgevraagd bij de termijn rekening worden
gehouden met de vergaderplanning van B&W of het dagelijks bestuur;
daarbij zal de toegestane termijn echter nooit langer worden dan drie
weken.
e De rekenkamer kan soms als het onderzoek dat mogelijk en nodig maakt
de reactietermijnen korter maken.
Nota van bevindingen en een ambtelijke reactie
e Er wordt gevraagd om een ambtelijk reactie op de nota van bevindingen.
In die reactie kunnen feitelijk onjuistheden aan de orde worden gesteld
en relevante feitelijke omissies.
e De rekenkamer geeft schriftelijk aan of en zo ja op welke wijze
opmerkingen uit de ambtelijke reactie worden verwerkt.
Bestuurlijke reactie & eindrapport
e Er wordt gevraagd om een bestuurlijke reactie op het concept
eindrapport. In die reactie kan commentaar worden gegeven bij de
analyse en een reactie op de aanbevelingen.
e De rekenkamer schrijft in haar eindrapport nog een nawoord waarin
wordt gereageerd op de bestuurlijke reactie.
e De raad en het bestuur krijgen het eindrapport onder embargo voor de
publicatiedatum.
e De wijze van behandeling van het rapport wordt in overleg met de raad
geregeld.
20
a
Bijlage 2 - Voorkeuren stadsdelen groslijst 2013
3
el | 2 El 2E E
EEZ AISIS |E
painters ||| |
2 ammsetietegn ed |
3 Ammianteergin |
emmers
neste ee
NE EN
EE
EE EE EN EN
EE EN
eren eed
ane de
a Mangels ol {| | Te
ome Le
EE
5 onteren
omge el
AE EN
EE EEN
EE EE EEN
EE EE EN
me ELL
EE EN
5 veevoeders |_L_| | | |
EE
5 wm LL
21
RE
Bijlage 3 - Leden van de Klankbordgroep
Centrum mevr. N. Duijndam
dhr. R. ten Have
Nieuw-West dhr. F. Slats
mevr. M. Spork
Noord mevr. J. Ringma
Oost mevr. S. A. Ceha
dhr. F. van der Laar
West dhr. N. Lamme
dhr. L. Beukelaar
Zuid dhr. J. Kok
dhr. E. van Geijn
Zuidoost dhr. E. Meijer
mevr. M.D. Arnhem
23
Frederiksplein 1
1017 XK Amsterdam
telefoon 020 552 2897
fax 020552 2943
email [email protected]
| Actualiteit | 24 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 500
Publicatiedatum 26 juni 2015
Ingekomen op 25 juni 2015
Ingekomen in raadscommissie ZS
Te behandelen op 1/2 juli 2015
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Poorter inzake de Voorjaarsnota 2015
(jonge mantelzorgers).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 379);
Overwegende dat:
— mantelzorgers enorm belangrijk zijn bij het vormgeven van een dragende
samenleving;
Constaterende dat:
— Amsterdam vele projecten heeft lopen om mantelzorgers te ondersteunen;
— hoewel verschillende projecten (redelijk) succesvol zijn een extra inspanning nodig
is;
— met name jonge mantelzorgers die een opleiding volgen op Mbo of Vmbo niveau
een extra steun in de rug verdienen;
— hierbij valt te denken aan het mogelijk maken van een flexibel lesrooster en het
aanstellen van een vertrouwenspersoon op school of opleiding.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— te onderzoeken hoe jonge mantelzorgers die een opleiding volgen beter
ondersteund kunnen worden en hierover in gesprek te gaan met de Amsterdamse
scholen;
— hierover raad te informeren voor het eind van 2015.
Het lid van de gemeenteraad,
M.F. Poorter
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 415
Ingekomen op woensdag 22 april 2020
Behandeld op woensdag 22 april 2020
Status Verworpen via schriftelijke stemming op 28 april 2020
Onderwerp
Motie van het lid Simons inzake Nieuw Amsterdams Klimaat, Routekaart Amsterdam
(Grotere energiecommons).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Nieuw Amsterdams Klimaat, Routekaart Amsterdam.
Overwegende dat:
- Decentrale elektriciteitsopwekking goed mogelijk is in het nieuwe netwerk en
ook aangemoedigd wordt in het plan,
- Decentrale opwekking onder beheer van bewonerscoöperaties wenselijk is
-__Een commons benadering wenselijk is als toekomstig beheermodel, ook
buiten energieopwekking en -beheer,
Voorts overwegende dat het belangrijk is niet-commercieel gebruik en opzet van
elektriciteitsopwekking te stimuleren.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Geen marktpartijen (energiecorporaties) toe te staan binnen bewonerscoöperaties en
het aandeel energie commons in de nieuwe elektriciteitsopwekking te laten
doorgroeien naar 75%.
Het lid van de gemeenteraad
S.H. Simons
1
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam
% Actualiteit voor de raadscommissie WB
Jaar 2021
Datum indiening 27 januari 2021
Datum behandeling 3 februari 2021
Onderwerp
Actualiteit van de leden Naoum Néhmé (VVD) en Havelaar (CDA) inzake huren van een corporatie
terwijl je 59 panden bezit.
Wettelijke grondslag
Artikel 26 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam:
Lid 4: leder lid van de commissie, het college of de burgemeester kan gebruikmaken van de actualiteit
om een onderwerp te agenderen, als een onderwerp een zodanig spoedeisend karakter heeft dat
beraadslaging in een volgende vergadering overbodig of niet meer aan de orde zou zijn.
Lid 5. Een actualiteit moet uiterlijk op de maandag vóór de vergadering van de commissie vóór 13.00
uur schriftelijk bij de commissiegriffier zijn ingediend en een omschrijving van het onderwerp en de
reden van spoed bevatten. De commissie beslist bij de vaststelling van de agenda of de actualiteit
behandeld wordt.
1
Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R
Commissieactualiteit
Aan de commissie
Inleiding
Uit een onderzoek van het Kadaster in opdracht van het NRC* blijkt dat ruim duizend
corporatiewoningen in Nederland bewoond worden door mensen die ook eigenaar zijn van een of
meerdere koophuizen. In Amsterdam gaat het om minimaal 131 corporatiesbewoners die 509 huizen
in hun bezit hebben. Een zeer onwenselijke situatie gezien de lange wachtrijen voor
corporatiewoningen die door de samenleving worden gesubsidieerd en bedoeld zijn voor inwoners
met een laag inkomen, die geen vermogen hebben. Ook wethouder Ivens geeft in het artikel van de
NRC aan het als een probleem te zien. Hij zegt: “Mensen met een tweede woning betekent ook
mensen zonder woning”.
Reden bespreking
De wachtrijen voor corporatiewoningen zijn lang en hun gesubsidieerde karakter maakt het belang
van het eigenlijk gebruik van sociale huurwoningen groot. Het is van groot belang om fraude met
sociale huurwoningen streng te handhaven. De fracties van de VVD en het CDA vinden het zeer
onwenselijk dat Amsterdammers die een koopwoning bezitten ook een corporatiewoning huren. Hier
hebben partijen de afgelopen drie jaar dan ook intensief aandacht voor gevraagd. De fracties van de
VVD en het CDA willen van de wethouder weten hoe deze situatie kan worden opgelost en in de
toekomst kan worden voorkomen. Zij ontvangen ook signalen dat er sociale huurders in Amsterdam
zijn die een tweede huis hebben in het buitenland, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk, en horen graag van
het college hoe ook dit type misbruik kan worden opgelost.
Reden spoedeisendheid
Gezien de wachtlijsten voor sociale huurwoningen is het van groot belang om misbruik ten alle tijden
zo snel mogelijk aan te pakken.
De leden van de commissie,
H. Naoum Néhmé
R. Havelaar
1 https://www.nrc.nl/nieuws/2021/01/26/huren-van-de-corporatie-terwijl-je-59-panden-
bezit-a4029306
2
| Actualiteit | 2 | train |
vereniging
® ®
eigen huis
Aan de gemeenteraad van
Amsterdam
Postbus 202
1000 AE AMSTERDAM
Datum Raadsadres
11 april 2018 Erfpachtproblemen moeten
worden opgelost
Contactpersoon Telefoonnummer E-mail Pagina
Steven Wayenberg 06-51415640 [email protected] 1/3
Geachte heer, mevrouw,
Van harte gefeliciteerd met uw installatie als lid van de gemeenteraad van Amsterdam.
Een probleemdossier dat op u ligt te wachten is de erfpachtregeling die tijdens de
vorige raadsperiode is aangenomen. Erfpachters worden onvoldoende geïnformeerd
over de mogelijkheden en consequenties die een afkoop of fixatie van de canon voor
hen heeft. Daarnaast is er nog geen antwoord op basale vragen omtrent de
overstapregeling. Verder is de buurstraatquote (BSQ) - een bepalend element in de
overstapregeling - niet transparant en leidt deze op bepaalde locaties tot onbillijk grote
verschillen in afkoopsommen. Het aantal aanvragen dat bij de gemeente binnenkomt
voor een overstapvoorstel is nog erg laag, terwijl het opstellen van de voorstellen, bij
deze kleine aantallen nu al tot grote problemen leidt bij de gemeente.
Informatie moet sterk worden verbeterd
Met een aantal aanvragen om een overstapvoorstel dat in de orde ligt van 5% van de
200.000 woningen met erfpacht is de overstapregeling tot op heden niet populair. Het
beperkte aantal aanvragen geeft wellicht aan dat een groot deel van de erfpachters
nog geen goed beeld heeft van de voor- en nadelen van de overstapregeling. Dat is
zorgelijk, omdat een deel van de erfpachters duidelijk voordeel heeft bij het
overstappen naar eeuwigdurende erfpacht. Naast afkoop kunnen erfpachters kiezen
voor het fixeren van de canon aan het einde van de huidige termijn. Bij verkoop van de
woning in de nabije toekomst kan de koper de woning dan bovendien gemakkelijker
financieren.
Erfpachters die de afgelopen maanden de gemeente Amsterdam hebben benaderd
met de vraag wat de overstap naar eeuwigdurende erfpacht voor hen zou inhouden
kregen vaak geen goed antwoord op hun vragen. De gemeente heeft grote moeite om
inzicht te bieden in de overstapregeling. Er blijken daarnaast vele complicaties te zijn
die de gemeente niet heeft voorzien. Ook op een aantal basale vragen is het antwoord
Displayweg 1 Postbus 735 033 450 77 50 BTW NL0036.85.436.B01 NL75INGB0002665588
3821 BT Amersfoort 3800 AS Amersfoort eigenhuis.nl KvK 40.50.60.58 NL6SABNA0553041010
vereniging
eigen huis
Datum Raadsadres Pagina
11 april 2018 Erfpachtproblemen moeten 2/3
worden opgelost
nog niet gegeven, waardoor veel aanvragen vooralsnog niet resulteren in een
aanbieding.
Nu is het zo geregeld dat al vanaf 2020 de voorstellen niet langer plaatsvinden op
basis van de WOZ waarde met peildata 1-1-2014 of 1-1-2015. De overstap wordt dan
veel duurder door de sterk stijgende WOZ-waarden. Als het aantal overstappers fors
toeneemt is het maar de vraag of de gemeente dit qua capaciteit aankan. De
beantwoording van de vragen over de overstap in de vorm van een aanbieding door de
gemeente verloopt tot nu toe zo traag dat het nooit zal lukken om voor 1-1- 2020 alle
erfpachters van een voorstel te voorzien. Het afgelopen jaar heeft de gemeente minder
dan 2% van de 200.000 woningen met erfpacht van een voorstel voorzien. De deadline
van 1-1-2020 wordt zo onhaalbaar: in dit tempo gaat het tot ver na uw nieuwe
raadsperiode duren om alle erfpachters een aanbieding te sturen. Vereniging Eigen
Huis vindt dat erfpachters niet de dupe mogen worden van gemeentelijke vertraging en
roept de gemeente op deze deadline te schrappen.
Onduidelijkheden van de overstapregeling die op korte termijn moeten worden
weggenomen:
1. Hoe wordt de overstap voor individuele appartementen geregeld? Lopen
erfpachters in de toekomst niet tegen juridische problemen aan en geeft de
financiering van de erfpacht en de opstal dan geen problemen? Is daar studie
naar gedaan en zo ja, waarom brengt de gemeente deze niet naar buiten?
Inmiddels heeft de Tweede Kamer hierover ook vragen gesteld aan de
regering.
2. Eris geen duidelijkheid of er wel of geen overdrachtsbelasting moet worden
betaald. Hierover moet een oordeel komen van de Belastingdienst. Indicaties
over de hoogte van de notariskosten ontbreken bovendien. Ook hier moet
duidelijkheid over komen.
3. De banken, c.q. de Nederlandse Vereniging van Banken hebben zich niet
uitgesproken over de mogelijkheden van financiering van de woning als de
canon eeuwigdurend is vastgelegd. Zekerheid hierover is wenselijk.
4. Voor woningen met AB1994 zijn er meerdere opties om de overstap vorm te
geven. Hoe gaat de gemeente de voor- en nadelen van de verschillende opties
inzichtelijk presenteren aan de erfpachter?
5. Eigenaren van recent gebouwde woningen hebben geen WOZ-waarde
peildatum 1-1-2014 of 1-1-2015. Zij weten niet waar ze aan toe zijn. De
gemeente heeft voor deze woningen een alternatieve ‘onbezwaarde waarde’
vastgesteld. Deze wordt echter niet gedeeld met de eigenaren. Ook de
‘buurtstraatquote' is voor deze woningen niet bekend. Eigenaren hebben recht
op deze informatie.
6. Inmiddels is naast de BSQ 2017 ook de BSQ 2018 bekend. Bij de berekening
daarvan zijn correcties doorgevoerd. In hoeverre werken deze correcties door
in de BSQ 2017? En zo ja, veroorzaakt dat dan geen onzekerheid?
7. In zijn algemeenheid is het niet transparant hoe de BSQ is vastgesteld en dit
leidt op bepaalde locaties tot onbillijk grote verschillen in afkoopsommen.
Onderzoek naar een geschikter en eenvoudiger alternatief is noodzakelijk.
8. Tenslotte ontbreekt een klachtenregeling terwijl er veel klachten zijn.
vereniging
eigen huis
Datum Raadsadres Pagina
11 april 2018 Erfpachtproblemen moeten 3/3
worden opgelost
VEH is van mening dat het doormodderen met de uitvoeringspraktijk van het nieuwe
erfpachtsysteem onverantwoord en onfatsoenlijk is richting de erfpachters. De
vereniging dringt er bij u als gemeenteraad op aan ervoor te zorgen dat:
- de informatie aan de erfpachters sterk gaat verbeteren;
- op korte termijn de genoemde onduidelijkheden worden opgelost;
- de deadline van 2020 wordt geschrapt en de garantie wordt gegeven dat de WOZ-
waarde met peildata 1-1-2014 of 1-1-2015 als basis gebruikt blijft worden tot het
moment dat alle problemen zijn opgelost en iedereen een redelijk en duidelijk aanbod
heeft kunnen ontvangen;
- onderzoek wordt verricht naar een geschikter en eenvoudiger alternatief voor de
huidige BSQ's.
Wij zijn graag tot een nadere toelichting bereid.
Met vriendelijke groet,
Vereniging Eigen Huis
drs. Nico W. Stolwijk
manager Belangenbehartiging
| Raadsadres | 3 | val |
Smoon Aeterdan R
“ Gemeenteblad
“ Interpellatie voor de raadsvergadering van
woensdag 25 november 2020
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1483
Publicatiedatum 19 november 2020
Agendapunt 4A
Datum interpellatie 18 november 2020
“Onderwerp
Interpellatie van de leden Naoum Néhmé, Boomsma, Ceder, Kreuger en Kilig
inzake dramatische bouwcijfers in het middensegment.
“Aan de Gemeenteraad
Uit de voortgangsrapportage woningbouw najaar 2020, werd duidelijk dat
halverwege 2020 er slechts gestart is met de bouw van 78 woningen in het
middensegment. Dit is slechts een schijntje in vergelijking met de doelstelling van
1670 nieuwe woningen in het middensegment per jaar. Tevens is duidelijk
geworden dat er niet genoeg woningen in de planvoorraad zitten om dit jaar de
doelstelling te kunnen halen. Hiermee zou voor het derde jaar op rij de doelstelling
niet gehaald worden.
Een zeer zorgwekkende constatering gezien het feit dat het middensegment ernstig
onder druk staat in Amsterdam. Dit is een klap in het gezicht van alle hardwerkende
Amsterdammers die recht hebben op een goede en betaalbare woning. De gehele
gemeenteraad is het met elkaar eens dat er veel meer betaalbare woningen bij
moeten komen. Toch weet dit college jaar op jaar de doelstellingen niet te halen.
De strenge eisen die Amsterdam stelt bovenop de hoge grondprijzen zorgen ervoor
dat het voor de marktpartijen niet mogelijk is om deze betaalbare woningen te
realiseren. De fracties van de VVD, het CDA, de Christenunie, Forum voor
Democratie en DENK willen van de wethouder weten wat hij eraan gaat doen om
deze wooncrisis op te lossen. De actualiteit bij de commissie Wonen en Bouwen
van 18 november jl. heeft wat deze fracties betreft te weinig concrete antwoorden
en verbeterpunten opgeleverd. De wethouder kon geen concrete stappen noemen
hoe we de bouw in dit segment kunnen vlottrekken.
Op grond van het vorenstaande stellen ondergetekenden, op grond van artikel 43
van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende vragen aan
het College van Burgemeester en Wethouders.
1. Hoe heeft het zover kunnen komen dat er slechts 78 huurwoningen in
het middensegment in een half jaar tijd in aanbouw zijn genomen?
2. Welke signalen zijn er gemist waardoor Amsterdam in een halfjaar tijd
slechts 78 betaalbare huurwoningen in aanbouw heeft genomen?
3. Hoeveel middeldure huurwoningen verwacht de wethouder in 2020 in
totaal te kunnen realiseren?
4. Hoeveel woningen verwacht de wethouder in totaal in 2020 en 2021 te
kunnen realiseren?
1
R
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeli 1 Gemeenteraad
Ne m 1483 Interpellatie
mer
Datu 19 nov 2020
m
5. Hoe komt het dat het slagingspercentage voor het middensegment elk
jaar afneemt? (van 75% naar 60% naar 50% en nu naar 25%)
6. Om de doelstelling (1670) volgend jaar te halen moet de
slagingspercentage verdubbelen (van 25% naar 50%) hoe gaat het college
dit realiseren?
7. Verwacht de wethouder de doelstelling van 1670 woningen in 2021 wel te
halen bij staand beleid?
8. Wanneer moet het Doorbraakteam concrete resultaten opleveren? Hoeveel
extra middeldure huurwoningen zal dit team moeten opleveren? Welke
doelstellingen en mandaat krijgt dit team mee?
9. Wil de wethouder de achterstanden van de afgelopen jaren inlopen door
voor de komende jaren een hogere bouwdoestellingen te hanteren?
10. Is de wethouder bereid minder sociale huur te bouwen als dit ten gunste
komt van het bouw van woningen in het middensegment?
11. Is de wethouder bereid te voldoen aan de wensen van de markt om de
bouw aan te jagen?
12. Hoe kan het dat het inmiddels bijna een jaar duurt voordat het college
en de marktpartijen de berekening van residuele grondprijzen met
elkaar vergeleken hebben?
13. Verwacht de wethouder dat er naar aanleiding van het proces van ‘de
boeken open’ en tonen van hoe de grondprijzen tot stand komen,
aanpassingen zullen worden gedaan in de te hanteren grondprijzen?
Waarom wel of niet?
“De leden van de Gemeenteraad,
H. Naoum Néhmé
D.T. Boomsma
D.G.M. Ceder
K.M. Kreuger
A. Kilic
2
| Actualiteit | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel West
Ruimte en duurzaamheid
Besluit hogere waarden Wet geluidhinder wijzigingsplan
“2° wijziging Augustinuspoort”
EEE ape |
en 5 Mk
: En A $ à
EN FP
er eK 7 ES Km en, i
| E | La | ij A
ad Te
JE
« î ú |
fs, mn k
AE
ee
BE
a he ek
Ed |} Et nek „RE
Organisatie Stadsdeel West
Directie Strategie en beleidsrealisatie
Afdeling Ruimtelijke ordening en grondzaken
Datum 24 maart 2015
Planstatus wijzigingsplan vastgesteld
Besluit hogere waarden Wet geluidhinder wijzigingsplan “2e wijziging Augustinuspoort”
Besluit hogere waarden Wet geluidhinder wijzigingsplan “2e wijziging Augustinuspoort”
TOELICHTING
Inleiding
De Wet geluidhinder geeft aan welke geluidsbelasting aanvaardbaar is. Deze normen moeten bij het opstellen van
een wijzigingsplan in acht worden genomen. Indien de voorkeurswaarden worden overschreden en
geluidbeperkende maatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn, biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid om
hogere grenswaarden vast te stellen.
Stadsdeel West en eigenaar Stadgenoot ontwikkelen in gezamenlijkheid een nieuw wijzigingsplan voor het
voormalige Broederhuis aan de Postjesweg 124. Dit gebouw ligt aan de oostkant van het Rembrandtpark, net ten
noorden van de Postjesweg. Het plangebied van het wijzigingsplan wordt begrensd door de voormalige
Augustinusschool in het noorden, de Orteliusstraat in het oosten, de Postjesweg in het zuiden en de Orteliuskade
en het Rembrandtpark in het westen.
Inhoudelijke overwegingen
Het wijzigingsplan is opgesteld ten behoeve van de transformatie van het voormalige Broederhuis en voorziet
onder andere in de ontwikkeling van 32 nieuwe woningen. Dit zijn geluidgevoelige bestemmingen. De normstelling
in de Wet geluidhinder bestaat uit een voorkeursgrenswaarde en een maximale toelaatbare geluidbelasting voor de
geluidbelasting op de buitengevel en binnen in geluidgevoelige bestemmingen.
1. Akoestisch onderzoek
In het akoestisch onderzoek is de geluidcontour van de Postjesweg in kaart gebracht. Deze binnenstedelijke weg is
de enige geluidsbron die van invloed is op de geluidbelasting van de nieuw te bouwen woningen.
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt op alle meetpunten overschreden. De maximale ontheffingswaarde ten
gevolge van het verkeer op de Postjesweg (63 dB) wordt nergens overschreden. De resultaten van het akoestisch
onderzoek zijn samengevat in tabel 1.
Tabel 1. weergave hogere waarde
Gevel Postjesweg
Zuidgevel 61dB
Oostgevel 57 dB
_Westgevel ______________57dB
2. Geluidbeperkende maatregelen
Het treffen van geluidbeperkende maatregelen kan de berekende geluidbelasting verlagen. Allereerst wordt
gekeken naar bronmaatregelen gevolgd door overdrachtsmaatregelen en als laatste ontvangermaatregelen.
Door het toepassen van bronmaatregelen zoals het terugdringen van de verkeersintensiteit en het verlagen van de
maximum snelheid ter plaatse van de doorgaande Postjesweg, kan de geluidbelasting verlaagd worden. Dit stuit
echter op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard;
Om de geluidbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde dient een reductie van 3 dB te worden
bewerkstelligd. De kosten voor het toepassen van een stiller wegdek (€90.000 voor 150 meter) stuiten, in relatie tot
de te behalen reductie, op overwegende bezwaren van financiële aard.
Het toepassen van overdrachtsmaatregelen door het plaatsen van een scherm of een wal op de Postjesweg stuit
op bezwaren van stedebouwkundige en financiële aard.
3. Cumulatie
De geluidbelasting wordt veroorzaakt door één geluidsbron, de Postjesweg. Zodoende is er geen sprake van
cumulatie.
2
Besluit hogere waarden Wet geluidhinder wijzigingsplan “2e wijziging Augustinuspoort”
Het akoestisch onderzoek Transformatie Broederhuis te Amsterdam is aan het TAVGA voorgelegd op 6 oktober
2014. Het TAVGA is akkoord aangezien het plan voldoet aan de Wet geluidhinder.
De vier woningen op de eerste verdieping aan de Postjesweg voldoen niet aan de aanvullende eisen uit het
Amsterdams geluidbeleid omdat deze woningen geen geluidluwe gevel met een belasting van minder dan 48 dB
hebben. Het TAVGA is akkoord gegaan met deze afwijking op het beleid omdat bij de transformatie van het
gebouw wordt gestreefd naar behoud van het uiterlijk en de indeling van het gebouw. Dit beperkt de mogelijkheden
om ruimtes zo in te richten dat ze alsnog een geluidiluwe gevel krijgen. Vanwege de indeling van het gebouw zijn
de woningen niet op een andere manier te realiseren. Alle overige woningen in het project hebben wel een
geluidluwe gevel.
Procedure
Het ontwerpbesluit tot vaststelling van de navolgende hogere waarden voor het wegverkeerslawaai zoals bedoeld
in de Wet geluidhinder heeft met ingang van 1 januari 2015 tot en met 11 februari 2015 tegelijk met het
ontwerpwijzigingsplan “2° wijziging Augustinuspoort” gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen.
Er is een zienswijze pro forma ingediend door dezelfde appellant die een zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan
heeft ingediend. Echter, met betrekking tot het besluit hogere waarden Wet geluidhinder heeft de appellant zijn
gronden niet verder ingevuld.
BESLUIT
Burgemeester en wethouders van Amsterdam hebben besloten in te stemmen met het voorliggend besluit tot de
vaststelling van de navolgende hogere waarden voor het wegverkeerslawaai zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Deze hogere grenswaarden worden vastgesteld voor de te realiseren woningen die volgens het wijzigingsplan “2°
wijziging Augustinuspoort” mogelijk zijn.
Blok- Locatie/ Functie Bron Hogere
nummer | bestemming waarde in dB
Kadastrale gegevens
Sloten: STNO2 D 05163
3
| Besluit | 3 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 727
Publicatiedatum 1 juli 2016
Ingekomen onder T
Ingekomen op woensdag 22 juni 2016
Behandeld op woensdag 22 juni 2016
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake het maatregelpakket “Schone Lucht voor
Amsterdam: op weg naar een uitstootvrij 2025" (milieuzone voor personenauto's).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het maatregelpakket “Schone Lucht voor Amsterdam:
op weg naar een uitstootvrij 2025" (Gemeenteblad afd. 1, nr. 656).
Overwegende dat:
— uithet op 19 mei 2016 verschenen TNO-onderzoek in opdracht van de gemeente
Utrecht blijkt dat de luchtkwaliteit in de stad sinds de invoering van de milieuzone
meer verbeterd is dan in andere grote steden;
— het onderzoeksinstituut het ‘aannemelijk’ noemt dat het verschil deels kan
worden verklaard doordat Utrecht sinds ruim een jaar sterk vervuilende
dieselauto's en -bestelauto's weert uit de binnenstad;
— uit hetzelfde onderzoek blijkt dat de roetuitstoot van licht verkeer met 29% is
gedaald;
— sinds 2014 het aantal oude dieselpersonenwagens in Utrecht sterk is gedaald van
2,8% naar 0,5%;
— uit het meetrapport van Milieudefensie "Wat ademen wij in?' blijkt dat Amsterdam
nog steeds de Europese normen voor luchtkwaliteit overschrijdt.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
op basis van het TNO-rapport luchtkwaliteit en de ervaringen van de stad Utrecht te
bezien welke aanknopingspunten de aanpak van Utrecht biedt voor verbetering van
de luchtkwaliteit in Amsterdam en de rRaad hierover uiterlijk in het najaar van 2016 te
informeren.
Het lid van de gemeenteraad
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
Van:
Verzonden: vrijdag 19 juni 2015 11:43
Aan: Pe Marijke
Onderwerp: raadsadres woningdelen
Urgentie: Hoog
Geachte mevrouw Pe,
Inzake de “Voordracht voor de raadsvergadering van 1 juli 2015" wil ik graag een opmerking
plaatsen.
In de Voordracht lees ik o.a. iets over woningdelen.
Op 9 juni jl. was er een zitting bij de rechtbank i.v.m. mijn beroep tegen de verbindendheid van
de beleidsregels voor Woongroepen.
In casu een exceptieve toetsing.
Ik meen dat de beleidsregels onrechtmatig zijn wegens strijd met hogere wetgeving en
beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechter wilde ook graag weten hoe het kan dat Amsterdam een nieuwe definitie van
“huishouden” bedacht heeft, te weten:
“een woongroep wordt aangemerkt als één huishouden, maar voert geen gemeenschappelijk
huishouden"
Een bizarre definitie die geen enkele andere gemeente hanteert en niet gebaseerd is op de
Huisvestingsverordening.
Voorts vroeg de rechter zich af waar in de Huisvestingsverordening staat vermeld dat er geen
omzettingsvergunning benodigd is als je aan de 9 voorwaarden voldoet, vermeld in de
beleidsregels.
M.a.w. de beleidsregels verruimen mogelijkheden die niet gebaseerd zijn op de
Huisvestingsverordening.
Het voldoen aan de 9 voorwaarden zorgen er mi. niet voor dat er een woonvorm ontstaat die
gelijkgesteld kan worden aan een gemeenschappelijk huishouden.
Verhuur aan een woongroep is feitelijjk gelijk aan kamerverhuur, want ook bij woongroepen is
sprake van omzetting naar kamers; elke woongroeplid (i.c. kamerhuurder) huurt zijn eigen
kamer. Dat er een gemeenschappelijke ruimte is, zegt niets. Dit komt ook voor bij kamerverhuur
en dat blijkt ook uit jurisprudentie.
Voorts haalde de rechter aan dat uit jurisprudentie voortvloeit dat studenten geen (duurzaam)
gemeenschappelijk huishouden voeren.
Ik had nl. als beroepsgrond vermeld dat vanwege jurispurdentie studenten middels de
beleidsregels niet opeens aangemerkt kunnen worden als één huishouden.
Daar de beleidsregels opgesteld zijn onder druk van de vastgoed- en studentenlobby, is
overduidelijk dat woningdelers dus bestaan uit studenten.
Verhuurders willen gewoon in staat zijn vergunningvrij te verhuren zonder deugdelijke
belangenafweging t.a.v omwonenden.
Enkel het verdienmodel prevaleert.
Doordat er in de beleidsregels geen limiet wordt gesteld aan het aantal woongroepleden, kan
een geheel pand vergunningvrij worden omgezet. Dus een pand kan een wel 10-15 studenten
vergunningvrij herbergen.
Met dergelijke excessen is geen rekening gehouden.
Daarom mijn beroep bij de rechtbank, omdat ik het onrechtmatig acht als de regels voor
kamerverhuur omzeild worden onder druk van de vastgoedjongens en studenten.
De woningen in mijn wijk zijn bestemd voor één huishouden, dus echt niet voor groepen
studenten.
O.a. advocatenkantoor Wieringa was betrokken bij de lobby, hetzelfde kantoor dat o.a. de
beruchte huisjesmelker Hooijmaaijers bijstond.
Het voorstel is er daarna doorgedrukt door ex-projectontwikkelaar Daniel van der Ree, zonder
dat gekeken werd of e.e.a. juridisch wel door de beugel kon.
Ik kan uiteraard niet voorspellen wat de rechter zal gaan beslissen; ofwel worden de
beleidsregels alsnog verbindend verklaard, ofwel onverbindend, ofwel buiten toepassing
gelaten voor het pand naast ons, dat in gebruik is bij 8 studenten en waar nog wel meer
studenten bij kunnen gezien de oppervlakte.
Ik wil u daarom verzoeken mij te informeren of er rekening gehouden kan worden met
bovenstaande, alvorens de beleidsregels vereenvoudigd en uitgebreid gaan worden, gezien
hetgeen ik lees in de Voordracht.
P.S. dat Amsterdam meent dat woningen volgestopt kunnen worden, is een politiek motief
hetgeen mi. niet gebruikt mag worden om hogere wetgeving en beginselen van behoorlijk
bestuur te negeren. Studenten dienen geen voorkeursbehandeling te krijgen, dus dat ze zonder
enige vergunning overal mogen wonen.
Àls de gemeente vindt van wel, dan moeten groepen arbeidsmigranten dus ook vergunningvrij
overal gaan wonen.
Andere gemeentes zoals Rotterdam. Den Haag en Utrecht eisen wel dat woongroepen pas een
huishouden zijn als ze tegelijkertijd een duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen.
Daarom is er in die gemeentes niet per se strijd met hogere wetgeving en beginselen van
behoorlijk bestuur.
Hoogachtend,
| Raadsadres | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
Amstel 1
1011 PN Amsterdam
Amsterdam, 22.09.2009, E
Geachte Burgemeester, Wethouders, Leden van de gemeenteraad,
Ongetwijfeld adresseer ik dit schrijven aan het verkeerde loket, ik veronderstel dat u de juiste
weg of instantie weet te vinden.
Ik wil u graag attenderen op de verkeerssituatie op de kruising van het Rijksmuseum naar de
Museumbrug, er zijn daar 2 voetgangerszebra’s, en het gaat mij hier om de oostelijke, want
daar loop ik dagelijks een groot risico. f
U heeft recentelijk een teller aangebracht bij het voetgangerstoplicht, Het probleem ligt hier |
niet bij de voetgangers die te vroeg of te laat de stoplichtinstructies volgen.
Het gemotoriseerde verkeer rijdt ALTIJD door, wanneer het voetgangersstoplicht op groen |
gaat. Vermoedelijk kunnen de bestuurders er ook weinig aan doen omdat mogelijk “hun”
stoplichten belabberd zijn afgesteld.
Feit is dat ík persoonlijk voor stoplicht moet spelen door bijna agressief een stopsignaal te °
maken om vervolgens met mijn honden over de zebra{groen stoplicht!) te kunnen wandelen 5
naar het 1° Weteringplantsoen. Ik maak dit rondje bijna dagelijks, de situatie is al lang zo en
met name ’s middags door de week.
Als ik zo vrij mag zijn zou ik u adviseren óf te kijken naar de stoplichten voor de auto’s(beter
afstemmen) of een serieuze controle te laten plaatsvinden bij het genoemde |
voetgangersstoplicht. Ik kan u verzekeren dat uw boetepot zal overstromen, ik meen dat de L
boete bij het hinderen van een voetganger op een zebra{zonder stoplicht!) al € 150 is,
ongevecr.
Het gaat mij niet om de boete’s, maar uiteraard dat ik veilig van uw voorziening gebruik kan
maken, de teller is leuk, maar zinloos.
Ik ga er van uit dat u mij niet alleen een ontvangstbevestiging stuurt van dit bericht, maar
vooral dat u deze kwestie naar behoren oplost. En
Ik heb hierover al met regelmaat gerapporteerd aan voorbij komende agenten, tot nu toe met
geen enkel resultaat.
Met vriendelijke groet
Bezoekadres Gemeente Amsterdam :
Stadhuis, Amstel 1 ep
1011 PN Amsterdam
Postbus 202 as
1000 AE Amsterdam |
www.amsterdam.nl 2 |
Retouradres: B&W, Postbus 202, 10600 AE Amsterdam: :
Ons kenmerk 2009010895
Behandeld daor ing. B. Velzel!
Telefoonnummer 020 556 5336
Faxnummer 020 556 5725 f
E-mail b.velzel@ivv. amsterdam.nl Ë
Bijlage
Onderwerp Uw klacht inzake de oostelijke voetgangersoversteekplaats nabij de Museumbrug
Geachte |
Uw raadsadres van 22 september 2009 is In de Gemeenteraad van 28 oktober jl. voor |
verdere behandeling in handen van het College van Burgemeester en Wethouders
gesteld. Ter beantwoording kunnen wij u het volgende melden: |
_ Op donderdag 5 november jl. heeft de behandelend ambtenaar in uw bijzijn de betreffende
kruispunten geschouwd. Tijdens deze schouw is de door u geschetste onveilige situatie Á
duidelijk geworden. :
Het ontstaan van deze onveilige situatie heeft een tweetal oorzaken:
e door defecte detectielussen in het asfalt heeft de verkeerslichtregeling niet
optimaal meer kunnen functioneren, wat de doorstroming van het autoverkeer op |
de oostelijke voetgangersoversteekplaats heeft belemmerd. Deze defecten zijn
inmiddels aan onze storingsdienst doorgegeven en dienen binnen 5 dagen te zijn ;
verholpen.
e De verkeersintensitelten op de kruispunten Stadhouderskade — Museumbrug en Ù
Stadhouderskade — Hobbemakade zijn toegenomen waardoor er capaciteits- |
problemen onfstaan. Ì
Om het verkeer in Amsterdam zo goed en zo snel mogelijk af te wikkelen hanteren wij voor |
verkeerslichten een zo kort mogelijke korte cyclustijd. De cyclustijd (bijv. 60 seconden) is
de tijd die een verkeersregelinstallatie nodig heeft om alle weggebruikers minimaal één
: keer groen licht te geven. Ter bevordering van de afwikkeling van de hogere intensiteit op
de genoemde kruispunten zulen wij de cyclustijd van de betreffende
verkeersregelinstaflaties iets verhogen ten behoeve van een betere doorstroming van het
Het stadhuis Is bereikbaar per metra en tram (lijnen 9 en 14), halte Watertooplein
Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam |
Wethouders
verkeer op de Stadhouderskade. Door deze aanpassingen verwachten .wij dat de
voetgangersoversteekplaatsen na realisatie nog veiliger zijn. RE |
Ondanks dit enigszins technische antwoord hopen wij dat u zich kunt vinden: in de door
: ons aangedragen oplossingen ter verbetering van de verkeersveiligheid op de genoemde
kruispunten. Op het moment dat de aanpassingen op straat gereed zijn, zulen wij de
situatie opnieuw laten schouwen en zal de behandelend ambtenaar u uitnodigen om deze
schouw bij te wonen. i
Wij danken u hartelijk voor het meedenken met het verbeteren van de verkeersveiligheid in |
| Amsterdam.
Met vriendelijke groet, |
7 Burgemeester en wethouders van Amsterdam, Pe _
_ LZ |
secretaris Í Í burgemeester .
drs. H. de Jong / mr. MJ. Cohen
| Raadsadres | 3 | test |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1490
Datum indiening 23 oktober 2020
Datum akkoord 24 november 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Kreuger inzake de desastreuze invloed
van windmolens en zonneparken op woningprijzen in en om Amsterdam
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Recent verscheen een nieuw paper! over de invloed van windturbines op de
woningprijzen. Eerder berichtte ook de NOS? al over onderzoeken hiernaar.
Woningen die uitzicht hebben op de locaties van twee toekomstige windparken
zouden voor lagere prijzen worden verkocht dan vergelijkbare woningen die verder
van een windpark staan. De prijsdalingen kunnen hierbij oplopen tot 15%.
Het college is voornemens zo’n 20% van de Amsterdamse benodigde energie op te
wekken via windturbines. De huidige zoekgebieden voor windturbines, die zijn
aangewezen in de Regionale Energiestrategie (RES), zijn vaak in de nabije omgeving
van gevoelige bestemmingen.
Dat er op korte termijn überhaupt op grote schaal windturbines in en rondom
Amsterdam gebouwd kunnen worden is te wijten aan het feit dat er donderdag
22 oktober door de provincie Noord-Holland een besluit is genomen over de nieuwe
omgevingsverordening. Toen heeft het college bestaande uit VVD, GroenLinks, D66
en PvdA ervoor gekozen de minimale afstandsnorm van 600 meter tot ‘gevoelige
bestemmingen’ (zoals woningen) binnen de Metropoolregio Amsterdam (MRA) te
schrappen. Hierdoor wordt het mogelijk windturbines nog dichter op de gebouwde
omgeving te bouwen, wat dus tot nog grotere waardedalingen zal leiden.
Gedeputeerde Staten liet in een reactie op een amendement van FVD NH dat de 600
meternorm beoogde te handhaven weten: ‘Gelet op het in het coalitieakkoord
opgenomen doel van aanwijzingsbevoegdheid, namelijk vooruitlopend op de RES'en
meer windenergie in de MRA mogelijk maken (sic). Die ruimte is lastig te vinden als
we ons aan de 600 meter moeten houden.’
Volgens de genoemde publicaties zouden er dus significante effecten op kunnen
treden t.a.v. de waarde van woningen. Een waardedaling van woningen kan voor de
financiële situatie van woningbezitters een enorme strop betekenen. De fractie van
Forum voor Democratie Amsterdam wil daarom inzicht in de gevolgen voor bewoners
en is benieuwd wat het college hiervan vindt. Zoals men begrijpt ziet de fractie van
1 https://cepr.org/active/publications/discussion_papers/dp.php?dpno=15023
2 https://nos.nl/artikel/231 2067 -lagere-huizenprijzen-in-gebieden-van-windparken-groningen-en-
drenthe.html
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 23 oktober 2020
Forum voor Democratie het liefst dat er überhaupt geen windturbines (op land)
worden gebouwd.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Kreuger, namens de fractie van Forum voor
Democratie, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met het effect van windmolens en zonneparken op
woningprijzen en is het college bekend met de onderzoeken die hiernaar gedaan
zijn?
Ja, het college is bekend met het onderzoek van Universiteit van Amsterdam en
Vrije Universiteit Amsterdam (Dröes en Koster, 2019) naar het effect van
windmolens en zonneparken op woningprijzen.
2. Is het college bekend met de eventuele effecten die waardedaling van woningen
voor woningbezitters hebben, en zo ja wat zijn die effecten precies?
Het college heeft kennisgenomen van het onderzoek van Dröes en Koster,
geschreven in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
De onderzoekers benoemen de volgende bevindingen:
- De effecten variëren rond de 2 tot 5 procent.
- De onderzoekers stellen dat de relatieve woningwaardedaling tussen 1985-
2019 gemiddeld zo’n 2% bedroeg binnen 2km afstand van een turbine.
- De onderzoekers zien dat de effecten van turbines hoger zijn na 2011
(gemiddeld 1.3% voor 2011 en gemiddeld 3% na 2011).
3. Worden deze effecten aan bewoners gecommuniceerd, en zo ja hoe?
Ja. Via de informatieavonden over windmolens in het kader van de Regionale
Energiestrategie (RES) tussen 15 en 24 juni 2020, en twee bijeenkomsten over
de ontwikkeling van windmolens in het gebied Noorder IJ-plas en havengebied op
25 en 30 juni 2020. Tijdens deze bijeenkomsten zijn vragen gesteld en
beantwoord over woningwaarde. De verslagen van de bijeenkomsten zijn
openbaar gepubliceerd op de website van het programma RES NHZ en
amsterdam-wind.nl:
-_https://energieregionhz.nl/documenten#amsterdam
-__https://amsterdam-wind.nl/home/meepraten-op-17-november/).
Ook via het wensen en bedenkingen-traject van het programma RES NHZ zijn
drie reacties binnengekomen over mogelijke waardevermindering. De reacties
worden beantwoord in de reactienota, die naar verwachting op 15 december zal
worden vastgesteld door het college van B&W. De reactienota wordt gepubliceerd
door het programma RES NHZ.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 23 oktober 2020
4. Begrijpt het college de zorgen die er hierover zijn of zouden kunnen ontstaan bij
bewoners?
Ja, het college begrijpt de zorgen. Het college merkt hierbij op dat onze omgeving
continu onderhevig is aan ruimtelijke ontwikkelingen. In Nederland gaan we er
dan ook vanuit dat niemand gevrijwaard is van het risico dat er een ruimtelijke
ontwikkeling in zijn/haar omgeving plaatsvindt waardoor hij schade leidt. Daarom
geldt dat er wettelijk een minimum niveau van woningwaardedaling is van 2
procent, waarvoor planschade niet gecompenseerd wordt. Met de
inwerkingtreding van de Omgevingswet (verwacht 1 januari 2022) gaat dit
percentage naar 4 procent.
5. Hoe beoordeelt het college de mogelijke waardedalingen en is de daling van de
woningprijzen een factor die wordt meegenomen in de beslissing waar
windmolens en zonneparken geplaatst worden?
Zie antwoord op vraag 4. Plus: Bij de keuze voor de locaties voor windmolens en
zonneparken wordt een beoordeling gemaakt van de gevolgen voor alle relevante
effecten; wettelijk geldt hier het vereiste van een ‘goede ruimtelijke ordening’. In
de eventuele effecten op woningprijzen wordt voorzien middels de wettelijke
planschaderegeling (zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening).
6. Is het college bereid een norm te hanteren qua woningprijsdaling (als in een
grens aan wat zij een acceptabele daling vinden)?
Het college hanteert de wettelijke norm. Zie antwoord vraag 4.
7. Worden prijsdalingen nu en in de toekomst door de gemeente dan wel andere
instantie gecompenseerd?
Zie antwoord vraag 4. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) voorziet in een regeling
voor planschade. Bij de beoordeling van planschadeverzoeken wordt de wettelijke
regeling in acht genomen. Met de inwerkingtreding van de omgevingswet wordt
de compensatie geregeld op basis van nadeelcompensatie (Omgevingswet,
hoofdstuk 15). Nadeelcompensatie is de overkoepelende term voor schade die
rechtmatig door de overheid wordt veroorzaakt.
8. Worden dergelijke waardedalingen van woningen en ander vastgoed
meegenomen in de berekeningen van de (maatschappelijke) kosten van de
energietransitie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe hoog zijn die kosten?
Ja, mogelijke waardedalingen van woningen en ander vastgoed als gevolg van de
plaatsing van windmolens maken een onderdeel uit van de maatschappelijke
kosten van de energietransitie. In Amsterdam is er geen onderzoek gedaan naar
mogelijke waardedaling van vastgoed door plaatsing van windmolens en is het
niet bekend hoe hoog deze kosten zijn. Het precies in beeld brengen van
duurzaamheidskosten en - baten is complex en vaak niet eenduidig te berekenen.
Het college zet zich in voor een rechtvaardige energietransitie.
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 23 oktober 2020
9. Wat vindt het college van het feit dat VVD, GroenLinks, D66 en de PvdA in de
provincie Noord-Holland de 600-meternorm tot gevoelige bestemmingen hebben
opgeheven binnen de MRA?
Het college is er voorstander van om de wettelijke normen voor geluid te
hanteren. De bovenwettelijke norm van 600 meter tot gevoelige bestemmingen is
niet opgeheven, maar er kan wel van worden afgeweken.
10. Is het college voornemens om windturbines op minder dan 600 meter van
gevoelige bestemmingen te bouwen? Zo ja, waar?
Dat is nog niet bekend. De zoekgebieden voor wind geven geen concrete plekken
voor windmolens aan. Momenteel worden de zoekgebieden binnen het RES-
proces geconcretiseerd aan de hand van 4 pijlers: 1) de ambitie van minstens 50
MW extra opgesteld vermogen, 2) bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak, 3)
ruimtegebruik: landschap en natuur, en 4) energiesysteemefficiëntie.
11. Welke waarde hecht het college aan draagvlak onder bewoners wanneer er
windturbines in een gebied worden geplaatst?
Zie antwoord vraag 10. Het maatschappelijk draagvlak is net als de andere 3
pijlers belangrijk bij de afweging om windmolens te realiseren. Het college stuurt
daarom onder andere op brede bewonersparticipatie in het RES-proces via
ateliers, infoavonden, interactieve avonden, reacties op de concept RES, en via
het draagvlakonderzoek naar nieuwe windmolens in Amsterdam.
Daarnaast volgt het college de gedragscode acceptatie en participatie
windenergie op land, met daarin eenduidige afspraken over hoe de omgeving
moet worden betrokken bij plannen voor nieuwe windmolens. De gedragscode is
opgesteld door Nederlandse WindEnergie Associatie. Zie:
https://www.nwea.nl/gedragscode-wind-op-land/
12. Het college heeft recent het draagvlak voor windturbines gemeten. Op welke
manier heeft het college dit draagvlak gemeten?
Voor het onderzoek onder bewoners in en rondom de zeven zoekgebieden
werden 12.118 huishoudens benaderd. Er hebben 1.577 bewoners aan dit
onderzoek meegedaan. Voor het stadsbrede onderzoek nodigden we 2.400 leden
van het Amsterdampanel uit, waarvan er 1.320 aan het onderzoek hebben
meegedaan. Daarnaast werden 3/1 mensen face-to-face ondervraagd.
De centrale vragen in het onderzoek zijn: houding ten aanzien van windenergie in
het algemeen en houding ten aanzien van windmolens in de directe nabijheid van
de woning in het bijzonder. Naast de resultaten van de enquête zijn er ook 400
pagina’s aan meningen over windmolens opgehaald deze zijn in de bijlage van
het rapport opgenomen.
Het draagvlakonderzoek en bijlage zijn gepubliceerd op de website van
Onderzoek, Informatie en Statistiek van de gemeente Amsterdam. Zie:
https://data.amsterdam.nl/artikelen/artikel/Ruime-meerderheid-is-positief-over-
extra-windmolens/cc316f8e-eddb-4d/71-8f89-294f45fd6202/
4
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer de ember 2020 Schriftelijke vragen, vrijdag 23 oktober 2020
13. Is er bij het draagvlakonderzoek vermeld aan inwoners dat de plaatsing van
windturbines leidt tot een waardedaling van de huizenprijzen? Indien nee,
waarom niet?
Er is vermeld dat windmolens volgens alle wettelijke normen (voor geluid en
slagschaduw) worden geplaatst. En daarnaast dat ze circa 150 meter hoog
worden en dat het de verwachting is dat maximaal de helft in het havengebied
kan worden gerealiseerd.
14. Is er bij het draagvlakonderzoek vermeld dat de plaatsing van windturbines niet
alleen leidt tot een waardedaling van de huizenprijzen, maar ook
gezondheidsschade tot gevolg kan hebben? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13. Plus: De gemeente Amsterdam volgt de ontwikkelingen bij
het RIVM en de Rijksoverheid m.b.t. geluidsnormen en windmolens in relatie tot
de volksgezondheid:
-_https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geluidsoverlast/documenten/kamers
tukken/2020/06/05/rivm-rapport-motie-schonis-en-de-who-richtlijnen-voor-
omgevingsgeluid-2018
De onderstaande rapporten met betrekking tot windturbines in relatie tot
leefomgeving en gezondheid zijn online te raadplegen:
-_https://www.rivm.nl/publicaties/health-effects-related-to-wind-turbine-sound-
update
-__https://www.rvo.nl/sites/default/files/2016/05/1 _RIVM%20invloed%20op%20b
eleving%20en%20gezondheid%20omwonenden.pdf
15. Wanneer is er volgens het college sprake van voldoende draagvlak?
Een ruime meerderheid van Amsterdammers is (zeer) positief over het realiseren
van de circa 17 extra windmolens in de zoekgebieden. Ook diegenen die in en
rond de zoekgebieden wonen. Per zoekgebied en tussen de generaties zijn er
verschillen in opvatting. Die verschillen en de resultaten uit de andere 3 pijlers
neemt het college mee bij de afweging om in gebieden windturbines te realiseren.
Het college hanteert daarbij geen onder- of bovengrens.
16. Gaat het college de bouw van windturbines doorzetten op het moment dat er
onvoldoende draagvlak is?
Zie antwoord vraag 15.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
5
| Schriftelijke Vraag | 5 | discard |
x Gemeente Amsterdam R.
% Gemeenteraad
% Motie
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer 111
Behandeld op 10 maart 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 maart 2021
Onderwerp
Motie van het lid Ceder inzake deurbeleid middels ingezetenencriterium bij
erotisch centrum
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de nadere uitwerking van de scenario's
raamprostitutie Wallen/Singel.
Constaterende dat het college de voorkeur geeft aan het openen van een
erotisch centrum.
Overwegende dat:
- het onwenselijk is dat een dergelijk erotisch centrum voor iedereen
toegankelijk zou zijn;
-— een erotisch centrum zonder deurbeleid al snel kan verworden tot een
seksattractie, juist ook voor buitenlandse toeristen;
- een erotisch centrum in Amsterdam geen faciliteit hoeft te zijn voor
buitenlandse toeristen die in Amsterdam een prostituee willen
bezoeken;
- als we echt afscheid willen nemen van het imago van Amsterdam als
stad van de red light en de betaalde seks, we ook geen faciliteiten
moeten openstellen voor sekstoerisme.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij een eventueel te openen erotisch centrum een deurbeleid te voeren
waarbij men een Nederlands ingezetene moet zijn om het centrum te
betreden.
Het lid van de gemeenteraad
D.G.M. Ceder
1
| Motie | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 187
Datum indiening 6 januari 2020
Datum akkoord 10 februari 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Boomsma inzake Huizen van de Wijk.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op 20 december 2019 stond in Het Parool het artikel “Plots wordt buurtcentrum in
Oud-Zuid gehalveerd: Voelt als dolksteek. ’In dit artikel wordt aangegeven dat
Combiwel als gevolg van een tegenvallende subsidie vanuit het stadsdeel de
activiteiten in het Huis de Wijk Lydia verkleint. De financiële verantwoording 2018 van
Combiwel staat niet op hun website. Op www.desan.nl, waar jaarverslagen van
zorginstellingen onder toezicht van het ministerie van VWS worden gepubliceerd, is
het jaarverslag beschikbaar. Uit dit jaarverslag blijkt dat in 2018 1.7 miljoen euro
verlies is geleden bij Combiwel voor Kinderen, terwijl er een positief resultaat is op
Buurtwerk van 0.1 miljoen euro. Ook vanuit de organisatie Eigenwijks, die de Huizen
van de Wijk in Slotermeer, Geuzenveld, Osdorp de Aker en (Nieuw-)Sloten verzorgt,
bereikten ons bij een werkbezoek signalen dat sluiting op zaterdagen wordt
overwogen om financiële redenen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Boomsma, namens de fractie van het CDA,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Klopt het dat Huis de Wijk Lydia wordt verkleind? Wat is de reden?
Antwoord
Dat klopt. Combiwel heeft de laatste jaren vaker extra subsidie gevraagd (boven
op de reguliere stijging van subsidiebudgetten) voor het in stand houden en
beheer van haar sociale basis accommodaties in stadsdeel Zuid. Het stadsdeel is
Combiwel in het verleden vaak tegemoet gekomen, maar niet in 2020. De
subsidie voor de accommodaties is niet gekort, maar is gestegen met het
reguliere accres op de subsidiebudgetten voor 2020.
Hiernaast speelt mee dat het gebouw Huize Lydia aan het Roelof Hartplein niet
voldoet aan de eisen van fysieke toegankelijkheid en dat de accommodatie
bovendien groot is. Om dit Huis van de Wijk voldoende toegankelijk te maken, zal
een investering nodig zijn. De haalbaarheid hiervan wordt onderzocht op inhoud
en financiën. Dit Huis van de Wijk had de beschikking over ruim 900m2
vloeroppervlakte. Beleid binnen de gemeente Amsterdam is dat een huis van de
wijk een oppervlakte heeft van 350 tot maximaal 470m2. Door de grootte van de
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng lez Gemeenteblad R
Datum 10 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 6 januari 2020
accommodatie waren er in Huize Lydia ook activiteiten die ook zelf voor
huisvesting zouden kunnen zorgen.
Het stadsdeel heeft ervoor gekozen de activiteiten voor kwetsbare groepen te
ontzien. Daarom is in overleg tussen stadsdeel Zuid en Combiwel ervoor gekozen
om het tekort bij Combiwel op de accommodaties in het stadsdeel op te lossen bij
Huize Lydia en bijvoorbeeld niet bij jongerencentra. Het dagelijks bestuur van
stadsdeel Zuid zal Huize Lydia behouden als maatschappelijke accommodatie in
de buurt met de belangrijke functie waarbij bewoners altijd een plek hebben om
naar binnen te lopen. Voor een deel van de ruimte in het gebouw wordt gezocht
naar een mede-huurder die het huis van de wijk aanvult en past binnen de
maatschappelijke bestemming. Een combinatie van zorg en welzijn is hierbij een
mogelijkheid. Het Huis van de Wijk wordt in grootte teruggebracht naar een
grootte die meer gebruikelijk is voor een Huis van de Wijk. Dat betekent dat voor
een deel van de activiteiten een andere plek wordt gezocht. Op verzoek van
stadsdeel Zuid is Combiwel in gesprek met de gebruikers om mogelijke
oplossingen te onderzoeken. Een deel kan ook gebruik blijven maken van Huize
Lydia. Een deel kan ook gebruik blijven maken van Huize Lydia.
2. Zijn er ook andere Huizen van de Wijk die verkleining of terugbrengen van de
activiteiten overwegen of recent hebben doorgevoerd?
Antwoord
De samenstelling van het totale aanbod is decentraal bij de stadsdelen
georganiseerd. Bovendien heeft iedere buurtvoorziening zelf de vrijheid om
binnen de kaders van de verleende subsidies hun eigen programmering vorm te
geven, afgestemd op de behoeften van de wijk. In het op 13 maart 2019 door de
gemeenteraad vastgestelde strategisch huisvestingsplan Jeugd, Zorg en
Basisvoorzieningen is onder andere het aantal voorzieningen inzichtelijk gemaakt.
Zo zijn er circa 150 buurtkamers, 40 jongerencentra en 40 huizen van de wijk in
de stad.
Vanuit de Eigenwijks in Nieuw West is een raadsadres (met beantwoording
bijgevoegd aan stukken) ontvangen waarin aandacht wordt gevraagd voor de
gevolgen van de verhoging op de subsidie die lager is dan aangevraagd. In dit
adres wordt aangekondigd dat Eigenwijks locaties een dag in de week moet
sluiten. Er zijn vergelijkbare brieven aan het college gestuurd door
“maatschappelijke organisaties” (instellingen voor maatschappelijke
dienstverlening en enkele welzijnsorganisaties), van gezamenlijk instellingen in de
Informele Zorg en van Cliëntenbelang Amsterdam. Deze brieven vragen alle om
het besluit over de hoogte van het accres op hun subsidies te heroverwegen. In
deze brieven wordt geen melding gemaakt van teruggang in de beschikbaarheid
van Huizen van de Wijk, maar wel van teruggang in de dienstverlening in het
algemeen. Het college heeft nog geen informatie dat dit daadwerkelijk heeft
geleid tot teruggang in de dienstverlening. Er zijn bij het college geen
voorbeelden bekend waarbij er recent buurtvoorzieningen verkleind zijn.
3. Zijn er financiële problemen of tekorten bij organisaties die de Huizen van de Wijk
in de stad exploiteren? Waaruit bestaan die problemen en/of tekorten?
Antwoord
Huizen van de wijk zijn in het algemeen zelf verantwoordelijk voor hun eigen
financiën. Een belangrijke inkomstenpost zijn de subsidies die worden vergeven
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng lez Gemeenteblad
Datum 10 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 6 januari 2020
vanuit de stadsdelen. De budgetten voor de sociale basis van stadsdeel waren
historisch bepaald. Het college heeft besloten in de periode 2020-2022 in stappen
deze budgetten te verdelen naar de opgave per stadsdeel. Dit betekent vooral
voor stadsdelen Oost en West dat budgetten voor voorzieningen en dus ook voor
Huizen teruglopen.In andere stadsdelen stijgen de budgetten juist. De
gemeentelijke subsidies staan in een openbaar register op de site van de
gemeente Amsterdam.
4. Hebben Huizen van de Wijk naast subsidie van de gemeente Amsterdam ook nog
andere bronnen van inkomsten? Welke bronnen zijn dit en hoe verhouden de
inkomsten zich tot de subsidie van de gemeente?
Antwoord
Huizen van de wijk hebben de mogelijkheid om ook andere inkomsten te halen
bijvoorbeeld uit de verhuur van ruimtes aan derden of door het aanbieden van
koffie/thee of andere dranken of spijzen.
5. Wordt er ook in 2019 verlies geleden op kinderopvang of andere onderdelen
binnen Combiwel? Speelt dit een rol bij de verkleining van Huis de Wijk Lydia en
het zoeken naar een huurder die meer betaalt?
Antwoord
Tekorten die afgelopen jaren bij Combiwel op andere onderdelen zijn geleden
hebben geen rol gespeeld in het besluit over Huize Lydia, wel de tekorten binnen
de sociale basis subsidie in stadsdeel Zuid, zoals in beantwoording vraag 1
beschreven.
Combiwel is onderverdeeld in meerdere stichtingen, de kinderopvang zit in een
andere stichting. De Stichting Combiwel voor Kinderen heeft last gehad van de
landelijke beleidswijzigingen, net als andere organisaties in deze sector. Namens
het college heeft de wethouder Zorg in 2018 en 2019 extra regie laten voeren op
alle relaties met de verschillende Combiwel onderdelen,
6. Klopt het dat de cao voor de medewerkers van Huizen van de Wijk een forse
loonverhoging kent? Wordt hiermee rekening gehouden binnen de subsidies?
Antwoord
De betreffende GAO -stijging in 2019 en 2020 is gemiddeld 3,25%, de
prijsontwikkeling op andere kosten zijn lager. Hier staat vanuit de gemeente een
compensatie tegenover van 2,8% structureel in 2019 en 0,9% incidenteel in 2020.
In de voorjaarsnota 2019 was aanvankelijk een indexering van de
subsidiebudgetten van 2,0% bepaald. Tijdens de behandeling van de begroting
2020 heeft het college zich genoodzaakt gezien om de indexering deels terug te
draaien om de stedelijke tekorten op te lossen. Het college is zich ervan bewust
dat ze door het besluit van de gemeenteraad van 6 november 2019 niet de
volledige kostenstijging te compenseren, instellingen een opgave geeft om de
Amsterdammers met dezelfde effectiviteit te ondersteunen.
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Neng lez Gemeenteblad R
Datum 10 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 6 januari 2020
7. Kan het college van burgemeester en wethouders voor de verschillende Huizen
van de Wijk aangeven van wie zij huren?
Antwoord
Huizen van de Wijk worden decentraal gesubsidieerd door de
stadsdeelcommissies aan welzijnsorganisaties. Deze instellingen zijn zelf
verantwoordelijk voor de huurcontracten. Er is geen centraal register van
accommodaties met informatie over verhuurders.
8. Is de huur voor de verschillende Huizen van de Wijk verhoogd in 2019 en wordt
de huur verhoogd in 2020? Wat is de huurverhoging in procenten? Wat is
hiervoor de reden? Worden Huizen van de Wijk hiervoor in de subsidie
gecompenseerd?
Antwoord
Huizen van Wijk wordt gehuurd van gemeentelijk vastgoed of woningcorporaties.
Als verhuurder heeft de gemeente nu het beleid dat huren de kosten moeten
dekken, en dat de jaarlijkse huurstijging binnen contractperiodes wordt
vastgesteld op basis van de Consumenten Prijs Indexcijfer van het CBS. Deze
huurstijging was in 2018 2,0% en in 2019 2,7%. De stijging van de subsidie
gebeurt hier los van volgens stijging van de subsidiebudgetten in de
gemeentebegroting. Er wordt hierbij uitgegaan van één indexeringspercentage.
Instellingen stellen binnen het budget zelf hun begroting op waarin ze keuzes
maken over inzet van panden en personeel. In het strategisch huisvestingsplan
Jeugd, Zorg en Basisvoorzieningen voert de gemeente met de stadsdelen regie
op de ontwikkeling van de fysieke maatschappelijke voorzieningen.
9. Betalen de Huizen van de Wijk een maatschappelijke huur?
Antwoord
Ja.
10. Wat vindt het college van de beperking van activiteiten in Huizen van de Wijk? Is
het college het met de fractie van het CDA eens dat dit in principe onwenselijk is?
11. Is het college het met de fractie van het CDA eens dat Huizen van de Wijk een
belangrijke rol hebben in Amsterdamse wijken ten aanzien van het bevorderen
van de sociale cohesie en de bestrijding van eenzaamheid? En dat ze ook een rol
hebben bij democratisering, versterking van de participatieve democratie en
contacten tussen buurtgenoten, waardoor mogelijk ook mantelzorg beter geleverd
kan worden? Graag een toelichting.
12. Is het college tevreden over het huidige niveau van activiteiten van de Huizen van
de Wijk? Zijn er punten waarin dit verbetering behoeft? Zijn er extra activiteiten
bijgekomen de laatste jaren? Zijn de Huizen van de Wijk voor die extra activiteiten
gecompenseerd in de subsidie?
13. Hoe liggen de verantwoordelijkheid van de stadsdelen en de centrale stad bij het
verzorgen van de continuïteit van de Huizen van de Wijk? Is hier verandering in
opgetreden? Is voor alle betrokkenen duidelijk waar welke verantwoordelijkheid
ligt?
4
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng lez Gemeenteblad
Datum 10 februari 2020 Schriftelijke vragen, maandag 6 januari 2020
Antwoord vragen 10 t/m 13
Het aanbod van activiteiten kan geen onveranderlijk gegeven zijn. Het college wil
ruimte maken voor buurtinitiatieven, een goede verdeling van middelen op de
opgaven in stadsdelen, wijken en buurten en gebiedsgerichte sturing op de lokaal
ontwikkelende vraag. Ook wil het college dat haar collegeprioriteiten, op
bijvoorbeeld inclusiviteit, preventie, kansengelijkheid, vertaling krijgen naar het
aanbod in de Huizen van de Wijk, Dit vereist binnen de bestaande schaarse
middelen elk jaar keuzes die ook kunnen betekenen dat binnen een specifiek
Huis van Wijk activiteiten verdwijnen. Die keuzes worden in de stadsdelen
gemaakt in besluitvormingsprocessen waar Amsterdammers en professionals uit
de wijken in worden betrokken. Voor 2020 is onder het door de gemeenteraad
vastgestelde nieuwe beleidskader 2020-2023: “Samen vooruit; Op weg naar een
stevige sociale basis in Amsterdam” voor het eerst gewerkt met een
Gebiedsgerichte Uitvoering (GGU) voor elke wijk waarin de stedelijke sturing op
collegeprioriteiten en de gebiedsgerichte sturing bijeen worden gebracht als
beoordelingskader voor de subsidies.
14. Is het college bereid te kijken naar mogelijkheden om verkleining of terugbrenging
van de activiteiten van Huizen van de Wijk te voorkomen?
Antwoord
Het college heeft kennis genomen van de overwegingen die het Dagelijks Bestuur
heeft gemaakt rond Huize Lydia. Ze volgt de uitkomsten van de gesprekken met
de organisatoren van de activiteiten waarvoor geen ruimte meer is in het Huis van
de Wijk. Er is echter geen grond om in stadsdeel Zuid op basis van de referentie
normen die de gemeente hanteert; vast te houden aan een veel groter Huis van
Wijk dan in de stad gebruikelijk is. Gelet op de opgaven die stadsdeel zuid kent,
het feit dat het gebouw aanpassingen vergt ten behoeve van de toegankelijkheid
en de wens om minder in stenen te investeren en meer in activiteiten, steunt het
college deze keuze. Dit past binnen de visie van dit college en valt binnen de
financiële kaders die u als raad meegegeven heeft.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
5
| Schriftelijke Vraag | 5 | discard |
Adviesaanvraag college aan dagelijks bestuur
Invullen door directie:
Onderwerp adviesaanvraag: Agenda Dieren 2024-2026
Portefeuille: Dierenwelzijn
Directie: Ruimte & Duurzaamheid
Datum behandeling staf WH 19 jun, 29 juni 2023, 16 oktober 2023
Datum adviesaanvraag: 7 december 2023, College B&W 5 september
Deadline ontvangst advies: 2 februari 2024,
Advies mailen naar: dieren@®amsterdam.nl t.a.v. Cor Ligthert
Meegestuurde stukken: Concept Agenda Dieren 2024-2026
Heeft er consultatie vooraf Adviesuitvraag is aangekondigd via wethouder aan BOSS (mail juli 2023)
plaatsgevonden?
Invullen door stadsdeel:
Stadsdeel: Centrum
Procesbegeleider: Trees Tiesinga
Datum weekstart/staf: 15 januari of 22 januari
Datum stadsdeelcommissie: 30 januari
Datum dagelijks bestuur: N.v.t.
Registratienr. (optioneel): _N.v.t.
Over gevraagde adviezen: Conform de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022:
-__ (art. 12, lid 1) betrekt college en BM het DB bij voorbereiding van stedelijke kaders als deze kaders betrekking hebben op taken en
bevoegdheden van DB of DB een rol krijgt in vitvoering van die kaders, of
-__ (art. 12, lid 2) als college of BM voornemens is over stedelijke kaders besluit te nemen of voornemens is ander besluit te nemen
waarbij belangen van een of meer stadsdelen zijn betrokken, in ieder geval bij vaststellen van bestemmingsplannen, wint college of
BM bij DB advies in.
DB legt deze adviezen voor aan SDC (art. 19).
Bij besluitvorming maakt DB inzichtelijk wat advies van SDC is en hoe eventuele voorstellen of moties als bedoeld in art. 30, lid 3, zijn
verwerkt. DB neemt advies van SDC over indien is vastgesteld met meerderheid van stemmen en past binnen stedelijke en budgettaire
kaders. DB kan uitsluitend schriftelijk met zeer zwaarwegende redenen afwijken van advies of voorstel van SDC. (art. 19, lid 5) Als
standpunten van stadsdeelcommissieleden bij vitbrengen van advies uiteenlopen, worden in advies standaard alle verschillende
standpunten binnen commissie kenbaar gemaakt. (art. 30, lid 5)
Formuleer hier de vraag aan het dagelijks bestuur
Bijgevoegd vindt v Concept Agenda Dieren 224,-2026. Graag zien wij vw advies tegemoet op de ambities, thema's en
acties tegemoet. Hier heeft u zes weken de tijd voor, maar gelet op het kerstreces komt daar nog een weekje bij.
De volgende planning wordt daarbij aangehouden:
e _4december 2023 t/m 22 januari 2024 * Inspraakperiode voor publiek
e _4december 2023 t/m 29 januari 2024 * adviesperiode voor stadsdelen
e 20 februari 2024 * Map wethouder Pels: Geüpdatet Agenda Dieren 2024-2026 incl verwerkte input DB,
stadsdeelcommissies en inspraak | nota van beantwoording) met verzoek door naar college
e 12 maart 2024 * College B&W: Geüpdatet Agenda Dieren 2024-2026 incl verwerkte input DB,
stadsdeelcommissies en inspraak | nota van beantwoording met verzoek akkoord door naar cie januari 2024
e 10 april 2024 * Commissie Duurzaamheid & Circulair
e 2, april 2024 * Raad
Pagina 1 van 3
Het dagelijks bestuur formuleert hier -indien van toepassing- t.b.v. de stadsdeelcommissievergadering een conceptadvies
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum kan zich vinden in de nieuwe Agenda Dieren. Hieronder een aantal
punten waar wij aandacht voor willen vragen:
Gezelschapsdieren
In de opgenomen maatregelen is een aantal keer aangegeven dat de gemeente Amsterdam in gesprek gaat met het
Rijk. Eén van die maatregelen is het verzoek om de online verkoop van dieren op onder andere Marktplaats te
reguleren.
Advies: In Nederland zijn erg veel stichtingen die zwerfhonden en/of katten uit het buitenland naar Nederland
importeren en aanbieden via een online platform. In de Agenda Dieren worden deze stichtingen niet specifiek
benoemd. Het advies is om zeker van deze stichtingen het aanbod van honden en katten te reguleren en
hierover in gesprek te gaan met het Rijk.
Kinderboerderijen als ontmoetingsplek passend bij het dier
In de Agenda Dieren zijn bij het Versterken van de subsidierelatie vanuit stadsdelen met
Boerderijen de volgende maatregelen opgenomen:
e Boerderijen moeten het vSKBN kwaliteitsbewijs voeren of aantonen dat ze aan een gelijkwaardige of betere
richtlijn voldoen.
e Boerderijen gaan werken met een meerjarenplan, waarin ze in ieder geval laten zien hoe ze in het lopend jaar en de
komende jaren omgaan met: dierenbeleid en dierbestand, educatie van personeel, de concrete toepassing van de
ambities ‘positief welzijn’ vit de overeenkomst en het versterken van hun administratieve organisatie.
Advies: Stadsdeel Centrum heeft één kleinschalige kinderboerderij de Dierencapel. De Dierencapel voldoet niet
aan alle voorwaarden die gesteld worden aan het vSKBN kwaliteitsbewijs, stadsdeel Centrum is daar wel met
de Dierencapel over in gesprek. De Dierencapel is een kinderboerderij die volledig afhankelijk is van, en draait
op, de inzet van vrijwilligers. Hierdoor is het erg lastig om aan de steeds maar groeiende eisen te voldoen. De
Dierencapel kan bijvoorbeeld niet altijd een BHV’er hebben rondlopen terwijl dat voor kinderboerderijen met
betaalde krachten vaak wel te realiseren is. Het dagelijks bestuur vraagt daarom voor deze kinderboerderij
vooral te richten op welke regelgeving noodzakelijk is voor het welzijn van de dieren maar minder strikt te zijn
in de richtlijnen die worden gesteld aan bijv. de administratieve organisatie.
Artis
Artis wil zich van dierentuin naar een educatief centrum waar plaats is voor inheemse diersoorten ontwikkelen.
Eris een afname van grote (exotische) dieren en een toename van kleine stadse (inheemse) dieren. Ook is er
meer natuureducatie over, in het bijzonder, de lokale beschermde soorten. En bij nieuwe verblijven wordt
altijd ruimte gemaakt voor stadsnatuur.
Advies: Het dagelijks bestuur ondersteunt deze ontwikkeling waarbij Artis steeds meer een educatief centrum
wordt waarin dieren centraal staan en alles rondom het levend organisme een plek krijgt.
Nestkasten voor gierzwaluwen, huismussen, vleermuizen
De maatregelen die zijn opgenomen zijn vooral beschermend van aard, zoals “We stellen een monitoringsplan op
voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen”.
Advies: Stadsdeel Centrum heeft volgens Maps Amsterdam gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen, het is
dus bekend dat er gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen zijn in de binnenstad. Het dagelijks bestuur
adviseert om een actieve maatregel op te nemen en aan te geven waar door het plaatsen van nestkasten het
aantal huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen in de stad kan toenemen.
Een tweede actieve maatregel heeft te maken met de wettelijke verplichting voor en verantwoordelijkheid van de
aanvrager van een (omgevings)vergunning om na te gaan of een activiteit kan leiden tot nadelige gevolgen voor
natuurwaarden. Een aanvrager is verplicht om een QuickScan flora en fauna uit te (laten) voeren. Als hieruit blijkt dat
voor de gewenste activiteit een omgevingsvergunning natuur of een aanvraag/ ontheffing Wet natuurbescherming
aangevraagd moet worden, wordt in de voorwaarden en algemene overwegingen van deze besluiten specifieke
informatie opgenomen over bescherming van de ter plaatse aangetroffen beschermde flora en fauna.
Registratienummer Z17-81484 / 2605
Pagina 2 van 3
Advies: In plaats van de verplichting van een QuickScan flora en fauna is het advies van het dagelijks bestuur om
er vanuit te gaan dat er gierzwaluwen, huismussen en vleermuizen aanwezig zijn en daarom bij het afgeven van
een vergunning altijd alle voorwaarden mee te geven alsof ze daadwerkelijk aangetroffen zijn. Hierdoor worden
uiteindelijk bij iedere verbouwing extra voorzieningen zoals nestplekken aangebracht.
Advies stadsdeelcommissie:
Advies van de stadsdeelcommissie aan het DB
Finaal advies DB:
Advies van het dagelijks bestuur aan het college van burgemeester en wethouders
Registratienummer Z17-81484 / 2605
Pagina 3 van 3
| Agenda | 3 | train |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Commissie
Leefomgeving van 7 februari 2012
Vergaderdatum dinsdag 7 februari 2012
Tijd 20:00 -23.00 uur
Locatie President Kennedylaan 923
Voorzitter Mw. R. Van Dolder
Griffier Mw. F. Alkan
1. Opening en vaststellen agenda
2. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB
3. Vaststellen verslag van de vergadering van 8 november en 14 december
2011
4. Toezeggingen en termijnagenda
5. Evaluatie gebruikregels Parken
6. Parkeerdrukmeting Zuid 2010
7. Sluiting
Ter kennisname stukken
De ter kennisname stukken zijn te vinden op de website www.zuid.amsterdam.nl
en liggen ter inzage bij de griffie en op beide stadsdeelkantoren.
- Programma van eisen (PvE) en voorlopig ontwerp (VO) groot onder-
houd Paulus Potterstraat
- Welstandsnota Zuidas
- Hortus Kenniskwartier
- Concept Bomenbeleid en bomenverordening
- Milieuverslag 2010
- Rapport kwaliteit openbare ruimte
- Besluitvorming bestuursakkoord Amstelscheg
1
Commissie Leefomgeving - dinsdag 7 februari 2012
- Concept-beleidsregels 2.3.4 VOB
2
| Agenda | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 62
Datum akkoord 25 januari 2016
Publicatiedatum 27 januari 2016
Onderwerp
Beantwoording nadere schriftelijke vragen van de leden Paternotte, Verheul en
Peters van 9 december 2015 op de schriftelijke vragen van het lid Paternotte van
19 november 2015 inzake het Programma Vreemdelingen.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
In juli 2015 is het Programma Vreemdelingen, naar aanleiding van het
initiatiefvoorstel van het voormalige raadslid mevrouw Van Doorninck', officieel
gestart en is het vreemdelingenloket fysiek geopend op de Houtmankade®. Het doel
van Programma Vreemdelingen is, zoals aangegeven in de bestuurlijke reactie op
het initiatiefvoorstel: “het bieden van een toekomstperspectief (gericht op toelating of
terugkeer)”.
Dit college onderschrijft dit doel en heeft structureel de benodigde 1,7 miljoen euro
per jaar vrijgemaakt voor Programma Vreemdelingen? De gedachte is dat met dit
programma de cirkel van uitzichtloosheid kan worden doorbroken en de kans op
succes bij terugkeer of alsnog een rechtmatig verblijf in Nederland groter is.
Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers op 9 december 2015, respectievelijk
namens de fracties van D66 en van de SP, op grond van artikel 45 van
het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende nadere
schriftelijke vragen — op de schriftelijke vragen van het lid Paternotte van
19 november 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1343) — aan het college van
burgemeester en wethouders gesteld:
1. In de antwoorden* op de schriftelijke vragen van het lid Paternotte wordt
aangegeven dat er onvoldoende budget is om activerende en juridische
begeleiding te bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers die zijn toegelaten tot
het programma (omdat hun procedure kansrijk wordt geacht door de veldtafel en
er mogelijk perspectief is).
1 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-
bin/showdoc.cgi/action=view/id=217201/type=pdfffsearch="Perspectief bieden vreemdelingenbeleid"
? https://www.amsterdam.nl/gemeente/college-van/burgemeester/persberichten-0/persberichten-2015/verdere/
$ http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-
bin/showdoc.cgi/action=view/id=217 207 ftype=pdfffsearch="Perspectief bieden vreemdelingenbeleid"
“http://www.amsterdam.nl/publish/pages/748493/1343_ 15. schriftelijke vragen_paternotte_inzake_programma_v
reemdelingen.pdf
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Naeling do Gemeenteblad
ummer vest
Datum 27 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 9 december 2015
Klopt het dat in de financiële paragraaf zoals gepresenteerd in de bestuurlijke
reactie (p.11)° wel rekening is gehouden met het bieden van deze (activerende en
juridische) begeleiding? Zo ja, hoe kan het dat er nu onvoldoende budget voor is?
Zo nee, wat wordt er dan bedoeld met de post ‘begeleiding personen’?
Zie ook een afbeelding van deze financiële paragraaf op de volgende pagina.
Financiële paragraaf en verdere uitvoering
Op basis van het voorgaande zal bij de opzet en uitrol van een Programma Vreemdelingen
naar schatting structureel € 1.700.000,= nodig zijn op basis van onderstaande posten.
1. Bijdragen ivm.tijdelijke opvang/onderdak
Gerekend moet worden op minimaal € 7.000,= per jaar per opvangplaats. Dit is de
optelsom van de kosten van onderdak en beheer/begeleiding. Uitgaande van 120 plekken
gaat het om € 850.000,=. Voor de kwetsbare mensen die zelf onderdak hebben gevonden
wordt gerekend met een bijdrage aan de woonkosten op jaarbasis €3.000,=. Uitgaande
van 50 particuliere kamers gaat het om € 150.000,=. Er moet rekening gehouden worden
met 1 miljoen aan bijdragen voor onderdak tbv totaal 170 (120 + 50) plaatsen.
* __Kwetsbare personen (100 plaatsen) € 500.000,=
* _ Voorziening voor terugkeerders (20 plaatsen) € 100.000,=
* _ Bijdragen huur kamers particulier (50 plaatsen) € _150.000,=
* _ Begeleiding personen en beheerkosten € 250.000,=
Totaal schatting onderdakvoorzieningen € 1.000.000,=
2. Bijdragen ivm levensonderhoud (€ 225,= per maand)
* _ 200 personen x gemiddeld 8 maanden € 350.000,=
3. Uitvoering Vreemdelingenloket
De kosten voor de uitvoering bedraagt naar verwachting van €200.000,= per jaar. De
aanname is dat er wekelijks 40 bezoekers zullen zijn (2000 per jaar), waarvan het naar
schatting bij 25% (500) om problematiek rond “verblijfsrecht en kwetsbaarheid” gaat. Uit
deze groep zullen de zaken worden gezeefd die moeten worden doorgeleid naar een
overleg waar het traject en de noodzakelijke mogelijke hulp wordt afgesproken.
* _ Personele middelen € 150.000,=
* Huur en voorzieningen € _50.000,=
Totaal schatting vreemdelingenloket € 200.000,=
4. Programmaondersteuning € 150.000,=
Antwoord:
De begroting uit januari 2014 (waar u naar verwijst) is op een andere wijze
opgesteld dan de begroting uit het uitvoeringsplan. De post begeleiding
personen en beheerkosten uit de begroting van januari 2014 is onderdeel van
de kosten van de onderdakvoorzieningen. Deze onderdakvoorzieningen
bestaan uit 24-uursopvang bij HVO Querido (De Aak), het Leger des Heils,
het Medische Opvangproject Ongedocumenteerden en de ASKV huizen.
Op deze opvanglocaties worden de vreemdelingen begeleid. Deze
begeleiding kan bestaan uit dagelijkse intensieve begeleiding tot wekelijkse
begeleiding. De post begeleiding personen en beheerskosten heeft betrekking
op de kosten van deze begeleiding. Er is in de begroting van januari 2014
noch in de geldende begroting van het Programma Vreemdelingen een
afzonderlijk budget opgenomen voor activerende begeleiding voor niet-
kwetsbare vreemdelingen die juridisch perspectief hebben en in de BBB
kunnen verblijven.
° http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-
bin/showdoc.cgi/action=view/id=21 7207 /type=pdf#fsearch="Perspectief bieden vreemdelingenbeleid”
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng do Gemeenteblad
Datum 27 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 9 december 2015
2. In het Uitvoeringsplan Programma Vreemdelingen is een begroting gehanteerd?
(p.27), zonder dat er budget is gereserveerd voor de activerende begeleiding.
In de verzamelbrief’ vreemdelingenbeleid van september jl. staat ook: “Voor
de mensen die perspectief hebben, wordt activerende begeleiding, waaronder
juridische begeleiding wordt verstaan mogelijk. Zoals ook al in het
uitvoeringsplan is aangegeven, is er nog geen budget voor deze activerende
begeleiding.”
Die activerende en juridische begeleiding is wat de ondertekenaars betreft een
cruciaal element om daadwerkelijk perspectief te kunnen bieden: op een
rechtmatig verblijf in Nederland of terugkeren naar het land van herkomst.
Die begeleiding zorgt ervoor dat mensen niet eindeloos en uitzichtloos in de
Bed,Bad en Broodopvang verblijven, maar kunnen werken aan een toekomst.
Of die nu hier ligt of elders.
Is het college het met vragenstellers eens dat juist deze hulp een cruciaal
onderdeel is van Programma Vreemdelingen, omdat hiermee perspectief kan
worden geboden op alsnog een rechtmatig verblijf in Nederland, of op terugkeer
naar het land van herkomst? Waarom wel/niet?
Antwoord:
Begeleiding om perspectief te bieden is inderdaad cruciaal in het Programma
Vreemdelingen. Deze begeleiding om perspectief te bieden neemt ook in de
onderhandelingen met het Rijk inzake het bestuursakkoord een belangrijke plaats
in. Uitgangspunt in de onderhandelingen is dat de vreemdeling zich kan beraden
op zijn toekomst. Daarbij zou moeten worden gekeken naar alle
aanknopingspunten voor een duurzame oplossing; verblijf in Nederland of
terugkeer naar het land van herkomst.
In het uitvoeringsplan van het programma Vreemdelingen wordt in hoofdstuk 5.3
ingegaan op het nut van de activerende begeleiding. Over de financiering wordt
vermeld: “Binnen de begroting van het Programma is geen afzonderlijk budget
opgenomen voor activerende begeleiding. Vertrekpunt is dat een deel start met
goede voorlichting via het loket. Verder wordt gebruik gemaakt van bestaand
aanbod en de daarvoor geregelde financiering. Uit de inventarisatie moet blijken
welk aanvullend aanbod nog nodig is.” Zo begeleiden bijvoorbeeld ASKV,
Vluchtelingenwerk (beide gericht op juridische begeleiding), terugkeerorganisaties
(gericht op terugkeer) en organisaties als het Wereldhuis (gericht op
dagbesteding) ook mensen buiten het Programma om. Deze begeleiding wordt
dus niet vanuit het Programma gefinancierd. Deze vreemdelingen kunnen
verblijven in de BBB.
Zie verder het antwoord bij vraag 4: afhankelijk van het bestuursakkoord stellen
we een begroting op waarin we deze post ook mee zullen nemen.
® http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-
bin/showdoc.cgi/action=view/id=238851/type=pdfffsearch="programma vreemdelingen uitvoeringsplan”
7 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-
bin/showdoc.cgi/action=view/id=27657 1/type=pdf/verzamelbrief_toezeggingen_vreemdelingenbeleid.pdf
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng do Gemeenteblad
Datum 27 januari 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 9 december 2015
3. Is het college het met vragenstellers eens dat zonder activerende en juridische
begeleiding aan uitgeprocedeerden die zijn toegelaten tot het Programma
Vreemdelingen (omdat hun procedure kansrijk wordt geacht door de veldtafel)
het originele doel van Programma Vreemdelingen ‘perspectief bieden’, in het
nauw lijkt te worden gedreven, omdat de kans op een daadwerkelijke oplossing
zonder die begeleiding kleiner wordt?
Antwoord:
Het doel van het Programma is inderdaad perspectief bieden, dat kan
een verblijfstatus zijn of terugkeer. In de uitvoeringspraktijk worden
de uitgeprocedeerde vreemdelingen wel begeleid. In eerste instantie wordt
gekeken naar juridisch perspectief. Voor ASKV en Vluchtelingenwerk is het
juridisch begeleiden “core business” en zij treden dan ook als casushouder op.
De heersende opvatting is dat de uitgeprocedeerde vreemdelingen pas willen
nadenken over terugkeer als vast is komen te staan dat er geen juridisch
perspectief meer is. Vreemdelingen die hebben aangegeven terug te willen keren
naar hun land van herkomst kunnen hierbij ondersteuning krijgen van diverse
terugkeerorganisaties.
4. Kan de post van 250.000 euro voor ‘begeleiding van mensen’, zoals aangegeven
in de financiële paragraaf in de bestuurlijke reactie? (p.11), in 2016 wel worden
ingezet voor activerende en juridische begeleiding van uitgeprocedeerde
asielzoekers die zijn toegelaten tot Programma Vreemdelingen omdat hun
procedure kansrijk wordt geacht door de veldtafel? Waarom wel/niet?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 1. In het kader van het bestuursakkoord gaan we
opnieuw bekijken op welke wijze Amsterdam in samenwerking met het Rijk
uitgeprocedeerde vreemdelingen gaat ondersteunen bij het werken aan
perspectief en hoe dit wordt gefinancierd. Dit zullen we zo snel mogelijk ter
bespreking aanbieden aan de raadscommissie Algemene Zaken.
Mocht er onverhoopt geen bestuursakkoord komen, dan zullen we eveneens met
spoed het overzicht aan voorzieningen plus de bijbehorende kostenbegroting ter
bespreking aan de Raadscommissie Algemene Zaken aanbieden. Dit moet
namelijk in de Voorjaarsnota worden meegenomen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
8 http://zoeken.amsterdam.raadsinformatie.nl/cgi-
bin/showdoc.cgi/action=view/id=21 7207/type=pdfffsearch="Perspectief bieden vreemdelingenbeleid"
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | test |
D Gemeente Amsterdam AZ
% Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal
Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving,
x Juridische Zaken en Communicatie
Agenda, donderdag 20 maart 2008
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal Veiligheidsbeleid,
Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken en
Communicatie
Tijd 13.30 tot 17.30 uur en eventueel van 19.30 tot 22.00 uur
Locatie Boekmanzaal
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 Vragenhalfuur Publiek
5 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ
d.d. 31 januari 2008 (openbare deel)
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieAZ @raadsgriffie. amsterdam.nl
6 Openstaande Toezeggingen
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “vragenhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien verstande
dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda staat.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal
Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving,
Juridische Zaken en Communicatie
Agenda, donderdag 20 maart 2008
7 Termijnagenda
8 Actualiteiten Burgemeester
9 Rondvraag
Algemene Zaken
10 Reactie initiatiefvoorstel Manon Van der Garde inzake arbeidsmarktproblematiek
Nr. BD2008-000715
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Deleden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en
Organisatie, Openbare ruimte en Groen zijn hiervoor ook uitgenodigd.
e De leden van de Raadscommissie voor Werk en Inkomen, Sociale
Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grotestedenbeleid zijn
hiervoor ook uitgenodigd.
11 Intrekken archiefverordening 1997 en vaststellen archiefverordening 2008 Nr.
BD2007-003390
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (raad
van 2 april 2008).
12 Beantwoording motie gronddeal Westermoskee Nr. BD2008-001422
e Behandeling van dit onderwerp zal plaatsvinden op de volgende vergadering
van AZ (10 april 2008).
e De stukken treft u reeds bijgaand aan.
e Deleden van de Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken,
Waterbeheer en ICT zijn hiervoor ook uitgenodigd.
2
Gemeente Amsterdam AZ
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Integraal
Veiligheidsbeleid, Bestuurlijk Stelsel, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving,
Juridische Zaken en Communicatie
Agenda, donderdag 20 maart 2008
Openbare Orde en Veiligheid
13 Verlenging cameratoezicht Slotervaart en Zuidoost Nr. BD2008-000714
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
14 Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevr. J. Sargentini van
maandag 29 oktober 2007 inzake fouilleeracties op metrostations. Nr. BD2008-
000717
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Juridische Zaken
15 Benoeming nieuwe leden Commissie Binnengemeentelijke Decentralisatie Nr.
BD2007-007885
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (raad
van 23 april 2008).
16 Onderzoek naar de kosten van juridische procedures en de inhuur van advocaten
Nr. BD2008-000530
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Bestuurlijk Stelsel
17 Vaststelling van de jaarrekening 2007 van de Raadsgriffie van de gemeente
Amsterdam en vorming van een reserve voor raadsonderzoeken en -enquêtes
Nr. BD2008-001140
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (raad
van 2 april 2008).
18 Onderzoek raadsondersteuning Nr. BD2008-001342
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (raad
van 2 april 2008).
3
| Agenda | 3 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 12 januari 2022
Portefeuille(s) Democratisering, Bestuurlijk Stelsel
Portefeuillehouder(s): Rutger Groot Wassink
Behandeld door Bestuurs- en Managementondersteuning,
[email protected]
Onderwerp Wijzigen verordening Stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022,
waaronder taken en bevoegdheden stadsdeelbestuurders en afdoening motie
141 van de leden Vroege, Grooten, Biemond, De Grave-Verkerk, Boomsma,
Yilmaz, Ceder en Veldhuyzen inzake
kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de
ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met het raadsbesluit over de hoofdlijnen van het bestuurlijk stelsel van 7 juli 2021, koos uw Raad
voor het versterken van het lokaal bestuur. “De invloed van stadsdelen moet groter en vooral beter
aansluiten op de lokale opgave, door een gebiedsgerichte focus. We willen een stelsel dat beter
vitlegbaar is, zodat bewoners weten waar ze moeten zijn met vragen en ideeën, en weten hoe en waar
ze kunnen meepraten of meebeslissen over zaken die hun directe leefomgeving betreffen.”
Op 10/11 november 2021 stelde u de uitwerking van dit hoofdlijnenbesluit vast, in de Verordening
stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022.
Met deze brief informeert het college u over de afronding van het formele proces waarmee de
verordening Stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022 compleet wordt gemaakt: de
vaststelling van de taken en bevoegdheden van de stadsdeelbestuurders en stadsdeelcommissies.
Deze brief gaat daarnaast in op de ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies (motie
141), de integratie van de gebiedscyclus in de P&C-cyclus en de organisatie van de
bewonersloketten. Nadere informatie vindt u in de bijgaande voordracht en bijlagen.
Taken en bevoegdheden van de stadsdeelbesturen
In het Raadsbesluit van 7 juli 2021, is onder beslispunt 1d besloten om: ‘de taken en bevoegdheden
van het lokaal bestuur in de basis niet te wijzigen maar het mandaat wel te versterken door het nader
uitwerken van de taken en bevoegdheden van lokaal bestuur en de instrumenten om die taken en
bevoegdheden waar te maken.’ Onderdeel van deze opdracht was ook te komen tot een meer
algemeen afwegingskader, dat helderheid over rollen en taken geeft en richtlijnen voor de
samenwerking.
* Definitieve hoofdlijnen bestuurlijk stelsel vanaf 2022, p. 2
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 2 van 12
Algemeen afwegingskader
Het bestuurlijk stelsel van Amsterdam is een hybride systeem, met gedeelde
verantwoordelijkheden en meerdere aanspreekpunten voor bewoners. Stedelijk worden er kaders
gesteld, stadsdelen hebben hun eigen mandaat en zeggenschap. Tussen die twee bestaat een
gezonde spanning. Ondanks de afbakening van taken en bevoegdheden, zal er altijd een grijs
gebied bestaan, waarin onduidelijkheid bestaat over wie verantwoordelijk is. Daarbij is het wel
goed te beseffen dat met die onduidelijkheid ook ruimte ontstaat, om maatwerk te leveren,
afwegingen te maken en in te spelen op wensen en zorgen van bewoners.
Het is belangrijk het gesprek te voeren over dit grijze gebied en daarmee het grijze gebied te
verkleinen en duidelijkheid te scheppen. Dat gesprek voeren is ook wat college en dagelijks
besturen en directies en stadsdeelorganisaties de afgelopen maanden hebben gedaan. In de
volgende paragraaf gaan we daar dieper op in.
Het algemene afwegingskader helpt om het grijze gebied te verkleinen en om het gesprek
daarover te voeren. Het afwegingskader is gestructureerd langs vier principes, die ook ten
grondslag lagen aan de oorspronkelijke verdeling van taken en bevoegdheden. De principes zijn: 1)
Stedelijke kaderstelling en regelgeving; 2) Lokale aansturing van taken en voorzieningen die
vooral een lokale functie dan wel een lokaal bereik hebben; 3} Ruimte voor diversiteit, maatwerk
en integraliteit; 4) Uitvoering op passende schaal.
Ook met een algemeen afwegingskader zal het grijze gebied nooit helemaal verdwijnen. Het
maken van werkafspraken tussen college, dagelijks besturen, directies en stadsdeelorganisaties en
investeren in samenwerkingscultuur is daarom belangrijk. Dat geeft van tevoren helderheid over
hoe we omgaan met toekomstige zaken waarover onduidelijkheid of discussie ontstaat. Wat zijn
de proces- en spelregels, de omgangsvormen, wie praat er mee en in welke setting? Om die reden
is er een handreiking voor het samenspel stad en stadsdelen opgesteld, waarmee de
samenwerking, zowel bestuurlijk als ambtelijk, kan worden geagendeerd en besproken. Deze
handreiking zal onder andere benut worden bij de voorbereiding van de nieuwe bestuursperiode
en de bestuurlijke overdracht.
Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur
In de afgelopen maanden zijn in bestuurlijke en ambtelijke sessies alle 24, taken en de
bijbehorende bevoegdheden onder de loep genomen, om deze te actualiseren en de
toepasbaarheid in de dagelijkse praktijk te verbeteren. Het mandaat en het instrumentarium van
de stadsdeelbesturen wordt daarmee verstevigd.
De verdeling van taken en bevoegdheden inzake bestemmingsplannen en vergunningverlening
volgt later. Deze wordt meegenomen in de implementatie van en voorbereiding op de
Omgevingswet medio 2022.
Het onderhoud bleek hoog nodig. Want hoewel de taken in de basis passend waren, bleken de
teksten verouderd en had het gesprek erover al een tijd niet in deze gestructureerde vorm
plaatsgevonden. Daardoor was de praktische toepasbaarheid verminderd.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 3 van 12
De Takenlijst en Bevoegdhedenregister die u bij deze raadsvoordracht vindt, zijn actueel en bieden
bestuurders en ambtelijke organisatie concrete handvatten. De teksten per taak en bevoegdheid
zijn vastgesteld in portefeuillehoudersoverleggen — de inhoudelijke overlegtafels tussen
wethouders en stadsdeelbestuurders. Ten opzichte van de oorspronkelijke lijsten zijn er taken en
bevoegdheden redactioneel geactualiseerd; zijn sommige taken (deels) vervallen door wijzigingen
die na 2013 plaatsvonden; maar zijn er ook nieuwe taken opgenomen, die de rol van het dagelijks
bestuur versterken. Zo is de sociale basis (taak 12) nu zichtbaar in de taken, inclusief de versterking
van de inzet op bijvoorbeeld activering, armoedebestrijding, jongerenwerk en het versterken van
basisvaardigheden. Voor sport (taak 19) wordt een relatie gelegd met de gebiedsopgave, de
ontwikkeling van sportvoorzieningen met grote lokale impact en de rol daarbij, bijvoorbeeld als
gedelegeerd opdrachtgever of lid van een stuurgroep. De taakomschrijving van participatie (taak
21) sluit aan op het nieuwe participatiebeleid dat onlangs is vastgesteld en dat een nadrukkelijke
rol geeft aan het dagelijks bestuur.
Vanwege de discussie die er in de afgelopen periode is geweest op de domeinen van afval en
grondstoffen en openbare ruimte, groen en parken, lichten we deze specifiek toe. Voor openbare
ruimte, groen en parken zijn tijdens de bestuurlijke sessies een aantal taken verduidelijkt en
toegevoegd, waaronder: Het realiseren van het door de gemeenteraad vastgestelde
onderhoudsniveau; Voorbereiden van de programmering groot onderhoud, binnen de (financiële)
kaders; Initiatieven (buurtrechten en medebeheer) van bewoners en ondernemers in de openbare
ruimte stimuleren en faciliteren; Het aanwijzen van locaties in de openbare ruimte waar sprake is
van hardnekkige problematiek in beheer en gebruik en een opgave gerichte en integrale aanpak
noodzakelijk is.
Op het domein van Afval hebben stadsdeelbestuurders geconstateerd niet goed te kunnen sturen
op de uitvoering van de afvalinzameling in hun stadsdeel. Er liep daarom al een traject om dit
bespreekbaar te maken waar we op konden aansluiten. Dit leidde tot de volgende lijst van taken
waar stadsdeelbestuurders verantwoordelijk voor zijn: Inzamelen afval; Vaststellen
aanbiedlocaties (inzamelingsvoorzieningen, grof afval) binnen stedelijk kader; Vaststellen van het
uitvoeringsbesluit en de uitwerking daarvan in de afvalwijzer (regels voor bewoners en
ondernemers voor het aanbieden van afval) en het informeren van bewoners en ondernemers;
Vaststellen van gebiedsgerichte vitwerkingen in aansluiting op de gebiedsopgave;
Gebiedsgerichte campagnes en communicatie op het gebied van inzameling van afval en
grondstoffen. Vervolgens zijn de volgende samenwerkingsafspraken gemaakt: Er komt een
jaarprogramma waarop portefevillehouders adviseren met gebiedsuitwerkingen. Er vindt een
koppeling plaats met de P&C-cyclus. In collectiviteit zal worden besloten over de inzet van
schaarse middelen. Ook zijn er afspraken gemaakt over de inrichting en frequentie van overleggen
tussen wethouder en portefeuillehouders en overleggen met de directeur Afval en Grondstoffen.
Als nieuw instrument worden er handleidingen per taak ontwikkeld die zullen worden vastgesteld
in de portefeuillehoudersoverleggen. Deze zijn momenteel grotendeels afgerond. De
handleidingen dienen als leidraad voor de bestuurders, met een toelichting over wat er onder de
taak wordt verstaan, wat de rol van het dagelijks bestuur hierin is, hoe de bestuurlijke
samenwerking en hoe de samenwerking tussen stadsdelen en directies in de praktijk wordt
vormgegeven. De handleidingen zijn onderdeel van inwerkprogramma's en ambtelijke instructies.
Ze zullen ook worden gedeeld met het college en de directies van de gemeentelijke organisatie,
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 4 van 12
aangezien ook hun rol en verantwoordelijkheden hierin genoemd worden. Bij de voordracht zijn
twee handleidingen als voorbeeld bijgevoegd: de handleiding voor participatie en voor afval.
Door de tijdsdruk was er geen tijd voor bureaustudies. In ambtelijke en bestuurlijke werksessies
zijn bestuurders en ambtenaren uit de verschillende organisatieonderdelen gezamenlijk aan de
slag gegaan. Dilemma's kwamen daardoor snel op tafel, maar oplossingen en werkafspraken ook.
Deze methode zal daarom ook in de toekomst gebruikt worden, om continu te leren en
verbeteren, om de taken en bevoegdheden tot een levend document te maken. Daarmee kunnen
toekomstige dilemma's (groot en klein) snel besproken en opgelost worden.
Met deze actualisatie van de taken en bevoegdheden en bijbehorende pakket van algemeen
afwegingskader, handreiking en handleidingen, is er een grote stap gezet in het versterken van de
stadsdeelbesturen. Niet alleen het ‘wat’, maar ook het ‘hoe’ wordt daarin inzichtelijk gemaakt.
Desondanks zullen dilemma's blijven bestaan en ontstaan. Dit vraagt om continu onderhoud via
een cyclisch proces van leren en verbeteren en om een goede samenwerking waarin zaken
bespreekbaar worden gemaakt. Het gesprek, tussen directies en stadsdelen en tussen dagelijks
bestuur en college, zullen we beter en structureler organiseren.
Naast het feit dat er doorlopend aandacht moet zijn voor het bespreekbaar maken van dilemma's
en knelpunten, wil het college samen met de dagelijks bestuurders in ieder geval een jaar na de
start van de nieuwe bestuursperiode bekijken of er taken en bevoegdheden zijn waar er sprake is
van knelpunten waar nadere afspraken over nodig zijn. Hierover zal de raad worden geïnformeerd.
Taken en bevoegdheden van de stadsdeelcommissies
Hoe groter de rol van de stadsdeelbestuurders, hoe groter ook de rol van de stadsdeelcommissie.
De concretisering van de taken en bevoegdheden die heeft plaatsgevonden, zorgt niet alleen voor
een steviger mandaat van de stadsdeelbestuurders. Indirect versterkt het ook de positie van de
stadsdeelcommissie. De stadsdeelcommissie geeft richting aan het dagelijks bestuur en
controleert deze. De richtinggevende taak en de controlerende taak zijn beide nu ook expliciet in
de takenlijst opgenomen. De instrumenten die de stadsdeelcommissie heeft om deze taken waar
te kunnen maken, waren al opgenomen in artikel 19 van de verordening.
Als gevolg van de wetswijziging uit 2014, waarbij de mogelijkheid om deelgemeenten in te stellen
is afgeschaft, zijn de mogelijkheden om bevoegdheden van de raad over te dragen aan de
stadsdeelcommissie heel beperkt. Het budgetrecht en de kaderstellende bevoegdheid liggen
onverkort bij de raad. De belangrijkste taken en bevoegdheden van de stadsdeelcommissie staan
in de verordening zelf. Zie artikel 30 (agenda, advies, vragen, moties, voorstellen) en artikel 31
(advies over financiën).
Daarnaast kan de raad nog andere taken en bevoegdheden overdragen aan de
stadsdeelcommissies. In de raadsinformatiebrief bestuurlijk stelsel d.d. 28 september jl. staat dat
het college hiertoe in januari 2022 nog een voorstel zal doen aan de raad, met de verdeling zoals
die gold in 2014 -2018 als basis. Destijds waren 6 bevoegdheden van de raad overgedragen aan de
bestuurscommissies in de stadsdelen:
1. aanwijzen stads- en dorpsgezichten (art. 16 erfgoedverordening)
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 5 van 12
2. wijzigen stads- en dorpsgezichten (art. 18 erfgoedverordening)
3. intrekken stads- en dorpsgezichten (art. 19 erfgoedverordening)
4. onttrekken wegen aan openbaar verkeer (art. 9 Wegenwet)
5. medewerking aan geven bestemming (artikel 5 Wegenwet)
6. aanwijzen huis der Gemeente (trouwlocaties) (art. 108 en 147 Gemeentewet)
De bevoegdheden 1 t/m 3 liggen nu bij de raad, de bevoegdheden 4 en 5 zijn nu door raad
gedelegeerd aan college (met mandaat dir. VOR) en de bevoegdheid 6 is nu door de raad
gemandateerd aan college (met ondermandaat dir. DVL). De bevoegdheden die zijn
overgedragen aan het college moeten door de raad worden teruggenomen indien de wens is deze
bevoegdheden over te dragen aan de stadsdeelcommissie.
Het voorstel van college is om op dit moment geen wijziging aan te brengen in de uitvoering van
deze bevoegdheden. Voor de bevoegdheden rond stads- en dorpsgezichten wordt voorgesteld dat
de raad hierover haar afweging maakt in het kader van de Omgevingswet, o.a. in samenhang met
de vraag van raadslid Van Renssen (over advies bij buitenplans afwijken). Voor bevoegdheden 4
t/m 6 is de afweging dat uitvoering hiervan niet substantieel bijdraagt aan de versterking van de
stadsdeelcommissies.
Bewonersloketten
In het hoofdlijnenbesluit heeft het college toegezegd te komen met een voorstel voor een
bewonersloket. Doel van het bewonersloket is de toegankelijkheid van gemeente en de
beschikbaarheid van informatie te vergroten. Voor Amsterdammers moet het niet vitmaken waar
ze hun vraag stellen. Elke ambtenaar zou hen moeten kunnen helpen, of in elk geval naar de juiste
plek kunnen begeleiden. De bewonersloketten gaan daarbij helpen.
Bij het bewonersloket kunnen Amsterdammers terecht voor alles wat er speelt in hun buurt. Aan
het loket worden ze zoveel mogelijk geholpen en, indien nodig, doorverwezen (op weg geholpen)
naar de juiste plek. Dat vraagt om medewerkers die goed hun weg weten in de gemeentelijke
organisatie, die als een soort loods te werk kunnen gaan. In 2022 zal hiermee worden
geëxperimenteerd, om in 2023 structureel aan de slag te gaan. We gaan van start met een
wekelijks inloopspreekuur. De loketten zullen roulerend worden bemenst door zowel
stadsdeelmedewerkers als directiemedewerkers. In de praktijk moet blijken welke vragen vaak
naar voren komen. De werkwijze en bemensing zal daarop worden aangepast.
Gebiedsgericht werken en de gebiedscyclus
Vanaf de nieuwe bestuursperiode wordt de gebiedscyclus vereenvoudigd en gekoppeld aan de
P&C-cyclus. Hiertoe zijn artikel 19 en 21 van de verordening gewijzigd. De aanleiding voor deze
wijziging is dat gebiedscyclus als een bureaucratisch proces werd ervaren dat onnodig veel tijd en
energie vroeg en de financiële component ontbrak.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 6 van 12
De vierjaarlijkse gebiedsagenda en jaarlijkse focusopgaven en gebiedsplannen verdwijnen. In
plaats daarvan stelt het dagelijks bestuur voor elk gebied de gebiedsopgaven vast met de
belangrijkste vierjaren doelstellingen en legt deze voor aan de stadsdeelcommissie.
De gebiedscyclus gaat op in de P&C-cyclus. Voorafgaand aan het vaststellen van de begroting,
overleggen college en de dagelijks besturen over de middelen die voor de gebiedsopgaven
beschikbaar zijn. Het college neemt de uiteindelijke beslissing en verwerkt het in de begroting.
Door deze werkwijze wordt er voor de start van een jaar inzichtelijk welke middelen er beschikbaar
zijn om de prioritaire gebiedsopgaven uit te voeren. Het dagelijks bestuur stuurt op de uitvoering
van de gebiedsopgaven en doet jaarlijks verslag over de realisatie van gebiedsdoelstellingen aan
stadsdeelcommissie en college.
Met deze vereenvoudiging en met de aansluiting op de P&C-cyclus slechten we een belangrijke
barrière in het gebiedsgericht werken. Het plan- en besluitvormingsproces vraagt minder tijd en
het begrotingsproces wordt een collectieve activiteit waarbij de integrale benadering van de
opgave voorop staat.
Ondertussen wordt in het kader van de bestuursopdracht gebiedsgericht werken verder
nagedacht over wat er nodig is om het gebiedsgericht werken zowel ambtelijk als bestuurlijk
verder te versterken. Het bespreekbaar maken van de spanning die per definitie optreedt in een
organisatie met zowel gebieds- als portefeuillegerichte onderdelen - zoals we dat ook in de taken-
en bevoegdheden exercitie hebben gedaan - is daarvan een belangrijk onderdeel.
Uitvoering moties en amendementen
De motie 538 van de leden Vroege, Grooten, Biemond, Yilmaz en Van Soest inzake stads- en
stadsdeelmoties. In overleg met griffie en Presidium wordt zoals vermeld in de raadbrief van 28
september 2021, nog verder uitgewerkt. Een voorstel volgt januari 2022.
Uitvoering motie 141 inzake kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ambtelijke
ondersteuning van de stadsdeelcommissies
De raad heeft in motie 141 van de leden Vroege, Grooten, Biemond, De Grave-Verkerk, Boomsma,
Yilmaz, Ceder en Veldhuyzen inzake (10 maart 2021), het college verzocht in overleg met het
presidium van de gemeenteraad de mogelijkheid en wenselijkheid van het onderbrengen van de
bestuursondersteuning van de stadsdeelcommissies bij de griffie van de gemeenteraad in kaart te
brengen. Naar aanleiding van een vraag van raadslid Vroege in de commissie KDD van 13 oktober
is daaraan de vraag toegevoegd of het voor de hand ligt dat de secretaris van de commissie onder
de griffier valt.
Voor de uitwerking van deze motie is samengewerkt met de griffie. Het voorstel is ook voorgelegd
aan het presidium. Er zijn twee richtingen overwogen: ondersteuning vanuit de griffie en
ondersteuning vanuit de stadsdeelorganisatie. Bij beide voorstellen is de secretaris van de
stadsdeelcommissie niet meer dezelfde persoon als de secretaris van het dagelijks bestuur. Tevens
hebben we, los van beide voorstellen, het streven om de verbinding tussen de griffieorganisatie en
de stadsdeelorganisatie te versterken.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 7 van 12
Na goed overleg en het afwegen van de voor- en nadelen van beide scenario’s is, in afstemming
met het presidium, de optie om de ondersteuning onder te brengen/ houden bij de
stadsdeelorganisaties verkozen. U treft een uitgebreidere toelichting en uitwerking in de bijlage
onderaan deze brief.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Hoe verder?
Met deze voorstellen zijn we weer een stap dichterbij een sterk en democratisch lokaal bestuur.
Dat vraagt iets van ons allen. Wij, het college en de stadsdeelbestuurders, de gemeenteraad en de
stadsdeelcommissies, zijn samen verantwoordelijk voor de manier waarop we deze voorstellen in
de praktijk brengen. Bijvoorbeeld door stadsdeelbestuurders ook echt de ruimte te gunnen om af
te wijken van stedelijk beleid, wanneer de maatschappelijke context daar om vraagt.
De gesprekken die op gang zijn gekomen bij het actualiseren van de taken en bevoegdheden
moeten we blijven voeren. Tijdens de deelsessies was de constatering dat het goed was geweest
als we dit eerder hadden gedaan en niet pas naar aanleiding van de evaluatie. Dit wordt ook
benadrukt in de hoofdlijnen: “Stevige inzet en bestuurlijke aandacht, ook voor houding en gedrag, en
gedeeld eigenaarschap, zijn blijvend nodig om de gewenste veranderingen, waar de Amsterdammer
mee gebaat is, tot wasdom te brengen.”
We hebben als college en dagelijks besturen geconstateerd dat het goed is om de cyclus te
doorbreken, waarin we steeds vier jaar wachten om te evalueren, waarbij we dilemma's voor ons
uitschuiven. Het gesprek over het grijze gebied moeten we juist aangaan, om continu te leren en
te verbeteren. Dat vraagt om een passende werkwijze die dit gesprek faciliteert. Het volgende
ijkpunt zal daarom al een jaar na de start van de nieuwe bestuursperiode plaatsvinden. Zodat we
geleerde lessen dan al kunnen toepassen.
Bij de start van de nieuwe bestuursperiode zullen we investeren in goede samenwerking en
duidelijke werkafspraken tussen college en stadsdeelbestuurders. De gemeenteraad heeft daarin
ook een rol ten opzichte van de stadsdeelcommissies. Voor een sterk lokaal bestuur moeten
college en raad stadsdelen de ruimte te gunnen. Daarmee zijn we herkenbaar en toegankelijk voor
Amsterdammers. Dan kunnen we met maatwerk beleid en uitvoering laten aansluiten op de
behoefte in de verschillende gebieden van onze diverse stad.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Rutger Groot Wassink
Wethouder Democratisering
2? Hoofdlijnen p. 22
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 8 van 12
Bijlage:
Memo over motie 141 van de gemeenteraad over het eventueel onderbrengen van
bestuursondersteuning van de stadsdeelcommissies bij de raadsgriffie, de vraag van raadslid
Vroege om de secretaris van de stadsdeelcommissie bij de griffie onder te brengen en motie
142 van de gemeenteraad over hoe periodieke afstemming tussen de raad en de
stadsdeelcommissies het beste plaats kan vinden
De raad heeft in motie 141 (10 maart 2021) het college verzocht in overleg met het presidium
van de gemeenteraad de mogelijkheid en wenselijkheid van het onderbrengen van de
bestuursondersteuning van de stadsdeelcommissies bij de griffie van de gemeenteraad in
kaart te brengen. Naar aanleiding van een vraag van raadslid Vroege in de commissie KDD van
13 oktober is daaraan de vraag toegevoegd of het voor de hand ligt dat de secretaris van de
commissie onder de griffier valt.
Aanleiding
Aanleiding voor de extra aandacht voor de ondersteuning van stadsdeelcommissies zijn de
bevindingen uit de evaluatie van Necker en Van Naem. ‘Veel respondenten in de stadsdelen
gaven aan adequate ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies te missen’, staat in
het rapport.
Necker van Naem concludeert dat de ondersteuning beter zou moeten om de commissies
steviger te positioneren.
Hun aanbeveling luidt als volgt:
“Versterk de ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies om hen daarmee steviger
te positioneren in hun adviesrol ten opzichte van de dagelijks besturen, de beoogde rol van
ongevraagde adviezen beter tot gelding te laten komen en het ophalen van signalen uit de
buurt meer armslag te geven. Daarmee kan ook zelfbewuster invulling gegeven worden aan de
beoordeling van adviesaanvragen vanuit de centrale stad en de stap worden gezet naar het
meer proactief (in plaats van reactief) adviseren. Niet elke aanvraag vanuit de stad hoeft
wellicht ook tot een advies van de stadsdeelcommissie te leiden, bijvoorbeeld als het niet raakt
aan een specifiek gebiedsbelang. *
In het hoofdlijnenbesluit staat dat de ambtelijke ondersteuning van de stadsdeelcommissies
op korte termijn versterking behoeft. Bij de meeste stadsdelen is de ondersteuning van de
stadsdeel-commissies nu vrij licht en procesmatig ingevuld. Deze richt zich met name op de
tweewekelijkse overleggen van de stadsdeelcommissies. Met een versterking kan er meer
ruimte komen voor eigen agendavorming vanuit de stadsdeelcommissies. De commissies
kunnen dan ook steviger gepositioneerd worden in hun adviesrol ten opzichte van de dagelijks
besturen en hun beoogde rol van het ophalen van signalen uit de buurt steviger invullen.
Ondersteuning stadsdeelcommissies nu
Bestuursondersteuning in de stadsdelen is op dit moment een afdeling met medewerkers die
het dagelijks bestuur en de stadsdeelcommissie ondersteunen. Daarbij is in sommige gevallen
ook sprake van een combinatiefunctie. Een bestuursadviseur kan zowel een lid van het
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 9 van 12
Dagelijks Bestuur als de stadsdeelcommissie ondersteunen. In twee stadsdelen is er op dit
moment al een aparte adviseur voor de leden van de stadsdeelcommissie. Deze medewerkers
worden daar aangestuurd door een teamleider bestuursondersteuning op stadsdeelniveau. De
afdeling is verantwoordelijk voor de gehele bestuurlijke besluitvorming en het soepel lopen
van bestuurlijke processen op stadsdeelniveau. Het ondersteunen van zowel commissie als
dagelijks bestuur dan wel de hiërarchische aansturing door dezelfde teamleider heeft in de
praktijk niet tot problemen geleid.
Voorstellen
Uit gesprekken tussen de stadsdeelorganisatie en de griffie is naar voren gekomen dat
iedereen ziet dat de stadsdeelcommissies zowel in omvang als op inhoud beter ondersteund
zou moeten worden in de nieuwe bestuursperiode. Tevens wordt onderkend dat de invulling
van deze ondersteuning ook praktisch werkbaar moet zijn en dat dit voor beiden partijen meer
leidend is dan het juridische uitgangspunt dat een stadsdeelcommissie ondersteund zou
moeten worden door de raadsgriffie.
Er zijn twee richtingen besproken, ondersteuning vanuit de griffie én ondersteuning vanuit de
stadsdeelorganisatie. Beiden worden hieronder uiteengezet met voor- en nadelen.
Bij beide voorstellen is in de nieuwe situatie de secretaris van de stadsdeelcommissie niet
meer dezelfde persoon als de secretaris van het dagelijks bestuur (artikel 55 Verordening
stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022). Dit ligt voor de hand nu er sprake is van twee
aparte bestuurscommissies en dit zal het beeld van een meer onafhankelijke ondersteuning
versterken.
Voor beide voorstellen geldt tevens dat het streven is om de verbinding tussen griffie-
organisatie en stadsdeelorganisatie te versterken en wij zijn van mening dat dit ook bij beide
opties mogelijk is.
Ondersteuning vanuit de griffie
Op dit moment zijn er bij de griffie 4 commissiegriffiers werkzaam. Zij hebben ieder twee
raadscommissies onder hun hoede. Daarnaast zijn er medewerkers werkzaam die de logistiek
rond de vergaderingen regelen en de insprekers bijstaan. Voorstel is om het aantal
commissiegriffiers uit te breiden naar 8. Een commissiegriffier zou dan ieder een
commissievergadering en een stadsdeel-commissie onder hun hoede krijgen. De logistiek rond
de stadsdeelcommissievergaderingen en het begeleiden van insprekers zou door de
stadsdeelorganisatie gedaan moeten worden.
Voordelen
- __ Voldoet aan de wens om te komen tot meer inhoudelijke ondersteuning.
De verbinding tussen de stadsdeelcommissies en de raad wordt versterkt.
De ondersteuning van de stadsdeelcommissies is onafhankelijk van de ondersteuning
van het dagelijks bestuur.
-__In de gemeentewet staat dat een commissie van de raad ondersteund wordt door de
griffie
- Uniformiteit
- Continuïteit.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 10 van 12
Nadelen
- 18 Uur ondersteuning is naar alle waarschijnlijkheid onvoldoende voor zowel de
ondersteuning van de (verzwaarde) taken van de stadsdeelcommissie als van de
raadscommissie. In twee stadsdelen zou de stadsdeelcommissie achteruit gaan in het
aantal uren ondersteuning.
- Er ontstaat een knip in de ondersteuning van de stadsdeelcommissie als de
administratieve ondersteuning, het begeleiden van insprekers en de
democratiseringstools nog door de stadsdeelorganisatie gedaan zou moeten worden.
Dit kan tot misverstanden en dubbel werk leiden en de stadsdeelorganisaties moeten
dan toch nog extra ondersteuning regelen.
-_Onderbrengen van bestuursondersteuning van stadsdeelcommissies bij de griffie zou
leiden tot een reorganisatie met enige impact.
- De vergaderschema’s moeten goed op elkaar af worden gestemd.
Ondersteuning vanuit de stadsdeelorganisatie
Voor de stadsdeelcommissies is de afgelopen bestuursperiode in ieder geval de basale
procesmatige ondersteuning van de tweewekelijkse vergaderingen van de stadsdeelcommissie
in de stadsdelen geregeld. De stadsdeelcommissies krijgen echter in het stelsel vanaf 2022 een
zwaardere rol en verantwoordelijkheid dan in de huidige periode. Zo krijgen ze meer eigen
taken en bevoegdheden, extra instrumentarium om het dagelijks bestuur te controleren, het
budgetbestedingsadviesrecht en het stadsdeelpanel tot hun beschikking.
In de stadsdelen Zuidoost en West was in de afgelopen periode al wel een aparte adviseur (32
uur) voor de stadsdeelcommissie werkzaam. Deze zorgden naast de voorbereiding van de
vergaderingen onder andere voor inhoudelijke ondersteuning bij het maken van adviezen, het
bijhouden van een termijnagenda, het organiseren van technische sessies rond thema’s die
van belang waren voor de stadsdeelcommissie, bijhouden van toezeggingen en beantwoording
van vragen, ondersteuning van insprekers en bij het gebruik van digitale tools. Ze fungeerden
ook als verbinder tussen de stadsdeelcommissie en het dagelijks bestuur en de rest van de
ambtelijke organisatie.
In dit voorstel is het idee om de extra fte die in de hoofdlijnennotitie is toebedeeld niet
evenredig toe te kennen aan alle stadsdelen, maar om deze de verdelen over de stadsdelen
die nog geen aparte adviseur hebben. Op deze manier kunnen alle stadsdelen beschikken over
een eigen adviseur voor de stadsdeelcommissie. Stadsdeel West heeft voorafgaand aan het
aanstellen van de adviseur een functiebeeld opgesteld in samenwerking met P&O. Deze kan
als basis dienen voor de andere stadsdelen. Ervaringen in de stadsdelen Zuidoost en West en
de eerder genoemde verzwaring van de taken en verantwoordelijkheden van de
stadsdeelcommissies maken dat het nodig / verstandig is om per stadsdeel 0,89 fte in te
zetten.
Voordelen:
- Voldoet aan de wens om inhoudelijk meer ondersteuning te bieden.
-__ Voldoende uren om de (verzwaarde) taak van de stadsdeelcommissies te
ondersteunen.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 11 van 12
- De samenwerking van de ondersteuning op stadsdeelniveau binnen één team maakt
lijnen korter en werkte goed. Waarbij medewerkers zich bewust zijn van de soms
verschillende belangen van een dagelijks bestuur en een stadsdeelcommissie.
- __ Geen (beperkte) reorganisatie nodig.
-__ Stadsdeelcommissieleden hebben hun ondersteuning altijd in het stadsdeel aanwezig.
- Meer kennis van de lokale problematiek.
Nadelen:
- Juridisch gezien zou een commissie van de raad ondersteund moeten worden door de
griffie.
- Meer aandacht voor de borging van onafhankelijkheid van de ondersteuning van de
stadsdeelcommissies (nu de adviseurs van het dagelijks bestuur en de
stadsdeelcommissie onder dezelfde leidinggevende vallen).
-__Er moet meer actief actie ondernomen worden om de verbinding met de griffie en
daarmee de raad te versterken.
Na afweging van alle voor- en nadelen is de optie om de bestuursondersteuning onder te
brengen / te houden bij de stadsdeelorganisaties als beste naar voren gekomen.
Mogelijke oplossingen om de nadelen van het onderbrengen bij de stadsdeelorganisaties
(gedeeltelijk) te ondervangen:
- __ Vanuit de gemeenteraad worden per stadsdeelcommissie twee rapporteurs benoemd
die periodiek overleg hebben met de (voorzitter van) de stadsdeelcommissie en de
bestuursadviseur en hierover rapporteren aan de raad;
- De gemeenteraad bezoekt iedere drie maanden een stadsdeelcommissie;
- Adviseur van de stadsdeelcommissie is onafhankelijk en wordt functioneel
aangestuurd door de stadsdeelcommissie;
- De commissiegriffiers worden contactpersoon voor een of twee vaste
stadsdeelcommissies;
-__ De raadsgriffier, commissiegriffiers en de bestuursadviseurs van de
stadsdeelcommissies voeren periodiek overleg met elkaar, bijvoorbeeld eens per twee
maanden, waarin uitwisseling van kennis en ervaring centraal staat;
-__De raadsgriffie ontwikkelt samen met de bestuursadviseurs een gezamenlijk
opleidingsprogramma.
- De raadsgriffie is betrokken bij de werving van de adviseurs van de
stadsdeelcommissie.
In dit kader is ook motie 142 van belang waarin een voorstel gevraagd wordt over hoe
periodieke afstemming tussen de raad en de stadsdeelcommissies het beste plaats kan vinden.
Hierboven wordt een aantal suggesties hiervoor gedaan.
Financiën:
In het hoofdlijnenbesluit is een bedrag van €386.183 voor de extra ambtelijke ondersteuning
opgenomen.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 12 van 12
Conclusie:
Gezien het bovenstaande stellen wij voor om de bestuursadviseurs onder te brengen/houden
bij de stadsdeelorganisatie. Wel moeten de oplossingen om de nadelen te ondervangen goed
worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Wij doen hierbij een aantal suggesties om de relatie
tussen de gemeenteraad en griffie enerzijds en de stadsdeelcommissies anderzijds te
versterken.
Wij beschouwen daarmee de moties 141 en 142 als afgedaan.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 12 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1307
Datum indiening 16 oktober 2017
Datum akkoord 23 oktober 2017
Publicatiedatum 23 oktober 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van den Heuvel inzake schenking en
verantwoording van kunstwerken aan het Stedelijk Museum.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
De fractie van D66 hecht grote waarde aan openheid en transparantie. Zo krijgen
Amsterdammers, belanghebbende organisaties en journalisten toegang tot informatie
om de overheid en de door de overheid gesubsidieerde instellingen te kunnen
controleren. Integer en transparant handelen, alsmede goed toezicht, waaronder
inbegrepen het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid, zijn in
de visie van de fractie van D66 essentiële voorwaarden voor het goed kunnen
functioneren van een openbare instellingen en door de overheid gesubsidieerde
organisaties.
De geldende Governance Code Cultuur biedt een normatief kader voor goed bestuur
en toezicht in culturele organisaties. Daarmee laten de verantwoordelijke bestuurders
en toezichthouders aan de buitenwereld zien wat de gangbare standaarden zijn voor
goed bestuur en handelen in de cultuursector, en in het bijzonder voor de
Amsterdamse musea.
Bij alle door de gemeente Amsterdam gesubsidieerde musea binnen het Kunstenplan
2013-2016 en 2017-2020 heeft het college als verplichting in de beschikking
subsidieverlening opgenomen dat zij jaarlijks in het bestuursverslag verantwoording
afleggen over de samenstelling van de organisatie, directie en het bestuur/ Raad van
Toezicht en de toepassing van de Governance Code Cultuur. In het bestuursverslag
bij de jaarlijkse subsidieverantwoording geven de gesubsidieerde musea aan in
hoeverre zij de Code Cultural Governance hebben toegepast.
De Stichting Het Nederlands Museumregister hanteert een aantal kwaliteitseisen om
als museum geregistreerd te worden. Alle door de gemeente Amsterdam
gesubsidieerde musea zijn opgenomen in dit Museumregister. Registratie in het
Museumregister in Nederland vereist daarbij dat door de musea de “Ethische Code
voor Musea” wordt nageleefd. Een museum dient te waarborgen dat medewerkers en
vrijwilligers vertrouwd zijn met deze Ethische Code voor Musea en de voor hun
functie relevante wetgeving op internationaal, nationaal en lokaal niveau.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van den Heuvel, namens de fractie van D66,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
4
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng 1507 Gemeenteblad
Datum 23 oktober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Naar nu blijkt is de schenking van verzamelaar Thomas Borgmann in 2016, niet
alleen een schenking aan het Stedelijk Museum, maar is tegelijkertijd ook een
aankoop van zes werken van Michael Krebber (Duitsland, 1954) door het
museum. De werken zijn voor 125.000 euro per stuk door het museum
aangekocht. Daarnaast betrof het een groot werk van Matt Mullican (VS, 1951)
waarvoor het museum 750.000 euro heeft betaald. Is het college hiervan op de
hoogte, en zo ja, kan het college aangeven waarom hiervan geen melding is
gemaakt in het jaarverslag van het Stedelijk Museum?
Antwoord:
De gemeente is door het Stedelijk Museum in juni 2016 geïnformeerd over de
schenking van circa 600 werken gecombineerd met een langdurige bruikleen van
twaalf werken en de aankoop van een aantal werken (een installatie van Matt
Mullican en zes schilderijen van Michael Krebber). Het aankoopbedrag van in
totaal € 1.500.000 zou gespreid in drie jaren worden betaald. De aankoop is
daarmee onderdeel van de afspraken over de schenking en de bruiklenen tussen
het museum en de heer Borgmann.
Conform de verzelfstandigingsovereenkomst bepaalt het Stedelijk Museum of een
schenking met deze voorwaarden past bij de collectie en het
tentoonstellingsprogramma van het museum. Het Stedelijk Museum heeft
inmiddels laten weten dat de Raad van Toezicht heeft besloten om op de snelst
mogelijke termijn de schenking, bruiklenen en aankopen die gemoeid gaan met
de Borgmann collectie door twee onafhankelijke taxateurs te laten taxeren. Het
college gaat in gesprek met het Stedelijk Museum over de manier waarop het
museum op transparante wijze verantwoording kan afleggen over deze en
vergelijkbare bruiklenen, schenkingen en aankopen.
In eerste instantie heeft het Stedelijk Museum Amsterdam enkel de jaarrekening
en het bestuursverslag naar de gemeente gestuurd. Bij navraag aan het museum
heeft de gemeente op 21 september 2017 het gehele jaarverslag 2016
ontvangen. In dit jaarverslag zijn de aankopen van de werken van Krebber en
Mullican in de bijlagen opgenomen. Daar staan net zoals bij de andere aankopen
geen bedragen vermeld. Bij het jaarverslag 2016 dat op de website is
gepubliceerd ontbraken de bijlagen. De gemeente heeft op 27 september fl. het
Stedelijk Museum verzocht het gecorrigeerde jaarverslag in volledige omvang op
de website te publiceren (zie ook het antwoord op vraag 5). Het Stedelijk Museum
heeft aangegeven dit uiterlijk eind oktober te doen.
2. Is bij het college bekend dat met de hierboven genoemde aankoop serieuze
bedragen zijn gemoeid, aangezien kunstenaar Krebber pas één schilderij voor
boven de 125.000 euro heeft geveild en het veilingrecord voor kunst van Matt
Mullican op 32.000 euro ligt? Kan het college inzicht geven waarom deze extreem
hoge bedragen zijn betaald voor deze werken van beide kunstenaars?
Antwoord:
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng 1507 Gemeenteblad
Datum 23 oktober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017
Conform de afspraken in het kader van de verzelfstandiging is het de
verantwoordelijkheid van het Stedelijk Museum de werken te waarderen.
Het Stedelijk Museum heeft laten weten dat de Raad van Toezicht heeft besloten
om op snelst mogelijke termijn de schenking, bruiklenen en aankopen die
gemoeid gaan met de Borgmann collectie door twee onafhankelijke taxateurs te
laten taxeren. Volgens het museum is het werk van Mullican, de installatie
Subject Driven (2008), in omvang een zeer groot werk (vijf grote ruimtes, 4 x 2,18
Xx 9,10 meter, met daarin per ruimte een veelheid aan werken uit de periode 1970
- 2008). Het wordt bovendien gezien als het sleutelwerk in zijn carrière. Het is in
betekenis uniek en internationaal zeer aangezien, en niet te vergelijken met
andere werken van Mullican.
Ook het aangekochte werk van Krebber, Aspirin (2002), is volgens het museum
een uniek werk: het bestaat uit zes afzonderlijke werken (120 x 95) die in hun
samenhang een hele belangrijke representatieve aanvulling zijn op de collectie
van het Stedelijk, omdat deze reeks de gelaagdheid van zijn oeuvre optimaal laat
zien. Ook zonder de schenking wilde het Stedelijk Museum de werken ten
behoeve van de collectie verwerven.
3. Is het college op de hoogte van de contractuele bepaling dat zonder de aankoop
de schenking niet zou doorgaan en dat de schenker ook clausules in de
contracten heeft laten opnemen die bepalen dat als de werken, ook die in
bruiklenen zijn gegeven, niet minstens twee maanden worden vertoond en alle
geschonken kunstwerken niet in een catalogus worden opgesomd, het Stedelijk
een boete verbeurt van 250.000 euro per overtreding?
Antwoord:
Het Stedelijk Museum heeft de gemeente in juni 2016 geïnformeerd over de
schenking van circa 600 werken gecombineerd met een langdurige bruikleen van
twaalf werken en de aankoop van een aantal werken. Het museum heeft geen
melding gedaan van de daarbij gestelde voorwaarden over het exacte moment
van opening en de volledigheid van de catalogus.
Zoals hierboven gesteld heeft het Stedelijk Museum de verantwoordelijkheid te
bepalen of een schenking wel of niet past bij de collectie en
tentoonstellingsprogramma van het museum. Het is ook primair aan het Stedelijk
Museum om te bepalen dat de condities waaronder de schenking plaatsvindt voor
het museum aanvaardbaar zijn en passen binnen de geldende codes. Van het
Stedelijk Museum mag vervolgens worden verwacht dat het op transparante wijze
inzicht geeft in afwegingen die het museum daarbij maakt. Zoals gezegd is dit
onderwerp van gesprek tussen de gemeente en het museum.
Momenteel worden de collectiebeheerovereenkomsten van het Stedelijk Museum
en het Amsterdam Museum herzien. Bij deze herziening zal ook weer worden
gekeken naar het aanvaarden van schenkingen en de afspraken tussen de
gemeente en de musea daarover.
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Neng 1507 Gemeenteblad
Datum 23 oktober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017
4. In het jaarverslag van het Stedelijk staat dat de principes en aanbevelingen van
de Governance Code Cultuur „verankerd zijn in de dagelijkse praktijk” van het
museum. Afwijkingen van de ethische regels belooft de raad van toezicht van het
Stedelijk Museum toe te lichten. Het college liet in antwoord op eerdere
schriftelijke vragen d.d. 26 november 2014 en 10 februari 2015 van
ondergetekende, weten dat door de ondernemende houding van het Stedelijk
Museum soms ethische regels voor musea worden overtreden en dat zolang die
overtredingen als „vertalingen naar de eigen situatie” maar beargumenteerd in
bestuursverslagen terechtkomen, dit acceptabel is. In dat licht, wat vindt het
college van het feit dat de hierboven genoemde afwijking op geen enkele wijze
door het Stedelijk Museum wordt toegelicht en verklaard? En in hoeverre staat dit
gegeven op gespannen voet met hetgeen het college op 26 november 2014 heeft
geantwoord onder vraag 1 en op 10 februari 2015 aan ondergetekende heeft
geantwoord onder vragen 4, 5 en 6.
Antwoord:
In de eerdere beantwoording van het college, heeft het college niet geschreven
dat ‘door de ondernemende houding van het Stedelijk Museum soms ethische
regels voor musea worden overtreden (…) zolang maar beargumenteerd, dit
acceptabel is’. Wel heeft het college het standpunt van de Museumvereniging
herhaald. Deze is van oordeel dat het Stedelijk Museum op de betreffende punten
een vertaling heeft gemaakt naar de eigen situatie waarover het museum voor elk
onderdeel beargumenteert een verklaring geeft. Dat toont volgens de
Museumvereniging actieve naleving en bewuste uitvoering van de Ethische Code
voor Musea.
Het college heeft — naast dit oordeel van de Museumvereniging — toegelicht dat in
een tijd waarin van museum steeds meer ondernemerschap gevraagd wordt, het
logisch en ook wenselijk is dat zij contacten aangaan met particulieren, galeries,
mecenassen en sponsoren en zoeken naar manieren om fondsen te werven die
ten goede komen aan de collectie en andere activiteiten.
In het Kunstenplan 2017-2020 is dan ook vastgelegd dat de gesubsidieerde
instellingen zich dienen te verhouden tot de code cultural governance en Ethische
Code (ICOM). In het jaarverslag 2017 verwachten we van alle instellingen een
heldere toelichting op de wijze waarop instellingen de code cultural governance
hebben nageleefd en de raden van toezicht daarop hebben toegezien. Dit is
onderdeel van de jaarlijkse vaststelling van de subsidie. Daarnaast beoordelen
we jaarverslagen op een beschrijving hoe het museum zich verhoudt tot de
ethische code (ICOM). Zoals al gesteld in de brief van woensdag 18 oktober fl.
aan de commissie JC zal de (transparantie van de) verantwoording door het
Stedelijk Museum in het jaarverslag speciale aandacht blijven houden van de
gemeente.
5. De Governance Code Cultuur laat culturele instellingen vrij om een eigen
afweging te maken, maar deelt het college de mening van ondergetekende dat
hiermee geen vrijbrief wordt gegeven aan een raad van toezicht om te volstaan
met het opnemen in het jaarverslag dat er afgeweken wordt van de
standaardbepalingen m.n. daar waar een museum met de internationaal statuur
van het Stedelijk Museum in het geding is?
4
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng 1507 Gemeenteblad R
Datum 23 oktober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017
Antwoord:
Het college is het met de indiener eens dat de vrijheid om eigen afwegingen te
maken het museum niet ontslaat van zijn verplichting de code volledig te volgen’
en de gemeente juist en volledig te informeren.
De wethouder Kunst en Cultuur heeft daarbij het museum in de afgelopen periode
regulier uitgenodigd om met de directie en de Raad van Toezicht van het
museum naast inhoudelijke onderwerpen ook de governance en bedrijfsvoering
van het museum te bespreken. Daarnaast heeft de gemeente in het
monitorgesprek - zoals reeds gemeld in de brief van 18 oktober jl. aan de
raadscommissie - aan de orde gesteld dat het jaarverslag 2016 onvolledig was en
onvolkomenheden bevatte. Het Stedelijk Museum heeft tot einde maand oktober
tijd om de fouten te herstellen.
Ook naast de reguliere subsidierechtelijke verplichting past het in de positie die
het museum inneemt voor de stad — zowel qua aanzien als vanwege het feit dat
het museum een belangrijke collectie van de gemeente beheert — dat het
museum het college actief informeert. Ook ondanks het feit dat in het kader van
de verzelfstandiging de toezichthoudende rol van de gemeente naar de Raad van
Toezicht is overgegaan.
Op basis van de recente berichtgeving kan de conclusie worden getrokken dat
het daaraan heeft geschort. Dit realiseert de Raad van Toezicht zich ook. Deze
heeft dan ook in afstemming met het college twee onderzoeken ingezet. Deze
onderzoeken zijn voor het college van wezenlijk belang om tot een goed oordeel
te komen over de governance van het museum. De afspraak is dat de uitkomsten
van deze onderzoeken met het college worden gedeeld.
6. Deelt het college de mening van de D66 fractie dat het geven van uitleg over
mogelijke afwijkingen van de Governance Code Cultuur voor de Amsterdamse
musea eerder regel dan uitzondering behoort te zijn, m.n. daar waar het gaat over
mogelijke belangenverstrengelingen bij bruiklenen of nevenactiviteiten van
bestuurders”?
Antwoord:
Het college deelt deze mening.
In het handboek verantwoording 2017-2020 dat 1 februari 2018 beschikbaar is
voor instellingen zullen zoals gesteld in het Kunstenplan 2017-2020 instellingen
een beschrijving worden gevraagd over onder meer:
- De bestuursstructuur en de wijze waarop de Code Cultural Governance wordt
toegepast; wijze waarop de Ethische Code (ICOM) wordt toegepast en
vermelding van inschrijving in het Museumregister (alleen voor musea)
- De doelen en streefnormen ten aanzien van de eigen inkomsten; voor de A-
Bis instellingen geldt dat zij in 2015 minimaal 25% eigen inkomsten behaald
moet hebben
! Dit volgt uit Principe 1 van de code: de organisatie kan afwijken maar meldt deze en licht deze in haar
jaarverslag toe.
2 Daarmee tijdig voor de eerste verantwoording
5
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nmmer de tober 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 oktober 2017
- De mix van inkomstenbronnen (uit o.a. entree, horeca, sponsoring, subsidies,
donaties, etc.) en gerelateerde risico's en beheersmaatregelen
7. Kan het college aangeven op basis van hetgeen hierboven is gemeld of er sprake
is van handelen dat in strijd is met de “Governance Code Cultuur” en de “Ethische
Code voor Musea”?
Antwoord:
Zoals verwoord in de brief aan de raadscommissie JC van 18 oktober 2017 zal
een onderzoek worden gestart naar de governance van het museum. De
opdrachtverlening wordt afgestemd met de gemeente. Van belang daarbij is dat
de onderzoeken zich verhouden tot de afspraken zoals gemaakt in het kader van
de subsidieverlening in het Kunstenplan. Het gaat dan onder meer om de wijze
waarop de Code Cultural Governance is toegepast en de wijze waarop de
Ethische Code voor Musea (ICOM) wordt toegepast. Op basis van de uitkomst
van het onderzoek zal kunnen worden geconcludeerd of wel of niet in strijd met
de codes is gehandeld.
Daarnaast verwacht het college dat het jaarverslag 2017 van het Stedelijk
Museum op het punt van governance volledig en transparant is. Het gaat daarbij
niet alleen om een beschrijving hoe de codes worden gehanteerd, maar ook dat
wordt ingegaan op eventuele afwijkingen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris K.H. Ollongren, (loco) burgemeester
6
| Schriftelijke Vraag | 6 | train |
> <
z (a
* (iks
el rd
ee
s BEOT *— R: re TEN
n er ae 8 wenn Te ag A akk he ed EE, | ij Krin TE
id a Ee A en 0 ie” ne 5 il Es Ko eee
En EE: NT =iNBEE af mist IT heet AMEN been pie FL ET verm llen Se
T feild EE EE er rd
nRT NT hs B jaininin ef EU er buen nn Te B, er eren
Fn ge. Bee > hind nf En eN B Od
hak ae dt Teen jj mm
JR 2E eet IK A
- ALOE Bs ee Dok IT A ee eden EN
Ke Sr is en,
Te, eN KE je Kek : aid 6 p4 dd Î
a, hike t EN KET hat eN eh . ee zn Na rE: Nn
is Sa hok ct 1 a Ee Che. LE Ahaha Re en : el
Ee bnn ne a A apr dn nn
' ki â ERE g kot aam nio as IR mani A re: in he mj an std | | E En.
s en er ur) nn |E Je u ni E TEE Ve mn RTL 2 ik Em EL BEK Î je Ô - |
ri el Ees nn N k Wi RUN pen Dn Cr aman "TTE Ke Nij Ik 5 etn
En tE | Ee Ee sh Eg Eg nn ee es EUA TRR an
mea ee | BE nn re en Rn sene Ss eN TA At í B “on He
der nt Sf nn EEn 1 RR 5
vennen Ne TT EM | 5 KEE
A neme En rar d B st LAN 7
Kem nn U EEE WEER ze
ad V N NN zb en ER AA td
Mr NEE Aer | Ve EN Ee
Ee Pe AE ee ht LE ES En E ht boden
» el sl rn PAT Nr ed | df Ei KE, de Ô
Eh ni SRE ET Ee kiem Et EN 2
! hi The ij, PTT zel B ii Tj pn di | ps Ts je: wi
Ge ITE =S es ir an ci mg | luk Se
E En 0 ; / me) Pi
L L Nan 7 y Ei d,
men” er | ED Pan ERN r rn
ee Ta i IN î vs) B 4 4 5 a mn ES B p ha x
Ï / ik EN [ nf Ne di be 1 he nit IJ 2 ee 4
er ONE aal Eef PR: EU re 8 IJ W Ï SE LE
Be in EEE NEE EN kh. PPE
|
|
|
|
Onderzoek, Informatie en Statistiek |
|
BENN A ETNA E SE Ob TN le Ee el
ENE NNI en eedt ANN
INN ANA AAINE 7 ir alls
tbe AE IIA EAA ML ns : Ì 4 ij
KoRn ii ki AIN us KNN \ BAAI iN EE in te Ë 1
di BNN DO 5 À A £ 5:
ME Nani toe: D 2 Ll oc
ENNE kj EN NI RE TE vtm PS T EEN rn Kd
EWE elit Bes MALEN a KAL” PANEEL Tr a en D Ti
ee enn INE ANS dd | IAN |! LALANDE { EAT
4 "Á Pi PE al mr en ETECTIT an 8 N pe LN wp RA Md
KN B haf PE A AN BES BNN ERN
nn jm A HL! | ES A > het ami la E
A ei me nf ek AE AE 1
ms / We tn ze er ef, À ei mn len ON
d 4 AL NL a en eren ink tiaeed PI | ja VEETEELT
aan Wad EAN k B mi ED SSN
u a > Pa Er” Br A EEE
TREAT er U Ee rat en EEE EEE BETE
In opdracht van: afd. Wonen
Projectnummer: 21229
Auteur: Hester Booi, Simone Wesseling
E-mailadres: [email protected]
Bezoekadres: Weesperstraat 113-117
Telefoon: 020 251 0333
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam
data.amsterdam.nl
Amsterdam, oktober 2021
Foto voorzijde: Uitzicht Amsterdam, fotograaf Edwin van Eis (2021)
2
Inhoud
Samenvatting en conclusie 4
Inleiding 5
1 Woningvoorraad naar eigendomscategorie 8
1.1 WOZ-waarden van de woningvoorraad 10
1.2 WOZ-waarden eigenaar-bewoners per wijk 12
2 Veranderingen in de woningvoorraad 16
3 Aan- en verkoop van woningen 17
3.1 Woningen verkocht door eigenaar-bewoners 18
4 Update met de stand van 1 januari 2021 21
3
Samenvatting en conclusie
Het aantal woningen in eigendom van verhuurders neemt toe in Amsterdam, van 108.000 in
2016 naar 131.000 in 2020 (verhuur natuurlijk persoon en verhuur niet-natuurlijk persoon
samen). Dit is deels nieuwbouw, deels gaat het omzettingen binnen de bestaande bouw. Het
aantal eigenaar-bewoners is min of meer stabiel (130.000). De relatieve omvang van de
particuliere huurvoorraad neemt daarmee toe. Dit gebeurt in alle prijsniveaus. Bezit van
eigenaar-bewoners in het betaalbare segment (tot €314.000) is met 25.000 woningen beperkt.
Dit betaalbare segment bevindt zich vooral in Zuidoost. De gemiddelde WOZ-waarde van
woningen in eigendom van eigenaar-bewoners ligt in 2020 op €542.450.
In de bestaande woningvoorraad is er van jaar op jaar veel uitwisseling tussen de categorieën
‘eigenaar-bewoner’ en ‘verhuur natuurlijk persoon’. In de periode 2019-2020 resulteerde dit per
saldo in een afname van de voorraad in eigendom van eigenaar-bewoners en een groei van de
particuliere huurvoorraad. Dit gaat vaak zonder dat er een transactie plaatsvindt. In de aan- en
verkopen van woningen is er per saldo een toename van verhuur niet-natuurlijk persoon, met
name ten kosten van ‘verhuur natuurlijk persoon’.
Verhuurders die kopen van eigenaar-bewoners richten zich op specifieke delen van de markt. Zij
kopen zowel de goedkopere woningen als juist de duurste woningen. Het aandeel woningen van
eigenaar-bewoners die gekocht worden door verhuurders is het hoogst in en rondom de
Grachtengordel, de Pijp en rondom het Vondelpark. Daarnaast is het hoog in Bijlmer-Centrum,
Holendrecht-Reigersbos, Noordelijke IJ-oevers-West en Slotermeer-Zuidwest.
Á
Inleiding
De afdeling Wonen werkt aan beleid om het opkopen van woningen voor de verhuur te
verminderen. Op 10 maart 2021 is door de Tweede Kamer een amendement aangenomen over
het opnemen van opkoopbescherming in de Huisvestingswet. Gemeenten mogen in de
Huisvestingsverordening bepalen dat goedkope en middeldure koopwoningen in (delen) van de
stad na aankoop niet verhuurd mogen worden. Doel is om meer betaalbare en middeldure
koopwoningen beschikbaar en betaalbaar te houden voor (koop)starters. Ook zijn er zorgen over
de leefbaarheid in wijken waar veel woningen worden opgekocht voor de verhuur.
Wel gelden er enkele sitvaties waarin verhuur is toegestaan:
= verhuur aan eerste of tweedegraadsfamilie;
= verhuur voor maximaal een jaar door bewoners die bijvoorbeeld een jaar in het
buitenland willen verblijven en in de tussentijd de woning willen verhuren en
1 verhuur van woonruimte die onlosmakelijk verbonden is met een bedrijfsruimte, kantoor
of winkel.
Om deze opkoopbescherming verder uit te werken zijn enkele gegevens over de
woningvoorraad van Amsterdam nodig. Daarom is het verzoek aan Onderzoek, Informatie en
Statistiek om informatie te leveren en daarbij een analyse te maken over de verdeling van de
verschillende prijsklassen van woningen en de mate waarin buy-to-let per prijsklasse en gebied
voorkomt.
Wonen heeft gevraagd de volgende gegevens in beeld te brengen:
= __ Aantal woningen naar prijssegmenten en eigendom per wijk en per stadsdeel in
Amsterdam, zo recent als beschikbaar.
= Het aantal aangekochte koopwoningen per prijssegment in Amsterdam per wijk en per
stadsdeel voor 2018, 2019 en 2020.
m__ Aantal woningen per prijssegment (waaronder goedkope en middeldure woningen) dat
na aankoop gebruikt wordt voor verhuur per wijk en per stadsdeel in Amsterdam over de
jaren 2018, 2019 en 2020. En specifiek voor alle verkochte huizen in de afgelopen 2 jaar:
wie verkoopt (belegger{/eigenaar-bewoner), wie koopt en zijn er veranderingen te zien?
1 __ Ontwikkeling van buy-to-let door de tijd: hoeveel woningen gaan er per jaar over van
eigenaar-bewoner naar particuliere verhuur? Voor de afgelopen periode (2016-2020),
met de mogelijkheid dit te monitoren na invoering van de opkoopbescherming (2022-
2026).
= __ Ontwikkeling particuliere verhuur door de tijd: hoeveel woningen worden er door
particuliere verhuurders (uitgesplitst naar type) verhuurd, naar prijssegment en wijk.
Voor de afgelopen periode (2016-2020), met de mogelijkheid dit te monitoren na
invoering van de opkoopbescherming (2022-2026).
Om deze tabellen te maken, moeten er een aantal definities worden afgebakend.
5
Eigendomsvorm
Voor de eigendomsvorm van de woningvoorraad zijn de volgende categorieën te onderscheiden:
" _eigenaar-bewoners;
1 woningen in eigendom van overige natuurlijke personen (kleine en grotere particuliere
verhuurders, maar ook tweede woningen/pied-a-terres);
1 woningen in eigendom van niet-natuurlijke personen (waaronder institutionele
beleggers en grote verhuurders als Vesteda, BPF Bouwinvest,
verzekeringsmaatschappijen);
1 woningen in eigendom van woningcorporaties.
Wanneer woningen van een eigenaar-bewoner naar een particulier (zowel natuurlijke personen
als niet-natuurlijke personen) die er niet zelf gaat wonen, kan er sprake zijn van buy-to-let. Of dit
ook werkelijk de intentie is van de koper, is niet uit de registratiebestanden te halen.
De opkoopbescherming zal in ieder geval gelden voor woningen die nv in eigendom zijn van
eigenaar-bewoners. Hoe en op welke manier dit ook geldt voor andere typen eigenaren is nog
niet vitgewerkt. OIS stelt daarom voor de gevraagde tabellen uit te splitsen naar deze
verschillende typen eigenaren. De eigendomssituatie is nog niet bekend van 2021, we gaan
daarom vit van de gegevens van 2020.
De verdeling van de woningvoorraad naar WOZ-klassen.
Om te bepalen welke woningen in het ‘goedkope en middeldure segment’ vallen wordt de
woningvoorraad verdeeld in verschillende WOZ-klassen. Er worden verschillende indelingen
onderscheiden. De eerste is op basis van betaalbaarheidsgrenzen voor verschillende
inkomensgroepen. De tweede op basis van de gemiddelde verdeling van de WOZ-waarden over
de (koop)woningvoorraad. Beide verdelingen naar WOZ-klassen worden uitgesplitst naar type
eigenaar en gebied (en evt. wijk), peildatum 1 januari 2020 (prijspeil 2019). Ook wordt er
gekeken naar de verdeling in kwartielen en kwintielen.
WOZ-klassen op basis van betaalbaarheidsgrenzen:
= Tot 188.000 euro
n= _188.000-314.000 euro
m _314.000-400.000 euro
= 400.000 - 518.000 euro
= meer dan 518.000 euro
WOZ-klassen op basis van de gemiddelde verdeling:
Gemiddelde WOZ-waarde woningen van eigenaar-bewoners, en de afgeleiden hiervan: 0.50,
0.75, 1.25, 1.50, 1.75 en 2.00 keer deze waarde. Het gemiddelde lag in 2020 op €542.450. Dit
leidt tot de volgende indeling:
m tot 271.225 euro
m 271225-406.838 euro
m 406.838-542450 euro
m _542450-678.063 euro
m 678.063-813.6/76 euro
m 813.676-949.288 euro
m 949 288-1.084.901 euro
= __meerdan 1.084.901 euro
6
Leeswijzer
OIS levert tabellen zoals hierboven benoemd aan afd. Wonen. In deze rapportage wordt een
selectie hiervan uitgewerkt.
In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de totale woningvoorraad naar eigendomsvorm over
de periode 2016-2020. In welke mate is de particuliere huurvoorraad gegroeid en wat is de
ontwikkeling in het bezit van eigenaar-bewoners? Vervolgens wordt ingegaan op de
ontwikkeling in de WOZ-waardes en de verdeling van de WOZ-waardes binnen de voorraad in
eigendom van eigenaar-bewoners. In welke WOZ-klassen vallen de woningen in eigendom van
eigenaar-bewoners?
Het tweede hoofdstuk gaat in op de veranderingen in de eigendomsvorm van woningen op
individueel niveau. Hoeveel woningen gaan er van eigenaar-bewoner naar particuliere verhuur?
Hier gaat het om alle veranderingen ongeacht de oorzaak.
In het derde hoofdstuk wordt specifiek gekeken naar de woningtransacties. Hoeveel woningen
verkopen eigenaar-bewoners, en welk deel gaat daarvan naar particuliere verhuurders? Wat zijn
de kenmerken van de woningen die worden gekocht door particuliere verhuurders? En hoe is de
verdeling over de stad?
Het vierde hoofdstuk betreft een latere toevoeging met de recentste data. Het geeft de
verdeling van de WOZ-waarden over de woningvoorraad in eigendom van eigenaar-bewoners in
2021.
7
1 Woningvoorraad naar eigendomscategorie
De eigendomsstructuur van de woningvoorraad wordt vaak ingedeeld in drie categorieën:
eigenaar-bewoners, corporatieverhuur en particuliere verhuur. Bij aan- en verkopen én als de
bewoner verandert kan de categorie waarin een woning valt veranderen. Corporaties en andere
bedrijven, organisaties of instellingen die woningen verhuren, doen dit vaak voor langere tijd.
Woningen van deze groepen (corporaties en andere niet-natuurlijke personen) blijven vaak
jarenlang in bezit, of worden onderling verkocht. De eigendomscategorie blijft dan gelijk.
Woningen in eigendom van natuurlijke personen veranderen veel vaker van categorie. Een
woning wordt gerekend tot ‘eigenaar-bewoner’ als de eigenaar van de woning er zelf woont. Ook
als de eigenaar de woning recent heeft gekocht en er nog niet woont, maar het aannemelijk is
dat deze woning voor eigen bewoning is gekocht, wordt de woning tot ‘eigenaar-bewoners’
gerekend!
Deze bepaling gebeurt op basis van verschillende registraties (Kadaster, BRP, WOZ, BWV en
BAG) die niet volledig op elkaar aansluiten. Door veranderingen in deze registraties, en de
aansluiting tussen deze registraties, wisselt de kwaliteit van het bepalen van deze
eigendomsstructuur. Veranderingen van jaar op jaar hebben daarom ook deels te maken met
veranderingen in de registraties. De cijfers over de veranderingen moeten dus met
voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.
De Amsterdamse woningvoorraad telt bijna 450.000 woningen in 2020 (zie tabel 1.1). 130.000
daarvan worden bewoond door de eigenaar van de woning. Nog eens 60.000 woningen zijn in
eigendom van natuurlijke personen, maar zij wonen er niet. Deze woningen worden tot de
particuliere verhuur gerekend. Ongeveer 70.000 woningen zijn in eigendom van niet-natuurlijke
personen (bedrijven, instellingen, etc, vitgezonderd corporaties) en vallen eveneens onder de
particuliere huurvoorraad. 180.000 woningen zijn in eigendom van corporaties.
Afname aantal corporatiewoningen en toename woningen verhuurd door natuurlijke- en niet-
natuurlijke personen
Het aantal woningen in eigendom van eigenaar-bewoners is redelijk stabiel de afgelopen jaren
(ongeveer 130.000; 30% van de totale voorraad). Het aantal woningen in eigendom van
natuurlijke personen dat verhuurd wordt was eveneens redelijk stabiel (tot 2018 rond de 55.000;
13%), maar groeit sinds 2018 en ligt in 2020 een stuk hoger (62.000; 14%). Het aantal woningen
van corporaties is afgenomen van 189.000 in 2016 tot 180.000 in 2019, en is de afgelopen twee
jaar stabiel gebleven. Het aandeel corporatie woningen op de totale woningvoorraad nam af van
45% naar 40%. Het aantal woningen in eigendom van niet-natuurlijke personen dat verhuurd
wordt, is sterk toegenomen (van 51.000 in 2016 naar 69.000 in 2020; van 12% naar 16%). Ruim
9000 daarvan betroffen (door hen zelf ontwikkelde) nieuwbouwwoningen.
1 Ook als de woning op naam staat van een bedrijf, en de eigenaar van dat bedrijf woont op datzelfde adres, wordt deze
woning ingedeeld bij de eigenaar-bewoners.
8
Tabel 1.1 Aantal woningen naar type eigenaar per peildatum (absoluut)
eigenaar-bewoner 125283 129907 128023 132287 130246
verhuur natuurlijk persoon 56647 54454 53977 56966 61662
verhuur niet-natuurlijk persoon 51301 54833 54511 66811 69477
corporatie 188661 183282 181909 180348 180736
overig/onbekend 1893 5382 14212 5055 5089
totaal 423785 427858 432632 441467 447210
Tabel 1.2 Woningen naar type eigenaar per peildatum (procenten)
eigenaar-bewoner 30 30 30 30 29
verhuur natuurlijk persoon 13 13 12 13 14
verhuur niet-natuurlijk persoon 12 13 13 15 16
corporatie 45 43 42 41 40
overig/onbekend 0 1 3 1 1
totaal 100 100 100 100 100
9
1.1 WOZ-waarden van de woningvoorraad
De gemiddelde WOZ-waarde van woningen van eigenaar-bewoners is €542.450 (stand 1/1/2020;
prijspeil 2019). Dat gemiddelde wordt sterk beïnvloed door hoge waardes; 65% van de woningen
van eigenaar-bewoners ligt onder deze waarde.
Woningen in eigendom van eigenaar-bewoners zijn gemiddeld duurder dan corporatiewoningen
of woningen in eigendom van particuliere verhuurders. Ongeveer 20% van de woningen in
eigendom van particuliere verhuurders (beide categorieën) heeft een WOZ-waarde boven de
€542.450, bij corporaties is dit 4% (eigenaar-bewoners: 35%).
Tabel 1.3 Woningvoorraad naar eigendom en WOZ-klasse op basis van de gemiddelde WOZ-waarde van
eigenaar-bewoners, 1 januari 2020 (procenten)
tot 271.225- A406838- 542450- 678063- 813676- 949.288- meerdan
271.225 loek) 542.450 YA ROR} 813.676 949288 1.084.901 1.084.901
euro euro euro euro euro euro euro euro onbekend totaal
eigenaar-bewoner 10 32 23 12 7 4 2 6 3 100
verhuur natuurlijk
persoon 12 38 25 10 5 3 2 3 3 100
verhuur niet-
natuurlijk persoon 23 34 21 10 4 2 1 2 3 100
corporatie 35 42 15 3 0 0 0 0 3 100
overig/onbekend 23 3 2 1 0 1 0 1 69 100
totaal 23 37 20 8 4 2 1 3 4 100
Tabel 1.4 Woningvoorraad naar eigendom en WOZ-klasse naar betaalbaarheidsgrenzen, 1 januari 2020 (procenten, rij)
tot 188.000- 314000- 400.000- meer dan
188.000 314.000 400.000 518000 518.000 on-
euro euro euro euro euro bekend totaal totaal abs
eigenaar-bewoner 1 18 22 21 35 3 100 130246
verhuur natuurlijk persoon 2 18 27 23 25 3 100 61662
verhuur niet-natuurlijk persoon 14 17 24 20 21 3 100 69477
corporatie 10 42 25 15 5 3 100 180736
overig/onbekend 22 2 2 2 3 69 100 5089
totaal 7 27 24 19 19 4 100 447210
Tabel 1.5 Woningvoorraad naar eigendom en WOZ-klasse naar betaalbaarheidsgrenzen, 1 janvari 2020 (procenten, kolom)
tot 188.000 - EAF Koole 400.000- meer dan
188.000 314.000 400.000 518.000 EAR R0 00
euro euro euro euro euro onbekend totaal
eigenaar-bewoner 4 19 26 33 53 24 29
verhuur natuurlijk persoon 4 9 16 17 18 11 14
verhuur niet-natuurlijk persoon 32 10 16 16 17 12 16
corporatie 56 62 42 33 11 33 40
overig/onbekend 4 0 0 0 0 20 1
totaal 100 100 100 100 100 100 100
totaal abs. 31408 122095 107005 83503 85821 17378 447210
10
De woningprijzen zijn sterk gestegen de afgelopen jaren, het aantal goedkope woningen neemt
daarmee af. Woningen onder de €188.000 zijn er weinig meer in 2020 (31.000), terwijl in 2016
nog 154.000 woningen in Amsterdam in deze prijsklasse vielen. Ook de WOZ-klasse €188.000-
€314.000 nam in aantal af (van 173.000 naar 122.000 woningen). De groei zat in alle WOZ-
klassen daarboven.
De goedkoopste voorraad bestaat in 2020 nagenoeg geheel vit huurwoningen, deels van
corporaties, deels van niet-natuurlijke personen (commerciële verhuurders, o.a. particuliere
sociale huur voor jongeren en studenten). Een klein deel (4%; 1400 woningen) is in eigendom van
eigenaar-bewoners. De categorie €188.000-€314.000 bestaat vooral vit corporatiebezit (62%);
19% is van eigenaar-bewoners. Dit zijn 23.000 woningen.
In 2016 was een groot deel van de woningen boven de €314.000 in eigendom van eigenaar-
bewoners. Dit beeld is in 2020 verschoven, met name doordat het bezit van corporaties vaker in
dit duurdere segment valt (zie figuur 1.6). Het aandeel in eigendom van particuliere verhuurders
bleef min of meer gelijk. Hoewel de relatieve omvang van de particuliere voorraad in de
verschillende WOZ-klassen redelijk stabiel bleef, is de verhouding ten opzichte van de eigenaar-
bewoners wel veranderd. In 2016 was de duurdere voorraad voor een groot deel in handen van
eigenaar-bewoners, in 2020 is dit veel minder het geval.
Figuur 1.6 Woningvoorraad naar WOZ-waarde en eigenaar, 2016 en 2020 (bovenaan in absolute aantallen, daaronder in procenten)
200.000
180.000
160.000
140.000 overig/onbekend
120.000
100.000 m corporatie
80.000 = verhuur niet-natuurlijk persoon
60.000
40.000 n B verhuur natuurlijk persoon
20.000 soie hzks 0
. err EERS] Ke KEG m eigenaar-bewoner
tot 188.000- 314.000- 400.000 - meer dan tot 188.000- 314.000- 400.000 - meer dan
188.000 314.000 400.000 518.000 518.000 188.000 314.000 400.000 518.000 518.000
euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro
2016 2020
100
90
80
70 overig/onbekend
60
50 B corporatie
40 = verhuur niet-natuurlijk persoon
30 56 5e
20 43 E verhuur natuurlijk persoon
EIO Dr EE,
10 18 WE)
m eigenaar-bewoner
° tot 188.000- 314.000- 400.000 - meer dan tot 188.000- 314.000- 400.000 - meer dan
188.000 314.000 400.000 518000 518.000 188.000 314.000 400.000 518000 518.000
euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro
2016 2020
11
1.2 WOZ-waarden eigenaar-bewoners per wijk
In het beleid voor middeldure huur wordt de inkomensgrens van €61.000 voor huishoudens
gehanteerd. Met een dergelijk inkomen is het mogelijk om €314.000 aan hypotheek te krijgen.
Wanneer deze grens wordt toegepast op het opkoopbeschermingsbeleid (stand 2020; prijspeil
2019), dan vallen er in totaal 25.000 woningen van eigenaar-bewoners onder dit beleid. Dit is
19% van de totale voorraad in eigendom van eigenaar-bewoners. In de meeste wijken ligt het
aandeel woningen met een WOZ-waarde lager dan €314.000 onder de 20%. Alleen in Zuidoost
en in mindere mate in Nieuw-West en Noord zou een wat groter aandeel van de woningvoorraad
van eigenaar-bewoners beschermd worden.
Figuur 1.7 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ < €314.000, 2020 (prijspeil 2019)
Os |
en JE |
AS
en EE Ö
rr
O7] 4
aandeel woningen eigenaar-bewoners met WOZ < €314.000, 2020
B geen data
[_] minder dan 20%
EC] 20% - 40%
EE 40% - 60%
EEN 60% - 30%
BEN 80% - 100%
12
Bij de betaalbaarheidsgrens van €400.000 die past bij een leencapaciteit van huishoudens met
een inkomen van 2x modaal, zou 41% van de woningvoorraad van eigenaar-bewoners
beschermd worden (53.000 woningen). Een groot deel van de woningvoorraad van Zuidoost zou
dan beschermd worden en relatief grote delen van Nieuw-West en Noord. In Centrum, Zuid,
Watergraafsmeer, Oostelijk Havengebied, en de nieuwbouwgebieden als Amstelkwartier,
Elzenhagen en IJ-oevers gaat het om minder dan 20%.
Figuur 1.8 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ < €400.000, 2020 (prijspeil 2019)
De î P U _
S p 5 Ö
E Áë
aandeel woningen eigenaar-bewoners met WOZ < €400.000, 2020
EB] geen data
L_] minder dan 20%
ET 20% - 40%
EE 40% - 60%
EE 60% - 80%
BEN 30% - 100%
13
Wanneer het gemiddelde van de WOZ-waardes van woningen van eigenaar-bewoners wordt
genomen als grens (€542.450) dan valt 65% van de woningen onder het beschermingsbeleid
(85.000 woningen). In de meeste wijken, met vitzondering van de dure delen van Zuid en
Centrum, wordt dan meer dan 40% van de woningvoorraad van eigenaar-bewoners beschermd
tegen opkopen.
Figuur 1.9 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ < €542.450, 2020 (prijspeil 2019)
Er | à/ 8
aandeel woningen eigenaar-bewoners met WOZ < €542.450, 2020
B geen data
| minder dan 20%
ET] 20% - 40%
TE 40% - 60%
EE 60% - 80%
BEN 80% - 100%
14
Een andere mogelijkheid is de WOZ-waarden te verdelen in kwartielen. De middelste twee
kwartielen vormen dan de middeldure koopvoorraad. Wanneer de woningen van eigenaar-
bewoners verdeeld worden in kwartielen, dan liggen de grenzen in 2020 op: < €333.000;
€333.000 - €436.000; €436.000 - €621.000; > €621.000. Elk van de kwartielen bevatten iets meer
dan 31.000 woningen van eigenaar-bewoners. De middeldure koopwoningen (WOZ tussen
€333.000 en €621.000) liggen redelijk verspreid over de stad en vormen vaak tussen 40-60% van
de koopwoningvoorraad in een wijk. In delen van Zuid ligt het aandeel middeldure
koopwoningen lager, omdat de WOZ-waarden hier over het algemeen in het hoge segment
vallen. In Zuidoost is het aandeel eveneens lager, maar daar vallen de koopwoningen over het
algemeen in het lagere segment.
Figuur 1.10 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ £333.000 - €621.000, 2020 (prijspeil 2019)
Woningen eigenaar-bewoners, 2020
aandeel WOZ €333.000-€621.000
L_Jo-20
CJ 20-40
EE 40 - 60
EE 60-30
BN 30 - 100
EA geen data
15
2 Veranderingen in de woningvoorraad
Tabel 2.1 geeft de wisselingen weer tussen de verschillende eigendomscategorieën in een jaar
tijd. Dit zijn jaar op jaar vergelijkingen van de totale woningvoorraad, ongeacht de oorzaak van
de verandering (door verkoop, verandering in de bewoning, of veranderingen in de registratie).
In dit rapport beperken we ons tot de wisselingen tussen 2019 en 2020. In de eigendomsbepaling
van OIS hebben de afgelopen jaren veel verbeteringen plaatsgevonden. Veel van de
veranderingen die in eerdere jaren te zien zijn, zijn het ge volg van een verbeterde afleiding van
de eigendomsvorm van de woning. Het is daarom niet goed mogelijk voor eerdere jaren de
werkelijke jaar op jaar veranderingen in beeld te brengen.
Ongeveer 4000 woningen verschoven naar de eigendomsverhouding ‘verhuur natuurlijke personen’
Tussen 1 janvari 2019 en 1 januari 2020 veranderden bijna 30.000 woningen van
eigendomscategorie. De meeste uitwisseling bestaat er tussen de categorie ‘eigenaar-bewoner’
en ‘verhuur natuurlijk persoon’. Dit hoeft niet gepaard te gaan met een verkoop, het kan ook zijn
dat de eigenaar verhuist en de woning aanhoudt. Er gingen 10.746 woningen van de staat
‘eigenaar-bewoner’ naar ‘verhuur natuurlijk persoon! en 7.122 woningen maakten de
omgekeerde eigendomsverandering door. De uitwisseling tussen eigenaar-bewoner en ‘verhuur
niet-natuurlijk persoon’ is veel beperkter (289 naar verhuur niet-natuurlijk persoon en 515 naar
eigenaar-bewoner).
Wanneer alle categorieën samen worden genomen, nam tussen 2019 en 2020 per saldo het
aantal eigenaar-bewoners het sterkst af (-2598), en namen de woningen in de categorie
‘verhuur natuurlijke personen’ het sterkst toe (+3972).
Tabel 2.1 Veranderingen van eigendomssituatie, 2019-2020
dale verhuur niet-
eigenaar- natuurlijk natuurlijk overig/
bewoner persoon persoon corporatie onbekend totaal
Van:
eigenaar-bewoner 10746 289 32 119 11186
verhuur natuurlijk persoon 7122 1368 70 264 8824
verhuur niet-natuurlijk persoon 515 1281 1040 449 3285
corporatie 602 366 285 1511 2764
overig/onbekend 349 403 1178 699 2629
totaal 8588 12796 3120 1841 2343 28688
saldo -2598 3972 -165 -923 -286 0
In de meeste gevallen was er geen sprake van een verkooptransactie (bij 26.785 van de 28.688
woningen die van eigendomsvorm wisselden). In 1.903 gevallen was er wel sprake van een
transactie. In het volgende hoofdstuk worden de transacties verder uitgewerkt.
16
3 Aan- en verkoop van woningen
In dit hoofdstuk worden de aan- en verkopen van woningen in Amsterdam bekeken aan de hand
van de transactiebestanden van het kadaster. Alleen de verkopen waarbij één woning betrokken
was, zijn meegenomen (dus geen pakketverkopen van beleggers). De kopers worden uitgesplitst
naar eigenaar-bewoner, verhuur natuurlijke personen en verhuur niet-natuurlijke personen. De
eigendomsvorm van de verkopers wordt afgeleid uit de standstatistiek (situatie op 1 janvari van
het betreffende jaar). De eigendomsvorm van de kopers verloopt als volgt:
-_Niet-natuurlijke personen worden altijd ingedeeld in de categorie ‘verhuur niet-
natuurlijk persoon’;
-__ Wanneer een koper (natuurlijk persoon) al meer dan één woningen in bezit heeft in
Amsterdam wordt er vanuit gegaan dat deze woning voor de verhuur gekocht wordt
(verhuur natuurlijk persoon’).
-__ Wanneer de eigenaar van de woning zich gedurende het jaar inschrijft op het adres,
wordt deze woning ingedeeld bij eigenaar-bewoners.
-__ Wanneer iemand anders staat ingeschreven op het adres (en niet de eigenaar zelf), dan
wordt de woning ingedeeld bij ‘verhuur natuurlijk-persoon’.
-__ Wanneer er gedurende het jaar niemand staat ingeschreven op het adres, dan is de
eigendomsvorm niet te bepalen en wordt de woning ingedeeld bij ‘natuurlijk persoon,
onbekend’.
Aantal verkopen aan ‘verhuur niet natuurlijke persoon'stijgt, aantal verkopen aan ‘verhuur
natuurlijk persoon’ daalt
Jaarlijks worden er rond de 7.000 à 8.000 woningen door eigenaar-bewoners gekocht en
verkocht (zie tabel 3.1). Het grootste deel van deze verkopen is tussen eigenaar-bewoners
onderling (+/-5.000). Ongeveer 1.000 woningen van eigenaar-bewoners worden verkocht aan
natuurlijke personen die er (waarschijnlijk) niet zelf gaan wonen (‘verhuur natuurlijk persoon’) en
ongeveer 500 naar niet-natuurlijke personen. Bij iets minder dan 1.000 woningen per jaar is niet
vast te stellen of de koper een eigenaar-bewoner is of dat de woning gekocht is voor de verhuur.
Andersom gebeurt dit evengoed: eigenaar-bewoners kopen ook woningen van verhuurders. Per
saldo was er in 2018 en 2019 een klein negatief resultaat voor de eigenaar-bewoners en ‘verhuur
natuurlijk persoon! ten qunste van de verhuur niet-natuurlijk persoon (+524 in 2018 en +733 in
2019). In 2020 waren de verschillen groter, en was het saldo voor verhuur niet-natuurlijk persoon
groter: +1324. In alle drie de onderzochte jaren is er dus een positief saldo voor de groep ‘verhuur
niet-natuurlijk persoon’. Deze categorie groeit als gevolg van aankopen van woningen. Zij kopen
echter relatief vaak van woningeigenaren in de categorie ‘verhuur natuurlijk persoon’ en minder
van eigenaar-bewoners. Deze woningen hoeven niet per se in verhuurde staat te zijn, maar
worden in ieder geval niet bewoond door de eigenaar.
Het saldo voor eigenaar-bewoners is in alle drie de jaren negatief (ongeveer -600), maar daar
staat tegenover dat er van ongeveer 1.400 woningen per jaar niet is vast te stellen of deze
gekocht is voor eigen bewoning of voor de verhuur. Of de voorraad in eigendom van eigenaar-
bewoners slinkt als gevolg van verkopen, is daarom niet vast te stellen.
17
Tabel 3.1 Woning aan- en verkopen naar type verkoper en koper, 2018-2020 (absoluut)
alte VE dal Tal natuurlijk
eigenaar- natuurlijk natuurlijk oligStele ln
verkoper bewoner persoon persoon onbekend Liot}
eigenaar-bewoner 2018 4981 1021 387 901 7290
2019 5625 998 538 980 8141
2020 5446 1081 578 919 8024
verhuur natuurlijk persoon 2018 1330 716 975 341 3362
2019 1208 713 1025 328 3274
2020 1665 990 1540 464 4659
verhuur niet-natuurlijk persoon 2018 382 364 3273 92 4111
2019 425 288 2302 117 3132
2020 366 294 2037 116 2813
totaal 2018 6693 2101 4635 1334 14763
2019 7258 1999 3865 1425 14547
2020 7477 2365 4155 1499 15496
saldo 2018 -597 -1261 524 1334 0
2019 -883 -1275 733 1425 0
2020 -D4/ -2294 1342 1499 0
3.1 Woningen verkocht door eigenaar-bewoners
Eigenaar-bewoners die hun woning verkochten in 2020 deden dat in 68% van de gevallen aan
een volgende eigenaar-bewoner, 13% ging naar ‘verhuur natuurlijk persoon’, 7% naar ‘verhuur
niet-natvurlijk persoon’ en in 11% van de gevallen was de eigendomsvorm van de koper niet vast
te stellen. De woningen met een lagere WOZ-waarde gingen wat minder vaak naar eigenaar-
bewoners en vaker naar ‘verhuurders natuurlijk persoon’. Ook is de categorie ‘onbekend’ groter
bij woningen met lage WOZ-waardes. De kopergroep ‘verhuur niet-natuurlijk persoon’ kocht ook
relatief vaak duurdere woningen, vanaf €518.000.
Tabel 3.2 Woningen verkocht door eigenaar-bewoners, naar type koper en woz-klasse, 2020 (abs. en %)
Vi dale dale
VS dale Id niet- natuurlijk ie dale IId Le a: AORTA
eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon,
bewoner persoon persoon onbekend totaal bewoner persoon persoon onbekend totaal
tot €188.000 62 35 7 22 126 49 28 6 17 100
€188.000 - €314.000 896 339 115 266 1616 55 21 7 16 100
€314.000 - €400.000 1231 253 123 226 1833 67 14 7 12 100
€400.000 - €518.000 1192 179 89 171 1631 73 11 5 10 100
meer dan €518.000 1789 230 213 213 2445 73 9 9 9 100
onbekend 276 45 31 21 373 74 12 8 6 100
totaal 5446 1081 578 919 8024 68 13 7 11 100
18
Vooral in Centrum en Zuidoost verkopen eigenaar-bewoners relatief vaak aan verhuurders
Van de eigenaar-bewoners die hun woning verkochten in Centrum, ging 31% naar verhuurders.
Ook in Zuidoost was het aandeel relatief groot (35%).
Tabel 3.3 Woningen verkocht door eigenaar-bewoners, naar type koper en stadsdeel, 2020 (abs. en %)
VIV dale
alte Le I= KOOL ELS ie dale IId LeV OLO NLS
eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon,
bewoner persoon persoon onbekend Kerk bewoner persoon persoon onbekend Kerr
ELEN cl cl cl ELEN 4 4 4 4 4
Centrum 449 155 113 127 844 53 18 13 15 100
West 1211 174 106 174 1665 73 10 6 10 100
Nieuw-West 787 207 57 115 1166 67 18 5 10 100
Zuid 1084 204 144 216 1648 66 12 9 13 100
Oost 1059 85 52 128 1324 80 6 4 10 100
Noord 538 111 32 71 752 72 15 4 9 100
Zuidoost 318 145 74 88 625 51 23 12 14 100
Amsterdam 5446 1081 578 919 8024 68 13 7 11 100
Uitgesplitst naar wijk valt op dat er grote verschillen zijn binnen stadsdelen. In bijna alle wijken
van Centrum is het aandeel gekocht door particuliere verhuurders (‘verhuur natuurlijk’ en
‘verhuur niet-natuurlijk persoon’ samen) relatief hoog, maar daarbinnen gaat het vooral om de
Grachtengordel. In de aanpalende wijken in Zuid (De Pijp en rond het Vondelpark) is dit
eveneens hoog. Buiten het centrale deel van de stad vallen het oostelijk deel van Noord, Osdorp-
Oost (Nieuw-west), Bijlmer-Centrum, Bijlmer-Oost en Holendrecht-Reigersbos (Zuidoost) op.
Figuur 3.4 Woningen gekocht door particuliere verhuurders van het totaal aan woningen verkocht door
eigenaar-bewoners, 2020
AA
Pa ° A A
EP 1
ATD Ken
ACS BS r
Ge
et
woningen verkocht door eigenaar-bewoners, 2020
aandeel gekocht door verhuurders
L_] minder dan 15% Ro
ET 15% - 20% )
EE 20% - 25% En
EN 25% - 30%
BE 30% en meer
B minder dan 20 verkopen
19
Verhuurders natuurlijk persoon’ verkopen zowel aan eigenaar-bewoners als aan verhuurders. Dit
geldt in alle stadsdelen. In Centrum, West en Zuid geldt dit wel in mindere mate, en wordt er
relatief veel verkocht aan ‘verhuur niet-natuurlijke persoon’.
Tabel 3.5 Woningen verkocht door ‘verhuur natuurlijk persoon’, naar type koper en stadsdeel, 2020
(abs. en %)
VdU ld IV Te
alte Le I= KOOL ELS ie dale IId LeV OLO NLS
eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon,
bewoner persoon persoon onbekend totaal bewoner persoon persoon onbekend totaal
ELEN cl cl cl ELEN 4 4 4 4 %
Centrum 249 237 399 116 1001 25 24 40 12 100
West 425 234 514 108 1281 33 18 40 8 100
Nieuw-West 141 61 24 38 264 53 23 9 14 100
Zuid 410 252 435 105 1202 34 21 36 9 100
Oost 277 100 144 61 582 48 17 25 10 100
Noord 97 41 13 19 170 57 24 8 11 100
Zuidoost 66 65 11 17 159 42 41 7 11 100
Amsterdam 1665 990 1540 464 4659 36 21 33 10 100
Verhuurders niet-natuurlijk persoon’ verkopen weinig aan eigenaar-bewoners en dit geldt in alle
stadsdelen. Wel is het aandeel in Centrum, West en Zuid iets hoger dan gemiddeld.
Tabel 3.6 Woningen verkocht door ‘verhuur niet-natuurlijk persoon’, naar type koper en stadsdeel, 2020
(abs. en %)
VdU ld IV Te
Zelda VIVTe La LTOS ld IV Te a LP LATS
eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon, eigenaar- natuurlijk natuurlijk persoon,
bewoner persoon persoon onbekend totaal bewoner persoon persoon onbekend totaal
ETEN cl cl cl ETEN 4 4 4 4 4
Centrum 62 80 192 24 358 17 22 54 7 100
West 88 77 371 30 566 16 14 66 5 100
Nieuw-West 27 21 745 4 797 3 3 93 1 100
Zuid 148 79 409 42 678 22 12 60 6 100
Oost 32 25 190 11 258 12 10 74 4 100
Noord 7 5 102 1 115 6 4 89 1 100
Zuidoost 2 7 25 4 38 5 18 66 11 100
Amsterdam 366 294 2037 116 2813 13 10 72 4 100
20
4 Update met de stand van 1 januari 2021
De analyses in dit rapport zijn gedaan met de data tot en met 2020. Bij het afronden van het
rapport kwamen de data van 1/1/2021 beschikbaar. In dit hoofdstuk worden kort de belangrijkste
gegevens weergegeven op basis van de stand van 1/1/2021.
Op 1 janvari 2021 telt Amsterdam 128.951 woningen in eigendom van eigenaar-bewoners. In de
stand 1 janvari 2020 stond het aantal op 130.246 woningen. In 2021 is de systematiek voor het
bepalen van de eigendomsverhouding verbeterd. 2 Deze verbetering leidt tot een kleine afname
(-419), de werkelijke daling tussen beide jaren ligt op -875 woningen.
De WOZ-waarden zijn gestegen ten opzichte van de stand van 2020. De kwintielverdeling is als
volgt:
Tabel 4.1 Woningen in eigendom van eigenaar-bewoners naar WOZ-waarde, 2021 (prijspeil 2020)
1e kwintiel tot €326.000 24883
2e kwintiel €326.000 - €406.000 25313
3e kwintiel €406.000 - €512.000 24957
4e kwintiel €512.000 - €713.000 25192
5e kwintiel €713.000 en meer 25153
onbekend onbekend 3453
totaal totaal 128951
De eerste twee kwintielen (40%) bevatten ongeveer 50.000 woningen, zij hebben een WOZ-
waarde tot €406.000. In veel wijken in het Centrum en Zuid, maar ook daaromheen is het
aandeel woningen in deze prijscategorie onder de 20%. In Zuidoost en in delen van Nieuw-West
en Noord valt een groter deel van de voorraad van eigenaar-bewoners in deze prijscategorie
(60% of meer).
De eerste drie kwintielen (60%) bevatten ongeveer 75.000 woningen, zij hebben een WOZ-
waarde tot €512.000. In delen van Zuid en de Grachtengordel is dit prijssegment schaars.
Daarbuiten, en vooral in Zuidoost, Nieuw-West en delen van Noord vallen veel woningen van
eigenaar-bewoners wel in deze categorie.
2 https://data.amsterdam.nl{publicaties/publicatie/vernieuwde-werkwijze-bepaling-eigendomsverhouding-
2021/939473a4-9689-4b3c-b6f3-2a48007e525a/
21
Figuur 4.2 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ tot €406.000, 2021 (prijspeil 2021)
Ve _f
b £ a GS
PUK Hd
ir
woningen eigenaar-bewoners, 2021
aandeel WOZ tot €406.000
B geen data
L_Jo-20
EJ 20-40
El 40 - 60
Em 60 - 80
EEN 30 - 100
Figuur 4.3 Woningen van eigenaar-bewoners met WOZ tot €512.000, 2021 (prijspeil 2021)
DN pO
ee Eed \
® yr d / C
woningen eigenaar-bewoners, 2021
aandeel WOZ tot €512.000
B geen data
C_lo-20
TC] 20-40
El 40 - 60
B 60 - 20
B 20 - 100
22
Gemeente
Amsterdam
NM ih
EE # ij El in
| Onderzoeksrapport | 23 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1644
Daum akkoord 2 december 2016
Publicatiedatum 5 december 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest van 27 juni 2016 inzake het
niet in behandeling van een aangifte door de Amsterdamse politie.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
De Partij van de Ouderen in de Amsterdamse gemeenteraad wil opheldering van het
stadsbestuur over de stellingname van Gerton van Unnik. Het raadslid uit Weesp stelt
te zijn beroofd in Amsterdam en bij het doen van aangifte niet te zijn geholpen door
de Amsterdamse politie.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van
de Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met het bericht ‘Geroofde iPhone raadslid duikt op
in Molenbeek! °)2
Antwoord:
Ja, daar is het college mee bekend. Er is aangifte gedaan.
Toelichting door vragenstelster:
Een raadslid uit Weesp stelt onlangs in Amsterdam te zijn beroofd van zijn telefoon.
Verontrustend is de stellingname van het beroofde raadslid dat hij bij het doen van
aangifte bij de Amsterdamse politie niet goed is geholpen. Agenten zouden laconiek
gereageerd hebben en zouden het raadslid verder niet willen helpen, noch met de
aangifte, noch met het blokkeren van zijn gestolen iPhone.
2. Deelt het college de mening dat elke aangifte door de Amsterdamse politie
serieus moet worden genomen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord:
De Amsterdamse politie neemt in principe iedere aangifte serieus. Afhankelijk van
de aard van het feit kan de aangifte digitaal, telefonisch of in persoon worden
gedaan. Bij het in persoon doen van aangifte wordt in spoedgevallen de aangifte
onmiddellijk opgenomen. Indien mogelijk wordt een afspraak gepland voor het
opnemen van de aangifte. Nadat de aangifte is opgenomen wordt onderzocht
of er een opsporingsindicatie is. Indien er een opsporingsindicatie is, wordt in
overleg met het OM besloten wat de vervolgstappen zijn.
D http://www.weespernieuws.nl/nieuws/algemeen/61422/geroofde-iphone-raadslid-duikt-op-in-molenbeek
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng lea4 Gemeenteblad
Datum 5 december 2016 Schriftelijke vragen, maandag 27 juni 2016
3. Kan het college duiden hoeveel aangiften er over 2015 in Amsterdam zijn
gedaan? Wat zijn de resultaten van deze aangiften?
Antwoord:
In 2015 zijn er in de stad Amsterdam ruim 79000 aangiften opgenomen en ruim
87000 in de Eenheid Amsterdam (dus inclusief de andere gemeenten in de regio).
Het aantal aangiften en het oplossingspercentage wisselt per delict. In 2015 was
het oplossingspercentage van de eenheid gemiddeld 25,3% (landelijk lag dit op
25,9%).
4. Zijn er bij het college gevallen bekend van klachten over de Amsterdamse
politie die weigert aangiften in behandeling te nemen? Zo ja, hou luiden
deze en wat is de inzet van het college, deze klachten op te lossen?
Antwoord:
In 2015 zijn er 30 klachten bij de politie binnengekomen over het niet opnemen
van aangiften. Per klacht bekijkt de politie wat het probleem is en wordt, waar
mogelijk, ingezet op bemiddeling. Indien blijkt dat een politiemedewerker een
verkeerde inschatting heeft gedaan of zich verkeerd heeft gedragen wordt dat
geadresseerd. Als een klager geen bemiddeling wenst of ontevreden is over de
uitkomst van de bemiddeling, wordt de klacht doorgezet naar de (onafhankelijke)
Klachtencommissie. Van de 30 bij de politie binnengekomen klachten:
— zijn 16 zaken afgehandeld na een intakegesprek (dit kan zijn omdat ze
het alleen wilden melden en verder geen bemiddeling wilden of bijvoorbeeld
omdat er simpelweg te weinig gegevens waren om de klager te achterhalen
of klager reageert niet meer);
— zijner 11 succesvol bemiddeld;
— zijner 2 tijdelijk buiten behandeling gesteld;
— iser1 de formele klachtenprocedure ingegaan.
5. Wat is de inzet van het college om de aangiftebereidheid zo hoog mogelijk
te maken teneinde zoveel mogelijk lieden van het boevengilde in de kraag
te vatten?
Antwoord:
Zoals destijds ook is aangegeven in de bestuurlijke reactie (8 maart 2013) op
het initiatiefvoorstel ‘Actieplan Aangiftebereidheid' adviseert de politie altijd
aangifte te doen. Er is geen algemene campagne om de aangiftebereidheid te
vergroten. Aangiftebereidheid is een onderwerp dat in principe bij alle
delictsoorten speelt, maar bij het ene delict meer dan bij het ander. In algemene
zin probeert de Nationale Politie op verschillende manieren om de
aangiftebereidheid van burgers te vergroten door het uniformeren van de
aangiftevoorzieningen, het vergroten van de mogelijkheden om online aangifte te
doen, het verbeteren van de kennis en expertise van politiemedewerkers die
aangiften opnemen en het terugkoppelen over de stand van zaken met betrekking
tot een aangifte. Ook wordt er thema-gebonden gewerkt aan (verhoging van de)
aangiftebereidheid. Fris in 2015 bijvoorbeeld gewerkt aan het vergroten van de
aangiftebereidheid van slachtoffers van zedendelicten.
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Neng lea4 Gemeenteblad R
Datum 5 december 2016 Schriftelijke vragen, maandag 27 juni 2016
Toelichting door vragenstelster:
In 2013 was de aangiftebereidheid in Amsterdam bijzonder laag. De VVD en D66
luidden destijds de loftrompet over een actieplan aangiftebereidheid 2).
6. Kan het college duiden wat de status is van dit actieplan en of de
aangiftebereidheid sindsdien is toegenomen?
Antwoord:
Zoals eerder in de bestuurlijke reactie op het actieplan van VVD en D66 is
aangegeven, zet de nationale politie in op het verder verbeteren van het
aangifteproces en het stimuleren van de aangiftebereidheid. De doelstelling is dat
iedereen, waar ook in Nederland, recht heeft op een goede, eenduidige
dienstverlening door de politie. Het college benadrukt dat de dienstverlening van
de politie en de voortgang ten aanzien van het verbeteren van het aangifteproces
onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en
Justitie vallen. De landelijke implementatie van het dienstverleningsconcept van
de nationale politie bepaalt zodoende het tempo van de voortgang.
Een aantal zaken dat is genoemd in het actieplan Aangiftebereidheid — en de
bestuurlijke reactie daarop — bevindt zich momenteel in een uitvoeringsfase.
De politie heeft de afgelopen jaren de zgn. ‘multichannel aanpak’ versterkt,
waardoor het voor de aangever mogelijk is op zes verschillende manieren
(telefoon, internet, aan de balie, op locatie, op afspraak en via het 3D-loket)
aangifte te doen. Dit wordt in alle eenheden uitgevoerd. De politie besteedt
daarnaast nadrukkelijk aandacht aan het vergroten van de aangiftebereidheid van
slachtoffers bij bepaalde delicten, zoals bijvoorbeeld op het terrein van
discriminatie. Met behulp van campagnes wordt thema-gebonden ingezet.
Aangifte doen in het Engels.
Toeristen en bezoekers kunnen op dit moment op het bureau aangifte doen in het
Engels. De aangifte wordt echter wel in het Nederlands op schrift gesteld, een
kopie van de aangifte is dus ook in het Nederlands. Aangevers kunnen wel een
bevestiging krijgen in het Engels, Duits of Frans dat zij aangifte hebben gedaan.
Het doen van online aangifte kan alleen als iemand beschikt over een Digid
(dit o.a. om valse aangiften te voorkomen). Voor toeristen die Amsterdam
bezoeken biedt online aangifte doen op dit moment dus geen uitkomst.
Met betrekking tot het starten van een (landelijke) pilot in Amsterdam om de
aangiftebereidheid te bevorderen, zoals was voorgesteld in het actieplan, hebben
de politie en het ministerie van Veiligheid en Justitie vervolggesprekken gevoerd.
Gedacht werd aan het voor winkeliers in Zuidoost mogelijk maken om via een app
aangifte te doen. Deze pilot heeft geen concrete vorm gekregen vanwege de
ontoereikend van het politiesysteem om dit te ondersteunen.
De aangiftebereidheid in de eenheid Amsterdam is licht toegenomen: in 2012 lag
het op 22,2% en in 2015 was dit 23,6%.”
2 http://vvdamsterdam.nl/article/4029/Amsterdam-pakt-lage-aangiftebereidheid-aan-dankzij-VVD-
en-D66/
% Zie ook het onlangs verschenen CBS-rapport ‘Melding en aangifte van veelvoorkomende
criminaliteit, 2016/10
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
weing lea4 Gemeenteblad
ummer seat: On,
Datum 5 december 2016 Schriftelijke vragen, maandag 27 juni 2016
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 6 september 2022
Portefeuille(s) Wethouder Duurzaamheid
Portefeuillehouder(s): Zita Pels
Behandeld door Directie Wonen, [email protected]
Onderwerp Energiebesparing voor de aanpak energiearmoede
Geachte leden van de gemeenteraad,
De noodzaak van energiebesparing is om verschillende redenen groot. Zo wordt het steeds
duidelijker dat het aandeel Amsterdamse huishoudens in energiearmoede door de gestegen
energieprijzen veel forser stijgt dan eerder verwacht?*. Dit is pijnlijk om te constateren, en vergt
een extra inspanning vanuit het college op de korte termijn. Ik doe dat in afstemming met
wethouder Moorman. In deze brief ga ik in op de extra korte termijn inzet van kleine
energiebesparende maatregelen als onderdeel van de crisis aanpak energiearmoede.
Daarnaast is het vanzelfsprekend ook van groot belang om haast te maken met het grootschalige
isolatie-offensief dat in het Coalitieakkoord 2022-2026 is aangekondigd. Deze extra inzet van het
college is er opgericht de structurele verduurzaming en verbetering van woningen te versnellen.
Dit plan richt zich op de middellange termijn en op meer ingrijpende isolatiemaatregelen, die meer
effect zullen hebben op het structureel verminderen van het energiegebruik, zoals dak-, vloer, -
en/of gevelisolatie. Op dit moment wordt gewerkt aan de aanpak om dit isolatie-offensief vorm te
geven. In oktober zal ik u hierover verder informeren.
Aanpak energiearmoede via energiebesparing en energiezuinig gedrag
Naast het bieden van financiële ondersteuning (zoals een extra energietoelage, zie brief van
wethouder Moorman vorige week), zet het college ook in op het bestrijden van energiearmoede
door het stimuleren van energie besparen. In de Raadsinformatiebrieven van 15 oktober 2021! en
2 mei 2022P! is vw raad hierover geïnformeerd.
Deze winter wordt de aanpak fors uitgebreid om zoveel mogelijk huishoudens te ondersteunen.
Hierbij wordt ingezet op aanpassingen die bewoners vaak zonder tussenkomst van bijvoorbeeld de
eigenaar kunnen (laten) uitvoeren. Te denken valt aan het uitdelen van energiebesparende
producten zoals radiatorfolie en ledlampen, maar ook gedragstips. De inspanningen worden
zoveel mogelijk gericht op de buurten en/of huishoudens waar ondersteuning het hardste nodig is.
‘Een prognose op basis van bestaande cijfers en de huidige consumentenprijs, gemaakt door OIS.
El Raadsinformatiebrief Intensivering aanpak energiearmoede in reactie op fors stijgende energieprijzen (15 oktober 2021).
BlRaadsinformatiebrief Voortgang aanpak energiearmoede (2 mei 2022).
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 6 september 2022
Pagina 2 van 3
Vanaf eind 2021 zijn er onder andere ruim 48.000 cadeaubonnen voor energiebesparende
producten verstrekt en verzilverd, is aan ruim 12.600 huishoudens huis-aan-huis
energieadviesgesprekken en kleine energiebesparende producten verstrekt, zijn op afspraak
energieadviezen gegeven door WOON en buurtteams, zijn webinars gegeven over energie
besparen en zijn energiedisplays geïnstalleerd bij corporatiewoningen.
Sinds deze zomer kunnen Stadspashouders met korting energiezuinig witgoed aanschaffen om
hun energierekening omlaag te brengen. Via de Stadspas wordt via een voucher € 275 korting
gegeven op de aanschaf van een energiezuinige koelkast of wasmachine. Dit stimuleert mensen
met een lager inkomen om een zuiniger maar duurder model te kiezen als zij een nieuwe koelkast
of wasmachine aanschaffen. Huishoudens besparen met energiezuinig witgoed € 60 tot € 7o per
jaar. De actie is opgezet in samenwerking met BCC en ook andere retailers zijn gevraagd om mee
te doen. Voor deze witgoedregeling is in totaal € 690.000 gereserveerd en inmiddels hebben 800
minimahuishoudens er gebruik van gemaakt.
Op dit moment loopt een nieuwe aanbesteding voor het huis-aan-huis aanbieden van
energieadvies vanaf november 2022. De inzet is erop gericht voor mei 2023 op deze wijze
tenminste 24.000 huishoudens te bereiken. Dit is een verdubbeling ten opzichte van afgelopen
jaar. In de nieuwe huis-aan-huisaanpak vanaf november worden maatregelen op maat én
installatie aangeboden. Ook wordt de aanpak uitgebreid met meer maatregelen waaronder
deurdrangers, kitwerk en kozijnfolie. De nog te contracteren adviseurs richten zich naast energie
besparen, ook op wat noodzakelijk is om te voorkomen dat het binnenklimaat van woningen
ongezond wordt. Bijvoorbeeld doordat bewoners de verwarming helemaal uitzetten en vocht en
schimmel problemen ontstaan. Tenslotte wordt geadviseerd over het aanbrengen van
brandmelders en indien nodig koolstofmonoxidemelders verstrekken en installeren. Hiermee
wordt invulling gegeven aan een mondelinge toezegging van Wethouder Moorman (TA2022-
000444) naar aanleiding van de suggestie van het lid Khan om energiecoaches die aan de deur
komen ook te laten wijzen op het belang van brand- en koolstofmonoxidemelder (TAR 19 mei
2022).
Deze inzet wordt vanaf 2021 gefinancierd vanuit Rijksbijdragen in het kader van de Regeling
Reductie Energieverbruik Woningen (RREW). In 2021 is er € 5,9 mln. ontvangen. Deze middelen
mogen tot 31 december 2022 worden besteed. In janvari 2022 is daar nog eens € 8,4 miljoen van
het Rijk bijgekomen. Op 29 juni 2022 is dit bedrag nogmaals verhoogd met € 12,9 miljoen, te
besteden voor 1 januari 2024.
Tot slot
Met de maatregelen op korte termijn zet ik er op in zoveel mogelijk, met name kwetsbare,
huishoudens te helpen energie te besparen. Helaas zal het niet lukken alle huishoudens al voor de
winter te helpen. Daarvoor is de beschikbare capaciteit, ook vanuit de markt, te beperkt.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 6 september 2022
Pagina 3 van 3
Over de invulling van het isolatie-offensief informeer ik u in oktober.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
OC Á5
Zita Pels
Wethouder Duurzaamheid
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 391
Publicatiedatum 23 mei 2014
Ingekomen onder B
Ingekomen op woensdag 21 mei 2014
Behandeld op woensdag 21 mei 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Van Lammeren, de heer Nuijens en de heer
Van den Heuvel inzake de actualiteit van het raadslid de heer Van Lammeren van
9 mei 2014 over de verleende ontheffing voor het vangen en vergassen van ganzen
in de 10- en 20-kilometerzone rondom Schiphol (handhaving).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit van het raadslid de heer Van Lammeren van
9 mei 2014 inzake de verleende ontheffing voor het vangen en vergassen van ganzen
in de 10- en 20-kilometerzone rondom Schiphol (Gemeenteblad afd. 1, nr. 377);
Constaterende dat de Europese Verordening nr. 1099/2009 inzake de bescherming
van dieren bij het doden (onder andere) het volgende oplegt:
1. bijhet doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt ervoor
gezorgd dat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden wordt
bespaard;
2. voorde toepassing van het onder lid 1 vermelde nemen bedrijfsexploitanten met
name de noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat dieren:
b) beschermd zijn tegen letsel;
f) niet in vermijdbaar contact komen met andere dieren die hun welzijn zouden
kunnen schaden (zie hoofdstuk Il, artikel 3);
Overwegende dat de vergassingen en vangacties onder andere op Amsterdams
grondgebied plaatsvinden,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— zich te informeren over de momenten en locaties waarop wordt gevangen en
vergast;
— gemeentelijke handhavers te sturen naar de vang- en vergassingsacties;
— de Europese Verordening nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij
het doden te handhaven, specifiek op het hiervoren genoemde hoofdstuk II,
artikel 3;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 391 Moti
Datum _ 23 mei 2014 otie
— de gemeenteraad na afloop van de huidige vergassingsacties een feitenrelaas te
doen toekomen waarin de ondernomen acties onder andere aan alle relevante
dierenwelzijnswetgeving worden getoetst;
— de raad alle afschriften (zoals een actieplan en certificering van medewerkers) te
doen toekomen die benodigd zijn volgens relevante wetgeving zoals de
Verordening nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.
De leden van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
J.W. Nuijens
M.E. van den Heuvel
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R O
% Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein,
Energietransitie
% Gewijzigde agenda, woensdag 12 december 2018
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein, Energietransitie
Tijd 13:30 tot 17:00 uur
Locatie De Commissiezaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare en besloten vergadering van de
Raadscommissie RO d.d. 21 november 2018
e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieRO@raadsgriffie. amsterdam.nl
5 Termijnagenda per portefeuille
6 _Tkn-lijst
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein,
Energietransitie
Gewijzigde agenda, woensdag 12 december 2018
Financiën
11 Instemmen met de overheveling coalitieakkoordmiddelen en de doelenboom Nr.
BD2018-014546
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d.
19.12.2018).
Ruimtelijke Ordening
12 Onderzoek van de rekenkamer naar Grip op Westpoort Warmte Nr. BD2018-
014736
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d.
19.12.2018).
e _ De commissies FEZ en MLD worden hierbij uitgenodigd.
13 Vaststellen bestemmingsplan en exploitatieplan Weespertrekvaart Oost Nr.
BD2018-015028
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d.
19.12.2018).
e _Niet-geanonimiseerde versie van de stukken liggen ter inzage bij de raadsgriffie, kamer 3247.
14 Vaststellen van het bestemmingsplan Zeeburgerpad en welstandskader
‘Verstedelijkt havengebied’ (9a) voor het plangebied van het bestemmingsplan
Zeeburgerpad Nr. BD2018-014556
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d.
19.12.2018).
e _Niet-geanonimiseerde versie van de stukken liggen ter inzage bij de raadsgriffie, kamer 3247.
15 Vaststellen van de Verordening tot wijziging van de Verordening op het lokaal
bestuur in Amsterdam door het toevoegen van bijlage B kaart aan deze
Verordening Nr. BD2018-014776
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d.
19.12.2018)
16 Stand van zaken proces inpassing Javabrug Nr. BD2018-015370
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Geagendeerd op verzoek van de leden Vroege (D66) en Ernsting (GL).
e _ De commissie MLD wordt hierbij uitgenodigd.
2
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein,
Energietransitie
Gewijzigde agenda, woensdag 12 december 2018
Grondzaken
17 Vaststellen investeringsbesluit en stedenbouwkundigplan Weespertrekvaart Oost
en het beschikbaar stellen van een krediet Nr. BD2018-009766
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d.
19.12.2018)
e _ Kabinetbijlagen worden naar de leden verstuurd.
18 Vaststellen aangepast warmteplan Sluisbuurt 2018 Nr. BD2018-013950
e _ De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeenteraad d.d.
19.12.2018)
e _ Kabinetbijlagen worden naar de leden verstuurd.
19 Toekomst en behoud historisch trammuseum Nr. BD2018-015374
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Beving (PvdO)
e _insamenhang met TKN 10.
20 Bestuurlijke reactie op motie 1675 d.d. 21 december 2017 van het voormalig
raadslid Geenen inzake het Ontwikkelperspectief Amstel II (1 Zuidoost) Nr.
BD2018-013518
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
Zuidas en Marineterrein
21 Ontwikkelingen Marineterrein Nr. BD2018-015194
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Naoum Néhmeé (VVD).
Grondzaken
22 Voortgangsrapportage Erfpacht
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Stukken worden maandag 10 december 2018 eind van de dag gepubliceerd.
3
Gemeente Amsterdam R O
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Zuidas en Marineterrein,
Energietransitie
Gewijzigde agenda, woensdag 12 december 2018
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT
Grondzaken
23 Kennisnemen van de beantwoording van diverse mondelinge vragen uit de
commissie Ruimtelijke Ordening en Grondzaken dd. 30 oktober 2018 inzake de
voortdurende erfpacht in de Houthaven Nr. BD2018-015036
e _ Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _ Geagendeerd op verzoek van het lid Naoum Néhmeé (VVD).
e _Wasoorspronkelijk TKN 7.
BESLOTEN DEEL
4
| Agenda | 4 | discard |
Bezoekadres
Amstel 1
1011 PN Amsterdam
Postbus 202 Directie Omgevingsmanagement
1000 AE Amsterdam Afdeling Realisatie Fysiek
Telefoon 14 020
Fax 020 256 4433
www.centrum.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Datum
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Behandeld door Roel Versmissen
Rechtstreekse nummer 020 256 4058
Faxnummer 020 256 4433
Bijlage Geen
Onderwerp Raadsadres inzake versterkte straatmuziek
Geachte. …,
Op 6 september 2012 heeft u een raadsadres gezonden aan stadsdeel Centrum. Op 25
september 2012 heeft de stadsdeelraad besloten de beantwoording ter hand te stellen
aan het dagelijks bestuur, met een kopie aan de raadscommissie Algemene Zaken
In 2006 is de Algemene Plaatselijke Verordening aangepast op het onderwerp
straatmuzikanten en straatartiesten. Vóór 2006 waren straatartiesten vergunningplichtig
en straatmuzikanten niet. Vanaf 2006 worden muzikanten en artiesten op dezelfde wijze
behandeld en zijn deze beide groepen niet meer vergunningplichtig indien zij aan een
aantal voorwaarden voldoen (geen versterkte muziek, maximaal met zes mensen tegelijk,
maximaal een half uur per optreden).
Het experiment waarover u spreekt is ons niet bekend en is niet in bestuurlijke stukken
terug te vinden. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bevat al jaren (in elk geval
sinds 1982) een vergunningstelsel voor optreden met versterkte muziek.
Inmiddels zijn veel klachten bij het stadsdeel gemeld over geluidsoverlast door
straatmuzikanten met versterkte muziek. Het stadsdeel herkent deze klachten en wil deze
overlast graag beperken. Het maken van beleid en stellen van regels over
straatmuzikanten is een bevoegdheid van de burgemeester. De burgemeester beraadt
zich op dit moment over regels die goed handhaafbaar zijn, de overlast reduceren en
tegelijkertijd ook rekening houden met het recht op vrije expressie. De eerste aanzet
hiertoe vindt plaats op 6 december 2012 in de Raadscommissie Algemene Zaken bij de
centrale stad.
Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein.
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Pagina 2 van 2
Zodra de nieuwe regels zijn vastgesteld, zal de handhaving ter hand worden genomen.
Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met Roel Versmissen,
beleidsmedewerker realisatie fysiek van stadsdeel Centrum, via
stadsdeel @ centrum.amsterdam.nl of via bovenstaand telefoonnummer.
Met vriendelijke groeten,
het dagelijks bestuur,
Anneke Eurelings Jeanine van Pinxteren
secretaris voorzitter
2
| Raadsadres | 2 | train |
Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en
x Gemeente Monumenten en Erfgoed WV
% Amsterdam
Gewijzigde agenda,
31 oktober 2023
Hierbij wordt u vitgenodigd voor de openbare vergadering van de raadscommissie Woningbouw
en Volkshuisvesting (WV)
Tijd: 13:30 - 17:00 vur
Locatie: Willem Kraanzaal
1 _Algemeendeel
a Opening procedureel gedeelte
b Mededelingen
C Vaststellen agenda
d Conceptverslag van de openbare e Tekstuele wijzigingen worden
vergadering van de raadscommissie voor de vergadering aan de
WV d.d. 17 oktober 2023 commissiegriffier doorgegeven via
secretariaat [email protected]
e Termijnagenda, per portefeuille
f___TKN-lijst
g Ingekomen stukken
stadsdeelcommissies
2 _ Inhoudelijk deel
a Opening inhoudelijk gedeelte
b Inspreekmoment Publiek
C Actualiteiten
d Rondvraag
2023-10-27 10:43:14 1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten en Erfgoed WV
Gewijzigde agenda 31 oktober 2023
Bespreekpunten
Woningbouw
3 Kennisnemen van het rapport van e De gemeenteraad te adviseren over
de rekenkamer Behoud betaalbare de raadsvoordracht (gemeenteraad
huurwoningen. Toezicht op afspraken d.d. 8 november 2023).
met particuliere partijen en de e Annelies Daalder, directeur van
aanbevelingen overnemen. de Rekenkamer en Juriaan Kooij,
Nr. VN2023-021220 projectleider van het onderzoek zijn
aanwezig om het rapport toe te
lichten.
4 Kennisnemen van de Halfjaarrapportage e Terbespreking en voor kennisgeving
Woningbouw 2023 en het aannemen.
Doorbouwakkoord Amsterdam en * Geagendeerd op verzoek van het lid
afdoening van motie 378 accent en Van Renssen (GroenLinks).
toezeggingen aan raadsleden Von e Was TKN 1 inde vergadering van 17
Gerhardt d.d. 22 maart en Van Renssen oktober 2023.
d.d. 5 juli 2023 e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd
Nr. VN2023-022666 te behandelen met agendapunt 5.
e Op verzoek van het lid Minderhoud
(PvdA) wordt voorgesteld om dit
agendapunt door te schuiven naar de
vergadering van 15 november 2023.
e Bijhet vaststellen van de agenda
zal de voorzitter dit met de leden
bespreken.
5 Kennisnemen van het initiatiefvoorstel e Terbespreking en voor kennisgeving
‘Samen woningen blijven bouwen, aannemen.
ondanks de crisis' van de leden Van * Geagendeerd op verzoek van de
Renssen (GroenLinks) en Minderhoud leden Van Renssen (GroenLinks) en
(PvdA) d.d. 18 september 2023 en de Minderhoud (PvdA).
bestuurlijke reactie. e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd
Nr. VN2023-022705 te behandelen met agendapunt 4.
e Op verzoek van het lid Minderhoud
(PvdA) wordt voorgesteld om dit
agendapunt door te schuiven naar de
vergadering van 15 november 2023.
e Bijhet vaststellen van de agenda
zal de voorzitter dit met de leden
bespreken.
6 Kennisnemen van de raadinformatiebrief e Terbespreking en voor kennisgeving
ter afdoening van de toezegging aannemen.
over arrangementen voor betaalbare e Geagendeerd op verzoek van het lid
koopwoningen Von Gerhardt (VVD).
Nr. VN2023-022667 e _WasTKN 2 in de vergadering van 17
oktober 2023.
2023-10-27 10:43:14 2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten en Erfgoed WV
Gewijzigde agenda 31 oktober 2023
7 Kennisnemen van de raadinformatiebrief e Terbespreking en voor kennisgeving
ter afdoening van de toezegging over de aannemen.
aanbevelingen vit rapport Duisenberg * Geagendeerd op verzoek van het lid
met betrekking tot burgerparticipatie Van Renssen (GroenLinks)
bij woningbouwprojecten uit de e WasTKN 3 inde vergadering van 17
commissievergadering van 1 november oktober 2023.
2022
Nr. VN2023-022668
Volkshuisvesting
8 Niet opheffen van de geheimhouding e De gemeenteraad te adviseren over
op document ‘GEHEIM 05-12-2022 de raadsvoordracht (gemeenteraad
Memo Huisvestingsverordening d.d. 8november 2023).
vereenvoudigen regels
woningcorporaties’
Nr. VN2023-021588
9 Kennisnemen van het initiatiefvoorstel e Terbespreking en voor kennisgeving
d.d. 2 februari 2023 “Passend wonen aannemen.
in Mokum” van het lid Aslami en de * Geagendeerd op verzoek van het lid
bestuurlijke reactie Aslamí (D66).
Nr. VN2023-022754
10 _ Kennisnemen van de e Terbespreking en voor kennisgeving
raadsinformatiebrief inzake het aannemen.
onderzoek woonwensen van * Geagendeerd op verzoek van het lid
Amsterdamse jongeren Von Gerhardt (VVD).
Nr. VN2023-021295 e Uitgesteld inde vergadering van 27
september 2023.
11 Kennisnemen van rapport ‘Voortgang e Terbespreking en voor kennisgeving
aanpak woondiscriminatie en aannemen.
aanbieding derde landelijke monitor’ * Geagendeerd op verzoek van het lid
en nieuwsbericht ‘Nieuw woonplatform Heinhuis (PvdA).
voor eerlijkere verhuur’ e Uitgesteld inde vergadering van 27
Nr. VN2023-021297 september 2023.
12 _ Raadsinformatiebrief ‘stand van zaken e Terbespreking en voor kennisgeving
en rapportage voorrangsregeling voor aannemen.
beroepsgroepen’ * Geagendeerd op verzoek van het lid
Nr. VN2023-021296 Havelaar (CDA).
e Uitgesteld inde vergadering van 27
september 2023.
13 Kennisnemen van het Parool-artikel e Terbespreking en voor kennisgeving
‘Woningnood in Amsterdam? Al jaren aannemen.
staan er 10.000 woningen leeg in de e Geagendeerd op verzoek van het lid
stad’. Emmerik (PvdD).
Nr. VN2023-022531 e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd
te behandelen met agendapunt 14.
2023-10-27 10:43:14 3
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten en Erfgoed WV
Gewijzigde agenda 31 oktober 2023
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT:
Bespreekpunten
Volkshuisvesting
14 __ Kennisnemen van de e Terbespreking en voor kennisgeving
raadsinformatiebrief ter afhandeling aannemen.
van de toezegging over internationale e Geagendeerd op verzoek van het lid
woonproblematiek Broersen (Volt)
Nr. VN2023-019724 e _Wasoorspronkelijk TKN 5 voor deze
vergadering.
e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd
te behandelen met agendapunt 23.
2023-10-27 10:43:14 L
| Agenda | 4 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 6 december 2023
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Portefeuillehouder Melanie van der Horst
Behandeld door Verkeer en Openbare Ruimte (Bestuurlijke. Zaken. [email protected])
Onderwerp Voortgang van het programma ‘zokm/u in de stad’
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeer ik v over de voortgang van het programma ‘zokm/u in de stad’. Omdat
de maatregel op 8 december ingaat, neem ik v mee in de laatste ontwikkelingen. Met de invoering
van 3okm/u op een groot aantal wegen in Amsterdam boeken we een grote stap voorwaarts in het
verlagen van het risico op ongevallen. We werken zo aan een veiligere en leefbaardere stad voor
iedereen, waar het ook prettig is om te wonen, fietsen en wandelen. We boeken voortgang in de
uitvoering op straat, de campagne is gestart en we staan klaar om te monitoren.
Uitvoering op straat
De afgelopen twee maanden zijn er vele borden geplaatst voor de invoering van 3okm/u. Op 26
november is dat proces afgerond en zijn de wegen voorzien conform het verkeersbesluit. De
snelheidsborden zijn nu nog bestickerd met de mededeling ‘vanaf 8 december 3okm/u’. In de
nacht van 7 op 8 december worden de stickers van de verkeersborden verwijderd.
Tevens zijn grote stappen gezet met de aanpassing van de instelling van de verkeerslichten. Maar
liefst 135* stuks worden bijgesteld. In de nacht van 7 op 8 december sluiten we dat proces af met
de aanpassing van de laatste paar verkeerslichten waar de instellingen fysiek moeten worden
gewijzigd.
In oktober zijn we gestart met de extra belijning van de 5okm/u wegen. Inmiddels zijn we tot ruim
een derde gevorderd. Het zal v echter niet verbazen dat de overvloedige regenval in oktober
(natste sinds 1906) en november de uitvoering heeft vertraagd. We zullen dus nog enig nawerk
moeten verrichten, na 8 december. Besproken is om dit werk in voorjaar 2024 voortzetten. De
belijning helpt om het verschil tussen 30 km/u en 5o km/u extra te benadrukken, maar is niet
randvoorwaardelijk voor de invoering van 30 km/u.
‘Het aantal is aanmerkelijk afgenomen t.o.v. de vorige raadsinformatiebrief. Bij veel verkeersregelinstallaties bleek het verschil
t.g.v. 30km/u en dus de gevraagde aanpassing te gering.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 december 2023
Pagina 2 van 4
Ook loopt sinds oktober de realisatie van fysieke maatregelen voor de scheiding tussen een aantal
wegen en de daarnaast vrijliggende OV-banen. Op deze manier kan het OV op een aantal extra
plekken sokm/u blijven rijden. Deze banen zijn ook van belang voor de nood- en hulpdiensten. Op
een paar uitzonderingen na realiseren we de beoogde extra OV-banen voor 8 december. Ook
hiervoor geldt dat we erop inzetten de geplande werkzaamheden na 8 december zo spoedig
mogelijk af te ronden.
Tenslotte realiseren we in deze fase na 8 december de (gedeeltelijke) vitvoering van
middenstroken, fietsstroken en veiligheidsstickers voor bijv. het oversteken bij OV-banen. Ook
zijn er nog een paar plekken waar kleine aanvullende infrastructurele maatregelen worden
genomen, zoals in de Van Diemenstraat en de Pieter Calandlaan.
Communicatie en campagne
Vanaf 2 oktober zijn de werkzaamheden gestart. De Amsterdammers die met de werkzaamheden
te maken krijgen zijn hierover geïnformeerd. Inmiddels is ook de campagne live, met de insteek:
“30 doen we voor elkaar”. De campagne kent drie fases, voor, tijdens en na de invoering. In alle
fases is de campagne zichtbaar in het straatbeeld en online.
Inmiddels delen we de verschillende onderdelen van de campagne met interne en externe
stakeholders, waaronder omliggende gemeenten. Ook de communicatie via gemeentelijke
kanalen loopt. Rond de start op 8 december is er veel zichtbare 3okm/u-communicatie in de stad.
Op middelbare scholen en voorgezet onderwijs komt een educatieaanpak, die zich richt op
jongeren en toekomstige autobestuurders.
Communicatie, uitvoering en stakeholders
Het delen van informatie met inwoners, organisaties en andere stakeholders is essentieel tijdens
en na de uitvoering van 3okm/u in de stad. We hebben de meeste basisinformatie online kenbaar
gemaakt: www.amsterdam.nl/3okm. Ook kunnen mensen online meldingen doen, bijvoorbeeld
van onveilige verkeerssituaties of overlast: www.meldingen.amsterdam.nl.
Ook zijn er korte lijntjes met organisaties en stakeholders die vit hun werkzaamheden informatie
kunnen krijgen over ervaringen met 3okm/u. Met de nood- en hulpdiensten en de
vervoersmaatschappijen houden we intensief contact over binnenkomende meldingen en vice
versa. De gezamenlijke werkgroepen zijn erop gericht om snel te handelen als dat nodig is.
Inmiddels hebben we al enige ervaring opgedaan met te vroeg verwijderde stickers, verwijderen
van palen en borden, gladheid en onduidelijke belijning. We hebben bij alle gevallen snelle en
eenvoudige oplossingen kunnen realiseren.
Monitoring en evaluatie
Meten is weten en dat geldt zeker voor de 3okm/u maatregel. De gereden snelheid op het netwerk
wordt gemonitord. Voor de meting na invoering van 3okm/u is er een maandelijkse
snelheidsmeting met behulp van TomTom-data. Enige tijd is nodig om tot betrouwbare data te
komen.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 december 2023
Pagina 3 van 4
Tevens volgen we de doorstroming op het wegennet van Amsterdam, mogelijke opstropingen van
verkeer worden snel gesignaleerd. In dat kader helpt het overigens dat de route-navigatiediensten
(Google, Waze, TomTom, etc.) ons hebben verzekerd dat de nieuwe wegenmap van Amsterdam
voor 8 december in hun verkeerssystemen is verwerkt.
We streven ernaar u hierover geregeld te informeren over het gehele beeld van de maatregel.
Over een tijdje deel ik v een eerste beeld en na een half jaar zoals toegezegd een eerste evaluatie.
De reguliere registratie van verkeersincidenten en verkeersslachtoffers is een ander onderdeel van
de monitoring. Ook de verkeersmeldingen van burgers e.a. via het Systeem Informatie
Amsterdam gaan mee in dit proces.
Met vervoersmaatschappijen en nood- en hulpdiensten (NHD) zijn aparte afspraken gemaakt over
de monitoring.
Tenslotte zijn er nieuwe metingen voorbereid op het gebied van geluid en uitstoot om te zien
welke verandering na invoering van 3okm/u optreedt.
Handhaving
Er wordt ingezet op een combinatie van communicatieve en voornamelijk technische
handhavingsmaatregelen. Preventief werken we vanaf januari met smileys en LED-borden om de
weggebruiker extra op de juiste snelheid te wijzen. Ook gaan we werken met een spaarpaal-pilot
in Noord. Voor repressieve handhaving - bevoegdheid van politie en OM - zijn de (flex)flitspaal,
radarauto en laser in beeld. Handhaving op 3okm/u zal noodzakelijk zijn op risicovolle plekken met
een ruime mate van snelheidsovertredingen waarbij tevens (nogmaals) naar andere maatregelen
en naar de inrichting van de weg wordt gekeken. De verwachting is dat in Q1 2024
vervolggesprekken met het landelijke CVOM hebben plaatsgevonden over een handhavingskader
en concrete handhaving op de nieuwe GOW30-wegen. Op basis van onze eerste metingen zullen
we casuïstiek en de nodige aanvragen tot snelheidshandhaving aan de orde stellen.
Risicobeheersing invoering
Ik heb de directies van de nood- en hulpdiensten gevraagd of zij zich herkennen in de voorgestelde
risicobeheermaatregelen bij de invoering van 3okm/u, daar hebben zij bevestigend op
geantwoord. Een omvangrijk traject als deze invoering is niet vrij van risico’s. Zo adviseert de
Politie positief op de verkeersbesluiten maar plaatsen zij kanttekeningen bij
snelheidsdifferentiatie voor het OV. De ambulance wijst op mogelijke extra opstroping op
trajecten als gevolg van gewenning van het publiek aan lagere snelheden. Wij zullen uiteraard de
veiligheidsaspecten nauwkeurig monitoren. De bestuurlijke afweging is tegelijk dat een veilige
uitvoering van snelheidsdifferentiatie voor OV een belangrijke factor is in de mitigering van de
snelheidsgevolgen voor het OV na invoering van 3okm/u. Ook met de OV-partners wordt de
invoering strak gemonitord. Als gevolg van de constructieve samenwerking en afstemming zal
met zwaartepunt in de eerste dagen en weken snel geacteerd worden door het ambtelijk team op
vragen en opmerkingen van deze partners.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 5 december 2023
Pagina 4 van 4
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
(Aj : kl
Melanie van der Horst
Wethouder Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 4 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 546
Publicatiedatum 3 juni 2016
Ingekomen op 1 juni 2016
Ingekomen onder J
Te behandelen op 13/14 juli 2016
Onderwerp
Motie van het lid Moorman inzake de Voorjaarsnota 2016 (nieuwkomersklassen
expats).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449);
Overwegende dat:
— zowel het aantal kinderen van statushouders als van expats toeneemt in de stad;
— deze kinderen beide gebruik kunnen maken van nieuwkomersklassen om de taal
te leren en in te stromen in het reguliere onderwijs;
— de nieuwkomersklassen af en toe wel kinderen trekken van expats, maar dat het
grootste deel van de kinderen bestaat uit vluchtelingenkinderen:;
— de bekendheid van nieuwkomersklassen bij expats beperkt is
Van mening dat:
— hinderen er profijt van hebben als ze samen opgroeien in de stad en dat het
daarom goed zou zijn als vluchtelingenkinderen en kinderen van expats
gezamenlijk onderwijs krijgen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— een plan aan de raad voor te leggen hoe de beschikbaarheid van
nieuwkomerklassen voor kinderen van expats beter onder de aandacht kan
worden gebracht van de doelgroep en wat de financiële consequenties daarvan
zijn;
— dit plan voor de Begroting 2017 aan de raad voor te leggen.
Het lid van de gemeenteraad
M. Moorman
1
| Motie | 1 | discard |
% An Agenda vergadering Stadsdeelcommissie
X Nieuw-West Commissiezaal Plein 40-45, nr. 1
X 4 oktober 2022
Start om 19.30 uur
Vergadering Stadsdeelcommissie
Voorzitter SDC: Pieter Nijhof
Secretaris SDC: Karin Grent
1. Opening
-Installatie tijdelijk stadsdeelcommissielid van Leerdam
2. Mededelingen
3. Insprekers
4. Mondelinge vragen
5. Adviesaanvraag Stedelijk Beleidskader Horeca en Terrassen
6. Adviesaanvraag Voorontwerpbestemmingsplannen Overschietraat 182 en
188 en Geluidszone Industrieterrein Schinkel
7. Adviesaanvraag Concept Verordening tot wijziging van bijlage 2 (taken) en
3 (bevoegdheden) inwerkingtreding Omgevingswet
8. Adviesaanvraag Concept Verordening Commissie Omgevingskwaliteit
Amsterdam (2023)
g. Presentatie Amsterdamse Aanpak Volkshuisvesting
10. Vaststellen vergaderschema Stadsdeelcommissie 2023
11. Ingekomen stukkenlijst
12. Vaststellen afsprakenlijst SDC 20 september 2022
13. Rondvraag
14. Sluiting
Mocht u willen inspreken dan kunt u zich tot maandag 12.00 vur aanmelden via
[email protected]
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden
op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 971
Publicatiedatum 19 november 2014
Ingekomen op 5 november 2014
Ingekomen onder 692’
Behandeld op 6 november 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Ernsting, de heer Vroege en de heer Boldewijn
inzake de begroting voor 2015 (touringcars).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— touringcars in het historische centrum van de stad voor overlast en onveiligheid
zorgen vanwege het formaat en de onervarenheid van sommige (internationale)
chauffeurs met het Amsterdamse verkeersbeeld;
— er blijkens signalen uit de Duitse markt een toename te verwachten is van
lijndiensten per touringcar;
— het vigerende touringcarbeleid op diverse onderdelen niet voldoende is uitgewerkt
of ingevuld;
— blijkens de gebiedsagenda centrum 1012 behoefte is aan verdere regulering of
terugdringing;
— in veel grote internationale toeristische stadscentra meer beperkingen op
touringcarverkeer gelden dan hier;
— in de begroting gesteld wordt dat het aantal touringcars zal groeien en dat de
gemeente het parkeren ervan reguleert;
— ook het halteren en de routering verdere regulering behoeft,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— in 2015 de lacunes in het touringcarbeleid aan te vullen en quick-wins in te zetten
om ongewenste groei en overlast op drukke binnenstadslocaties te voorkomen of
terug te dringen;
— het touringcarbeleid vervroegd te evalueren, uiterlijk in 2017;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 971 Moti
Datum 19 november 2014 otie
— hierbij uit te gaan van de premisse dat er in de historische binnenstad minder
gereden kilometers en halteplaatsen moeten komen en het touringcarverkeer
moet worden teruggedrongen in dit deel van de stad door gebruik te maken van
locaties, zoals het busplatform achter het Centraal Station.
De leden van de gemeenteraad,
Z.D. Ernsting
J.S.A. Vroege
H.B. Boldewijn
2
| Motie | 2 | discard |
Bezoekadres
> Gemeente Bezoeka
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad
Datum 2 maart 2021
Behandeld door Jan Feenstra
Bijlage -
Onderwerp Beantwoording motie 1307 - Vóór minimumuurloon van 14 euro (TA2021-000055)
Geachte leden van de raad,
Bij de Begrotingsbehandeling 2021 heeft uw raad op 18 december 2020 motie 1307 aangenomen
van de leden N.T. Bakker, De Fockert, Veldhuyzen, Taimounti en Heinhuis, waarin het college
wordt gevraagd:
"In navolging van de gemeenten Arnhem, Utrecht, Den Haag, Groningen, Nijmegen en Delft
zich uit te spreken voor een verhoging van het minimumloon naar 14 euro per vur;
= Door middel van een brief bij de regering aan te dringen op verhoging van het minimumloon
naar 14 euro per vur;
= Binnen VNG-verband in het kader van de onderhandelingen over de cao Gemeenten 2021 en
verder zich hard te blijven maken voor een uurloon van minimaal 14 euro per vur.
Met deze brief reageert het college op deze motie.
Eerder bestuurlijk antwoord op dit onderwerp
In juni 2020 hebben de leden Schreuders en De Fockert schriftelijke vragen ingediend over een
leefbaar loon. Met deze vragen wilden de indieners in kaart brengen welke mogelijkheden er
vanuit de gemeente Amsterdam zijn om mensen in kwetsbare inkomensposities te ondersteunen
met een verhoging van het minimumuurloon naar bruto 14 euro. Op 1 juli 2020 hebben de FNV en
een aantal inwoners van Amsterdam tijdens een demonstratie voor het stadshuis het college een
petitie aangeboden en de gemeente opgeroepen zich in te zetten voor een minimumloon van €14
bruto per uur. Op beide zaken heeft het college in november 2020 gereageerd.
Reactie college op motie
Met de motie geven de indieners aan dat een verhoging van het wettelijk minimumloon naar
(bruto) 14 euro per vur een noodzakelijke stap is op weg naar het eerlijker verdelen van de
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 2 maart 2021
Pagina 2 van 2
welvaart. De positie van het college inzake aanpassing van het minimumloon is al verwoord in de
beantwoording van de eerder aangehaalde schriftelijke vragen en is in de kern dat:
= het college voorstander is van verhoging van het wettelijk minimumloon, zodat mensen beter
worden gewaardeerd voor het werk dat zij uitvoeren;
= het college vindt dat met een hoger minimumloon de bestaanszekerheid beter wordt geborgd;
= het vitgangspunt hierbij wel is dat bij verhoging van het wettelijk minimumloon de koppeling
met het sociaal minimum in stand blijft.
Actuele inzet
Inmiddels is een lobby gestart voor het verhogen van het minimum loon. Samen met de G4-
gemeenten ondertekent het college het sociaal stembusakkoord van de Landelijke
Armoedecoalitie, waarin de regering onder andere wordt opgeroepen het minimumuurloon naar
€14 te verhogen. Ook voert het college, samen met de andere leden van het College van
Arbeidszaken van de VNG', gesprekken over de inzet van de cao-onderhandelingen voor 2021 en
verder. Bij die onderhandelingen voor de eerstvolgende cao Gemeenten maakt het college zich
hard voor het verhogen van het minimumuurloon naar € 14.
Tot slot
De huidige cao Gemeenten liep van 1 janvari 2019 tot 1 janvari 2021. De onderhandelingen over de
cao Gemeenten 2021 en verder zijn 13 november jl. gestart en lopen nog. Zodra hierover meer
bekend is, zal wethouder Meliani, als portefeuillehouder Personeelszaken, uw raad informeren.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en beschouw de motie als afgehandeld.
Hoogachtend,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
A
eG / 1 ES
Kelle Á n A
\/ Re pn
Rutger Groot Wassink
Wethouder Sociale Zaken
* Vereniging Nederlandse Gemeenten (vng.nl) is de organisatie die alle gemeenten in Nederland en de overzeese
gebieden verbindt en als doel heeft lokale overheden te versterken, zodat gemeenten hun inwoners optimaal
kunnen bedienen
| Motie | 2 | train |
2x Gemeente
Amsterdam Raadsinformatiebrief
> 4 Afdoening toezegging
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 7 oktober 2021
Portefeuille(s) Jeugdhulp
Portefeuillehouder(s): Wethouder Kukenheim
Behandeld door Dinie Steenbekkers [email protected]; OJZD
bestuurszaken.ojzd@&amsterdam.nl
Onderwerp Afdoening toezegging vit de commissievergadering ZJS van 24 juni 2021
TA2021-001081
Geachte leden van de gemeenteraad,
In uw vergadering van 24 juni 2021 heb ik naar aanleiding van twee insprekers over jeugdzorg
toegezegd u nader te informeren over de mogelijkheden voor mensen die niet tevreden zijn over
jeugdzorg.
Laat ik beginnen met te zeggen dat ontevredenheid over de gekregen hulp of hulpverlener leidt tot
een onwenselijke situatie voor ouders en kinderen. Zij zijn in een kwetsbare situatie en willen goed
geholpen worden en zich niet bezig hoeven houden met het uiten van onvrede.
Ook wil niemand als een klager bekend staan of op die manier bejegend worden, maar ouders en
kinderen willen wel dat hun onvrede serieus genomen wordt en over het algemeen wensen zij dat
hulptrajecten en -relaties hersteld worden op een manier die aansluit bij hun situatie en
mogelijkheden.
Ouders kunnen ook bang zijn dat klagen nadelige gevolgen zal hebben voor hun kinderen of de hulp.
Goede klachtbehandeling is dan ook belangrijk voor alle partijen; instellingen kunnen leren van
klachten en voor ouders kan het vertrouwen in de hulpverlening hersteld worden.
De jeugdhulp is een sector die heel directe en grote invloed kan hebben op levens. Eris relatief vaker
sprake van gedwongen betrokkenheid of onderzoek door Gecertificeerde Instellingen, Veilig Thuis-
organisaties en de Raad voor de Kinderbescherming. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat
onvrede, wantrouwen, onbegrip en klachten vrijwel inherent zijn aan deze sector en de instellingen.
Het behandelen van onvrede en klachten hoort dan ook bij de werkzaamheden van de instanties en
de professionals. De kunst, en eigen aan professionals, is om daarbij de focus op de belangen van de
kinderen te houden. Hetgeen bijzonder zwaar kan zijn wanneer geen sprake is van een constructieve
familiale omgeving of zelfs van ondermijnend gedrag van ouders.
Ouders die te maken krijgen met jeugdhulp vanuit een gedwongen kader (zoals een vithuisplaatsing
of een beperking van een bezoekregeling) zien klagen vaak als enige weg om te laten zien dat ze
goede ouders zijn die tot de laatste snik vechten voor hun kinderen en voor het herstel van de relatie
met hun kind. De situatie waar ouders, kinderen en medewerkers van hulpinstellingen dan in terecht
komen is voor iedereen onwenselijk. Het voorkomen ervan is een belangrijke opgave bij
Gecertificeerde Instellingen. Bij gedwongen hulpverlening, bij vechtscheidingen en bij sommige
vormen van psychiatrie is omgaan met deze onvrede onderdeel van het behandelplan.
Onafhankelijke vertrouwenspersoon
Het is niet altijd eenvoudig om bij een klacht of onvrede de juiste woorden te vinden of waar te
beginnen. Om daaruit wijs te worden, om structuur aan te brengen en de goede stappen te nemen
is er onpartijdige hulp voor ouders en kinderen. Volwassenen en kinderen kunnen met vragen of
klachten naar een vertrouwenspersoon. Een vertrouwenspersoon kan meegaan naar gesprekken
met een hulpverlener. Ook helpt hij of zij met het indienen van een klacht bij een klachtencommissie
of bij het bezwaar maken bij de gemeente.
Vertrouwenspersonen werken bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ).
Het AKJ ondersteunt kinderen, jeugdigen en hun (pleeg)ouders of verzorgers met onafhankelijk
vertrouwenswerk bij de uitoefening van hun rechten. Het AKJ is er voor cliënten die te maken hebben
met jeugdhulp, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis-organisaties. Het onafhankelijke
vertrouwenswerk heeft een wettelijke basis in de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015. Het AKJ voert dit vertrouwenswerk landelijk uit in opdracht van het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hiernaast voert het AKJ vertrouwenswerk uit voor de Raad
voor de Kinderbescherming.
Gesprek
Ik wil aankondigen dat ik in gesprek ga met ouders Gl, AKJ en anderen over de rol van de
vertrouwenspersoon. Ik merk breder dat het gevoel van rechtsbescherming bij ouders ontbreekt,
terwijl het in het belang is van het kind dat ouders en hulpverlening op een constructieve manier
kunnen werken aan het voorkomen van een maatregel of werken aan herstel. De huidige
positionering van de vertrouwenspersoon moet wellicht onderzocht worden en ook het gegeven dat
deze nog beperkt wordt ingezet geeft te denken. Ik zal na dit gesprek aan de commissie vertellen
hoe ik dit thema verder ga oppakken.
Informele procedure
Als een klacht binnenkomt bij de jeugdhulpinstelling, wordt persoonlijk contact opgenomen door de
instelling met de klager om het verhaal achter de klacht te achterhalen. Op basis van dit gesprek
zoeken medewerker en klager een passende vorm van klachtbehandeling. Het belang van de klager
en de aard van de klacht zijn hierbij leidend.
Er zal altijd eerst gekeken worden of een bemiddelingsgesprek (de informele fase) de lucht
voldoende kan klaren om de hulpverlening weer voort te zetten.
Deze informele klachtenprocedure betreft de behandeling van alle uitingen van onvrede die door de
instantie intern worden behandeld. Denk hierbij aan een klachtgesprek tussen de cliënt en de
professional of tussen de cliënt, de professional en de leidinggevende van de professional.
De formele klachtenprocedure
Mocht het zo zijn dat de informele procedure niet oplevert wat klagers hiervan verwachten dan staat
de formele procedure tot hun beschikking (en klanten kunnen de informele procedure ook gewoon
overslaan).
In de wet staat de uitvoering van het klachtrecht beschreven, de procedure bij de klachtcommissie
of klachtfunctionaris inclusief de opvolging hiervan door de instantie.
De Jeugdwet
De Jeugdwet stelt in artikel 4.2.1 lid 1 dat de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling een
regeling treffen voor de behandeling van klachten. Deze betreffen gedragingen van hen of van voor
hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder (zonder gezag), voogd of degene die anders
dan als ouder samen met de ouder het gezag over de jeugdige uitoefent of een pleegouder in het
kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of
jeugdreclassering. Zij brengen de regeling op passende wijze onder hun aandacht.
Inspectie Volksgezondheid en Jeugd stelt een klachtenregeling als (een van de) eisen bij toelating
van jeugdzorginstellingen, zij zegt hierover:
“Elke zorgaanbieder moet een klachtenregeling hebben voor een laagdrempelige opvang en afhandeling
van klachten, met als doel het bereiken van een zo bevredigend mogelijke oplossing van de klacht.
U moet ervoor zorgen dat u patiënten begrijpelijk informeert over waar of bij wie zij met eventuele
klachten terecht kunnen en op welke wijze deze worden behandeld. Bij ketenzorg waarbij meerdere
zorgaanbieders betrokken zijn is een afgestemde behandeling van klachten verplicht.
Er moet een onafhankelijk klachtenfunctionaris zijn. Deze functionaris geeft de klager op verzoek gratis
advies over het indienen van een klacht en helpt bij het formuleren van de klacht en het onderzoeken
van oplossingsmogelijkheden.”
Het ministerie van Justitie en Veiligheid
Op 18 mei jl. organiseerde het Ministerie van Justitie en Veiligheid samen met het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport een bijeenkomst over klacht- en tuchtprocedures in de
jeugdzorg. Jeugdbescherming Amsterdam heeft al langer aangedrongen op een betere
stroomlijning van klacht- en tuchtprocedures in de jeugdzorg. Op de bijeenkomst is besloten dat het
AKJ de opdracht krijgt om een stroomschema te maken waarmee mensen in de jeugdhulp beter
voorgelicht worden over de te bewandelen wegen na de formele klachtafhandeling door de
instelling.
Dit lijkt klein, maar is een belangrijke stap omdat er veel wegen openstaan voor cliënten, er zijn
namelijk diverse plekken om een klacht neer te leggen. Zo heeft Jeugdbescherming Amsterdam
uitgerekend dat zij 14 toezichthoudende instanties kent waar cliënten klachten neerleggen. Het is
cliënten ook niet altijd duidelijk welke route het beste helpt. Een stroomschema kan dan helpen om
de juiste route te kiezen als de klachtprocedure van de instelling niet het probleem heeft opgelost.
Ombudsman
De Kinderombudsman is tweedelijns klachtenafhandeling. Zo kunnen cliënten die ontevreden zijn
over de afhandeling van hun klacht door de instelling dit laten bekijken door de Kinderombudsman.
De Kinderombudsman wordt vaak ook in een eerder stadium betrokken bij een klacht, zij kijkt dan
of bemiddeling zou kunnen helpen of dat zij de klachtprocedure door de instelling toch afwacht.
Gemeente Amsterdam
Vanwege privacy voorschriften heb ik geen inzage in persoonlijke dossiers en kan ik niet ingaan op
persoonlijke situaties, hoe schrijnend vaak ook. Ik zorg dat, als er op mij of op de gemeente een
beroep wordt gedaan om in te grijpen, de persoon wordt doorverwezen naar de juiste instelling.
Het is voor de gemeente belangrijk om te weten hoe jongeren, kinderen en ouders de jeugdhulp en
het jeugdstelsel ervaren. Jaarlijks organiseert de gemeente een Cliëntervaringsmonitor waarvan de
uitkomsten te zien zijn in de bestuursrapportages.
Ik hecht aan gesprekken die worden gevoerd met organisaties die het cliëntperspectief goed kennen
(AKJ en Jeugdplatform) en het delen van signalen en ervaringen van cliënten met jeugdhulp.
De gemeente monitort klachten en bezwaarschriften die binnenkomen bij de gemeente en bij de
tweedelijns klachtafhandeling van de gemeentelijke Kinderombudsman.
Maar ook in de overleggen met de ingekochte jeugdhulpaanbieders worden signalen opgehaald om
jeugdhulp te kunnen verbeteren. Aandacht voor klachten hoort bij het streven naar een kwalitatief
hoogstaand aanbod voor de (specialistische) jeugdhulp, een aanbod dat aansluit bij de behoeften.
In het kader van kwaliteitstoezicht nemen instellingen een hoofdstuk over klachtafhandeling op in
hun jaarverslag, dit is onderwerp van het gesprek van de gemeente met de instelling.
Als mensen een klacht hebben, zijn er dus vier stappen die zij kunnen zetten.
Het doel is steeds om de klacht naar tevredenheid op te lossen en de vertrouwenspersoon kan bij
iedere stap helpen en bij de gesprekken aanwezig zijn.
Stap 1: Gesprek met medewerker zelf
Stap 2: Gesprek met leidinggevende van de medewerker
Wanneer de informele afhandeling geen soelaas biedt en de klacht niet naar tevredenheid is
opgelost dan ligt de formele —in de wet vastgelegde- procedure voor de hand, daarvoor schrijven
mensen een brief aan de onafhankelijke klachtcommissie en worden door deze commissie gehoord.
Als ouders het niet eens zijn met uitspraken van de rechter (zoals een vithuisplaatsing of beperking
van de ouderlijke macht) kunnen zij in beroep gaan tegen de uitspraak bij de Rechtbank, daarvoor
dienen zij een advocaat in te schakelen.
Stap 3: Klachtafhandeling door de klachtcommissie
Stap 4: Tweedelijnsklachtafhandeling door de Kinderombudsman
Altijd zal geprobeerd worden om te leren van klachten en om de focus op de veiligheid en de hulp
voor de kinderen te behouden.
Ik hoop v voldoende te hebben geïnformeerd en beschouw mijn toezegging hiermee afgedaan.
Met vriendelijke groet,
go
Simone Kukenheim
Wethouder Jeugd
| Brief | 4 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 746
Publicatiedatum 7 augustus 2015
Ingekomen onder BK
Ingekomen op donderdag 2 juli 2015
Behandeld op donderdag 2 juli 2015
Status aangenomen
Onderwerp
Motie van het raadslid mevrouw Moorman inzake de samenwerkingsafspraken op
hoofdlijnen tussen huurders, corporaties en gemeente (uitwerkingen voorleggen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de samenwerkingsafspraken op hoofdlijnen tussen
huurders, corporaties en gemeente (Gemeenteblad afd. 1, nr. 644);
Constaterende dat:
- het college, gezien het belang van de afspraken, terecht deze expliciet ter
instemming voorlegt aan de gemeenteraad;
-__de samenwerkingsafspraken echter op hoofdlijnen zijn en veel afspraken nog
nader uitgewerkt moeten worden, zoals bijvoorbeeld het vangnet bij tijdelijke
contracten, de objectieve meetlat voor basiskwaliteit, de financiële afspraken,
de afspraken over energiebesparing en het woonlastenakkoord.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
alle nog nader uit te weken afspraken ter instemming voor te leggen aan
de gemeenteraad alvorens tot uitvoering over te gaan.
Het lid van de gemeenteraad
M. Moorman
1
| Motie | 1 | discard |
Bijlage: Inventarisatie wandkunst ‘onder de aandacht’
Adres Stads- Categorie Type gevaar Meer informatie
deel (1 =hoogste = Top, (1= schade,
2= Waardevol, 2= mogelijke sloop,
3= Behoudenswaard) | 3= opslag )
geen status schade conditie. Mogelijk gevaar door
leegstand / herbestemming
Anton Waldorpstr go NW v/d Behoudenswaard | Mogelijke sloop Project loopt, voormalige kerk wordt
geen status Weijden (project loopt) omgebouwd tot woningen. Geen
oplossing voor glas- kunstwerk (matige
conditie)
Burg. De VlugtIn 125 NW Op de Top Mogelijke sloop Broedplaats De Vlugt wordt
geen status Laak (wanneer?) opgeheven en gebouw
wordt mogelijk gesloopt. Muur met
kunstwerk zou opgenomen moeten
worden in plannen
geen status (project loopt) keramische panelen herplaatsen op
Jacob Geelbuurt nieuwbouw, aandacht gewenst.
Project loopt
Meeren Vaart 290 (2x) | NW Smit Waardevol en Mogelijke sloop Project in voorbereiding. Gebouw
geen status Behoudenswaard (project loopt) wordt gesloopt en kunstwerken
zouden in nieuwbouwplannen moeten
worden opgenomen. Demonteren en
herplaatsen betrekkelijk eenvoudig
Van Moerkerkenstr 17 NW Wong Lun | Top Mogelijke sloop Locatie in beeld voor woningbouw.
geen status Hing project Geuzenveld | Keramisch reliëf/ behoud muur zou
moeten worden opgenomen in
plannen
Jan de Louterstraat go, | NW Op de Top Mogelijke sloop Project Geuzenveld, kunstwerk valt
Slotermeerlaan Laak Geuzenveld binnen projectgebied
(Ongenae)
Jan Tooropstr 647 NW Horn Top Mogelijke sloop Project Jan Evertsenstraat-West.
geen status Jan Evertsenstr- Kunstwerk valt binnen projectgebied:
West locatie GVB wordt mogelijk verplaatst,
dan sloop/nieuwbouw. Ontwikkelingen
nog onzeker. Wandschildering in
matige conditie
Naaldwijkstraat, NW Onbekend | Waardevol Mogelijke sloop Project Delflandpleinbuurt, kunstwerk
Honselersdijkstraat serie reliëfs Delflandpleinbuurt | valt binnen projectgebied
geen status
Groezestraat De Punt Noord binnen projectgebied
geen status
O — Schipluidenlin 14 J. v/d Waardevol Opslag Glasappliquéê staat al jaren opgeslagen
opslag/ geen status Broek (bij Atelier 7o, Amsterdam),
herplaatsing zeer gewenst. 2
initiatieven die werk willen
herplaatsen, tijdpad echter onduidelijk
a AN
opslag/ geen status Kunstwacht in Delft). Herplaatsing
gewenst, mogelijk op nieuwbouw /
kavel Lelylaan
De Boelelaan 1105 Zuid Haanstra Top Mogelijke sloop Sloop + nieuwbouw. UvA krijgt
geen status nieuwbouw aan ‘overkant’, huidige
locatie krijgt sportbestemming.
Ingewikkelde casus, gaat om 7 muren.
Planning nog onduidelijk. Project
Zuidas
Elandstraat 175 Centr Groeneste | NTB Schade Bijzondere sgraffito is verstopt (achter
geen status ijn kluisjes), kleine schade op div. plekken.
Herplaatsing kluisjes en restauratie
gewenst
monument Grote(re) restauratie gewenst
Kattenburgerstraat 7 Centr Klingers Top Mogelijke sloop Marineterrein in ontwikkeling, niet
geen status zeker wat met dit gebouw/kunstwerk
gaat gebeuren. Als gebouwtje
gesloopt moet worden, dan
kunstwerk/muur in situ behouden
en/of herplaatsen elders op terrein
geen status hek in definitieve plannen weg.
Heemschut is in gesprek voor
herbestemming
Marnixstraat 212 Centr _| Verhulst Top Schade Kunstwerk aan gevel zijde kade /
geen status Eigenaar Liander Marnixgarage. Liander is eigenaar van
pand en heeft onder enige druk een
offerte opgevraagd voor het herstel
van het kunstwerk (schade)
O-— Singel 548 Centr K. Appel Top Opslag Enorme glaswand van zeer bekende
opslag/ geen status kunstenaar ligt opgeslagen (in depot
ABN AMRO, Amstelveen), bank wil
werk graag herplaatst zien.
Begeleiding / betrokkenheid gemeente
gewenst
opslag/ geen status Herplaatsing gewenst, geen/weinig
restauratie benodigd
G. vander Veenstrgg | Oost Sjollema Waardevol Schade Wandschildering in school heeft
monument schade en is vuil. Verder verval ligt op
de loer: restaureren en/of
beschermende maatregelen?
Mauritskade 63 Oost Paulides Behoudenswaard | Schade Wandschilderingen in kelder. Ruimte
gewenst, geen pro eigenaar
monument in bibliotheek worden steeds slechter
door blootstelling aan regen en wind
opslag/ geen status door HvA, Bunnik). Herplaatsing
gewenst, enorme muur nodig en
tijd/geld om puzzel van houten delen
te ‘maken’
O — Wibautstraat 1-3 Oost C. Karsten | Top Opslag Werk ligt in de opslag (opgeslagen
opslag/ geen status door HvA, Bunnik). Herplaatsing
gewenst, zeer uitzonderlijk kunstwerk
maar onduidelijk of alle onderdelen
Ckartelwand’) nog bestaan.
Scheidingswand kan alleen binnen
geen status Restauratie noodzakelijk
Jan van Galenstr 9 West Stautham | Waardevol Mogelijke sloop Herontwikkeling Food Center (BPD),
geen status er (project loopt) gebouw wordt gesloopt. Herplaatsing
reliëf op zelfde plek / in zelfde gebied is
wenselijk
Krelis Louwensstr / West o.a. Horn Top Mogelijke sloop Project Entree Gulden Winckel,
Sara Burgerhartstraat Entree Gulden kunstwerk valt binnen projectgebied
monumenten Winckel
Jan Evertsenstraat West o.a. Waardevol Mogelijke sloop Project Jan Evertsenstraat-West,
NS fn OOS mee
projectgebied
geen status Sixhaven / kunstwerk valt mogelijk binnen
Overhoeks projectgebied
geen status Sixhaven / binnen projectgebied
Overhoeks
O — Loenermark 780 Noord | v{dBroek | Top Opslag Kunstwerk ligt opgeslagen bij de
opslag/ geen status Kunstwacht in Delft. Herplaatsing
gewenst, mogelijk op nieuwbouw /
kavel Lelylaan. Restauratie werk en
reconstructie 1 paneel nodig
Rhôneweg 44 West- | v/dBroek [ NTB Mogelijke sloop Toekomst pand onduidelijk, mogelijk
geen status poort herbestemming. Ruimte(s) word(en)
nu verhuurd
Inventarisatie uitgevoerd door historicus Norman Vervat i.s.m. Monumenten en Archeologie (maart / april 2020)
In opdracht van Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie
| Motie | 3 | discard |
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Juridisch kader voor het gemeentelijke handelingsperspectief bij de verwerking
van private sensorgegevens in de openbare ruimte
Onderzoek in opdracht van de gemeente Amsterdam
Ed
ES
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Gemeentelijke grip op private sensoren
Juridisch kader voor het gemeentelijke handelingsperspectief bij de verwerking
van private sensorgegevens in de openbare ruimte
Onderzoek in opdracht van de gemeente Amsterdam
December 2022
Mr. dr. H.L. Janssen
Mr. LW. Verboeket
Mr. A. Meiring
Mr. dr. J.V.J. van Hoboken
Prof. mr. M.M.M. van Eechoud
Prof. mr. J.E. van den Brink
Prof. mr. R. Ortlep
Dr. B. Bodó
Untverssteit van Amsterdam
Instituut voor Informatierecht
Afdeling Publiekrecht, sectie Staats- en bestuursrecht
Cin
Dit rapport valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internatonaal-licente.
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Managementsamenvatting
Context van het onderzoek
Private partijen verzamelen informatie met behulp van sensoren over het gedrag van personen in de
openbare ruimte. Bij sensoren gaat het niet alleen om camera’s, maar ook bijvoorbeeld om sensoren die
verkeersbewegingen tellen, intelligente reclameborden of wift-trackers. Bedrijven winnen gegevens in de
openbare ruimte doorgaans tn voor commerciële doeleinden, zoals reclamedoeleinden of wifi-tracking tn
winkelgebieden om het aantal passanten te tellen. Er zijn ook private partijen die sensoren inzetten voor
onderzoeksdoeleinden, zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS).
Wanneer private partijen voortdurend en op grote schaal informatie verzamelen kan dit gevolgen
hebben voor fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op privacy, het recht op bescherming van
persoonsgegevens en het recht niet zonder toestemming geprofileerd te worden. Dit kan problematisch
zijn, omdat private sensoren in de openbare ruimte voor burgers niet altijd zichtbaar zijn en omdat vaak
niet duidelijk ts hoe lang of met welk doel gegevens worden verzameld en met wie ze verder worden gedeeld.
Het Amsterdamse college van burgemeester en wethouders heeft daarom in zijn stedelijke beleidskader
aangegeven vast te willen houden aan zijn uitgangspunt dat tedereen in Amsterdam het recht heeft op
respect voor zijn of haar privéleven en dat iedereen zich onbespied in de openbare ruimte moet kunnen
bewegen.
Dezelfde private sensorgegevens kunnen tegelijkertijd echter ook informatief zijn voor de
gemeente en dienstbaar zijn bij de uitvoering van publieke taken, zoals bij de bevordering van de
bereikbaarheid, fysieke veiligheid en leefbaarheid tn de stad. Bedrijven stellen deze gegevens echter niet
zomaar beschikbaar, omdat ze bijvoorbeeld vrezen dat de gemeente met deze zogenoemde business-to-
government gegevensdeling (hierna: B2G-gegevensdeling) een inbreuk zou kunnen maken op het
gegevensbeschermingsrecht of hun eigen bedrijfsgeheimen en intellectuele eigendomsrechten. Er kunnen
ook andere redenen aan een weigering ten grondslag liggen, zoals het verlies van controle en zeggenschap
over wat er gebeurt met de gegevens of economische overwegingen. Een specifiek wettelijk kader dat B2G-
gegevensdeling reguleert is op dit moment miet voorhanden. Dit creëert rechtsonzekerheid over de
toelaatbaarheid en voorwaarden bij B2G-gegevensdeling. De EU-wetgever bereidt een Dataverordening
voor die ruimte laat voor nationale regulering rondom B2G-gegevensdeling, maar een meer specifiek
materieel-normatief kader met heldere voorwaarden voor B2G-gegevensdeling lijkt daarin nog niet te zijn
uitgekristalliseerd.
De gemeente vroeg de Universiteit van Amsterdam om een inventariserend advies over hoe zij
bestaande juridische instrumenten (zoals overeenkomsten, subsidies, vergunningen, maar bijvoorbeeld ook
gemeentelijke verordeningen) zou kunnen inzetten om de fundamentele rechten van burgers in de openbare
ruimte beter te kunnen beschermen. Daarnaast verzocht de gemeente de Untverstteit van Amsterdam om
een inventariserend advies over de vraag of en hoe de gemeente de eerdergenoemde juridische instrumenten
kan inzetten om, indten en voor zover dat nodig is, B2G-gegevensdeling te kunnen laten plaatsvinden ten
behoeve van een betere vervulling van de gemeentelijke publieke taak en voor verdere deling ten behoeve
van innovatedoeleinden van andere professionele parten die actief zijn binnen de gemeente.
In dit onderzoeksrapport analyseren we het toepasselijke juridisch kader bij verwerkingen van
sensorgegevens door prtvate partijen over het gedrag van mensen in de openbare ruimte en adviseren we
de gemeente over de wijze waarop zij de gemeentelijke juridische instrumenten zou kunnen inzetten om de
naleving van de fundamentele rechten te verbeteren. Daarnaast analyseren we het juridisch kader rondom
B2G-gegevensdeling en adviseren we hoe de gemeente de eerdergenoemde juridische instrumenten zou
kunnen toepassen om, waar dat nodig is, vaker B2G-gegevensdeling te kunnen laten plaatsvinden ten
behoeve van een betere vervulling van de gemeentelijke publieke taak en ten behoeve van
innovatiedoeleinden van andere professionele partijen die actief zijn binnen de gemeente. De adviezen
1
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
steunen op juridisch onderzoek en op semigestructureerde interviews met medewerkers van de gemeente
Amsterdam en van bedrijven die actief zijn tn de gemeente Amsterdam.
Bevindingen en adviezen voor een betere bescherming van fundamentele rechten
© Beperkte regelgevende rol voor de gemeente
Uit de analyse van de Grondwet, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unite (hierna: EU-Handvest), alsook de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG)
komt naar voren dat de gemeente in beginsel geen rol toekomt bij de aanpassing van het wetgevend
kader met betrekking tot de naleving van de fundamentele rechten door private partijen tn de openbare
ruimte; die rol is weggeleed voor de formele wetgever. Dat wil niet zeggen dat de gemeente in het
geheel geen rol toekomt. Zo geeft de gemeentelijke Verordening meldingsplicht sensoren een
eigentijdse invulling aan de AVG. Wij geven hierna een aantal inventariserende adviezen die gemeente
zouden kunnen helpen bij een betere naleving van deze rechten door private partijen die sensoren in
de openbare ruimte plaatsen en beheren.
© De Verordening meldingsplicht sensoren biedt een beperkte verbetering van de bescherming van fundamentele rechten
Beter geïnformeerde burgers kunnen op basis van registraties tn het sensorenregister bij de betreffende
partij nagaan of, waar en welke persoonsgegevens over hen worden verwerkt en zich daartegen zo
nodig verzetten bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) die (hoge) boetes kan uitdelen. Als
middel tot verbetering van de naleving van de fundamentele rechten kan het sensorenregister een
beperkte verbetering voor de naleving van de fundamentele rechten met zich meebrengen. De
doeltreffendheid van het register hangt immers niet alleen samen met de handhaving en het onderhoud
ervan; de effectiviteit ervan lijkt ook af te hangen van de bereidheid van burgers zelf tot het uitoefenen
van hun betrokkenenrechten. In dat verband verdient het overwegen van steun (subsidiëring) aan
initiatieven die collectieve actie initiëren op basis van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve
actie (hierna: WAMCA) aanbeveling. Belangenorgantsaties kunnen dergelijke acties voor indtviduen op
touw zetten; gemeenten kunnen overwegen belangenorgantsaties die zich toeleggen op kwesties die
zich voordoen in gemeentelijke context steunen.
e Breng de Verordening meldingsplicht sensoren, de meldingsplicht en Det meldformulier actief onder de aandacht
Voor de naleving van de verplichtingen die de Verordening meldingsplicht sensoren oplegt is het van
belang dat de Verordening, de meldingsplicht en de link naar het meldingsformulier gemakkelijk
toegankelijk en vindbaar zijn voor private partijen, zodat zij precies weten wat van hen wordt verwacht.
Actief beleid voor bewustwording en het wijzen op reeds bestaande wettelijke verplichtingen (zoals de
AVG die geldt indien en voor zover de sensor persoonsgegevens verwerkt) kan bijdragen aan de
naleving.
© Ondersteun organisaties die collectieve uitoefening van de AVG-betrokkenenverzoeken mogelijk willen maken
Individuele betrokkenenverzoeken, ook indien gebaseerd op het sensorenregister, kosten vaak tijd en
vereisen kennis en aandacht, maar leggen doorgaans niet de meer precieze verwerkingspraktijk van
organisaties bloot. De individuele verzoeken en de antwoorden van verwerkingsverantwoordelijken
daarop leiden tn de praktijk nauwelijks tot bruikbare inzichten of tot betere naleving van het
gegevensbeschermingsrecht. Gelet hierop zou de gemeente kunnen overwegen subsidies te verstrekken
aan NGO’ of organisaties tn het maatschappelijk middenveld met expertise op het terrein van de
AVG, die betrokkenenverzoeken vanuit een collectief perspectief kunnen coördineren. Recente
ervaringen tonen aan dat betrokkenenrechten effectiever kunnen zijn als ze op collectieve schaal
worden uitgeoefend. Indien een NGO (of een andere ad hoe ingerichte organisatie die dat op een
ú
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
legitieme wijze kan coördineren) een groot aantal betrokkenenverzoeken en antwoorden van
verwerkingsverantwoordelijken kan analyseren, kan zij de werkelijke omgang met persoonsgegevens
door een bepaalde verwerkingsverantwoordelijke blootleggen. Vervolgens kan zij gebleken miet-
naleving van de AVG (of van andere wetgeving) door de betreffende verwerkingsverantwoordelijke
aan de kaak stellen. Betrokkenenverzoeken kunnen uiteraard ook worden gericht aan publiekrechtelijke
verwerkingsverantwoordelijken, maar tn dit rapport staan private verwerkingsverantwoordelijken
centraal.
e Laat onderzoeken hoe de naleving en handhaving van sensorenregisters Ran worden verbeterd
Op dit moment kan de gemeente Amsterdam de verplichtingen die voortvloeten uit de Verordening
meldingsplicht sensoren bestuursrechtelijk handhaven door middel van het opleggen van een last onder
bestuursdwang of onder dwangsom. Naast Amsterdam zijn meer gemeenten bezig met het opzetten
van een sensorenregister. Aandacht voor de naleving en handhaving op nationaal niveau kan helpen bij
de bewustwording van ‘meldingsplichtge’ partijen. De gemeente Amsterdam kan, samen met andere
gemeenten die waarschijnlijk met vergelijkbare vragen en onzekerheden rondom de naleving en
handhaving zullen moeten omgaan, doot wetenschappers en/of de regering en haar adviesorganen
laten onderzoeken of naleving en handhaving op landelijk ntveau zou kunnen bijdragen aan de
verbetering van de naleving.
© Zoek binnen het bestaande wettelijk Rader ruimte om te experimenteren
De inzet van vrijwel alle bestuurlijke instrumenten vereist proportonalkteit van de eisen met betrekking
tot de naleving van de mensenrechten, indien de gemeente dergelijke etsen wil opnemen als voorwaarde
voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een vergunning. Daarnaast vereist de inzet van die instrumenten
een duidelijk en nauw verband tussen die eisen en het achterliggende doel van de inzet van het
instrument (connexiteit). Daarbij geldt meer algemeen dat de drempels voor het opleggen van eisen
met betrekking tot de naleving van de fundamentele rechten lager zijn dan voor het opleggen van eisen
met betrekking tot B2G-gegevensdeling. De gemeente dient het opleggen van eventuele etsen met
betrekking tot het naleven van de fundamentele rechten op weloverwogen wijze te doen. Zij zou daarbij
niet bang moeten zijn om te experimenteren. Hier kan ‘rven/atory sandboxing wellicht mogelijkheden
bieden om te verkennen welke ruimte bestaat. Of en welke experimenteerrutmte bestaat is niet op
voorhand te zeggen, aangezien deze ruimte sterk context-gebonden ís.
Bevindingen en adviezen voor B2G-gegevensdeling en het delen van gegevens met derden
e _B2G-gegevensverwerking die raakt aan fundamentele rechten moet op een specifieke wettelijke grondslag berusten
B2G-gegevensdelingen en gemeentelijke verwerking van de uit die B2G-deling verkregen gegevens die
kunnen raken aan de fundamentele rechten (waaronder gegevens-beschermingsrechten) van burgers of
rechten van bedrijven, kunnen alleen plaatsvinden als voor de gegevensverwerking een spectfieke
wettelijke grondslag bestaat. Daarnaast laat de analyse van de Awb en de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur zien dat de gemeente weinig ruimte toekomt om zonder wettelijke grondslag
bedrijven tot een B2G-gegevensdeling te verplichten op basis van een publiekrechtelijk instrument,
zoals een vergunning of subsidie. Privaatrechtelijke overeenkomsten kunnen een basis voor B2G-
gegevensdeling bieden indien bij de deling geen persoonsgegevens of andere fundamentele rechten
betrokken zijn en de B2G-gegevensdeling proportioneel ts ten opzichte van het onderwerp van de
overeenkomst. Hier geldt dat publiekrechtelijke wegen naar een B2G-gegevensdeling niet
onaanvaardbaar mogen worden doorkruist door een privaatrechtelijke overeenkomst. Voor zover de
gemeente op basis van een wettelijke grondslag een private partij de opdracht geeft een
gegevensbestand op te maken waarin zich geen persoonsgegevens bevinden, maar waarbij wel
tt
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
persoonsgegevens werden gebruikt om het bestand te creëren, treedt de gemeente voor het betreffende
bestand op als verwerkingsverantwoordelijke tn de zin van de AVG. In alle andere gevallen moet de
gemeente op basis van de gemeentelijke bevoegdheid en de specifieke feiten en omstandigheden nagaan
of zij verwerkingsverantwoordelijke ts ten aanzien van het betreffende gegevensbestand.
© Bij het verder delen van gegevens moeten rechten en belangen die gemoeid zijn met de gegevens worden gerespecteerd
Gemeenten lijken soms de overtuiging te hebben dat gegevens verzameld in de openbare ruimte het
karakter van een publiek goed hebben en daarmee “van ons allemaal” zijn, mits het geen
persoonsgegevens betreft. Vanutt die optiek bestaat dan soms de wens om zoveel mogelijk gegevens
open te stellen, bijvoorbeeld met het oog op het aanjagen van innovatie bij bedrijven en ondernemers
binnen de eigen gemeente. Gemeenten moeten bij het openstellen van gegevens echter steeds rekening
houden met de intellectuele eigendomsrechten en de handelsgehetmen die op de gegevens kunnen
rusten. Bij B2G-gegevensdeling ts een palet aan wetten relevant, waaronder de Databankenwet, de Wet
bescherming bedrijfsgeheimen, de Wet open overheid, de Richtlijn open data en de Wet hergebruik
van overheidsinformatie. In het algemeen komt naar voren dat B2G-gegevensdeling en het verder delen
van de gegevens met derden tn beginsel niet onmogelijk ts, maar dat telkens na moet worden gegaan of
de bescherming van de betrokken rechten en belangen op passende wijze worden gerespecteerd. Dit
kan erg complex zijn voor de gemeente, omdat niet zeker is of zij de relevante wetten op juiste wijze
toepast en specialistische kennis daarvoor nodig kan zijn.
© Onderzoek of en waar nieuwe wettelijke grondslagen voor B2G-gegevensdeling noodzakelijk zijn
Zonder specifieke wettelijke grondslag bieden de besproken (concept-)wetgeving en bestuurlijke
instrumenten de gemeente een beperkt handelingsperspectief voor het verplichten tot B2G-
gegevensdeling. Vrijwillige B2G-gegevensdeling ts eveneens aan beperkingen onderworpen zodra bij
een B2G-gegevensdeling fundamentele rechten kunnen worden geraakt of wanneer bij de deling
persoonsgegevens worden verwerkt. Wanneer de gemeente het aantal situaties waarin zij bedrijven kan
verplichten tot B2G-gegevensdeling zou willen uitbreiden, dan kan zij zowel de Europese als de
nationale wetgever aansporen wetgeving tot stand te brengen. De gemeente kan onderzoek (laten)
verrichten naar wetgeving die op dit moment al mogelijkheden biedt voor B2G-gegevensdeling. Zo
bevat bijvoorbeeld artikel 30c van de Wet personenvervoer 2000 (hierna: Wp) een opening voor het
mogelijk maken van een specifieke B2G-gegevensdeling. De gemeente zou bij de minister van
Infrastructuur en Waterstaat kunnen aandringen op uitvoering van deze bepaling. Daarnaast kan de
gemeente (laten) onderzoeken of dergelijke openingen in andere wettelijke bepalingen voorhanden zijn
of (laten) onderzoeken bij welke wettelijke bepalingen een dergelijke opening noodzakelijk zou zijn. De
wetgever zou, indien hij die handschoen oppakt, zoveel mogelijk moeten voorkomen dat een
gefragmenteerd beeld ontstaat van situaties waarin B2G-gegevensdeling wel of niet is toegestaan. Voor
zover de huidige wetgeving geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of B2G-gegevensdeling in een
bepaald geval wel of niet toelaatbaar is, kan de gemeente overwegen over te gaan tot “regulatory
sandboxing’, waarbij zij een gecontroleerde testomgeving creëert om te onderzoeken of een bepaalde
wet voor een specifieke B2G-gegevensdeling openingen biedt (of zou moeten bieden) en op welke
wijze de betrokken rechten en belangen kunnen worden geborgd.
© Dring gezamenlijk aan op verduidelijking van het wetgevend kader voor B2G-gegevensdeling in de Dataverordening
Meer rechtszekerheid rondom B2G-gegevensdeling 1s, gelet op enerzijds de groetende belangstelling
voor B2G-gegevensdeling en anderzijds de rechten, belangen en machtsverhoudingen die met B2G-
gegevensdeling gemoeid kunnen zijn, urgent en noodzakelijk. De concept-Dataverordening laat ruimte
voor de nationale wetgever om wetgeving tot stand te brengen waarmee private partijen kunnen worden
verplicht tot het delen van gegevens, maar legt in de huidige versie (nog) geen kader met materiële
tv
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
normen en beginselen vast voor een wetsconfotrme, maatschappelijk aanvaardbare en succesvolle B2G-
gegevensdeling, dat de machtsverschillen tussen de publieke sector en globaal opererende bedrijven
zoveel mogelijk mitigeert. De gemeente Amsterdam zou in samenwerking met andere gemeenten (in
Nederland en met gelijkgestemde gemeenten tn de EU) kunnen overwegen de namens Nederland
onderhandelende departementen en leden van het Europees Parlement te wijzen op de noodzaak van
een meer uitgewerkt juridisch-normatief kader dat meer rechtszekerheid kan bieden. Uit de
publieksconsultatie van de concept-Dataverordening kwam overigens naar voren dat de industrie geen
voorstander ts van bindende regels rond het delen van B2G-gegevens en dat het standpunt van de
Nederlandse regering over verplichte B2G-gegevensdeling dat 1n Brussel wordt uitgedragen, tot nu toe
terughoudend ís. Ook op rijksniveau constateren we terughoudendheid als het gaat om de regierol van
de minster van Infrastructuur en Waterstaat op het gebied van B2G-gegevensdeling.
© Zoek binnen het bestaande wettelijk Rader ruimte om te experimenteren
De inzet van vrijwel alle bestuurlijke instrumenten vereist zoals gezegd proportonaliteit van de eisen
met betrekking tot het verzamelen en/of delen van private sensorgegevens, indien de gemeente
dergelijke eisen wil opnemen als voorwaarde voor bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning.
Daarnaast vereist de inzet van de instrumenten een dutdelijk en nauw verband tussen die etsen en het
achterliggende doel van de inzet van het instrument (connexitett). Bij de inzet van publiekrechtelijke
instrumenten om prtvate organisaties te verplichten tot B2G-gegevensdeling is, zoals eerder
aangegeven, een wettelijke grondslag noodzakelijk. De gemeente dient, gelet op de vereiste
proportionaliteit, connexiteit en de noodzaak van een specifieke wettelijke grondslag, het opleggen van
eventuele etsen met betrekking tot het verzamelen en/of delen van private sensorgegevens op
weloverwogen wijze te doen, maar ook hier zou zij ntet bang moeten zijn om te experimenteren. Ook
bij deze experimenten kan ‘regulatory sandboxing’ wellicht mogelijkheden bieden. De interviews met
bedrijfsmedewerkers wijzen tmmers uit dat niet alleen bilateraal, maar ook unilateraal ingrijpen tot
positieve ervaringen voor zowel de gemeente als private partijen kan leiden.
e Gebruik naast de DPLA het LAMA voor het inschatten van risico's bij B2G-gegevensdeling
Voor de beoordeling of zich risico’s voor de fundamentele rechten voordoen bij een voorgenomen
B2G-gegevensdeling waarin tevens persoonsgegevens worden verwerkt, zal de gemeente mogelijk een
Data Protection Impact Assessment (hierna: DPIA) moeten verrichten. Zij zou daarnaast kunnen
overwegen het Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmes (hierna: TAMA) te gebruiken. Het
IAMA sluit in opzet aan bij de DPIA. Het TAMA onderzoekt echter niet alleen risico’s voor de
verwerking van persoonsgegevens en privacy, maar biedt ook zicht op tisico’s voor andere
grondrechten. Het LAMA ts erop gericht overheden tn staat te stellen tn het ontwerp- en
ontwikkelstadium van een voornemen tot B2G-gegevensdeling na te gaan of deze gegevens conform
het fundamenteelrechtelijk kader kunnen worden verwerkt. Het TAMA beoogt een praktisch
toepassingskader te bieden. Het legt uit hoe de gemeente kan nagaan of het gebruik van een bepaalde
verwerking tegen de achtergrond van het fundamenteelrechtelijk kader noodzakelijk, evenredig en
subsidiatr 1s en geeft voorbeelden van maatregelen om restrisico’s te mitigeren.
v
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Municipal control over private sensor data
Summary
Context of this study
Private parties gather information about people's behaviour in public spaces by using several different types
of sensors. Sensors include not only cameras, but also, for example, sensors that count trafic movements,
intelligent billboards or wift-trackers. Companies typically collect data tn public spaces for marketung or
commercial purposes, such as advertising purposes or wifi-tracking in shopping areas to count the number
of pedestrians in these areas. There are also private parties that deploy sensors for research purposes, such
as the Central Bureau of Statistics (hereinafter CBS).
Where private parties collect information continuously and at scale, fundamental tights and
freedoms might be affected, such as one’s tight to privacy, the right to protection of one’s personal data
and the right not to be proftled without one’s consent. The use of sensors tn public spaces can be
problematic because these sensors may not always be visible to citizens. Moreover, it may not be clear how
long or for what purpose data ts collected and stored, how this data may be processed, or with whom tt is
further shared. ‘The municipality of Amsterdam has therefore indicated ín tts urban policy framework that
tt ams to stick to tts basic principle that everyone tn Amsterdam has the right to respect for their private
life and that everyone should be able to move unobserved tn public space.
Meanwhile, the same private sensor data can be informative for the municipality, and assist the
municipality with better informed performances of tts public tasks, such as in promoting accessibility of the
municipality’s public spaces, of people's physical safety, or citizens’ lveability in the city. However,
compantes do not stmply make this data available because they fear, for instance, that sharing thetr data
might infringe data protection law, or risk infringements of their own trade secrets and intellectual property
rights with this so-called business-to-government data sharing (hereinafter B2G data sharing). Also other reasons
might underlie a refusal, such as loss of control over what happens to the data, or economic considerattons.
A specific legal framework regulating B2G data sharing ts currently not in place. ‘This might create legal
uncertainty about the permissibility and conditions according to which B2G data sharing 1s legally
compliant. The EU legislator ís preparing a Data Act that may leave room for national regulation concerning
B2G data sharing, but a more specific substantive-normattve framework with clear conditions for B2G data
sharing has so far not yet occurred 1n the forthcoming Data Act.
It ts within this context that the municipality of Amsterdam has asked the University of Amsterdam
for an inventory advice on how the municipality could use existing administrative instruments (such as
agreements, subsidies, permits, but also municipal regulations) to better protect the fundamental rights of
citizens tn public spaces. In addition, the muntctpaltty asked the University of Amsterdam for an inventory
advice on whether and how the municipality could deploy the aforementoned administrative instruments
to allow B2G data sharing, if and to the extent necessary, for better performance of the municipal public
task and for further sharing for innovation purposes of other professional parties acttve within the city of
Amsterdam.
In this research report, we analyse the applicable legal framework for private parties that are
processing sensor data about people's behaviour in public spaces, and advise the munictpality on how it
could use its administrative instruments to tmprtove the protection of fundamental rights. In addition, we
analyse the current and forthcoming legal framework surrounding B2G data sharing, and advise how the
municipality could apply the aforementioned administrative instruments to allow, where the municipality
deems this necessary, more frequent B2G data sharing, for the better performance of the muntctpal public
vi
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
task and for innovaton purposes of other professional parties operating within the municipality. The
findings are based on legal research and semt-structured interviews with employees of the Amsterdam
municipality and companies actve in the Amsterdam municipality.
Findings and advice to improve fundamental rights protection in public spaces
© Limited regulatory role for the municipality
From the analysis of the Dutch Consttutton, the European Conventon on Human Rights and
Fundamental Freedoms (hereinafter: ECHR) and the Charter of Fundamental Rights of the European
Union (hereinafter: EU Charter), as well as the General Data Protection Regulaton (hereinafter:
GDPR), tt emerges that, in principle, the municipality ts not entitled to any role tn adaptung the
legislattve framework regarding a private party’s compliance with fundamental rights tn public spaces;
that role ís reserved for the formal legislator (4e, the parliament which passes an Act of Parliament).
‘This does not mean that the municipality is not entitled to any role at all. Below, we provide some
exemplar policy measures that could help muntcipalittes with tmproving a private party’s compliance
with these rights whenever they capture data about huma behaviour by way of sensors in public spaces.
© Sensor notification ordinance mieht potentially contribute to the protection of fundamental rights
As of October 2021, the munictpality of Amsterdam obliges by way of tts so-called sensor notificaton
ordinance all organisations, including private parties deploying sensors in public spaces, to register thetr
sensors in a publicly accessible sensor register. Citizens can access the register and check whether and
where a party collects personal data about them. Where necessary, citizens can exercise their data rights
under the GDPR against the data controller, or object to that processing of their personal data with
the Data Protection Authority (hereinafter: DPA), which can tssue (high) fines. As a means of
tmproving compliance with fundamental rights, the sensor notification ordinance might bring about a
limited improvement for fundamental rights compliance by prtvate parties processing personal data via
sensors. Indeed, the effectiveness of the register ts not only dependent on being enforced and
maintained by the municipality, tts effectiveness also seems to be contingent on the willingness of
citizens themselves to exercise their data subjects’ rights. In that context, considering support (by way
of subventon) for inittattves instigating collectve actions based on the Dutch Mass Tort Claims
Settlement Act tn Collectve Action (hereinafter: WAMCA) ts a path we advise the municipality to
consider supporting. Interest groups may initiate such actons for individuals, municipalities may
consider supportng interest groups dedicated to 1ssues arising tn municipal contexts.
© Bring the Amsterdam sensor notification ordinance and its obligations to the attention of private parties
Actve awareness-raising polictes can contribute to compliance. For compliance with the obligations
tmposed by the muntctpality’s ordinance, tt is tmportant that the ordinance, the notificatton obligaton
and particularly the link to the notification form are easily found and made accessible to private parties,
so that they know exactly what ts expected of them.
© Support organisations wishing to enable collective exercises of GDPR's data subjects” rights
Individual data subject requests, also those based on the sensor register, often take tme and require
knowledge and attention, but usually do not reveal the more precise data processing practices of private
organisations that could inform data subjects more accurately about how “their” personal data 1s dealt
with. Moreover, in practice, indtvidual requests and data controller responses to these requests hardly
lead to useful insights or better compliance with data protection law. Here, the municipality could
consider subsidising NGOs or civil society organisations with expertise in the field of the GDPR and
data rights exercises. ‘These organisatons could coordinate data subjects’ requests from a collective
perspective. Recent expertences have shown that collective exercises of data rights can be more
vit
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
effectuve. Whenever an organisation that can legitumately and reltably coordinate such collective rights
exercises can analyse a large number of data subjects’ requests and responses from data controllers, tt
might be able to uncover the handling of personal data by a specific controller more accurately. It can
then bring any proven non-compliance with the GDPR (or other legislation) by the data controller to
the attention of data subjects, the DPA and/or the public at large.
© Commission or conduct research on improvement of compliance and enforcement of the sensor registration obligation
Currently, the munictpaltty of Amsterdam can enforce the obligattons arising from the ordinance under
administrattve law by imposing an administrative enforcement order or administrative fine. Besides
Amsterdam, other municipalties are also establishing sensor registers. An effective approach regarding
compliance and enforcement with the local registers at national regulatory level can further help raise
awareness among those to whom the registration obligattons apply. The municipality of Amsterdam,
together with other mumicipalities that may have to answer similar questons and uncertainties around
compliance with and enforcement of thetr sensor registers, could consider to commisston researchers
and/or request the government and tts advisory bodtes to investigate how compliance and enforcement
with current and forthcoming sensor registries could be tmproved.
© Try and experiment with the administrative instruments within the existing legal framework
The deployment of almost all administrative instruments requires conditions atming at fostering
fundamental rights compliance to be proportonate, tf the muntctpaltty wants to include such
requirements as a condition for obtaining, for instance, a permit. In addition, the deployment of the
administrattve instruments requires a clear and close link between those fundamental rights condittons
on one hand, and the underlying purpose of the deployment of the instrument on the other. Note,
however, that the thresholds for imposing conditions relating to compliance with fundamental rights
are generally lower than for imposing requirements relating to B2G data sharing (see below). The
municipality should impose any requirements regarding fundamental rights compliance as a conditon
in a careful manner. In doing so, the municipality should not be afraid to try and experiment; here,
“reenlatory sandboxing might offer opportunities to explore what scope for such conditions would exist.
Whether and what space for such experiments will exist cannot be said in advance, as such space usually
depends on the specific context.
Findings and advice on B2G data sharing and sharing with third parties
e _B2G data sharing affecting fandamental rights must have a basis in a formal lam
B2G data sharing that potentally affects fundamental tights, including data protection tights, can in
principle only occur whenever a formal legal basis (4e, an Act of Parliament) for that B2G data sharing
exists. The analysts of the Dutch General Administrative Law Act and the general administrattve law
principles of good administration demonstrates that municipalities have little room to oblige businesses
to share data tn a B2G data sharing relattonship whenever a formal legal basis ts absent. Private law
agreements (usually contract-based) can provide a basis for B2G data sharing, but this applies only
under the conditions that the sharing does not involve the processing of personal data nor affects any
other fundamental rights, and that the B2G data sharing is proportionate to the subject matter of the
agreement. Here, it must be noted that public law arrangements for B2G data sharing cannot be
unacceptably thwarted by a private law agreement. Moreover, tnsofar as the municipality instructs a
prtvate party, based on a law, to create a data (le that does not contain personal data, but where personal
data were processed to create that file, the municipality kkely acts as a data controller within the meaning
of the GDPR for the file tn question. In other situattons, the municipality must carefully determine
whether it acts as a data controller with regard to the data files it receives from B2G data sharing —
vilt
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
which may be derived from the munictpality’s competence, and the specific facts and circumstances of
the data sharing.
e Any further sharing of data with third parties must respect the rights and interests pertaining to the data
Muntcipaltties might be convinced that data collected tn public space ts a public good, and therefore
belongs to “all of us” (provided tt is not personal data). From this perspective, a muntcipality’s desire
might exist to open up and share as much data as possible, with a view to, for instance, boostng
innovaton among companies and entrepreneurs within the city. However, when opening up and
sharing data that was received through B2G data sharing, municipalities should comply with intellectual
property zights and trade secrets that may rest on that data. Several different laws apply to B2G data
sharing and to onward sharing of that data with third parties. These laws include the Databases Act,
the Trade Secrets Protection Act, the Open Government Act, the Open Data Directive and the Reuse
of Public Sector Information Act. In general, it emerges that B2G data sharing and further sharing with
third parties is tn principle not impossible, but each sharing with third parties requtres a municipaltty’s
careful checking of whether the protecton of the rights and interests pertaining to the data are
appropriately respected, tin compliance with existing legal obligatons. This can be very complex for the
municipality, as the municipality might not be certain whether the relevant laws are correctly applied.
À legal specialtst’s expertise may be necessary.
© Explore whether and where new legal bases for B2G data sharing are deermmed necessary
Without any basis in an Act of Parliament, legislation and the use of administrative instruments might
offer mumictpaltties a limited perspective for obligatory B2G data sharing. Voluntary B2G data sharing
ts also subject to restrictions whenever fundamental tights are affected tn B2G data sharing,
arrangements or where personal data is processed. If the munictpality would like to expand the number
of situations in which tt can oblige companies to share B2G data, it may consider urging both European
and national legislators to create legal bases fur such sharing. The muntctpality could examine whether
currently existing legislation already provides opportunities for B2G data sharing. For example, section
30c of the Dutch Passenger Transport Act 2000 contatns a proviston for implementing specific B2G
data sharing obligations. As this provision has so far not been implemented, the muntctpality could
encourage the Minister of Infrastructure and Water Management to use that provision. In addition, the
municipality could (commission research to) investigate whether such openings are available tn other
laws, or (commisston research to) investigate tn which legal provisions such an opening should be
created. Whenever the legislator (by way of an Act of Parliament) indeed decides to create new legal
bases, it should avotd creating a patchwork of situations in which B2G data sharing ís (or ts not)
allowed. To the extent that current legislation does not provide an unambiguous answer to the question
of whether B2G data sharing ts or 1s not permissible in a particular situation, the municipality could
consider regulatory sandboxing, whereby it creates a controlled test environment to investigate whether
a particular law offers (or should offer) openings for a specific B2G data sharing and how the rights
and interests involved can be safeguarded.
© _ Jointly push for clarification of the legislative framework for B2G data sbaring in the forthcoming EU Data Act
Greater legal certainty around B2G data sharing ts urgent and necessary, given the growing interest tn
B2G data sharing on the one hand, and the tights, interests and power relattons pertaining to B2G data
sharing on the other. The forthcoming EU Data Act leaves space for national legislators to enact
legislation that could oblige private parties to share data, but the current version this draft Act does not
(yet) contain a framework of conditions, standards and principles for lawful, socially acceptable and
successful B2G data sharing that mitigates, as much as possible, the power differences between the
public sector and (globally operating) companies. ‘The muntctpaltty of Amsterdam could, in cooperation
Ix
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
with other municipalitties (in the Netherlands and with like-minded munictpalittes across the EU),
consider drawing the attention of the ministry of Economic Affairs negotiaung on behalf of the
Netherlands and members of the European Parliament to the need for a more elaborate legal-normative
framework, that can provide more legal certatnty for B2G data sharing. Incidentally, the public
consultatton on the forthcoming Data Act revealed that the industry is not tn favour of binding rules.
with regard to B2G data sharing, and that the Dutch government's positton on mandatory B2G data
sharing expressed in Brussels has so far been reticent. At the national level, we also noted a reluctance
when tt comes to the steering role of the minister of Infrastructure and Water Management with regard
to B2G data sharing.
© Try and experiment with the administrative instruments within the existing legal framework
As mentioned, the deployment of almost all admintstratve legal instruments necessitates
proportionality of a munictpality’s requirements relating to the collectton and/or sharing of pttvate
sensor data, if the muntctpalitty wants to include such requtrements as a condition for granting, for
instance, a licence. In additton, the deployment of the instruments requires a clear and close relationship
between those requirements and the underlying purpose of the deployment of the instrument. When
deploying public law instruments to oblige private organisations to share B2G data, a legal basis 1s
necessary. Considering the required proportionality, the presence of a close relationship and the need
for a formal law (te, an Act of Parliament), the municipality should carefully consider imposing any
requirement regarding the collection and/or sharing of private sensor data, but again, it should not be
afraid to experiment. Regulatory sandboxing might also tn B2G data sharing contexts offer
opportunities for such experiments. Indeed, interviews with company officials indicate that not only
bilateral, but also untlateral intervention can lead to positive experiences for both the municipality and
private parties in B2G data sharing relations.
© In addition to the DPLA, use the LAMA to assess risks in B2G data sharing
To assess whether risks to fundamental rights artse from a proposed B2G data sharing relation that
also processes personal data, the municipality may have to conduct a Data Protection Impact
Assessment (DPIA). We advise the municipality to addttionally use the Dutch Fundamental Rights and
Algorithms Impact Assessment (hereafter: FRAIA). The FRAIA is similar in concept to the DPIA.
However, the FRAIA not only examines risks to the processing of personal data and privacy, but also
provides insight into risks to other fundamental rights. ‘The FRAIA atms to enable governments at the
design and development stage of a B2G data-sharing intention, to assess whether such data can be
processed tn accordance with the fundamental rights framework. ‘The FRAIA aims to provide a
practical application framework. It explains how the municipality can verify whether the use of a given
processing against the background of the fundamental rights framework is necessary, proportionate
and subsidiary, and provides examples of measures to mitigate residual risks.
X
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Inhoudsopgave
MANAGEMENTSAMENVATTING nnen oonenensneernensnnsenrensennsensnserensnnnsnensnenrssnnnnsnnnseerrssnnnsnnnnseeel
1.1 _ CONTEXT EN PROBLEEMDUIDING onsen onseenneenenseensersnnsseeneensnseenneennnevendeenenveendeennnveenserenvereneenenven Ù
1.2 _ ONDERZOEKSVRAAG usus onssvensneerenenevenenereenennereenensenenenneesvennnereensnnenenseesenenneveevendenreneevnenenne vennen de
1.3 _ DOELSTELLING, OPZET EN REIKWIJDTE onno onneneonnveneerennsvenneersveenneensveenneensvvernneensveendennnveerdnnnveer enne
LA
1.5 _ TERMEN ….nnnsvennsnsrensenseneneneensenrreneessenennervensennnsnnnsenenenneveensnenrnenevensseneveenennnrevnenveareneeveenenenereneenn Ó
1.5.1 Openbare ruimte... soennnennvenenseensnveenverensversnneenverenseeneernnsvenseernnsvenneernnnveneersnveereere Ó
1.5.2 Gedigitaliseerde openbare ruimte … anssen nee vensennsvenseernnevenseern svenn venvveneersn vereen Ö
1.5.3 SENSOren ….uuunsssarenseersnnnservensnneerensarenenservensnnneervendsernnnnervensnnervensnerennendeersnevvensnnervensneenenn Ö
2 DE GEMEENTE ALS KADERSTELLENDE PARTIJ IN DE OPENBARE RUIMTE … en. 10
2.1 DE ROL VAN DE GEMEENTE IN DE GEDIGITALISEERDE OPENBARE RUIMTE nasa svenneerenseeneerenveenseersnveenenne LÔ
2.11 Politiek-economische context … … ennen veen snonsverenseenseersnnvenseerenvenseersnvvenvverrv voeren 1Û
2.1.2 Huidige gemeentelijke praktijk met B2G-gegevensdeling … … … nnen veneeenneenneeeen Î2
2.1.3 Onzichtbaar voor burgers …… anssen svenn vern eeenseernveensvers svenn venveersversveersverenveersveeens Î3
2.2 _ GEMEENTELIJKE ROLLEN BIJ SENSOREN IN DE OPENBARE RUIMTE anus onnvennserensveneerenneenseersnveenseerenveenenn 1
3.1 JURIDISCH KADER VOOR PRIVATE PARTIJEN uses on snenneeronuvennnerrenseenneensnseenseensveendeennnnvendeennveendeennvveenvenee LD
3.11 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) … ann anneonseveneennvenvenreenvereee 15
3.1.2 Vrij verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens … nn enssenevennverenversverenveervvene Î8
3.2 _ JURIDISCH KADER BIJ HET GEMEENTELIJK HANDELINGSPERSPECTIEF … sana svenneersnseenneennnvenneernveenveennvveervenee 18
3.2.1 Grondwet, EVRM en EU-Handvest van de grondrechten………….onsseenvannvereneennveren 19
3.2.2 Algemene Verordening Gegevensbescherming … neen onseerenseensverveneensverenveensverenene 24
3.2.3 Al-Verordening .……...ennsvenseovenern eveneens verenseensn svenn sens veenseensnveerseennveerseevenveerveersv veer 3Û
3.24 Databankenwet en auteursrecht … ennen onnsseeevensvereseense eren seensverevervenseenveensverenveernn 3Í
3.2.5 Wet bescherming bedrijfsgeheimen ……….enneenvennevenveneenseenseennvenveenveenveenvenveerennernen IÀ
3.2.6 Wet open overheid. … annees onnvenneersn seren eeenseerenneensn seen seensveeenveensverenveensverenvensverens II
3.2.7 Richtlijn open data en de Wet hergebruik van overheidsinformatie … ennen. 34
3.2.8 Datagovernanceverordening … ve onseesrenseenseernsvensversseensversnevensversneensversnveersverens JD
3.2.9 Concept-Dataverordening..… senseo vennvereneeensversnsvenseeennnvenvernveensversveenvers verven. JO
3.3 BESTUURLIJKE INSTRUMENTEN VOOR GEMEENTELIJKE STURING OP PRIVATE SENSORGEGEVENS neee. 39
3.3.1 Inleiding en aanpak. … vennen veen nvenneeern eveneens eens vennseenneernveensversnveensverenvversverens IÔ
3.3.2 Publiekrechtelijke instrumenten …… ns enssseennvennverseenseersnseensvernnevenversneerveersn veer ÂÛ
3.3.3 Privaatrechtelijke instrumenten … ns onsseeennvennverenseenseerssvenseernnnvvenversnvvensvers veer ÂÓ
3.34 Soft law-instrumenten … …..…envenven veen eeenvennvenseenseenseensvenveenveervennvenveervennvenseerseerseersvenveenn B
4 BEVINDINGEN EN AANBEVELINGEN nn een ooonneenensersnnennorsnserensnnnnnnnnereensennsenrnne D3
4,1 BETERE BESCHERMING VAN DE FUNDAMENTELE RECHTEN nnn anneeronuveneerennnveneerenvenseerenssenseerenvnereneeenene D3
4,11 Knelpunten .….…..nnonvsrnnenvenserneeensversnseenseeennnseevsneendseenseernnseenneersnveensevenveensversnveersverens OI
4,1.2 Aanbevelingen … …..unennssennverenennn eveneens veren seensverenevennverendeenseerenveensverevervenveenvversverenene DÂ
4.2 _B2G-GEGEVENSDELING EN GEGEVENSDELING MET DERDEN ……ss ensen onnenserennsersnseneenenneenenenneveensenerreveerne DÓ
4,21 Knelpunten... vennen enveneennneeenseennnveenverensverenseensversnseeneernnveensvernsvenversveereersn voeren DÛ
4,2.2 Aanbevelingen … onvoor neevenersneeennversnvereneersn svenn vens seenseersnsvenseeenveensverennvensverenveersn DT
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
5 ACHTERGROND BIJ DE INTERVIEWS nan ooooenrnsenrsssnrenssensenssenrensssnrensssnrensmserenrnenrens OÛ
6 GERAADPLEEGDE BRONNEN none oennnenrrsoerssnsenresnnrrresnrrsesnsrrsesnsorsesernssnsnorrsnsnrrnen O1
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
1 Inleiding
1.1 Contexten probleemduiding
Het Amsterdams stedelijk beleidskader stelt dat “tedereen in Amsterdam het recht [heeft] op respect voor
zijn of haar privéleven” en dat “voor iedereen in Amsterdam het uitgangspunt geldt dat zij zich onbespied
en anontem (moeten) kunnen bewegen in de openbare ruimte”! Dit uitgangspunt staat echter onder druk.
Deze druk wordt in toenemende mate veroorzaakt door het feit dat naast de gemeente ook bedrijven,
prtvate onderzoeksinstellingen en andere private organisaties steeds meer, steeds grootschaliger en voor de
burger veelal onopgemerkt gegevens inwinnen in en over de openbare ruimte? Dit kan geschieden met
behulp van diverse sensoren, zoals wifi-tracking, automated number plate recognition (hierna: ANPR)} drones
of camera’s die zich bijvoorbeeld tn reclameschermen bevinden.”
Private parujen hebben informatierechten: binnen de geldende wettelijke kaders zijn zij vrij om
informatie in de openbare ruimte te verzamelen. Informatieverzameling helpt hen bij het nastreven en
vervullen van diverse legitieme doeleinden. Zij zijn om uiteenlopende redenen en afhankelijk van de sector
waarin ze opereren gemotiveerd om gegevens over menselijk gedrag in de openbare ruimte te verzamelen
en te gebruiken. Sommige private onderzoeksinstellingen, zoals het CBS, gebruiken sensoren in de
openbare ruimte voor statistische onderzoeksdoeleinden. Bedrijven kunnen commerciële, economische of
marktgeoriënteerde belangen hebben bij het gebruik van sensoren tn de openbare ruimte. Zo kunnen
sensoren in digitale reclameschermen die oogbewegingen van personen volgen die langs die reclameborden
lopen, voor een bedrijf waardevolle feedback over een advertentie opleveren. Informatie verkregen met
sensoren kan bedrijven informeren over het efficiënter en zuiniger gebruik van middelen en mensen bij het
verlenen van diensten — eveneens een belangrijke drijfveer voor bedrijven, zeker als zij in een zeer
competitieve markt opereren” Wift-trackers kunnen een bedrijf informeren over drukte op een bepaalde
plaats of aangeven waar een persoon woont en werkt. Met die informatie kan het bedrijf dienstverlening of
reclame nauwgezet afstemmen. Soms gebruiken private partijen sensoren om de (fysieke) veiligheid in en
om het eigen gebouw te bewaken.
Wanneer de inzet van sensoren voortdurend, onopgemerkt, en/of op grote schaal plaatsvindt, kan
dit gevolgen hebben voor de rechten en vrijheden van burgers en voor hun vertrouwen tin publieke en
prtvate actoren in de openbare ruimte, temeer omdat private sensoren voor burgers vaak onopgemerkt
worden verwerkt en omdat er geen ‘alternatieve’ openbare ruimte beschikbaar 1s waar deze private
monitoring niet plaatsvindt. Fundamentele rechten zoals prtvacy, menselijke waardigheid, de vrijheid van
meningsuiting en het recht op gegevensbescherming kunnen met deze gegevensverwerkingen met behulp
van sensoren in de openbare ruimte onder druk komen te staan. In antwoord hierop wil het college van
1 Gemeente Amsterdam, Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens door de gemeente Amsterdam, 25 september 2018.
2 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (hierna: WRR), Opgave AL, De nieuwe systeemtechnologie (2021) p. 428. De
WRR spreekt over een ‘wildgroei’ van allerlei sensoren in de openbare ruimte.
3 L. Fang, Debt collectors fight privacy advocates over limits for automated licence plate readers’, The Intercept (8 me1 2015);
'T. Marsic en K. Bego, When billboards stare back. How cities can reclaim the digital public space (ma 2022), Nesta rapport; Marsic
& Bego wijzen er in hun rapport op ook in de openbare ruimte van Amsterdam een incassobedrijf actief was dat ANPR
gebruikte om wanbetalers met behulp van kentekens op te traceren.
4 De gemeente Amsterdam heeft deze vorm van (heimelijk) cameragebruik tn reclameschermen in 2017 verboden, zie
Raadsbesluit van 18 december 2017 van de gemeente Amsterdam waarin Amendementen 1121 en 1122 bij het Programma
van Eisen inzake reclame 1n het metronetwerk werden aangenomen en waarbij werd besloten dat de installatie en het
gebruik van camera's, sensoren en andere apparaten die op enige wijze inbreuk kunnen maken op de privacy van reizigers
bij reclame-uitingen niet is toegestaan.
5 E. Baumer, Toward human-centred algorithm design’ (2017) Big Data & Society 4(2), p. 1.
6 Groep Gegevensbescherming Artikel 29, Advies 1/2015 over vraagstukken betreffende privacy en gegevensbescherming
in verband met het gebruik van drones’ (WP 231 van 16 juni 2015); M. Heezen, D. Louwers en E. Riestra, Smart City?
Graag. Maar dan wel met bewuste burgers! Rapport Platform 31 (Den Haag, jun1 2018); Marsic & Bego 2022.
1
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam de fundamentele rechten van personen op wie
de private sensorgegevens betrekking hebben, beter beschermen.
Dezelfde verzameling van sensorgegevens door private partijen tn de openbare ruimte moet volgens het
Amsterdamse college van burgemeester en wethouders zoveel mogelijk dienstbaar zijn aan degenen op wie
de gegevens betrekking hebben. Deze personen zouden volgens het college meer zeggenschap moeten
krijgen over gegevensverzamelingen die op hen betrekking hebben.” In deze context ziet de gemeente®
gegevensverwerking door private partijen met behulp van sensoren in de openbare ruimte dan ook miet
enkel als een bedreiging. Private sensoren en de gegevens die daarmee worden gegenereerd kunnen volgens
haar ook dienstbaar zijn aan de stad, omdat ze inzichten kunnen bieden die behulpzaam kunnen zijn bij de
uitvoering van haar publieke taken. In de interviews met gemeentemedewerkers die in het kader van dit
rapport werden afgenomen, werden concrete voorbeelden genoemd van situaties waarin B2G-
gegevensdeling ten behoeve van publieke taken waarbij bereikbaarheid, fysieke veiligheid, leefbaarheid en
comfort een rol spelen, erg nuttig zou kunnen zijn.
Gemeentelijke crrowdmanagers gaven aan dat een integraal beeld van bezoekersstromen essentieel is voor
het treffen van adequate maatregelen om de (toenemende) drukte in de stad te kunnen monitoren en te
beheersen. Naast informatie uit de eigen bronnen, waaronder het Crowd Monitoring Systeem Amsterdam is
er ook een behoefte aan aanvullende informatie van bijvoorbeeld openbaar vervoerders (over de in- en
uitstroom van en naar stations), digitale reis- en routeplanners en andere partijen die druktegegevens over de
openbare ruimte verzamelen.” Medewerkers op het gebied van Smart Mobility wezen op hun beurt op de
waarde van gebruikersgegevens van deelvervoerplatforms. Wanneer de gemeente immers weet waar
veelvuldig gebruik wordt gemaakt van deelvervoer, kan zij strategische stallingsplaatsen bouwen en autoluwe
straten creëren. Gegevensdeling kan volgens de gemeente ook meerdere kanten op werken: zo ontvangt de
gemeentelijke verkeerscentrale gegevens van de navigatie-app Waze over verwachte files en ongelukken en
wordt informatie van de verkeersleiding over weg- en tunnelafsluitingen weer gedeeld met Waze.!? Ten slotte
ziet de gemeente kansen in het delen van private sensorgegevens met andere (derde) private partijen die
professioneel actief zijn binnen de gemeentegrenzen en die de sensorgegevens kunnen gebruiken ter
verbetering van hun producten en/of diensten (innovatie).
Verder kunnen de met private sensoren gegenereerde gegevens de gemeente helpen bij het sneller bepalen
welke schaarse publieke middelen op welke plaats moeten worden ingezet. Daarnaast kunnen deze gegevens
volgens de gemeente, wanneer zij deze deelt met partijen die professioneel of commercieel actief zijn in de
stad, dienstbaar zijn aan innovatie binnen de gemeente!
Waardevolle gegevens over het gedrag van personen in de openbare ruimte zijn veelal in handen van
commerciële bedrijven, die vaak meer weten over openbare ruimten dan de gemeente zelf. Google,
TomTom, parkeergarages of winkeliers met camera’s aan de buttenmuur die (deels) gericht zijn op de
openbare ruimte weten bijvoorbeeld hoe druk het op bepaalde plaatsen is, terwijl vervoersbedrijven een
indicatie kunnen geven van aantallen passagiers die onderweg zijn naar of in de stad.!?
Informatie over de mate waarin en de wijze waarop bedrijven hun sensorgegevens over menselijk
gedrag tn de openbare ruimte verzamelen en verwerken, en/of hun informatie delen met de gemeente, ís
op dit moment beperkt. Dat kan problematisch zijn, omdat burgers belang hebben bij kennis over de
redenen waarom de sensorgegevens met betrekking tot bijvoorbeeld hun gedrag worden verzameld of
7 Tada-principes Gemeente Amsterdam, zie https:/ /www.amsterdam.nl/innovatie/ digitalisering-technologie/data/ tada-
waarden/ en zie Datastrategie Gemeente Amsterdam. Amsterdamse zelfbeschikking over data 2021 — 2022 (januari 2021), p. 12.
8 Met ‘gemeente’ bedoelen we, afhankelijk van de bevoegdheidstoebedeling, het college van burgemeester en wethouders,
de gemeenteraad of de publiekrechtelijke rechtspersoon.
9 Voor haar webapplicatie druktebeeld.amsterdam.nl koopt de gemeente geaggregeerde locatiegegevens in van Resono, een
partij die mobtele locatiegegevens van verschillende apps ontvangt in het geval gebruikers van de apps toestemming hebben
gegeven dat die gegevens met derden (Resono) worden gedeeld.
10 https://smartmobilitymra.nl/gemeente-amsterdam-google-maps-waze/
1 Datastrategie gemeente Amsterdam. Amsterdamse Zelfbeschikking over data 2021 — 2022, p. 18.
12 Datastrategie Gemeente Amsterdam, p. 18.
2
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
omdat de gemeente met meer accurate informatie over de openbare ruimte beter geïnformeerde
beleidskeuzes kan maken. Informatie verkregen uit gegevens vertegenwoordigt economische waarde.
Kennis over gegevens geeft organisaties doorgaans macht en controle over die economische waarde, met
name wanneer de gegevens en informatie daarover in exclusief bezit van een organisatie blijven. Daarnaast
stelt kennis over en het (exclusieve) bezit van gegevens organisaties in staat het gedrag van personen en
organisaties te beïnvloeden. Omdat het (exclusieve) bezit van en kennis over gegevens organisaties een
machtspositie geven, lijken veel bedrijven tot op heden niet zomaar bereid hun gegevens ter beschikking te
stellen voor (her)gebruik door de lokale overheid en/of voor verdere verwerking door andere (private)
partijen!
Gemeenten kunnen bedrijven en andere organisaties met hun bestuurlijke instrumentarium niet
zonder meer dwingen tot het afstaan van gegevens. Vaak staan juridisch beschermde rechten van bedrijven
en personen wier gegevens het betreft in de weg aan gegevensdeling met de gemeente. Zo kunnen
persoonsgegevens of gegevens waar handelsgeheimen of intellectuele eigendomsrechten op rusten door
prtvate partijen niet zomaar worden gedeeld met anderen. Grotere gegevensbestanden zijn doorgaans
kostbaar, omdat deze van grote economische waarde kunnen zijn en omdat er kosten verbonden zijn aan
de verwerkingsslag die nodig ts voordat de gegevens bruikbaar zijn voor de gemeente. !* Het alternatief voor
informatieverkrijging via B2G-gegevensdeling!s zou zijn dat gemeenten meer eigen sensoren in de openbare
ruimte installeren. Hiervoor is echter expertise en dure of specialistische apparatuur en kennis nodig.!é De
gemeente vraagt zich gelet op deze beperkingen af tn hoeverre zij op basis van het bestaande, haar
toebedeelde juridisch instrumentarium kan bewerkstelligen dat gegevens van private partijen via B2G-
gegevensdeling!” toegankelijk en bruikbaar kunnen worden gemaakt voor de gemeente (en voor andere
professionele partijen die actief zijn in de gemeente). Daarbij plaatsen wij overigens uitdrukkelijk de
kanttekening dat de gemeente miet uit ts op toegang tot alle private sensorgegevens die in de openbare
ruimte worden vergaard.
In dit rapport wordt geïnventariseerd welke juridische instrumenten (zoals overeenkomsten,
subsidies, vergunningen en gemeentelijke verordeningen) de gemeente tot haar beschikking heeft om de
fundamentele rechten van burgers meer effectief te beschermen tegen de verzameling van gegevens tn en
over openbare ruimten met behulp van sensoren, die worden beheerd en gecontroleerd door private
actoren.!® Daarnaast wordt geïnventariseerd welke juridische instrumenten de gemeente zou kunnen
inzetten om toegang te verkrijgen tot en gebruik te kunnen maken van (informatie geëxtraheerd uit) private
sensorgegevens, zodat de gemeente haar publieke taken meer evidence-based en eficiënter kan uitvoeren!’ of
zodat zij die informatie kan delen met andere professionele partijen die actief zijn binnen de gemeente ten
behoeve van het aanjagen van innovatie. Overigens moet worden afgewacht of de gemeente de verwachtung
van beter geïnformeerd beleid op basis van de verkregen informatie daadwerkelijk kan waarmaken.”
13 Dit werd bevestigd in de interviews met diverse medewerkers bij bedrijven en bij de gemeente. Zie ook hoofdstuk 2.
14 M. Heezen, D. Louwerse en E. Riedstra (Platform 31) Smart city? Graag. Maar dan wel met bewuste burgers! Rapport juni
2018, p. 22.
15 High-Level Expert group on Business-to-Government Data Sharing. Europese Commissie Towards a European Strategy
on Business-to Government Data Sharing for the Public Interest. Final report (2020), HEC Paris Research Paper, No.
LAW-2020-1394.
16 Idem, p. 17-18.
7 High-Level Expert Group on Business-to-Government Data Sharing European Commission, Towards a European Strategy
on Business-To-Government Data Sharing for the Public Interest. Final report (2020), HEC Paris Research Paper No. LAW-2020-
1394,
18 Zie voor typen sensoren $1.5.3.
19 Geonovum. Verkenning Publiek Gebruik Data van Derden (tapport, 27 me1 2021).
20 Dit rapport laat verder in het midden of de gemeente daarin slaagt of zal slagen. Over de legitimiteit van het sturen met
gegevens door publieke actoren tn het algemeen wordt thans veel discussie gevoerd, zie onder meer Raad voor het
Openbaar Bestuur, Sturen of gestuurd worden? Over de legitimiteit van sturen met data, Adwiesrapport (mei 2021); M. Bovens & S.
Zouridis, ‘From street-level to system-level bureaucracies: How information and communication technology is
transforming administrative discretion and constitutional control’ (2002) Public Administration Review 62(2) 174; M. Veale &
L. Brass, Administration by algonthm? Public management meets public sector machine learning. In: M. Veale & I. Brass
3
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
1.2 Onderzoeksvraag
Teneinde de hiervoor geschetste problematiek te analyseren, hebben wij de volgende hoofdonderzoeks-
vraag en deelvragen geformuleerd:
Wat zijn voor de gemeente Amsterdam de juridische mogelijkheden om ten aanzien van de
verzameling en het gebruik van gegevens (waaronder persoonsgegevens) die worden vergaard met
behulp van sensoren door private partijen in de openbare ruimte, aanvullende voorwaarden te
stellen? Dit met het oog op:
deelvraag (t) het beter beschermen van de fundamentele rechten van personen op wie de private
sensorgegevens betrekking hebben; en
deelvraag (11) het belang van de gemeente om ten behoeve van de uitvoering van haar publieke
taken — en tn het verlengde daarvan, het belang van andere in de stad opererende organisaties, zoals
prtvate onderzoeksinstellingen of ondernemers actief binnen de gemeente — toegang te verkrijgen
tot (informatie over) sensorgegevens die door private partijen werden verkregen tn de openbare
ruimte, opdat zij die gegevens kunnen gebruiken voor de verwezenlijking van publieke doeleinden.
De deelvragen brengen een zeker spanningsveld met zich mee. Enerzijds wil de gemeente de fundamentele
rechten van burgers beter beschermen tegen de verzameling van sensorgegevens door private partijen,
terwijl de wens van de gemeente om tn bepaalde gevallen toegang te krijgen tot private sensorgegevens de
fundamentele rechten van burgers mogelijk kan raken. Gemeentelijke verwerking kan daarnaast mogelijk
nadelige gevolgen hebben voor de rechten en belangen van private partijen wier sensorgegevens door de
gemeente mogelijk zouden worden gedeeld met andere bedrijven en organisaties die actief zijn binnen de
gemeente. Het verder delen kan tmmers risico’s voor de bedrijfsgeheimen of intellectuele eigendomsrechten
(die tevens worden aangemerkt als fundamentele rechten in het EU-Handvest) met zich meebrengen voor
de partijen die deze gegevens bezitten.
1.3 Doelstelling, opzet en reikwijdte
Het doel van het rapport is het inventariseren van het juridisch kader met betrekking tot (t) het
handelingsperspectief van de gemeente voor een (betere) borging van fundamentele rechten in de openbare
ruimte, en (11) voor de gemeentelijke vraag om in voorkomende gevallen toegang te verkrijgen tot de door
prtvate partijen tn de openbare ruimte verzamelde sensorgegevens. Dit rapport inventariseert welke
juridische knelpunten en kansen zich voordoen bij beide gemeentelijke handelingsperspectieven. Tot slot
voorziet het rapport tn inventariserende adviezen, die de gemeente kan benutten bij verdere
beleidsontwikkeling.
Voor de beantwoording van de tweeledige onderzoeksvraag hanteren wij de volgende opzet. We
duiden in hoofdstuk 2 de polittek-economische achtergrond bij het handelingsperspectief van de gemeente
in relatie tot de verwerking van sensorgegevens door private partijen in de openbare ruimte. Hierbij brengen
we discussies 1n kaart over de rol van de gemeente als actor in de openbare ruimte en geven we een typologte
van vaker voorkomende relaties waarbinnen de gemeente te maken kan krijgen met private partijen die
sensorgegevens verzamelen in de openbare ruimte. In hoofdstuk 3 inventariseren we het relevante juridisch
kader met het oog op de beantwoording van de tweeledige onderzoeksvraag. Hier behandelen wij
(Eds), Aforithmic regulation. Oxford Unrversity Press: 2019; J. Cobbe, M. Seng Ah Lee, H. Janssen, J. Singh, Centering the
rule of law 1n the digital state, (2020) IEEE Computer 53 (10); B. Bodo & H. Janssen, Maintaining trust in a technologized
public sector (2022) Policy € Society 41(3).
2 Art. 16 EU-Handvest, zie ook $3.2.1.
4
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
achtereenvolgens het juridisch kader dat geldt voor private partijen die met sensoren informatie over
menselijk gedrag in de openbare ruimte verzamelen ($3.1), het juridisch kader dat de gemeentelijke
bevoegdheden en verplichtingen reguleert ($3.2) en het kader dat het bestuurlijke instrumentarium voor de
gemeente regelt ($3.3). In $3.2 bespreken we per wet wat deze betekent voor het handelingsperspectief van
de gemeente met het oog op een betere borging van de fundamentele rechten (deelvraag 1) en wat deze
betekent voor het verkrijgen van toegang tot private sensorgegevens en het verder delen van deze
informatie met derden (deelvraag 2). In hoofdstuk 4 presenteren we op basis van de bevindingen in
hoofdstuk 2 en 3 de mogelijkheden en de beperkingen die het huidige juridisch kader biedt bij de
beantwoording van deelvragen 1 en 2.
Het wettelijk kader dat tn dit rapport wordt behandeld, betreft een inventarisatie van de toepasselijke
horizontale wetgeving, oftewel wetgeving die miet sectorspecifiek is. Wel zijn enkele voorbeelden uit
specifieke wetgeving ter verduidelijking opgenomen. Wat betreft de reikwijdte ziet het onderzoek op
gegevens over mietidentficeerbare personen en op persoonsgegevens zoals gedefinieerd in de AVG. Het
onderzoek behelst miet de sensoren die door de gemeente zelf zijn geïnstalleerd.?? Daarnaast valt het
verkrijgen van toegang tot private sensorgegevens ten behoeve van gemeentelijke taken ter voorkoming,
opsporing en vervolging van strafrechtelijk handelen buiten de reikwijdte van dit onderzoek. Ook bestrijkt
het onderzoek niet de mogelijke commerciële actviteiten die de gemeente wil ontwikkelen of reeds uitvoert.
Tot slot laten we de discussie over B2G-gegevensdeling tn het kader van de naleving van de coronaregels,
waarin wifi-tracking specifiek speelde, ook buiten beschouwing.
1.4 Methode
Het onderzoek is gebaseerd op een analyse van relevante wetgeving, rechtspraak en literatuur. Ten behoeve
van het onderzoek werd een workshop georganiseerd, waarin de toetsing van de volledigheid en de juiste
duiding van het juridisch kader centraal stond. Voor de beantwoording van de vraag naar de inzet van
gemeentelijke bevoegdheden en bestuurlijke instrumenten ten behoeve van B2G-gegevensdeling, ts naast
de analyse van juridische bronnen om meerdere redenen gekozen voor een empirische benadering.
Allereerst ís in de juridische academische literatuur een dergelijke empirische analyse met betrekking tot
deze vragen bij ons beste weten niet eerder verricht? Daarnaast wordt steeds vaker gewezen op de
noodzaak van meer empirische analyses van bestuursmechanismen, institutionele regelingen en relaties
tussen publieke en prtvate actoren? Tot slot ts B2G-gegevensdeling een recent maar snel evoluerend
fenomeen, waardoor kennis, informatie en ervaring uit de praktijk noodzakelijk zijn om de dynamiek van
dit fenomeen beter te kunnen volgen en duiden. Deze empirische benadering helpt de jurtdische praktijk
bij het — zo nodig — (adviseren over) de ontwikkeling van regulering.
In het licht van de empirische benadering zijn kwalitatieve semigestructureerde interviews
afgenomen met gemeentemedewerkers en bedrijfsmedewerkers.2 De geïnterviewden zijn (deels) actief op
het terrein van mobiliteit in de gemeente Amsterdam. De keuze voor deze sector ligt voor de hand, omdat
mobiliteit bij uitstek tn de openbare ruimte plaatsvindt. Daarnaast gaf de gemeente vanwege haar
verantwoordelijkheid voor de inrchtng en het beheer van de openbare ruimte en de dynamiek tn deze
22 Monitoring in de openbare ruimte (20 jum 2019), onderzoeksrapport Price Waterhouse Coopers tn opdracht van de
Commissie Persoonsgegevens Amsterdam.
3 Deze workshop vond plaats op 13 april 2022 bij het Instituut voor Informatierecht. Hiervoor werden juridische experts
uit wetenschap en praktijk uitgenodigd van de gemeenten Amsterdam en Eindhoven, het ministerie van Justitie en
Veiligheid, de AP en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG).
A Recentelijk deden Marsic & Bego (2022, Nesta-rapoprt) hier onderzoek naar, maar dat onderzoek 1s niet gebaseerd op
juridische onderzoeksmethoden.
25 G. Nest, Defining and assessing the transformational nature o smart city governance: insights from four European
cases’, (2020) International Review of Administrative Sciences 30; A. Voorwinden, Regulating the Smart city in European
municipalities: a case study of Amsterdam’ (2022) European Public Law p. 155 ev.
2% Zie de Bijlage bij dit rapport.
5
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
sector de voorkeur aan een focus op deze sector. Voor semigestructureerde interviews ts gekozen zodat
ruimte bestond voor de geïnterviewden om inzichten en knelpunten vanutt hun eigen ervaringen naar voren
te brengen. De interviews zijn gecombineerd met wetgeving en bevindingen uit de literatuur, om te
begrijpen hoe gemeente- en bedrijfsmedewerkers situaties waarin B2G-gegevensuitwisseling wordt
onderzocht of uitgevoerd waarderen en waar zij eventuele (juridische) knelpunten en/of kansen voor B2G-
gegevensdeling zien. Zowel de gemeentemedewerkers als de bedrijfsmedewerkers werden elk vanutt hun
eigen rol en taak bevraagd over een of beide deelvragen en over de geldende juridische randvoorwaarden?
Dit onderzoek geeft een momentopname weer van de juridische mogelijkheden en beperkingen met
betrekking tot het delen van private sensorgegevens tn B2G-verhoudingen. We verschaffen met de
interviews inzicht in een gebied waar de kennis over de toepassing van het bestaande juridisch kader op dit
moment nog beperkt is. De keuze voor een specifieke sector hangt samen met het inventariserend karakter
van het onderzoek, al tekenen wij hierbij aan dat de problematiek die tn dit onderzoek centraal staat, ook
kan spelen tn andere sectoren. De mobiliteitssector fungeert in dit onderzoek als voorbeeld en als vehikel
om het algemene juridisch kader bij B2G-gegevensdeling nader te illustreren. Aangezien de geïnterviewden
mede zijn geselecteerd door de opdrachtgever ts een selectiebias aanwezig. Desalniettemin beschouwen we
de bevindingen van deze interviews als actueel, relevant en indicatief voor de uitdagingen waarmee de
gemeente bij B2G-gegevensdeling te maken zal krijgen.
Het onderzoek werd afgesloten op 30 december 2022.
1.5 Termen
In dit onderzoek gebruiken we een aantal termen die we hier toelichten en die verderop in het rapport waar
nodig nader worden uitgediept.
1.5.1 Openbare ruimte
Het op juiste wijze duiden van een ‘ruimte’ of plaats’ 1s van belang, omdat de duiding gevolgen heeft voor
de gemeentelijke bevoegdheden de betreffende plaatsen te reguleren. Bij de duiding van een openbare
ruimte of plaats wordt uitgegaan van de feitelijke omstandigheden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor
de inrichting en het beheer van openbare plaatsen?® Dit komt onder meer tot uitdrukking in de
Gemeentewet,” in sectorale wetgeving® en in de rechtspraak! De definttie van openbare plaats volgens
de Wet openbare manifestaties (Wom) luidt: een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat
voor het publiek.
7 De ervaringen die uit de interviews naar voren kwamen, zijn op basis van anonimiteit verwerkt in het juridisch kader en
in de aanbevelingen. De onderliggende, uitgewerkte interviews worden in geanonimiseerde vorm bewaard binnen de
Universiteit van Amsterdam.
28 ‘Plaats’ wordt ruim geïnterpreteerd en omvat ook buitenruimten, gebouwen, bijbehorende erven, afzonderlijke ruimten
in gebouwen: zie A.E. van Rooij, Orde in het semi-publieke domein: particntiere en publiek-private orderegnlering in juridisch perspectief
(diss. Amsterdam VU), Den Haag: Boom juridisch 2017, p. 55.
29 Zie bijvoorbeeld artt. 151c (gemeente kan camera’s inzetten tn openbare ruimte en bij verordening aan te wijzen plaatsen
die voor eenieder toegankelijk zijn); 154b lid 1 (boetes voor overlast in de openbare ruimte); 160 lid 1 (algemene
bevoegdheden van het college); 172 (bevoegdheden burgemeester); 174 lid 1 (De burgemeester 1s belast met het toezicht
op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij
behorende erven) Gemeentewet.
30 Zie bijvoorbeeld de Wegenwet 1930, de Woningwet 1991 en art. 6:174 lid 1, 2 en 6 BW, die de gemeente Amsterdam
aanwijzen als verantwoordelijke voor de gemeentelijke bruggen op haar grondgebied (Beheer en onderhoud bruggen,
Rapport Rekenkamer Amsterdam (oktober 2015), p. 9).
31 Bijv. Gerechtshof 's-Hertogenbosch 28 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1534, r.0. 5.3.5.
2 Hierbij valt te denken aan wegen en pleinen die voor eenieder vrij toegankelijk zijn en aan plaatsen die een met de weg
vergelijkbare functie vervullen zoals “openbare plantsoenen, speelweiden, parken, en de voor eenieder vrij toegankelijke
gedeelten van overdekte passages, winkelgalerijen, stationshallen en van vliegvelden”, zie Kamerstukken II 1985/86, 19427,
nr. 3, 15-16. Deze definrtie sluit ook aan bij de definstie in art. 1 sub j Wet basisregistratie adressen en gebouwen.
6
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Naast openbare plaatsen wordt in de Gemeentewet gewezen op voor het publiek toegankelijke plaatsen.
Dit zijn ruimten of gebouwen met een bepaalde bestemming of functie waarvan de toegang openstaat voor
eenieder die er conform de bestemming (of functie) gebruik van wil maken.” De beheerder van een voor
het publiek toegankelijke plaats kan voorwaarden aan de toegang of het gebruik van de plaats verbinden,
zoals het geval is bij voetbalstadions, musea, winkels, ziekenhuizen, bibliotheken en trein- en
metrostations.” Het beheer van de voor het publiek toegankelijke plaats kan tn handen zijn van een publieke
actor (zoals bij een untverstteitsgebouw of het stadhuis) of een prtvate partij (zoals bij horeca, winkels of
voetbalstadions)25 In eerste instantie is de beheerder van de voor het publiek toegankelijke plaats
verantwoordelijk voor de handhaving van de orde. Daarmee ts de burgemeester niet verantwoordelijk voor
de handhaving van de openbare orde, maar is hij wel belast met het toezicht op die plaats. Wordt de
openbare orde op een dergelijke plaats verstoord, dan kan de burgemeester aldus bevelen geven met het
oog op bijvoorbeeld het borgen van de fysieke veiligheid en/of de verkeersveiligheid en gezondheid van
bezoekers.” Een bijzondere wet kan op de toezichthoudende bevoegdheid van de burgemeester echter een
uitzonderingen maken, zoals met betrekking tot de aanpak van overlast in het openbaar vervoer, waar het
toezicht op en handhaving van de openbare orde ís neergelegd bij de vervoerder.
De duiding van openbare plaatsen ís overigens niet statisch. Soms kunnen feitelijk omstandigheden
wijzigen, waardoor een plaats van karakter kan veranderen, zoals gebeurde bij de plaatsing van
toegangspoortjes bij trein- en metrostations tn 2015. Vanwege deze “feitelijke beletselen’ in de openbare
ruimte vallen delen van trein- en metrostations nu binnen de categorie “voor het publiek toegankelijke
plaatsen”
De plaats als openbare ruimte of als een voor het publiek toegankelijke plaats kunnen in de praktijk
niet altijd geheel los van elkaar worden gezien; soms vertonen deze plaatsen een logische verbondenheid.
Gegevensverwerkingen met private sensoren in voor het publiek toegankelijke ruimte kunnen relevant zijn
voor het gemeentelijk beheer en inrichting van de openbare ruimte. Kennis over aantallen voetbalfans en
de wijze waarop zij een stadion gaan verlaten (een voor het publiek toegankelijk plaats, die wordt beheerd
door een private partij), kan van grote betekenis zijn voor de inzet van gemeentelijke bevoegdheden tn de
openbare ruimte rondom het stadion. Kennis van reizigersaantallen op de perrons van ProRail — een voor
het publiek toegankelijke ruimte — kunnen de gemeente informeren over aantallen die reizigers zich even
later zullen bevinden in de openbare ruimte — het domein van de gemeente.” In dit rapport bespreken wij
in beginsel de verwerking van sensorgegevens van private partijen tn de openbare ruimte; tn voorkomende
gevallen zullen we vraagstukken rondom de verbondendheid van de twee typen plaatsen signaleren.
Van openbare plaatsen en voor het publiek toegankelijke plaatsen zijn tot slot besloten plaatsen te
onderscheiden. Hier staan toegang en gebruik alleen open voor rechthebbenden en specifieke personen die
toestemming hebben gekregen van rechthebbenden. Deze plaatsen zijn in het algemeen onder te verdelen
3 In de zin van art. 174 lid 1 Gemeentewet, Kamerstuleken II 2000/01, 27732, nr. 3, p. 4-5.
34 Rechtbank Amsterdam 4 september 2014, ECLENL:RBAMS:2014:5688, r.o. 4.2.
35 In die gevallen wordt toegang verkregen tegen betaling, vanaf een bepaalde leeftijd, het tonen van en 1dentteitsbewijs of
toegangspas, of worden beperkte openingstijden of doelgebonden gebruik van de plaats door de beheerder opgelegd, zie
W. Bantema, De locale Facebookpagina als café. Een discussie over het bestaan van publieke plaatsen op het internet en
de regulering daarvan’, (2020) Bestuurswetenschappen 1742) p. 94.
36 Art. 174 (1) Gemeentewet
9 Zo wilde Greenpeace demonstreren in een voor het publiek toegankelijke plaats op Schiphol, hetgeen om
veiligheidsredenen werd verboden door de burgemeester van Schiphol (onterecht, zo bleek later, zie Rechtbank Noord-
Holland, ECLENL:RBNHO:2022:3696).
38 Zie Wp en Kamerstukken 1 2009/10, 31467, C, 14.
39 Kamerstulken II 2014/15, 28642, nr. 65, p. 2-3; Van Rooij 2017, p. 179, 190.
40 Perrons en trein- en metrostations werden in interviews met gemeentemedewerkers ook wel ‘de toegangspoorten tot de
stad en de openbare ruimte’ genoemd. De perrons in de treinstattons worden beheerd door ProRail, een private
rechtspersoon, al is op dit moment wetgeving aanhangig waarin wordt voorgesteld ProRail de status van zelfstanding
bestuursorgaan toe te kennen, waarmee het een bestuursorgaan wordt (zie Wijziging van de Spoorwegwet en enige andere
wetten in verband met de omvorming van ProRail van een besloten vennootschap tot een publiekrechtelijk zelfstandig,
bestuursorgaan, Wet publiekrechtelijke omvorming ProRail, Kamerstukken IL, 35 396, nrs 2 en 3).
7
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
in woningen en overige niet voor het publiek toegankelijke plaatsen,“ zoals scholen of kantoren? Een
prtvate sensor tn een reclamescherm tn een kantoorpand bevindt zich dus niet tn de openbare ruimte of tn
een voor het publiek toegankelijke ruimte.
1.5.2 Gedigitaliseerde openbare ruimte
Bij de duiding van de openbare plaats is de wetgever uitgegaan van de fysieke openbare ruimte. Wet- en
regelgeving garanderen bepaalde vrijheden en beperken bepaalde soorten actwiteiten tn die fysieke
openbare ruimte. Tegelijkertijd zien we dat de term ‘digitale openbare ruimte’ in beleidsrapporten opduikt.
Deze wordt daarin veelal opgevat als een fysieke plaats waarin digitale infrastructuren en technologieën
(zoals sensoren, apps of glasvezelkabels) menselijk gedrag in die fysieke openbare ruimte waarnemen of
beïnvloeden en waarin dat gedrag voortdurend worden teruggekoppeld naar digitale infrastructuren”
In dit rapport gaan we uit van de aanname dat er niet zoiets als een met de fysieke openbare ruimte
vergelijkbare digitale openbare ruimte bestaat, maar we aanvaarden wel dat fysieke openbare plaatsen een
digitale component kunnen hebben De term ‘digitale openbare ruimte’ ts immers niet wettelijk
gedefinieerd. Onduidelijk is bijvoorbeeld of een dergelijke ruimte anders ts dan de enkele fysieke ruimte,
wat de fysieke begrenzingen van een digitale openbare ruimte zouden moeten zijn en of aan het digitale
aspect specifieke juridische gevolgen zouden moeten worden verbonden Tegelijkertijd zien we dat in
fysieke ruimten steeds vaker digitale middelen worden gebruikt die kunnen raken aan de rechten, belangen
en bevoegdheden van eenteder die zich op die plaats bevindt.“ Omdat we deze realiteit onderkennen, maar
niet erkennen dat een met de juridische fysieke openbare ruimte vergelijkbare ‘digitale openbare ruimte”
bestaat, gebruiken we in dit rapport zo nodig de term gedigitaliseerde openbare ruimte. Met deze term bedoelen
wij een fysieke ruimte waarin zich digitale componenten kunnen bevinden.
1.5.3 Sensoren
Sensoren maken veelal deel uit van het Internet of Things (hierna: loT) — het verschijnsel waarbij gewone’
objecten en apparaten, niet zijnde tradittonele computers, worden aangesloten op het internet.” Een sensor
detecteert fysieke prikkels zoals beweging, hitte, geluid, druk of de nabijheid van personen, die worden
omgezet naar machineleesbare — en voor mensen interpreteerbare — informatie.“ De gemeente Amsterdam
definieert in haar recent ingevoerde meldingsplicht voor sensoren een sensor als “een kunstmatig zintuig
dat wordt ingezet of kan worden ingezet om waarnemingen te doen en deze digitaal te verwerken of laten
“1 Bantema 2020, p. 94.
42 Conclusie Procureur-Generaal 7 november 2017, ECLENL:PHR:2017:1407, r.0. 418-419.
“3 Kool et al. stellen dat “Steeds meer onderdelen uit de fysieke wereld krijgen een virtuele representatie. Daardoor ontstaat
op steeds meer plekken een continue terugkoppeling tussen de fysieke en virtuele wereld, waarmee producten of diensten
direct worden aangepast op basis van analyse van digitale gegevens”, L. Kool, J. Timmer, L. Royakkers, R. Van Est.
Opwaarderen. Borgen van publieke belangen in de digitale samenleving. Den Haag, Rathenau Instituut 2017, p. 8; zie ook VNG,
Principes voor de digitale samenleving. Deel 1 De digitale openbare ruimte (2020) p. 7; Digitale Infrastructuur Amsterdam
(DI020), zie https://openresearch.amsterdam/nl/page/34950/digitale-infrastructuur-amsterdam.di020, bezocht op 23
december 2022; Code Future Internet Lab, Digtisation of the physical public space (Waag Society 15 mei 2021).
“4 Zo ook S. van der Waal et al, European Digital Spaces. Waag Technology & Soaety 2020
https://culturalfoundation.eu/wp-content/uploads/2021/05/Waag-Report-on-European-Digital-Public-Spaces.pdf,
bezocht op 27 juni 2022.
45 Voor onderzoek naar de fysieke en de digitale componenten tn de openbare ruimte en de verhouding tussen beide
typeringen in het kader van strafvorderlijke taken van de gemeente, zie bijvoorbeeld onder meer G. Ritsema van Eck,
Privacy and participation in public data protection issues of crowdsonrced surveillance’ (duss. RUG 2021).
46 Dit slut aan bij de VNG Principes voor de digitale samenleving, 2020, p. 7.
47 Gartner IT Glossary, https:/ /www.gartner.com/it-glossary/Internet-of-Things.
48 International Telecommunication Unton, pp. 20 — 27.
8
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
verwerken”. Sensoren verzamelen informatie en zijn veelal gericht op personen en/of zaken en verwerken
daarover gegevens.”
Voorbeelden van sensoren die zich tn de openbare ruimte (kunnen) bevinden zijn mobtele telefoons
(als primatre digitale infrastructuur voor private partijen waarop zij in toenemende mate leunen om
informatie tn en over de openbare ruimte te verzamelen); wifti-stgnaalmeters (passantentellingen en
loopstromen); optische sensoren, al dan niet met gezichtsherkenningstechnologie (camera’s); sensoren tn
digitale reclameborden (camera’s, bewegingssensoren, warmtesensoren, glasbreuksensoren); in het wegdek
aangebrachte sensoren (voor het meten van verkeersstromen, gladheid, gewicht en snelheden van
passerende voertuigen); sensoren die geluid, trillingen en meteorologische indicatoren meten; sensoren die
luchtkwalttett meten; en sensoren die het tn- en uitchecken van reizigers in het openbaar vervoer registreren.
Sensoren kunnen vast verbonden zijn aan of tn een object, zoals het geval 1s bij camera’s in digitale
reclameschermen en winkelpanden, bij tn- en uitcheckpunten van de NS of camera’s op metroperrons.
Sensoren kunnen ook dynamisch oftewel mobiel zijn. Binnen het spectrum van mobiele sensoren kan een
onderscheid worden gemaakt tussen (1) (bewegende) sensoren die (mede) tot doel hebben informatie te
verzamelen in en over de openbare ruimte (zoals bij drones het geval 15)! en (11) sensoren die met behulp
van apps op mobtele telefoons van gebruikers informatie verzamelen met een directe link en doel naar de
openbare ruimte. Dit ís bijvoorbeeld het geval bij Uber, Google Maps of sommige deelscooters (Felyx,
Check), die via de mobiele telefoon van de gebruiker informatie verzamelen over de gebruiker en de
openbare ruimte waarin de gebruiker zich bevindt. Daarnaast kunnen nog sensoren worden onderscheiden
die met behulp van apps op mobiele telefoons informatie verzamelen over de gebruiker, zonder dat daarmee
wordt beoogd informatie in of over de openbare ruimte te verzamelen (bijvoorbeeld Atrbnb, Booking.com
en wasmachines of koelkasten met ingebouwde lo T-toepassingen). Gelet op het ontbreken van de link met
de openbare ruimte heeft deze laatste categorie niet onze primaire belangstelling. Voor mobiele sensoren
geldt dat de regels die binnen de specifieke ruimte waar de sensor zich beweegt, van toepassing zijn.
Wanneer de sensor van de openbare ruimte naar een voor het publiek toegankelijke plaats of een besloten
ruimte wordt verplaatst (of omgekeerd) zullen bij het verzamelen van gegevens in de betreffende ruimte
mogelijk andere regels gelden met betrekking tot de rechten, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
rondom die gegevens dan in de openbare ruimte.
In dtt onderzoek staan sensoren met een vast en een mobtel karakter van private partijen centraal,
waarbij de private gegevensverzameling een directe link heeft met de openbare ruimte.
49 Zie Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008
in verband met het invoeren van een meldingsplicht voor sensoren (Verordening meldingsplicht sensoren), Gemeenteblad
2021, 368183 (gepubliceerd op 20 oktober 2021, inwerking getreden op 1 december 2021).
50 Principes voor de digitale samenleving. Deel 1. De digitale openbare ruimte, VNG 2019, p. 12. Voorbeelden van mobiele sensoren
zijn sensoren die aan auto’s zijn bevestigd, zoals de gemeentelijke scanauto’s die controleren of parkeergelden zijn betaald;
voorbeelden van vaste sensoren zijn camera’s of geluidssensoren die op of aan gebouwen of constructies (bruggen) zijn
bevestigd.
51 Zo laat Apple laat de openbare ruimte scannen voor bepaalde doeleinden; de sensoren bevinden zich in dit geval in
rugtassen van medewerkers die zich door de openbare ruimte bewegen. Zie https://maps.apple.com/imagecollection/.
9
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
2 De gemeente als kaderstellende partij in de openbare ruimte
In dit hoofdstuk bespreken we enkele tn het oog springende ontwikkelingen die van invloed zijn op het
gemeentelijk handelingsperspectief met betrekking tot het beheer en de inrichting van de (gedigitaliseerde)
openbare ruimte. We bespreken dit handelingsperspectief tegen de achtergrond van de verwerking van
sensorgegevens door prtvate partijen in de openbare ruimte. Daarnaast brengen we discussies in kaart over
de rol van de gemeente als kaderstellende partij in de gedigitaliseerde openbare ruimte tn relatie tot private
actoren en in haar regulerende rol tn verhouding tot de nationale wetgever en de EU-wetgever. Tot slot
geven we een typologie van relaties waarbinnen de gemeente te maken kan krijgen met de verwerking van
sensorgegevens door private partijen.
2.1 De rol van de gemeente in de gedigitaliseerde openbare ruimte
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van openbare ruimten. Om passend
beleid en regulering te ontwikkelen, heeft de gemeente informatie nodig over de openbare ruimte (en soms,
zoals we zagen tn $1.5.1, over aangrenzende ruimten). Met betrekking tot toegang tot en opslag van
informatie over de openbare ruimte bestaan intoenemende mate verschillen tussen de gemeente en private
partijen, waarbij met name grote (globaal opererende) private partijen een veel betere informatiepositie
hebben weten op te bouwen dan de gemeente. Dit heeft geleid tot vragen over hoe gemeenten hun publieke
taken in de openbare ruimte kunnen blijven vervullen, en meer tn het algemeen, over wie de openbare
ruimte nu eigenlijk beheert.
21.1 Politiekeconomische context
Allereerst zijn er diverse polittek-economische redenen de regierol van de gemeente in de openbare ruimte
in het algemeen minder sterk lijkt te zijn geworden in vergelijking met de groeiende rol van private parten
als het gaat om toegang tot gegevens in de openbare ruimte. Gemeenten hebben in de afgelopen decennia
over het algemeen een meer reactieve rol gespeeld bij het vormgeven van het beheer van gegevens en de
digitale infrastructuren waarlangs gegevens worden verzameld, geanalyseerd, geaggregeerd en
overgedragen.” Dit is onder meer een gevolg van de privatisering van diverse publieke diensten,” die
traditoneel door de publieke sector werden vervuld.
De huidige, veelal op sensoren gebaseerde technologieën die worden ingezet in openbare ruimten
worden doorgaans ontworpen en ontwikkeld door bedrijven en tn mindere mate door gemeenten.
Daarmee definiëren en bepalen bedrijven vaak de praktische-, technische- en kennisvoorwaarden voor de
gegevensverwerking en het beheer met betrekking tot waarnemingen in de openbare ruimte, hetgeen hen
52]. van Dijck, T. Poell en M. Janssen, The Platform society - pnblic valnes in a connected world (Oxford University Press: 2018),
p. 15.
53 1. Susha, Á. Grönlund, en R. van Tulder, ‘Data driven social partnerships: Exploring an emergent trend in search of
research challenges and questions’, (2019) Government Information Quarterly 36, 112.
54 Met ‘diestale infrastructuren’ slurten wij aan bij de invulling die de VNG geeft aan dit begrip. Volgens de VNG omvat de
digitale infrastructuur die onderdelen die ter beschikking staan aan toepassingen van en voor burgers en publieke en private
organisaties, inclusief de netwerkvoorzieningen, gegevensverzamelende apparaten en platformen voor toepassingen (VNG
Realisatie, Principes voor de digitale samenleving. Deel 1 de Digitale openbare ruimte (oktober 2019), p. 2.
55 J. Cobbe e.a ‘Centring the law in the digital state’ (2020) Computer 48.
56 In de gevallen waarin gemeenten zelf innoveren op dit soort technieken is dat vaak een reactie op technologieën
ontworpen door bedmjven. De gemeente Amsterdam (en een aantal andere Europese steden) was eerder actief in het
DECODE project dat beoogde burgers meer zeggenschap te geven over hun gegevens, zie https:/ /decodeproject.eu,
bezocht op 22 maart 2022. Zie ook C. Nevejan, City science for urban challenges, Pilot assessment and future potential of
the City science Initiative 2019-2020, 46 https://ec.europa.eu/jrc/communities/en/commumty/city-science-
initiattve/ document/city-science-urban-challenges-pilot-assessment-and-future bezocht op 9 augustus 2022.
10
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
feitelijke beslismacht geeft over welke gegevens worden vastgelegd, opgeslagen, geduid, geaggregeerd,
overgedragen en gebruikt’ Het fett dat de gemeente soms een kant en klaar systeem van een private partij
aankoopt en inzet in de openbare ruimte, doet daar niet aan af; deze systemen zijn doorgaans al ingericht
volgens de door het bedrijf bepaalde voorwaarden® Van gemeenten wordt tegelijkertijd verwacht dat zij
ervoor zorgen dat ook de gedigitaliseerde openbare ruimte veilig en leefbaar blijft en dat zij de regie nemen
over zorgvuldige gegevensverwerkingen tn de openbare ruimte.”
Daarnaast heeft de structurele en grootschalige verzameling van gegevens, waaronder ook
sensorgegevens, door private partijen gevolgen voor het machtsevenwicht tussen de gemeente en ptivate
partijen. Private partijen zijn zoals gezegd vaak beter dan de gemeente geïnformeerd over wat zich in de
openbare ruimte afspeelt. Via netwerken, gegevensstromen en infrastructuren waarover zij veelal exclusief
controle uitoefenen, hebben zij toegang tot zeer granulatre informatie over menselijk gedrag in de openbare
ruimte. De gemeente heeft die informatie vaak niet, althans niet tn die omvang en op dat detatlniveau. De
voorsprong van private partijen bij de toegang tot informatie beïnvloedt dan ook het handelingsperspectief
van de gemeente; met hun sterkere informatieposttie zijn private partijen — vaker en sneller dan de gemeente
— in staat te bepalen op welke manter mobiliteit vorm krijgt en/of verkeer zich beweegt maar en tn de stad
(Google Maps) of op welke manter een wijk wordt bewoond (AtrBnB).6
Verder zijn private partijen vanwege hun sterke informatiepostie beter tn staat eenzijdig
voorwaarden te stellen aan de toegang van de gemeente tot (informatie over) gegevens die zij in hun bezit
hebben.é! Indien en voor zover bedrijven al gegevens delen, beschikken gemeenten lang niet altijd over de
middelen (kennis, expertise, opslagcapaciteit, ervaring met het uitvoeren van analyses) om de ontvangen
gegevens te verwerken en te gebruiken, waarvoor ze eveneens afhankelijk zijn (en blijven) van private
actoren.®
B2G-gegevensdeling kan overigens ook gunstig uitpakken voor private partijen. Meewerken aan
B2G-gegevensdeling kan bijdragen aan de kennisopbouw binnen een bedrijf over de tnformatiebehoeften
van de gemeente, en daarnaast bijdragen aan het verwerven van zichtbaarheid en een goede reputatie bij de
gemeente. Zoals gezegd geeft het bezit van gegevens private partijen exclusieve zeggenschap over wie
toegang heeft tot die gegevens en over hoe de gegevens worden verwerkt, verrijkt, en/of gedeeld met
derden. Andere partijen, waaronder de gemeente, hebben echter geen zicht op welke keuzes ten aanzien
van de toegang of van deze gegevens en de verwerkingen ervan een private partij precies maakt. Private
partijen kunnen aldus (deels) zelf beslissen welke gegevens in het kader van B2G-gegevensdeling wel en
niet met de gemeente worden gedeeld. Het ts voor de gemeente, die geen toegang heeft tot de
gegevensopslag en het interne beheer ervan door de private partij, tmmers niet goed mogelijk om na te gaan
of de private partij de voor de gemeente meest accurate gegevens deelt. Private partijen kunnen op deze
wijze praktisch bepalen welke informatie de gemeente kan benutten voor de verwezenlijking van haar
publieke taken.
57 |. Meralle. Inclusive smart cities: beyond voluntary corporate data sharing (2021) Sustainability 8135, p. 1.
y' Fy COTP 8 Dy Pp
58 Mogelijk liet dit anders indien de gemeente een nog te bouwen systeem aankoopt en het bedrijf specifiek instrueert hoe
een sensor dient te worden ontworpen en hoe deze moet functioneren. Een DPIA kan de gemeente meer zekerheid geven
over de mate waarin het aan te kopen systeem de specifieke waarden herbergt die de gemeente 1n het systeem wil terugzien.
59 Zie o.a. VNG-ledenbrief 1 november 2019, p. 4 “Inwoners verwachten van de overheid dat zij zelf zorgvuldig en veilig
omgaat met data verzamelen en gebruik, maar ook dat zij ervoor zorgt dat anderen dit doen en
daar afspraken over maakt en ‘verkeersregels’ voor hanteert” Zie ook de VNG Principes voor de digitale samenleving, p. 7.
60 De Europese Commissie heeft recentelijk een voorstel voor een Verordening uitgebracht betreffende het verzamelen en
delen van gegevens met betrekking tot kortetermijnverhuur van accommodatie en tot wijziging van Verordening (EU)
2018/1724, COM(2022) 571 final van 7 november 2022. Hiermee stelt de Commissie voor een specifieke B2G-
gegevensdelingscontext te reguleren (kortetermijnverhuur) met het oog op buitensporige toeristenstromen en een gebrek
aan betaalbare langetermijnhuisvesting.
61 'T. Scassa. Sharing data 1n the platform economy: a public-interest argument for access to platform data’ (2017) UBC Law
Review 50(4) pp. 1017 — 1071.
2 Z. Allam, Cpies and the Digital Revolution: Aligning Technology and Humanity (Palgrave Macmillan: London, UK, 2020).
11
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
In het verlengde hiervan kan vervolgens de vraag rijzen of een bepaalde B2G-gegevensdeling dan
steeds in het belang van de burger is en of deze deling optimaal is voor de vormgeving en uitvoering van
de gemeentelijke publieke taak, en of met de betreffende gegevensdeling niet ook of wellicht vooral een
(commerciële) agenda van een private partij wordt gediend.
Tot slot merken wij op dat waar B2G-gegevensdeling aan de orde is, in veel gevallen de aandacht
met name zal uitgaan naar de economische en commerciële rechten en belangen van bedrijven“ en de
noden en bevoegdheden van de gemeente. Bij het zoeken naar de juiste balans tussen die rechten, belangen
en bevoegdheden rijst echter ook de vraag welke plaats de rechten en belangen van burgers krijgen in de
B2G-gegevensdeling.
2.1.2 Huidige gemeentelijke praktijk met B2G-gegevensdeling
Gemeenten willen in het algemeen meer ‘datagedreven’ beslissingen kunnen nemen ter onderbouwing en
vervulling van hun publieke taken in de openbare ruimte, zoals steden groener en schoner maken, efficiënter
gebruik van openbaar vervoer stmuleren en een eerlijker verdeling van sociale woningen bereiken. In een
snel digitaliserende samenleving is empirisch onderbouwde gemeentelijke beleidsvorming in toenemende
mate mede afhankelijk van toegang tot en het gebruik van gegevens, met name gegevens die worden
verzameld en bewaard door bedrijven.$ Thans wordt de gemeentelijke toegang tot gegevens in bezit van
prtvate partijen veelal vastgelegd 1n ad hoc publiek-private samenwerkingen. Zo kan gemeentelijke toegang
tot gegevens tn het bezit van private partijen soms een voorwaarde zijn voor deelname aan een
aanbestedingsprocedure.£ In andere gevallen kan de gemeente toegang verkrijgen door bestanden van
prtvate partijen aan te kopen.
Buiten dergelijke publiek-private overeenkomsten heeft de praktijk uitgewezen dat gemeentelijke
toegang tot private sensorgegevens die in de openbare ruimte zijn verzameld (vita bijvoorbeeld wift-tracking
of camera’s) vaak verschillende juridische en praktische uitdagingen met zich meebrengt.” Gemeenten
worden regelmatig geconfronteerd met belemmeringen bij de toegang tot private sensorgegevens. Soms
gaat het om wereldwijd opererende bedrijven, die weinig bereid zijn (informatie verkregen uit)
sensorgegevens te delen, al laat de mobilitettssector in de praktijk zien dat lokale partijen ook niet altijd
geneigd zijn gegevens met de gemeente te delen.& Deze bedrijven beroepen zich bij het delen van gegevens
met gemeenten veelal op juridische en economische bezwaren. Wat betreft de juridische bezwaren worden
onder meer de bescherming van persoonsgegevens (van reizigers of passanten) en handelsgehetmen of
intellectuele eigendomsrechten (van het bedrijf) opgevoerd.” Deze bezwaren liggen regelmatig aan de basis
van afwijzingen van verzoeken tot het delen van informatie met de gemeente. Wat betreft de meer
economisch georiënteerde voorwaarden om de gemeente tot B2G-gegevensdeling te komen, komt het
regelmatig voor dat bedrijven hoge prijzen vragen voor het beschikbaar maken van gegevensbestanden,
zeker als die bestanden mogelijk met derden buiten de gemeente zullen worden gedeeld. Gegevens, met
name wanneer het grote hoeveelheden of gecombineerde gegevensbestanden betreft, zijn doorgaans van
(grote) financiële, commerciële en economische waarde. Aan het prepareren en aggregeren van de door de
gemeente gewenste gegevensbestanden kunnen ook (hoge) kosten verbonden zijn.
& M. Michel, Public bodies’ access to private sector data: The perspectives of twelve European local
administrations’,(2022) First Monday 27(2).
64 _M. Michel, Public bodies’ access to private sector data: The perspectives of twelve European local
administrations’,(2022) First Monday 27(2).
65 Van Dijck e.a. (2018), p. 15.
66 D. van Barneveld, C. Corver en A. Yeh, Sensoren en de rol van gemeenten, VNG Realisatie Whitepaper (maart 2018).
9 Dit werd bevestigd in interviews met gemeentemedewerkers.
68 Uit interviews met een gemeentemedewerker bleek dat lokaal opererende bedtjven terughoudend kunnen zijn met het
delen van gegevens over bijvoorbeeld de aanwezigheid van aantallen personen in een specifieke openbare ruimte of in een
voor het publiek toegankelijke plaats.
69 Dit werd door verschillende medewerkers van de gemeente bevestigd.
12
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Deze bezwaren tegen B2G-gegevensdeling kunnen de gemeentelijke toegang tot gegevens van
prtvate partijen beperken, en daarmee aan een beter geïnformeerde beleidsvorming en prioritering van
gemeentelijk beleid in de weg staan. In hoofdstuk 3 van dit onderzoek gaan we nader in op de houdbaarheid
van de hierboven besproken juridische argumenten.
2.1.3 Onzichtbaar voor burgers
Problematisch vanuit fundamenteelrechtelijk perspectief 1s dat informatie over de precieze plaatsing en
werking van prtvate sensoren in openbare ruimten vaak ontbreekt”? Daardoor zijn het doel van de private
gegevensverwerking, het type gegevens dat wordt verzameld en de organisaties met wie deze gegevens
mogelijk worden gedeeld, vaak onbekend voor de betrokken personen. Daarentegen dienen
bestuursorganen die sensoren in de openbare ruimte bevestigen verantwoording af te leggen over deze
aspecten. Zo wordt democratisch en rechtsstatelijk geborgd dat bekend 1s welk doel een sensor op een
specifieke plaats vervult en op welke wijze de naleving van fundamentele rechten wordt gegarandeerd, en
eventuele beperkingen op deze rechten worden gerechtvaardigd en geadresseerd. Deze
verantwoordingsprocessen spelen niet ‘van nature’ bij private partijen.Zij hebben, anders dan de overheid,
geen geweldsmonopolie. Private partijen hebben informatierechten en mogen gegevens verwerken, tenzij
een bepaalde gegevensverwerking bij wet wordt genormeerd of verboden. De EU-wetgever heeft onder
meer met de AVG en de ePrtvacyrichtlijn getracht de omgang met (persoons)gegevens door private partijen
aan banden te leggen. Hier wordt in hoofdstuk 3 nader op ingegaan.
Daarnaast ts het bereik van een sensor niet altijd bekend. Een sensor kan bijvoorbeeld bevestigd
zijn aan een object tn een voor het publiek toegankelijke plaats die wordt beheerd door de private partij,
terwijl de sensor (ook) waarnemingen doet in de openbare ruimte, waar zoals hiervoor uitgelegd, de regels
met betrekking tot de gemeentelijke inrichting en het beheer van die openbare ruimte gelden (en niet die
van de private partij). Voor zover de aanwezigheid en de werking van een private sensor bekend zijn, zijn
er vaak geen realistische alternatieven in de vorm van andere openbare ruimten zonder sensoren. De
aanwezigheid van sensoren, of deze nu gekend worden of niet, kan daarmee worden ervaren als een
voortdurende en onontkoombare private ‘momtoring’ van de openbare ruimte.
Wanneer de gemeente (grootschalig) gebruik gaat maken van gegevens die werden verkregen via
B2G-gegevensdeling kan dat, gelet op de onzichtbaarheid van sensoren, al gauw vragen oproepen over het
gebruik van private sensorgegevens over menselijk gedrag tn de openbare ruimte. Wanneer B2G-
gegevensdelingsafspraken voor burgers obscuur blijven, kan dat bijdragen aan gevoelens van achterdocht”!
Het belang van transparantie vanuit de gemeente over het gebruik van private sensorgegevens ten behoeve
van de onderbouwing van het gemeentelijk beleid kan daarmee niet worden overschat.
In de openbare ruimte in Amsterdam zijn op dit moment gemeentelijke en private sensoren actief;
volgens het overzicht van het sensorenregister van de gemeente Amsterdam gaat het op 20 december 2022
om tn totaal 1.889 sensoren. Van dit aantal zijn 38 sensoren van private partijen”? Volgens het register
verwerken van deze 38 private sensoren 1/ sensoren tevens persoonsgegevens. Alle 17 (optische) sensoren
die persoonsgegevens verwerken, werden aangemeld door Artus. Blijkens het overzicht worden deze
gegevens verwerkt op basis van het gerechtvaardigd belang (het veiligheidsbelang) van de
verwerkingsverantwoordelijke. Het overzicht van de verwerkingsverantwoordelijke van Arts vermeldt ook
een ptrivacyverklaring en de gegevens van een contactpersoon.
70 Nesta rapport 2022.
71 L. Van Zoonen, Privacy concerns tn smart cities (2016) Government Information Quarterly 33 (3) 472; European Data
Protection Board (EDPB) Guidelines 3/2019 on Processing of personal data through video devices (O—10 zult 2019).
72 Sensorenregister.amsterdam.nl. Het overzicht telt twee registratie van een stichting (Stichting NDSM werf) die
persoonsgegevens verwerkt voor het verkeersmanagement op de grachten door de gemeente Amsterdam (zie
https:/ /www.amsterdam.nl/privacy/specifieke/ privacyverklaring-parkeren-verkeer-bouw/verkeersmanagement-gracht-
privacy/). Hoewel de stichting van privaatrechtelijke aard is, is de verwerkingsgrondslag publiekrechtelijk (publieke taak).
13
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Voor wat betreft het type sensoren waren van de 1889 sensoren op 20 december 2022 1.235
optische sensoren, 106 druksensoren en 128 posttie- of verplaatsingssensoren actief in de stad. Het grootste
aantal sensoren doet waarnemingen met betrekking tot mobiliteit, waaronder de auto (1.162 sensoren),
scheepvaart (589 sensoren), milieu (40 sensoren), fiets (236 sensoren) en voetgangers (38 sensoren). Of en
op welke wijze mobiele sensoren, zoals de scanauto’s van de gemeente of de Apple-medewerkers met
scanapparatuur in een rugtas worden weergegeven ts (nog) niet af te leiden uit het register. Waarschijnlijk
zijn er meer dan de thans gemelde 38 private sensoren actief tn de openbare ruimte, maar zijn die (nog) niet
gemeld bij het sensorenregister (zie voor de uitwerking van het sensorenregister $3.2.2).
2.2 Gemeentelijke rollen bij sensoren in de openbare ruimte
Gemeenten verzamelen al langer sensorgegevens in en over de openbare ruimte, al dan miet in enige vorm
van samenwerking met private partijen. Als het gaat om wie betrokken is bij het verzamelen van
sensorgegevens en wat de onderlinge relaties zijn, kunnen, aansluitend bij een Whitepaper van de VNG,
over het algemeen vijf situaties worden onderscheiden.” Elke situatie brengt meer of minder mogelijkheden
met zich voor de gemeente om te sturen op de verzameling van sensorgegevens door private partijen:
1. De gemeente verzamelt zelfstandig gegevens met eigen sensoren geplaatst op, tn of aan gemeentelijke
objecten (en in sommige gevallen op of aan objecten van particulieren of private partijen).
2. De gemeente neemt een dienst af, waarbij zij een dienstverleningsovereenkomst afsluit met een
commerciële dienstverlener die sensoren plaatst in of op gemeentelijke objecten (en in sommige
gevallen op of aan objecten van private partijen).
3. De gemeente treedt op in een publiek-private samenwerking, waarbij zij een samenwerkingsverband
vormt met andere overheden, bedrijven en/of onderzoeksinstellingen. Het samenwerkingsverband
verzamelt zelfstandig sensorgegevens of verzamelt deze in samenwerking met een commerciële
dienstverlener.
4. Een private partij neemt met behulp van een dienstverleningsovereenkomst een dienst af bij een andere
prtvate partij. De dienstverlener plaatst sensoren op, tn of aan objecten van de opdrachtgever.
5. Een private partij verzamelt geheel zelfstandig sensorgegevens. Zij plaatst die op, in of aan haar eigen
objecten.
In de eerste situatie zijn geen private partijen betrokken, dus hieraan besteden we in het kader van dit
onderzoek beperkt aandacht. In de tweede en derde situatie heeft de gemeente doorgaans een
handelingsperspectief, omdat zij door middel van contracten een relatie aangaat met de private partijen. In
de vierde en vijfde situatie lijkt het sturend perspectief beperkt, omdat de gemeente geen partij ts. De
gemeente Amsterdam wenst echter ook te vernemen welke juridische mogelijkheden er zijn om in de vierde
en vijfde situatie fundamentele rechten (beter) te beschermen en om toegang te kunnen krijgen tot private
sensorgegevens die in de openbare ruimte werden verzameld.
73 Deze typologie 1s ontleend aan VNG, Sensoren en de rol van gemeenten, VNG Realisatie Whitepaper, p. 22 e.v.
14
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
3 Juridisch kader
In dit hoofdstuk wordt allereerst tn $ 3.1 een beknopt overzicht gegeven van wetgeving die de verzameling
van sensorgegevens door private partijen in de openbare ruimte normeert. Vervolgens geven we in $ 3.2
een overzicht van nattonale en Europese wetgeving die de ruimte bepaalt waarbinnen de gemeente de
fundamentele rechten tn de openbare ruimte (beter) kan borgen en die bepaalt welke ruimte bestaat voor
de gemeente om via B2G-gegevensdeling toegang krijgen tot (informatie verkregen uit) private
sensorgegevens.”* Tot slot geven we in $3.3 een overzicht van het bestuurlijk instrumentartum dat de
gemeente tot haar beschikking heeft met het oog op betere bescherming van de fundamentele rechten in
de openbare ruimte en met het oog op het via B2G-gegevensdeling verkrijgen van toegang tot (informatie
uit) private sensorgegevens.
3.1 Juridisch kader voor private partijen
Het juridisch kader voor private partijen die met behulp van sensoren gegevens over menselijk gedrag tn
de openbare ruimte verzamelen, wordt tn belangrijke mate gevormd door de AVG en door de Europese
Verordening betreffende het vrij verkeer van miet-persoonsgebonden gegevens. Deze worden
achtereenvolgens besproken.
3.1.1 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
Private partijen die met behulp van sensoren persoonsgegevens verzamelen in openbare ruimten en in voor
het publiek toegankelijke plaatsen worden genormeerd door de AVG. In de AVG wordt de private partij —
in de regel de bedrijfsleiding die beslist over het doel van de verwerking van de persoonsgegevens en over
de middelen die daartoe worden ingezet — aangeduid als de verwerkingsverantwoordelijke.”5 Niet-naleving
van de AVG door de verwerkingsverantwoordelijke kan niet alleen leiden tot schade voor betrokkenen en
(hoge) boetes van de AP. Niet-naleving heeft tn situaties waarin B2G-gegevensdeling aan de orde is, ook
gevolgen voor de latere verwerking door de gemeente. In dat geval kan de gemeente de private
sensorgegevens namelijk zelf niet rechtmatig verwerken. Gelet op de tweede deelvraag van dit onderzoek
— B2G-gegevensdeling — is het van belang na te gaan onder welke voorwaarden prtvate partijen met behulp
van sensoren in de openbare ruimte persoonsgegevens kunnen verwerken.
Indten private partijen gegevens met behulp van sensoren in de openbare ruimte verzamelen en deze
gegevens (direct of indirect) te herleiden zijn tot idenuficeerbare natuurlijke personen (betrokkenen”®),
worden deze gegevens aangemerkt als persoonsgegevens.” Voordat sensorgegevens die tevens
persoonsgegeven zijn kunnen worden verzameld en verwerkt, dient de private partij het specifieke doel
waarvoor de gegevens worden gebruikt vast te stellen. Persoonsgegevens mogen ingevolge de AVG alleen
worden verwerkt voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden.’* Het komt
soms voor dat eenzelfde private partij sensoren plaatst ten behoeve van een private (commerciële)
doelstelling, alsook dat deze sensoren plaatst ten behoeve van een publieke taak die aan deze partij ís
opgedragen. In deze gevallen ts het cruciaal dat de betreffende partij helder naar alle betrokkenen
communiceert wat de specifieke doelstelling van de voorgenomen verwerking van de persoonsgegevens 1s
en wat de grondslag van de betreffende verwerking ís. Voor zover deze situatie wenselijk ís zal de
betreffende private partij intern (beverligings- en autorisatie-) maatregelen moeten treffen om ervoor te
74 Daarmee richten we ons op het algemeen, horizontaal toepasselijke juridisch kader, en gaan we in beginsel miet tn op
bepalingen in sectorspecifieke wetgeving die ziet op de verwerking van gegevens.
75 Art. 4 lid 7 AVG.
76 Art. 4lid 1 AVG.
7 Art. 4lid 1 AVG.
78 Art. 5 lid 1 sub b AVG; zie ook Article 29 Data Protection Working Party (“WP29'), Opinion 03/2013 on purpose
mitatton (WP 203 van 2 april 2013).
15
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
zorgen dat de persoonsgegevens die voor de private doelstelling werden verzameld, niet worden verwerkt
voor de publiekrechtelijke doelstelling (of andersom). Daarnaast komt het voor dat een sensor voor meer
private doeleinden wordt ingezet:
Zo bleek bijvoorbeeld uit een interview dat een bedrijf met sensoren twee specifieke doelen nastreefde,
namelijk het onderzoeken van een betere beveiliging van degenen die verblijven in de voor het publiek
toegankelijke plaats (die onder het beheer van het bedrijf valt) en het verkrijgen van inzichten in de drukte,
zodat op basis daarvan aanvullende maatregelen kunnen worden getroffen, zoals het inzetten van extra
personeel bij een crowd contro/-operatie.
Ook hier schrijft de AVG voor dat de betrokkenen op juiste wijze worden ingelicht over de specifieke en
expliciete doelstelling van de voorgenomen verwerking. Daarnaast dient de verzameling en de verwerking
van persoonsgegevens door private verwerkingsverantwoordelijken steeds te berusten op een van de
rechtsgrondslagen uit de AVG” Zij mogen persoonsgegevens verwerken indien de betrokkene
toestemming heeft gegeven voor die verwerking.®® Deze toestemming moet altijd worden gegeven voordat
enige vorm van verwerking van persoonsgegevens kan plaatsvinden?! Bijzondere persoonsgegevens —
gegevens waaruit bijvoorbeeld iemands etnicttett, godsdienst, levensovertuiging, seksuele voorkeur, en/of
gezondheid blijkt — mogen tn beginsel niet worden verwerkt, tenzij de betrokkene uitdrukkelijke
toestemming heeft verleend. Toestemming kan te allen tijde ook weer worden ingetrokken.
Verwerkingsverantwoordelijken dienen het intrekken even eenvoudig te maken als het geven ervan.”
In interviews gaven de meeste bedrijfsmedewerkers aan dat hun bedrijf bij voorkeur geen persoonsgegevens
verwerkt en dat zij proberen het ontwerp van hun sensortechnologie daarop af te stemmen. Zo telt een
bedrijf het aantal personen dat een roltrap neemt, zodat duidelijk is hoeveel personen in een voor het publiek
toegankelijke plaats kunnen worden verwacht. Bij de telling wordt omwille van de anonimiteit een ondergrens
gehanteerd van minimaal 6 personen; bij minder dan 6 personen wordt niet het exacte aantal, maar ‘minder
dan 6 personen’ geregistreerd. Een ander bedrijf gebruikt camera’s die looproutes van personen anoniem
vastleggen; de camera’s nemen een beeld van bovenaf waar, dat wordt omgezet naar X- en Y-coördinaten
en een unieke identificatiecode, waarbij een persoon als stipje wordt weergegeven op een kaart.
Ook dient te worden vermeld dat de e-Privacyrichtlijn (die voor Nederland ís geïmplementeerd in de
Telecommunicatewet) in bepaalde gevallen specifieke etsen stelt. Private verwerkingsverantwoordelijken
die informatie — dit is een breder begrip dan enkel persoonsgegevens — met behulp van wift-tracking over
een persoon verzamelen die zich op diens eindapparatuur (ofwel een fysiek apparaat, zoals een smartphone)
bevindt, moeten erop bedacht zijn dat in dergelijke gevallen de Telecommunicatiewet van toepassing 1s,%*
en dat deze informatie enkel rechtmatig kan worden verkregen en verwerkt op grond van toestemming (en
waar bijzonere categorieën van persoonsgegevens aan de orde zijn, uitdrukkelijke toestemming).
7 Art 13 lid 1 sub c en d AVG. Worden de gegevens miet direct bij de betrokkene verzameld, dan informeert de private
partij de betrokkene over de bron van de persoonsgegevens (art. 14 AVG). Daarnaast dient bij elke verwerking van
persoonsgegevens te worden voldaan aan de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens (art. 5 AVG).
80 Art. 6 lid 1 sub a AVG.
81 We hebben niet onderzocht in welke mate private partijen die met behulp van sensoren persoonsgegevens in de openbare
ruimte verzamelen voldoen aan het toestemmingsvereiste van de AVG. Zie hierna $3.2 waarin wordt ingegaan op de
Amsterdamse Verordening Meldingsplicht sensoren, die beoogt alle partijen die sensoren in de openbare ruimte
exploiteren, te melden of zij persoonsgegevens verwerken.
82 Art. 9 lid 1 AVG.
83 Art. 7 lid 4 AVG.
4 Art. 11.7a lid 1 Telecommunicatiewet;, deze bepaling gaat voor de AVG als /ex spediafis (zie art. 95 ePrrvacynchtlijn en
Overweging 173 AVG; EDPB, Opinion 5/2019 on the interplay between the Privacy Directive and the GDPR, in particular regarding
the competence, tasks and powers of data protection antborities, paragrafen 35, 38 — 40.
85 Art. 5 lid 3 ePrrvacymichtlijn.
16
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Soms kunnen verwerkingsverantwoordelijken een verwerking van persoonsgegevens baseren op een contract
met de betrokkene, indien de verwerking noodzakelijk is voor het aanbieden van een dienst” En in
sommige gevallen kan het gerechtvaardigd belang van de verwerkingsverantwoordelijke als
verwerkingsgrondslag dienen, maar dan dient deze aan te kunnen tonen dat diens commerciële of andere
belangen zwaarder wegen dan de fundamentele rechten van de betrokkenen,” hetgeen in veel gevallen niet
zomaar voor de hand zal liegen waar het verzameling van persoonsgegevens met sensoren in de openbare
of voor het publiek toegankelijke plaats betreft. Tot slot zijn sommige bedrijven op basis van de wet belast
met de uitvoering van een publieke taak. Zo moeten bepaalde vervoersbedrijven er bijvoorbeeld voor
zorgen dat het niet te druk wordt op stations en dat de fysieke veiligheid van personen op die plaatsen
wordt gegarandeerd — taken die zij met inachtneming van het recht met behulp van sensoren kunnen
uitvoeren.
De verwerkingsverantwoordelijke®® ts gehouden technische en organtsatorische maatregelen te
treffen ter bescherming van de persoonsgegevens en de rechten van de betrokkenen.” Betrokkenen kunnen
jegens de verwerkingsverantwoordelijke rechten uitoefenen; zo hebben zij onder meer het recht op inzage
in de doeleinden van de verwerking van hun persoonsgegevens, het recht op gegevenswissing, het recht
gegevens over te dragen naar een andere verwerkingsverantwoordelijke (een andere private partij) en het
recht niet te worden onderworpen aan geautomatiseerde indtviduele besluitvorming (inclusief profilering),
tenzij de verwerking noodzakelijk ts voor de totstandkoming of uitvoering van een contract tussen
betrokkene en verwerkingsverantwoordelijke of wanneer de verwerking berust op uitdrukkelijke
toestemming”!
Een specifiek geval doet zich voor wanneer particulieren (consumenten) sensoren (zoals camera’s in
deurbellen) in de openbare ruimte gebruiken. Zij worden door de uitzondering voor ‘huishoudelijke
activiteiten” in de AVG beschermd tegen het van kracht worden van de verplichtingen die normaal
gesproken op verwerkingsverantwoordelijken rusten, tndien en voor zover de particuliere
gegevensverwerkingen ‘zuiver persoonlijke of huishoudelijke actviteiten’ betreffen.” Particulieren die voor
de veiligheid van hun directe leefomgeving deurbellen met camera’s (inclusief
gezichtsherkenningstechnteken) hebben geïnstalleerd en die zich (gedeeltelijk) uitstrekken over de openbare
ruimte, vallen voor het deel van de gegevensverwerking dat de openbare ruimte bestrijkt onder de
huishoudelijke actviteiten in de zin van de AVG. Om te voorkomen dat een vacuüm ontstaat met
betrekking tot de rechtsbescherming van betrokkenen die door de sensoren worden waargenomen, zijn de
AVG-verplichtingen voor het deel dat persoonsgegevens in openbare ruimte worden verwerkt van
toepassing op de verwerkingsverantwoordelijke die de particulier de middelen verschafte.”
Voorafgaand aan de daadwerkelijke verwerking van persoonsgegevens zijn private partijen, wanneer
de verwerking mogelijk hoge risico’s voor betrokkenen met zich meebrengt, gehouden een
56 Art. 6 lid 1 sub b AVG.
57 Art. 6 lid 1 sub f AVG; zie nader 1. Kamara & P. de Hert, Understanding the Balancing Act Behind the Legrtimate
Interest of the Controller Ground: A Pragmatic Approach’, Brussels Ptrvacy Hub, Vol. 4, No. 12, August 2018.
88 In het geval van personenvervoer is de verwerking van persoonsgegevens gebaseerd op artt. 6(1)(e) AVG en 32 lid 2
aanhef en onder h, Wp.
89 Art. 4 sub 7 AVG.
% Art. 24 lid 1 AVG. Andere verplichtingen die rusten op de verwerkingsverantwoordelijke zijn onder meer dat de
verwerking aan privacy by design en privacy by defanlt methoden moet voldoen (art. 25 AVG); dat een register van de
verwerkingsactviteiten wordt bijgehouden (art. 30 AVG); of dat beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen (art. 32
AVG).
1 Achtereenvolgens artt. 15, 17, 20 en 22 AVG; zie ook B. Schermer, D. Hagenauw en N. Falot, Handleiding Algemene
Verordening Gegevensbeschermingen Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming 2018 (rapport opgesteld in opdracht
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid), met name hoofdstuk 7.
2 Art. 2 lid 2 sub ec en Overweging 18 AVG. ,
3 Zie EU HvJ C-212/13 (11 december 2014) Frantisek Ryne$ v Uad pro ochranu osobnich údajù, EU:C:2014:2428; H. Janssen,
J. Cobbe, C. Norval en J. Singh, Decentralised dataprocessing. Personal data stores and the GDPR’, (2020) International
Data privacy Law 10(4), pp. 356.
2 Overweging 18 AVG.
17
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
gegevensbeschermingseffectbeoordeling (DPIA) uit te voeren met het oog op het mitigeren van risico’s
voor de “rechten en vrijheden van individuen’ die zich bij de voorgenomen verwerking van
persoonsgegevens kunnen voordoen” De DPIA verplicht private partijen bij de toetsing van de
voorgenomen gegevensverwerking niet alleen risico’s voor rechten gerelateerd aan gegevensbescherming
te beoordelen, maar ook tistco’s voor het bredere spectrum van fundamentele rechten te beoordelen.”
Wanneer de verwerking hoge risico’s oplevert die de verwerkingsverantwoordelijke niet kan adresseren,
raadpleegt deze de APS’ De AVG kent geen publicatteplicht voor DPIA’s.
3.1.2 Vrij verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens
De Verordening voor het vrije verkeer van miet-persoonsgebonden gegevens heeft tot doel één markt tot
stand te brengen voor diensten op het gebied van gegevensopslag en -verwerking. Niet-persoonsgebonden
gegevens betreffen informatie die niet is gekoppeld aan een identificeerbare of geïdentificeerde persoon,
oftewel andere gegevens dan persoonsgegevens als gedefinieerd de AVG.’ Deze gegevens kunnen
interessant zijn voor de gemeente, bijvoorbeeld als zij voor de borging van de fysieke veiligheid van
personen in de openbare ruimte informatie wenst te verkrijgen over het aantal personen dat zich met een
metro of trein naar het centrum van de stad beweegt.” Private partijen die hun niet-persoonsgebonden
sensorgegevens buiten Nederland opslaan of verwerken, kunnen de gemeente bij een rechtmatig verzoek
om B2G-gegevensdeling niet de toegang weigeren tot die gegevens met een beroep op nationale
localisatterestrictes.1°0 Het ‘wegsluizen’ van gegevens naar het buitenland ts voor private partijen daarmee
geen manier om te ontkomen aan een (potentiële) verplichting tot het verstrekken van toegang tot gegevens.
3.2 Juridisch kader bij het gemeentelijk handelingsperspectief
In dit deel van het juridisch kader gaan we indachtug de twee deelvragen (ter opfiissing: (1) mogelijkheden
voor de gemeente om met het bestaande bestuurlijk instrumentartum een betere bescherming van de
fundamentele rechten in de openbare ruimte te bieden waar het de inzet en het gebruik van private sensoren
betreft en (11) mogelijkheden en beperkingen voor B2G-gegevensdeling met het oog op de gemeentelijke
vervulling van de publieke taak en verdere deling van sensorgegevens door de gemeente), nader in op een
aantal wetten dat van toepassing is op de verzameling en het delen van private sensorgegevens. Daartoe
presenteren we per wet eerst een algemene introductie. Daarna gaan we in op wat de gemeente op basis
van de betreffende wet kan doen om de bescherming van de fundamentele rechten te verbeteren in situaties
waar gegevensverzameling door private sensoren in de openbare ruimte aan de orde is. Vervolgens geven
we aan wat de gemeente op basis van dezelfde wet kan doen om toegang te verkrijgen tot de private
sensorgegevens te verkrijgen. In hoofdstuk 4 volgen aanbevelingen voor de verbetering van het juridisch
handelingsperspectief van de gemeente.
% Art. 35 lid 1 AVG.
% Art.35 lid 1 AVG spreekt over “een hoog risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen”, hetgeen
ook fundamentele rechten omvat. Zie ook H. Janssen, ‘An approach for a fundamental tights tmpact assessment to
automated deciston-making’ (2020) Internatinonal Data Privacy Law 10(1), p. 76.
97 Art. 36 lid 1 AVG.
9% Verordening 2018/1807 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake een kader voor het vrije
verkeer van niet-persoonsgebonden gegevens in de Europese Unie, Pb L 303/59; art. 3 lid 1 Verordening vrij verkeer niet-
persoonsgebonden gegevens en art. 4sub 1 AVG.
99 Art. 5 lid 1 Verordening.
100 Art. 5 lid 1 van de Verordening. Een uitzondering geldt uitsluitend voor verboden die evenredig, en gerechtvaardigd zijn
in het kader van openbare veiligheid.
18
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
3.2.1 Grondwet, EVRM en EU-Handvest van de grondrechten
Juridisch kader
Het wettelijk kader voor de fundamentele rechten ts neergelegd in de Grondwet, het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het EU-Handvest van de Grondrechten (EU-Handvest). Dit
kader, inclusief de bijbehorende beperkingssystematiek, normeert de gemeente in haar relaties met burgers
en met prtvate organisaties binnen de gemeente, die soms eveneens rechten kunnen ontlenen aan het
fundamenteelrechtelijk kader.!®! Fundamentele rechten omvatten onder meer het recht op bescherming
van de persoonlijke levenssfeer (privacy),°? het recht niet te worden gediscrimineerd! vrijheidsrechten, ©
eigendomsrechten!’5 inclusief intellectuele eigendomsrechten, het recht op toegang tot een
onafhankelijke en onpartijdige rechter!" het recht je vrijelijk te verplaatsen en het recht op vrijheid van
beroep en bedrijf, en ondernemerschap.” De kerngedachte achter fundamentele rechten ts dat de burger
moet worden beschermd tegen een almachtige overheid die een op de wet berustend geweldsmonopolie
kan uitoefenen, en dat overheidsregulering die inbreuken (beperkingen) op de fundamentele rechten met
zich kan meebrengen, beperkt blijft tot het hoogstnoodzakelijke.
In het licht van de huidige en opkomende sensortoepassingen in de openbare ruimte zijn in de
rechtspraak al diverse fundamenteelrechtelijke risico’s geduid ten aanzien van het recht op privacy. Het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) heeft in de afgelopen decennia de betekenis
en de toepasselijkheid van het recht op ptivacy in de openbare ruimte meermaals bevestigd tn het licht van
de opkomst en een groetend aantal toepassingen van nieuwe informatie- en communtcatietechnologieën,
die voortdurende verzameling, opslag, verspreiding, koppeling en hergebruik van persoonsgegevens
mogelijk maken.!®® Deze toepassingen worden niet alleen benut door opsporings- en vervolgingsinstanties
of inlschtingen- en veiligheidsdtensten, maar ook door private partijen. Onder meer tn Won Hannover f,
Duitsland (waarin het EHRM bepaalde dat publieke figuren zoals een lid van een koninklijk huis ook een
recht op privéleven toekomt, en dat zij effectief beschermd moeten worden tegen de roddelpers) merkte
het EHRM op dat effectieve bescherming van het recht op privacy van staatswege geboden 1s. Het EVRM
ts volgens het Hof immers niet bedoeld om rechten te garanderen die theoretisch of tlusoir zijn, maar om
rechten te beschermen die praktsch en effectief zijn — ook in verhoudingen tussen burgers en private
partijen onderling, 10
Voor de vraag naar de toepasselijkheid van het recht op ptivacy tn openbare ruimten ís tevens van
belang dat het EHRM meermaals heeft bevestigd dat privacy in artikel 8 EVRM ook ‘sociale’ en ‘openbare
aspecten van iemands leven’ omvat, alsook het “recht op het ontwikkelen en vestigen van relates met
anderen en de buitenwereld’, het recht op de bescherming van persoonsgegevens en het recht op het leiden
van een sociaal privéleven tn een meer publieke context!!! Deze deelaspecten van het recht op privacy
Il Respectievelijk de Grondwet, het EVRM (inclusief de bijbehorende Protocollen die door Nederland zijn ondertekend)
en het EU-Handvest.
102 Art. 8 EVRM, art. 10 Grondwet en art. 7 EU-Handvest.
103 Art. 14 EVRM en Protocol 12 bij het EVRM, art. 1 Grondwet en artt. 21 en 23 EU-Handvest.
104 Art. 10 en 11 EVRM, artt. 7, 8 en 9 Grondwet en artt. 11, 12 EU-Handvest.
105 Art. 1 lid 1, eerste Protocol bij het EVRM, art. 14 Grondwet en art. 17 EU-Handvest.
106 Art. 17 lid 2 EU-Handvest.
107 Art. 6 EVRM, Art. 17 Grondwet en art. 47 EU-Handvest.
108 Art. 19 lid 3 Grondwet en art. 16 EU-Handvest.
109 Zie M. Galie, Surveillance and privacy in smart cities and living labs: Conceptnalising privacy for public space. (Diss. UvT 2019),
Optima Grafische Communicatie, Rotterdam: 2019).
110 Wop Hapmover t‚ Duitsland, EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00, paragrafen 72 en 73; zie ook EHRM 24 juni2004 (Caroline
von Hannover t‚ Duitsland) NJ 2005, 22 (m.nt. EJ. Dommering).
1 Niegetz t, Duitsland (16 december 1992), nr. 13710/88, paragraaf 27; Pretty t. Verenigd Koninkrijk (29 april 2002) nr.
2346/02, paragraaf 61; Peck t. het Verenigd Koninkrijk (28 januar 2003), nr. 44647/98; Von Hannover t‚ Duitsland EHRM 24
juni 2004; Gillan en Ouinton t‚ Verenigd Koninkrijk, (12 januari 2010) nr. 4158/05, paragraaf 6; Vukota-Bojit v. Switzerland (18
oktober 2016) nr. 61838/10, paragraaf 62; Barbulescu t. Roemenië (5 september 2017) nr. 61496/08, paragraaf 70.
19
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
geven het recht ook betekenis buiten de enger gedefinieerde intieme of huiselijke persoonlijke levenssfeer.
Het EHRM heeft de betekenis van het recht op prtvacy in horizontale verhoudingen (zoals tussen
werkgever en werknemer, tussen verzekeraar en verzekerde, en tussen pers en persoon van wie afbeeldingen
worden gemaakt en verspreid) inmiddels ook bevestigd — ook ten aanzien van de bescherming van
persoonsgegevens}?
De kans ís reëel dat iemand een sensor in de openbare ruimte niet opmerkt of zich er niet van bewust
ts dat informatie over haar of hem wordt verzameld, omdat sensoren niet alijd goed zichtbaar zijn.!3
Wanneer personen zich ervan bewust zijn dat een sensor in hun nabijheid ís, ts het voor de meesten lastig
te bepalen welke gegevensverwerkende apparatuur een sensor bevat, met welk doel informatie wordt
verzameld en door wie, hoe lang de gegevens worden opgeslagen, met welke andere bestanden de gegevens
worden gekoppeld en of ze met derden worden gedeeld. Dit kan burgers het gevoel geven dat zij
voortdurend worden bespied, waardoor zij mogelijk hun fundamentele rechten minder snel of met
terughoudendheid uitoefenen (en er een zogenoemd verkillend effect op de uitoefening van de
grondrechten optreedt).!14
Het hoeft bij het vastleggen van gedrag met sensoren overigens niet steeds te gaan om specifiek
gedrag.!!5 Er kan al sprake zijn van een inmenging wanneer het gedrag of de daarop betrekking hebbende
gegevens op zichzelf beschouwd niet bijzonder gevoelig zijn, zoals het vastleggen van de bewegingen van
een persoon tn het centrum van zijn woonplaats, of op straat lopen en een winkel binnengaan om
boodschappen te doen. Dergelijke verwerkingen kunnen echter wel van belang worden bij systematische
inzet en/of koppeling van private sensoren, bijvoorbeeld ten behoeve van de bewaking van een openbare
ruimte, waar zulke gegevens meer stelselmatig worden vastgelegd, opgeslagen en geanalyseerd. In deze
ogenschijnlijk onschadelijke situaties 1s belangrijk dat deze informatie met behulp van de huidige
verwerkings-, koppelings- en aggregatietechnteken kan leiden tot allerlei soorten afgeleide informatie en/of
profielen, waardoor vervolgens veel meer persoonlijke en bijzonder gevoelige informatie over een persoon
kan worden onthuld.
Beperkingen op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bijvoorbeeld wanneer de
gemeente met eigen sensoren (bijvoorbeeld camera’s) toezicht houdt op een uitgaansgebied met als doel de
fysieke veiligheid te bewaken, kunnen juridisch toelaatbaar zijn, mits deze inzet van sensoren voldoet aan
de cumulatieve set van vereisten, zoals die ís neergelegd in het eerdergenoemd wettelijk kader. Het
gemeentelijk gebruik van de sensoren en de verwerking van gegevens die daarmee gepaard gaat, moeten
een kgitiem doel dienen! en berusten op een formeel-wettelijke grondslag.” De betreffende wet moet voor
burgers toegankelijk en voorzienbaar zijn, zodat burgers weten wat de gemeente precies beoogt met de camera’s
en het gebruik van de gegevens, en daar zo nodig hun gedrag op kunnen afstemmen.
Ook moet de gemeentelijke verwerking van de gegevens noodzakelijk zijn in een democratische
samenleving. Noodzakelijk’ houdt tn dat het gebruik van die gegevens ook echt noodzakelijk ts voor het
12 Halford t Vereningd Koninkrijk (25 juni 1997), nr. 20605/92; Vukota-Bojit v. Switzerland (18 oktober 2016) nr. 61838/10,
paragraaf 58 [in deze zaak werd de klager werd voortdurend gefilmd in de openbare ruimte door een professionele partij
in opdracht van een verzekeraar]; Relelos en Davourlis t‚ Griefkenland (15 januari 2009) nr. 1234/05, paragraaf 40; Barbalescu t.
Roemenië (5 september 2017) nr. 61496/08, paragraaf 80;
13 Dat geldt bij bijvoorbeeld gezichtsherkenningstechnieken, zie E. Keymolen, M. Noorman, B. van der Sloot, C. Cuijpers
en B-J. Koops, Op het eerste gezicht. Een verkenning van gezichtsberkenning en privacyrisico’s in horizontale relaties. Studie verricht in
opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2020) p. 122.
14 Zie bijvoorbeeld R. L. Finn, D. Wright en A. Donovan, L. Jacques en P. de Hert, Study on privacy, data protection and ethical
risks in civil remotely piloted aircraft: final report, Publications Office, 2015, https://data.europa.eu/ doif/10.2769/756525; deze
studie belicht 1 het bijzonder risico’s bij het gebruik van drones.
US Zie hierover P. de Hert & S. Gutwirth, Data protecton in the case law of Strasbourg and Luxemburg:
Consttutionalisatton 1n actton’ in: Y. Poullet, S. Gutwith, C. De Terwanghe, & P. de Hert (Eds), Reinventing Data Protection?
Springer: Dordrecht 2009, p. 26.
6 Art. 8 lid 2 EVRM; artt.7 en 8 EU-Handvest. Art. 8 EU-Handvest 1s nader uitgewerkt in de AVG.
17 Art. 10 lid 1 en 2 Grondwet. Een verwijzing naar art. 6 lid 1 sub c of e AVG of naar bijvoorbeeld art. 160 Gemeentewet
kan niet volstaan omdat deze bepaling onvoldoende specifiek is.
20
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
behalen van het doel (in voornoemd voorbeeld het bewaken van de fysieke veiligheid) en dus niet enkel
Swenselijk’, ‘handig’ of ‘efficiënt’: die laatste redenen zijn op zichzelf genomen onvoldoende om een inbreuk
op een fundamenteel recht te kunnen rechtvaardigen! Noodzakelijk #7 een democratische samenleving betekent
bovendien dat de gewenste verwerking van private sensorgegevens noodzakelijk ts om een dringend
maatschappelijk probleem effectief te Kunnen aanpakRen\® Het doel waarvoor de gemeente de private
sensorgegevens verwerkt moet daarnaast evenredig zijn aan de grondrechtelijke inbreuk? Zo kan het borgen
van de fysieke veiligheid evenredig zijn aan de inbreuk op temands recht op verplaatsingsvrijheid, wanneer
de inbreuk kortdurend en effectief 1s en niet al te diep ingrijpt in het recht op iemands recht zich vrijelijk te
verplaatsen.!2! Naast het bewaken van de evenredigheid moet de gemeente voor het bereiken van het doel
kiezen voor de middelen die het minst ingrijpen in het grondrecht.
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Anders dan de overheid worden private partijen tn beginsel niet genormeerd door de Grondwet of het
EVRM, maar dat betekent niet dat zij zich geheel aan grondrechtelijke normen kunnen onttrekken. Het
gedrag van private partijen wordt namelijk op diverse wijzen grondrechtelijk genormeerd. Zo 1s er
wetgeving die de informatteverzameling van private partijen in de openbare ruimte kan beperken, zoals de
AVG en de ePrtvacy Verordening (zie $3.1.1). Dergelijke beperkingen worden tot stand gebracht door de
formele wetgever. De grondwettelijk beschermde rechten op informatieverzameling, het recht op vrijheid
van bedrijf en beroep en de vrijheid van ondernemerschap kunnen immers enkel worden ingeperkt wanneer
die inperking is terug te voeren op een formele wet.!?2
Private partijen kunnen in hun gedrag ook op andere manteren worden genormeerd door
fundamentele rechten. Wanneer het handelen van een bedrijf de fundamentele rechten van personen raakt,
kunnen de fundamentele rechten helpen bij het invullen van civielrechtelijke “vage” normen. Fundamentele
rechten kunnen bijvoorbeeld een rol spelen bij de beoordeling of het handelen van een private partij
maatschappelijk betamelijk ts, of bij de beoordeling of sprake ts van goed werkgeverschap zoals vastgelegd
in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Verder vloeit uit de rechtspraak van het EHRM voort dat
nationale autoriteiten burgers actief dienen te beschermen tegen inbreuken door private partijen.!?* Het
EHRM verplichtte natonale overheden eerder al regelgeving inzake de inzet van surveillancetechnieken
binnen de arbeidsrelatie aan te nemen; werkgevers moeten bijvoorbeeld werknemers met voorafgaande
communicatie inlichten over dergelijke monitoring, terwijl overheden voor eventuele conflicten hierover
een toegankelijke en passende rechtsgang moeten bieden? In navolging hiervan ís in de literatuur
geopperd dat uit artikel 8 EVRM een positieve verplichtng voor de overheid zou kunnen voortvloeten om
het gebruik van sensoren door private partijen nader te reguleren. 2% De bevoegdheid wettelijke regels vast
18 Handyside t‚ Verenigd Koninkrijk, EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72, paragraaf 48; EU HvJ C-293/12 en C-594/12
Digital Rights lreland, paragraaf 54.
19 S, and Marper v the UK (Grote Kamer), 4 december 2008, nrs. 30562/04 & 30566/04, paragraaf 101.
120 ECHR Leander v Sweden, 26 maart 1987, nr. 9248/81, paragrafen 50 en 58. De indringendheid van de verwerking voor
het grondrecht bepaalt de strengheid van de eisen die aan de toegang tot de private sensorgegevens worden gesteld:
naarmate een beperking op het grondrecht indringender is, worden de eisen aan de toelaatbaarheid van de beperkende
activiteit strenger.
1 Art. 2, Protocol 4 bij het EVRM.
122 Artt. 10 lid 2 en 19 lid 3 Grondwet; art. 10 EVRM; artt. 11 lid 1, 16 en 52 lid 1 EU-Handvest.
123 Respectievelijk art. 6:162 BW en art. 7:611 BW.
124 Zie bijvoorbeeld Evans ft, het Verenigd Koninkrijk, EHRM 10 april 2007, nr. 6339/05, paragraaf 75; zie ook Zie MJ. Vetzo,
J.H. Gerards en R. Nehmelman, Algoritmes en fundamentele rechten, Den Haag: Boom juridisch 2018, pp. 76 — 78 en 177 — 178.
In art. 10 lid 2 en 3 Grondwet zijn daarnaast twee positieve verplichtingen gecodificeerd, namelijk tot het stellen van regels
omtrent persoonsgegevens en omtrent kennisneming van vastgelegde gegevens, zie ook A.K. Koekkoek, De Grondwet: een
systematisch en artikelsgewijs commentaar, derde druk, Deventer 2000, p. 4.
125 EHRM 5 september 2017, app nr 61496 (Bärbulescn t. Roemenië).
126 MJ. Vetzo e.a. 2018, pp. 126 — 127.
21
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
te stellen met het oog op normering van private partijen ligt kortom niet primair bij gemeenten, maar bij de
formele wetgever!?? en in voorkomende gevallen bij de rechter.
Dat betekent niet dat er nu geen lokale wetgeving tot stand kan worden gebracht die meer specifiek de inzet
van sensoren door private partijen in de openbare ruimte reguleert. Met het oog op de verbetering van de
naleving van de fundamentele rechten vanwege het groeiend aantal sensoren in de openbare ruimte, nam
de gemeente Amsterdam tn 2021 de Verordening meldingsplicht sensoren aan. Deze verordening verplicht
alle partijen die met een professioneel doel gegevens in de openbare ruimte inwinnen door middel van vaste
of mobiele sensoren, daarover transparant te zijn? Ook prtvate partijen dienen melding te maken van
sensoren die zij in de openbare ruimte plaatsen.!®® Aan de melding zelf worden door de gemeente nadere
etsen gesteld; deze is dus niet vormvrij. In het digtale meldformulier moet worden aangegeven of met de
sensor persoonsgegevens worden verwerkt en als dat het geval is, op basis van welke wettelijke grondslag
dit gebeurt. Ook dient bij de verwerking van persoonsgegevens een link naar de privacyverklaring van de
meldende partij te worden opgenomen. Het meldingsformulier kan desgewenst met nieuwe
informatievereisten worden uitgebreid.
De informatie in het meldingsformulter wordt in een openbaar register opgenomen, zodat gebruikers
van openbare ruimten kunnen nagaan welke gegevens over hen worden ingewonnen. Zo nodig kunnen zij
daarover contact opnemen met de partij die deze gegevens inwint of een klacht indienen bij de AP. Hoewel
de verordening al tn werking 1s getreden, laat het register vooralsnog overwegend gemeentelijke sensoren
zien.!3! De gemeente Amsterdam is na een wenperiode’ voornemens te verordening te gaan handhaven.
In aanvulling op de bescherming van de grondwettelijke persoonlijke levenssfeer verdient artikel
441b in het Wetboek van Strafrecht vermelding. Deze bepaling beoogt burgers te beschermen tegen
inbreuken op dit grondrecht door onder meer private partijen? Het verbiedt de structurele inzet van
technische hulpmiddelen waarmee een afbeelding van een persoon wordt vervaardigd in openbare ruimten
en in voor het publiek toegankelijke ruimten, waarvan de aanwezigheid miet op duidelijke wijze kenbaar 1s
gemaakt. Voor de strafbaarstelling ts bepalend of de afgebeelde persoon zich op een voor het publiek
toegankelijke of openbare plaats bevond en niet of het techntsch hulpmiddel op een voor het publiek
toegankelijke of openbare plaats ís aangebracht. Dit betekent dat ongeacht waar het hulpmiddel is
aangebracht, sprake kan zijn van een strafbare gedraging, wanneer het hulpmiddel ts gericht op een voor een
voor het publiek toegankelijke plaats of openbare plaats. Private partijen die dergelijke hulpmiddelen ten
behoeve van het maken van afbeeldingen inzetten, moeten passanten aldus op duidelijke wijze over het
cameratoezicht informeren; het nalaten hiervan is strafbaar.
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derde partijen
Waar private partijen en particulieren tn beginsel vrij zijn om binnen de grenzen van de wet te handelen, kunnen
overheden in het algemeen alleen op basis van en in overeenstemming met een wet handelen. Dit betekent
dat de gemeente bij de verkrijging van private sensorgegevens door middel van B2G-gegevensdeling steeds
moet nagaan of daarbij de fundamentele rechten en de bijbehorende wettelijke grenzen tn acht worden
genomen. We behandelen hier de eisen die voortvloeien uit het fundamenteelrechtelijk kader met
betrekking tot B2G-gegevensdeling. In $3.2.2 gaan we tn op de eisen die de AVG stelt aan de gemeentelijke
verkrijging van toegang tot private sensorgegevens waarbij persoonsgegevens betrokken zijn.
127 De formele wetgever kan voorts wetgeving tot stand brengen die voor private partijen nadere inkleuring geeft aan
grondwetsnormen (zie bijvoorbeeld de Algemene wet gelijke behandeling).
128 Verordening van de Raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 tn
verband met het invoeren van een meldingsplicht voor sensoren (inwerkingtreding 1 oktober 2021).
129 Zie $3.2.2.
130 https:/ /formulier.amsterdam.nl/thema/ privacy/sensorregistratie/sensorregistratie/.
151 Zie Sensorenregister Amsterdam.
152 Memorie van toelichting bij Wijziging van artt. 139f en 441b Wetboek van Strafrecht (uitbreiding strafbaarstelling
heimelijk cameratoezicht), Kamerstukken IL 2000-2001, 27732, nr. 3. Doel was het toepassingsbereik van de bepaling uit te
breiden van winkels en horecagelegenheden naar voor het publiek toegankelijke plaatsen en openbare ruimten.
22
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Voor zover een B2G-gegevensdeling een inbreuk maakt op (fundamentele) rechten van de delende
prtvate partij, zal steeds een formeelwettelijke grondslag vereist zijn. De gemeente zal aldus bij elke
voorgenomen B2G-gegevensdeling moeten nagaan of zich bij de beoogde gegevensdeling inbreuken op
deze rechten kunnen voordoen. In die gevallen ts een formeelwettelijke basis vereist. Zo kunnen
fundamentele rechten van private partijen, waaronder de eerdergenoemde informatierechten, het recht op
eigendom, intellectuele eigendom en/of de rechten op de vrijheid van beroep en bedrijf of het
ondernemerschap worden geraakt, indien de gemeente B2G-gegevensdeling afdwingt. Een verplichte B2G-
gegevensdeling kan enkel worden gelegitimeerd, wanneer daarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Indien
prtvate partijen vrijwillig tot B2G-gegevensdeling overgaan (bijvoorbeeld op basts van een overeenkomst),
dan zal van een fundamenteelrechtelijke inbreuk op de rechten van de betreffende private partijen 1n
beginsel geen sprake zijn.
B2G-gegevensdeling kan ook de fundamentele rechten van burgers raken. Indien met de gemeente
een gegevensbestand wordt gedeeld waarin zich een bias ten aanzien van personen of groepen bevindt of
waarin zich discriminerende profielen van personen bevinden, bestaat een risico dat het gebruik van het
betreffende gegevensbestand door de gemeente discriminerend kan uitwerken. Een inbreuk op
fundamentele rechten kan zich daarnaast voordoen wanneer de beoogde private sensorgegevens werden
verzameld in een openbare ruimte waar bijvoorbeeld veel manifestaties plaatsvinden. B2G-gegevensdeling
kan in die situatie een verkillend effect hebben op de betogings- en vergaderingsrechten, omdat burgers
niet weten voor welk doel de gemeente de met behulp van B2G-gegevensdeling vergaarde informatie zal
gebruiken. Zij kunnen hierdoor minder genegen zijn van deze rechten gebruik te maken op de plaats waar
de private sensor zich bevindt. Een formeelwettelijke grondslag ts tn deze gevallen van B2G-gegevensdeling
aangewezen. Deze wettelijke grondslag dient burgers adequaat te informeren over het doel, de noodzaak
en de proportionalttett van die specifieke B2G-gegevensdeling, alsook over de wijze waarop de risico's die
met de B2G-gegevensdeling kunnen optreden, worden gemtugeerd. In navolging hiervan moet de gemeente
voorafgaand aan elke specifieke B2G-gegevensdeling nagaan of zich bij de beoogde B2G-gegevensdeling
inbreuken op fundamentele rechten van bedrijven kunnen voordoen.
Diverse geïnterviewden melden dat bij gemeentelijke verzoeken om B2G-gegevensdeling
betreffende gegevens over menselijk gedrag in de openbare ruimte niet alujd duidelijk was of een dergelijke
deling noodzakelijk was, en voor zover die nodig werd geacht, op welke wettelijke basis het verzoek om
B2G-gegevensdeling werd gebaseerd. Ook gaven zij aan dat de noodzaak voor het delen niet altijd even
helder was geformuleerd.!33 In een van de interviews gaf een gemeentemedewerker aan dat informatie over
drukte op perrons (in dit geval informatie van vervoersbedrijven) de gemeente in specifieke gevallen zou
kunnen helpen bij het beheer van de openbare ruimte, bijvoorbeeld na afloop van een voetbalwedstrijd.
De gemeente wil de fysieke veiligheid in de openbare ruimte waarborgen, voorkomen dat mensen worden
verdrukt door de massa en de doorstroom bevorderen. Als bijvoorbeeld een Ajax-wedstrijd of een ander
grootschalig evenement is afgelopen, moet de gemeente #7 real-time op de hoogte zijn van de drukte en de
hoeveelheid metro’s en treinen die worden ingezet, zodat mensenmassa’s niet ophopen in de stations, op de
perrons en in de openbare ruimte grenzend aan de stations, die onder het beheer van de gemeente valt. Dan
ontstaan immers onveilige situaties. De gemeente moet en wil daarom zicht houden op mensenmassa’s
tijdens grote evenementen. 34
Of en op welke wijze ín dit specifieke voorbeeld fundamentele rechten van private partijen en/of van
burgers als gevolg van de B2G-gegevensdeling worden geraakt, hangt zoals hiervoor uiteengezet af van
diverse factoren en vergt daarmee een context-spectfieke beoordeling.
Verder kan B2G-gegevensdeling gebaseerd op sensorgegevens die werden verkregen uit voor
burgers niet-waarneembare sensoren — zoals sensorgegevens die werden vergaard met camera’s in
13 Dit werd gemeld door medewerkers van zowel bedrijven als van de gemeente.
134 Gemeentemedewerker.
23
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
reclamezuilen, tn rugtassen van personen die de stedelijke omgeving voor een bedrijf tn kaart brengen of in
auto’s van tncassobedrijven die daarmee wanbetalers tn de openbare ruimte proberen te traceren — meer
algemeen leiden tot wantrouwen van burgers tegenover de gemeente.!*> Bovendien leidt een dergelijke
gemeentelijke praktijk tot spanning met het uitgangspunt van de gemeente dat iedereen in Amsterdam het
recht heeft op respect voor zijn of haar privéleven, en dat voor iedereen in Amsterdam het uitgangspunt
geldt dat zij zich onbespied en anontem moet kunnen bewegen tn de openbare ruimte. 56 De gemeente zal
voorafgaand aan de verwerking van gegevens die met B2G-gegevensdeling werden verkregen steeds moeten
onderzoeken en verantwoorden of en waarom B2G-gegevensdeling in die situaties tn overeenstemming is
met de fundamentele rechten van burgers en private partijen. Bij de gemeentelijke beoordeling van de
naleving van het fundamenteelrechtelijk kader bij een voorgenomen B2G-gegevensdeling zijn de AVG, de
Awb en overige wetgeving die hierna worden behandeld van groot belang.
3.2.2 Algemene Verordening Gegevensbescherming
Juridisch kader
We behandelden in $3.1.1 de wijze waarop de AVG van toepassing ts op de verwerking van
persoonsgegevens door prtvate partijen. In deze paragraaf gaan we tn op de wijze waarop de AVG van
toepassing is op verwerkingen van persoonsgegevens door de gemeente. De AVG stelt immers andere eisen
aan publieke actoren dan aan private.
Wanneer de gemeente met behulp van B2G-gegevensdeling gegevens verzamelt en deze
vervolgens verwerkt, en deze gegevens herleidbaar zijn tot specifieke personen, verwerkt zij
persoonsgegevens tn de zin van de AVG. De gemeente treedt tn die gevallen steeds op als
verwerkingsverantwoordelijke voor zover zij het specifieke doel en middelen met betrekking tot de
verwerking van die gegevens bepaalt.3® Daarbij dient de gemeente zich als verwerkingsverantwoordelijke
ervan te vergewissen dat de verwerking van private sensorgegevens die tevens persoonsgegeven zijn, tn
overeenstemming is met de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens zoals die zijn vastgelegd
in de AVG? De gemeentelijke verwerking van deze persoonsgegevens dient daarnaast gebaseerd te zijn
op een verplichting die ts vastgelegd in de wet, en noodzakelijk te zijn voor de vervulling van een publieke
taak of een taak in het kader van de uitoefening van openbaar gezag dat aan de
verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen“? Bijzondere persoonsgegevens — toepasselijk in het geval
van bijvoorbeeld de verwerking van (optische) sensoren die biometrische gegevensverwerking, of bij de
verwerking van gegevens waaruit etnische afkomst of religieuze overtuigingen blijken — mogen tn beginsel
niet worden verwerkt, tenzij aan een van de voor de overheid geldende uitzonderingen is voldaan. De
verwerkingsverantwoordelijke ís steeds gehouden passende technische en organisatorische maatregelen te
treffen ter bescherming van de rechten en vrijheden van personen. “?
Een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (of DPIA) ís verplicht bij verwerkingen van
persoonsgegevens die waarschijnlijk een hoog risico met zich meebrengen voor de fundamentele rechten
135 In Amsterdam waren oudere gevallen bekend van incassobedrijven die ANPR gebruikten om in contact te komen met
klanten die tn gebreke bleven met de betaling van hun leningen, maar die niet reageerden op pogingen van de private
schuldeiser om contact op te nemen. Hiertoe rustte een incassobureau auto’s uit met camerasensoten die door de stad
reden om kentekengegevens van aangetroffen auto’s vast te leggen en te verwerken met het oog op identificatie van de
debiteur. Dit voorbeeld werd genoemd door een gemeentemedewerker; zie ook L. Fang, Debt collectors fight privacy
advocates over limits for automated licence plate readers’, The Intervept (8 mei 2015); Marcis en Bego 2022, p. 35.
136 Gemeente Amsterdam, Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens door de gemeente Amsterdam, 25 september 2018.
137 Art. 4lid 1 AVG.
138 In de praktijk 15 binnen de gemeente de burgemeester verwerkingsverantwoordelijke.
139 Art. 5 lid 1 AVG.
140 Art. 6 lid 1 sub ec ene AVG.
Ml Art 9 lid 2 AVG.
12 Art. 24 lid 1 AVG.
24
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
en vrijheden van personen.3 Of dit risico aan de orde is, moet de verwerkingsverantwoordelijke per sttuatte
waarin B2G-gegevensdeling wordt nagestreefd, beoordelen. Een DPIA 15 in teder geval verplicht bij B2G-
gegevensdelingen waarbij bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt!** of wanneer grootschalig en
stelselmatig personen in openbare ruimten of in voor het publiek toegankelijke ruimten worden gevolgd. !45
Betrokkenen hebben het recht jegens de verwerkingsverantwoordelijke de aan hen toegekende
rechten in de AVG uit te oefenen. Zo hebben zij hebben het recht te worden geïnformeerd over de vraag
of hun persoonsgegevens al of miet worden verwerkt en als dat het geval ís, inzage te verkrijgen in onder
meer de doeleinden en de ontvangers van die gegevens.46
Wanneer de private partij erin slaagt de persoonsgegevens voorafgaand aan de B2G-gegevensdeling
te anonimiseren en de gegevens daarmee niet langer als persoonsgegevens kunnen worden aangemerkt,
vervallen in beginsel de voor de verwerkingsverantwoordelijke toepasselijke verplichtingen uit de AVG.
Het anonimiseren zelf kan echter niet altijd duurzaam worden gegarandeerd; zo kan het anonimiseren van
een bepaald gegevensbestand tn bepaalde gevallen temtet worden gedaan doordat het betreffende
gegevensbestand wordt gecombineerd met een of meer andere gegevensbestanden: de combinatie van
gegevens kan dan toch weer leiden tot gegevens die leiden naar identificeerbare personen tn het
geanonimiseerde gegevensbestand.” Ook andere factoren kunnen het succesvol anonimiseren van
persoonsgegevens beperken.!$
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Wat het handelingsperspectief van de gemeente betreft bij het beter beschermen van de fundamentele
rechten bij de private verwerking van sensorgegevens uit de openbare ruimte, is het van belang te kijken
naar de belegging van toezichthoudende en handhavende bevoegdheden in de AVG. De AP houdt toezicht
op de naleving en de handhaving van de AVG. De AP is daartoe door de wetgever toegerust met een stevig
sanctie- en boetestelsel.1#® Dit betekent dat voor gemeentelijk toezicht op de naleving van de AVG door
prtvate partijen geen formele rol is weggelegd.
Daarmee 1s niet gezegd dat de gemeente in het geheel geen handelingsperspectief bij de naleving van
de AVG toekomt. De eerdergenoemde Amsterdamse Verordening meldingsplicht sensoren kan voor het
afdwingen van een betere naleving van de grondrechten en meer specifiek de AVG door private partijen
een nuttige basis bieden. Waar nu niet altijd duidelijk is of en waar prtvate partijen met behulp van sensoren
in de openbare ruimte persoonsgegevens verzamelen, moeten verwerkingsverantwoordelijken ingevolge
deze verordening verplicht aangeven op het daartoe voorgeschreven meldformulier of met de sensor
persoonsgegevens worden verwerkt en als dat het geval ts, op basis van welke wettelijke grondslag dit
gebeurt. In het meldingsformulier dient de verwerkingsverantwoordelijke ook een link naar de
privacyverklaring op te nemen? Op het moment van het schrijven van dit rapport was de link naar het
meldingsformulier nog niet gemakkelijk vindbaar. Voor een goede naleving van de meldingsplicht ts
gemakkelijke vindbaarheid (eventueel in diverse talen) een belangrijke voorwaarde. Indien in de praktijk
43 Art. 35 lid 1 AVG.
1 Art. 35 lid 3 sub a.
15 Art. 35 lid 3 sub c.
16 Betrokkenenrechten zijn neergelegd in de artt. 13 — 22 AVG, maar niet alle rechten kunnen voluit jegens de gemeente
worden uitgeoefend. Zie verder B. Schermer, D. Hagenauw en N. Falot, Handleiding Algemene Verordening
Gegevensbeschermingen Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming 2018 (rapport opgesteld in opdracht van het
Ministerie van Justitie en Veiligheid), met name hoofdstuk 7.
147 B, Van der Sloot, S. van Schendel & C. Augusto Fontanillo López, De invloed van (technische ontwikkelingen op het
begrip persoonsgegevens in relatie tot de AVG, Rapport tn opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum (Tilburg University, December 2022).
18 Zie voor een overzicht van factoren die het anonimiseren kunnen hinderen of uitsluiten Agencia Espagfiola Protecaión
Datos, 10 Misunderstandings of anonymisatton’ (2021) https://edps.europa.eu/system/files/2021-04/21-04-27_aepd-
edps_anonymisation_en_5.pdf, bezocht op 12 september 2022.
149 Zie onder meer artt. 83 AVG.
150 https:/ /formulier.amsterdam.nl/thema/ privacy/sensorregistratie/sensorregistratie/.
25
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
blijkt dat deze informatie niet voldoende is, kan de gemeente het meldingsformulier met nieuwe
informatievereisten uitbreiden. Het sensorenregister geeft daarmee een nadere en eigentijdse uitwerking aan
de AVG!
Het sensorenregister waarin de informatie uit het meldingsformulier wordt opgenomen, is
toegankelijk voor het publiek en kan zo bijdragen aan een betere borging van onder meer het
transparantebeginsel.*? Daarnaast kan het sensorenregister degenen die gebruik maken van openbare
ruimten de mogelijkheid bieden te onderzoeken welke gegevens over hen worden ingewonnen. Met de
publicatieplicht kan, indien de verordening wordt nageleefd, het probleem van het voor veel burgers
onzichtbare karakter van veel gegevensverwerkingen met behulp van sensoren door prtvate partijen in de
openbare ruimte (deels) worden weggenomen. De verplichte melding van onder meer de wettelijke
grondslag zal hen informeren over de rechtmatigheid van de verwerking van de persoonsgegevens.
Met het voor eenieder toegankelijke sensorenregister wil de gemeente burgers wijzen op
mogelijkheden tot uitoefening van de AVG-betrokkenenrechten (zoals inzagerechten,"* het recht op
gegevenswissing!55 en het recht niet te worden onderworpen aan geautomatiseerde besluitvorming!)
jegens private partijen die met behulp van sensoren persoonsgegevens verwerken.
Verwerkingsverantwoordelijken zijn zoals aangegeven in $3.2.1 gehouden de betrokkenenrechten na te
leven. Zij blijken in de praktijk echter niet altijd genegen aan deze rechten gehoor te geven.!5? Op basis van
zijn of haar bevindingen kan een betrokkene zelf besluiten een klacht in te dienen bij de AP, die vervolgens
bij constatering van niet-naleving van de AVG (forse) administratieve boetes kan opleggen.® Blijkens
recente publicaties reageert de AP om diverse redenen niet of traag op individuele klachten.5® Dit kan de
effectiviteit van betrokkenenrechten ondergraven, hetgeen onwenselijk is, omdat deze rechten en de
mogelijkheid tot het indienen van een klacht de kurk zijn waarop de naleving van de AVG drijft. 160
Individuele klagers kunnen tn plaats van het indienen van een klacht bij de AP ook overwegen een
rechtszaak tegen de betreffende private partij aan te spannen wegens beweerde niet-naleving van de
AVG.!°! Daarbij moet worden aangetekend dat rechtszaken lang kunnen duren en kostbaar kunnen zijn en
dat (met name grotere) private spelers in de openbare ruimte veelal meer kunnen spenderen aan
rechtsbijstand, waardoor deze weg vaak niet realistisch is. In dat verband verdient het overwegen van een
collectieve actie op basis van de Wet afwikkeling massaschade tn collectieve actie ((WAMCA®) aanbeveling.
Belangenorganisaties kunnen dergelijke acties voor individuen op touw zetten; gemeenten kunnen
overwegen belangenorganisaties die zich toeleggen op kwesties die zich voordoen tn gemeentelijke context
steunen (subsidiëren)?
151 De verordening verplicht alle partijen die gegevens inwinnen voor een professioneel doel in de openbare ruimte met
behulp van vaste of mobiele sensoren, de sensoren die zij in de openbare ruimte plaatsen te melden, en kenbaar te maken
welke gegevens worden ingewonnen of ingewonnen kunnen worden. Deze informatie wordt opgenomen in een openbaar
register (zie $3.2.1).
52 Art. 5 lid 1 suba AVG.
153 Dit zal ten dele het geval zijn, omdat de publicatieverplichting op zichzelf niet kan leiden tot nadere inzichten tn details
over waarom een bepaalde gegevensverwerking dient te geschieden of in de bedrijfsmodellen die de partijen hanteren. De
betrokkenenrechten kunnen nog wel enkele nadere inzichten in de gegevensverwerking geven. De verordening ziet niet op
voor het publiek toegankelijke plaatsen.
154 Art. 15 AVG.
155 Art. 17 AVG.
156 Art. 22 AVG.
157 T. Ausloos & P. Dewitte, ‘Shattering One-Way Mirrors — Data Subject Access Rights in Practice’ (2018) 8 International
Data Privacy Law 4.
158 Voor het indienen van een klacht zie art. 77 AVG; voor het opleggen van boetes zie Art. 83 lid 5 AVG.
159 Q. Tjeenk Willink, Tempo moet omhoog bij de Autontert Persoonsgegevens’, Het Financieele Dagblad 24 november
2021; C. Prins, Rutte IV: toezichtreflex en Autoriteit Persoonsgegevens’, NJB 2022/233.
160 G González Fuster, The Ermergence of Personal Data Protection as a Fandamental Right of the EU (Law, Governance and
Technology Series, Springer 2014), p. 194.
161 Art. 79 lid 2 AVG.
162 Zie nader $3.3.
26
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Tot slot schrijft de AVG voor dat de verwerkingsverantwoordelijke betrokkenen bij het uitvoeren
van een DPIA ín voorkomend geval’ vraagt naar hun mening over de voorgenomen verwerking met
inachtneming van de bescherming van commerciële en andere belangen.!63 Omdat bedrijven zelf mogen
invullen wat “in voorkomend geval’ inhoudt, valt gelet op de huidige praktijk niet te verwachten dat
bedrijven hun gedrag — dat wil zeggen betrokkenen nauwelijks of niet polsen over een voorgenomen
verwerking — zullen wijzigen. De AP kan bedrijven uitdrukkelijker wijzen op deze verplichting.
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden
De AVG biedt de gemeente zoals gezegd twee grondslagen op basis waarvan zij persoonsgegevens kan
verwerken. Die gelden ook wanneer zij via B2G-gegevensdeling persoonsgegevens ontvangt van een private
partij. Voorafgaand aan de ontvangst van de private sensorgegevens dient het specifieke doel van de
verwerking vast te staan.!6* Het doel van de verwerking van de persoonsgegevens dient herleidbaar te zijn
tot een formele wet. De gemeente moet ook de noodzaak en de evenredigheid van de verwerking kunnen
aantonen.!65 Het tijdvak waarop het verzamelen en de opslag van de persoonsgegevens betrekking heeft,
mag niet langer duren dan strikt noodzakelijk is om het door de gemeente gestelde doel te bereiken.!6é De
AVG is met andere woorden in volle omvang van toepassing op B2G-gegevensdeling waarin
persoonsgegevens worden verwerkt en op verdere verwerkingen van die gegevens door de gemeente
(bijvoorbeeld het delen van persoonsgegevens met derden).
Private partijen kunnen op basis van een vraagstelling van de gemeente diverse typen
gegevensbestanden aanleveren bij de gemeente. Zij kunnen een gegevensbestand samenstellen dat
gebaseerd ís op ruwe persoonsgegevens (zoals ze werden verzameld door de sensor), op zogenoemde “pre-
processed gegevens’ (oftewel gegevens die werden geprepareerd om te kunnen worden verwerkt), op
geaggregeerde gegevens (waarbij de gegevens reeds werden gecombineerd met andere gegevens) en/of als
onderdeel van een overzicht op basis van de resultaten van de aggregatie(s).'°’ In elk van deze vier typen
gegevensbestanden kunnen persoonsgegevens aanwezig zijn. Indien de gemeente via B2G-gegevensdeling
toegang verkrijgt tot een gegevensbestand waarin zich nog persoonsgegevens bevinden, ts de gemeente
verwerkingsverantwoordelijke ten aanzien van dat gegevensbestand. In de praktijk geeft de gemeente
blijkens de afgenomen interviews echter de voorkeur aan het ontvangen van gegevensbestanden zonder
persoonsgegevens:
In de praktijk blijkt dat de gemeente omwille van de strikte vereisten uit de AVG bij voorkeur geen
persoonsgegevens ontvangt, maar alleen “schone gegevens’, zoals puntjes op bepaalde plekken in de
openbare ruimte, getallen die aangeven hoeveel mensen in- en uitstappen bij bepaalde stations en punten
waar deelscooters in de openbare ruimte worden gestald, omdat dat in overeenstemming met de
privacywetgeving is. De gemeente Amsterdam heeft bij het naleven van die wetgeving volgens deze
gemeentemedewerkers een belangrijke voorbeeldfunctie. 68
Private partijen kunnen inderdaad een gegevensbestand creëren waarvoor geen persoonsgegevens werden
verwerkt. Toch moet de gemeente nagaan of en in hoeverre zij verwerkingsverantwoordelijke 1s voor een
163 Art. 35 lid 9 AVG.
164 Art. 6 lid 1 sub c of e, art. 6 lid 4 en overweging 50 AVG; zie ook B. Schermer, D. Hagenauw en N. Falot, Handleiding
Algemene Verordening Gegevensbeschermingen Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming 2018 (rapport opgesteld 1n
opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid), p. 35 e.v.
165 Idem. Het noodzaakcriterium in de AVG komt overeen met de wijze waarop het noodzaakcritertum dat is ook
vastgelegd in het EVRM, het EU-Handvest voor de fundamentele rechten en in de Grondwet wordt ingevuld (zie $3.2.1);
zie ook EU HvJ C-175/20 SS SIA t. Valsts ienemumu dienests (24 februari 2022) ECLI:EU:C:2022:124, r.o. 74.
166 EU Hv} C-175/20, SS SLA £ Valsts ienemumu dienests (24 februari 2022) ECLI:EU:C:2022:124, r.o. 80.
167 S. Verhulst, A. Young, M. Winowatan, A.J. Zahunanec (2019) ’Leveraging private data for public good. A descriptive
analysis and typology of existing practices’, GovLab, https://datacollaboratives.org/static/ files /existing-practices-
report.pdf, bezocht op 14 december 2022.
168 Gemeentemedewerkers.
27
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
bestand. Een gegevensbestand dat is gebaseerd op gegevens miet zijnde persoonsgegevens (zoals
meteorologische gegevens, gegevens over hoeveelheden fijnstof in de lucht of gegevens over louter
aantallen deelscooters tn de stad) zal onder de AVG waarschijnlijk zonder problemen kunnen worden
gedeeld met de gemeente.
Daarnaast kan zich de situatie voordoen waarin een private partij een geanontmiseerd gegevensbestand
beschikbaar stelt aan de gemeente, waarbij de private partij voor het creëren van het bestand wel
persoonsgegevens verwerkte. In dat geval rijst de vraag of de gemeente voor het creëren van dat
geanonimiseerde gegevensbestand optreedt als verwerkingsverantwoordelijke of dat haar die tol niet
toekomt, omdat het ontvangen gegevensbestand geanonimiseerd ts (en de AVG daarmee niet van
toepassing zou zijn op de gemeente).
Wanneer een private partij persoonsgegevens gebruikt voor het creëren van een geanonimiseerd
gegevensbestand en deze het betreffende gegevensbestand enkel # opdracht van de gemeente creëerde, ligt
het voor de hand aan te nemen dat de gemeente optreedt als verwerkingsverantwoordelijke voor het
betreffende gegevensbestand, ook al wordt het bestand in geanonimiseerde vorm beschikbaar gesteld aan
de gemeente. De gemeente gaf de private partij tmmers opdracht tot het maken van het geanontmiseerde
bestand en bepaalde daarmee het doel van de verwerking van de persoonsgegevens die de private partij
verwerkte met het oog op het creëren van het gevraagde bestand. Zo zou in een hypothetisch geval een
gemeente die een vergunning verleent aan een bedrijf dat deelfietsen in de openbare ruimte plaatst, van dat
bedrijf in de voorwaarden voor de vergunningverlening willen eisen dat het geanontmiseerde informatie
deelt over locaties tn de openbare ruimte waar de deelftetsen vaker betrokken zijn bij ongelukken of over
locaties waar de deelftetsen schade oplopen. De gemeente vindt het noodzakelijk om deze informatie te
ontvangen, omdat zij er via andere manteren niet achter komt hoeveel verkeersongevallen met (deel)fietsen
plaatsvinden, terwijl die kennis voor haar noodzakelijk ts om meer precies te kunnen beoordelen op welke
(kruis)punten verbeteringen moeten worden aangebracht om het aantal ongevallen met de (deel) fietsen
terug te brengen. Wanneer het bedrijf voor het creëren van dat bestand ook tot personen herleidbare
gegevens gebruikt (zoals tijdstippen van en locaties waarbinnen verplaatsingen plaatsvonden en de start- en
eindtijd van de huur) om de door de gemeente gevraagde informatie in kaart te kunnen brengen, ligt het
voor de hand aan te nemen dat de gemeente verwerkingsverantwoordelijke 1s.
Daarnaast zullen er situaties zijn waarin een bedrijf een geanonimiseerd gegevensbestand deelt met
de gemeente waarvoor de gemeente geen opdracht gaf. Het ligt dan het minder voor de hand aan te nemen
dat de gemeente verwerkingsverantwoordelijke 1s. De private partij bepaalde tmmers zelf het doel van de
verwerking van de persoonsgegevens en niet de gemeente. ‘Toch zal de gemeente ook dan moeten nagaan
tn hoeverre haar eigen doelstelling met het op (onder meer) persoonsgegevens gebaseerde gegevensbestand
overeenkomt met de doelstelling van het bedrijf. In die gevallen kan de gemeente mogelijk een rol toekomen
als gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijke met het bedrijf. 16°
De juiste vaststelling van de rol van de gemeente ten aanzien van de persoonsgegevens 1s belangrijk,
omdat die bepalend is voor de maatregelen die de gemeente ter bescherming van de rechten en belangen
van de betrokkenen moet treffen. De vraag is echter niet eenduidig te beantwoorden en moet steeds per
specifiek geval worden beoordeeld. Een belangrijke factor bij het bepalen van de rol ts steeds of de
gemeente het doel bepaalt waarvoor persoonsgegevens worden verwerkt (namelijk voor het creëren van
een specifiek bestand). Voor het bepalen van de rol moet verder worden gekeken naar de
bevoegdheidstoedeling in de specifieke wet en in voorkomende gevallen naar wijze waarop de gemeente
een voorwaarde voor een vergunning, subsidie of concessie formuleert (zie hierna $3.3).
Daarnaast moet steeds worden bedacht dat de gemeente op basis van een geïsoleerd
gegevensbestand niet kan uitgaan van de gedachte dat wanneer een ontvangen bestand eenmaal anontem
1s, dit ook anontem zal blijven, en dat de AVG niet van toepassing zal zijn of worden. Op de gemeente rust
169 Art. 26 AVG.
28
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
een zorgvuldigheidsverplichting om regelmatig na te gaan of de anonimiteit steeds ts geborgd, juist wanneer
het geanontmiseerde bestand wordt gekoppeld met andere bestanden.
Diverse bedrijfsmedewerkers gaven tijdens de interviews aan in beginsel open te staan voor het delen van
gegevens die zij reeds zelf verzamelen, maar zij vinden het minder aantrekkelijk als zij voor de gemeente
aanvullende gegevens zouden moeten verzamelen die zij zelf in eerste instantie niet verzamelen.
In sommige situaties krijgt de gemeente toegang tot gegevens via zogenoemde ‘dashboards’. In dergelijke
dashboards kan informatie ter beschikking worden gesteld aan publieke en/of private
verwerkingsverantwoordelijken (soms in publiek-private samenwerkingsverbanden), die de informatie voor
eigen of gedeelde doeleinden kunnen gebruiken. Indien een dashboard persoonsgegevens bevat of
informatie bevat die op persoonsgegevens is gebaseerd, dienen alle verwerkingen tn of op basis van
informatie uit het dashboard te voldoen aan de AVG. Wanneer meer verwerkingsverantwoordelijken voor
een gemeenschappelijk doel gebruik maken van het dashboard, moeten zij als gezamenlijke
verwerkingsverantwoordelijken beslissen hoe de verantwoordelijkheden ten aanzien van de
persoonsgegevens verdeeld zijn. Dit met het oog op de verplichtingen die zij jegens betrokkenen hebben.
Wanneer de gemeente door middel van B2G-gegevensdeling toegang verkrijgt tot persoonsgegevens in het
dashboard, treedt zij op als verwerkingsverantwoordelijke (en eventueel als gezamenlijk
verwerkingsverantwoordelijke).!!
Het ís niet uitgesloten dat een private partij een gegevensbestand met persoonsgegevens verstrekt
aan de gemeente, waarvan niet duidelijk ts of de oorspronkelijke verzameling door de private partij werd
gebaseerd op een rechtmatige grondslag in de AVG.!? Vanwege het beginsel van rechtsstatelijkheid en het
belang van het vertrouwen van de samenleving in publieke diensten, dient de gemeente zich er steeds van
te vergewissen dat de persoonsgegevens die zij eventueel verwerft door de private partij tn
overeenstemming met de AVG werden verwerkt. Zo is niet altijd duidelijk of voorafgaand aan de
gegevensverzameling met een private sensor in openbare ruimten met (uitdrukkelijke) toestemming werd
verkregen. De gemeente moet private partijen het goede voorbeeld geven, door bij elke voorgenomen
verwerking van private sensorgegevens met persoonsgegevens — of een vermoeden daarvan — een DPIA te
verrichten en de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam te vragen om een advies over conformiteit met
de AVG! Indien en voor zover de gemeente voornemens is de verkregen persoonsgegevens beschikbaar
te stellen aan derden, ís zij gelet op het feit dat ook dan sprake ts van een verwerking in de zin van de AVG,
wederom gebonden aan het juridisch kader van de AVG.*
170 Geïnterviewde gemeentemedewerkers droegen hiervan drverse voorbeelden aan. Een dashboard maakt onder meer
evaluaties mogelijk nadat bijvoorbeeld een vorm van deelmobilitteit is geïmplementeerd. Op basis van het dashboard
kunnen betrokken private partijen (zoals deelmobiliteitsaanbieders) en de gemeente op meer systematische wijze evalueren
wat het gebruik van deelmobilitest 1s, het effect op de openbare ruimte en het reisgedrag van gebruikers meten en besluten
waar tuimte voor verbetering/bijsturing ligt. CROW is een kennisplatform dat beoogt dergelijke dashboards tot
ontwikkeling te laten komen zodat de betrokken verwerkingsverantwoordelijken hun eigen onderzoeken onder de
gebruikers kunnen standaardiseren. Zie https://www.crow.nl/dashboard-autodelen/home/aan-de-slag-1/onderzoeken-
deelmobikteit-gemeenten, bezocht op 12 september 2022.
Ul Art. 26 AVG.
12 Art. 6 lid 1 suba, bof f AVG; zie $3.1.1.
13 De Commissie Persoonsgegevens Amsterdam adviseert de gemeente Amsterdam onder meer over het privacy-beleid
van de gemeente en de uitvoering daarvan. Daarnaast adviseert de commissie de ambtelijke organisatie bij complexe en/of
politiek gevoelige kwesties rondom persoonsgegevens. Zie https:/ /www.amsterdam.nl/bestuur-
organisatie/organisatie/ overige/ adviesraden/commissie-persoonsgegevens-amsterdam/, bezocht op 28 juni 2022.
14 Art. 4 sub 2 AVG.
29
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
3.2.3 Al-Verordening
Juridisch kader
Private sensoren die gegevens over personen tn de openbare ruimte verzamelen, kunnen soms worden
gekwalificeerd als “artificiële-intelligentiesystemen” (Al-systemen) in de zin van het voorstel voor een
Europese Al-Verordening.!’5 Private parijen die Al-systemen (willen) gebruiken voor de verzameling van
gegevens in de openbare ruimte, zullen voorafgaand aan de inzet ervan moeten beoordelen of het systeem
een ‘onaanvaardbaar’, ‘hoog’ of laag’ risico met zich meebrengt voor de gezondheid, de veiligheid en de
fundamentele rechten. Deze kwalificatie zal een private partij (mede) op basis van een DPIA, zoals die 1s
voorgeschreven tn AVG, moeten vaststellen.?6 Afhankelijk van de tisicokwalificatie gelden specifieke
regels. Sensoren uitgerust met software voor biometrische identificatie op afstand — zowel tn real-time als
achteraf — gelden bijvoorbeeld als Al-systermen met een hoog risico. De Al-Verordening voorziet in een
meldingsplicht van hoog-tistco systemen bij een toezichthoudende instantie.”” Deze instantie kent
conformitettsbeoordelingen toe aan organisaties die voldoen aan de vereisten die de Al-Verordening stelt. 178
Voor publieke actoren kent de concept-Al-Verordening geen zelfstandig regime rondom het gebruik
van Àl-systemen, al is het gebruik van Al-systemen die de betrouwbaarheid van natuurlijke personen op
basis van hun gedrag analyseren (“social scoring’) tn beginsel verboden.!® De overige bepalingen die het
gebruik in de publieke sector reguleren, zien op toepassingen in de rechtshandhaving en vallen daarmee
buiten het bestek van dit rapport. 180
Voor het overige lijkt de Al-verordening het gebruik van biometrische 1dentificatie op afstand toe te
staan voor ntet-wetshandhavingsdoeleinden, zoals crowd control of volksgezondhetd.!#! Deze toepassingen
vallen, voor zover er persoonsgegevens worden verwerkt, ook onder het bereik van de AVG. Bij
verwerkingen van biometrische gegevens voor dergelijke publieke doeleinden dient de gemeente aldus
steeds te voldoen aan de AVG en aan de grondwettelijke vereisten voor de verwerking. Gelet op het fett
dat het bij de verwerking van biometrische gegevens steeds om bijzondere persoonsgegevens gaat, zullen
de vereiste noodzaak, evenredigheid en subsidiarstett door de AP of de rechter aan een indringende toets
worden onderworpen. Vanwege het hoge risico van Al-systemen voor fundamentele rechten en
gegevensbescherming zijn publieke actoren bij voorgenomen gegevensverwerking met dergelijke systemen
gehouden een DPIA uit te voeren.
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Op dit punt dient de gemeente de juridische kaders te volgen die zijn opgenomen bij de fundamentele
rechten en bij de AVG zoals beschreven in $$3.2.1 en 3.2.2.
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden
In alle gevallen waarin de gemeente middels B2G-gegevensdeling sensorgegevens verkrijgt die met
Al-systemen werden gegenereerd, gelden steeds de grondwettelijke vereisten, en waar persoonsgegevens
bij de vorming van de gegevensbestanden of in de gegevensbestanden zelf aanwezig zijn, geldt bovendien
15 European Commission, Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Counal laying down
harmonised rules on artificial intelligence (Artificial Intelligence Act) and amending certain Unton legislattve acts
(COM(2021) 206 final); zie Art. 3 lid 1 sub 3 AI-Verordening.
176 Artt. 29 lid 6 en 13 Al-Verordening en art. 35 AVG.
17 Art. 30 Al- Verordening.
18 Artt. 33 en 43 Al-Verordening. Bij goedkeuring ontvangt de private partij een certificaat voor een door de
toezichthouder vastgestelde periode (Art. 44 Al-Verordening).
179 Art. 5 lid 1 sub c AIl-Verordening; het verbod wordt nader ingekleurd door twee voorwaarden, zie onder (1) en (w) van
hetzelfde artikel.
180 Art. 5 lid 1 sub den lid 2 t/m 4 Al-Verordening zien toe op Al-toepassingen in de strafvorderlijke sfeer.
181 M. Veale & F. Zuiderveen Borgesius, Demystifying the draft EU Artificial Intelligence Act’ (2021) Computer Law Review
International 4, p. 97.
30
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
de AVG. Bij de verwerking van persoonsgegevens is de gemeente, gelet op risico’s die kleven aan informatie
die wordt gegenereerd met behulp van Al gehouden een DPIA utt te voeren. De gemeente zal bij het
verrichten van een DPIA ín gevallen waarin Al werd gebruikt mogelijk beperkte toegang tot relevante
informatie voor de tistcobeoordeling hebben. De gemeente was immers niet betrokken in het ontwerp- en
ontwikkelstadium van het Al-systeem en heeft daarmee beperkt inzicht in de wijze waarop het Al-systeem
werd getraind, tn de bias van de trainingsgegevens of 1n de discriminerende vooringenomenheid die de op
het Al-systeem gebaseerde private sensorgegevens met zich kunnen meebrengen, of in de foutmarges die
de private partij acceptabel vond, maar die in publiekrechtelijke context problematisch zouden kunnen zijn,
of tn de ondoorzichtigheid en daarmee (veelal) beperkte interpreteerbaarheid van de modellen en hun
voorspellingen. Private partijen zullen hun ontwerp, doelstelling en overige keuzes 1n het ontwerp van een
Al-systeem immers inkleuren met commerciële waarden. Die waarden zijn niet voor elke toepassing in de
publieke sector acceptabel. Daarmee kan het voor de gemeente erg lastig zijn om bijvoorbeeld beleids- en
besluitvorming die (deels) ts gebaseerd op een met een Al-systeem gegenereerde gegevens te motiveren, te
rechtvaardigen en te verantwoorden.
3.2.4 Databankenwet en auteursrecht
Juridisch kader
Gegevensverzamelingen kunnen beschermd zijn op grond van het databankenrecht (het “sui
generis-databankenrecht”) en op grond van het auteursrecht. Onder een databank wordt verstaan “een
verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch
geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn”. Voor het van
toepassing zijn van het databankenrecht ts vereist dat de selectie, ordening en/of presentatie van een
databank getuigt van creatieve keuzes, die het persoonlijk stempel van de maker (auteur) tonen.!f2 Daarnaast
bestaat een sui generis databankenrecht alleen als “de verkrijging, de controle of de presentatie van de
inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.”183 Kosten gemoeid
met de creatie van (ruwe) gegevens tellen daarbij niet mee. Het Hof van Justitie van de Europese Unte heeft
bij herhaling bepaald dat het databankenrecht niet tot doel heeft investeringen in het genereren van
gegevens op zichzelf genomen, dus zonder substanuële investering tn de verkrijging, de controle of de
presentatie van de inhoud, te beschermen.!8*
Indien op basis van voornoemde criteria kan worden vastgesteld dat sprake ts van een databank,
kan een private partij zich beroepen op haar exclusteve recht om de gegevens over de databank op te vragen
(geheel of gedeeltelijk overnemen, door direct of indirect kopiëren) en te hergebruiken (exploiteren,
beschikbaar stellen voor anderen).!85 Andere partijen, zoals de gemeente, hebben zonder toestemming van
de databankproducent geen toegang tot informatie over de databank.
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen
nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet.
182 Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van
databanken, Pb L 77, 27 maart 1996, p. 20; deze is omgezet in de Databankenwet (1999).
183 Art. 1, lid 1 sub a Databankenwet.
184 Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een test ontwikkeld om na te gaan of de installatie van sensoren in een
specifieke situatie kan worden aangemerkt als een investering om data te verkrijgen, zie C-444/02, (9 november 2004)
Fixtures Marketing Ltd v. Organismos Prognostikon Agonon Podosfaironenzie 'T. Synodinou, ‘Databases: su genems
protection and copymght protection’, Kluwer Copyright Blog (20 december 2011).
185 Art. 2 Databankenwet.
31
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden
Bij het sui generis databankenrecht wordt de gemeentelijke toegang tot gegevensbestanden mogelijk
beperkt. De drempel voor bescherming op grond van het databankenrecht ts echter niet erg hoog. Bij
automatisch gegeneerde verzamelingen van sensorgegevens zal niet snel sprake zijn van een ‘substantêle
investering’ tn de ‘de verkrijging, de controle of de presentatie’.!56 De Databankenwet staat dan niet in de
weg aan het verkrijgen van toegang tot private sensorgegevens door de gemeente. Dat kan anders zijn als
sensorgegevens zijn bewerkt en opgenomen worden in grotere gegevensverzamelingen. Sommige
verzamelingen met machtne-gegenereerde gegevens kunnen mogelijk profiteren van het databankenrecht,
maar dit moet per geval worden beoordeeld. In die gevallen kunnen aanspraken van private partijen de
gemeentelijke verwerking (en verdere deling met derde partijen) van private sensorgegevens beperken.
3.2.5 Wet bescherming bedrijfsgeheimen
Juridisch kader
Gegevensbestanden kunnen vertrouwelijke bedrijfsgegevens zijn die worden beschermd op grond van de
Wet bescherming bedrijfsgeheimen (hierna: Wbbg). De houder (een natuurlijke persoon of een
rechtspersoon) kan opkomen tegen derden die zich toegang verschaffen tot bedrijfsgeheime informatie of
die deze informatie gebruiken. Onder een bedrijfsgeheim wordt verstaan informatie die (a) geheim ís in die
zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet
algemeen bekend 1s bij of gemakkelijk toegankelijk is voor degenen binnen de kringen die zich gewoonlijk
bezighouden met dergelijke informatie, (b) handelswaarde bezit omdat zij gehetm 1s, en (c) onderworpen is
aan redelijke maatregelen om deze geheim te houden!”
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen
nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeten uit de Wbbg.
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden
De Wbbe beschermt houders van bedrijfsgeheimen tegen de onrechtmatige verkrijging daarvan door
derden, oftewel de verkrijging zonder toestemming en op een wijze die als onrechtmatig wordt
beschouwd,!fS en tegen het gebruik of openbaarmaking van het bedrijfsgeheim, wanneer dit zonder
toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim geschiedt.'*° Daarnaast kan informatie verzameld uit
openbare bronnen ook de status bedrijfsgeheim krijgen, onder de voorwaarden dat die informatie wordt
bewerkt of deze wordt gecombineerd met andere gegevens, en dat die informatie vervolgens geheim wordt
gehouden. Daarbij dient te worden aangetekend dat op grond van de Wbbg niet kan worden voorkomen
dat andere partijen dezelfde (openbare) informatie inwinnen. Het gaat er bij de beoordeling van de
toepassing van de Wbbg steeds om dat de houder van de gegevens deze op een door haar bepaalde wijze
heeft samengesteld en georganiseerd, en dat deze samenstelling economische waarde bezit omdat zij geheim
ts. Of private sensorgegevens verzameld in openbare ruimten onder de definitie van bedrijfsgeheimen
vallen, moet steeds per geval moet worden beslist.
186 Art. 1 lid 1 sub a Databankwet; Europese Commissie, Evaluation of Directive 96/9/ EC on the legal protection of databases,
SWD (2018) 146 final, p. 35.
157 Art. 1 Wbbg.
188 Art. 2 lid 1 Wbbg.
189 Art. 2 lid 2 Wbbg.
32
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Sommige bedrijfsmedewerkers gaven aan bereid te zijn gegevens met de gemeente te delen voor de veiligheid
van openbare of voor het publiek toegankelijke ruimten, maar zij beperken dit tot niet-privacygevoelige
informatie en informatie waarop geen wettelijk beschermd bedrijfsgeheim rust (en met inachtneming van
overige wet- en regelgeving).
Vergelijkbaar met de Databankenwet kunnen de rechten die voortvloeten uit de Wbbg en die van toepassing
zijn op een specifiek gegevensbestand de gemeentelijke toegang tot en de verwerking, waaronder het
openbaar maken van private sensorgegevens beperken. Deze rechten beperken aldus de mate waarin de
gemeente vrijheid toekomt private sensorgegevens die zij verkreeg via B2G-gegevensdeling verder te delen
met derden. Aan het openbaren en het verder delen van via B2G gegevensdeling verkregen gegevens leggen
de hierna te bespreken Wet open overheid en de recent aangenomen Datagovernanceverordening
beperkingen op waarmee de gemeente rekening dient te houden. Ook kan het zijn dat de wetgever al heeft
voorzien in beperkingen op de openbaarmaking van gegevens indien deze werden verkregen via B2G-
gegevensdeling die gebaseerd is op een wettelijke verplichtng. °°®
3.2.6 Wet open overheid
Juridisch kader
De Wet open overheid (Woo) ts een generieke wet naast andere openbaarheidsregelingen. Wanneer de
gemeente private sensorgegevens via B2G-gevensdeling gegevens heeft ontvangen die naar hun aard
verband houden met de publieke taak, treedt een aantal wettelijke mechanismen tn werking die ertoe kunnen
leiden dat de gemeente deze gegevens openbaar moet maken. De Woo zet meer dan voorheen de Wet
openbaarheid van bestuur deed in op actieve openbaarheid (openbaar, tenzij”).°! Dit onder voorwaarde
dat met de openbaarmaking geen onevenredige inspanning gemoeid ts, de openbaarmaking een redelijk
belang dient en et geen uitzonderingsgronden gelden, zoals de bescherming van privacy en
persoonsgegevens, van vertrouwelijk meegedeelde bedrijfsgegevens of van intellectuele
eigendomsrechten.!? Het publieke belang bij openbaarheid wordt verondersteld aanwezig te zijn. Naast de
in de Woo neergelegde geclausuleerde verplichting voor de overheid informatie openbaar te maken, staat
voor eenieder de weg open om een mondeling of schriftelijk verzoek om publieke informatie in te dienen,
zonder dat daartoe een belang moet worden gesteld.195
Voor bepaalde categorieën overheidsinformatie verplicht de Woo tot actieve openbaarmaking, maar
sensorgegevens die van bedrijven werden verkregen vallen daar miet onder. Het openbaar maken van
informatie blijft achterwege voor zover dit leidt tot openbaarmaking van bedrijfsgegevens die vertrouwelijk
aan de overheid zijn meegedeeld, wanneer het gegevens betreft waarop intellectuele eigendomsrechten
rusten of wanneer het persoonsgegevens betreft, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft
gegeven voor de openbaarmaking van diens persoonsgegevens of deze door de betrokkene openbaar zijn
gemaakt.
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen
nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet.
190 Een uitwerking van een dergelijke beperking op het verder delen van is te vinden in bijvoorbeeld art. 19 hid 4 van de
concessie voor het hoofdrailnet 2015 — 2025, die vermeldt dat gegevensverstrekking door de NS aan de concessteverlener
vertrouwelijk gebeurt “zolang niet voor alle vervoerders de wettelijke verplichting geldt dat deze data openbaar worden
gemaakt”.
11 Art. 3 lid 1 Woo.
12 Art. 3 lid 1 Woo.
193 Artt. 1.1 en 4.1 lid 1 sub 1 Woo.
33
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden
De gemeente kan private sensorgegevens die zij via B2G-gegevensdeling heeft verkregen openbaar maken,
tenzij rechten en redelijke belangen zoals de bescherming van persoonsgegevens, en bedrijfsgeheimen en
intellectuele eigendomsrechten van de betrokken private partijen zich daartegen verzetten. !9* In afwijking
van deze uitzonderingen op de openbaarmakingsplicht kan de gemeente besluiten deze informatie alsnog
openbaar te maken, indien een zwaarwegend algemeen belang, zoals het belang van de openbare veiligheid,
de volksgezondheid, het milieu of de bescherming van de democratische rechtsorde, dat in een concreet
geval vergt.
3.2.7 Richtlijn open data en de Wet hergebruik van overheidsinformatie
Juridisch kader
De Richtlijn open data regelt het hergebruik voor commerciële en niet-commerciële doeleinden van
overheidsinformatie die reeds openbaar 15.95 De Richtlijn moedigt publieke organen aan informatie
beschikbaar te stellen voor hergebruik met zo min mogelijk voorwaarden die dat hergebruik beperken. 9%
Indien de overheid
e gegevens (van bijvoorbeeld private partijen) heeft verkregen, 197
e deze gegevens openbaar zijn op grond van de Woo (of op grond van een andere
openbaarheidsregeling), en
deze gegevens binnen de reikwijdte van de Richtlijn open data en de Wet hergebruik van
overheidsinformatie (hierna: Who) vallen,
kan eenieder verzoeken om de gegevens te mogen hergebruiken voor commerciële of niet-commerciële
doeleinden. De overheid mag voorwaarden aan het hergebruik stellen, mits deze noodzakelijk, transparant
en niet-discrtminatoir zijn. Gelijke groepen afnemers moeten met het oog op het garanderen van een gelijk
speelveld dus gelijk worden behandeld. De Richtlijn open data regelt niet de toegang tot overheidsinformatie.
De Richtlijn open data sluit tin beginsel hergebruik en openstelling uit van gegevens waarvan de
intellectuele eigendomsrechten en/of handelsgehetmen bij derden berusten,!°8 alsook van documenten die
persoonsgegevens bevatten waarvan het hergebruik wettelijk onverenigbaar ts verklaard met de AVG.
Dat wil niet zeggen dat de overheid deze gegevens in het geheel niet kan openstellen voor hergebruik; indien
nationale regelgeving voorziet tn ruimere mogelijkheden voor hergebruik, kan zij deze alsnog ter
beschikking stellen. De Who voorziet (vooralsnog) niet in deze uitzondering.
Daarnaast kan de overheid volgens de Who een in de tijd beperkte exclusieve overeenkomst sluiten
met één partij die (onder meer) persoonsgegevens of gegevens waarvan de intellectuele eigendomsrechten
en/of handelsgehetmen bij derden berusten verwerkt. Zo kan de overheid een exclusief recht verlenen aan
een private partij voor bijvoorbeeld de digitalisering van verzamelingen van overheidsinformatie die
berusten bij musea of bibliotheken! Een bepaalde pertode van exclustviteit kan noodzakelijk zijn zodat
de private partij haar investering kan terugverdienen.” Een dergelijke exclusieve overeenkomst met één
partij dient steeds noodzakelijk te zijn in het belang van het bieden van diensten of goederen met een
14 Art. 5 lid 1 sub ce en d Woo.
195 Richtlijn 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van
overheidsinformatie (herschikking), PAEU L172/56.
196 Art. 3 lid 1 Richtlijn open data.
197 Art. 1 lid 1 sub a Richtlijn open data.
18 Art. 1 lid 2 sub c (intellectuele eigendom) en d (ut) (handelsgeheim) Richtlijn open data.
199 Art. 1 lid 2 sub h Richtlijn open data.
200 Art. 2 lid 1 sub a, beng jo art. 3 lid 5 Who.
01 Art. 7 hid 3 Who.
202 VNG, Handleiding Wet hergebruik van overheidsinformatie (April 2016), 28.
34
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
publiek karakter. De exclusieve overeenkomst moet daarnaast ook tn overeenstemming te zijn met de
bescherming van de intellectuele eigendomsrechten en/of handelsgehetmen dte bij derden berusten en/of
met de bescherming van persoonsgegevens. Daarnaast moet de betreffende exclusieve overeenkomst ook
openbaar worden gemaakt, omdat de overheid een zo gelijk mogelijk speelveld dient te waarborgen.
De recent herziene Richtlijn is tot op heden nog miet geïmplementeerd in de Nederlandse Wet
hergebruik overheidsinformatie (Who); het implementatiewetsvoorstel wordt verwacht in 2023.
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen
nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet.
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden
Indien de gemeente private sensorgegevens via B2G-gegevensdeling van een private partij heeft
verkregen” en deze gegevens binnen de reikwijdte van de Richtlijn open data en de Who vallen, kan de zij
deze sensorgegevens tn beginsel openstellen voor hergebruik. De gemeente kan daarnaast voorwaarden
aan het hergebruik stellen mits deze noodzakelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.
Wanneer de gemeente via B2G-gegevensdeling gegevens heeft verkregen waarvan de intellectuele
eigendomsrechten en/of handelsgehetmen bij derden berusten? of persoonsgegevens heeft verkregen
waarvan het hergebruik wettelijk onverenigbaar is verklaard met de AVG, stelt de gemeente deze, zolang
de Who hierin niet voorziet, niet open voor hergebruik. Deling van deze gegevens door de gemeente met
derden wordt op dit moment zoals gezegd belemmerd door de Who.” Afgewacht moet worden hoe de
Who uiteindelijk luidt wanneer de Richtlijn open data geïmplementeerd 1s in de Who.
3.2.8 Datagovernanceverordening
Juridisch kader
In het verlengde van de Richtlijn open data ligt de Europese Datagovernanceverordening (hierna: DGA).2%
Hoofdstuk II van de DGA ziet op het hergebruik van bepaalde gegevenscategorteën tn het bezit van
openbare lichamen die zijn beschermd op grond van onder meer commerciële vertrouwelijkheid (o.a.
bedrijfsgeheimen), intellectuele eigendomsrechten van derden of persoonsgegevens.” De DGA-
bepalingen aangaande de verwerking van deze gegevenscategorieën komen overeen met de bepalingen tn
de Richtlijn open data die eveneens zien op deze gegevenscategorieën.
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen
nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet.
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden
De DGA staat op zichzelf genomen niet in de weg aan B2G-gegevensdeling. Wel heeft de DGA gevolgen
wanneer de gemeente voornemens ts de verkregen informatie te delen met andere private partijen. In
08 Art. 7 hd 1, 2en 5 Who.
204 Art. 1 lid 1 sub a Richtlijn Open Data.
05 Art. 3 lid 1 Richtlijn Open Data.
06 Art. 1 lid 2 sub c (intellectuele eigendom) en d (ut) (handelsgeheim) Richtlijn open data.
207 Zie voetnoot 200.
8 Verordening 2022/868 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende Europese Datagovernance
(Datagovernanceverordening) PLEU L152/1 van 30 juni 2022.
09 Art. 3 DGA.
35
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
beginsel verbiedt de DGA dat gegevenscategorieën die commerciële vertrouwelijkheid (o.a.
bedrijfsgeheimen), intellectuele eigendomsrechten van derden of persoonsgegevens betreffen, slechts aan
één partij beschikbaar worden gesteld in een zogenoemde exclusieve overeenkomst, omdat een dergelijke
overeenkomst het gelijke speelveld van marktpartijen kan verstoren. De DGA voorziet echter net als
eerdergenoemde de Richtlijn open data en de Who in een uitzondering op deze regel, namelijk wanneer de
beschikbaarstelling van de genoemde gegevens aan één partij noodzakelijk ts in het belang van het bieden
van diensten of goederen met een publiek karakter. De overeenkomst zelf dient tn deze gevallen openbaar
te worden gemaakt en mag met het oog op het niet verstoren van het gelijke speelveld maximaal 12 maanden
duren. De DGA bevat net als de Richtlijn open data en de Who geen verplichting voor overheden tot het
openstellen van beschermde gegevens. Wel verplicht de DGA openbare lichamen tot het vaststellen van
voorwaarden die van toepassing zijn, indien wordt overgegaan tot beschikbaarstelling voor hergebruik.
3.2.9 Concept-Dataverordening
Juridisch kader
In 2022 publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor een Europese Dataverordening, met als
doel het vastleggen van harmoniserende regelgeving voor een eerlijke toegang tot en gebruik van gegevens
inclusief persoonsgegevens, niet-persoonsgegevens en metagegevens).21® Hoofdstuk 5 van de concept-
Dataverordening ziet op regulering van situaties waarin bedrijven verplicht kunnen worden gegevens te
delen met de overheid, al kan de verplichting niet aan het midden- en kleinbedrijf worden opgelegd.2!!
Vrijwillige B2G-gegevensdeling op basis van bijvoorbeeld een contract valt evenmin onder de reikwijdte
van de concept-Dataverordening.
Verplichte B2G-gegevensdeling kan zich voordoen tn drie situaties. Allereerst kunnen bedrijven
tot B2G-gegevensdeling worden verplicht wanneer die gegevens noodzakelijk zijn bij de bestrijding van
uitzonderlijke noodsituaties waar een openbaar belang mee is gemoeid (zoals natuurrampen, pandemieën
of situaties waarin zich cyberverligheidsincidenten voordoen?!?) en waarin wetgeving daartoe ontoereikend
of geheel afwezig 15.23 Een tweede, daaraan verwante categorie gevallen waarin B2G-gegevensdeling
verplicht kan zijn doet zich voor wanneer zich nog geen uitzonderlijke noodsituatie voordoet, maar deze
voorkomen dient te worden, of wanneer de samenleving van een uitzonderlijke noodsituatie moet herstellen
en waar het gebrek aan private gegevens de overheid aantoonbaar hindert in het vervullen van haar publieke
taak om die uitzonderlijke noodsituatie te voorkomen dan wel ervan te herstellen 24
De derde categorie betreft gevallen van ‘utzonderlijke noodzaak’ waarin het gebrek aan
beschikbare gegevens een overhetdsinstantie hindert bij het vervullen van een specifieke taak van algemeen
belang waarin uetdrukkelijk bij wet ts voorzien? Dergelijke gevallen doen zich voor wanneer het
overheidsorgaan alle andere middelen die tot zijn beschikking stonden om de gegevens te verkrijgen heeft
210 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde regels inzake
eerlijke toegang tot en eerlijk gebruik van data van 23 februari 2022 (Dataverordening) COM(2022) 68 final.
Ul Hoofdstuk V 1s niet van toepassing op het mkb (minder dan 50 werknemers en jaarlijkse omzet van maximaal €10
miljoen (zoals gedefinieerd tn Commissie Aanbeveling 2003/361 betreffende de definitie van het midden- en
middenbedrijf, PbEU L 124 van 20 met 2003, p. 6).
UL Art. 2 lid 10 concept-Dataverordening definieert deze als “situations negatively affecting a major part of a member
state’s population or their fundamental rights, with a risk of serious and lasting repercussions on living conditions and the
economic stability of the member state. Public emergencies include major natural disasters, public health emergencies as
well as human-induced major disasters, such as those caused by terrorism”.
A3 Art. 15 sub a Dataverordening.
4 Art. 15 sub b Dataverordening. Voor de eerste categorie gevallen legt de concept-Dataverordening geen vergoeding
vast voor de gegevensdeling. Voor de tweede categorie van gevallen voorziet de concept-Dataverordening in een
vergoeding van de technische en organisatorische kosten die bedrijven moeten maken voor het beschikbaar maken van de
gegevens (zie art. 20 Dataverordening).
Us Art. 15 aanhef concept-Dataverordening.
36
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
uitgeput, door bijvoorbeeld (4) de gegevens op de markt te kopen tegen markttarieven, (it) terug te vallen
op bestaande verplichtingen om gegevens beschikbaar te stellen, of (tt) de vaststelling van nieuwe
wetgevingsmaatregelen de tijdige beschikbaarheid van de gegevens niet kan garanderen.”
De overheid kan de bevoegdheid miet gebruiken voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke
handhavingsbevoegdheden.2!” Gegevens die op grond van hoofdstuk 5 van de Verordening werden
verkregen, mogen in beginsel niet beschikbaar woorden gesteld voor hergebruik in de zin van de Richtlijn
open data. Hierbij 1s echter een uitzondering opgenomen; overheidsinstanties kunnen gegevens beschikbaar
stellen aan personen en organisaties die wetenschappelijk onderzoek verrichten of aan nationale bureaus
voor de statistiek en Eurostat.!8
Deelvraag 1: handelingsperspectief bij betere naleving van de fundamentele rechten
Ten aanzien van de verbetering van de bescherming van de fundamentele rechten van burgers zijn er geen
nadere gemeentelijke handelingsperspectieven te melden die zouden kunnen voortvloeien uit deze wet.
Deelvraag 2: normering B2G-gegevensdeling en deling met derden
De EU-wetgever plaatst verplichte B2G-gegevensdeling in de context van een “uitzonderlijke noodzaak’,
hetgeen op het eerste gezicht de mogelijkheden van een wettelijk verplichte B2G-gegevensdeling lijkt te
beperken. De concept-Dataverordening laat echter ruimte voor de nationale wetgever om verplichte B2G-
gegevensdeling te reguleren. Dit blijkt uit de derde categorie van gevallen (zie het juridisch kader hierboven)
in artikel 15 c concept-Dataverordening. Hieruit blijkt dat de EU-wetgever erkent dat er situaties kunnen
bestaan waarin een overheidstnstantte wordt gehinderd een bij wet voorziene publieke taak te verrichten,
omdat de overheidsinstantie niet kan terugvallen op bestaande wettelijke verplichtingen, omdat gegevens
niet op een andere wijzen konden worden verkregen (bijvoorbeeld via aankoop op de markt) of omdat
vaststelling van mieuwe wetgeving niet tijdig beschikbaar 1s. Hierutt leiden wij af dat de EU-wetgever erkent
dat B2G-gegevensdeling in de context van een uitzonderlijke noodzaak verplicht kan zijn, ook wanneer
bestaande wetgeving geen of onvoldoende grondslag biedt of de totstandkoming ervan tijdige
beschikbaarheid van de gegevens niet kan garanderen. Of van een uitzonderlijke noodzaak sprake ts moet
de betrokken overheidsinstantie per specifiek geval aantonen.?19
In de Nederlandse context is een mogelijkheid voor verplichte B2G-gegevensdeling bijvoorbeeld
vastgelegd in een specifieke regeling van artikel 30c Wet personenvervoer (Wp). Op grond hiervan kan de
minister van Infrastructuur en Waterstaat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur tegels over het
verplicht beschikbaar stellen van geanonimiseerde gegevens over reizigersstromen die uit het gebruik van
vervoerbewijzen zijn af te leiden.” De minister van lenW heeft van deze bevoegdheid tot nu toe echter
nog geen gebruik gemaakt, maar de gemeente kan bij de minister aandringen op de uitvoering van deze
bepaling. In vervolgonderzoek zou kunnen worden nagegaan of de huidige wetgeving andere, vergelijkbare
specifieke wettelijke bepalingen kent die tot B2G-gegevensdeling kunnen verplichten, en waartoe binnen
gemeenten een noodzaak bestaat. Voor zover vergelijkbare wetgeving al bestaat, lijkt meer algemeen aan
wetgeving rondom B2G-gegevensdeling nog geen eenduidig beleid ten grondslag te liggen. Dat kan een
versnipperd beeld over de toelaatbaarheid van verplichte B2G-gegevensdeling oproepen. Indien de
gemeente aanleiding ziet voor regulering van B2G-gegevensdeling tn andere sectoren, zou zij de formele
wetgever kunnen aansporen dergelijke wetgeving in de gewenste sectoren tot stand te brengen.
A6 Art. 15 sub c Dataverordening.
UT Art. 16 lid 2 concept-Dataverordening.
48 Art. 21 Dataverordening. Om hiervoor in aanmerking te komen, moeten derden handelen zonder winstoogmerk of in
het kader van een in het recht van de Europese Unie of van een lidstaat erkende opdracht van openbaar belang.
UI Art. 3 lid 10 concept-Dataverordening definieert wat een “algemene noodsituatie” 1s; blijkens de aanhef van art. 15 1s
een “uitzonderlijke noodzaak” een uitwerking van een algemene noodsituatie.
220 Zie hierna $3.3.3, waar we de concessie bespreken.
37
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Een voorbeeld waarin de EU-wetgever onder meer B2G-gegevensdeling heeft gereguleerd ts te vinden tn
de _IIS-Richtlijn 2010/40 en de bijbehorende gedelegeerde Verordening over
realtimeverkeersinformatiediensten.2!
De concept-Dataverordening laat ruimte voor de nationale wetgever om B2G-gegevensdeling te
reguleren, en voor vrijwillige B2G-gegevensdeling. De EU-wetgever laat echter een kans liggen om
voorwaarden voor een wetsconforme, technisch haalbare, maatschappelijk aanvaardbare, financieel- en
commercieel levensvatbare B2G-gegevensdelingen te creëren??? en daarmee op meer effectieve wijze de
huidige machtsverschillen tussen publieke sectoren en grote platforms aan te pakken? maar ook om
toekomstige verschillen tussen lidstaten bij voorbaat zoveel mogelijk te vermijden en een gelijk speelveld te
creëren. Ook de meest recente versie van de concept-Dataverordening bevat nauwelijks gedetailleerde
voorwaarden of beginselen om transacties rondom B2G-gegevensdeling billijker te maken voor de publieke
sector. 224
Gemeenten kunnen bij vrijwillige B2G-gegevensdeling bovendien nog steeds geconfronteerd
worden met onevenwichtige machtsverhoudingen, waaruit onrechtvaardige contractbepalingen en hoge
prijzen voor gegevensbestanden kunnen voortvloeien. Op dit moment 1s er wellicht nog tijd om de nadere
normering rondom B2G-gegevensdeling tot stand te (laten) brengen die het delen van private
sensorgegevens ten behoeve van het algemeen belang onder redelijke condities mogelijk maken, zodat B2G-
gegevensuitwisseling de samenleving ten goede kan komen. Het bepalen van een redelijke beprijzing van
de gegevensdeling, de maxtmum levertijd of de kwaliteit van de gegevens die vereist ts kunnen hierbij
behulpzaam zijn.
Nederlandse overheden die B2G-gegevensdeling bij de wetgever willen bepletten, moeten zich er
evenwel van bewust zijn dat uit de publieksconsultatie naar voren kwam dat de industrie geen voorstander
ts van bindende regels rond het delen van B2G-gegevens, en dat het Nederlandse standpunt over B2G-
gegevensdeling tot nu toe terughoudend 15.22
21 Zie Richtlijn 2010/40 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010, Pb EU L 207/1 (6 augustus 2010)
betreffende het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere
vervoerswijzen, die regels en voorwaarden vastlegt voor de invoering van Intelligente Transportsystemen, ofwel een
systeem waarin communicatie- en informatietechnologte toegepast wordt voor wegvervoer, -infrastructuur, -voertuigen en
-gebruikers. Art. 4 lid 5 verstaat onder IIS-dienstaanbieders ook particuliere aanbieders van IIS-diensten. Met de
uitwisseling van informatie kunnen files verminderd worden, veiligheids- en andere digitale toepassingen tn auto’s beter
werken en mensen gemakkelijker hun reis met het openbaar vervoer uitstippelen (uit: Kenniscentrum Europa Decentraal,
Intelligente _Transportsystemen ITS, 29 oktober 2022, https://europadecentraal.nl/onderwerp/vervoer/intelligente-
transportsystemen-its/, bezocht op 27 november 2022). Lidstaten kiezen zelf of zij een IT'S invoeren, maar wanneer zij
hiertoe overgaan moet dit gebeuren volgens de regels van de (gedelegeerde) Verordening (EU) 2015/962 van de Commissie
van 18 december 2014 ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de verlening
van EU-wijde realtimeverkeersinformatiediensten betreft, Pb Eu 157/21 (23 juni 2015). Deze Verordening wordt in 2025
vervangen door Gedelegeerde Verordening 2022/670/EU van 2 februari 2022 ter aanvulling van Richtlijn 2012/40/EU
van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verlening van EU-wijde realtimeverkeersinformatie, PB EU L 122/1
van 25 april 2022). Zie ook Kennisplatform CROW, Real time Traffic Information. Zie voor een duiding van de nieuwe
RIT gedelegeerde verordening voor wegbeheerders: _https://www.crow.nl/downloads/pdf/verkeer-en-
vervoer/verkeersmanagement/d397_real-time-traffic-information_nl.aspx, bezocht 27 op november 2022.
22 A. Tarkowski e.a, ‘A public interest framework for Business to Government data sharing in the Data Act’ (2022) Open
Future Policy Brief no. 3.
223 B. Martens & D. Brown, The economics of Business to Government data sharing, JRC Working Papers on Digital
Economy 2020-04, Joint Research Centre, European Commission.
24 Zie Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Counal on harmonised rules on fair access to and
use of data (Data Act) - First Presidency compromise text (Chapters VI-XI) van 9 september 2022.
25 Bij de openbare raadpleging heeft de industrie zich uitgesproken tegen verplichte B2G-gegevensdeling (C. Perarnaud &
R. Fanmi, The EU Data Act: Towards a new European data revolntion?, Centre for European Data Studies (Vrije Unrversiteit
Brussel 2022). De Nederlandse Rijksoverheid publiceerde een wor-paper’ waarin het zijn positie met betrekking tot de
concept-Dataverordening uiteenzet, zie https://www.permanentrepresentations.nl/permanent-representations/pr-eu-
brussels /documents/ publications /2021/10/1/non-paper-on-the-data-act, bezocht op 1 september 2022.
38
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
3.3 Bestuurlijke instrumenten voor gemeentelijke sturing op private
sensorgegevens
In deze paragraaf gaan wij tn lijn met de onderzoeksvraag en de deelvragen in op de bestuurlijke
instrumenten die de gemeente kan inzetten om ten aanzien van de verzameling en het gebruik van gegevens,
die worden vergaard met behulp van sensoren door private partijen tn de openbare ruimte, aanvullende
voorwaarden te stellen. Die voorwaarden kunnen gaan over de bescherming van fundamentele rechten in
de openbare ruimte. Het kunnen ook voorwaarden zijn die zien op het delen van private sensorgegevens
met de gemeente (B2G-gegevensdeling). Daarbij plaatsen wij nogmaals de kanttekening dat de gemeente
niet uit ts op alle private sensorgegevens die in de openbare ruimte zijn vergaard.
3.3.1 Inleiding en aanpak
De gemeente heeft zowel publiekrechtelijke als prtvaatrechtelijke instrumenten tot haar beschikking. Het
instrument van een wet in formele zin valt daarbuiten, aanzien dat instrument is voorbehouden aan de
regering en de Staten-Generaal. Wel is het mogelijk dat de gemeente er — al dan niet via de VNG en andere
netwerkpartners — toe oproept om (een artikel 1n) een wet in formele zin vast te stellen over de verzameling
en het gebruik van private sensorgegevens.?% Vanuit het oogpunt van onder meer de borging van
fundamentele rechten van private partijen ($3.2.1 e.v.) heeft het vaststellen van (een artikel in) een wet in
formele zin over dit onderwerp de voorkeur.
Met het voorgaande in gedachten, wordt hier in overleg met de opdrachtgever ingegaan op de
volgende publiekrechtelijke instrumenten: gemeentelijke verordening, vergunningstelsel, subsidie ($3.3.2)227
en op de volgende privaarrechtelijke instrumenten: overeenkomst, overheidsopdracht, concessie ($3.3.3). Tot
slot gaan wij in op de zogenoemde soft law-instrumenten, die zowel publiekrechtelijk als prrvaatrechtelijk
van aard kunnen zijn ($3.3.4).
Een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid om een instrument in te zetten 1s rechtstreeks
publiekrechtelijk genormeerd. Wat betreft die normering gaat het om (Europese) regelgeving, fundamentele
rechten en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Gaat het om een aan het privaatrecht ontleende
bevoegdheid om een instrument tn te zetten, dan wordt dat instrument op grond van de schakelbepaling
uit artikel 3:14 BW en vaste rechtspraak tevens genormeerd door fundamentele rechten en algemene
beginselen van behoorlijk bestuur. Het uitgangspunt ts aldus dat het bestuur die normering niet kan
‘ontlopen’ door gebruik te maken van zijn privaatrechtelijke bevoegdheden. Vergelijk hierover verder
$3.3.3.
26 Zo ook de AP in: Smart Cities. Onderzoeksrapport bescherming van persoonsgegevens in de ontwikkeling van Nederlandse Smart Cities,
juli 2021, p. 27.
27 Vergelijk wat betreft de mogelijkheden op grond van de nog niet inwerking getreden Omgevingswet, de bijdrage van A.
Nijboer in het boek Smart &* Leefbaar — Belangen borgen in de digitaliserende gemeente.
28 Vergelijk hierover RJ.N. Schlössels, De beginselen van behoorlijk bestuur bij privaat bestuur’. Algemene normen,
gevarieerde rechterlijke toetsing en organisatorische breuklijnen’ en C.J.H. Jansen, “Toepassing van de beginselen van
behoorlijk bestuur door de Nederlandse burgerlijke rechter’, in: De polsstok van de beginselen van behoorlijk bestuur. Export en
reflexwerking?, Nijmegen: Wolf Publishers 2021, p. 11-45 en p. 47-81; R. Ortlep & V.A. van Waarde, Revolverend publiek
geld in het echt! Dienstbaar in alle mogelijke soorten en maten”, in: LW. Verboeket e.a. (red), Bestuursrecht in bet echt.
Vriendenbundel voor prof. mr. drs. Willemen den Ouden, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 417-432.
39
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
3.3.2 Publiekrechtelijke instrumenten
Gemeentelijke verordening
Een eerste publiekrechtelijk instrument dat hier wordt besproken, ts de autonome verordenende
bevoegdheid. Dat instrument ís in het bijzonder van belang omdat het de grondslag kan zijn voor een
eventueel vergunningstelsel (zie de volgende paragraaf)? De bevoegdheid tot het vaststellen van een
gemeentelijke verordening wordt zowel gevonden tn de Grondwet (arkel 124, eerste lid) als in de
Gemeentewet (artikel 108, eerste lid). Uit de wet en de rechtspraak volgen in elk geval drie grenzen aan de
autonome verordenende bevoegdheid, te weten: de territortale grens, de bovengrens en de benedengrens.2
De geografische grens van de gemeente Amsterdam (de territoriale grens) spreekt hier voor zich, waarbij
wij evenwel wijzen op de ruime definitie van ‘sensoren’ in $1.5.4.
Wat betreft de bovengrens gaat het om de hiërarchie van wettelijke normen en daarmee om de
verhouding van een gemeentelijke verordening tot bijvoorbeeld algemene maatregelen van bestuur,
provinciale verordeningen, ministeriële regelingen, wetten in formele zin, waaronder de Grondwet,
verdragen en EU-regelgeving. Zowel de Grondwet als verdragen zijn in het bijzonder van belang voor de
fundamentele rechten (besproken in $3.2.1 e.v).
De artkelen 121 en 122 Gemeentewet zien op de bovengrens en zijn van kracht indien een artikel van
een gemeentelijke verordening en een artikel van een hogere regeling betrekking hebben op hetzelfde
onderwerp. Van hetzelfde onderwerp 1s sprake als zowel het onderwerp (materie) als het motief van beide
artikelen overeenstemmen. Zien de artikelen op hetzelfde onderwerp maar met een ander motief, dan 1s er
geen sprake van hetzelfde onderwerp en zijn de artikelen 121 en 122 Gemeentewet niet van kracht.
Niettemin ís het in een dergelijk geval niet toegestaan om met een lagere regeling een hogere regeling te
doorkruisen 23! Zien beide artikelen wel op hetzelfde onderwerp, dan wordt er een onderscheid gemaakt
tussen een anterieure verordening en posterieure verordening. Op grond van arkel 121 Gemeentewet is
de gemeenteraad bevoegd om een hogere regeling nadien, dus bij een latere (posterieure) verordening, aan
te vullen, zolang dat geen strijd oplevert. Of daarvan sprake is, hangt niet alleen af van de verenigbaarheid
van de tekst van beide regelingen, maar ook of de hogere regelgever de regeling uitputtend heeft bedoeld
en of het artikel van een gemeentelijke verordening een artikel uit een hogere regeling dupliceert.2? Gaat
het om een eerdere (anterieure) verordening die bestaat op het moment dat een hogere regeling tn hetzelfde
onderwerp voorziet (de hogere regelgever heeft het onderwerp als het ware toegeëigend), dan vervalt het
artikel uit een eerdere (anterieure) verordening op grond van artikel 122 Gemeentewet van rechtswege, zelfs
als zich geen enkele strijd tussen beide artikelen voordoet.
De laatste grens, de benedengrens, ziet erop dat een gemeentelijke verordening beperkt moet zijn tot
het regelen van datgene dat zich in de openbare of publieke sfeer bevindt en daarmee een gemeentelijk
belang dient.2* Zowel in de Grondwet (artikel 124, eerste lid) als in de Gemeentewet (artikel 108, eerste
ld) wordt gesproken van de ‘huishouding?’ respecuevelijk het belang van de gemeente’ (artikel 149). Tot de
gemeentelijke huishouding behoren bijvoorbeeld de bescherming van de openbare orde, het voorkomen
van gevaar of hinder en de bescherming van veiligheid of gezondheid van personen. Het is verdedigbaar
29 Vergelijk de Modelverordening smartcity toepassingen in de openbare ruimte van Kennedy Van der Laan (digitaal
beschikbaar via https:// future-city.nl/modelverordening/).
50 Vergelijk de conclusie van advocaat-generaal E.J. Hofstee van 2 juni 2020, ECLINL:PHR:2020:517, met vele
Literatuurverwijzingen. Zie verder J.G. Brouwer & A.E. Schilder, ‘Over een controversiële conflictregel. Verordening
vervallen: fatale vergissing?’, in: LW. Verboeket e.a. (red), Bestuursrecht in het echt. Vriendenbandel voor prof. mr. drs. Willemien
den Ouden, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 627-638 en H. van Kolfschooten c.s Juridisch instrumentarinm voor een gezonde
voedselomgeving in de stad, Untversiteit van Amsterdam 2020, p. 32 e.v.
51 In de literatuur wordt dan gesproken van ‘ontoelaatbare oneigenlijke aanvulling’.
22 Een bekend voorbeeld 1s ABRvS 13 juli 2011, ECLENL:RVS:2011:BR1425 (Blomverbod Amsterdam).
3 Vergelijk recent HR 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1993.
24 Vergelijk de uitleg, bij de Modelverordening smartcity toepassingen in de openbare ruimte van Kennedy Van der Laan
(digitaal beschikbaar vra https://future-city.nl/modelverordening/).
40
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
dat het belang van de bescherming van de fundamentele rechten van personen op wie private
sensorgegevens uit Amsterdam betrekking hebben, binnen de gemeentelijke huishouding valt.
Hetzelfde ts tn mindere mate het geval voor het belang van de gemeente om ten behoeve van de
uitvoering van haar publieke taken — en in het verlengde daarvan, het belang van andere tn de stad
opererende organisaties, zoals onderzoeksinstellingen of ondernemers actief binnen de gemeente — toegang
te verkrijgen tot (informatie over) private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte, opdat
zij die gegevens kunnen gebruiken voor de verwezenlijking van publieke doeleinden. Het belang moet
duidelijk zijn en zien op de gevolgen voor de openbare ruimte, anders heeft de regulering geen betrekking
op de huishouding van de gemeente en ís er strijd met de benedengrens.
In aansluiting op het voorgaande mag een gemeentelijke verordening niet louter treden in een
particulier belang. Dit betekent niet dat de enkele omstandigheid dat een gemeentelijke verordening naast
publieke (openbare) belangen tevens partuculiere belangen raakt, in strijd is met de benedengrens, maar wel
dat, zoals gezegd, publieke (openbare) belangen duidelijk dienen te zijn.” Het betekent verder ook niet dat
een gemeentelijke verordening vanwege een publiek belang — maar wel binnen de grenzen van de
fundamentele rechten — gedragingen kan reguleren die zich afspelen op het particulier terrein. In de
literatuur wordt hiervan als voorbeeld gegeven de tn gemeenten geldende Verordening kwaliteitseisen
kinderopvang en peuterspeelzalen. Een gemeenteraad stelt hierin kwaliteitseisen in aanvulling op de Wet
kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan peuterspeelzalen die geen deel uitmaken van de
openbare ruimte.% Zo bezien hoeft het niet tn strijd te zijn met de benedengrens als tn een gemeentelijke
verordening een regeling wordt opgenomen over de verzameling en het gebruik van gegevens (waaronder
persoonsgegevens), die worden vergaard met behulp van sensoren door prtvate partijen in zowel de
openbare ruimte als de niet-openbare ruimte.
Vergunningstelsel
Een volgend publiekrechtelijk instrument dat hier wordt besproken, ts een vergunningstelsel.23? De keuze
voor een vergunningstelsel wordt in de gemeentelijke praktijk vaak afgewogen tegen de keuze van een stelsel
van algemene regels met eventueel een meldingsplicht. In een gemeentelijke verordening heeft bijvoorbeeld
de gemeente Amsterdam een meldingsplicht voor sensoren in de openbare ruimte ingevoerd en de
gemeente Utrecht een meldingsplicht voor camera’s tn de openbare ruimte. Net zoals bij een
vergunningstelsel 1s een stelsel van algemene regels met eventueel een meldingsplicht een instrument
waarmee regulerend kan worden opgetreden. De etsen die worden gesteld, zijn opgenomen in voor eenieder
geldende regels die bij verrichting van de betreffende handeling moeten worden nageleefd.2® Met een stelsel
van algemene regels met eventueel een meldingsplicht kan over het algemeen meer rechtszekerheid worden
bereikt dan met een vergunningstelsel. Voordat aan een activiteit kan worden begonnen waarop algemene
regels van toepassing zijn, is immers al duidelijk aan welke voorwaarden die activiteit moet voldoen. Een
nadeel van een stelsel van algemene regels met eventueel een meldingsplicht ten opzichte van een
vergunningstelsel is dat vaak pas achteraf, te weten als de activiteit reeds wordt verricht, door het bestuur
zal worden getoetst of een handeling in overeenstemming is met de regels. Betreft het de bescherming van
een zwaarwegende belangen, dan kan dit maatschappelijk gezien niet of moeilijk aanvaardbaar zijn.
B5 Hetzelfde 1s vereist voor de verwerking van persoonsgegevens in de openbare ruimte (vergelijk art. 6, eerste lid, onder
e, AVG). Vergelijk de AP in: Smart Cities. Onderzoeksrapport bescherming van persoonsgegevens in de ontwikkeling van Nederlandse
Smart Cities, juli 2021, p. 9-10.
6 Brouwer & Schilder 2021, p. 630-631.
37 Vergelijk de Modelverordening smartcity toepassingen tn de openbare ruimte van Kennedy Van der Laan (digitaal
beschikbaar via https://future-city.nl/modelverordening/). Let wel: op grond van art. 3 van die modelverordening 1s het
doel van de verordening de bescherming van persoonsgegevens en het waarborgen van een duurzame inzet van sensoren,
en dus (nog) niet dat de gemeente sensorgegevens kan gebruiken voor de verwezenlijking van publieke doeleinden.
38 Vergelijk de conclusie van staatsraad advocaat-generaal RJ.G.M. Widdershoven van 12 november 2014,
ECLENL:RVS:20144116; B.J. Schueler e.a, Evalwatie van een drietal versnellingsinstramenten uit de Awb, Oisterwijk: WLP 2013
en Kamerstnkken IT 2013/14, 33750-VI, 100.
41
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Het invoeren of aanpassen van een vergunningstelsel, alsmede een stelsel van algemene regels met
eventueel een meldingsplicht, ts rechtstreeks publiekrechtelijk genormeerd. Wat betreft die normering gaat
het — zoals gezegd — om (Europese) regelgeving, fundamentele rechten en algemene beginselen van
behoorlijk bestuur. Hier ts tn het bijzonder het spectaliteitsbeginsel van belang. Het specialiteitsbeginsel
hangt sterk samen met het verbod van détournement de ponvoir (vastgelegd in artikel 3:3 Awb) en het
legaltteitsbeginsel: bestuursbevoegdheden worden toegekend met het oog op bepaalde doelen en mogen
alleen daarvoor worden aangewend. Het specialtteitsbeginsel (vastgelegd in artikel 3:4, eerste lid, Awb)
houdt tn het bijzonder in dat de aanwending van bestuursbevoegdheden beperkt dient te blijven tot die
belangen die de desbetreffende wettelijke regeling beoogt te beschermen. Zo verzet als uitgangspunt het
spectalitettsbeginsel zich ertegen dat het bestuur een aanvraag voor een vergunning afwijst op gronden die
zijn ontleend aan andere belangen dan die ter bescherming waarvan het vergunmingstelsel in het leven is
geroepen.” Hetzelfde uitgangspunt ts van toepassing voor het aan een vergunning verbinden van
(aanvullende) voorwaarden (voorschriften).210
Voor het invoeren of aanpassen van een vergunningstelsel, waaronder het aan een vergunning
verbinden van (aanvullende) voorwaarden (voorschriften), is het gelet op het specialtteitsbeginsel
noodzakelijk om het belang van het beter beschermen van de fundamentele rechten van personen op wie de
private sensorgegevens betrekking hebben, in de wettelijke regeling op te nemen. Hetzelfde geldt tn voorkomende
gevallen voor het belang van de gemeente om ten behoeve van de uitvoering van haar publieke taken
toegang te verkrijgen tot (informatie over) private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte
en die te gebruiken voor de verwezenlijking van publieke doeleinden.
Heeft het invoeren of aanpassen van een vergunmingstelsel, waaronder het aan een vergunning
verbinden van (aanvullende) voorwaarden (voorschriften), (mede) betrekking op dienstverlening, dan moet
ook de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123) en de bijbehorende Dienstenwet in acht worden genomen!
Dit betekent dat een vergunningstelsel non-discriminatoir ts, gerechtvaardigd wordt om een dwingende
reden van algemeen belang en het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel kan
worden bereikt (artikel 9 Dienstenrichtlijn).? Daarnaast moeten de voorwaarden om voor een vergunning
in aanmerking te komen niet-discriminatotr, gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen
belang, evenredig, duidelijk en ondubbelzinnig, objectief, vooraf openbaar bekendgemaakt, transparant en
toegankelijk zijn (artikel 10 Dienstenrichtljn). Verder moet de vergunningsprocedure (artikel 13
Dienstenrichtlijn) worden gebaseerd op objectieve en transparante regels om te waarborgen dat aanvragen
voor een vergunning onpartijdig worden behandeld en mag de procedure geen ontmoedigend effect hebben
en de dienstverrichung niet onnodig bemoetlijken of vertragen. Tot besluit op dit punt mogen de
vergunningsvoorwaatrden miet worden gesteld wegens economische belangen (artukel 14, vijfde lid,
Dienstenrichtlijn).
Een voorbeeld biedt het vergunningstelsel voor deelvoertuigen c.q. bromfietsen in de gemeente Amsterdam.
De gemeente verdeelt de vergunningen aan de hand van een vergelijkende toets als het aantal
vergunningaanvragen het vergunningplafond van twee vergunningen overschrijdt. In de Nadere regels
voor deelvoertuigen Amsterdam 2019 worden aan vergunningaanvragers en -houders diverse eisen opgelegd
met betrekking tot prtvacybescherming en het delen van sensorgegevens met de gemeente. Hierbij valt een
aantal zaken op. Ten eerste zijn deze eisen niet (duidelijk) terug te voeren op de in arukel 2.50A, derde lid,
APV Amsterdam geformuleerde doelen. Zij vloeien wel voort uit de achterliggende beleidsnota ‘Deelmobiliteit,
239 Een bekend voorbeeld is ABRvS 12 november 2014, ECLENL:RVS:2014:4117 (Intocht van Sinterklaas).
240 ABRvS 7 december 2016, ECLENL:RVS:2016:3253.
MI De artikelen van de Dienstenrichtlijn hebben geen betrekking op het aangaan van overeenkomsten met het oog op het
verrichten van een specifieke dienst, waarop de regels inzake overheidsopdrachten van toepassing zijn. De Dienstentichtlijn
is dus niet van toepassing op concessies voor openbare diensten die vallen onder de Concessierichtlijn (Richtlijn 2014/23)
en daarmee de Aanbestedingswet.
A2 Vergelijk ABRvS 7 juni 2017, ECLIEENL:RVS:2017:1520 (Rondvaartboten Aymsterdant).
MS Zie art. 2.50A APV Amsterdam en de Nadere regels voor deelvoertuigen Amsterdam 2019.
42
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
kansen voor de stad. Beleid voor het delen van schone vervoermiddelen anders dan de auto’. Ten tweede zijn deze eisen niet
alleen tn de vorm van voorschriften (artikel 2.11) neergelegd, maar ook als weigeringsgronden (artikel 2.8)
en als beoordelingscriteria (artikel 2.10). Hierbij merken wij op dat alle drie deze vormen onzes inziens
moeten voldoen aan de hierboven geschetste wettelijke kaders, inclusief de voorwaarden die voortvloeien
uit de Dienstenrichtlijn. Wat niet als voorschrift of als weigeringsgrond mag worden opgelegd, kan dus ook
niet in een beoordelingscritertum worden vervat. Ten derde valt de betrekkelijk korte vergunningduur van
twee tot maximaal drie jaar op (artikel 2.50A, lid 5e, APV Amsterdam). Daarbij merken wij op dat de rechter
bij de beoordeling van vergunningstelsels rekening houdt met de terugverdientijd.2* Eisen met betrekking
tot het verzamelen en delen van sensorgegevens kunnen van invloed zijn op de terugverdientijd, zeker als
die gepaard gaan met de nodige investeringen door de vergunninghouder.# Uit de interviews met
bedrijfsmedewerkers blijkt evenwel dat zij over het algemeen positief zijn over het door de gemeente
Amsterdam ingevoerde vergunningstelsel voor deelvoertuigen. Als voordelen noemen zij dat de
vergelijkende toets de kwaliteit van de aanbieders bevordert en dat de eisen en criteria voor elke aanvrager
gelijk zijn (level playing field). Verder kwam in de interviews met bedrijfsmedewerkers naar voren dat een of
meer tussentijdse updates van de gemeente over de wijze waarop de sensorgegevens worden ingezet, op prijs
zouden worden gesteld. Vergunninghouders weten dan beter “waar zij het voor doen’ en kunnen bovendien
meedenken over het anders of vaker delen van sensorgegevens met de gemeente.
Subsidie
Het volgende publiekrechtelijk instrument dat hier wordt besproken, betreft de subsidie. Op grond van
artikel 3, eerste lid, van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is het college van burgemeester
en wethouders bevoegd om subsidie te verstrekken voor actviteiten op de beleidsterreinen die in de
begroting zijn opgenomen, waaronder tn ieder geval de beleidsterreinen die worden genoemd in artikel 2,
eerste lid. Het gaat bijvoorbeeld om maatschappelijke dienstverlening en sociale voorzieningen, vervoer en
infrastructuur, openbare ruimte, economie en stedelijke ontwikkeling. Deze ruime wettelijke grondslag voor
subsidieverstrekking betekent dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om subsidie te
verstrekken voor c.q. ter stimulering van de aanschaf van sensoren door private partijen.”$ In dat verband
kunnen aan deze sensoren eisen worden gesteld die erop zijn gericht om de fundamentele rechten van
personen op wie de private sensorgegevens die de subsidieontvanger verzamelt betrekking hebben, te
waarborgen. Voorts 1s het college van burgemeester en wethouders bevoegd om (incidenteel) subsidie te
verstrekken aan belangenorgantsaties die opkomen voor de fundamentele rechten van personen op wie in
Amsterdam verzamelde prtvate sensorgegevens betrekking hebben.
Kan het college van burgemeester en wethouders ook tn andere (bestaande) subsidierelaties
verplichtingen opleggen die verband houden met private sensorgegevens? Deze vraag valt in twee
deelvragen uiteen:
e Kan het college van burgemeester en wethouders bij subsidteverstrekking aan de subsidieontvanger
verplichtingen opleggen die ertoe strekken dat de fundamentele rechten van personen op wie de
private sensorgegevens die de subsidteontvanger verzamelt betrekking hebben, worden
beschermd?
e Kan het college van burgemeester en wethouders bij subsidteverstrekking aan de subsidieontvanger
verplichtingen opleggen die ervoor zorgen dat de subsidieontvanger verplicht ts om de gemeente
Amsterdam private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte over te dragen, zodat
de gemeente die gegevens kan gebruiken voor publieke doeleinden?
4 Bijvoorbeeld ABRvS 21 juli 2021, ECLIENL:RVS:2021:1588, Gst. 2021/127, m.nt. A. Drahmann. Vergelijk overweging
62 van de considerans bij de Dienstenrichtlijn.
MS Vergelijk Chustiaan Behrens e.a, Schaarse vergunningen en terngverdientijd in de ambulante handel, Amsterdam: SEO
Economisch Onderzoek 2021.
A6 Vergelijk Sensoren en de rol van gemeenten. VNG Realisatie Whitepaper, Den Haag: VNG 2018, p. 26.
43
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
In de subsidieutel van de Algemene wet bestuursrecht zijn regels opgenomen over het opleggen van
subsidieverplichtingen.®*” In de eerste plaats worden in artikel 4:37, eerste lid, Awb acht soorten
subsidieverplichtingen genoemd die bestuursorganen in ieder geval kunnen verbinden aan besluiten tot
subsidieverlening. Hiervoor is dus geen afzonderlijke grondslag nodig in een subsidieregeling. Het gaat
hierbij onder meer om verplichtingen die zien op de aard en omvang van de activiteiten waarvoor de
subsidie wordt verleend (onder a) en de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en
inkomsten (onder b). Met name de a-grond is zeer ruim. Dit betekent dat indien het verzamelen van private
sensorgegevens kan worden gerelateerd aan de actviteiten die worden gesubsidieerd en daarmee ook aan
de verwezenlijking van het doel van de subsidie, het mogelijk is om hierover verplichtingen in het besluit
tot subsidieverlening op te nemen. Dit zal dan in het besluit tot subsidieverlening goed moeten worden
uitgelegd. Of het ook mogelijk is om onder deze noemer de verplichting op te nemen dat de verkregen
prtvate sensorgegevens worden gedeeld met de gemeente, hangt erg af van de doelstelling van de subsidie.
Is het voor het bereiken van het doel van de subsidie noodzakelijk dat deze gegevens met de gemeente
Amsterdam worden gedeeld? Een subsidie met een doelstelling die het noodzakelijk maakt dat private
sensorgegevens met de gemeente moeten worden gedeeld, lijkt lastig voorstelbaar. Als de gemeente private
sensorgegevens nodig heeft, dan liet inkoop ($3.3.3) meer voor de hand dan subsidiëring.
Voor zover het niet mogelijk is om op grond van arkel 4:37, eerste lid, Awb een subsidieverplichtng
op te nemen die betrekking heeft op (het delen van) private sensorgegevens die zijn verzameld in de
openbare ruimte, zou artikel 4:38 Awb uitkomst kunnen bieden. Op grond van artikel 4:38, eerste lid, Awb
kan de subsidieverstrekker ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het
doel van de subsidie. Het gaat daarbij om verplichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om
het met de subsidie nagestreefde doel te bereiken. Voor zover de subsidie een wettelijke grondslag heeft, 8
moet ook een wettelijke grondslag bestaan voor het opleggen van doelgerichte subsidieverplichtingen. In
de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 zijn geen doelgebonden verplichtingen opgenomen
die samenhangen met (het delen van) private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte of
tn voor het publiek toegankelijke plaatsen. Op grond van artikel 3, tweede lid, onder £, van deze verordening
kan het college van burgemeester en wethouders wel nadere regels vaststellen met betrekking tot de
verplichtingen die aan de subsidie kunnen worden verbonden. Omdat in artikel 4:38, eerste lid, Awb 1s
neergelegd dat doelgebonden verplichtingen bij of krachtens wettelijk voorschrift worden opgelegd, ts het
mogelijk dat het college van burgemeester en wethouders in een bijzondere subsidieregeling bepaalt dat
doelgebonden verplichtingen kunnen worden opgelegd en dat de doelgebonden verplichting wordt
opgenomen tn de subsidiebeschikking.2® Wel dient steeds te zijn voldaan aan de eis dat de verplichung
dient ter verwezenlijking van het doel van de subsidieregeling. Of het mogelijk 1s om als doelgebonden
verplichting tn een subsidiebeschikking op te nemen dat de subsidtieontvanger bij het verzamelen van
prtvate sensorgegevens de fundamentele rechten van burgers moet beschermen dan wel dat de verkregen
prtvate sensorgegevens moeten worden gedeeld met de gemeente, hangt dus erg af van de doelstelling van
de subsidie. Is het voor het bereiken van het doel van de subsidie noodzakelijk dat de fundamentele rechten
van burgers inzake private sensorgegevens worden beschermd en/of dat deze gegevens met de gemeente
Amsterdam worden gedeeld?
Wanneer het ook niet mogelijk is om op grond van artikel 4:38 Awb doelgebonden verplichtingen
op te leggen die betrekking hebben op het verzamelen of delen van prtvate sensorgegevens die zijn
MT Zie over subsidieverplichtingen uitgebreid W. den Ouden, MJ. Jacobs & J.E. van den Brink, Subsidierecht
Mastermonografteën staats- en bestunrsrecht), Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 157.
48 De hoofdregel is dat voor subsidiëring een wettelijke grondslag bestaat (zie art. 4:23, eerste lid, Awb). Dit betekent voor
de gemeente concreet dat er een grondslag voor subsidiëring moet bestaan in een gemeentelijke verordening. Doorgaans
is dit de algemene subsidieverordening. Er bestaan echter uitzonderingen op de eis van de wettelijke grondslag. Zie art.
4:23, derde lid, Awb.
A9 Zie hierover Den Ouden, Jacobs & Van den Brink 2021, p. 166-167.
44
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
verkregen in de openbare ruimte, dan komt artikel 4:39 Awb in beeld. Op grond van artikel 4:39, eerste lid,
Awb is het mogelijk om verplichtingen die zief strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie
aan de subsidie te verbinden. In de kteratuur worden dit oneigenlijke verplichtingen genoemd.” De Awb-
wetgever heeft het opleggen van oneigenlijke verplichtingen niet willen verbieden, maar wel aan banden
willen leggen; het opleggen van oneigenlijke verplichtingen staat immers op gespannen voet met het al
genoemde verbod van détournement de pouvoir en het specialiteitsbeginsel. In de eerste plaats kunnen
oneigenlijke verplichtingen worden opgelegd voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald (artikel 4:39,
eerste lid, Awb). In de tweede plaats kunnen oneigenlijke verplichtingen slechts betrekking hebben op de
wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde actviteit wordt verricht (artikel 4:39, tweede lid,
Awb). Dit betekent dat wanneer de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt
verricht kan worden gerelateerd aan (het verzamelen van) private sensorgegevens, het mogelijk is om
dienaangaande verplichtngen op te leggen, ook als die verplichtingen niet strekken tot verwezenlijking van
het doel van de subsidte.
Op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 gelden voor alle
subsidieontvangers een aantal oneigenlijke verplichtingen. In dit kader 15 relevant artikel 11, tweede lid: ‘De
actviteiten van de subsidteontvanger mogen niet tn strijd zijn met de op grond van internationale verdragen
algemeen erkende rechten van de mens en het kind’. Wij nemen aan dat met de activiteiten de
gesubsidieerde actviteiten worden bedoeld. Dit betekent dat wanneer bij het verrichten van de
gesubsidieerde activiteiten private sensorgegevens tn de openbare ruimte worden verzameld, niet in strijd
mag worden gehandeld met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de
mens en het kind, waaronder de rechten die zien op de bescherming van hun pttvacy.
Deze bepaling biedt echter geen grondslag voor een verplichting om de private gegevens die in de
openbare ruimte zijn verkregen, te delen met de gemeente Amsterdam. Daarvoor zou een afzonderlijke
wettelijke grondslag nodig zijn. Het is de vraag of die grondslag hier bestaat. In de Algemene
Subsidieverordening Amsterdam 2013 ts weliswaar neergelegd dat het college van burgemeester en
wethouders nadere regels kan vaststellen met betrekking tot de verplichtingen die aan de subsidie kunnen
worden verbonden, maar dit lijkt ons een te magere grondslag om ook de bevoegdheid te behelzen dat
regels kunnen worden gesteld inzake oneigenlijke verplichtingen.
Het is wel mogelijk dat de gemeenteraad zelf een bijzondere subsidieverordening vaststelt waarin
aanvullende niet-doelgebonden verplichtingen zijn opgenomen! Let wel, los van de vraag of thans een
voldoende wettelijke grondslag bestaat voor het opleggen van de oneigenlijke verplichting dat (bepaalde)
prtvate sensorgegevens die tn de openbare ruimte zijn verkregen, met de gemeente Amsterdam moeten
worden gedeeld, moet ook zijn voldaan aan de ets dat deze verplichting betrekking heeft op de wijze waarop
of de middelen waarmee de gesubsidieerde actviteit wordt verricht. Uit de schaarse jurisprudentie over
artikel 4:39 Awb blijkt dat de bestuursrechter kritisch is ten aanzien van oneigenlijke verplichtingen”? Uit
de jurisprudentie blijkt namelijk dat het verband tussen de oneigenlijke verplichtng en de gesubsidieerde
activiteit niet te ver verwijderd mag zijn.5
Ten slotte plaatsen wij bij het voorgaande voor de zekerheid nog de kanttekening dat het anders ligt
indien de private sensorgegevens ook persoonsgegevens bevatten. In dat geval geldt immers het kader van
de AVG ($3.2.2). Wanneer private partijen persoonsgegevens verwerken door middel van sensoren, dan
kunnen zij die niet zomaar overdragen aan derden (waaronder de gemeente). Wanneer het overdragen van
sensorgegevens op grond van de AVG miet mogelijk is, dan kan dit niet worden omzeild door middel van
het opleggen van subsidieverplichtingen.
250 Zie over oneigenlijke verplichtingen Den Ouden, Jacobs & van den Brink 2021, p. 167 e.v.
251 Wij nemen aan dat de laatste zin van de toelichting op art. 11 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
hierop doelt.
22 Zie hierover uitgebreid Den Ouden, Jacobs & Van den Brink 2021, p. 168 e.v.
253 Zie ABRvS 4 mei 2016, ECLIEENL:RVS:2016:1177, AB 2016/285, m.nt. W. den Ouden.
45
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
3.3.3 Privaatrechtelijke instrumenten
Naast de in de vorige paragraaf besproken publiekrechtelijke instrumenten, zou de gemeente Amsterdam
ook privaatrechtelijke instrumenten kunnen inzetten om t) de fundamentele rechten te beschermen van
personen op wie pttvate sensorgegevens betrekking hebben en 1) toegang te verkrijgen tot (bepaalde)
pitvate sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte. Alvorens wij ingaan op een aantal
specifieke privaatrechtelijke instrumenten, schetsen wij eerst de algemene juridische kaders die gelden bij
prtvaatrechtelijk overheidshandelen.
De gemeente Amsterdam heeft, net als elke publiekrechtelijke rechtspersoon, in beginsel de vrijheid
om te kiezen tussen de publiekrechtelijke of de prtvaatrechtelijke weg om voormelde doelen te bereiken.
Die keuzevrijheid wordt echter beperkt door de zogenoemde tweewegenleer en de bijbehorende
doorkruisingsformule uit het Windmill-arrest.2* In dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat, wanneer
de wet niet voorziet in een antwoord op de vraag of de overheid gebruik mag maken van haar
prtvaatrechtelijke bevoegdheden in plaats van of in aanvulling op haar publiekrechtelijke bevoegdheden,
voor de beantwoording van die vraag beslissend ts of het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden de
betrokken publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist. Daarbij moet onder meer
worden gelet op:
de inhoud en strekking van de publiekrechtelijke regeling (mede in het licht van de
wetsgeschiedents);
e de wijze waarop en de mate waarin in het kader van die publiekrechtelijke regeling de belangen van
burgers zijn beschermd; en
® of de overheid door gebruikmaking van de publiekrechtelijke regeling een vergelijkbaar resultaat
kan bereiken als met de inzet van de privaatrechtelijke bevoegdheid, omdat dit een belangrijke
aanwijzing ts dat geen plaats is voor de prtvaatrechtelijke weg.
De voorvraag ts dus altijd of de wet duidelijk ts over de toelaatbaarheid van privaatrechtelijk
overheidshandelen. Dat is meestal niet zo. Als de wet niet duidelijk ts, moet de doorkruisingsformule
worden toegepast aan de hand van onder meer de bovenstaande drie ijkpunten. Deze ijkpunten zijn miet
lmitatef: de rechter betrekt soms ook andere maatstaven bij de beantwoording van de vraag of
prtvaatrechtelijk overheidshandelen ts toegestaan, zoals de regel dat de overheid geen misbruik mag maken
van een privaatrechtelijke bevoegdheid (artikel 3:13 BW)5 De ijkpunten zijn ook niet cumulatief:
prtvaatrechtelijk overheidshandelen kan reeds op basis van één ijkpunt worden uitgesloten of juist
toegestaan. De formulering dat het prtvaatrechtelijk overheidshandelen de betrokken publiekrechtelijke
regeling niet ‘op onaanvaardbare wijze’ mag doorkruisen, laat zien dat de rechter niet snel geneigd ts om
aan te nemen dat de overheid haar privaatrechtelijke bevoegdheden niet mag gebruiken in plaats van of
naast haar publiekrechtelijke bevoegdheden.
De meest voor de hand liggende publiekrechtelijke regeling die de gemeente Amsterdam zou kunnen
doorkruisen door via de privaatrechtelijke weg voorwaarden te stellen aan de verzameling en/of het gebruik
van prtvate sensorgegevens, is de (Uitvoeringswet) Algemene verordening gegevensbescherming (hierna:
(DAVG). De (wetsgeschiedenis van de) (U)JAVG geeft zelf geen antwoord op de vraag of de gemeente
dergelijke voorwaarden via het privaatrecht mag opleggen. Als het gaat om het doel dat de gemeente met
die voorwaarden de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens betrekking
hebben, (beter) wil beschermen, dan doorkruist de gemeente vermoedelijk miet de (WAVG door die
254 HR 26 januari 1990, ECLIENL:HR:1990:ACO965 (Windmil). Zie hierover uitgebreid P.J. Huisman en F.J. van Ommeren,
Hoofdstukken van privaatrechtelijk overbeidsbandelen. Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen op de grens van pnbliek- en
privaatrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019, p. 417 e.v.
255 HR 5 jum 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH7845 (Amsterdam/ Geschiere). Zie over deze maatstaven uitgebreid Huisman &
Van Ommeren 2019, p. 437 e.v.
46
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
voorwaarden via het privaatrecht op te leggen. Het beschermen van de fundamentele rechten van personen
op wie sensorgegevens betrekking hebben, ts immers tn lijn met de inhoud en strekking van de (U)AVG en
de wijze waarop de (D)AVG de belangen van burgers beschermt. In beginsel kan de gemeente verdergaande
bescherming van die fundamentele rechten vereisen dan strikt genomen op grond van het EU-recht,
waaronder de AVG, noodzakelijk is, mits daardoor de voorrang, eenheid en werking van het EU-recht c.q.
de AVG niet in gevaar komen.” Anderzijds heeft de overheid, althans de AP, op grond van de (U)AVG
allerle1 publiekrechtelijke bevoegdheden om de bescherming van die fundamentele rechten te waarborgen,
waaronder het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom. Zodoende kan de overheid
tn het algemeen via het publiekrecht een vergelijkbaar resultaat bereiken als door via het privaatrecht
voorwaarden te stellen over de bescherming van fundamentele rechten bij de verzameling van
sensorgegevens.
Als het gaat om het doel dat de gemeente met de voorwaarden toegang verkrijgt tot (informatie over)
prtvate sensorgegevens, niet zijnde persoonsgegevens tn de zin van de (U)AVG, voor de verwezenlijking
van publieke doeleinden, dan is er (nog) geen wet die dit mogelijk maakt en die dus zou kunnen worden
doorkruist. Mocht een dergelijke wet er komen, bijvoorbeeld in navolging van de concept-Dataverordening
($3.2.9), dan zou die ertoe kunnen leiden dat het de gemeente op grond van de doorkruisingsformule niet
langer vrijstaat om via het prtvaatrecht sensorgegevens te verkrijgen.
Het privaatrechtelijk verkrijgen van sensorgegevens die in strijd met de (WAVG zijn verwerkt,
doorkruist overigens zonder meer de (U)AVG, aangezien dergelijk prtvaatrechtelijk overheidshandelen
evident 1n strijd zou zijn met de wet (artikel 3:40, eerste lid, BW) en bovendien de fundamentele rechten
zou schenden van de personen op wie de sensorgegevens betrekking hebben (artikel 3:14 BW) 257 Zoals
gezegd kan de gemeente de normering van fundamentele rechten en algemene beginselen van behoorlijk
bestuur immers niet ‘ontlopen’ door gebruik te maken van haar prtvaatrechtelijke bevoegdheden.
Al met al 1s het uitgangspunt voor privaatrechtelijk handelen door de overheid (fa, de gemeente mag
prtvaatrechtelijk handelen, tenzij zij daarmee het publiekrecht onaanvaardbaar doorkruist) fundamenteel
anders dan het uitgangspunt voor publiekrechtelijk handelen door de overheid (nee, de gemeente mag niet
publiekrechtelijk handelen, tenzij daar een wettelijke grondslag voor bestaat). Dit uitgangspunt voor
publiekrechtelijk handelen is tmmers gestoeld op het legaliteitsbeginsel, dat niet geldt voor privaatrechtelijk
overheidshandelen. Vergelijk hierover verder $3.3.2.
In de rest van deze paragraaf bespreken wij drie prtvaatrechtelijke instrumenten die voor dit rapport
in het bijzonder relevant zijn. Het gaat dan om de ‘gewone’ privaatrechtelijke overeenkomst, de
overheidsopdracht en de concessie. In het kader van dit onderzoek zijn twee vragen van belang:
e Kan de gemeente Amsterdam in een privaatrechtelijke overeenkomst, een overheidsopdracht of
een concessie voorwaarden opnemen die ertoe strekken dat de fundamentele rechten van personen
op wie de private sensorgegevens die de wederpartij verzamelt betrekking hebben, worden
beschermd?
e Kan de gemeente Amsterdam in een ptivaatrechtelijke overeenkomst, een overheidsopdracht of
een concessie voorwaarden opnemen die ervoor zorgen dat de wederpartij verplicht is om de
gemeente Amsterdam private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte over te
dragen, zodat de gemeente die gegevens kan gebruiken voor publieke doeleinden?
26 Vergelijk HvJ EU 26 februari 2013, C-399/11, ECLL:EU:C:2013:107 (Mellon), t.o. 58-60.
257 HR 26 apul 1996, ECLIENL:HR:1996:2C2051 (Rasri Rostelf).
258 Zie art. 3:14 BW en art. 3:1, tweede lid, Awb. Zie ook HR 27 maart 1987, ECLIE:NL:HR:1987:AG5565
(Amsterdam/ IKON), HR 24 april 1992, ECLENL:HR:1992:ZC0582 (Zeeland/ Hoondert) en HR 26 april 1996,
ECLENL:HR:1996:ZC2051 (Rasti Rostellì).
47
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Privaatrechtelijke overeenkomst
Een overeenkomst ts een meerzijdige rechtshandeling, aangezien een of meer partijen met een of meer
andere partijen een verbintents aangaan (artikel 6:213 BW). De gemeente Amsterdam 15 net als een ‘gewone’
natuurlijke persoon of een prtvaatrechtelijke rechtspersoon bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten
(arkel 2:1 en 2:5 BW). In de praktijk zijn de organen (bestuursorganen) van de gemeente dan aan zet. Het
college van burgemeester en wethouders ts bevoegd te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen
van de gemeente, waaronder het sluiten van overeenkomsten (artikel 160 Gemeentewet)? De
burgemeester is bevoegd om namens de gemeente overeenkomsten te sluiten en kan die bevoegdheid
opdragen aan een door hem/haar aan te wijzen persoon (artikel 171 Gemeentewet). Utt de jurisprudentie
blijkt dat de vraag of degene die namens een publiekrechtelijke rechtspersoon een overeenkomst sluit
daartoe wel bevoegd 1s, een belangrijk aandachtspunt is dat tn de praktijk nog weleens wordt vergeten.20
De gemeente heeft in beginsel contractsvrijhetd. Contractsvrijheid vloeit voort uit het beginsel van
partijautonomie en betekent dat het een partij vrijstaat om wel of niet een overeenkomst aan te gaan, te
kiezen voor een contractspartner en de inhoud van het contract naar eigen inzicht te bepalen! De
contractsvrijheid van de overheid wordt evenwel beperkt door publiekrechtelijke regels, zoals 1n bepaalde
gevallen de Aanbestedingswet en 1n alle gevallen de fundamentele rechten en algemene beginselen van
behoorlijk bestuur (artikel 3:14 BW).
Op zichzelf zien wij geen beperkingen met betrekking tot het opnemen van voorwaarden die zien
op de verzameling en/of het delen van sensorgegevens in een ‘gewone’ privaatrechtelijke overeenkomst,
mits de gemeente — zoals gezegd — daarmee niet het publiekrecht onaanvaardbaar doorkruist en/of in strijd
handelt met geschreven of ongeschreven publiekrechtelijke regels, waaronder de fundamentele rechten en
algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De zojuist beschreven contractsvrijhetd komt echter ook de
wederpartij van de gemeente toe, die waarschijnlijk niet (zomaar) akkoord zal gaan met voorwaarden die
zien op de verzameling en/of het delen van sensorgegevens. Dat akkoord ís wel nodig voor een geldige
overeenkomst, want die komt tot stand door een aanbod eg de aanvaarding daarvan, oftewel
wilsovereenstemming (artikel 6:217, eerste lid, BW). Anders gezegd: de gemeente kan een private partij met
een overeenkomst niet eenzijdig dwingen tot het accepteren van voorwaarden die zien op de verzameling
en/of het delen van sensorgegevens. Dat ligt anders als de gemeente bepaalde publiekrechtelijke
instrumenten inzet ($3.3.2). Zo kan de gemeente met een vergunningstelsel een private partij die de
vergunningplichtige actvitett wil uitvoeren, eenzijdig dwingen tot het accepteren van bepaalde voorwaarden
(voorschriften).
Overigens hebben derden, in het bijzonder de personen op wie de sensorgegevens betrekking
hebben, géén wilsovereenstemming bij een overeenkomst tussen de gemeente en een private partij die die
sensorgegevens verzamelt. Zij zijn immers geen partij bij die overeenkomst. Dit benadrukt het reeds
besproken belang van de bescherming van hun fundamentele rechten, bijvoorbeeld door als gemeente
alleen niet tot personen herleidbare sensorgegevens te accepteren.
Hoewel de gemeente een private partij met een overeenkomst dus niet eenzijdig kan dwingen tot het
accepteren van voorwaarden die zien op de verzameling en/of het delen van sensorgegevens, ligt de
verhouding anders c.q. is de positie van de gemeente sterker als zij die voorwaarden verbindt aan het gunnen
van een overheidsopdracht of een concessie aan de private partij. De gemeente heeft dan immers een
(lucratieve) overheidsopdracht of concessie te bieden. De vraag is vervolgens welke grenzen het
aanbestedingsrecht stelt aan het opleggen van voorwaarden aan gegadigden c.q. de ondernemer aan wie de
gemeente de overheidsopdracht of de concessie gunt.
259 Daarbij kan het college van burgemeester en wethouders overigens niet de gemeenteraad eenzijdig binden ten aanzien
van een bevoegdheid van de gemeenteraad. Vergelijk recent ABRvS 20 januari 2021, ECLINL:RVS:2021:113, ro. 5.3.
260 Zie hierover uitgebreid Huisman & Van Ommeren 2019, p. 140 e.v.
21 Asser/Sieburgh 6-11 2022/41.
48
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Overheidsopdracht
Een overheidsopdracht is een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende tel tussen een aanbestedende
dienst en een ondernemer, die betrekking heeft op het verlenen van een dienst, het leveren van een product
of de uitvoering van een werk (artikel 1.1 Aanbestedingswet). Simpel gezegd koopt de overheid met een
overhetdsopdracht iets tn. Dat kan gaan om bureaustoelen voor tn het gemeentehuis, maar ook het ontwerp
en de bouw van een heel nieuw gemeentehuis. Naar Nederlands recht is een overheidsopdracht een
prtvaatrechtelijk instrument. Voor overheidsopdrachten geldt de Aanbestedingswet, op grond waarvan
aanbestedende diensten verplicht kunnen zijn om een opdracht aan te besteden. De gemeente Amsterdam
ts een aanbestedende dienst (artikel 1.1 Aanbestedingswet). Over de band van artikel 3:14 BW heeft de
gemeente Amsterdam zich ook als aanbestedende dienst aan de fundamentele rechten en algemene
beginselen van behoorlijk bestuur te houden.
Welke voorwaarden ten aanzien van de verzameling en/of het gebruik van sensorgegevens kan de
gemeente Amsterdam stellen aan deelnemers aan aanbestedingen? Voor alle voorwaarden geldt dat zij
proportoneel moeten zijn. Dit betekent dat de gemeente uitsluitend voorwaarden mag stellen die tn een
redelijke verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht? Bovendien ts de gemeente op grond van
het transparantiebeginsel verplicht de relevante etsen en criteria voorafgaand aan de inschrijving bekend te
maken? Tot slot kunnen voorwaarden ten aanzien van de verzameling en/of het gebruik van
sensorgegevens mogelijk worden aangemerkt als zogenoemde bijzondere voorwaarden, aangezien deze
voorwaarden verband houden met de verwezenlijking van bepaalde publieke doeleinden. Bijzondere
voorwaarden moeten bij Europese aanbestedingen verband houden met het voorwerp van de opdracht en
worden vermeld in de aankondiging of de aanbestedingsstukken (arkel 2.80 Aanbestedingswet).
Het ís lastig om precies te voorspellen welke voorwaarden over de verzameling en/of het gebruik
van sensorgegevens door de aanbestedingsrechtelijke beugel kunnen. Veel hangt af van het voorwerp van
de opdracht. Als de opdracht bijvoorbeeld draait om ICT-diensten waarmee persoonsgegevens zijn
gemoeid, dan ligt het voor de hand om aan de opdrachtnemer etsen op te leggen die zien op de bescherming
van de personen op wie de gegevens betrekking hebben 2 Als de opdracht echter weinig tot niets te maken
heeft met het verzamelen van sensorgegevens door de opdrachtnemer, die de sensorgegevens buiten het
bestek van de opdracht in de eigen bedrijfsvoering verzamelt, dan staat de Aanbestedingswet niet toe dat
de gemeente binnen het bestek van de opdracht over de verzameling van sensorgegevens voorwaarden
stelt. Dergelijke voorwaarden zouden over de band van arkel 3:13 BW voorts kunnen leiden tot misbruik
van een privaatrechtelijke bevoegdheid, in dit geval de bevoegdheid tot het sluiten van een overeenkomst
van opdracht (artikel 7:400 BW).
Nog lastúger is het om via een overheidsopdracht af te dwingen dat de opdrachtnemer de
aanbestedende dienst toegang verschaft tot door hem verzamelde sensorgegevens. De gemeente
Amsterdam zou de verzameling van sensorgegevens als dienst kunnen inkopen, zodat het logisch 1s dat zij
aan die opdracht de voorwaarde verbindt dat de opdrachtnemer de gemeente toegang verschaft tot de
sensorgegevens. Maar ook hier geldt: als de opdracht daarentegen weinig tot niets te maken heeft met het
verzamelen van sensorgegevens door de opdrachtnemer, die de sensorgegevens buiten het bestek van de
opdracht in de eigen bedrijfsvoering verzamelt, dan staat de Aanbestedingswet niet toe dat de gemeente
eist dat de opdrachtnemer die sensorgegevens met de gemeente deelt.
2 Zie art. 1.10 Aanbestedingswet voor Europese aanbestedingen, art. 1.13 Aanbestedingswet voor nationale
aanbestedingen en art. 1.16 Aanbestedingswet voor meervoudig onderhandse procedures. Deze artikelen verwijzen naar
de Gids Proportionalteit (GP) als verplicht te volgen richtsnoer. Afwijkingen van de GP moet de aanbestedende dienst
kunnen motiveren (comply or explain).
263 Zie voor Europese aanbestedingen art. 1.9 Aanbestedingswet en voor nationale aanbestedingen art. 1.12, tweede lid,
Aanbestedingswet.
264 Vergelijk art. 25 Gemeentelijke inkoopvoorwaarden bij IT (GIBIT) van de gemeente Amsterdam en Sensoren en de rol van
gemeenten, VNG Realisatie Whitepaper, Den Haag: VNG 2018, p. 16.
49
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Daar komt bij dat sensorgegevens waarde hebben. Het is niet proportoneel om de toegang tot
waardevolle sensorgegevens over de band van een overheidsopdracht te vereisen, als de kostprijs voor de
uitvoering van die opdracht daar niet op is afgestemd. Dan bestaat er immers geen redelijke verhouding
tussen de voorwaarde (toegang tot sensorgegevens) en het voorwerp van de opdracht, die miet gaat over
het verzamelen van de sensorgegevens en dus ook qua prijs daar niet op ís afgestemd. Dergelijke
voorwaarden zouden over de band van artikel 3:13 BW voorts kunnen leiden tot misbruik van een
prtvaatrechtelijke bevoegdheid, tn dit geval de bevoegdheid tot het sluiten van een overeenkomst van
opdracht (arkel 7:400 BW).
In het uitzonderlijke geval dat voorwaarden over de verzameling of het gebruik van sensorgegevens
de proportionalteitstoets doorstaan en voldoende verband houden met het voorwerp van de opdracht,
geniet de gemeente belangrijke voordelen: het is gebruikelijk dat aanbestedende diensten de inschrijvers op
een aanbesteding om een onvoorwaardelijke aanvaarding van de conceptovereenkomst vragen.” Elk
voorbehoud dat de inschrijver daarin maakt, zal leiden tot ongeldigheid van zijn inschrijving.” Dit laat
onverlet dat potentiële inschrijvers altijd de kans dienen te krijgen om suggesties te doen voor aanpassingen
aan de conceptovereenkomst. Het opleggen van een contract zonder enige mogelijkheid voor de inschrijver
om daarover suggesties in te dienen, ts in beginsel disproportoneel.2? Los daarvan loopt de gemeente het
risico om weinig tot geen (serieuze) inschrijvers op een opdracht aan te trekken, als zij de waarde van de
opdracht niet (voldoende) afstemt op de kosten die de opdrachtnemer direct of indirect moet maken om
te voldoen aan de etsen over de verzameling of het gebruik van sensorgegevens.
Concessie
Een concessie 1s een beschikking of een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel waarbij een
handeling wordt toegestaan en tot uitvoering van die handeling wordt verplicht. Een concessie kan dus
zowel publiekrechtelijk als prrvaatrechtelijk van aard zijn. Een privaatrechtelijke concessie wordt ook wel
concessieopdracht genoemd. Een concessteopdracht 1s een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende
titel die ts gesloten tussen een ondernemer en een aanbestedende dienst en die betrekking heeft op het
verlenen van diensten of de uitvoering van werken, waarvoor de tegenprestatie bestaat uit het recht de
diensten of werken te exploiteren, al dan niet inclusief een betaling (artikel 1.1 Aanbestedingswet). Stmpel
gezegd gaat het bij concessies meestal om een privaatrechtelijke rechtspersoon die een bepaalde publieke
taak verricht, zoals het verzorgen van openbaar vervoer. De concessiehouder ts, anders dan een
vergunninghouder ($3.3.2), verplicht om de concessie in gebruik te nemen en uit te voeren.
De in arukel 1.9 en 1.10 Aanbestedingswet opgenomen beginselen van transparante en
proportonalitett zijn tn beginsel ook van toepassing op het plaatsen van een concessteopdracht, zodat de
bovenstaande analyse over de toelaatbaarheid van voorwaarden over de verzameling of het gebruik van
sensorgegevens bij overheidsopdrachten tn zoverre van gelijke strekking is bij concessieovereenkomsten.2?
Wat betreft het openbaar vervoer binnen de gemeente Amsterdam geldt op grond van artikel 63a,
eerste lid, Wp een uitzondering op de aanbesteding van de concessie voor openbaar vervoer, anders dan
per trein. Daarom exploiteert GVB Exploitatie BV tot op heden een onderhands gegunde concesste voor
openbaar vervoer met metro, bus en tram. Voor een dergelijke concessteverlening is vereist dat de
25 Vergelijk de soepele opstelling van de rechter ten aanzien van de vereiste overdracht van auteursrechten op in het kader
van een overheidsopdracht verzamelde sensorgegevens en de openbaarmaking daarvan in Rechtbank Den Haag 27 maart
2019, ECLENL:RBDHA:2019:3623, JAAN 2019/114, m.nt. JL. Kohlen en Gerechtshof Den Haag 25 april 2019,
ECLENL:GHDHA:2019:906, JAAN 2019/105, m.nt. JI. Kohlen.
266 M.J.J.M. Essers en C.A.M. Lombert, Aanbestedingsrecht voor overheden. Naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid,
Deventer: Vakmedianet 2017, p. 216 ev.
27 Voorschuft 3.9 B GP.
268 EJ. van Ommeren, ‘Concessies 2.0: de concessie op de grens van de vergunning, de overheidsopdracht en de subsidie’,
NTB 2020/257, p. 639-648.
269 De wetgever kan het aanbestedingsrecht van toepassing verklaren op publiekrechtelijke concessies, zoals in art. 61,
eerste lid, Wp.
50
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Vervoerregto Amsterdam als concessieverlener over GVB net als over haar eigen diensten zeggenschap
uitoefent (quasi-inbesteding). Aangezien de gemeente Amsterdam slechts een van de vijfen gemeenten is
die onderdeel uitmaken van de Vervoerregio Amsterdam, kan de gemeente Amsterdam niet op eigen houtje
voorwaarden opleggen aan GVB die zien op de verzameling en/of het gebruik van sensorgegevens.270
Op grond van artikel 30c Wp kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden
gesteld over het beschikbaar stellen van geanonimiseerde en niet tot personen herleidbare gegevens over
reizigersstromen, die uit het gebruik van vervoerbewijzen zijn af te leiden. De minister van Infrastructuur
en Waterstaat heeft aangegeven van deze mogelijkheid gebruik te willen gaan maken”! Dit zou ertoe
kunnen leiden dat GVB dit type sensorgegevens moet delen met de Vervoerregio Amsterdam en de
gemeente Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft echter zelf geen (directe) invloed op de inzet van
deze bevoegdheid, aangezien algemene maatregelen van bestuur als instrument zijn voorbehouden aan de
regering. Wel is het mogelijk dat de gemeente er — al dan niet via de VNG en andere netwerkpartners — toe
oproept om een algemene maatregel van behoorlijk bestuur op grond van artikel 30c Wp vast te stellen,
zoals de minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft aangegeven te willen gaan doen, maar tot op heden
nog niet heeft gedaan. In de interviews met bedrijfsmedewerkers kwam naar voren dat voor het voldoen
aan een dergelijke algemene maatregel van behoorlijk bestuur mogelijk meer capaciteit (geld) nodig 15.
Naast GVB exploiteert ook N.V. Nederlandse Spoorwegen (hierna: NS) diensten met betrekking tot
het openbaar vervoer in Amsterdam, meer specifiek het openbaar treinvervoer. Daartoe ts een landelijke
concessie voor het hoofdrailnet onderhands gegund aan NS door de staatssecretaris van Infrastructuur en
Milieu”? Het enkele feit dat NS met die concessie een publieke dienst verricht, leidt er niet toe dat NS
verplicht 1s sensorgegevens te delen met de gemeente Amsterdam. De voorwaarden uit de concessie zijn
wat dat betreft leidend.
In de concessie voor het hoofdrailnet 2015-2025 zijn voorwaarden opgenomen die zien op het
verzamelen en delen van (sensor)gegevens door NS2 Hetzelfde geldt voor het Programma van Eisen
(hierna: PvE) voor de mieuwe concessie voor het hoofdratlnet2* De voorwaarden uit het PvE zijn
uitgebreider en gedetatlleerder dan die uit de huidige concessie. Zo verwijst het PvE expliciet naar een
DPIA, Mobility as a Service (MaaS) en een deels open-source Data Management System (DMS).
De voorwaarden uit het PvE geven de Vervoerregio Amsterdam en de gemeente Amsterdam
vermoedelijk meer slagkracht bij het verkrijgen van (sensor)gegevens van NS dan zij op basis van de huidige
concessie hebben, met dien verstande dat het nog niet om definitieve concesstevoorwaarden gaat. Uit de
interviews met gemeentemedewerkers is gebleken dat er vanuit de gemeente bezien behoefte ts aan die
slagkracht. Ook ten aanzien van NS 1s overigens een regierol weggelegd voor de minister van Infrastructuur
en Waterstaat, aangezien deze directe invloed heeft op de (handhaving van) nieuwe concesstevoorwaarden,
en omdat de gegevensuitwisseling door NS niet alleen voor de gemeente Amsterdam van belang 15.275 De
gemeente kan — al dan niet via de VNG en/of in samenwerking met andere netwerkpartnets — de minister
oproepen om die regierol (meer) te voeren tn aanloop naar de nieuwe concesstepertode. Hetzelfde geldt
270 Art. 3, derde lid, Gemeenschappelijke regeling Vervoerregio Amsterdam.
11 Kamerbrief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat over Wetgevingsopties bij het beschikbaar stellen van OV-
reizigersinformatie van 24 maart 2020.
2 ‘Thans: staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Vergelijk Rechtbank Den Haag 13 december 2022,
ECLIEENL:RBDHA:2022:13391.
3 Zie met name artt. 7, 11, 19,28 en 57. Let wel: de gemeente Amsterdam is geen decentrale overheid volgens de definitie
in art. 1. Gedeputeerde Staten en de Vervoertegio Amsterdam zijn dat wel (zie art. 20 lid 2 en 3 Wp en art. 36b Besluit
personenvervoer 2000).
2714 Bijlage bij Kamerbrief van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over Programma van Eisen voorgenomen
concessie hoofdrailnet van 3 oktober 2022. Zie met name artt. 7, 32, 37, 47, 48 en 49 en bijlage 6, tabel 4. Ook hier is de
gemeente Amsterdam geen decentrale overheid volgens de definitie 1n het PvE. Gedeputeerde Staten en de Vervoertegio
Amsterdam zijn dat wel (zie art. 20 lid 2 en 3 Wp en art. 36b Besluit personenvervoer 2000).
75 Vergelijk Decisio, TwynstraGudde en inno-V in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Effecten
van openbaar aanbesteden in het Openbaar Vervoer. Een overzicht van de ervaringen in de periode 2000-2020, 18 maart 2020, p. 39 en
69-70.
51
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
voor de oproep om ook ten aanzien van NS een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 30c
Wp vast te stellen.
3.3.4 Soft law-instrumenten
Het laatste instrument dat wij hier bespreken, zijn de zogenoemde soft law-instrumenten, die zowel
publiekrechtelijk als privaatrechtelijk van karakter kunnen zijn. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht
aan convenanten, intentieverklaringen en maatschappelijke akkoorden.”* Het betreft geen vastomlijnde of
wettelijk gedefinieerde begrippen.””” Afspraken vastgelegd in dergelijke soft law-instrumenten zijn meestal
niet tn rechte afdwingbaar en zullen de gemeente Amsterdam daarom geen garanties kunnen bieden met
betrekking tot de navolging van voorwaarden die zien op de verzamelen en/of het delen van
sensorgegevens door private partijen.””® Wel kan de inzet van soft law-instrumenten een (positief) effect
hebben op de bewustwording bij private partijen en op de algemene publieke opinte tn het voordeel van de
betrokken private partijen. Zo bezien kan de inzet van soft law-instrumenten private partijen stimuleren
om de fundamentele rechten van personen op wie hun sensorgegevens betrekking hebben, beter te
beschermen.
Een voorbeeld biedt het in 2019 tussen de gemeente Amsterdam en Uber gesloten ‘“Soctal Charter’. Daarin
zijn onder meer afspraken opgenomen over het proactief delen van in overeenstemming met de APV
geaggregeerde sensorgegevens met de gemeente Amsterdam (onder 6).
276 P.J. Huisman, ‘Maatschappelijke akkoorden en de Aanwijzingen voor convenanten: tijd voor een updatel’, Rege/Maat
2021, nr. 3, p. 210-229.
277 In de Aanwijzingen voor convenanten (Stort. 2003, 18) staat weliswaar een definitie van een convenant, maar deze
Aanwijzingen zien alleen op afspraken die de centrale overheid maakt en zijn niet juridisch afdwingbaar.
278 Als deze afspraken wel in rechte afdwingbaar zijn, 1s waarschijnlijk materieel sprake van een overeenkomst. Vergelijk
HR 13 maart 1981, ECLIEENL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
279 Zoals ook naar voren gebracht door meerdere geïnterviewde gemeentemedewerkers. Vergelijk H.E. Bröring & KJ. de
Graaf (ted), Bestuursrecht 1, Systeem, bevoegdheid, bevoegdbeidsnitoefening, bandbaving, Den Haag: Boom juridisch 2022, p. 584;
Astud Voorwinden & Sofia Ranchordás, Soft Law in City Regulation and Governance’, in: U. Morth, E. Korhea-aho en
M. Elantomo (ted), Research Handbook on Soft Law, Edward Elgar Publishing 2022 (digitaal beschikbaar via
https://doi.org/10.2139/ssrn.3978959) en Jorgen Schram, Henk den Uijl en Mark van Twist, Actuele kwestie, klassieke
afweging. Een verkenning naar de governance van bet Nederlandse digitaliseringsbeleid, Den Haag: NSOB 2021, p. 36-37.
52
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
4 Bevindingen en aanbevelingen
De centrale vraag in dit onderzoeksrapport luidde wat voor de gemeente Amsterdam de juridische
mogelijkheden zijn om ten aanzien van de verzameling en het gebruik van gegevens die door private partijen
met behulp van sensoren in de openbare ruimte worden verzameld, binnen het bestuurlijke
instrumentarium aanvullende voorwaarden te stellen. Deze vraag valt uiteen tn twee deelvragen, te weten:
biedt het huidige juridisch kader mogelijkheden voor de gemeente om meer bescherming te bieden aan de
fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens betrekking hebben? En: kan het
juridisch kader de gemeente helpen om ten behoeve van de uitvoering van haar publieke taken — en in het
verlengde daarvan, het belang van andere tn de stad opererende organisaties — toegang te verkrijgen tot
private sensorgegevens die zijn verkregen in de openbare ruimte? Hiertoe hebben we in hoofdstuk 3 het
relevante juridisch kader dat nodig is om deze deelvragen te beantwoorden weergegeven en per deelvraag
geanalyseerd. In dit hoofdstuk vatten we per deelvraag de gevonden knelpunten en kansen uit hoofdstuk 3
samen en geven we per deelvraag enkele aanbevelingen die de gemeente in overweging zou kunnen nemen
bij verdere beleidsvorming op deze twee deelvragen.
4.1 Betere bescherming van de fundamentele rechten
4.1.1 Knelpunten
Wanneer een prtvate partij gegevens verwerkt en die gegevensverwerking raakt aan fundamentele rechten,
waaronder het recht op privacy, dan is die gegevensverwerking in beginsel toegestaan, tenzij de formele wet
daar beperkingen aan stelt. De verwerking van persoonsgegevens door prtvate partijen wordt bijvoorbeeld
gereguleerd door de AVG en de Telecommunicattewet. In specifiek omschreven gevallen kan het Wetboek
van Strafrecht van toepassing zijn. Uit de verdere analyse van de wetgeving komt naar voren dat de
gemeente in beginsel geen rol toekomt bij het normeren van gegevensverwerkingen door prtvate parijen;
die taak is primair belegd bij de formele wetgever. Gemeentelijke inzet van publiekrechtelijke instrumenten
(verordening, vergunning, subsidie) moet terug te voeren zijn op een wettelijke grondslag. Wat betreft de
handhaving van de AVG is primair een rol weggelegd voor de AP, al kan de gemeente meldingen doen
over de omgang van persoonsgegevens bij de AP.
In de analyse constateerden we verder dat de gemeentelijke Verordening meldingsplicht sensoren
tot doel heeft meer zichtbaarheid te bieden in het aantal sensoren dat tn de stad aanwezig is, inclusief
sensoren van ptivate partijen. De meldingsplicht ts niet vrijblijvend. Private partijen zijn verplicht kenbaar
te maken welke gegevens (kunnen) worden ingewonnen. Daarnaast zijn zij, indten daarbij persoonsgegevens
worden verwerkt, verplicht aan te geven op basis van welke wettelijke grondslag uit de AVG de
persoonsgegevens worden verwerkt. Daarbij moeten zij een link naar hun privacy-beleid opnemen. Deze
informatie komt in een openbaar register te staan, zodat gebruikers van openbare ruimten kunnen nagaan
welke gegevens daar over hen worden ingewonnen.
Met de Verordening meldingsplicht sensoren kan de gemeente op indirecte wijze bescherming van
de fundamentele rechten aan burgers bieden. Een cruciale voorwaarde hierbij is dat de genoemde
Verordening door alle partijen met sensoren in de openbare ruime wordt nageleefd en dat sensoren worden
gemeld zoals voorgeschreven in het meldingsformulier van de gemeente; dat de Verordening wordt
gehandhaafd wanneer het aan de naleving schort (bijvoorbeeld als blijkt dat partijen hun sensor niet of
gebrekkig aanmelden); en dat het register wordt onderhouden (bijvoorbeeld doordat wijzigingen tn het
gebruik van een sensor die gevolgen hebben voor hetgeen zij waarnemen, de duur van de waarneming, etc,
tijdig worden doorgegeven aan de registerhouder). Handhaving kan lastúg zijn, omdat niet elke private
sensor direct zichtbaar ts voor gemeentelijke handhavers.
53
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Het sensorenregister geeft, indien het accuraat is, burgers de mogelijkheid kennis te nemen van de
tdentiteit van private partijen die mogelijk hun persoonsgegevens verwerken. Zij kunnen op basis van die
informatie bijvoorbeeld besluiten hun AVG-betrokkenenrechten jegens de verwerkings-verantwoordelijke
uit te oefenen 20 Zij kunnen eventuele klachten over niet-naleving van die rechten melden bij de AP.
Met de invoering van de betrokkenenrechten in het EU-Handvest en in de AVG is een belangrijk
instrument voor de rechtsbescherming van betrokkenen gecreëerd”! De EU-wetgever had de bedoeling
de uitoefening van deze rechten eenvoudig en toegankelijk te maken voor betrokkenen. In de praktijk blijkt
echter dat betrokkenenverzoeken zelden leiden tot betekenisvolle informatie voor betrokkenen of tot
(betere) naleving van de AVG door de verwerkingsverantwoordelijke in kwestie. Dit heeft te maken met
problematische naleving door verwerkingsverantwoordelijken?®? en vaak ook met de afwezigheid van
expertise, kennis, tjd en middelen bij betrokkenen. Het indienen en effectueren van een
betrokkenenverzoek kan maanden duren en veel correspondentie in vaktaal en (andere) bureaucratische
obstakels met de verwerkingsverantwoordelijke met zich meebrengen.” De effectieve uitoefening van
betrokkenenrechten blijkt in de praktijk aldus weerbarstig, al kan de WAMCA hier mogelijk betere
perspectieven bieden.
4.1.2 Aanbevelingen
Maak de link naar het meldingsformulier goed vindbaar
De gemeente Amsterdam is na een ‘wenperiode’ voornemens de Verordening meldingsplicht sensoren te
gaan handhaven. Het meldformulier is nu echter nog niet goed vindbaar. Het verdient aanbeveling om het
te hechten aan het portaal waar het register kan worden ingezien en op andere plaatsen die door de
betrokken partijen regelmatig worden bezocht. Van belang 1s dat de betrokken partijen die straks verplicht
worden te melden, snel terecht kunnen bij het meldingsformulier en bij andere relevante informatie.
Overweeg het ondersteunen van collectieve uitoefening van betrokkenenrechten
Zoals gezegd blijkt de effectieve uitoefening van betrokkenenrechten in de praktijk weerbarstg. Niettemin
doemen nieuwe perspectieven op die een meer kansrijke uitoefening en daarmee mogelijk een betere
naleving van deze rechten (en in het verlengde daarvan de AVG) kunnen bewerkstellingen. Het
sensorenregister kan daarbij meer indirect van betekenis zijn.
De waarde en effectiviteit van betrokkenenrechten kunnen met name tot uitdrukking komen
wanneer die rechten gezamenlijk worden uitgeoefend.28* Wanneer betrokkenenrechten collectief en dus op
schaal worden uitgeoefend, is de kans groter dat ze kwestieuze praktijken en miet-naleving van de AVG en
andere fundamentele rechten onthullen. Zo hebben recentelijk enkele NGO’s en ad hoc
burgerrechtbewegingen de uitoefening van betrokkenenrechten, waaronder het inzagerecht, in collectief
verband gecoördineerd. Campagnevoerders 1n Duitsland hebben bijvoorbeeld strategisch en in collectief
verband gebruikgemaakt van betrokkenenrechten om discriminerende algoritmes bij de berekening van
280 Respectievelijk artt. 15 en 17 AVG.
81 Respectievelijk art. 8 lid 2 EU-Handvest; art. 12 — 22 AVG. Zie ook G. Gonzáles Fuster, The emergence of Personal Data
Protection as a Fundamental Rigbt of tbe EU (Law, Governance and Technology Series, Springer 2014), p. 194; O. Lynskey, The
fonndations of EU Data Protection Law (Oxford Studies in European Law, OUP 2016), 11.
82 T. Ausloos & P. Dewitte, Shattering One-way mitrors — data subject rights in practice’ (2018) International Data Privacy
Law (8) 4; Prrvacy International, ‘Our complaints against Axciom, Criteo, Eqnifax, Experian, Oracle, Qnantvast, Tapad’, Rapport 8
november 2018, https://privacyinternational.org/advocacy/2426/our-complaints-against-acxtom-criteo-equifax-
experian-oracle-quantcast-tapad, bezocht op 29 augustus 2022.
283 R. Mahieu, H. Ashgari en M. van Eeten, ‘Collectively exercising the right of access: individual effort, societal effect”
(2018) Internet Policy Review 1
284 Mahieu e.a, ‘Collectively exercising, the right of access: individual effort, soctetal effect’ (2018) Internet Policy Review 1.
54
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
kredietscores aan het licht te brengen? Een andere NGO kreeg met een vergelijkbare methode zicht op
de niet-naleving van werknemersrechten? Op basis van de antwoorden van de
verwerkingsverantwoordelijke in reactie op de betrokkenenverzoeken, kon de coördinerende NGO inzicht
verkrijgen in de werkwijze van de betreffende verweringsverantwoordelijke. Zonder coördinatie van de
betrokkenverzoeken door een NGO waren deze praktijken waarschijnlijk onder de radar gebleven, omdat
deze tn individuele betrokkenenverzoeken nauwelijks of miet te detecteren zijn. Daarnaast vereisen analyses
van een groot aantal inzageverzoeken specialistische kennis, die bij gespecialiseerde organisaties
voorhanden is.
Coördinatie van collectieve betrokkenenverzoeken door het maatschappelijk middenveld kan aldus
effectief zijn bij het detecteren van niet-naleving van de AVG. Betrokkenenrechten zijn in hun doelstelling
tmmers niet gebonden aan een AVG-doelstelling.” In het verlengde hiervan zou de gemeente kunnen
overwegen organisaties te steunen (subsidiëren) die zich willen toeleggen op het collectief uitoefenen van
betrokkenenrechten.
Laat onderzoeken hoe naleving en handhaving van sensorenregisters kan worden verbeterd
Het succes van het sensorenregister als instrument om de naleving van de AVG en daarmee ook het bredere
mensenrechtelijk kader te borgen, hangt mede af van de mate waarin het register wordt nageleefd en
gehandhaafd. Omdat sensoren niet altijd zichtbaar zijn en omdat het aan partijen zelf is een sensor te
melden, zal de gemeente moeten nadenken over effectieve handhaving. Op dit moment kan de gemeente
Amsterdam de verplichtingen die voortvloeien uitt de Verordening meldingsplicht sensoren
bestuursrechtelijk handhaven door middel van het opleggen van een last onder bestuursdwang of onder
dwangsom. Naast Amsterdam zijn meer gemeenten bezig met het opzetten van een sensorenregister.
Aandacht voor de naleving en handhaving op nationaal ntveau kan helpen bij de bewustwording van
‘meldingsplichtige’ partijen.?*® Dit kan met name van bang zijn voor partijen die mobiele sensoren
exploiteren die in openbare ruimten van verschillende gemeenten operationeel zijn. Mogelijk kan daarbij
worden meegenomen onder welke voorwaarden niet-naleving strafbaar zou moeten worden, indien en voor
zover strafbaarstelling wenselijk wordt geacht.
De gemeente Amsterdam kan samen met andere gemeenten, die waarschijnlijk met vergelijkbare
vragen en onzekerheden rondom de naleving en handhaving zullen moeten omgaan, door wetenschappers
en/of de regering en haar adviesorganen laten onderzoeken of beleid en/of wetgeving ten behoeve van de
naleving en handhaving op landelijk ntveau zou kunnen bijdragen aan de verbetering van de naleving.
85 OpenSCHUFA — Shedding Light on Germany's Opaque Credit Scornge’, AfgorithmWatch 22 mer 2017,
https:/ /algorithmwatch.org/en/openschufa-shedding-light-on-germanys-opaque-credit-scoring-2, bezocht op 17
augustus 2022; R. Mahieu & J. Ausloos, Recognising and Enabling the Collective Dimension of the GDPR and the Right
of Access’ ArXiv, 2 July 2020, https://osf.io/ preprints/lawarxiv/b5dwm/, bezocht op 28 augustus 2022; L Kelion,
‘Amazon’s Ring logs every doorbell press and app action’, BBC News 4 maart 2020
https://www.bbe.com/news/technology-51709247; L. Kelion, ‘Amazon: Why Amazon knows so much about you’, BBC
News, blog 2020, https:/ /bbc.co.uk/news/extra/ CLQYZENMBI/amazon-data, bezocht op 28 augustus 2022.
286 Zo kon een NGO (onder meer Workers Info Exchange) op basis van informatie uit inzageverzoeken die waren gedaan
door een grote groep taxichauffeurs een analyse opmaken over de wijze waarop hun werkgever (Ola en Uber) gebruik
maakte van hun persoonsgegevens en algorittmische besluitvorming; zie J. Toh, Empowering Workers Through Digstal
Rights’, Digital Freedom Fund, 30 April 2021, https:/ /digitalfreedomfund.org/empowering-workers-through-digital-rights/
bezocht 18 maart 2022; zie ook Rb AMS 11 maart 2021, ECLENL:RBAMS:2021:1020.
287 Rb AMS 11 maart 2021, ECLIENL:RBAMS:2021:1020; J. Ausloos, R. Mahieu & M. Veale, ‘Getting Data Subject Rights
Right. A Submission to the European Data Protection Board from International Data Rights Academics, to Inform
Regulatory Guidance (2020) 10 Joumal of International Property, Information Technology and Electronic Commerce Lam (JIPITEC).
88 Zie bijvoorbeeld Interprovinciaal Overleg (IPO), “Gezamenlijke oproep ontwikkeling landelijk sensorenregister’, 20 junt
2022, https://wwwapo.nl/lobby/gezamenlijke-oproep-ontwikkeling-landelijk-sensorenregister/; VNG, ‘Gemeenten
starten meteen algortme- en sensorenregister’, 15 juni 2022, https:/ /vne.nl/nieuws/gemeenten-starten-met-een-
algorttme-en-sensorenregister en Sensorenregister NL, een initiatief van het Kadaster (2020) waarbij meer gemeenten zich
hebben aangesloten, en dat een nationaal gestandaardiseerd sensorenregister nastreeft (zie
https:/ /www.dieitaleoverheid.nl/innovatieproject/sensorenregister-nl/) alle bezocht op 28 november 2022.
55
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
Zoek binnen het bestaande wettelijk kader ruimte om te experimenteren
De inzet van vrijwel alle bestuurlijke instrumenten vereist ten eerste proportonalteit van de etsen met
betrekking tot de naleving van fundamentele rechten, indien de gemeente dergelijke eisen wil opnemen als
voorwaarde voor bijvoorbeeld het verkrijgen van een vergunning. Daarnaast vereist de inzet van die
instrumenten een duidelijk en nauw verband tussen die eisen en het achterliggende doel van de inzet van
het instrument (connexitett). Daarbij geldt in het algemeen dat de drempels voor het opleggen van eisen
met betrekking tot de naleving van fundamentele rechten, lager zijn dan voor het opleggen van eisen met
betrekking tot B2G-gegevensdeling.
De gemeente dient, gelet op de vereiste proportonakteit, connexitett en de noodzaak van een
specifieke wettelijke grondslag, het opleggen van eisen met betrekking tot het naleven van de fundamentele
rechten op weloverwogen wijze te doen. Zij zou daarbij echter niet bang moeten zijn om te experimenteren.
Hier kan “regulatory sandboxing’ wellicht mogelijkheden bieden om te verkennen welke ruimte de gemeente
heeft. Of en welke expertmenteerruimte bestaat ts niet op voorhand te zeggen, aangezien die ruimte afhangt
van de specifieke context van de regelgeving.
4.2 B2G-gegevensdeling en gegevensdeling met derden
4.2.1 Knelpunten
Uit de analyse van het fundamenteelrechtelijke kader komt naar voren dat B2G-gegevensdeling en
verwerkingen van die gegevens alleen kunnen plaatsvinden als daarvoor een specifieke wettelijke grondslag
bestaat, wanneer de betrokken gegevens raken aan fundamentele rechten van burgers en private partijen
en/of wanneer het om persoonsgegevens gaat. Ook de analyse van de Awb en de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur? tn $3.3 laat zien dat de gemeente weinig ruimte toekomt om B2G-gegevensdeling met
behulp van een in een verordening of vergunning neergelegde verplichung te effectueren, indien de
eerdergenoemde wettelijke grondslag afwezig ts. Ook het subsidie-instrument lijkt de gemeente niet veel
ruimte te bieden voor B2G-gegevensdeling zonder wettelijke grondslag.
Wanneer persoonsgegevens bij een B2G-gegevensdeling in het geding zijn, moet de gemeente (en
ook de private party) voldoen aan alle verplichtingen die de AVG aan verwerkingsverantwoordelijken
oplegt, waarbij tevens in het oog springt dat wanneer de gemeente een private partij een opdracht geeft een
gegevensbestand te maken waarin zich geen persoonsgegevens (meer) bevinden, maar waarvoor wel
persoonsgegevens werden gebruikt, de gemeente optreedt als verwerkingsverantwoordelijke voor het
betreffende bestand. In situaties waarin private partijen vrijwillig gegevensbestanden zonder
persoonsgegevens (of andere gegevens waarop rechten rusten) deelt met de gemeente, moet zorgvuldig
worden nagegaan wat de rol van de gemeente ten aanzien van het betreffende gegevensbestand 1s, al ligt
gemeentelijke gegevensverantwoordelijkheid hier minder snel voor de hand. Wanneer de gemeente het
verkregen, geanonimiseerde gegevensbestand na ontvangst koppelt aan andere gegevensbestanden, rust op
haar de zorgvuldigheidsplicht om na te gaan of zich niet alsnog tot personen herleidbare gegevens in het
met haar gedeelde bestand bevinden.
Gemeenten lijken soms de overtuiging te hebben dat gegevens verzameld in de openbare ruimte
het karakter van een publiek goed hebben en daarmee “van ons allemaal” zijn, mits het geen
persoonsgegevens zijn. Vanutt die optiek kan meer algemeen de wens bestaan om zoveel mogelijk gegevens
open te (laten) stellen met het oog op innovatie binnen de gemeentegrenzen. De gemeente dient bij het
delen van private sensorgegevens echter rekening te houden met de legitieme rechten en belangen van de
betrokken private partijen, waaronder intellectuele eigendomsrechten en de bescherming van
289 Meer specifiek het legaliteitsbeginsel, het specialiteitsbeginsel en het verbod van détournement de pouvoir.
20 Art. 3.2 en 3.4 lid 2 Awb.
56
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
handelsgehetmen, en met het feit dat er geen wet- en regelgeving is die een dergelijk ‘publiek eigenaarschap’
van gegevens erkent.
De Databankenwet (en het auteursrecht), de Wet bescherming bedrijfsgeheimen, de onlangs tn
werking getreden Wet open overheid, de Richtlijn open data en de Wet hergebruik van overheidsinformatie
(waarin de Richtlijn open data momenteel wordt geïmplementeerd) stellen meer specifieke eisen aan B2G-
gegevensdeling en meer specifiek het verder delen van de verkregen gegevens door de gemeente. Uit de
analyse komt naar voren dat het verder delen tn beginsel mogelijk ts, maar dat de gemeente telkens na dient
te gaan of de bescherming van bedrijfsgeheimen en intellectuele eigendomsrechten en/of de bescherming
van persoonsgegevens die door de gegevensverwerking kunnen worden geraakt, op passende wijze worden
geborgd.
De Datagovernanceverordening ts relevant voor zover de gemeente overweegt de via B2G-
gegevensdeling verkregen gegevens verder te delen, maar voegt geen nieuwe eisen toe aan de eisen omtrent
het delen van gegevens uit de Richtlijn open data. De concept-Dataverordening staat een verplichting voor
B2G-gegevensdeling toe in drie sttuaties, die uitwerking geven aan de uitzonderlijke noodzaak tot
gegevensdeling. De derde situatie — de vaststelling van wetgeving om gegevens beschikbaar te stellen voor
B2G-gegevensdeling — biedt indirect aanknopingspunten voor de gemeente: de formele wetgever zal hiertoe
bestaande wetgeving moeten uitwerken of inttiatteven voor nieuwe wetgeving moeten nemen. De concept-
Dataverordening legt voor B2G-gegevensdeling tn de huidige verste geen algemeen materieel normenkader
vast. Dat betekent dat voor het materiële normenkader vooralsnog de huidige wetgeving zoals die tn $3 is
geschetst, als uitgangspunt moet worden genomen en dat mogelijke rechtsonzekerheid over de precieze
toepassing van het wettelijk kader met de komende Dataverordening (nog) niet wordt weggenomen.
Afrondend is B2G-gegevensdeling een relatief nieuw fenomeen waarvoor nog geen coherent en
materieel omvattend wettelijk kader bestaat. De concept-Dataverordening lijkt een dergelijk kader ook
(nog) niet te bieden. De gemeente ts nu aangewezen op de toepassing van een mozaïek van (sectorale)
wetten, waarbij het nu eerder toeval lijkt of B2G-gegevensdeling wettelijk ts geregeld of niet. Om deze
redenen ís het voor de gemeente belangrijk meer duidelijkheid en inzicht te verkrijgen in sttuaties waarin
B2G-gegevensdeling ts toegestaan en onder welke voorwaarden B2G-gegevensdeling kan plaatsvinden. Om
de gemeentelijke slagkracht bij verplichte B2G-gegevensdeling te vergroten ts ingrijpen door de
Nederlandse en/of Europese wetgever noodzakelijk.
4.2.2 Aanbevelingen
Onderzoek of en waar nieuwe wettelijke grondslagen nodig zijn
Zonder specifieke wettelijke grondslag bieden de besproken (concept-)wetgeving en bestuurlijke
instrumenten de gemeente op dit moment een beperkt handelingsperspectief bij B2G-gegevensdeling.
Vrijwillige B2G-gegevensdeling in het kader van publiek-private samenwerking of op basis van contracten
ts binnen het geschetste wettelijk kader eveneens beperkt mogelijk. Om het perspectief voor B2G-
gegevensdeling te verbreden naar diverse sectoren ís ingrijpen door de formele Nederlandse en/of EU-
wetgever dus noodzakelijk, al dan miet gesteund door een regierol van de betrokken minister(s).
De gemeente kan onderzoek (laten) verrichten naar welke wetgeving op dit moment al
mogelijkheden biedt voor B2G-gegevensdeling. We gaven al aan dat artikel 30c Wp een opening biedt voor
een verplichte medewerking door prtvate partijen aan een specifiek type B2G-gegevensdeling. De gemeente
zou bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat kunnen aandringen op uitvoering van deze in de wet
neergelegde mogelijkheid. Daarnaast zou de gemeente kunnen laten onderzoeken of dergelijke openingen
in andere wettelijke bepalingen voorhanden zijn of kunnen laten onderzoeken bij welke wettelijke
bepalingen een dergelijke opening noodzakelijk zou zijn. Tegelijkertijd zou de wetgever ook moeten
voorkomen dat een gefragmenteerd beeld ontstaat van situaties waarin B2G-gegevensdeling wel of niet 1s
toegestaan en hierop beleid moeten ontwikkelen, zodat wetgeving op dit punt wat meer voorspelbaar wordt
57
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
(zie ook hierna de volgende aanbeveling, waarin wordt aanbevolen aan te dringen op coherente EU-
wetgeving rondom B2G-gegevensdeling).
Wanneer bestaande wetgeving geen eenduidig antwoord geeft op de vraag of B2G-gegevensdeling
in een bepaald geval toelaatbaar ts, kan de gemeente overwegen over te gaan tot “regulatory sandboxing’,
waarbij zij een gecontroleerde testomgeving creëert om te onderzoeken of een bepaalde wet voor een
specifieke B2G-gegevensdeling openingen met voldoende waarborgen biedt (of zou moeten bieden). Een
dergelijke experimenteeromgeving vereist een zorgvuldige en doordachte voorbereiding en opzet, gelet op
het belang van onder meer de betrouwbaarheid van het experiment en op de (borging van de) van de
betrokken belangen van de gemeente, bedrijven en burgers”!
Dring aan op verduidelijking van het wetgevend kader voor B2G-gegevensdeling in de
Dataverordening
Meer rechtszekerheid rondom B2G-gegevensdeling ts, gelet op de groeiende belangstelling tn B2G-
gegevensdeling en de rechten, de belangen en de machtsverhoudingen die met B2G-gegevensdeling (en
verdere deling) gemoeid kunnen zijn, urgent en noodzakelijk. De concept-Dataverordening pakt deze
handschoen echter (nog) niet op. Daarmee laat de EU-wetgever een belangrijke kans liggen, namelijk de
gelegenheid voorwaarden te creëren voor een wetsconforme, maatschappelijk aanvaardbare en succesvolle
B2G-gegevensdeling en om de machtsverschillen aan te pakken tussen de publieke sector en (grote)
bedrijven, die aan B2G-gegevensdeling ten behoeve van een betere vervulling van de publieke taak in de
weg staan. Hoewel de concept-Dataverordening B2G-modellen (zoals de aankoop van gegevens, vrijwillige
B2G-gegevensdeling en publiek-private samenwerkingsovereenkomsten) en nationale wetgeving die B2G-
gegevensdeling reguleert niet verbiedt, bevat de concept-Dataverordening geen regelgeving of beginselen
om transacties rondom B2G-gegevensdeling billijker te maken voor de publieke sector. In plaats daarvan
laat de concept-Dataverordening rechtsonzekerheid rondom belangrijke concepten voortbestaan, zoals bij
de definstie van de “taak van algemeen belang’, waardoor verdere ontwikkeling van B2G-gegevensdeling ten
behoeve van taken van algemeen belang mogelijk wordt belemmerd.” Ook kan afwezigheid van materiële
normen en beginselen misbruik in de hand werken (zoals het vragen van hoge prijzen voor B2G-
gegevensdeling tn een monopolistische markt), omdat er geen beperkingen lijken te bestaan.
De gemeente Amsterdam zou in samenwerking met andere gemeenten kunnen overwegen bij de
namens Nederland onderhandelende departementen en bij het Europees Parlement te wijzen op de
noodzaak van wettelijke regulering, die met een meer uitgewerkt juridisch en materieel-normatef kader
meer rechtszekerheid kan bieden bij B2G-gegevensdeling, zodat rechtsonzekerheid over B2G-
gegevensdeling bij gemeenten en anderen (private partijen, burgers, betrokkenen) zoveel mogelijk kan
worden weggenomen. Ook kan de gemeente onderzoeken of zij samen met gelijkgestemde gemeenten in
de EU kan optrekken richting het Europees Parlement. Nederlandse gemeenten moeten zich er overigens
van bewust zijn dat uit de publieksconsultatte van de concept-Dataverordening naar voren is gekomen dat
de industrie geen voorstander is van bindende regels rond het delen van B2G-gegevens, en dat het
Nederlandse standpunt over B2G-gegevensdeling tot nu toe terughoudend 15.
Zoek binnen het bestaande wettelijk kader ruimte om te experimenteren
De inzet van vrijwel alle bestuurlijke instrumenten vereist zoals gezegd proportonaliteitt van de eisen met
betrekking tot het verzamelen en/of delen van pttvate sensorgegevens, alsmede een duidelijk en nauw
verband tussen die eisen en het achterliggende doel van de inzet van het instrument (connexiteit). Bij de
1 Zie over de mogelijkheden en valkuilen bij “regulatory sandboxes’ onder meer S. Ranchordás, Sunset Clanses and
Experimental Legislation: Blessing of Curse for Innovation? (diss. Tilburg), Zutphen: Koninklijke Wöhrmann 2014; M. Finck,
Blockchains: regulating the unknown (2018) German Law Journal 19(4) p. 677, M.A. Heldeweg, Experimental legislation
concerning technological & governance innovation — an analytical approach’ (2015) The Theory and Practice of Legislation 3(2)
en M.J. Jacobs, Experimentele wetgeving (Oratie VU). Wolters Kluwer: 2018.
92 Art. 14 lid 1 concept-Dataverordening.
58
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
inzet van publiekrechtelijke instrumenten 1s een specifieke wettelijke grondslag noodzakelijk. De gemeente
dient, gelet op de vereiste proportionaliteit, connexiteitt en de noodzaak van een specifieke wettelijke
grondslag, het opleggen van eventuele etsen met betrekking tot het verzamelen en/of delen van private
sensorgegevens op weloverwogen wijze te doen, maar daarbij zou zij niet bang moeten zijn om te
experimenteren. Ook hier kan “regulatory sandboxing’ wellicht mogelijkheden bieden. De interviews met
bedrijfsmedewerkers wijzen immers uit dat niet alleen bilateraal, maar ook unilateraal ingrijpen tot positieve
ervaringen voor zowel de gemeente als private partijen kan leiden. Uit de interviews met
gemeentemedewerkers en bedrijfsmedewerkers komt met andere woorden geen duidelijke voorkeur naar
voren voor untlaterale of bilaterale bestuurlijke instrumenten. Die voorkeur is tmmers contextafhankelijk.
Zo zijn geïnterviewde bedrijfsmedewerkers die te maken hebben gekregen met een vergunningstelsel (een
unilateraal instrument), daar over het algemeen positief over. Deze route lijkt met name aangewezen bij
‘nieuwe’ marktpartijen, die een dienst aanbieden die mede afhankelijk is van een goede inrichting van de
openbare ruimte. Anderzijds zijn ook bedrijfsmedewerkers die betrokken zijn bij indtviduele
overeenkomsten met de gemeente over het verzamelen en/of delen van sensorgegevens (een bilateraal
instrument), daar gematigd positief over. Deze route zet de gemeente met name tn bij private partijen die
een publieke dienst aanbieden, waaronder vervoerders, en bij gevestugde private partijen waarvan de
bedrijfsvoering voor een belangrijk deel 1s gestoeld op de verzameling van sensorgegevens, maar niet per
se op een goede inrichting van de openbare ruimte. Let wel: uit dit onderzoek kan geen causaal verband
worden afgeleid. Dat wil zeggen dat vooralsnog niet kan worden geconcludeerd dat marktpartijen zich
welwillend opstellen jegens de gemeente als het om het delen van sensorgegevens gaat, omdat de gemeente
unilateraal of juist bilateraal heeft gehandeld om die sensorgegevens te verkrijgen of omdat het gaat om een
nieuwe of juist meer gevestigde marktpartij en het type dienstverlening dat zij aanbiedt.
Gebruik naast de DPIA het IAMA voor het inschatten van risico’s bij B2G-gegevensdeling
Voor de beoordeling of zich risico’s voor persoonsgegevens voordoen bij een specifieke B2G-
gegevensdeling, zal de gemeente in veel gevallen een DPIA moeten verrichten. Zij zou ook kunnen
overwegen naast de DPIA het IAMA te gebruiken. Het TAMA sluit in opzet aan bij de DPIA en onderzoekt
niet alleen risico’s voor de verwerking van persoonsgegevens en privacy, maar biedt ook zicht op risico’s
voor andere grondrechten als gevolg van B2G-gegevensdeling. Het LAMA beoogt overheden tn staat te
stellen in het ontwerp- en ontwikkelstadium van een voornemen tot B2G-gegevensdeling na te gaan of
deze gegevens conform het fundamenteel-rechtelijk kader kunnen worden verwerkt. Het LAMA biedt een
praktisch kader: het legt uit hoe de gemeente kan nagaan of het gebruik van de techniek noodzakelijk,
evenredig en subsidiair is en geeft voorbeelden van maatregelen om restristco’s te mitigeren.
59
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
5 Achtergrond bij de interviews
Voor dit onderzoek werden ín totaal 14 semigestructureerde interviews afgenomen, waarvan 8 interviews
met medewerkers van de gemeente Amsterdam en 6 interviews met medewerkers van bedrijven (waarvan
één voormalig medewerker). De interviews vonden vanwege de toetertijd geldende coronamaatregelen
grotendeels online (met behulp van MS Teams) plaats; enkele interviews werden live afgenomen.
Gemiddeld duurde een interview tussen de 30 en 60 minuten; de interviews werden afgenomen door twee
personen. Indien de geïnterviewde daarmee instemde, werd een geluidsopname gemaakt die naderhand ook
kon worden getranscribeerd. Het transcript van elk interview werd gepseudomimiseerd en vervolgens naar
de geïnterviewde gestuurd, zodat deze zijn of haar antwoorden kon herzien, redigeren, verduidelijken of
corrigeren. Voor zover de te interviewen personen geen toestemming gaven voor de opname en de
transcriptie, werd afgesproken dat de interviewers in plaats van een geluidsopname aantekeningen konden
maken tijdens het interview. In die gevallen werden de door de interviewers gemaakte aantekeningen met
de geïnterviewde gedeeld, zodat de geïnterviewde deze zo nodig kon aapassen.
Voorafgaand aan het interview werden de te interviewen personen middels een daartoe
geprepareerde informatiebrief op de hoogte gesteld van de inhoud en het doel van het onderzoek, de
interviewprocedure en de identiteit van de interviewers. De te interviewen personen verleenden middels
een toestemmingsformulter toestemming voor het afnemen van het interview, de opname en het laten
transcriberen van de (gepseudonimiseerde) geluidsopname naar tekst door een transcriptieservice. De
informatiebrief en het toestemmingsformulier zijn voorafgaand aan de interviews goedegekeurd door de
Ethische Commissie van de Faculteit der Rechtsgelerdheid van de Universiteit van Amsterdam. Met alle
geïnterviewden werd afgesproken dat zij konden meewerken op basis van anonimiteit. Dit houdt 1n dat de
antwoorden in het onderzoeksrapport en tn communicatie richtng derden niet aan een naam, bedrijf of
afdeling werden gekoppeld, om te voorkomen dat deze tot de geïnterviewden herleidbaar zouden kunnen
zijn.
Aan gemeentemedewerkers en aan bedrijfsmedewerkers werden vragen gesteld die met name
gericht waren op het verkrijgen van een beter beeld van de pratijk bij de tweede onderzoeksvraag, omdat
er over de praktijk van het B2G-gegevensdelen relatief weinig bekend is — zo is niet eerder uitgezocht welke
juridische knelpunten en onzekerheden zich tn de praktijk kunnen voordoen en welke noodzaak
(gemeentemedewerkers) voor en welke bereidheid (bedrijfsmedewerkers) bestaat tot B2G-gegevensdeling.
De beantwoording van de vragen is tevens relevant voor de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag,
omdat de geschetste praktijk een tmpresste geeft van de (beperkingen van het) juridisch kader met het oog
op het beter beschermen van de fundamentele rechten van personen op wie de private sensorgegevens
betrekking hebben.
60
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
6 Geraadpleegde bronnen
Literatuur
-__Z. Allam, Cities and the Digital Revolution: Aliening Technology and Humanity Palgrave Macmillan: London,
UK, 2020.
-_J. Ausloos & P. Dewitte, Shattering One-Way Mirrors — Data Subject Access Rights in Practice” (2018)
8 International Data Privacy Law 4.
-_J. Ausloos, R. Mahieu & M. Veale, ‘Getting Data Subject Rights Right. A Submission to the European
Data Protection Board from International Data Rights Academies, to Inform Regulatory Guidance
(2020) 10 Journal of International Property, Information Technology and Ekectronie Commerce Lam (JIPITEC).
-__W. Bantema, ‘De locale Facebookpagina als café. Een discussie over het bestaan van publieke plaatsen
op het internet en de regulering daarvan’, (2020) Bestuurswetenschappen 14(2).
-__E. Baumer, “Toward human-centered algorithm design’ (2017) Big Data &* Society (2).
-__B. Bodo & H. Janssen, Maintaining trust in a technologtzed public sector (2022) Poficy &* Society 41(3).
-__H.E. Bröring & KJ. de Graaf (ted), Bestuursrecht 1. Systeem, bevoegdbeid, bevoegdheidsnitoefening, handhaving,
Den Haag: Boom juridisch 2022.
-__J.G. Brouwer & A.E. Schilder, ‘Over een controversiële conflictregel. Verordening vervallen: fatale
vergissing”, in: L.W. Verboeket e.a. (red), Bestuursrecht in het echt. Vriendenbundel voor prof. mr. drs. Willemien
den Ouden, Deventer: Wolters Kluwer 2021.
-__M. Bovens & S. Zourdis, ‘From street-level to system-level bureaucracies: How information and
communication technology 1s transforming admintstratuve discretion and constitutonal control’ (2002)
Public Administration Review 62(2) 174.
-__J. Cobbe, M. Seng Ah Lee, H. Janssen, J. Singh. ‘Centring the law 1n the digital state’ (2020) IEEE
Computer 54.
-_J. van Dijck, T. Poell en M. Janssen, The Platform society. Public values in a connected world. Oxford Untversity
Press: 2018.
-_M.J.J.M. Essers en C.A.M. Lombert, Aanbestedingsrecht voor overheden. Naar een maatschappelijk verantwoord
aanbestedingsbeleid, N akmedianet: Deventer 2017.
-__L. Fang, ‘Debt collectors fight privacy advocates over limits for automated licence plate readers’, Te
Intercept (8 met 2015).
-_M. Finck, ‘Blockchains: regulating the unknown’ (2018) German Law Journal 19(4) p. GTT.
-_M. Galie Surveillance and privacy in smart cities and living labs: Conceptualising privacy for public space. (Diss. UvT
2019), Optma Grafische Communicatie, Rotterdam: 2019).
-__G. González Fuster, The Emergenee of Personal Data Protection as a Fundamental Right of the EU. Springer
Sctence & Business 2014.
-__M.A. Heldeweg, ‘Experimental legislation concerning technological & governance innovation — an
analytical approach’ (2015) The Theory and Practice of Legislation 3(2).
-__ P.J. Huisman, ‘Maatschappelijke akkoorden en de Aanwijzingen voor convenanten: tijd voor een
updatel’, Rege/Maat 2021, nr. 3.
-__ Pf. Huisman en F.J. van Ommeren, Hoofdstukken van privaatrechtelijk overbeidsbandelen. Publiekrechtelijke en
privaatreohtelijke rechtspersonen op de grens van publiek- en privaatrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019.
-__MJ. Jacobs, Experimentele wetgeving, oratie VU, Deventer: Wolters-Kluwer 2018.
-__CJ.H. Jansen, “Toepassing van de beginselen van behoorlijk bestuur door de Nederlandse burgerlijke
rechter”, in: De polsstok van de beginselen van behoorlijk bestnur. Export en reflexwerking?, Nijmegen: Wolf
Publishers 2021, p. 47-81.
61
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
-__H. Janssen, ‘An approach for a fundamental rights tmpact assessment to automated deciston-making
(2020) International Data Privacy Law 10(1).
-__H. Janssen, J. Cobbe, C. Norval en J. Singh, Decentralised data processing. Personal data stores and
the GDPR (2020) International Data privacy Law 10(4).
-__T. Kamara & P. de Hert, Understanding the Balancing Act Behind the Legitimate Interest of the
Controller Ground: A Pragmatic Approach’, Brussels Privacy Hub, Vol. 4, No. 12, August 2018.
-__E. Keymolen, M. Noorman, B. van der Sloot, C. Cuijpers en B-J. Koops, Op het eerste gezicht. Een
verkenning van gezichtsberkenning en _privacyrisico’s in horizontale relaties. Studie verricht tn opdracht van het
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (2020).
-__ AK. Koekkoek, De Grondwet: een systematisch en artikelsgewijs commentaar, derde druk, Deventer 2000.
-__H. van Kolfschooten c.s, Juridisch instrumentarinn voor een gezonde voedselomgeving in de stad, Universiteit van
Amsterdam 2020.
-__O. Lynskey, The foundations of EU Data Protection Law (Oxford Studies in European Law, OUP 2016).
-_R. Mahieu, H. Ashgart en M. van Eeten, ‘Collectvely exercising the right of access: individual effort,
societal effect’ (2018) Internet Policy Review 1.
-__R Mahieu & J Ausloos, ‘Recognising and Enabling the Collecttve Dimension of the GDPR and the
Right of Access’ ArXi, 2 July 2020, https://osf.io/ preprints /lawarxtv/b5dwm/.
-__J. Meraille. “Inclustve smart cities: beyond voluntary corporate data sharing’ (2021) Sustainability 8135.
-__G. Nest, Defining and assessing the transformational nature of smart city governance: insights from
four European cases’, (2020) International Review of Administrative Sciences 30.
-__C. Nevejan, City science for urban challenges, Pilot assessment and future potential of the City science
Initiative 2019-2020, 46.
-__À. Nijboer, Smart €” Leefbaar — Belangen borgen in de digitatiserende gemeente (digitaal beschikbaar via
www.future-cíty.nl/smartenleefbaar /).
-__EJ. van Ommeren, ‘Concessies 2.0: de concessie op de grens van de vergunning, de overheidsopdracht
en de subsidie’, NTB 2020/257.
-_R. Ortlep & V.A. van Waarde, ‘Revolverend publiek geld in het echt! Dienstbaar tn alle mogelijke
soorten en maten?” tn: L.W. Verboeket e.a. (red), Bestuursrecht in het echt. Vriendenbundel voor prof. mr. drs.
Willemien den Ouden, Deventer: Wolters Kluwer 2021.
-__W. den Ouden, MJ. Jacobs & J.E. van den Brink, Subsidierecht (Mastermonagrafieën staats- en bestuursrecht),
Deventer: Wolters Kluwer 2021.
-__C. Prins, Rutte IV: toezichtreflex en Autoriteit Persoonsgegevens’, NJB 2022/233.
-__S. Ranchordás, Sunset Clanses and Experimental Legislation: Blessing of Curse for Innovation? (diss. Tilburg),
Zutphen: Koninklijke Wöhrmann 2014.
-__H. Reamer Anderson, “The mythical right to obscurity: a pragmatic defense of no prtvacy in public’,
(2012) 1/S A Journal of Law and Policy for the Information Society, 7(3).
-__G. Ritsema van Eck, Privacy and participation in public data protection issnes of erowdsonreed surveillance (diss.
RUG 2021).
-___À.E. van Rooij, Orde in het semi-publieke domein: particuliere en publiek-private orderegulering in juridisch perspectief
(diss. Amsterdam VU), Den Haag: Boom juridisch 2017.
-_{T. Scassa, ‘Sharing data in the platform economy: a public-interest argument for access to platform
data’ (2017) UBC Law Review 50(4).
-_ Jorgen Schram, Henk den Uijl en Mark van ‘T'wist, Actuele kwestie, Rlassieke afweging. Een verkenning naar
de governance van bet Nederlandse digitaliseringsbeleid, Den Haag: NSOB 2021.
-_RJ.N. Schlössels, De beginselen van behoorlijk bestuur bij privaat bestuur’. Algemene normen,
gevarieerde rechterlijke toetsing en organtsatorische breuklijnen’, in: De polsstok van de beginselen van
behoorlijk bestuur. Export en reflexwerking?, Nijmegen: Wolf Publishers 2021, p. 11-45.
62
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
-__B. Schueler e.a, Evaluatie van een drietal versnellingsinstrumenten nit de Awb, Ossterwijk: WLP 2013.
-_ CH. Sieburgh, Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 6.
Verbintenissenrecht. Deel III Algemeen overeenkomstenrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2022 (Asser/Steburgh
6-III 2022).
-__L Susha, Á. Grönlund, R. van Tulder, Data driven social partnerships: Exploring an emergent trend in
search of research challenges and questions’, (2019) Government Information Quarterly 36.
-__M. Veale & 1. Brass, ‘Administration by algorithm? Public management meets public sector machine
learning’, In: M. Veale & 1. Brass (Eds), Afgorithmie regulation. Oxford University Press: 2019.
-__M. Veale & F. Zuiderveen Borgesius, Demystifying the draft EU Artfictal Intelligence Act’ (2021)
Computer Lam Review International 4.
-__MJ. Vetzo, J.H. Gerards en R. Nehmelman, Algoritmes en fundamentele rechten, Den Haag: Boomjuridisch
2018.
-__À. Voorwinden, Regulating the Smart city tn European municipalities: a case study of Amsterdam’
(2022) European Public Law.
-__ Astrid Voorwinden & Sofia Ranchordás, “Soft Law in City Regulatton and Governance’, in: U. Morth,
E. Korhea-aho en M. Eliantonto (ted), Research Handbook on Soft Law, Edward Elgar Publishing 2022
(digitaal beschikbaar via https://dot.org/10.2139/ssrn.3978959).
-_L. Van Zoonen, Privacy concerns in smart cittes (2016) Government Information Quarterly 33 (3).
Rapporten
-_ Article 29 Data Protection Working Party (WP29”), Opinion 03/2013 on purpose limitation (WP 203
van 2 april 2013).
-__ AP, Smart Cities: Onderzoeksrapport bescherming van persoonsgegevens in de ontwikkeling van Nederlandse Smart
Cities ult 2021).
-__D. van Barneveld, C. Corver en A. Yeh, Sensoren en de rol van gemeenten. VNG Realisatie Whitepaper
(maart 2018).
-__Deeisto, ‘TwynstraGudde en tnno-V in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat,
Effecten van openbaar aanbesteden in bet Openbaar Vervoer. Een overzicht van de ervaringen in de periode 2000-2020,
18 maart 2020.
-__ Christiaan Behrens e.a, Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel, Amsterdam: SEO
Economisch Onderzoek 2021.
-_ Digitale Infrastructuur Amsterdam (D1020).
- European Data Protecton Board (EDPB) Guidelines 3/2019 on Processing of personal data through video
devices (9—10 zult 2019).
-_European Data Protection Board (EDPB), Opinton 5/2019 on the interplay between the Privacy Directive and
the GDPR, in particnlar regarding the competence, tasks and powers of data protection antborities.
-__Europese Commissie, Evaluation of Directive 96/9/ ECG on the kgal protection of databases, SWD (2018) 146
final.
-_R.L. Finn, D. Wight en A. Donovan, L. Jacques en P. de Hert, Study on privacy, data protection and ethical
risks in civil remotely pilated aircraft: final report, Publications Office, 2015.
- Gemeente Amsterdam, Tada-principes, _https://www.amsterdam.nl/innovatie/digttalisering-
technologte/data/tada-waarden/; Datastrategte Gemeente Amsterdam. Zelfbeschikking over data
2021 — 2022 (januari 2021).
-__ Geonovum. Verkenning Publiek Gebruik Data van Derden (rapport, 27 met 2021).
- _P. de Hert & S. Gutwirth Data protection in the case law of Strasbourg and Luxemburg:
Constitutionalisation in action. In: Y. Poullet, S. Gutwith, C. De Terwanghe, & P. de Hert (Eds),
Reinventing Data Protection? Springer: Dordrecht 2009.
63
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
-___High-Level Expert Group on Bustness-to-Government Data Sharing European Commission, Towards
a European Strategy on Business-To-Government Data Sharing for the Public Interest. Eindrapport (2020), HEC
Paris Research Paper No. LAW-2020-1394.
-_M. Heezen, D. Louwerse en E. Riedstra (Platform 31) Smart city? Graag. Maar dan wel met bewuste burgers!
Rapport junt 2018.
- Kennedy Van der Laan, Modelverordening smartctty toepassingen tn de openbare ruimte (digitaal
beschikbaar via https://future-ctty.nl/modelverordening/).
-__L. Kool, J. Timmer, L. Royakkers, R. Van Est. Opwaarderen. Borgen van publieke belangen in de digitale
samenleving. Den Haag, Rathenau Insttuut 2017.
-_/T. Marsic en K. Bego, When billboards stare back. How cities can reclaim the digital public space (mei 2022),
Nesta.
-__B. Martens & D. Brown, The economics of Business to Government data sharing, JRC Working Papers
on Digital Economy 2020-04, Joint Research Centre, European Commission.
-__ ‘OpenSCHUFA — Shedding Laght on Germany’s Opaque Credit Scoring’, AlgorithmWatch (22 May
2017), https://algorithmwatch.org/en/openschufa-shedding-light-on-germanys-opaque-credit-
scoring-2.
-__ Price Waterhouse Coopers Monitoring in de openbare ruimte (20 juni 2019); onderzoeksrapport in opdracht
van de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam.
-__ Privacy International, ‘Our complaints against Axciom, Griteo, Egnifax, Experian, Oracle, Quantcast, Tapad’,
Rapport 8 november 2018, https:/ /privacvinternational.org/advocacy/2426/ our-complaints-agatnst-
acxtom-ertteo-equtfax-experian-oracle-quantcast-tapad.
-__ Raad voor het openbaar bestuur, “Sturen of gestuurd worden? Over legitimiteit van sturen met data’,
Adviesrapport (mei 2021).
- B. Schermer, D. Hagenauw en N. PFalot, Handleiding Algemene Verordening Gegevensbeschermingen
Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming 2018 (rapport opgesteld tn opdracht van het
ministerie van Justitie en Veiligheid).
- B. Van der Sloot, S. van Schendel & C. Augusto Fontanillo López, De invloed van technische
ontwikkelingen op het begrip persoonsgegevens in relatie tot de AVG, Rapport in opdracht van het
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (Hilburg Untversity, December 2022).
-__S. Verhulst, A. Young, M. Winowatan, A.J. Zahunanec (2019) ’Leveraging private data for public good.
À descriptve analysis and typology of existing practices’, GovLabp,
https://datacollaboratives.org/static/ files /existing-practices-report.pdf.
-__ VNG, Handleiding Wet hergebruik overbeidsinformatie, Den Haag: Ministerie van BZK (2016).
-_ VNG, Sensoren en de rol van gemeenten. VNG Realisatie Whitepaper, Den Haag: VNG (2018).
-_ VNG, Principes voor de digitale samenleving. Deel 1 De digttale openbare ruimte (2020).
-__ Waag Soctety Code Future Internet Lab, Digitisation of the physical public space (15 mei 2021).
-__S. van der Waal, European Digital Spaces. Waag Technology & Society 2020.
-__ Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Opgave AL. De nieuwe systeemtechnalogie (2021).
-__J.H. Gerards, A. Vankan, M.T. Schäfer, L. Muts, Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmes (2021)
(rapport opgesteld in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).
Overig
-__L Kelkon, ‘Amazon’s Ring logs every doorbell press and app action’, BBC News 4 maart 2020,
https://www.bbe.com/news/technology-51709247.
-__L. Kelon, ‘Amazon: Why Amazon knows so much about you’, BBC News, blog 2020,
https://bbc.co.uk/news/extra/CLQYZENMBI/amazon-data.
64
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
-_{T. Synodinou, Databases: sui generis protecuon and copyright protection’, Kluwer Copyright Blog (20
december 2011).
-___Q. Tjeenk Willink, “Tempo moet omhoog bij de Autoriteit Persoonsgegevens’, Het Financieele Dagblad
24 november 2021.
-__À. Tarkowski e.a, “A public interest framework for Business to Government data sharing in the Data
Act’ (2022) Open Future Policy Brief no. 3.
-__J. Toh, ‘Empowering Workers ‘Through Digttal Rights’, Digital Freedom Fund, 30 April 2021,
hteps://digttalfreedomfund.org/empowering-workers-through-digttal-rights/.
Rechtspraak
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
-__ EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72 (Handyside t. Verenigd Koninkrijk).
-__ EHRM 26 maart 1987, nr. 9248/81 (Leander » Sweden).
-__ EHRM 16 december 1992, nr. 13710/88 (Niemitg t. Duitsland).
-__ EHRM 25 junt1997, nr. 20605/92 (Halford t. Vereningd Koninkrijk).
-__ EHRM 29 april 2002 nr. 2346/02 (Pretty 1. Verenigd Koninkrijk).
-__EHRM 28 januarí 2003, nr. 44647 /98 (Peck ft. het Verenigd Koninkrijk).
-__ EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Von Hannover t. Duitsland).
-_ EHRM 10 april 2007, nr. 6339/05 (Evans t. het Verenigd Koninkrijk).
-__ EHRM 4 december 2008 (Grote Kamer), nrs. 30562/04 & 30566/04 (S. and Marper v the UK).
-__EHRM 15 januari 2010, nr. 1234/05 (Reklos en Davourlis t. Griekenland).
-__ EHRM 12 januari 2010, nr. 4158/05 (Gillan en Quinton t. Verenigd Koninkrijk).
-__ EHRM 28 oktober 2016, nr. 61838/10 (Vukota-Bojié v. Switzerland).
-__ EHRM 5 september 2017, nr. 61496 (Bärbulesen tf. Roemenië).
Hof van Justitie van de Europese Unie
-__Hvj EU 20 november 2004, C-444/02 (Fixtures Marketing Ltd v. Organismos Prognostikon Agonon
Podosfairon).
-_HvJ EU 26 februari 2013, C-399/11, ECLLEU:C:2013:107 (Meloni).
-__HvJ EU 8 maart 2014, C-293/12 en C-594/12 ECLL:EU:C:2014:238 (Digital Rights Ireland).
-__HvJ EU 11 december 2014, C-212/13, EU:C:2014:2428 (Frantisek Ryne'v Úrad pro ochrann osobnóoh údaji).
-_HvJ EU 24 februari 2022, C-175/20, ECLLEEU:C:2022:124 ($5 SLA t. Valsts ienemumnu dienests).
Hoge Raad
-__HR 13 maart 1981, ECLIENL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
-_HR 27 maart 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5565 (Amsterdam/ IKON).
-__HR 26 januari 1990, ECLENL:HR:1990:ACO965 (Windmil).
-_HR 24 april 1992, ECLENL:HR:1992:2C0582 (Zeeland/ Hoondert).
-__HR 26 april 1996, ECLENL:HR:1996:2C2051 (Rasti Rostelf).
-_HR 5 jum 2009, ECLENL:HR:2009:BH7845 (Amsterdam / Geschiere).
-_ Conclusie procureur-generaal Knigge van 7 november 2017, ECLENL:PHR:2017:1407.
-__ Conclusie advocaat-generaal E.). Hofstee van 2 juni 2020, ECLENL:PHR:2020:517.
-__HR 15 december 2020, ECLENL:HR:2020:1993,
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
-__ ABRvS 13 jul 2011, ECLENL:RVS:2011:BR1425 (Blopverbod Amsterdam).
65
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
- Conclusie staatsraad advocaat-generaal RJ.G.M. Widdershoven van 12 november 2014,
ECLENL:RVS:2014:4116.
-__ ABRvS 12 november 2014, ECLENL:RVS:2014:4117 (Iutocht van Sinterklaas).
-__ ABRvS 4 met 2016, ECLEENL:RVS:2016:1177.
-__ ABRvS 7 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3253.
-__ ABRvS 7 jum 2017, ECLENL:RVS:2017:1520 (Rondvaarthoten Amsterdam).
-__ ABRvS 20 januart 2021, ECLIE:NL:RVS:2021:113.
-__ ABRvS 21 juli 2021, ECLIENL:RVS:2021:1588.
Gerechtshoven
-__ Gerechtshof Amsterdam 13 september 2016, ECLENL:GHAMS:2016:3749.
-__ Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 28 maart 2017, ECLINL:GHSHE:2017:1534.
-__ Gerechtshof Den Haag 25 april 2019, ECLENL:GHDHA:2019:906.
Rechtbanken
-__ Rechtbank Amsterdam 4 september 2014, ECLENL:RBAMS:2014:5688.
-__ Rechtbank Den Haag 27 maart 2019, ECLENL:RBDHA:2019:3623.
-__ Rechtbank Amsterdam 11 maart 2021, ECLENL:RBAMS:2021:1020.
-__ Rechtbank Noord-Holland 2 met 2022, ECLENL:RBNHO:2022:3696.
-__ Rechtbank Den Haag 13 december 2022, ECLENL:RBDHA:2022:13391.
66
Gemeentelijke grip op private sensorgegevens
7 Over de auteurs
Alle auteurs (hieronder in alfabetische volgorde weergegeven) zijn verbonden aan de Faculteit der
Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Amsterdam.
Dr. Balázs Bodo ís universitair hoofddocent en soctologtsch-juridisch onderzoeker bij het Instituut voor
Informatierecht (IV4R). In 2018 ontving hij een ERC Starting Grant om de juridische en politieke
tmplicaties van blockchain gebaseerde technologieën te bestuderen. Hij is expert voor de Europese
Commissie voor verschillende blockchain-gerelateerde projecten. Kernthema’s binnen zijn onderzoek zijn
het auteursrecht en economie, informele media-economteën, en aanverwante regelgevingsconflicten rond
nieuwe technologtsche architecturen.
Prof. mr. Jacobine van den Brink ís hoogleraar Bestuursrecht en voorzitter van de afdeling Publiekrecht
en de sectie Staats- en bestuursrecht. Kernthema’s binnen haar onderzoek betreffen de Europeanisering
van het bestuursrecht, Europese en Nederlandse financieringsinstrumenten van de overheid, (Europees)
subsidierecht, staatssteun en de verdeling van schaarse publieke rechten.
Prof. Mireille van Eechoud is hoogleraar Informatierecht aan het IViR. Kernthema’s binnen haar
onderzoek betreffen het internationale, Europese en natonale intellectuele eigendomsrecht, met name
auteurs-, databankenrecht en naburige rechten; en internationaal privaatrechtelijke aspecten.
Mr. dr. Joris van Hoboken ís untversttatr hoofddocent by het Instttuut voor Informatierecht (IV1R), aan
de Universiteit van Amsterdam, en hoogleraar ‘Fundamental Rights and the Digttal Transformation’ aan de
Vije Universiteit Brussel. Hij is expert op het gebied van de regulering van internetdiensten en
fundamentele rechten. Hij geeft mede leiding aan het Digital ‘Transformation of Dectsion Making-inttiattef
op de UvA. Hij was lange tijd voorzitter van de stichting Bits of Freedom.
Mr. dr. Heleen Janssen ts onderzoeker bij het Instituut voor Informatierecht (IViR) aan de Untversiteit
van Amsterdam, en onderzoeker bij het Departement of Computer Science & ‘Technology, Untversity of
Cambridge (VK). Thans 1s zij als fellow tijdelijk werkzaam bij het Netherlands Institute of Advanced Study
(KNAW). Kernthema’s binnen haar onderzoek betreffen data governance-vraagstukken met een focus op
gedecentraliseerde gegevensverwerking, databemiddelingsdiensten (‘data intermedtary’) en gegevensdeling
in overeenstemming met fundamentele rechten inclusief het gegevensbeschermingsrecht.
Mr. Arlette Meiring 1s juntor onderzoeker aan het IViR, werkzaam aan projecten op het gebied van
gegevensbescherming, open data en digitale soevereinitett.
Prof. mr. Rolf Ortlep is untversttatr hoofddocent Bestuursrecht bij de afdeling Publiekrecht (sectie Staats-
en bestuursrecht) en hoogleraar (Europees) bestuursrecht aan de Open Universiteit. Kernthema’s binnen
zijn onderzoek betreffen de algemene rechtsleer, (Europees) bestuursrecht, staatsrecht,
bestuursprocesrecht, burgerlijk procesrecht, belastingprocesrecht, prtvaatrechtelijk overheidsoptreden en
aansprakelijkheidsrecht.
Mr. Louise Verboeket is onderzoeker en docent bij de afdeling Publiekrecht (sectie Staats- en
bestuursrecht). Zij doet promotieonderzoek naar publieke financiering via prijsvragen op nattonaal en
Europees niveau. Kernthema’s binnen haar onderzoek betreffen het (Europese) aanbestedingsrecht,
financieel bestuursrecht en privaatrechtelijk overheidsoptreden.
67
| Onderzoeksrapport | 81 | train |
Rond 1 juni wordt in stadsdeel Noord de mijlpaal van 100.000 inwoners bereikt. Noord
heeft daarmee een inwonertal vergelijkbaar met die van steden als Venlo en Deventer.
In 2019 groeide de bevolking in geen van de stadsdelen van Amsterdam zo hard als in
Noord. Naar verwachting zal het inwonertal van Noord de komende tijd bovendien
hard doorgroeien; nergens in Amsterdam wordt momenteel zoveel gebouwd als in
Noord.
ir 3 EN É Ns 2 \ Pre O4 ad Noord is een stadsdeel in beweging. De komst van de 100.000® inwoner is een mooi
Î À ij Aer Ni NN & f ‚5 D An moment om stil te staan bij de ontwikkeling van het stadsdeel. Hoe heeft het
Aes 1 p Kh À A oe B A he inwonertal van Noord zich de afgelopen eeuw ontwikkeld en hoe zal het zich naar
ite B D A a” Bl pz \ 5 e er kh verwachting verder ontwikkelen de komende decennia? Wie zijn de inwoners van
3 ' 15 + ROY LEN De ble + ì NEA AVE dh A Noord en is dit aan het veranderen? Welke rol speelt de veranderende woningvoorraad
hi Ae eaf 8 | N AR Rs 0 4 EU > KS Ald K Ue! voor de groeiende bevolking? En is de economie in Noord meeveranderd? Deze
é EN, ( sl Aike A. 5 EREN RCN ' AL, p MW, factsheet is bedoeld om deze vragen te beantwoorden.
ne zl kt d 0 he © E Wk a Cen GT ro jn Ny A ij
ADEL fl A | pe zE ik d Pe Zi at Ri Gi Af .
Oe, nd \ EN sf De 4 Re
Ens SANS 8 hed e RR k NE KO As NG : ke à e De groei van de bevolking van Noord heeft vooral een spurt gemaakt in de jaren 20
ES Me 7E AR EN be As, Li Ri 4d ien es Aes en 6o (afb. 1). Waar Noord in 1921 nog ongeveer 22.500 inwoners had waren dit er
i Bi dS E dn en RE u af Lj PE) Zr A 8 9 tien jaar later bijna twee keer zoveel. Tussen 1960 en 1970 kwamen er bijna 30.000
a N 0 Wi En 4 Rd le Vo mcn A. inwoners bij. Dit heeft te maken met de ontwikkeling van de wijken Nieuwendam-
LR f_ 05 id ek Ki 8 ES î Re, / 5 A Ô Noord (nu Waterlandpleinbuurt), Buikslotermeer-Noord (nu Buikslotermeer),
a 5 Se we Ka EL IN ie Le NC Aa ) # (% Banne Buiksloot en de buurt Molenwijk als onderdeel van het Algemeen
At bj sb A, Dn NON UE N Te | Uitbreidingsplan (AUP). ‚
A} | DS ee RS AE je Aq PA’ Ne 2 ° Ook tussen 2010 en 2020 is het inwonertal met bijna 13.000 nieuwe inwoners
, > Eee 1e À 55 4 am NS De | DA aanzienlijk gestegen. In deze tijd zijn er zowel nieuwe buurten ontstaan zoals
ie 4 her Md WT ss Lief bd & KEN dn Overhoeks en Elzenhagen Zuid, als dat er gebouwd is in bestaande buurten/wijken
(5 end ERA (8 re Koi) U sd ile ie zoals bijvoorbeeld Kadoelen, Tuindorp Oostzaan en Banne Zuidoost.
ee % fn 40 rn vj pe) vi kn. Ie wl LJ 3m di 5 e Noord kent sinds 2013 meer inwoners dan ooit. Het vorige recordaantal inwoners
ry Á 4 58 DSN Ie ì A e A AES was begin 2005 met 88.119 inwoners (afb. 2).
! a 5 „Ò Go} Pi Nd 2% ih KR 3 ol 4 e Volgens de meest recente prognoses van de bevolking en woningvoorraad van
Up ly, 4 id | ' hed 5 EA Onderzoek, Informatie en Statistiek zal het inwonertal van stadsdeel Noord de
her de NI K WN, OA 9, ES 4 komende 30 jaar verder toenemen tot ongeveer 157.900. Naar verwachting zal de
er, l 8 Vs U } B] li ki groei de komende 10 jaar het sterkst zijn en daarna steeds iets afnemen.
E bh, gf Pe C ! hoe p e De groei is niet gelijk verdeeld over de verschillende gebieden van de stad. De
OO meeste groei wordt vanzelfsprekend daar verwacht waar veel nieuwe woningen
worden gebouwd. In Noord neemt het inwonertal met 59 procent het sterkst toe Afbeelding 2.
van alle stadsdelen. De gebieden Oud-Noord (met name aan de IJ-oevers) en Aantal inwoners in Noord, 1 janvari 2000-2020
IJburg zijn koplopers, goed voor respectievelijk 39.000 en 34.000 extra inwoners 100.000 -onnnnnnnnnnnneneeennenneneeneeeennennennennnenneneneennennenneneeenennennennnnenen vennen
tot 2050. :
e Inde jaren go en tussen 2005 en 2009 daalde het aantal inwoners van Noord iets S N
. . . . „OOO orenneennennenenennnnennnnnennnennennnnnnennnennnnnnnnnnnnnnnnnnnn ennen EN - Pad
(afb. 1 en 2). De krimp in het aantal inwoners van Noord tussen 2005 in 2009 (afb. 95 o FOND es
ee N
2) was een gevolg van sloop in het kader van stedelijke vernieuwing in Banne 7 Ì je
: : EN Ke
Buiksloot en Waterlandpleinbuurt. 90.000 nennen er A -E-N
co B: r
B is al
Afbeelding 1. mp EC gE Ee 5 mn 3 En
Aantal inwoners in Noord 1 januari 1921-2020 en prognose aantal inwoners 1 januari 85.000 PA ROES N Is EN KRS ee ed a
6 ST > Hek NSlel: Te
2030-2050 Kal pes ORDEN Re IE KD sk al 13
EN go en pr Gj Gl
160.000 mn eenen nennen
„ 80.000 NN RNN
en E
140.000 NET
Nn KE:
Lans Ns N
120.000 nnen 75-000
ù 8ESEES8E8 LAH EELLN ER
Laet o Oo oo 0 oo ooo 0 60 0 0 oo 0 oo 0 oo o
100.000 -------eeneneneenennnnnnnenennenennnenenverevevnvnnnenvnnnenvnnn Mel NONONONO NAAN AN AN ANA NNAN ON
wo Ll
© RS Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
80.000 nar EEA EN
Ww Eu hp A B fo) o
Kn KR Ke lean Ke ke) . .
60.000 nn --E-RA-N-N- Noord groeit door verhuisoverschot met rest Amsterdam en geboorteoverschot
nn ed e Afbeelding 3 laat zien wat tussen 1996 en 2018 de jaarlijkse toe-/afname van het
[VN KN En . . se A: . .
40.000 TTAAGENRENENRE 0 aantal inwoners van Noord is en waaruit dit is opgebouwd. Zo is te zien dat de
: {ea} Nn Kn . . .
en KN CR ES nieuwe inwoners vooral vit Amsterdam komen; tussen 1996 en 2018 waren er per
20.000 AAR
ON ha jaar gemiddeld ruim 2.000 meer inwoners die verhuisden vanuit elders in
0 0 Amsterdam naar Noord dan andersom. Daarnaast was er in die periode elk jaar
NON OO 0 69 9 00 SO 0 O0 O0 9 O O0 © een geboorteoverschot variërend van +10 (1996) tot +474 (2017).
NS DL HP DP NN LP Je : :
DD DD DD Dn Pf 5 vn e _Hetsaldo vestiging en vertrek naar Noord van buiten Amsterdam is tussen 1996 en
2018 bijna alle jaren negatief. Dit betekent dat er in deze periode over het
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS algemeen meer mensen zijn verhuisd vanuit Noord naar buiten Amsterdam dan
andersom. Tussen 2010 en 2016 is dit negatieve saldo relatief laag, waarschijnlijk
als gevolg van de crisis, maar in 2017 en 2018 stijgt het weer. Mogelijk hangt dit
samen met de aanzienlijke stijging van de huizenprijzen in Noord en de rest van
Amsterdam.
e In 2019 is de stijging in het aantal inwoners het grootst met ruim 2.000 nieuwe
inwoners. Tussen 2015 en 2016 steeg het aantal inwoners ook hard met 1.500 (afb.
3). De eerder genoemde daling van het inwonertal van Noord tussen 2005 en 2009
is ook terug te zien in afbeelding 3.
2
Afbeelding 3. Afbeelding 4.
Verandering bevolking Noord, 1996-2018 Vestiging en vertrek Noord (%), 2000, 2010 en 2018
g g ging fi
2,000 =nmmemeneneneenenennennsnnenenvenenennnennenenenennennenenennnnnnnnenennnennenvennnennnnnnvenen eggen 100” OO n _
ph py}
80 A a AR 3 =
1.000 - Em en
28
| í | 60 — == KEM -— == == =
NEEDE NA 31 n a
; | j |
40 _ 5E; __ __n == _ __ ___ __
-1.000 En -M- wennen e 55e)
20 — == En nn AR =
DN EÁ 37
-2,000 DT o
WW PO DO Ad NM st PA DO dd NMO st NO PO DN
SAAReeSSssSsESESDeHE5oDoD 5 2000 2010 2018 2000 2010 2018
dd dad NN NANON NANON NANA NN ANN NN En .
m Verhuizingen binnen Noord = Verhuizingen binnen Noord
mam Geboorteoverschot m Vestiging in Noord vanuit rest Amsterdam m Vertrek vit Noord naar rest Amsterdam
mmm Saldo verhuizingen Noord vanuit Amsterdam (inclusief verhuizingen binnen Noord) . . v k uit Noord buiten A
ween Saldo vestiging en vertrek Noord van buiten Amsterdam m Vestiging in Noord van buiten Amsterdam m Vertrek vit Noord naar buiten Amsterdam
mmm Toe-/afname aantal inwoners Bron: CBS / bewerking OIS
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
Toename 23-39 jarigen, Noord niet meer stadsdeel met hoogste percentage 65+
Van Noorderlingen die verhuizen verlaat groeiend aandeel de stad e _Naeenlichte daling tussen 2005 en 2010 is er vanaf 2011 een opvallende stijging te
e _Delinker staafdiagram in afbeelding 4 laat zien welk aandeel van alle personen die zien in het aantal inwoners in de leeftijdscategorie 23-39 jaar (afb. 5). Binnen deze
naar of in Noord zijn verhuisd (vestiging) in 2000, 2010 en 2018 daarvoor in Noord, groep is de stijging het grootst voor de inwoners jonger dan 35. Het percentage 23-
elders in Amsterdam of buiten Amsterdam woonde. Tussen 2000 en 2018 is er met 39 jarigen in Noord is echter nog altijd lager dan gemiddeld in Amsterdam (afb.
name een toename van het aandeel nieuwe inwoners dat voorheen buiten 6).Dit heeft te maken met een kleinere studentenpopulatie in Noord.
Amsterdam woonde. Het aandeel vestigingen vanuit de rest van Amsterdam e _ Ook het aantal 40-64 jarigen is toegenomen tussen 2005 en 2020.
groeide de laatste paar jaar sterk: van 35% in 2016 tot 38% in 2018. Van alle e Het aantal inwoners van Noord in de andere leeftijdscategorieën (jongeren t/m 22
vestigingen in Noord maakt het aandeel personen dat binnen Noord verhuist een en 65-plussers) is de laatste vijftien jaar overwegend stabiel gebleven.
steeds kleiner deel uit. Tussen 2000 en 2018 halveerde dit aandeel bijna tot één op Er wonen in Noord vergeleken met Amsterdam als geheel relatief veel kinderen (o
de vijf. t/m 17 jaar, afb. 6).
® De rechter staafdiagram in afbeelding 4 toont welk deel van de personen die e Het aandeel 65-plussers is in Noord de laatste twee decennia licht gedaald. Dit
vanuit of in Noord zijn verhuisd (vertrek) zich opnieuw in Noord, elders in gaat tegen de stedelijke trend in; in alle stadsdelen behalve Noord en Nieuw-West
Amsterdam of buiten Amsterdam heeft gevestigd. Van de Noorderlingen die in is het aandeel 65-plussers juist gestegen. Vanaf 2019 is Noord niet meer het
2017 en 2018 verhuisden verliet de helft de stad. Dat is een veel hoger aandeel dan stadsdeel met het grootste aandeel 65-plussers, in Zuid en Centrum is het aandeel
in eerdere jaren. vanaf dat jaar groter.
e We zien dus dat nieuwe inwoners vaker van buiten de stad komen, terwijl
verhuizende Noorderlingen juist vaker de stad verlaten.
3
Afbeelding 5. Toename éénpersoonshuishoudens
Aantal inwoners per leeftijdsgroep Noord, 1 januari 2005-2020 e In Noord wonen naar verhouding minder éénpersoonshuishoudens en meer
oo nnn : : :
0-3 jaar 4-11 jaar 12-17 jaar 18-22 jaar huishoudens met kinderen dan in Amsterdam (afb. 7).
e Het aandeel éénpersoonshuishoudens groeide in Noord tussen 2000 en 2020 van
30-000 LLL 43% naar 46% en komt daarmee dichter bij het Amsterdamse percentage te
liggen.
25.000 neee En n
e Het aandeel stellen zonder kinderen daalde tussen 2000 en 2020 en is nu gelijk aan
20.000 I= OO en het percentage voor Amsterdam.
e Het aandeel éénoudergezinnen is in Noord met 21,4% (a januari 2020) hoger dan
gemiddeld in Amsterdam (8,6%).
15.000 orn neeenneenennnneneee
: OO Afbeelding 7.
0.000 mmm Huishoudenssamenstelling* Noord en Amsterdam, 1 januari 2000, 2010, 2020
ge
0 8 2010 PEA 21% 33%
Dn O0 NM QQ DA Oo HN Od NO MN 0 A Oo z
8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8
9 9 3 9 9 9 RRRS EO 2000 43% Pis 32%
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
E
Afbeelding 6. 5 2020 53% 21% Pr À
Leeftijdssamenstelling Noord en Amsterdam, 1 januari 2000, 2010, 2020 z
E 2010 Ev 20% pi
2020 21% 4 In 32% 15% <
5 2000 Ev 21% Pv
2 2010 vrhÀ vk Vrh EE 16%
£ ï d ú á i = alleenstaanden m paren zonder kinderen B huishoudens met kinderen
2000 ARA Pa yr 30% 17% Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
Groei bewoners met migratieachtergrond
E e De bevolkingssamenstelling van Noord naar migratieachtergrond veranderde de
S 2020 NE 4 33% 31% 13% afgelopen 20 jaar sterk. Het aantal bewoners met een Nederlandse achtergrond
z nam af en het aantal inwoners met een niet-westerse en recent ook westerse
5 2010 Edd lig ie Ekld 11% achtergrond steeg (afb. 8). Sinds 2010 groeit de bevolking van Noord jaarlijks en
neemt ook het aantal inwoners met een Nederlandse achtergrond weer toe
1 Ú) ie) 1 O,
2000 LE 55 Kids ids En (+1.356 tussen 2010 en 2020).
mO-17jaar WM18-22jaar WM23-3O jaar 40-64 jaar 65+ jaar
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS TT
‘De categorie ‘overig’ (bijv. woongroepen) is weggelaten.
4
e Onder bewoners met een niet-westerse migratieachtergrond groeit vooral de Afbeelding 9.
groep ‘overig niet-westers’. De groep Surinamers neemt juist in omvang af. Het Aantal inwoners met niet-westerse migratieachtergrond Noord, 1 jan. 1997-2020
aantal bewoners met een Syrische (+725), Chinese (+366) en Braziliaanse 16.000 EZ
achtergrond (+321) groeide de laatste 10 jaar het meest (afb. 9 en 10). 14-000 __===surinaa Ms _—=Antilliaa AS
e De groei van bewoners met een westerse migratieachtergrond was sinds 2010 het mT UrKS mmm Marokkaans
grootst onder Italianen (+610), Britten (+440), Spanjaarden (+365) en Amerikanen 12.000 --nneneenenenenenenenenenenenenenenenenenenenenennnnnenennnennnnnennnnnennnnnnn ge
(+307) (afb. 10). Verder zien we een toename van ruim 1.200 bewoners uit Midden- overig niet-westers
10.000 nennen gE
en Oost-Europese landen.
8000 — an en
Afbeelding 8.
Aantal inwoners Noord naar migratieachtergrond, 1 januari 1997-2020 6.000 ——gr en -
70.000 ----rnennnnnnnnnnnnnennnnnennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnenenenenennnenenennnennnnnnnennnnn ae EE
„000
mmm niet-westers mmm westers == Nederlands 4
60.000 —ageeeeeenenenerenenenenenenenenenenenenenenenenenenenenennnnnennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnn 2,000 eenen eeneerenneeeee eeen eeneenneeneeeeeeeneeneeneeeeeeee eeen
mmm
En onneeeeneneeneneenenenneneneenenernen eneen nnee OTT
50.000 A0 DAO ed NMO AO DO dd Nd MEO AO NO
aAAGSESS88eSSDHIDeoHEDo GD
40.000 =rnnmnmememennmenemenenenenenenenennnnmnnennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnennnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnnennnnnnen dd ad NN NN NN AN NN NN AN OAN ANN ANN N
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
30.000 nnn EEE EEn enenenenenenenenenenennnennnenenennnnnennnnnnnn
Afbeelding 10.
20.000 mT Sterkste groei tussen 2010 en 2020 van aantal Noorderlingen met volgende
migratieachtergronden:
10.000 =-=enrnnnenennnnennnnn nnen f
Land 2010 2020 groei
Oe Marokko 8.142 9.634 1.492
Saed SasSs SOSDEBEEER 5 Ea Nederland 46.691 48.047 1.356
SSOERRRARARARRAANAENENAERNAE 8 Turkije 5.271 6.102 831
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS Syrië 66 731 725
Italië 332 942 610
Groot-Brittannië 490 930 440
China 513 879 366
Spanje 269 634 365
Brazilië 149 470 321
Verenigde Staten 199 5o6 307
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
5
Inwoners steeds hoger opgeleid Vanaf 2014 neemt achterstand huishoudinkomens Noord op Amsterdam iets af
e Tussen 2001 en 2017? is het aandeel laagopgeleiden in Noord gedaald van de helft e _Netals inde rest van Amsterdam is het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen
naar een derde en het aandeel hoogopgeleiden meer dan verdubbeld van 13 naar tussen 2010 en 2017 gestegen (afb. 12). Deze groei was in Noord tussen 2010 en
28% (afb. 11). Dit past bij de stedelijke trend. Het aandeel middelbaar opgeleiden 2014 met 12,8% kleiner dan het gemiddelde van de stad (18,2%). Tussen 2014 en
is in Noord licht gestegen, in tegenstelling tot gemiddeld in Amsterdam. 2017 was de groei in het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen in Noord met
e In 2017 is 38% van de inwoners van Noord van 15 t/m 74 jaar middelbaar opgeleid, 8,5% juist iets groter dan gemiddeld in Amsterdam (7,4%).
34% laagopgeleid en 28% hoogopgeleid. e Ook tussen wijken in Noord zijn de verschillen in huishoudinkomens groter
e Het aandeel laagopgeleiden in Noord is nog altijd hoger dan gemiddeld in geworden. De stijging van het gemiddeld besteedbaar huishoudinkomen is het
Amsterdam, terwijl het aandeel hoogopgeleiden in Noord nog steeds lager is dan grootst in de vijf wijken waar de inkomens in 2010 ook al het hoogst waren
gemiddeld in Amsterdam. (Noordelijke IJ-oevers West, Nieuwendammerdijk/Buiksloterdijk, Waterland,
e De afname van het aandeel laagopgeleiden tussen 2011 en 2017 is het grootst in Kadoelen en Elzenhagen).
wijken waar in 2011 relatief de meeste laagopgeleiden waren, namelijk de
tuindorpen en Volewijck. Afbeelding 12.
Gemiddeld besteedbaar jaarlijks huishoudinkomen Noord en Amsterdam (in euro's),
Afbeelding 12. 2010-2017
Opleidingsniveau bewoners (15-74 jaar) Noord en Amsterdam, 2001, 2011, 2017 40.000 ==rmerenmeenennenenenenenenenennnenenennnenenenenenenenennnennnenenennnnnensnnnennnenenennnenennnennnenn
m| leid __mmiddelb leid mh leid Amsterdam =m=Noord
aagopgelei middelbaar opgelei oogopgelei
100% — gopg n jaar OPge'eId gopg _ . 39.000
„300
eE 5 30.3
28 29
80% — En En En a 3 m AN 35.000
34 34-500
31.800
60% — EEEN =e an -
38 33
34 0.000 30-700 jgz eee
40% — == == er == REN 3 30.7
52 28.200
20% — ZN en —
Er Ell >8
es ee
25.000
0% 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
dd vd Dr dd vd Dr .
8 g 5 8 g 5 Bron: IIV, CBS bewerking OIS
ON ON IN _N ON ON
Noord Amsterdam
Bron: CBS, bewerking OIS
? Recentere gegevens nog niet beschikbaar.
6
Veranderend woningaanbod e De gemiddelde woningbezetting is in Noord met 2,15 iets hoger dan gemiddeld in
Amsterdam 1,93 (2020). De laatste 10 jaar was er tot 2017 een stijgende trend in dit
Ontstaan grondgebied Noord getal, maar daarna is het weer gedaald.
e Voor 1921 was het grondgebied van het noorden van Amsterdam nog een stuk e De gemiddelde woonduur is de laatste jaren gestegen van 9,4 jaar in 2005 naar
kleiner. Na de watersnood van 1916 raakten een aantal buurtgemeenten sterk 10,2 jaar in 2020. Daarmee blijven bewoners in Noord langer op hetzelfde adres
verarmd. Als gevolg hiervan werden in 1921 Buiksloot, Nieuwendam (met wonen dan gemiddeld in Amsterdam (8,8 jaar in 2020).
Zunderdorp) en Ransdorp (met Schellingwoude, Durgerdam en Holysloot)
geannexeerd door gemeente Amsterdam (Lutgert en Reedijk, 1996; Stichting Afbeelding 13.
Historisch Centrum Amsterdam-Noord, 2019; Van Zeggelaar, 2000). In 1966 werd De groei van Noord
nog een deel van Landsmeer en een deel van de gemeente Oostzaan aan het
Amsterdamse grondgebied toegevoegd.
e Met een oppervlakte van 6.383 hectare is Noord het grootste stadsdeel van eer rf
Amsterdam. Het is bijna acht keer zo groot als stadsdeel Centrum en zes keer zo rs An Rn
groot als stadsdeel West (de twee kleinste stadsdelen). Voor een groot deel is dit re Se , NE
te verklaren door de grote oppervlakte van de wijk Waterland (4.255 hectare). De RN,
Stedelijke ontwikkeling Noord tot nu toe 4 EE 0 Rs
Amsterdam-Noord is in verschillende perioden gebouwd (afb.13): : / nd n
e Voor 1860: woningbouw langs de Waterlandse Zeedijk en dorpen landelijk Noord. 2% ali B 4
e 1918/19: Vogeldorp, Disteldorp, Delen Van der Pek en Vogelbuurt Zuid hl Vn a vett A
e 1920/39: uitbreiding met verschillende tuindorpen: Tuindorpen Oostzaan, 4 | Ë Ze
Nieuwendam, Buiksloot, Bloemenbuurt, Floradorp ES kt TERS Ke KANS
e 1951/52: bouw Tutti Frutt dorp : É RN " |
® 1960-1970: realisatie naoorlogse uitbreidingswijken Waterlandpleinbuurt, 1 RA AN ”
Buikslotermeer (Kleine Wereld, Plan van Gool), Banne Zuid, Molenwijk i . Rh
® _1974-76: (eerste) opleveringen Loenermark, Banne Noord en Noorderstrook Oost
e 1984-88: (eerste) opleveringen Buikslotermerplein, _Circus-/Kermisbuurt,
Nintemanterrein Bouwjaar (oudste pand binnen blok)
e _1990-99: (eerste) opleveringen Twiske Oost, Buiksloterbreek en Elzenhagen Noord mn Voor 1860 (Binnenstad en Grachtengordel)
® 2004-2005: (eerste) opleveringen NDSM-terrein en De Bongerd .
® 2010-2018: (eerste) opleveringen Overhoeks en Elzenhagen Zuid mn 1860-1719 (19de-eeuwse Ring)
es 1920-1939 (Gordel 20-40)
Stedelijke ontwikkeling Noord tot nu toe MN 1940-1969 (Algemeen UitbreidingsPlan)
e Aan het begin van dit jaar waren er in Noord een kleine 46.000 woningen (afb. 14).
Een kwart hiervan is gebouwd voor 1946, 36% tussen 1946 en 1980, 8% in de jaren mn 1970-1985
go, 5% tussen 2001 en 2010 en 16% vanaf 2010 (afb. 15). Vanaf 2010 is de mn 1985-2001
woningvoorraad gestegen met ruim 6.600 woningen. ER N= 2001
Bron: https://maps.amsterdam.nl/bouwjaar/?LANG=Ânl
7
Afbeelding 14. Minder corporatiewoningen, meer koopwoningen en particuliere huurwoningen
Woningvoorraad en inwonertal, 1 janvari 2000 — 2020 e Tussen 2000 en 2019 is het aandeel corporatiewoningen op de woningvoorraad in
105.000 nonnen eennennneneennnnenneennenenenennneenneenenennneenenn Noord gedaald van 81% naar 57% en het aandeel koopwoningen gestegen van
mmm inwoners == woningen gi
53.000 14% naar 31% (afb. 16 en 17). Dit komt overeen met de stedelijke trend. Er is in
100.000 nennen nennen eneen en . an .
Noord ook sprake van een stijging in particulieren huurwoningen (5% in 2000 en
95-000 vennen 12% in 2019). De segmentverdeling van de woningvoorraad van Noord is hiermee
90.000 -orrreennneeeennnneneennnneneeennenneenvenne nennen : : 48.000 meer op die van Amsterdam als geheel gaan lijken. Noord kent echter nog altijd
een aanzienlijk hoger percentage corporatiewoningen en een lager percentage
85.000 Ì Ì Ì Ì particuliere huurwoningen dan gemiddeld in Amsterdam.
80.000 i i K 43.000 e De daling in het aandeel corporatiewoningen is het grootst in wijken waar de
75.000 | | afgelopen jaren gebouwd is (Noordelijke IJ-oevers West, Elzenhagen, Banne
Buiksloot en Tuindorp Oostzaan (De Bongerd).
70.000 38.000 e In enkele Noordse wijken ligt het aandeel corporatiewoningen in 2019 nog altijd
65.000 rond de 80% (Tuindorp Buiksloot, Volewijck en Tuindorp Nieuwendam).
60.000 33.000 ;
SESSESSERLEENELENE RS Areerding af. |
oo 0060600 sSED0eEeEeE De EE t Woningvoorraad Noord naar eigendomsverhouding, 1 januari 2000 — 2019
NON ON NN NN NANA AN NN NN NN NN S
5 35.000 nennen eneen
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
30.000 vern ma
Afbeelding 15.
Woningvoorraad Noord naar bouwperiode, 1 januari 2020 25-000 24-985
20.000 mene”
16% 15.000 13706
PE
B Voor 1946
10.000 nnee Tee nennnnnnenenneneneenenennnnen
B 1946-1980
Em 1981-1990 5000 TE 5.146
8%
1991- 2000
2001-2010 2000 2005 2010 2015
kds na 2010 mmm cOrporatiehuur mmm particuliere huur mmm KOOP
36% Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS
8
Afbeelding 27. Snelle stijging WOZ-waarde
Eigendomsverhouding woningvoorraad (%), Noord en Amsterdam, 1 januari 2000-2019 e Net als in de andere stadsdelen zijn in Noord de WOZ-waardes van woningen de
afgelopen jaren fors toegenomen. Tussen 2014 en 2019 gaat het in Noord om een
2019 stijging van 64% in de gemiddelde WOZ-waarde per ma (afb. 18). In West, Zuid en
Pe Oost was de stijging in de gemiddelde WOZ-waarde per m2 hoger, in Nieuw-West
2 en Zuidoost lager.
5000 e In 2019 (peiljaar 2018) is de gemiddelde WOZ-waarde per mz in Noord met 3.358
euro hoger dan in Nieuw-West en Zuidoost en lager dan in de overige stadsdelen.
e Erzijn behoorlijke verschillen in de stijging van de WOZ-waarde tussen wijken. In
de wijk met de kleinste stijging (Tuindorp Buiksloot) is de gemiddelde WOZ-
5 2019 waarde per m2 tussen 2014 en 2019 gestegen met 39% terwijl dit in de wijk met de
9 grootste stijging (IJplein/Vogelbuurt) 100% is.
5 Veranderende economie
Relatief weinig werkgelegenheid in Noord, behalve aan IJ-oevers
corporatiehuur & particuliere huur m koop e Begin 2019 waren er in Noord per 1.000 inwoners 358 werkzame personen (afb.
Bron: afdeling Basisinformatie / OIS 19). Dit is 55% van het aantal werkzame personen per 1.000 inwoners gemiddeld in
Afbeelding 18. Amsterdam. Vergeleken met Amsterdam is Noord een stadsdeel waar minder
Gemiddelde woningwaarde (WOZ) per m2, per stadsdeel, 2014 (peiljaar 2013) en 2019 gewerkt en meer gewoond wordt.
(peiljaar 2018) (in euro's) e In 2000 was de werkgelegenheid per 1.000 inwoners in Noord nog 49% van het
7.000 --rerenenenenenmneneenneneennenmennennnnnenenenennennnnnennnensennnnnnnvennnenennnnnnnnnnnnnnnenvennnnnnnnn stedelijk gemiddelde. Het verschil in relatieve werkgelegenheid tussen Noord en
64% +76% +79% +74 +64% +54% _ +45% Amsterdam is dus langzaamaan iets kleiner geworden.
6.000 BE a e Het absolute aantal werkzame personen in Noord was in 2019 34.796 (afb.20).
5.000 —— 2 OO Kk: Oe Ei __________M2014 M2019 Bijna de helft van de werkgelegenheid (16.325 banen) is te vinden in de wijken
De De EN Noordelijke IJ-oevers West en Oost. In deze wijken worden (de komende jaren)
4.000 mennen mennen ve ennen veel woningen gebouwd, tegelijkertijd stijgt hier ook de werkgelegenheid.
Ee ve e Het aantal geregistreerde bedrijfsvestigingen in Noord is tussen 1974 en 2019
3.000 — g IJ 5 KG Ie EN gestegen van ongeveer 1.500 naar ongeveer 10.600 (afb. 20). De groei is vooral
2.000 - _ È _ 6 / 9 IN _ 7 CR ER hard gegaan vanaf 2008. Dit is voor een aanzienlijk deel te verklaren door een
e)) 5 id 7” ES toename van zzp'ers; de toename van het aantal geregistreerde KvK vestigingen
1.000 - - - - EG RA h- tussen 2008 en 2019 bestaat voor iets meer dan de helft uit zzp'ers. Deze toename
o van zzp'ers geldt voor alle stadsdelen, maar gaat het laatste decennium het hardst
0 in Noord. Het percentage zzp'ers van alle bedrijfsvestigingen is tussen 2010 en
& 1e É of & Ni SS 2019 in Noord gestegen van 4,5% naar 61%.
E 22
5
Bron: Belastingen Amsterdam / OIS
9
Afbeelding 19. Neergang scheepsbouwindustrie jaren 70
Aantal werkzame personen per 1.000 inwoners Noord en Amsterdam, 1 jan. 2000-2019 e Inde loop van de 20e eeuw ontwikkelde Amsterdam-Noord zich tot één van de het
700646 belangrijkste industriegebieden van Amsterdam. De zware industrie (Draka,
600 mm Kromhout), petrochemische industrie (Shell, Ketjen) en de scheepsbouw (ADM en
53 NDSM) kwam tot grote bloei.
BOO ee eeeeeeeeeeeeeeeeeneeeeneeeeeenenenenenenenenenenenennn e Tussen 1974 en eind jaren 80 was er sprake van een dalende trend in het aantal
werkzame personen in Noord (afb. 20). In afbeelding 21 is te zien dat in deze
400 358 periode de scheepsbouwindustrie in Noord een enorme klap heeft gekregen (Van
300 Ee Zelm, 2009). In 1974 was de scheepsbouwindustrie met 5.400 werknemers nog
263 goed voor meer dan een vijfde van de werkgelegenheid in Noord. Tussen 1974 en
200 TT 1990 verdwenen hiervan ruim 5.200 banen. De scheepsbouwindustrie kwam in de
jaren 7o vanwege de oliecrisis, politieke aangelegenheden en concurrentie in de
100 OO emeNoord —=Amsterdam problemen. Begin jaren 80 viel het doek voor de NDSM (in de slotfase NSM), ADM
OO en verschillende andere werven (Gallesloot, 2007).
6 oo 08de aaEdasaR 2
ZA RRSARAER8ERARARARRARARA A Afbeelding 21.
Bron: Bedrijvenregister Amsterdam (ARRA) Aantal werkzame personen in scheepsbouwindustrie, 1 januari 1974-2009
6.000 5 ggn
Afbeelding 20.
Aantal vestigingen en werkzame personen Noord en Amsterdam, 1 jan. 1974-2019? 5.000 NASA
40.000 -onnnnnnenennennennennennnenennennennennenneeneeneenneneneneneenennnnenennnennenneneennenenneeen 12.000
ooo ne erkamepersonen vestigingen 20.057 05
10.000 3.000 eeen
30.000 oomen 2023 2.014
8.000 2.000 -nn Ennn eeenennennennennennennernennennennennennennennennennennennennnnnnnnn
25.000 poe í
20.000 | | en annngagtnett | | | | | | | 6.000 1000 68
15.000 | | | On
| IRAN | 4-000 HW 0 OO N st OW DQ 2 ON st OD 0 O NN st W 09
| OEI 5559 GARRRKRSSSS 8
' Í ij El AOAAOEDN MN | dd dd dd ad dd dd A ad NN NN NN
5.000 | je | | î | | 2000 Bron: Bedrijvenregister Amsterdam (ARRA)
EOABAEABAEABAMOBAMEBLRBALABELABAKE | …
SC ERRSEESBRAARREEEEERETLR nhaalslag voorzieningen On
SISI SS Se e Noord is veranderd van een stadsdeel gekenmerkt door industrie naar een
_ stadsdeel dat steeds meer onderdeel is van Amsterdam. Een uitrol van
Bron: Bedrijvenregister Amsterdam (ARRA) centrumfuncties in Noord is hier het gevolg van. In de cijfers zien we dat zelfs
3 Tussen 1974 en 1984 was de peildatum 1 oktober i.p.v. 1 januari. wanneer rekening wordt gehouden met het aantal inwoners het aanbod van
10
verschillende voorzieningen in Noord het afgelopen decennium relatief hard is Geraadpleegde bronnen
gegroeid (afb. 22). Het voorzieningenaanbod blijft nog wel achter bij het
gemiddelde van Amsterdam maar een inhaalslag lijkt gaande. Basisbestand gebieden Amsterdam, maart 2020
e Tussen 2010 en 2019 is het aanbod van culturele voorzieningen* per 1.000
inwoners in Noord verdriedubbeld. Er zijn grote verschillen tussen de wijken in het Gallesloot, H. (2007). Van oceaanstomers tot mammoettankers; Een eeuw scheepsbouw
aanbod aan culturele voorzieningen. Het aanbod in wijk Noordelijke IJ-oevers in Amsterdam-Noord. Uitgave van Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord.
West is met 14,5 voorzieningen per 1.000 inwoners zes keer zo groot als het
aanbod per 1.000 inwoners in Banne Buiksloot. Lutgert, J., Reedijk, D. (1996). Als Amsterdam zich over ons ontfermt, de geschiedenis
e Het horeca-aanbod per 21.000 inwoners in Noord is tussen 2010 en 2019 van de inlijving bij Amsterdam van de gemeenten Buiksloot, Nieuwendam en Ransdorp in
verdubbeld. In de Noordelijke IJ-oevers West kwam er in die periode de meeste 1921. Uitgave van Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord.
horeca bij.
e Het aantal winkels per 1.000 is in Noord net als in de rest van de stad het laatste Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord. (2003). Nieuwendam. Monument aan
decennium gedaald. Dit is onder meer te verklaren door een verschuiving naar de noordelijke 1J-oever.
online winkelen.
e Ook het toerisme neemt toe in Noord. Dit is terug te zien in de stijging in het Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord. (8 maart 2019). De geschiedenis van
aantal hotelbedden per 1.000 inwoners. Noord tot 1919. Geraadpleegd van https://hcan.nl/home/eeuwfeest-100-jaar-pek/
e In Noord zijn vergeleken met het gemiddelde van Amsterdam weinig
voorzieningen zoals winkels, horeca en cultuur beschikbaar. In Noord is het aantal Van Zeggelaar, G. (2000). Terugblikken op Waterland. Hoofdstukken vit de geschiedenis
de laatste jaren wel relatief hard gegroeid. van Amsterdam-Noord. Uitgave van Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord.
Afbeelding 22. Van Zelm, I.M. van (2009), Factsheet ontwikkeling werkgelegenheid en werkloosheid
Aantal winkelvestigingen, horecavestigingen en culturele voorzieningen in Noord per Noord 1974-2009
1000 Inwoners 2010 en 2019 en aantal hotelbedden in Noord per 1000 inw. 2014-2018
zo P_n ED 0 __ m2
| ES m2019 m2018
6,0 - OO | E80 oe
aa, 70 — weeen Uitgave: Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Noord
4,0 we 50 RN Datum:19 mei 2020
3,0 Er _ B 40 - Ne
3 30 - ee
LO - - - EK - B 10 + - 8
0,0 0
Amsterdam| Noord |Amsterdam/ Noord |Amsterdam Noord Amsterdam, Noord
Winkelvestigingen Horecavestigingen (Culturele voorzieningen Hotelbedden
Bron: Bedrijvenregister Amsterdam (ARRA) / OIS
4 Inclusief voorzieningen voor amateur kunstbeoefening (bijv. muziek- en dansscholen).
11
| Factsheet | 11 | train |
> Gemeente
Amsterdam
DS Motie
Datum raadsvergadering _ 11 november 2021
Ingekomen onder nummer 756
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Boomsma inzake de Begroting 2022
(kunstinstellingen voor steungelden van Fase 1 en Fase 2 mogelijk)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2022
Overwegende dat:
— _kunstinstellingen zwaar getroffen zijn door de Coronacrisis, nog altijd in grote onzekerheid
verkeren, en de gevolgen van de coronacrisis nog jaren zullen doorwerken;
— _ verschillende culturele instellingen bericht hebben gekregen dat zij een deel van de
ontvangen coronasteun van 2020 (fase 1 en 2) moeten terugbetalen;
— _dit voor sommige instellingen tot gevolg heeft dat financiële steun die zij vanuit de landelijke
overheid hebben gekregen in een matching-constructie moeten terugbetalen;
— _ Dit zou betekenen dat veel geld verloren gaat voor de kunstsector juist nu elke euro telt;
— Dit het gevolg is van de regels van de verordening, maar dat ze het geld voor dit jaar en het
volgende opnieuw hard nodig zullen hebben;
— Ditte voorkomen is door een deel van deze middelen weg te zetten in een
bestemmingsreserve voor 2022 en ‘23 ter compensatie van (dan) geleden verliezen;
— De kunstraad het gemeentebestuur terecht oproept om het terugbetalen van alle steungelden
van fase zen 2 nu te heroverwegen door deze mogelijkheid van een bestemmingsreserve te
bieden;
— _ Andere gemeenten instellingen ook deze mogelijkheid bieden,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Kunstinstellingen die in beginsel een deel van de ontvangen coronasteun van 2020 (fase 1 en 2)
terug zouden moeten storten, alsnog de mogelijkheid te geven om een deel van deze middelen
onder te brengen in een bestemmingsreserve voor 2022 en 2023 ter compensatie van (dan)
geleden verliezen, om te voorkomen dat zij via een matching-constructie vanuit landelijke
regelingen verkregen steun zouden moeten terugbetalen.
Indiener
D.T. Boomsma
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Beselare
Jodenbreestraat 25
Am ste rdam 1011 NH Amsterdam
€ Postbus 1840
1000 BV Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 1840, 1000 BV Amsterdam
Aan de leden van de Gemeenteraad
Datum g oktober 2018
Behandeld door T. Zwart/F. de Graaff
Onderwerp Jongeren in gesloten jeugdzorg
Geachte leden van de gemeenteraad,
Op 21 juni 2018 zijn door de leden Hammelburg en Grooten schriftelijke vragen gesteld
inzake de opvang van jongeren in gesloten instellingen. Op 4 juli 2018 zijn door lid
Flentge aanvullende schriftelijk vragen gesteld. Daarnaast heeft op 27 juni 2018
wethouder Kukenheim lid Flentge een brief toegezegd over hoe vermeden kan worden
dat kinderen via jeugdzorg in een gesloten setting terecht komen.
In de toelichting op de gestelde vragen wordt verwezen naar het jaarrapport kinder-
rechten dat Unicef en Defence for Children publiceerden in juni 2018. Daaruit bleek dat
sinds 2016 8% meer kinderen in Nederland in een gesloten jeugdzorginstelling zijn
geplaatst. Daarnaast werden zorgen geuit over de staande praktijk van vrijheids-
benemende maatregelen in de gesloten jeugdzorg, zoals afzondering en separatie.
Gevraagd is hoe vermeden kan worden dat jongeren via jeugdhulp in gesloten jeugd-
zorg terecht komen.
Het college deelt de geuite zorgen over de vrijheidsbenemende maatregelen zoals
afzondering en separatie binnen de gesloten jeugdhulp. Binnen De Koppeling,
de instelling voor gesloten jeugdzorg in Amsterdam, wordt actief gestuurd op de-
separatiebeleid. Van de drie ruimtes die beschikbaar waren voor separatie is nu nog
één ruimte over. In samenwerking met Jeugdzorg Nederland en collega’s van gesloten
jeugdhulpinstellingen wordt gewerkt aan het op termijn sluiten van de laatste separatie-
ruimte binnen De Koppeling.
In de beantwoording van de vragen heeft het college u erover geïnformeerd dat de
landelijke cijfers die Unicef en Defence for Children presenteren, een andere lijn tonen
dan de Amsterdamse cijfers. Het aantal jongeren dat instroomt is hier al geruime tijd
wisselend maar overall stabiel.
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum oktober 2018
Pagina 2 van 2
Bij De Koppeling wordt er met een intensieve handeling direct bij aanvang van de
plaatsing aan gewerkt om het gesloten element van de behandeling zo kort mogelijk te
laten duren. De gemiddelde duur van de plaatsing is rond de zeven maanden. Lande-
lijk is dit een jaar.
Het college erkent de noodzaak om de gemiddelde duur en het aantal verder terug te
brengen om negatieve gevolgen van een plaatsing in geslotenheid zoveel mogelijk te
beperken. Tijdens sessies die op 7 juli 2018 in het Bimhuis werden georganiseerd naar
aanleiding van de film Alicia heeft de wethouder Jeugd gesproken over onze ambitie
om een eind te maken aan het veelvuldig doorplaatsen van uithuisgeplaatste kinderen.
De gemeente heeft deze ambitie, samen met de gemeenten in de regio Amsterdam-
Amstelland en een groot aantal aanbieders, verwoord in een aanvraag voor het Trans-
formatiefonds. Het Rijk bevordert de doorontwikkeling van de hulp voor kinderen en
gezinnen door voor de komende 3 jaar middelen ter beschikking te stellen middels dat
fonds.
Het college voorziet een intensief traject om onze ambitie te bereiken. Het zal immers
van alle betrokken bij een jongere voor wie een uithuisplaatsing dreigt, een andere
manier van kijken vragen om deze dreiging om te buigen. Daarom zal het college deze
aanpak samen met de betrokken instellingen en ervaringsdeskundigen ontwikkelen.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
Het college van burgemeester en wethouder van Amsterdam,
Lo ‚Wil Rutten
Burgemeester waarnemend gemeentesecretaris
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 960
Publicatiedatum 9 oktober 2015
Ingekomen onder AM
Ingekomen op woensdag 30 september 2015
Behandeld op woensdag 30 september 2015
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Boldewijn en Ernsting inzake de Uitvoeringsagenda Mobiliteit
(proef autovrij Rokin en Damrak).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Uitvoeringsagenda Mobiliteit (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 812);
Constaterende dat:
— de Uitvoeringsagenda Mobiliteit voorstellen doet om de binnenstad autoluw te
maken;
— erin de Negen Straatjes reeds een proef loopt om het gebied in de weekenden
autovrij te krijgen;
— een cruciaal deel van het centrum van Brussel sinds juni autovrij verklaard is voor
een proefperiode van acht maanden, waarbij alleen bewoners en bedrijven met
eigen garage toegang krijgen tot het aangewezen centrumgebied;
— de stad Parijs afgelopen zondag een deel van het centrum waaronder de
Champs-Elysee autoloos heeft verklaard hetgeen door de Parijzenaars massaal
met open armen is ontvangen;
— het Rokin, Damrak en Munt met name in de weekenden extreme verkeersdrukte
kennen waarbij alle mobiliteiten elkaar verdringen;
— in 2014 Amsterdam 17,4 miljoen bezoekers heeft getrokken, die tezamen een
grote belasting op het vervoersysteem en de openbare ruimte uitoefenen en deze
bezoekersaantallen de komende jaren zullen toenemen;
— de inwonersaantal van Amsterdam de afgelopen jaren een snelle groei van ca.
11.000 nieuwe inwoners per jaar heeft gekend en deze groei krachtig zal
doorzetten;
Overwegende dat:
— ten aanzien van de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte het
noodzakelijk is om scherpe beleidskeuzen te maken, omdat ‘niet alles kan en
vooral niet alles tegelijk’;
— hetscheiden van de mobiliteiten en de verkeersstromen in met name het
Centrum van Amsterdam het enige middel is om de binnenstad leefbaar,
economisch rendabel en gezond te houden;
— de automobiel daarbij in meerdere mate de beperkte openbare ruimte
bovenmatig domineert;
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 960 Moti
Datum 9 oktober 2015 otie
— _er momenteel werkzaamheden rondom de herinrichting Muntplein worden
uitgevoerd waarbij vanaf de kop van de Vijzelgracht ter hoogte van de
Herengracht de Vijzelgracht reeds van het autoverkeer is afgesloten.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— in navolging van het Brusselse voorbeeld onderzoek te doen naar het instellen
van een pilot gedurende de maanden november en december 2015 om op de
zaterdag- en zondagen de kop van de Vijzelstraat vanaf de Herengracht en
aansluitend het Muntplein, het Rokin en het Damrak autovrij te maken, met
uitzondering voor nood-, spoed- en veiligheidsverkeer en uitgezonderd het
noodzakelijke laad- en losverkeer gedurende de in te stellen venstertijden in de
ochtend;
— gedurende deze pilot nauwlettend te monitoren wat de verdringing- en
waterbedeffecten zijn welke het zoekende verkeer in de omliggende straten zal
veroorzaken.
De leden van de gemeenteraad
H.B. Boldewijn
Z.D. Ernsting
2
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 10 november 2022
Ingekomen onder nummer _3o3accent
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van het Hofland inzake de Begroting 2023
Onderwerp
Nieuwe cadeaubonnen-actie voor energiebesparende producten
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2023
Constaterende dat:
— Eeneerdere actie waarbij Amsterdammers cadeaubonnen konden verzilveren voor
energiebesparende producten ertoe heeft geleid dat minima en middeninkomens massaal
(187.000) informatie hebben opgezocht over de mogelijkheden voor verduurzaming van
hun woning;
— Tijdens deze actie 48.000 cadeaubonnen zijn verzilverd en hier een groot aantal concrete
verduurzamingsacties uit is voort gekomen.
Overwegende dat:
— _Lage-en middeninkomens de doelgroep vormen die het meest te lijden heeft onder de
hoge energieprijzen;
— _ Het voor het halen van onze verduurzamingsdoelstellingen belangrijk is om in te zetten op
de individuele motivatie van Amsterdammers.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
— Nate gaan of de cadeaubonnen-actie zoals die eerder is ingezet veel minima en mensen
met een middeninkomen heeft bereikt;
— Indien dit het geval is, zo snel mogelijk de actie opnieuw op te starten, wederom gericht
op minima en mensen met een middeninkomen, en dit te financieren van de rijksmiddelen
energiearmoede.
Indiener
R.P. Hofland
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 682
Datum indiening 7 augustus 2018
Datum akkoord 22 augustus 2018
Publicatiedatum 23 augustus 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Roosma inzake de demonstratie We
Reclaim Our Pride’.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Afgelopen zaterdag 4 augustus j.l. was de jaarlijkse Pride botenparade door de
grachten. Tijdens deze parade wilde een groep demonstranten demonstreren voor
een inclusieve parade en tegen de vercommercialisering van de parade. De
demonstranten demonstreerden met spandoeken, borden en zo'n twintig opblaasbare
eenhoorns met leuzen. Ze hebben een groot deel van de boten tijdens de parade met
enthousiasme toegejuicht en bij andere boten afkeuring laten blijken. Volgens de
demonstranten was de demonstratie vreedzaam. Dat blijkt ook uit alle berichtgeving.
De demonstranten hebben aangegeven met de politie afspraken te hebben gemaakt
over de plek waar zij mochten demonstreren en over de regels waaraan zij zich
moesten houden. De demonstranten geven aan zich aan die voorschriften gehouden
te hebben.
Niet te min heeft de politie besloten op enig moment de demonstratie te beëindigen
door de twintig opblaasbare eenhoorns in beslag te nemen. Volgens de
demonstranten is er gedreigd met arrestaties. Volgens de demonstranten is één
opblaas eenhoorn met geweld afgenomen.
In het coalitieakkoord is opgenomen: “Het demonstratierecht is en blijft bijkans heilig.”
Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van GroenLinks,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen:
1. Welke voorschriften zijn er verbonden aan de demonstratie van ‘We Reclaim Our
Pride’? Welke afspraken zijn er gemaakt met de demonstranten?
Antwoord:
Vanwege de drukte en bijbehorende risico's van het evenement, en vanwege een
incident tijdens een recente demonstratie van We Reclaim Our Pride tijdens de
botenparade in Utrecht, waar een demonstrant een politieagent op de politieboot
heeft besmeurd met bloed, is een voorschrift verbonden aan de demonstratie. Het
voorschrift hield in dat de demonstranten geen zaken bij zich mochten dragen
4
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nmmer 68 augustus 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 augustus 2018
waarvan aannemelijk is dat ze zijn meegebracht om de openbare orde te
verstoren of schade aan zaken of letsel aan personen toe te brengen. Ook is
aangekondigd dat de demonstratie niet op een brug of een andere drukke plek
langs de route (specifiek: de Prinsengracht) mocht plaatsvinden en dat indien
nodig een alternatieve demonstratielocatie zou worden aangewezen. Dit is
vastgelegd in een WOM brief. Bij aankomst in Amsterdam heeft de politie contact
gelegd met de demonstranten en is deze WOM-brief uitgereikt.
De demonstratie was door de politie op sociale media gesignaleerd (de
demonstratie was niet aangemeld bij de gemeente). In de week voorafgaand aan
de botenparade heeft de politie diverse pogingen gedaan om in contact te komen
met de groep We Reclaim Our Pride. Doel was om tot goede afspraken te komen
om de demonstratie zo optimaal mogelijk te faciliteren en te beschermen tijdens
een druk en risicovol evenement als de Pride. De groep heeft elke poging tot
contact afgehouden.
2. Hebben de demonstranten zich aan de voorschriften gehouden? Was er een
aanleiding om te veronderstellen dat zij zich niet aan de afspraken zouden
houden?
Antwoord:
De demonstranten hebben zich op verzoek van de politie verplaatst van de
Hortusbrug naar de kade langs de Hortusbrug.
Echter, toen de demonstranten 18 opblaasbanden opbliezen en bleek dat een
aantal van hen zwemkleding aan had, ontstond bij de politie de sterke indruk dat
de demonstranten de intentie hadden om gezamenlijk te water te gaan. Daardoor
zou de botenparade geblokkeerd worden. Het eerder genoemde incident in
Utrecht en het feit dat de groep tot zaterdag aan toe het contact met de overheid
had gemeden droeg daar aan bij.
3. Watis de reden dat de twintig opblaasbare eenhoorns van de demonstranten
door de politie zijn ingenomen? En waarom zijn deze opblaasbare eenhoorns wel
ingenomen, en niet de vele andere opblaasbare eenhoorns, opblaasbare
flamingo's en andere opblaasbare dieren lang de route? Zijn de demonstranten
hier vooraf over gewaarschuwd? Waarom wel/niet?
Antwoord:
Het te water gaan van 18 personen op opblaasbanden tijdens de botenparade
zou niet alleen leiden tot het blokkeren van de stoet, bovendien zouden er
gevaarlijke situaties ontstaan voor zowel de demonstranten als de deelnemers
aan de botenparade.
De politie heeft gefaseerd opgetreden en de demonstranten eerst gevraagd om
de opblaasbanden weg te stoppen. Toen zij daar niet op in gingen, heeft de
burgemeester de demonstranten op grond van de Wet Openbare Manifestaties
een aanwijzing gegeven die inhield dat zij de opblaasbanden weg dienden te
stoppen. Deze aanwijzing is door de politie overgebracht. Toen de demonstranten
niet aan de aanwijzing voldeden heeft de politie de opblaasbanden ingenomen.
De demonstranten zijn dus twee keer gewaarschuwd. Na de botenparade zijn de
opblaasbanden weer teruggegeven aan de demonstranten.
Gelukkig hebben de demonstranten uiteindelijk meegewerkt en heeft de politie
geen geweld hoeven gebruiken, noch zijn er mensen aangehouden.
4. Hoe verhoudt het innemen van de opblaasbare eenhoorns en het daarmee
beëindigen van de demonstratie van ‘We Reclaim Our Pride’, zich volgens het
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nmmer 68 augustus 2018 Schriftelijke vragen, dinsdag 7 augustus 2018
College van Burgemeester en Wethouders tot de uitspraak in het coalitieakkoord
dat het demonstratierecht bijkans heilig is?
Antwoord:
Het recht op demonstratie is bijkans heilig. Amsterdam staat voor het grondrecht
van de vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren. De vrijheid
van meningsuiting mag echter niet worden gebruikt om strafbare feiten of
wanordelijkheden te plegen.
Door het in beslag nemen van de opblaasbanden was het risico op blokkade van
de botenparade en bijbehorende risico op onveilige situaties weggenomen en
konden de demonstranten hun demonstratie voortzetten. Zij hebben gedurende
de gehele botenparade hun geluid kunnen laten horen en zijn zeer goed zichtbaar
geweest voor de deelnemers van de botenparade en het publiek. Daarmee is het
grondrecht op demonstratie, ondanks het ontbreken van een kennisgeving aan de
gemeente en het afwijzen van contact met de overheid voor het faciliteren van de
demonstratie, gewaarborgd.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
> Gemeente Agenda vergadering
Amsterdam . . . .
Nieuw-West Voorbereidende Commissie Nieuw-West
2x 9 December 2015
Tijd: 19.30 uur
Voorzitter: dhr. J. Mirck Verwachte
Stadsdeelsecretaris: dhr. H. Wink Bespreektijd
Bestuursadviseur: dhr. M. van Rooij
1. Opening
2. Agendavaststelling
3. Mededelingen
4. Mondelinge vragen
5. Voornemen tot aanwijzing gemeentelijke 60 min AB
monumenten (Bobeldijk)
6. Adviesbrief Dierenwelzijn (Bobeldijk) 30 min AB
7. Presentatie Subsidies (Baadoud) 45 min C
8. Sluiting
AB: hierover wordt door het Algemeen Bestuur besloten;
C: hierover wordt alleen in de voorbereidende commissie gesproken.
Meespreken en inspreken
Deze vergadering is openbaar. Wilt uU uw mening, vraag of opmerking aan de
bestuurscommissieleden kenbaar maken? Neem dan contact op met de afdeling
bestuursondersteuning op nummer 020-2536742 of via bestuurscommissie @nieuw-
west.amsterdam.nl.
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u
vinden op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 144
Publicatiedatum 20 maart 2015
Ingekomen onder Ww
Ingekomen op 11 februari 2015
Behandeld op 11 maart 2015
Status Aangehouden in de raadsvergadering op 11 februari 2015 en verworpen op 11 maart 2015
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Ernsting inzake de Agenda Duurzaamheid
(milieuzone).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Duurzaamheid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 50);
Constaterende dat:
— inde agenda een milieuzone wordt voorgesteld voor bestelverkeer;
— in deze milieuzone als eis wordt gesteld dat de voertuigen minimaal euro 3 moeten
zijn;
Overwegende dat:
— er met de voorgestelde milieuzone slechts 460 voertuigen geweerd zullen worden;
— ditleidt de facto leid tot een geringe verbetering van de luchtkwaliteit
— in andere steden strengere normen worden gesteld dan deze;
— Tevens overwegende dat:
— ondernemers of gebruikers een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de
kwaliteit van hun wagenpark, zoals een jaarlijkse APK-keuring;
— rondrijden met verouderde en vervuilende dieselvoertuigen leidt tot grote
maatschappelijke schade in bijvoorbeeld gezondheid, met de daarbijbehorende
kosten;
— de door het college gebruikte term ‘maatschappelijke kosten’ (=de kosten die
ondernemers betalen om hun verouderde wagenpark te vernieuwen) zonder de
maatschappelijke schade mee te rekenen, in de kosten efficiëntie formule eigenlijk
niet thuishoren;
— tegen dezelfde directe kosten (inrichting en exploitatie) een strengere eis voor
toegang in de milieuzone eenvoudig is te realiseren;
— daarmee de koste efficiëntie enorm toeneemt,
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 144 A d é
Datum _ 20 maart 2015 mendemen
Besluit:
— de minimale eis voor toegang tot de milieuzone vast te leggen als minimaal euro 4;
— budget vrij te maken voor een subsidieregeling voor uitsluitend die ondernemers
die aantoonbaar moeite hebben hun wagenpark te vernieuwen.
Het lid van de gemeenteraad,
Z.D. Ernsting
2
| Motie | 2 | discard |
AGENDA (concept)
Raadscommissie RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
Datum: Woensdag 14 maart 2013
Aanvang: 19.45 uur (LET OP VROEGE AANV ANG)
Zaal: Raadzaal, Stadsdeelhuis, Buikslotermeerplein 2000
Blok A Procedureel
‚Nr. |Onderwerp________________|Nadereïnfo |
Opening/Mededelingen
Vaststellen agenda Ter vaststelling
3. Vragenkwartiertje Vrije inspraak op niet-geagendeerde
onderwerpen
Verslag 6 maart 2013 Ter vaststelling
Openstaande toezeggingen
L6. _ | Mededelingen portefeuillehouder(s)
Blok B Bespreking beleidsonderwerpen
‚Nr. |\Onderwerp _________________|Nadereinfo __|Reg.nr. |
Miniconferentie thema Wonen Terbespreking | |
Blok C Algemeen
[Nr. Onderwerp
8. |Rondvaag |
9. [Sung
Belanghebbenden die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur vóór de vergadering
zich aanmelden bij de Raadsgriffie, tel. 020-2529924 of [email protected]. De raads- en
commissievergaderingen worden live uitgezonden via internet. De uitzending is ook achteraf te raadplegen.
www.noord.amsterdam.nl/deelraad
| Agenda | 1 | train |
Convenant
Wij zijn Samen
Nieuw-West
Ongelijk investeren in gelijke kansen
voor en met bewoners
23 maart 2023
Dae eN
45p
N, We
NZE
DAN
S)
DNS
85 Samen Nieuw-West 3
“Over 20 jaar is Amsterdam Nieuw-West
een ruim, divers en groen stadsdeel
waar het veilig en prettig wonen is,
waar buurtgenoten omkijken naar elkaar,
waar mensen de kans krijgen om hun
potentieel optimaal te benutten en
waar bewoners hun eigen welvaart en
welzijn creëren, onderhouden en delen.
Overheden, maatschappelijke partijen
en bedrijfsleven faciliteren hen daarbij.”
a
____Èn
4 << Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Wij zijn Samen Nieuw-West.
Wij zijn overeengekomen:
e Dat wij in het Nationaal Programma Samen Nieuw-West met
elkaar de verbinding aangaan voor ten minste twintig jaar;
e Dat wij ons aan de gezamenlijke waarden, ambities,
opgaven, inzet en de gerichte, samenhangende aanpak
verbinden die in dit convenant uiteen zijn gezet;
e Dat wij — overheden, (maatschappelijke) organisaties,
bedrijven en bewoners — als gelijkwaardige partners
en bondgenoten samenwerken; Dat wij erkennen dat
bewoners de hefboom van verandering zijn en dat
wij samen en werkenderwijs moeten leren hoe wij
het gelijkwaardig samenwerken tussen bewoners en
organisaties vorm moeten geven;
e Dat gelijke kansen ongelijke investeringen vragen en wij dus
bereid zijn tot dat ongelijk investeren, waar de opgaven dat
vereisen. In financiële zin, maar ook in de bereidheid ons
beleid of de bestaande ordening der dingen (indien nodig
fundamenteel) aan te passen;
* Dat gelijke kansen ook vragen om ongelijk ontzien en dat
wij ons er daarom aan committeren om Nieuw-West zo min
mogelijk te belasten met zaken die de kwetsbaarheid van
de omgeving verder kunnen vergroten;
e Dat in ons denken en handelen de leefwereld van bewoners
het uitgangspunt is. Dat betekent bijvoorbeeld dat
systemen/systeemlogica, handelen en beleid ten dienste
staan van de leefwereld;
85 Samen Nieuw-West > 5
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
e Dat wij inclusie nastreven, onder meer door de diversiteit
die Nieuw-West kenmerkt te weerspiegelen in hoe wij onze
organisaties en ons handelen inrichten;
e Dat wij bij obstakels en tegenslagen niet opgeven en ons
ook dan blijven inspannen voor de gezamenlijke opgaven;
e Dat dit convenant het startpunt is en bepaalt welke opgaven
we langdurig op ons nemen, terwijl wij ook de inhoud van het
convenant zelf eens in de zoveel jaar herijken;
° Dat iedere vier jaar een geactualiseerd uitvoerings-
programma wordt gemaakt en vastgesteld door de alliantie,
inspelend op wat we hebben geleerd, wat de ontwikkelingen
en wat de kansen zijn (ook in termen van beschikbare
middelen); alles altijd gericht op de in ons convenant
bepaalde waarden en opgaven;
e Dat wij expliciet streven naar een groeiende alliantie
en iedereen die onze (kern)waarden, opgaven en deze
verklaring expliciet onderschrijft, zeer welkom is deel te
nemen en bij te dragen aan Samen Nieuw-West;
e Dat wij ons committeren aan het leveren van de benodigde
inzet en (mens)kracht vanuit onze samenwerkende
organisaties en netwerken;
e Dat wij ons committeren aan de financiële uitgangspunten
zoals die in dit convenant zijn opgenomen;
e Dat wij ons eraan committeren en erop aanspreekbaar zijn
dat wij de in dit convenant verwoorde waarden en de daaruit
volgende opgaven/opdracht expliciet naleven en nastreven
in onze (beleids-)keuzes en handelen, in de besteding van EEE
: Het Rijk doet dit conform de
onze middelen en alle overige manieren waarop wij aan die bepalingen die zijn opgenomen in
n het Nationaal Programma Leef-
waarden kunnen bijdragen! baarheid en Veiligheid.
6 <— Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Inhoudsopgave
Verklaring 4
Voorwoord 7
Historie 8
Inleiding 10
Van waarden naar opgaven 13
e Eigenaarschap, inclusie en democratie 16
e Veiligheid 20
, Werk en bestaanszekerheid 26
e Wonen en leefomgeving 31
« Kansen voorde jeugd 38
Programmaorganisatie 43
Financiële uitgangspunten 46
Begrippenlijst 49
Bijlage 50
is KE + The Mn Én
IN | b en SE
85 Samen Nieuw-West >7
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Voor mij is het wezen van Amsterdam de belofte van vrijheid. De belofte dat je hier in
Amsterdam je geluk kan najagen, dat je je lot in eigen hand kan nemen. Helaas wordt
die belofte nog niet voor iedereen ingelost. Door de opeenstapeling van problemen in
sommige wijken van onze stad krijgen te veel Amsterdammers, waaronder veel jonge
stadgenoten, niet de kansen die zij verdienen.
Ook in Nieuw-West, het jonge stadsdeel waar de toekomst van onze stad wordt gemaakt.
De afgelopen jaren heb ik daar veel mensen gesproken en veel plekken bezocht. Van het
Abdelhak Nouriplein in Geuzenveld tot de Jacob Geelbuurt in Slotervaart, overal hoorde
ik bijzondere verhalen. Van veerkracht, van hoop en van liefde voor de eigen buurt en
onze stad.
Talloze buurt- en bewonersinitiatieven weten daar steeds weer in te spelen op nieuwe
ontwikkelingen in de stad en vinden nieuwe manieren om hardnekkige problemen te lijf te
gaan. Tegelijkertijd illustreert het bestaan ervan ook de noodzaak daartoe. Het feit dat het
te boven komen van achterstand, (kans)armoede en tweedeling niet vanzelf gaat. En dat
de traditionele antwoorden die van de overheid komen niet voldoende hebben gewerkt.
Daarom moeten die buurt- en bewonersinitiatieven altijd worden gezien, gehoord en
versterkt.
Hardnekkige achterstanden en structurele problemen houden te veel bewoners in
Nieuw-West al decennia in de greep. Met het Nationaal Programma Samen Nieuw-West
willen we dit doorbreken. Overheden, maatschappelijke partijen en vooral de bewoners van
Nieuw-West accepteren de bestaande situatie niet langer.
Daarom maken we afspraken in een convenant. Op basis van gemeenschappelijke
waarden formuleren we heldere opgaven. Een convenant waarin wij gezamenlijke waarden
omarmen en onderschrijven, die ons richting en koers geven.
Als we blijven doen wat we deden, blijven we krijgen wat we kregen. Daarom zullen onze
gezamenlijke oplossingen fundamenteel moeten afwijken van wat we ‘gewoon’ zijn te doen.
In dit convenant staat hoe we dat willen doen. Ik ben ervan overtuigd dat we samen de
belofte van vrijheid voor álle Amsterdammers dichterbij kunnen brengen.
Want wij zijn Samen Nieuw-West.
Femke Halsema
Voorzitter van de alliantie Samen Nieuw-West
Burgemeester van Amsterdam
8 << Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
H En u
Istorie
Tussen 1950 en 1970 kregen 200.000 mensen een huis in Nieuw-West. Van Slotermeer
(1952), Geuzenveld (vanaf 1953), Slotervaart (vanaf 1954), Overtoomse Veld (vanaf 1955) tot
en met Osdorp (vanaf 1957). Het was wennen in de nieuwe wijken: alle bewoners voelden
zich alsof zij emigreerden naar een nieuwe wereld. De meesten kwamen uit de ‘oude’ stad,
vooral uit kleine, slechte woningen. Daarnaast kwamen bewoners uit andere delen van
het land, aangetrokken door het vele werk dat voorhanden was in Amsterdam. Uitgevoerd
volgens de moderne stedenbouwkundige principes van het Algemeen Uitbreidingsplan
uit 1934 leek het wonen in de Westelijke Tuinsteden in niets op het wonen in de oude stad.
Mensen waren trots op en blij met hun mooie nieuwe woningen.
Het credo van stedenbouwer Van Eesteren was ‘licht, lucht en ruimte’. Het dagelijks leven
van mensen stond voor hem centraal. Doorgaand verkeer is gescheiden van wonen; aan
doorgaande wegen staan winkels en zo min mogelijk woonhuizen. Ook had werk een
belangrijke functie in het uitbreidingsplan. Van kantoren aan de hoofdwegen, naar lichte
industrie op daarvoor aangewezen terreinen tot het zware werk in het Westelijk Haven-
gebied. Tussen de ruim geplaatste huizenblokken lag veel groen en in de omgeving waren
parken. De grote aantallen kinderen hadden hier eindeloos veel speelgelegenheid.
De huizen zelf waren functioneel voor die tijd. Etage-portiekwoningen, bedoeld voor
gezinnen, waarvan de man werkte en de vrouw thuisbleef. De woningen waren in bezit van
verschillende woningbouwverenigingen. De bewoners behoorden tot de ‘werkende stand’, 6
van havenarbeiders tot onderwijzers. Í \
Na 1970 veranderde Nieuw-West langzaam van karakter. De kleine boompjes uit het \
begin werden groot, voor klinkers kwam asfalt, kinderen werden volwassen en trokken Y
de buurt uit. Ook hun ouders begonnen te verhuizen. De woningnood was groot en velen
trokken naar de overloopgebieden zoals Hoorn, Purmerend, Lelystad en Almere. De eerste
bewoners maakten veelal plaats voor nieuwe emigranten, deze keer vooral afkomstig
uit Marokko, Turkije, Suriname, Antillen. Tegenwoordig kent meer dan de helft van de
bewoners in Nieuw-West een niet-westerse achtergrond.
Sociale verbanden werden door deze massale verhuisbewegingen uit elkaar getrokken.
En ondertussen pasten de inmiddels verouderende woningen niet goed meer bij de nieuwe
bewoners. Ook de stedenbouwkundige structuur (met functiescheiding) bevorderde de
sociale samenhang niet.
Aan het begin van deze eeuw werd een ingrijpende fysieke vernieuwing in gang gezet
onder de titel Masterplan Parkstad. Door de financiële crisis rond 2008 stokte de vernieu-
wing. Daardoor is minder dan de helft van de oorspronkelijke vernieuwing gerealiseerd.
Uiteindelijk zijn in de afgelopen 20 jaar ruim 7000 woningen gesloopt, 10.000 woningen
toegevoegd en vele duizenden opgeknapt.
2: Deze korte geschiedenis is
onder meer gebaseerd op teksten
van het Van Eesteren Museum
85 Samen Nieuw-West > 9
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Ook al werd er ingrijpend gerenoveerd, gesloopt en (extra) gebouwd, dit bracht niet overal
in Nieuw-West de gewenste verbetering. Werkloosheid, armoede, discriminatie, (huiselijk)
geweld en overlast namen in sommige wijken en buurten snel toe. Terwijl de kwaliteit van
de voorzieningen, zoals scholen, hulpverlening en werktoeleiding juist minder werd. Het
lukte steeds meer kinderen niet om hun vmbo-diploma te halen. En veel verouderde wonin-
gen bleven zoals ze waren. Rellen op het Allebéplein en radicalisering lieten de alarmbellen
afgaan. Een sociaal offensief werd ingezet met de Koers Nieuw-West/Vogelaar-aanpak. Dit
was van korte duur; mede door onvoldoende middelen en gebrek aan duurzame bestuur-
lijke aandacht kwam er rond 2012 een einde aan. Sindsdien heeft de sociale achteruitgang
zich verder doorgezet. Dat uit zich op sommige plekken ook in toenemende overlast en
(drugs-)eriminaliteit. Tegelijkertijd zien we dat bewoners zich weerbaar gaan opstellen en
hun eigen weg zoeken. Het geloof en vertrouwen in de overheid en andere instanties, zoals
woningcorporaties, politie en jeugdhulpverlening, neemt af.
Recente nieuwbouw, met opnieuw veel koop- en duurdere huurwoningen, in combinatie
met de ruimte en het vele groen die het stadsdeel kenmerken, trekken nu weer andere
nieuwe bewoners aan. Dat zou moeten leiden tot gemengde levendige buurten, waar alle
bewoners een goed leven kunnen leiden, maar het pakt niet zo uit. Eerste onderzoeken
wijzen uit dat weliswaar de gemiddelden voor Nieuw-West als geheel omhooggaan, maar
dat de bestaande bewoners er niet beter van worden en dat de verschillen tussen buurten
groter zijn geworden. Zo bezien is Nieuw-West steeds verder afgeraakt van het beeld van
een vriendelijke en harmonieuze parkstad-achtige omgeving en kennen we nu een stads-
deel vol dynamiek en spanningen?
Nen
ä sk Ze ZE de
eN EE p
A p
HE,
md Dn 2
mmm hes, BAN ns
nn 7 mm ORB as A
LN ps Pal - mi ;
ES dbs “ON
in
10 <& Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
| En u
nleiding
Wij zijn Samen Nieuw-West.
Een groeiende alliantie van overheden, (maatschappelijke) organisaties, bedrijven en
bewoners van Nieuw-West die zich committeren aan de gezamenlijke waarden, opgaven
en koers die in dit document uiteengezet worden. Wij zijn geen exclusief gezelschap.
Eenieder die zich na vandaag bij die koers wil aansluiten, is zeer welkom. Maar we gaan wel
van start. Sterker nog: we zijn al gestart.
Sinds 2021 werken we als alliantiepartners samen aan een aantal ‘doorbraken’. Dat heeft al “Verandering komt
geleid tot mooie resultaten, zoals de jongerenwoningen ‘New Beginnings’, begeleiding van tot stand doordat
gezinnen met jonge kinderen in de Jacob Geelbuurt en de samenwerking van bewoners gewone mensen
en gemeente aan een schonere leefomgeving. Het belangrijkste resultaat van deze fase buitengewone
is dát er (steeds effectiever) wordt samengewerkt. Samenwerking is namelijk een basis- dingen doen.”
voorwaarde voor verandering. We zijn dus begonnen, maar het moment is aangebroken
voor een volgende fase. Dit convenant luidt die fase in. Barack Obama
Nieuw-West heeft veel betrokken bewoners. Het stadsdeel is divers en kent een groot
aantal netwerken, in alle soorten en maten. Allerlei organisaties hebben de afgelopen
decennia veel in dit stadsdeel geïnvesteerd. Vanaf 2021 zet de rijksoverheid met het
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid ook in op langjarige samenwerking, een
integrale benadering en investeringen in Nieuw-West en 19 andere gebieden in Nederland.
Het Rijk wil daarmee bijdragen aan structurele en substantiële verbetering en herstel.
De wil en de gedrevenheid zijn er om het voor iedereen beter te maken. Een waardevolle
basis waarop we, samenwerkend in het nationaal programma, de leefbaarheid, veiligheid,
kansengelijkheid en welvaart nu écht naar een hoger niveau tillen. Op die basis vormen
we deze alliantie. Een alliantie waar we allemaal deel van uitmaken en dat ook zo voelen.
Samen zijn we meer dan de som der delen.
Waarom dit convenant?
‘Als we doen wat we altijd deden, krijgen we wat we altijd kregen.’ Er zijn gebieden in Neder-
land waar de algehele inrichting van onze maatschappij onevenredig nadelig uitpakt. Dat
leidt tot hardnekkige problematieken rondom armoede, ongelijkheid, onveiligheid, belem-
mering van de ontwikkeling van kinderen, verwaarlozing van woningen en leefomgeving,
enzovoort. Problematieken die zichzelf en elkaar in stand houden. Ze zijn van een zodanige
aard en omvang dat onze reguliere oplossingen niet voldoen en soms zelfs bijdragen aan
het probleem. Ze kunnen alleen doorbroken worden wanneer we ze samen bij de wortel
aanpakken. Door dingen systematisch anders te gaan doen dan we gewend zijn. Met dit
convenant verklaren wij ons daartoe bereid, voor -op zijn minst- de komende twintig jaar.
Twintig jaar is lang en dat vergt een solide basis, die steviger is dan we tot nog toe hadden.
Daar is een verdiepingsslag voor nodig. De afgelopen periode heeft ons namelijk geleerd
dat we vaak denken dat we het wel ongeveer eens zijn over onze overkoepelende waarden
en opgaven. Eenmaal van start blijkt echter dat de beelden soms behoorlijk uiteenlopen. In
het begin is dat nog niet zo erg, maar naarmate je verder komt in het proces, ga je steeds
verder uit elkaar lopen. Daarom herpakken wij ons met dit convenant op dat meest basale
niveau.
85 Samen Nieuw-West > 11
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Werken vanuit de bedoeling
Wij werken waardegestuurd en vanuit de bedoeling®.
We maken expliciet waar we ten diepste met elkaar voor staan, wat nu eigenlijk de
bedoeling is. De waarden die we omarmen en de opgaven waarvoor we ons daardoor
gesteld zien (de werkelijkheid wijkt innmers vaak nogal af van die waarden) zijn ons
gezamenlijke vertrekpunt, maar óók de stip op de horizon waarop we al die jaren moeten
kunnen blijven koersen. Het mooie van waarden is namelijk dat ze altijd van toepassing
blijven; een stip die we nooit helemaal zullen of zelfs kunnen bereiken en daarom (ironisch
genoeg) altijd richtinggevend blijft. Ze bieden ons een vaste koers voor de echt lange
termijn. Op basis van die koers maken wij vervolgens concrete uitvoeringsprogramma's.
We knippen het proces om te komen tot een totale programmering dus in tweeën. Het
eerste deel is dit convenant. Het geldt voor de volledige looptijd van ons programma
(twintig jaar), wat overigens niet betekent dat het niet aan verandering onderhevig zal zijn.
We maken geen eenmalig of definitief ‘plan’, maar starten een proces om overkoepelende
waarden en opgaven na te streven, terwijl we die op zichzelf eens in de zoveel tijd zullen
herijken en waar nodig aanvullen of bijstellen. De wereld verandert immers doorlopend en
doet dat in een steeds hoger tempo. Het tweede deel landt in de uitvoeringsprogramma's
die wij op basis van dit convenant maken. Onze uitvoeringsprogramma's hebben een loop-
tijd van vier jaar.
Wij committeren ons voor ten minste twintig jaar eraan te werken op een manier die op al
deze niveaus tegelijk klopt en consistent is.
TL Door op het ‘waarom’- en het ‘wat’-niveau écht scherp te stellen (in dit convenant), worden
3: Wouter Hart 2012 —
i Hi i i ï i i é :
Werken Vanuit De Bedoeling de opdracht die wij onszelf als alliantie geven en de daaruit voortvloeiende acties (het ‘hoe'/
(zie ook de bijlege) het uitvoeringsprogramma) directer terug te herleiden tot hun overkoepelende bedoeling.
De inhoud van dit convenant richt zich op de bovenste treden van deze ladder.
1 Waarden
Hoe zou het moeten zijn?
Waarde 2 Analyse bestaande situatie
Why Hoe is het nu, wat is het verschil met stap 1
Actuele situatie en wat zijn daarvan de oorzaken?
Opgave
What 3 Opgaven
Opdracht Wat is nodig om van stap 2 naar stap 1 te komen?
Projecten
Opdracht/programma
Maatregelen Samen Nieuw-West
. . Wat vraagt dit van ons?
How Uitvoeringsprogramma's Acties
Output
Outcome
12 Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Hoe zijn wij tot de opzet en inhoud van dit convenant gekomen?
Tijdens de laatste maanden van 2022 is in een reeks sessies intensief gesproken met
honderden mensen, wonend of werkend in en voor Nieuw-West. Aan de hand van Waarde-
rend Actieonderzoek (Appreciative Inquiry) is in kleine focusgroepen met elkaar benoemd
wat de belangrijkste opgaven voor Nieuw-West zijn. Kenmerkend voor deze methode is dat
het verder gaat dan het identificeren en oplossen van problemen. Die problemen ontstaan
immers binnen de context van bestaande systemen en gewoonten. Sterker nog, in voor-
komende gevallen worden ze er zelfs door veroorzaakt. Voor innovatie is een ander proces
nodig. Namelijk het onderzoeken van het diepere verlangen, het wenkend perspectief. We
willen weten hoe een nieuwe, ideale werkelijkheid eruit zou zien en wat ervoor nodig is om
die te realiseren. Of, zoals door een deelnemer werd samengevat in één van de sessies:
“We denken nu voorbij het vangnet, want dat zouden we niet eens nodig moeten hebben”.
We hebben de opgehaalde perspectieven opgedeeld in vijf hoofddomeinen:
e Eigenaarschap, inclusie en democratie
Van, voor, met en door bewoners
e Veiligheid
Verbonden en veilig zijn rs A A
af
e Werk en bestaanszekerheid ë
Ongelijk investeren in gelijke kansen
e Wonen en leefomgeving ZN Sr
Een fijne plek hebben om te wonen en (samen) te leven Lb
4
e Kansen voor de jeugd
Optimale ontwikkeling en perspectief voor de jeugd
Er is nadrukkelijk geen sprake van een volgorde of hiërarchie. Al deze domeinen en hun
elementen kennen een sterke samenhang en zijn allemaal onderling afhankelijk. In het
leven van mensen is het een geheel. Het is onze leefwereld.
NB. Elk model is een beperkte weergave van de werkelijkheid. Wij beseffen dat er nog meer
perspectieven en waarden bestaan die van belang zijn voor de bewoners van Nieuw-West.
Ook thema's als duurzaamheid, gezondheid, kunst en cultuur doen ertoe en doen mee in
het geheel. Ze krijgen allemaal hun plek, hetzij als onderdeel van één van de domeinen,
hetzij als rode draad. Maar wel steeds weer in het overkoepelende perspectief dat wij in dit
convenant uiteenzetten. Op grond van alle analyses, het werk en de wijsheid van de opga-
veteams, de vele gesprekken met bewoners en met alliantiepartners, zijn we gekomen tot
de keuze voor deze vijf hoofddomeinen in al hun samenhang. Wetend dat er meer is, gaan
we ons hierop richten.
85 Samen Nieuw-West > 13
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Eigenaarschap,
inclusie en
democratie
Veiligheid
Wonen en enen
leefomgeving ESSE
zekerheid
In de vele gesprekken om te komen tot dit document, hebben we een ‘waardeperspectief’
voor de lange termijn als uitgangspunt genomen; hoe vinden we dat democratie, veiligheid,
wonen, leefomgeving, werk, bestaanszekerheid en opgroeien in Nieuw-West eruit zou
moeten zien? Voor ieder domein hebben we dat beeld beschreven. Vanuit dit perspectief
hebben we gekeken naar hoe het nu is. In deze analyse beschrijven we de oorzaken en de
achtergronden van de problemen die we samen hebben geconstateerd. Tenslotte hebben
we de opgaven* benoemd die daaruit voortkomen; wat is er nodig? Hoe kunnen we vanuit
de bestaande situatie koers zetten naar de gewenste toekomst? Met dit convenant onder-
kennen wij deze opgaven en onderschrijven wij onze gezamenlijke verantwoordelijkheid
deze centraal te stellen in ons beleid, ons handelen en de inzet van onze middelen. Het
geheel is dus een opdracht die wij als alliantie aan onszelf geven.
Na deze inhoudelijke hoofdstukken gaan we kort in op het vervolg: de uitvoeringsprogram-
ma's en de organisatie daarvan en de financiële uitgangspunten, sturing en monitoring van
*de opgaven zijn benoemd per
domein. De integrale aanpak het programmaâ.
maken we zichtbaar door bij
iedere opgave aan te geven welke __[n de analyse hebben we ook de informatie uit Waarom een Masterplan? — analyse 2021
andere domeinen die ‘raakt’. B n
Hoe meer kleuren, hoe integraler meegenomen. Kijk voor actuele cijfers op:
de aanpak:
D _Eigenaarschap, inclusie https://gebiedinbeeld.amsterdam.nl
en democratie https://onderzoek.amsterdam.nl/interactief/dashboard-kerncijfers
Vv Veiligheid
W Werken bestaanszekerheid
L, Wonen en leeforngeving
En Kansen voor de jeugd
Perspectieven opgedeeld
in vijf hoofddomeinen
En Samen Nieuw-West —> 15
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Eigenaarschap,
inclusie en
democratie
KCS 8 Veiligheid
de jeugd ) 8
Wonen en Werk en
leefomgeving bestaans-
zekerheid
16 < Samen Nieuw-West &5
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Eigenaarschap, inclusie en democratie
Van, voor, met en door bewoners
1 Waardeperspectief
Hoe zou het moeten zijn?
Nieuw-West maken wij samen. Bewoners hebben regie over hun leven, hun levens-
onderhoud en hun leefwereld. De kennis en inzet van overheden en maatschappelijke
organisaties is daarbij dienend. Een gezond bedrijfsleven draagt bij aan voldoende werk-
gelegenheid. Bewoners, bedrijven, overheden en instanties dragen Nieuw-West samen
en bepalen met elkaar de prioriteiten. Zij vormen samen een duidelijk beeld van wat
nodig is voor een waardevol bestaan op korte en lange termijn: voldoende inkomen, werk,
huisvesting, leefomgeving, veiligheid, zorg en gezondheid, welzijn, onderwijs enzovoort.
Vertrouwen, wederkerigheid, transparantie en respect staan voorop in het maatschappe-
lijk verkeer. Overheden, (maatschappelijke) organisaties, bedrijven en bewoners werken
als gelijkwaardige partners samen, waarbij de leefwereld van bewoners voorop staat. Dit
betekent dat wij in ons denken en handelen redeneren vanuit het perspectief dat de sys-
teemwereld ten dienste staat van de leefwereld en niet andersom. Wij zijn ervan doordron-
gen dat onze grootste legitimatie ligt in het faciliteren van een zo groot en breed mogelijke
opbrengst voor alle bewoners.
Nieuw-West is een zeer divers stadsdeel waarin mensen uit verschillende culturen, met
verschillende nationale of etnische afkomst, religies, leeftijden, sekse/gender, beperkingen,
opleidingsniveaus en geaardheid op een harmonieuze manier samenleven. Met onderling
respect en in voortdurende dialoog en solidariteit. Deze diversiteit wordt weerspiegeld in
alle lagen van de instituties van de alliantie.
Nieuw-West is een wezenlijk democratische samenleving, gestoeld op drie elementen:
1. Bewoners zijn in staat te voorzien in hun essentiële behoeften, zijn in staat gezonde
sociale relaties aan te gaan en hebben en voelen eigenaarschap over de kwaliteit
van hun leven en leefomgeving.
2. Organisaties en bedrijven dragen hieraan bij. Zij geven ruim baan aan initiatieven van
bewoners en ondersteunen het floreren van gemeenschappen. Nabije en toegewijde
professionals, die de ruimte hebben om dienend te zijn aan de behoeften en
belangen van bewoners, vervullen een sleutelrol in de uitvoering.
3. Inclusie van bewoners is het uitgangspunt. Dit betekent dat mensen in al hun
verscheidenheid kunnen samenleven. ledereen kan en mag meedoen. Diversiteit
kleurt ook de machtsuitoefening. Eigenaarschap over het leven, samenleven en
leefomgeving is breed gedeeld.
2 Analyse
Hoe is het?
In een te groot deel van Nieuw-West zijn deze elementen onvoldoende aanwezig, wat
leidt tot onvoldoende basis voor een wezenlijk democratische samenleving. Dat heeft
de volgende oorzaken:
En Samen Nieuw-West > 17
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Regie en middelen
In de afgelopen decennia heeft de rijksoverheid steeds meer overheidstaken overgedra-
gen aan de gemeenten. Dat ging vaak samen met forse bezuinigingen en marktwerking en
onvoldoende of te beperkte beleidsruimte voor het inrichten van de uitvoering op basis van
de lokale context. Zowel de taken als de bezuinigingen zijn ieder vanuit een eigen beleidster-
rein (zoals wonen, werken, veiligheid, onderwijs, zorg en welzijn) georganiseerd. De complexe
en domeinoverstijgende problematiek van Nieuw-West en haar bewoners kan onvoldoende
beantwoord worden via de reguliere, sectorale werkwijze. Dit draagt bij aan het gebrek aan
vertrouwen van burgers en vraagt om een meer integrale en gebiedsgerichte inzet m.b.t.
wonen, werken, inkomen, veiligheid, gezondheid en onderwijs. De ingevoerde marktwerking
verkleint de beleidsruimte van gemeenten nog verder. Daardoor sluit de gemeente met de
uitvoering van haar taken niet (voldoende) aan bij wat er daadwerkelijk leeft en nodig is.
Vertrouwen
Bezuinigingen, privatisering van publieke diensten en de oprichting van uitvoeringsorgani-
saties met een specifieke taakstelling, hebben geleid tot een sterk verkokerde bureaucratie
die gekarakteriseerd wordt door — niet altijd bewust — wantrouwen in burgers. Omgekeerd
zijn veel bewoners gefrustreerd geraakt omdat meepraten niet heeft geleid tot zeggen-
schap over de belangrijke zaken in hun leven. Het meepraten gaat te vaak over relatief
kleine dingen, terwijl zij juist in gesprek willen over meer fundamentele onderwerpen die
hen bezighouden, zoals bestaanszekerheid.
Tussen wal en schip
In te veel buurten van Nieuw-West behoort de mate waarin mensen elkaar kennen, zich
thuis voelen en saamhorigheid ervaren, tot de laagste van Amsterdam. Bewoners in dit
soort buurten staan in de overlevingsstand; zij ervaren een stapeling van problemen en
onzekerheid. Dit leidt tot eenzaamheid, polarisatie en onbegrip tussen mensen en (bevol-
kings-)groepen. Zij kunnen maar in beperkte mate terugvallen op een netwerk in de omge-
ving. Zij hebben veel vaker dan gemiddeld onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en
maatschappelijke organisaties om gebruik te maken van de democratische mogelijkheden
die er wel zijn. Daarnaast is er een onbekend maar aanzienlijk aantal mensen dat niet wil of
kan meedoen, omdat ze ongedocumenteerd zijn en ‘buiten beeld’ moeten blijven, of omdat
hun woon- en werksituatie geen enkele zekerheid biedt. Dit geldt niet alleen voor de vele sei-
zoenarbeiders uit Oost-Europa, maar ook voor jongeren en studenten met kortlopende huur-
contracten. Hoewel de instroom van meer welvarende, vaak theoretisch opgeleide bewoners
buurten vooruit kan helpen, zien we in de praktijk dat dit ook kan leiden tot verdringing en
veranderingen die tegenstellingen in en tussen buurten eerder vergroten (gentrification).
Uitsluiting
Nieuw-West is een opvallend divers stadsdeel qua kleur, inkomen, leeftijd enzovoort.
Het gevoel mee te kunnen en mogen doen is niet gelijkwaardig verdeeld over deze bewo-
nersgroepen. Er is sprake van institutioneel racisme en van negatieve publiciteit over
bewoners(groepen) en hun buurten. Zij worden en voelen zich uitgesloten op bijvoorbeeld
de arbeidsmarkt, de woningmarkt en in het onderwijs. Ook veel vrouwen (vooral moeders)
en meisjes bevinden zich nog steeds in een achtergestelde positie.
Kracht
Tegelijkertijd is er in Nieuw-West ondanks de lage sociale cohesie bovengemiddeld veel
sprake van informele, hulpverlenende contacten. Sterke loyaliteit aan de wijk kan positieve
krachten en eigenaarschap mobiliseren: de wens om iets voor de wijk en de gemeen-
schap te betekenen. In Nieuw-West zijn dan ook veel (migranten-) zelforganisaties en
18 < Samen Nieuw-West &5
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
vrouwenorganisaties actief. Er ontstaan steeds meer netwerken van organisaties, die door
de krachten te bundelen, gebruik kunnen maken van elkaars kwaliteiten en een serieuze
rol kunnen gaan spelen in de ontwikkeling van de omgeving. Ze laten zien dat het kan en ze
bieden hoop voor veel bewoners. Daarin moeten zij ondersteund worden, iets wat nu niet
altijd voldoende gebeurt.
3 Opgaven
Wat is er nodig?
Het is nodig dat alle alliantiepartners samenwerken als bondgenoten en partners, dat wij
ons kwetsbaar kunnen en durven opstellen en zoveel mogelijk wederkerigheid organiseren
in inzet, capaciteiten en middelen. Op die manier overstijgen we verkokering en concur-
rentie. Dat wij erkennen dat bewoners de hefboom van verandering zijn, dat wij samen en
werkenderwijs moeten leren hoe wij echt mede-eigenaarschap kunnen organiseren en hoe
wij het gelijkwaardig samenwerken tussen bewoners en organisaties vorm moeten geven.
Voor de systeemverandering die nodig is, moet iedere partner in de eigen organisaties en
netwerken hindernissen en blokkades inventariseren en bespreekbaar maken.
Democratie
Bewoners moeten niet alleen regie hebben over de essentiële bestaansvoorwaarden, maar
ook zeggenschap, eigenaarschap en verantwoordelijkheid (kunnen) hebben en ervaren voor
en over de manier waarop hun behoeften, dromen en mogelijkheden worden gerealiseerd.
In alles wat wij organiseren en doen moeten bewoners dus een (gelijkwaardige) stem, regie
en daarmee ook verantwoordelijkheid hebben. Daarnaast moeten alle lagen van besluitvor-
ming zo representatief en inclusief mogelijk zijn in termen van cultuur, nationale of etnische
afkomst, religie, leeftijd, sekse/gender, beperking, opleidingsniveau en geaardheid. 1 v wt
Dat vraagt dat wij de ondersteuningsstructuren en voorzieningen versterken die eige-
naarschap van bewoners vergroten. Op die manier kunnen bewonerscollectieven, wijk-
coöperaties en buurtplatforms een grotere rol spelen en partner zijn van overheden en
maatschappelijke organisaties bij het maken en uitvoeren van plannen. Naast ondersteu-
ning, ontwikkelen we passende manieren om inzet van bewoners te vergoeden. 5 v wt
Eigenaarschap
Wij vatten democratisering op als het ontwikkelen van (mede-)eigenaarschap van bewo-
ners en hun gemeenschappen. Dat is dus iets anders en gaat ook verder dan ‘inspraak’
of ‘draagvlak’ creëren voor prioriteiten die vooraf door anderen zijn gesteld. Bewoners en
bewonersorganisaties krijgen dus een gelijkwaardige stem in alle activiteiten van de
alliantie. > v wt
Zeggenschap en eigenaarschap over inzet en middelen moeten we zo nabij mogelijk en
zoveel mogelijk collectief beleggen. Dat organiseren wij via de alliantie en via micro-allian-
ties op wijk/gebiedsniveau. Bijvoorbeeld door het collectief beheer van lokale voorzieningen
(zoals buurthuizen maar ook bijvoorbeeld bibliotheken, gezamenlijke tuinen, parken e.d.) en
maatschappelijk vastgoed. 5 v wt
Samen vormgeven van Nieuw-West, betekent ook dat iedereen vanuit zijn of haar exper- B Eigenaarschap, inclusie
tise aan de opgave werkt door het delen van kennis, expertise en middelen. Dat vergt van en democratie
ons allemaal dat wij met een open en eerlijke houding zoeken naar de beste oplossing die D Veiligheid
, , , n , W Werken bestaanszekerheid
eigenbelang of organisatiebelang overstijgt. We werken toe naar een coöperatief model Á Renmenledenset
waar de alliantieleden deel van uitmaken, zodat middelen beschikbaar en ten dienste 1_Kansen voor de jeugd
Samen Nieuw-West > 19
Á Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
worden gesteld aan de opgaven en de teams/micro-allianties waarin bewoners, overheden,
maatschappelijke organisaties en bedrijven samen aan werken. Zo ontstaat een geformali-
seerde koppeling tussen de leefwereld en systeemwereld. 1 v w L
Buurt en nabijheid
Het werkt beter wanneer professionals (van overheden, maatschappelijke organisaties en
bedrijven) zoveel mogelijk aanschuiven bij het gesprek in de wijk, in plaats van de men-
sen uit te nodigen om naar de respectievelijke kantoren te komen. Door te werken vanuit
gemeenschappen communities’), richten wij ons op het bouwen van relaties, solidariteit en
gezamenlijkheid. We ondersteunen zo veel mogelijk (informele) ontmoetingsplekken in de
buurt. Uitnodigende plekken, waar bewoners gemakkelijk naartoe komen. Om dit te berei-
ken is het nodig dat organisaties, professionals én bewoners die een actieve relatie met de
wijk of de buurt hebben, zich committeren aan het werken volgens de democratische prin-
cipes. Bijvoorbeeld door micro-allianties of wijkplatforms op te zetten, waarin bewoners zelf
onderwerpen kunnen agenderen. Institutionele (alliantie)partners kunnen hieraan bijdragen
door meer ruimte in hun vastgoed ter beschikking te stellen aan bewonersorganisaties.
Bijvoorbeeld door die ruimte in collectief beheer te delen en toegankelijk te maken voor
iedereen tegen voor hen betaalbare tarieven. | v wL
Integraal werken ten bate van de leefwereld
We beginnen bij vertrouwen in bewoners. Hun behoeften en dromen dienen het startpunt
te zijn van het werk van overheden en maatschappelijke organisaties. Dat betekent dat die
ervoor zorgen dat hun eigen opdracht en hun eigen regels en afwegingen dit niet belem-
meren. Vertrouwen betekent ook dat instanties kunnen loslaten en echte ruimte geven
aan ideeën van bewoners; dat zij dingen ‘laten ontstaan’ in plaats van altijd vooraf te ‘willen
weten’. 1 Vv WL
Inclusie
Het bestrijden van uitsluiting, discriminatie op cultuur, nationale of etnische afkomst, reli-
gie, leeftijd, sekse/gender, beperking, opleidingsniveau, geaardheid en alle andere vormen
van achterstelling, is absolute noodzaak. Wij zien de diversiteit van Nieuw-West als een
kracht waar we trots op zijn, maar zien ook de uitdagingen die het met zich meebrengt.
Wij verplichten onszelf (op termijn) in alle lagen van onze organisaties representatief en
herkenbaar te zijn. Dat betekent een personeelsbeleid dat verder gaat dan alleen een
inspanningsverplichting, maar binnen een aantal jaar ook daadwerkelijk resultaten laat zien.
Inclusie is overigens niet iets van alleen overheden of maatschappelijke instituties. Juist op
wijkniveau moeten we bouwen aan inclusieve gemeenschappen waarin de onderlinge soli-
dariteit en sociale verbondenheid de scheidslijnen overstijgen. Inclusie betekent ook dat wij
actief werken aan de emancipatie van groepen in de samenleving die om allerlei redenen
achterblijven. Emancipatie, volledige ontplooiing van ieder individu, is meer dan alleen een
principe, het moet actief worden ondersteund en bevochten. 1 v wt
Nieuwe democratische instrumenten
We denken na over nieuwe democratische instrumenten en sluiten tegelijkertijd aan bij
bestaande manieren om steeds meer groepen bewoners bij besluitvorming te betrekken,
zoals een burgerpanel van gelote bewoners uit Nieuw-West, buurtplatformrecht, buurt-
budgetten, right to challenge of referenda. Ook de stadsdeelcommissie speelt een cruciale
rol, met netwerk en kennis van wat er speelt in de buurten en wijken van Nieuw-West.
20 & Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Veiligheid
Verbonden en veilig zijn
1 Waardeperspectief
Hoe zou het moeten zijn?
In Nieuw-West zijn bewoners en bezoekers veilig. ledereen kan er dus veilig zijn, leven
en opgroeien, zowel binnenshuis als daarbuiten. Veiligheid is hier een fundament waar
iedereen elke dag aan bijdraagt. Als bewoners en professionals in Nieuw-West voelen we
ons beschermd en geborgen en zijn dat ook. Wanneer we op straat lopen, in onze eigen
woonomgeving, maar ook digitaal. We kunnen daarbij rekenen op een integere en acte-
rende overheid (die ook oog heeft voor objectieve en verborgen onveiligheid), goed toege-
ruste instanties en op elkaar. We voelen ons dus niet alleen persoonlijk veilig, maar creëren
ook zelf veiligheid en vertrouwen op onze omgeving. Dit creëert nieuwe netwerken van
dragers die aan veiligheid in wijken werken. Als bewoners en professionals voelen we ons
hierdoor verbonden en veerkrachtig, vrij en verdraagzaam. Wanneer we veilig zijn en ons
veilig voelen, kunnen we ons hechten aan wie wij zelf zijn en aan onze (sociale) omgeving.
We zijn vaker in staat open te zijn over problemen, zijn in staat om met tegenslagen om
te gaan in onze (online) leefwereld en kunnen daardoor vaker oog hebben voor anderen.
We weten immers dat mensen zich veiliger voelen wanneer zij met elkaar verbonden zijn.
Dan nemen de veerkracht en verdraagzaamheid toe en kunnen we als individu, community
en wijk ook omgaan met tegenslagen, zonder dat dit meteen ons gevoel van onveiligheid
drastisch aantast.
De ervaring van veiligheid is een persoonlijke en geen constante. Het hangt af van het
eigen gevoel, de waarneming van de wereld en wat we meemaken of hebben meegemaakt.
Factoren die hier invloed op hebben zijn onder anderen: een veilige thuisbasis met warmte
en zorg, een fijne omgeving om in op te groeien en je te ontplooien, een solide sociaaleco-
nomische basis (bestaanszekerheid) en mentale en fysieke gezondheid. Datzelfde samen-
spel van factoren geldt ook voor onveilig gedrag. Er zijn vaak allerlei aanleidingen waarom
personen dit gedrag laten zien, zoals een onveilige thuissituatie, traumatische ervaringen
(in de jeugd) en zorgen op het gebied van financiën. Hoewel de ervaring van veiligheid
persoonlijk is, is deze gebaseerd op collectieve normen, die we met elkaar creëren. Die
normen dragen we met elkaar uit en we reageren adequaat op afwijking daarvan. Daarbij
zijn veiligheid creëren en onveiligheid bestrijden twee kanten van dezelfde medaille, wat
een samenspel betekent van diverse activiteiten op beide gebieden. Veiligheid is geen
eindtoestand waarin men zich kan bevinden. Er is altijd een verlangen naar veiligheid. De
waarborg van ‘altijd veilig zijn’ kan echter nooit worden gegeven. Het vraagt daarom van
eenieder een alertheid waarin we met een coalitie van partijen steeds blijven onderzoeken
wat de voorwaarden zijn om veiligheid te creëren en wat de oorzaken zijn van onveiligheid
en crimineel gedrag, zodat we daarop kunnen acteren.
2 Analyse
Hoe is het?
Veiligheid over grenzen heen
De context van Nieuw-West is niet los te zien van Amsterdam en de (inter)nationale wereld.
De internationale criminaliteit, zoals de internationale drugshandel, heeft ook zijn effecten
in Amsterdam en daarmee ook in Nieuw-West. Amsterdam is een marktplaats voor
En Samen Nieuw-West > 21
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
nationale en internationale drugshandel. Amsterdamse criminelen spelen een belangrijke
rol bij de organisatie van (inter)nationale distributie en in de financiële stromen die daar-
mee worden gegenereerd“. Daarbij is de boven- en onderwereld met elkaar verweven.
Drugshandel en allerhande criminele activiteiten die dit mogelijk maken, zoals vervoeren,
verkopen, stelen van motorvoertuigen, opslag van geld, wapens en drugs, zien we terug in
Amsterdam Nieuw-West. Lokaal handelen, hangt dus samen met een bredere context.
Polarisatie en zichtbare gedragen normen
In een internationale wereld is de sterke identiteit van Nieuw-West een belangrijke basis.
Dat vereist verbondenheid en met elkaar gecreëerde en gedragen normen, waar ieder-
een trots op is en die iedereen wil uitdragen en bewaken. Op dit moment is deze collectief
gedragen norm fragiel en in veel gevallen vervaagd of niet aanwezig.® In Nieuw-West is het
verlangen naar (meer) verbinding met elkaar groot. Dit blijkt ook uit het grote aantal initiatie-
ven om met elkaar activiteiten te ontplooien. Soms is er in een te groot deel van het gebied
ook sprake van polarisatie. Polarisatie tussen bewoners onderling, tussen communities,
maar ook tussen bewoners en instanties. Het maakt dat bewoners en communities zich
terugtrekken en dat we van elkaar verwijderd raken. Het gevoel dat instanties en bedrijven
meer zonder bewoners doen dan voor en met hen, voedt wantrouwen. Het effect is dat
meer mensen de collectieve normen overschrijden. Schaamtecultuur is hierin een kataly-
sator. Er is veel sprake van angst en geslotenheid naar elkaar, waardoor de norm is om het
juist niet te vertellen als het niet goed gaat in je eigen leven. Wij stellen als samenleving
gedragsnormen en verbinden daar acties aan die maken dat deze normen zichtbaar zijn,
blijven en worden nageleefd. Gebrek aan zichtbare en gedragen normen in combinatie
met een gebrek aan vertrouwen in en verbinding met de leefomgeving, veroorzaakt een
neerwaartse spiraal. Mensen vertrouwen niet meer op de aanwezigheid van elkaar en van
instanties op het moment dat er iets aan de hand is. Het ‘er zijn’, staat onder druk. Dit geldt
voor de fysieke, maar ook voor de online omgeving.
Veilig zijn en voelen is geen vanzelfsprekendheid
Er zijn te weinig bakens, die veiligheid creëren, dragen en bewaken, die vast en altijd aan-
wezig (kunnen) zijn in de wijk en die daarin worden ondersteund en beschermd. Er is tevens
een ingewikkelde en soms niet-transparante wereld gevormd waarin regels en bureaucratie
snel en adequaat handelen door de juiste persoon/partij in de weg staan. Het vormen van
duurzame wijknetwerken wordt bemoeilijkt, waarin bewoners en professionals samenwer-
ken. Er is veel wantrouwen, naar elkaar, naar instanties en of het wel goed komt met het
eigen leven. Er is sprake van een onveiligheidsgevoel in veel wijken, onder veel bewoners,
ondernemers, professionals en mensen die hun nek uitsteken voor de veiligheid van zich-
zelf of anderen. Deze laatsten voelen zich vaak niet gehoord, niet ondersteund en ervaren
(niet bij uitzondering) ook problemen in hun eigen omgeving waarbij geen ondersteuning is.
We komen in een negatieve spiraal terecht, omdat we niet meer durven en kunnen acteren.
Daardoor neemt de verbondenheid af en groeien de problemen. Vaak zijn we, soms nood-
gedwongen, bezig met het hier en nu en het acteren op incidenten. Het overvalt ons soms
en slurpt veel energie en (mens)kracht op, terwijl duurzaam investeren er dan bij inschiet.
Het maakt ook dat we als organisaties niet altijd wendbaar zijn. Daarmee doen we in Nieuw-
West onze eigen leefomgeving en toekomst geweld aan. En dat accepteren we niet langer.
Het is geen optie om niets te doen, we zullen dit met elkaar moeten doorbreken.
4: Pieter Tops en Jan Tromp,
sor Aen Criminaliteit biedt een alternatief sociaal verband
5: Zo blijkt ook uit de eerdere Ondanks alle inspanningen slagen we er niet in te voorkomen dat er te veel jongeren in
Elek de criminaliteit terechtkomen en dat criminele verbanden actief en effectief zijn in wijken.
Analyse opgaven Nieuw-West, … , , ,
voorbereiding Masterplan Criminaliteit blijft helaas een sterk merk. Het is ons nog niet gelukt om verharding tegen te
(januari 2022), p26 gaan. Ook op latere leeftijd beginnen criminele carrières of gaan criminele carrières door.
22 & Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Waarden als verbondenheid, geborgenheid en bestaanszekerheid (factoren die hierboven
zijn benoemd als bijdragend aan het gevoel van veiligheid) gelden vaak ook in criminele
verbanden. Jongeren voelen zich hiertoe aangetrokken als ware dit verband een familie-
functie voor hen heeft en door gebrek aan perspectief ervaren zij dit te vaak als een goed
alternatief voor de eigen leefsituatie. Eenmaal in die wereld gezogen, komen zij terecht in
een hardere realiteit van angst en het gevoel nooit helemaal veilig te zijn. Een weg terug
wordt snel moeilijker en moeilijker. Wat bijdraagt aan het ‘blijven hangen’ in de criminaliteit,
is het ontbreken van lonkend perspectief om een andere keuze te maken en daar de
(mentale) ondersteuning bij te krijgen uit de eigen omgeving en van professionals die bij
hen past. Ondanks alle inspanningen is het nog niet gelukt om een werkend, blijvend,
flexibel netwerk van diverse bakens (expertises) nabij te organiseren die de functie van een
‘derde familie®’ vervullen; een positief verband waar bestaanszekerheid wordt geboden,
er veiligheid, liefde en ondersteuning is.
Passende consequenties
De mate waarin men passende consequenties ervaart van ongewenst gedrag is klein. Dit
gaat hand in hand met de (fragiele) basis die er nu is van dragers van veiligheid in de wijken,
de beschikbaarheid en bemensing bij (hulp)diensten. Ook interventies achter de voordeur
laten lang op zich wachten. Met als gevolg dat mensen weinig vertrouwen hebben om hulp
te zoeken of bereid zijn om meldingen te doen, wat interventies uiteraard bemoeilijkt. Dat
is ernstig gezien het leed van de slachtoffers én het feit dat geweld achter de voordeur één
van de grootste voorspellers is voor crimineel gedrag later. Daarbij geldt ook dat er niet
altijd perspectief is dat motiveert om iets anders te willen en te doen.
Kracht
Gelukkig kunnen we ook (voort)bouwen op energie en activiteiten van bewoners, onder-
nemers, professionals en instanties in Nieuw-West. Er is, naast problematiek die werken
aan veiligheid bemoeilijkt, ook sprake van hechte communities en bevlogen, slimme,
effectieve bewoners en professionals. We waarderen de plekken waar veiligheid al werkt en
de mensen die hun nek uitsteken waar het nodig is, bijvoorbeeld bij onrust en incidenten.
Daarbij blijven we leren van de acties, van wat er werkt en wat niet. Er is urgentiebesef om
het écht anders te gaan doen, waarbij we weten dat verandering ook pijn doet en dat we
elkaar nodig hebben om de verandering in gang te zetten, helemaal op een spannend en
complex samenhangend domein als veiligheid.
3 Opgaven
Wat is er nodig?
Veiligheid maken we samen. Dat maakt dat de bewoner, de ondernemer, instanties en
professionals van Nieuw-West geen consument zijn, maar mede-maker. Het vraagt dat we
met elkaar aandacht, snelle zorg en hulp bieden daar waar het nodig is en dat we adequaat
en zorgvuldig acteren op onveilige situaties. Er is een integer transparante overheid die
acteert op objectieve en (onzichtbare) onveiligheid. Uiteraard is iedereen dat vanuit zijn/
haar eigen kunnen, taak en rol. Veiligheid creëren en onveiligheid bestrijden beperkt zich
ook niet tot het ‘probleem’ gebied. Samen maken we Nieuw-West en zijn gezamenlijk ver-
antwoordelijk voor een gedragen systeem van normen en waarden voor heel Nieuw-West.
Er zijn (her)nieuw(d)e netwerken nodig rondom veiligheid creëren en onveiligheid bestrij-
den, waarin datgene wat de bewoner signaleert, ervaart en nodig heeft, een centrale plek DE
heeft. Het vraagt een constant onderzoeken naar wat de oorzaken zijn van gedrag. Niet eee
zelden zal de bron van onveilig handelen liggen in gebrek in bestaanszekerheid of in een De Jong en Pieter Tops
Samen Nieuw-West > 23
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
$ 8 onveilige thuissituatie. Om veilig te zijn en je veilig te voelen, waarbij de juiste condities zijn
= gecreëerd waarin bewoners, ondernemers, professionals en instanties elkaar snel vinden
en snel kunnen acteren waar nodig. Als we onveiligheid ervaren is er ruimte en openheid
nodig om onze ervaringen en eventuele trauma's te verwerken en te transformeren naar
positieve kracht door middel van andere ervaringen en nieuwe netwerken. Dat betekent ook
dat we snel, nabij en adequaat moeten handelen bij signalen van onveiligheid of bij nor-
moverschrijdend gedrag. Dat de keuze voor crimineel gedrag onaantrekkelijk is en dat de
keuze om uit de criminaliteit te stappen altijd mogelijk moet zijn en wel aantrekkelijk is.
Er zijn ook nieuwe netwerken waarmee mensen (en specifiek jongeren) zich verbonden
voelen en die een positieve (draag)kracht hebben. Wellicht is er sprake van een volgtijde-
lijkheid om dit te ontwikkelen en de negatieve spiraal te kunnen doorbreken. Wantrouwen is
niet zomaar omgebogen in vertrouwen en soms zal de draagkracht van bewoners moeten
worden versterkt voordat zij überhaupt ruimte hebben om zich verbonden te voelen en te
kunnen acteren (in netwerken). Daarom is het nodig dat we dit vanuit het toekomstbeeld
gaan vormgeven.
Uit bovenstaande volgen drie hoofdopgaven, uitgewerkt in een aantal deelopgaven. De
onderstaande opsomming geeft geen volgorde aan. De opgaven zijn evenwaardig, volgen
soms op elkaar, maar er wordt veelal tegelijkertijd aan gewerkt.
1 Verbondenheid, veerkracht en verdraagzaamheid
Verbondenheid, veerkracht en verdraagzaamheid van en tussen mensen, communities,
wijken en instanties herstellen, ontwikkelen en waarderen. De neerwaartse spiraal van een
gedragen norm wordt omgebouwd naar een opwaartse.
Openheid en betrouwbaarheid
We ondersteunen bewoners, ondernemers en organisaties die verbondenheid creëren en
stimuleren. We stimuleren en beschermen bewoners die een baken zijn voor zorg en veilig-
heid in buurten, zodat er stevige wendbare communities kunnen ontstaan. We leren daarbij
van plekken en personen die dit al doen in Nieuw-West. We zorgen dat onze houding en
communicatie open en betrouwbaar zijn. Dat wekt vertrouwen en draagt bij aan hoe we
met elkaar willen omgaan. Dat vraagt bijvoorbeeld om open communicatie, ook wanneer
dat lastig en spannend is. Alleen dan kunnen we toegroeien naar het zijn van evenwaardige
partners.
Na een ingrijpende gebeurtenis in een community of wijk, moeten we direct met elkaar
(bewoners, ondernemers, professionals) in gesprek. In de gesprekken die we voeren zijn
we cultureel sensitief en creëren we vertrouwen en verbinding door te bouwen aan een
gemeenschappelijke basis (interculturele communicatie). Ook richten we aandacht op
(omgaan met) triggers en (het ontstaan van) trauma's en schaamte. 1 v DL
Omgaan met tegenslag en trauma
Om verbonden, veerkrachtig en verdraagzaam te zijn, moeten we kunnen omgaan met
eigen triggers en ervaringen en eventuele trauma's verwerken. Dit vraagt erkenning dat,
naast die individuele verwerking, het ook van belang is als collectief, community of wijk
trauma's te laten helen. Traumaverwerking moet dan ook snel en dichtbij worden georgani-
B Eigenaarschap, inclusie seerd. Zo wordt het verhaal van Nieuw-West geschreven naar de toekomst, waarin nieuwe
en democratie (positieve) ervaringen de centrale plek innemen.
Vv Veiligheid
W Werken bestaanszekerheid
L Wonen en leefomgeving
J Kansen voor de jeugd
24 &— Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
2 Criminele gedragingen drastisch verminderen
Criminele gedragingen en de kans om in de criminaliteit te raken drastisch verminderen en
tegelijkertijd de mogelijkheid bieden om uit de criminaliteit te stappen. We werken herstel-
gericht. Dat zorgt voor de motivatie om te kunnen kiezen voor een andere manier van leven.
Er is een lonkend perspectief.
Een veilige plek
We zorgen dat ieder huis in Nieuw-West een veilige plek achter de voordeur is? en dat er
voldoende veilige plekken zijn in de wijken, nabij en toegankelijk voor iedereen. Deze veilige
plekken worden gesmeed door netwerken van bewoners, ondernemers en experts. Dit kan
een ‘derde familie'ë-gevoel geven, wat heel belangrijk is om veiligheid en perspectief te
voelen. Netwerken organiseren wordt een aparte interventie in het sociale, zorg- en veilig-
heidsdomein. ; v DL
Actief doorbreken van criminele context
Met ‘criminele context’ bedoelen we intergenerationele criminaliteit, netwerken en car-
rières. Daarbij gaat het ook om het voorkomen ervan. Het is nodig (en al gaande) dat we
nieuwe methodes ontwikkelen om contextgericht en systeemgericht hechte, in zichzelf
versterkende, destructieve (criminele) verbanden te doorbreken. Dat vraagt een actieve
combinatie van veiligheidsinstrumentarium, zorg, welzijn, wonen, samen met bewoners
en ondernemers. Zowel criminele paden dwarsbomen als het bieden van kansen zijn hier
onderdeel van. We onderzoeken steeds wat de oorzaken zijn van onveilig gedrag, dit is
namelijk vaak een effect van bijvoorbeeld gebrekkige bestaanszekerheid of een onveilige
thuissituatie. Een wenkend perspectief is hierbij essentieel. We onderzoeken of in dit ver-
band lokale veiligheid- en zorgverbanden vormgegeven kunnen worden, gebruikmakend
van de ervaring die er nu al is in de stad. Ons uitgangspunt hierbij is dat we integraal wer-
ken verder ontwikkelen tot een werkwijze waarin professionals zich écht tussen alle organi-
saties kunnen bewegen en organiseren. Waar nodig moeten we hiervoor ook ruimte maken
in wet- en (privacy)regelgeving.®
De criminele context beperkt zich niet tot de offline-wereld. Ook de online-wereld van
Nieuw-West (en daarbuiten) is een leefgebied, in nog steeds toenemende mate. De
ambitie is om op eenzelfde manier te organiseren als in de offline-wereld. Hoe organiseren
we daarin dezelfde functies als in de ‘reguliere’ wereld, zoals zorg, hulp, veiligheid en ogen
en oren? 1 D WL
Doorbreken van fysieke wijkstructuren die criminaliteit faciliteren
De fysieke ruimte kan grensoverschrijdend gedrag stimuleren, zoals een gunstige ligging
van woningen en garages voor criminele activiteiten (zoals het opslaan, verhandelen of
verspreiden van wapens en drugs) of straten die uitnodigen tot te hard rijden. Daarom
moeten we de inrichting van de fysieke ruimte waar mogelijk aanpassen. Niet alleen om 7: De reeds ingezette doorbraak
criminaliteit te ontmoedigen, maar meer nog om te zorgen dat de leefomgeving, bewoning in 2022: doorbreken van geweld
en bedrijvigheid juist bijdragen aan het gevoel van verbondenheid en dat we de collectieve Dido
normen hierin herkennen. w 9: De reeds ingezette doorbraak
in 2022: doorbreken misdaad-
Herstelgericht werken, dichtbij en snel our . ee 2 Widemanbuurt
Herstelgericht werken moet niet beperkt zijn tot de justitiële keten, maar worden gedragen
door de gehele samenleving. Communities en partners in de wijken, zoals ondernemers, B Eigenaarschap, inclusie
spelen hierin een actieve rol. We moeten nieuwe netwerken in de wijk organiseren, die en democratie
cohesie versterken en medemenselijkheid bevorderen. Niet vanuit risicoperspectief (‘je ER ie
, , , W Werk en bestaanszekerheid
bent potentieel dader of slachtoffer’), maar door deze professionals ‘slimmer’ te maken, Denen
met kennis om bij eerste signalen (bijvoorbeeld kwetsuren en fracturen) de juiste aandacht }_Kansen voor de jeugd
En Samen Nieuw-West > 25
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
en zorg te kunnen bieden. Uitgangspunt hierbij is dat professionals zelf bepalen wat de
juiste zorg en aandacht is en de ruimte hebben om die te bieden. Een voorbeeld hiervan
is om het netwerk van ‘credible messengers!’ in Nieuw-West te versterken en te vergroten.
ledere dag kun je een andere keuze maken. Met dit motto moeten we het verlangen naar
criminaliteit ombuigen naar een andere toekomst. We gaan nieuwe methodes (gebaseerd
op ervaring) gebruiken, waarbij snel en dichtbij gehandeld wordt bij eerste zorgsignalen,
(on)veiligheid en welzijn. Experts, professionals en informele partijen en personen werken
samen in teams vanuit eenzelfde perspectief en gelijkwaardigheid, zijn multi-inzetbaar en
gelijkwaardig.
Herstelgericht werken moet ook in gevangenissen het uitgangspunt zijn. Om participatie en
een menswaardige bijdrage van gedetineerden mogelijk te maken, moeten we samenwer-
king versterken met bedrijven, scholen en instituties. s DL
3 Adequaat, proportioneel en zorgvuldig
Adequaat, proportioneel en zorgvuldig met elkaar reageren op onveilige situaties, steeds
blijven onderzoeken wat er nodig is nu en in de toekomst.
Schaarste van personeel is de komende jaren aan de orde
Om er te kunnen zijn, voorzien, doorzien en acteren op onveiligheid is bemensing in het
veiligheidsdomein nodig. Ongelijk investeren in bemensing van politie, OM, handhaving &
BOA's, rechtbank, reclassering, Raad voor de Kinderbescherming enzovoort, zal noodza-
kelijk zijn. Professionals in het domein van veiligheid (en zorg) zijn hard nodig om de boel op
orde te krijgen en al helemaal om de structurele weg omhoog te vinden. Dit geldt ook voor
andere domeinen. ; w L
Tegelijkertijd moet er worden verbreed. Dat vraagt om een andere kijk op capaciteit, inzet
en wie wat, wanneer en hoe kan bijdragen. Welke andere groepen en personen kunnen
mededragers zijn in Nieuw-West? Zijn de momenten die capaciteit vragen te spreiden?
Is de manier waarop we handelen wel de meest slimme? Kunnen we daar winst in beha-
len? Er is speciaal aandacht voor waar bewoners eigenaar willen en kunnen zijn van (deel)
oplossingen.
Structurele innovatie
Het vereist vooruitzien om slim en passend te kunnen blijven acteren op de oorzaken van
onveiligheid en het creëren van veiligheid. Het vereist een constant onderzoeken (denken
en doen) op het gebied (sociale) innovatie, maar ook het onderzoeken van nieuwe
technologie en veiligheid voor de komende twintig jaar. Niet alleen de inzichten en ideeën
zijn nodig, ook de mensen (capaciteit) om dit vorm te geven. Deze kunnen ook (juist) uit
andere domeinen komen dan veiligheid. Deze groep richt zich op nieuwe thema's die in
de toekomst gaan spelen en effect hebben op onze veiligheid, zoals de manier van
organiseren van veiligheid, of bestrijden van toekomstige onveiligheid zoals ID-fraude en
online criminaliteit.
RO
26 <— Samen Nieuw-West &5
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Werk en bestaanszekerheid
Ongelijk investeren in gelijke kansen
1 Waardeperspectief
Hoe zou het moeten zijn?
Nieuw-West kent een democratische economie, waarin de belangen, behoeften, wensen en
dromen van bewoners voorop staan. Zo veel mogelijk eigenaarschap van die bewoners en
hun gemeenschappen over alle noodzakelijke (sociale, fysieke, economische, financiële en
maatschappelijke) middelen zorgt voor een rechtvaardige verdeling van welvaart en welzijn.
Wederkerigheid, solidariteit en samenwerking staan centraal. Dit draagt bij aan bestaans-
zekerheid voor iedereen -in de eerste plaats werk en voldoende inkomen- en maakt dat alle
mensen kunnen voorzien in de basisbehoeften om een waardig en zinvol leven te leiden.
Voorbeelden van die basisbehoeften zijn: zorg, water, energie, voedsel, onderwijs, huisves-
ting, publieke ruimte, openbaar vervoer en infrastructuur. Maar ook minder tastbare behoef-
ten, zoals mentale gezondheid, leven in plaats van overleven en grip op het eigen leven.
In deze democratische economie is de burger niet alleen consument, maar ook medewer-
ker, werkgever of producent. Werk heeft meer waarde dan alleen het materieel inkomen;
het draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling en individuele eigenwaarde, maar ook aan de
gemeenschap. Werk loont in Nieuw-West. Door goed werk kunnen mensen voorzien in de
essentiële behoeften, een zinvol bestaan opbouwen en sociale relaties aangaan. Werk is in
dit verband een breder begrip dan ‘betaald’ werk. Werkgevers voelen zich verbonden met
de omgeving en nemen daarin hun verantwoordelijkheid. Het is voor bedrijven aantrekkelijk
om te investeren in dit gebied.
2 Analyse
Hoe is het?
Nieuw-West ligt tussen de grootschalige bedrijvigheid van het Westelijk Havengebied/
Westpoort, Schiphol en de Zuidas in en kent ook zelf vele bedrijven en instellingen die werk
bieden. Er wonen tienduizenden werkende mensen en vele duizenden die willen en kunnen
werken, maar niettemin geen werk hebben.
Global city
Amsterdam is een ‘global city’. Haar economie is wereldwijd vertakt en verankerd. Dat
genereert grote rendementen. Helaas komt dat geld niet in gelijke mate ten goede aan alle
Amsterdammers en heeft het bovendien veel negatieve effecten zoals hoge huizenprijzen
en klimaatschade. Grote groepen kunnen niet deelnemen en niet meeprofiteren. De onge-
lijkheid groeit in de stad. Deze tweedeling uit zich ook in een ruimtelijke scheiding: tussen
de rijke delen van de stad en stadsdelen als Nieuw-West, en ook binnen Nieuw-West.
Groeiende ongelijkheid
In Nieuw-West concentreert zich een groeiende groep bewoners die niet mee kan komen.
Vaak (maar niet alleen) mensen van kleur en met een migratieachtergrond. Mensen zonder
vaste banen of met meerdere laagbetaalde banen, mensen die werken in de informele
economie, seizoenarbeiders uit bijvoorbeeld Oost-Europa, en ongedocumenteerden uit
bijvoorbeeld de Filipijnen of Brazilië die werken in de schoonmaak. Nieuw-West kent rela-
tief veel werkende armen en een fenomeen als energiearmoede is een groeiend probleem.
85 Samen Nieuw-West > 27
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Bovendien is er hoge werkloosheid, een hoog aandeel minimahuishoudens en een hoog
aandeel zzp'ers met werkonzekerheid. Ook zijn er relatief veel laaggeletterden. Deze onge-
lijkheid werkt door naar volgende generaties. Armoede reproduceert en versterkt zichzelf
door generaties heen. De afgelopen decennia zijn de verschillen in kansen en uitkomsten
tussen mensen vergroot. Kinderen uit Nieuw-West betreden vaker de arbeidsmarkt met
een korte en/of praktijkopleiding, die gemiddeld minder werk- en bestaanszekerheid biedt
dan een theoretische opleiding.
Talent
Er bestaat een mismatch tussen het grote arbeidspotentieel in Nieuw-West en wat werk-
gevers vragen of wat de economie nodig heeft. Er is veel ‘verborgen arbeidspotentieel’ dat
de tekorten in de essentiële of vitale sectoren van de economie zou kunnen verkleinen.
De aansluiting van jongeren -zowel praktisch als theoretisch geschoolden- op de arbeids-
markt en stages kan beter. Dit komt mede doordat opleidingen niet altijd goed aansluiten
op de vraag van huidige en toekomstige banen. Ook door institutioneel racisme komen veel
bewoners in Nieuw-West minder goed aan een baan. Dit alles neemt niet weg dat er veel
‘ondernemend talent’ is in Nieuw-West. Er is grote weerbaarheid, creativiteit en veerkracht,
mede door het opgroeien zonder ‘zeven vinkjes’. Maar de barrières om dit tot bloei te laten
komen zijn groot; gebrek aan netwerk, discriminatie, de juiste opleiding, en financierings-
mogelijkheden spelen daarbij een rol. Bovendien is werk vaak niet lonend door armoedeval
en lage minimumlonen!®.
Andere economie
Kortom; de huidige ‘global economy’ draagt onvoldoende bij aan de bestaanszekerheid en
ontwikkelingskansen van grote groepen bewoners in Nieuw-West. Het is tijd om in Nieuw-
West een andere economie te ontwikkelen, die beter weet te profiteren van en meer aan-
sluiting vindt bij de economische rendementen in de stad en de regio, en te zorgen dat alle
bewoners in Nieuw-West zinvol aan het werk zijn.
3 Opgaven
Wat is er nodig?
Bestaanszekerheid voor iedereen
Het bieden van bestaanszekerheid is één van onze meest fundamentele opgaven. We
hebben als doel dat alle bewoners in Nieuw-West in 2040 aan het werk zijn in voldoende
betaalde banen en dat kinderen in dat perspectief opgroeien. Dat vraagt om sociaalecono-
mische structuren die passen bij de behoeften, dromen en belangen van alle bewoners van
Nieuw-West en hen zoveel mogelijk (gezamenlijk) eigenaarschap biedt over economische
middelen. Deze democratische economie, geven wij de komende jaren vorm, onder meer
op basis van de principes van Community Wealth Building, en andere werkwijzen die we
gezamenlijk gaan ontdekken. 1 v DL
Bestaanszekerheid betekent ook ervoor zorgen dat werk loont. Veel alliantiepartners zijn
10: Samen Nieuw-West. Waarom ook (lokale) werkgevers en in die positie zijn we bereid om de arbeid en inzet van bewoners
A Dn van voldoende te belonen, zodat zij hiermee boven het bestaansminimum kunnen uitkomen.
1 Vv DL
D Eigenaarschap, inclusie
en democratie Inkomenszekerheid garanderen
Ree We zien in Nieuw-West dat een relatief groot aantal inwoners niet zeker is van een
W Werk en bestaanszekerheid
Pee toereikend inkomen. Basisbehoeften (zoals gezond eten, medicatie/zorg, energiebe-
}__Kansen voor de jeugd sparing) moeten voor alle inwoners toegankelijk en betaalbaar zijn. Het landelijk sociale
28 <&- Samen Nieuw-West &5
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
zekerheidsstelsel biedt ook lang niet altijd voldoende ondersteuningsmogelijkheden. Dit
vraagt van ons om alle stadsdeelbewoners actief bij te staan om inkomensonzekerheden
te ondervangen.
Essentiële sectoren centraal
Dat behoeften van bewoners meer centraal komen te staan, betekent ook dat de essentiële
of vitale sectoren van de economie — die voorzien in de basisbehoeften van bewoners —
voorrang moeten krijgen. Wanneer bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden
de lokale economie centraal stellen en stimuleren, komen deze economische activiteiten
meer direct ten goede aan de bewoners.
We geven het werk in de essentiële of vitale beroepen prioriteit door verhoging van de
financiële en immateriële waardering (zoals status), voorrang in de toewijzing van woningen
en de voorrang in wet- en regelgeving, zoals investeringsbeleid van zowel overheden als
maatschappelijke instituties. Werk in de huishouding, informele zorg, vrijwilligerswerk en
andere niet-financieel beloonde activiteiten die van groot nut zijn voor de gemeenschap,
moet waardering krijgen en een passende vorm van beloning. ! L
Meerwaarde landt in leefwereld
We investeren in de gemeenschappelijke welvaart in Nieuw-West. Een zo groot mogelijk deel
van de in het gebied gegenereerde economische meerwaarde moet ook weer landen in de
leefwereld. Dat betekent dat wij zoveel mogelijk lokaal gaan inkopen en wij dat uitgangspunt
elke keer dat er nieuwe (raam)contracten worden afgesloten, expliciet naleven. Bij voorkeur
in werknemers- of wijkcoöperatieven maar ook bij kleine lokale ondernemingen. Wij helpen
de opzet van zulke coöperatieven en faciliteren bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van
betaalbaar vastgoed, expertise en financiering/krediet. We experimenteren met bestaande
en nieuwe manieren om de lokale circulatie van geld te stimuleren en conditioneren.
Zo versterken we de lokale economie en vergroten we de sociale samenhang. D L
Wij zetten op wijk- of gebiedsniveau ‘micro-allianties' op van publieke en maatschappe-
lijke organisaties, bedrijven en bewoners(organisaties) die zich actief committeren aan het
betreffende gebied. In deze netwerken, waarin de behoeften van de bewoners centraal
staan, organiseren wij de voortgang in de opgaven. 1 v DL
Nabijheid en begeleiding
Wij moeten zorgen dat werk zoveel mogelijk beschikbaar is in de nabijheid (in de wijk) voor
wie dat nodig heeft. Bovendien hebben we het doel om te zorgen dat alle bewoners die dat
willen en nodig hebben goede (één op één) werkbegeleiding krijgen, zonder daarbij last
te hebben van de verkokering in de instituties. We stimuleren het opzetten van wijkbedrij-
ven en leerwerkbedrijven. Werkgevers bieden hun werk waar mogelijk dus nabij en met
begeleiding aan. 1 v DL
Coöperatieven bouwen
Wij creëren meer gezamenlijk eigenaarschap door onder andere actief te bouwen aan
werknemers- en wijkcoöperatieven. Enerzijds door behoeften bij grote ‘ankerinstituties' te
inventariseren, anderzijds door te investeren en juridische, administratieve en andersoortige
expertise te leveren. Ook brengen we potentiële medewerkers bij elkaar en bieden de beno-
digde opleidingen. Waar nodig en technisch/juridisch mogelijk passen we regelgeving aan, B Eigenaarschap, inclusie
al dan niet via de mogelijkheid van het NPLV om daar tijdelijk mee te experimenteren. De alli- en democratie
antiepartners bieden actief ondersteuning bij het opzetten van coöperatieve buurtbedrijven. Re
, n a , , , W Werken bestaanszekerheid
Dit kan bijvoorbeeld door vastgoed, administratieve ondersteuning, expertise en menskracht Beneden
ter beschikking te stellen via de micro-allianties en door leer-/werkplekken aan te bieden. }__Kansen voor de jeugd
&5 Samen Nieuw-West > 29
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Bewoners moeten zelf de mogelijkheden krijgen en gestimuleerd en ondersteund worden
om hun eigen (coöperatieve) bedrijven op te zetten en in Nieuw-West een netwerk van
bedrijven op te zetten die voorzien in de essentiële behoeften. Denk aan een supermarkt,
zorgcoöperatie (bijvoorbeeld: thuiszorg/informele zorg, ouderenzorg), kinderopvang, jonge-
renwerk, energiecoöperatie, lokale voedselproductie, circulaire hubs, duurzaamheidsbanen
(isolatie van huizen), groenbeheer, locatiebeheer, transport. Bestaande (grote) bedrijven,
instellingen en overheden staan hen waar mogelijk bij zich zo te ontwikkelen dat ze aan de
vraag kunnen voldoen. Ook verklaren zij zich bereid om zoveel mogelijk in te kopen/af te
nemen bij deze bewonersbedrijven en langjarige contracten aan te gaan om in hun vraag te
voorzien. } v DL
Leefwereld centraal
In het organiseren van en functioneren in deze economie zijn de gemeente en andere
(semi)publieke instituties, ondernemers en bedrijven in de eerste plaats ‘“facilitators' die
bovenstaande opgaven kunnen en willen helpen bereiken. Het is nodig dat zij de kerndoe-
len van hun organisaties met deze focus verbreden en er trots op zijn dat zij bijdragen aan
de lokale bestaanszekerheid, aan werk, ontwikkeling en geluk van de bewoners in Nieuw-
West. Overheden moeten bewoners en bewonerscollectieven zo veel mogelijk betrekken
en waar mogelijk samenwerken bij het uitvoeren van de publieke taken. Dat vraagt een
lobby voor een andere inrichting van beleid en regelgeving, bijvoorbeeld rond aanbestedin-
gen. Denk hierbij aan het invoeren van uitdaagrecht!. 17 v D wt
Door het bestaan van een florerende lokale democratische economie en door het bestaan
van de zekerheid van werk en inkomen, is het krijgen van schulden straks geen regel meer,
maar een grote uitzondering. Een schuldenvrij Nieuw-West is het doel. Om mensen een
goede startpositie op de arbeidsmarkt te bieden, moeten gegroeide achterstanden en mis-
standen, zoals schulden, eerst worden weggewerkt. Daarbij is het overnemen van schulden
een serieuze optie, zeker wanneer het alternatief alleen maar meer kost. 1 v
Naar een andere economie
Een andere, meer duurzame economie veronderstelt dat we streven naar veel kortere
(voedsel, handels- en productie-)ketens. Dat betekent minder focus op globalisering en
versterking van de lokale bedrijvigheid. Daarbij moeten we ons vanzelfsprekend niet beper-
ken tot de economie van het stadsdeel. Voor een ‘andere economie! in Nieuw-West is een
goede samenhang met stad en regio van groot belang. De grotere economie is als een
bloedsomloop, die zorgt voor voldoende toevoer zodat de lokale economie ook echt kan
groeien. Een sterke relatie met de (directe) omgeving is cruciaal voor toekomstige succes-
sen en biedt uitstekende kansen voor de lokale economie. Ruimte voor werkgelegenheid en
focus op het economisch vestigingsklimaat voor duurzame bedrijven vormen hiervoor een
Î belangrijke basis.
In die (regionale) economie speelt het midden- en kleinbedrijf een grote rol, naast grote
werkgevers als Schiphol en bedrijven in de haven van Amsterdam. Daar is veel werkgele-
genheid. Om dit te borgen en de mogelijkheden tot werk te vergroten is een evenwaardige
samenwerking nodig tussen publieke en maatschappelijke partijen en het bedrijfsleven in
de directe leefomgeving, maar ook met relevante partijen daarbuiten. Dit in nauwe samen-
spraak met de Amsterdamse werkgevers en relevante werknemersorganisaties. Daarbij
ti: Bijhet Uitdaagrecht (ookwel betrekken en ondersteunen wij kleine ondernemers, zodat ook zij hun positie kunnen
Right to Challenge genoemd) verwerven in deze samenwerking.
kunnen bewoners e.a. taken van
overheden overnemen als zij
denken het slimmer, beter, goed-
koper of anders te kunnen doen.
30 & Samen Nieuw-West &5
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Bedrijven en werknemersorganisaties zullen tijdig en nauw worden betrokken bij de ver-
schillende complexe vraagstukken en spelen daarmee een waardevolle rol in toekomstige
oplossingsrichtingen. Door lange termijn samenwerkingen aan te gaan ontstaat de basis
voor een sterk gecommitteerd bedrijfsleven in Nieuw-West. Dat stelt bedrijven in staat om
gezamenlijk en in overleg met werknemersorganisaties, publieke instellingen en oplei-
dingsinstituten te investeren in de lokale economie. Binnen de diverse opgaven wordt er
een nadrukkelijke relatie gelegd met de kennis en kunde van het bedrijfsleven, zodat er
voldoende ruimte ontstaat om nieuwe oplossingen te implementeren en de slagkracht aan-
zienlijk te vergroten. Deze aanpak zal leiden tot aansprekende gebiedsgerichte innovaties.
Het gevolg is een bloeiende lokale economie waar heel Nieuw-West van profiteert en trots
op is.
De mate waarin het economisch systeem voorziet in de essentiële behoeften bepaalt de
mate van bestaanszekerheid. We willen daarom dat het (internationale) bedrijfsleven in
Nieuw-West en/of waarmee we samenwerken, hieraan zo veel mogelijk bijdraagt. Dit willen
we kunnen toetsen en daarom werken we aan een goede monitoring van de (toename van)
bestaanszekerheid van de bewoners.
Banenplannen
Naast werkloosheid is er ook een groot tekort aan arbeidspotentieel. Om werk toegankelijk
en bereikbaar te maken investeren we -in samenwerking met het bedrijfsleven, werkne-
mersorganisaties en opleidingsinstellingen- in de connectie tussen jongeren en werkge-
vers in de (directe) omgeving. We gaan er gezamenlijk voor zorgen dat de kennismaking
tussen deze groepen verder wordt vormgegeven en uiteindelijk op orde is. Het in kaart
brengen van de behoefte van zowel werknemers als werkgevers moet ertoe leiden dat de
nadruk komt te liggen op educatie voor de banen van de toekomst, waaronder de ener-
gietransitie. Aangezien de behoefte aan goede arbeidskrachten niet zal afnemen, wordt
gezamenlijk geïnvesteerd in de kwaliteiten van de bewoners van Nieuw-West, wat ertoe zal
leiden dat het enorme potentieel optimaal kan worden benut. De noodzaak om de samen-
werking tussen publieke, maatschappelijke en private partijen verder uit te breiden is hierbij
groter dan ooit.
Met matchmaking als belangrijk uitgangspunt zetten we met elkaar leer/werktrajecten op.
Laaggeletterdheid kan financiële zelfredzaamheid en kansen op de arbeidsmarkt in de weg
staan. In opleidingstrajecten moeten we hier extra aandacht aan besteden.
Het is de bedoeling dat het regionale bedrijfsleven zich voor haar inkoop — denk aan
schoonmaak, groenvoorziening, catering, allerlei vormen van onderhoud en duurzame
investeringen maar ook bijvoorbeeld ICT — meer gaat richten op lokale inkoop in Nieuw-
West. Dan ontstaat ook op deze manier meer lokale werkgelegenheid.
&5 Samen Nieuw-West > 31
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Een fijne plek hebben om te wonen en (samen) te leven
“Juist in de 1 Waardeperspectief
ruimte tussen Hoe zou het moeten zijn?
de gebouwen
ontmoeten mensen Goede woonruimte is, als basisvoorwaarde om mee te doen in de maatschappij, normaal
elkaar en groeit een in Nieuw-West. Elke woning is er goed onderhouden, betaalbaar, duurzaam, groot genoeg
samenleving.” en passend bij inkomen, levensfase en achtergrond van de bewoner(s). De woningvoorraad
sluit aan bij de behoefte van de (toekomstige) bewoners. Dat betekent diversiteit en maat-
lanthe Mantingh, architect uit: werk; stedenbouwers en woningcorporaties bedenken en ontwikkelen steeds samen met
Hoor Miliokowski Wij zijn de stad bewoners passende woonruimte, waarbij leefomgeving en gevarieerde woningvoorraad
elkaar versterken.
Bewoners zijn er trots op dat zij in Nieuw-West wonen en kunnen blijven wonen. Er is ruimte
voor mensen om naar een passende woning door te stromen in hun eigen wijk of buurt.
Zij voelen zich veilig, thuis en leven er in gezonde omstandigheden. Wonen in Nieuw-West
betekent wonen in een sociaal verbonden buurt waar iedereen welkom is, ongeacht inko-
men, opleiding, leeftijd, samenstelling van het huishouden of geaardheid. De voorzieningen
en de inrichting van de leefomgeving nodigen uit tot ontmoeting, spelen, bewegen, leren
en werken. Bewoners voelen zich hierdoor gestimuleerd mee te doen, te groeien en hun
leefwereld te vergroten. Veilige en aantrekkelijke loop- en fietsroutes en een fijnmazig,
betaalbaar en freguent openbaar vervoer, helpen hierbij.
2 Analyse
Hoe is het?
Dit perspectief staat voor te veel bewoners van Nieuw-West ver af van de realiteit. Hun hui-
dige woonsituatie biedt niet de geborgenheid die nodig is om veilig op te kunnen groeien
en zich te ontplooien. Met name in die wijken waarin het grootste deel van de woningvoor-
raad bestaat uit sociale huurwoningen, staat de veerkracht onder druk. De concentratie
van huishoudens in een kwetsbare situatie heeft in deze wijken een negatief effect op de
leefbaarheid en veiligheid. Jongeren die hier opgroeien moeten gemiddeld genomen harder
werken voor een goede toekomst, dan jongeren die opgroeien in een gemiddelde wijk bin-
nen de ring!®. Overheid en instanties vinden het uitdagend om bewoners actief te betrekken
bij planontwikkeling en buurtinitiatieven. Duurzame contacten met bewoners komen moei-
NE lijk van de grond door taalproblemen, een gebrek aan vertrouwen in de overheid en instan-
12: Van de twintig Amsterdamse R Ri R R Á R je
Î ties, en het feit dat veel huishoudens in de ‘overlevingsmodus!' staan.
buurten die het slechtst scoren
in het buurtanalysemodel liggen
er dertien in Nieuw-West en een Wisselende beleidsperspectieven
op de grens Nieuw-West en West Het marktdenken was lange tijd dominant op de woningmarkt. In de wijken in Nieuw-West
(van slechtst naar minder slecht: ‚ , ‚
Buurt 5 Noord, Kolenkitbuurt met veel corporatiebezit zijn de gevolgen hiervan voelbaar. Zo nam hier, als gevolg van de
Noord, Buurt 2, Wildeman, landelijke beleidskeuzes om de sociale huursector te beperken tot huisvesting van de
Slotermeer Zuid, Staalmanbuurt, laagste inkomens en huishoudens in een kwetsbare situatie, hier de druk op de leefbaar-
Buurt 5 Zuid, Buurt 4 Oost, Johan ‚
Jongkindbuurt, heid toe.
Riekerhaven, Jacob Geelbuurt,
Osdorp Midden Noord, Osdorp
Midden Zuid, Buurt 3).
In sociaal opzicht scoren al deze
buurten slecht (van -35 tot -22)
32 <— Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
De herziene Woningwet (2012), waarin het werkveld van de corporaties werd versmald en
het accent kwam te liggen op schoon, heel en veilig, maakte dat er minder tijd en geld
kwam om te investeren in de leefbaarheid en sociale cohesie in wijken met veel corporatie-
bezit. In delen van Nieuw-West is er sprake van feitelijk en/of gepercipieerd achterstallig
onderhoud. De verhuurderheffing resulteerde erin dat corporaties jarenlang minder konden
investeren van de kwaliteit en duurzaamheid van de bestaande woningvoorraad en toevoe-
gen van nieuwbouw. De overheid neemt inmiddels weer regie. Dit biedt corporaties kan-
sen: op nieuwe bouwlocaties, meer aanbod in de middenhuur en ruimte voor een bredere
taakopvatting. De sterkere sturing vanuit de overheid betekent ook strengere eisen als het
gaat om verduurzaming en onzekerheden over bijvoorbeeld de huurprijsstelling.
Woningvoorraad
Amsterdam bevindt zich in een wooncrisis. De wachttijd voor een sociale huurwoning kan
oplopen tot dertien jaar en de doorstroming naar de middenhuur en vrije sector stokt. Vrij-
komende woningen zijn voor een groot deel voor de huidige bewoners met een middenin-
komen niet betaalbaar en worden in toenemende mate bewoond door bewoners elders uit
Amsterdam zonder binding met Nieuw-West. Dit kan onder de juiste voorwaarden positieve
effecten hebben. In de praktijk zien we echter dat dit in een deel van de gevallen leidt tot
verdringing van de huidige bewoners en een afname van de sociale cohesie in het complex
c.q. de buurt. Daarbij vraagt de kwaliteit van de woningvoorraadaandacht. Veel naoorlogse
woningen voldoen niet aan eisen op het gebied van duurzaamheid. De stijgende ener-
gielasten maken dat bewoners van deze woningen hun energierekening niet meer, of met
moeite, kunnen betalen. Voor 2028 moeten corporaties van het rijk alle E‚ F en G labels “Mijn kleine broertje
hebben weggewerkt, met uitzondering van monumenten en woningen die gesloopt gaan van elf woont al
worden. zijn hele leven in
een bouwput en
Partijen werken nu hard om de komende jaren samen de kwaliteit en duurzaamheid van dat zal voorlopig
de bestaande woningvoorraad te verbeteren en realiseren extra woningaanbod door ver- zo blijven.”
dichting. De vernieuwingsopgave is echter wel afhankelijk van onze partners en besluitvor-
mingsprocessen. We zien tot onze spijt dat juist daar waar we nu willen gaan versnellen,
vertraging dreigt te ontstaan door een tekort aan personeel, juridische procedures en een eme
stijging van de bouwkosten
Mismatch in het woonprogramma
We weten dat er in Nieuw-West veel grote woningen zijn in een relatief groene omgeving
waarin mensen heerlijk wonen. Er zit echter vaak een mismatch zit tussen deze bestaande
woningen en de huishoudens die de woningen bewonen. We analyseren daarom hoe groot
deze mismatch nu is, en wat er moet gebeuren om invulling te geven aan het geformu-
leerde waardeperspectief.
Een uitgebreide analyse hoe groot deze mismatch nu is, en wat er moet gebeuren om
invulling te geven aan de geformuleerde waardestelling, wordt momenteel uitgevoerd.
Op basis van ervaring van onze partners weten we echter dat er een mismatch is voor de
volgende al in Nieuw-West wonende groepen: (1) grote gezinnen in een te kleine woning, , ë kn
(2) ouderen die niet passend wonen en (3) (een deel van de) thuiswonende jongeren tussen ZAR,
18-27 jaar die door hun woonsituatie sterk worden belemmerd in hun ontwikkeling. ie ge se
(4) vitale beroepen (zorg, onderwijs, politie). (B) jonge gezinnen en sociale stijgers. SEN Gea n
Gest ANR
.
U:
id
&5 Samen Nieuw-West > 33
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
1 Grote gezinnen in een te kleine woning
Grote gezinnen met weinig bestedingsmogelijkheden zitten vaak hutjemutje in te kleine
huizen. Dit betekent dat er sprake is van <20m? woonruimte per persoon. Dit zorgt
in sommige gevallen voor een ongezond binnenklimaat door problemen als vocht en
schimmel in de woningen. Deze woonsituatie zorgt ook voor stress en in sommige gevallen
tot een onveilige situatie.
2 Ouderen
Het woningaanbod sluit vaak ook onvoldoende aan op de behoefte van ouderen. Zij zijn
gehecht aan hun buurt en willen er blijven. Zij zijn bereid kleiner te gaan wonen, als de
nieuwe woning voldoet aan hun behoeften. In bepaalde culturen is het bijvoorbeeld van
belang om grote families te ontvangen, of een aparte keuken te hebben. Ook zijn de kosten,
toewijzingsregels of beperkingen bij toeslagen vaak een belemmering om naar een beter
passende woning te verhuizen.
3 (een deel van de) thuiswonende jongeren tussen 18 — 2/7 jaar die door hun woonsituatie
sterk worden belemmerd in hun ontwikkeling.
Overbewoning kan nadelige effecten hebben op de ontplooiingsmogelijkheden van de
inwonende kinderen. Huiswerk maken en studeren, je eigen veilige omgeving creëren; door
allerlei belemmeringen is dit thuis lastig te realiseren in een te kleine woning. Jongeren
in zo'n woonsituatie brengen vaak meer tijd door op straat waarmee de kans toeneemt in
aanraking te komen met criminele circuits.
4 Maatschappelijke beroepen (zorg, onderwijs, politie).
Omdat bewoners met essentiële beroepen in de zorg, bij de politie en in het onderwijs vaak
niet in aanmerking komen voor sociale huur, verdwijnen zij uit Nieuw-West, of besluiten om
überhaupt niet naar Nieuw-West te komen om hun beroep hieruit te oefenen. Onderwijs-
instellingen hebben hierdoor moeite met het aantrekken en vasthouden van personeel.
Immers, zij kunnen buiten Amsterdam vaker een woning dicht bij het werk bemachtigen.
Dit zorgt voor schooluitval in Nieuw-West, nog een reden waardoor jongeren vaker op straat
rondhangen.
5 Jonge gezinnen en sociale stijgers
Jonge gezinnen en sociale stijgers uit Nieuw-West die graag in hun eigen woonomgeving
willen blijven wonen, hebben in het stadsdeel weinig doorgroeimogelijkheden en verlaten
het gebied. Dit heeft een nadelig effect op de sociale cohesie, gezien de binding van deze
groepen met de buurt en andere bewoners.
Naast de hiervoor genoemde groepen zijn er ook de bewoners die een stabiele situatie
nodig hebben om hun leven weer op de rails te krijgen. Bijvoorbeeld bewoners die uit de
criminaliteit willen stappen of worden bedreigd. Dit zijn vaak bewoners die niet in aanmer-
king komen voor urgentie en hierdoor buiten de boot vallen.
Openbare ruimte
Een groot deel van Nieuw-West is ontworpen volgens het ‘tuinstad’ principe met veel (semi)
openbaar groen. Bewoners waarderen dit groen over het algemeen goed. Wel is er een
aantal verbeterpunten als het gaat om de openbare ruimte:
13: In de scores van het buurt-
analysemodel (2020) scoren twee
buurten slecht op dit onderdeel,
twee buurten socren gering,
negen buurten onvoldoende en
vijf buurten matig,
34 Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
e De bewoners beoordelen hun buurt gemiddeld laag op het onderdeel ‘schone
woonomgeving’;
e De eenzijdige inrichting van de openbare ruimte nodigt niet overal uit om te verblijven,
spelen, of elkaar te ontmoeten;
e Speelvoorzieningen zijn vaak niet goed onderhouden en er is bovengemiddeld veel
vervuiling;
e De openbare ruimte is op veel plekken nog niet klimaatbestendig ingericht. Zo zorgt de
versteende ruimte bij hevige regenbuien voor wateroverlast en zijn er in verhouding met
andere stadsdelen weinig bermen en parken die zijn aangeplant met bloeiende vaste
planten;
e Hard rijdend verkeer en agressief verkeersgedrag ontmoedigen bewoners zich te
verplaatsen in de openbare ruimte;
e Bewoners ervaren overlast van groepen jongeren op straat.
Stimulerende en inclusieve leefomgeving
Een gevarieerd en passend aanbod van voorzieningen (scholen, winkels, cultuur, bedrijven,
openbaar vervoer en sport) is essentieel voor een stimulerende, inclusieve en daarmee
gezonde leefomgeving. De diversiteit van de voorzieningen in Nieuw-West is beperkt en
het aantal voorzieningen daalt. De afname van voorzieningen in de directe leefomgeving
maakt het voor ouderen moeilijker om zelfstandig te blijven wonen. Basale voorzieningen
als een supermarkt, een apotheek en een arts op loopafstand zijn voor hen immers van
vitaal belang. Ook sluit het aanbod vaak onvoldoende aan bij de behoeften van de bewo-
ners. En een deel van de winkels lijkt te fungeren als dekmantel voor criminaliteit en tast
daarmee de leefbaarheid van buurten aan. Groepen hangjongeren voor dit type voorzienin-
gen maken dat een deel van de (oudere) buurtbewoners zich daar 's avonds niet veilig voelt.
Verbonden
Toegankelijke en betrouwbare infrastructurele verbinding is noodzakelijk om in contact te
blijven met andere mensen, familie en vrienden, maar ook om op plaatsen te komen waar
veel werkgelegenheid is, zoals op Schiphol en in de binnenstad. Om een opleiding te kun-
nen volgen of alleen al om een breder wereldbeeld te krijgen. Bewoners van Nieuw-West
zijn slechts in beperkte mate verbonden met de rest van de stad, zowel letterlijk als figuur-
lijk. Het Osdorpplein is één van de stadscentra van Amsterdam, maar heeft nog lang niet
die stedelijke aantrekkingskracht.
Het openbaar vervoer speelt hierbij een cruciale rol. Maar ook de fiets en waar nodig de
snorfiets, scooter of auto kunnen hierin voorzien. Vervoersarmoede versterkt de isolatie
van juist die groepen voor wie verbondenheid het hardst nodig is om in hun behoeften te î
kunnen voorzien of zich te kunnen ontwikkelen. Dit versterkt op onacceptabele wijze de
tweedeling in de stad.
ï
Nef
14: HIRA 2021 op het onderdeel
schone woonomgeving scoren 33
van de 54 buurten in Nieuw-West
een onvoldoende. In 7 buurten is
de score zelfs zeer slecht: <4,5.
&5 Samen Nieuw-West > 35
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
3 Opgaven
Wat is er nodig?
“Je thuis voelen en We zorgen voor een fijne plek om te wonen
elkaar informeel Alle bewoners en potentiële bewoners met een binding met Nieuw-West moeten in hun
ontmoeten op buurt een plek hebben om fijn te kunnen (blijven) wonen en samen te leven die past bij hun
straat, versterkt levensfase. Hiervoor onderzoeken we welk woningaanbod wenselijk is om alle bewoners
het buurtgevoel van Nieuw-West de komende twintig jaar een passende, betaalbare en kwalitatief goede
,
dat ontzettend woning in Nieuw-West te bieden. Dit vraagt om een inventarisatie van hun behoeften, maar
vert ook van de huidige woningvoorraad en nieuwbouwplannen en van de randvoorwaarden om
belangrijk is voor 9 9 p'
dit te kunnen realiseren, zoals versnelling doorlooptijden procedures en beschikbaarheid
het zelfredzaam : e :
(tijdelijke) locaties. Uitgangspunt hierbij is dat we kijken of de behoeften (o.a. financieel en
vermogen van . „ . .
” ruimtelijk) met het aanbod overeenkomen, we willen zorgen voor meer woningen en meer
minsten differentiatie in het woningaanbod en voor een evenwichtige balans van bewoners in com-
plexen en buurten. Hiervoor zetten we onder andere in op:
lanthe Mantingh, architect uit:
Floor Miliokowski Wij zijn de stad
e Het vormen van gemengd en collectief wonen, al dan niet gecombineerd met zorg;
e Het bieden van extra woonbegeleiding waarmee we jongeren en huishoudens in een
kwetsbare situatie ondersteunen zich verder te ontwikkelen;
e Complexen waarin mensen met diverse leefstijlen zich thuis en verbonden voelen en
samen kunnen bijdragen aan een prettige woonbuurt (waar nodig met extra begeleiding
van zorgpartijen of community builders);
e Het bieden van een divers woningaanbod waarmee we bewoners die in Nieuw-West
willen blijven wonen aantrekkelijke doorstroommogelijkheden bieden en bewoners uit
omliggende buurten/stadsdelen kunnen aantrekken;
e Het ruimte bieden voor wooncoöperaties.
Op diverse plekken in Nieuw-West werken partijen al jaren hard aan stedelijke vernieu-
wingsplannen die moeten resulteren in meer passende, betaalbare en kwalitatief goede
woningen. Ze doen dit via renovatie, sloop-nieuwbouw en verdichting. Dit proces kost veel
tijd, en wordt door de huidige omstandigheden vertraagd, juist op een moment waarop we
willen versnellen. We onderzoeken hoe we kunnen komen tot een versnelling en haalbare
financiële business cases.
We weten dat deze vernieuwingsopgave tijdelijk voor veel onrust en verminderde sociale
cohesie kan zorgen omdat bewoners onzeker zijn over hun toekomstige woonsituatie, het
tempo van de vernieuwing en bijvoorbeeld door tijdelijke verhuur van te vernieuwen cor-
poratiewoningen. Daarom onderzoeken we hoe we juist in deze buurten kunnen investe-
ren in tijdelijk beheer en het bevorderen van sociale contacten. Daarnaast zorgen we dat
bewoners die dat willen, in hun buurt kunnen blijven wonen. Bijvoorbeeld door, waar moge-
lijk, eerst nieuwbouwwoningen toe te voegen voor bewoners uit te renoveren en slopen
woningen. In de bestaande woningen hebben we aandacht voor de kwaliteit van wonen. Zo
treffen we acties gericht op het tegengaan van vocht en schimmel waar dat een probleem
is en zorgen we voor toekomstbestendige woningen. : v L D
D Eigenaarschap, inclusie
en democratie
Vv Veiligheid
W Werk en bestaanszekerheid
L Wonen en leefomgeving
J Kansen voor de jeugd
36 Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
We zorgen voor een fijne leefomgeving
Fijn leven vraagt niet alleen om een fijne woning, maar ook om sociale interactie en een
prettige, inclusieve, veilige en gezonde leefomgeving. Dit reikt verder dan wat er binnen de
woning en de complexen gebeurt. Er ligt een belangrijke opgave om met de verschillende
partners de verloedering en vervuiling in een aantal buurten aan te pakken. De ervaring
leert dat projecten waarin gemeente, samen met buurtbewoners, ondernemers en andere
buurtpartners vervuilde plekken aanpakt energie geven.
Een gezonde en veilige leefomgeving vraagt om de inrichting van zowel het openbaar
gebied als complexen op een wijze die uitnodigt tot verblijven, leren en bewegen, bijdraagt
aan sociale controle, (grotere én kleine) sociale netwerken, collectieve zelfredzaamheid en
gevoel van eigenaarschap bij woning, complex of buurt en veiligheid. Denk hierbij bijvoor-
beeld aan het:
e creëren van informele ontmoetingen;
e bieden van voorzieningen die aansluiten bij de behoeften van bewoners (van een islami-
tisch verzorgingstehuis tot een buurtkamer);
e optimaal benutten van de beschikbare ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen;
e collectief opwekken van energie;
e gezamenlijk creëren van een gezonde en schone omgeving rondom en in scholen,
speeltuinen en andere plekken waar veel kinderen komen.
Daarnaast zijn in de directe woonomgeving voldoende voorzieningen nodig. Dat kan bij-
voorbeeld gaan om winkels die aansluiten bij de behoeften van deze mensen, maar ook
om maatschappelijk vastgoed zoals buurtkamers om ontmoeting te faciliteren of om een
islamitisch verzorgingshuis dat aansluit bij de achtergrond van bewoners.
Om dit te realiseren werken we in het uitvoeringsprogramma uit hoe we vanaf de
initiatieffase (of indien een project al loopt op een later moment) komen tot een integrale
en intensieve samenwerking, ieder vanuit zijn eigen rol, maar samen en met dezelfde
overkoepelende doelen van het convenant voor ogen. v D w L
We verbinden bewoners met elkaar en de rest van de stad
We maken ons sterk om de werelden van mensen binnen en buiten Nieuw-West te vergro-
ten en te verrijken door ze met elkaar te verbinden. Door fysieke en mentale barrières weg
te nemen, voelen bewoners zich letterlijk en figuurlijk meer verbonden met andere buurten
in Nieuw-West én met de rest van de stad en andersom. Vervoersarmoede mag hierbij
geen belemmering meer zijn, dus als dat speelt, zullen we het actief bestrijden.
Binnen de buurt is verbinding het uitgangspunt. Bewoners moeten zich thuis en verbon-
den voelen en samen kunnen bijdragen aan een prettige woonbuurt. Dit faciliteren we
bijvoorbeeld door ruimte te creëren voor ontmoeting, denk aan buurthuiskamers in beheer
van bewoners en door samen de handen uit de mouwen te steken met buurtbewoners,
ondernemers en partners in de wijk. Het aansluiten bij en faciliteren van initiatiefkracht van
bewoners en ondernemers is hierbij een belangrijk uitgangspunt. w_D L
D Eigenaarschap, inclusie
en democratie
Vv Veiligheid
W Werken bestaanszekerheid
L Wonen en leefomgeving
J Kansen voor de jeugd
Samen Nieuw-West > 37
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
We doen het samen
Er wordt al jaren door vele partijen hard gewerkt om bewoners in Nieuw-West een fijne plek
te bieden om te wonen en samen te leven. En er is ook al veel bereikt. Maar we kunnen
zeker nog meer samenwerking zoeken tussen bewoners en buurtpartners. Betere buurten
maken we immers samen. Dat kan bijvoorbeeld door vanaf de initiatieffase te werken vanuit
een integrale, intensieve samenwerking (gemeente, corporaties, wijkpartners en bewoners).
We ontwikkelen een werkwijze om zoveel mogelijk van elkaar te leren en elkaar te inspireren
bij nieuwe initiatieven die voortvloeien uit het convenant. Maar ook om de basis — sociaal
en fysiek —op orde te krijgen. Ook hier, ieder vanuit zijn rol, maar samen en met dezelfde
overkoepelende doelen van het convenant voor ogen.
Op dit moment betrekken we bewoners op verschillende manieren en momenten bij vraag-
stukken over het ontwerp, de inrichting en het beheer en onderhoud van de woningen en
leefomgeving. Het animo van bewoners om hierbij aan te haken is in veel gevallen laag.
Dit heeft verschillende oorzaken. We gaan de komende jaren daarom actief op zoek naar
manieren om het vertrouwen van deze bewoners in de overheid en buurtpartners terug te
winnen en zetten verder in op nieuwe vormen van bewonersparticipatie om ook groepen
bewoners te bereiken die nu niet of moeilijk bereikt worden. Gelukkig zien we dat er in
Nieuw-West ook bewonersgroepen zijn die, ondanks de belemmeringen in beleid, regel-
geving en financiering het heft in eigen hand nemen om collectief bijvoorbeeld in buurt-
voorzieningen en beheer van de openbare ruimte te voorzien. Daar waar bewoners worden
betrokken bij inrichting of onderhoud van de openbare ruimte en een gevoel van eigenaar-
schap ontstaat, zien we mooie initiatieven ontstaan. Initiatieven die niet alleen resulteren in
schonere straten, maar vooral ook sterke sociale netwerken.
Vanuit de democratische economie gedachte willen we investeringen zoveel mogelijk laten
terugvloeien in de buurt. Daar waar mogelijk investeren gemeente en woningcorporaties al
in Nieuw-West, vooral in de gebieden met een grote vernieuwingsopgave. Dat we extra en
blijvend investeren in deze gebieden is van groot belang voor een betere leefomgeving in
Nieuw-West. D L
gi
Ere en d Kk k "
OER EE TE nt EEE gen
En NE mel Ea Alanis! IE
Ee en be = et =
NW En 5
Br —
38 < Samen Nieuw-West &5
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Optimale ontwikkeling en perspectief voor de jeugd
1 Waardeperspectief
Hoe zou het moeten zijn?
Kinderen en jongeren in Nieuw-West groeien op in liefdevolle aandacht en geborgenheid. “It takes all children
Zij worden geboren in een veilige omgeving, waar zij een goede en gezonde start maken. to raise the village”
Zij ontwikkelen zich optimaal, waarbij hun talent leidend is, zonder onevenredig gehinderd
te worden door externe factoren.
Optimale ontwikkeling is voor ieder mens eigen en persoonlijk, maar komt daarnaast ook
in gemeenschappelijke zin tot uitdrukking. De vrijheid van mensen om vanuit een eigen
bewustzijn samenwerkend met anderen een goed leven te kunnen leiden, geeft betekenis
aan menselijke waarde. Optimale ontwikkeling is dus gericht op een waardig bestaan.
Leren en ontwikkelen vindt altijd en overal plaats, het hele leven lang. Onze kinderen wor-
den hierop voorbereid. Dat gebeurt in een context die zich kenmerkt door diversiteit, zowel
in aanbod als in deelnemers en perspectieven. Hierdoor ontstaat samenhang tussen het
individu en de maatschappij.
De gehele gemeenschap -— in formele en informele kringen — ondersteunt en stimuleert hen
daarbij en zorgt voor de juiste sociale, emotionele, fysieke, culturele en mentale voorwaar-
den. Onze kinderen ontwikkelen zich tot (jong)volwassenen met de vrijheid en de vaar-
digheden om, vanuit het eigen bewustzijn én in verbinding met anderen, een gelukkig en
waardig bestaan op te bouwen.
2 Analyse
Hoe is het?
Wie geboren wordt in Nieuw-West staat vaak voor onevenredig grote uitdagingen. De
startpositie van kinderen verschilt enorm van leeftijdsgenoten in andere delen van de stad.
Bij gelijk talent is het perspectief aanzienlijk minder hoopvol en kansrijk. Waar je wieg staat,
je afkomst en de sociaaleconomische status van het gezin waarin je opgroeit, hebben stuk
voor stuk grote invloed op je perspectief en daarmee uiteindelijk op de aansluiting op de
arbeidsmarkt en het volwassen leven. Toekomstige bestaanszekerheid is hierdoor aller-
minst zeker. En zo is de cirkel rond.
Al decennia proberen we in Nieuw-West het verschil te maken. Er zijn goede voorbeelden
waarbij dit lukt. Helaas hebben die vaak geen duurzame, positieve afloop. Tot frustratie van
alle betrokkenen. We komen tot de conclusie dat onze systemen en stelsels vastgelopen
zijn in bureaucratie, versnippering, wantrouwen, marktwerking, efficiëntie- en rendements-
denken. Subsidies komen en gaan, onder steeds veranderende eisen, waardoor we in
sectoren zoals sport, kunst & cultuur, onderwijs en jeugdhulp een dagtaak hebben aan het
vinden van omwegen en mazen om te kunnen doen wat nodig is. Met alle gevolgen van
dien voor onze jeugd; de bewoner van nu en de bewoner van de toekomst.
&5 Samen Nieuw-West > 39
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
‘It takes a whole village, to raise a child' is een regelmatig gehoorde uitspraak. Als we den-
ken aan de toekomst van Nieuw-West, zou je kunnen zeggen dat het omgekeerde ook waar
is: ‘We need all children to raise the village’. In potentie beschikt ook Nieuw-West over alles
wat zo’n village behelst. Maar de village is niet voor iedereen volledig bereikbaar en toegan-
kelijk. In de praktijk komt van die potentie dus weinig terecht. Hoe komt dat?
Voorwaarden ontbreken
Stress speelt een belangrijke rol in de neerwaartse spiraal waarin veel gezinnen zich bevin-
den. Of dit nu komt door armoede, onveiligheid, gebrekkige of onvoldoende passende
huisvesting of andere oorzaken, stress vermindert ons vermogen om de regie te nemen
over ons eigen leven. Dit slaat ongewild, maar keihard neer op de kansen die de jeugd
heeft. Zij nemen bovendien de stress in het gezin over, wat ook hun eigen ontwikkelvermo-
gen direct beïnvloedt. Door stress is ook de omgeving minder beschikbaar, en kan hen niet
de pedagogische sturing geven die zij nodig hebben.
Segregerend systeem, gebrekkig perspectief
De manier waarop ons systeem is ingericht werkt in zichzelf segregerend. Scholen zijn door
allerlei ongewenste prikkels in het systeem vooral intern gericht. Ook buiten de schooltijd
zijn de mogelijkheden voor ontwikkeling sterk afhankelijk van de context waarin kinderen
opgroeien. Niet ieder kind heeft toegang tot voorzieningen zoals huiswerkbegeleiding, kin-
deropvang, sport, kunst- en cultuuraanbod. Het recht op toeslag, de stadspas en de ruimte
in de eigen portemonnee worden zo onbedoeld een segregerend instrument in de ontwik-
kelkansen van kinderen en de mate waarin zij hun leeftijdsgenoten ontmoeten. Kinderen
in Nieuw-West komen daardoor onvoldoende in aanraking met kunst en cultuur, sport en
andere talent- en interessegebieden, verschillende beroepen, rolmodellen en voorbeelden.
Het ontbreken van die brede kennis heeft niet alleen direct gevolgen voor prestaties in het
onderwijs, maar hiermee ontbreekt ook de spiegel naar het eigen potentieel en de eigen
interesse, die zo belangrijk is voor het vormen van perspectieven. Zowel van de eigen per-
soon, als van anderen in de wereld. Dit is bovendien een wederkerig gegeven. Want als de
een de ander niet kan ontmoeten, hebben beiden daar ‘last’ van.
Gefragmenteerd, inefficiënt en grillig
We ervaren enorme versnippering, belemmeringen in het systeem en stelsel, een hoge
werkdruk en voelen ons daardoor vaak onmachtig en overvraagd. In de school landen veel
van de gevolgen van de problemen in gezinnen. Geld dat beschikbaar is om ze aan te pak-
ken, wordt ingezet binnen de schooltijd van gemiddeld 5 uur per dag in grofweg 37,5 weken
per jaar. Een enorme hoeveelheid tijd buiten school, middelen en ruimte wordt hierdoor niet
of slechts zeer beperkt benut, of is slechts voor enkele kinderen beschikbaar. Bovendien
hangen voorzieningen aan elkaar van subsidies en regelingen. Vaak kortdurend, overlap-
pend en uiterst grillig. Het zicht erop is zoek. Mensen hebben er een dagtaak aan om de
eindjes aan elkaar te knopen en continuïteit te bieden in de interventies die zij ontwikkelen.
Hierdoor gaat veel kennis, betekenisvolle opgedane ervaring, energie en vertrouwen verlo-
ren. Ook zien we een gebrekkige aansluiting van het aanbod van organisaties uit verschil-
lende domeinen. Wanneer ondersteuningsvragen op het gebied van (jeugd-)zorg, (passend)
onderwijs en veiligheid voor elk van deze domeinen afzonderlijk als ‘te licht’ of ‘te zwaar’
worden aangemerkt, blijven ze onbeantwoord. Zo raken kinderen tussen wal en schip.
40 <— Samen Nieuw-West &5
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Pygmalion effect
De verwachtingen die we hebben van kinderen in Nieuw-West zijn lager dan van kinderen
met hetzelfde talent in andere delen van de stad. Dat gaat niet alleen over onderwijs, of
meer specifiek de schooladviezen. In de hele periode van opgroeien en daarna speelt de
bias van mensen een cruciale rol in de kansen die onze jeugd krijgt. De projectie van die
lage verwachtingen op het kind werkt als een ‘selffulfilling prophecy’. In de pedagogiek
beter bekend als het ‘Pygmalion effect’. Het gevolg is een negatief zelfbeeld, lage motivatie
en minder leervermogen. Hierdoor voelen jongeren zich tweederangsburgers en keren zij
zich af van de maatschappij. Zij hebben het gevoel niet te kunnen klimmen op de maat-
schappelijke ladder.
Tekorten
Tot slot bestaan juist in vitale sectoren, zoals het onderwijs, de kinderopvang en jeugdhulp,
ernstige personeelstekorten. In Nieuw-West zijn die tekorten groter dan in de meeste
andere delen van de stad. Terwijl juist hier, vanwege de complexe opgave, de allerbesten in
hun talenten en vakgebieden nodig zijn. Schrijnende persoonlijke drama's zijn hiervan een
effect en een oceaan aan potentieel blijft onbenut. Ook de maatschappelijke kloven nemen
hierdoor zienderogen toe.
3 Opgaven
Wat is er nodig?
Voorwaarden op orde brengen
Voor ieder kind moet gelden dat het in een veilige en gezonde omgeving geboren wordt
en opgroeit. In een fijn, veilig huis met voldoende ruimte, met rust en regelmaat in het
gezin en voldoende financiële middelen om te voorzien in behoeften. En met emotioneel
beschikbare opvoeders, liefdevolle aandacht, structuur en sturing. Gezinnen moeten zich
gesteund weten door relaties met anderen. Dit zal leiden tot een goede nachtrust en een
zorgeloze jeugd. Natuurlijk zullen er tegenslagen zijn, maar die zijn leerzaam en overkome-
lijk. We moeten zorgen dat ondersteuning en oplossingen voorhanden zijn en eenvoudig
vindbaar in het netwerk. v D w L
De jeugd stimuleren in de ontwikkeling
Een sluitend netwerk van professionele en informele actoren is nodig. De bedoeling daar-
van is dat zoveel mogelijk kinderen die éne persoon tegenkomen die weet te raken, een
kanteling teweegbrengt, de ogen opent, kan bijsturen en inspireren. Leraren, hulpver-
leners, pedagogisch medewerkers, talentbegeleiders en andere professionals moeten
geëquipeerd, georiënteerd en gefaciliteerd worden om te doen wat nodig is. We zetten de
ontwikkeling van kinderen centraal en zijn open over verschillende belangen. Verschillen in
opvoeding mogen er natuurlijk nadrukkelijk zijn. Tegelijkertijd moet iedereen in Nieuw-West
zich bewust zijn van de eigen rol en een constructieve bijdrage leveren aan het opgroeien
van al onze kinderen. We ontwikkelen daarom een gemeenschappelijke pedagogiek
van Nieuw-West. We hebben hoge verwachtingen van de jeugd. Wanneer iemand in het
netwerk een betekenisvolle({re) rol kan spelen, wordt diegene naar voren geschoven en
ondersteund. Wanneer die niet in beeld is, wordt het netwerk geactiveerd om diegene te
identificeren en in te schakelen.
D Eigenaarschap, inclusie
en democratie
Vv Veiligheid
W Werken bestaanszekerheid
L Wonen en leeforngeving
J Kansen voor de jeugd
&5 Samen Nieuw-West > 41
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Inhoudelijk moeten kinderen vanaf de jongste jaren gestimuleerd worden om te ontdekken
en ontwikkelen. leder kind moet kunnen doen en doorontwikkelen waar het goed in is, waar
interesse ligt en wat nodig is. Dit vraagt continue aandacht van de omgeving om dat te sig-
naleren, stimuleren, te faciliteren en uiteindelijk te eren. We willen successen stapelen, om
de energie van succeservaring te benutten in het ontwikkelen van talenten. v D w L
Perspectieven bieden en ontwikkelen
Naar behoefte wordt ontwikkelaanbod gezocht of ontwikkeld. Daarvoor is het scherpe oog
van de opvoeders, pedagogen en professionals nodig, om te signaleren wat het kind nodig
heeft, om het kind te laten zien wat het nog niet ziet en hierin te stimuleren. Het oog van
het kind is volop in ontwikkeling, maar wordt uiterst serieus genomen. Door de ogen van de
maatschappij wordt zichtbaar welke perspectieven er (nog meer) mogelijk zijn. Kinderen
worden daarin rondgeleid. De netwerken staan in nauwe verbinding met de arbeidsmarkt
en sluiten hierop aan. Vv D w
Wat moeten we daarvoor in ieder geval doen?
e Zorgen voor een goede start. We brengen de voorwaarden op orde om in een gezonde,
stressvrije omgeving geboren te worden en tijdens de eerste levensjaren op te groeien.
Gedurende deze eerste jaren is formele en informele begeleiding voorhanden wanneer
dat nodig of gewenst is. Wat nodig is signaleren we in de netwerken;
e Zorgen voor een sluitend netwerk rond het kind. We bepalen, samen met de opvoeders
en (zodra dat kan) het kind zelf, wie daar minstens onderdeel van uit moet maken. We
geven de betrokkenen de ruimte en middelen om te doen wat nodig is;
e Ouders en/of verzorgers dragen een grote verantwoordelijkheid. Zij zijn een onmisbare
partner en hebben een actieve rol. We moeten dus zorgen dat zij daarin gezien en
gehoord worden en dat zij in staat gesteld worden om deze rol te vervullen. Waar nodig
zorgen we voor begeleiding en ondersteuning;
e Organisatorische grenzen tussen onderwijs, kinderopvang, jeugdhulp, activiteitenaanbod
en andere domeinen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van kinderen actief laten
vervagen;
e Een gemeenschappelijke pedagogiek in Nieuw-West ontwikkelen;
e Een aanbod van 12 uur per dag realiseren, waartoe ieder kind toegang heeft en waarin het
voorzien wordt in gezonde voeding, beweging, breed aanbod, begeleiding en ontmoetin-
gen met anderen;
e Waarborgen dat het aanbod van hoge kwaliteit is, veilig, betrouwbaar en dat sprake is van
continuïteit en doorstroming. Aanbod ontstaat daarbij voor een belangrijk deel vanuit de
behoefte van kinderen zelf;
e Zorgen dat we van elk kind weten dat het onbelemmerd kan leren en ontwikkelen en dat
het zich hierin voldoende gesteund en gefaciliteerd weet.
®
Ro
‚®
®
|
42 & Samen Nieuw-West &5
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Wat hebben we hiervoor nodig?
Dat we op de plekken waar de complexiteit het grootst is, beschikken over de beste profes-
sionals. Zoals ook beschreven bij het domein veiligheid, vraagt dit om ongelijk investeren.
Dat we netwerken in beeld brengen en blinde vlekken zoeken. Dat we hiaten in netwerken
oplossen en er structureel netwerkonderhoud plaatsvindt, zowel inhoudelijk als organisa-
torisch. Daarvoor organiseren we regelmatig bijeenkomsten die in het teken staan van de
gemeenschappelijke pedagogiek, het aanbod, de kwaliteit en de uitvoering. We werken de
uitkomsten van deze bijeenkomsten uit in de praktijk. Daarin worden knelpunten zichtbaar
gemaakt, aangepakt en opgelost. We zien de kansen niet alleen, maar zetten ze ook om in
de praktijk.
Dat we lokale ontmoetingsplaatsen inrichten als kloppend hart van de netwerken. Deze
logische vindplaatsen, waar kinderen en/of hun gezinnen graag en vaak komen, worden
ingericht en toegerust om deze functie te vervullen. In personele zin, in competenties,
ondersteuning, faciliteiten en in fysieke ruimte. Deze plekken worden in nauwe verbinding
gebracht met de micro-allianties.
Dat we domeinoverstijgend werken. De relaties tussen organisaties uit verschillende
domeinen moeten versterkt worden. Het gemeenschappelijke doel, de optimale ontwikke-
ling van ieder kind, verplicht ons om onbeantwoorde vragen te allen tijde van een antwoord
te voorzien. Daarvoor is samenwerking nodig die over de grenzen van de eigen organisatie
heen reikt. En daarbij kan gerekend worden op de hulp vanuit de andere partners.
Dat we technologische infrastructuur ontwikkelen die ons helpt om al het voorgaande
zoveel mogelijk te ondersteunen. Waar we (administratief) werk uit handen kunnen nemen,
worden taken hierin ondergebracht. Denk aan: het organiseren van geldstromen, toegang
tot activiteiten regelen, communicatie en uitwisseling van informatie, registratie en verant-
woording, enzovoort. Dit maakt ook de vraag en het aanbod zichtbaar.
Dat we volhouden. We moeten ontwikkelingen verduurzamen. Langetermijnperspectief
bieden aan organisaties en praktijken die slagen in de gewenste verbeteringen. Maar ook
wanneer niet direct effect zichtbaar en meetbaar is, moeten we de kans bieden om vol te
houden en te leren hoe de praktijk verbeterd kan worden. In veel goede praktijkvoorbeelden
is ‘vertrouwen’ een doorslaggevende factor. En werken aan vertrouwen vergt nu eenmaal
tijd en bereidheid om het einddoel voor ogen te houden. Daar horen ook scherpe keuzes
bij. De ontwikkelingen waar we écht in geloven kunnen rekenen op onze ondersteuning en
lange adem.
Tot slot: We zullen vele hordes tegenkomen. Wat we te doen hebben, is telkens deze hor-
des benoemen en aangaan. Onderzoeken wat nodig is om ze weg te nemen en dat waar te
maken. Daarnaast onderzoeken we wat werkt, welke (on-)gewenste neveneffecten hier-
mee gepaard gaan en welk vervolg nodig is. Er zijn louter twee uitkomsten: we slagen, of
we leren iets waardoor we alsnog slagen. Zo ontstaat een ontwikkeling die in zichzelf een
dienend voorbeeld is van leren en ontwikkelen in Nieuw-West.
C f %
85 Samen Nieuw-West > 43
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Progr rganisati
ogrammaorganisatie
De alliantie
De alliantie Samen Nieuw-West (‘De' alliantie) is het gehele, zich uitbreidende collec-
tief van partijen dat de waarden, uitgangspunten en opgaven onderschrijft zoals die zijn
verwoord in dit convenant. Dit collectief organiseert zich langs vijf onderling samenwer-
kende opgaveteams. De alliantie als geheel komt zo'n tweemaal per jaar bijeen in brede
werkconferenties, met name om de samenhang en onderlinge verbindingen verder te
bestendigen. De conferenties worden zodanig laagdrempelig georganiseerd dat ook deze
uitnodigen tot deelname door ‘gewone mensen’ en dragen zodoende wederom bij aan
bewonerbetrokkenheid.
Het alliantiebestuur
Het alliantiebestuur (AB) is het, vanuit deze (brede) alliantie vooruitgeschoven gremium
dat de dagelijks bestuurlijke leiding heeft over het proces en zodoende fungeert als
opdrachtgever van de programmadirecteur. Er wordt gezamenlijk gemonitord en onderling
verantwoording afgelegd op voortgang. Het AB besluit over voorstellen vanuit de
opgaveteams en stuurt op de (financiële) middelen die de alliantiepartners gezamenlijk
beschikbaar stellen/ hebben voor het Nationaal Programma. Dit AB, dat frequent
(maandelijks) bijéén komt, wordt voorgezeten door de burgemeester van Amsterdam die
daartoe wordt voorbereid en ondersteund door de programmadirecteur. Het bestaat verder
uit: de vijf voorzitters van de opgaveteams, de coördinerend wethouder van de gemeente,
de stadsdeelvoorzitter van Nieuw-West, de Rijksvertegenwoordiger en een betrokken
wetenschapper. De wetenschapper die het AB versterkt, maakt logischerwijs ook deel uit
van de nog te vormen denktank en draait telkens een periode lang mee, om na een tijd ook
weer plaats te maken voor een ander. Op deze manier verzekert het AB zich van continue
externe reflectie vanuit wisselend (wetenschappelijk) perspectief. Bewonerbetrokkenheid
bij het AB kan bijvoorbeeld worden georganiseerd door drie van de twaalf ‘zetels!’ vrij te
maken voor bewoners. Het opgaveteam eigenaarschap, inclusie & democratie zal hier een
advies op voorbereiden.
De opgaveteams
De opgaveteams vormen de inhoudelijke en tactisch-operationele kern van Samen Nieuw-
West. Ze dragen de primaire verantwoordelijkheid voor de inhoud per domein, alsmede in
het organiseren en bewaken van de samenhang tussen die domeinen. Zij hebben een grote
rol gespeeld in het vullen van dit convenant (o.a. via de werksessies). Hun volgende rol zal
zijn om de opgaven in dit convenant door te vertalen in een eerste uitvoeringsprogramma.
Als dat eenmaal is opgeleverd, nemen zij die uitvoering ook ter hand. Daarnaast houden
ze een blijvende verantwoordelijkheid in het continu doorontwikkelen van de aanpak via
doorlopende maatschappelijke analyse (de wereld verandert immers onophoudelijk)
en het ontwikkelen van daarbij horende nieuwe inzichten/ideeën/instrumenten.
Bestuurders/directeuren, bewoners en professionals werken samen in deze teams.
Sowieso is het creëren en organiseren van betrokkenheid en draagvlak één van de
kerntaken van de opgaveteams.
AA < Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Uitvoeringsprogramma
In het nog op te stellen uitvoeringsprogramma worden de opgaven voor de komende vier
jaar geconcretiseerd, inclusief streefwaarden t.av. de te realiseren doelen. We vertalen
de waarden en dat wat we moeten gaan doen (het ‘waarom’- en het ‘wat'-niveau), naar de
uitvoering (het ‘hoe”). Voor elk domein wordt een uitvoeringsplan opgesteld. Deze plannen
vormen samen het uitvoeringsprogramma. De uitvoeringsplannen worden opgesteld vanuit
dezelfde uitgangspunten als in dit convenant:
e Als we doen wat we deden krijgen we wat we kregen
e De leefwereld van Nieuw-West is bij alles wat we doen het uitgangspunt
e Het is een iteratief proces, waarin we met elkaar onderzoeken, leren, uitproberen
en bijstellen
e Eris een integrale manier van werken. Daarbij is iedere partner zich ervan bewust dat de
domeinen samenhangen en effect hebben op elkaar. Voor elke interventie wordt in kaart
gebracht welke partners uit de verschillende domeinen door de opgave worden geraakt,
hoe zij een bijdrage kunnen leveren aan de interventie, en wanneer zij tevreden zijn.
Î U TE Ee EE aol — Dj
ke : mes aje jm oh
Re erufschaik
> == Na mans Kr à
Ed Ns meg lik ee E ee
nt Js #
eN ER nn ie ER A
_ a ak A | E le * En 8
Lr ee c gd 8
De en (E zr id : Ee cs rd vd Ee E Ee. = 5 5 5 B B ze | En .
Á wa 5 4 Fn 5, en 8 Ee Ei Eme. n 5 ; n ES al
3 c e ks De | DE
ms men Lr a Eed he SS
1 E Ed: ef Ta : pr RE d Ee 5 Ee
A Te a DE RK En Î DP
85 Samen Nieuw-West > 45
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Uitvoeringsplannen
Het uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld voor de komende 4 jaar, met de mogelijkheid
jaarlijks bij te stellen. De partners in het opgaveteam zijn eigenaar van het uitvoeringsplan
voor het betreffende domein. Daarbij koersen we op de waarden zoals vastgesteld in dit
convenant. Het is daarbij logisch dat we te maken hebben met een werkelijkheid die nog
niet aan het ideaalbeeld voldoet. Het uitvoeringsplan biedt de mogelijkheid om juist de weg
daar naartoe te schetsen, op te delen in kleine stappen en binnen wat er mogelijk is vorm
te geven. Daarnaast is in het uitvoeringsplan specifieke aandacht voor stimulerende en
belemmerende factoren in de uitvoering. Welke wetten, regels, gebruiken en middelen zijn
helpend? Welke zitten ons in de weg? Wat zijn alternatieve wegen om onze doelen te berei-
ken? En wat zegt dat over noodzakelijke of gewenste aanpassingen in ‘het systeem”?
De opzet van de uitvoeringsplannen wordt in samenspraak met de opgaveteams en de
alliantie vormgegeven. Ze bevatten tenminste:
e Opgaven
Aan welke waarde wordt gewerkt? Wat is de huidige en gewenste context?
Welke relevante cijfers geven ons inzicht in de huidige situatie en wat stellen we ons
ten doel?
e Opdracht
Welke opdracht geven we onszelf? Voor wie doen we dit en hoe ziet voor hen de gewenste
situatie er uit? Wanneer en hoe weten we dat we geslaagd zijn?
e Interventies
Welke concrete activiteiten ontplooien we? Hoe zijn deze georganiseerd? Wie zijn
betrokken vanuit welke rol?
e Maatregelen
Wat is nodig om de activiteiten tot een succes te maken? Kortom, wanneer zijn we
tevreden? Hoe kunnen deze activiteiten in de toekomst duurzaam worden gemaakt?
Welke middelen zijn hiervoor nodig?
e Acties
Met welke acties starten we? Hoe richten we de afstemming en het monitoren van
de voortgang in?
Opgaveteams, AB en brede alliantie
De opgaveteams zijn eigenaar van hun uitvoeringsplan voor het betreffende domein.
Het alliantiebestuur is eigenaar van het uitvoeringsprogramma waar de plannen
onderdeel van uitmaken. In de brede alliantie wordt uitgewisseld en worden voortgang
en leeropbrengsten gedeeld. Het uitvoeringsprogramma bevat ook een financiële
paragraaf, waarin beschreven wordt wat de totale financiële behoefte is, en welke dekking
hier tegenover staat.
®
B
46 <- Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Financiële uitgangspunten
a le uitgangspunt
Om de hardnekkige problematieken waarvoor wij ons gesteld zien bij de wortel aan te
pakken, is langdurig investeren nodig. Het vraagt bovendien dat wij onze middelen anders
inzetten dan we tot nu toe deden. Dat betekent dat we ons committeren aan een aantal
uitgangspunten:
Ongelijk investeren in gelijke kansen
Wij onderkennen expliciet dat het scheppen van gelijke kansen voor alle bewoners
in Nieuw-West, vraagt dat we ongelijk investeren. We verklaren daartoe bereid te zijn
en spreken mede in dat kader af maximaal transparant naar elkaar te zijn aangaande
onze financiën, waar die aan Nieuw-West raken. Verder onderkennen wij dat inzet van
middelen uiteenvalt in twee componenten, namelijk reguliere middelen en specifieke
programma-middelen.
Inzet van reguliere geldstromen her(in)richten
Het Nationaal Programma Samen Nieuw-West is bedoeld om grote en structurele bewe-
gingen in gang te zetten. Dat kan alleen wanneer inzet van reguliere geldstromen en
andere middelen gaandeweg her(in)gericht wordt ten bate van de waarden en opgaven die
wij overeen zijn gekomen. Het programma staat niet op zichzelf; het leidt ons gedurende de
looptijd naar fundamentele koerswijzigingen die wij steeds in onze eigen, reguliere operatie
opnemen.
Vliegwielmiddelen
Tegelijkertijd zullen veel van deze veranderingen voorafgegaan (moeten) worden door leren
en ontdekken. Immers, als we precies wisten wat er nodig is en wat werkt, hadden we het
allang gedaan. Dit betekent dat we ons met elkaar óók committeren aan het beschikbaar
stellen van middelen die specifiek daarvoor ingezet kunnen worden. Autonome program-
ma-middelen dus, die wij beschikbaar stellen voor de nodige experimenten, innovatie(ve
projecten), leerprocessen, etc. Voor deze middelen geldt dat ze bedoeld zijn om grotere
en structurele bewegingen te helpen in gang zetten; niet om ze permanent te financieren.
Het zijn ‘vliegwiel-middelen’. Ze zijn in principe tijdelijk en dienen op termijn over te gaan
in financiering vanuit (heringerichte) reguliere middelen. Blijvende bijdragen vanuit deze
vliegwielmiddelen zijn hooguit denkbaar wanneer daar een permanent en significant multi-
plier-effect tegenover staat. Deze afspraak is essentieel om te voorkomen dat het nationaal
programma verwordt tot het zoveelste ‘potje’ waarin verweesde projecten kunnen worden
ondergebracht (de bekende projectencarrousel). Wij letten er met elkaar scherp op dat dit
niet gebeurt.
Bijdragen aan het programma; regulier en autonoom
We committeren ons er dus aan het programma expliciet op te nemen in onze strategische
koersen en daar ook middelen aan te verbinden. Deels reguliere middelen die wij herin-
richten in de geest van de opgaven, deels middelen die autonoom te besteden zijn ten
bate van het programma, als vliegwiel. De gemeente heeft dit principe inmiddels gestand
gedaan door het (toen nog zogenoemde) ‘Masterplan Nieuw-West’ expliciet op te nemen
in haar coalitieakkoord, inclusief een bijbehorende financiële reserve. Dit is een bepalende
stap die wij in de nabije toekomst allemaal (naar draagkracht) zullen zetten.
Samen Nieuw-West > 47
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Í
mn
Ee Aanspreekbaar zijn
A Over inzet van onze reguliere middelen in Nieuw-West gaan wij zelf, maar zijn wij onderling
nadrukkelijk aanspreekbaar. Het kan na ondertekening van dit convenant immers niet
meer zo zijn dat wij nog handelen in tegenspraak met de overeengekomen waarden en
opgaven. We committeren ons eraan en leven na dat alles wat wij doen irt. Nieuw-West, in
samenhang en overeenstemming is met de brede opgave.
Samen verantwoordelijk
Over de inzet van die autonome programma-vliegwielmiddelen, beslissen wij ook echt
samen. In overkoepelende zin doen wij dat door hierover afspraken te maken in onze
uitvoeringsprogramma's, die telkens in de alliantie worden vastgesteld. Gaande het
proces doen wij dat door over voorstellen vanuit onze opgaveteams te besluiten in het
alliantiebestuur (AB).
Heldere afspraken
In de praktijk zal het waarschijnlijk vaak voorkomen dat het uitvoeringsprogramma, dan
wel een autonoom voorstel, deels een beroep doet op specifieke programma-middelen en
deels op de inzet van reguliere middelen van één of meer alliantiepartners. Wij zorgen er
telkens met elkaar voor dat hierover heldere afspraken zijn gemaakt, welke wij ook duidelijk
vastleggen. Ook bewaken wij gezamenlijk de proportionaliteit van onze afzonderlijke en
gezamenlijke inzet. De waarden, opgaven en bedoeling, vormen daarbij evenwel altijd het
uitgangspunt en dus niet onze afzonderlijke (organisatie)belangen. Wat wij in dit convenant
afspreken, is leidend voor alles wat we doen in Nieuw-West.
Rijksmiddelen
Aanvragen die wij indienen om middelen aan te trekken vanuit het Rijk (immers ook een
alliantiepartner), worden altijd actief getoetst aan en moeten congruent zijn met het
Nationaal Programma Samen Nieuw-West. Dit geldt dus (uiteraard) voor aanvragen die
wij gezamenlijk doen, maar óók voor aanvragen die wij los van elkaar doen. Omgekeerd
bewaakt het Rijk als alliantiepartner eveneens zelf deze ‘hygiëne’. Inmers (samenvattend
geparafraseerde passages uit het NPLV): Met het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid investeren verschillende ministeries gezamenlijk om de stapeling van
problemen aan te pakken. Bovendien gaat het Rijk samen met de allianties na of
anders prioriteren/anders richten van overige relevante rijksmiddelen, op basis van de
gezamenlijk gestelde doelen, aan de orde zou moeten zijn.
Ì EE : el
_… mtd win el
ikk GE al eef;
Nn Eet A eer |
e a
ENE 5 a,
48 < Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Voortgang en monitoring
Sturen op waarden!s
Wij willen sturen op waarden en daarbij hoort waardevol verantwoorden. Gegevens, fei-
ten en cijfers maken daar onderdeel van uit. Leefbaarheidsgegevens voor een wijk, zoals
verzameld door BZK en door de stedelijke onderzoeksbureaus, geven globaal inzicht in
die leefbaarheid. De Brede Welvaartsmonitor geeft dit inzicht voor de (sociale) staat van het
land. Het is echter zaak om op basis van dit soort leefbaarheids- en welzijnsmonitoring
het juiste gesprek te voeren, daar de juiste vormen van actie onderzoek en verhalende
methoden aan toe te voegen en daar de daadwerkelijke beleving van bewoners (en dus die
bewoners als zodanig) volop bij te betrekken. Hun ervaringen en (gepercipieerde) welzijn,
dienen de kern te vormen.
Als alliantie willen wij langs de vragen in onderstaande volgorde doorpraten over de
vormgeving van onderlinge afspraken, sturing en monitoring:
1. Vanuit welke waarden willen bewoners en organisaties in Nieuw-West de komende
twintig jaar hun samenleving vormgeven en beleven?
2. Wat zijn wezenlijke kenmerken van deze gewenste samenleving en welke (kiemen)
zijn daar nu al van aanwezig?
3. Welke maatschappelijke opgaven zijn het belangrijkst om deze waarden gestalte te
geven en deze gewenste toekomst mogelijk te maken?
4, Wat is nodig om deze opgaven tot resultaten te brengen en wat vraagt dat van wie?
Welke inspanningen zijn nodig, in de zin van inhoudelijke resultaatgebieden, van
processen, van samenwerkings (allianties) en van (context)sturing / leiding?
5. Wat is het verhaal van Nieuw-West dat iedere dag verteld wil worden?
6. Welke daaruit volgende concrete stappen en feitelijke acties, interventies,
prestaties zijn nu/de komende vier jaar nodig?
7. Welke (systemische) vernieuwingen worden de komende vier jaar in gang gezet om
de toekomst vorm te geven?
8. Welke data, actie-onderzoeken, leersessies en verhalen zijn in het licht van al het
bovenstaande geschikt om te monitoren of we op de goede weg zijn?
Wij zijn momenteel in gesprek met diverse wetenschappers en andere denkers op
dit terrein om hier een weg in te vinden. Monitoren is op zichzelf ook weer een leer- en
reflectieproces. De te ontwikkelen relevante narratieven moeten de uitkomst zijn van
gezamenlijk reflecteren en ook steeds weer de bijstelling van de koers voor de daaropvol-
gende periode bepalen. Uitsluitend varen op simpele, ‘harde’ indicatoren, biedt -zeker
voor de langere termijn- te weinig ruimte voor een doelzoekende aanpak. EON
15: uit de notitie ‘Sturen op
waarden, waardegestuurd
verantwoorden’ van Samir
Bashara en Willem van Spijker,
20 december 2022
16: In het kader van het Natio-
naal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid wordt gezamenlijk
met gemeenten een landelijke
monitor ontwikkeld gericht op
het kwantitatief en kwalitatief
volgen van de ontwikkelingen in
de gebieden.
85 Samen Nieuw-West > 49
Convenant Alliantie Samen Nieuw-West 23 maart 2023
Begrippenlijst
Bestaanszekerheid Interculturele communicatie
De zekerheid en rust om structureel te kunnen voorzien in Interculturele communicatie gaat over de communicatie tussen
basisbehoeften als zorg, water, energie, voedsel, onderwijs, mensen met een verschillende cultuur- en/of taalachtergrond.
huisvesting, publieke ruimte, openbaar vervoer en Waar het in de kern om gaat is het overbruggen van verschillen
infrastructuur. Maar ook minder tastbare behoeften, zoals door het creëren van een gemeenschappelijke basis en het aan-
mentale gezondheid, leven in plaats van overleven en grip passen van je gedrag aan verschillende situaties, zonder daarbij
op het eigen leven. je eigen persoonlijkheid te verliezen.
Community Wealth Building Jeugd
Een actiegericht, plaatsgebonden economisch ontwikkelings- Jeugd is in de context van dit convenant het overkoepelende
model, gebaseerd op directe zeggenschap en eigenaarschap begrip voor kinderen vanaf -9 maanden tot en met jongvolwas-
voor wijkbewoners, beheer over gemeenschappelijke middelen senen (23 jaar). In deze tekst gebruiken wij het woord kinderen
in de wijken en het lokaal laten circuleren van geldstromen zodat en vragen de lezer om zich daarbij steeds te realiseren dat we de
deze meer impact hebben. Een centrale rol is daarbij weggelegd héle jeugd bedoelen, in welke leeftijd dan ook.
voor ankerorganisaties, die als grote werkgevers, inkopers van
goederen en diensten en eigenaren van grond en bezit (zoals Klimaat en duurzaamheid
vastgoed), grote invloed uitoefenen op de lokale economie en Om fijn te kunnen blijven wonen en leven in Nieuw-West is het
de arbeidsmarkt. van belang om te investeren in klimaat en duurzaamheidsmaat-
regelen. Willen we immers over twintig jaar geen last hebben
Diversiteit en inclusie van bijvoorbeeld hittestress, moeten we nu klimaatadaptieve
Diversiteit gaat over de mogelijke aspecten waarop mensen maatregelen nemen. Klimaat en duurzaamheidsmaatregelen zijn
kunnen verschillen. Zowel zichtbare als onzichtbare verschillen, daarom middelen en niet het doel, dat is namelijk fijn wonen en
denk aan leeftijd, sekse/gender, een beperking, seksuele voor- leven.
keur, opleidingsniveau, etniciteit, godsdienst of politieke overtui-
ging. Inclusie gaat over de keuze om verschillen te omarmen en Leefwereld
te benutten. ledereen doet ertoe en mag er zijn ongeacht deze De leefwereld is de samenleving in brede zin, zoals deze wordt
verschillen. ledereen krijgt ruimte om op alle mogelijke manieren ervaren, waarin mensen met elkaar omgaan in en buiten de
het eigen leven vorm te geven. Een organisatie kan dus divers ‘systemen’ (alles wat mensen ontwikkeld hebben aan
zijn, maar niet inclusief. instellingen en structuren op gebieden als economie, politiek,
onderwijs, wetenschap, overheid, gezondheidszorg,
Eigenaarschap verzorgingsstaat enz.).
Eigenaarschap beschouwen wij als zeggenschap en verantwoor-
delijkheid nemen, krijgen en ervaren, zodat een bijdrage kan wor- Micro-allianties
den geleverd en invloed kan worden uitgeoefend op zowel proces Microallianties zijn allianties op wijk- of gebiedsniveau van direct
als uitkomst. Gedeeld eigendom kan een belangrijk middel zijn betrokken partijen (bewonersinitiatieven, gemeentelijke afdelin-
om eigenaarschap te ervaren. gen en directies, ankerorganisaties en andere alliantiepartners
bijvoorbeeld) die zich committeren aan actieve samenwerking
Gelijkwaardige partners rond de opgaven en hun beleid, investeringen en inkoop richten
De constructie van partijen, waarbij iedere partij in de Alliantie langs de prioriteiten die hieruit voortvloeien.
evenveel recht van spreken en handelen heeft, ieder vanuit zijn
eigen rol, maar samen en met dezelfde overkoepelende doelen Ongelijk investeren
van het convenant voor ogen. Ongelijk investeren in gelijke kansen betekent vooral investeren
op die plekken en in die opgaven waar dat het hardst nodig is en
Gemeenschappelijke pedagogiek waar we samen het grootste verschil kunnen maken.
ledereen in Nieuw-West speelt een betekenisvolle rol in het
opgroeien van de jeugd. Het gaat hier niet om hoe ouders hun Opgavegericht werken
opvoeding vormgeven, maar om het bewustzijn van de eigen Maatschappelijke opgaven zijn (complexe) vraagstukken,
betekenisvolle bijdrage die iedereen in Nieuw-West kan leveren waarbij een duurzaam, positief effect wordt beoogd voor
aan de context van de opgroeiende jeugd. (bepaalde groepen in) de samenleving. Het gaat om uitdagingen
die de kwaliteit van leven van bewoners en ondernemers (in dit
Geweld achter de voordeur stadsdeel) beïnvloeden. De opgave zoals bewoners die ervaren,
Geweld achter de voordeur beslaat alle onveilige situaties staat centraal. Zie ook de bijlage ‘Toelichting werken vanuit de
die in thuis kunnen ontstaan. Dit houdt dus ook huiselijk bedoeling’.
geweld in.
50 < Samen Nieuw-West 85
23 maart 2023 Convenant Alliantie Samen Nieuw-West
Bijl
rage
Toelichting ‘werken vanuit de bedoeling’
Er is een bibliotheek aan vakliteratuur waaruit we kunnen kiezen, maar de benadering van
Wouter Hart's Werken Vanuit De Bedoeling vat de essentie van wat wij voor ogen hebben
helder en praktisch samen. Wij committeren ons op dit moment dan ook aan deze benade-
ring, die in de verdere uitwerking van onze opgaven in praktische uitvoeringsprogramma's,
centraal zal komen te staan.
In een korte presentatie voor de VNG zette Hart ongeveer twee jaar geleden bondig zijn
visie uiteen. Hij legt uit dat als we écht anders willen gaan werken, wat meer en meer het
uitgangspunt van beleid en programma's vormt, we dat alleen kunnen waarmaken met
daadwerkelijke aandacht voor de menselijke maat, door ruimte te maken voor wat er in
de praktijk gevraagd wordt en steeds in samenspraak te wegen wat ‘het goede!’ is. Dit
‘opgavegericht werken’, wat in feite op hetzelfde neerkomt als zijn werken vanuit de
bedoeling, klinkt wellicht eenvoudig en makkelijk gezegd/ opgeschreven, maar is des te
moeilijker werkelijk gedaan, want. (tekst hier en daar iets ingekort):
“(…) we zijn gewend vraagstukken op te knippen in losse delen en vanuit allerlei interne
ordeningen te kijken naar wat er in de buitenwereld speelt en nodig is. Dat doen we vaak
zeker ook wel klantgericht, maar dan wel vanuit al bestaande oplossingen en bijbehorende
financieringscriteria. (…) En daarbij lijkt het soms bovenal de bedoeling om vooral recht-
matig te werken, of doelmatigheid te zien vanuit een (te) smalle scope, waardoor soms
de vraag wat er buiten wérkelijk gevraagd wordt en de vraag of we daar doeltréffend aan
bijdragen, uit het beeld verdwijnen. Met onze nieuwe rol draaien wij die denkrichting als het
ware om. De doeltreffendheid staat centraal en dáár begint het denken. Wat is er werkelijk
nodig wanneer we door de ogen van de ander kijken naar wat zij zien en wat hen drijft. Want
daar ligt vaak de sleutel tot de passende en duurzame oplossing die echt helpt. Wat is er in
de omgeving voor handen om dat voor elkaar te krijgen en welke afwegingen spelen daarbij
een rol? Want werken vanuit de bedoeling is natuurlijk iets anders dan werken vanuit jouw
bedoeling, of mijn bedoeling. Juist de afweging van perspectieven en belangen, is wat ons
werk zo betekenisvol en boeiend maakt. In die weging gaat het natuurlijk niet alleen om de
doeltreffendheid. Rechtmatigheid, privacy of het efficiënt inrichten van processen spe-
len nog steeds een belangrijke rol. Maar ze zijn nooit absoluut en nooit het startpunt van
het denken. We hebben immers geleerd dat een te grote focus op rechtmatigheid via het
werken met te strakke regels, leidt tot onrechtvaardigheid voor wie daar niet in past. En dat
een eindeloze focus op efficiency binnen domeinen juist leidt tot verspilling in het grotere
geheel. Als we de beweging goed willen lezen (…) goed willen vertalen, dan vraagt dat om
een heel andere denk- en werkwijze. Met wat dat betekent voor de professionals die van
‘uitvoerders’ nu ‘wegers' worden; voor de P&C-cycli en inkoopcontracten die de opgave
moeten volgen en niet de organisatorische ordening; voor het samenspel met bewoners en
ondernemers, en met de politiek; rondom de wijze van verantwoording maar ook het onder-
drukken van de risico-regel-reflex als het een keer misgaat. (…)”
ADE
5)
n En CE
N
ITA
IP ndi Kk A
hid d PS F ke EA : ’ ‘ |
ie Er LD = 4
RS) En ak Ede k En ok
d jk Li hed Ei À
es pn f. N
el Ch3 b A ” N
2 p ie je -
" Ken
d —
/ jd _—
| KL
4 a ”) ä
a ‘ 3
Ë € A x : )
ii } î de '
|
Pek
ä a rt
ef B zl
B DaT"
ee St | - d an " T
ET Pee me P Î ge
RE NET siebe "ak an E #
dâ. 3 hj . ek - rr: 1 Ï
PN n
Tr {
\ df
Ain me eN Rt
8 anne NRR
NS / P, p á
P Mi A zer
| Onderzoeksrapport | 52 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x Gemeenteblad
x Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1162
Datum indiening 24 september 2020
Datum akkoord 6 oktober 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Roosma en Blom inzake de
registratie van moslimdiscriminatie in politierapporten
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
De politie is gestopt met het apart registeren van moslimdiscriminatie bij aangiftes van
discriminatie. De politie heeft ervoor gekozen om moslimdiscriminatie alleen
kwalitatief te registeren (politierapport discriminatie, 2019). Er ontbreekt dus een
kwantitatieve categorisering van moslimdiscriminatie, terwijl dit bij andere
discriminatiegronden wel gebeurt. Het is onduidelijk waarom ervoor gekozen wordt
moslimdiscriminatie niet langer apart te registeren. Hiervoor is zover ons bekend,
geen inhoudelijke reden gegeven. De kwalitatieve registraties zijn zover wij weten ook
niet openbaar.
Moslimdiscriminatie is ondertussen nog wel een groot punt van zorg. Ook uit de
casussen die onderzoekers te zien krijgen blijkt dat moslimdiscriminatie veel
voorkomt. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) uit maart 2020
blijkt dat moslims de groep vormen die het meeste discriminatie ervaart.
Het is dan ook van groot belang dat de discriminatie jegens deze groep goed
gemonitord wordt, zodat discriminatie uiteindelijk ook beter aangepakt en vervolgd
kan worden. Door een kwantitatieve analyse kunnen er makkelijker trends worden
gesignaleerd met betrekking tot deze groep. Tevens kan zo de grootte van het
probleem in kaart worden gebracht. Bij vrijwel alle kwantitatieve
discriminatieregistraties liggen de werkelijke aantallen veel hoger. Dit zal niet anders
zijn bij moslimdiseriminatie, waarvoor de meldingsbereidheid laag ligt. Het is daarom
des te belangrijker de cijfers inzichtelijk te maken. De raad heeft derhalve ook eerder
een motie aangenomen (in 2015) waarin de politie wordt gevraagd anti-islamitische
incidenten en discriminatie apart te registreren.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Roosma en Blom, namens de fractie van
GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1 htips:/www.nrc.nl/nieuws/2015/04/1 6/houd-aangifte-incident-tegen-moslim-apart-bij-1485033-
a27415
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng Liez Gemeenteblad
Datum 6 oktober 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 24 september 2020
1. Waarom is de politie gestopt met het kwantitatief registeren van
moslimdiscriminatie (terwijl bij andere discriminatiegronden nog wel kwantitatief
wordt geregistreerd)?
Antwoord:
Onlangs heeft het college in antwoord op dezelfde vraag (zie beantwoording
schriftelijke vragen van het lid La Rose inzake afwezigheid van aparte registratie
van moslimdiscriminatie cijfers in de landelijke rapportage “Discriminatiecijfers
2019” in de dagmail van 25 augustus 2020 onder nr. 921.20) geantwoord: ‘Bij
navraag hiernaar geeft de politie aan dat dit verband houdt met een nieuwe
werkwijze, waardoor het meer inspanning van de politie vergt deze
gespecificeerde cijfers op te leveren. Er is daarom voor gekozen dit niet meer te
doen.’
2. ls hetcollege het met de indieners eens dat kwantitatieve rapportages bijdragen
aan het inzichtelijk maken van discriminatie per bevolkingsgroep, en bovendien
van nut zijn om trends te signaleren?
Antwoord: Ja.
3. Kan het college inzicht geven in hoe de kwalitatieve analyses gedaan worden en
op welke manier deze inzicht geven in de mate van discriminatie? Waar zijn de
resultaten hiervan vindbaar en wat wordt hiermee gedaan?
Antwoord:
Het college heeft geen inzicht in hoe de politie aangiftes registreert en analyseert
en kan de raad daar dus ook geen inzicht in verschaffen.
4. Kan het college er bij de politie op aandringen moslimdiscriminatie weer
kwantitatief te gaan registeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Onlangs heeft het college in antwoord op vragen van dezelfde strekking (zie
beantwoording schriftelijke vragen van het lid La Rose inzake afwezigheid van
aparte registratie van moslimdiscriminatie cijfers in de landelijke rapportage
“Discriminatiecijfers 2019” in de dagmail van 25 augustus 2020 onder nr. 921.20)
geantwoord:
‘Over de cijfers over moslimdiscriminatie in de stad bentu geïnformeerd middels
de jaarrapportage van het Meldpunt Discriminatie Amsterdam. Het college wil
echter meer inzicht in hoe en hoe vaak discriminatie, waaronder ook
moslimdiscriminatie, in Amsterdam voorkomt. In de Raadsbrief Diversiteit van
december 2019 is aangekondigd dat daarom voor en met verschillende groepen
Amsterdammers hier kwalitatief onderzoek naar wordt gedaan.’ Het onderzoek
naar moslimdiscriminatie loopt momenteel. Daarnaast heeft het college
geantwoord: ‘De stappen die het college zet richten zich op het verkrijgen van
meer inzicht in discriminatie in Amsterdam, en het huidige geleverde beeld van de
politie is daarvoor afdoende.’ Het college zal daarom op dit moment niet
aandringen op kwantitatieve registratie.
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng | 1e2 Gemeenteblad
ummer . zn
Datum 6 oktober 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 24 september 2020
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
Bureau voor sociale vraagstukken
Verbinden met focus
Advies over de toekomst van Samen DOEN
( ) Gemeente Amsterdam
Postbus 1840
1000 BV AMSTERDAM
Datum: maart 2017
Contactpersoon: Caroline Lindner
[email protected] | 06- 51623039
Onze referentie: AMSSAMEN16
RadarAdvies
Veemarkt 83, 1019 DB Amsterdam
T (020) 463 50 50 | www.radaradvies.nl
Adviesrapport AE
Inhoudsopgave
1 Inleiding 2
1.1 Doelstelling 2
1.2 Vraagstelling 3
1.3 Leeswijzer 3
2 Onderzoeksaanpak en werkwijze 4
3 Samen DOEN nu 5
3.1 Inleiding 5
3.2 Positionering van Samen DOEN 5
3.3 Functioneren van Samen DOEN 7
34 Cliëntperspectief 11
3.5 Organisatiemodel 12
3.6 Bedrijfsvoering en financiering 15
4 Scenario's 19
5 Afweging scenario’s 21
5.1 Scenario 1 21
5.2 Scenario 2 22
5.3 Scenario 3 24
54 Scenario 4 26
5.5 Scenario 5 27
5.6 Conclusies 30
6 Voorkeursscenario - Verbinden met focus 33
6.1 Samen DOEN in relatie tot het Amsterdamse stelsel 33
6.2 Samen DOEN vanaf 2018 34
6.3 Organisatie en bedrijfsvoering 36
6.4 Conclusies en aanbeveling 43
Bijlage 1 Overzicht geraadpleegde documenten 45
Bijlage 2 Overzicht geïnterviewde personen 47
Bijlage 3 Itemlijsten 49
Bijlage 4 Interviewprotocol 53
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 1/53
Adviesrapport ©
1 Inleiding
De gemeente Amsterdam formuleerde in 2014 een visie op de transformatie van het sociaal
domein en stelde in het voorjaar van 2015 het Meerjarenbeleidsplan Sociaal vast. Daarmee
werd een stevige verandering ingezet. Onderdeel van die verandering is het realiseren van
een stevige eerste lijn in alle wijken in de stad.
Vanaf de decentralisaties (2015) zijn in de 22 wijken Ouder- en Kindteams,
Wijkzorgnetwerken en Activeringsteams actief.
De raadsbesluiten ‘Toekomst van de wijkteams in Amsterdam’ en ‘Samen DOEN in de buurt
2015’ hebben hun invloed gehad op Samen DOEN. Begin 2016 is de ‘Ontwikkelopgave Samen
DOEN 2016’ vastgesteld. Deze ontwikkelopgave concretiseert enkele aspecten uit die
raadsbesluiten en schetst het nabije perspectief voor Samen DOEN. Te weten, een sterk
ontwikkelde domeinoverstijgende aanpak die zorg en ondersteuning aan kwetsbare
Amsterdamse huishoudens biedt met zware problemen. Bij de vaststelling van de
‘Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016’ heeft het college van B&W besloten om bij de
voorjaarsnota 2016 een voorstel te doen over de toekomst van Samen DOEN, inclusief de
financiering vanaf 2017.
Op basis van dit advies zal het college van B&W de raad een voorstel doen over de toekomst
van Samen DOEN vanaf 2018 en afhankelijk van het wenselijke scenario, zal dit mogelijk
inclusief de wijze van financiering op de langere termijn zijn. In de bestuurlijk vastgestelde
‘Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016’ zijn vier mogelijke toekomstscenario’s voor Samen
DOEN geschetst. Aan deze vier scenario’s is later een vijfde toegevoegd.
RadarAdvies, bureau voor sociale vraagstukken, heeft van de gemeente Amsterdam de
opdracht gekregen om onderzoek te doen naar de 5 scenario’s en op basis van dat onderzoek,
een adviesrapport op te stellen over de toekomst van Samen DOEN dat de basis kan vormen
voor een B&W-advies. In uw adviesaanvraag heeft u de doelstelling en vraagstelling voor dit
onderzoek als volgt verwoord:
1.1 Doelstelling
Het doel van deze adviesopdracht is om het college van B&W te adviseren over de toekomst
van Samen DOEN vanaf 2018 op basis van vijf scenario’s , inclusief de verschillende sub-
scenario’s onder het vijfde scenario. Samen DOEN staat weliswaar centraal in deze
adviesaanvraag, maar feitelijk gaat het om de behoefte aan een dergelijke vorm van zorg en
ondersteuning, geredeneerd vanuit de kwetsbare Amsterdammer die met multiproblematiek
kampt. Het scenario dat uit deze adviesopdracht voortvloeit zal de basis vormen voor het
voorstel van het Amsterdamse college van B&W aan de gemeenteraad over de toekomst van
Samen DOEN vanaf 2018.
De vijf scenario’s die de gemeente formuleerde voor deze opdracht luiden als volgt:
© Samen DOEN heeft meerwaarde en blijft in de huidige vorm bestaan.
© Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt toegevoegd aan Jeugd (Ouder- en Kindteams).
© Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt toegevoegd aan Wijkzorg.
© Samen DOEN heeft geen meerwaarde (meer) en wordt beëindigd.
© Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt in een aangepaste vorm uitgevoerd.
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 2/53
Adviesrapport ©
Binnen het vijfde scenario zijn verschillende sub-scenario's mogelijk, waaronder de
samenwerking die wordt ontwikkeld in Amsterdam-Noord met Beter Samen in Noord
(BSIN) en een eventuele samenvoeging met de multiprobleem-aanpak voor overlastgevende
gezinnen ((O)MPG) of het Preventief Interventie Team (PIT).
1.2 Vraagstelling
“Wat is het meest wenselijke toekomstscenario voor Samen DOEN binnen het
Amsterdamse zorgstelsel vanaf 2018?”
Bij het beantwoorden van deze vraag dient expliciet in te worden gegaan op
de volgende aspecten:
© De huidige positionering van Samen DOEN in het Amsterdamse stelsel en de
samenhang met de andere wijkteams- en netwerken, Ouder- en Kindteams, de
Wijkzorgnetwerken, de Activeringsteams en het specialistisch aanbod;
e Het functioneren van Samen DOEN tot nu toe, kwalitatief en kwantitatief
onderbouwd. Welke meerwaarde heeft Samen DOEN binnen het
Amsterdamse stelsel? Hierbij dient de (ge-update) MKBA te worden
betrokken.
© Toekomstig wenselijke (strategische) positionering in het Amsterdamse
zorgstelsel inclusief ontwikkeltraject richting 2020 en verder. Welke stappen
zouden eventueel al in 2017 kunnen worden gezet?
© De toekomstig wenselijke organisatievorm inclusief de omvang van de door
Samen DOEN geboden zorg en ondersteuning in Amsterdam;
© De toekomstig wenselijke governance voor Samen DOEN , waarbij wordt
ingegaan op de verschillende varianten en de daarmee samenhangende voor- en
nadelen en de rol die de gemeentelijke doorzettingsmacht van Samen DOEN
daarbij speelt;
e Afhankelijk van het meest wenselijke scenario dient er te worden ingegaan op
de wijze van financiering op de langere termijn (structureel/meerjarig
incidenteel enz), inclusief uitspraken over een passende overhead.
1.3 Leeswijzer
Het adviesrapport start in hoofdstuk 2 met een beschrijving van onze onderzoeksaanpak.
Hoofdstuk 3 bevat een weergave hoe op basis van onze interviews de huidige positionering
en het functioneren van Samen DOEN wordt ervaren. Waar zit de kracht van Samen DOEN en
waar liggen verbeterpunten, waren hierbij de kernvragen.
In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving gegeven van de scenario’s die vervolgens in hoofdstuk
5 zijn afgewogen op basis van een aantal criteria. In hoofdstuk 6 tenslotte beschrijven we het
voorkeursscenario.
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 3/53
Adviesrapport ©)
2 Onderzoeksaanpak en werkwijze
De opdracht is uitgevoerd volgens de fasering zoals beschreven in onze onderzoeksaanpak.
Onderstaand een korte toelichting:
Fase 1: Oriëntatie, documentenanalyse, krachtveldanalyse
Na een startgesprek zijn de relevante documenten verzameld en geanalyseerd. Een
krachtenveldanalyse met een aantal medewerkers van het Samen DOEN-programma gaf
ons inzicht in de context van het programma en de positionering in het veld. In bijlage 1
treft u het overzicht van de door ons geraadpleegde documenten.
Fase 2: Interviews en focusgroepen, op zowel operationeel- als bestuurlijk niveau
In deze fase zijn we met zowel interne als externe stakeholders in gesprek gegaan. De
intentie was te komen tot maximaal 8 tot 10 focusgroepen. Onder druk van een strakke
planning hebben we in een flink aantal gevallen individuele interviews moeten afnemen,
waaronder ook telefonische interviews. We hebben gesproken met onafhankelijke experts,
leden van het programmateam en de generalisten van Samen DOEN. Daarnaast hebben we
interne en externe stakeholders gesproken. In bijlage 2 treft u een lijst met namen en
functies van de door ons geïnterviewde personen. De semigestructureerde itemlijsten die
we gebruikten bij de focusgroepen en het door ons gehanteerde interviewprotocol, vindt u
respectievelijk in bijlage 3 en 4.
Fase 3: Analyse en formulering conceptadvies
Voorliggend conceptadvies is het resultaat van onze analyse.
Fase 4 en 5: Bespreking concept en oplevering definitief advies
Het concept wordt onder meer besproken in de begeleidingscommissie en zal resulteren in
een definitief advies.
Beperkingen onderzoek
Er zijn verschillende soorten interviews gehouden; individuele (diepte) interviews en
groepsinterviews (in de vorm van focusgroepen). Dit heeft gevolgen voor de verkregen input.
Binnen de diepte-interviews krijgen de respondenten meer ruimte om eigen ideeën uit te
dragen. Binnen de focusgroepen kunnen de respondenten op elkaar reageren. Om zoveel
mogelijk input te verwezenlijken tijdens de focusgroepen hebben we een werkvorm
gehanteerd waarbij elk van de aanwezigen individueel gevraagd is hun ideeën, beelden en
ervaringen op hoofdlijnen op schrift te stellen en actief te delen tijdens de focusgroep.
Daardoor heeft iedereen de mogelijkheid gekregen zijn of haar visie te delen en te
onderbouwen.
Dit onderzoek heeft zich gericht op de Samen DOEN-teams en niet op het gehele stelsel van
wijkteams in Amsterdam. De teams in het Amsterdamse stelsel kunnen echter niet los van
elkaar gezien worden. Veranderingen in de structuur van Samen DOEN betekent ook
veranderingen voor de andere teams. De uitspraken van individuele respondenten kunnen in
dit rapport niet gegeneraliseerd worden. Selecte groepen geïnterviewden hebben hun visie
op Samen DOEN met ons gedeeld, hun meningen en inzichten laten zich lastig generaliseren.
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 4/53
Adviesrapport ©)
3 Samen DOEN nu
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk beschrijven we hoe de positionering en het functioneren van Samen DOEN
gezien en ervaren worden door betrokken professionals, managers, beleidsadviseurs en
vertegenwoordigers van uitvoeringspartners van Samen DOEN.
We starten conform de onderzoeksopdracht met de positionering en vervolgens gaan we in
op het functioneren van Samen DOEN op verschillende deelaspecten.
3.2 Positionering van Samen DOEN
De positionering van Samen DOEN in het Amsterdamse stelsel van zorg- en ondersteuning is
sinds de aanvang in 2011 gewijzigd. Samen DOEN was in aanvang een multiprobleem-aanpak
die vanuit de eerste lijn georganiseerd was, gericht op preventie. Eind 2014 volgde een
herpositionering aan de vooravond van de decentralisaties in het sociaal domein. In 2015 zijn
vervolgens wijkteams opgestart op het gebied van Jeugd, Zorg en Participatie. Het bestaan
van deze teams heeft ervoor gezorgd dat de opdracht van de Samen DOEN-teams
‘opgeschoven’ is. Zo is het programma veranderd van een aanpak gericht op preventie, naar
een programma gericht op huishoudens die met complexe domeinoverstijgende
problematiek te kampen hebben. In de huidige rol is preventie overigens nog steeds aan de
orde, het betreft dan preventie gericht op het voorkomen van verdere escalatie.
Dit blijkt ook uit het document ‘Toekomst van de wijkteams in Amsterdam’:
“De Samen DOEN Buurtteams lossen problemen zo veel mogelijk zelf op (domeinoverstijgend
handelen), bevorderen zelfregie (eigen kracht) of zetten vroegtijdig maatschappelijke
steunsystemen in. Ze bieden structuur in het alledaagse (over}leven en voorkomen dat, bij de
te bedienen doelgroep, problemen zich opstapelen of (verder) escaleren. Nu de eerste lijn
met de Ouder- en Kindteams, Wijkzorg en de Participatieteams veel duidelijker per domein is
georganiseerd, kan Samen DOEN zich focussen op haar oorspronkelijke positie in het stelsel
als een stedelijk dekkende, op wijkniveau opererende aanpak voor de zwaardere
Amsterdamse multiprobleemhuishoudens die niet zelfredzaam zijn” (Toekomst van de
wijkteams in Amsterdam, 2014).
Ook in de Samen DOEN Samenwerkingsovereenkomst 2016 (SOK 2106) is de opdracht
geformuleerd als een aanpak voor niet zelfredzame zwaardere Amsterdamse
multiprobleemhuishoudens. “Wijkzorg, Ouder- en Kindteams, Participatieteams van Werk
Participatie en Inkomen (WPI) en professionele derden, dienen bij huishoudens met (zware)
domein overstijgende problematiek op verschillende leefdomeinen en beperkte
zelfredzaamheid, over te dragen naar de Samen DOEN wijkteams”.
De doelgroep die de Samen DOEN-teams bedienen wordt in de ontwikkelopgave Samen
DOEN 2016 geformuleerd als ‘kwetsbare huishoudens met en zonder kinderen waarbij sprake
is van complexe problemen op meerdere levensgebieden’. Hierbij valt de kanttekening te
maken dat de papieren werkelijkheid en de praktijk niet altijd naadloos op elkaar aansluiten.
Waar afspraken zijn gemaakt over het aantal leefdomeinen geldt voor zowel OKT’s als
wijkzorgnetwerken dat zij soms casussen oppakken met problematiek op meerdere
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 5/53
Adviesrapport ©
leefdomeinen. Voor Samen DOEN geldt dat zij in de praktijk ook complexe casussen oppakt
waarbij er problemen zijn op minder leefdomeinen.
Bevindingen positionering in het Amsterdamse stelsel
Op basis van onze interviews en de documentenanalyse komen we tot de volgende
kernbevindingen:
Gebrek aan duidelijkheid
De spelers in het netwerk geven tijdens de interviews op vele manieren aan dat de nieuwe
opdracht en positionering van Samen DOEN niet geheel duidelijk is. Wat in de
Samenwerkingsovereenkomst (SOK) 2016 geformuleerd is, is niet meer de praktijk. Zo is de
doelgroep en positionering van Samen DOEN veranderd. Waar Samen DOEN eerst de
opdracht had om preventief te werken en eerstelijns georganiseerd was, is zij nu
opgeschoven naar de tweedelijnszorg. Samen DOEN werkt weliswaar preventief als het gaat
om het voorkomen van verdere escalaties, maar werkt niet meer volgens de principes van de
frontlijn aanpak. Respondenten geven aan dat de SOK geactualiseerd moet worden zodat
deze beter aansluit bij de huidige praktijk.
‘Samen DOEN heeft een maatschappelijke opdracht, namelijk preventie en
samenlevingsopbouw. Dit komt niet goed uit de verf wat begrijpelijk is gezien de
zware casuïstiek.”
“De kracht van de Samen DOEN-teams is de corebusiness namelijk belemmerende
factoren weghalen bij klanten met multiproblematiek.”
In de afstemming en in het netwerk, heeft dit negatieve gevolgen. Een gevolg van de
afbakening is dat de laatste 1,5 jaar de belanghebbenden zoeken naar de verschillen en de
grenzen in plaats van de overeenkomsten en de mogelijkheden. In de interviews komt naar
voren dat veel respondenten vinden dat Samen DOEN het preventieve, vroegsignalerende
werk meer los zou moeten laten, en dat over moet laten aan de andere wijkteams. De Samen
DOEN-teams kunnen dan meer curatief werken.
Lacunes in de dienstverlening
In de praktijk blijkt volgens een groot deel van de respondenten bijvoorbeeld dat huishoudens
met niet-zelfredzame multiproblematiek met problemen in 2 à 3 leefgebieden, tussen wal en
schip (dreigen te) vallen. Aan de ene kant is een duidelijke afbakening wenselijk en aan de
andere kant dienen er geen mensen buiten de boot te vallen. Het is zeer onwenselijk als te
lang gewacht wordt met ingrijpen omdat een huishouden niet volledig voldoet aan de criteria
van Samen DOEN. De Voortgangsrapportage Samen DOEN laat overigens zien dat Samen
DOEN ook huishoudens met problemen op 1, 2 en 3 leefdomeinen ondersteunt.
Vanuit Samen DOEN wordt aangegeven dat Samen DOEN-medewerkers geïnstrueerd zijn om
huishoudens niet zomaar los te laten.
“Dan wordt afgewacht tot het erg genoeg is om alsnog in de Samen DOEN te
komen. Vooral voor GGZ geldt dat.”
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 6/53
Adviesrapport ©
De opdracht van Samen DOEN is, zoals hierboven beschreven, aangepast. Uit ons onderzoek
is tevens gebleken dat Samen DOEN nog onvoldoende ingebed is in de nieuwe context waarin
ook de Ouder- en Kindteams, de Participatieteams en Wijkzorg zich ontwikkelen. Uit het
evaluatieonderzoek van OIS (2016) blijkt dat de relatie op uitvoerend niveau vaak goed is
maar doen de problemen zich met name voor op het niveau van het middenmanagement.
Naast zorgconcurrentie gaat het dan om wie waarvoor verantwoordelijk is en waar de
grenzen liggen.
leder team werkt vanuit een andere achtergrond en een ander governancemodel. Samen
DOEN heeft nog onvoldoende verbinding met de nieuwe initiatieven ondanks het feit dat
daarop wel door Samen DOEN is geïnvesteerd. In de afgelopen tijd zijn met verschillende
partijen werkafspraken op papier gezet. In de praktijk blijkt dat de drie eerstelijnsteams
steeds meer vorm krijgen en meer complexe casussen aan kunnen. Op schrift zijn de
verhoudingen tussen de teams beschreven en werkafspraken gemaakt, in de praktijk blijkt
echter dat de samenwerking en afstemming nog steeds onduidelijkheden oplevert over
taken, grenzen en verantwoordelijkheden.
3.3 Functioneren van Samen DOEN
We hebben bij het huidige functioneren van Samen DOEN gekeken naar de volgende
aspecten:
1. Governancemodel
2. Organisatiemodel
3. Bedrijfsvoering en financiering
4. Cliëntperspectief
3.3.1 Governance
Ten aanzien van de inrichting van de governance van Samen DOEN kunnen we de volgende
deelaspecten onderscheiden: sturing en regie (3.3.2) en toezicht en verantwoording (3.3.3)
3.3.2 Sturing en regie
Het programma Samen DOEN in de buurt, voert een bestuurlijke opdracht uit. Deze
opdracht luidt: Zorg voor een effectievere en efficiëntere ondersteuning van die
risicogroepen die het meeste last hebben van de stapeling van bezuinigingen. Creëer
daarbij een blijvend effect met aanzienlijk minder middelen door integraal hulp te
bieden vóórdat de problemen escaleren (B&W, d.d. 15 november 2011).
Het programma Samen DOEN beoogt met haar gemeentelijk aangestuurde
multidisciplinaire buurtteams (teams waarin verschillende expertises rond jeugd en
volwassenen zijn vertegenwoordigd) Amsterdamse huishoudens te ondersteunen die
met (zware) domeinoverstijgende problematiek kampen en niet in staat zijn deze
zelfstandig op te lossen. Samen DOEN is een stedelijk dekkende aanpak onder directe
gemeentelijke aansturing.
In de samenwerkingsovereenkomst (SOK) Samen DOEN in de buurt van 2015, is vastgelegd
dat de gemeente Amsterdam optreedt als opdrachtgever van de instellingen, en elk van de
instellingen treedt op als opdrachtnemer van de gemeente.
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 7/53
Adviesrapport ©
Hoewel niet in de SOK vastgelegd, kent het programma Samen DOEN meerdere gremia waar
afstemming plaatsvindt. Voor de gecontracteerde instellingen is er een ‘Bestuurlijke tafel
Samen DOEN’ die halfjaarlijks bijeenkomt. Vanuit de bestuurlijke tafel is een zogenaamde
‘Kopgroepoverleg’ gevormd. De kopgroep bestaat uit een aantal vertegenwoordigers van de
bestuurlijke tafel Samen DOEN en komt twee keer per jaar samen. Ook wordt de kopgroep
betrokken bij ontwikkelingen die om afstemming vragen zoals de ontwikkelopgave SD en het
advies over de toekomst van Samen DOEN. De wethouder Jeugd, Onderwijs en Diversiteit
neemt zelf deel aan de Bestuurlijke Tafel Samen DOEN. Middels deze overlegstructuren werkt
Samen DOEN in partnerschap met de instellingen aan het realiseren van de doelstellingen van
Samen DOEN.
Samen DOEN kent een eigen programmamanagement dat bestaat uit gemeenteambtenaren
die door het College benoemd zijn. De programmanager geeft leiding aan het
programmateam. Het programmamanagement is integraal verantwoordelijk voor een goede
uitoefening van zijn taken en legt als zodanig verantwoording af aan het College. Aan de
instellingen brengt het programmamanagement verslag uit en legt voorstellen voor, zodat de
instellingen kunnen adviseren over de voorstellen en over het functioneren van het
programmamanagement.
Bevindingen sturing en regie
Uit de interviews en de door ons onderzochte documentatie, komen wij tot de volgende
kernbevindingen als het om het governancemodel gaat.
Hybride model
Het hybride governancemodel van Samen DOEN roept bij verschillende geïnterviewden
vragen op. Het gaat dan met name over de verschillende rollen van de gemeente in het
programma. De gemeente is zowel opdrachtgever als uitvoerder en heeft als zodanig
beleidsregie en de uitvoeringsregie middels het programmateam en teamleiders. Deze
besturingsfilosofie wordt ingewikkeld en complex genoemd. Aangegeven wordt dat Samen
DOEN zich hierdoor te houden heeft aan strakke gemeentelijke lijnen. Hierdoor kan
flexibiliteit lastig zijn. Het model wijkt ook af van de besturingsfilosofie die generiek binnen de
gemeente gehanteerd wordt.
Ten aanzien van de beleidsregie wordt aangegeven dat er nog in onvoldoende mate een
integraal gemeenschappelijk beleidskader is voor het Amsterdamse stelsel. De afdelingen
Jeugd en Zorg werken nog niet vanuit een geïntegreerd inkoopkader. Tevens wordt
geconstateerd dat voor een nagenoeg zelfde doelgroep verschillende ‘overleg en
afstemmingstafels’ verschijnen die ook weer kunnen verschillen per stadsdeel. Dit belemmert
een effectieve uitvoeringsregie vanuit Samen DOEN.
Enerzijds wordt in het ontwikkelde governancemodel de toegevoegde waarde van korte lijnen
binnen de gemeentelijke organisatie ervaren en het schakelvermogen op meerdere
beleidsterreinen die dat met zich meebrengt. Anderzijds geven verschillende geïnterviewden
aan dat de rollen van de gemeente binnen de governance en organisatie van Samen DOEN
niet altijd als even helder worden ervaren dan wel uit oogpunt van governance, zelfs als
onwenselijk wordt ervaren. Die laatste groep respondenten wenst een scheiding tussen
opdrachtgever en opdrachtnemerschap en een beëindiging van de huidige hybride invulling.
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 8/53
Adviesrapport ©
Doorzettingsmacht
Doorzettingsmacht wil zeggen dat een regisseur besluiten kan nemen die consequenties
hebben voor de betrokken netwerkpartners, zonder hiervoor eerst te hoeven opschalen naar
een andere persoon (wat vertraging betekent). Een voorbeeld hiervan is dat de regisseur
besluit de hulp, die niet effectief is, stop te zetten. Of juist hulp in te zetten die tot dan toe
nog niet voor het gezin beschikbaar was’.
Als belangrijk voordeel van de hybride invulling, wordt gezien dat bij escalatie
doorzettingsmacht aanwezig vanwege de verbinding met de gemeentelijke organisatie.
Alhoewel het programmateam aangeeft dat medewerkers bijna dagelijks casuïstiek escaleren
naar het programmateam voor een doorbraak, wordt de doorzettingsmacht in de praktijk niet
door iedereen als zodanig ervaren. Men vraagt zich af of de korte lijnen binnen de gemeente
kort genoeg zijn voor deze opdracht. Ook is de vraag of deze korte lijnen enkel op deze
manier georganiseerd kunnen worden of dat dit ook kan met een niet gemeentelijke partij.
“Doorzettingsmacht bestaat niet uit de gratie van het ambtenaar zijn c.q. onderdeel te
zijn van de gemeente.”
“Escalatie ervaar ik nog onvoldoende effectief: als het er op aankomt heeft SD geen
doorzettingsmacht bij o.a. diensten van de gemeente, aangesloten organisaties en
woningcorporaties.”
Aangegeven wordt dat er meer nodig is om doorzettingsmacht te creëren dan sec onderdeel
te zijn van een gemeentelijke organisatie en de bijbehorende ambtelijke en bestuurlijke
ingangen. Gedeelde en eenduidige afspraken over escalatie en mandaat om te handelen (in
budget en oplossingsrichtingen) zijn de crux. Bij de herpositionering van Samen DOEN in 2014
is er niet voor gekozen de doorzettingsmacht van Samen DOEN te expliciteren, onze
bevindingen maken inzichtelijk dat het noodzakelijk is de doorzettingsmacht van Samen
DOEN expliciet te beschrijven en te beleggen.
Uitvoeringsregie
Ten aanzien van de uitvoeringregie is door de generalisten in de teams aangegeven dat het
programmateam niet als zichtbaar wordt ervaren. Er is behoefte aan meer duidelijkheid over
beleidskeuzes met name als het gaat om zaken die direct de uitvoering van het werk raken
(faciliteiten, monitoring, protocollering). Het gebrek aan protocollering wordt ook gezien als
risico. Uniformiteit tussen Samen DOEN-teams in verschillende stadsdelen is wenselijk op dit
gebied. De afgelopen periode is daar door het programmateam stevig op ingezet, zo is er
onder meer gewerkt aan explicitering van de rolverdeling tussen Samen DOEN, de wijkteams
en de instellingen.
Samenwerking met instellingen
Hoewel er sprake is van een samenwerkingsmodel op basis van een
samenwerkingsovereenkomst, wordt de rol van de gemeente als dominant gezien.
1 Samenwerkend Toezicht Jeugd, Vormgeving zorg en ondersteuning aan gezinnen met geringe sociale
kwetsbaarheid, 2014
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 9/53
Adviesrapport ©
Verschillende instellingen ervaren in onvoldoende mate dat werkelijk samen inhoud gegeven
wordt aan regie op het proces. De communicatie wordt nogal eens ervaren als
éénrichtingverkeer. Verschillende geïnterviewde geven aan dat het proces om te komen tot
een samenwerkingsmodel en dit juridisch te borgen in de samenwerkingsovereenkomst, een
relatief lang en taai proces is geweest. Er is dan ook huiver en terughoudendheid om de
bestaande governance ingrijpend te wijzigen. Wel wensen instellingen aanpassingen.
3.3.3 Toezicht en verantwoording
Het college voert als bestuurlijk opdrachtgever beleidsmatig en financieel toezicht uit op de
uitvoering van het programma Samen DOEN. Het college wordt vervolgens gecontroleerd
door de gemeenteraad van Amsterdam. Bestuurlijke beleidsstukken worden kenbaar gemaakt
bij de gemeenteraad van Amsterdam c.q. worden ter besluitvorming voorgelegd in de
gemeenteraad. In de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de
informatievoorziening en rapportage van het programmateam aan de gemeente en de
instellingen over de voortgang en het functioneren van de Samen DOEN buurtteams. Het
programmamanagement brengt verslag uit aan de instellingen en legt voorstellen voor, zodat
de instellingen kunnen adviseren over de voorstellen en over het functioneren van Samen
DOEN. In de samenwerkingsovereenkomst is afgesproken dat partijen nadere afspraken
maken over de te hanteren kritieke prestatie-indicatoren (KPI's), alsmede de inhoud en de
wijze waarop aan partijen informatie wordt verstrekt en gerapporteerd over de voortgang in
de Samen DOEN buurtteams. Onderdeel van voornoemde afspraken, zullen in ieder geval
behelzen:
e De informatieverstrekking en rapportage door de teamleiders aan het
Programmateam.
e De informatieverstrekking en rapportage door het programmateam aan
het College en de partijen in het veld.
Bevindingen toezicht en verantwoording
Intern toezicht
Samen DOEN kent geen eigen toezichthoudend orgaan met externe deelname. Het toezicht is
geregeld vanuit de gemeentelijke organisatie. Toezicht vindt vanuit de ambtelijke organisatie
plaats en vervolgens bestuurlijk.
Uit de interviews bleek dat de verbinding tussen Samen DOEN en de ambtelijke-bestuurlijke
pendel als effectief en efficiënt wordt ervaren. Ook heeft de gemeenteraad in zijn
controlerende functie meerdere keren Samen DOEN de positionering en het functioneren van
Samen DOEN besproken.
Planning & control
De planning & control cyclus verloopt nog niet optimaal. Gecontracteerde instellingen geven
aan dat er te weinig inzicht is in de casussen van Samen DOEN medewerkers. In het
registratiesysteem wordt nog niet alle relevante informatie bijgehouden. Daardoor kan nog in
onvoldoende mate gestuurd worden op productiviteit en caseload. Uit verschillende
interviews is naar voren gekomen dat stuurinformatie op cliëntniveau nog onvoldoende is.
Wel wordt een groot deel van de relevante informatie sinds 2013 verzameld en
samengebracht voor de (half)jaarlijkse voortgangsrapportages en verantwoording vanuit het
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 10/53
Adviesrapport ©
programmateam aan derden. Het programmateam heeft inmiddels een dashboard
ontwikkeld, een soort monitoringssysteem, waardoor op teamniveau gestuurd kan worden.
Onze bevindingen laten zien dat op dit gebied nog een doorontwikkeltaak ligt voor het
programmateam.
Er zijn veel schakels in het inkoopproces. Tevens gelden er verschillend regimes voor Jeugd en
Zorg. Vanuit Zorg worden contracten aangegaan en Samen DOEN rapporteert aan Zorg. Voor
Jeugd heeft Samen DOEN een eigen inkoopovereenkomst. Er is sprake van dubbelingen
tussen Zorg en Jeugd waar het partijen betreft die zowel door Zorg als Jeugd worden
gecontracteerd.
Uit de sterkte en zwakte analyse van Samen DOEN, werd aangegeven dat ten aanzien van de
inrichting en uitvoering van de kwaliteitscyclus een verbeterpunt ligt.
3.4 Cliëntperspectief
De Samen DOEN-teams ondersteunen een kwetsbare groep bewoners in Amsterdam die
problemen hebben op meerdere leefdomeinen. Voor dit onderzoek is van belang vanuit het
perspectief van cliënten te kijken naar wat zij nodig hebben en wat daarbij de beste toekomst
van Samen DOEN kan zijn. Daarnaast is de vraag wat een structuurwijziging op dit moment
betekent voor cliënten. Zorgt een wijziging voor verbetering bij cliënten of ontstaat hierdoor
onrust?
De Samen DOEN cliënten zelf zijn niet gesproken in dit onderzoek. Wel is gebruikgemaakt van
het evaluatieonderzoek van OIS en de gehouden interviews met interne en externe partijen.
Uit de evaluatie van de Samen DOEN-teams blijkt dat cliënten een positief beeld hebben over
de Samen DOEN-teams, vooral over de professionals zelf zijn ze positief. Cliënten vinden dat
ze goed geholpen worden. De zichtbaarheid en de naamsbekendheid van de Samen Doen-
teams is niet groot. Dit heeft ook met de positionering van de teams te maken. Cliënten
geven aan graag sneller geholpen te willen worden. Ook vinden zijn het soms lastig om bij de
juiste professional terecht te komen. Als cliënten eenmaal bij een professional uit de Samen
DOEN-teams terecht zijn gekomen, dan is de ondersteuning over het algemeen naar wens.
Bevindingen cliëntperspectief
Uit de interviews blijkt dat de ervaring van de Samen DOEN medewerkers erg groot is. De
ervaring sluit goed aan bij de vraag van de cliënten. Professionals staan dicht bij de cliënten.
Zij voelen zich minder verbonden met systemen of structuren van organisaties. De toegang
tot de Samen DOEN-teams zorgt nog wel voor verwarring bij bewoners. De strengheid
waarmee casussen gewogen worden en waarmee bepaald wordt of een casus wordt
opgepakt door Samen DOEN (problemen op aantal leefdomeinen), zorgt er volgens sommige
geïnterviewden voor dat cliënten niet altijd op het juiste moment geholpen kunnen worden.
Volgens enkele geïnterviewden wacht men daardoor soms te lang en dan komt het voor dat
het fout gaat in een gezin voordat wordt ingegrepen. Bij dergelijke casuïstiek is de vraag of dit
alleen Samen DOEN aan te rekenen is of evenzeer de andere betrokken partijen in de stad
(Wijkzorg, Ouder- en Kindteam). De onderlinge afstemming en de doorzettingsmacht van
partijen spelen in dergelijke casuïstiek een belangrijke rol. Er lijken gaten te ontstaan in de
hulpverlenging tussen Samen DOEN en de OKT’s nu de Samen DOEN-teams omhoog
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 11/53
Adviesrapport ©
geschoven zijn richting tweedelijnszorg. Uit de praktijk blijkt dat er veel afstemming is tussen
beide partijen. Op deze manier proberen de partijen de keten sluitend te maken. De
opdrachten van de betrokken partijen dienen aangepast te worden aan die realiteit.
Door verschillende stakeholders wordt aangegeven dat het doorvoeren van weer een
ingrijpende wijziging in het stelsel een slechte ontwikkeling zou zijn. De huidige
samenwerking tussen de wijkteams is pas anderhalf jaar oud en de positionering moet zich
nog zetten.
Kijkend naar het totaalbeeld wat nodig is voor cliënten, kan gesteld worden dat zij tevreden
zijn over de dienstverlening. De hulp die beschikbaar is sluit aan bij de vraag van de cliënten.
Cliënten vinden het wel lastig om bij de juiste persoon terecht te komen. Zij zijn minder
tevreden over de toegang tot Samen DOEN, zij zouden graag zien dat het ook fysiek mogelijk
is om naar het Samen DOEN team te stappen. Het is van belang de toegang tot de Samen
DOEN-teams mee te nemen in de toekomstscenario’s.
3.5 Organisatiemodel
In het gekozen hybride samenwerkingsmodel wordt uitgegaan van een structuur waarbij de
autonomie van de teamleden van de instellingen wordt gerespecteerd en waarbij de sturing
door teamleiders en het programmamanagement wordt verzorgd.
De gecontracteerde instellingen zijn daarbij verantwoordelijk voor het leveren van voldoende
gekwalificeerde medewerkers. Wanneer een professional vanuit een instelling, als teamlid
(zorg)diensten verleent via een Samen DOEN Buurtteam, blijft die professional in dienst van
de betrokken instelling.
Elk Samen DOEN Buurtteam heeft een teamleider. Deze organiseert de samenwerking in het
buurtteam en legt door middel van de prestatiedialoog verantwoording af aan het
programmamanagement over de wijze waarop dat buurtteam uitvoering heeft gegeven aan
het voor dat buurtteam geldende werkplan en over de prestaties en kwaliteit van de
geleverde dienstverlening. De prestatiedialoog draagt nadrukkelijk de cultuur van leren van
prestaties en daarmee van continu verbeteren.
Verder stelt de teamleider, samen met de teamleden voor hun Samen DOEN Buurtteam, een
werkplan op met kritieke prestatie indicatoren (KPI's).
Het programmateam is verantwoordelijk voor de inrichting van een adequate Samen DOEN
organisatie, daaronder vallen ook adequate ICT-systemen en huisvesting inclusief
nutsvoorzieningen en kantoorartikelen (Samen DOEN samenwerkingsovereenkomst 2016).
De Samen DOEN buurtteams werken veel in de wijk. Daarom wordt voor een adequate
inrichting aansluiting gezocht met de overige wijkteams en overleg gevoerd met de
stadsdelen. Het programmateam heeft haar werkplekken op een centrale locatie in de stad.
Hieronder een organisatieschema met een gemiddeld aantal medewerkers binnen Samen
DOEN. Door verloop, ziekte en tijdelijke aanvullende ondersteuning zijn er in het jaar vele
fluctuaties van personeel geweest.
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 12/53
Adviesrapport AE
Regie en Aansturing
RTT en Totaal besteed budget excl.
EE) nsturing kostenverdeelstaat circa € 3,7 miljoen
nnn Totale loonkosten € 1,8 miljoen
Teamleiders eamassistente
Uitvoerende Samen DOEN teams
Er zijn 22 Samen DOEN Wijkteams
Aantal fte: 122 (obv MKBA Sociaal Domein, april 2016}
Uit deskresearch kunnen we vaststellen dat de teamleiders een span-of-control hebben van 1
op 20 (9,4 fte op ongeveer 200 generalisten) en de caseload van de medewerkers is 1 op 27°.
Bevindingen organisatiemodel
De kracht van dit organisatiemodel zit in het gebruiken van de kennis van de vele specialisten
die uit de moederorganisaties uit de stad worden gedetacheerd. Deze experts werken
multidisciplinair en wijkgericht.
Om een team te maken van medewerkers uit verschillende organisaties, is er veel
geïnvesteerd in het personeel zodat de aanpak consistent in de Amsterdamse wijken uit
wordt gevoerd. Het doel is om de verkokering van het Amsterdamse stelsel betreffende de
dienstverlening aan de multiprobleemhuishoudens tegen te gaan.
Dit organisatiemodel dient de domeinoverstijgende doelstellingen van het programma. Er is
daarom gekozen voor een opzet waarin regie en beleid onder aansturing van de gemeente
plaatsvindt, zodat de interne gemeentelijke lijnen goed gebruikt en ingezet kunnen worden.
Uit onze interviews bleek dat respondenten en focusgroepen over het algemeen positief zijn
over de multidisciplinaire aanpak van Samen DOEN, de rol die de Samen DOEN-teams de
afgelopen jaren vervuld hebben. Er is stevig gebouwd aan de multidisciplinaire samenwerking
? MKBA Sociaal Domein, april 2016
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 13/53
Adviesrapport ©
op wijkniveau voor de doelgroep met problemen op meerdere leefdomeinen. Deze aanpak
binnen het huidige model wordt als krachtig gezien.
Wel levert het gekozen hybride model in de praktijk de nodige vragen en knelpunten op. De
knelpunten zijn van invloed op een adequate uitvoering van de ondersteuning die vanuit de
teams geboden kan worden. Uit ons onderzoek kwamen de volgende kernpunten naar voren:
Relatie met de gecontracteerde instelling
De gecontracteerde instellingen zijn verantwoordelijk voor het leveren van voldoende
gekwalificeerde medewerkers. De medewerkers behouden hun rechtspositie binnen de
moederorganisatie waaruit ze afkomstig zijn. Opvallend is dat instellingen verschillend
omgaan met het werven en selecteren van professionals voor de Samen DOEN buurtteams.
Ook zijn er verschillen in de wijze waarop de verbondenheid met de gecontracteerde
instelling wordt georganiseerd. Er zijn instellingen met een duidelijk beleid richting de Samen
DOEN buurtteams bijvoorbeeld in het percentage dat zij zich bezig moeten houden met de
doelgroep van eigen instelling en de uren die besteed moeten worden aan
kennisontwikkeling. Echter zijn er ook medewerkers die het beleid van de eigen organisatie
ten aanzien van hun rol in de Samen DOEN buurtteams, niet kennen/zien.
Het hybride organisatiemodel wordt verschillend ervaren. Sommigen vinden het lastig om te
gaan met een vorm van dubbele loyaliteit en anderen kunnen dit goed combineren. Zorgelijk
is het hoge verloop binnen de Samen DOEN buurtteams. Ook uitten enkele respondenten hun
zorgen over de inzet van jonge en relatief onervaren professionals voor inhoudelijk zware
problematiek vanuit Samen DOEN.
Teamontwikkeling
De teamontwikkeling binnen de Samen DOEN buurtteams wordt verschillend ervaren. Er zijn
teams die elkaar ’s ochtends altijd ontmoeten alvorens naar de cliënten te gaan, maar er zijn
ook teams waar dat niet gebeurt en waar mensen met name ‘vanuit huis’ werken.
De kracht van het generalisme zit in het team zelf en niet zo zeer in de professional. Van
belang is dat alle specialismen goed vertegenwoordigend zijn in het team. Dat is niet altijd het
geval. Zo wordt kennis en ervaring op schuldproblematiek en de forensische kennis nogal
eens gemist en is de verbinding met de GGZ (onder andere LVB) dun. Alle teamleden van
Samen DOEN zijn overigens het afgelopen jaar getraind op het thema schuldhulpverlening.
Ook, zo werd in een van de focusgroepen aangegeven, is het van belang dat de teamleiders
een achtergrond hebben in de hulpverlening om zo goed situaties, met name in het geval van
escalatie, in te kunnen schatten. Daarnaast is er behoefte aan meer ontmoeting en
uitwisseling binnen en tussen de teams.
“We zijn nog in onvoldoende mate collega’s”, “Ik voel me soms een veredelde
uitzendkracht.”
Opvallend zijn de verschillen in caseload per professional. Teamleden geven aan dat er
onvoldoende op wordt gestuurd en gemonitord. Hierdoor kunnen er in de duur en output van
trajecten grote verschillen ontstaan. Dit heeft gevolgen voor de caseload. In de afgelopen
periode is er in een aantal wijken een grote vraag naar SKJ-geregistreerde medewerkers
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 14/53
Adviesrapport AE
geweest (door de toename van huishoudens met kinderen), daardoor was het moeilijk altijd
direct in die vraag te voorzien. Het programmateam heeft om die reden extra medewerkers
met SKJ-registratie aangetrokken.
Facilitaire zaken
Een deel van de geïnterviewde medewerkers van Samen DOEN geeft aan dat de kern van het
werk solistisch is. Echter de aard van de dienstverlening en de ernst van de problematiek
vergt een goede ondersteuning en een locatie voor sparren en uitblazen. In de breedte wordt
gesproken over de ICT-infrastructuur (o.a. het registratiesysteem), gebrekkige locaties en
gebrekkige voorzieningen (o.a. fietsen of visitekaartjes). De gemeente heeft Samen DOEN
groots aangekondigd, maar de medewerkers kunnen de gebrekkige ondersteuning niet rijmen
met deze ambitie.
Arbeidsvoorwaarden
Werknemers behouden de rechtspositie zoals vastgelegd in de cao en de eigen
arbeidsvoorwaardenregelingen van de gecontracteerde instelling, met als gevolg dat voor
vergelijkbare werkzaamheden als generalist er beloningsverschillen voorkomen van meerdere
loonschalen. Teamleden begrijpen dat dit een gevolg is van het hybride model maar ervaren
deze verschillen wel als knellend. Dit geldt ook voor andere arbeidsvoorwaardelijke
verschillen. Binnen de andere wijkteams speelt deze issue overigens ook.
3.6 Bedrijfsvoering en financiering
Wat betreft de financiering van het programma Samen DOEN, moet enerzijds onderscheid
worden gemaakt in de kosten van het programmateam dat het opdrachtgeverschap, de regie
en de aansturing door middel van teamleiders verzorgt (regie en aansturing), en anderzijds de
uitvoerende professionals die voor een belangrijk deel op basis van inkoop vanuit diverse
zorgaanbieders werkzaam zijn in de verschillende teams’.
Voor het programmateam is in 2016 een budget inclusief kostenverdeelstaat beschikbaar van
circa € 4,8 miljoen.
De inzet van de uitvoerende professionals in de 22 Samen DOEN-teams wordt niet bekostigd
vanuit dit vrij beschikbare budget. De uitvoerende professionals worden op hoofdlijnen
bekostigd vanuit de domeinen Jeugd en Zorg. Van de 118,6 fte's uitvoeringscapaciteit, is 70,2
fte afkomstig van instellingen die zich bezighouden met jeugd en jeugdzorg. Het gaat om
Altra, Doras, Lijn 5, Leger des Heils, Spirit, HVO Querido en Sensa Zorg. Deze professionals
worden gedetacheerd op basis van de inkoopovereenkomst en de SOK.
De overige 48,6 fte worden ingekocht bij instellingen vanuit het zorgdomein. De relevante
externe partners zijn dan MEE, MADI’s, Volksbond, Amstelring, Cordaan, HVO Querido, Leger
des Heils en Sensa Zorg. Ook hier is sprake van een inkoopovereenkomst.
* Zie schema bij hoofdstuk 3.4. Organisatiemodel
* Financiële rapportage bijgewerkt t/m 1 februari 2017
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 15/53
Adviesrapport ease
Over de financiering van het programma Samen DOEN zijn bij de oprichting eind 2011
afspraken gemaakt, met als belangrijk principe dat de dekking voor het programma ‘nieuw
voor oud’ gevonden zou worden. Dat wil zeggen: financiering vanuit bestaande
financieringsstromen. Het programmatische karakter en dit principe maakte dat de
verschillende bijdragen (Jeugd, Zorg, WPI en stadsdelen) vrijwel jaarlijks opnieuw moesten
worden vastgesteld tussen de verschillende betrokken gemeentelijke onderdelen.
Bij de ontvlechting van budgetten bij de reorganisatie van de gemeente, verschilden het
programma Samen DOEN en de stadsdelen van mening of de overheveling van budgetten
vanuit de stadsdelen structureel was, of voor de looptijd van het project (tot en met 2015)
zou lopen. Het clearingteam dat besluitvorming pleegde over disputen bij deze ontvlechting
heeft toen besloten de overheveling te laten lopen voor de op dat moment voorziene looptijd
van Samen DOEN. Dit had tot gevolg dat bij de verlenging van Samen DOEN naar 2017 het
budget vanuit de stadsdelen niet vanzelf meeliep. Dit is als een dispuut voorgelegd aan het
GMT. Dat heeft, met het oog op de verslechterde financiële positie van de stadsdelen,
besloten de bijdrage aan Samen DOEN niet te verlengen.
Op dit moment zijn de bijdragen van Jeugd, Zorg en WPI (£ 2,1 miljoen) structureel verwerkt
in de begroting van het programma Samen DOEN. Deze bedragen worden betrokken bij de
besluitvorming over de toekomst van Samen DOEN vanaf 2018.
3.6.1 Beschikbaar budget
Het voor het programma Samen DOEN voor 2016 besteedbare budget was op circa € 4,8
miljoen begroot. Dit budget was opgebouwd uit vrij besteedbare lasten à € 4,1 miljoen en de
kostenverdeelstaat verdeelde kosten à € 633.730 voor het programma Samen DOEN.
Totale lasten cf. Begroting versie 1-2-2017 € 4.752.191
Waarvan kostensoort: “kostenverdeelstaat” € 633.730
Vrij te besteden budget € 4.118.461
De dekking wordt gerealiseerd vanuit de bijdrage beleidsonderdelen, de stadsdelen, het fonds
Zorg, Werk en Jeugd en een onttrekking uit de reserves.
Bijdrage Jeugd, Zorg en WPI € 2,10
Bijdrage stadsdelen € 0,85
Kostenverdeelstaat € 0,63
Fonds Zorg, Werk en Jeugd 2016 € 0,30
Overige interne middelen € 0,07
Onttrekking reserve € 0,80
Dekking kosten 2016 € 4,75
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 16/53
Adviesrapport AE
Het beschikbare budget zal in de komende jaren kleiner worden. In principe zal het
programma Samen DOEN dan terugvallen op de met de betrokken diensten overeengekomen
vaste bijdrage vanaf 2015 omdat er vanaf 2018 geen bijdrage uit eigen reserves meer kan
worden benut (de reserve is dan waarschijnlijk volledig besteed) en de bijdrage vanuit de
stadsdelen dan is weggevallen.
3.6.2 Besteding van budget en besparingsmogelijkheden
Het totaal voor het jaar 2016 zijn de totale kosten uitgekomen op € 4,3 miljoen. De
belangrijkste kostenpost betreft kosten voor personele inzet. Het budgettaire beslag daarvoor
bedraagt:
Bedrag
Loonkosten € 1.824.135
Inhuur en aanvullende inkoop personeel € 839.885
Overige/materiele kosten € 1.018.279
Kostenverdeelstaat € 633.730
Totaal € 4.316.029
Hierdoor zal de onttrekking uit de reserves zoals begroot, niet geheel noodzakelijk zijn.
Zoals hiervoor reeds aangegeven, betreffen deze kosten alleen de kosten van het
programmateam (regie en aansturing). Met de inkoop van 70,2 fte medewerkers vanuit de
jeugdzorginstellingen is een contractomvang gemoeid van € 5.952.000 en vanuit het domein
Zorg werden 48,42 fte medewerkers ingekocht met een contractomvang van € 4.200.000 in
2016.
De totale kosten vanwege de inzet van medewerkers vanuit zorg- en jeugdinstellingen,
bedragen dan circa € 10,2 miljoen.
In 2016 heeft Samen DOEN ter waarde van ongeveer € 370.000 aanvullende fte's ingekocht
uit eigen middelen.
De formatie van 118,6 fte, die circa 200 personen omvat, lijkt in lijn met de opgave voor de
Samen DOEN-teams. Uit diverse publicaties valt op te maken dat de doelgroep van niet-
zelfredzame multiprobleemgezinnen in Amsterdam uit circa 3.300 tot 3.500 huishoudens
bestaat. Op basis van deskresearch en interviews gaan wij uit van een mogelijke caseload van
circa 30 gemiddeld, waarbij deze caseload bestaat uit 15 actieve dossiers en 15 dossiers die
passief worden behartigd. Deze komt overeen met de norm die door Samen DOEN wordt
gebruikt. De op deze inzichten te baseren formatie aan uitvoerende professionals zou dan
uitkomen op 110 tot 116 fte.
Uit de gevoerde gesprekken komt een beeld naar voren dat de caseload eerder omlaag dan
omhoog zou moeten. De werkdruk voor de uitvoerende professionals wordt als hoog ervaren.
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 17/53
Adviesrapport ©
Hier staat tegenover dat in de meest recente MKBA de conclusie is getrokken dat de caseload
juist moet toenemen om de maatschappelijke kosten voldoende met baten te kunnen
dekken’. RadarAdvies ziet vooralsnog op basis van de gevoerde gesprekken in de huidige
vorm, geen basis voor de dan noodzakelijke hogere caseload®. Wel is besproken dat er
mogelijkheden zijn om de kosten van de inhuur van uitvoerende professionals te verlagen.
Met name de door de instellingen op het gebied van Zorg en Jeugd gehanteerde
opslagpercentages op de ‘kale’ inkooptarieven, bieden aanknopingspunten. De opslagen
vanwege door te berekenen verschillende vormen van overhead’ loopt op tot 40 procent,
waarbij dit wel hoge uitschieters betreft. Omdat de uitvoerende professionals aan de zijde
van de uitlenende instellingen geen kosten opleveren wat betreft huisvesting, en de regie en
aansturing volledig wordt verzorgd door het programma Samen DOEN, kan waarschijnlijk
worden volstaan met een kleinere opslag. Indien op de verschillende vormen van overhead
een totale verlaging van de opslag wordt gerealiseerd, levert dit een besparing op.
Tot slot liggen er verder wellicht mogelijkheden om te bezuinigen op de inzet van externen
(bij het aansturende team gaat het dan om een kostenpost van € 0.84 miljoen in 2016). Indien
op volume en/of op prijs kan worden gekomen tot een besparing op deze kostenpost van 25
procent, resulteert dit in een besparing van € 210.000.
De indicatieve besparingsmogelijkheid telt dan op tot £ 0,2 miljoen.
° GGD Amsterdam (Susan van Geel, Matty de Wit), MKBA Sociaal Domein Amsterdam, update sociale wijkteams,
bouwsteen voor de integrale MKBA Sociaal Domein, april 2016.
° De signalen rondom de gemiddelde caseload geven weer dat een verhoging van de caseload onder de huidige
omstandigheden geen reële optie is. Het is wenselijk om hier meer inzicht in te verwerven, maar dit vergt
investeringen in tijdschrijven en in analyses van de bewerkelijkheid van de te behandelen dossiers.
7 Overhead is ingedeeld in 3 categorieën: direct (overhead 1), werkgeverschap (overhead 2) en overhead van de
moederorganisatie (overhead 3).
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 18/53
Adviesrapport AE
4 Scenario's
De voor de opdracht genoemde vijf scenario’s zijn niet de uitkomst van een uitvoerige
scenariostudie en om die reden waren de scenario’s bij de start van het onderzoek nog niet
‘geladen’.
De korte en bondige formulering van de scenario’s maakt “toekomstdenken’ zonder een
verdere invulling per scenario niet goed mogelijk. In onze interviews en focusgroepen hebben
we dan ook uitvoerig stilgestaan bij aspecten als samenwerking, bedrijfsvoering, lerend
vermogen en governance. Doel van die exercitie was het nader uitwerken van de scenario’s
om zo een realistisch en completer beeld van de toekomstmogelijkheden te kunnen schetsen.
Op de volgende pagina zijn de vijf genoemde scenario’s op hoofdlijnen uitgewerkt in een
matrix.
170321 adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies 19/53
. ©
Adviesrapport
‘
Dl
Organisatie . Continueren van . SD wordttoegevoegd « SD wordt . Multiproblem- . Heroverwegen hybride
bestaande hybride aan OKT organisatie toegevoegd aan aanpak wordt model
organisatiemodel: . Uitvoeringsregie bij Wijkzorgnetwerk ondergebracht « Aanscherpen van
ambtelijke aansturing OKT en niet meer bij . Gecontracteerde bij bestaande levering
en uitvoering door de gemeente aanbieders pakken aanbieders moederorganisatie
moederorganisaties . SD sluit aan bij multiproblemaanpa danwelspecifiek « Professionalisering
faciliteiten van OKT kop ingekocht facilitair beleid
. Versterking verbinding
metandere teams,
netwerkenen
aanpakken
Diensten en . Continuering van . SD wordttoegevoegd SD wordt . Regie overde . Focusop SD doelgroep
OLEN elende bestaande diensten en zal zich focussen toegevoegd aan gezinnen wordt (1* en/of 2° lijn)
en werkprocessen op Wijkzorg met focus overgedragen . Nauwe verbinding met
. Gepositioneerd als 2° multiproblemgezinne op multiproblem aan de andere andere teams,
lijn n (combi jeugd en gezinnen/individuen teams (OKT, netwerkenen
volwassenen) . Zowel 1° als 2° lijn wijkzorgnetwerk aanpakken vanuit
. Zowel 1° als 2° lijn . Wijkzorg biedt en geïntegreerd dan wel
. OKT zal regie voeren geheel pakket activering/WPI). gesplitst model
op toegang/triage vanuit 1 triage
KERA le . Continueren van . Samenwerkingsmodel Samenwerkings- . SD wordt . Aanpassing bestaande
bestaande op basis van een joint model (allianties) opgeheven besturing en
governancemodel: venture . gemeentelijk . Gemeente vult verantwoordings-
samenwerkingsmodel Gemeentelijk opdrachtgeverschap beleidsregie systematiek
op basis van de SOK opdrachtgeverschap . Valtonder voordoelgroep invloed
. Verantwoordelijkheid « Valt onder wethouder wethouder Zorg op een andere moederorganisaties op
ligtbijde wethouder Jeugd wijze in beleidsregie
Jeugd. De wethouders . Één
Zorg en WPI worden (eind)verantwoordelijk
nauw betrokken wethouder
(ondermeer
verbindingen en
financiering)
Bedrijfsvoering IK Gemeenteisbudget- SD maken fysiek . SD wordtonderdeel « SD bestaat niet . De PIOFACH —-functies
en financieel verantwoordelijk onderdeelvande van meer en aanpak worden voor SD
beheer . Samen doen kenteen OKT’s in de wijk contractfinanciering wordtof duurzaam geregeld
projectfinanciering . SD maakt onderdeel . SD zoekt aansluiting specifiek . SD beschikt overeen
uitvan de bij een aanbieder ingekocht of eigen
contractfinanciering qua facilitair beleid opgenomen in Meerjarenbegroting
van OKT . SD wordt als dienst bestaande . Budget overheveling
opgenomen inde contract- vanuit bestaande
aanbestedingen financiering van programma’s
voor Wijkzorg aanbieders
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies november 2016 20/58
Adviesrapport ©
5 Afweging scenario’s
In dit hoofdstuk zullen we op basis van onze deskresearch en de uitkomsten uit de
interviews, de verschillende scenario’s afwegen. Bij deze afweging hebben we gekeken naar
de volgende aspecten:
© Positionering in het stelsel
e Meerwaarde voor de cliënt
© Governance en organisatie
e Bedrijfsvoering en financiën
e Mogelijke risico’s bij de keuze voor dit scenario
5.1 Scenario 1
Scenario 1 - Samen DOEN heeft meerwaarde en blijft in de huidige vorm bestaan
Uit ons onderzoek komt naar voren dat de aanpak van Samen DOEN meerwaarde heeft.
Echter de huidige vorm en positionering zal daarbij niet gehandhaafd kunnen worden.
Refererend naar het afwegingskader, geeft ons onderzoek aan dat aanpassingen op
verschillende deelaspecten wenselijk zijn.
Positionering in het stelsel
Samen DOEN heeft een positie verworven als tweedelijns wijkteam voor de aanpak van
multiprobleemhuishoudens. Uit de interviews komt naar voren dat er gaten zijn
geconstateerd in de omschrijving van de dienstverlening in het Amsterdamse stelsel. Het
handhaven van de huidige vorm is daardoor niet te adviseren. Door de ontwikkeling van de
Ouder-en Kindteams en Wijkzorg is het wenselijk nog eens goed te kijken naar de huidige
vorm en positionering. Wanneer Samen DOEN de huidige positionering behoudt dient de
verbinding met de andere wijkteams een aangepaste en aangescherpte invulling te krijgen.
Ook andere ketenpartners (OOV, Madi, GGD) geven aan dat inhoudelijk de aansluiting
verbeterd kan worden.
Meerwaarde voor de cliënt
De MKBA wijst uit dat er dankzij de Samen DOEN aanpak, vooruitgang is op bijna alle
leefdomeinen wanneer een huishouden wordt ondersteund door de Samen DOEN
generalisten. Daarmee wordt de meerwaarde voor de cliënt in de huidige vorm aangetoond.
Daarnaast laat het onderzoek van OIS zien dat cliënten over het algemeen tevreden zijn over
de dienstverlening van Samen DOEN. In dit scenario wordt de meerwaarde voor de cliënt
bestendigd.
Governance en organisatie
Het huidige hybride governancemodel wordt door veel respondenten als complex ervaren.
De doorzettingsmacht die verondersteld wordt aanwezig te zijn door de verbinding met de
gemeente, werkt volgens een aanzienlijk deel van de respondenten niet optimaal. De
doorzettingsmacht is niet het gevolg van het feit dat het Samen DOEN programma
onderdeel is van de gemeente.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 21/53
Adviesrapport Er
Bedrijfsvoering en financiën
Indien Samen DOEN doorgaat op de huidige wijze is er een noodzaak om het toekomstig
verschil tussen het besteedbaar budget en de uitgaven te dichten. Een voor de hand
liggende oplossing is daarbij dat het programma Samen DOEN een eigen dekkend budget
krijgt met daarbij ook de bevoegdheden om dit naar eigen inzicht te besteden. RadarAdvies
ziet in de bestedingen, zoals hierboven voorgesteld, ruimte voor indicatieve
besparingsmogelijkheden optellend tot € 210.000.
Lasten
Totale kosten 2016 € 4.316.029
Besparingsmogelijkheden € 210.000
Totale kosten € 4.106.029
Mogelijke risico’s van dit scenario
Door het handhaven van een status quo bestaat het risico dat de gemeente geen recht doet
aan alle recente ontwikkelingen naar aanleiding van de decentralisaties in het Amsterdamse
stelsel. Tevens is het draagvlak bij de instellingen voor een scenario waarin Samen Doen in
de huidige vorm — oftewel zonder aanpassingen — blijft bestaan, niet breed aanwezig.
5.2 Scenario 2
Scenario 2 — Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt toegevoegd aan Jeugd (OKT’s)
Uit ons onderzoek blijkt dat er veel begrip en draagvlak is voor een sterke verbinding tussen
Samen Doen en de Ouder- en Kindteams. De Ouder- en Kindteams zijn van recentere
datum dan de Samen Doen-teams en werken volgens een joint-venture besturingsmodel
waarbij de gemeente opdrachtgever is. De gemeente heeft geen positie in de uitvoering.
Positionering in het stelsel
Door een sterkere verbinding met de Ouder- en Kindteams kan de dienstverlening naar de
huishoudens met kinderen effectiever worden ingericht. De praktijk geeft aan dat kind-
gerelateerde problematieken binnen Samen DOEN toegenomen zijn naar 70%° van de
huishoudens. Dat maakt een verbinding tussen de Ouder- en Kindteams en de Samen Doen-
teams, voor deze specifieke problematiek waarin vaak de veiligheid van het kind in het
geding is, een logische.
Meerwaarde voor de cliënt
Dit scenario kan een meerwaarde hebben voor gezinnen met kinderen vanwege de
verbinding met de Ouder- en Kindteams. In de huidige relatie zien we een ‘gat’ tussen de
doelgroep van Samen Doen en die van de Ouder- en Kindteams. Het gaat hier met name om
die gezinnen met problematiek op minder dan 4 leefdomeinen. Door herordening van de
8 Ontwikkelopgave Samen DOEN, 2016
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 22/53
Adviesrapport ©
relatie en het duidelijk beleggen van de regie is dit gat te dichten. Op- en afschalen zou dan
ook makkelijker moeten verlopen. Door de ontwikkeling binnen de Ouder- en Kindteams
kan het Samen DOEN-team zich meer focussen op multiproblematiek. De teams worden
kleiner en flexibeler ingericht en adaptief aan de problematiek in de wijk.
Voor de overige multiprobleemhuishoudens zonder kinderen blijft Samen DOEN de
dienstverlening uitvoeren zoals ze dat in de huidige context doet. Deze aparte positionering
zal met goede werkafspraken moeten worden ingericht zodat de cliënt geen last ondervindt
van de aanpassing.
Governance en organisatie
Samen DOEN kan aansluiten bij de governance structuur van de Ouder- en Kindteams. De
wat complexe hybride governancestructuur van Samen Doen kan hierbij vereenvoudigd
worden door duidelijke afspraken te maken over de opdrachtgever en het
opdrachtnemerschap.
Er zou een schil om de Ouder- en Kindteams gemaakt kunnen worden waarin het
specialisme van de Samen Doen-teams is gebundeld. Vanuit de gemeente zal er dan één
geïntegreerd inkoopkader ontwikkeld moeten worden voor de Ouder- en Kindteams en de
Samen Doen-teams.
Bedrijfsvoering en financiën
Een samenvoegingsscenario heeft een aantal financiële implicaties. De belangrijkste
overwegingen die kunnen pleiten voor een samenvoeging, lijken voorlopig de volgende:
e Door samen te gaan kan worden bespaard op de benodigde aansturing c.q. de daarvoor
benodigde overhead kan na samenvoeging efficiënter worden benut. Het gaat dan
concreet om mogelijke besparingen vanwege een samenvoeging bij de unit regie en
aansturing. Eventueel kan er ook sprake zijn van kwaliteitswinst in de sfeer van
ondersteunende functies vanwege samenvoeging.
© Door samenvoeging kan worden bespaard op de benodigde onderlinge afstemming
tussen de professionals van de Samen DOEN-teams enerzijds en de beoogde
fusiepartner.
Wij zien weinig mogelijkheden om vanwege een samenvoeging met de Ouder- en Kindteams
te besparen op teamleiding, tenzij de uitvoerende teams volledig worden geïntegreerd. Wij
gaan er echter vanuit dat dit niet wenselijk is vanuit de gedachte om de Samen DOEN-teams
een rol te geven voor de ‘bovenkant’ van de multiprobleemhuishoudens. Een vermenging
met andere doelgroepen in de uitvoering is beleidsmatig niet gewenst.
Mogelijke besparingen op de formatie voor teamassistenten lijkt ons niet gerelateerd aan
eventuele samenvoegingsscenario’s. De hiervoor opgenomen suggestie om het aantal
teamassistenten gelijk te trekken met het aantal teamleiders, zou ook in een ‘stand alone’-
scenario nader uitgewerkt kunnen worden. Tot slot zien wij naast de algemenen
besparingsmogelijkheden ook geen evidente extra besparingsmogelijkheden op de formatie
van het stedelijk programmateam van Samen DOEN. Het stedelijk programmateam verzorgt
onder meer de afstemming met overige gemeentelijke onderdelen en de andere teams en
verzorgt de opdrachtverlening voor en de regie over de Samen DOEN-teams. De bestuurlijke,
organisatorische en financiële taken van het stedelijk programmateam worden naar
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 23/53
Adviesrapport ©
verwachting niet minder omvangrijk indien de Samen DOEN-teams samengevoegd worden
met één van de andere teams. Er lijken ook geen substantiële schaaleffecten te behalen
door samenvoeging, zoals dit wel het geval is indien het zou gaan om een unit die vooral
administratieve taken vervult, zich richt op ICT of andere taken waarvoor in de regel wel
schaalvoordelen gelden.
In dit scenario is de verwachting evenmin dat er grote efficiencywinsten op het niveau van
de uitvoerende professionals zijn. De professionals van de Samen DOEN-teams hebben
regelmatig contact met de professionals van zowel participatieteams, wijkzorgteams als de
Ouder- en Kindteams, maar daarbij lijkt het RadarAdvies weinig uit te maken of deze
afstemming nu binnen één organisatorische eenheid plaatsvindt of tussen twee
organisatorische eenheden.
Meer bepalend voor de efficiëntie van de taakuitvoering van de Samen DOEN-teams, is naar
onze mening de doorzettingsmacht van de professionals van de Samen DOEN-teams.
Heldere afspraken over de onderlinge positionering van de teams zijn ook belangrijk om
onnodige rompslomp en discussie te voorkomen. Die afspraken zijn er en staan op papier, er
ligt echter nog een uitdaging om die afspraken ook bij de uitvoering te laten beklijven.
Bovengenoemde twee aspecten zijn echter niet direct gerelateerd aan de vraag of Samen
DOEN zelfstandig blijft of samengaat met de Ouder- en Kindteams.
Mogelijke risico’s van dit scenario
Een keuze voor dit scenario kan de integraliteit binnen de Samen DOEN-teams aantasten en
leiden tot verkokering. Toevoeging van Samen DOEN als schil van de Ouder- en Kindteams
kan een ontwikkelrichting zijn, maar vraagt om prudentie gezien het feit dat de Ouder- en
Kindteams recent van start zijn gegaan en derhalve nog in een startfase verkeren.
Afhankelijk van de positionering van Samen DOEN kan door samenvoeging van de Ouder- en
Kindteams en Samen DOEN, het risico ontstaan dat er relatief veel op zwaardere
problematiek gefocust wordt. De positionering en werkwijze (dienstverleningsconcept) van
de Ouder- en Kindteams en Samen DOEN is immers verschillend.
Daarnaast is de aparte dienstverlening naar huishoudens zonder kinderen een risico. De
kennis binnen dit samenvoegingsscenario richt zich met name op en rondom het kind.
5.3 Scenario 3
Scenario 3 - Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt toegevoegd aan Wijkzorg
Wijkzorg is een netwerkorganisatie die in alle 22 gebieden wijkzorgnetwerken ontwikkelt
voor zorg en ondersteuning in de wijk. De gemeente stimuleert organisaties met elkaar
samen te werken om de cliënt de beste zorg en ondersteuning te bieden. Maatschappelijk
werkers, cliëntondersteuners, huisartsen, wijkverpleegkundigen, (woon)begeleiders en
vrijwilligers werken daarin samen. In alle gebieden worden door kwartiermakers de
wijkzorgnetwerken opgezet. Hierbij worden de vaak al bestaande initiatieven en de lokale
zorgpartners met elkaar verbonden.
Positionering in het stelsel.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 24/53
Adviesrapport ©
De wijkzorgnetwerken bieden een breed pallet aan ondersteuning en zorg. Ook komen zij in
aanraking met multiproblematiek en daarmee is de verbinding naar Samen Doen van groot
belang, zeker als het gaat om alleenstaanden of huishoudens zonder kinderen. De
ontwikkeling van wijkzorgnetwerken is recent en verschilt nog erg per wijk. Op zich is
diversiteit een gevolg van het bieden van maatwerk. De verbinding met Samen Doen is tot
op heden nog niet uitgelijnd. Vanuit het programma wordt hier stevig op ingezet. Dat wat op
management- en beleidsniveau wordt bedacht, heeft echter ook tijd nodig om te landen bij
de professionals.
Meerwaarde voor de cliënt
De meerwaarde voor de cliënt zit op basis van de uitkomsten uit de interviews met name in
het sneller weten te schakelen tussen Wijkzorg en Samen Doen. Veelal zijn dezelfde
organisaties en instellingen betrokken. De verbinding met de wijkverpleging en huisartsen
wordt gezien als een toegevoegd waarde.
Wel moet opgemerkt worden dat de werkwijze van de Wijkzorgnetwerken en Samen Doen
sterk verschillen. Bij een toevoeging moeten er op het vlak van de werkprocessen
aanvullende afspraken gemaakt worden, met name als het gaat om onder meer
doorzettingsmacht, werkwijze en sturing.
Governance en organisatie
De besturingsfilosofie van Wijkzorg is een geheel andere dan die van Samen Doen. De
gemeente stimuleert de samenwerking en netwerkvorming en koopt in vanuit een Wmo
inkoopkader waarin partijen de opdracht hebben om te komen tot samenwerking.
Ook in organisatorische zin wijkt de inrichting en ordening af. Wijkzorgnetwerken zijn
netwerken en geen teams zoals bij Samen Doen, en stellen dus hoge eisen aan het
opdrachtgeverschap en de kracht van de onderlinge samenwerking. Een toevoeging kan
vergelijkbaar als bij de Ouder- en Kindteams moeten plaatsvinden: een schil met
professionals die in teamverband multiproblematiek snel en adequaat aankan. De
aansturing van deze teams zal dan plaatsvinden vanuit het netwerk. Naar onze ervaring stelt
dit hoge eisen aan de bestuurskracht van het netwerk. Gezien de doelgroep van Samen
Doen en ook de verbinding die er bestaat met het veiligheidsdomein, is dit een stevige
opgave.
Bedrijfsvoering en financiën
Zoals we in scenario 2 aangaven heeft een samenvoegingsscenario een aantal mogelijke
financiële implicaties. De belangrijkste overwegingen die kunnen pleiten voor een
samenvoeging, lijken voorlopig de volgende:
e Door samen te gaan kan worden bespaard op de benodigde aansturing c.q. de daarvoor
benodigde overhead kan na samenvoeging efficiënter worden benut. Het gaat dan
concreet om mogelijke besparingen bij de unit regie en aansturing. Eventueel kan er ook
sprake zijn van kwaliteitswinst in de sfeer van ondersteunende functies vanwege
samenvoeging.
© Door samenvoeging kan worden bespaard op de benodigde onderlinge afstemming
tussen de professionals van de Samen DOEN-teams enerzijds en de Wijkzorgteams
anderzijds.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 25/53
Adviesrapport ©
Wanneer de uitvoerende teams volledig worden geïntegreerd zien we in dit scenario ook
mogelijkheden om te besparen op teamleiding. Wij gaan er echter vanuit dat dit op kort
termijn niet wenselijk is vanuit de gedachte om de Samen DOEN-teams een rol te geven voor
de ‘bovenkant’ van de multiprobleemhuishoudens. Een vermenging met andere
doelgroepen in de uitvoering is beleidsmatig niet gewenst. Mogelijke besparingen op de
formatie voor teamassistenten vergelijkt zich met de andere scenario’s.
Tot slot zien wij op langere termijn geen extra besparingsmogelijkheden op de formatie van
het stedelijk programmateam. Het stedelijk programmateam blijft de afstemming met
overige gemeentelijke onderdelen ondersteunen, echter de regie op de uitvoering wordt
gecontracteerd via het inkoopkader. De kosten worden indirect (via bijvoorbeeld een
inkoop) in plaats van direct (budget Samen DOEN), maar de hoogte ervan voor de stad
Amsterdam blijft vergelijkbaar.
Het voorliggende samenvoegingsscenario resulteert naar verwachting evenmin in grote
efficiencywinsten op het niveau van de uitvoerende professionals. De uit te voeren taken en
de omvang van de problematiek is bij dit scenario net zo omvangrijk.
Mogelijke risico’s van dit scenario
Een keuze voor dit scenario betekent dat de bestaande integraliteit die in de Samen DOEN-
teams is opgenomen, in een andere constellatie wordt vormgegeven. Risico van verkokering
en aantasting van de bestaande integraliteit is hierbij aanwezig. De dienstverlening verloopt
immers via de vele instellingen.
De netwerkfilosofie is aantrekkelijke vanuit het idee dat aanbieders zelf hun rol als
opdrachtnemer kunnen pakken en voor Amsterdammers met problemen op meerdere
leefdomeinen, de dienstverlening te organiseren. Het risico is echter dat de
doorzettingsmacht binnen een netwerk moeilijker te organiseren is.
Daarnaast is het op Z'n minst merkwaardig dat vele gezinnen met kinderen worden
ondersteund vanuit het Wijkzorgnetwerk, terwijl ook de Ouder- en Kindteams ouders en
kinderen ondersteund. Vanuit de positie van de inwoner van Amsterdam is deze keuze
moeilijker uit te leggen.
Vanuit het veiligheidsdomein zijn tot slot kritische kanttekeningen naar het concept van een
netwerkorganisaties in relatie tot hun taken en verantwoordelijkheden geplaatst.
54 Scenario 4
Scenario 4 - Samen DOEN heeft geen meerwaarde (meer) en wordt beëindigd
Uit het onderzoek is gebleken dat er nauwelijks draagvlak is voor dit scenario. De
meerwaarde blijkt uit de resultaten van de MKBA’s, de klanttevredenheid van de cliënten en
een groot deel van de professionals die input hebben geleverd gedurende onze interviews.
Dat neemt niet weg dat uit de interviews ontwikkelingsrichtingen naar voren komen die
leiden tot aanpassing van de huidige systematiek dan wel op termijn een opgaan van Samen
DOEN in zich thans ontwikkelende structuren, zoals het wijkzorgnetwerk en de Ouder- en
Kindteams.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 26/53
Adviesrapport ©
Bij beëindiging van het programma, dient de dienstverlening naar de huishoudens die
voorheen door Samen DOEN werden bediend, opnieuw te worden ingekocht. De gemeente
zal als opdrachtgever een duidelijke visie en inkoopvoorwaarde vaststellen en daar de regie
en controle op uitvoeren. Het (inkoop})beleid en daarmee de kosten ervan is en blijft belegd
bij de gemeente Amsterdam. Ervan uitgaande dat de caseload vergelijkbaar zal zijn met de
caseload in de huidige vorm, zal er geen besparing zijn op uitvoerend personeel. In de
aanbesteding zal de gemeente aanvullend de regie op het team, het management en de
assistenten (in)direct betalen via de inkoopafspraken. De instellingen zullen daar een fee
voor berekenen of de kosten in de inkooptarieven verrekenen. Dit moet het risico bij de
instellingen, de overhead en de kosten van het personeel dekken.
Voor een deel van de geïnterviewden is de geringe zichtbaarheid van Samen DOEN, de
steeds veranderende opdracht en de idem positionering, reden om te twijfelen aan de
dienstverlening van Samen DOEN. De meest negatieve respondenten geven aan dat ze de
toegevoegde waarde van Samen DOEN daardoor niet zien. Er ligt ons inziens een taak bij
Samen DOEN om goed te communiceren over de opdracht, de resultaten en het programma
van Samen DOEN in relatie tot de andere spelers in het veld.
Mogelijke risico’s van dit scenario
Beëindiging heeft een groot transactierisico. Het risico van de omzet van een oude naar een
nieuwe structuur. Daarnaast zal bij beëindiging sprake zijn van de nodige frictiekosten.
Er is veel geïnvesteerd in de medewerkers, het programma en de positie van Samen DOEN.
Met het beëindigen van het programma bestaat het risico dat deze kennis en ervaring wordt
verloren.
Een nieuwe aanpassing van structuur wordt door vele interviewers afgeraden omdat het
wederom leidt tot desinvestering. Daarnaast moet er geïnvesteerd worden in het nieuwe
stelsel. De respondenten geven aan dat een beëindiging, de dienstverlening naar de
inwoners van Amsterdam met multiproblematiek niet bevordert.
5.5 Scenario 5
Scenario 5 - Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt in een aangepaste vorm uitgevoerd
Scenario 5 gaat uit van de kracht en meerwaarde van Samen DOEN, tevens gaat dit scenario
uit van de veronderstelling dat in de bestaande inrichting en werkwijze aanpassingen
wenselijk zijn. Tijdens ons onderzoek bleek veel draagvlak voor dit scenario te bestaan.
Positionering in het stelsel
In de interviews en deskresearch constateren wij dat er een brede consensus is over de
meerwaarde van de aanpak waar Samen DOEN voor staat. De gekozen hybride
organisatievorm krijgt minder eenduidige bijval.
Wanneer er dan gekeken wordt naar de positionering van de aanpak, kunnen we deze niet
los zien van de ontwikkeling van de Wijkzorgnetwerken, de Ouder- en Kindteams en
ketenpartners in het veld. Een keuze voor de positionering van de één heeft directe
gevolgen voor de opdracht en de positionering van de andere. In dit scenario wordt naar
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 27/53
Adviesrapport ©
een hechtere verbinding gezocht van zowel de Wijkzorgnetwerken als de Ouder- en
Kindteams.
In samenspraak met het veld staat Samen DOEN voor de opgave om een inhoudelijke
hechtere verbinding aan te gaan met de Ouder- en Kindteams, Wijkzorg en de
activeringsteams. De focus van Samen DOEN blijft daarbij de multiproblematiek. In deze
ontwikkelopgave worden Samen DOEN en de Ouder- en Kindteams en Wijkzorg meer in
verbinding met elkaar gebracht. Samen DOEN is in dit scenario voor huishoudens met
complexe multiproblematiek en regieverlies. De Ouder- en Kindteams en de
Wijkzorgnetwerken ontwikkelen zich in dit scenario tot wijkteams die steeds complexer
casuïstiek aankunnen. Samen DOEN kan doordat de OKT’s en Wijkzorg hun bovengrenzen
verleggen naar complexer casuïstiek terwijl de ondergrens gelijk blijft, zich steeds meer
focussen op de zwaarste casuïstiek. Casuïstiek waarin doortastend optreden,
doorzettingsmacht, urgentiebesef en stevige regie de sleutelwoorden zijn. Doordat de
Samen DOEN en OKT en Wijkzorg elkaar beter weten te vinden en inhoudelijk ook meer
aangesloten zijn, is het veel makkelijker om op- en af te schalen. Zodra Samen DOEN door
middel van een korte interventie de rust heeft weten terug te brengen in een gezin, ook als
dat bijvoorbeeld een gezin met multiproblematiek op 4 gebieden is, kan het gezin weer
terug naar OKT. Verliest het gezin nogmaals de grip op het leven, dan is het opschalen naar
Samen DOEN nog slechts een kleine stap.
Meerwaarde voor de cliënt
De versterkte verbinding met de Ouder- en Kindteams en Wijkzorg zorgt er wel voor dat er
sneller en adequater ingespeeld kan worden op datgene wat nodig is aan ondersteuning
voor de volwassenen en voor de veiligheid en ontwikkeling van het kind. Door een hechtere
verbinding moet er een einde komen aan lacunes die nu optreden in de bestaande
structuren.
Governance en organisatie
In dit scenario zal worden gewerkt met geïntegreerd opdrachtgeverschap vanuit de
gemeente en een sterke betrokkenheid bij de gecontracteerde partners bij de programma-
ontwikkeling en programma-verantwoording. Verder zal een scherper onderscheid
aangemaakt kunnen worden in het opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap.
De bestaande SOK zal op deze punten aangescherpt moeten worden. Tevens als het gaat om
de inhoud en voorwaarden van het leveren van personeel en bijdrage in de ontwikkeling van
Samen DOEN vanuit de gecontracteerde instellingen.
Bedrijfsvoering en financiering
In dit scenario zullen in de faciliteiten aanpassingen plaats moeten vinden; huisvesting en ICT
zijn hierbij belangrijk verbeterpunten.
Verder zal aandacht gegeven moeten worden aan de teamsamenstelling, de ervaring van de
generalisten bepaalt het succes van de aanpak. De aandacht voor teamontwikkeling, het
aannamebeleid en het hoge verloop speelt daarbij een belangrijke rol. In de nauwe
samenwerking tussen de partijen is het personeelsbeleid een onderwerp dat geregeld op de
agenda moet staan. De instellingen en de gemeente moeten een stevig commitment hebben
en heldere afspraken maken. De bestaande SOK zal hierop aangepast moeten worden.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 28/53
Adviesrapport ©
Organiseer de financiering van de Samen DOEN-teams op structurele wijze. De bij het
programma Samen DOEN neergelegde verantwoordelijkheden en taken zullen ook in de
komende jaren belangrijk blijven, zodat een structureel budget gepast is. De aanwezige
structurele dekking is € 2,1 miljoen (bijdragen vanuit Jeugd, Zorg en WPI) bij het huidige
kostenniveau van circa € 4,3 miljoen.
Mogelijke risico’s van dit scenario
Een risico in de voorgestelde aanpassingen zit in de kracht van de samenwerking. Elke
samenwerking is zo sterk als de zwakste schakel. Het betekent dat niet alleen Samen DOEN
een commitment moet uitspreken naar het scenario, maar de partners moeten dat ook
doen. Ook zij moeten investeren. Het draagvlak daarvoor moet gecreëerd worden op
bestuurlijk niveau, maar zeker ook op uitvoerend niveau.
Een ander risico ligt in de vele andere verbanden die er zijn in het sociale netwerk van
Amsterdam. Wij denken hierbij aan de Stadsdelen, gebiedsmanagers, maatschappelijke
werkers, informele wijknetwerken, lopende pilots of wijk-specifieke aanpakken. Voor een
succesvolle Samen DOEN-aanpak en positionering, is het belangrijk al deze partijen mee te
nemen, te informeren en in sommige gevallen de aanpak in een wijk zelfs flexibel aan te
passen. De dienstverlening naar de inwoner is daarbij leidend en niet de structuur noch de
processen van de organisatie.
Tot slot willen we aangeven dat we een procesrisico zien wanneer partijen elkaar niet weten
te vinden op inhoud.
5.5.1. Samenvoegen OMPG of PIT
In het onderzoek is aandacht gevraagd voor een eventuele samenvoeging met (O)MPG en
PIT. Hieronder treft u onze bevindingen.
Samenvoegen met OMPG
De stedelijke projectleider OMPG (Overlastgevende Multi-Probleem Gezinnen) handelt met
haar team de eigen casussen af, voert procesregie wanneer een nieuwe casus bij een
bestuurder of wethouder wordt aangedragen en handelt de urgentieaanvragen wonen af
voor de stad. De problematiek is zwaar en de aanpak derhalve specialistisch en langdurig.
Het betreft per september 2016 17 gezinnen. Voor deze gezinnen heeft het team de nodige
doorzettingsmacht zodat zaken niet stagneren noch escaleren.
Aangaande de urgentieaanvragen is Samen DOEN de hofleverancier en daarnaast is de
samenwerking met Samen DOEN wenselijk wanneer de gezinnen geen overlast meer geven.
Het specialistische karakter van de dienstverlening bij OMPG, maakt dat een integratie van
de twee teams niet voor de hand ligt. Vanuit de politie wordt aangegeven dat de jongeren
uit deze gezinnen echt gevaarlijk zijn, een eigen aanpak is daarbij noodzakelijk. Het is
daarom belangrijk ze niet te benaderen met een aanpak vanuit zorg. Andersom leent deze
dienstverlening zich, vanwege het intensieve karakter, niet voor een aanpak voor de 3500
gezinnen van Samen DOEN.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 29/53
Adviesrapport ©
Samenvoegen met PIT
Het PIT (Preventief Interventie Team) richt zich op preventieve acties en aanpak naar de
jongeren (denk aan broertjes en zusjes) rondom de gezinnen en families waar veel
criminaliteit voorkomt. Zij benaderen scholen en ondersteunen leerkrachten en ouders met
oplossingen die de sociale ontwikkeling van het kind bevorderen.
De structuur van PIT met gedetacheerde medewerkers uit de Amsterdamse instellingen en
een gemeentelijke aansturing, lijkt zeer op die van Samen DOEN. Hierdoor is een integratie
vanuit het systeem logisch. Eerder onderzoek naar de samenwerking PIT en Samen DOEN gaf
aan dat beide teams en programma’s zich nog aan het ontwikkelen waren en dat
samenvoegen niet logisch was. Ook RadarAdvies plaatst inhoudelijke vraagtekens bij een
samenvoeging. PIT heeft een duidelijk preventief karakter en heeft op voorhand geen
beperkingen voor wat betreft het aantal problemen in leefgebieden. Wanneer een jongere
de steun accepteert, wordt deze gegeven. Samen DOEN heeft in haar huidige positie als
tweedelijns wijkteam een aanpak om multiprobleemgezinnen te helpen zelfredzaam te
worden. Het is wenselijk voor de jongere om een duidelijk onderscheid te maken tussen het
preventieve en curatieve karakter van de aanpakken. Een doelstelling om als gecombineerd
team laagdrempelig te zijn en ook voor de zware doelgroepen, lijkt tegenstrijdig en derhalve
niet aan te raden. Wel wordt, net als in het onderzoek wordt aangegeven, gestreefd naar
een goede samenwerking.
5.6 Conclusies
In samenvattende vorm kunnen we de afweging van de scenario’s als volgt weergeven.
Positionering | Governance/ | Meerwaarde | Bedrijfsvoer-
doorzettings- | voor de cliënt | ing/financiën
nd en
Scenario2 |+ |+ |et(gen) |+ ||
Scenario3 |+ ||
| Scenario5 | jp
De onderzochte scenario’s wijken behoorlijk van elkaar af waardoor onderlinge afweging
een complexe exercitie is. Toch kunnen we op basis van onze interviews en onze
deskresearch conclusies trekken over een scenario dat het meest recht doen aan de wijze
waarop de meerwaarde van Samen DOEN in de toekomst geborgd kan worden.
Geconcludeerd mag worden dat de door Samen DOEN ontwikkelde methodiek, meerwaarde
heeft gegenereerd met name voor de doelgroep, hetgeen ook wordt aangetoond door
onderzoeken”.
° O.a. MKBA 2016
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 30/53
Adviesrapport ©
Scenario 1 scoort goed op bestendigheid en meerwaarde voor de cliënt maar gaat voorbij
aan de ontwikkelingen die zich met name na de transitie in het sociaal domein hebben
voltrokken. Een keuze voor dit scenario heeft als nadeel dat ze in onvoldoende mate aansluit
op de uitgangspunten en systematiek die in de breedte moeten gaan gelden voor het
Amsterdamse stelsel van zorg en ondersteuning.
Scenario 2 heeft als aantrekkelijk vertrekpunt de verbinding met de doelgroep huishoudens
met kinderen en sluit dus goed aan bij de systematiek en inhoud van de OKT’s. Door
intensieve samenwerking kunnen de bestaande lacunes in het stelsel worden voorkomen en
kan het op- en afschalen tussen teams beter geregeld worden. Een keuze voor dit scenario
heeft wel als consequentie dat de bestaande integraliteit binnen Samen DOEN aangetast kan
worden.
Scenario 3 is als ontwikkelmodel een aantrekkelijke. Veel zal afhangen van de kracht die de
gecontracteerde instellingen met Samen DOEN weten te ontwikkelen. Een groot risico is
echter dat de ontwikkeling van Wijkzorg nog niet op het niveau is dat toevoeging al een
verantwoorde keuze is. Wel zal de verbinding SD en Wijkzorg inhoudelijk en qua sturing
sterker moeten worden omdat Samen DOEN alleen effectief kan zijn als ze de verbinding
weet te maken met Wijkzorgnetwerken.
Scenario 4 heeft nagenoeg geen draagvlak. De meestgehoorde reactie tijdens onze
interviews was dat als we nu stoppen er weer direct zoiets moet ontstaan als wat nu Samen
DOEN doet. Een keuze voor dit scenario levert een enorme kapitaalvernietiging op en een
nieuwe discussie over structuren. Amsterdammers en Amsterdamse gezinnen met geringe
sociale redzaamheid zijn daar in ieder geval niet mee geholpen.
Scenario 5 is aantrekkelijk omdat in dit scenario een verbinding kan worden gemaakt met
zowel de Wijkzorgnetwerken als met de OKT’s. Dit scenario is een ontwikkelingsgerichte
aanpak. Door de bestaande systematiek aan te pakken op governance-niveau en in de
verbinding met de Wijkzorg en de OKT's, kan slagvaardiger gehandeld worden in het belang
van de cliënt. Dit scenario biedt Samen DOEN de mogelijkheid zichzelf neer te zetten zoals
het inhoudelijk ook bedoeld is: een daadkrachtig programma met doorzettingsmacht dat
perspectief weet te organiseren voor huishoudens die kampen met complexe
domeinoverstijgende problematiek.
Het belang van een partij als Samen DOEN is onlangs ook door het Samenwerkend Toezicht
Jeugd (STJ) onderstreept in haar rapport ‘Borgen van veiligheid in kwetsbare gezinnen’: “De
samenwerkende jeugdinspecties vinden het een positieve ontwikkeling dat er na de
transities een domeinoverstijgende partij is die gedurende een langere periode zorg en
ondersteuning aan een gezin kan bieden en zicht houdt op meerdere leefgebieden en die
een goede verbinding heeft met alle domeinen.”/?
In de afwegingen op basis van ons onderzoek komen scenario 2 en scenario 5 als
aantrekkelijk naar voren. Als we breed kijken naar zowel de inhoudelijke als procesmatige
10 Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 31/53
Adviesrapport ©
criteria, dan komen wij tot de conclusie dat scenario 5 de voorkeur geniet. Scenario 5 is het
meest passende scenario gezien de ontwikkelopgave die thans voor ligt. De overwegingen
hiervoor luiden als volgt:
e _ Dit scenario biedt de meeste kansen voor het versterken van de doorontwikkeling die in
gang is gezet.
e _De verbinding met de Wijkzorgnetwerken en met de OKT ’s kan in dit scenario verder
uitgewerkt worden waardoor de integraliteit (domeinoverstijgend werken)
gewaarborgd kan worden.
e _ Dit scenario kan bij het overgrote deel van de respondenten op draagvlak rekenen. Het
procesrisico van impasses of blokkade op doorontwikkeling wordt hiermee voorkomen.
In scenario 5 wordt uitgegaan van het doorontwikkelen van hetgeen is opgebouwd. In
hoofdstuk 6 geven we aan waar de doorontwikkeling van SAMEN DOEN uit kan bestaan.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 32/53
Adviesrapport ©
6 Voorkeursscenario - Verbinden met focus
We adviseren het college van B&W van de gemeente Amsterdam om Samen DOEN de
komende jaren langs de lijnen van scenario 5 door te ontwikkelen (Samen Doen heeft
meerwaarde en wordt in een aangepaste vorm uitgevoerd). In dit hoofdstuk beschrijven we
hoe scenario 5 er, op basis van onze bevindingen, uit zou kunnen zien.
6.1 Samen DOEN in relatie tot het Amsterdamse stelsel
De toekomst van Samen DOEN kan logischerwijs niet los bezien worden van het stelsel
waarin het programma is gepositioneerd.
In den lande is de transformatieopdracht vanuit de decentralisaties vaak vormgegeven door
vanuit teams van integraal werkende generalisten in de wijk/gemeente, ondersteuning te
bieden aan burgers. In Amsterdam zijn in de afgelopen tien jaar verschillende
ontwikkelingen rondom deze gedachte ingezet. In 2009 met de start van Beter Samen in
Noord (BSiN), in 2011 met het Samen DOEN programma. Daarna gingen met de
decentralisaties in 2015 de Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en activeringsteams
van start binnen Amsterdam. Elk van deze teams kent een eigen historie, een eigen
doelgroep, eigen perspectief, en een eigen ordeningsprincipe. Daarnaast verschillen ze
logischerwijs in de mate waarin ze nog in ontwikkeling zijn. De meest recent gestarte teams
zijn voorlopig nog niet uitontwikkeld. Zij staan nog aan de start van hun groei naar
volwaardig functionerende teams.
In elk van de 22 gebieden in Amsterdam zijn in ieder geval vijf teams werkzaam; een
gebiedsteam, een Ouder- en Kindteam, een Samen DOEN buurtteam, een
Wijkzorgnetwerkteam en een activeringsteam. Daarnaast bestaat nog een veelheid aan
aanpakken, teams en escalatietafels.
Binnen deze pluriforme context is afstemming tussen de wijkteams en zijn
samenwerkingsafspraken gemaakt. Resultante is dat Samen DOEN binnen het huidige stelsel
door cliënten positief beoordeeld wordt met een 8,4 (Evaluatie van de wijkteams, 2016). Een
stelsel dat Amsterdammers ondersteunt en verder helpt, dat zeker. En tegelijkertijd een
stelsel dat op een aantal punten nog een stuk scherper aan de wind kan zeilen.
In de interviews en focusgroepen kwam naar voren dat een groot deel van onze
respondenten graag een fundamentele dialoog over het huidige stelsel in relatie tot de
opdracht van de stad zou willen starten.
Het huidige systeem is opgebouwd uit een veelheid van aanpakken en teams. Voor cliënten
is dat niet altijd even overzichtelijk en risico is dat er door de vele afstemmings- en
overdrachtsmomenten inefficiënter en minder effectief wordt geïntervenieerd dan wenselijk
en mogelijk is. Nu de huidige structuur in staat blijkt om de Amsterdammers heel redelijk te
bedienen, is het tijd om na te denken over de toekomst. Hoe dient het
ondersteuningssysteem eruit te zien. Voorbeelden in den lande laten zien hoe andere grote
en G4 gemeenten hun ondersteuning aan burgers hebben georganiseerd. Langzaam tekenen
zich ondersteuningsmodellen af die meer of minder succesvol zijn. Het is tijd de blik naar
buiten te richten en te ontdekken of het Amsterdamse systeem toekomst-proof is of moet
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus -RadarAdvies november 2016 33/53
Adviesrapport ©
worden gemaakt. De essentie van dat proces is de integrale blik waarmee het systeem wordt
bekeken en dus niet vanuit één doelgroep of programma. Die zoektocht moet de gemeente
Amsterdam samen met het maatschappelijk middenveld inzetten. Een open en transparante
dialoog en co-creatie op bestuursniveau over de breedte van het sociaal domein, moet
gefaciliteerd worden door de gemeente. Een intensief proces waarin geen overhaaste
beslissingen passen. Als aan alle knoppen tegelijkertijd gedraaid wordt is het niet mogelijk
om te beoordelen wat het effect van aanpassingen in het systeem is.
Om die reden raden we de gemeente Amsterdam aan een periode van drie jaar te nemen
om dat proces te doorlopen van de eerste bestuurlijke dialoog tot het systeem op 1 januari
2020 in zijn meest optimale vorm staat.
In de tussentijd werken we vanuit het huidige stelsel verder aan een zo groot mogelijke
toegevoegde waarde voor Amsterdammers en Amsterdamse gezinnen met een geringe
sociale redzaamheid. Dat betekent geen fundamentele wijzigingen, maar het optimaliseren
van de kracht van de samenwerking in de huidige constellatie.
Gedurende deze tijdelijke periode is ons advies om sterk te werken aan de doorontwikkeling
en de samenhang binnen het stelsel zoals het nu is ingericht. Het gaat dan met name om het
verbeteren van de relatie van Samen DOEN met de ketenpartners in Amsterdam. De
geconstateerde ‘gaten’ in de dienstverlening moeten daarin aangepakt worden. De
afspraken die daaruit voortkomen en de wenselijke dienstverlening moet breed verspreid
worden. Waar staat het voor, wat is de opdracht, hoe verhoudt het zich tot andere spelers in
de markt. Deze opdracht en werkzaamheden van Samen DOEN moeten breed en eenduidig
worden gecommuniceerd.
De verbinding met de partners in de stad is een essentieel onderdeel van de
ontwikkelopgave.
6.2 Samen DOEN vanaf 2018
De OKT's, Wijkzorgnetwerken en activeringsteams ontwikkelen zich in de nabije toekomst
meer en meer tot volwaardige teams die veel in de ondersteuning van kwetsbare bewoners
kunnen doen. Zij zijn er niet enkel in de preventieve zin, maar ondersteunen ook steeds
meer gezinnen met problemen op meerdere leefgebieden.
In enkele gevallen voldoet de aanpak van deze drie wijkteams echter niet. Het gaat hierbij
om gezinnen met domeinoverstijgende problematiek die de regie kwijt zijn, of waarbij
veiligheid in het geding is. De situatie van deze huishoudens is vaak zo nijpend dat als er niet
direct iets gebeurt, mensen uit hun huizen gezet worden of levensbedreigende situaties
ontstaan. Deze groep mensen heeft meer nodig dan wat de wijkteams (Wijkzorgnetwerken,
Ouder- en Kindteams en activeringsteams) kunnen bieden. Samen DOEN is in staat deze
huishoudens daadkrachtig te ondersteunen.
Een versterkte verbinding met de Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en
activeringsteams zorgt ervoor dat snel en adequaat kan worden ingespeeld op datgene wat
nodig is aan ondersteuning voor de volwassenen en voor de veiligheid en ontwikkeling van
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 34/53
Adviesrapport Er
het kind. Door een hechtere verbinding moet er een einde komen aan lacunes die optreden
in het huidige stelsel. Ook kan soepeler worden op- en afgeschaald.
“Afschalen doet Samen DOEN te weinig naar de eerste lijn. Klanten worden soms
onnodig bij zich gehouden.”
Onderstaand een sterk vereenvoudigde, visuele weergave van de huidige positionering van
Samen DOEN in relatie tot OKT, Wijkzorg en activeringsteams in het huidige stelsel en de
toekomstige positionering (de tweedelijns specialistische zorg is hierbij buiten beschouwing
gelaten):
Ô 2° lijn
e 2 lijn
eh ih:
0° lijn 0° lijr
Huidige situatie Toekomstige situatie
Zoals in bovenstaand model te zien is, komen de drie wijkteams steeds beter in hun rol
(aangescherpte opdracht) en schuiven op naar ‘boven’. Zij kunnen steeds meer casussen zelf
oppakken. Alleen voor die casussen waarbij doorzettingsmacht en een multidisciplinaire
aanpak noodzakelijk is, wordt Samen DOEN gevraagd. Hierbij vormt de 1 gezin, 1 plan, 1
regisseur het uitgangspunt. Een goede verbinding met de overige drie wijkteams is
noodzakelijk. In deze vereenvoudigde weergave vormt Samen DOEN de top van de piramide
omdat de specialistische zorg en de speciale aanpakken buiten beschouwing zijn gelaten.
Doordat de opdrachten van de betrokken teams scherper en sluitend zijn geformuleerd
wordt in het toekomstig model voorkomen dat bewoners tussen wal en schip vallen.
We gaan voor de toekomst uit van een geleidelijke verschuiving van de caseload van Samen
DOEN naar de drie teams. Het totaal aantal mensen met een multiprobleem-aanpak
waarvoor de professionals dienstverlening bieden, blijft daarbij wel hetzelfde. In de
voorgestelde begroting is hier rekening mee gehouden. Wanneer er op termijn professionals
en caseload verschuiven naar het OKT, Activeringsteam of Wijkzorgnetwerk, kunnen de
middelen ook mee.
De vier teams opereren natuurlijk niet los van de rest van de Amsterdamse organisaties in
het sociale domein en de samenwerking met de instellingen en diensten van de gemeente
wordt meegenomen in deze ontwikkeling.
Samen DOEN wordt in de praktijk soms gezien als concurrent van de specialistische zorg. Dit
is een belangrijk aandachtspunt in de samenwerking tussen de betrokken partijen.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 35/53
Adviesrapport Er
6.3 Organisatie en bedrijfsvoering
Een aparte entiteit voor Samen DOEN blijft noodzakelijk. Zodat er naar buiten toe een
duidelijk onderscheid blijft tussen laagdrempelige zorg en tweede lijn.
Vanuit een gezamenlijk visie en focus ondersteunen de teams de inwoners van Amsterdam
en betrekken actief de ketenpartners daar waar nodig. Dat laatste doen we door te kiezen
voor een andere invulling van het programmateam op basis van geïntegreerd
opdrachtgeverschap (zie paragraaf 6.3.1).
De kern indicatoren dienen in lijn te zijn met beleid en opdrachten. Wij hebben Samen DOEN
als een lerende organisatie ervaren waar deze ontwikkeling past.
In deze paragraaf spiegelen we de bedrijfsvoering aan een bekend organisatiemodel (het
Klaverbladmodel).
Het reageren op een verandering in de omgeving en het beheersen van een bestaande
organisatie staan niet los van elkaar. En hoewel de reflex van een bestuurder bij een
verandering kan zijn dat de structuur aangepast moet worden, is dat niet altijd een adequate
respons.
Wel dient de prestatie van de organisatie, de dienstverlening van Samen DOEN, versterkt te
worden. De elementen die daar een bijdrage aan kunnen leveren worden beïnvloed door
voor dezelfde hoge prestatie te gaan. Het programmateam dient er zorg voor te dragen dat
alles daarvoor ingezet wordt: processen, facilitaire ondersteuning (inclusief Informatie
Technologie), management en personeel. De cultuur moet daarbij passend zijn. Wij
benadrukken hierbij dat de opgave voor het management hierin niet gering is.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 36/53
Adviesrapport ©
Schema bedrijfsvoering Samen DOEN
6.3.1 Sturing en Beheersing
De gemeente Amsterdam werkt met verschillende besturingsfilosofieën in het sociaal
domein. De verschillende teams die sinds 1 januari 2015 in de eerstelijns hulpverlening actief
zijn, maken onderscheid tussen het opdrachtgeverschap van de gemeente en de uitvoering
door de andere partijen in de keten. De huidige hybride governance van Samen DOEN sluit
hier niet goed bij aan. In zekere zin is Samen DOEN op dit gebied een vreemde eend in de
bijt. Dat is op zich niet verkeerd maar wel als er mogelijk overlap is en het gaat klemmen met
de andere opdrachtgeversrol van de gemeente. De gemeente moet daarin altijd werken met
gedeelde leidende principes voor governance in het sociale domein door onafhankelijk en
transparant in te kunnen kopen en te besturen.
Governance en organisatie: geïntegreerd opdrachtgeverschap
Geïntegreerd opdrachtgeverschap is opdrachtgeverschap waarin het programmateam SD, in
gezamenlijkheid met de partijen waarmee ze in de uitvoering intensief samenwerkt, de
lijnen uitzet: Wijkzorg, Ouder- en Kindteams, Activeringsteams en (een delegatie van)
aanbieders. Het komt erop neer dat binnen het opdrachtgeverschap van Samen DOEN meer
verbinding gemaakt moet worden met partners in de uitvoering (Verbinden met focus). Op
die manier is er beter regie te voeren op de opdracht van Samen DOEN, tevens komt het de
integraliteit van het programma ten goede. Samen DOEN is niet alleen binnen de teams co-
produceren en co-creëren maar er ligt tevens een opgave om de samenwerking tussen
gemeente en de gecontracteerde instellingen op bestuurlijk niveau te versterken.
Gecontracteerde partijen geven aan dat zij op bestuurlijk-strategisch niveau de verbinding
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 37/53
Adviesrapport ©
als éénrichtingsverkeer ervaren. Er ligt hier duidelijk een behoefte om ook op dit niveau
invulling te geven aan het uitgangspunt van co-produceren.
De wijze waarop het geïntegreerd opdrachtgeverschap wordt vormgegeven zal in overleg
met de partners nader uitgewerkt moeten worden.
Wij geven hierbij de volgende bouwstenen:
e _ Bestuurlijke tafel omvormen tot een Bestuurlijke regiegroep waarin
(vertegenwoordigers) van gecontracteerde partijen zitting hebben die werken op basis
van een meerjarenprogramma, een jaarprogramma en halfjaarlijkse monitoring.
* _In het Bestuurlijk regieoverleg niet werken op basis van consultatie maar op basis van
een consensusprincipe (verbindend besturen). Op deze manier komt tot uitdrukking dat
men samenwerkt aan de realisatie van maatschappelijke doelen.
e Het programmamanagement dat nu op basis van de samenwerkingsovereenkomst
verslag uitbrengt naar gecontracteerde partijen en hen om advies vraagt over
voorstellen, moet worden hervormd. Resultaat moet zijn dat instellingen intensiever en
eerder betrokken worden bij beleidskeuzes waardoor inhoud gegeven wordt aan het
principe van co-produceren en er gezamenlijk gezocht wordt naar commitment. Voor de
inrichting zijn verschillende varianten mogelijk. Een goed passende variant kan zijn dat
het programmamanagement periodiek een programmaoverleg organiseert met
instellingen waarbij gewerkt wordt op basis van de bovengenoemde principes.
Het versterken van de samenwerking binnen de gemeente op het terrein van het sociaal
domein en met de gecontracteerde partijen is een belangrijke randvoorwaarde voor de
doorontwikkeling van Samen DOEN. Het intensiveren van de betrokkenheid van partijen op
bestuurlijk- en op programmaniveau vraagt om een aanpassing van de huidige
besturingsfilosofie en daarmee ook van de bestaande samenwerkingsovereenkomst.
Onderscheid in opdrachtgeverschap en uitvoering.
Een leidend principe voor de governance zal moeten zijn dat er een onderscheid komt
tussen het geïntegreerd opdrachtgeverschap en de uitvoering. Ook als de uitvoering binnen
de gemeentelijke kaders plaatsvindt zoals dat ook het geval is bij activering en participatie,
zullen heldere afspraken gemaakt moeten worden vastgelegd in
dienstverleningsovereenkomsten (dvo’s) tussen de opdrachtgever en de uitvoerders.
Duurzaam financieel kader
Bij een structurele aanpak past een financiering van de Samen DOEN-teams die op
structurele wijze is ingericht. De bij het programma Samen DOEN neergelegde
verantwoordelijkheden en taken zullen ook in de komende jaren belangrijk blijven, zodat
een structureel budget gepast is. De aanwezige structurele dekking is € 2,1 miljoen
(bijdragen vanuit Jeugd, Zorg en WPI) bij het huidige kostenniveau van circa € 4,3 miljoen.
Rekening houdend met de besparingsmogelijkheden!®, ziet een doorkijk naar een
meerjarenraming zonder kostenverdeelstaat er als volgt uit:
!l Zie hoofdstuk 3.6.2 Besteding van budget en besparingsmogelijkheden
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 38/53
Adviesrapport SE
€ 1.825.000,00 | € 1.825.000,00 | € 1.825.000,00
€ __630.000,00|€ _ 630.000,00 | € _ 630.000,00
€ 1.050.000,00 | € 1.050.000,00 | € 1.050.000,00
Totaal Lasten excl kostenverdeelstaat € 3.505.000,00| € 3.505.000,00 | € 3.505.000,00
Bijdrage Jeugd, Zorg & Wpi € 2.100.00000|E€ 2.100.000,00| € 2.100.000,00
Nader te verdelen lasten € 1405.000,00E€ 1,405.000,00| € 1.405.000,00
Totaal bugdet € 3.505.000,00| € 3.505.000,00 | € 3.505.000,00
6.3.2 (Facilitaire) ondersteuning
Wanneer Samen DOEN ook de komende jaren, zoals voorgesteld, een positie heeft in het
Amsterdamse stelsel is het belangrijk om de facilitaire verbeterpunten te adresseren. Het
belang voor een goede ondersteuning van de professionals die zich elke dag inzetten voor
deze doelgroep heeft in onze opinie voorrang boven de interne bureaucratie en regelgeving.
De professionals werken op locatie in de stad en hebben in die rol specifieke ondersteuning
nodig. Het feit dat er gekozen is voor een inkoopconstructie mag daarin geen belemmerende
factor zijn.
Huisvesting
Professionals moeten gefaciliteerd worden om goed aan de slag te gaan. Zeker in deze fase
waarbij zij ook zoekende zijn in de nieuwe teams/organisatie vorm, is een vaste plek, ruimte
om elkaar te ontmoeten fijn. Het is te veel gevraagd om hen dit zelf uit te laten zoeken. Veel
respondenten gaven aan dat op die plekken waar Samen DOEN een locatie deelt met de
Ouder- en Kindteams, de samenwerking soepel verloopt en er worden goede resultaten
geboekt. Een aantal partners uit het middenveld heeft ook aangegeven graag locaties
beschikbaar te willen stellen aan de Samen DOEN-teams.
Registratiesystemen
Ook voor de nabije toekomst van het Amsterdamse stelsel is een beter registratiesysteem
nodig. In de huidige situatie wordt veel gebruikgemaakt van RIS, maar niet compatibel. Een
goed registratiesysteem is een zware investering maar een randvoorwaarde.
Overige facilitaire verbeterpunten
Door respondenten werden de ontoereikende ICT-infrastructuur en de gebrekkige
voorzieningen (o.a. fietsen of visitekaartjes) als facilitaire verbeterpunten genoemd.
6.3.3 Processen
Dichten van het ‘gat’, optrekken van eerstelijnsteams naar boven
Door zowel interne als externe stakeholders wordt gesproken over het ‘gat’ dat soms valt
tussen SD en OKT. Samen DOEN zou in sommige gevallen cliënten met minder dan 4
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 39/53
Adviesrapport ©
problemen op verschillende leefgebieden niet ondersteunen, omdat die huishoudens niet
passen in de voor hen geformuleerde doelgroep. OKT heeft echter niet het gevoel voldoende
toegerust te zijn voor deze, vanuit hun perspectief bezien, relatief zware doelgroep.
Resultaat is dat een deel van de multiprobleemhuishoudens niet ‘past’ bij OKT en ook niet bij
SD. Die huishoudens vallen tussen wal en schip. In ieder systeem dat is opgebouwd uit
verschillende teams bestaat het risico dat de scheidslijnen tussen de teams ruimte laten
voor dergelijke missers. Hoe meer teams, hoe groter het risico dat bepaalde huishoudens
niet naadloos aansluiten bij de doelstellingen of doelgroepen van de verschillende teams. In
Amsterdam is dat niet anders. Bij een systeem dat is ingericht vanuit de systeemwereld en
niet vanuit de cliënt of de leefwereld ontstaan dergelijke weeffouten die grote gevolgen
kunnen hebben voor het betreffende huishouden. Zij worden te zwaar bevonden voor het
ene team en te licht voor het andere. Gevolg is dat deze huishoudens van de radar
verdwijnen. Een onbestaanbare situatie in het geval van multiprobleemhuishoudens. Door
de toekomstige positionering en sluitende opdrachtformulering van Samen DOEN en de
wijkteams, verkleinen we de kans op dergelijke fouten.
Doorzettingsmacht ook op uitvoeringsniveau
Wat nog doorontwikkeld moet worden in dit scenario is de doorzettingsmacht van de Samen
DOEN professionals. Het doel van deze doorzettingsmacht is om datgene weg te nemen dat
huishoudens belemmert in het leven en waar de andere teams geen oplossingen op kunnen
bewerkstellen in de huidige structuren/systemen. Huishoudens komen meestal bij Samen
DOEN als er geëscaleerd is. Professionals moeten besluiten kunnen nemen die
consequenties hebben voor de betrokken netwerkpartners, zonder dat hiervoor
opgeschaald moet worden naar andere personen/teams (wat leidt tot vertraging)
(Samenwerkend Toezicht Jeugd, april 2014). Deze doorzettingsmacht moet goed vastgelegd
zijn zodat de professionals dit in kunnen zetten en zij anderen kunnen verplichten om
gemaakte afspraken na te komen.
In het huidige programma Samen DOEN wordt doorzettingsmacht geregeld via het
programmateam. Wij pleiten ervoor de medewerkers zelf meer doorzettingsmacht te geven.
Maak bijvoorbeeld een deel van het budget vrij binnen het programma voor huishoudens
waarbij schulden opgekocht moeten worden of waarbij acuut een woning geregeld moet
worden op korte termijn zonder langs de gebaande wegen te gaan. En geef de professionals
van Samen DOEN mandaat om dit budget naar eigen inzicht in te zetten. Dit kunnen we
adstrueren met een voorbeeld uit de praktijk:
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 40/53
Adviesrapport ©
Samen DOEN als opschaal mogelijkheid
Situatieschets
Casus is bij Wijkzorg aangemeld door de huisarts. Het huishouden bestaat uit een
alleenstaande Moeder (46 jaar) met 4 kinderen (18, 16, 14 en 12 jaar). Moeder komt
elke week bij de huisarts en is voor een aantal zaken doorverwezen naar Ipsy, maar
heeft ook veel lichamelijke klachten.
De broer van moeder maakt zich zorgen. Hij is bij de huisarts geweest om zijn zorgen
over zijn zus en haar kinderen kenbaar te maken. De kinderen draaien op voor het
hele huishouden en alle andere zaken en lopen daardoor vast op school. De oudste is
zelfs gestopt met school en hetzelfde dreigt ook met het op een na oudste kind te
gebeuren. Volgens deze broer heeft zijn zus problemen bij het aanvragen van de
uitkering en het betalen van de huur. Tevens zijn er problemen met de
belastingdienst en zijn er flinke schulden.
Er wordt opgeschaald naar Samen DOEN omdat er sprake is van domeinoverstijgende
problemen, moeder niet in staat is deze op te lossen, zelf de nodige klachten heeft en
haar kinderen hieronder lijden.
Ervaren knelpunt: gemandateerde doorzettingsmacht.
Oplossing:
Mandatering van de regisseur/generalist van Samen DOEN zodat de
regisseur/generalist besluiten kan nemen die consequenties hebben voor de
betrokken netwerkpartners (schuldhulpverlening, huur en uitkering), zonder hiervoor
eerst te hoeven opschalen naar een andere persoon (wat vertraging betekent).
Regisseur regelt een budgetbeheerregeling met de kredietbank en een huurregeling
met de woningcorporatie. Hiervoor zullen aanvullende afspraken gemaakt moeten
worden met de netwerkpartners.
BSiN en SD in het Noorden
Onder de naam ‘Beter Samen in Noord’ (BSiN) zijn in 2009 Stadsdeel Amsterdam-Noord,
Dienst Zorg en Samenleven en Agis Zorgverzekeringen een programma gestart om ervaring
op te doen met structurele samenwerking tussen aanbieders en financiers op het gebied van
zorg en welzijn. Doel van deze samenwerking was op wijkniveau meer samenhang in het
aanbod te krijgen. Een aanbod wat gebaseerd moest zijn op de problematiek van de
bewoners en moest resulteren in een hogere kwaliteit van leven en doelmatiger inzet van
middelen. Met de komst van Samen DOEN in later ook OKT, Wijkzorg en een activeringsteam
naar Noord is het noodzakelijk gebleken om de focus van de verschillende teams onder de
loep te nemen en opdrachten te herformuleren. In de beginfase ondersteunde BSiN ook
gezinnen met kinderen, maar sinds een gemeentelijk besluit gaan de gezinnen met kinderen
naar het Samen DOEN Buurtteam. Ook na 2015 is er veel veranderd voor BSIN. In onze
interviews werd duidelijk dat vanuit cliëntperspectief de samenwerking Beter Samen in
Noord met Samen DOEN tot veel onrust en onduidelijkheid heeft gezorgd.
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 41/53
Adviesrapport ©
Positief is dat Samen DOEN tegenwoordig gebruik maakt van het triage platform van BSiN.
In Noord is het zaak de sterke kanten van de verschillende aanpakken en teams in kaart te
brengen en op basis daarvan en op basis van de toekomstbeelden van de betrokken partijen
te komen tot de meest optimale samenvoeging van teams. Resultaat moet, net als in de
andere gebieden van de stad, een krachtig stelsel zijn met stevige wijkteams. Daarboven
moet een team worden gepositioneerd dat huishoudens met complexe multiproblematiek
en regieverlies daadkrachtig en zo kort als mogelijk ondersteunt.
Onder meer Triage en Casemanagement (T&CM) en de krachtige verbinding met huisartsen
vanuit BSiN zijn succesvolle aspecten die geborgd moeten worden in de constellatie in Noord
en mogelijk de rest van Amsterdam.
6.3.4 Personeel en cultuur
Generalistisch werkende specialisten
De meerwaarde van Samen DOEN is de multidisciplinaire aanpak. Samen DOEN opereert op
het snijvlak van de drie transities. In de ontwikkelopgave Samen DOEN 2016 wordt
aangegeven dat ‘de teams bestaan uit generalisten met diverse specialistische
achtergronden die samenwerken om de complexe problemen van huishoudens met hen aan
te pakken’. Ook uit interviews met (jeugd)instellingen is naar voren gekomen dat enkele
hoogopgeleide specialisten in de teams ingezet worden als generalist en relatief weinig op
het eigen specialisme. De doelmatigheid van de inzet van de medewerkers kan worden
verbetert. Om die reden adviseren wij medewerkers in te zetten in eerste instantie als
specialist (en niet als generalist). Zoals de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (2014) in de
studie ‘De wijkprofessional: specialist met generalistische competenties’* aangeeft, bestaat
‘de generalist’ niet en is deze ook niet per definitie wenselijk. De professionals die in de
teams zitten hebben allen een eigen specialisme en deze zitten hier niet voor niets. Ze zijn
allen hard nodig om de huishoudens met problemen op meerdere leefgebieden te
ondersteunen. De Samen DOEN professionals zijn dus in eerste instantie specialist en
hebben een aantal generalistische competenties zoals regievoering, inzetten op eigen kracht
van inwoners en het betrekken van sociale netwerken. Op deze manier wordt de kennis van
de gedetacheerde medewerkers op een effectieve manier ingezet. De spanwijdte van de
integraliteit kent zijn grenzen, van belang is deze te kennen en snel te kunnen schakelen
naar de inzet die nodig is.
HR-beleid
De teamsamenstelling en de expertise en ervaring van de generalisten bepaalt het succes
van de aanpak. De aandacht voor competentiemanagement, teamontwikkeling, het
aannamebeleid en het hoge verloop speelt daarbij een belangrijke rol. Een belangrijke
verbetering op dit laatste punt kan worden gerealiseerd als Samen DOEN met de partners
afspreekt dat geen medewerkers in Samen DOEN-teams worden aangenomen met een
tijdelijk contract bij de moederorganisaties.
In de nauwe samenwerking tussen de partijen is het personeelsbeleid een onderwerp dat
geregeld op de agenda moet staan. De instellingen en de gemeente moeten een stevig
1? RVZ, De wijkprofessional: specialist met generalistische competenties”, 2014
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 42/53
Adviesrapport ©
commitment hebben en heldere afspraken maken. Aan te bevelen is dat de bestaande SOK
hierop aangepast moeten worden.
Daarnaast is een aandachtspunt dat er met het behoud van de huidige inkoopafspraken en
de verschillende van toepassing zijnde cao's, zoveel mogelijk wordt gekeken naar
mogelijkheden om de arbeidsvoorwaarden te harmoniseren.
Andere aandachtspunten voor HR-beleid zijn:
e Medewerkers met expertise en ervaring met zware gezinnen zijn een vereiste voor
Samen DOEN.
e Samen DOEN neemt medewerkers aan die gedurende langere tijd in de teams kunnen
blijven.
© Samen DOEN krijgt meer invloed op in-door-uitstroom van medewerkers.
© Samen DOEN moet meer grip krijgen op het functioneren van de medewerkers.
Deskundigheidsbevordering
Om die ondersteuning te optimaliseren moeten aanpassingen worden doorgevoerd. De
Samen DOEN-teams moet huishoudens kunnen helpen op alle terreinen. Er zijn mensen
nodig met expertise op de volgende inhoudelijke thema’s eerder genoemd in de
ontwikkelopgave Samen DOEN 2016:
e Wonen
e _Schuldenproblematiek
© GGZ problematiek
e _Lvb problematiek
© _Kind(veiligheid)
© Regievoering
Samen DOEN kan de deskundigheid van de medewerkers vergroten door te blijven werken
met Summer en Winter school programma’s of het aanbieden van trainingsmodules op
bepaalde thema’s zoals afgelopen jaar met schuldhulpverlening is gedaan.
Organiseer voldoende ruimte om met elkaar van casuïstiek te leren. De doelgroep van
Samen DOEN is complex, de medewerkers laveren allemaal tussen hun rol als specialist en
als generalist en kunnen simpelweg niet alle uitdagingen die ze tegenkomen alleen oplossen.
“De casuïstiekbespreking van Samen DOEN moet een update krijgen. Bij deze
complexe doelgroep moet je ruimte hebben om te overleggen met collega’s.
Casuistiek is niet uniform.”
6.4 Conclusies en aanbeveling
Op basis van ons onderzoek naar de toekomstige ontwikkeling van Samen DOEN,
concluderen we dat Samen DOEN meerwaarde heeft met name voor Amsterdammers en
Amsterdamse gezinnen met geringe sociale redzaamheid en adviseren wij Samen DOEN in
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 43/53
Adviesrapport ©
aangepaste vorm verder te laten we ontwikkelen. Het scenario dat wij hierbij aanbevelen
hebben wij aangeduid met ‘Verbinden met focus’.
Verbinden door :
e metde OKT's en Wijkzorg een stevige relatie te ontwikkelen zodat lacunes in het
aanbod kunnen verdwijnen en de doorzettingsmacht kan worden versterkt;
© _ vanuit opdrachtgeverschap meer integraal te gaan werken vanuit de gemeente;
e met netwerkpartners meer gezamenlijk de regie in te vullen en hierbij meer gebruik te
maken van co-creatie.
Met focus door:
e te investeren in het facilitair beleid en HR-beleid;
e scherpte aan te brengen in depositie en mandatering van de generalist ten behoeven
van de doorzettingsmacht;
e het versterken van de bedrijfsprocessen (onder meer ICT, kwaliteit en planning &
control).
Gedurende deze tijdelijke periode is ons advies om sterk te werken aan de doorontwikkeling
en de samenhang binnen het stelsel zoals het nu is ingericht. Het gaat dan met name om het
verbeteren van de relatie van Samen DOEN met de ketenpartners in Amsterdam. De
afspraken die daaruit voortkomen en de wenselijke dienstverlening moet breed verspreid
worden. Waar staat het voor? Wat is de opdracht? Hoe verhoudt het zich tot andere spelers
in de markt? Deze opdracht en werkzaamheden van Samen DOEN moeten breed en
eenduidig worden gecommuniceerd. Ook is het goed de verbinding tussen Samen DOEN en
de nieuwe inkoopstrategie van Amsterdam in de komende periode nader uit te werken.
De verbinding met de partners in de stad is een essentieel onderdeel van de
ontwikkelopgave. Kortom, verbinden met focus!
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 44/53
Adviesrapport ©
Bijlage 1 Overzicht geraadpleegde documenten
Voor het bureauonderzoek zijn de volgende documenten geraadpleegd en geanalyseerd:
© Gemeente Amsterdam, Begroting 2017, September 2015
© Gemeente Amsterdam, Programma 5 onderwijs, jeugd en diversiteit, 2015
© Gemeente Amsterdam, 3e bestuursrapportage 2015, Nieuwe jeugdstelsel Amsterdam,
Vastgesteld door het college van B&W op 19 april 2016
© Gemeente Amsterdam, fe bestuursrapportage 2016, Nieuwe jeugdstelsel Amsterdam,
Vastgesteld door college van B&W op 5 juli 2016
© Gemeente Amsterdam, Samen DOEN, Voordracht voor collegevergadering van
4 nov 2014
e Gemeente Amsterdam, Notitie Inkoop, 2016
© Gemeente Amsterdam, Samenwerkingsovereenkomst Samen DOEN in de buurt,
December 2015
© Gemeente Amsterdam, Susan van Geel en Matty de Wit, MKBA Sociaal Domein
Amsterdam, Update sociale wijkteams, Bouwsteen voor de integrale MKBA sociaal
domein, april 2016
© Gemeente Amsterdam, Concept Ontwikkelopgave Samen DOEN 2016, december 2015
e Gemeente Amsterdam, De toekomst van de wijkteams in Amsterdam, 2014
© Gemeente Amsterdam, Voortgangsrapportage, Samen DOEN, Januari — december 2015,
januari 2016
© Gemeente Amsterdam OIS, Evaluatie wijkteams, voorstel voor aanvullend onderzoek
(concept), februari 2016
e Samenwerkend Toezicht Jeugd/Sociaal Domein, Calamiteitenonderzoek Amsterdam,
Borgen van veiligheid in kwetsbare gezinnen, Utrecht, september 2015
e __Movisie, Samen DOEN in de buurt in Amsterdam, maart 2014
© Gemeente Amsterdam, gemeenteblad, voortgangsrapportage Samen DOEN In de buurt
2014
© Gemeente Amsterdam, Werkafspraken bureau leerplicht en Samen DOEN, februari 2016
© Gemeente Amsterdam, Werkafspraken preventief interventie team (pit) en Samen
DOEN
e Gemeente Amsterdam, Werkafspraken Veilig thuis en Samen DOEN, mei 2016
© Gemeente Amsterdam, Werkafspraken Voortgezet onderwijs, mei 2016
e Gemeente Amsterdam, Werkwijze Participatie en inkomen wpi, juli 2015
© Gemeente Amsterdam, Werkwijze Samen DOEN mpg-aanpak, juli 2015
© Gemeente Amsterdam, Werkwijze toegang jeugdbescherming, oktober 2015
e Rekenkamer Amsterdam, bestuurlijk rapport, Privacy van burgers met een hulpvraag,
maart 2016
© Rekenkamer Amsterdam, onderzoeksrapport, Privacy van burgers met een hulpvraag,
maart 2016.pdf
e Gemeente Amsterdam, Brief Voortgang toekomstscenario’s Preventief Interventie Team,
30 augustus 2016, bijlage 1 — Resultatenrapportage PIT mei 2016, bijlage 2
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 45/53
Adviesrapport ©
Samenvatting Resultatenrapportage PIT mei 2016, bijlage 3, bevindingen pilot
toekomstscenario’s PIT
© Gemeente Amsterdam, Stand van zaken borging toekomstscenario’s Preventief
Interventie Team, Voordracht voor de collegevergadering van 13 september 2016
e Gemeente Amsterdam, Memo Nieuw voor Oud 2013 Samen DOEN, 2013
© Gemeente Amsterdam, College Flap Memo Nieuw voor Oud 2013 Samen DOEN, 2013
© Oldenhof, Lieke, De Wijkprofessionals: specialist met generalistische competenties,
Raad voor de Volksgezondheid & Zorg, 2014
© Samenwerkend Toezicht Jeugd, Vormgeving zorg en ondersteuning aan gezinnen met
geringe sociale redzaamheid, Utrecht 2014
e Versterk, Samen DOEN - Plan van aanpak professionalisering generalist, 2016
e VerSterk, Samen DOEN - Gebiedsgericht werken, 2016
e VerSterk, samen DOEN - Taakverdeling volgens de teamleiders, 2016
e VerSterk, Samen DOEN - Taakverdeling volgens de teamassistenten, 2016
e VerSterk, Samen DOEN — Detailplanning, 2016
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 46/53
Adviesrapport ©
Bijlage 2 Overzicht geïnterviewde personen
Onderstaand alle betrokkenen die geïnterviewd zijn in het kader van het onderzoek Samen
DOEN meer waarde?
‚Naam ________\Organisatie ____\Functie |
werken en innoveren
eN Den
Metropool Amsterdam en
Kinderombudsman Amsterdam
Loes Olgers Gemeente Amsterdam hoofd afdeling
DN TTL EE
Toewijzing
Sascha Steinmann Gemeente Amsterdam Adviseur wijkzorg binnen afd.
en
schuldhulpverlening
Petra Nijmeijer Gemeente Amsterdam Hoofd actiecentrum veiligheid
ee
Noord
Jacko van der Meulen Gemeente Amsterdam Programmamanager Samen
eenen joen
Samen DOEN
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 47/53
Adviesrapport ©
Jaap Teeuwissen Gemeente Amsterdam Teamleider en programmateam
arenden pete messannen
Adan Miedema | Geestelijke Gezondheidszorg
MagoMers Goodwillcentra Amsterdam
Paulien van Hessen SAG gezondheidscentra
Saskia Huisman Veilig Thuis Amsterdam- Teammanager
er me
Maatschap
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 48/53
©
Adviesrapport Er
Bijlage 3 Itemlijsten
DEEL 1 - Samen DOEN - NU
‘foto’ van het huidige programma Samen DOEN scherp te krijgen.
Hoe beoordeelt u het huidige programma/de organisatie ten aanzien van de volgende
aspecten?
© Positionering en meerwaarde in het stelsel
oe Hoe kijkt u naar de positie van Samen DOEN als een tweedelijns dienstverlener in
Amsterdam?
oe __ Ziet u mogelijkheden voor een besparing/efficiëntieverbetering binnen de
organisatie van Samen DOEN?
oe Is de afstemming met de doelgroepen van de Activeringsteams, de
Wijkzorgnetwerken en de Ouder- en Kindteams voldoende helder en in de praktijk
goed werkbaar?
e Meerwaarde vanuit klantperspectief
e Zijn de teams voldoende in staat om de doelgroep van niet zelfredzame cliënten te
bedienen?
e Hoe waardeert u de samenstelling van de verschillende Samen DOEN-teams?
e Is de huidige afbakening van de doelgroep van de Samen DOEN-teams helder?
© Lerend vermogen
o Beweegt het programma SD voldoende mee met de ontwikkelingen die spelen in-
en extern?
oe __ Worden pijnpunten in de organisatie opgepakt om herhaling te voorkomen?
Hoe beoordeelt u het huidige programma/organisatie ten aanzien van samenwerking?
e metde klant;
© tussen professionals binnen Samen DOEN;
© met andere teams (Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en de activeringsteams);
© tussen professionals van partners (Gl, specialistische zorg, politie);
© met informele partijen (vrijwilligersorganisaties, wijkorganisaties e.d.)
Hoe beoordeelt u het huidige programma/de organisatie ten aanzien governance?
e De inrichting en kwaliteit van het toezicht
oe __ Vanuit gemeente: ambtelijk en bestuurlijk
e __ Vanuit de Stuurgroep
oe Extern toezicht: inspecties
e Verantwoording
e _ Beleidsverantwoording
e Financiële verantwoording
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 49/53
Adviesrapport ©
© Sturing (regie)
e Sturing vanuit opdrachtgeverschap (gemeente)
e Sturing vanuit samenwerkende partijen
e Sturing in de uitvoering: doorzettingsmacht en sturing op werkprocessen
e Beschikking hebben over helder beleidskader; prestatie-indicatoren
© Inkoop
e Kwaliteit van inkoopprocessen
oe ___ Aanwezige expertise
e Monitoring en evaluatie
Hoe beoordeelt u het huidige programma/de organisatie ten aanzien van bedrijfsvoering?
© Hoe beoordeelt u het aantal Samen DOEN-teams vanuit het perspectief van
bedrijfsvoering?
© Hoe kijkt u naar het dienstverleningsconcept van Samen DOEN in de wijk?
© Hoe kijkt u naar de werkprocessen van Samen DOEN?
© Heeft u inzicht in de huidige caseload van de professionals van de Samen DOEN-teams?
© Ziet u mogelijkheden om de huidige caseload te verhogen? En zo ja, welke eventuele
(negatieve) gevolgen kan dit hebben? Dient er rekening te worden gehouden met
aanvullende risico’s?
© Heeft u inzicht in de huidige formatie en de verhouding tussen uitvoerende
professionals enerzijds en leidinggevende en aansturende professionals anderzijds?
© Ziet u mogelijkheden om de ‘span of control’ van de leidinggevenden en aansturende
professionals te vergroten? En zo ja, welke eventuele (negatieve) gevolgen kan dit
hebben? Dient er rekening te worden gehouden met aanvullende risico’s?
Hoe beoordeelt u het huidige programma/organisatie op het gebied van financiën
© Hoe kijkt u naar het financieringsmodel van Samen DOEN?
© _Zietuverbetermogelijkheden?
© Ziet u andere financieringsbronnen voor deze dienstverlening?
© Hoe kijkt u naar de verhouding kosten-baten binnen Samen DOEN?
e Beschikt u over inzicht in de opbrengsten en de kosten van de Samen DOEN-teams?
© Heeft u verwachtingen over, dan wel inzicht in de ontwikkeling van de opbrengsten en
de kosten in de komende jaren?
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 50/53
Adviesrapport ©
DEEL 2 - TOEKOMST
In het tweede deel van ieder interview worden vragen gesteld die tot doel hebben de
Scenario’s voor de toekomst
e In welk(e) scenario (s) ziet u de meeste meerwaarde voor Samen DOEN? Wat is uw
voorkeursscenario en waarom?
e In welk scenario ziet u uit klantperspectief de grootste/ minste risico’s?
e Welk scenario acht u vanwege het krachtenveld lastig realiseerbaar/haalbaar?
e Welk scenario kan volgens u rekenen op het meeste draagvlak?
e Het vijfde scenario is later toegevoegd: ‘Samen DOEN heeft meerwaarde en wordt in
aangepaste vorm uitgevoerd’. Op welke gebied moeten naar uw opvatting aanpassingen
getroffen worden?
Om zo objectief mogelijk te kunnen adviseren is het van belang dat we per scenario een zo
compleet mogelijk beeld hebben. Om die reden lopen we de scenario’s langs en vullen, voor
zover mogelijk, per scenario de nog ontbrekende informatie aan. We doen dat per thema:
© Positionering en meerwaarde in het stelsel
e Meerwaarde vanuit klantperspectief
© Samenwerking
oe met de klant;
oe tussen professionals binnen Samen DOEN;
oe met andere teams (Ouder- en Kindteams, Wijkzorgnetwerken en de
activeringsteams);
o tussen professionals van partners (Gl, specialistische zorg, politie);
e met informele partijen (vrijwilligersorganisaties, wijkorganisaties e.d).
e _Werkprocessen/werkwijze
© Lerend vermogen
Governance
Hoe ziet u de ondergenoemde aspecten van governance in de vijf scenario’s
e De inrichting en kwaliteit van het toezicht
© Vanuit gemeente: ambtelijk en bestuurlijk
© Vanuit de Stuurgroep
© Extern toezicht: inspecties
e Verantwoording
e _Beleidsverantwoording
© Financiële verantwoording
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 51/53
Adviesrapport ©
© Sturing (regie)
e _ Sturing vanuit opdrachtgeverschap (gemeente)
e Sturing vanuit samenwerkende partijen
© Sturing in de uitvoering: doorzettingsmacht en sturing op werkprocessen
e _ Beschikking hebben over helder beleidskader; prestatie-indicatoren
© Inkoop
e Kwaliteit van inkoopprocessen
® Aanwezige expertise
e _ Monitoring en evaluatie
Organisatiemodellen
Grofweg kunnen we de volgende modellen onderscheiden waarin we sociale teams kunnen
onderbrengen
© Onderdeel gemeente
e _Samenwerking/projectorganisatie (huidige vorm)
e Uitbesteding aan hoofdaannemer
© Juridische entiteit
Vindt u het huidige model toereikend voor toezicht, verantwoording, sturing/regie en inkoop
of opteert u voor een ander organisatiemodel?
Financiën/ bedrijfsvoering
Hoe ziet u de ondergenoemde aspecten van financiën/ bedrijfsvoering in de vijf scenario’s?
© _Financieringsmodel
© Verhouding kosten-baten
e _Caseload
° Formatie
© Span of controle
e Werkprocessen
© Aantal teams (wijk, stadsdeel, stad)
Afronding
e Wilt u nog wat kwijt wat niet aan de orde is geweest?
e Informatie over vervolg/verslag
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 52/53
Adviesrapport A
Bijlage 4 Interviewprotocol
X Gemeente EN
% Amsterdam \C
% Samen DOEN ed
Interview protocol
RadarAdvies voert in het kader van de adviesopdracht “toekomst Samen DOEN vanaf 2018”,
interviews met stakeholders in Amsterdam.
Om de geloofwaardigheid van de resultaten uit het onderzoek te waarborgen, hanteert
RadarAdvies een interviewprotocol. Deze wordt ingezet omdat RadarAdvies veilig, zorgvuldig
en transparant werkt. Er wordt zorgvuldig omgegaan met de belangen van de betrokkenen.
Het protocol verschaft duidelijkheid voor alle bij het onderzoek betrokken partijen over wat
er wordt verwacht, de rollen en de geheimhouding.
Vooraf worden de respondenten geïnformeerd over de gesprekspunten en het
doel van het interview.
Voor een zorgvuldige verslaglegging kan RadarAdvies, in overleg met de
En respondent, een opname maken van het interview.
dis
RadarAdvies stelt naar aanleiding van het interview een kernpuntenverslag op. Dit
Ag verslag wordt ter commentaa sr aan de geïnterviewde persoon voorgelegd. Deze
| laatste dient zijn commentaar binnen vijf werkdagen na dagtekening van het
a toegezonden concept verslag terug te sturen. RadarAdvies stelt na kennisneming
van het commentaar het verslag vast.
De opname en het kernpunten verslag zijn uitsluitend in te zien door de
onderzoekers en worden niet met opdrachtgever of anderen gedeeld. De opname
wordt enkel door RadarAdvies gebruikt en wordt vernietigd na afloop van het
onderzoek.
RadarAdvies 2016
Adviesrapport Samen DOEN, Verbinden met focus —-RadarAdvies november 2016 53/53
| Onderzoeksrapport | 54 | train |
Gemeente
Amsterdam
Ed
P
Tp s
x d En
à NT El
Te Pi r
| ns  EE. í q NP 4
OEE EE EE MIN
BEEM EEE
6 UK '
| | 3 3 er Een
| | n mn:
De
Programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam
Kwartaalrapportage
Í \ open over dichte tunnels
® u
p 8
MN | „ Er
he, En ì te: ie JE 8 In pn | vj e ne , es ù B S d 4 Ene Ek ezel
enke NEN wai bd EE se
= pek | ! En Ee 1 î am á
mmm nt nn Oa his} A nn ZG
ek RE sf
Verkeerscentrale Amsterdam Piet Heintunnel LEE Tat Michiel de Ruijtertunnel
1 Managementsamenvatting O3 2021 nn 3
2 Voortgang.
2.1 Bijdrage aan de stad. … ee 3
2.2 De voortgang van de projecten en effecten buiten. … …… ………. 9
2.3 Samenwerking met strategische partners. … … 11
2.4 Tegenspraak ee 12
3 Programmabeheersing. … 14
3.1 Programma Scope ne 14
3.2 masterplanning … … … ne 14
3.3 Financiële stand van zaken 16
3.4 Risicomanagement. … nn 16
Bijlage 1. Afkortingen en definities. 22
Bijlage 2. Factsheets per project. … eeen 23
Factsheet project Vernieuwing Verkeerscentrale 24
Factsheet project Renovatie Piet Heintunnel 27
Factsheet project Renovatie Amsterdam Arenatunnel … ……………………… … 30
Factsheet project Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel ………………………… 32
2
HOOFDSTUK 1
Managementsamenvatting Q3 2021
De rapportage over het derde kwartaal 2021 van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam
geeft de gemeenteraad, het gemeentebestuur, de gemeentelijke directies en de strategische partners
inzicht in de voortgang van de programmadoelstellingen. Tevens is de rapportage een bron van infor-
matie voor inwoners van Amsterdam en andere belangstellenden.
Scope In het derde kwartaal van 2021 is de scope van het programma niet gewijzigd.
022021 © De aangekondigde intake voor het vervangingsonderhoud van de IJ-tunnel is uitgevoerd.
O3 2021 @ | Voor deze vervanging zijn geen middelen gereserveerd in de Begroting 2022, dit project
zal niet worden toegevoegd aan de programmascope.
Planning Elk kwartaal worden probabilistische analyses uitgevoerd, waarmee de mogelijke gevolgen
Q22021 @ | van risico’s op de planning zichtbaar worden gemaakt.
Q3 2021 © | De probabilistische analyse voor de Renovatie Piet Heintunnel wordt in oktober 2021
afgerond. Op basis van een managementanalyse van de actuele ontwikkelingen wordt
het haalbaarheidspercentage voor het behalen van de mijlpaal openstelling gelijk
gehouden aan het percentage in het tweede kwartaal (16%). Op grond van de maat-
regelen in het strategisch beheersplan wordt gekeken naar mogelijkheden om dit
haalbaarheidspercentage te verbeteren.
Voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam is de haalbaarheid van de
mijlpalen onveranderd hoog.
De planning voor de resterende scope-onderdelen van de Michiel de Ruijtertunnel wordt
in het vierde kwartaal 2021 bijgewerkt in de herijking van de masterplanning.
Nu de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel wordt uitgesteld (project wordt in
portefeuille aangehouden), zijn de mijlpalen in de masterplanning niet meer aan de orde.
Het programmaplan en de masterplanning moeten hierop worden aangepast en opnieuw
worden vastgesteld.
Financiën Momenteel is circa € 235,9 miljoen aan kredieten beschikbaar. Inmiddels is circa € 152,1
022021 © \ miljoen verplicht en € 94,7 miljoen is betaald. De eind september door het College van
Q3 2021 © | B&W gepubliceerde Begroting 2022 laat zien dat het aanvullende budget voor de
Renovatie van de Amsterdam Arenatunnel is aangehouden in portefeuille en niet be-
schikbaar komt. Het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam maakt grotendeels
wel onderdeel uit van de begroting.
Risico's Vorig kwartaal is discontinuïteit van de projecten en het programma gerapporteerd
022021 © | als het grootste risico. Gelet de Begroting 2022 is dit risico voor het project Renovatie
032021 © \ Amsterdam Arenatunnel een feit geworden en is renovatie van deze tunnel niet langer
aan de orde. Volgend kwartaal zal na vaststelling van de begroting het kader van het
programma opnieuw moeten worden vastgesteld zodat de stoplichten van Planning,
Financiën en Risico's aan de hand daarvan geactualiseerd kunnen worden.
®
® ®
HOOFDSTUK 1
Managementsamenvatting Q3 2021
Kwaliteit Dit kwartaal is besloten de adviesraad van het programma AWA samen te voegen met
Organisatie de adviesraad van de tunnelbeheerorganisatie. Doel van deze samenvoeging is om een
022021 © | Meer integrale visie op de gehele levenscyclus (aanleg, beheer en renovatie) van de
032021 © Amsterdamse tunnels te vormen.
Met het Commissariaat Civiele Constructies is dit kwartaal gekeken naar de voortgang
van de maatregelen uit het strategisch beheersplan om de betrouwbaarheid van de
projectplanning Piet Heintunnel te vergroten.
Afgelopen kwartaal zijn diverse audits uitgevoerd, wat moet bijdragen aan kwalitatief
betere producten en een grotere zekerheid op het behalen van de programmadoelen.
®
® ®
: i Pd Ge a 5 ee | - En ES mj - 1 he in f f
, j er 4 ’ 4 os 5 pn -
K. 7 P Nn |
E ie _ s ns : en ze ie = ie { Ld ETET
= r ns : zl A eran Mt REE IE PE)
‚ ì ee ze Lek meere ee
® Y pr se nn En as : at ee E % Ne er ne pi ee
MB Ann OE
— BE esn ei Em Ehr
5 E n - Pd Si Ee jz .
EE ren .
ms « gn D, A dm,
ad We - a gr 4 f
np | | |
pe ai ni en: \,
ee ä =p wr lá ij e ij L RE Er kn
e OEE O& p
Á Pe p jeensbereikbaar en
é , s gr E sd E s| Ï '
P's z 7% bonden Amsterdam.
Er ee HI Ï
| Ndar/vebr de toekomst.”
Dit hoofdstuk beschrijft de voortgang van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam in het derde
kwartaal van 2021. Paragraaf 2.1 relateert deze voortgang aan de programmadoelstellingen. Paragraaf
2.2 aan de voortgang van de vier projecten, inclusief de impact die de projecten hebben op mobiliteit
in de stad en op de omgevingspartijen. Paragraaf 2.3 licht de samenwerking met onze partners toe.
En in paragraaf 2.4 staat centraal welke tegenspraak is georganiseerd om het resultaat van het
programma te borgen.
2.1 Bijdrage aan de stad
Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam (AWA) zorgt ervoor dat de Amsterdamse wegtunnels
en de Verkeerscentrale Amsterdam (VCA) klaar zijn voor de toekomst: veilig te gebruiken, eenvoudig te
bedienen en gemakkelijk te onderhouden.
Het programma heeft twee hoofddoelstellingen:
1. Het realiseren van veilige en beschikbare wegtunnels die voldoen aan de huidige wetgeving; en
2. Zorgen voor een uniforme bediening, bewaking en een functioneel uniforme, toekomstbestendige
tunneluitrusting die bijdraagt aan de veiligheid en beschikbaarheid van de tunnels. Zodat ook in de
toekomst de bereikbaarheid van de stad is geborgd.
Het programma bestaat uit vier projecten:
e de aanpassing van de Michiel de Ruijtertunnel (uitvoering in de tunnel gereed;
software-aanpassingen zoveel mogelijk tijdens onderhoudsnachten in 2022);
° de renovatie van de Piet Heintunnel (uitvoering juni 2021 t/m september 2022);
e de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel (uitvoering, afhankelijk van financiering, voorzien
vierde kwartaal 2023 t/m derde kwartaal 2024); en
e de vernieuwing van de Verkeerscentrale Amsterdam (uitvoering voorzien vierde kwartaal
2023 t/m eerste kwartaal 2025).
Hieronder beschrijven we wat in het derde kwartaal van 2021 is gedaan om deze opgave te realiseren.
21.1 Overkoepelend
Voor het realiseren van de hoofddoelstellingen van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam is
het van belang dat de investeringen die de stad met het programma doet, zich vertalen in opbrengsten
in de beheerfase, wanneer het programma en de onderliggende projecten zijn afgerond. Anders
gezegd: elke maatregel moet waarde toevoegen. Niet alle maatregelen zijn financieel te kwantificeren
maar in de gemaakte businesscase van doelstelling 2 van het programma moeten de maatregelen ten
minste een neutrale en natuurlijk bij voorkeur een positieve bijdrage leveren. Dit kan in grote lijnen op
drie manieren:
° Ten eerste rendeert het programma beter naarmate de opbrengsten beter worden ingebed in
de tunnelbeheerorganisatie (directie Verkeer & Openbare Ruimte). Hierdoor kunnen er positieve
effecten in de beheerfase ontstaan. Tussen het programma Aanpak Wegtunnels en de tunnel-
beheerorganisatie vindt intensief overleg plaats, onder meer via de zogenaamde 'AWA ambassa-
deurs’ (op de terreinen informatievoorziening en asset management). In de praktijk blijkt dat we
elkaar elk kwartaal beter weten te vinden.
e Ten tweede rendeert het programma beter naarmate meer Amsterdamse wegtunnels functioneel
uniform zijn uitgerust en op gelijke wijze worden bediend en onderhouden. Dit kan een besparing
opleveren in de projecten en in de beheerfase. Het verzoek van de tunnelbeheerorganisatie aan het
programma om in 2024 ook het vervangingsonderhoud te doen van de IJ-tunnel, zoals vermeld in
de rapportage over het tweede kwartaal 2021, sluit hier volledig op aan.
* Ten derde rendeert het programma beter naarmate de nieuwe verkeerscentrale wordt voorbereid
op de doorontwikkeling naar de ‘mobiliteitscentrale van de toekomst’.
In het derde kwartaal van 2021:
e heeft de tunnelbeheerorganisatie ervoor gekozen om met het bouwinformatiemodel (BIM) van het
programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam te gaan werken;
e heeft de tunnelbeheerorganisatie besloten om de digitale tunneltweeling te gaan gebruiken voor
zowel haar operatie als voor opleiden, trainen en oefenen (met de tunneltweeling wordt getest
voordat wijzigingen in de tunnels of de verkeerscentrale worden gebruikt. Tevens biedt het
realistische faciliteiten voor verkeersleiders);
e zijn de ‘Operational Concept Description’, waarvan BIM en de Tunneltweeling onderdeel zijn, en de
beheervisie 2030 van de tunnelbeheerorganisatie vastgesteld. Daardoor beschikken beide organi-
saties over een gedeelde set topdocumenten (de Operational Concept Description is een kader-
stellend document dat de huidige situatie beschrijft, de argumenten om die mede op basis van de
beheersvisie 2030 te wijzigen, het beoogd gebruik in de toekomst en de weg daar naartoe);
e isde ‘object type library’ doorontwikkeld en met de projecten binnen het programma afgestemd
(de object type libary is een bibliotheek die beschrijft hoe een Amsterdamse tunnel en verkeers-
centrale in technisch opzicht in elkaar zit en die dus in belangrijke mate bijdraagt aan functionele
uniformiteit — ook buiten de huidige scope van het programma);
e hebben we de intake afgerond voor toevoeging van de IJ-tunnel aan het programma Aanpak
Wegtunnels Amsterdam. De conclusie is dat de scope van het project IJ-tunnel scherper
gedefinieerd dient te worden om de kosten beter in beeld te kunnen brengen; en
e werken we het definitief ontwerp voor de Verkeerscentrale Amsterdam zodanig uit dat deze,
naast tunnelbediening, ook voorsorteert op bredere sturing op mobiliteit, door aantakking van de
mobiliteitscentrale van de toekomst).
2.1.2 Veilig te gebruiken
Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam zorgt voor een veilige, uniforme uitrusting voor de
tunnels binnen zijn scope en werkt aan veilige technieken, procedures en handelingsprocessen. In een
testcentrum kunnen we nieuwe systemen en installaties uitproberen, voordat we ze implementeren in
de tunnels en in de nieuwe verkeerscentrale. Ook kunnen we verkeersleiders opleiden, trainen en
oefenen met behulp van dit testcentrum. Tegelijkertijd zit het aspect veiligheid op het onderwerp
cybersecurity ook in de dagelijkse omgang met vertrouwelijke documenten, de toegang tot systemen
en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie.
In het derde kwartaal van 2021:
e zijn acties in gang gezet om veiligheidstrede 3 van de Veiligheidsladder te bereiken, met op onder-
delen ambities naar veiligheidstrede 4 (op een schaal van 5). Het gaat hierbij om veiligheidsbewust-
zijn binnen de programmaorganisatie;
e zijn, in het verlengde hiervan, maatregelen geïmplementeerd met betrekking tot het beheer en het
classificeren van (vertrouwelijke) documenten. Ook zetten we samen met de tunnelbeheerorganisatie
stappen op het gebied van cybersecurity;
e hebben we de bediening en bewaking van de IJtram (lijn 26) overgenomen van de tunnelbeheer-
organisatie, nadat de energievoorziening van de tunnelbuizen voor het wegverkeer en de tunnel-
buis voor de tram installatietechnisch waren ontvlochten;
e hebben we in de Piet Heintunnel samen met de hulpdiensten op basis van een calamiteitenscenario
een oefening gedaan. Er zijn leerervaringen opgedaan en op basis daarvan zijn procedures enigszins
bijgesteld;
e heeft een onderzoek naar de stempelconstructie boven de weg in de Piet Heintunnel uitgewezen
dat vervanging van de metalen constructie door een betonnen constructie vanuit veiligheids-
perspectief niet voldoet. Er is nu gekozen voor een betonnen constructie met brandwerende
bekleding; en
e zijn de verkeersproblemen op de omleidingsroutes door de sluiting van de Piet Heintunnel
uitgebleven. Ook op het gebied van veiligheid, luchtkwaliteit en het aantal klachten vallen de
gevolgen vooralsnog mee.
21.3 Eenvoudig te bedienen
Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam uniformeert systemen en procedures, waardoor
de complexiteit vermindert, de kans op menselijke fouten afneemt en de inzetbaarheid van
tunnelverkeersleiders verbetert. Uniformiteit is hierbij het sleutelwoord.
In het derde kwartaal van 2021:
® iser tijdens het ontwerptraject van de bediendesks voor de Verkeerscentrale Amsterdam
onverwacht een uitdaging ontstaan om de gewenste functionaliteit en vereiste ARBO-veiligheid
(ergonomie) te combineren. Momenteel onderzoeken we hoe we deze twee aspecten, in samen-
hang met tunnelveiligheid, beter in balans kunnen brengen. Dit onderzoek moet in het vierde
kwartaal van 2021 zijn afgerond;
e hebben we een onderzoek (gap-analyse) afgerond naar de tunnels buiten de scope van het pro-
gramma Aanpak Wegtunnels Amsterdam (de IJ-tunnel en de Spaarndammertunnel). De centrale
vraag was hoe we de tunnels buiten onze scope op de verkeerscentrale krijgen aangesloten. Die
analyse is afgerond, waardoor we verder kunnen met het ontwerpen van deze koppelingen;
e is definitief besloten de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel vanaf de Dijksgracht te laten
plaatsvinden en de nieuwe bedienmiddelen daarvoor geschikt te maken; en
e is besloten dat de Dijksgracht een uitwijkcentrale wordt, die in noodgevallen de bediening van de
tunnels kan overnemen van de nieuwe Verkeerscentrale Amsterdam.
2.1.4 Makkelijk te onderhouden
Functioneel uniforme tunnels dragen bij aan eenvoudiger en daarmee efficiënter onderhoud. De tunnels
geven straks real time informatie over de toestand waarin installaties zich bevinden, zodat onderhoud
adequaat kan worden gepland en uitgevoerd. Dit maakt het beheer van tunnels niet alleen efficiënter maar
heeft ook positief effect op de beschikbaarheid van de tunnels zelf.
In het derde kwartaal van 2021:
e hebben we in samenwerking met de tunnelbeheerorganisatie use cases uitgewerkt (omschrijvingen van
te zetten stappen bij een bepaalde gebeurtenis) om het onderhoud te vereenvoudigen en daarmee de
onderhoudslast omlaag te brengen;
e hebben we op basis van deze uses cases met de tunnelbeheerorganisatie verder gesproken over welke
data nodig is om te komen tot sturingsinformatie. Deze sturingsinformatie moet de tunnelbeheer-
organisatie (op termijn) in staat stellen om voorspelbaar onderhoud te plegen, waardoor de betrouw-
baarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid en veiligheid van de wegtunnels verbetert. De data die
installaties leveren, moeten sturing mogelijk maken op veiligheidskritische functies en bedrijfskritische
functies. Veiligheidskritische informatie is vooral van belang voor verkeersleiders, bedrijfskritische
informatie voor de assetmanagementorganisatie; en
e is besturingssoftware die Siemens maakte voor de Piet Heintunnel ook geschikt gemaakt voor
besturing van de Arenatunnel (aan de afronding van dit ontwerp wordt nog gewerkt).
| 8
2.2 De voortgang van de projecten en effecten buiten
2.2.1 Voortgang projecten
Deze paragraaf geeft beknopt de voortgang weer op de vier projecten en de intake voor een vijfde
project. Een uitgebreidere beschrijving is te vinden in de factsheets per project (bijlage 2).
Uitvoering renovatie Piet Heintunnel vordert
Na de tunnelsluiting op 25 juni 2021 is het vervolg van de uitvoeringswerkzaamheden in het derde
kwartaal goed verlopen. Tijdens een ombouwweekend in juli 2021 is de wegtunnel volgens plan ge-
deeltelijk ontvlochten van de IJtramtunnel, zodat er een veilige en werkbare scheiding bestaat tussen
de tunnelbuizen en de IJtram gedurende de werkzaamheden veilig kan blijven rijden. De oude instal-
laties zijn uit de tunnelbuizen voor het wegverkeer en de dienstgebouwen verwijderd en een begin is
gemaakt met de opbouw van de eerste tunnelsectie conform het nieuwe ontwerp.
De uitwerking van de ontwerpen is in volle gang, maar kent ook enkele tegenvallers. Zo zorgen
negatieve resultaten van uitgevoerde brandproeven op een stempelconstructie en vluchtdeuren tot
aanpassingen van het ontwerp. Daarnaast blijkt de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel vanuit de
verkeerscentrale een uiterst complex issue. Dit leidt tot het herplannen van diverse werkzaamheden en
daarmee een herziening van de planning. Door deze ontwikkelingen blijft het haalbaarheidspercentage
voor het behalen van de einddatum (te) laag (16%).
Het verkeersbeeld op de gewenste omleidingsroutes en ook op ongewenste alternatieve routes is nu
nog rustig, maar de verkeersdrukte neemt wel toe.
Geen financiering begroot voor renovatie Amsterdam Arenatunnel
In de masterplanning bij het vastgestelde programmaplan Aanpak Wegtunnels Amsterdam wordt
uitgegaan van start aanbesteding van het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel eind 2021. Voor
de uitvoering van dit project is echter in de Begroting 2022 geen geld gereserveerd. Het project wordt
nu in portefeuille gehouden en de renovatie van de Arenatunnel wordt uitgesteld. Wel zal de huidige
voorbereidingsfase conform opdracht worden afgerond. De Arenatunnel voldoet echter niet aan het
vereiste veiligheidsniveau. Welke consequenties dat heeft, wordt nu in beeld gebracht, maar de kans is
reëel dat de tunnel daarom op korte termijn zal moeten worden gesloten. Ondertussen ging afgelopen
kwartaal de voorbereiding voor de renovatie wel door. Siemens is dit kwartaal gestart met de ontwerp-
uitwerking van de 3B-software (3B staat voor de woorden bewaking, bediening en besturing).
Dit vindt gelijktijdig en integraal plaats met het ontwerpproces van de overige deelinstallaties.
Daarnaast is door het projectteam gewerkt aan de voorbereiding van de aanbestedingsdocumenten.
Project Vernieuwing Verkeerscentrale werkt toe naar uitvoeringsbesluit
Het werk binnen het project Vernieuwing Verkeerscentrale (VCA) is gericht op het gereedkomen van
stukken voor de aanvraag van het uitvoeringsbesluit en stukken voor de aanbesteding. Om op tijd te
kunnen starten met de realisatie van de nieuwbouw voor de VCA is eind 2021 een uitvoeringsbesluit
nodig. Daartoe is hard gewerkt aan ontwerpdocumenten voor de gehele scope van het project en de
daarbij passende uitvoeringsraming. Met betrekking tot de vormgeving van de bediendesks is een
extra ergonomische analyse uitgevoerd, wat leidt tot een spanningsveld tussen enerzijds een functioneel
zo compleet mogelijke en anderzijds een ARBO-veilige en goed bruikbare bediendesk. Hierover zal
extra advies worden ingewonnen. Het testcentrum is deze zomer bouwkundig opgeleverd. Het gebruik
van dit testcentrum voor systemen van de Piet Heintunnel wordt momenteel voorbereid.
Overdracht Michiel de Ruijtertunnel komt naderbij
Nadat in het tweede kwartaal de werkzaamheden aan de hittewerende beplating en beweegbare
camera's al waren afgerond, is nu ook de opleverdocumentatie opgesteld en getoetst. In het vierde
kwartaal is de formele overdracht richting de beheerorganisatie gepland.
Project Michiel de Ruijtertunnel werkt daarnaast aan de voorbereiding voor de resterende werkzaam-
heden aan de Besturing, Bediening en Bewaking (3B), waarvan de planning binnenkort wordt herijkt.
Intake project vervangingsonderhoud IJ-tunnel laat noodzaak nader onderzoek zien
De eerder aangekondigde intake van het vervangingsonderhoud van de IJ-tunnel is dit kwartaal
uitgevoerd. De beoogde werkzaamheden van dit project omvatten de vervanging van de asfaltverharding
in de tunnel en de vervanging van een aantal installaties. Gedurende de intake — uitgevoerd door
een gezamenlijke werkgroep van de tunnelbeheerorganisatie en het programma Aanpak Wegtunnels
Amsterdam — werd duidelijk dat het niet haalbaar was om in de gestelde periode alle voor de doelstel-
lingen noodzakelijke informatie te verkrijgen. Er is meer tijd nodig voor onderzoek en analyse om een
goed beeld van de scope te krijgen en op basis daarvan de projectraming en -planning op te stellen.
Ondertussen is echter duidelijk geworden dat in de Begroting 2022 geen geld is opgenomen voor dit
project. Daarom zal dit project niet worden toegevoegd aan de programmascope.
2.2.2 Bereikbaarheid
De werkzaamheden in de Piet Heintunnel veroorzaken verkeershinder in de stad. Daarom wordt ingezet
op verkeersmanagement, mobiliteitsmanagement en communicatie. Sinds de afsluiting van de tunnel
op 25 juni 2021 is het verkeersbeeld in de stad rustig. Zeker de eerste weken en in de zomervakantie
is er geen wezenlijke verkeershinder geweest. Dat zal meerdere oorzaken hebben, zoals de vakantie-
periode, thuiswerken door de coronacrisis of onze communicatiecampagne waardoor mensen met een
ander vervoermiddel of buiten de spits reisden.
Om te voorkomen dat na de vakantie alsnog wezenlijke verkeershinder zou optreden, is een tweede
communicatiecampagne gestart (flyers, acties op straat, extra inzet op social media e.d.).
Te zien is dat de verkeersdrukte op de niet gewenste alternatieve routes, zoals de Zeeburgerdijk, toeneemt.
Dit leidt nog niet tot files. In het wekelijkse monitoringsoverleg binnen de gemeente wordt de situatie
goed in de gaten gehouden. Wekelijks rapporteren we aan de wethouder over de verkeerssituatie, de
communicatie en de mobiliteitsmaatregelen. Een keer per maand wordt hierin ook de monitoring van
de luchtkwaliteit meegenomen.
Voor de bewoners aan de Zeeburgerdijk en omgeving is een klankbordgroep opgericht, waarin gezamen-
lijk gezocht wordt naar oplossingen voor verkeersdruk. Deze klankbordgroep is sinds de tunnelsluiting
twee keer bijeengekomen.
22.3 Tevreden omgeving
Bewoners, bedrijven en weggebruikers in de omgeving van de projecten worden proactief betrokken,
zodat vooraf duidelijk is wanneer eventuele hinder te verwachten is, wat omleidingsroutes zijn en welke
mobiliteitsalternatieven er zijn. We meten de tevredenheid regelmatig en voeren suggesties door voor
verbetering. Dit kwartaal betreft dit vooral de omgeving van de Piet Heintunnel.
Voor de Piet Heintunnel is na de zomervakantie een tweede campagne gestart. Uit de tevredenheids-
onderzoeken blijkt dat de omgeving goed geïnformeerd is over de afsluiting, de omleidingsroutes en
de mobiliteitsalternatieven. Wel is behoefte aan meer informatie, bijvoorbeeld waarom de sluiting 15
maanden duurt. In september is een uitgebreide belronde gedaan bij 70 bedrijven rond de Piet Hein-
tunnel. Uitkomst is dat deze bedrijven geen verkeershinder ervaren. Een inloopspreekuur voor de
directe omgeving van de tunnel op zowel Zeeburgereiland als in het Oostelijk Havengebied is
voorbereid en zal komend kwartaal worden gestart. Het aantal klachten en meldingen van bewoners
en andere betrokkenen is zeer beperkt (circa één per week).
Tevredenheidsmetingen
Uit een tevredenheidsmeting onder bewoners en bedrijven is naar voren gekomen dat men over het
algemeen tevreden is (2/3 is tevreden of zeer tevreden) over de informatievoorziening omdat bekend
is dat de tunnel dicht is en omdat er duidelijk en tijdig wordt gecommuniceerd middels onder andere
bewonersbrieven en vooraankondigingen. Ontevredenheid wordt gekoppeld aan onvoldoende bereik
van de informatie over omleidingsroutes, zorgen over de impact op de (verkeers)situatie in de stad en
onbegrip over de duur van de afsluiting. In de communicatie is daarom extra aandacht besteed aan
veel gestelde vragen als: “Waarom duren de werkzaamheden aan de Piet Heintunnel 15 maanden?”,
“Waarom wordt er alleen doordeweeks overdag gewerkt en niet ‘s avonds, ‘s nachts en in het weekend?”
en “Waarom blijft de Piet Heintunnel niet in één richting open/waarom wordt er niet buis om buis
gewerkt?”. Daarnaast is extra aandacht besteed aan de reisalternatieven. In september is opnieuw een
tevredenheidsmeting voor de Piet Heintunnel uitgezet. De uitkomsten hiervan worden in het vierde
kwartaal verwacht.
2.3 Samenwerking met de strategische partners
Meerdere stakeholders hebben vanuit hun formele positie een directe verantwoordelijkheid voor of een
direct belang bij een betrouwbare beschikbaarheid van de wegtunnels in Amsterdam. In het program-
maplan zijn deze stakeholders benoemd als onze strategische partners:
1. de tunnelbeheerder (bevoegdheid op basis van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels);
2. de veiligheidsbeambte (bevoegdheid op basis van de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels);
3. de tunnelbeheerorganisatie en de afdeling Verkeersmanagement van de directie
Verkeer & Openbare Ruimte;
A. de stadsregisseur; en
5. de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
In het derde kwartaal zijn met de Omgevingsdienst gesprekken gevoerd over de benodigde voorover-
leggen voor de vergunningen voor het project Amsterdam Arenatunnel. Met de tunnelbeheerder zijn
de resultaten van de scenarioanalyse voor het veiligheidsniveau van de Arenatunnel besproken en is de
definitieve rapportage ter besluitvorming aan de tunnelbeheerder voorgelegd.
De samenwerking met zowel de Omgevingsdienst als met de tunnelbeheerder is vooral positief.
Dit geldt ook voor de samenwerking met de veiligheidsbeambte, de tunnelbeheerorganisatie en de
afdeling Verkeersmanagement. Bij de plannen en ontwerpen voor de projecten wordt de veiligheids-
beambte nauw betrokken.
Op programmaniveau is een aantal thema’s en onderwerpen gedefinieerd die gezamenlijk met de
tunnelbeheerorganisatie zijn uitgewerkt. Dit betrof vooral zaken op het raakvlak tussen programma
en beheerorganisatie. Zo is de afstemming rondom de Operational Concept Description (OCD) van
programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam en de beheervisie 2030 van de tunnelbeheerorganisatie
afgerond, zijn afspraken gemaakt over het uitvoeren van documenttoetsen, is een studie uitgevoerd
naar tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel (zie ook factsheet Piet Heintunnel) en is een intake
gedaan voor het vervangingsonderhoud in de IJ-tunnel. Op verzoek van de tunnelbeheerorganisatie is
gestart met een onderzoek naar de brandwerendheid van de stempelconstructie in de tunnelbuis voor
de IJtram (Piet Heintunnel).
De adviesraad van de tunnelbeheerorganisatie is samengevoegd met die van het programma Aanpak
Wegtunnels Amsterdam (zie ook paragraaf 2.4.1).
De samenwerking met de stadsregisseur en zijn team is prettig. De stadsregisseur wordt wekelijks
geïnformeerd over de verkeerssituatie in de stad rond de sluiting van de Piet Heintunnel. De goede
samenwerking op het gebied van mobiliteit wordt door beide organisaties gezien als meerwaarde voor
de stad Amsterdam.
2.4 Tegenspraak
Een van de lessen van de Noord/Zuidlijn is het belang van het organiseren van tegenspraak. Deze les is
ook opgenomen in de Regeling Risicovolle Projecten waaronder het programma Aanpak Wegtunnels
Amsterdam valt. Dit kwartaal is er tegenspraak geweest van de adviesraad van het programma, van het
Commissariaat Civiele Constructies en met audits en een review op de kostenraming.
24.1 Adviesraad
Op 26 augustus 2021 heeft de adviesraad van het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam verga-
derd. Tijdens deze vergadering heeft de adviesraad adviezen gegeven over configuratiemanagement
en cyber security; verder gaat een lid van de adviesraad meedenken over enkele ontwerpissues van de
Verkeerscentrale Amsterdam.
24.2 Commissariaat Civiele Constructies
Het Commissariaat Civiele Constructies geeft de wethouder gevraagd en ongevraagd advies over
grote (civiele) projecten in de stad. In het derde kwartaal is nader gesproken over de voortgang van de
beheersmaatregelen voor de planning van de Piet Heintunnel. Dit betreft onder andere het advies van
het commissariaat om te komen tot een stabiele scope en zo weinig als mogelijk nieuwe wijzigingen
door te voeren in de contracten met de alliantiepartners en om ook leerervaring op te doen bij andere
tunnelprojecten. Met twee leden van het commissariaat vindt regulier overleg plaats waarin dieper op
deze onderwerpen wordt ingegaan. In de eerstvolgende overleggen staan de probabilistische analyse
van de planning en de update van het risicoregister — waaronder de opgetreden risico's met beheers-
maatregelen — op de agenda.
24.3 Uitvoeren van audits
Het afgelopen kwartaal zijn de audits uitgevoerd (door Horvat & Partners) conform de vastgestelde audit-
planning. Deze planning is geëvalueerd in juli, wat heeft geleid tot een kleine bijstelling. De audit
Effectiviteit ingerichte toetsing: Project (audit 7), wordt later uitgevoerd dan in de oorspronkelijke planning
was gedacht. Dit heeft onder meer te maken met beschikbaarheid van de benodigde capaciteit.
Dit kwartaal zijn de volgende audits uitgevoerd: scopedecompositie (audit 3), opleveren en overdragen
(audit 4) en samenwerking in de alliantie Piet Heintunnel (evaluatie 5). Hiervan zijn rapportages ontvangen
en zijn managementreacties opgesteld en vastgesteld in het managementteam van het programma
Aanpak Wegtunnels Amsterdam. Hiermee wordt invulling gegeven aan de PDCA-cyclus van kwaliteits-
management. In dit kwartaal is ook gestart met de uitvoering van de review op het aanbestedingsdossier
Arenatunnel (audit 11), cyber security (audit 8) en een review op de SSK-raming van de Verkeerscentrale
(audit 9, zie paragraaf 2.4.4).
© ) © ® es:
Een volledig overzicht van de auditplanning staat hieronder.
‘ enz Aigerond
2 V&V-proces Audit mrt-21 Afgerond
3_Scopedecomposti n afondng
4 Opleveringsprocessen In afronding
5 Alliantieorganisatie PHT Evaluatie apr-21 In afronding
6 Effectiviteit ingerichte toetsing Review jun-21 In uitvoering
ON
7 Effectiviteit ingerichte toetsing: Review nov-21
Project
8 Cyber Security Audit sep-21 In uitvoering
9 Planning en raming VCA Audit aug-21 In afronding
10_\ Prognose PHT
12 {Prognose (projectbeheersing + Audit nov-21
planning + tijdsrisico's) AAT
13 Acceptatie en overdracht MRT
2.4.4 Audit SSK-raming
Voor het project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam is volgens de algemeen gehanteerde
standaardsystematiek voor kostenramingen (SSK) een geactualiseerde kostenraming opgesteld.
Ter verificatie van de SSK-raming voor het project VCA is een review uitgevoerd door Horvat & Partners.
Het algemene beeld is dat de SSK-raming ordentelijk van opzet is. Wel heeft Horvat opmerkingen
geplaatst bij een drietal onderdelen van de raming. Ten eerste betreft dit de geraamde kosten voor
engineering die volgens Horvat hoog zijn berekend, maar door het project verklaard kunnen worden door
de extra inspanning behorend bij het ontwerpen van de complexe functionele systemen voor de nieuwe
verkeerscentrale. Ten tweede merkt Horvat op dat de risicoreservering laag is bepaald, iets waar het
projectteam een verklaring voor heeft: een deel van de risicoreservering is expliciet gemaakt in de vorm
van het testcentrum PoC VCA en wat dus mede het wat hogere percentage engineering op de raming
van dit project verklaart. De realisatie van het testcentrum is een risicobeperkende maatregel: alle nieuwe
ontwikkelingen worden daar eerst uitgebreid getest voordat ze in de nieuw te bouwen VCA worden
toegepast. Ten derde geeft Horvat aan dat de post nader te detailleren onvoldoende hoog zou zijn voor
de huidige projectfase. Volgens het project is dit wel gerechtvaardigd, onder andere omdat er concrete
inkoopafspraken met de alliantie Piet Heintunnel zijn geformaliseerd.
HOOFDSTUK 3
Programmabeheersing
Het programmaplan Aanpak Wegtunnels Amsterdam is op 4 juni 2019 vastgesteld door het College
van B&W. Op basis van dit plan wordt per kwartaal gerapporteerd over de voortgang.
3.1 Programma Scope
De scope van het gehele programma is gedefinieerd in het programmaplan. Dit geeft de mogelijkheid
om op basis van de VTW-procedure (Verzoek Tot Wijziging) formeel wijzigingen van de programmascope
vast te stellen.
In het derde kwartaal van dit jaar is de scope van het programma niet gewijzigd.
De tunnelbeheerder heeft het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam gevraagd de onderhouds-
werkzaamheden aan de bestaande installaties van de Piet Heintunnel (die niet vervangen worden)
tijdens de sluiting te coördineren en uit te voeren. De gesprekken hierover zijn in de afrondende fase.
Voor het eerdere verzoek van het project Sluisbuurt om werk met werk te maken, zijn afspraken nu
geformaliseerd. Bepaald is dat deze werkzaamheden voor rekening en risico van het Project Sluisbuurt
komen en worden uitgevoerd door de Alliantie Piet Heintunnel.
In de Begroting 2022 wordt de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel aangehouden in portefeuille.
Daarom zal komend kwartaal na de formele besluitvorming een wijziging voor de scope van het
programma door aanpassing van het programmaplan en de masterplanning in gang worden gezet.
Het project Vervangingsonderhoud IJ-tunnel maakt ook geen onderdeel uit van de Begroting 2022.
Daarom zal dit project niet op korte termijn aan de scope van het programma worden toegevoegd.
3.2 Masterplanning
De masterplanning omvat de vier uitvoeringsprojecten en de planning van de Operational Concept
Description (OCD). De vigerende masterplanning is versie 4.0. Deze planning is door het College van
B&W vastgesteld op 2 maart 2021. Voor elk project (behalve voor Renovatie Piet Heintunnel) zijn dit
kwartaal probabilistische analyses uitgevoerd, waarmee de mogelijke gevolgen van risico’s op de
planning zichtbaar worden gemaakt.
In onderstaande tabel zijn de mijlpalen voor start en einde van de uitvoering opgenomen. Per mijlpaal
is nu een haalbaarheidswaarde toegevoegd. Deze geeft een beeld van de ‘spanning’ op deze mijlpalen.
Onder de tabel wordt per project een nadere toelichting gegeven en in de factsheets (bijlage 2) is per
project een meer gedetailleerde planning opgenomen.
PROJECTEN HAALBAAR- START HAALBAAR- EINDE
HEID START UITVOERING HEID EINDE UITVOERING
Vernieuwing Verkeerscentrale 23-11-2023 97% 14-2-2025
Renovatie Piet Heintunnel 100% 25-6-2021 16% 30-9-2022
Renovatie Amsterdam Arenatumnel
Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel? Afgerond 30-11-2020 Afgerond 18-6-2021
Vernieuwing Verkeerscentrale
Het hoge percentage haalbaarheid van de realisatie van de vernieuwing van de verkeerscentrale heeft
met name betrekking op de realisatie van het gebouw. De haalbaarheid van het volledige project zal
aan het einde van dit jaar beter beoordeeld kunnen worden, wanneer er een beter beeld is van de
complexiteit van het koppelen van de Michiel de Ruijtertunnel, de IJ-tunnel en de Spaarndammertunnel
aan de nieuwe verkeerscentrale. Hiervoor moeten de risico’s nog worden verwerkt in het haalbaar-
heidscijfer.
Renovatie Piet Heintunnel
De probabilistische analyse voor de Renovatie Piet Heintunnel wordt in oktober 2021 afgerond. Op
basis van een managementanalyse van de actuele ontwikkelingen wordt het haalbaarheidspercentage
voor het behalen van de mijlpaal openstelling gelijk (16%) gehouden aan het percentage in het tweede
kwartaal. Op grond van de maatregelen in het strategisch beheersplan, opgesteld in samenwerking
met het Commissariaat Civiele Constructies, wordt gekeken naar mogelijkheden om dit haalbaarheids-
percentage te vergroten.
Komende periode zullen ook diverse werkzaamheden opnieuw worden ingepland, wat ook zal leiden
tot een herziening van de planning.
Renovatie Amsterdam Arenatunnel
Doordat het budget voor de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel is aangehouden in portefeuille
en niet beschikbaar komt, is rapportage op de genoemde mijlpalen niet langer aan de orde.
Na behandeling en vaststelling van de Begroting 2022 door de raad zal een geactualiseerde versie
van het programmaplan en de masterplanning zonder dit project ter vaststelling aan het bestuur
worden aangeboden.
Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel
De werkzaamheden voor de aanpassingen aan de hittewerende bekleding van de Michiel de Ruijtertunnel
waren al in het tweede kwartaal afgerond. De planning voor de resterende scope-onderdelen (aanpas-
singen aan de software voor de besturing, bediening en bewaking) wordt in het vierde kwartaal 2021
meegenomen in de herijking van de masterplanning.
3.3 Financiële stand van zaken
In totaal is op dit moment circa € 235,9 miljoen aan kredieten beschikbaar voor het programma Aanpak
Wegtunnels Amsterdam. Hiervan is inmiddels circa € 152,1 miljoen verplicht en € 94,7 miljoen is betaald.
Aanpak Wegtunnels Amsterdam - Prognose Einde Werk
HUIDIGE VERSLAGPERIODE VORIGE PERIODE
Q3-2021 Initiële Gemeent. «Actueel Verplicht … Betaald Nog PEW Saldo PEW PEW
STAVAZA 17-09-2021 Raming Begroting « Krediet / te ver- O3 2021 tov. 02-2021 Mutaties
prijspeil 01-01-2021 Expl. plichten Raming
DEELPROJECT 1 2 3 4 5 6 7J=4+6 B=1-7 9 10=7-9
Programma 46,3 42,7 42,7 21,4 19,1 24,9 46,3 0,0 46,3 0,0
Piet Heintunnel 89,9 101,5 101,5 91,7 56,9 3,8 101,5 -11,6 101,5 0,0
Michiel de Ruijter 14,6 16,4 16,4 11,3 10,3 5,2 16,4 -1,9 16,4 0,0
Arenatunnel 34,7 13,1 13,1 6,8 3,4 27,8 34,7 0,0 34,7 0,0
Verkeerscentrale 59,1 27,3 27,3 14,8 5,0 44,2 59,1 0,0 59,1 0,0
Risico voorzieningen 56,0 34,8 34,8 - - 42,5 42,5 13,5 42,5 0,0
Totaal AWA 300,6 235,9 235,9 152,1 4,7 148,5 300,6 -0,0 300,6 0,0
…s overschrijding en +: onderschrijding
Toelichting:
1. De kolom initiële raming laat de oorspronkelijke SSK-ramingen zien, waarbij de risicovoorzieningen
van de projecten (deels) zijn gealloceerd op het niveau van het overkoepelende programma
(zie laatste regel).
2. De aanwending van de risicovoorzieningen vindt plaats op basis van neutrale kredietoverhevelingen
naar de betreffende projecten. De besluitvorming hierover vindt plaats bij de kwartaalrapportages.
3. In de kolom initiële raming zijn ook de aanvragen van de Voorjaarsnota 2021 meegenomen. Dit be-
treft indexatie en de aanvragen voor de Amsterdam Arenatunnel en Verkeerscentrale. De Begroting
2022 wordt in het vierde kwartaal 2021 vastgesteld door de raad en is nog niet in bovenstaande
tabel meegenomen.
In dit kwartaal hebben geen mutaties plaatsgevonden en is de prognose einde werk (PEW) ten opzichte
van de vorige periode niet gewijzigd.
Momenteel wordt voor de uitvoering van project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam een
kredietaanvraag voorbereid die eind van het jaar aan de raad wordt aangeboden.
Neutrale kredietwijzigingen
Bij de begrotingen van 2020 en 2021 is ervoor gekozen om een deel van de risicovoorzieningen van de
projecten onder te brengen bij het overkoepelende programma. Op deze wijze worden deze voorzieningen
op programmaniveau beheerst. Als de risicovoorzieningen op programmaniveau voor een project worden
ingezet, wordt een neutrale kredietwijziging voor besluitvorming aan de raad voorgelegd. Dit was in
het derde kwartaal niet aan de orde.
3.4 Risicomanagement
Het risico aangaande doorgang van de projecten binnen scope en planning is afgelopen kwartaal fors
groter geworden, gezien de hiervoor genoemde publicatie van de gemeentebegroting 2022.
De overige risico’s betreffende uniformiteit en integraliteit tussen de verschillende projecten zijn dit
kwartaal nog steeds aan de orde gebleven.
In de factsheets (bijlage 2) staan de belangrijkste risico's per project vermeld.
Toprisico’s programma AWA:
Dekking voor het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel is niet tijdig of onvoldoende verwerkt in
de begroting van de gemeente, met als gevolg een continuïteitsrisico (mogelijke vertraging vanwege
het ontbreken van krediet). Daarnaast vormt de impact van het vaststellen van de collegevoordracht
“Beheersmaatregelen inzet ZZP in relatie tot de wet DBA” een bedreiging voor de continuïteit.
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021
OORZAKEN: In de door het College
1. Het project Renovatie Amsterdam Arenatunnel is in portefeuille van B&W gepubliceerde
aangehouden door het College van B&W bij de voorgestelde Be- | gemeentebegroting 2022 is
groting 2022. De masterplanning van het programma AWA gaat geen financiering opgenomen
ervan uit dat de resterende aanvragen door de gemeenteraad bij | voor project Renovatie
de Begroting 2022 worden goedgekeurd en dat de betreffende Amsterdam Arenatunnel.
kredieten eind 2021 kunnen worden toegekend. Dit is dus uiterst | Hierover wordt in Q4 2022
onzeker geworden. een definitief besluit genomen.
2. Het programma is in hoge mate afhankelijkheid van zeer specia- Wel is financiering opgenomen
listische kennis die niet breed beschikbaar is binnen de ambtelijke | voor de Vernieuwing Verkeers-
organisatie van de gemeente Amsterdam. Deze kennis is wel in centrale Amsterdam.
te huren via ingenieursbureaus, intermediairs en bij ZZP'ers. Als
gevolg van de vaststelling van de collegevoordracht “Beheers- De contracten van alle door
maatregelen inzet ZZP irt. wet DBA” door het Gemeentelijk MET ingehuurde externen zijn
Managementteam en het College van B&W (waarin het naast getoetst op de website van de
ZZP'ers ook gaat over andere vormen van inhuur), kunnen er twee | Belastingdienst. Het resultaat is
situaties ontstaan die een bedreiging vormen voor de continuïteit | voor alle contracten positief.
van het Programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam: Daarnaast is er een ontheffing
® De onduidelijkheid met betrekking tot contracten van externe aangevraagd bij de stedelijk
inhuur na 1 januari 2022 leidt ertoe dat mensen hun conclusies directeur om de contracten
trekken, andere opdrachten gaan aannemen en niet meer van de externe inhuur na 1
beschikbaar zijn voor AWA. Dit zou leiden tot een verstoring januari 2022 te verlengen. Een
van de voortgang en kennisverlies binnen het programma. besluit hierover wordt in Q4
e Op 1 oktober 2021 wordt de conclusie getrokken dat veel 2021 verwacht.
contracten niet voldoen aan de wet DBA waardoor veel externe
inhuur moeten vertrekken. Hierdoor kan het Programma AWA
tot stilstand komen.
BEHEERSMAATREGELEN:
1. De voorbereidingen voor de renovatie van de Amsterdam Arena-
tunnel gaan, binnen de beschikbare kredieten, voorlopig door,
zodat in geval van opname door de gemeenteraad in de Begroting
2022 zo min mogelijk tijd wordt verloren.
2. De directie Metro en Tram heeft in 2016 al de nodige maatregelen
getroffen (opstellen modelcontracten inclusief juridische check en
contractuele toets bij nieuwe contracten). Daarnaast heeft MET de
werkgroep “MET wet DBA-proof” in het leven geroepen die de
opdracht heeft om een contracteninventarisatie uit te voeren om
een zo concreet mogelijk beeld te krijgen van de eventuele risico's
die MET loopt bij handhaving van de wet DBA.
Het programma heeft onder andere als doelstelling dat de tunnels uniform worden bediend en
toekomstbestendig zijn. Deze doelstelling komt in gevaar doordat de noodzaak om tot uitvoering
over te gaan zo groot is dat een uniforme aanpak minder prioriteit krijgt en doordat er kans is op
vertraging door discussies over de programmakaders.
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021
OORZAKEN: Het gevolg als dit risico
1. De projecten dienen binnen de geldende kaders van de master- optreedt is groot, echter de
planning uitgevoerd te worden. Daarnaast komen de huidige assets | kans van optreden is met de
aan het einde van hun levensduur. De urgentie om voortgang te toegepaste beheersing van
maken is groot. het afgelopen jaar sterk afge-
2. De programmakaders en de Klant Eis Specificatie zijn vastgesteld. | nomen. Hiermee is de beheer-
Hiermee zijn de kaders om de doelstellingen van het programma | sing niet klaar, die is continu.
te borgen bekend. Het toepassen van deze kaders kan tot aanvul- | Het komende kwartaal wordt
lende discussies leiden en is, of lijkt, arbeidsintensiever dan puur ‘op basis van de uitgevoerde
binnen een project werken. audits geanalyseerd of dit risico
3. De werkprocessen Verkeerscentrale zijn vastgelegd in de Operational | voldoende onder controle
Concept Description v2.0. Bijvoorbeeld een abstract beeld over is, en of het nog als toprisico
het bedienconcept dat steeds verder wordt uitgewerkt. Deze gezien wordt.
uitwerking kan leiden tot wijzigingen in het programmakader die
impact hebben op alle projecten.
4. De verschillen tussen de tunnels blijken groter dan verwacht
waardoor het realiseren van uniforme oplossingen moeilijker is.
BEHEERSMAATREGELEN:
1. Bij het opstellen van de contracten zijn terugvalopties ingebouwd.
2. Binnen de taakvelden wordt continu aandacht besteed aan de
juiste toepassing van de programmakaders. Hiermee worden deze
impliciet ook binnen de projecten geborgd.
3. Via het configuratiemanagement wordt de impact van wijzigingen
beoordeeld voor alle projecten voordat deze doorgevoerd kunnen
worden.
4. Aan de verschillen zelf is niets te doen, maar het is essentieel dat
de ontwerpleiders en de specialisten vanuit hun programmarol de
uniformiteit blijven borgen. Hier wordt extra aandacht aan besteed
vanuit de taakvelden Systeemintegratie en Techniek, en Commis-
sioning.
De verschillende projecten dienen een integraal geheel te vormen. Daarnaast dienen alle projecten
samen invulling te geven aan een integraal werkend tunnelsysteem.
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021
OORZAKEN: Een eerste scan van de
1. Op programmaniveau zijn er onvoldoende duidelijke afspraken werkwijzers heeft niet tot
over hoe en wanneer de integraliteit tussen de projecten aange- | veel bevindingen geleid. De
toond wordt. Hier moeten de werkwijzers die binnen de verschil- | uitgebreide analyse wordt in
lende taakvelden opgesteld zijn op elkaar afgestemd worden. O4 uitgevoerd.
2. De raakvlakken tussen de verschillende projecten worden niet
expliciet benoemd en beheerst. De technische raakvlakken
zijn in beeld. Het komende
BEHEERSMAATREGELEN: kwartaal wordt een proces
1. De taakvelden Systeemintegratie en Techniek, en Commissioning | geïmplementeerd om de be-
komen met een analyse. Hieruit moet blijken in hoeverre de heersing van deze raakvlakken
werkwijzers nader op elkaar afgestemd moeten worden, zodat de | te monitoren. Ook wordt de
aantoonbaarheid van de werking van het systeem geborgd wordt. | raakvlakkenanalyse komend
2. Opstellen en implementeren van expliciet raakvlakmanagement | kwartaal breder uitgevoerd
binnen en tussen de projecten. dan alleen op de techniek.
Vertraging in een van de tunnelprojecten zal direct zijn weerslag hebben op de overige tunnelprojec-
ten en het project Vernieuwing Verkeerscentrale omdat deze projecten allemaal met elkaar verbon-
den zijn in functionaliteit. Het risico is dat men onvoldoende is voorbereid op het effect van een
besluit of maatregel in het ene project op een ander project. Dit zal impact hebben op de doorloop-
tijd, kwaliteit en/of kosten.
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021
OORZAKEN: Bij nadere uitwerking is be-
1. Alle projecten hebben een individuele aansturing. sloten om dit risico breder te
2. Vertraging kan ontstaan doordat: trekken dan alleen de plan-
a) De druk op de projecten verder toeneemt, doordat er een ning en de VCA. Alle projec-
duidelijker beeld is van de haalbaarheid van de kritische mijlpalen. | ten zijn met elkaar verbonden
b) De projecten een grote onderlinge verwevenheid hebben. in het programma door raak-
c) Project Renovatie Piet Heintunnel in de uitvoeringsfase vlakken en de effecten van dit
vertraging kan oplopen. risico kunnen dus overal in het
3. De raakvlakken tussen de projecten zijn onvoldoende expliciet programma gevoeld worden.
vastgelegd en worden onvoldoende afgestemd of tot een een- Dit heeft geen directe impact
duidige beslissing geleid. op de beheersing van dit risico.
Die draait nog steeds om
BEHEERSMAATREGELEN: afstemming en het beheer-
1. Scherpere sturing vanuit het programma op de programma- sen van de raakvlakken door
planning. Hiertoe zijn de volgende afspraken gemaakt: middel van een goed proces.
- De actualisatiefrequentie van de programma- en projectplanning ‚ Daarom is besloten om in
gaat naar iedere 6 weken. Q4 het raakvlakmanagement
- De projectplanningen zullen gekoppeld worden op specifiek nader te beschouwen en een
afgestemde raakvlakken. Hierdoor zal beter inzichtelijk worden | breder raakvlakmanagement-
hoe en wanneer de projecten elkaar beïnvloeden. proces in te richten.
- ledere 6 weken wordt de programmaplanning uitgebreid
besproken in het MT en wordt bijgestuurd waar nodig.
2 Grotere aandacht creëren voor het afstemmen van raakvlakken
tussen de projecten middels het concreter en breder inrichten
van raakvlakmanagement.
3 Beheersmaatregelen om binnen de planning de projecten uit te
voeren:
a) De haalbaarheid van de planningen van de projecten worden
nu iedere 6 weken bepaald aan de hand van probabilistische
(risico)analyses op de planningen.
b) Voor de renovatie van de Piet Heintunnel is een strategisch
beheersplan opgesteld waarin afspraken worden gemaakt
hoe de haalbaarheid van de openingsdatum gemaximaliseerd
wordt.
RISICO 5: HET IS NIET MOGELIJK OM AAN TE TONEN DAT ER VOLDAAN IS AAN
DE PROGRAMMADOELSTELLINGEN
Na afronding van het laatste project blijkt het niet mogelijk om aan te tonen dat er voldaan is aan de
programmadoelstellingen. Hierdoor zal het programma geen decharge krijgen en herstelwerkzaam-
heden moeten uitvoeren om de aantoonbaarheid rond te krijgen. Dit zal sowieso kostbaar zijn, maar
als er fysieke aanpassingen moeten plaatsvinden, zullen de kosten nog veel hoger uitvallen.
OORZAKEN EN BEHEERSMAATREGELEN: WIJZIGING T.O.V. Q2-2021
OORZAKEN: Dit risico staat al langere tijd
1. Het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam bestaat uit ver- | in het risicodossier van het
schillende projecten. Het is echter niet zeker dat de individuele programma. Vanwege de fase
projecten samen invulling geven aan de programmadoelstellingen | waarin het programma zich
wanneer ze gereed zijn. nu bevindt, wordt dit risico nu
2. Als er onvoldoende rekening gehouden is met beleidskaders als toprisico gerapporteerd.
komt dit in de aantoonbaarheid van de projecten en het programma | Het komende kwartaal zal de
naar boven. Daarnaast is het mogelijk dat er beleidskaders beheersing zich toespitsen op
gewijzigd zijn tijdens de looptijd van het programma. hoe validatie door de gebruiker
uitgevoerd kan worden.
BEHEERSMAATREGELEN:
1) Het programma stelt een integrale teststrategie op waarmee de
aantoonbaarheid van de projecten de eerste bouwstenen zijn
voor de overkoepelende aantoonbaarheid van de programma-
doelstellingen.
2) Er vindt controle plaats van wijzigingen in de toe te passen
relevante beleidskaders.
BIJLAGE 1
Afkortingen en definities
ting definit
AAT Amsterdam Arenatunnel
ATS Amsterdamse Tunnel Standaard
3B Besturing, Bediening en Bewaking
CCB Configuration Control Board
COB Centrum Ondergronds Bouwen
DMC Dienst Middelen en Control
IBA directie Ingenieursbureau Amsterdam
KES Klant Eis Specificatie
MET directie Metro en Tram
MRT Michiel de Ruijtertunnel
OCD Operational Concept Description
OD NZKG Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
OTL Objecttypebibliotheek
OTO Opleiden, Trainen en Oefenen
PHT Piet Heintunnel
ROVK Raamovereenkomst
SDT Spaarndammertunnel
SSK Standaardsystematiek voor Kostenraming
TN Transmissienetwerk
UPP Uniforme Primaire Processen
V&OR directie Verkeer en Openbare Ruimte
VBP Concept-Veiligheidsbeheerplan
VCA Verkeercentrale Amsterdam
VTW Verzoek tot Wijziging
VRI Verkeersregelinstallatie
O ®& Warvw Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels
if IJT IJ-tunnel
22
Voor de vier projecten binnen het programma Aanpak Wegtunnels Amsterdam is
in de bijlage een factsheet toegevoegd.
E,
Pr À
u x ed i
ke 1 ij En
er A Ma |E Fe el Efa
teens 0 ii
d, ha Jar d en IE B 4 " | |
te En Ie gsf nl A eik Rd | it k Tad ij P
BEONE INE ii ER
rarr ek ek
mi dan y : de. | Tad
Sem . en 7 NE | 7 te ld er eg
es î
Verkeerscentrale Amsterdam
De (Pij
EURE TTI Oomen EE
EEE nen fe ON
EE en emd
É k Pe Ee: astabansnaaasnannenen en 3 id En
1 r 4 MF none nanne nnen mn _= ee
En Sd: nr mabe” |
en ee | mn e= ij
enmet | : En 3 Ee Ee EN i
= Er De DN
En. | en En TEE d 4
ek:
Amsterdam Arenatunnel
nd ne EE | Tr
Ee al ee nee HT | 8 ie ij
lr ee eN 1 er Al es
En il nn, en è EE eeen tg IE Ml f ne
eeen ba | et p. A Ee ASTEN el de
- ike =d Se RE EDR ie en OO ll ! hi NNT
mn) 4 | P-: EM REE Ne dal nn IJ bl IMA ee As | id
Ee JE ied al gn EA gE dt ETE jm he He En u EE j EE gm en) ji aen: IE A 0 2
T am ee in ld
5 | fi ij P at if | \ f | il
EN! ARTE | Pesse da
Ee mn mt mn EN itn
Eh zE en EN sci | dak 4 ol
en 5 - EE = Ln re lm pt > Eee en Ens EE rr Dik r ï E
eb Oh | | [ |
ee ed mm en Ee Ee
ef en EE
dee. ee
en
Ee
ee ee
eneen
Vernieuwing Verkeerscentrale
Toelichting Management
Het werk binnen het project Vernieuwing Verkeerscentrale (afgekort: project VCA) is momenteel gericht
op het gereedkomen van stukken voor de aanvraag van het uitvoeringsbesluit en op de stukken voor
de aanbesteding.
Om op tijd te kunnen starten met de realisatie van de nieuwbouw voor de VCA is eind 2021 een
uitvoeringsbesluit nodig. Dit besluit kan alleen genomen worden als de scope duidelijk is en er een
bijbehorende kostenraming is.
Afgelopen periode is het projectteam bezig geweest met het opstellen van ontwerpnota's. Die krijgen
nu een steeds formeler karakter.
Naar aanleiding van een mock-up (een model op ware grootte) van een bediendesk is discussie ontstaan
over de grootte en vormgeving van deze desks. Enerzijds zijn zo veel mogelijk toe te passen functies
wenselijk. Anderzijds blijkt uit een ergonomische analyse dat voor een praktische, overzichtelijke en
ARBO-veilige bediening juist een beperking van het aantal functies wenselijk is. Voordat VKOR
Verkeersmanagement en tunnelbeheerorganisatie) hierover een beslissing kan nemen, zal meer
onderzoek moeten worden gedaan; ook de hulp van de adviesraad Wegtunnels wordt hierbij ingezet.
Voor het gebouw voor de nieuwe VCA wordt gewerkt aan een definitief ontwerp (DO) waarvan we
verwachten dat het in oktober gereviewd kan worden. Voor de functionele systemen wordt (voor het
deel van de systemen dat in het testcentrum geplaatst wordt) gewerkt aan een uitvoeringsontwerp
(UO) en een DO voor de functionele systemen die in de nieuwe VCA en (voor de tijdelijke bediening
van de Piet Heintunnel) in de Dijksgracht geplaatst worden. Een en ander ligt daarmee nog steeds op
schema ter onderbouwing van de kostenraming (SSK) en de voordracht voor het uitvoeringsbesluit.
Het enige scopedeel waarvoor nog geen ontwerptraject is gestart betreft de renovatie van het
dienstgebouw aan de Dijksgracht. De planning is dat er medio 2022 gestart wordt met de eerste
voorbereidingen voor dat ontwerptraject.
Het testcentrum is deze zomer bouwkundig opgeleverd en het operationeel beheer op het gebouw en
de gebouwgebonden systemen is gestart. Inmiddels is de alliantie Piet Heintunnel begonnen met het
inhuizen van systemen voor testdoeleinden.
Scope
® ® a: Er zijn dit kwartaal geen wijzigingen doorgevoerd in de scope van het project VCA.
HI |
Geld
Voor project Vernieuwing Verkeerscentrale Amsterdam is door de raad reeds circa € 31,8 miljoen aan
middelen beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van het testcentrum PoC-VCA en voor de voor-
bereidingen van het project. Middels een nieuwe voordracht eind 2021 wordt momenteel een aanvullende
kredietaanvraag van € 39,5 miljoen voorbereid voor de realisatie van het gehele project. Dit budget is
opgenomen in de Begroting 2022.
Tijd
Het projectteam werkt aan de voordracht voor het nemen van een uitvoeringsbesluit en het doen van
een kredietaanvraag in december van dit jaar.
Ook alle andere activiteiten die deel uitmaken van het project liggen op schema.
DETERMINISTISCH PROBABILISTISCH
paal paal MP4.0 SMP vorige heid huidige Q | huidige
nr. Omschrijving StandQ3 | (wk) StandQ2 \O(wk) Toelichting tov MP4.0
VERKEERSCENTRALE AMSTERDAM
Isere aop sia oma | omen |
2 Ingesteie (za \saam | oem | oasen
2b | Voorkeursbesluit
3 | Uitvoeringsbesluit 0% 2-12-2021 z; 2-
target 2021
4 |oontractering _ 2211-2022 3062022 21|3062022 | O0 optarget 9% 137-202 2982022
5 \startUiwoerng 23112023 1112022 55\111202 Ooptarget 99% 23112021 61-2023
vernieuwde VCA
novatie Dijksgracht
overdracht
’ 20-5-2026
Samenwerking
De samenwerking met de diverse stakeholders verloopt goed. Het proces om met GVB tot vastlegging
van het gebruik van het LCM-terrein te komen loopt goed, evenals het contact met gemeente
Ouder-Amstel met betrekking tot de vergunningverlening voor de bouw van de nieuwe VCA.
Ook andere stakeholders zijn aangehaakt met een positief gevoel over de samenwerking.
Belangrijkste risico's
In het risicodossier zijn geen wezenlijke wijzigingen ten opzichte van vorig kwartaal. Er wordt gewerkt
aan het terugdringen van het integraliteitsrisico door begeleidingsgroepen voor de verschillende werk-
velden (“gebouw”, “bedienmiddelen” en “migraties”) dichter bij elkaar te brengen en deels te mengen,
onder ontwerpleiding. Ter vermindering van de onzekerheid over de uitkomsten van de gap-analyses
wordt een vervolgtraject gestart om tot definitieve oplossingen te komen voor de aankoppeling van de
systemen van de Michiel de Ruijtertunnel, IJ-tunnel, Spaarndammertunnel en verkeersmanagement aan
de nieuwe VCA.
Het vorige kwartaal is zorg gemeld over “de validatie van het bedienconcept en alles wat daarbij
hoort”. Die dreiging is nog niet weggenomen, maar wordt beheerst door nog meer in te zetten op
vastleggen hoe het bedienconcept gebruikt zal worden en aan welk gebruik (welke vorm van gebruik,
welke gebruikshandelingen) gevalideerd zal worden.
NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN
1 |De uitgewerkte scope- | De scope van het project VCA Er is breder inzicht in de raakvlakken.
onderdelen vormen is opgeknipt in veel kleinere Naast borging door de verschillende
samen geen integraal projecten die niet allemaal in | begeleidingsgroepen dient er een
geheel waardoor de dezelfde projectfase zitten. proces ingericht te worden, zodat
Verkeerscentrale niet Daarnaast heeft het project deze op een actieve manier bewaakt
(goed) gaat functioneren. ‚veel raakvlakken met andere | kunnen worden.
projecten in het programma,
waarbij zelfs een gedeelte van
de scope wordt gerealiseerd
door het project Renovatie
Piet Heintunnel.
2 Het eindresultaat van De producten kunnen wel Het typisch gebruik van de bedien-
de bediendesk, bedien- | voldoen aan de verificatie- middelen wordt nu verder onder-
plek en het UKVCA eisen, maar niet geaccepteerd | zocht samen met de gebruiker,
voldoen niet aan de worden in de validatie, omdat | zodat voor het einde van Q4 2021
verwachtingen. de validatie-eisen onvoldoende | de validatie kan plaatsvinden.
bekend zijn.
2 Hetgeldisop voordat |Er zijn beperkte middelen Alle kosten zijn zo goed als mogelijk
de volledige scope beschikbaar die niet volle- in beeld gebracht. Er is veel aan-
van het project VCA is | dig overeenkomen met de dacht voor de beheersing van de
afgerond. geraamde kosten. Daarnaast | kosten zodat eventuele overschrij-
is er nog onzekerheid over dingen vroegtijdig in beeld komen.
invulling van de scope en de
daarbij horende kosten (zoals
de renovatie Dijksgracht 1).
Dl
-
“B -
Ri Li
ks an
u ES) Zlk
IN Sad y
ad Ek ie ie p 7 Pd , „ pi F
Hie Aln el
Bik SE an ef
OEE IDE
4 BOE kl NKK NLL dit 8, |
À Kd en Vi et
nn J a/ |
| an ke Aen
As E
Toelichting Management
Na de tunnelsluiting op 25 juni 2021 is het vervolg van de uitvoeringswerkzaamheden in het derde
kwartaal goed verlopen. Tijdens een ombouwweekend in juli 2021 is de wegtunnel volgens plan ge-
deeltelijk ontvlochten van de IJtramtunnel, zodat er een veilige en werkbare scheiding bestaat tussen
de tunnelbuizen en de IJtram gedurende de werkzaamheden veilig kan blijven rijden. De oude instal-
laties zijn uit de tunnelbuizen voor het wegverkeer en de dienstgebouwen verwijderd en een begin is
gemaakt met de opbouw van de eerste tunnelsectie conform het nieuwe ontwerp.
De uitwerking van de ontwerpen is in volle gang, maar kent ook enkele tegenvallers. Zo zorgen
negatieve resultaten van uitgevoerde brandproeven op een stempelconstructie en vluchtdeuren tot
aanpassingen van het ontwerp. Daarnaast blijkt de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel vanuit de
verkeerscentrale een uiterst complex issue. Dit leidt tot het herplannen van diverse werkzaamheden en
daarmee een herziening van de planning. Door deze ontwikkelingen blijft het haalbaarheidspercentage
voor het behalen van de einddatum (te) laag (16%). Om de kans op tijdige openstelling te verbeteren
is een strategisch beheersplan opgesteld met beheersmaatregelen, zoals maatregelen gericht op
beheersing van bekende projectrisico's, maatregelen gericht op het robuuster maken van de planning
en maatregelen gericht op een optimale samenwerking met partners en stakeholders. Verder is afge-
sproken grote terughoudendheid te betrachten voor (nieuwe) scopeaanpassingen, tenzij deze strikt
noodzakelijk zijn voor de (tijdige) openstelling van de Piet Heintunnel. Over de implementatie van het
beheersplan is nauw contact met het Commissariaat Civiele Constructies.
De mediacampagne betreffende de tunnelsluiting en alternatieve reismogelijkheden is na de zomer-
periode nog in kleinere vorm herhaald. Het verkeersbeeld op de gewenste omleidingsroutes is iets
toegenomen, maar leidt nu niet tot congestie. De toename op de ongewenste alternatieve routes
leidt evenmin tot structurele congestie, maar de hinderbeleving neemt wel toe. Hiervoor zijn mogelijke
maatregelen besproken en voorgesteld aan stadsregisseur/stadsdeel.
In dit kwartaal zijn geen nieuwe scopewijzigingen doorgevoerd. Wel zijn scopewijzigingen vanuit het
tweede kwartaal afgehandeld. De verwerking van de scopewijzigingen in de ontwerpen is in volle gang.
In totaal is in de gemeentebegroting voor de renovatie van de Piet Heintunnel circa € 116 miljoen
aan middelen beschikbaar. Hiervan was een bedrag van € 25,9 miljoen aan risicovoorzieningen op het
OQ niveau van het overkoepelende programma gealloceerd. Inmiddels is (inclusief de voorstellen in deze
/ v voortgangsrapportage) voor € 11,6 miljoen aanspraak op deze risicovoorzieningen gemaakt.
Tijd
Vorig kwartaal werd op basis van de probabilistische analyse een haalbaarheid van 16% berekend op
de mijlpaal voor de openstelling van de Piet Heintunnel (30 september 2022). Een nieuwe doorreke-
ning van de planning zal in oktober 2021 plaatsvinden waaruit een update volgt van de haalbaarheid.
Het beeld nu is dat de haalbaarheid door hierboven genoemde oorzaken dit kwartaal nog niet is ge-
stegen. Vanuit de maatregelen uit het strategisch beheersplan wordt gekeken hoe de haalbaarheid kan
worden vergroot.
DETERMINISTISCH | PROBABILISTISCH
on DE mn ne 5
paal mijlpaal SMP vorige haal- |huidige huidige
nr. Omschrijving MP4.0 Stand Q3 (wk) StandQ2 OQ (wk) Toelich- baar- |Q Q
ting heid
NEN N40
\sonroke arme eme omme oAgmd LO
2 \Projctbesuit 2892018 2892018 02892018 0 Afgerond
3 \Uiwoeringsbeslut 2932019 2811-2019 35 2811-2019 0 Afgerond |
4 \Contractering _ 3132020 63200 463200 0 Afgerond |
5 \StartUiwoerng 2562021 2562021 02562021 _ OAfgerond
$ Openseling 3092022 239202 1239202 0 16% \1112022 2122022
eee em
overdracht
8 \Eindeproject 34203 13303 32308 2
Samenwerking
In Q3 is een korte studie uitgevoerd naar de tijdelijke bediening van de Piet Heintunnel. Uit de korte
studie is gebleken dat het onderbrengen van de tijdelijke bediening in de huidige bedienruimte van de
VCA de beste keuze is en dat verder onderzoek naar het decentraal huisvesten van de tijdelijke bediening
om risico's op verstoring te mitigeren vanwege hoge kosten niet zinvol is. Bovendien geven recent uit-
gevoerde werkzaamheden in de huidige bedienruimte het vertrouwen dat de uitvoering gecontroleerd
en met beperkte hinder kan plaatsvinden.
De samenwerking met de verschillende stakeholders verloopt goed.
De omgevingsvergunning voor de renovatie en de tijdelijke gebruiksmelding voor de IJtram zijn in
goede afstemming tijdig verleend.
Op verschillende vlakken (deelmobiliteit, P+R, communicatie) weten de teams van de Piet Heintunnel
en de centrale stad elkaar goed te vinden en versterken meerdere initiatieven elkaar.
Belangrijkste risico's
NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN
1__ Extra kosten en versnel- 1. Vertraging aanlevering c.q. 1. Sessie afstemming raakvlakken
lingsmaatregelen nodig nieuwe informatie vanuit project VCA op 2-6-21 en organi-
om het werk binnen de stakeholders/het raakvlak seren regie op afwijkingen BL T4
beoogde 15 maanden met project VCA. met programma.
te voltooien. 2. Beheersmaatregelen volgens
beheersplan intern programma
en met alliantie bespreken en
uitvoeren.
2. Uitloop werkzaamhe- 1. Instantiëren eisen blijft veel _ 1. Prioritering en focus doorlopend
den op het kritieke pad tijd vragen. Samen met aandacht in MT Alliantie.
zodanig dat deadline corona zware druk op IO en 2. Werksessie met programma
openstelling overschre- UI Alliantie. nodig.
den gaat worden. 2. V+V in traject KES — VO op
programmaniveau V+V in
traject KES — VO op pro-
grammaniveau.
3. | Beschikbaarheid Er wordt gewerkt aan de Separaat, frequent overleg tussen
Piet-Heintunnel na inrichting van de tijdelijke projecten VCA en PHT om tot oplos-
openstelling. bedienplek in de huidige sing voor dit issue te komen.
bedienruimte van de VCA
maar bijbehorende centrale
systemen moeten ook worden
gehuisvest.
De voorziene locatie is daar-
voor op dit moment onvol-
doende uitgerust.
e es Si mn en En er e, an
Ln Ne he
en Ee 7 | vAA | uid EE een itn. en oe Ze ip PT
ee mn
er Ti \ | Siris IE pe
mn Tee Nes: | ET en ed 4E AS 3 A 2 IS mn”.
LL Ee en ee OE nn ne ae < uE
T n [ mn | 1 oe I= (en rm ar ein | mm f nz en > 5 _ AEL
je E EN * men a ie . a. = … rt z 7 RD
ek et LO El sed ul al EE ED are .
Ni: EV anju $ on ERR! en
ri lil | WEN Del ME baejn m annae: ans ‚K =E ià |
lin enn EN lans. En nd ek BT EL, Pl | i ED PEN ee LE il >
ra die TA El EA, Lika es 2
he
a | een | en |
Renovatie Amsterdam Arenatunnel
Toelichting Management
Eind september werd de Begroting 2022 gepubliceerd, waarmee bekend werd dat het project Renovatie
Amsterdam Arenatunnel in portefeuille wordt gehouden en dat de renovatie van de Arenatunnel daarom
wordt uitgesteld. De geplande marktinformatiebijeenkomst en de start van de aanbesteding die
gepland stonden voor eind 2021 zijn daarom voor onbepaalde tijd uitgesteld.
Voordat deze informatie bekend werd, is in het derde kwartaal nog volop gewerkt aan de verdere
projectvoorbereiding. Met de afronding van het aangepaste voorlopig ontwerp naar aanleiding van de
uitgevoerde scenarioanalyse is in september het definitief ontwerp opgestart.
Gelijktijdig aan het ontwerpproces is intensief doorgewerkt aan de voorbereiding van de contract-
stukken ten behoeve van de start van de aanbesteding. Het concept aanbestedingsdossier wordt
momenteel extern getoetst.
Scope
Het vastgestelde voorzieningenniveau wordt aangepast naar aanleiding van de door de tunnelbeheerder
vastgestelde scenarioanalyse. De nadere scope-uitwerking in het voorlopig ontwerp heeft inmiddels
plaatsgevonden.
Tijd
Doordat het budget voor de renovatie van de Amsterdam Arenatunnel is aangehouden in portefeuille
is rapportage op de mijlpalen niet meer aan de orde. Na een beslissing van de gemeenteraad (in
november 2021) over de Begroting 2022 kunnen de gevolgen voor het project verder in kaart worden
gebracht en zullen het programmaplan en de masterplanning hierop worden aangepast.
Geld
Voor project Renovatie Amsterdam Arenatunnel is tot nu toe door de raad € 21,5 miljoen aan krediet
beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van het project en de realisatie van de systemen voor de
bediening, besturing en bewaking. Hiervan betreft € 8,4 miljoen risicovoorzieningen, die gealloceerd
zijn op het niveau van het overkoepelende programma.
Voor de uitvoering van dit project is in de Begroting 2022 geen budget gereserveerd. Het project
wordt nu nog in portefeuille gehouden en de renovatie van de Arenatunnel wordt daarom uitgesteld.
® Samenwerking
gen Er vindt intensieve afstemming plaats met de omgeving en relevante afdelingen binnen de gemeente.
Ten aanzien van de impact op bereikbaarheid zal het project aansluiten bij de bestaande platforms in
het gebied. De afstemming met de directie Parkeren over de impact op parkeergarage P1 verloopt
constructief.
Û 36)
Belangrijkste risico's
NR. _ ONGEWENSTE GEBEURTENIS OORZAKEN BEHEERSMAATREGELEN
1. ‘De contracten voor de Doordat voor uniformiteit 1. Alliantiecontract afstemmen op
bediening, bewaking en | binnen het programma wordt 3B-contract.
besturing (3B) enerzijds | gekozen, is voor het 3B-deel 2. In 3B-contract is flexibiliteit op-
en voor de overige leveranciersafhankelijkheid genomen zodat werkzaamheden
scope (Alliantie) ander- | ontstaan. Dit resulteert in ook op een later moment passend
zijds sluiten niet goed twee contracten. te maken zijn.
op elkaar aan. 3. Verantwoordelijkheid tot samen-
werking in de contracten.
4. Er is een scope-demarcatie-
document opgesteld, dat indien
nodig na DO-fase nog herzien zal
worden.
2 Standaard programma- |De Amsterdam Arenatunnel is | 1. Waar nodig extra capaciteit
principes zijn niet een specifieke tunnel waarop inzetten.
geschikt of te laat bepaalde programmaprinci- 2. Doelmatig proces inrichten voor
beschikbaar voor de pes niet toe te passen zijn. het afleiden en specifiek maken
Amsterdam Arenatun- van eisen en ontwerpoplossingen.
nel, met benodigde
ontwerpaanpassingen
en vertraging in het
ontwerp tot gevolg.
3 | Er moet een verzoek bij | Haalbaarheid startdatum 1. Bij Stadsregie informeren naar
Stadsregisseur worden | tunnelsluiting staat onder mogelijkheden om tijdslot te
ingediend voor het druk, eerder in de planning verschuiven.
verschuiven van het opgenomen beschikbare 2. Tijdgevolgen scope-aanpassingen
verkregen tijdslot. buffers zijn grotendeels en uitstellen marktinformatie-
opgebruikt, m.n. door bijeenkomst uitwerken en inzich-
vertraging bij ontwerp t.g.v. telijk maken.
capaciteitsproblemen en extra
werkzaamheden baseline T4,
aanpassingen aan scope t.g.v.
scenario-analyse en uitstellen
marktbijeenkomst t.g.v.
uitblijven zekerheid t.a.v.
financiering project.
in :
N |
— en - | PN er ee nt
Li 7 en be dk EE je
EE re LPE
TL 3 dg Kees Hi u del
Oe TT EC deg ee á EN geen
DO OS ir gn ee el
©) -: gn a > == Erde ER
ie ee en = Ke
et el Pr EK. Se,
me ee pr E jade
2 AAT,
hed Ee od | 8 ij É kN
Aanpassingen Michiel de Ruijtertunnel
Toelichting Management
Na een succesvolle afronding van de werkzaamheden in het tweede kwartaal is het afgelopen kwartaal
hard gewerkt aan het opstellen en reviewen van de opleverdocumentatie. Na de laatste reviews wordt
het dossier naar verwachting in oktober geaccepteerd, waarna de formele overdracht en close-down
voor dit projectdeel in het vierde kwartaal kan plaatsvinden.
De resterende scope-onderdelen (het doorvoeren van enkele verbeteringen aan de besturing, bediening
en bewaking) zijn samengebracht in een tweede contract dat naar verwachting in het vierde kwartaal
2021 wordt gesloten. Hiervoor zijn enkele nacht- en weekendsluitingen nodig waarbij wordt aangesloten
op de reguliere onderhoudswerkzaamheden in de tunnel.
Scope
Bij de aanpassingen aan de 3B-installatie wordt, in overleg met de tunnelbeheerorganisatie, direct een
benodigde upgrade van de software doorgevoerd. Deze wijziging zal middels een VTW aan het project
worden toegevoegd.
Geld
Voor het project Aanpassingen Michiel de Ruiijtertunnel is in totaal circa € 20,2 miljoen aan middelen
beschikbaar. Circa € 5,6 miljoen hiervan is gealloceerd als risicovoorzieningen op het niveau van het
overkoepelende programma. Inmiddels is voor circa € 1,9 miljoen aanspraak op deze risicovoorzieningen
gemaakt.
Samenwerking
De samenwerking tussen de tunnelbeheerorganisatie, de onderhoudsaannemer (AVO), het projectteam
en de opdrachtnemer (ENGIE Infra & Mobility) verliep gedurende de gehele uitvoering constructief.
De communicatie bij het dagelijks afsluiten en openstellen van de tunnel was goed. Men weet elkaar
goed te vinden en er is goed overleg over en weer. Deze succesvolle samenwerking is doorgezet bij
het opstellen van de opleverdocumentatie en de resterende 3B-maatregelen.
Tijd
In onderstaande tabel is de planning opgenomen. De opdracht voor de 3B-maatregelen kent een
eigen planning en wordt zo goed mogelijk in het onderhoudsregime ingepast om hinder voor de stad
beperkt te houden. Bij de volgende actualisatie van de masterplanning zullen de planning van deze
3B-maatregelen worden meegenomen.
DETERMINISTISCH PROBABILISTISCH
paal paal MP4.0 SMP vorige huidige O | huidige OQ
nr. Omschrijving Stand O3 (wk) StandO2 |Q (wk) | Toelichting
MICHIEL DE RUIJTERTUNNEL
1 |startproject ____ \7-22019 \722019 07-2209 | 0 Afgerond _|- |
2 \Projectbesuit __\29-32019 \2932019 © 0\29-32019 | 0 Afgerond |+ |
3 [uitvoeringsbesluit _\2811-2019 28-11-2019 | ___0 28-11-2019\ 0 Afgerond |+ |
4 [contractering _|31-3-2020 |31-3-2020 | _0\31-32020 | _olAfgerond | |
5 |startUïwoering _|30-11-2020 30-11-2020 |__o0\3011-2020 | olAfgerond | |
mj en er je
hittewerende bekleding
inclusief 3B
overdracht
’ 22-623
| Onderzoeksrapport | 33 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 671
Datum akkoord college van b&w van 30 juni 2015
Publicatiedatum 1 juli 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer RJ. Groen van 2 februari
2015 inzake duurzame inkoop.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Op 30 januari 2015 berichtte dagblad Trouw over het op dezelfde datum verschenen
onderzoek naar duurzame inkoop door overheden, waaronder gemeenten. De portee
van het bericht was:
“De overheid houdt zich niet aan haar beloften om milieubewust in te kopen. Vier jaar
geleden is afgesproken dat rijk, provincies, gemeenten en andere overheidsdiensten
duurzaamheid voorop zouden stellen bij de inkoop van goederen, diensten en
voorzieningen. Er is nog weinig van terechtgekomen, schrijven zes maatschappelijke
organisaties aan de Tweede Kamer.”
Het onderzoek van ‘De Groene Zaak’ waar dit artikel en de brief van de genoemde
maatschappelijke organisaties op gebaseerd is, meldt dat:
“Op Overijssel na werkten alle provincies mee aan het onderzoek (Zeeland deels).
De volgende grootste gemeenten zijn onderzocht: Rotterdam, Den Haag, Utrecht,
Eindhoven, Tilburg, Breda, Groningen, Almere, Nijmegen en Haarlem. Amsterdam is
wel gevraagd, maar koos ervoor niet mee te doen.”
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 2 februari 2015, namens de fractie
van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad
van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester
en wethouders gericht:
1. Heeft het college kennisgenomen van genoemd artikel, het onderzoek dat
daaraan ten grondslag ligt en de brief van de genoemde maatschappelijke
organisaties?
Antwoord: Ja.
2. Waarom heeft de gemeente Amsterdam er voor gekozen niet aan dit onderzoek
mee te doen?
Antwoord:
In eerste instantie heeft de gemeente wel meegewerkt aan het onderzoek van
De Groene Zaak, maar bij de presentatie van het onderzoek voorafgaand aan de
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer dur 2015 Schriftelijke vragen, maandag 2 februari 2015
publicatie was de gemeente van mening dat de geleverde informatie onjuist werd
vertaald naar de resultaten. Gezien de korte reactietermijn op het definitieve
rapport is het vervolgens niet gelukt om hier met De Groene Zaak uit te komen,
waarna besloten is af te zien van deelname. Al voor publicatie van het onderzoek
is deze gang van zaken binnen de eigen organisatie geëvalueerd. Aan een
eventueel volgend onderzoek van deze strekking zal de gemeente wel volledig
meewerken, en zich bovendien actief opstellen in het maken van goede
procesafspraken voor deelname.
3. In hoeverre gaan de conclusies van dit onderzoek voor Nederlandse gemeenten
in het algemeen ook op voor Amsterdam?
Antwoord:
Amsterdam deelt het beeld dat de landelijke coördinatie door het Ministerie van
Infrastructuur en Milieu verbeterd kan worden. Andere stellingnames en
conclusies in het rapport en de brief (zoals dat overheden zich niet aan hun
beloften houden om milieubewust in te kopen of dat de resultaten achterblijven op
gebied van duurzame inkoop) deelt Amsterdam niet of zijn niet van toepassing op
de gemeente Amsterdam.
4. Hoe betrekt het college bij het uitwerken van het in de Agenda Duurzaamheid
voor het vierde kwartaal van 2015 aangekondigde plan ‘Intensiveren Duurzame
Inkoop’ de aanbevelingen uit dit rapport?
Antwoord:
Het college werkt in het Plan Intensivering Duurzaam Inkopen een aantal
voornemens uit met dezelfde strekking als de aanbevelingen uit het rapport. Zo
wordt de ambitie voor duurzaam inkopen vertaald naar op korte termijn te
realiseren doelstellingen, waardoor duurzaam inkopen in inkooptrajecten of
inkoopsegmenten structureler en professioneler kan worden opgepakt.
Amsterdam toetst daarbij de haalbaarheid van de doelstellingen aan
kennisinstituten en bedrijven.
Ook gaat Amsterdam levenscycluskosten hanteren bij haar
investeringsbeslissingen. Dit is een tweede uit te werken punt uit het Plan
Intensivering Duurzaam Inkopen die een zelfde strekking heeft als een
aanbeveling uit het rapport. Dit doet Amsterdam door het opstellen van een
toetsingskader en duidelijke regels voor duurzame investeringen. Daarmee zet
Amsterdam in op investeringen in duurzaamheid die lonen.
Professionaliseren houdt ook in dat ambtelijke opdrachtgevers en budgethouders
inhoudelijk verantwoordelijk worden voor het realiseren van de duurzaamheids-
doelstellingen. Inmers; wie betaalt, bepaalt. In de verplichte paragraaf
duurzaamheid in de jaarrekening zullen ambtelijk opdrachtgevers en
budgethouders over de resultaten rapporteren.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
8 Gemeenteraad R
% Definitieve raadsagenda,
woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016
De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de
raadsvergadering.
Datum en tijd woensdag 30 maart 2016 13.00 uur en 19.30 uur
donderdag 31 maart 2016 13.00 uur en zo nodig 19.30 uur
Locatie Raadzaal
Algemeen
1 Mededelingen.
2 Vaststellen van de notulen van de raadsvergadering op 9 maart 2016.
3 Vaststellen van de agenda.
4 Mededeling van de ingekomen stukken.
5 _Mondelingevragenuur.
Benoemingen
6 Herbenoeming van de directeur van de Rekenkamer Metropoolregio Amsterdam.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 262)
Raadsaangelegenheden
7 Kennisnemen van het rapport van de Enquêtecommissie Financiële functie
Amsterdam 2002-2014, instemmen met de conclusies en overnemen van de
aanbevelingen daarvan. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 235)
Openbare Orde en Veiligheid
8 Instemmen met het gewijzigd initiatiefvoorstel Amsterdammers maken
Amsterdam veilig van het voormalig lid Flos en het lid Yesilgöz.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 237)
Deelnemingen
9 Kennisnemen van de rapportage ‘Beloningsbeleid Deelnemingen - evaluatie en
actualisatie 2016’ en kennisnemen van het geactualiseerde Beloningsbeleid
Deelnemingen. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 236)
1
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016
Lucht- en Zeehaven
10 Uiten van wensen en bedenkingen inzake het bijgestelde strategisch plan 2014 —
2017 van het Havenbedrijf Amsterdam N.V. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 238)
Financiën
11 Vaststellen van de gewijzigde begroting 2016 en de meerjarenraming als gevolg
van de organisatieverandering (deel 4). (Gemeenteblad afd. 1, nr. 239)
Waterbeheer
12 Wijzigen van de Verordening op het binnenwater 2010.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 240)
Onderwijs
13 Kennisnemen van de brief “Ouders centraal. Het stimuleren van
ouderbetrokkenheid en een goede samenwerking tussen ouder en school”.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 241)
Diversiteit
14 Instemmen met de aanbevelingen van het onderzoek “Subsidies diversiteit” van
de rekenkamer. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 242)
Duurzaamheid
15 Instemmen met het Uitvoeringsprogramma Schaalsprong Zon 2016-2018.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 243)
Dienstverlening
16 Instemmen met de aanbevelingen van de rekenkamerbrief “Het regelen van
dereguleren” van de rekenkamer en kennisnemen van de reactie van de
rekenkamer op het Programma Minder Regeldruk.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 246)
17 Vaststellen van het Programma Minder Regeldruk en kennisnemen van de
voortgang van een aantal lopende projecten. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 244)
Zorg en Welzijn
18 Vaststellen van de uitgangspunten voor de Ambulante ondersteuning,
Dagbesteding, Kortdurend verblijf en Hulp bij het huishouden 2017 tot en met
2020 ten behoeve van de inkoopprocedure. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 245)
19 Kennisnemen van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 en
Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2016.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 247)
2
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016
Ruimtelijke Ordening
20 Vaststellen van het bestemmingsplan zelfbouwkavels Karel Klinkenberglocatie.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 249)
21 Vaststellen van het bestemmingsplan Kenniskwartier Noord, eerste partiële
herziening. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 250)
22 Instemmen met aanvullende investeringen Zuidasdok.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 251)
23 Vaststellen van het bestemmingsplan Zuidas-Ver- en nieuwbouw Prinses
Irenestraat 31-33. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 252)
24 Vaststellen van het bestemmingsplan IJburg blok 59.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 253)
Personeel en Organisatie
25 Kennisnemen van het overzicht met functies van ambtenaren die in 2014 meer
verdienden dan de wethoudersnorm. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 255)
Verkeer en Vervoer
26 Instemmen met het advies aan de Stadsregio Amsterdam inzake het ontwerp-
Programma van Eisen voor de concessie Amstelland-Meerlanden.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 256)
27 Wijzigen van de verordening Parkeerbelastingen 2016, waarmee het
parkeerregime op het Buikslotermeerplein wordt aangepast.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 257)
28 Beschikbaar stellen van een aanvullend voorbereidingskrediet voor de renovatie
van de Piet Heintunnel. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 258)
3
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016
Bouwen en Wonen
29 Kennisnemen van de uitwerking Samenwerkingsafspraken tussen huurders,
woningcorporaties en de gemeente, stand van zaken december 2015.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 259)
30 Kennisnemen van de Monitor Bouwen aan de Stad Il.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 260)
VERGADERING ACHTER GESLOTEN DEUREN
Raadsaangelegenheden
31 GEHEIM. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 264)
Grondzaken
32 GEHEIM. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 254)
4
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016
Ingekomen stukken
1 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 16 maart 2016 inzake
de bestuurlijke reactie van het college op het definitieve rapport van de
Enquêtecommissie Financiële functie Amsterdam 2002-2014.
Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 7,
kennisnemen van het rapport van de Enquêtecommissie Financiële functie
Amsterdam 2002-2014, instemmen met de conclusies en overnemen van
de aanbevelingen daarvan.
2 Raadsadres van de Jonge Socialisten Amsterdam, de ASVA Studentenunie en
de Jonge Democraten Amsterdam van 4 maart 2016 inzake hun reactie op
het initiatiefvoorstel van de fracties van D66 en PvdA, getiteld:
'Jongerengemeenteraad'.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling
van het initiatiefvoorstel.
3 Raadsadres van een burger van 5 maart 2016 inzake de situatie van de Nieuwe
Leeuwarderweg in Amsterdam-Noord.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare
Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT.
4 Raadsadres van P1 Parking B.V. van 4 maart 2016 inzake de schade voor
de P1 garage als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan
Prins Hendrikkade en het verkeersbesluit Prins Hendrikkade e.o.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare
Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT.
5 Raadsadres van een burger van 8 maart 2016 inzake het maximaliseren van
het potentieel Keniaanse diaspora in Nederland.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
5
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 30 en donderdag 31 maart 2016
6 Brieven van een burger van 7 en 21 maart 2016 inzake de vermeende
fraudezaak bij de bouw en exploitatie van het stadion Amsterdam ArenA.
Voorgesteld wordt, deze brieven voor kennisgeving aan te nemen, onder
verwijzing naar de brief van het college van burgemeester en wethouders van
8 augustus 2011, kenmerk nr. 2011/5273.
7 _Raadsadres van een burger van 11 maart 2016 inzake de demonstratie van
de Volksunie tegenover het Stadhuis.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en
Veiligheid, Juridische Zaken, Communicatie, Project 1012, Dienstverlening,
Bestuurlijk Stelsel en Raadsaangelegenheden.
8 Raadsadres van de politieke beweging Wil Nu van 14 maart 2016 inzake
het voortbestaan van vrijwilligersorganisatie Assadaaka.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Onderwijs, Jeugd, Diversiteit en
Integratie, Kunst en Cultuur, Lokale Media en Monumenten.
9 Raadsadres van een burger van 11 maart 2016 inzake het terugvorderen van
gestolen geld.
Voorgesteld wordt, dit raadsdres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling.
10 Raadsadres van de bewonerscommissie in Zuidoost en een aantal bewoners van
11 maart 2016 inzake het bevorderen van de participatiegraad van Amsterdamse
inwoners bij de herinrichting van het buurtplein.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer, Openbare
Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT.
11 Raadsadres van de Stichting Herstel Oosterpark van 16 maart 2016 inzake
het installeren van een onderzoekscommissie met als doel een raadsenquête
te houden betreffende het project ‘Verdubbeling Oosterpark’.
Voorgesteld wordt, de afhandeling van dit raadsadres over te laten aan leden
van de gemeenteraad.
6
| Agenda | 6 | train |
Subsets and Splits