text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 2 november 2021
Portefeuille(s) Grondzaken en Verkeer & Vervoer
Portefeuillehouder(s): Marieke van Doorninck en Egbert de Vries
Behandeld door Grond en Ontwikkeling, Jan Straub, 06-53680227, j.straub @amsterdam.nl
Verkeer en Openbare Ruimte, Nelleke Stelling, n.stelling @amsterdam.nl
Onderwerp Programma Update 2021 van het Mobiliteitsplan Zeeburgereiland en IJburg,
Bestuursopdracht Zeeburgereiland, Notitie Reikwijdte en Detailniveau
Verbinding Zeeburgereiland en HOV busverbindingen IJburg
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college u over de voortgang van een viertal samenhangende
ontwikkelingen op het gebied van bereikbaarheid en gebiedsontwikkeling aan de oostzijde van
Amsterdam. Op 2 november jl. zijn de volgende documenten vastgesteld in het college:
1) de Programma Update 2021 van het Mobiliteitsplan Zeeburgereiland en IJburg,
(ter kennisname commissie MLW 25 november met vitnodiging van commissie RO)
2) de Bestuursopdracht Zeeburgereiland voor een Ruimtelijk Kader Zeeburgereiland,
(ter kennisname commissie RO 24 november met uitnodiging van commissie MLW)
3) de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) Verbinding Zeeburgereiland,
(ter kennisname commissie MLW 25 november) en
4) de Voorkeursbesluiten (PBl2) met bijbehorende Nota's van Uitgangspunten voor
hoogwaardige busverbindingen (HOV-bussen) tussen IJburg Strandeiland en Amsterdam
Bijlmer ArenA en Weesp, (ter bespreking commissie MLW 25 november).
De documenten worden hieronder toegelicht.
1. Programma Update 2021
De afgelopen jaren is op het Zeeburgereiland volop gebouwd. In de Sportheldenbuurt zijn 2.500
woningen gebouwd en in de Sluisbuurt en de Baaibuurten komen de komende jaren nog eens circa
7.200 woningen bij. Ook IJburg 2 ontwikkelt verder. Centrumeiland krijgt ca. 1.500 woningen, op
Strandeiland komen ca. 8.000 woningen en het toekomstige Buiteneiland maximaal 5oo
woningen. Naast deze woningbouwopgave is er ook ruimte voor bedrijven, kantoren, onderwijs,
sport en horeca. Dit deel van de groeiende stad met stedelijke woon-werkmilieus wordt steeds
drukker. De mobiliteit neemt met de groei toe en de huidige vervoersystemen kunnen die groei op
termijn niet opvangen, waarmee de bereikbaarheidsopgave in relatie tot de gebiedsontwikkeling
steeds urgenter wordt.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 2 november 2021
Pagina 2 van6
Mobiliteitsplan Zeeburgereiland en IJburg
Met het oog hierop is in mei 2018 het Mobiliteitsplan Zeeburgereiland en IJburg vastgesteld door
het college van B&W en het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio Amsterdam en met uw raad
gedeeld in september 2018. Het Mobiliteitsplan omvat een integraal en samenhangend pakket
aan maatregelen met als doel om het gebied nu, tijdens en na de realisatie van de
gebiedsontwikkelingen bereikbaar te houden. Er wordt ingezet op openbaar vervoer, fiets, smart
mobility waar het kan, en de auto waar het moet. Het maatregelenpakket is nodig om gegeven de
ambities en eisen uit de verschillende Amsterdamse beleidskaders, de gebiedsontwikkeling (groei)
mogelijk te maken.
Adaptief Programma Bereikbaarheid Zeeburgereiland en IJburg
Bij de vaststelling van het mobiliteitsplan is een ‘programmatische aanpak’ afgesproken. De
doorlooptijd van het programma is lang en er kan in de tussentijd veel veranderen. Dit vraagt om
jaarlijkse monitoring en indien nodig aanpassing van het maatregelenpakket. Daarnaast is
afgesproken dat de raad op de hoogte wordt gehouden van de monitoringsresultaten en de
eventueel daaruit voortvloeiende actualisering of herijking van het maatregelenpakket.
In het voorjaar van 2021 is de tweede monitoring uitgevoerd. Belangrijkste conclusie daarvan is
dat het nu geactualiseerde maatregelenpakket zorgt voor een bereikbaar Zeeburgereiland en
IJburg, met als aandachtspunt de westelijke aansluiting met de Aao.
Voortgangsrapportage en financieel perspectief
Samen met de lopende onderzoeken in de projecten, recente ontwikkelingen zoals het advies van
de commissie D'Hooghe, corona en ontwikkeling deelmobiliteit, levert dit een update van de
stand van zaken van alle maatregelen, de gebiedsontwikkeling, de planning en de globale
kostenraming. In de Programma Update 2021 (bijlage 1) wordt de voortgang integraal beschreven.
In de voortgangsrapportage staan o.a. de projectresultaten met betrekking tot de IJtram,
voorstellen voor het verbeteren van de fietsbereikbaarheid, maatregelen op het gebied van het
openbaar vervoer en de autoluw maatregel om enkele straten naar 30 km/u te brengen. Het
geactualiseerde maatregelenpakket 2021 is weergeven op de maatregelenkaart (bijlage 3).
In het geactualiseerde Financieel Perspectief (bijlage 2) vindt v een overzicht van globale
kostenramingen en mogelijke dekking per project en voor het programma als geheel. De concept
begroting 2022 maakt duidelijk dat er t/m 2025 vanuit de investeringsruimte Algemene Middelen
en het Stedelijk Mobiliteitsfonds beperkte middelen zijn om te investeren in (grote) projecten.
Ook voor de periode daarna is veel onzeker. Voor wat betreft het Stedelijk Mobiliteitsfonds zijn de
eerder toegekende planvoorbereidingsbudgetten t/m 2025 gehandhaafd voor onder andere de
Cruciale Mijl en de HOV-bussen Amsterdam Bijlmer Arena en Weesp, daarnaast is dekking
meerjarig geprogrammeerd uit het Vereveningsfonds of GREX-en, en cofinanciering van de
Vervoerregio Amsterdam. Voor het project IJtram is dekking voor de uitvoering voorzien uit het
Vereveningsfonds of GREX-en en cofinanciering van de Vervoerregio Amsterdam. De benodigde
planvorming voor de eerstvolgende PBl-fases van de grote projecten kan op deze wijze doorgang
vinden. Per project wordt aan u, wanneer aan de orde, een investerings- en kredietbesluit
voorgelegd.
2. Bestuursopdracht Zeeburgereiland
Drie majeure bereikbaarheidsprojecten, project ‘Cruciale Mijl IJburglaan’, de ‘Tramstalling' en de
‘Verbinding Zeeburgereiland’ hangen sterk samen met elkaar en de ruimtelijke opgave voor het
Zeeburgereiland. In bestuurlijk overleg 14 juni 2021 met stadsdeel Oost en de Vervoerregio
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 2 november 2021
Pagina 3 van 6
Amsterdam hebben wij gezien de complexiteit, het financiële beslag en de onderlinge samenhang
gevraagd om een bestuursopdracht die zich richt op de integrale gebiedsontwikkeling en
bereikbaarheidsmaatregelen op het Zeeburgereiland tot een ‘complete stad’.
De Bestuursopdracht Zeeburgereiland (bijlage 4 en de toelichting daarop bijlage 5) is een
aanvulling van de startnotitie Ruimtelijk Kader Zeeburgereiland, die u ter kennisname heeft
ontvangen in februari 2020. Met deze opdracht wordt het Ruimtelijk Kader opgesteld dat richting
geeft aan de urgente ruimtelijke opgaven van het Zeeburgereiland en de bereikbaarheidsopgaven
van het Zeeburgereiland en IJburg op zowel korte als middellange termijn.
Voor het Zeeburgereiland wordt gewerkt aan (de voorbereiding van) planproducten voor
gebiedsontwikkeling en infrastructuur, en is er aandacht voor korte termijn-ingrepen voor
doorstroming (langzaam) verkeer, leefbaarheid en groen.
Eerste bevindingen scenario’s ‘Cruciale Mijl IJburglaan
Voor de verbetering en instandhouding van de bereikbaarheid van Zeeburgereiland en IJburg voor
fiets, OV en auto zijn scenariostudies uitgevoerd naar mogelijke ingrepen op en rond de IJburglaan
op het traject tussen de Piet Heintunnel en Steigereiland. Dit traject wordt de cruciale mijl
genoemd. Een samenvatting van deze scenariostudies is opgenomen in de bijlages (bijlage 6). Een
eerste tussenstand is dat de scenario's 3 en 4 zijn afgevallen vanwege kosten of relatief beperkte
meerwaarde. Als onderdeel van de Bestuursopdracht zal verder gewerkt worden aan de scenario's
1en 2 alsmede aan later toegevoegde scenario's 1Min en Nul-Plus. Behalve eindbeelden, zal ook
gewerkt worden aan faseringen waardoor ingrepen en investeringen over een langere periode
kunnen worden uitgesmeerd. In de technische sessie kan hierop meer toelichting gegeven
worden.
De scenario’s van de Cruciale Mijl hangen samen met de bereikbaarheid en de locatie van de
tramstalling. Een mogelijke toekomstige extra tramverbinding via de Amsterdamsebrug maakt
een (andere) inpassing van de huidige tramstalling in combinatie met de gebiedsontwikkeling op
het eiland, noodzakelijk. Diverse locaties zijn hiervoor onderzocht (bijlage 7). Bij de uitwerking van
de scenario's voor het Ruimtelijk Kader Zeeburgereiland komt de inpassing van de tramstalling
verder aan de orde
Planproducten
De bestuursopdracht levert diverse planproducten op die betrekking hebben op de Cruciale Mijl
IJburglaan, de Tramstalling, Verbinding Zeeburgereiland, deelgebied Baaibuurt West, deelgebied
Oostpunt, een mobiliteitshub, masterplan kabels en leidingen, korte termijn maatregelen
(langzaam) verkeer, leefbaarheid en vergroening en alternatieve locaties voor de
kermisexploitanten. Vanaf het najaar 2022 worden deze aan het college en/of de gemeenteraad
voorgelegd.
3. Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) Verbinding Zeeburgereiland
Het project Verbinding Zeeburgereiland richt zich op het tijdig verbeteren van de ontsluiting voor
het openbaar vervoer van en naar Zeeburgereiland en voor fietsers op het uitbreiden van de
capaciteit op de bestaande fietsroute via de Amsterdamsebrug. Door de geplande ontwikkelingen
voor Zeeburgereiland en IJburg en de daaruit voortvloeiende toename van het aantal reizigers
nemen de mobiliteitsknelpunten in de toekomst verder toe. Naast de beschikbare capaciteit is de
robuustheid van het OV- en fietsnetwerk een knelpunt. De IJtram zorgt voor een snelle en
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 2 november 2021
Pagina 4 van 6
frequente verbinding met Amsterdam Centraal. Als de IJtram uitvalt zijn er echter geen
alternatieve OV-verbindingen beschikbaar die de vervoervraag voldoende kunnen opvangen.
Notitie Reikwijdte en Detailniveau
In het kader van project Verbinding Zeeburgereiland is een Notitie Reikwijdte en Detailniveau
(NRD) opgesteld (bijlage 8) die als doel heeft om het initiatief (het project) en het te volgen proces
kenbaar te maken. In de NRD worden probleemanalyse, doelstellingen en de mogelijke
oplossingsrichtingen beschreven. Ook de eerste afweging van de veelheid van
oplossingsrichtingen tot de meest kansrijke oplossingen en inzicht over de manier om te komen
tot één oplossing voor het probleem; de Nota van Uitgangspunten en het voorkeursalternatief.
Het aan het einde van PBI 2 vast te stellen voorkeursalternatief middels een Voorkeursbesluit kan
bestaan uit een combinatie van meerdere varianten om zo de positieve onderdelen uit de
varianten zo goed mogelijk te benutten. Ook kan er binnen het voorkeursalternatief sprake zijn
van een gefaseerde ontwikkeling waar bijvoorbeeld eerst wordt ingezet op buslijnen — al dan niet
gecombineerd met een verbeterde of nieuwe fietsverbinding op de route via de Amsterdamsebrug
en later aanvullend een tramlijn. Voor de afweging van de meest kansrijke alternatieven tot het
Voorkeursbesluit (PBI 2), worden diverse in de NRD genoemde beoordelingscriteria gebruikt.
Inspraak
Het college heeft op 2 november jl. de NRD Verbinding Zeeburgereiland vrijgegeven voor
inspraak. De inspraakreacties op de NRD kunnen leiden tot aanpassingen in de overgebleven
alternatieven of varianten, maar ook in het proces (beoordelingscriteria) om te komen tot een
voorkeursalternatief. Het Voorkeursbesluit is voorzien eind 2022. De inspraakreacties, adviezen
van stadsdelen en Commissie m.e.r. worden verwerkt in een Nota van Beantwoording (NvB) en
indien van toepassing in de definitieve NRD.
Meer fietsers op de Amsterdamsebrug
De maatregel vit het mobiliteitsplan ‘Fietsverbinding Oost’ is in de vorm van een vaste
oeververbinding (een brug of tunnel) komen te vervallen. Uit onderzoeken is geconcludeerd dat
een fietsbrug, die voldoet aan de nautische randvoorwaarden, stedenbouwkundig en
verkeerskundig niet goed inpasbaar is. Ook de Adviescommissie Oeververbindingen Rijkswateren
Amsterdam (commissie D'Hooghe) adviseert op basis van nautische en stedenbouwkundige
argumenten om geen vaste oeververbinding tussen Sluisbuurt en Sporenburg te maken. Zij
adviseren de fietsbereikbaarheid te faciliteren met het opwaarderen van de Amsterdamsebrug en
een pontverbinding tussen de Sluisbuurt en het Oostelijk Havengebied. Met het omarmen van het
advies D'Hooghe zal met name de, onder de huidige omstandigheden al onder druk staande,
fietsroute naar het Centrum via de Amsterdamsebrug de komende jaren fors drukker worden.
M.e.r.- procedure
De m.e.r.(milieveffectrapportage)-procedure is een verplicht te volgen procedure wanneer in de
Wet Milieubeheer beschreven activiteiten of ingrepen, significante effecten hebben op de
omgeving. Op dit moment lijkt dit voor dit project nog niet direct aan de orde te zijn. Toch is
ervoor gekozen om de m.e.r.-procedure te starten. Enerzijds omdat de kans groot is dat,
bijvoorbeeld door het overschrijden van de stikstofdepositiegrens, er op termijn alsnog een m.e.r…
procedure vereist is. Daarnaast geldt dat de Algemene Wet Bestuursrecht vereist dat besluiten
zorgvuldig en gemotiveerd worden genomen. De m.e.r.-procedure biedt extra rechtszekerheid
omdat het bestaat uit herkenbare stappen in een transparant en herleidbaar proces en biedt de
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 2 november 2021
Pagina 5 van 6
mogelijkheid om de onafhankelijke Commissie m.e.r. ter borging van de kwaliteit van uitgevoerde
onderzoeken te vragen een advies te geven.
4. Voorkeursbesluit en Nota van Uitgangspunten hoogwaardige
busverbindingen (HOV-bussen) tussen IJburg Strandeiland - Amsterdam
Bijlmer ArenA en IJburg — Weesp
IJburg Strandeiland is in de toekomst aan twee kanten ontsloten per openbaar vervoer. In
westelijke richting, richting het centrum, zal de nog te verlengen IJtram hiertoe dienstdoen. In
oostelijke en zuidelijke richting is een tweetal hoogwaardige busverbindingen (HOV-bussen)
voorzien; één richting station Amsterdam Bijlmer ArenA en één richting station Weesp. Beide
buslijnen maken onderdeel uit van het maatregelenpakket van het Mobiliteitsplan
Zeeburgereiland en IJburg (2018). Beoogde start van de exploitaties is voorzien in 2024/2025.
Reeds in 2009 heeft de gemeente een Nota van Uitgangspunten vastgesteld en een
Voorkeursbesluit genomen voor de ‘Zuidtangent Oost’, in feite de voorloper van de hoogwaardige
busverbindingen. Vanwege de economische crisis die hierna volgde werd de realisatie van IJburg
Strandeiland en daarmee ook de Zuidtangent Oost voor onbepaalde tijd stilgelegd.
De nu voorliggende Nota's van Uitgangspunten vormen in wezen een doorstart van de toenmalige
Zuidtangent Oost. Ze bevatten de voorkeursroute voor deze HOV-busverbindingen en tevens
twee overgebleven locaties voor de eind- en laadpuntvoorziening. Ook bevatten ze een eerste
inschatting van de investeringskosten en worden de benodigde voorbereidingskredieten voor het
vervolg vastgesteld. Na de vaststelling van de Nota's van Uitgangpunten van beide
busverbindingen middels Voorkeursbesluiten starten de vervolgfasen (PBl-fase 3 en 4). Voor de
busverbinding IJburg — Weesp worden de twee overgebleven route alternatieven in het vervolg
samen met Weesp onderzocht en wordt een keuze gemaakt voor één alternatief.
Beide Voorkeursbesluiten met bijbehorende Nota's van Uitgangspunten zijn separaat ter
bespreking geagendeerd in de raadscommissie MLW van 25 november.
5. Technische sessie
We hopen v een duidelijk beeld te hebben geschetst van de vier samenhangende ontwikkelingen
op het gebied van bereikbaarheid en gebiedsontwikkeling aan de oostzijde van Amsterdam. Het
college biedt v een technisch sessie aan om een en ander inhoudelijk verder toe te lichten op
woensdag 17 november van 16.00 — 17.30 Uur.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief 2 november 2021
Pagina 6 van 6
Aanmelden voor de technische sessie kan per mail via
bereikbaarzeeburgereilandijburg@&amsterdam.nl.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
nem
P, 5, 1E) E, U En an
df (AA
Ne in
Marieke van Doorninck Egbert J. de Vries
Wethouder Ruimtelijke Ontwikkeling Wethouder Verkeer en Vervoer,
en Duurzaamheid Water en Luchtkwaliteit
Bijlagen
1. Programma Update 2021, voortgangsrapportage
2. Geheim Financieel Perspectief 2021
3. Maatregelenkaart bij Programma Update 2021
4. Bestuursopdracht Zeeburgereiland
5. Toelichting op Bestuursopdracht Zeeburgereiland
6. Samenvattingsnotitie Cruciale Mijl IJburglaan
7. Samenvatting Effectenstudie Tramstalling Zeeburgereiland
8. Notitie Reikwijdte en Detailniveau Verbinding Zeeburgereiland
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 6 | train |
Eindadvies fase 2
Versterking governance en samenwerking
OV-keten Amsterdam
Datum
19 mei 2020
Opdrachtgever
Gemeente Amsterdam, GVB, VRA
Opstellers
Pedro Peters i.s.m. Andersson Elffers Felix (Ruben Keijser, Tiddo Folmer)
Inhoud
Samenvatting 5
1 Inleiding 14
11 Aanleiding ane ovonvensernennernveneervenvensenneenernveneennenvenvenneenvenveneennenvenvenneenvenveneronenveenvenee 1Á
1.2 _ Opdrachten scope fase 2 nnen sense ener envensversvensernveenveenvennvenseenseerseerseenvevsververrne 15
1.3 _ Integraal advies en urgentie … nnee nnsoserserneensenveneervenversernennvenvenservenversvenevevenvenverven 16
2 A. Uitgangspunten wijziging governance en samenwerking 17
2.1 SCOPE nara vonnnevonveronseroneveonsversneennnevenveronnersevvonseersvervonvernsvoorneeensvonnnversenvenseersnveorveeenvner |T
2.2 Staden regio staan voor grote uitdagingen … een onnerserneenvenveneervennerseeneervenvenveren 17
2.3 Goed samenspel is nodig … vane oovononnerneenvenvenvervennerennennvenveneervennerseenenrvenveneeen 18
24 _ Uitgangspunten rolverdeling op hoofdlijnen ne narnvensenserserseenerneenvenveneerverren 19
3 B. Werkwijze en besturing beheer en onderhoud railinfrastructuur
26
3.1 Overwegingen sturing en werkwijze beheer en onderhoud rail-infrastructuur … 26
3.2 Advies sturing en werkwijze beheer en onderhoud bestaande rail infrastructuur … … 28
3.3 Schematische samenvatting advies … ne ensenvenvenseenerverneensenvenvenvernersveneenvenvenven 32
4 C. Organisatiestructuur aanleg, beheer en onderhoud
railinfrastructuur 34
41 Wijziging organisatiestructuur … onee onvoonne venne vonneeronseonnseroneevonvervoneonervenvererne 3Á
4.2 _ Advies integrale Beheer en Onderhoud organisatie …uensoevonnernerserserseervenvenrer 35
4.3 _ Advies herindeling taken railinfrastructuur naos onoonvenerneensenverveovennvenvenvenveneerren 30
44 _ Advies Organisatie beheer en onderhoud binnen GVB... arsernservenneeneererserseerees 38
4.5 _ Aanpassingen VRA en MeT … …… ………ssonsoonnseorsseronsersnevonnnvernveronseernneoonveeensvoronversenvereenr Á1
4.6 Schematische samenvatting advies onse onvenvonvenseoneenersvenvennenvenseereenvenvenverrenne Â3
5 D. Werkwijze Activa rijdend materieel 46
5.1 Uitgangspunten Activa … oneens seoonenvonseronenroneeersvervonveonssoonneeennvennnserseevennverenvernn 6
5.2 Advies - stroomlijn werkproces en stimuleer integraliteit in besluitvorming … … 47
53 _ Werkproces op hoofdlijnen evens erneonvonveneervenversennennvenvenersvenversennenrvenvenvervenne  B
54 _ Strategische besluitvorming … …… ….nsvavoneoovenvensernennvenveneervennernennennvenvenvervennerseenenrvenvenen DÛ
55 Verdere opties toekomstbeeld omgang strategische activa … anneer senerseeoververne 53
5.6 _ Schematische samenvatting advies ene envenvonvenseoneenernvenvennenvenseereenvenvenvervener B
6 E. Aandeelhouderschap, beslissende zeggenschapen dividend 55
6.1 Uitgangspunten en advies verbetering zeggenschap GVB … sun nennsensenerseernenveere 55
6.2 Advies nano onoovoneoneoernernereenernervonennereonennenvevernenvenvoneonenvorernenvoresvenvenvoveneonvorenvenenee DÓ
6.3 Rendementen dividend … nononono vernenvonenernonvorernenvoresvenveneoreneenverenveneree DÔ
6.4 _ Schematische samenvatting advies. …unseensonveneervenvernerneensenvenservenverseeneeevenvenvervenr OO
3
7 F. Overlegstructuur 62
71 _ Context overlegstructuren… ons nonvsonsononenvonenonvenensnernenensononsneeneneovenonsnerneneovenonvnvenenenne O2
7.2 _ Voorstellen voor overleggen … nn snserserseonsenveneervenverseenennvenvenservenverseeneeevenvenverren O3
8 Hoe verder? 68
8.1 Vormgeving implementatietraject … oon sonvonvenseenerseenvenvenvenvenseerernveneenvenvenvenverne O8
82 Schematische weergave programmastructuur none ononenenvoneoeononenenvenenvenonenveveneseene TÔ
8.3 Onderwerpen voor nadere uitwerking in implementatie fase 3 neon venvensen TO
A
Samenvatting
Opbouw onderzoek en advies
In 2019 is gewerkt aan onderzoek en advies voor het versterken van de samenwerking
en governance binnen de OV-keten in de Amsterdamse regio. De afgelopen maanden
is dat advies verder uitgewerkt. Voor u ligt het eindadvies.
Het rapport bevat samenhangende adviezen voor de onderstaande zes onderdelen
en is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van Pedro Peters. Dat zijn:
— Onderdeel A: uitgangspunten voor wijziging governance en samenwerking
— Onderdeel B: werkwijze en besturing aanleg, beheer on onderhoud
railinfrastructuur
— Onderdeel C: organisatiestructuur beheer en onderhoud en aanleg
railinfrastructuur
— Onderdeel D: activa rijdend materieel
— Onderdeel E: aandeelhouderschap, beslissende zeggenschap en dividend.
— Onderdeel F: overlegstructuur
Het advies sluit af met een voorstel voor de implementatie van de adviezen.
Hoofdstuk 2: A. Uitgangspunten wijziging governance en samenwerking
De gemeente Amsterdam en de regio staan voor grote uitdagingen voor de mobiliteit
en het OV. Dit vraagt om goede samenwerking tussen Vervoerregio, gemeente
Amsterdam en GVB. Dat betekent concreet dat nauwe afstemming van en op
onderdelen integratie van taken noodzakelijk zal zijn.
Voor de uitwerking van de adviezen zijn eerder binnen dit traject de volgende
uitgangspunten overeengekomen:
— Partnerschap: VRA, gemeente Amsterdam en GVB zien zichzelf als partners met
gemeenschappelijke opdrachten en doelstellingen. De samenwerking tussen
VRA, GVB en gemeente Amsterdam is gebaseerd op deze gezamenlijke
doelstellingen én op duidelijke rolverdeling, bevoegdheden en onderling
vertrouwen
— Borging volwaardige positie van VRA als opdrachtgever/concessieverlener. Dit
betekent sturing door VRA op strategisch bestuurlijk niveau als
systeemverantwoordelijke en financier van het OV
— Borging van de specifieke belangen van gemeente Amsterdam als
aandeelhouder van GVB en eigenaar van de railinfrastructuur. Ook als
verantwoordelijke overheid voor de mobiliteit en openbare ruimte in Amsterdam
— Integraal en elkaar aanvullend OV-netwerk van bus, tram, metro binnen GVB
5
— Realiseren integrale organisatie voor beheer en onderhoud van de bestaande
railinfrastructuur én de exploitatie van het openbaar vervoer binnen één
organisatie
— Behoud slagvaardige projectorganisatie bij de gemeente Amsterdam voor
nieuwe infrastructuur, grote renovatieprojecten en bijzondere projecten
— Voldoen aan de wettelijke eisen in de Wet personenvervoer (Wpv), Wet lokaal
spoor (Wls) en richtlijnen van de EU(PSO)
— Borging Amsterdams belang als eigenaar van de railinfrastructuur op waarde
behoud, kwaliteit, functionaliteit en beschikbaarheid
— Verbeterde vormgeving zeggenschap van VRA over GVB
— Voldoende ruimte voor bedrijfsmatig ondernemerschap en eigen
verantwoordelijkheid voor GVB met behoud van voldoende sturing, invloed en
controle van de overheden als opdrachtgever en eigenaar.
Hoofdstuk 3: B. Werkwijze en besturing beheer en onderhoud railinfrastructuur
In de huidige situatie worden de uitvoerende taken op het terrein van beheer en
onderhoud van de railinfrastructuur uitgevoerd door twee verschillende organisaties,
te weten Metro en Tram (gemeente Amsterdam) en GVB.
De huidige sturing en werkwijze van het beheer en onderhoud wordt daarnaast
gekenmerkt door een “driehoeksverhouding” tussen VRA, gemeente Amsterdam
(MeT) en GVB. In het kort komt dit erop neer dat MeT de onderhouds- en
vervangingsprogramma’s (BORI en MVP) opstelt en hiervoor subsidie aanvraagt bij
VRA. Na goedkeuring van de subsidieaanvraag is MeT vervolgens voor een groot deel
van de toegekende subsidie en bijbehorende werkzaamheden weer opdrachtgever
aan GVB. GVB voert vervolgens veel van het onderhoud uit.
Deze werkwijze heeft geleid tot extra bureaucratie, controle op controle, rapportage
op rapportage en onderlinge disputen met bijbehorende financiële problemen. Ook
is de noodzakelijke afstemming tussen het onderhoud van de railinfrastructuur en
exploitatie van het vervoer niet optimaal.
Voor de sturing van het beheer en onderhoud wordt voorgesteld de huidige
complexe driehoeksverhouding tussen gemeente (MeT), VRA en GVB te vervangen
door een éénduidige en rechtstreekse opdrachtgeversrelatie tussen VRA en een
nieuw te vormen GVB Railinfra BV. (zie 3. Organisatiestructuur beheer en onderhoud)
De huidige subsidierelatie tussen VRA en gemeente Amsterdam (MeT) komt
daarmee te vervallen. Tussen VRA en de Railinfra BV wordt vervolgens niet gewerkt
via een subsidierelatie, maar zal VRA opdrachtgever zijn, waarbij de werkzaamheden
door Railinfra BV worden uitgevoerd voor rekening en risico van VRA.
De huidige drie-dubbelrol van de Amsterdamse wethouder als én subsidieaanvrager
én (mede)subsidieverlener (als bestuurder van VRA) én verantwoordelijke voor de
uitvoering van de werkzaamheden (MeT) vervalt.
Geadviseerd wordt om het juridisch eigendom van de railinfrastructuur bij de
gemeente Amsterdam te laten. Door juridische overeenkomsten op te stellen tussen
Gemeente Amsterdam, VRA en GVB kunnen goede rolverdelingen en werkwijzen
gerealiseerd worden.
6
Hoofdstuk 4: C. Organisatiestructuur beheer en onderhoud
De huidige organisatiestructuur met twee verschillende organisaties voor de
uitvoering van het beheer en onderhoud bemoeilijkt de noodzakelijke integraliteit
van beleid, planning en uitvoering. De integraliteit binnen de onderhoudstaken zelf
van MeT en GVB, maar ook de integraliteit tussen de onderhoudstaken van MeT en de
exploitatie van het OV door GVB.
Uitgangspunten voor het advies voor de wijziging van de organisatiestructuur zijn:
— Eén integraal en elkaar versterkend OV-netwerk van bus, tram, metro en veren
binnen GVB
— Integraal beheer en onderhoud van de railinfrastructuur binnen één
organisatie voor railonderhoud. Dus geen splitsing meer van deze taken tussen
MeT en GVB, zoals in de huidige situatie. Huidige taken van MeT en GVB voor
beheer en onderhoud railinfrastructuur samenvoegen binnen één organisatie
— Exploitatie van het vervoer (OV-concessie), beheer en onderhoud rijdend
materieel én onderhoud en beheer infrastructuur dienen integraal te worden
georganiseerd binnen één organisatie en onder één aansturing en één juridische
entiteit
— Deze integrale uitvoeringsorganisatie vormt het unieke aanspreekpunt voor
VRA voor zowel concessie/exploitatie als materieel als beheer en onderhoud van
de infrastructuur
— Heldere en transparante organisatie, waarbij marktconformiteit in brede zin
een belangrijk en taakstellend thema is, zowel voor beheer en onderhoud infra
als voor OV-exploitatie en een lean en mean organisatieopzet
— Een aantal taken met betrekking tot de railinfrastructuur vallen niet onder het
regulier beheer en onderhoud (BOR! en MVP). Deze taken blijven bij de
gemeente Amsterdam.
Wij adviseren op basis van deze uitgangspunten om binnen GVB naast de bestaande
Exploitatie BV een nieuwe Railinfra BV te vormen. Binnen deze Railinfra BV worden de
huidige taken van MeT en GVB voor het beheer, onderhoud en de vervanging van de
bestaande railinfrastructuur samengevoegd. Van infra-assetmanagement tot en met
het uitvoerende operationele werk. Wat de personele bezetting betreft zullen in deze
BV de betreffende medewerkers vanuit MeT en vanuit GVB Exploitatie BV geplaatst
worden.
Voorgesteld wordt de volgende onderdelen/taken in te brengen bij de nieuwe GVB-
Railinfra BV:
— BORI. Regulier onderhoud bestaande railinfrastructuur volgens huidige BORI-
contract van VRA.
— MVP Tram/ MVP Metro. Vervangingsprojecten waarbij het criterium geldt dat “de
winkel openblijft tijdens de verbouwing” en de integrale voorbereiding en
uitvoering in samenspel met exploitatie essentieel is. Daarnaast moet het project
binnen capaciteit en risicoprofiel passen van GVB en VRA als enige opdrachtgever.
— Specifieke projecten. Specifieke projecten kunnen -— naast BORI en MVP — ook
worden opgedragen aan GVB-Railinfra BV. Criteria hierbij zijn o.a. het
opdrachtgeverschap (hoe groot is het deel-opdrachtgeverschap van VRA?); het
bedrag (welk financieel risico is ermee gemoeid?); railcomponent (hoe groot is
7
het raildeel van het project). Per project zal hierover een besluit genomen worden
voor de aanvang van het project.
— Modificatieprojecten. Vaak geldt hierbij een stevige ICT-component, welke
integrale benadering binnen OV-bedrijf vraagt. Nieuwbouw valt hier niet binnen.
Daarnaast adviseren wij een sterke projectenorganisatie (MeT) bij de gemeente
Amsterdam te behouden. Voorgesteld wordt de volgende onderdelen blijvend te
organiseren binnen MeT (gemeente Amsterdam):
— Nieuwbouwprojecten railinfra. Nieuwbouwprojecten, zoals de aanleg van
nieuwe lijnen (bijv. doortrekken Noord-Zuidlijn), moeten niet binnen de OV-
organisatie komen, omdat ze te complex zijn in de aansturing en te groot qua
omvang. Ook zijn hier criteria als afstemming met de bestaande exploitatie en
“winkel open tijdens verbouwing” niet of minder van toepassing. Meestal is er
ook sprake van meerdere opdrachtgevers. Deze projecten vragen ook een aparte
governance, die voldoet aan de wensen en risico’s van de aparte opdrachtgevers.
Kleine nieuwbouwprojecten kunnen wel worden opgedragen aan GVB-
organisatie. Per project zal dit vooraf besloten moeten worden.
— Grote projecten railinfra met gecombineerd opdrachtgeverschap (VRA,
gemeente, rijk, provincie e.a.) en gecombineerde financiering.
“Gevel - gevel” — projecten zijn hier een voorbeeld van, waarbij de gemeente in
de lead moet zijn. Wel van belang dat GVB hierbij aangesloten is.
— Grote projecten die door omvang, complexiteit en risicoprofiel een
afzonderlijke projectorganisatie en governance vragen. Dit betreft projecten
die de OV-organisatie overstijgen. Deze projecten moeten ook per geval besloten
worden. Voorbeelden zijn Signalling en Control (SenC)-project en de
Amstelveenlijn.
— Projecten in onderzoeksfase. Besluitvorming, opschalen, onderzoek, inspraak,
belangenafweging etc. zijn de taak van de gemeente en niet van een
vervoerbedrijf.
Binnen bovenstaande uitgangspunten spreken GVB en MeT in samenspraak met de
VRA over de concrete invulling van de mogelijke ‘knip’.
Drie mogelijke varianten topstructuur GVB
Bovenstaande organisatiewijzigingen en de realisering van de bedoelde
verbeteringen kunnen binnen de topstructuur van GVB op verschillende manieren
gerealiseerd worden.
De eerste variant is dat zowel de Railinfra BV als de Exploitatie BV een eigen directeur
krijgen en dat beide vakdirecteuren tevens lid worden van de statutaire directie van
GVB Holding. De statutaire directie van GVB Holding zal daarmee bestaan uit CEO,
CFO, directeur Exploitatie BV en directeur Infra BV. De vereiste integrale en
gelijkwaardige afstemming tussen Exploitatie- en Infrabelangen is dan gegarandeerd
tot op het hoogste managementniveau.
Een andere mogelijkheid is dat de directeuren van zowel BV Railinfra als BV
Exploitatie beiden géén lid zijn van de statutaire directie, maar wel gelijkwaardig
rapporteren aan de statutaire directie, welke dan — zoals nu — bestaat uit een CEO,
CFO en COO. Onder de statutaire directie worden in dit geval twee vakdirecteuren
benoemd, welke rapporteren aan de COO: een directeur Railinfra BV en een directeur
Exploitatie BV. De gelijkwaardige inbreng wordt dan één niveau lager belegd.
8
Een derde variant kan zijn dat er gekozen wordt voor een model waarin er één
statutair directeur /CEO is van de holding GVB. De directeuren Railinfra BV,
Exploitatie BV en de CFO zijn in dat model titulair directeur. De formele directie van
GVB bestaat dan uit één statutair directeur en drie titulair directeuren.
Ook kan hierbij de variant gekozen worden voor een statutair CEO en statutair CFO.
Betekenis advies organisatiewijziging beheer en onderhoud voor VRA
De VRA vervult bij uitvoering van dit advies twee opdrachtlijnen:
— Relatie tussen VRA en GVB Railinfra BV: dit wordt een opdrachtgever-
opdrachtnemer relatie; contracten worden door GVB uitgevoerd voor rekening en
risico van VRA. Railinfra BV wordt aangewezen als spoorbeheerder.
— Relatie tussen VRA en Projectenorganisatie MeT (Amsterdam):
relatie zal per project worden bepaald. Er zijn hierbij twee mogelijkheden:
opdrachtgever/opdrachtnemer of subsidieverlener/ontvanger.
VRA zal het beheer en onderhoud van de railinfrastructuur op hoofdlijnen en op
basis van KPI's sturen. Dit vraagt de ontwikkeling van een andere rol met andere
competenties en mogelijk organisatiewijziging binnen VRA.
VRA wordt medeaandeelhouder van GVB, hetgeen ook nieuwe eisen stelt aan VRA,
zoals een duidelijke rolscheiding tussen opdrachtgever en aandeelhouder, zowel
bestuurlijk als ambtelijk.
Betekenis advies organisatiewijziging voor MeT
Voor MeT betekenen de voorgestelde wijzigingen dat zij zich verder ontwikkelen als
een sterke “projectenorganisatie”. MeT wordt daarmee de “specialistenclub” voor de
gemeente Amsterdam, waarbinnen in ieder geval de nieuwbouwprojecten voor
railinfrastructuur worden uitgevoerd. Ook grote renovatieprojecten (zie hierboven)
worden door MeT uitgevoerd, evenals mogelijk andere projecten in opdracht van de
gemeente Amsterdam. Een aantal taken van MeT gaan over naar GVB Railinfra BV.
De wijzigingen betekenen een organisatiewijziging voor MeT.
Bij de OV-projecten die de gemeente Amsterdam (MeT) ook in de toekomst blijft
uitvoeren, is het van belang dat de toekomstige beheerder (GVB Infra BV) en
exploitant (GVB Exploitatie BV) vanaf het begin volwaardig worden betrokken bij de
organisatie per project. MeT zal twee relaties onderhouden met VRA, waarbij per
project wordt bepaald of dit een “subsidierelatie” of een “opdrachtgeversrelatie” is.
Bij een “subsidierelatie” is de realisering en uitvoering van het project voor rekening
en risico van MeT en bij een “opdrachtgeversrelatie” ligt rekening en risico bij VRA.
Tussenvormen zullen per project bepaald kunnen worden, bijvoorbeeld bij projecten
met meerdere opdrachtgevers.
Hoofdstuk 5: D. Werkwijze Activa rijdend materieel
Op dit moment bestaat er een convenant tussen Gemeente Amsterdam en VRA met
betrekking tot de aanschaf en financiering van rijdend materieel. In de concessie is
vastgelegd dat GVB Exploitatie BV gebruik dient te maken van het rollend materieel
dat is ondergebracht binnen GVB Activa BV. Naast subsidie aan GVB Exploitatie BV
voor uitvoering van de concessie verstrekt VRA subsidie aan GVB Activa BV voor
investeringen in strategische activa. Kader voor deze subsidieverstrekking vormt de
Subsidieverordening Wet personenvervoer van de Vervoerregio. Per project worden
9
daarnaast afspraken vastgelegd in de subsidiebeschikking en bijbehorende
uitvoeringsovereenkomst. Over het te doorlopen proces voor de subsidieverstrekking
zijn geen formele afspraken vastgelegd. Wel is in de praktijk een bepaalde werkwijze
ontwikkeld.
Deze werkwijze en verdeling van verantwoordelijkheden rondom Activa werkt
onvoldoende. Doordat er geen heldere formele (proces)afspraken zijn tussen VRA en
GVB ontstaan er met enige regelmaat issues. Dit betekent dat de benodigde
beschikbaarheid en kwaliteit van voertuigen zich niet gelijk ontwikkelt aan het
reizigersaanbod.
Het advies is daarom om:
— Op korte termijn het werkproces met betrekking tot de aanschaf en
bekostiging van rijdend materieel te stroomlijnen. Dat vraagt het op papier
zetten van bestaande en nieuwe afspraken tussen VRA en GVB.
— De integraliteit in besluitvorming te stimuleren. Dit kan door in de
besluitvorming een businesscasemodel te hanteren dat naar de integrale kosten
en opbrengsten van het rijdend materieel kijkt op life-time-basis.
— Uiteindelijk een structuurwijziging te realiseren waarbij GVB uitgebreidere
bevoegdheden en verantwoordelijkheden krijgt voor tijdig en voldoende
rijdend materieel. Dit vraagt een fundamenteel andere bekostigingssystematiek
waarbij VRA stuurt en bekostigt op basis van de beschikbaarheid van het
materieel. Dit betreft een complexe wijziging die een zorgvuldige uitwerking
vraagt gedurende de implementatiefase (fase 3) van dit traject.
Hoofdstuk 6: E. Aandeelhouderschap, beslissende zeggenschap en dividend /
sturing en rendement
De huidige vormgeving van de zeggenschap van gemeente Amsterdam en VRA over
GVB voldoet aan de minimale juridische voorwaarden voor inbesteding van het
vervoer bij GVB. Gemeente Amsterdam is 100% aandeelhouder. VRA is op dit moment
nog geen aandeelhouder, maar heeft wel al beslissende zeggenschap over een aantal
aandeelhoudersbesluiten. Deze minimale invulling van de zeggenschap heeft in de
praktijk geleid tot een gebrek aan onderlinge transparantie tussen GVB, gemeente
Amsterdam en VRA.
Het advies is daarom dat VRA minderheids-aandeelhouder wordt van GVB. Dit is meer
in de geest van de wet en de bedoelde meerwaarde van een in-house-constructie en
verbetert de onderlinge samenwerking, transparantie en vertrouwen. Alle partijen
zijn overtuigd dat een andere zeggenschapsstructuur meerwaarde biedt.
Voor een aantal onderwerpen is het echter noodzakelijk dat VRA de beslissende
zeggenschap heeft. Voorgesteld wordt om dit vorm te geven door middel van een
bijzonder aandeel voor VRA.
Het reguliere minderheidsaandeel van VRA omvat alle onderdelen waarvan ook
Amsterdam aandeelhouder is met uitzondering van de Veren BV.
De beslissende zeggenschap via het “bijzonder aandeel” van VRA betreft alleen de
limitiatieve lijst onderwerpen.
10
Het voordeel van de voorgestelde constructie is dat de bevoegdheden van de
gemeente Amsterdam over GVB -— in vergelijking met de huidige situatie — niet
verminderen, maar dat tegelijkertijd de betrokkenheid en zeggenschap van VRA wel
groter wordt.
Van belang is dat bij de uitvoering van het aandeelhouderschap zorgvuldigheid en
een duidelijke scheiding van de verschillende rollen van gemeente Amsterdam en
VRA worden betracht. Zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau. Bij de gemeente
Amsterdam is dit reeds vormgegeven doordat de taken met betrekking tot het OV-
beleid en het opdrachtgeverschap via VRA enerzijds en het aandeelhouderschap
anderzijds bij twee verschillende wethouders is belegd. Ook ambtelijk worden de
bijbehorende ondersteunende werkzaamheden door verschillende afdelingen
uitgevoerd,
Bij de VRA moet een vergelijkbare scheiding op bestuurlijk en ambtelijk niveau
worden gerealiseerd.
Rendement en dividend
Advies is om de rendementsdoelstelling voor GVB voorcalculatorisch op
holdingniveau taakstellend vast te stellen op een vast percentage, zodanig dat dit
een rendement oplevert van netto vijf tot tien miljoen euro per jaar. VRA accepteert
als opdrachtgever dat dit rendement voorcalculatorisch onderdeel is van de
biedingen die GVB doet in het kader van de concessies en overige werkzaamheden.
De realisatie van dit rendement is vervolgens de verantwoordelijkheid van GVB. GVB
is hiervoor risicodragend.
Wat de bestemming van het rendement betreft, wordt geadviseerd dat allereerst
dividend wordt uitgekeerd aan Amsterdam ter hoogte van rente en risico van de
oorspronkelijke investering.
De bestemming van het rendement boven dit dividendniveau blijft binnen het OV-
domein van GVB. De aandeelhouders zullen jaarlijks beslissen over de aanwending
hiervan, waarbij allereerst de afweging plaatsvindt of het eigen vermogen GVB moet
worden aangevuld. Behoud van het rendement binnen het OV-domein is
gerechtvaardigd omdat dit rendement volledig wordt gerealiseerd uit
reizigersopbrengsten en overheidsmiddelen van VRA.
Hoofdstuk 7: F. Overlegstructuur
Om de complexe rolverdeling en sturingsrelaties in de OV-keten beter in te zetten
wordt een herziene overlegstructuur voorgesteld. Een gestructureerde
overkoepelende overlegstructuur op het juiste niveau bleek te ontbreken en
daarmee ook een regulier escalatiemodel.
De nieuwe structuur voorziet in de eerste plaats in gezamenlijke voorbereiding en
afstemming van bestuursbesluiten van de verschillende betrokken besturen (College
B&W en DB VRA en directie/RvC GVB). De overlegstructuur beoogt de onderlinge
samenwerking en afstemming te verbeteren.
Met het voorstel wordt tevens een formeel escalatiemodel ingesteld. Zo kunnen
meningsverschillen, onderlinge discussies en issues tijdig onderling worden geregeld
en indien noodzakelijk op een reguliere wijze op directietafel en/of bestuurstafel
komen. Langslepende issues kunnen hiermee voorkomen worden. De
overlegstructuur stelt de partijen in staat hun afzonderlijke en gezamenlijke
bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de OV-keten beter te vervullen.
u
Hoofdstuk 8: Voorstel aanpak vervolg
Om de voorgestelde adviezen voor de bovengenoemde onderdelen uit te werken en
te implementeren stellen wij voor om te werken volgens een programmastructuur
onder leiding van een aan te stellen programmadirecteur. Belangrijk zal ook directe
bestuurlijke betrokkenheid en sturing zijn. Het implementatietraject moet erop
gericht zijn dat alle wijzigingen uiterlijk 31-12-2021 gerealiseerd zijn.
Toelichting en duiding adviezen
Bij het interpreteren en implementeren van de adviezen zijn de volgende
aandachtspunten van belang:
— De integraliteit van het advies. Belangrijk is de combinatie van de adviezen over
structuur, organisatievormen, governance, samenwerking en cultuur
— Erkenning van de noodzaak en urgentie van de situatie, en hieraan
verbonden duidelijke besluitvorming over de benoemde onderdelen
— Naast de wijzigingen in structuur, sturing en zeggenschap is het ook van
belang voldoende aandacht te besteden aan onderlinge samenwerking,
partnerschap en het opbouwen van onderling vertrouwen. Dit laat zich niet
eenvoudig regelen, maar vraagt met name de inzet van de mensen zelf. De
nieuwe directeur/secretaris van VRA en de nieuwe algemeen directeur GVB
kunnen hierbij een sleutelrol vervullen. Ook de werkwijze rond dit advies heeft de
afgelopen maanden de samenwerking al verbeterd. Ook zijn met ingang van
januari 2020 de directies van MeT en GVB een gezamenlijk directieoverleg gestart.
Het nieuwe directieoverleg, zoals vermeld bij de nieuwe overlegstructuur in
hoofdstuk 7, is al gestart. Daarnaast zal het “nieuwe” beleids- en financieel
overleg partijen dichter bij elkaar brengen en onderlinge samenwerking
verbeteren. Tijdens de implementatiefase zal hier ook aandacht voor moeten
blijven.
— De voorstellen uit dit advies zullen natuurlijk ook effect hebben op of vragen
oproepen over andere aspecten van de ketensamenwerking. Zo kwam voor de
gemeente Amsterdam de vraag aan de orde hoe zij haar invloed op het
mobiliteitsbeleid zo goed mogelijk vorm kan geven. Zowel in het algemeen
binnen de relatie met VRA als in het bijzonder bij de totstandkoming van de
nieuwe OV concessie voor GVB. Ook kwamen vragen over de relatie tussen
gemeente en GVB met betrekking tot het OV-vastgoed (remises, werkplaatsen
etc.) op tafel.
— Deze onderwerpen zijn geen onderdeel van dit advies, maar wij signaleren wel
dat het belangrijk is dat de verschillende partijen hier beter vorm aan geven dan
in de huidige situatie. Dit kan goed opgepakt worden binnen de verbeterde
overlegstructuren.
Overzicht adviezen voor bestuurlijke besluitvorming
Op basis van dit rapport kunnen nu bestuurlijke keuzes gemaakt worden en de
hoofdpunten voor de verbeterde governancestructuur en samenwerking worden
besloten. Deze besluitvorming is nu noodzakelijk om een gerichte uitwerking en
implementatie mogelijk te maken. Na de bestuurlijke besluitvorming geldt voor alle
onderwerpen dat de nadere uitwerking en implementatie moet plaatsvinden in de
volgende fase.
12
Hoofdpunten ter bestuurlijke besluitvorming conform dit advies:
— Vorming één uitvoeringsorganisatie voor beheer en onderhoud van de
railinfrastructuur per 1-12022: GVB Railinfra BV
— Uitvoering OV-exploitatie (concessie Wpv), materieel (Activa) en beheer en
onderhoud (Wls) binnen één organisatie per 1-1-2022: GVB holding
— GVB Railinfra BV wordt per 1-1-2022 spoorbeheerder in kader van Wet Lokaal
Spoor (Wls)
— Uitvoering regulier beheer, onderhoud en vervanging bestaande
railinfrastructuur vanaf 1-1-2022 door GVB Railinfra BV met VRA als
opdrachtgever en voor rekening en risico van VRA
— Vorming/behoud MeT projectenorgsanisatie en “specialistenorganisatie” binnen
de gemeente Amsterdam voor in ieder geval uitvoering nieuwbouwprojecten
railinfrastructuur, grote renovatieprojecten, evenals mogelijk andere projecten in
opdracht van de gemeente Amsterdam en of anderen
— Vaststellen hoofdlijnen sturing, werkwijze en opdrachtgeversrelatie tussen VRA
en GVB Railinfra BV en tussen VRA en MeT
— Behoud eigenaarschap railinfrastructuur gemeente Amsterdam
— Aanpassing topstructuur GVB
— Wijziging werkwijze, verantwoordelijkheden voor planning en uitvoering
uitbreiding en vervanging rijdend materieel en bekostigingssystematiek
— VRA wordt minderheidsaandeelhouder GVB met “bijzonder aandeel” voor
beslissende zeggenschap
— Vaststellen afspraken dividend en rendement GVB
— Nieuwe overlegstructuur conform advies formaliseren en starten
— Opdracht verstrekken tot uitwerking en implementatie van genomen besluiten
via een programmastructuur onder leiding van een aan te stellen
programmadirecteur.
13
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De verantwoordelijke bestuurders van de gemeente Amsterdam, vervoerder GVB en
Vervoerregio Amsterdam constateerden verschillende urgente uitdagingen waar hun
organisaties zich mee geconfronteerd zien. Tevens constateerden zij dat de
samenwerking binnen en governance van de Amsterdamse OV-keten niet optimaal
functioneert.
De bestuurders hebben Pedro Peters verzocht hen te adviseren over mogelijkheden
tot versterking van de samenwerking en governance op een aantal punten binnen
deze OV-keten. Een directe aanleiding hiervoor was een langlopend verschil van
inzicht over de subsidieverlening voor M7‚, waarbij GVB verantwoordelijk zou zijn voor
de voertuigen en MeT voor de treinbeveiliging. De eindverantwoordelijkheid voor het
“werkend systeem” was een geschil. Daarnaast waren disputen over onder andere de
financiering van overschrijdingen bij het onderhoud aan de railinfrastructuur en
infraprojecten concrete aanleidingen. Het kernpunt van deze disputen was gelegen
in de principiële vraag voor wiens rekening en risico bepaalde activiteiten worden
uitgevoerd. Het advies van Peters moet leiden tot voorstellen waarmee de situatie
voor deze onderwerpen verbeterd kan worden en die de partners individueel en
gezamenlijk tekomstbestendig maken.
Allereerst is door Peters een verkenning uitgevoerd om tot een analyse van de
huidige governance en samenwerking te komen. Vervolgens is in twee fases advies
uitgebracht over mogelijkheden tot versterking van de samenwerking en governance
binnen de OV-keten in de Amsterdamse regio. Voor u ligt het eindrapport van Pedro
Peters van fase 2.
Verkenning (jan. 2019): in de governance gaat veel goed maar kan ook veel beter
Uit de eerste verkenning bleek dat alle partijen van mening zijn dat er verbeteringen
nodig zijn. In de praktijk bestaat er bijvoorbeeld discrepantie tussen de brede OV-
doelstellingen en de doelstellingen van de eigen organisatie van de ketenpartners.
Partijen geven allemaal aan dat de samenwerking en de huidige governance van de
keten sterk verbeterd kunnen worden. Hier komt nog bij dat er ook
overeenstemming over bestaat dat met de huidige werkwijze de OV-keten niet
“klaar” is voor de grote uitdagingen waar de Amsterdamse regio voor staat. In dit
advies werd ook een gefaseerd Plan van Aanpak voorgesteld.
14
Advies fase 1 (juni 2019): ga door met toekomstbestendig maken van governance
Op basis van bovenvermelde verkenning is gestart met de uitvoering van fase 1 van
het Plan van Aanpak. Aan het einde van fase 1 (juni 2019) is het rapport ‘Naar een
toekomstbestendige OV-keten voor de regio Amsterdam’ bestuurlijk vastgesteld als
“niet vrijblijvende richting” voor fase 2 van het Plan van Aanpak. Eind oktober is dit
nogmaals bestuurlijk bevestigd en is ook de gemeenteraad van Amsterdam
geïnformeerd.
1.2 Opdracht en scope fase 2
Op basis van de resultaten van fase 1 is bepaald dat in fase 2 adviezen moesten
worden uitgewerkt op de volgende onderdelen:
— Onderdeel A: uitgangspunten voor wijziging governance en samenwerking
— Onderdeel B: werkwijze en besturing aanleg, beheer on onderhoud
railinfrastructuur
— Onderdeel C: organisatiestructuur beheer en onderhoud en aanleg
railinfrastructuur
— Onderdeel D: activa rijdend materieel
— Onderdeel E: aandeelhouderschap, beslissende zeggenschap en dividend.
— Onderdeel F: overlegstructuur.
Voorliggend rapport omvat de adviezen op deze onderdelen. Tevens worden
voorstellen gedaan voor een implementatietraject in fase 3.
De in dit document beschreven adviezen zijn de verantwoordelijkheid van Peters en
zijn opgesteld met ondersteuning van AEF. Alhoewel deze adviezen de
verantwoordelijkheid zijn van Peters, is gekozen voor een aanpak waar gezamenlijk
met gemeente (MeT , DMC en VenOR), GVB en VRA is opgetrokken. In het traject is
gestreefd naar zoveel mogelijk steun voor en consensus over de adviezen. Dit
betekent dat alle onderdelen met betrokkenen zijn besproken en de verschillende
concepten van het advies aan betrokken partijen zijn voorgelegd voor commentaar
en concrete aanvullingen. Naast een sterke inhoudelijke basis vanuit de expertise van
de betrokken partijen is dit belangrijk om voor zoveel mogelijk draagvlak te zorgen,
zodat deze adviezen niet - zoals met meerdere eerdere adviezen wel het geval was -
inde la verdwijnen.
Deze werkwijze is bewust gekozen, maar betekent ook dat we er voor hebben
moeten waken dat de scope niet steeds breder werd. De voorstellen uit dit advies
zullen natuurlijk ook effect hebben op of vragen oproepen over andere aspecten van
de ketensamenwerking en de rollen van partners hierbinnen.
Zo kwam voor de gemeente Amsterdam de vraag aan de orde hoe zij haar invloed op
het mobiliteitsbeleid zo goed mogelijk vorm kan geven. Zowel in het algemeen
binnen de relatie met VRA als in het bijzonder bij de totstandkoming van de nieuwe
OV concessie voor GVB. Naar aanleiding van de adviezen inzake activa rijdend
materieel, kwamen ook vragen over de relatie tussen gemeente en GVB met
betrekking tot het OV-vastgoed (remises, werkplaatsen etc.) op tafel.
15
Deze onderwerpen spelen al langer en zijn geen onderdeel van dit advies, maar wij
signaleren wel dat het belangrijk is dat de verschillende partijen hier specifieke
aandacht aan zullen besteden. Dit kan ook goed opgepakt worden binnen de
verbeterde overlegstructuren.
1.3 Integraal advies en urgentie
Integraliteit is van belang bij de beoordeling van dit advies. Het advies doet een
reeks voorstellen, waarbij er van moet worden uitgegaan dat het voor een
succesvolle aanpak gewenst is om het geheel van adviezen in onderlinge samenhang
uit te voeren: zowel de structuur, organisatievormen, governance, samenwerking en
cultuur. Alleen bijvoorbeeld een structuurverandering doorvoeren zal niet de
oplossing bieden. Hoe bepalend de structuurwijziging ook zal zijn: er is meer nodig.
De noodzaak en urgentie zijn groot en vragen om duidelijke besluitvorming. De
uitdagingen voor de Amsterdamse regio vereisen dit, maar ook de huidige situatie
maakt verbeteringen onontkoombaar. Ook rapporten van Roland Berger en Rebel
onderstrepen de noodzaak en mogelijkheden voor verbeteringen.
Eén van de belangrijkste problemen wordt gevormd door issues tussen VRA en MeT
als gevolg van de onduidelijkheid over het principe voor wiens rekening en risico
activiteiten worden uitgevoerd. Het dispuut betrof inmiddels tientallen miljoenen
euro’s. Teneinde de voorgestelde verbeteringen in de governance en samenwerking
binnen de OV-keten niet te belasten met deze issues uit het verleden is de afgelopen
maanden, onder voorzitterschap van Peters, ook gewerkt aan de oplossing van de
lopende issues. Dit proces is inmiddels met goed gevolg afgerond, maar heeft ook
aangetoond hoe noodzakelijk ingrijpende wijzigingen zijn.
Bijlagen bij dit rapport zijn:
— Werkafspraken overlegstructuur
16
2 A. Uitgangspunten wijziging governance
en samenwerking
2.1 Scope
De voorliggende uitgangspunten en voorstellen hebben betrekking op de
samenwerking en de governance binnen de OV-keten. De scope van de onderdelen
betreffen zowel de exploitatie van de vervoerconcessie als de aanleg en het beheer
en onderhoud van de railinfrastructuur. Gezamenlijke uitgangspunten bij de
toekomstontwikkelingen en het te voeren OV-beleid van VRA, gemeente en GVB zijn
van groot belang. Het uitwerken van deze visie zelf valt echter buiten de scope van
voorliggende voorstellen. De gezamenlijke ontwikkeling van een integrale visie in de
nabije toekomst wordt wel concreet voorgesteld.
De voorstellen zijn gebaseerd op de huidige situatie dat de VRA gekozen heeft voor
inbesteding van het stedelijke OV bij GVB. Voor de keuze van inbesteden of
aanbesteden in de toekomst vindt een apart traject van besluitvorming plaats. Die
keuze valt buiten de scope van deze voorstellen. Als in de nieuwe concessieperiode
wordt inbesteed, blijven de onderhavige voorstellen volledig van toepassing.
Wanneer gekozen wordt voor openbare aanbesteding zijn aanpassingen in de
voorgestelde structuur en werkwijze nodig.
2.2 Staden regio staan voor grote uitdagingen
De ambities van de stad Amsterdam zijn groot als het gaat om de mobiliteit. Het OV
vervult een sleutelrol in het accommoderen van de groei. De groei van de stad heeft
in afgelopen jaren al geleid tot een forse toename van het gebruik van het OV. Zo
groeide het aantal reizigers in de jaren 2014-2017 met gemiddeld 4% per jaar tot bijna
850.000 per dag. Op werkdagen worden circa 1 miljoen reizigers vervoerd. Het in
gebruik nemen van de Noord-Zuidlijn geeft verlichting, maar zal niet voldoende zijn
om de toekomstige vraag naar OV op te vangen.
De stad groeit, wil verduurzamen en gezonder worden. Die drie ambities stellen hoge
eisen aan het OV. De verwachting is dat in 2040 Amsterdam 1 miljoen inwoners heeft.
Om aan de woningbehoefte te voldoen worden vanaf nu tot 2040 maar liefst 100.000
17
woningen gebouwd. Voor een belangrijk deel in nieuw te ontwikkelen wijken.
De ambitie van de gemeente is om nieuwe wijken met perfect OV te ontsluiten
teneinde het gebruik van de auto in de stad terug te dringen. De groei van het OV
draagt ook bij aan het gezonder maken van de stad. Het autoluw maken van de stad
betekent niet alleen het terugdringen van de uitstoot van schadelijke stoffen door
auto’s, het vraagt ook een shift in de mobiliteit. Dat betekent minder autogebruik en
meer gebruik van andere vervoersmodaliteiten zoals het OV. Het OV zal tenslotte een
bijdrage moeten leveren aan de klimaatdoelstellingen die de stad en kabinet hebben
geformuleerd.
Groei, gezondheid en duurzaamheid zijn ontwikkelingen die elkaar versterken. Alleen
het bijhouden van de groei van de stad is niet voldoende als ambitie voor het OV. Het
gaat ook om het realiseren van een modal shift ten gunste van het OV.
Ook de regio als geheel groeit sterk. Naast de 100.000 woningen binnen de
gemeentegrenzen van Amsterdam worden nog eens zoveel woningen in de
omliggende gemeenten gebouwd. Dit levert de nodige groei van mobiliteit van en
naar de stad en binnen de regio op.
Inspelen op nieuwe ontwikkelingen vraagt goede samenwerking
Zorgen voor een goede ontsluiting van de regio vraagt om een samenspel met andere
spelers in de mobiliteitsketen. Met NS en ProRail als het gaat om de afstemming van
de stedelijke en regionale OV met het spoorvervoer en de ontwikkeling van de
stations als OV-knooppunten. Maar ook het faciliteren van fijnmazige vormen van
mobiliteit als fietsen, wandelen en deelauto’s. De opgave voor het OV is om te zorgen
voor een sluitend pakket aan diensten om comfortabel van deur tot deur te kunnen
reizen.
2.3 Goed samenspel is nodig
Het ontwikkelen van het OV wordt meer dan voorheen een samenspel van
modaliteiten en de daarbij betrokken spelers. Een samenspel op twee niveaus,
namelijk op regionaal en stedelijk niveau. Het doel van de onderhavige voorstellen is
om de governance en het samenspel op het niveau van stedelijk en regionaal OV te
verbeteren.
Op het niveau van de vervoerregio Amsterdam is een robuuste OV-organisatie nodig
die het OV-deel in de mobiliteitsketen effectief en doelmatig kan verzorgen. Gegeven
de ambities vergt dit veel van het samenspel van de gemeente Amsterdam, de
vervoerregio (VRA) en GVB. De bestaande werkverdeling en afspraken schieten
daarvoor tekort. Een meer gestructureerde samenwerking tussen de betrokken
spelers is nodig. De huidige werkwijze is te veel versnipperd, de afstemming is te veel
ad hoc en ook zijn de rollen niet altijd helder.
Er is een betere samenwerking nodig in de vorm van een gestructureerde afstemming
tussen de betrokken organisaties op het niveau van bestuur en management.
Daarnaast is ook integratie van taken en werkwijze in de uitvoering nodig waar dit
bijdraagt aan de optimalisatie van het stedelijke OV-netwerk. Vereenvoudiging,
samenwerking en integratie zijn sleutelwoorden in de verbetering van de governance
in het stedelijke OV,
18
De ontwikkelingen en uitdagingen voor samenwerking en governance werden in de
hoofdstukken 3 en 4 van het eindrapport “Naar een toekomstbestendige OV-keten
voor de regio Amsterdam” reeds omschreven.
Als de organisatie van het OV in een grootstedelijke situatie op basis van de landelijke
en Europese wetgeving op zich al complex genoeg is, maakt de huidige verdeling van
verantwoordelijkheden en taken in het Amsterdamse OV het samenspel extra
ingewikkeld. De verantwoordelijkheden voor de exploitatie van het OV en het beheer
van de railinfrastructuur zijn bijvoorbeeld apart belegd. Gegeven deze
verantwoordelijkheidsverdeling zijn er tegelmatig spanningen en conflicten in de
besluitvorming en de uitvoering. De dubbele bestuurlijke aansturing levert ook extra
ongewenste bestuurlijke drukte op.
Naast de structuren zijn uiteraard ook goede onderlinge relaties belangrijk. Het
informele aspect van samenwerken is onmisbaar voor een effectieve samenwerking.
Een constructieve houding, elkaars positie erkennen, werken vanuit de eigen
verantwoordelijkheid maar met oog voor het gezamenlijke belang zijn net zo zeer
nodig als een formele structuur die de samenwerking faciliteert.
2.4 Uitgangspunten rolverdeling op hoofdlijnen
De voorliggende voorstellen zijn gebaseerd op de visie van partnerschap, vertrouwen
en samenwerking én op heldere besturing van de OV-keten. Daarbij wordt
onderscheid gemaakt tussen verantwoordelijkheden en mate van detailbemoeienis
van de partners op het strategische, tactische en operationele niveau. De volgende
verantwoordelijkheden, rollen en aandachtspunten bij de verschillende partijen
gelden daarbij
VRA
Verantwoordelijkheden
De VRA is op basis van de Wet Personenvervoer 2000 (WP2000)
systeemverantwoordelijke voor het regionale OV-systeem en eerstverantwoordelijke
op het strategische niveau voor regionaal beleid en uitvoering. Ook is de VRA in het
kader van de Wet lokaal spoor (Wls) verantwoordelijk voor de aanleg, het beheer en
onderhoud en instandhouding van de railinfrastructuur. De VRA dient daarnaast in
een inbestede situatie over doorslaggevende zeggenschap over GVB te beschikken bij
een aantal onderwerpen en is als mede-aandeelhouder ook verantwoordelijk voor de
continuïteit van GVB.
19
Rol
Het management van de VRA is verantwoordelijk voor de organisatie van een
effectieve besluitvorming op dit strategisch niveau conform de gemaakte
procedureafspraken. ‘Effectief’ veronderstelt onder andere tijdige en adequate
betrokkenheid van de andere samenwerkingspartners. Het strategisch niveau omvat
onder meer netwerkontwerp, beheervisie Wls, vaststellen beheer- en
vervoerplannen, financiering en tarievenbeleid. De VRA vervult ook in het kader van
de Wet Lokaal Spoor de formele rol van “opdrachtgever” voor het beheer en
onderhoud van de railinfrastructuur. Zeggenschap, rekening en risico liggen daarbij
bij VRA. Het dagelijks bestuur van de VRA ziet toe op de uitvoering van de besluiten
van de vervoerregio. In een inbestede situatie heeft het dagelijks bestuur een
dubbelrol. Hierbij berust namelijk ook de bevoegdheid om aandeelhoudersbesluiten
over GVB te nemen.
Aandachtspunten
De VRA is een samenwerkingsverband tussen de gemeente Amsterdam en de
omliggende gemeenten. Met de nieuwe rolverdeling verschuift een deel van het risico
vanuit de gemeente Amsterdam naar de VRA. Dit betekent dat er meer risico bij de
VRA-gemeenten komt te liggen. Bij een goede realisering van de adviezen zullen
overigens de risico’s voor gemeente Amsterdam en VRA aanzienlijk kleiner worden
dan in de huidige situatie. Ook moet de VRA zorgvuldig met de dubbelrol van
opdrachtgever en aandeelhouder om kunnen gaan. Er moet een strikte scheiding zijn
tussen het belang van opdrachtgever/ concessieverlener en aandeelhouder GVB om
belangenverstrengeling tegen te gaan.
Gemeente Amsterdam
Verantwoordelijkheden
De gemeente Amsterdam vervult in de huidige situatie een complexe rol in de
verschillende verantwoordelijkheden die zij heeft. Deze verantwoordelijkheden
liggen op strategisch niveau tot en met de verantwoordelijkheid voor het tactisch en
uitvoerend niveau van beheer en onderhoud. Dit wijzigt op basis van het
voorliggende advies.
Advies is dat de gemeente Amsterdam structureel voorzitter is van het dagelijks
bestuur van de VRA. Tevens is en blijft de gemeente Amsterdam eigenaar van de
railinfrastructuur. In de huidige verantwoordelijkheidsverdeling is de gemeente
Amsterdam echter ook spoorbeheerder in het kader van de Wet lokaal spoor (Wls) via
een delegatie van VRA. Het College is momenteel daarnaast ook rechtstreeks de
aanvrager van de subsidies voor Beheer en Onderhoud (BORI) en Meerjaren
Vervangings Programma (MVP) bij VRA en tenslotte is B&W ook nog rechtstreeks
verantwoordelijk voor de ambtelijke organisatie die de uitvoering van het onderhoud
en beheer regelt en uitvoert. Op dit moment bestaat er dus een subsidierelatie tussen
Amsterdam en VRA voor BORI en MVP, waarbij formeel de gemeente risicodrager is.
1 Huidige bevoegdheden zijn: a. benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders en
commissarissen van GVB Holding NV, b. vervreemding, dan wel bezwaring met beperkte
rechten van aandelen in GVB Holding NV, c. vaststelling bedrijfsplan en strategische visie
GVB Exploitatie BV, d. overige besluiten mbt GVB Exploitatie BV, (Convenant
doorslaggevende zeggenschap tussen VRA en gemeente, d.d. 5 december 2013).
20
Vanuit haar perspectief is de gemeente Amsterdam dus verantwoordelijk voor:
— Bewaken van kwaliteit en functionaliteit van gemeentelijke assets
— Borgen van waardebehoud en instandhouding van het onderhoud aan de
railassets en activa
— Verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van het beheer en onderhoud
van de railassets in de openbare ruimte (o.a. coördineren en plannen
werkzaamheden)
— Ontwikkelen van en invulling geven aan stedelijke bereikbaarheid en mobiliteit in
samenhang met de stedelijke ontwikkeling.
De gemeente is als aandeelhouder van GVB verantwoordelijk voor het bewaken van
de continuïteit van GVB en de goede governance binnen GVB. Deze
verantwoordelijkheid deelt de gemeente met de RvC van GVB.
Bovendien is de gemeente één van de gemeenten die deelneemt aan de
gemeenschappelijke regeling de VRA en voorzitter van het Dagelijks Bestuur.
Tenslotte zijn de verantwoordelijkheden van de gemeente breder dan het OV
domein. De gemeente is bijvoorbeeld ook verantwoordelijk voor het onderhoud van
haar openbare ruimte, voor veiligheid, enzovoorts. Ook kunnen binnen de gemeente
conflicterende belangen spelen. Bijvoorbeeld tussen de rol van aandeelhouder GVB
en lid van het dagelijks bestuur van VRA (concessieverlener). Of belangenverschillen
tussen OV-beleid en overige beleidsterreinen van de gemeente. Binnen gemeente
(College van B&W) zullen deze belangen integraal afgewogen worden.
De verantwoordelijkheden van de gemeente Amsterdam wijzigen in de nieuwe
werkwijze zodanig dat de gemeente niet meer de spoorbeheerder in het kader van de
Wls zal zijn. Ook is zij niet meer de subsidieaanvrager bij VRA voor beheer en
onderhoud. De rechtstreekse verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het
onderhoud en beheer vervalt ook. De nieuw te vormen beheerorganisatie (Railinfra
BV) zal deze rollen overnemen door integratie van een deel van de huidige MET-taken
en GVB-taken. Dit zal gebeuren binnen de governance van GVB en de nieuw vorm te
geven opdrachtgeversrelatie tussen VRA en Railinfra BV. De wijzigingen hebben
organisatorische gevolgen voor de VRA, de gemeente (MET) en GVB.
Rol
De rol van de gemeente richt zich met betrekking tot het beheer en onderhoud van
de railinfrastructuur in de gewijzigde situatie vooral op de opdrachtgevende en
beleidsbepalende invloed via het dagelijks bestuur van VRA. Daarnaast behoudt de
gemeente het eigenaarschap van de railinfrastructuur en bewaakt het waarde- en
kwaliteitsbehoud. Tenslotte houdt de gemeente als aandeelhouder via de
governance van GVB toezicht en sturing op het juiste niveau op de planning, de
uitvoering en de financiën van het beheer en onderhoud door Railinfra BV,
Gemeente heeft naast de bestuurlijke rol als voorzitter ook een adviserende rol naar
de VRA. Zij (VenOR) adviseert over de voorbereiding van strategische besluiten.
GVB/Railinfra BV /Exploitatie BV legt verantwoording af aan de VRA (als
opdrachtgever/concessieverlener) over de prestaties binnen de afgesproken
financiële kaders. Het tactisch niveau omvat onder andere meerjarenplannen voor
21
aanleg en onderhoud van infrastructuur en materieel, opstellen dienstregeling,
planning van personeel en materieel, financiële planning.
Het operationeel niveau omvat tenslotte de organisatie en uitvoering van OV-
exploitatie en aanleg, beheer en onderhoud van de infra. Dit werk wordt gedaan
binnen de holding GVB (Exploitatieconcessies en contracten Beheer en Onderhoud).
De gemeente/MET doet dit voor nader te bepalen projecten/programma’s en
nieuwbouw van railinfra. Deze werkzaamheden kunnen in “eigen beheer” worden
uitgevoerd of (deels) uitbesteed aan bijvoorbeeld aannemers. Dit varieert al naar
gelang de werkzaamheden.
Aandachtspunten
Het kan voorkomen dat zaken die bijdragen aan de realisatie van het publieke belang
ten koste gaan van het rendement en wellicht de waarde van GVB. Dit kan direct ten
koste gaan van het OV belang, maar ook een ander gemeentelijk belang. Zo kan een
investering op het gebied van duurzaamheid financieel een negatieve businesscase
hebben. Of het kan leiden tot eisen aan GVB op gebied van maatschappelijk
verantwoord ondernemen die tot hogere kosten en minder marktconformiteit leiden.
Het is daarom belangrijk dat de gemeente bij het opstellen van beleidsdoelstellingen
zich de mogelijke impact op rendement en waarde van GVB realiseert en hiervoor
maatregelen treft. Tegelijkertijd is het ook belangrijk dat de gemeente de juiste
invloed binnen de VRA — in haar rol binnen zowel regio als dagelijks bestuur - kan
uitoefenen, als een van deelnemende de gemeenten. Zo kan de gemeente haar
beleidsdoelstellingen in bredere zin realiseren. Zowel in het geval die binnen het OV
domein liggen als om haar invloed op het beheer en onderhoud van de
railinfrastructuur te borgen.
GVB
Verantwoordelijkheden
VRA heeft de concessie Amsterdam eind 2013 verleend aan GVB. GVB is hiermee
verantwoordelijk voor het vervoer van de reizigers binnen Amsterdam.
GVB heeft daarnaast de volgende verantwoordelijkheden ten opzichte van de
gemeente Amsterdam:
— Behalen financieel rendement (vergelijkbaar met “gewone” aandeelhouder/OV-
onderneming)
— Leveren van maatschappelijke bijdrage (bijv. participatiebanen, uitstootvrij OV)
— Uitvoeren van beheer en onderhoud railinfra (Beheer en Onderhoud).
Rol
GVB is zich bewust dat zij als verzelfstandigd overheidsbedrijf enerzijds het
gemeentelijke belang dient en anderzijds het zakelijke belang; dit kan leiden tot
tegenstrijdige belangen. GVB dient aandeelhouders (gemeente en VRA) proactief te
informeren over ontwikkelingen binnen de vennootschap.
22
GVB is concessiehouder en heeft als taak goed OV aan reizigers te verzorgen conform
de concessieverplichtingen. GVB wordt tevens verantwoordelijk voor beheer en
onderhoud railinfra. GVB is opdrachtgever van materieelbestellingen en ICT-
voorzieningen, VRA bekostigt. Ten slotte levert GVB informatie over
vervoerontwikkeling aan.
Aandachtspunten
GVB heeft vennootschapsrechtelijk- en maatschappelijk belang. GVB onderschrijft
het maatschappelijk belang maar hecht ook veel waarde aan de continuïteit (en dus
het bedrijfsbelang). Het is belangrijk hier oog voor te hebben.
Het is belangrijk dat de partijen zich bewust zijn van de verschillende rollen van de
VRA als concessieverlener, subsidieverstrekker, minderheidsaandeelhouder. Wat
betreft de rollen is een heldere visie over verdeling werkzaamheden GVB/MET ook
nodig. Door de uitbreiding van het takenpakket van GVB dient ook het risicoprofiel
van de onderneming opnieuw te worden bepaald. Waar de risico’s voor gemeente
Amsterdam en VRA minder worden, worden de risico’s voor GVB groter.
Naast heldere rollen is het van belang om voorafgaand aan een kalenderjaar
duidelijkheid te hebben over de werkzaamheden en de voorwaarden waaronder deze
worden uitgevoerd. GVB dient vroegtijdig betrokken te worden bij toekomstige grote
infrastructurele railinfra-uitbreidingen en projecten in de stad/regio. In dat kader is
het ook belangrijk dat GVB nauw betrokken is bij verkeersmaatregelen in de stad
(regulier, maar bijv. ook bruggen en kades).
Tot slot zijn heldere financiële afspraken over Activa BV nodig.
Overzicht verantwoordelijkheden op drie niveaus
Zie voor een overzicht van de verantwoordelijkheden en taakvelden op de drie
genoemde niveaus het onderstaande schema.
— Eindverantwoordelijkheid OV-systeem
— Vaststellen beleid en voorzieningenniveau
— Bepalen hoofdlijnen vervoerproduct
Vervoerregio — Vaststellen beheer- en vervoerplannen
— Opdrachtgever subsidieverstrekker-
jn concessieverlener
ALC AEKe — Sturing op kwaliteit - kwantiteit - financiën
— Vasstellen tarievenbeleid
! — “Interne” adviseurs vervoerregio
ml — Opstellen meerjarige plannen BORI en vervoer
8 GVB — Plannen uitvoering vastgestelde beheer- en
‘Ee vervoerplannen
5 /MET — Uitvoeren BORI en concessies binnen kaders en
® financiën VRA
a — Voldoen aan vooraf bepaalde KPI's
— Organiseren en uitvoeren beheer en vervoer binnen
tgestelde pl
AE NEEN = anbeetade Ueenesaken (gedeeltelijk) aan
Operationeel Marktpartijen derden
— Uitvoering taken (gedeeltelijk) binnen eigen bedrijf
23
Uitgangspunten
De in dit document uitgewerkte voorstellen voor de samenwerking en governance
tussen VRA, GVB en gemeente (MET, V&OR, DMC) hebben als overkoepelend
vertrekpunt: er is sprake van een onlosmakelijk en complex geheel van
deelverantwoordelijkheden binnen een grootstedelijke agglomeratie. De
complexiteit en onderlinge verwevenheid van het OV-netwerk, de OV-exploitatie en
aanleg, beheer en onderhoud van infrastructuur is de reden dat de Europese Unie
alleen voor dit soort situaties inbesteding van stedelijk OV mogelijk maakt.
Voor de uitwerking van de adviezen voor de governance en samenwerking binnen de
huidige inbesteding van het OV in de Amsterdamse regio gelden de volgende
uitgangspunten:
— Partnerschap tussen VRA, GVB en gemeente is gebaseerd op duidelijke
rolverdeling, bevoegdheden en onderling vertrouwen. Partijen zien zichzelf als
partners voor een gemeenschappelijke doelstelling
— Borging volwaardige positie van VRA als opdrachtgever/concessieverlener. Dit
betekent sturing door VRA op strategisch bestuurlijk niveau als
systeemverantwoordelijke en financier
— Borging van de specifieke belangen van gemeente Amsterdam als
aandeelhouder van GVB en eigenaar van de railinfrastructuur. Ook als
verantwoordelijke voor de openbare ruimte
— Integraal en elkaar aanvullend OV-netwerk van bus, tram, metro binnen GVB
— Integrale organisatie van beheer en onderhoud van de bestaande
railinfrastructuur en de exploitatie van OV. Dit omvat o.a. opstellen
beheerplannen, afstemming werkplanningen, integrale operationele
besluitvorming, optimale organisatie onderhoud en buitendienststellingen,
omgevingsmanagement e.d.
— Slagvaardige organisatie voor nieuwe infrastructuur, grote renovatieprojecten
en bijzondere projecten
— Voldoen aan de wettelijke eisen in de Wet Personenvervoer en Wet Lokaal Spoor
en richtlijnen van de EU(PSO)
— Borging Amsterdamse invloed op waardebehoud, kwaliteit en functionaliteit
en beschikbaarheid van de railinfrastructuur
— Verbeterde vormgeving “beslissende zeggenschap” van VRA over GVB
— Voldoende ruimte voor bedrijfsmatig ondernemerschap en eigen
verantwoordelijkheid voor GVB met behoud van voldoende sturing, invloed en
controle van de overheid als opdrachtgever (VRA) en eigenaar (gemeente en VRA);
— GVB keert dividend uit, om rente- en risicolasten van de oorspronkelijke
investering door de gemeente te dekken. Overig resultaat van GVB blijft
behouden binnen GVB en daarmee binnen OV domein.
24
Het is van groot belang om nu een governance en werkwijze te ontwikkelen die
voldoet aan bovenstaande uitgangspunten én toekomstbestendig is. Het model
moet de huidige en nieuwe uitdagingen en ambities kunnen faciliteren. Tegelijkertijd
moet het model zodanig zijn vormgegeven dat het ook relatief eenvoudig aangepast
kan worden aan mogelijke ontwikkelingen of beleidswijzigingen in de toekomst.
Bijvoorbeeld: wel/niet openbaar aanbesteden concessie en wel/niet wijziging van de
structuur en verantwoordelijkheden van VRA.
De voorliggende voorstellen zijn op basis van bovenstaande uitgangspunten verder
uitgewerkt in de volgende hoofdstukken van dit advies.
25
3 B. Werkwijze en besturing beheer en
onderhoud railinfrastructuur
3.1 Overwegingen sturing en werkwijze beheer en onderhoud rail-
infrastructuur
De afgelopen jaren is noodzaak tot aanpassingen binnen de governance en
samenwerking het meest duidelijk geworden op het terrein van het beheer en
onderhoud van de bestaande railinfrastructuur en infraprojecten. Het beheer en
onderhoud valt onder de Wet Lokaal Spoor (WLS) en voor de Amsterdamse
railinfrastructuur wordt dat op dit moment geregeld in het contract BORI (Beheer
Onderhoud Rail Infra), MVP (Meerjaren Vervangings Programma) en het Addendum
op deze convenanten. Afspraken tussen MeT en GVB liggen daarnaast vast in contract
BORI.
De problemen in zowel de aansturing als de organisatie van de uitvoering vormden
voor de huidige bestuurders van VRA en gemeente Amsterdam aanleiding om deze
problematiek fundamenteel aan te pakken en te komen tot structurele
verbeteringen.
Huidige afspraken over werkwijze beheer en onderhoud werken onvoldoende
De in het verleden afgesproken werkwijze voor beheer en onderhoud is gebleken in
de praktijk onvoldoende te werken en is niet toegesneden op de toekomstige
uitdagingen.
In het kader van de invoering van de Wet lokaal spoor (Wls) is destijds tussen de
gemeente Amsterdam en VRA een werkwijze gekozen, die er in de huidige praktijk toe
heeft geleid dat er onduidelijkheid is en verschillende interpretaties van de afspraken
zijn ontstaan tussen de verschillende partijen, te weten gemeente Amsterdam, VRA,
MeT (Metro en Tram) en GVB. Destijds is de keuze gemaakt om zoveel mogelijk de
oude situatie te behouden en alleen “Wls-proof” te maken. In de praktijk zijn daarna
verschillen van inzicht ontstaan over essentiële onderwerpen als “rekening en risico”
van het onderhoud van de infrastructuur.
26
Bij de huidige werkwijze zijn een aantal bevoegdheden en verantwoordelijkheden
betreffende het beheer en de vergunningverlening in het kader van de Wls door het
dagelijks bestuur gedelegeerd aan BenW van Amsterdam. VRA is nu geen
opdrachtgever, maar subsidieverlener aan Amsterdam (MeT). De uitvoering van het
onderhoud gebeurt in die visie dan ook voor rekening en risico van de gemeente
Amsterdam (MeT).
MeT gaat er echter vanuit dat in het kader van de Wls taken en bevoegdheden
weliswaar gedelegeerd zijn aan Amsterdam, maar het werk wel volledig wordt
uitgevoerd voor “rekening en risico” van VRA. Met andere woorden houdt dit in dat,
volgens MeT, ook onderhoud- en projectkosten hoger dan de door VRA
goedgekeurde subsidies alsnog betaald moeten worden door VRA. Dit betrof zowel
één op één vervangingen, als afzonderlijk programma’s als AMSYS en ROL. Dit heeft
geleid tot jarenlange discussies. De omvang van deze issues was inmiddels
opgelopen tot tientallen miljoenen euro's.
De afgelopen tijd is gewerkt aan een oplossing voor huidige issues
Teneinde de voorgestelde verbeteringen binnen de OV-keten niet te belasten met
deze issues uit het verleden is de afgelopen maanden, onder voorzitterschap van
Pedro Peters, ook gewerkt aan de oplossing van de lopende issues. Dit proces is
inmiddels met goed gevolg afgerond. Een nieuwe werkwijze kan wat dat betreft
derhalve starten met een “schone lei”.
Sterke noodzaak voor transparantie en een integrale benadering van onderhoud
en exploitatie
De huidige sturing en werkwijze wordt vooral gekenmerkt door een
“driehoeksverhouding” tussen VRA, gemeente (MeT) en GVB. In het kort komt het
erop neer dat MeT de onderhoudsprogramma’s (BORI en MVP) opstelt en hiervoor
subsidie aanvraagt bij VRA. Na goedkeuring van de subsidie is MeT vervolgens voor
een groot deel van de toegekende subsidie weer opdrachtgever aan GVB. Deze
werkwijze heeft geleid tot extra bureaucratie, controle op controle, rapportage op
rapportage en onderlinge disputen met bijbehorende financiële problemen.
Inmiddels zijn ook benchmark-onderzoeken verricht door de externe adviesbureaus
Roland Berger en Rebel. In vergelijking met het beheer en onderhoud van de
railinfrastructuur in de regio’s Den Haag en Rotterdam signaleren deze bureaus
significante verschillen in zowel de organisatie en werkwijze als het kostenniveau.
Het is hier niet de plaats om deze rapporten verder te behandelen, maar beide
bevestigen de noodzaak tot verbeteringen in sterke mate. Wij adviseren om deze
rapporten een belangrijke rol te laten vervullen bij de verdere implementatie van de
voorliggende adviezen. In het bijzonder bij de realisering van heldere
gemeenschappelijke doelstellingen, transparantie ten aanzien van
marktconformiteit en een substantieel lager kostenniveau van de nieuwe organisatie
kunnen deze rapporten van groot belang zijn.
Daarnaast zal de komende jaren steeds meer noodzaak ontstaan voor groot
onderhoud, renovatie dan wel vervanging van bestaande infrastructuur en nieuwe
projecten, terwijl de financiële middelen binnen de Brede Doeluitkering (BDU) van
het Rijk aan VRA geen gelijke tred houden met de deze noodzaak. Een meer
effectieve en efficiëntere werkwijze voor het beheer en onderhoud wordt daarmee
extra noodzakelijk. Tevens stelt dit hogere eisen aan de planning van de
27
werkzaamheden en een optimale afstemming met de exploitatie van het OV, De
noodzaak voor een integrale benadering van onderhoud en exploitatie wordt alleen
maar groter om de noodzakelijke werkzaamheden te kunnen verrichten met zo min
mogelijk verstoringen voor de (groeiende)reizigersaantallen en vervoerbewegingen.
3.2 Advies sturing en werkwijze beheer en onderhoud bestaande
rail infrastructuur
De geformuleerde uitgangspunten (hoofdstuk 2 -onderdeel A) en bovenstaand onder
3.1. omschreven situatie, leiden enerzijds tot voorstellen voor de sturing en werkwijze
van het beheer en onderhoud én anderzijds tot een voorstel voor aanpassing van de
organisatiestructuur .
De voorgestelde wijziging van de organisatiestructuur wordt uitgewerkt in hoofdstuk
4 van dit advies en leidt ertoe dat beheer en onderhoud van de railinfrastructuur
binnen één organisatie met de exploitatie van het OV wordt ondergebracht: Railinfra
BV binnen GVB. Eén integraal OV-bedrijf.
In dit hoofdstuk gaan we in op de sturing en werkwijze van het beheer en onderhoud.
VRA in opdrachtgeversrelatie in plaats van subsidierelatie
Voor de sturing van het beheer en onderhoud wordt voorgesteld om de huidige
complexe driehoeksverhouding tussen gemeente (MeT), VRA en GVB te vervangen
door een éénduidige en rechtstreekse opdrachtgeversrelatie tussen VRA en de
spoorbeheerder i.c. de nieuw te vormen GVB Railinfra BV.
VRA is systeemverantwoordelijk in het kader van de Wet lokaal spoor (Wls) en
verantwoordelijk voor de vaststelling van de beheervisie en beheerplan. In de
voorgestelde nieuwe werkwijze worden taken en bevoegdheden in het kader van de
Wls niet meer gedelegeerd aan BenW van Amsterdam. In plaats hiervan wordt de
nieuwe Railinfra BV door VRA aangewezen als spoorbeheerder. Ook de
vergunningsbevoegdheden voor nieuwe/gewijzigde railinfra en spoorvoertuigen,
alsmede voor werkzaamheden op en rond het spoor liggen dan bij het dagelijks
bestuur van VRA. (de praktische uitvoering van vergunningverlening door Railinfra BV
en VRA moet worden uitgewerkt tijdens de implementatiefase).
De aanwijzing van Railinfra BV als spoorbeheerder wordt gekoppeld aan heldere
verantwoordingslijnen, rechtstreekse financiële stromen en rapportages tussen VRA
en GVB Railinfra BV,
Op deze wijze kunnen de uitgangspunten m.b.t. één integrale en slagvaardige
organisatie - met voldoende borging van de belangen van Amsterdam en VRA -
worden gerealiseerd.
Een belangrijke verbetering zal eruit bestaan dat het beheer en onderhoud niet
langer via een subsidierelatie tussen VRA en gemeente zal plaatsvinden.
Geadviseerd wordt dat de huidige subsidierelatie tussen VRA en gemeente
Amsterdam (MeT) wordt vervangen door een rechtstreekse opdrachtgeversrelatie
tussen VRA en de Railinfra BV . De werkzaamheden van Railinfra BV worden
uitgevoerd voor rekening en risico van VRA.
28
Dit sluit rechtstreeks aan op de bevoegdheden van VRA, zoals deze in de Wet lokaal
spoor zijn geregeld. Het beheer en onderhoud zal door Railinfra BV worden gepland
en uitgevoerd conform vooraf opgestelde en door VRA goedgekeurde
beheerplannen.
De huidige financiële risico’s ten aanzien van de uitvoering van het beheer en
onderhoud van de infrastructuur door MeT komen in ons advies voor de gemeente
Amsterdam te vervallen. De uitvoering door GVB Railinfra BV vindt plaats voor
rekening en risico van VRA. Deze risico’s zullen voor VRA overigens beter dan
momenteel én afdoende beheersbaar zijn in de nieuwe opdrachtgeversrelatie met
Railinfra BV. Binnen de bedrijfs-governance van de Railnfra BV is het niet mogelijk dat
overschrijdingen van toegekende budgetten langjarig plaatsvinden, zoals dit de
afgelopen jaren wel kon gebeuren in de relatie tussen VRA en MeT.
De exacte uitwerking van deze nieuwe werkwijze ten aanzien van rekening en risico
en de sturing- en controlemogelijkheden van VRA moeten na de bestuurlijke
besluitvorming over deze werkwijze in fase 3 nader worden uitgewerkt.
Dubbelrollen gemeente Amsterdam vervallen
In ons voorstel vervalt de drie-dubbelrol bij het beheer en onderhoud van de
Amsterdamse wethouder als én subsidieaanvrager én subsidieverlener (als
bestuurder van VRA) én verantwoordelijke voor de uitvoering van de werkzaamheden
(MeT).
Amsterdam kan haar invloed met betrekking tot het beheer en onderhoud van de
railinfrastructuur in de geadviseerde werkwijze voldoende en zelfs beter waarmaken
dan in de huidige situatie. Enerzijds door haar invloed binnen het Dagelijks Bestuur
van VRA als opdrachtgever naar de Railinfra BV en anderzijds als eigenaar van de
railinfrastructuur. Het is hiervoor niet nodig en zelfs verstorend als de gemeente
Amsterdam ook rechtstreeks verantwoordelijk zou blijven voor de planning en
uitvoering van het beheer en onderhoud door een eigen ambtelijke dienst.
Overigens lopen de belangen van Amsterdam en de VRA ten aanzien van de
onderhoudsbeheerplannen parallel. Beiden hebben een gelijk belang bij goed
onderhouden railinfrastructuur, zowel voor het kwaliteitsbehoud van de infra als de
beschikbaarheid voor een ongestoorde exploitatie van het tram en metrovervoer.
De geadviseerde werkwijze heeft zich in Rotterdam en Den Haag reeds bewezen tot
tevredenheid van zowel gemeente, vervoerregio als vervoerbedrijven.
Gemeente Amsterdam blijft in ons advies rechtstreeks eigenaar van de
railinfrastructuur
Gegeven o.a. de verwevenheid met de overige openbare ruimte (OV-infra ligt letterlijk
en figuurlijk in en onder de openbare ruimte van Amsterdam) staat het
eigenaarschap niet ter discussie. Het belang van de gemeente Amsterdam als
eigenaar is erin gelegen dat de waarde, kwaliteit en beschikbaarheid op niveau blijft.
Dit eigenaarschap zou kunnen worden vormgegeven door het juridisch eigendom
over te dragen aan GVB Railinfra BV, waarvan de gemeente Amsterdam immers de
eigenaar is. In Rotterdam is dit destijds (2007) bij de verzelfstandiging van RET op
deze wijze geregeld. Als aandeelhouder bewaakt de gemeente daar het waarde- en
kwaliteitsbelang door middel van regelmatige schouw en rapportage door externe
deskundigen.
29
In de Amsterdamse situatie is het op dit moment juridisch en praktisch eenvoudiger
om het eigenaarschap bij de gemeente te laten en niet alsnog over te dragen aan GVB
Railnfra BV. Door juridische overeenkomsten op te stellen tussen VRA, gemeente en
GVB, waarbij wordt geregeld dat de verantwoordelijkheid voor het beheer en
onderhoud en het gebruik van de railinfra wordt ondergebracht bij GVB kan hetzelfde
bereikt worden. De rol van de gemeente Amsterdam als eigenaar van de infra kan
zich, vergelijkbaar met Rotterdam en Den Haag, beperken tot de bewaking van de
eigenaarsbelangen. Er moet hierbij wel worden bewaakt, dat de rol van de gemeente
Amsterdam zich hier dan ook toe beperkt en niet leidt tot nieuwe bureaucratie en/of
ambtelijke dubbelingen.
De ‘rolverdeling’ tussen VRA en Railinfra BV zal zijn dat Railinfra BV als
spoorbeheerder een 10- of 15-jarig beheerplan (BORI en MVP) opstelt binnen vooraf
vastgestelde beschikbare middelen van VRA.
Dit meerjarenbeheerplan (BORI en MVP) wordt getoetst en vastgesteld door VRA met
goedkeuring van de eerste twee jaarschijven. Per jaar wordt vervolgens vooraf door
VRA een jaarschijf voor het hele portfolio BORI en MVP toegekend aan Railinfra BV.
Het portfolio wordt per jaar gevormd door het geheel van werkzaamheden en
projecten volgens het contract BORI en het MVP.
Deze goedgekeurde jaarschijf op portfolio-niveau is taakstellend voor Railinfra BV.
Binnen het totaalbedrag van de jaarschijf heeft Railinfra BV managementvrijheid om
o.a. onder- en overschrijdingen met elkaar te compenseren. Voorwaarde is hierbij dat
het totale portfolio gerealiseerd wordt binnen het totaalbudget. VRA stuurt op output
en financiën.
Bij negatieve afwijkingen op portfolio niveau binnen een jaarschijf, vindt vóóraf
overleg plaats tussen Railinfra BV en de opdrachtgever, waarbij Railinfra direct
voorstellen doet voor oplossing/dekking binnen het 10- of 15-jarige beheerplan. Het
beschikbare budget voor dit meerjarenplan blijft hierbij taakstellend en hierbinnen
moeten de voorstellen van Railinfra blijven, tenzij anders en vooraf overeengekomen
wordt. In de loop van het meerjarenplan moet de mogelijkheid bestaan voor
herijking van de beschikbare en benodigde financiële middelen.
Jaarlijks wordt op portfolioniveau afgerekend tussen VRA en Railinfra, waarbij het
uitgangspunt is dat overschotten en/of tekorten in enig jaar worden behouden dan
wel gedekt binnen het totale meerjarenbudget.
Uitgangspunt bij de nadere uitwerking van de hierboven beschreven werkwijze in de
implementatiefase zal zijn, dat VRA stuurt op hoofdlijnen, gerealiseerde KPI's en
financiën. Railinfra BV krijgt voldoende managementvrijheid op portfolioniveau
gekoppeld aan de bijbehorende rapportageplicht en rapportagediscipline.
30
Implementatiefase na besluitvorming
Na bestuurlijke besluitvorming over voorliggende adviezen zal een
implementatiefase starten, die ertoe moet leiden dat deze systeemverandering en
werkwijze in kan gaan per 1 januari 2022. De vergelijking dringt zich op met het
inbestedingstraject voor de OV-concessie. In feite betreft het in dit geval een
inbestedingstraject voor BORI en MVP bij GVB Railinfra BV, welke in aanpak
vergelijkbaar is met het inbestedingstraject in het kader van de Wpv met GVB
Exploitatie BV, Advies is derhalve om na bestuurlijke besluitvorming in mei 2020 een
dergelijk “inbestedingstraject” voor beheer en onderhoud te starten onder leiding
van VRA. Hierbij kan overwogen worden om het beheer en onderhoud van de
railinfrastructuur geheel of gedeeltelijk ook onderdeel van de OV-concessie te
maken. Op die manier wordt de integraliteit van beide activiteiten extra onderstreept
en heeft GVB bijvoorbeeld ook managementvrijheden om het onderhoud aan
railvoertuigen en railinfra optimaal op elkaar af te stemmen en tussen budgetten te
schuiven.
Gedurende deze implementatiefase zal nadere uitwerking moeten plaatsvinden over
onder andere de werkwijze rekening en risico. Welke risico’s zijn voor VRA en welke
voor GVB Holding?
Andere onderwerpen voor de implementatiefase zijn bijvoorbeeld:
— Bepaling omschrijving VAT-kosten en welke percentages te hanteren
— Uitvoeringvrijheid voor Infra BV binnen portfolio
— Transparant rapportagesysteem én tijdige rapportagediscipline
— Deskundigheidsbevordering bij alle partijen. Zo zal de nieuwe opdrachtgeversrol
van VRA en de bijbehorende sturing op hoofdlijnen een andere werkwijze vragen
met andere organisatie en competenties
— Taakstelling marktconformiteit beheer en onderhoud en werkwijze bepaling
marktconformiteit.
Een aantal taken met betrekking tot de railinfra vallen niet onder het regulier beheer
en onderhoud (BORI en MVP), zoals nieuwbouw (bijvoorbeeld Noord-Zuidlijn) en
grote vervangings/renovatie projecten. Voorgesteld wordt dat deze projecten
uitgevoerd blijven worden door de gemeente Amsterdam (MeT /VenOR e.a.). In
vergelijking met Den Haag en Rotterdam heeft Amsterdam het grote voordeel dat zij
voor dergelijke grote OV-projecten een eigen organisatie heeft (MeT). In Onderdeel C
wordt dit nader beschreven.
VRA zal bij deze projecten soms de enige opdrachtgever/subsidieverlener zijn en in
andere gevallen mede-opdrachtgever en financier.
Per project zal vooraf bepaald moeten worden of dit wordt uitgevoerd met VRA als
opdrachtgever (en dus voor rekening en risico van VRA) of als subsidieverlener (en
dus voor rekening en risico van gemeente en/of anderen). In ieder geval is van belang
dat vóóraf bij ieder groot project een goede projectgovernance wordt vastgelegd met
heldere afspraken over de verantwoordelijkheids- en risicoverdeling.
Van groot belang is dat bij de organisatie van deze projecten GVB vanaf het begin
wordt betrokken als toekomstige exploitant én als toekomstige infrabeheerder.
31
. . .
3.3 Schematische samenvatting advies
= h ge f . - k ..
Beheer en onderhoud railinfra: besturing en werkwijze
ED EE CD
*_Eindverantwoordelijk beheer Infra,
Laag WLS
: »_Opstellen beheervisie —heleid
Vervoerregio * _Vasstellen meerjarig beheerplan
* __ Beschikbaar stellen middelen
*__ Sturenop kwaliteit - kwantiteit —
financiële kaders
Gemeente «Borging kwallteit infra als eigenaar
3 *_ Assetmanageren adviseur vervoerregio
ö «Opstellen meerjarig beheerplan
2 GVB Railinfra BV *_Plannen en uitvoeren beheerplan
E *_Realiseren binnen kaders en financiën
8 vastgesteld meerjarig beheerplan
* Organiseren uitvoering beheerplan
GVB Railinfra BV Gj etende ni
| el hdehikd ed *_Witvoeren taken inbesteding
r
Hoog
. ä ë a.
Beheer & Onderhoud: Besturing en werkwijze
|
Deelen, afwegingen =__10-of 15-jarig beheerplan opstellen door Railinfra =_Dit advies gaat uit van de huidige inbestede
we By, binnen vooraf vastgestelde beschikbare situatie,
= Ondanks de destijds vastgestelde visie en middelen voor die periode
werkwijzen is In de praktijk gebleken dat deze = Rechtstreekse opdrachtgeversrelatie van VRA met
anwaldeende werken =_ vaststelling beheerplan dear VRA met spoorbeheerder
edkeuring eerste twee jaarschijven
= VRA is systeemverantwoordelijk voor kwaliteit en Ei) kn ) hve =_VAT-percentage of -bedrag vooraf taakstellend
veiligheid raïlinfra, ts daarom verantwoordelijk voor = Jaarlijks toekenning vooraf van jaarschijf voor vastleggen
beheervisie en beheerplan en verleent mandaat hele portfolio beheer en onderhoud aan Railinfra
E gen =_Uitvoeringsvrijkeld Railinfra BV binnen partfolia
San SpaorENEEIHAr woot TEKEN eh HDS NRA EU Ünel, over- en onderschrijdingen binnen portfolio)
= Gemeente eigenaar Infrastructuur bewaakt = Goedgekeurde jaarschijf taakstellend vaar Infra =
eigendom, waardebehoud en kwaliteit van BV, Bij negatieve afwijking op partfelioniveau heen eren en
Infrastructuur wödrat overleg met VRA Incl. voorstellen
compensatle/dekklng binnen meerjaren = Taakstelling directie Railinfra BV
= _WRAheeft mede- zeggenschap over en toezicht op Beheerplan “manage ruil
management, VRA ls nlet louter opdrachtgever, Di vn Mene Leren
maar oek mede-aandeelhouder =_daarlijks op pertfolio niveau afrekenen =_Deskundigheidstevordering bij alle partijen,
n - lawerschotten/tekorten blijven binnen 10 jaar Bijvoorbeeld: nieuwe opdracht geversral van VRA
= Railinfra BV is spoorbeheerderconform WLS Beheerplan) op strategisch niveau vereist intere
2 ene risico's VRA op de = Opbouwen risicoverdeling budgetten Versterking wille DIVA
ultvaeringskasten
= Beheer risico's VRA en Railinfra BV op portfalle
Uiltwoeringkosten- rekening en rsico VRA
=_Uitvoeringsurijkeid infrabeheerder , transparantie ek 8 milveau verder uitwerken
daor rapportageplicht en toezicht in evenwicht VAT-kosten —risico Railinfra BV =_ Taatelimgen miedteantoeniteit-emermcency
= Verdwijnen “driehoeks-verhouding” beheer en — Kosten algemeen beheer: risico Railinfra BV overeenkomen (mede a.d‚h.v. beschikbare
onderhoud externe onderzoeken)
32
Huidige rolverdeling aansturing OV-keten complex
Complexiteit aansturing in de OV-keten
@ Aansturing concessie & Aansturing MET @ Aansturing GVB
en beheer en onderhoud
VRA Amsterdam VRA
Amsterdam laandeelhoud je=ef (beslissende
er) zeggenchap|
Exploitatie Gemeente MET
BV [MET
GVB [nieuwbouw,
subsidie- speciale projecten,
concessie- Relatie Beheer en
relatie WLS Onderhoud, MVP, GVB
WP\/ 2000 Projecten etc.} halding
.. . Ld .
Gewijzigde rolverdeling aansturing OV-keten
Gewijzigde aansturing in de OV-keten
@ Aansturing concessie @ Aansturing MET ® Aansturing GVB
en beheer en onderhoud
VRA Ben W Amsterdam en
Amsterdam VRA
| (aandeelhouders)
Exploitatie Railinfra BV
BV GVB (nieuwbouw,
GVB speciale |
projecten,
Concessie- Opdracht- eigenaar
relatie geverrelatie Infra)
WPV 2000 WLS
33
4 C. Organisatiestructuur aanleg, beheer en
onderhoud railinfrastructuur
4.1 Wijziging organisatiestructuur
Opmerkelijk is dat op dit moment in Amsterdam het beheer en onderhoud én de
exploitatie van het OV uitgevoerd worden door twee verschillende organisaties. De
ambtelijke gemeentelijke organisatie Metro en Tram (MeT) voor de infrastructuur en
het vervoerbedrijf GVB voor de exploitatie van het OV. Hierdoor wordt een integrale
afstemming, voorbereiding en uitvoering bemoeilijkt en dit leidt in de praktijk dan
ook tot misverstanden, disputen en hogere kosten. Komt nog bij dat een deel van de
onderhoudswerkzaamheden weer wel door GVB worden uitgevoerd, maar dan in
opdracht van MeT met wederom bijbehorende administraties, discussies en
onnodige bureaucratie.
Juist in een grootstedelijk netwerk is een integrale benadering en organisatie van de
OV-exploitatie en OV-infrabeheer van essentieel belang. De integrale afweging van
exploitatie -en onderhoudsaspecten is, gegeven de complexiteit en directe
onderlinge relaties, onmisbaar. Deze integrale afweging moet plaatsvinden binnen
heldere afspraken over beschikbare financiën en rekening en risico.
Dit is van een dusdanig belang dat juist dit argument (integraliteit van infra en
vervoer) ertoe heeft geleid dat in Europese (PSO) en Nederlandse regelgeving (Wpv)
voor grote steden/regio’s een uitzondering op de openbare aanbestedingsplicht is
gemaakt. Onder strakke voorwaarden is inbesteding mogelijk gemaakt. Voor
Nederland wordt deze mogelijkheid van inbesteding alleen voor de regio’s Den Haag,
Rotterdam en Amsterdam toegepast. Vereist is hierbij dat de inbesteding plaatsvindt
bij een onderneming waarover de overheid beslissende zeggenschap heeft (zie ook
Onderdeel F). Tevens moet er sprake zijn van een verzelfstandigde organisatie, die
voldoet aan efficiency en kwaliteitseisen van “vergelijkbare goed geleide
ondernemingen”. Voor de Amsterdamse regio is dit GVB.
Amsterdam en de vervoerregio hebben, in tegenstelling tot Den Haag en Rotterdam,
destijds gekozen om aan deze eisen te voldoen op een zo minimaal mogelijke wijze,
zowel ten aanzien van de organisatie van beheer en onderhoud van de Infra en OV-
exploitatie als ten aanzien van de zeggenschap over GVB.
34
Op basis van de kenmerken en vereisten van een grootstedelijk OV-netwerk,
gecombineerd met de vereisten vanuit Europese (PSO) en Nederlandse wetgeving
(Wpv en Wls), zal er altijd sprake blijven van een complexe organisatie.
De wijze waarop dit in de Amsterdamse regio is vormgegeven, heeft echter geleid tot
een extra complexe organisatie met o.a. diffuse verantwoordelijkheden, onnodige
dubbelingen, extra bureaucratie, bestuurlijke drukte en hogere kosten.
Wijziging structuur biedt oplossing voor de ervaren problemen
De afgelopen maanden zijn de nadelen van deze organisatiestructuur uitgebreid
besproken met de betrokken organisaties en bestuurders. Alle betrokkenen
onderschrijven de analyse van de problemen en de noodzaak om de structuur aan te
passen. Voorgesteld wordt om nu een structuurwijziging door te voeren en dit niet te
beperken tot enkele kleine aanpassingen met hulpstructuren en/of werkafspraken. In
het verleden is dit vaak genoeg geprobeerd en heeft dit niet geleid tot het gewenste
resultaat.
Uitgangspunten voor de structuurwijziging
Uitgangspunten voor de aangepaste organisatiestructuur, zoals deels reeds
geformuleerd in onderdeel A, zijn:
— Eén integraal en elkaar versterkend OV-netwerk van bus, tram, metro en veren
binnen GVB
— Integraal beheer en onderhoud van de railinfrastructuur binnen één organisatie
voor railonderhoud. Dus geen splitsing meer van deze taken tussen MeT en GVB,
zoals in de huidige situatie. Huidige taken van MeT en GVB voor beheer en
onderhoud railinfra samenvoegen.
— Exploitatie (OV-concessie), rijdend materieel én onderhoud en beheer infra
worden ondergebracht binnen één organisatie en onder één aansturing en één
entiteit
— Deze integrale uitvoeringsorganisatie vormt het unieke aanspreekpunt voor VRA
voor zowel concessie/exploitatie als materieel en infrastructuur, waarmee de
bestaande driehoeksverhouding gemeente — VRA — GVB vervalt
— Heldere en transparante organisatie, waarbij marktconformiteit in brede zin een
belangrijk en taakstellend thema is, zowel voor beheer en onderhoud infra als
voor OV-exploitatie en lean en mean organisatieopzet.
Deze integrale OV-organisatie zal een beschikbare, betrouwbare en veilige
infrastructuur garanderen waarbij projecten worden uitgevoerd met scherp oog voor
reiziger, exploitatie en operationeel asset management (en daarmee succesvol
beheer en onderhoud).
4.2 Advies integrale Beheer en Onderhoud organisatie
Teneinde bovenstaande uitgangspunten en opdrachten te realiseren wordt het
volgende voorgesteld:
— Voeg het beheer en onderhoud van de bestaande OV-infrastructuur (BORI en
MVP), zoals nu uitgevoerd door MeT en GVB, samen in een nieuw te vormen
organisatieonderdeel binnen de holding GVB: Railinfra BV. Deze nieuwe
organisatie zal gevormd worden door taken en medewerkers van GVB en MeT
hierin samen te voegen.
35
— Aantal taken met betrekking tot de railinfra vallen niet onder het regulier beheer
en onderhoud (BORI en MVP), zoals nieuwbouw (bijvoorbeeld Noord-Zuidlijn) en
grote vervangings-/renovatie projecten. Deze taken worden in ons voorstel
— Blijvend uitgevoerd door de gemeente Amsterdam. In vergelijking met Den Haag
en Rotterdam heeft Amsterdam het voordeel dat zij voor dergelijke grote OV-
projecten een eigen organisatie heeft (MeT). Het is van belang deze sterke
projectenorganisatie voor deze projecten te behouden.
Tijdens de voorbereiding van dit advies is — op verzoek van de directie MeT — ook nog
de mogelijkheid verkend of het uitgangspunt van één integrale organisatie voor OV
en Infra kan worden gerealiseerd door GVB en MeT samen te voegen tot één
ambtelijke dienst van de gemeente Amsterdam. Dit is echter alleen al op juridische
gronden niet mogelijk.
Een OV-concessie kan op basis van de Wet Personenvervoer niet worden gegund aan
een gemeentelijke dienst. Inbesteding is alleen mogelijk aan een juridisch
onafhankelijke entiteit, waarover de VRA ook beslissende zeggenschap heeft.
Daarnaast is het op basis van bestuursrechtelijke en staatsrechtelijke verhoudingen
die volgen uit de Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen niet
mogelijk om te voldoen aan de eisen van de Wet Personenvervoer. Om deze reden
heeft destijds ook al de verzelfstandiging van GVB plaatsgevonden.
Hoewel zo’n organisatiemodel alleen op basis hiervan al komt te vervallen, zouden
wij zo’n organisatievorm ook sterk afraden. Zowel de kwaliteit van de dienstverlening
als de efficiency van de uitvoering van het openbaar vervoer kunnen veel beter
gerealiseerd worden in een verzelfstandigde overheidsorganisatie met een eigen
bedrijfsmatige governance, terwijl de invloed van en sturing door de overheid
voldoende gegarandeerd is.
4.3 Advies herindeling taken railinfrastructuur
Vervolgens is aan de orde welke taken binnen GVB Railinfra BV worden
ondergebracht en welke bij MeT blijven. Voor het bepalen welke taken worden
ondergebracht bij de nieuwe Railinfra BV zijn de volgende criteria toegepast.
Projecten/taken met de onderstaande kenmerken horen in ieder geval thuis binnen
GVB Railinfra BV:
1. Onderhoud van bestaande OV-infrastructuur in kader van de Wet lokaal spoor
en in opdracht van en bekostigd door VRA (rechtstreeks betaald vanuit
rijksmiddelen BDU) en voor rekening en risico van VRA
2. Dichtbij GVB OV-exploitatie en daarmee de reiziger. Voor planning,
voorbereiding en uitvoering is nauw contact/afstemming met GVB OV-exploitatie
van groot belang voor succes van het onderhoudswerk en/of een project.
(integrale benadering) Beheer en onderhoud waar ‘winkel openblijft tijdens
verbouwing’ is hierbij het criterium.
36
3. Dichtbij (operationeel) asset management. Voor planning, voorbereiding en
uitvoering is nauw contact tussen asset management en onderhoud organisatie
van groot belang voor succes van het werk en moet daarom binnen GVB
plaatsvinden.
4. Procesmatig meer routinematig, gestandaardiseerd en repeterend van aard
en verweven met de dagelijkse operatie. Hierbij zijn routine en integratie met
de operatie belangrijker dan een zuiver projectmatige aanpak. Het kan dus ook
een groot programma betreffen met gelijksoortig werk dat gebundeld is (denk aan
bovenbouwvernieuwing). Voor planning, voorbereiding en uitvoering is kennis
van bestaand areaal (techniek) en procedures rondom bv. veiligheid,
vergunningen en omgeving(proces) van groot belang voor succes van de
werkzaamheden.
Om te bepalen welke projecten niet zullen worden overgedragen aan Railinfra BV en
derhalve door de gemeente Amsterdam (MeT) worden uitgevoerd, adviseren wij dat
de volgende criteria worden toegepast.
Het gaat hierbij om projecten met impact op systeemniveau, groot volume, bredere
scope dan OV-infra, meerdere financiers en meerdere opdrachtgevers. Dit soort
projecten moeten niet ondergebracht worden bij een vervoerbedrijf. Hierbij moet wel
een goede aansluiting van GVB op de projectorganisatie worden georganiseerd.
Bovendien moet de organisatie die deze projecten (specials) op zich neemt
voldoende slagkracht hebben.
Op basis van bovenstaande criteria wordt de volgende indeling van taken/projecten
voorgesteld.
Onderdelen GVB-Railinfra
De volgende onderdelen WEL bij de nieuwe infra-organisatie GVB Railinfra inbrengen:
— BORI. Regulier onderhoud bestaande railinfrastructuur volgens huidige BORI-
contract van VRA
— MVP Tram/ MVP Metro. Vervangingsprojecten waarbij het criterium geldt dat “de
winkel open blijft tijdens de verbouwing” en de integrale voorbereiding en
uitvoering essentieel is. Daarnaast moet het project binnen capaciteit en
risicoprofiel passen van GVB en VRA als enige opdrachtgever
— Specifieke projecten. Specifieke projecten kunnen -— naast BORI en MVP — ook
worden opgedragen aan GVB-Railinfra. Criteria hierbij zijn o.a. het
opdrachtgeverschap (hoe groot is het deel-opdrachtgeverschap van VRA?); het
bedrag (welk financieel risico is ermee gemoeid?); railcomponent (hoe groot is
het raildeel van het project). Per project zal hierover een besluit genomen worden
voor de aanvang van het project
— Modificatieprojecten. Vaak geldt hierbij een stevige ICT-component, welke
integrale benadering binnen OV-bedrijf vraagt. Nieuwbouw valt hier niet binnen.
De volgende onderdelen NIET bij GVB Railinfra in te brengen. Dit betekent dat wij
voorstellen om de uitvoering van deze onderdelen blijvend te organiseren binnen
MeT (gemeente Amsterdam):
— Nieuwbouwprojecten railinfra. Nieuwbouwprojecten, zoals de aanleg van
nieuwe lijnen (bijv. doortrekken Noord-Zuidlijn), moeten niet binnen een OV-
organisatie worden uitgevoerd, omdat ze te complex zijn in de aansturing en te
groot qua omvang. Ook zijn hier criteria als afstemming met de bestaande
37
exploitatie en “winkel open tijdens verbouwing” niet of minder van toepassing.
Meestal is er naast VRA ook sprake van meerdere opdrachtgevers. Deze projecten
vragen een aparte governance, die voldoet aan de wensen en risico’s van alle
afzonderlijke opdrachtgevers, waaronder in ieder geval de gemeente Amsterdam
en VRA. Kleine nieuwbouwprojecten kunnen wel worden opgedragen aan GVB-
organisatie. Per project zal dit besloten moeten worden. Het is wel noodzakelijk
dat GVB betrokken is vanaf het begin bij in ieder geval die projecten, waarvoor
geldt dat deze na oplevering in beheer en/of exploitatie komen bij GVB.
— Grote projecten railinfra met gecombineerd opdrachtgeverschap (VRA,
gemeente, rijk, provincie e.a.) en gecombineerde bekostiging, waarbij de
gemeente in de lead moet zijn. Ook hier wel van belang dat GVB hierbij
aangesloten is.
— Grote projecten die door omvang, complexiteit en risicoprofiel een
afzonderlijke projectorganisatie en governance vragen. Dit betreft projecten
die de OV-organisatie overstijgen. Deze projecten moeten ook per geval besloten
worden. Voorbeelden zijn Signalling en Control (SenC)-project en de
Amstelveenlijn.
— Projecten in onderzoeksfase. Besluitvorming, opschalen, onderzoek, inspraak,
belangenafweging etc. zijn de taak van de gemeente en niet van een
vervoerbedrijf.
Na bestuurlijke besluitvorming over dit advies zal tijdens de implementatiefase deze
takenverdeling volledig worden uitgewerkt.
4.4 Advies Organisatie beheer en onderhoud binnen GVB
Voor alle betrokkenen en in het bijzonder voor VRA, MeT en GVB is het vervolgens van
groot belang op welke wijze de nieuwe infra-organisatie binnen GVB-holding het
beste kan worden vormgegeven. De vormgeving hiervan is derhalve niet een
verantwoordelijkheid van GVB alleen. VRA moet voldoende vertrouwen in de nieuwe
organisatie hebben om GVB aan te wijzen als spoorbeheerder in het kader van de Wls
en vervolgens de contracten BORI en MVP bij GVB onder te brengen. Voor MeT en
gemeente Amsterdam geldt hetzelfde voor de bereidheid tot samenvoeging van
onderdelen van MeT binnen de Railinfra BV,
Op basis van deze belangen hebben wij een aantal toetsingscriteria voor ons advies
gebruikt. De belangrijkste criteria zijn hierbij:
— Transparantie. De organisatievorm moet allereerst leiden tot verbetering van de
transparantie van de planvorming, assetmanagement, geldstromen én
verantwoording voor BORI en MVP. De organisatie van GVB moet zodanig
aangepast worden dat integrale belangenafweging tussen OV-exploitatie
enerzijds en beheer en onderhoud infra anderzijds gerealiseerd wordt.
Tegelijkertijd moet recht worden gedaan aan het feit dat onderhoud en beheer
een eigen discipline is en eigen dynamiek kent. Daarnaast is transparantie tussen
de verschillende taken en verantwoordelijkheden vanuit de Wils (BORI en MVP)
enerzijds en Wpv (concessie) een belangrijk criterium.
38
— Efficiency en effectiviteit. De organisatievorm moet integraliteit van
besluitvorming en uitvoering verbeteren in vergelijking met de huidige situatie,
waarbij de taken bij twee verschillende organisaties liggen. Binnen de
contractkaders moet daarom voor de nieuwe organisatie voldoende vrijheid
gegeven worden om zelfstandige afwegingen te maken over de inzet van
middelen. De nieuwe organisatievorm moet taakstellingen ten aanzien van
marktconformiteit en efficiency kunnen waarmaken. Realisatie van
marktconformiteitstaakstellingen moet één van de leidende criteria zijn voor de
vormgeving van de nieuwe organisatie binnen GVB. Lean en mean met zo
effectief mogelijke (platte) managementstructuur.
— Gelijkwaardigheid. Van groot belang is dat de organisatie voor beheer en
onderhoud binnen GVB gelijkwaardig wordt georganiseerd aan de bestaande
exploitatie-organisatie. Dit is van belang om de eigen kenmerken en belangen
van de verschillende disciplines te waarborgen en daardoor de meerwaarde waar
te maken. Ook de substantiële uitbreiding voor GVB door het BORI-contract en
MVP (naast de bestaande OV-concessie) en de wettelijke taken als
spoorbeheerder vereisen een gelijkwaardige positie binnen het bedrijf voor
exploitatie enerzijds en infra anderzijds.
Op basis van deze criteria zijn wij van mening dat binnen GVB de invloed en
zeggenschap van de infra-organisatie op het hoogste niveau gelijkwaardig aan
exploitatieorganisatie vertegenwoordigd moet zijn. Op deze wijze kan zowel synergie
als integraliteit tussen OV-exploitatie en beheer en onderhoud Infra gerealiseerd
worden.
Keuzes realisatie infra-organisatie binnen topstructuur van GVB
Binnen de huidige structuur en governance van GVB bestaan verschillende
mogelijkheden om dit te realiseren.
Op basis van bovenstaande criteria adviseren wij hoofdlijnen voor de topstructuur
binnen GVB, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van GVB, maar ook
met de belangen van MeT, gemeente Amsterdam en VRA. Het zal hierdoor
noodzakelijk blijken binnen de huidige governancestructuur van GVB wijzigingen aan
te brengen.
Binnen de bestaande organisatiestructuur van GVB bestaat binnen de holding reeds
een Exploitatie BV. Binnen deze BV zijn alle taken voor de OV-concessie
ondergebracht plus de huidige uitvoerende taken voor het beheer en onderhoud van
de infra, welke GVB in opdracht van MeT uitvoert. In de Holding zelf vinden geen
activiteiten plaats. De statutaire directie van GVB Holding is tevens de directie van de
Exploitatie BV, De directie van zowel de holding als de exploitatie BV bestaat op dit
moment uit de Algemeen Directeur (CEO), financieel directeur (CFO) en directeur
Operatie (COO) De Exploitatie BV heeft op dit moment derhalve een driekoppige
directie.
39
Het takenpakket van GVB wordt met een groot en nieuw contract uitgebreid. Deze
uitbreiding en de specifieke aard van het “nieuwe” werkpakket verschillen van de OV-
concessie welke GVB reeds uitvoert. Beheer en Onderhoud valt daarnaast onder
andere wetgeving (Wls), andere contractvorm, andere financieringsvorm met een
eigen risicoprofiel en andere rapportagesystemen. Dit alles vereist een “eigen
sturing”. Hier komt nog het argument van de span of control en gevraagde
vakdeskundigheid voor een directeur bij. De Railinfra BV wordt in ons advies daarom
geleid door een eigen directeur. Zowel de omvang, de verantwoordelijkheden en de
specifieke kenmerken van het werk, maken het noodzakelijk hiervoor een eigen
“vakdirecteur” te benoemen.
Varianten topstructuur
1. De eerste variant is dat zowel de Railinfra BV als de Exploitatie BV een eigen
directeur krijgen en dat beide vak directeuren tevens lid zijn van de statutaire
directie van GVB Holding. Beide BV’s hebben dan een “eigen” statutair directeur,
die integraal verantwoordelijk is voor de “eigen” BV. De statutaire directie van
GVB Holding zal dan bestaan uit CEO, CFO, directeur Exploitatie BV en directeur
Railinfra BV. De vereiste integrale en gelijkwaardige afstemming tussen
Exploitatie- en Infrabelangen is dan gegarandeerd tot op het hoogste
managementniveau. Per saldo wordt de huidige statutaire directie van drie
directeuren dan uitgebreid met een vierde statutair directeur. De huidige
takenverdeling binnen de statutaire directie van GVB moet daartoe aangepast
worden. Op deze wijze wordt volledig voldaan aan de gestelde criteria.
2. Een andere mogelijkheid is dat de directeuren van zowel BV Railinfra als BV
Exploitatie beiden géén lid zijn van de statutaire directie, maar wel gelijkwaardig
rapporteren aan de statutaire directie, welke dan — zoals nu — bestaat uit een CEO,
CFO en COO. In feite blijft de statutaire directie dan gelijk aan de huidige situatie.
Onder de statutaire directie worden in dit geval twee vakdirecteuren benoemd,
welke rapporteren aan de COO: een directeur Railinfra BV en een directeur
Exploitatie BV. De gelijkwaardige inbreng wordt dan één niveau lager belegd.
3. Een derde variant kan zijn dat er gekozen wordt voor een model waarin er één
statutair directeur /CEO is van de holding. De directeuren Railinfra BV, Exploitatie
BV en de CFO zijn in dat model titulair directeur. De formele directie van GVB
bestaat dan uit één statutair directeur en drie titulair directeuren. Deze variant is
bijvoorbeeld in Rotterdam toegepast bij RET, omdat de aandeelhouder duidelijke
voorkeur had voor één eindverantwoordelijke statutair directeur. Een variant
hierop kan ook de keuze voor een statutair CEO én statutair CFO.
De concrete uitwerking van één van deze varianten en de organisatorische
doorvertaling binnen GVB valt niet binnen de scope van dit advies, maar is het
domein van GVB-directie, RvC en aandeelhouders. Wel binnen scope valt ons advies
inzake de uitgangspunten en de vorming van BV Railinfra naast de BV Exploitatie en
de noodzaak van gelijkwaardige positionering.
40
In alle hierboven omschreven indelingen van de topstructuur van GVB kan worden
voldaan aan de gestelde criteria van transparantie, effectiviteit/efficiency en
gelijkwaardigheid. Naar onze mening zou in de Amsterdamse situatie het eerste
model met een statutair directeur voor zowel Railinfra BV als voor Exploitatie BV de
voorkeur hebben, omdat deze het beste voldoet aan de gestelde uitgangspunten en
ook het meest tegemoet komt aan de wensen en voorwaarden van de overige
partners in deze transitie, te weten MeT en VRA.
Beide BV's zullen in ieder geval moeten werken met een eigen begroting en rekening
en de “vakdirecteur” is integraal verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de
betreffende BV.
4.5 Aanpassingen VRA en MeT
De voorgestelde verandering van de sturing, werkwijze en organisatiestructuur heeft
ook organisatorische gevolgen voor VRA en MeT. Voor de vervoerregio betekent dit
dat rolverdeling van advies, opdrachtgeverschap, assetmanagement etc. tussen VRA
en GVB essentieel verandert, evenals de relatie tussen VRA en gemeente Amsterdam
(MeT).
Betekenis advies voor VRA
De VRA zal twee opdrachtlijnen krijgen:
— Van VRA naar GVB Railnfra BV: dit wordt een opdrachtgever-opdrachtnemer
relatie; contracten worden door GVB uitgevoerd voor rekening en risico van VRA.
Railinfra BV wordt aangewezen als spoorbeheerder.
— Van VRA naar Projectenorganisatie MeT: deze relatie zal per project vooraf
worden bepaald. Er zijn hierbij twee mogelijkheden:
opdrachtgever/opdrachtnemer (voor rekening/risico VRA ) of
subsidieverlener/ontvanger (voor rekening en risico van MeT)
— De invulling van asset ownership door VRA moet afdoende zijn voor het
doorgronden van (gevolgen van) systeemkeuzes, standaardisatie en IT beleid.
Daarbij moet een structuur gemaakt worden waarmee integraal
assetmanagement kan worden bedreven.
— VRA zal op hoofdlijnen en op basis van KPI's sturen. Dit vraagt de ontwikkeling
van een andere rol met andere competenties en mogelijk organisatiewijziging
binnen VRA.
— VRA wordt medeaandeelhouder van GVB, hetgeen ook nieuwe eisen stelt aan
VRA, zoals een duidelijke rolscheiding tussen opdrachtgever en aandeelhouder,
zowel bestuurlijk als ambtelijk.
Advisering omtrent de invulling en organisatorische realisering hiervan binnen VRA
valt niet binnen de scope van dit advies. Wel stellen wij voor dat in de
implementatiefase, na bestuurlijke besluitvorming in mei 2020, de (nieuwe) directeur
VRA een projectmatige aanpak voor deze wijzigingen organiseert, welke parallel
loopt aan en onderdeel wordt van het implementatietraject van dit advies.
41
Betekenis advies voor MeT
Voor MeT betekenen de voorgestelde en wijzigingen in werkwijze en
organisatiestructuur dat zij zich verder ontwikkelen als een sterke
“projectenorganisatie”, MeT wordt daarmee de “specialistenclub” voor de gemeente
Amsterdam, waarbinnen in ieder geval de nieuwbouwprojecten voor
railinfrastructuur worden uitgevoerd. Ook grote renovatieprojecten worden door
MeT uitgevoerd, evenals mogelijk andere projecten in opdracht van de gemeente
Amsterdam.
Bij de OV-projecten die de gemeente Amsterdam (MeT) ook in de toekomst blijft
uitvoeren, is het van belang dat de toekomstige beheerder (GVB Railinfra BV) en
exploitant (GVB Exploitatie BV) vanaf het begin volwaardig worden betrokken bij de
projectorganisatie per project.
MeT zal twee relaties onderhouden met VRA, waarbij per project door VRA en
gemeente vooraf wordt bepaald of dit een “subsidierelatie” of een
“opdrachtgeversrelatie” is. Bij een “subsidierelatie” is de realisering en uitvoering
van het project voor rekening en risico van MeT en bij een “opdrachtgeversrelatie”
ligt rekening en risico bij VRA. Tussenvormen zullen per project bepaald kunnen
worden, bijvoorbeeld bij projecten met meerdere opdrachtgevers.
Bij een aantal “MeT projecten” geldt dat deze na realisering worden
opgeleverd/overgedragen aan de spoorbeheerder GVB Railinfra BV. Het is belangrijk
dat hiervoor vooraf goede overdrachtsprotocollen worden opgesteld.
Advisering omtrent de concrete invulling en realisering van de reorganisatie bij MeT
valt niet binnen de scope van dit advies. Wel stellen wij voor dat de directeur MeT, na
de bestuurlijke besluitvorming over dit advies, een meerjarig organisatie en
(deskundigheids-) ontwikkelplan opstelt. Dit kan bij voorkeur parallel lopen aan en
onderdeel worden van het implementatietraject van dit advies.
42
. . .
4.6 Schematische samenvatting advies
& age ä
Integratie beheer en onderhoud railinfrastructuur binnen
Railinfra BV binnen GVB-holdin
=_ juridisch en economisch eigendom Infra blijft bij =_Inkesteding bij cva
… … . gemeente; bewaking waardebehoud en kwaliteit e : p
et Ondanks destijds vastgestelde visie en werkwijzen is daar MET af deelnemingen { keuze nader te lpg brede
in de praktijk gebleken dat deze onvoldoende bepalen door gemeente Amsterdam] meuwe organtsatie Railinfra Ofereenp men
werken (mede ahw, uitgevoerde externe onderzoeken)
on Ei = beheer en onderhoud-taken/projecten van GVB en arena Pu iwarsriersa den beheer
Eénduidige en rechtstreekse opdrachtgeversrelatie MET integreren binnen één nieuwe organisatie: ge pe
VRA en Infrabbeheerder [verdwijnen vierhoeksrelatie Railinfra Bv MET en GWB
VRA — gemeente - MET — GVB)
, en =_ Railinfra BV aanwijzen door VRA als spoorbeheerder Subsldierelatle VRA — VETO KE door
= _Opdrachtgeverschap / rekening) risico VRA in kader WLS opdrachtgeversrelathe VRA — RallinfraBy
= _Bargingbelangen gemeente Amsterdam als eigenaar =_ Gelijkwaardige zeggenschap beheer/anderhoud én = Gezamenlijk Integratietraject van GVB en MET
Infra (waardebehaud en kwaliteit infra) OV-enplaitatie tot op hoogste niveau GVE- = Nadere uitwerking vormgeving organisatie
= Integrale organisatie van beheer /onderhoud én organisatie FailinfraB\ (nframanagement en infra-uitwaering —
En Bn Ee wissen = Railinfra BV organiseren binnen Holding GVB met Opper schiet rsr EAK EEA)
werkzaamheden beheer/onderhoud en OV- ii t ii kati it
eaploitatie ï gelijkwaardige positie Exploitatie BV en Railinfra BV = Grondig imptementatieplan met voldoende
) He WEES =_ Uitwerken mplementatieplan/reorganlsatleplan looptijd
= Eigendom railinfra blijft bij gemeente Amsterdam door GVB directie in samenwerking met directie =_ zorgvuldig personeelsplan met
= _Daor taken beheer en onderhoud én projecten van MET overgangsregelingen en garanties personeel van
ien end beste =_Aanstellen “transitiemanager”{beaagd directeur (21 MET én GVB
En FailinfraBv = _Ontwikkelprogramma voor deskundigheid en
=_Organisatie/structuurverandering bij start wan = Start Railinfra BV bij start nieuwe concessie GVB kwaliteit passend bij vereisten nieuwe
nieuwe OV-concessie 202 (20221 organisatievorm
43
Topstructuur GVB m.b.t. Railinfra BV en Exploitatie BV (1)
Ee ar
Directeur ed ann D
Railinfra BV BV
Legenda:
Groen — statutaire directie
Topstructuur GVB m.b.t. Railinfra en Exploitatie (2)
EN en
Bilk Directeur Legenda:
ENNE dellejjeenteenj Sroen - statutaire directie
Topstructuur GVB m.b.t. Railinfra en Exploitatie (3)
Bilt eg Legenda:
ET e= dellajkecjatedeng Groen - statutaire directie
44
Ed . Ed . .
MET als projectenorganisatie nieuwe OV-infra en grote
ties
me |
Afweging en daelen =_Nieuwbouwprajecten en grote renovaties OV- = Verdeling taken tussen Railinfra EV en MeT
infrastructuur blijvend onderbrengen bij vasstellen
= Goede organisatle voor de realisatie van (complexe MET/gemeente Amsterdam 5 pn
en risicovolle) OW- nleuwbeuwprojecten én grate = Gedegen uitvoeringsplan en begeleiding van
renovaties is wart groot belang MET doorontwikkelen en specialiseren als OV- implementatie doorontwikkeling
rafectenorganlsatie-nleuwbauw en grote
= Activiteiten ten aanzien van OV-nieuwbauw en prof ga Ë =_Rallinfra BV als toekomstig beheerder nieuwe
5 k HAL renovaties en projecten + overige projecten [te Infra-direct betrekken bij nieuwbouw tie
grote OW- infra projecten en renovaties integraal bepalen daor gemeente Amsterdam nfra direct betrekken bij nieuwbouw) remma
binnen een hiervaar gespecialiseerde organisatie projecten van MET
beleggen binnen gemeente: MeT Uitvoering ebde
= Per project (gedeeld) opdrachtgeverschap, = Directeur MET meerjarigarganisatie en kwaliteitsontwikkelprogramma MET
financiën en rislcadragers bepalen en per fdeskundigheids-Jantwikkelplan vaor de dienst B He
nleuwbauwpraject prajectstructuur/organtsatie laten opstellen eneen e en
bepalen
= Per project vooraf opdrachtgeverschap én gt
= Toekomstig beheerder nieuwe Infra (GVB Ralinfra prapectstructuur (inclusief rislcoverdeling) aad dn dane
BW) betrekken in profectorganisatie bepalen deor gemeente Ansterdar, VRA en han id euwe mira van die naat
- _ eventueel anderen (Rijk, provincie etc.) AREEEN
= _Toekomstigexploitant van het vervoer [GVB ait le ziróiecka ati lever
exploitatie BV) betrekken in projectorganisatie niatie ehehe
= MET is dé geschikte “eigen” organisatie, beheerder en exploitant GVB)
gespechaliseerd in OV-projecten en kan hierin
doorontwikkelen en specialiseren
45
5 D. Werkwijze Activa rijdend materieel
5.1 Uitgangspunten Activa
Op dit moment bestaat er een convenant tussen Gemeente Amsterdam en VRA met
betrekking tot de aanschaf en financiering van rijdend materieel. Formeel is er een
subsidieverordening en een concessie met materieeleisen, maar er zijn geen of
onduidelijke werkafspraken tussen VRA en GVB. Deze werkwijze en verdeling van
verantwoordelijkheden rondom Activa werkt onvoldoende. Doordat er geen heldere
formele afspraken zijn tussen VRA en GVB ontstaan er met grote regelmaat issues
met als gevolg vertragingen. Dit betekent dat de benodigde beschikbaarheid en
kwaliteit van voertuigen zich niet gelijk ontwikkelt aan het reizigersaanbod.
Ons advies gaat ervan uit dat de verantwoordelijkheid voor voldoende en goed
materieel integraal bij het vervoerbedrijf moet liggen, vergelijkbaar met voldoende
gekwalificeerd personeel. Het betreft één van de belangrijkste bedrijfsmiddelen van
een vervoerbedrijf. Tevens is goed en voldoende én tijdig beschikbaar materieel
essentieel voor succesvolle uitvoering van de concessie. Gezamenlijke wens van VRA
en GVB is om de uitvoering van vlootmanagement tot verantwoordelijkheid van GVB
te maken. Hieronder verstaan we planning, aanschaf en (behoud van) kwaliteit. Dit
advies moet hiertoe een eerste stap vormen.
De relatie tussen VRA en Gemeente Amsterdam over rijdend materieel komt in ons
advies te vervallen (muv ‘terugklapregeling’) en wordt vervangen door een
rechtstreekse relatie tussen VRA en GVB. In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen
hiervan weergegeven, welke in fase 3 concreet uitgewerkt kunnen worden. Dit moet
er toe leiden dat er zowel heldere werkafspraken als een inzichtelijke verdeling van
verantwoordelijkheden komt.
Eigendom strategische activa
Het formele eigendom van alle strategische activa is ondergebracht binnen GVB
Activa BV (een volle dochter van GVB Holding NV). Dit advies voor een verbeterde
werkwijze tussen VRA, GVB en Gemeente Amsterdam beperkt zich in eerste instantie
tot het rijdend materieel dat valt onder GVB Activa BV. Hiervoor is gekozen omdat de
onderzoeksvraag zich niet uitstrekte tot de overige strategische activa (vastgoed, ICT
en procesinstallaties). VRA en GVB willen echter graag ook de overige strategische
activa meenemen in deze verbetering van de werkwijze.
46
Het eigendom van de strategische activa, waaronder rijdend materieel, is
ondergebracht bij GVB Activa BV en wordt door GVB gebruikt voor de uitvoering van
de exploitatie concessie. Er zijn afspraken (‘terugklapregeling’) gemaakt met de
Gemeente Amsterdam om te borgen dat de bezittingen (en bijbehorende leningen)
van GVB Activa BV altijd beschikbaar blijven voor de uitvoering van concessies, ook
bij eventuele verandering van vervoerder in de toekomst. GVB Activa BV laat jaarlijks
een onafhankelijke partij een toets uitvoeren op de assets en het door GVB
Exploitatie BV uitgevoerde beheer.
VRA heeft - vanuit het gegeven dat VRA het rollend materieel bekostigt - een
pandrecht op al het bestaande en toekomstige rollend materieel van GVB Activa BV.
Daarnaast staat VRA garant voor externe leningen van GVB Activa BV.
5.2 Advies - stroomlijn werkproces en stimuleer integraliteit in
besluitvorming
Dit advies kent twee hoofddoelen, enerzijds te komen tot een gestroomlijnd
werkproces en anderzijds te komen tot meer bedrijfseconomisch denken.
Voor een gestroomlijnd werkproces is het belangrijk om de afspraken tussen VRA en
GVB op papier te zetten. Dat is in paragraaf 5.3 beschreven.
Daarnaast is het streven om bij de afwegingen over kwantiteit en kwaliteit van
verwervingen van activa de businesscase leidend te laten zijn. Daarbij is het van
belang om bij de besluitvorming een businesscasemodel te hanteren dat naar de
integrale kosten en opbrengsten kijkt. De opzet hiervan volgt in paragraaf 5.4 na de
beschrijving van het werkproces.
Vervolgens is in paragraaf 5.5 beschreven hoe verdere opties voor het
toekomstbeeld in omgang met strategische activa eruit kunnen zien.
Dit hoofdstuk sluit in paragraaf 5.6 af met een schematisch samenvatting van het
advies uit fase 1.
AT
5.3 Werkproces op hoofdlijnen
5.3.1 Definities
Bij de beschrijving van het werkproces rondom activa moeten een aantal belangrijke
elementen eenduidig gedefinieerd zijn. Dat zijn allereerst de volgende drie
kerndocumenten die elk jaarlijks worden bijgewerkt.
‚ INSITE Kie
Vervoersprognose REVE EENES CH La} ol Ela WateLAVE-)
(MJIIP)
— Vervoersprognose. De tussen VRA en GVB overeengekomen ontwikkeling van de
vervoersvraag over de komende 15 jaar binnen het concessiegebied en
voorgestelde oplossingen als geïntegreerd vervoersconcept met dienstkilometers
met passagiers (DKM), dienstreisuren met passagiers (DRU), wagenuren inclusief
lege uren voor ritten naar remise, onderhoud ed (WU). Met op basis daarvan
ingeschatte globale materieelbehoefte naar type assets (tram, metro en bus).
Met het bepalen van deze grootheden zijn dan indicatieve kostenschattingen te
maken. GVB stelt de Vervoerprognose op en VRA draag zorg voor goedkeuring.
— Strategisch Materieelplan (SMP). Uitgangspunt voor het voor een periode van
15 jaar opgestelde SMP vormt de tussen VRA en GVB overeengekomen
Vervoerprognose. Het bepaalt de routes en reizigershoeveelheden en
geïntegreerd vervoersconcept, zonder harde toetsing op beperkingen. Er worden
drie groei gebaseerde scenario’s gehanteerd. Daarnaast is ook indicatief een
budget (of mogelijk bandbreedte) opgenomen. Dit budget is inclusief
opbrengsten en kilometerprognose. VRA keurt dit plan goed als SMP en doet
daarvoor wel reserveringen, maar formele vaststelling van budget vindt steeds
plaats via businesscases in jaarschijven van het MIP.
— Meerjareninvesteringsplan Activa (MJIP). Het MJIP bevat de voorgestelde
investeringen in (nieuw) materieel. Hierbij moet voldaan worden aan de door de
VRA gestelde kwaliteitseisen voor de voertuigen. Het MJIP is verdeeld in
jaarschijven waarbinnen strategische besluiten en businesscases vallen. Per
nieuw aan te schaffen tranche van materieel bus, tram of metro worden
businesscases opgesteld, waarop strategische besluitvorming plaatsvindt.
Binnen het MJIP zijn er dan nog drie belangrijke definities:
= Businesscase. De set van afspraken tussen VRA en GVB over één specifieke
asset. Zie een uitvoeriger beschrijving verderop in dit hoofdstuk
= Strategisch besluit. Het besluit van de VRA dat leidt tot accordering en
uitvoering van een businesscase
= Jaarschijf. Het door de VRA vastgestelde financiële budget voor enig jaar op
basis van het MJIP en eventueel de in dat jaar goedgekeurde businesscase.
48
5.3.2 Stappen in werkproces activa
GVB verzorgt de opstelling van een MJIP, op basis van de goedgekeurde
Vervoersprognose, de conditie (en ontwikkeling daarvan) van bestaand materieel en
benodigd nieuw materieel. Als basis geldt de opzet en inhoud van het huidige
Meerjarenplan 2020-2029 GVB Activa BV (maar dan inclusief 15 jaren-
investeringsplan).
Het MJIP moet een looptijd krijgen van 15 jaar en wordt ter informatie voor VRA door
GVB aangevuld met alle overige onderdelen (vastgoed, ICT en procesinstallaties) van
GVB Activa BV. Inzicht in deze overige onderdelen is relevant om te zorgen dat de
integrale benadering van businesscases goed gevolgd kan worden.
Het MJIP loopt elk jaar aan de achterkant één jaar verder door. Dit betekent dat het
ook voorbij periode van de exploitatie concessie kan lopen. De kosten die met het
opstellen en jaarlijks bijwerken van dit plan gemoeid zijn zullen gedragen worden
door GVB.
Het reguliere jaarlijkse werkproces rondom activa verloopt als volgt:
— De vervoerprognose tot en met j+15 wordt met elkaar opgesteld.
— Jaarlijks wordt de vervoerprognose gezamenlijk door GVB en VRA definitief
vastgesteld. Dit is met name van belang voor de timing van de strategische
besluiten in jaarschijven j+3, j+4 en j+5 voor materieelbeschikbaarheid in j+6 en
verder.
— Elk jaar wordt naast de al door VRA goedgekeurde jaarschijven (jaar=0 en j+1) een
volgende jaarschijf (+2) definitief vastgesteld. Hierin zitten de vastgestelde
bedragen voortvloeiend uit bestaande businesscases. Daarnaast worden exacte
momenten en inhoud vastgelegd voor in die nieuwe jaarschijf te nemen
strategische besluiten zodat GVB en VRA hun interne bedrijfsvoering hierop
kunnen afstemmen.
— GVB Activa BV verzorgt kwartaalrapportages om conformiteit met jaarschijven en
kentallen aan te tonen.
Met deze werkwijze is/zijn:
— Beschikbare budgetten twee jaarschijven vooruit vastgesteld.
— Strategische besluiten en daaronder liggende timing zes jaarschijven vooruit
vastgesteld.
— Doorlopend voor de eerstkomende 15 jaar bekend wat de totale kosten van
activa zullen zijn.
49
5.3.3 Visualisatie Meerjareninvesteringsplan Activa (MJIP)
IEF
mn Concessieperiode
|
| Strategisch besluit
(aan de hand van
vervoersprognose)
|
|
| | Jaarschijf
|
| mm Businesscase
jj ma |
Het Meerjarenactivaplan (MJIP) is hierboven abstract gevisualiseerd. De hiervoor
benoemde elementen zijn er in opgenomen. Hierin is te zien wanneer strategische
besluiten genomen moeten worden en wanneer die genomen zijn is dat deel van het
budget in de opvolgende jaarschijven vastgesteld.
5.4 Strategische besluitvorming
5.4.1 Businesscase
De basis van elk strategisch besluit is een door de VRA goedgekeurde businesscase.
De businesscase moet opleveren dat GVB vanuit integrale TCO-gedachte naar
verwerving van activa kijkt en voorstellen aan VRA doet. GVB stelt de businesscase
op. De businesscase dient uiteindelijk ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de
VRA. De eerste praktijkervaringen met businesscases zijn opgedaan bij de 15G optie.
De goedgekeurde businesscase bevat minimaal:
— Kosten (inclusief kapitaallasten) en opbrengsten op basis van reële inschatting op
inzet, over de gebruiksduur van de asset verdeeld over jaarschijven van de
levensduur van de asset.
— Benodigde aanpassingen in de systemen (bijv. werkplaatsen, opstelterreinen,
etc.) worden geprijsd in de businesscase. Ook als deze een andere
bekostigingsgrondslag hebben dient dit wel inzichtelijk te zijn.
— Verwerking van gewenste voertuigspecifieke eisen per materieelbestelling.
— Looptijd businesscase is gelijk aan gebruiksduur van de asset.
— Opties voor uitbreidingen van assets.
— Inzicht in gehanteerde parameters voor operationele grootheden en kentallen (
bijv. uurtarieven, VAT budget, beschikbaarheid en daaruit voortvloeiende
technische reserves, onderhoud, groei, inzet).
2 VRA en GVB zullen samen ook een instrument ontwikkelen om deze parameters te kunnen
monitoren
50
— Afspraken over risicobudget. Hierbij hanteert de businesscase een tussen GVB en
VRA overeengekomen risicosystematiek, waarin onder meer onderscheid is
tussen risico’s die GVB op zich neemt en welke de VRA neemt.
— Wijze van financiering van het project. Hierbij geldt het principe dat GVB de
financiering regelt, de VRA hiervoor garant staat en VRA de kapitaallasten van de
investering (rente, aflossing en bijkomende financieringskosten) over de
gebruiksduur van het materieel bekostigt.
5.4.2 Rekeningen risico
Bij elke businesscase is sprake van risico’s. Belangrijk is om vooraf tussen GVB en VRA
overeenstemming te hebben waar welk risico thuishoort. Als vertrekpunt geldt
hierbij:
— Risico's van operationele aard zijn de verantwoordelijkheid van GVB.
Consequentie is dat GVB deze inprijst in de businesscase. Het eigen vermogen
van GVB moet rekening houden met het te dragen operationele assetrisico.
— Risico's die leiden tot onwenselijk grote reserveringen bij GVB zullen niet in de
businesscase ingeprijsd worden. Consequentie is dan wel dat deze bij de VRA
blijven.
Bij elke businesscase zullen de voornoemde risico’s anders zijn en daarom moeten
deze per businesscase expliciet benoemd worden en afspraken over de
risicoverdeling gemaakt worden. Het is wenselijk om te komen tot
standaardafspraken over specifieke risico’s per type asset.
De omgang met het inkooprisico is hieronder specifiek benoemd bij het strategisch
besluit.
5.4.3 Strategisch besluit
Het goedkeuren van de businesscase is een strategisch besluit door de VRA. De
planning van de procesgang van deze besluitvorming zal worden opgenomen in het
MJIP.
Wanneer de businesscase is goedgekeurd door de VRA volgt in eerste instantie een
aanbestedingsproces ter verwerving van de activa. Dit aanbestedingsproces kan pas
gestart worden na een budgetbesluit door de VRA. Nadat het resultaat van de
aanbesteding bekend is en overgegaan wordt tot gunning zal de uitkomst leiden tot
een herijking van de businesscase. Dit kan betekenen dat er minder- of meerkosten
zijn, deze vallen bij de VRA. De VRA heeft daarmee het inkooprisico overgenomen.
Hierna kan GVB de herijkte businesscase verder uitvoeren.
5.4.4 Integrale besluitvorming
Bovenstaande leidt tot een viertal formele besluiten door de VRA die hieronder in
tabelvorm zijn weergegeven. leder besluit stelt kaders vast voor het opvolgende
besluit. Hiermee realiseren we consistente en voorspelbare besluitvorming. Dit
vraagt wel dat bepaalde besluiten, bijvoorbeeld de Vervoerprognose, eerder door DB
VRA worden vastgesteld.
51
1. Vervoerprognose _ In combinatie met Verwachte vervoerstroom en
vervoervisie ter vertaling naar DRU en WU obv
kennisname en gewenste bezettingsgraad
bespreking naar de raad. Zie verder 5.3.1
Vaststelling door DB.
2.MJIP Activa Raadsbesluit opnemen _ Vertaling van benodigde WU naar
in meerjarenbegroting benodigd materieel obv gewenste
reserve en inschatting van
benodigde investeringen voor
aanschaf en groot onderhoud
Zie verder 5.3.1
3.Strategisch besluit Budgetvaststelling door Integrale business case voor
businesscase de raad nieuwe asset, inclusief
bijbehorende systemen en
voorzieningen (laadinfra,
stallingen, etc.)
Zie verder 5.4
4. Jaarschijf Vaststelling door DB Het door de VRA vastgestelde
financiële budget voor enig jaar
op basis van het MJIP en
eventueel de in dat jaar
goedgekeurde businesscase.
5.Vaststellen PvE en Deelname Specifieke beschrijving van asset
gunningscreteria aanbestedingsteam
aanbesteding
6.Gunnen contract _« Uitvoerings- Tekenen van contract met
overeenkomst tussen leverancier voertuigen en met
GVB Holding, GVB leveranciers overige
Activa en VRA voorzieningen
e Subsidieverlenings-
beschikking door VRA
e Contract tussen GVB
Activa en leverancier.
paragraaf 7.1.2.
52
5.5 Verdere opties toekomstbeeld omgang strategische activa
In de toekomst zullen VRA en GVB streven naar nog verdere integrale besluitvorming
rondom strategische activa.
VRA en GVB hebben beiden de wens uitgesproken om de bovenstaande werkwijze in
de komende concessieperiode in te voeren en verder door te ontwikkelen. Daarbij is
de gewenste richting om te komen tot meer afspraken op hoofdlijnen met als
uiteindelijke ideale doel om te komen tot vaste vergoedingen per DKM, DRU en/of
WU.
Voordat dit laatste kan worden ingevoerd moeten hiervoor eerst betrouwbare en
stabiele kentallen bekend zijn. Eerste stap is naar verwachting inprijzing en
verschuiving van het inkooprisico van VRA naar GVB.
5.6 Schematische samenvatting advies
. . - . .
Advies Activa (aanschaf en bekostiging rail- en
busvoertuigen): maak nieuwe regeling Activa
Afwegingen Aanpassingen voor activa met nieuwe regeling
= Huidige werkwijze en verdeling verantweordelijkheden = Maak naastenderhoud ook vleetmanagement
werkt niet, Leidt tot issues en grote vertragingen. (planning/aanschaf/kwaliteit}de verantweordelijkheid van
Onverantwoord in relatie tot de benodigde tijdige vervoerder (vergelijkbaar met overige onderdelen exploitatie
beschikbaarheid en kwaliteit van voertuigen in relatie tot zoals personeelsbeleid etc.) Dus: vitvoering integraal onderdeel
reizigersaanbed. van bedrijfsvoering binnen Exploitatie BV,
= Verantwaordelijkheid voor realisatie totaal OV-praduct = Verantwoordelijkheidsverdeling GVB — VRA (strategisch en
(inclusief vlootmanagement) op tactisch en operationeel tactisch niveau) opnieuw uitwerken met materieelplan,
beleggen in één organisatie: de vervoerder GVB, Uitvoering normeringen, criteria en bekostiging (wóòraf, dus niet per situatie
en bekostiging binnen de exploitatie BV, Integrale apnieuw uitenderhandelen)
Seamiscoenns = Bekostiging kapitaallasten via de exploltatievergoeding van VRA
= Hetisen blijft nodig om daarnaast het juridisch en ‚ pen _ a E _
economisch eigendom van activa voor gemeente en VRA =_ Financiering nieuwe voertuigen per situatie vooraf bepalen door
welligte stellen binnen Activa BV. GVB, VRA en gemeente (“sigen" middelen, kasbasis, financiering
gemeente en/of VRA, exter EIB — banken etc. Inclusief
= Discussies over Activa worden in de tijd naarvoren garantstellingen per geval, handhaven pandrecht altijd VRA em
gehaald, Dat zorgt voor minder vertraging, duidelijkheid garantie afte kunnen geven)
voorst en rinder kanson negstieve vertassingen. = Bestaand convenant gemeente en VRA over activa laten
vervallen/vervangen wat betreft garantstelling, terugklapregeling
in stand laten en later bepalen naar wie dit terugklapt.
= Juridisch en geonomisch eigendom beleggen in Activa BV
53
. . e . E ®
Besturing activa rail- en busvoertuigen: verdeling
verantwoordelijkheden
We | |__ Taalelden |
Laag *_Goedkeuren meerjarig strategisch
* _ materieelplan railvoertuigen
Vervoerregio * Beschikbaar stellen middelen als
onderdeel exploitatievergoeding
* Sturen op KPI's zoals inzetbaarheid
en kwaliteit voertuigen
«Opstellen meerjarig strategisch
d materieelplan
B » Plannen en uitvoeren goedgekeurd
z GVB materieelplan (aanschaf)
= »_ Realiseren vastgesteld meerjarig
n materieelplan binnen (fin,) kaders
8 … Wloatmanagementen
beheer/onderhoud activa
*_Uitveering onderhoud en beheer vlot
»_ Aanbesteden (deels) vitvoeringstaken
GVB aan derden
: *_ Uitvoering taken daor GVB en in
[ lea opdracht van GVB daor
Ld onderaannemers
Haag
® LJ & ® ….
.
Activa rail- en busvoertuigen: besturing en werkwijze
= Definieer kostendekkingsgraad concessies incl. = Ontwikkelen stel vast (gezamenlijk GVB + VRA) = Kom normeringen overeen voor verwoersgroel,
kosten voertuigen, Maak hekestiging voertuigen beleid en normeringvaor Vlootmanagement irechnischel reserve, voerkuiginzetetc, (niet per
pta [heheer, (planning vervanging en uitbreiding, onderhoud, keer onderhandelen)
onderhou ap En, dus Itechnische) reserve etc.) En
managementruimte voor GVB vergroten binnen VRA toetst materleelplan ap heofdlijnen a.d‚h.v,
(tweeljaarschijven - oel kinki systematiek assetmanagement op Aen
lfe-Lime Is.
=_ VRA toetst ep hoofdlijnen materieelplan aan vaaraf E LE le
overeengekomen eriteria = GVB stelt 10/15-jarig strategisch materkeelplan op, =_ GVB integraal verantwoordelijk vaor kwaliteit en
RIE ; op basis van overeengekomen normeringen, inzetbaarheid valdoende voertuigen op de juiste
- GVB draagt financiële risico's [pasitief én negatief) vervangingsschema, vervaerprognoses en life- mamenten
en ir en me kosten (hel kaplkaatlasten) = Goede afspraken vooraf bij oplevering nieuwe
overeengekomen bel ring ke
=_ Vaststelling strategisch materieelplan daor VRA infra (o.a. projectverantwoardelijkheid, ‚
_ rheenen een loes Se ae met goedkeuring eerste twee jaarschijven en ED rhsio's)
woldeende INZELDAFE MOEFLUIGEN „voldoen toekennen bekostiging vooraf
personeel etc), integraal onderdeel exploitatie 5
=_ Overeengekomen bekostiging onderdeel =_Extrarksico's GVB betrekken bij bepaling hoogte
= gan aes voor ateam explaitatiesubsidie. eigen vermogen GVB
waertuigen op ande en/of nieuwe infra
= Realisatie vaar risico GVB met consolidatie op = ER erbetat dookerapenentgiintin
= Borgensamenhang tussen opdrachten GVB en MET exploitatie-en holdingniveau (plus en min) opdrachtgeverschap onderhouden beheer
(by. aanschaf voertuigen en beveiligingssystermen)
=_Opnleuw overeenkomen Indexeringsregeling op
exploitatievergeeding
=_Terugklapregelingen pandrecht En stand houden
54
6 E. Aandeelhouderschap, beslissende
zeggenschap en dividend
6.1 Uitgangspunten en advies verbetering zeggenschap GVB
Zoals eerder in dit rapport beschreven is het uitgangspunt van Europese en
Nederlandse wetgeving dat OV-concessies door een decentrale
overheid/vervoersautoriteit (VRA) openbaar worden aanbesteed. Alleen voor
grootstedelijke en gecompliceerde OV-netwerken is de mogelijkheid van
“inbesteding” mogelijk gemaakt. Dit is een zogenaamde “in-house constructie”.
In Nederland gebeurt dit alleen voor de regio’s Den Haag, Rotterdam en Amsterdam.
De in-house constructie is uitsluitend mogelijk gemaakt voor die grote steden waar
sprake is van integrale netwerken van bus en railvervoer. Deze combinatie van die
vervoersmodaliteiten vraagt op zich al om een geïntegreerde aanpak.
Onderscheidend en doorslaggevend is echter de onderlinge verwevenheid van de
regionale OV-exploitatie met het beheer en onderhoud van de railinfrastructuur,
metrostations, beveiliging, verkeersleiding etc.
Voorwaarden verbonden aan inbesteding
Aan de mogelijkheid tot inbesteding zijn strikte voorwaarden verbonden waaraan de
vervoersautoriteit en het vervoerbedrijf moeten voldoen. Enkele voorwaarden zijn
eerder in dit rapport aan de orde geweest. In dit hoofdstuk gaat het om de eisen die
gesteld worden aan de “zeggenschap” over het bedrijf GVB en hoe dit het beste kan
worden vormgegeven. Het gaat hierbij om enerzijds de “letter van de wet” en
anderzijds “de geest van de wet”,
De huidige zeggenschapsstructuur over GVB is gebaseerd op de destijds gemaakte
keuze om op minimale wijze te voldoen aan de “letter van de wet”. Eerder in dit
rapport speelde deze keuze ook bij de destijds gekozen werkwijze voor beheer en
onderhoud van de railinfrastructuur.
Voor de vormgeving van de zeggenschapsstructuur over GVB is er destijds, vanwege
die minimale variant, niet voor gekozen dat VRA medeaandeelhouder werd van GVB.
VRA is nu dus geen aandeelhouder van GVB. Om toch te voldoen aan de vereiste
beslissende zeggenschap van VRA is destijds geregeld dat Amsterdam als
aandeelhouder bij besluiten over een aantal onderwerpen advies en toestemming
moet vragen aan VRA voordat zij een besluit neemt. Dit betreft een limitatieve lijst
onderwerpen. Zo is in de huidige situatie “naar de letter” aan de eis van “beslissende
zeggenschap als ware het een eigen dienst” voldaan.
55
In de praktijk van de afgelopen jaren is gebleken dat met deze rol voor de VRA
weliswaar voldaan wordt aan juridische voorwaarden, maar in de praktijk heeft dit
geleid tot een gebrek aan onderlinge transparantie tussen GVB, gemeente
Amsterdam en VRA. Het vertrouwen in en de betrokkenheid van VRA bij GVB en
gemeente werd hierdoor minder en leidde ook tot disputen over bijvoorbeeld het
verstrekken van bedrijfsinformatie aan VRA.
Zo kreeg VRA wel informatie over de resultaten van de exploitatie van de concessies,
omdat dit ook een concessie-eis is in het kader van de Wet Personenvervoer.
Informatie over en betrokkenheid bij de overige onderdelen en resultaten van de
holding GVB, bereikt rendement en uit te keren dividend was echter niet geregeld.
6.2 Advies
Het advies is dat VRA medeaandeelhouder wordt van GVB. Dit is meer “in de geest
van” de wet en de bedoelde meerwaarde van een in-house-constructie. Ervaring in
Rotterdam en Den Haag is ook dat het medeaandeelhouderschap van de
vervoerregio de onderlinge relaties en vertrouwen verbetert en de transparantie
vergroot.
Een belangrijk verschil met de situatie van een aantal jaren geleden, is dat ook in
Amsterdam nu gekozen wordt vanuit een positieve grondhouding van alle partijen
vóór de in-house-constructie. Alle partijen zijn overtuigd dat een andere
zeggenschapsstructuur meerwaarde biedt.
De eerdere adviezen uit dit rapport leiden al tot grotere integraliteit, andere
organisatievormen en verantwoordelijkheden en een gezamenlijk commitment aan
de “in-house-constructie”. In feite vormt de aanpassing van de gezamenlijke
zeggenschap van Amsterdam en VRA over GVB hiervan de afronding.
De gemeente behoudt het meerderheidsbelang in GVB en daarmee ook de
beslissende zeggenschap. Voor een aantal onderwerpen is het echter noodzakelijk
dat VRA de beslissende zeggenschap heeft. Om die reden wordt voorgesteld dat VRA
een “bijzonder aandeel” krijgt, dat deze beslissende zeggenschap regelt.
Het minderheidsaandeel van VRA omvat alle onderdelen waarvan ook Amsterdam
aandeelhouder is met uitzondering van de Veren BV. De beslissende zeggenschap van
VRA via het “bijzonder aandeel” betreft alleen de limitatieve lijst onderwerpen. Deze
limitatieve lijst blijft gelijk aan de huidige lijst.
56
Het voordeel van de voorgestelde constructie is dat de bevoegdheden van de
gemeente Amsterdam over GVB - in vergelijking met de huidige situatie — niet
verminderen, maar dat tegelijkertijd de betrokkenheid en zeggenschap van VRA wel
groter wordt.
Positie en rol medeaandeelhouder VRA in nieuwe constructie
VRA ontvangt als medeaandeelhouder alle stukken en informatie die de gemeente
Amsterdam in die rol ook ontvangt. Tevens neemt VRA deel aan alle
aandeelhoudersvergaderingen en besluitvorming. Dit zal ertoe leiden dat het
onderlinge begrip en vertrouwen zal toenemen. De werkwijze zal gericht zijn op
gelijkwaardig overleg en het bereiken van consensus tussen de aandeelhouders.
Slechts in uiterste situaties zal gebruik worden gemaakt van de formele
bevoegdheden. Ook in Rotterdam en Den Haag heeft de praktijk uitgewezen dat
zelden of nooit gebruik hoeft te worden gemaakt van de formele stemverhoudingen.
Besluitvorming van aandeelhouders gemeente Amsterdam en de VRA
Statutair kan geregeld worden dat de besluitvorming in de Algemene Vergadering
van Aandeelhouders plaatsvindt bij gewone meerderheid van stemmen. Voor de
onderwerpen van de limitatieve lijst, waarbij de zeggenschap van VRA beslissend
moet zijn, geldt dan dat zowel de meerderheid van de “gewone aandelen” als “het
bijzonder aandeel” vóór het besluit moeten stemmen. Gemeente Amsterdam en VRA
moeten bij deze onderwerpen dus tot overeenstemming komen. In de statuten wordt
een en ander uitgewerkt en wordt ook de limitatieve lijst van de bedoelde
onderwerpen opgenomen.
Scheiding van rollen op bestuurlijk en ambtelijk niveau
Van belang is dat bij de uitvoering van het aandeelhouderschap zorgvuldigheid en
een duidelijke scheiding van de verschillende rollen worden betracht. Zowel op
bestuurlijk als op ambtelijk niveau. Bij de gemeente Amsterdam is dit reeds
vormgegeven doordat de taken met betrekking tot het OV-beleid en het
opdrachtgeverschap via VRA enerzijds en het aandeelhouderschap anderzijds bij
twee verschillende wethouders is belegd. Ook ambtelijk worden de bijbehorende
ondersteunende werkzaamheden door verschillende afdelingen uitgevoerd.
Bij de VRA moet een vergelijkbare scheiding op bestuurlijk en ambtelijk niveau
worden gerealiseerd.
In de praktijk zal het ook belangrijk zijn dat aandeelhoudersvergaderingen en
besluiten gezamenlijk worden voorbereid door de directie van GVB en de betrokken
ambtenaren van gemeente én VRA.
Verbeterde samenwerking en besluitvorming door wijzigingen
Deze aandeelhoudersstructuur en werkwijze zal de samenwerking en besluitvorming
sterk kunnen verbeteren. Dit neemt natuurlijk niet weg dat zich verschillen in
belangen tussen partijen kunnen voordoen, ook in de aandeelhoudersrol. Een
essentieel verschil met de huidige situatie is dan wel dat deze verschillen op het
juiste niveau en juiste plaats beslecht kunnen worden.
57
6.3 Rendement en dividend
GVB functioneert als een zelfstandige overheids-NV, waarbij kenmerkend is dat GVB
op een marktconform kostenniveau haar maatschappelijke taken met betrekking tot
het openbaar vervoer en de mobiliteit in stad en regio dient te vervullen. Van belang
is dat GVB hierbij ook zodanige bedrijfsvoering realiseert en wordt geleid op een
wijze die gelijk is aan een “vergelijkbare goed geleide onderneming”. De belangrijkste
reden voor Amsterdam en VRA om een “eigen” vervoerbedrijf als overheids-NV te
hebben, is niet zozeer een financiële winstdoelstelling op zich. Het belang bestaat er
veel meer uit om met een “eigen” bedrijf maatschappelijke mobiliteitsdoelstellingen
te realiseren.
Alis winst niet de hoogste doelstelling, ook voor een overheidsonderneming is het
belangrijk een gezond rendement te realiseren. Het niveau van dit rendement moet
in verhouding staan tot de bedrijfsrisico’s en het vereiste niveau van het eigen
vermogen. Lange termijn zekerheid voor de continuïteit van de onderneming is
medebepalend voor het risicoprofiel en de hoogte van het vereiste eigen vermogen.
Bij een inbesteding zijn de continuïteitsrisico’s beperkter.
Het door GVB gerealiseerde rendement wordt wat de inkomsten betreft gerealiseerd
vanuit de directe opbrengsten van de reizigers en uit overheidssubsidies van VRA.
In de huidige situatie, waarbij VRA geen aandeelhouder is, heeft de uitkering van
dividend door GVB aan de gemeente Amsterdam tot frictie geleid met VRA. VRA vond
het niet altijd redelijk dat rendement, dat mede gerealiseerd werd vanuit
overheidsgeld afkomstig van VRA, wordt uitgekeerd als dividend aan de gemeente
ten behoeve van de algemene middelen van Amsterdam.
Vast percentage rendementsdoelstelling GVB
De nieuwe situatie, waarbij de gemeente Amsterdam en VRA beide aandeelhouder
zijn, concessies voor langere termijn worden gegund aan GVB en ook het beheer en
onderhoud van de railinfrastructuur bij GVB wordt ondergebracht, rechtvaardigen
andere afspraken over het rendementsniveau en uitkering van dividend aan
Amsterdam.
Advies is om de rendementsdoelstelling voor GVB voorcalculatorisch op
holdingniveau vast te stellen op een vast percentage, dat een rendement oplevert
van netto vijf tot tien miljoen euro per jaar. VRA accepteert als opdrachtgever dat dit
rendement voorcalculatoirisch onderdeel is van de biedingen die GVB doet in het
kader van de concessies en overige werkzaamheden.
Voor GVB zal door het gewijzigde takenpakket een nieuw risicoprofiel opgesteld
moeten worden. Op basis hiervan kan het nodig blijken te zijn de
rendementsdoelstellingen bij te stellen.
58
GVB is verantwoordelijk en risicodragend voor realisering rendement
De realisatie van dit overeengekomen rendement is de verantwoordelijkheid van
GVB. GVB is hiervoor risicodragend. Bij de jaarlijkse bestemming van het
gerealiseerde rendement is het redelijk dat allereerst dividend wordt uitgekeerd aan
Amsterdam ter hoogte van rente en risico van de oorspronkelijke investering in GVB.
De bestemming van het rendement boven dit dividendniveau blijft binnen het OV-
domein van GVB. De aandeelhouders zullen jaarlijks beslissen over de aanwending
hiervan, waarbij allereerst de afweging plaatsvindt of het eigen vermogen GVB moet
worden aangevuld.
De hoogte van het eigen vermogen moet in de gewijzigde situatie wellicht opnieuw
worden vastgesteld naar aanleiding van een gewijzigd risicoprofiel.
In ieder geval blijft het rendement binnen het OV-domein, hetgeen redelijk is
aangezien het volledig gerealiseerd is uit reizigersopbrengsten en overheidsgeld.
59
. . .
6.4 Schematische samenvatting advies
Aanpassing naar nieuw model aandeelhouderschap
en beslissende zeggenschap
Aandeelhoudersvergadering en werkwijze
Afwegingen voor nieuw model Advies aanpassing aandeelhouderschap/zeggenschap:
= Huidig madel leidt tot inefficiëntie, frictie, gebrek onderlinge = Dit alternatieve model gaat uit van fundamenteel andere verhouding.
transparantie, onvolledige in-house-constructie, Slechts ” minimum- Je moet van de huidige “minimale” invulling naar “volwaardige”
variant” in kader Europese en ederlandse wetgeving invulling van gezamenlijkheid.
= Verschil met huldigesituatle ts dat er In advies uitgegaan wordt van
een ‘positieve keuze” voorin hause-constructie In bredere betekenis,
Gezamenlijk commitment dat Indlen inbestecing blijft, dit wordt
vormgegeven In dit moslel van zeggenschap over GVB,
= Randvoorwaarden bij aanpassing: rolscheiding aandeelhouder —
opdrachtgever/concessieverlener, betekent ook scherpte aan beide
kanten behouden et n
Huidig model Alternatief
= Dit alternatief last veel op, maar niet alles. Het wantrouwen verdwijnt
daer meer transparantie en de VRA komt beter in positie. Miet AvA
worden opgelost de verschillen in belangen tussen aandeelhouder AvA
en opdrachtgever. Deze zijn inherent aan elke constructie en zijn Gemeente Gemeente
geed hanteerbaar met voldoende rolscheidting. VRA
‘aandeelkouder)
= voorgesteld madelvraagt besluitvorming binnen gemeente
Amsterdam en VRA
VRA formeel medeaandeelhouder met beslissende
Doelen Farmele structuur wijzigen = Voldoen aan eisen P5O en WEVY
= Zeggenschap gemeente =VRA dichter hij = VRA formeel minderheidsaandeelhouder = Zekerheid inbesteding GVB
elkaar brengen met beslissende zeggenschap over limitatief
_ _ aantal onderwerpen Interne verantwoordelijkheden
= Vergroten wederzijdse transparantie en sdi :
betrokkenheid Statuten CNB + wijzig verslik Bestuurlijke rolscheiding binnen vra
beslissende zeggenschap etc. vergelijkbaar met huidig model gemeente
= Vergroten verkrouwen gemeente-VRA-GVB Amsterdam (met afzonderlijke
Aanvullende afspraken/regeli rtefeuitlehouders)
= Beter vormgeven “in-house-constructie” (mier E rang pr
alleen “minimale” P5O-els) = Opstellen huishoudelijk reglement (HHR] = Ambtelijke rotscheiding binnen VRA tussen
nk . vaor concrete werkwijze o.a. opdrachtgeverschap/cencessieverlener
=_Meer gelijkwaardige controle + zeggenschap enerzijds en aandeelhouder anderzijds
van gemeente én VRA op GVB (incl, beheer en VRA minderheidsaandeelhouder op
onderhoud railinfra} heldingniveau = Ambtelijke annotaties AvA daor
ambtenaren gemeente + VRA gezamenlijk
= Verelst wijziging formele regeling Besluitwerming AvA: zoveel magelijk ep voorbereid
“beslissende zeggenschap” = statuten GVB basbs consensus, formeel conform
statuten (meerderheid A'dam, m.u.v.
= _Sturing/toezicht gemeenteen VRA op aantal onderwerpen waarop VRA
Ae Bedrijfsvoering domein directie beslissende zeggenschap heeft)
RWC
Irvu lieg relate RWC GVB met gemeente
en VRA
60
Rendement en dividend
sie | mie |
= hoogte dividenduitkering van GVB aan = Zekerheid inbesteding GVB
- - gemeente vaststellen op het niveau van de
= Vervoerder functioneert als zelfstandige werkelijke rente- en risicalasten van de = VRA accepteert als concessleverlener In
overheids-NV inclusief een marktconform oorspronkelijke gemeentelijke irivestering bekostiging voorcalculatarsch rendement
rendement, vanuit maatschappelijk en van een vast percentage (holdingniveau
mabiliteitsbelang. incl. BORN
=__GVB geen winstdaetstelling op zich, maar =_Rendementsdoelstelling op een vast =__GVB verantwoordelijk voor realisering
bedrijf moet wel marktconform rendement percentage (indicatief nette zo'n à min — 10 rendement varor eigen risico
realiseren en over veldaende eigen vermogen miel voorcalculatorisch op heldingniveau (hoidingniveau)
EV] beschikken
en Realisatie rendement is = Opnieuw vaststellen hoogte van benodigd
= _Inbesteding biedt bedrijf en aandeelhouder verantwoordelijkheid en risico GVB eigen vermagen Incl, risico's BORIJMVP en
zekerheid over continuïteit over langere _ Activa
periade en stelt minder stringente eisen aan Bestemmen gerealiseerd rendement,
financiële positie , EV en hoogte haven niveau dividenduitkering, binnen
dividenduitkering Sv
= Rendement gerealiseerd vanuit — Jaarlijks besluit AvA (gemeente én VRA
reizigersopbrengsten én overheidssubsidie samen) om rendement aan te wenden
VRA rechtvaardigt bestemmingin OV-demein voor versterken EV GVB of anderszins in
Ov-domein
=_Macdzaak tat ruimte Pondememersiisico’
GVB als prikkelt elgen verantwoerdelijkheid
61
7 EF. Overlegstructuur
7.1 Context overlegstructuren
Om de complexe rolverdeling en sturingsrelaties in de OV-keten beter in te zetten
wordt een herziene overlegstructuur voorgesteld. Een gestructureerd
overkoepelende overlegstructuur op het juiste niveau bleek te ontbreken en
daarmee ook een regulier escalatiemodel. Dit leidde tot veel ad-hoc
overlegstructuren en langlopende issues/meningsverschillen die vaak niet werden
opgelost of “buitenlangs” op de bureaus van de bestuurders werden gelegd.
Bestuurlijk bestaat de nadrukkelijke wens dit te doorbreken.
De nieuwe structuur voorziet in de eerste plaats in gezamenlijke voorbereiding en
afstemming van bestuursbesluiten van de verschillende betrokken besturen (College
B&W en DB VRA en directie/RvC GVB). De overlegstructuur beoogt de onderlinge
samenwerking en afstemming te verbeteren.
Met het voorstel wordt ten tweede een formeel escalatiemodel ingesteld. Zo kunnen
meningsverschillen, onderlinge discussies en issues tijdig onderling worden geregeld
en indien noodzakelijk op een reguliere wijze op directietafel en/of bestuurstafel
komen. Langslepende issues moeten hiermee voorkomen worden. De
overlegstructuur stelt de partijen in staat hun afzonderlijke en gezamenlijke
bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen de OV-keten beter te vervullen.
Deze structuur komt niet in plaats van de bestaande (bilaterale) overleggen over
afzonderlijke onderwerpen.
Hier worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
— De partijen zijn en blijven verantwoordelijk voor het eigen beleid
— De partijen kunnen hun eigen rol blijven waarmaken. Voor de gemeente gaat dat
bijvoorbeeld om de rol van aandeelhouder en voor de Vervoerregio om de rol van
subsidieverlener
— Partijen treden niet in elkaars bevoegdheden, denk aan de bevoegdheid van de
Vervoerregio als concessieverlener.
Overlegstructuur met drie niveaus en vier onderdelen
Voor de volgende overleggen worden uitgewerkte voorstellen gedaan:
— Structureel, formeel beleidsoverleg
— Financieel overleg
— Structureel, formeel directieoverleg.
62
Het huidige bestuurlijk overleg zoals dat gehouden is tijdens fase 1 van het
onderzoek en advies wordt gecontinueerd, minimaal gedurende fase 2 en 3.
De voorstellen bevatten in ieder geval
afspraken over:
=— Doel en positie t.o.v. de andere
overleggen
— Thema’s en onderwerpen die op de
agenda moeten staan
— Frequentie
— Wijze van besluitvorming vn
— Procedures rondom voorbereiding.
De voorstellen gelden voor de nieuwe situatie zoals die in het bredere traject wordt
ontwikkeld.
Jaarlijks evaluatiemoment
De partijen spreken af om de overlegstructuur jaarlijks te evalueren. Dit kan leiden
tot bijstellingen van de overlegstructuur.
Partijen al gestart met implementatie en werken met overlegstructuur
De ketenpartijen zijn eind 2019 gestart met werken volgens de in dit hoofdstuk
beschreven overlegstructuur. Het reguliere directeurenoverleg komt inmiddels
regelmatig bijeen. Pedro Peters is gevraagd tijdelijk dit overleg voor te zitten.
De werkafspraken voor de overlegstructuur zijn bijlage bij dit rapport.
7.2 Voorstellen voor overleggen
7.2.1 Directieoverleg
Opdracht
— Coördineren van de implementatie van de verbeteringen van de samenwerking -
en de governance na besluitvorming over voorliggende adviezen (fase 3);
— Afstemming en voorbereiding bestuurlijke besluitvorming;
— Escalatieplatform met betrekking tot alle onderwerpen en samenwerking die
betrokken partijen raken.
Onderwerpen en status
Het overleg richt zich op de onderwerpen die niet binnen de al bestaande reguliere
overleggen worden behandeld of die daar niet opgelost worden.
63
Te behandelen onderwerpen Doel van bespreking onderwerp
Bestuurlijk overleg — Onderlinge afstemming beleid door bestuurders;
— Voorbereidend voor afzonderlijke bestuurlijke
besluitvorming door GVB, VRA en B&W;
— Bestuursbesluiten die bij de verschillende partijen
in voorbereiding zijn die ook de andere partijen
raken worden ter informatie gedeeld.
Escalatieplatform — Informatie-uitwisseling/afstemming en
besluitvormend, eventueel voorbereidend naar
bestuurlijk overleg
Beleidsmatige onderwerpen (zie — Informatie-uitwisseling/afstemming, in afstemming
beleidsoverleg) met beleidsoverleg;
— Besluitvormend binnen mandaat directeuren (per
onderwerp te bepalen).
Financiële onderwerpen (zie — Informatie-uitwisseling/afstemming, in afstemming
financieel overleg met financieel overleg;
— Besluitvormend binnen mandaat directeuren (per
onderwerp te bepalen).
Gezamenlijke — Gezamenlijke voorbereiding;
werkzaamheden/projecten Dn .
— Informatie-uitwisseling/afstemming;
— Besluitvormend.
Leggen verbinding =— Informatie-uitwisseling/afstemming
beleidsterreinen, afweging
doelen OV en aanpalende 7
beleidsterreinen
Typische agenda
1. Start
a. Update voortgang lopende zaken (algemeen)
2. Voortgang grote lopende beleidsmatige en/of financiële zaken
a. Overleg en besluitvorming over aangedragen onderwerpen uit beleidsoverleg
en/of financieel overleg
b. Overleg en besluitvorming over gezamenlijke onderwerpen
3. Voorgenomen bestuurlijke besluiten van de verschillende partijen afzonderlijk
(informatie-uitwisseling en afstemming)
4. Voorbereiding aanstaande bestuurlijk overleg voor gezamenlijke besluiten en
afzonderlijke besluiten
5. Overige onderwerpen
a. Ontwikkelingen op aanpalende beleidsterreinen
6. Afsluiting
a. Vooruitblik aandachtspunten komende weken
64
7.2.2 Beleidsoverleg
Opdracht
— Ontwikkeling gezamenlijke visie — strategie - uitvoeringsagenda voor mobiliteit
en OV in Amsterdam en de regio met lange termijn horizon, die over
concessieperiodes heen reikt;
— Informatie uitwisseling en afstemming beleid afzonderlijke ketenpartners.
Onderwerpen en status
Te behandelen onderwerpen Doel van bespreking onderwerp
Bestuursbesluiten in de maak — Voorbereidend, informatie-uitwisseling en
(afzonderlijk en gezamenlijk) afstemming.
— In ieder geval komen aan bod:
vervoerprognose en MJIP Activa (zie 5.4.4)
Voorbereiding directieoverleg via — Voorbereidend.
gezamenlijke rapportage
Afstemming met financieel overleg — Informatie-uitwisseling/afstemming.
Gezamenlijke visie — strategie — — Gezamenlijk ontwikkelen.
uitvoeringsagenda
Gezamenlijke werkzaamheden — Informatie-uitwisseling/afstemming en
gezamenlijke voorbereiding voor
besluitvorming in directieoverleg.
Beleidsafstemming over o.a. (niet — Informatie-uitwisseling/afstemming
uitputtend) mobiliteitsgroei; Agenda
Autoluw, MaaS, Open data
ontwikkelingen,
Duurzaamheid/klimaatakkoord,
Nieuwe OV-betaalmogelijkheden en
tariefbeleid, andere onderwerpen
Escalatieplatform beleidsmatige — Informatie-uitwisseling/afstemming;
ISSUES — Besluitvormend binnen mandaat;
— Indien nodig voorbereidend naar
besluitvorming in directieoverleg
65
Typische agenda
1. Start
a. Lopende zaken partijen beleid
2. Overleg en besluitvorming over vooraf ingebrachte onderwerpen
3. Overleg en besluitvorming over vooraf bepaalde gezamenlijke beleidsopdrachten
(voorbeeld gezamenlijke visie — strategie en uitvoeringsagenda)
4. Afstemming financieel overleg
5. Voorbereiding onderwerpen voor aanstaande directieoverleg
6. Overige onderwerpen
a. Ontwikkelingen op aanpalende beleidsterreinen
7. Afsluiting
a. Vooruitblik aandachtspunten komende weken
7.2.3 Financieel overleg
Opdracht
— Ontwikkelen gezamenlijke financiële meerjarenprogrammering
— Staven financiële dekking beleidsplanning
Onderwerpen en status
Te behandelen onderwerpen Doel van bespreking onderwerp
Voorbereiding directieoverleg — Bespreken/voorbereiden gezamenlijke
rapportage
Gezamenlijk financieel . = Informatie-uitwisseling/afstemming en
meerjarenbeeld en programmering gezamenlijke uitwerking
opstellen
Afstemming met beleidsoverleg — Informatie-uitwisseling/afstemming
overleg
Gezamenlijke werkzaamheden op — Informatie-uitwisseling/afstemming en
vooraf bepaalde onderwerpen, zoals gezamenlijke uitwerking voorbereiding
meerjarenbeeld en programmering besluitvorming in directieoverleg
Onderzoeken (alternatieve) — Informatie-uitwisseling/afstemming en
financieringsmogelijkheden gezamenlijke uitwerking voorbereiding
besluitvorming in directieoverleg
Escalatieplatform financiële issues — Informatie-uitwisseling/afstemming;
— Besluitvormend;
— Indien nodig voorbereidend naar
directieoverleg
66
Typische agenda
1. Start
a. Lopende zaken partijen financiën
2. Overleg en besluitvorming over vooraf ingebrachte onderwerpen
3. Overleg en besluitvorming over vooraf bepaalde gezamenlijke opdrachten
(voorbeeld financieel meerjarenbeeld en programmering)
4. Afstemming beleidsoverleg
5, Voorbereiding aanstaande directieoverleg
6. Overige onderwerpen
7. Afsluiting
a. Vooruitblik aandachtspunten komende weken
67
8 Hoe verder?
8.1 Vormgeving implementatietraject
Traject besluitvorming van de betrokken partijen
Op basis van de bespreking van dit rapport binnen het Bestuurlijk Overleg tussen
gemeente Amsterdam, VRA en GVB in mei 2020 kan formele besluitvorming over de
adviezen plaatsvinden. In eerste instantie zal deze besluitvorming plaatsvinden
binnen het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, het Dagelijks
Bestuur van VRA en directie van GVB.
ledere betrokken partij zal vervolgens haar eigen besluitvormings- en
informatietraject volgen naar bijvoorbeeld de gemeenteraad Amsterdam, de
Regioraad en Raad van Commissarissen en aandeelhouder GVB. Op basis van deze
besluitvorming kan daarna een implementatietraject van start gaan.
Opzetten programmastructuur
Advies is om het implementatietraject te organiseren in een programmastructuur
met centrale leiding en bestaande uit verschillende deelprojecten.
Deze aanpak komt het best tegemoet aan de omvang van het gehele traject en
diversiteit van de deelprojecten. Tevens is het van belang om de integraliteit van de
verschillende deeladviezen tijdens de implementatiefase te bewaken. Dit kan het
best door het geheel als één programma te organiseren.
Betrokkenheid bestuurders is belangrijk
Het betreft een complex traject met verschillende organisaties met hun verschillende
belangen. Ook zijn verschillende bestuursorganen direct betrokken en
verantwoordelijk.
Dit alles vraagt om directe bestuurlijke bemoeienis en sturing van het
implementatietraject. Advies is daarom dat het Bestuurlijk Overleg, bestaande uit de
wethouders Deelnemingen en Verkeer en Vervoer van Amsterdam, het Dagelijks
Bestuur van VRA en de directeur van GVB, gezamenlijk bestuurlijk leiding geeft aan en
verantwoordelijk is voor het implementatietraject.
68
Het programma moet erop gericht zijn dat de volledige implementatie wordt
afgerond voor 1-1-2022. Op deze wijze wordt bereikt dat zowel de nieuwe OV-
concessie van GVB als de governance en samenwerkingsverbeteringen gelijktijdig
geïmplementeerd kunnen zijn. Tevens biedt deze fasering voldoende tijd voor een
zorgvuldige implementatie.
Per deelproject kan binnen het Programma een eigen fasering worden bepaald,
waarbij onderdelen ook eerder gerealiseerd kunnen worden. Zo is het denkbaar om
de nieuwe aandeelhoudersstructuur al te realiseren per 1-1-2021. Voor de
voorgestelde overlegstructuur geldt dat deze op dit moment al wordt ingevoerd.
Vanzelfsprekend is het gewenst dat bij een aantal uitwerkingen een juridische toets
hiervan onderdeel uitmaakt. Dit kan toetsing aan Wls, Wpv, in- en
aanbestedingsregels etc. omvatten, nader te bepalen per onderwerp. Ook zullen
adviesaanvragen bij ondernemingsraden bij een aantal onderwerpen aan de orde
zijn.
Aansturing programma
Van belang is dat het implementatieprogramma centraal gecoördineerd en gestuurd
wordt. Voorstel is om een programmadirecteur te benoemen, waarbij het
noodzakelijk is dat deze programmadirecteur voldoende bevoegdheden en middelen
heeft om dit programma te realiseren. Wij stellen derhalve voor dat de
programmadirecteur eindverantwoordelijk is voor het Programma,
doorzettingsbevoegheden krijgt naar de verschillende partijen en rechtstreeks
rapporteert aan het Bestuurlijk Overleg.
Onder leiding van de programmadirecteur kan een stuurgroep voor dit programma
worden ingesteld met een “vaste bezetting” door de directeuren MeT, GVB, VRA. Op
basis van de agenda kan de stuurgroep aangevuld worden met VenOR en
Deelnemingen.
Het Programma bestaat uit verschillende deelprojecten, waarbij voor ieder
deelproject een projectleider wordt benoemd/aangewezen. Deze projectleiders
rapporteren aan de Programmadirecteur.
Onderdelen
De volgende hoofdindeling van de deelprojecten kan gemaakt worden:
— Werkwijze en sturing aanleg, beheer en onderhoud railinfrastructuur
— Organisatiestructuur aanleg, beheer en onderhoud railinfrastructuur
— Werkwijze Activa Rollend Materieel
— Aandeelhouderschap, zeggenschap en dividend
— Overlegstructuur
leder deelproject zal ook weer uit verschillende subdelen kunnen bestaan.
69
8.2 Schematische weergave programmastructuur
8.3 Onderwerpen voor nadere uitwerking in implementatie fase 3
Wij hebben een inventarisatie gemaakt van de onderwerpen/onderdelen waarvoor
tijdens de implementatie binnen het programma nadere uitwerking moet
plaatsvinden.
Programmadirecteur en projectleiders werken het programma verder uit.
Onderdeel B: Werkwijze en besturing beheer en onderhoud railinfra
— Intrekken delegatie van VRA aan Amsterdam in kader Wls
— Intrekken/wijzigen andere afspraken/regelingen Amsterdam — VRA inzake beheer
en onderhoud
— Aanwijzing GVB Railinfra BV als spoorbeheerder
— Regeling werkwijze en besturingsprincipes beheer en onderhoud:
= Beheervisie VRA
= Meerjaren onderhoudsplan
= Financiering jaarschijven en verantwoordelijkheden
= Bepaling contractvorm BORI en MVP
= Werkwijze onder- overschrijdingen jaarschijven
= Rapportage- en verantwoordingssystematiek
= Afspraken VAT kosten en algemeen beheerkosten
= Cyclus regelen van planning tot en met uitvoering en verantwoording
= Regelvrijheid spoorbeheerder GVB.
— Regeling “rekening en risico” BORI en MVP
— Sturing VRA op output
— Regeling Amsterdam — GVB werkwijze eigenaarschap
infra/waardebehoud/vruchtgebruik etc.
— Regeling VRA en Amsterdam over “eigenaarschap Infra” en onderhoudsplicht
— Inbestedingstraject Beheer en Onderhoud van railinfrastructuur bij GVB
— Afspraken welke activiteiten door GVB in “eigen beheer” worden uitgevoerd en
welke door GVB “op de markt” worden gezet.
— Bevoegdheden en takenverdeling vergunningen Wls
70
Onderdeel C: Organisatiestructuur beheer en onderhoud railinfrastructuur
— Concrete uitwerking verdeling taken en projecten MeT — GVB Railinfra
— Organisatieplan GVB Railinfra BV
= Taken
= Due diligence MeT - GVB
= Interne organisatie Railinfra BV
= Personeelsplan
= Competenties
= opleidingsplan
= marktconformiteit
= make- or buy afwegingen
= efficiency taakstellingen
= risicoprofiel
= effecten op o.a. eigen vermogenspositie GVB
— Organisatiewijzigingen GVB i.v.m. Railinfra BV
= Wijziging topstructuur
= Herijking risicoprofiel GVB
= Herindeling taken en bevoegdheden binnen GVB
= Vormgeving integrale besluitvorming binnen GVB
— Organisatieplan VRA
= Bepaling effecten/wijzigingen voor VRA
= Wijziging competenties
= Wijziging organisatiestructuur
= Opleidingsplan
— Organisatieplan MeT-projectenorganistie
= Keuze organisatiestructuur resterende taken MeT door gemeente
= Organisatieplan op basis organisatiekeuze
= Personeelsplan
= Opleidingsplan
— Regeling relatie VRA - MeT (Amsterdam) voor projecten
— Uitwerken werkwijze projecten voor rekening en risico VRA
— Uitwerken werkwijze projecten op subsidiebasis
Onderdeel D, Activa Rijdend Materieel
— Regeling werkwijze “korte termijn” o.a.
= GVB Activa BV
= Vervallen of wijzigen convenant Amsterdam — VRA
= Regeling/afspraken vervoersprognose
= Regeling Strategisch Materieelplan (SMP)
71
= Regeling Meerjareninvesteringsplan Activa (MJIP)
= Afspraken businesscases
= Besluitvormingsafspraken
= Verantwoording/rapportages
= Uurtarieven
= Financieringsafspraken/regeling
= Bekostigingsafspraken
= Afspraken rekening en risico
= Bepaling risicoprofiel + effecten op o.a. eigen vermogen
= Terugklapregelingen (nader te bepalen of naar Gemeente Amsterdam of VRA
teruggeklapt wordt)
= Werkwijze evt afstoten Activa door GVB
= Instandhouding door GVB
= Pandrecht
= Concessieduur overschrijdende contracten die in GVB Activa BV zijn
ondergebracht.
— Regeling werkwijze “langere termijn” o.a.
= Gewijzigde bekostigingssystematiek overeenkomen
= Systematiek uitwerken
= Ontwikkeltraject uitwerken
Onderdeel E: Zeggenschap-dividend
— Overeenkomst Amsterdam — VRA principes beslissende zeggenschap,
aandeelhouderschap etc: bestaande regelingen wijzigen en nieuwe opstellen
— Overeenkomst VRA - gemeente -GVB werkwijze m.b.t.
= Rendement GVB in bieding
= Dividend uitkering Amsterdam
= Aanwending rendement boven dividend
— Statutenwijziging GVB
— Rolscheiding tussen opdrachtgever en aandeelhouder binnen VRA: bestuurlijk en
ambtelijk
Onderdeel F: Overlegstructuur
— Formaliseren overlegstructuur
— Instelling beleidsoverleg en financieel overleg
— Opstellen “opdrachten” aan beleidsoverleg en financieel overleg
— Uitwerken - aanpassen rol VenOR naar VRA toe.
— Uitwerken verbetervoorstellen voor de onderlinge samenwerking.
— Uitwerken invloed gemeente Amsterdam op algemeen mobiliteitsbeleid naar VRA
en GVB
— Uitwerken zeggenschap en werkwijze ten aanzien vastgoed en overige activa
tussen GVB, gemeente Amsterdam en VRA
72
| Onderzoeksrapport | 72 | train |
> < Gemee nte Voortgangsrapportage PFAS
& Stikstof — Voorjaar 2021
Amsterdam anos.
Voorjaar 2021
Samenvatting
Met de herziene Amsterdamse beleidsregel PFAS (28 januari 2020) en het herziene Tijdelijk
Handelingskader PFAS (2 juli 2020) zijn de grootste knelpunten als gevolg van PFAS in de bodem
weggenomen. Dit blijkt uit het feit dat er zich in 2020 geen noemenswaardige PFAS problemen in
Amsterdam hebben voorgedaan. Het dossier blijft in ontwikkeling en landelijke ontwikkelingen
worden nauwgezet gevolgd en waar nodig vertaald naar het lokale beleid.
De ontwikkelingen op het gebied van stikstof hebben zich voornamelijk op rijks- en provinciaal niveau
afgespeeld. Nieuwe wetgeving, een stikstofregistratiesysteem en nieuw beleid. Voor de gemeente
Amsterdam heeft stikstof voor de woningbouwopgave geen grote knelpunten opgeleverd, voor de
bedrijven in het havengebied ligt dat anders. Voornamelijk nieuw te vestigen bedrijven als ook
uitbreidingen en verplaatsingen ondervinden knelpunten.
Gemeente Amsterdam
G&O, R&D 25 januari 2021
Voortgangsrapportage PFAS & Stikstof
Aanleiding rapportage
Het jaar 2019 werd in greep gehouden door de onderwerpen stikstof en PFAS. In de commissie
Ruimtelijke Ordening (RO) van 4 maart 2020 zijn beide onderwerpen besproken en bestond de
wens om, gezien de ambities van Amsterdam op het gebied van woningbouw en de mogelijke
langdurige effecten van zowel stikstof als PFAS op deze meerjarige plannen, de ontwikkelingen op
beide onderwerpen nauwgezet te volgen. De wethouder RO heeft daartoe toegezegd de
commissie RO een zesmaandelijkse rapportage van de effecten van de stikstof en PFAS
maatregelen op de bouw in Amsterdam te leveren.
Deze rapportage is opgesteld door Ruimte en Duurzaamheid (stikstof) en Grond en Ontwikkeling
(PFAS). In de rapportage wordt eerst voor beide onderwerpen een korte achtergrondschets
gegeven waarbij de aanleiding voor de problematiek en zowel de landelijke als lokale maatregelen
toegelicht worden. Vervolgens worden de belangrijkste beleidsontwikkelingen van 2020
toegelicht. Tot slot wordt de huidige stand van zaken voor Amsterdam beschreven, met een
nadruk op de effecten van de stikstof- en PFAS maatregelen op de bouw.
Oorspronkelijk zou deze rapportage een periode van zes maanden bestrijken, maar omdat er in
september van dit jaar geen noemenswaardige effecten te rapporteren waren en vanwege de
rumoerige periode als gevolg van het coronavirus, is er voor gekozen de periode te verlengen.
Deze rapportage beoogt een beeld te geven van de situatie sinds de behandeling in de commissie
RO tot december 2020. In de praktijk beslaat dit vrijwel geheel 2020.
Gemeente Amsterdam
G&O, R&D 25 januari 2021
Voortgangsrapportage PFAS & Stikstof
Inhoud
1.1 Tijdelijk Handelingskader PFAS en gevolgen …......nnnn nnen vens enveneenveneeeneeneenee evenaar eneen Áe
1.2 PFAS in Amsterdam... enne enernenennenenneenennereenenvennenenenerennenenneeneneeeensereneeeveneeeenerennenen 5
1.3 Beleidsontwikkeling 2020: landelijk … nennen nennen en venenneneneneneneeenvenvensvenveenvenee B
1.4 Beleidsontwikkelingen 2020: Amsterdam nennen nennen en veneennnenvenveneenerenensvenveenvenne Ó
1.4.1 Beleidsregel PFAS … nnen enen eneen envenvenneeneeen eenen envenvenenenvenvennvenveeneeneenveeneneeennnenvenvenneeen Ó
1.4.2 Bodemkwaliteitskaart PFAS anna annnereneneeneenenneerenenseerenenneerenensnnsenensserrnenseervennsnervnnnnnneenne J
1.5 Monitoring effecten PFAS in Amsterdam... nnen eenen enen enenvenren vereen evenenenenenveneenee J
1.5.1 Gebiedsontwikkeling … venen eenenneenenneeneneneenenenveneennvenveeneenvenenenvenvennvenveneenerenveeneenenen Ö
2.5.2 Grondbank Amsterdam unnnnnenneenennenvenenenneenennerennseneneenenneerenenenneeneneenennenenneneneerenneneenenn
1.6 Blik op de toekomst … anneer eenereneeeneeeeneeennveneeerveneneeeneneneeenevenvenenvenneenneenneeenen O
2 Stikstof …………….nsnnnn sneer nerrreesenennenenvenrerseennneneerverrsesnnnnnenenverrerseennnenenvenerrvrneenene 1O
2.1 Inleiding. nnen envenvenneenveenennenenvenvenevenvenvensvenveenensenenvenvenveneeenvenvenveenvenvernveene LO
2.2 Rijksmaatregelen…. nennen enennenenenvenenenerenenevenveenenneenenenvenvennvenvenvenneenvenvernvenee LO
2.3 Provinciale maatregelen … nennen enveneeneeeneeneenenenveneenenenveneensvenveeneenvenvenvenvene IL
2.4 Stand van zaken Amsterdam una ansneernenenserenenneerenenseerensnsereevenserenensserenenseerveenseerer ven 12
2.4.1 Gebiedsontwikkeling … eenen ennen venvenneenee en eenenenveneenneenveneensvenveeneeneenenenvenenenvenvenvenee 13
2.4.2 Havengebied … nennen ennen veneenenenvenvenneeneeenenenvenvenvenenenvenvensvenveenvenvvevenvenvenneenvenvenee 13
2.4.3 Overige projecten... ennen ennen enneenneenennnneenneeneennereneeenveenveenneeenveenveenvenveeneensene dg
2.4.4 Stakeholder … annen ennee nen eneeneeenneeneneneenereneeneerenneeneneneeneneneenenennnneerenseensnenseeene eneen AB
2.5 Amsterdamse bijdrage stikstofverlaging … nnn ennen nennen verven eenvenenneenveneneenvenveneee 15
1 PFAS
1.1 Tijdelijk Handelingskader PFAS en gevolgen
Halverwege 2019 publiceerde het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat (1&W) het Tijdelijk
Handelingskader (THK) PFAS (poly- en perfluoralkylstoffen) waarin regelgeving voor het omgaan
met PFAS in de bodem (gericht op hergebruik van grond) is opgenomen. PFAS is een
verzamelnaam voor door de mens gemaakte chemische stoffen (met een perfluorverbinding) die
naast heel veel nuttige toepassingen ook een negatief effect op milieu en gezondheid kunnen
hebben. De stoffen komen van nature niet voor in het milieu maar zijn door talloze toepassingen
en veelvuldig gebruik wijdverspreid geraakt. Inmiddels worden PFAS vrijwel overal in het milieu,
en daarmee ook in de bodem, aangetroffen. PFOS (perfluoroctaansulfonzuur) en PFOA
(perfluoroctaanzuur) zijn de meest bekende en meest voorkomende PFAS verbindingen.
De aanleiding voor de publicatie van het THK was de impasse die was ontstaan in het grondverzet;
PFAS waren niet genormeerde stoffen waarvoor vanuit de zorgplicht een zogenaamde nul-norm
gold, grond die PFAS boven de detectielimiet bevatte mocht niet meer worden hergebruikt.
Doordat PFAS vrijwel overal diffuus in de bodem voorkomt werd hergebruik van grond hierdoor
nagenoeg onmogelijk. Het THK gaf met advieswaarden invulling aan de interpretatie van de
zorgplicht die onderdeel is van bodemregelgeving. Hierdoor werd hergebruik van licht PFAS-
houdende grond weer enigszins mogelijk.
Hoewel het THK als doel had om grondverzet mogelijk te maken werd het THK te streng en niet
werkbaar gevonden door de Nederlandse grondbranche. De ruimte die het THK bood werd in
praktijk (ook ambtelijk) niet begrepen of benut, het beeld ontstond dat de toepassing van grond
en baggerspecie met meer dan o,1 ug / kg ds PFAS (de bepalingsgrens) niet was toegestaan,
terwijl het juist mogelijk werd gemaakt om grond toe te passen tot de aanwezige
achtergrondwaarde. Veel projecten werden stil gelegd omdat vrijkomende grond niet meer
afgevoerd kon worden. Met het ‘bouwersprotest’ (Den Haag, 30 oktober 2019) werd uiting
gegeven aan de onvrede die was ontstaan over het THK.
Als antwoord op de ontstane onrust en protesten en als gevolg van vorderende wetenschappelijke
inzichten werd het THK op respectievelijk 1 december 2019 en 2 juli 2020 geactualiseerd. Met de
laatste actualisatie werden ook landelijke voorlopige achtergrondwaarden afgegeven. Hoewel niet
alle ontstane problemen hiermee werden opgelost, is met deze versie van het THK de ergste
storm gaan liggen en konden veel stilgelegde projecten weer doorgang vinden.
4
1.2 PFAS in Amsterdam
Voordat PFAS gezien werd als een landelijk probleem, werd de regio Noordzeekanaalgebied
al geconfronteerd met PFAS (mede vanwege Schiphol waar in 2008 een calamiteit met PFAS-
houdend bluswater heeft plaatsgevonden). Sinds de zomer van 2017 werken gemeenten,
waterschappen, provincie Noord Holland en Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG)
in regionaal verband al aan een beleidsmatig kader voor de PFAS-problematiek.
Voor Amsterdam heeft dit onder andere geleid tot het vaststellen van een lokale beleidsregel voor
PFAS in juli 2018. Deze beleidsregel is gebiedsspecifiek beleid en gaat daarom voor het THK (dat
dus niet van toepassing is in Amsterdam). Deze (eerste versie van de) beleidsregel was, net als het
THK, een invulling van de zorgplicht en doorbrak de eerder beschreven impasse die was ontstaan
in het grondverzet. Het ‘schrikeffect’ dat landelijk optrad na de publicatie van het THK trad
daardoor in Amsterdam niet op.
Voordat de beleidsregel was vastgesteld heeft Amsterdam wel degelijk vitvoeringsproblemen
gehad als gevolg van PFAS in de bodem. Bij het oplossen van deze problemen speelde de
gemeentelijke Grondbank een belangrijke rol, hier kon grond met hoge PFAS gehalten tijdelijke
worden opgeslagen waardoor stagnatie in projecten veelal voorkomen kon worden.
1.3 Beleidsontwikkeling 2020: landelijk
Het THK is gericht op het omgaan met PFAS verontreinigingen, in het publieke debat na het THK
werd echter ook veel aandacht gevraagd voor de preventie van de verdere verspreiding van PFAS.
Nederland heeft begin 2020 het initiatief genomen om in Europees verband de ‘kraan voor PFAS
zoveel mogelijk dicht te draaien’. Samen met Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen
werkt Nederland aan een voorstel om gebruik van niet-essentiële toepassingen van PFAS middels
REACH-wetgeving! te beperken.
Gelijktijdig is de Rijksoverheid bezig met het door ontwikkelen van het tijdelijk handelingskader
naar een definitief handelingskader. Hiervoor worden nog enkele onderzoeken uitgevoerd naar
het gedrag van PFAS in grond, bagger en water. Ook heeft het RIVM onlangs besloten? om de
voorgestelde gezondheidskundige grenswaarde van de EFSA (European Food Safety Authority)
opinie3 te gaan gebruiken in verder werk. Omdat de hergebruiksnormen uit het THK gebaseerd
zijn op (strengere) ecologische risicogrenzen is het onwaarschijnlijk dat deze strenger worden. De
EFSA opinie kan wel effect hebben op de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging
* REACH is een Europese verordening over de productie van en handel in chemische stoffen. Het beschrijft waar bedrijven en
overheden zich aan moeten houden. REACH staat voor: Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen.
Deze verordening geldt voor alle landen van de Europese Unie.
2 https://www.bodemplus.nl/onderwerpen/wet-regelgeving/bbk/vragen/grond-baggerspecie-pfas-algemeen-tijdelijkffag/rivm-
besloten-gezondheidskundige-grenswaarde-efsa/
3 De EFSA heeft een nieuwe wetenschappelijke opinie uitgebracht over de gezondheidsrisico's door de aanwezigheid van PFAS in
voedsel, hierin heeft de EFSA ook een gezondheidskundige grenswaarde voor PFAS afgeleid.
5
(INEV’s*) voor PFOS en PFOA in bodem en grondwater. Hoewel dit niet direct relatie heeft met
hergebruik van grond heeft dit onderwerp wel de aandacht; strengere INEV's voor grondwater
zouden bijvoorbeeld kunnen tot leiden tot een (kostbare) zuiveringsverplichting van
bemalingswater in een project.
De door de staatssecretaris meest recent gedeelde planning (5 november 2020) voor de oplevering
van het definitief handelingskader vermeldt publicatie in het voorjaar van 2021. Of dit gehaald
gaat worden is nog onzeker; de publicatie van de EFSA opinie is vertraagd waardoor ook het RIVM
advies over deze opinie vertraagd is. Naast de inhoud van het definitief handelingskader is ook de
vorm waarin het definitief handelingskader gepubliceerd gaat worden nog niet zeker. Vanwege de
complexiteit van de PFAS regelgeving kan deze niet, zoals reguliere stoffen, 1 op 1 in de Regeling
bodemkwaliteit worden opgenomen. Gesprekken over de juridische verankering worden
momenteel nog gevoerd.
De landelijke ontwikkelingen op het gebied van PFAS worden op de voet gevolgd door Grond en
Ontwikkeling. Amsterdam is vertegenwoordigd in het vitvoeringsoverleg PFAS; een door het
ministerie geïnitieerd overleg dat adviseert over de uitvoeringsconseqgventies van voorgesteld
PFAS beleid. De ontwikkelingen in de landelijke regelgeving kunnen aanleiding geven tot het
herzien of intrekken van de lokale beleidsregels, deze afweging wordt door Amsterdam bij
voorkeur regionaal afgestemd en gemaakt.
1.4 Beleidsontwikkelingen 2020: Amsterdam
Vanwege de aanpassingen van het THK, nieuwe wetenschappelijke inzichten en opgedane
praktijklessen was de Amsterdamse beleidsregel PFAS toe aan een update. Op 28 januari 2020
heeft het college van B&W de geactualiseerde beleidsregel voor PFAS in de bodem en de
bodemkwaliteitskaart PFOS / PFOA vastgesteld.
1.4.1 Beleidsregel PFAS
Ten opzichte van de eerdere beleidsregel (18 juli 2018) waren de belangrijkste aanpassingen:
e Het verhogen van de lokale achtergrondwaarden van PFOS en PFOA. Dit is gedaan na
uitvoerig onderzoek naar de diffuse aanwezigheid van deze stoffen in de bodem;
e De voorwaarden voor organische stof correctie zijn aangepast zodat deze gelijk zijn aan
de landelijke voorwaarden. Hiermee is de regelgeving duidelijker en eenduidiger;
e Het vaststellen van de bodemkwaliteitskaart PFAS, waardoor bij hergebruik van licht met
PFAS verontreinigde grond niet altijd meer een apart bodemonderzoek nodig is (zowel
ontgraving als toepassing) en hergebruik vergemakkelijkt is.
4 Omdat het nog niet mogelijk is om interventiewaarden voor PFAS te bepalen zijn de voorlopige INEV's afgeleid. Hiermee
kunnen gemeenten en provincies bepalen waar de bodem ernstig verontreinigd is. Bij concentraties onder de INEV's zijn er
doorgaans geen onaanvaardbare risico's voor mens en milieu.
6
De meest recente aanpassing van het THK (2 juli 2020) heeft ertoe geleid dat de landelijke
achtergrondwaarde voor PFOA iets hoger ligt dan de regionale achtergrondwaarde voor PFOA
(respectievelijk 1,9 ug / kg ds en 1,7 ug / kg ds). Dit heeft tot gevolg dat grond met gehalten PFOA
tussen 1,7 en 1,9 ug / kg ds landelijk als schoon wordt gezien maar in de ODNZKG regio als licht
verontreinigd. Voor PFOS en de overige PFAS (niet individueel genormeerd) is dit precies
andersom; de landelijke achtergrondwaarde is 1,4 uq / kq ds, de regionale achtergrondwaarde 1,5
Hg / kg ds. Grond met gehalten PFOS of overige PFAS tussen 1,4 en 1,5 ug / kg ds wordt in de
ODNZKG regio als schoon gezien, maar landelijk als licht verontreinigd. Op ambtelijk regionaal
niveau is afgesproken om de beleidsregels hier nu niet op aan te passen omdat de verschillen
minimaal zijn, niet voor problemen zorgen en de landelijke normen een tijdelijk karakter hebben.
De overige normen uit het THK zijn niet tegenstrijdig met de normen uit de regionale
beleidsregels. Over het algemeen zijn de regionale hergebruiksnormen ruimer dan de landelijke,
dit wordt veroorzaakt door een hogere achtergrondbelasting in deze regio. Uiteraard zijn alle
regionale normen gesteld binnen de door het RIVM bepaalde risicogrenzen.
1.4.2 Bodemkwaliteitskaart PFAS
Omdat vit onderzoek bleek dat de PFAS verontreiniging van een aantal gebieden in Amsterdam te
heterogeen van aard was om ingesloten te worden in de bodemkwaliteitskaart PFAS, geldt de
onderzoekvrijstelling in deze gebieden niet. Om deze blinde vlekken in te vullen zijn twee opties:
1. Meer data ontkrachten de eerder vastgestelde heterogeniteit zodat de gebieden alsnog in
de kaart kunnen worden opgenomen;
2. Meer data geven genoeg onderbouwing om van deze gebieden aparte zones met eigen
kengetallen te maken.
In september 2020 is er door ODNZKG onderzocht of er inmiddels genoeg PFAS data waren voor
één van deze opties, dit was toen niet het geval. Momenteel wordt dit onderzoek door ODNZKG
herhaald. Hierbij wordt ook onderzocht wat er nodig is om Weesp (per maart 2022 onderdeel van
gemeente Amsterdam) op te nemen in de bodemkwaliteitskaart PFAS.
1.5 Monitoring effecten PFAS in Amsterdam
Alle projecten waarbij grondverzet een rol speelt hebben in beginsel met PFAS te maken, ook in
Amsterdam. Dit is een direct gevolg van de diffuse verspreiding van PFAS. De beleidsregel en
bodemkwaliteitskaart PFAS geven handvatten om hiermee om te gaan. Ook speelt de
gemeentelijke Grondbank nog steeds een belangrijke rol in het PFAS dossier.
Het doel van Grond en Ontwikkeling was om de omgang met PFAS in de bodem zoveel als
mogelijk te normaliseren, terugkijkend op het jaar 2020 lijken daar grote stappen in te zijn gezet.
Bij de afdeling Bodem van Grond en Ontwikkeling (leidend in het PFAS dossier) zijn er in 2020
7
aanzienlijk minder PFAS gerelateerde vragen en / of problemen gemeld. Het overgrote deel van de
binnengekomen vragen had betrekking op de interpretatie van de beleidsregel of het gebruik van
de bodemkwaliteitskaart PFAS. Dit beeld geldt ook voor de binnengekomen vragen bij de
ODNZKG. Voor zover nagegaan kan worden hebben zich in 2020 geen onoplosbare PFAS
problemen voorgedaan in Amsterdam.
1.5.1 Gebiedsontwikkeling
Voor deze rapportage is aan de managers gebiedsontwikkeling van de gemeente Amsterdam
(Team GO) de vraag gesteld of er zich in 2020 problemen als gevolg van PFAS in de bodem
hebben voorgedaan waardoor de bouw hinder heeft ondervonden. De algemene terugkoppeling
hierop was dat er, ook na navraag in de teams, geen projecten bekend waren waar PFAS een issue
was. Wel werden projecten in Sloterdijk en op het Zeeburgereiland aangehaald waar PFAS als een
probleem heeft gespeeld. Dit speelde echter voor de herziening van de beleidsregel (januari 2020)
en voor de periode waarop deze rapportage betrekking heeft. Deze projecten waren toentertijd
goed in beeld en de problemen zijn met tussenkomst van de bodemadviseurs van Grond en
Ontwikkeling en de Grondbank opgelost waardoor stagnatie minimaal was. Er waren bij deze
projecten wel financiële gevolgen voor de gemeente doordat grond tussentijds moest worden
opgeslagen en de uiteindelijke afzet van de grond duurder was.
Uit de halfjaarlijkse marktgesprekken die vanuit Grond en Ontwikkeling met de in Amsterdam
actieve bouwers en ontwikkelaars gevoerd worden blijkt ook dat PFAS geen groot issue meer is,
dit wordt door de marktpartijen niet genoemd als een probleem. Kanttekening is wel dat veel
problemen in 2020 zijn overschaduwd door de gevolgen van het coronavirus. Om vinger aan de
pols te houden staat vanaf najaar 2020 het onderwerp stikstof / PFAS standaard op de agenda in
deze gesprekken.
1.5.2 Grondbank Amsterdam
Grondbank Amsterdam speelt een grote rol in het grondverzet binnen de gemeente; vrijkomende
grond afkomstig van in erfpacht uitgegeven percelen moet aangeboden worden aan Grondbank
Amsterdam. (Het gebied dat in erfpacht is uitgegeven aan Havenbedrijf Amsterdam vormt hier
een uitzondering, het Havenbedrijf zoekt zelf direct een bestemming voor de hier vrijkomende
grond.) In de afgelopen jaren gaat er jaarlijks circa 350.000 ton grond naar de twee depots van de
Grondbank. Aldaar wordt alle binnenkomende grond ook gekeurd op PFAS. Uit een analyse van
deze cijfers (peildatum 1 december 2020) blijkt dat 1,2% van de grond PFOS boven de landelijke
hergebruiknorm (uit het THK) van 3 ug / kg ds bevat, dit komt overeen met 2.870 ton. De gehalten
PFOS in deze 2.870 ton zijn echter lager dan de maximale waarde voor hergebruik van de
Amsterdamse beleidsregel. In theorie is in 2020 dus alle grond die via de Grondbank afgezet wordt
herbruikbaar op PFAS. In praktijk kan echter niet altijd aan alle gestelde voorwaarden voor
hergebruik worden voldaan. De voornaamste reden hiervoor is dat er geen locaties beschikbaar
zijn voor het toepassen van grond die volgens het regionale beleid geclassificeerd wordt als klasse
industrie (de ontvangende bodem moet in dezelfde kwaliteitsklasse vallen maar is vaak te
8
schoon). Andere oorzaken zijn bijvoorbeeld dat de grond civieltechnisch niet geschikt is voor
hergebruik of omdat de planning van projecten die grond nodig hebben niet aansluit. Als gevolg is
een deel van deze grond alsnog afgevoerd om gereinigd te worden.
De balans opmakend is 98,8% van de grond die in 2020 door de Grondbank is afgezet herbruikbaar
(volgens het THK) op PFAS. Er zijn nu geen partijen grond op de depots aanwezig waar geen
afzetmogelijkheid (hergebruik / reiniging / storten) voor is.
Analyse van de PFAS cijfers vit het DASS laat een iets hoger percentage (1,7%) grond zien dat niet
in aanmerking kwam voor hergebruik vanwege het PFAS gehalte, en direct naar een reiniger of
stortlocatie is afgevoerd. Dit verschil wordt verklaard doordat hier ook de rechtstreekse afvoer
vanuit projecten (zonder tussenopslag op de Grondbank) is meegenomen. Als op voorhand al
bekend is dat grond zodanig verontreinigd is dat hergebruik geen optie is, is het zowel financieel
als logistiek voordeliger de grond direct naar een eindbestemming af te voeren.
1.6 Blik op de toekomst
De ontwikkeling van het voormalige brandweeroefenterrein in Amstelkwartier derde fase is een
project waarbij PFAS een grote rol speelt. Omdat het blusschuim waarmee geoefend werd veel
PFOS bevatte is de bodem ter plaatse sterk verontreinigd geraakt met PFOS. Dit kan grote
gevolgen hebben voor de afzetmogelijkheden van de grond; reinigingstechnieken zijn nog altijd in
ontwikkeling en nog niet goed genoeg om grond met hele hoge PFAS gehalten te reinigen
(momenteel mag er op Naverna (locatie van Afvalzorg waar grond o.a. gereinigd wordt) voor
reiniging grond met maximaal 60 mg / kg ds PFOS geaccepteerd worden). Storten is ook niet altijd
mogelijk; een ontheffing van het stortverbod wordt alleen in bepaalde gevallen verleend. De kans
bestaat dat er geen afzetmogelijkheid is voor de grond die vrijkomt en dat deze opgeslagen moet
worden tot deze afzetmogelijkheid er wel is. Bodemadviseurs van Grond en Ontwikkeling zijn
nauw betrokken in dit project en goed op de hoogte zodat er binnen het projectteam een
afgewogen keuze gemaakt kan worden.
De verwachting is dat de omgang met PFAS in de bodem steeds verder normaliseert en dat de
effecten op de bouw inmiddels zijn gestabiliseerd en in de toekomst stabiel zullen blijven. De
contacten zijn, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als met de externe marktpartijen, goed
waardoor er snel gehandeld kan worden als er toch problemen gerelateerd aan PFAS optreden.
Binnen de ambtelijke organisatie wordt er goed vinger aan de pols gehouden. Voorgesteld wordt
om af te stappen van een periodieke rapportage en een volgende PFAS rapportage op te stellen
als zich een (nieuw) probleem voordoet of als er sprake is van een beleids- en / of koerswijziging.
5 Voor de afzet van (verontreinigde) grond uit gemeentelijke projecten is gebruik van het dynamisch aankoopsysteem (DAS) van
de gemeente Amsterdam verplicht. Zo wordt voldaan aan het aanbestedingsbeleid. Het DAS is sinds december 2019
operationeel en wordt gebruikt voor zowel de afzet van grond vanaf de depots van de Grondbank, als voor de afzet van grond
rechtstreeks uit projecten.
9
2 Stikstof
2.1 Inleiding
Op 29 mei 2019 oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat het PAS
niet meer als grondslag voor natuurtoestemmingen mag worden gebruikt. Onze hoogste
bestuursrechter was van oordeel dat er te veel onzekerheden zaten in de passende beoordeling,
die ten grondslag aan het PAS lag, en kon in haar ogen niet anders dan het programma
onverbindend verklaren. Dit betekent dat alle projecten vanaf dat moment weer individueel
beoordeeld moeten worden en zo nodig passend beoordeeld moeten worden. Vóór het PAS
kampte Nederland al jaren met stikstof die vrijkomt bij projecten. Het Rijk dacht samen met onder
andere de provincies daarvoor een oplossing te hebben bedacht met het PAS, maar helaas hield
dat geen stand. De gevolgen waren niet te overzien; de provincie heeft na de uitspraak het loket
voor natuurvergunning tijdelijk gesloten, waarna een groot deel van bouwend en agrarisch
Nederland stil stond. Het gevolg van de PAS-uitspraak was dat ieder project of plan op zichzelf
opnieuw beoordeeld diende te worden.
Naar aanleiding van de PAS-uitspraak is er in Amsterdam zomer{najaar 2019 een inventarisatie
gedaan om een beeld te krijgen wat die uitspraak voor de Amsterdamse praktijk betekent. Deze
resultaten zijn oktober 2019 met v gedeeld. Daarop werd tijdens de commissievergadering RO van
maart 2020 de behoefte geuit om een voortgangsrapportage te ontvangen.
2.2 Rijksmaatregelen
Door deze crisis kwam stikstof hoog op de politieke agenda te staan en werd het kabinet geacht
met een passende oplossing te komen. Na verschillende adviezen van het adviescollege Remkes is
het kabinet aan de slag gegaan. Het afgelopen jaar hebben de volgende ontwikkelen op
rijksniveau plaatsgevonden.
Als eerste is de Spoedwet aanpak Stikstof opgesteld. De Spoedwet legde het fundament voor
onder andere een stikstofregistratiesysteem. In dit systeem is met het verlagen van de maximale
snelheid op Rijkswegen ruimte gecreëerd voor stikstof. Dit was bedoeld als oplossing voor de
korte termijn om de bouwsector weer op gang te krijgen (en 7 MIRT-projecten).
Voor de lange termijn is het wetsvoorstel stikstofreductie en natuurherstel opgesteld®. Met dit
wetsvoorstel beoogt het kabinet te komen met een solide structurele aanpak voor de
stikstofproblematiek. Het voorziet in een pakket maatregelen gericht op reductie van de
stikstofbelasting en op verbetering van de natuurcondities in de Natura 2000-gebieden. Hierdoor
$ Dit wetsvoorstel is inmiddels door de Tweede kamer aangenomen.
10
kan vervolgens ook weer ruimte ontstaan voor economisch en maatschappelijk relevante
activiteiten op het vlak van onder meer woningbouw, infrastructuur, landbouw, industrie,
defensie, waterveiligheid en de energietransitie. Door deze maatregelen op te nemen in een
programma wordt gewerkt naar een resultaatsverplichtende omgevingswaarde voor het
verminderen van de depositie van stikstof op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-
gebieden. In 2030 dient bij de helft van de Natura 2000-gebieden de kritische depositiewaarde
weer te zijn bereikt. Hiervoor heeft het kabinet voor de periode tot aan 2030 ruim 5 miljard euro
beschikbaar gesteld, waarvan ruim 2 miljard voor het nemen van bronmaatregelen en circa 3
miljard euro voor natuurmaatregelen.
De meeste maatregelen zien op de veehouderij (emissiearme en kringlooplandbouw, innovatieve
staltechnieken, beëindigingssubsidie), maar er zijn ook maatregelen die zien op het verkeer en
mobiliteit. Stikstof wordt binnen deze sector terug gebracht door bij binnenvaartschepen de SCR-
katalysatoren op bestaande motoren te plaatsen, elektrisch taxiën bij vliegtuigen, gerichte
handhaving defecte en gemanipuleerde AdBlue-systemen bij vrachtwagens en de
innovatieregeling verduurzaming van mobiele werktuigen bouwsector. Er wordt ook geïnvesteerd
in natuurherstel.
Naast deze maatregelen bevat het wetsvoorstel een partiële vrijstelling van de Natura 2000-
vergunningplicht wat betreft de gevolgen van de stikstofdepositie door activiteiten van de
bouwsector.
Het kabinet heeft tevens het wetsvoorstel Natuurcompensatiebank opgesteld. Dit wetsvoorstel
voorziet in natuurmaatregelen zodat projecten van groot maatschappelijk belang, die ondanks
mitigerende maatregelen, alleen door kunnen gaan als er compenserende maatregelen worden
getroffen(de zogenoemde adc-projecten). Aan compenserende maatregelen worden strenge
eisen gesteld en het duurt vaak lang voordat ze effect hebben. Dit wetsvoorstel is bedoeld om dat
proces te versnellen.
2.3 Provinciale maatregelen
De provincie is voor natuurvergunningen het bevoegde gezag. Na de PAS-uitspraak hanteerde de
provincie in eerste instantie de strenge lijn en stond alleen ontwikkelingen toe als er o,oo toename
aan stikstofdepositie werd berekend. Dat is voor de praktijk bijna niet werkbaar. Het PAS was
immers samengesteld om voor die problematiek een oplossing te bieden. Volgens jurisprudentie
bestaat er geen verplichting om projecten alleen doorgang te laten vinden bij geen enkele
stikstoftoename, toch leek het er bij het begin van de crisis op dat de provincie het te risicovol
achtte om de randen van de jurisprudentie op te zoeken. Daar lijkt nu wat soepeler mee te worden
omgegaan. Daarbij speelt een rol dat er tussentijds ook uitspraken van de Raad van State zijn
gekomen die meer duidelijkheid verschaffen over die randgevallen.
Voor de korte termijn is het Stikstofregistratiestysteem (SSRS) opgesteld dat door de provincie
wordt beheerd. Met het verlagen van de maximale snelheid op Rijkssnelwegen werd er een
minimale stikstofruimte gecreëerd. Dit systeem maakte de vergunningverlening voor
11
woningbouwprojecten en toestemmingsverlening voor 7 infrastructurele projecten mogelijk.
Verder had de praktijk behoefte aan meer duidelijkheid over wanneer er bijvoorbeeld gesaldeerd
kan worden, als in de zin dat stikstof tussen projecten uitgervild kunnen worden. In dat verband
heeft de provincie de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland vastgesteld. Er wordt
nagedacht, ook in de Provincie Noord-Holland, over een beleidsregel die het mogelijk maakt om
stikstof afkomstig van de veehouderijen ook extern te kunnen salderen dan wel te verleasen. Een
aantal provincies heeft dit al mogelijk gemaakt.
De provincie is “in lead” van de zogenoemde gebiedsgerichte aanpak. Deze aanpak is door het
kabinet aangedragen als oplossing voor de langere termijn. Zij houdt in dat er een concreet pakket
aan bronmaatregelen wordt opgesteld waarmee er een bewezen significante daling van de
depositie op de stikstofgevoelige habitats gerealiseerd gaat worden; zoals het aanpassen van
bedrijfsvoering, verplaatsen van activiteiten waarbij stikstof vrij komt, het verlagen van de
maximumsnelheid op wegen, het nemen van technische maatregelen in de industrie of het
uitkopen van bedrijven die depositie veroorzaken (diffuse belasters). Deze aanpak bevindt zich
nog in de onderzoeksfase. Er wordt onder andere onderzocht of een Regionaal Stikstof
Registratiestysteem (RSRS) een oplossing kan bieden. Dit systeem zou zich dan niet beperken tot
de bouw van woningen en 7 infrastructurele projecten.
De provincie heeft onlangs de Handreiking stikstofvrije woningbouw gepubliceerd, waarin ideeën
worden gegeven voor circulair bouwen.
2.4 Stand van zaken Amsterdam
De projecten in Amsterdam die met stikstof te maken hebben variëren van woningbouwprojecten,
industrie, maar ook andere werkzaamheden zoals het vervangen van bruggen, etc. Het afgelopen
jaar is getracht de ambtelijke organisatie zoveel als mogelijk te ondersteunen bij deze crisis door
vragen te beantwoorden met een kennisteam. Via een daartoe opengesteld e-mailadres konden
vragen gesteld worden en kon een spreekuur bezocht worden. Gedurende het jaar is de vraag
sterk afgenomen. Wel vergt het onderwerp stikstof een constante extra ambtelijke inzet om de
recente ontwikkelingen bij te houden. De verwachting is dat een inzet op stikstof permanent zal
blijven en dat dit tot structurele werkzaamheden zal leiden.
Vorig jaar na de vernietiging van het PAS luidde de conclusie dat per project een stikstof
beoordeling dient plaats te vinden en dat elk project zelf moet proberen zijn stikstofbijdrage zo
laag mogelijk moet krijgen. Als er toch een kleine stikstofbijdrage overblijft, zal er naar
maatregelen gezocht moeten worden binnen dat project dan wel naar maatregelen die direct
verband houden met dat project. De provincie, die bevoegd gezag is voor stikstof die neerdaalt in
Natura 2000-gebieden, zal dan beoordelen of de genomen maatregelen voldoende verband
hebben met het project. Hoe algemener een maatregel is des te lastiger het is deze maatregel aan
een individueel project te koppelen.
12
Een gemeente kan met beleid en regelgeving slechts beperkte invloed uitoefenen op de
stikstofbijdrage per individueel project. Waar mogelijk doet Amsterdam dat wel. Zo hanteert de
gemeente Amsterdam bijvoorbeeld strenge parkeernormen, wat betekent dat bij het realiseren
van woningen, de toename aan verkeer beperkt blijft. Van groter belang is echter op welke
afstand van het Natura 2000-gebied de woningen worden gerealiseerd en om hoeveel woningen
het gaat. Op deze factoren heeft de gemeente niet altijd invloed.
2.4.1 Gebiedsontwikkeling
In oktober 2019 luidde de conclusie voorzichtig dat de verwachting was dat de ruimtelijke
projecten en de bouw van woningen in Amsterdam weinig problemen zullen ervaren door de PAS-
uitspraak. Vooralsnog konden alle projecten doorgaan. Er lagen geen projecten permanent stil
door de PAS-uitspraak. Wel moesten er nieuwe AERIUS berekeningen gemaakt worden, hetgeen
vertraging in het proces kon betekenen en extra kosten met zich bracht.
Van de gebiedsontwikkelingsprojecten zijn de nieuwe stikstofonderzoeken afgelopen jaar
gemonitord. Bouwprojecten binnen Amsterdam liggen doorgaans te ver van Natura-2000
gebieden af, waardoor er vrijwel altijd geconcludeerd wordt dat een project niet leidt tot een
toename in stikstofdepositie. Dat komt wat betreft de gebruiksfase omdat nieuwe bebouwing
gasloos wordt gerealiseerd, er een lage parkeernorm wordt gehanteerd en de afstand tot de
Natura 2000-gebieden groot is. Voor de aanlegfase kan er soms een kleine toename worden
berekend, maar dat is tijdelijke en kan meestal worden opgelost door met nieuwer en schoner
werktuigbouw te bouwen en gefaseerd te bouwen.
Dit beeld wordt onder andere bevestigd door de omstandigheid dat Amsterdam geen gebruik
heeft hoeven maken van het Stikstofregistratiesysteem of de Beleidsregel intern en extern
salderen Noord-Holland, zoals hiervoor genoemd. Voorts worden deze ondervindingen
onderschreven vanuit verschillende directies vit de ambtelijke organisatie zoals de OD NZKG, R&D
en G&O, die veel met dit soort projecten te maken hebben. Uit de onlangs opgestelde
Rapportage, Stand van zaken Woningbouwplan 2018-2025, Najaar 2020 is afte leiden dat er geen
directe verbanden meer worden gelegd tussen het al dan niet halen van de gemeentelijke
woningbouwambitie en de daarvoor ingestelde planvoorraad. Eventuele vertraging wordt eerder
verklaard door de coronacrisis dit jaar, aldus die rapportage.
Voor de toekomst bestaat de verwachting dat het in voorbereiding zijnde Wetsvoorstel
stikstofreductie en natuurherstel, dat een vrijstelling bevat voor stikstof tijdens de bouw, voor
Amsterdamse projecten in gebiedsontwikkeling een gunstige bijdrage kan leveren. De knelpunten
die in de aanlegfase sporadisch optreden zouden hiermee verholpen kunnen worden.
2.4.2 Havengebied
Bij de bedrijven in het havengebied zijn de knelpunten gevarieerder. Het havengebied ligt dichtbij
belangrijke Natura 2000 gebieden (Ilperveld, Varkernsland, Oostzanerpolder & Twiske en Polder
13
Westzaan). Hierbij is het goed de conclusies van het adviescollege Remkes in het achterhoofd te
houden dat “niet alles overal kan”. De problematiek kan onderverdeeld worden in de volgende
categorieën:
e Bestaande bedrijven die een nieuw onderzoek behoeven vanwege uitbreidingswensen.
Deze categorie bedrijven moeten naar nieuwe maatregelen (betere technieken bijvoorbeeld)
zoeken om hun stikstof te doen verminderen. Dat is in de meeste gevallen gelukt. Bedrijven
die in de komende jaren gaan uitbreiden, moeten hiervoor grote investeringen doen.
e Bestaande bedrijven die een melding hebben gedaan onder het PAS.
Deze categorie bedrijven moeten gelegaliseerd worden. Eerder konden deze bedrijven
volstaan met een melding, maar door de PAS-uitspraak werden ze vergunningplichtig. Ze
kunnen hun activiteiten vooralsnog voortzetten, omdat de provincie heeft toegezegd niet
actief te gaan handhaven. Deze bedrijven kunnen niet uitbreiden alvorens de melding is
gelegaliseerd. Het Rijk heeft onlangs een registratie via hun website opengesteld met het
oogmerk deze meldingen te gaan legaliseren. Er wordt nog onderzocht met welke
maatregelen dit zou kunnen.
e Nieuwe vestiging/verplaatsing bedrijven.
Deze categorie bedrijven kunnen grote knelpunten ervaren, met name als men zich op een
lege kavel wil vestigen en het bedrijf veel stikstof veroorzaakt. Deze knelpunten moeten
individueel bekeken worden en er zal individueel naar oplossingen gezocht moeten worden.
Dit vergt veel tijd en energie waarbij niet altijd zeker is dat er een oplossing gevonden kan
worden. Een verplaatsing of nieuwvestiging kan soms niet doorgaan. De invloed die de
gemeente heeft op deze categorie “projecten” is uiterst gering. Een knelpunt op stikstof heeft
immers te maken met waar een bedrijf zich wil vestigen of hoe veel het wil uitbreiden, om
welke activiteit het gaat, hoeveel stikstof het bedrijf gaat uitstoten en wat bedrijf doet om die
stikstof te laat mogelijk te krijgen (betere technieken). Hier heeft een gemeente geen invloed
op. De knelpunten van deze categorie bedrijven zijn overigens niet het gevolg van de PAS-
uitspraak, maar konden zich evengoed voor doen toen het PAS nog gold. Een bedrijf dient nu
eenmaal aan landelijke milieuregelgeving voldoen en mag vanwege wetgeving ten behoeve
van natuurbehoud geen negatieve effecten hebben op Natura 2000-gebieden hebben. Daar
kunnen beperkingen uit voortvloeien.
2.4.3 Overige projecten
Amsterdam voert, naast de gebiedsontwikkelingsprojecten, veel andere projecten uit die stikstof
veroorzaken, variërend van het vervangen van een kademuur tot het verleggen van een tramlijn.
Voor dit soort projecten is niet altijd meteen duidelijk wat de effecten op het aspect stikstof zijn.
Een stikstofonderzoek is bijvoorbeeld niet nodig als bij voorbaat duidelijk is dat de effecten geen
significant effect op de Natura 2000-gebieden hebben. Hierbij speelt een rol dat er maar een
kleine en tijdelijke stikstofemissie is. Afgelopen jaar zijn er van deze categorie geen projecten
geweest die geen doorgang konden vinden vanwege knelpunten op het gebied van stikstof.
14
2.4.4 Stakeholder
Voor deze rapportage is navraag gedaan bij stakeholders van Amsterdam.
Port of Amsterdam maakt zich voor de toekomst ernstige zorgen. Zij ziet knelpunten voor
bestaande bedrijven die willen uitbreiden. Er zijn in ieder geval twee bedrijven bekend die hierdoor
in de knel zijn gekomen omdat het legaliseren op zich laat wachten. Verder kan de verplaatsing
van een bedrijf vit de Coen- en Vlothaven naar de Afrikahaven waarschijnlijk niet doorgaan en
dreigt de vestiging van een aantal nieuwe circulaire bedrijven niet door te gaan vanwege een
gebrek aan stikstofruimte. Zij vreest dat de energietransitie en de transitie naar circulaire
economie wordt gestagneerd door deze stikstofcrisis. De opgave is groot en stikstof kan veel roet
in het eten gooien. Port of Amsterdam adviseert om deze opgave meer integraal op te pakken en
het stikstofaspect goed te betrekken. Voorts is het volgens Port of Amsterdam wenselijk om
circulaire bedrijven beter te ondersteunen.
De OD NZKG?, die in verband met het verlenen omgevingsvergunningen vaak te maken heeft met
stikstof, heeft door extra inzet van kennis en expertise bij de Wabo vergunning grote stagnaties in
vergunning processen kunnen voorkomen. Deze inzet op ambtelijk niveau is nog niet gevalideerd
in de kengetallen voor het verlenen Wabo vergunningen. Hiervoor zouden extra middelen nodig
zijn. De OD NZKG heeft voorgesteld in 2021 het ambitieniveau voor de VTH programmering op
thema natuur samen met de provincie Noord-Holland nader te verkennen.
2.5 Amsterdamse bijdrage stikstofverlaging
De boodschap van het adviescollege Remkes is duidelijk: de algehele stikstof deken in Nederland
moet omlaag. Hierin kan de gemeente Amsterdam een bijdrage leveren door met beleid en
regelgeving stikstofverlaging te stimuleren.
Voorbeelden hoe Amsterdam een bijdrage kan leveren in een stikstofverlaging door middel van
maatregelen zijn?:
e het behouden van een lage parkeernormen
e het stimuleren van meer elektrisch rijden
e het maken van een mobiliteitsplan bij nieuwe ontwikkelingen
e natuur inclusief bouwen
e meer prefab bouwen
e _hetstimuleren van schonere werktuigbouw
e het ondersteunen van de energietransitie
e _ het ondersteunen van circulaire bedrijven als grondeigenaar
7 Voor natuurvergunningen in verband met stikstof is de OD NHN (van de provincie) het bevoegde
gezag.
8 Een deel van deze maatregelen worden bij individuele projecten ook al toegepast.
15
Als het Wetsvoorstel stikstofreductie en natuurherstel, zoals eerder genoemd, wordt aangenomen
zal hieruit regelgeving (amvb's) voortvloeien die maatregelen bevat waar ook Amsterdam mee te
maken krijgt. Toekomstige regelgeving wordt goed in de gaten gehouden.
16
| Onderzoeksrapport | 16 | train |
es | ke
2% |
Fee EN
e f FI Lud en
ie
Î NN an Ë F
Î nn es nr ii | É-
ze a | ’ | B
I | ! É 4 LETA TAN TEEN De, | | Î
| ede Vie |
| | FE OT3Olsn ap hi
| ij il | Ri:
mn | | En |
| 55 he
| 4 FN ln kn
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
In opdracht van het Stedelijk Evenementenbureau
Projectnummer 17160
Lieselotte Bicknese Renske Hoedemaker
Willem Bosveld
Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0424
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam Www.ois.amsterdam.nl
L.bicknese@&amsterdam.nl
Amsterdam, november 2017
Foto voorzijde: Wegwijsbordjes op de NDSM-werf. Fotograaf: Cécile Obertop
2
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Inhoud
Samenvatting 4
Inleiding 6
Onderzoeksvraag 6
Werkwijze en respons 6
Een derde van de respondenten is geluidsgevoelig 7
Omwonenden verdeeld over aanwezigheid festivals in Amsterdam 8
1 Ervaringen tijdens Encore Festival 2017 9
1.1 Ruim driekwart merkte een beetje tot veel van het Encore Festival 9
1.2 Geluid grootste bron van overlast 10
2 Communicatie rond het Encore Festival 13
2.1 Acht van de tien omwonenden wisten dat het Encore Festival plaats zou vinden 13
2.2 Bewoners het vaakst geïnformeerd door de brief van de gemeente 14
2.3 Voorkeur voor informatie via bewonersbrieven van de gemeente of festivalorganisatie 15
2.4 Eén op de vijf vindt communicatie over het Encore Festival veranderd 17
2.5 Vrijkaartjes voor festival zijn welkom initiatief 18
Bijlage 1: Stellingen geluidsgevoeligheid 20
Bijlage 2: Open antwoorden 21
Bijlage 3: Vragenlijst 24
3
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Samenvatting
OIS heeft onderzocht hoe omwonenden van de NDSM-werf het Encore Festival op 19 augustus
2017 hebben ervaren. In opdracht van het Stedelijk Evenementenbureau is een online vragenlijst
verspreid onder het evenementenpanel. Het evenementenpanel bestaat uit omwonenden van
het terrein en is opgericht om te onderzoeken hoe buurtbewoners de evenementen op de
NDSM-werf ervaren en wat hun communicatiebehoeften zijn. In totaal vulden 67 panelleden de
vragenlijst in. Ruim de helft van de respondenten is 51 jaar of ouder en het merendeel woont in
Tuindorp Oostzaan. Op basis van een aantal stellingen in de vragenlijst kan een derde van de
respondenten worden aangemerkt als geluidsgevoelig. Een deel van de panelleden (54 totaal)
vulde in april 2017 een gelijksoortige vragenlijst in over het DGTL festival dat toen plaatsvond.
Ervaringen tijdens het Encore Festival 2017
De meeste respondenten (78%) hebben gemerkt dat het Encore Festival plaatsvond. Uit de
opmerkingen blijkt dat respondenten het festival in hun buurt verschillend hebben ervaren.
Sommigen hebben geen klachten of zijn zelfs enthousiast over het festival; anderen hebben veel
overlast ervaren. Geluid is de grootste bron van overlast. Op een schaal van 1 (geen overlast) tot
10 (zeer veel overlast) geven respondenten geluidsoverlast gemiddeld een 5,7. Ook hier worden
zowel veel zeer lage als veel zeer hoge scores gegeven. Respondenten die de DGTL en de Encore
vragenlijst allebei invulden ervoeren gemiddeld meer geluidsoverlast tijdens het Encore Festival.
Kunt v op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe groot de overlast was die u gedurende het weekend van 19
augustus hebt ondervonden van het Encore Festival? (l=helemaal geen overlast en 10 = zeer ernstige
overlast)
geluidsoverlast (n = 62) 5,7
parkeeroverlast (n = 46) 3,1
overlast door festivalbezoekers (n = 44) 2,9
problemen met bereikbaarheid (n = 39) 2,8
vuil (n = 45) 2,4
Communicatie rond het Encore Festival
Van de respondenten wist 81% dat het Encore Festival plaats zou vinden en 58% beoordeelt de
communicatie als (redelijk) goed. Respondenten waren even goed op de hoogte van het Encore
Festival als van het DGTL Festival en de communicatie rondom beide festivals wordt ongeveer
hetzelfde beoordeeld.
Bewoners zijn het vaakst geïnformeerd door een brief van de gemeente of van de
festivalorganisatie zelf. De meeste respondenten willen ook het liefst op deze manier
geïnformeerd worden. De belangrijkste onderwerpen waarover respondenten graag informatie
willen zijn de datum en het tijdstip van het evenement, de activiteiten/programmering,
bereikbaarheid en afsluitingen en een meldpunt voor eventuele overlast.
4
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Eén op de vijf respondenten vind de communicatie over het Encore Festival veranderd ten
opzichte van vorig jaar. Een aantal van hen geeft aan dit jaar meer of betere informatie te
hebben ontvangen. De meeste respondenten (72%) vonden de communicatie hetzelfde of
konden niet aangeven of de communicatie veranderd was. Dit aandeel is ongeveer even hoog als
bij het DGTL Festival, waarbij de organisatie extra aandacht had besteed aan de communicatie
met omwonenden.
Van de respondenten zou 13% betrokken willen zijn bij het Encore Festival. De meeste van hen
denken hierbij aan gratis toegangskaartje of korting op het evenement.
5
| Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Inleiding
Onderzoeksvraag
Op 19 augustus 2017 vond op het NDSM terrein het Encore Festival plaats. Dit hiphopfestival
met live acts in de openlucht trok ca. 15.000 bezoekers (bron: Encore Festival). Op het NDSM
terrein worden jaarlijks meerdere grote evenementen georganiseerd. De gemeente Amsterdam
heeft in samenwerking met OIS een evenementenpanel opgezet om te onderzoeken hoe de
omwonenden deze evenementen ervaren en wat hun communicatiebehoeften zijn. Leden van
dit panel ontvangen na afloop van een evenement een vragenlijst over hun ervaringen. Het
Encore Festival is het tweede evenement waarover een vragenlijst is verstuurd. Het eerste
evenement was het DGTL Festival, een dancefestival met ca. 40.000 bezoekers dat plaatsvond
op 15 en 16 april 2017.
Werkwijze en respons
Voor het onderzoek is in overleg met het Stedelijke Evenementenbureau een online vragenlijst
opgesteld. Bewoners konden zich opgeven voor het evenementenpanel via een link die het
stadsdeel heeft communiceert in bewonersbrieven en andere communicatie over de festivals op
het NDSM terrein. Daarnaast zijn er via de facebookpagina en website van het DGTL Festival
(het eerste festival waarbij onderzoek onder omwonenden is gedaan) en via de facebookpagina
van stadsdeel Noord oproepen gedaan om mee te doen met het evenementenpanel.
Het panel bestaat momenteel vit 181 omwonenden. De vragenlijst over het Encore Festival is
verstuurd aan alle 181 panelleden. Van hen hebben 67 respondenten de lijst ingevuld. De
respons is hiermee 37%.
Van de respondenten in het huidige onderzoek vulden 54 eerder ook de DGTL vragenlijst in.
Waar relevant zullen de antwoorden van deze groep respondenten voor het Encore Festival
worden vergeleken met die voor het DGTL Festival.
Het NDSM-terrein ligt in de wijk Noordelijke IJ-oevers West. De respondenten zijn afkomstig uit
de zes onderstaande wijken, met een meerderheid (63%) vit Tuindorp Oostzaan. Het aantal
respondenten is te klein voor representatieve cijfers per wijk.
Respons naar woonbuurt
Tuindorp Oostzaan 42 63
Banne Buiksloot 9 13
Noordelijke IJ-oevers West 7 10
Houthavens 6 9
Volewijck 2 3
Nieuwendammerdijk/Buiksloterdijk 1 2
totaal 67 100
6
| Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Alle leeftijdsgroepen zijn in de respons vertegenwoordigd, maar meer dan de helft van de
respondenten is ouder dan 50 jaar. Met slechts vijf respondenten is de categorie 20-35 jaar te
klein voor representatieve cijfers. Waar relevant zal in dit rapport onderscheid gemaakt worden
tussen respondenten in de leeftijd 20-50 (35%) en respondenten van 51 jaar of ouder (52%).
Respons naar leeftijdscategorie
20-35 jaar 5 8
36-50 jaar 18 27
>50 jaar 35 52
niet bekend 9 13
totaal 67 100
Eén respondent heeft het Encore Festival zelf bezocht.
Een derde van de respondenten is geluidsgevoelig
De vragenlijst bevatte zes stellingen over geluidgevoeligheid (zie bijlage). Op basis van deze
stellingen is voor elke respondent een geluidsgevoeligheidsscore bepaald, die aangeeft in
hoeverre de respondent gevoelig is voor geluid. Een derde (33%) van de respondenten wordt op
basis van dit meetinstrument beoordeeld als geluidsgevoelig. Van alle 267 respondenten die de
DGTL vragenlijst invulden viel 39% in de categorie gelvidsgevoelig.
Geluidsgevoeligheidsscore respondenten Encore Festival vragenlijst (n = 67)
0 minder geluidsgevoelig 5 8
1 7 10
2 5 8
3 enigszins geluidsgevoelig 12 18
4 16 24
5 geluidsgevoelig 14 21
6 8 12
totaal 67 100
Van de 54 respondenten die de vragen over geluidsgevoeligheid in zowel de DGTL als de Encore
lijst invulden scoort 69% beide keren in dezelfde categorie. Vijftien procent scoort
geluidsgevoeliger en 17% scoort minder geluidsgevoelig dan bij de vorige vragenlijst. De
stellingen geven dus een redelijk stabiele maat van geluidsgevoeligheid, maar de antwoorden
van de respondenten kunnen enigszins fluctueren tussen de verschillende meetmomenten.
7
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Omwonenden verdeeld over aanwezigheid festivals in Amsterdam
De respondenten zijn verdeeld over de aanwezigheid van festivals in Amsterdam in het
algemeen. Ruim de helft van de respondenten (52%) staat (redelijk) positief tegenover festivals,
maar 42% is juist (redelijk) negatief. Respondenten van 50 jaar of jonger staan positiever
tegenover festivals in het algemeen dan 50-plussers. Geluidsgevoelige mensen staan minder
positief tegenover festivals dan gemiddeld.
Hoe staat u tegenover de aanwezigheid van festivals in Amsterdam? (procenten, n = 67)
%
o 20 40 60 80 100
Em positief = redelijk positief neutraal = redelijk negatief B negatief
Van de respondenten die ook de DGTL vragenlijst invulden gaf 65% op de huidige vragenlijst
dezelfde houding tegenover festivals aan als de vorige keer. Zes respondenten (11%) waren dit
keer negatiever over festivals in het algemeen dan bij de vorige vragenlijst en 24% was dit keer
positiever.
8
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
1 Ervaringen tijdens Encore Festival 2017
1.1 Ruim driekwart merkte een beetje tot veel van het Encore Festival
De meeste respondenten hebben een beetje (33%) of veel (45%) gemerkt van het festival. Vijf
respondenten (8%) waren op de dag van het festival niet thuis of in de buurt. Eén respondent gaf
aan specifiek vanwege het festival niet thuis te zijn geweest.
Heeft uv gemerkt dat Encore Festival plaatsvond op de NDSM-werf?
ja, veel van gemerkt 30 45
ja, een beetje gemerkt 22 33
nee, niet gemerkt 9 13
niet van toepassing, ik was niet thuis/in de buurt 5 8
ja, ik heb het festival zelf bezocht 1 2
totaal 67 100
De respondenten die zowel de DGTL als de Encore vragenlijst invulden hebben van beide
festivals ongeveer evenveel gemerkt.
Heeft uv gemerkt dat het DGTL/Encore Festival plaatsvond op de NDSM-werf?
Vergelijking DGTL — Encore (n = 54)
%
o 20 40 60 80 100
mja, veel van gemerkt mja, een beetje gemerkt = nee, niet gemerkt — ik heb het festival zelf bezocht = nvt, ik was niet thuis / in de buurt
9
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
1.2 Geluid grootste bron van overlast
Op een schaal van 1 tot 10 konden respondenten voor verschillende onderwerpen aangeven
hoeveel overlast zij hebben ondervonden van het Encore Festival. Een 1 staat hier voor helemaal
geen overlast en een 10 voor zeer ernstige overlast.
Geluid was de grootste bron van overlast; respondenten gaven hiervoor gemiddeld een 5,7.
Opvallend is dat er zowel veel zeer lage als veel zeer hoge scores worden gegeven. De meeste
respondenten hebben dus ofwel helemaal geen geluidsoverlast ervaren (24% van de
respondenten geeft een 1) ofwel zeer veel (45% van de respondenten geeft een 8 of hoger). Ook
in de algemene opmerkingen zien we zowel enthousiaste als zeer negatieve reacties op het
festival.
Kunt v op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe groot de overlast was die u gedurende het weekend van 19
augustus hebt ondervonden van het Encore Festival? (l=helemaal geen overlast en 10 = zeer ernstige
overlast)
geluidsoverlast (n = 62) 5,7
parkeeroverlast (n = 46) 3,1
overlast door festivalbezoekers (n = 44) 2,9
problemen met bereikbaarheid (n = 39) 2,8
vuil (n = 45) 2,4
Mate van geluidsoverlast op een schaal van 1 tot 10 tijdens het Encore Festival (n = 62)
18
16
14
c 12
8
e
®
2 10
©
a
8
58
3
e
8
6
4
0
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
geen overlast mate van geluidsoverlast zeer veel overlast
De meeste respondenten hebben ofwel helemaal geen geluidsoverlast ervaren, ofwel zeer veel overlast.
De manier waarop mensen in het algemeen tegenover festivals in Amsterdam staan is een zeer
bepalende factor in de ervaren geluidsoverlast. Respondenten die aangeven (redelijk) positief
10
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
tegenover dit soort festivals te staan (n = 32) geven de geluidsoverlast gemiddeld een 3,3.
Respondenten die (redelijk) negatief tegenover dit soort festivals staan ervaren veel meer
geluidsoverlast, zij geven gemiddeld een 9,1. Uit deze gegevens kan niet worden opgemaakt of
hier sprake is van een oorzakelijk verband. Mocht dit het geval zijn, dan zou het effect natuurlijk
twee kanten op kunnen werken. Respondenten die al negatief tegenover festivals staan zouden
het geluid van het Encore Festival eerder als overlast kunnen ervaren, maar het is ook mogelijk
dat respondenten die veel geluidsoverlast ervaren hierdoor een negatieve houding tegenover
festivals ontwikkelen.
Leeftijd heeft een minder grote invloed op de mate van geluidsoverlast dan de algemene
houding tegenover festivals. Respondenten tot 51 jaar geven gemiddeld een 4,2 en oudere
respondenten geven gemiddeld een 6,1. Geluidsgevoelige mensen beoordelen de
geluidsoverlast gemiddeld als ernstiger dan minder geluidsgevoelige mensen.
Gemiddelde score geluidsoverlast Encore Festival naar geluidsgevoeligheid respondenten. (l=helemaal
geen overlast en 10 = zeer ernstige overlast)
10
8
6,8
6
5,5
417
4
2
0
minder geluidsgevoelig (n = 15) enigszins geluidsgevoelig (n = 26) geluidsgevoelig (n = 21)
Parkeerproblemen, overlast van bezoekers, vuil en problemen met bereikbaarheid worden als
minder ernstig beoordeeld dan de geluidsoverlast. Ongeveer vier op de tien respondenten geeft
aan geen overlast te hebben ervaren rondom parkeren, bezoekers en bereikbaarheid. Voor vuil is
dit zelfs bijna de helft van de respondenten (48%). De lagere urgentie van deze onderwerpen
blijkt ook uit de respons; een deel van de respondenten vulde voor deze onderwerpen helemaal
geen cijfer in. Echter, op alle punten zijn er ook respondenten die (zeer) veel overlast hebben
ervaren (score van een acht of hoger).
De bezoekers die zowel de DGTL als de Encore vragenlijst invulden ervoeren meer
geluidsoverlast tijdens het Encore festival (5,7) dan tijdens het DGTL Festival (5,0). Wat betreft
bereikbaarheid werd meer overlast gerapporteerd rondom het DGTL Festival (4,4) dan rondom
Encore Festival (3,4), maar slechts 25 respondenten vulden voor dit punt op beide vragenlijsten
11
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
een score in. Parkeeroverlast, overlast door bezoekers en vuil verschillen niet noemenswaardig
tussen de twee festivals.
Mate van overlast rondom het DGTL/Encore Festival op een schaal van 1 tot 10 (l=helemaal geen overlast
en 10 = zeer ernstige overlast). Vergelijking onder respondenten van beide vragenlijsten.
10
9
8
7
6 mDGTL
5 = Encore
4
3
2
1
o
„© „9 Z „ò „d
“ “ 7 7
He RS as e NS
Pd © MG Ne N
G à 1e oe
se Ö PL
à Ne ®
Ka &
12
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
2 Communicatie rond het Encore Festival
2.1 Acht van de tien omwonenden wisten dat het Encore Festival plaats
zou vinden
Acht van de tien respondenten (81%) wisten van tevoren dat het Encore Festival zou
plaatsvinden.
Wist u van tevoren dat Encore Festival zou plaatsvinden op de NDSM-werf?
ja 54 81
nee, ik wist dit pas toen het Encore Festival al was begonnen 6 9
nee, ik ben niet bekend met het Encore Festival 7 10
totaal 67 100
De 54 respondenten die beide vragenlijsten invulden waren ongeveer even goed op de hoogte
van het Encore Festival als van het DGTL Festival.
Wist u van tevoren dat het DGTL/Encore Festival zou plaatsvinden op de NDSM-werf?
Vergelijking DGTL — Encore (n = 54)
%
o 20 40 60 80 100
Bja „nee, ik wist dit pas toen het festival al was begonnen nee, ik ben niet bekend met het festival
Meer dan de helft van de respondenten (55%) vindt de communicatie over het Encore Festival
(redelijk) goed, 19% is neutraal en 21% vindt de communicatie (redelijk) slecht.
13
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Hoe beoordeelt v de communicatie over Encore Festival?
goed 18 27
redelijk goed 19 28
neutraal 13 19
redelijk slecht 7 10
slecht 7 10
geen antwoord 3 5
totaal 67 100
De respondenten die beide vragenlijsten invulden beoordeelden de communicatie rondom het
Encore Festival ongeveer hetzelfde als de communicatie rondom het DGTL Festival. De
communicatie rondom het Encore Festival werd door 58% van de respondenten beoordeeld als
(redelijk) goed; voor het DGTL Festival was dit 50%. Dit is opmerkelijk omdat er rondom het
DGTL festival extra aandacht is besteed aan de communicatie met omwonenden. Het effect van
de extra communicatie is op basis van deze gegevens echter niet eenduidig te beoordelen. Het
aantal respondenten dat beide vragenlijsten invulde was klein (54) en onder hen zijn weinig
mensen jonger dan 35 jaar. Bij beide vragenlijsten waren respondenten die de communicatie
anders vonden dan vorig jaar wel overwegend positief over de opgemerkte verandering(en).
Hoe beoordeelt v de communicatie over DGTL/Encore Festival?
Vergelijking DGTL — Encore (n = 54)
%
o 20 40 60 80 100
m goed = redelijk goed neutraal = redelijk slecht m slecht geen antwoord
2.2 Bewoners het vaakst geïnformeerd door de brief van de gemeente
De meerderheid van de totale groep respondenten is geïnformeerd over het festival door een
bewonersbrief van de gemeente (58%) of van het Encore Festival zelf (37%). Van de negen
respondenten die de optie ‘anders, namelijk’ of ‘een andere website! kozen noemen drie de
MoSART app (een app waarmee omgevingsgeluid gemeten en beoordeeld kan worden) en één
‘een email over de MoSART app.’ Vier respondenten noemen de bewegwijzering rondom het
NDSM terrein als bron van informatie en één was in de omgeving rond de tijd van het festival.
14
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Doordat de antwoordopties voor deze vraag op een aantal punten verschilden tussen de twee
vragenlijsten is het niet mogelijk de meest gebruikte informatiebronnen voor het DGTL Festival
en het Encore Festival met elkaar te vergelijken.
Op welke manier(en) bent u geïnformeerd over het over Encore Festival? Meerdere antwoorden mogelijk.
(n = 67)
bewonersbrief festivalorganisatie |
website gemeente (Amsterdam.nl) IJ
Parool IJ
omgevingsalert (app) IJ
buurtbewoners IJ
andere websites I
huis-aan-huiskrant I
Facebook I
website festivalorganisatie
anders En
geen, ik ben niet geinformeerd mn
weet niet
D %
o 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
2.3 Voorkeur voor informatie via bewonersbrieven van de gemeente of
festivalorganisatie
Van de respondenten wordt 81% het liefst geïnformeerd over evenementen op het NDSM
terrein door een bewonersbrief van de gemeente. Dit was eerder ook het geval onder de DGTL
respondenten; van hen gaf 70% aan het liefst een brief van de gemeente te ontvangen. Ook uit
eerdere onderzoeken blijkt dat Amsterdammers graag per brief geïnformeerd worden over
zaken in de stad. In de Burgermonitor (OIS, 2015) gaf 57% aan het liefst geïnformeerd te worden
door een bewonersbrief.
Onder de Encore respondenten staat een brief van de festivalorganisatie op de tweede plaats
(55%) als manier waarop men graag geïnformeerd wordt over evenementen op het NDSM
terrein. Onder de DGTL respondenten was dit 54%. Onder de optie ‘anders, namelijk’ geven
twee van de Encore respondenten aan het liefst te worden geïnformeerd door middel van een
email.
De voorkeur voor bepaalde informatiebronnen is deels afhankelijk van leeftijd. Respondenten
van 51 jaar of ouder geven sterk de voorkeur aan een bewonersbrief van de gemeente (91%).
Onder jongere respondenten is de meest gekozen optie een brief van de festivalorganisatie
15
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
(70%). Respondenten tot 51 geven ook vaker dan 50-plussers de voorkeur aan informatie via
Facebook (17% versus 0%) en het Parool (22% versus 6%). De omgevingsalert app is onder
beide groepen ongeveer even populair (17% versus 14%).
Op welke manier(en) wordt u het liefst geïnformeerd over evenementen op de NDSM-werf? Meerdere
antwoorden mogelijk. (naar leeftijd, n = 58)
bewonersbrief van de organisator van het evenement nn u 20-50 jaar
m >50 jaar
Parool nm
omgevingsalert (app met verstrekte vergunningen) mn
Facebook mn
huis-aan-huiskrant En
Facebookgroep van de organisator mm
website gemeente (amsterdam.nl) En
website van organisator van het evenement nm
anders, namelijk En
%
o 20 40 60 80 100
Bijna alle respondenten (91%) willen graag geïnformeerd worden over de datum en het tijdstip
van aankomende evenementen. Respondenten tot 51 jaar hebben vaker dan oudere
respondenten behoefte aan informatie over de activiteiten{/programmering (91% versus 60%),
bereikbaarheid en afsluitingen (70% versus 37%) en de prijs van het evenement (26% versus 6%).
Respondenten boven de 50 jaar willen vaker dan jongere respondenten weten waar zij eventuele
overlast kunnen melden (71% versus 39%).
16
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Over welke onderwerpen wilt u informatie ontvangen bij evenementen? (naar leeftijd, n = 58)
reren pn
Em >50 jaar
informatie over de activiteiten/programmering A
bereikbaarheid en afsluitingen gn
contactpersoon bij organisatie en
brij gn
anders, namelijk* Er
nvt, ik heb geen behoefte aan informatie I
%
o 20 40 60 80 100
*Opmerkingen onder ‘anders, namelijk:”
= Mogelijkheid van bezwaar/zienswijze.
"Ik zou die informatie graag veel eerder ontvangen, zodat ik er rekening mee kan houden in mijn eigen
planning (bijvoorbeeld: geen etentjes thuis organiseren als er een avond vol herrie gepland is).
= Rondleidingen tijdens opbouw.
= __Parkeerproblematiek in de wijk.
= __ Meldpunt overlast.
= Info geluid.
= Wat de normen zijn die worden afgesproken. Pas dan kan ik er tegen protesteren.
= _Tothoe laat geluidsoverlast. :
2.4 Eén op de vijf vindt communicatie over het Encore Festival veranderd
Ruim één op de vijf (22%) respondenten vindt de communicatie over het Encore Festival dit jaar
veranderd ten opzichte van vorig jaar. Elf van deze respondenten vonden de verandering een
(grote) verbetering; twee respondenten waren neutraal over de verandering en twee vonden de
communicatie verslechterd.
In de opmerkingen wordt de informatie omschreven als beter en/of duidelijker ten opzichte van
voorgaande jaren, en noemen respondenten specifieke informatie die zij hebben ontvangen,
zoals telefoonnummers en tijden. Een aantal respondenten geeft aan dat zij dit jaar voor het
eerst informatie hebben ontvangen. Eén opmerking omschrijft de informatie als ‘nog meer
afschuiven.’
Over de bron van de informatie zijn de meningen verdeeld. Volgens sommige respondenten
kregen zij dit jaar voor het eerst informatie van de festivalorganisatie zelf, terwijl anderen
aangeven dit jaar voor het eerst een bericht van de gemeente te hebben ontvangen.
17
| Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Vond u de berichtgeving over Encore Festival anders dan voorgaande jaren, voor zover u zich dat herinnert?
(n = 67)
ja, andere toon/inhoud, namelijk 3 = __ Veel meer informatie! Tijden van
overlast, telefoonnummers
ja, andere informatiebronnen, namelijk 9 " Direct van organisatie
= __ Vroeger alleen van de gemeente, nu
ook van de organisatie zelf
= _ Brief van de gemeente was er de
voorgaande jaren niet bij mijn
weten
1 __ Telefoonnummers
= Brief met tijden soundcheck en
festival
ja, anders, namelijk 10 = _ Toen kregen we een mail van de
organisatie
= __ Voor het eerst informatie over
evenementen gekregen
. Beter
= _ Betere en duidelijke informatie
1 _ We krijgen pas sinds kort bericht
over wat er plaatsvindt op het
NDSM terrein
= _ Brief ontvangen
= __Nog meer afschuiven/nog meer we
doen er alles aan om/maar de
overlast wordt alleen maar erger
nee 30
weet ik niet/kan ik me niet herinneren 42
geen antwoord 6
Totaal 100
2.5 Vrijkaartjes voor festival zijn welkom initiatief
Negen respondenten (13%) zouden graag betrokken zijn bij het evenement. Vijf van hen denken
hierbij aan vrijkaartjes of korting op het festival. Een andere respondent denkt aan meer contact
met de organisatie om geluidsoverlast te kunnen melden.
Twee respondenten geven aan al bij het festival betrokken te zijn door de geluidsoverlast die zij
ervaren. Een derde respondent is betrokken doordat er bij hen thuis geluidsmetingen worden
gedaan.
18
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Wilt v als buurtbewoner betrokken zijn bij Encore Festival? (n = 67)
ja, ik ben al betrokken, namelijk door 5 = _ Lawaai en geluid
= Slachtoffer van ernstige geluidshinder
= ___Gelvidsmeting thuis
ja, bijvoorbeeld door 13 " Contact met de organisatie tijdens feest om
onze beleving aan de overkant qua
geluidsoverlast te monitoren
® Gratis of korting op toegang. Rondleiding
tijdens opbouw.
= __ Maakt niet uit, ik vind het een geweldig
festival! :)
= __ Ligt aan het moment
= _ Parkeerproblematiek en overlast na afloop
= Het festival te bezoeken
= Zoals nu het geval is dat er kaarten
aangeboden worden voor buurtbewoners,
super leuk initiatief
= __ Vrijkaarten
= Kaarten te krijgen
nee 15
geen antwoord 8
totaal 100
19
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Bijlage 1: Stellingen geluidsgevoeligheid
De volgende zes stellingen zijn gebruikt om de mate van geluidsgevoeligheid van de
respondenten te bepalen:
1. Ikword makkelijk wakker van geluid.
2. Ikwen zonder veel moeite aan de meeste geluiden
3. Ik vind het moeilijk om te ontspannen op een plek waar het rumoerig is
4. Ik kan me goed concentreren ongeacht wat er om mij heen gebeurt
5. Ikword boos op mensen die geluid maken waardoor ik niet kan slapen of werken
6. Ikben gevoelig voor geluid.
Door de respondenten voor elke stelling waarvoor zij het geluidsgevoelige antwoord geven 1
punt toe te kennen ontstaat een geluidsgevoeligheidsscore tussen 0 en 6. Een score van 2 of
lager staat voor minder geluidsongevoelig en een vijf of hoger voor geluidsgevoelig.
20
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Bijlage 2: Open antwoorden
In deze vragenlijst zijn verschillende onderwerpen aan bod gekomen. Wellicht
zijn er onderwerpen die niet in deze vragenlijst aan de orde zijn geweest, maar
waarover u wel graag iets kwijt zou willen. Ook suggesties voor verbetering zijn
welkom.
De antwoorden zijn door OIS gecategoriseerd op onderwerp.
Geluid
= __ Afgelopen weekend stond de wind precies onze richting op, waardoor het geluid sterker
was dan anders. Wel waren er meer uitschieters in het geluid. En fijn dat er dit soort
festivals worden georganiseerd, behoudens wat geluid, verder geen overlast, prima.
= De geluidsoverlast op de plek waar wij wonen is door een "freak" acoustiek en de wind
soms niet aanvaardbaar. De hele dag met de ramen en deuren dicht vooral op een dag
dat het redelijk weer is, nou niet ontspannen.
= De vragen zijn te algemeen gesteld. Ik heb nl. niets tegen festivals in het algemeen,
maar zodra deze gepaard gaan met zware bastonen en geluidsterreur veroorzaken ben
ik er fel tegen als dit zo dicht bij een woongebied plaatsvindt als NDSM terrein bij de
Silodam.
" Deze festivals zorgen voor veel geluidsoverlast, zeker in de buurt van woonwijken.
Alternatief? Oordoppen uitdelen ter bescherming van het gehoor van de bezoekers/het
lijkt mij logisch om het geluid dan wat lager te zetten of denk ik nu te logisch?
Communicatie over dit soort enquêtes vindt wel erg eenzijdig plaats, ondanks beloften
hoor ik hier nooit iets op terug! Storend!
= Festivals met BONKE-BONKE-BONKE (elektronisch versterkte bas geluiden) moet je
niet in de open lucht houden. Teveel mensen hebben er dan last van. Voor wie die herrie
wil, prima, naar dan in een afgesloten ruimte, daar kun je dan uit je dak gaan zonder dat
je anderen hindert. Simple comme bonjours!
" Gemeente vergeet dat water ver draagt. De overlast is vooral de dreun. Wel
gemeentebelasting betalen, maar niet rustig van eigen muziek mogen genieten.
"Ik heb niks tegen festivals, maar ik vind hiphop en R&B vreselijk, dus als je dat de hele
dag hoort is niet prettig. als het waait gaat het geluid rondzingen. Er is met name in de
zomer al heel veel te doen in Amsterdam, er zijn 3 weekenden achter elkaar festivals bij
de ndsm, ik vind dat het best wat minder kan. Het is een gebied dat dicht tegen
woonwijken aangrenst.
= Ik pleit voor beduidend minder festivals in de stad. Ze zorgen voor ernstige
(geluids)overlast. Te weinig wordt rekening gehouden met omwonenden.
" Late ze tijdens de festivals in ieder geval artiesten contracteren die kunnen zingen. De
zanger die zondag in de namiddag probeerde te zingen was werkelijk niet om aante
horen en veel te hard!
"Lawaai in een woonomgeving is voor niemand prettig. Door te vragen of men gevoelig is
voor lawaai wordt de suggestie gewekt dat het normaal is om dat niet te zijn.
21
| Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
= _ Meer aandacht voor hinder door zware bas tonen. Soms zijn er weken lang muzikale
activiteiten van diverse locaties. Ndsm, dan paar dagen Pllek, dan Noorderlicht dan 10
dagen Stenen Hoofd/ stadsdelen, hier wordt geen rekening mee gehouden.
= Men blijft maar praten over standaard protocol. Ik woon in een kom ruim vanaf het
eerste huis waar protocollair gemeten wordt maar door de weerkaatsen van het geluid is
het aantal dB veel hoger dan op het protocollaire punt. Nee volgend jaar weer. We
beloven het beter te doen. Nou daar klopt niets van. Soms staan er containers dan is de
overlast beter te pruimen, maar nog steeds is er overlast. En dan ook nog even over de
soundcheck. Waarom zou je met ruim 130 db testen als je toch niet meer dan 80 db mag
produceren. Die overschrijding moet een waarschuwing zijn en toen had de stekker er al
uit moeten zijn getrokken. Ik weet waarover ik praat ik heb persoonlijk voor elkaar
gekregen dat de nachtelijke dance feesten op de NDSM werden verboden. Ik ben bang
dat ook deze klacht gewoon de prullenbak in gaat. Goed voor de ego van de politiek en
de portemonnee van een enkeling. De Amsterdammers die rond het terrein wonen zijn
onbelangrijk ook al mogen we ons blauw betalen aan belasting en erfrechten.
= Respecteer dat de werkende mensen in het weekend vd rust willen genieten en geen
decibel terreur. Breng de buiten festivals in de loodsen zodat de mensen die niet mee
willen "genieten" er geen last van hebben. Onderzoek vd gemeente heeft aangetoond
dat 40.000 Amsterdamse bewoners hier last van hebben!
= __ Rumoerigheid en geluiden van de grote stad zijn iets totaal anders dan de continve
monotone dreun van een festival waar een groep mensen zich vermaakt ten koste van
anderen. Zij dringen mij hun vermaak op en dat is ronduit asociaal.
"Te harde geluiden! Festival is niet erg, geluidsoverlast wel
=__ Wij willen graag in de tuin zitten in de zomer en kunnen praten met elkaar (en gasten)
zonder dat dit onmogelijk wordt gemaakt door de ernstige geluidsoverlast van festivals
in onze buurt. Dit is een WOONWIJK en geen KERMISTERREIN. Wij vinden dat we in
deze niet totaal niet gehoord werden en worden door de Gemeente A'dam!
= Ik wil het volgende kwijt. Er wordt van tevoren gesteld dat men zich aan de
geluidsnormen houdt. Daar heb ik dus mijn grote twijfels over. Verder vinden derden in
de wijk dat omdat er van de NDS zo'n bak met herrie komt, zij dit ook mogen elders in
de wijk zoals afgelopen keer tijdens het festival. Precedent geschapen, bedankt
daarvoor…
Bereikbaarheid/parkeerproblemen
= __Alser, door de festivaldrukte, geen fietsen meer op de pont mee mogen, dan heb ik daar
last van. Meer in het algemeen: de NDSM-CS-pont zou de dag door een kwartierdienst
moeten worden.
= _ Bereikbaarheid: pontverbindingen raken overbelast.
= Ik heb nu voor de 3e achtereenvolgende keer aangegeven dat het parkeerprobleem in
de wijk en het geluidoverlast na afloop van het evenement een probleem is voor de
buurtbewoners. Daar is, ongeacht de aangegeven suggesties, nog steeds niets aan/mee
gedaan. Juist bij Encore is en blijft dit een probleem!
"__Iksta zeer positief tegenover de evenementen alleen zijn er ook mensen die die dagen
gewoon naar hun werk moeten en dus afhankelijk zijn van de pont. Dit is zeer slecht
georganiseerd, slechte begeleiding, veel kruisend verkeer en te weinig inzet
veerdienst/overvol.
=_Ik woon nabij NDSM en rij door NDSM met mijn fiets en het pont daar gebruiken. Het
geluid is niet slecht en ik slaap prima. Maar met sommige festivals zijn sommige mensen
vervelende en /of agressief als je bent in de omgeving. Mij sterk klachten over het
festivals op NDSM is je kan niet soms de pont gebruiken als te veel mensen zijn en dan ik
22
| Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
ben laat voor afspraak. Ik geloof dat het bedrijf dat het festivals organiseert moet privé
vervoer naar en van Amsterdam Centrum huren zo buurtbewoners kunnen het pont
normaal gebruiken. Zaterdag avond rond 23:15 uur veel agressief mensen stormden op
de veerboot en mensen moet vechten af het pont te krijgen. Er was veel buurtbewoners
55+ dat vindt het verschrikkelijk en was heel ongelukkig. De Veiligheidsmannen daar
heb niks veel gedaan omdat ik geloof ze was bang van het agressief mannen daar. Het
was echt nodig dat er politie daar in het latere avond was.
Positieffcomplimenten
" _Goeddat op het NDSM terrein zoveel verschillende activiteiten plaatsvinden. We wonen
vlakbij maar genieten juist van die levendigheid en stellen ons daarom positief en
flexibel op igv we soms wat overlast van bijvoorbeeld dronken bezoekers hebben. Geluid
van festivals is meestal heel goed te doen en vaak zelfs lekkere muziek. Geeft
levendigheid.
= __Hetis duidelijk dat de huidige aanpak van geluidoverlast op de werf positief resultaat
oplevert. ik ben zeer tevreden over de aandacht die aan het probleem overlast
op/rondom de werf wordt besteed. HULDE!
Overig/algemeen
1 De app was vanaf 10 uur niet meer bereikbaar.
" Geen
"Geen problemen
" _Ikbentegen festivals in het schaarse groen. Park of ander groengebied moeten met rust
gelaten worden.
"Ik vind evenementen in de buurt leuk. Dit maakt de buurt levendig. Geluid op
achtergrond is prima. En stopt toch om 11 vur. Alleen moet er toezicht op kampers
komen. En zwerfvuil oplossing.
= Ik was dus de hele dag niet thuis VANWEGE de verwachte geluidsoverlast. Dat lijkt me
een belangrijke optie voor dit onderzoek die nu buiten beschouwing wordt gelaten. Als
je er niet bent heb je ook geen last.
® Ik woon niet zo ver van het terrein af en moet tegenwoordig mijn huis uitvluchten
vanwege de chaotische herrie die geproduceerd wordt. Ondanks de mooie beloftes van
de gemeente en organisatie wordt de overlast alleen maar groter, ook het wildparkeren
in onze buurt wordt een groot probleem. Ook vinden we veel afval zoals helium flesjes
en blikjes enz. Ook bezoekers die in onze bosjes urineren. Ik zou ook graag willen dat
iemand bij mijn thuis komt beleven hoe hard de herrie is die geproduceerd wordt.
= __NDSM gebied niet echt geschikt
= _ Wildplassen bij ons voor de deur. Over de Lange brug lopen, hetgeen verboden is en
levensgevaarlijke situaties oplevert. Geen verkeersregelaars. Loeihard geluid!
= Het wordt je als bewoner zo opgedrongen. Als je last hebt van geluid wordt je vaak weg
gezet als zeikerd. Sorry, mijn suggestie voor toekomstig beleid is dan ook: minder
evenementen, we hebben al: Pride, Uitmarkt, Prinsengrachtfestival, Rootsfestival in
Oosterpark, foodFestvals, het is genoeg!
23
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Bijlage 3: Vragenlijst
V1 Welkom bij het evenementenonderzoek.
Deze vragenlijst gaat over het Encore Festival dat 19 augustus plaatsvond op de NDSM-werf.
Heeft u gemerkt dat Encore Festival plaatsvond op de NDSM-werf?
. ja, ik heb het festival zelf bezocht
mg ja, veel van gemerkt
mE ja, een beetje gemerkt
Ds nee, niet gemerkt
mE niet van toepassing, ik was niet thuis / in de buurt
Ds geen antwoord
Vv2 De volgende vragen gaan over de communicatie rondom Encore Festival.
Wist u van tevoren dat Encore Festival zou plaatsvinden op de NDSM-werf?
.: ja
TI: nee, ik wist dit pas toen Encore Festival al was begonnen
TD: nee, ik ben niet bekend met Encore Festival
Os geen antwoord
Vv3 Op welke manieren bent u geïnformeerd over Encore Festival?
Meerdere antwoorden mogelijk.
Dl. bewonersbrief van de gemeente
1» bewonersbrief van de organisator van het evenement
3: website gemeente (amsterdam.nl)
4: website van de organisator van het evenement
mj andere website, namelijk _________ _ OO
mr Facebook
LI], Parool
Cls huis-aan-huiskrant
me via buurtbewoners
Cl zo omgevingsalert (app met verstrekte vergunningen)
Ou anders, namelijk _—___________
mg, geen van bovenstaande, ik ben niet geïnformeerd over Encore Festival
a: weet niet / geen antwoord
V4 Hoe beoordeelt u de communicatie over Encore Festival?
. goed
mg redelijk goed
mE neutraal
Os redelijk slecht
mE slecht
Ds geen antwoord
24
| Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Vv5 Vond u de berichtgeving over Encore Festival anders dan voorgaande jaren, voor zover u zich dat herinnert?
Meerdere antwoorden mogelijk.
. ja, andere toon/inhoud, namelijk _____ __ _
: ja, andere informatiebronnen, namelijk ___ — mn mn mn mn _
TD: ja, anders, namelijk
4 nee — ga naar vraag V7
mE weet ik niet / kan ik me niet herinneren — ga naar vraag V7
Ds geen antwoord — ga naar vraag V7
V6 Wat vindt u van deze verandering(en)? U kunt uw antwoord toelichten.
. grote verbetering
mg verbetering
mE neutraal
Os verslechtering
Ls grote verslechtering
Ds weet niet / geen antwoord
V7 Op welke manier(en) wordt u het liefst geïnformeerd over evenementen op de NDSM-werf?
Meerdere antwoorden mogelijk.
Dl. bewonersbrief van de gemeente
1» bewonersbrief van de organisator van het evenement
3: website gemeente (amsterdam.nl)
4: website van organisator van het evenement
Ls andere website, namelijk ___________ _ ee
mr Facebook
1, Facebookgroep van de organisator
Cls Parool
me huis-aan-huiskrant
[io _ via buurtbewoners
u omgevingsalert (app met verstrekte vergunningen)
12 anders, namelijk _—___________
C] 13 geen van bovenstaande, ik wil niet geïnformeerd worden over evenementen
[14 geen antwoord
Vv8 Over welke onderwerpen wilt u informatie ontvangen bij evenementen?
Meerdere antwoorden mogelijk.
T. informatie over de activiteiten/programmering
[2 datum en tijdstip
3: prijs
Os contactpersoon bij organisatie
Ls bereikbaarheid en afsluitingen
Ds meldpunt voor overlast
[7 anders, namelijk ____ _ _ _
Cls geen van bovenstaande, ik heb geen behoefte aan informatie
mE geen antwoord
vg Wilt u als buurtbewoner betrokken zijn bij Encore Festival?
. ja, ik ben al betrokken, namelijk door ____ mn mn mn __
mg ja, bijvoorbeeld door __________
mE nee
Os geen antwoord
25
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
Vv10 Evenementen kunnen voor overlast zorgen. Kunt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe groot de overlast was
die u zelf hebt ondervonden rond Encore Festival?
Een 1 staat voor helemaal geen overlast en een 10 voor zeer ernstige overlast.
ee es
ue
Teese We
Aser Is
mn bereikbaarheid
V11 Hoe staat u tegenover de aanwezigheid van festivals in Amsterdam?
. positief
mg redelijk positief
mE neutraal
Os redelijk negatief
Ls negatief
Ds weet niet / geen antwoord
V1I1 E Gaat uzelf wel eens naar festivals of bent u van plan dit te doen?
. ja, dat doe ik nu al
1» ja, dat ben ik van plan te doen
mE misschien
4: nee
mE geen antwoord
Vv12 Tenslotte willen we u nog een paar achtergrondvragen stellen. Deze vragen worden alleen gebruikt voor de
statistiek. Uw gegevens worden vertrouwelijk behandeld.
Wat is uw postcode?
LEEFTD Wat is uw leeftijd?
LL |
GESL Wat is uw geslacht?
T. man
L]> vrouw
3: wil ik niet zeggen
26
| Omwonenden over evenementen op het NDSM terrein
HHSAM Kunt u zeggen hoe uw huishouden is samengesteld”?
Een huishouden is: (samen)wonen, eten, kosten betalen, slapen voor minimaal 4 nachten in de week.
.: een persoon, alleenstaand
mg (echt)paar zonder kinderen (thuis)
3: (echt)paar met kind(eren) (thuis)
Os een ouder met kind(eren) (thuis)
Ls twee volwassenen, zonder kinderen (thuis)
Ds twee volwassenen, met kinderen (thuis)
LI], drie of meer volwassenen, met kind(eren) (thuis)
Cls drie of meer volwassenen, zonder kinderen (thuis)
me anders
[io weetniet
[lm geen antwoord
Welke van de volgende uitspraken zijn op u van toepassing?
[word makkeljk wakker van geluid ==
ik wen zonder veel moeite aan de meeste
geluiden
ik vind het moeilijk om te ontspannen op een
plek waar het rumoerig is
ik kan me goed concentreren ongeacht wat
er om mij heen gebeurt
ik word boos op mensen die geluid maken
waardoor ik niet kan slapen of werken
L_lik ben gevoelig voor geluid
Opmerk In deze vragenlijst zijn verschillende onderwerpen aan bod gekomen. Wellicht zijn er onderwerpen die niet in deze
ingen vragenlijst aan de orde zijn geweest, maar waarover u wel graag iets kwijt zou willen.
Ook suggesties voor verbetering zijn welkom. Deze kunt u hieronder beschrijven.
Dit waren alle vragen. Hartelijk dank voor uw medewerking.
Door op 'Vorige' te klikken kunt u uw antwoorden bekijken. Door op '‘Verzend!' te klikken verzendt u uw antwoorden en sluit u
de vragenlijst af. De vragenlijst kan hierna niet meer worden geopend.
27
Bezoekadres:
n Oudezijds Voorburgwal 300
1012 GL Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek ï ij Postbus 658
1000 AR Amsterdam
www.ois.amsterdam.nl
| Onderzoeksrapport | 28 | train |
N Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
“ Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 589
Ingekomen op 19 mei 2020
Behandeld op 20 mei 2020
Status ingetrokken
“Onderwerp
Motie van de leden Nanninga en Kreuger inzake de actualiteit corona (versoepeling
regels vergunningen evenementenbranche)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit corona,
Overwegende dat:
- door de genomen maatregelen tijdens de coronacrisis de
evenementenbranche tot stilstand is gekomen;
-__op termijn evenementen weer mogelijk zijn en de branche dan een
stimulans kan gebruiken;
-__ evenementenorganisatoren tegemoet gekomen kunnen worden door de
gemeente door coulant te zijn in de verlening van
evenementenvergunningen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Zo gauw als evenementen weer zijn toegestaan, soepel en coulant te zijn bij de
verlening van vergunningen, en indien gewenst regels te versoepelen zolang
hierdoor de veiligheid niet in het geding komt.
De leden van de gemeenteraad
A. Nanninga
K.M. Kreuger
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R OW
% Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
% Agenda, woensdag 24 februari 2010
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Tijd 13.30 tot 17.00 uur
Locatie Rooszaal 0239, Stadhuis
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering
van de Raadscommissie ROW d.d. 27 januari 2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieROW@raadsgriffie. amsterdam.nl
5 Conceptverslag van de besloten vergadering
van de Raadscommissie ROW d.d. 27 januari 2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieROW@Draadsoriffie. amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam R OW
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Waterbeheer en ICT
Agenda, woensdag 24 februari 2010
6 Conceptverslag van de openbare expertmeeting
van de Raadscommissie ROW d.d. 10 februari 2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieROW@Draadsgriffie. amsterdam.nl
e Wordt nagezonden
7 Rondvraag
Ruimtelijke Ordening
8 Ontwerp structuurvisie Nr. BD2010-000911
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Ontwerp Structuurvisie reeds in uw bezit
2
| Agenda | 2 | discard |
E00 N Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO
Ontwikkeling X Amsterdam
%
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Grond en Ontwikkeling
Agendapunt 3
Datum besluit Collegebesluit 10 oktober 2023
Onderwerp
Kennisnemen van de Actualisatie Meerjarenperspectief Grondexploitaties 2023 en de
raadsinformatiebrief inzake afdoening van motie 196.23 en motie 355.23.
De commissie wordt gevraagd
L. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief inzake de actualisatie van het
Meerjarenperspectief Grondexploitaties 2023 (AMPG 2023) en de afdoening van motie 355.23 en
motie 196.23. De belangrijkste punten uit het AMPG 2023 zijn:
e De huidige economische ontwikkelingen voor de gebiedsontwikkeling zijn slecht.
* Het afgelopen jaar werd in het AMPG 2022 en het MPG 2023 zichtbaar dat de economische
ontwikkelingen een groot effect hebben op het Vereveningsfonds. Ook in dit AMPG 2023 iste
zien dat conform de verwachtingen de waarde van de portefeuille verder verslechtert.
* De hoge inflatie en dalende grondprijzen in combinatie met uitstel van gronduitgiften
hebben veel impact op de financiële waarde van de portefeuille en de geprognosticeerde
vereveningsruimte in de periode 2023-2027.
e De actualisatie van de lopende actieve grondexploitaties en de indexatie naar prijspeil
1-1-2023, samen met een grondprijsdaling van gemiddeld 10% in de eerste maanden van 2023
leidt naar verwachting tot een verslechtering van de saldi van de grondexploitaties (bruto
waarde van de portefeuille) met afgerond € 215 miljoen eind dit jaar.
* Voorde vereveningsruimte zijn op dit moment de twee grootste problemen dat:
* De productie achter blijft, wat betekent dat er minder grondopbrengsten binnenkomen
met als gevolg minder vereveningsruimte.
* De mate waarin de grondprijzen dalen onvoorspelbaar is. Bij lagere grondprijzen stijgt het
tekort van de negatieve plannen en slaan een aantal financieel positieve plannen om naar
een negatieve stand waardoor de voorziening plantekorten verplicht toe moet nemen met
als gevolg minder vereveningsruimte.
e De vereveningsruimte, welke nodig is om nieuwe plannen met een financieel tekort vast
te kunnen stellen staat onder druk. Hierop is geanticipeerd middels de maatregelen die
zijn opgenomen in het MPG 2023 waardoor de vereveningsruimte dusdanig op peil is dat
het mogelijk is om op de komende nieuwe verlieslatende projecten vast te stellen die zich
grotendeels bevinden in de Masterplangebieden zodat vanuit de gebiedsontwikkeling
ongelijk kan worden geïnvesteerd in gelijke kansen.
e Maatregelen zoals vastgesteld bij het MPG 2023 en het terugdraaien van de structurele
afdracht aan de algemene middelen hebben ervoor gezorgd dat de geprognotiseerde
vereveningsruimte voor eind 2023 naar verwachting circa € 55 miljoen is.
e Volgens de huidige planning zullen de plannen Stadscentrum Osdorpplein fase 2a, de
Dichtersbuurt & Couperusbuurt, de herziening van De Punt- Dijkgraafplein, de Kolenkitbuurt,
De H-buurt, Holendrecht en de uitbreiding van Winkelcentrum CAN in 2023/2024 om een
investeringsbesluit vragen. Voor deze plannen is naar verwachting circa € 5o miljoen nodig.
e De vereveningsruimte is op dit moment dus voldoende om de plannen in voorbereiding vast
te kunnen stellen.
e Het blijft echter nodig om zowel de actieve als de nieuwe plannen financieel te optimaliseren
en scherp te blijven sturen op proces- en vitvoeringskosten. Daarbij moet prioriteit worden
gegeven aan plannen die op korte termijn bijdragen aan meer woningvoorraad. En om de
portefeuille aan te blijven vullen met positieve plannen om ook op de langere termijn de
Gegenereerd: vl.5 1
VN2023-022104 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Grond en % Amsterdam RO
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter kennisneming
woningbouwproductie op gang te kunnen houden en ongelijk te kunnen investeren in gelijke
kansen.
* Afdoening motie 196.23 van de leden V. Renssen (GroenLinks) en Minderhoud (PVDA) d.d.
10 mei 2023, inzake Woningbouwplan - Verbeteracties VEF en motie 355.23 van de leden Von
Gerhardt (VVD), Boomsma (CDA), Van Renssen (GroenLinks) en Minderhoud (PVDA) d.d. 8
juni 2023, inzake risicoanalyse en scenario’s van de vereveningsruimte opnemen in (A)MPG.
Wettelijke grondslag
Artikel 160, eerste lid, onder a Gemeentewet
Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren.
Artikel 169 Gemeentewet en artikel 80 van het Reglement van orde gemeenteraad en
raadscommissies Amsterdam
Op grond van artikel 169 Gemeentewet wordt de raad geïnformeerd over de wijze waarop de motie
is afgedaan.
Bestuurlijke achtergrond
Op 20 november 2018 is het woningbouwplan 2018-2025 vastgesteld door het college. Hierin heeft
het college aan de raad toegezegd dat het elk half jaar rapporteert (in het voorjaar en in het najaar)
over de financiële ruimte in het Vereveningsfonds.
Op 7/8 juni 2023 is het MPG 2023 vastgesteld in de gemeenteraad. Hierbij zijn de grondexploitaties
opnieuw vastgesteld. College en raad zijn bij het MPG 2023 voor het laatst geïnformeerd over de
financiële stand van zaken in het Vereveningsfonds.
In het kader van het AMPG 2023 heeft een actualisatie plaatsgevonden van (de portefeuille van) de
actieve grondexploitaties. Referentiepunt van de actualisatie betrof de ramingen in het MPG 2023
zoals deze dit voorjaar door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Als peildatum voor de actualisatie
van de grondexploitaties is de stand van 1 juni gehanteerd.
Op 10 oktober jl. heeft het college het MPG 2023 vastgesteld.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Gegenereerd: vl.5 2
VN2023-022104 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Grond en % Amsterdam
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter kennisneming
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Afdoening motie 196.23 / TA 2023-000480 van de leden V. Renssen en Minderhoud inzake
Woningbouwplan - Verbeteracties VEF en motie 355.23 / TA 2023-000591 van de leden Von Gerhardt,
Boomsma, Van Renssen en Minderhoud inzake risicoscenario’s van de vereveningsruimte zoals zijn
opgenomen in het (A)MPG.
Welke stukken treft v aan?
AD2023-076014 Bijlage 1. Actualisatie MPG 2023. pdf (pdf)
AD2023-076012 Bijlage 2. Raadsinformatiebrief inzake AMPG 2023. pdf (pdf)
Bijlage 3. 196.23 Motie Van Renssen Minderhoud verbeteracties VEF. pdf
AD2023-076013
(pdf)
Bijlage 4. Motie 355.23 Motie Von Gerhardt c.s. inzake risicoanalyse en
AD2023-076015 ‚ ‚ ‚ .
scenario's van de vereveningsruimte opnemen in (A)MPG.pdf (pdf)
AD2023-076004 Commissie RO Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Grond en Ontwikkeling, Pierre Elhorst, [email protected], 06 3056 2087 Grond en
Ontwikkeling, Marjan Munnik, m.munnik@&amsterdam.nl, 06 2293 3248 Zuidas, Sietse Jellema,
[email protected], 06 3927 9364
Gegenereerd: vl.5 3
| Voordracht | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1365
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Ingetrokken en vervangen door 1365 accent
Onderwerp
Motie van het lid Boomsma inzake de Begroting 2021
(Maak schone en vuile straten inzichtelijk).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2021.
Overwegende dat:
-— De gemeente Amsterdam op basis van de CROW-normen monitort hoe schoon
de stad is;
— Erin hetverleden voor het publiek de mogelijkheid bestond om online de status
hiervan online in te zien;
— Het belangrijk is om voor Amsterdammers inzichtelijk te maken hoe schoon of
vervuild hun omgeving is;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Een online kaart van Amsterdam met de actuele CROW-waarden van alle 481
buurten te ontwikkelen die voor het publiek toegankelijk is.
Het lid van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
| Motie | 1 | discard |
Lemniskade Projecten BV
Gemeenteraad Amsterdam
Stadhuis BRF_LP_ AMS 20201229
Postbus 202
1000 AE Amsterdam Circulair Buiksloterham / Top-Up
1: WOB verzoek 20201029.pdf
2: 20201218 wob besluit dhr.
Frantzen.pdf
Amsterdam, 15 maart 2021
Geachte leden van de Amsterdamse gemeenteraad,
Op 10 oktober 2020 hebben wij u een brief met kenmerk BRF_LP_AMS_20201010
verstuurd waarvan door u de ontvangst bevestigd is onder de noemer raadsadres
“hogere grondwaardes voor project Top-Up in vergelijking tot vergelijkbare
erfpachters”, o.v.v. TA 2020-001185. Op 29 december hebben wij u met kenmerk
BRE _LP_ AMS 20201229 een aanvullend raadsadres gestuurd Helaas hebben wij nog
steeds geen antwoord op beide raadsadressen mogen ontvangen.
In het bovengenoemde raadsadressen wijzen wij u op een drietal WOB verzoeken en
verzoeken wij u om uitleg en herstel van door de gemeente gemaakte fouten in dit
dossier.
Inmiddels hebben wij middels aanvullende WOB verzoeken extra informatie
ontvangen. Daarom stellen wij u graag nog aanvullende vragen.
Op 1 februari 2021 hebben wij middels een WOB besluit informatie ontvangen
waaruit blijkt dat de transactiebedragen en bijbehorende kadastrale gegevens van een
aantal in ons dossier gebruikte marktwaardereferentieobjecten, (in de door de
gemeente gebruikte CRA applicatie) niet conform de richtlijnen van het kadaster zijn
behandeld en daardoor aantoonbaar foutief geïnterpreteerd zijn. Wanneer door het
kadaster was aangegeven dat het object en de transactieprijs met meer onroerend
goed verkregen was en dat daardoor de koopsom dan niet langer herleidbaar tot het
object was, werd deze melding bij zeven van de tien referentieobjecten genegeerd en
werd er door de gemeente desondanks vanuit gegaan dat de transactieprijs
uitsluitend voor het referentieobject gold. Hierdoor is door de gemeente de
marktwaarde van de referentieobjecten stelselmatig te hoog ingeschat.
Op 8 maart 2021 hebben wij middels een WOB besluit informatie ontvangen over de
grondwaardes van parkeerplaatsen in de zogenaamde Loodstoren parkeergarage aan
de Distelweg. Deze parkeergarage hoort bij het project De Vrije Kade, dat nog niet
Johan van Hasseltkade 280
1032 LP Amsterdam +31 (0)203090350 NLOBINGB0007081318
www.lemniskade.nl NL822369175B01
64737780
CEA a
SKO
volledig gerealiseerd is. Deze parkeergarage is zeer vergelijkbaar met de
parkeergarage zoals we die hebben gerealiseerd bij ons project Top-Up aan de
Papaverweg 35, thans hoek Fonteinkruidstraat-Johan van Hasseltkade. De
parkeergarage ligt in hetzelfde gebied, bestaat uit een natuurlijk geventileerde
bovengrondse bakstenen loods en is gebouwd door dezelfde aannemer met hetzelfde
bouwsysteem volgens dezelfde bouwkundige indelingseisen. Toch is de grondwaarde
in de Loodstoren parkeergarage met €1721,- per parkeerplaats bijna zeven (!) keer zo
goedkoop als de grondwaarde van €11.626,- per parkeerplaats in project Top -Up.
In onderstaande tabel ziet u de waardes zoals die middels de diverse WOB verzoeken
aan ons openbaar gemaakt zijn:
project datum oplevering grondwaarde/pp
erfpachtberekening excl. BTW
2 CPO kavel 20F, Loft4you, 26-07-17 2020 € 1721,00
Buiksloterham, Amsterdam
3 CPO kavel 20A, Stories, Niet bekend gemaakt 2021 € 1721,00
Buiksloterham**
6 Blok1, Haut, 30-11-17 nog niet € 1721,00
Amstelkwartier, Amsterdam opgeleverd
8 Kavel5, Bold, Overhoeks 07-12-17 nog niet € 1721,00
opgeleverd
9 De Vrije Kade Fase2, Blok 07-02-18 2020 € 1721,00
B2 Loodstoren,
Buiksloterham
10 De Vrije Kade Fase2, Blok 27-05-2020 2023 € 1721,00
E3, Buiksloterham**
11 Kavel B9 3 NDSM-werf 25-09-2019 nog niet € 1738,00
opgeleverd
MEDIANE € 1721,00
GRONDWAARDE:
te vergelijken met:
kavel 23, Top-Up, 09-01-18 2020 € 11.626
Buiksloterham*
procentuele verhouding 676%
Mediaan/Top-Up
Johan van Hasseltkade 280
1032 LP Amsterdam +31 (0)203090350 NLOBINGB0007081318
www.lemniskade.nl NL822369175B01
64737780
CI):
SKO
De grondwaarde bij de Loodstoren is bepaald in juli 2015 en is aangehouden voor alle
deelprojecten van het project de Vrije Kade, waarvan het laatste deelproject naar
verwachting in 2023 wordt opgeleverd. Bij Top-Up is de grondwaarde bepaald in
januari 2018. Heeft de voortschrijdende tijd met veranderende marktwaardes en
stichtingskosten er dan wellicht voor gezorgd dat de grondwaarde 7x hoger werd?
Nee, zo blijkt in bovenstaande tabel uit de gegevens van andere projecten die in de
overige WOB verzoeken aan ons bekend zijn gemaakt: Hier komt de waarde van
€1/21,-/pp opvallend vaak voor bij aanbiedingen van maart 2017, mei 2017,
september 201/ en december 2017, een maand voordat de erfpachtgrondwaarde van
€11.626,- bij project Top-Up werd vastgesteld. Ruim anderhalf jaar later blijkt bij een
erfpachtaanbieding van 25-09-2019 een grondwaarde van €1/32,- bepaald. Zelfs in
2020 wordt de grondwaarde van €1/21,-/pp nog aangehouden in de laatste fase van
project De Vrije kade, op 200m van project Top-Up Bij alle hier genoemde projecten is
er sprake van een bouwkundig vergelijkbare situatie, het betreffen allemaal
bovengronds gebouwde parkeergarages waarbij men dus zou mogen verwachten dat
de door de gemeente te bepalen zogenaamde “genormeerde” stichtingskosten min of
meer overeenkomen.
Omdat de marktprijzen van de parkeerplaatsen in de Buiksloterham niet veel van
elkaar verschillen is vanuit de residuele grondwaardeberekeningsmethode
“Marktwaarde-stichtingskosten=grondwaarde” het enorme verschil tussen de
€11.626,-/pp van Top-Up en de zeven keer lagere grondwaarde van €1721,-/pp bij de
overige projecten in de buurt dan ook niet te begrijpen.
Daarom vragen wij u aanvullend op de eerder genoemde raadsadressen het volgende:
1. De in het WOB verzoek van 26 juni 2019, besluit 8 augustus 2019, kenmerk
2019-8546 gevraagde gegevens alsnog en volledig te openbaren voor zover
geheimhouding niet verplicht is volgens de WOB artikel 10, lid 1, ook waar
het de overige gebruiksfuncties betreft. Wij verzoeken u om volledig
transparant te maken hoe en met gebruikmaking van welke variabelen en
toegepaste rekenwaardes u de grondwaardes heeft bepaald voor de functies
wonen, bedrijfsruimte en parkeerplaatsen zodat de grondwaardeberekening
herleidbaar en controleerbaar is.
2. Kunt u ons op gedetailleerde wijze verklaren waarom de grondwaarde
parkleerplaatsen in project Top-Up bijna /00% hoger is dan de mediane
grondwaarde van parkeerplaatsen die met een vergelijkbare bouwtechniek in
dezelfde tijdspanne en omgeving ontwikkeld zijn.
Johan van Hasseltkade 280
1032 LP Amsterdam +31 (0)203090350 NLOBINGB0007081318
www.lemniskade.nl NL822369175B01
64737780
L [ò ÍN | 5 Kg e) [Ò
Met vriendelijke groet,
Ì
< Ee md
N= ma tE an Je
Tom Frantzen
Lemniskade projecten BV
Winnaar De Gouden Piramide 2018, de tweejaarlijkse Rijksprijs voor inspirerend
opdrachtgeverschap in de ruimtelijke disciplines
Winnaar Nederlandse Duurzaam Bouwen Award 2018
Winnaar Green Good Design Award 2017
Winnaar World Architecture News Residential Award 2017
Nominatie Zuiderkerkprijs 2016 (voor Patch22})
Nominatie Zuiderkerkprijs 2020 (voor Top-Up})
Nominatie Gouden A.A.P. de Amsterdamse Architectuurprijs 2016 (voor Patch22)
Nominatie Gouden A.A.P. de Amsterdamse Architectuurprijs 2021 (voor Top-Up})
Johan van Hasseltkade 280 Tel Bank N
1032 LP Amsterdam +31 (0)203090350 NLOBINGB0007081318
Web BTW
www.lemniskade.nl NL822369175B01
KvK
64737780 /
| Raadsadres | 4 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Raadsagenda supplement 2,
woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
Datum en tijd woensdag 18 juli 2018 13.00 en 19.30 uur
donderdag 19 juli 2018 13.00 uur
Locatie Raadzaal
TOEGEVOEGD:
Communicatie
11A Actualiteit van het lid Simons inzake toegankelijkheid Pride.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 643)
Democratisering
19B Actualiteit van het lid Van Soest inzake Kinderburgemeester.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 645)
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
36A Actualiteit van het lid Van Soest inzake RMC. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 646)
36B Actualiteit van het lid Torn inzake het bezetten van parkeerplekken in de Pijp en
het uitblijven van handhaving door de gemeente. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 644)
GEWIJZIGD:
Diversiteit en Antidiscriminatiebeleid
21 Actualiteit van de leden Simons, Roosma, Mbarki, Temmink en Kilig inzake
het stoppen van de uitzetting van Afghaanse vluchtelingen naar Afghanistan.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 628)
TOEGEVOEGD:
1
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Raadsagenda supplement 2, woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
Ingekomen stuk:
30 Raadsadres van een burger van 11 juli 2018 inzake het bouwproject Hoogte
Kadijk 145B.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling
van het agendapunt Beantwoording raadsadres inzake de omgevings-
vergunningsaanvraag BLVG-Hubstudios voor het werfterrein Hoogte Kadijk 145B
in de vergadering van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening van
12 september 2018.
Een gewijzigde versie van het raadsadres en een bijlage zijn toegevoegd aan
het vergaderdossier.
De overige bijlagen liggen ter inzage bij de raadsgriffie.
TOEGEVOEGDE INGEKOMEN STUKKEN:
Ingekomen stukken
35 Brief van wethouder Meliani van 13 juli 2018 inzake de beantwoording van
mondelinge vragen van het duolid Mangal, gesteld in de vergadering van
de raadscommissie Kunst, Diversiteit en Democratisering van 4 juli 2018 over
het Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens.
Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt
37, Uiten van wensen en bedenkingen ten aanzien van het ontwerp van
het Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens.
36 Raadsadres van de Stichting De Groene Plantage van 15 juli 2018 inzake
het Holocaust Namenmonument.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling
van agendapunt 13, Instemmen met de financiële bijdragen ten behoeve van
het realiseren van het Namenmonument.
3/ Raadsadres van een burger van 13 juli 2018 inzake een reactie op de benoeming
van de nieuwe Burgemeester.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
38 Raadsadres van een burger van 15 juli 2018 inzake de afscheidsrede van
de heer Van Aartsen en het collegeakkoord met betrekking tot korte vluchten.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van de
gemeenteraad.
2
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Raadsagenda supplement 2, woensdag 18 en donderdag 19 juli 2018
39 Raadsadres van een burger van 16 juli 2018 inzake de vervuiling van de Indische
Buurt, met name in de Sumatrastraat.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
40 Raadsadres van een burger van 13 juli 2018 inzake een kinderburgemeester in
Amsterdam.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
41 Raadsadressen van een burger van 13 juli en van de Natuur en Milieufederatie
Noord-Holland van 16 juli 2018 inzake het vervangen van de oude
straatverlichting door led-verlichting.
Voorgesteld wordt, deze raadsadressen in handen van het college van
burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van
het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie Mobiliteit,
Luchtkwaliteit en Duurzaamheid.
3
| Actualiteit | 3 | val |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 1176
Publicatiedatum 8 januari 2014
Ingekomen onder o
Ingekomen op woensdag 18 december 2013
Behandeld op woensdag 18 december 2013
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Capel en de heer Ivens inzake de de evaluatie van
het Amsterdams Investeringsfonds (AIF: investeren in Amsterdam).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 29 oktober 2013 tot kennisnemen van de evaluatie van
het Amsterdams Investeringsfonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1104);
Overwegende dat:
— _ het AIF sinds 2010 de enige echte investeringsruimte is voor de gemeente
Amsterdam;
— uit de expertmeeting AIF van februari 2011 al duidelijk werd dat de gemeente
Amsterdam kennis en kunde ontbreekt om als vermogensbeheerder te opereren;
— op 13 juli 2011 de gemeenteraad heeft ingestemd met de algemene
fondsvoorwaarden van het AIF:
— uit de evaluatie van het AlF van oktober 2013 blijkt dat het fonds in de huidige
opzet niet werkt.
— investeringen van de gemeente altijd enig maatschappelijk belang dienen te
dienen;
— het AIF opsplitsen in twee afzonderlijke financieringsinstrumenten
(een maatschappelijk en een financieel deel) onwenselijk is,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de voorbereidingen voor een nieuw Amsterdams Investeringsfonds te staken;
— de nog niet bestemde middelen uit het AIF te investeren in onderwijs, economie,
aanpak (jeugd)werkloosheid, armoedebestrijding, zorg, duurzaamheid en
aanjagen woningbouw;
— voor deze middelen de criteria van het AIF te schrappen.
De leden van de gemeenteraad,
S.T. Capel
LGF. vens
1
| Motie | 1 | discard |
18 juli 2018
Onderwerp:
Bereikbaarheid Duitsland vanaf Amsterdam via het spoor en
verplaatsing van korte vluchten van Schiphol naar het spoor
Geachte leden van de gemeenteraad,
Gezien de internationale bereikbaarheid per spoor van uw stad is
decennia een ‘stiefkind’ geweest in de regionale en stedelijke
mobiliteit. Aangezien uw eigen beleid omtrent Schiphol de kansen en
andere ruimtelijke ontwikkelingen in uw Metropool regio letterlijk en
figuurlijk op slot zet.
Zeker is het ook in Amsterdams belang dat er voldoende middelen uit
het MIRT voor de aanpak van de internationale bereikbaarheid per
spoor juist buiten uw stad besteed worden. Door de huidige staat van
de spoorlijn duurt de verbinding Groningen - Bad Nieuweschans
(grensstation) 47 minuten. De sprinters in de Randstad doen een
vergelijkbare afstand in 25 minuten of iets meer dan een halfuur.
Daarom voor u ter informatie 2 belangrijke bijlagen die zeker in het
debat met uw wethouder Verkeer gebruikt kunnen worden. Want
zoals Amsterdam tot op heden vooral richting Duitsland ontsloten is
dat is een blamage. Helemaal richting de Noord Duitse steden
Bremen, Hamburg, Kiel en Lübeck. Waarbij de route via de stad
Groningen veel verborgen potentieel heeft ook voor uw stad.
Met vriendelijke groet,
nn
| Raadsadres | 1 | test |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 6 oktober 2021
Ingekomen onder nummer 684
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van de leden IJmker, Vink, N.T. Bakker en A.L. Bakker inzake van
meldplicht naar vergunningstelsel
Onderwerp
Van meldplicht naar vergunningstelsel
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Verordening meldplicht sensoren
Constaterende dat:
— De gemeente Amsterdam in haar Stedelijk kader verwerken persoonsgegevens als uitgangs-
punt heeft vastgesteld dat burgers zich onbespied en anoniem kunnen bewegen in de open-
bare ruimte
— De verordening meldplicht sensoren een eerste stap is in die richting en meer transparantie
biedt over waar welke gegevens worden verzameld in de stad
— De wethouder heeft toegezegd dat er een evaluatie komt van deze nieuwe meldplicht
Overwegende dat:
— Een vergunningstelstel beter inzicht kan geven in dataverzameling in de openbare ruimte door
het verbinden van voorwaarden aan de inzet van sensoren, zoals het verplicht gebruik van
open source-technologie, eisen aan beveiligingsmaatregelen en informatievoorziening, het
enkel opslaan van data in de EU of Nederland, etc.
— De Autoriteit Persoonsgegevens aanbeveelt om de mogelijkheid en wenselijkheid van een ver-
gunningstelsel te onderzoeken om voorwaarden te verbinden voorafgaand aan de inzet van
sensoren in de openbare ruimte, zodat burgers zich vrij in de openbare ruimte kunnen blijven
bewegen?
1Zie ook https://autoriteitpersoonsgegevens.nl/sites/default/files/atoms/files/onderzoeksrapport_smart_cities_def.pdf
Gemeente Amsterdam Status Ingetrokken
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
In de evaluatie van de meldplicht sensoren te onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is om deze
meldplicht te vervangen door een vergunningstelsel, met daarbij ten minste aandacht voor moge-
lijke voorwaarden die vooraf kunnen worden gesteld en wat dit zou betekenen voor de administra-
tieve lasten
Indieners
E.C. IJmker
B.L. Vink
N.T. Bakker
A.L. Bakker
| Motie | 2 | discard |
% Aen Agenda vergadering Stadsdeelcommissie
X Nieuw-West Plein 40-45, nr. 1
X 28 januari 2020
Start om 19.30 uur
Vergadering Stadsdeelcommissie
Locatie: Plein 40-45, nr. 1
Voorzitter SDC: Anissa Bouhassani
Secretaris SDC: Ilse Plasmeijer
1. Opening
2. Agendavaststelling
3. Mededelingen
4. Rondje gebieden
5. Vaststelling besluitenlijst SDC van 14 januari 2020
6. Ingekomen stukkenlijst
7. Insprekers: aanmelden maandag voor 12.00 uur
8. Mondelinge vragen
g. Stem van Nieuw-West: Parkeerterrein Tourniairestraat
10. Adviesaanvraag van B&W Bedrijvenstrategie
11. Ongevraagd advies GroenLinks over het Lambertus Zijlplein
12. Ongevraagd advies DENK over Straatverlichting
13. Ongevraagd advies DENK voor meer handhavingscapaciteit in NW
14. ongevraagd advies PvdA over de Waarschuwingslichtjes in NW
15. Sluiting
Inspreken*
Mocht u willen inspreken dan kunt u zich aanmelden tot maandag 12.00 vur.
U kunt hiervoor contact opnemen met de afdeling bestuursondersteuning op nummer
06-10253833 of via [email protected]
Dit is een conceptagenda. De agenda kan wijzigen. De meest actuele versie kunt u vinden
op: https://nieuw-west.notubiz.nl/
| Agenda | 1 | test |
x Gemeente Amsterdam F E Z
% Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven
% Agenda, donderdag 13 november 2008
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven
Tijd 09.00 tot 12.00 uur
Locatie 0239
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 _Inspreekhalfuur Publiek
BA Conceptverslag van de openbare vergadering van 16 oktober 2008
e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieFEZ @raadsgriffie.amsterdam.nl
5B Conceptverslag van de besloten vergadering van 16 oktober 2008
e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieFEZ @raadsgriffie.amsterdam.nl
6 Openstaande Toezeggingen
7 Actualiteiten
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven F EZ
Agenda, donderdag 13 november 2008
8 Vaststelling Begroting 2009 Nr. BD2008-005913
Resultaatsgebiedsgewijze bespreking van de ontwerpbegroting 2009;
Portefeuilles Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven.
e De begrotingsboeken worden/zijn separaat aan alle (duo)raadsleden gezonden
, De jaarplannen/begroting 2009 en actualisatie begroting 2008 van de gemeentelijke
diensten/bedrijven betreffende deze commissie worden voor raadsleden en publiek ter
visie gelegd, voor zover zij zijn aangeleverd.
-__Stadsbank van Lening Begroting 2009.
WETHOUDER OSSEL-DEEL
Lucht- en Zeehaven
9 Beschikbaar stellen van een krediet van 12,4 miljoen euro exclusief verhaalbare
BTW ten behoeve van het project renovatie huisvesting Haven Amsterdam in het
Havengebouw Nr. BD2008-005799
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
Algemeen
10 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Ossel
WETHOUDER ASSCHER-DEEL
Economische Zaken
11 Collegestandpunt draadloos internet Nr. BD2008-006760
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e De commissie ROW is hierbij uitgenodigd.
12 Stand van zaken microkredietenfonds Amsterdam i.o. Nr. BD2008-007316
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
, Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Van Drooge (CDA)
13 Lokale economie, ondersteuning van ondernemers in Amsterdam-West Nr.
BD2008-007317
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van raadslid de heer Ivens (SP)
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven F EZ
Agenda, donderdag 13 november 2008
14 @Home in Amsterdam, notitie van Paternotte (D66) Nr. BD2008-007463
, _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van (duo)raadslid de heer Paternotte (D66)
Financiën
15 Wijziging op de Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht bedrijfsvuil
westelijk havengebied 2005 Nr. BD2008-005362
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
16 Wijziging op de verordening op de heffing en invordering hondenbelasting 2004
Nr. BD2008-005368
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
17 Wijziging van de Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 2005 Nr.
BD2008-005831
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
18 Wijziging op de Verordening op de heffing en invordering van de
precariobelasting westelijk havengebied 2004 Nr. BD2008-005381
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
19 Wijziging op de verordening op de heffing en de invordering van belasting op
roerende woon- en bedrijfsruimten 2007 Nr. BD2008-005388
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
20 Wijziging op de verordening op de heffing en de invordering van de
reclamebelasting Amsterdam 2005 Nr. BD2008-005384.
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
3
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven F EZ
Agenda, donderdag 13 november 2008
21 Intrekking van de verordening op de heffing en invordering van leges 2008 en
vaststelling van de verordening op de heffing en invordering van leges 2009 Nr.
BD2008-005371
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
22 Wijziging op de verordening op de heffing en inning van onroerendezaakbelasting
2007 Nr. BD2008-005378
, De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
Algemeen
23 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Asscher
4
| Agenda | 4 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 829
Publicatiedatum 16 oktober 2013
Ingekomen onder AX
Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013
Behandeld op woensdag 2 oktober 2013
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Van Lammeren inzake de nota Varen in
Amsterdam 2.0 (grote boten eerder schoon).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 3 september 2013 inzake de nota Varen in Amsterdam 2.0
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 745);
Overwegende dat:
— in de Nota Varen in Amsterdam 2.0 is opgenomen dat in 2025 zero emissie de
norm is voor vaartuigen groter dan 14 meter;
— de reders met vaartuigen groter dan 14 meter in de Nota Varen (segment
bemande, grote vaartuigen) de keuze krijgen: of in 2015 voldoen aan de Fase IIb
norm, of deelnemen aan de weging op emissie in 2020. Het college zal in 2020
een groot wegingvoordeel geven aan vaartuigen die reeds voldoen aan de eis
van zero emissie;
— de fractie van de Partij voor de Dieren van mening is dat op volle kracht moet
worden ingezet op schone lucht en reductie van uitstoot;
— het programmabureau de haalbaarheid van de normen met TNO heeft
onderzocht en zero emissie (elektrisch) varen in 2020 voor grote vaartuigen
vanaf 14 meter weliswaar complexer en ambitieuzer, maar wel haalbaar acht
(blz. 39),
Besluit:
in de nota Varen in Amsterdam 2.0 de tekst (op blz. 39, derde alinea):
— In 2025 is zero emissie de norm voor vaartuigen groter dan 14 meter. Hiermee
bestaat ook voor ondernemers die in 2015 hebben voldaan aan de Fase IIIb eis
een prikkel om in de aanloop naar 2025 te innoveren naar zero emissie
(elektrisch). Voor overige reders wordt het met een norm in 2025 aantrekkelijker
om rechtstreeks te innoveren naar zero emissie, in plaats van tussentijds
nogmaals te investeren in nieuwe dieselmotoren in conventionele aandrijvingen
(wordt afgeraden door TNO in rapportage schone aandrijving rondvaart)”,
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 829 A d é
Datum _ 16oktober 2013 “mendemen
te vervangen door (wijzigingen vet gedrukt):
‘In 2020 is zero emissie de norm voor vaartuigen groter dan 14 meter. Hiermee
bestaat ook voor ondernemers die in 2015 hebben voldaan aan de Fase IIIb eis
een prikkel om in de aanloop naar 2020 te innoveren naar zero emissie
(elektrisch).
Voor overige reders wordt het met een norm in 2020 aantrekkelijker om
rechtstreeks te innoveren naar zero emissie, in plaats van tussentijds nogmaals te
investeren in nieuwe dieselmotoren in conventionele aandrijvingen (wordt
afgeraden door TNO in rapportage schone aandrijving rondvaart)”;
— de tekst In tabel 10 op p.38, voor het segment bemand/groot tot en met 20 m,
de doelstellingen onder 2020:
“óf: weging op emissie in 2020 met groot wegingsvoordeel voor verschoonde
vaartuigen”,
te wijzigen in:
“zero emissie”.
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
2
| Motie | 2 | discard |
GNa022 040732 N Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA
Onderwijs, Jeugd en " . . "
Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Zorg
x Amsterdam Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 14 december 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Jeugd({zorg)
Agendapunt 12
Datum besluit 14 Novem ber 2022
Onderwerp
Kennisnemen van ontwikkelingen rond zorgadministratie bij jeugdhulpaanbieder Levvel
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de brief over problemen en maatregelen inzake de zorgadministratie van
jeugdhulpaanbieder Lewvel.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet Artikel 169 van de Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
Sinds 2021 is Levvel een van de tien kernpartners van gemeente Amsterdam voor de Hoog
Specialistische jeugdzorg.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
Als accounthoudende gemeente voor de regio en in samenspraak met de regio intensiveert
Amsterdam het overleg met Levvel om verbeteringen te realiseren.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.8 1
VN2022-040732 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA
ij msterdam
Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 14 december 2022
Ter kennisneming
AD2022-112494 1 Raadsbrief inzake Lewvel.pdf (pdf)
AD2022-112487 Commissie OZA Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
OJZ, Jeroen van Anrooij, 06-38597777, [email protected]
Gegenereerd: vl.8 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 1376
Datum indiening 19 november 2018
Datum akkoord 13 december 2018
Publicatiedatum 18 december 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Bloemberg-lssa inzake het herkennen
van signalen van huiselijk geweld door onderhoudsmedewerkers van
woningcorporaties.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
In het Europese project ‘Safe at home’, dat in Nederland en Engeland wordt
uitgevoerd, zijn vakmensen van woningcorporaties getraind in het herkennen en
doorgeven van signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De minister van
Volksgezondheid juicht deze aanpak toe! De organisatie Kadera aanpak huiselijk
geweld is verantwoordelijk voor de uitvoering van het project en organiseert op
22 november 2018 een conferentie.” De Partij voor de Dieren vindt dat het vroeg
opmerken van signalen van vormen van huiselijk geweld veel leed kan voorkomen en
daarom is vroege opsporing erg belangrijk.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Bloemberg-lssa, namens de fractie van
de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van
burgemeester en wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met het project Safe at home?
Antwoord:
Het college is bekend met het project Safe at home en de resultaten van het
project zoals gepresenteerd op de conferentie van 22 november 2018.
2. Is er betrokkenheid vanuit de gemeente Amsterdam of Veilig Thuis regio
Amsterdam-Amstelland bij het project Safe at home?
Antwoord:
Er is geen directe betrokkenheid van de gemeente Amsterdam of Veilig Thuis
regio Amsterdam-Amstelland bij het pilotproject Safe at home. Dit project is
uitgevoerd door Kadera (vrouwenopvang Zwolle) in samenwerking met een aantal
Engelse partners. Als resultaat van is een handreiking ‘Huiselijk geweld voor
1 https://www.rtinieuws.nl/editienl/laatste-videos-editien\/video/4468466/monteur-herkent-
mishandeling
http://www.kadera.nl/upload/userfiles/1/files/Uitnodiging%20Safe%20at%20Home%20con
ferentie%2022%20november(1).pdf
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam
Neng Laze Gemeenteblad R
Datum 18 december 2018 Schriftelijke vragen, maandag 19 november 2018
woningcorporaties’ opgesteld. Deze handreiking is tot stand gekomen in
samenwerking met de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties (AFWC).
Ook het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, Federatie Opvang, de Vereniging
Nederlandse Gemeenten en Aedes vereniging van Woningcorporaties waren
hierbij betrokken. Een eerste exemplaar van de handreiking is tijdens de
slotconferentie van Safe at Home op 22 november 2018 uitgereikt aan Minister
De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
3. Worden onderhoudsmedewerkers van Amsterdamse woningcorporaties, zoals
Ymere, Eigen Haard en De Key, getraind in het signaleren van huiselijk geweld,
kindermishandeling, dierenmishandeling of verwaarlozing?
Antwoord:
Er zijn nog geen medewerkers van Amsterdamse woningcorporaties getraind
volgens de Safe at Home methode. In de pilot zijn alleen corporaties getraind
die binnen het werkgebied van Kadera (vrouwenopvang Zwolle) vallen.
De handreiking ‘Huiselijk geweld voor woningcorporaties’ is wel door AFWC
gedeeld met Amsterdamse woningcorporaties. Begin 2019 gaat AFWG verder in
gesprek met de corporaties hierover.
In Amsterdam hebben alle meldpunten Zorg en Woonoverlast — een
samenwerkingsverband van politie, GGD, maatschappelijk dienstverlening en
woningcorporaties — een getrainde aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en
kindermishandeling. Onder andere medewerkers van woningcorporaties kunnen
zorgelijke signalen die zij in de thuissituaties aantreffen melden bij de Meldpunten
Zorg en Woonoverlast. Het meldpunt bespreekt de melding met de
convenantpartners en pakt deze op. Daarnaast heeft iedere instelling betrokken
bij de meldpunten een eigen aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en
kindermishandeling.
De woningcorporaties dragen zelf de verantwoordelijkheid voor de interne
deskundigheidsbevordering rondom huiselijk geweld en kindermishandeling.
Daarnaast organiseert de gemeente in ieder stadsdeel kennis- en
netwerkbijeenkomsten georganiseerd voor aandachtsfunctionarissen.
4. Is het college bereid, de conclusies van deze aanpak van vroege opsporing van
huiselijk geweld te bestuderen en te onderzoeken of de signalerende functie een
rol kan krijgen binnen de Amsterdamse woningcorporaties? Zo ja, op welke
termijn? Zo, nee waarom niet?
Antwoord:
Medewerkers van woningcorporaties hebben een unieke positie om geweld in
huis te signaleren doordat zij achter de voordeur komen. Hierdoor kunnen
woningcorporaties een belangrijke bijdrage leveren in het tijdig bereiken en
beschermen van slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het
college is daarom zeker bereid om de conclusies van het project Safe at home te
bestuderen en te kijken naar de rol van woningcorporaties in het signaleren van
huiselijk geweld en kindermishandeling, de verschillende verschijningsvormen
daarvan en dierenmishandeling.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
weing Laze Gemeenteblad
ummer - en
Datum 18 december 2018 Schriftelijke vragen, maandag 19 november 2018
In 2020 zal een nieuwe Regioaanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
van start gaan. In komende voorbereiding van deze nieuwe regioaanpak zal de
signalerende functie van medewerkers van woningcorporaties aandacht krijgen,
evenals andere beroepsgroepen die eenzelfde rol kunnen vervullen in
vroegsignalering van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 2090
Ingekomen onder o
Ingekomen op woensdag 18 december 2019
Behandeld op woensdag 18 december 2019
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Van Soest, Simons, Boomsma en Ceder inzake de Najaarsnota
2019 (verbod op lachgas)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Najaarsnota 2019 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 2026).
Constaterende dat:
— lachgas de laatste jaren steeds populairder als genotsmiddel wordt gebruikt,
voornamelijk onder jongeren;
— het voor overlast zorgt in de openbaar gebied en in woonwijken;
— het aantal meldingen van overlast door lachgasgebruikers toeneemt;
lachgaspatronen vaak achterblijven als afval op straat/openbaar gebied;
— lachgas ernstige gezondheidsschade kan veroorzaken voor gebruikers.
Overwegende dat:
— de staatssecretaris een landelijk verbod wil opleggen maar daar geen
Kamermeerderheid voor heeft;
— het gebruik niet strafbaar is waardoor opname van een artikel in de APV een
handvat biedt om te kunnen optreden tegen overlast;
— de APV een instrument is waarmee het stadsbestuur het gebruik van lachgas kan
verbieden.
— veel gemeentes (waaronder Utrecht) het gebruik van lachgas derhalve al
verboden hebben via de APV en de evenementenvergunning.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Te onderzoeken of het gebruik van lachgas als genotsmiddel in het openbaar gebied
te verbieden is via een aanpassing in de APV/evenementenvergunning en de raad
over de uitkomsten te informeren.
De leden van de gemeenteraad,
W. van Soest
S.H. Simons
D.T. Boomsma
D.G.M. Ceder
1
| Motie | 1 | discard |
Aan college van Burgemeesters en wethouders
gemeente Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Cc: de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum: 28 juni 2018
Betreft: aanvraag 'Gemeentelijk Beschermd Dorpsgezicht’ Lutkemeerpolder
Geachte leden van het college,
Langs deze weg willen wij uw aandacht vragen voor de Lutkemeerpolder.
De Lutkemeerpolder is een polder in het westen van de gemeente Amsterdam, grenzend aan de
Ringvaart ter hoogte van Lijnden. De polder telde na de drooglegging anderhalve eeuw geleden één
weg; de Lutkemeerweg. Oorspronkelijk stonden er vijf 19e-eeuwse boerderijen, hiervan zijn er nu
nog drie over. De weg begint in het noorden bij de Osdorperweg en loopt in het zuiden tot aan de
Ringvaart
De kleibodem leende zich goed voor akkerbouw, wat in het door veenweidegebied omringde
Amsterdam uitzonderlijk is. Een specifiek deel van de polder: ten westen van de Lutkemeerweg en
ten zuiden van de Wisentdijk is landschappelijk oorspronkelijk: hier is het kavelpatroon van begin
19e eeuw nog zichtbaar. De akkers zijn omzoomd met afwateringsslootjes zodat een
drainagesysteem overbodig is.
Aan de weg, gelegen tussen de boerderijen, is een boomgaard met fruitbomen die in 1870 geplant
zijn en met recht monumentaal genoemd mogen worden.
Van de agrarische activiteiten in Amsterdam, met name de akkerbouw is weinig meer terug te
vinden in Amsterdam. De Lutkemeer is hier een uitzondering op. Naast een oude stolpboerderij
met boerenerf op nr. 180 en een 194°-eeuwse stal op 262, staat op nr. 252 een origineel tuindershuis.
Samen met de akkers is het geheel een voor de stad uniek ensemble.
De akkers sluiten aan op het natuurgebied (Ecologische hoofdstructuur) langs de ringvaart, die loopt
langs de Raasberg tot aan de Oeverlanden. Het Noord-Hollandpad volgt eveneens deze route. Voor
de aanwezige diersoorten, vogels, insecten en bijen bieden de akkers een extra dimensie in de
biodiversiteit van het gebied. Zie ook op waarnemingen.nl de vele (en ook bijzondere) soorten die
zijn gesignaleerd in dit gebied. Zoals de akker- en weidevogels die zich in het gebied vestigen.
Daarnaast geven de akkers een ruimtelijke beleving die het gebied en wandelpad veel
aantrekkelijker maken. Hier kan zowel van brede natuurwaarden als van een weids uitzicht worden
genoten.
Groengebieden aan de rand van de stad vormen een belangrijke functie in een steeds drukker
wordende stad als Amsterdam. Tegelijkertijd leidt de druk op (bouw)gronden in de randen van de
stad tot een verrommeling van het landschap. Door de wat geïsoleerde ligging, in combinatie met de
aanwezigheid van het historisch kavelpatroon (welke nu ruim een eeuw in gebruik zijn voor
landbouw) heeft deze versnippering in de Lutkemeerpolder nog niet plaats gevonden.
Tot slot vervult de polder een belangrijke functie in de (potentiële) voedselproductie voor de stad.
De wens om lokaal te produceren kan maar op een beperkt aantal locaties in Amsterdam worden
vormgegeven. De Lutkemeerpolder heeft hierbinnen een belangrijke rol en zou ook om die reden
behouden moeten worden.
Kortom:
— de unieke grondsoort en daarmee historische akkerbouw
— het originele kavelpatroon
— de monumentale boomgaard
— de verbondenheid met het natuurgebied
— de ruimtelijke beleving en weidse uitzicht
— een stadsrand die nog landschappelijk en niet verrommeld is
— de mogelijkheden om lokaal voedselbeleid daadwerkelijk vorm te geven
maken dat we over een uniek en waardevol gebied spreken. Het predikaat ' Gemeentelijk
Beschermd Stadsgezicht (of een vergelijkbare bescherming)’ is wat ons betreft zeer van toepassing.
Langs deze weg willen wij u vragen om de Lutkemeerpolder te beschermen en vast te stellen zodat
deze waardevolle aspecten voor volgende generaties bewaard zullen blijven. Verder doen wij u de
suggestie om het gebied toe te voegen aan de naastgelegen Tuinen van West.
Deze aanvraag wordt ingediend namens:
Bond Heemschut, Commissie Amsterdam
IVN, Dhr. J. de Jong, directeur
Foodcouncil, Dhr. J. Spangenberg
Dorpsraad Sloten-Oud Osdorp, Dhr. S. Jaasma, voorzitter
Houd Lutkemeer leger, Dhr. B. van Dijk
Werkgroep Historie Dorpsraad Sloten-Oud Osdorp, Tamar Frankfurther
Contactadres
Bond Heemschut, Commissie Amsterdam
T.a.v. Dhr. N. Vervat
| Raadsadres | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Raadsactualiteit
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 414
Publicatiedatum 17 april 2020
Agendapunt BA
Datum actualiteit 16 april 2020
Onderwerp
Actualiteit van de leden Marttin en Boomsma inzake de Centrale Loting & Matching
2020
Aan de gemeenteraad
De Centrale Loting & Matching laat een dalende trend zien: er worden jaarlijks helaas
meer leerlingen buiten hun top met voorkeursscholen geplaatst. Van de groep 8
leerlingen is dit jaar 80,92% niet op de 1° voorkeursschool geplaatst, in 2018 was dit
nog 86,9%. Het aantal leerlingen dat buiten de top 3 van voorkeursscholen wordt
geplaatst is gestegen van 309 leerlingen in 2018 naar 582 leerlingen in 2020.
Reden van bespreking en spoedeisendheid
De VVD en het CDA willen tijdens de raadsvergadering van 22 april in debat met het
college over de oorzaken van deze trend en over de acties die het college op korte
termijn kan nemen om leerlingen die buiten hun voorkeurstop zijn geplaatst alsnog op
een gewenste school geplaatst te krijgen.
De eerstvolgende gelegenheid na 22 april om dit onderwerp in de raad te bespreken
is pas op 20 mei. De plaatsingsprocedure is dan al (te) ver gevorderd om dan nog
voorstellen te doen die de situatie waar veel leerlingen nu in zitten te verbeteren.
Het lid van de gemeenteraad,
A.A.M. Marttin
D.T. Boomsma
1
| Actualiteit | 1 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 4 oktober 2022
Portefeuille(s) Opvang
Armoedebestrijding en Schuldhulpverlening
Portefeuillehouder(s): Rutger Groot Wassink (Opvang)
Marjolein Moorman (Armoedebestrijding en Schuldhulpverlening)
Behandeld door Onderwijs, Jeugd, Zorg en Diversiteit (bestuurszaken.ojzd @amsterdam.nl)
Werk, Participatie en Inkomen ([email protected])
Onderwerp Uitvoering aanbevelingen Rekenkamer Metropool Amsterdam uit bestuurlijk
rapport Dienstverlening aan kwetsbare groepen
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de raadsvergadering van 7 juli 2021 is het rapport Dienstverlening aan kwetsbare groepen van de
Rekenkamer Metropool Amsterdam besproken. Conform de reguliere bestuurlijke afspraken
stuurt het college een jaar na vaststelling van dit Rekenkamerrapport en de bijbehorende
aanbevelingen een opvolgingsbrief. In de voorliggende brief licht het college per aanbeveling toe
wat er is ondernomen om die op te volgen. Specifieke activiteiten voor de onderzochte
doelgroepen — dak- en thuisloze mensen en mensen met geldproblemen — staan daarbij centraal.
De coronacrisis en de consequenties voor de hele stad waren van een ongekende omvang. Alle
Amsterdammers belandden in een situatie waar ze nooit eerder in terecht kwamen, met veel
onzekerheden en angst. Het college heeft de grootste waardering voor alle betrokkenen die het
reguliere én veel extra werk hebben verzet om de impact van de crisis te dempen en die dat nog
steeds blijven doen. Het is van belang dat Amsterdammers te allen tijde op goede dienstverlening
kunnen vertrouwen.
Aanbeveling 1: houd vast wat goed liep
De eerste aanbeveling van de Rekenkamer was om zoveel mogelijk vast te houden wat goed liep en te
zorgen dat een ‘crisishandboek’ een levend document blijft waarin nieuw opgedane kennis en kunde
behouden blijft. De Rekenkamer stelde vast dat de gemeente tijdens de eerste lockdownperiode over
het algemeen breed informatie verzamelde en veldpartijen betrok. Bestaande overlegvormen werden
geïntensiveerd en nieuwe overlegvormen werden tijdig opgestart. Ook werden signalen uit de
uitvoering vaak omgezet in acties waarin obstakels werden opgelost en veranderingen werden
aangebracht.
Het college heeft aan deze aanbeveling op verschillende manieren opvolging gegeven. In het
gemeentelijke beleid staat centraal dat zowel in de eigen organisatie als bij vitvoeringspartners
wendbaar en flexibel wordt gewerkt. Dat gebeurt opgavegericht, zodat ook op onvoorziene
crisissituaties adequaat wordt ingespeeld. De succesvolle manier waarop de uitvoering van de
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 oktober 2022
Pagina 2 van6
Tonk- en Tozo-regelingen in de coronacrisis is georganiseerd en de directe opschaling van
ondersteuning aan informele voedselinitiatieven zijn daar goede voorbeelden van. De lessen die
zijn geleerd zijn verankerd binnen de organisatie en onder andere in het Actieplan Veerkracht
verwerkt. Zodoende is er structureel meer integraliteit en vitgebreidere samenwerking gekomen
bij de dienstverlening aan ondernemers, waardoor onder andere de begeleiding naar werk is
versneld. In een tussenevaluatie van het actieplan, dat naar verwachting begin 2023 met de raad
wordt gedeeld, wordt nader toegelicht hoe we zorgen dat ondernemers goede begeleiding krijgen
bij geldzorgen en werk.
Een andere borging van de geleerde lessen heeft plaatsgevonden door de werkinstructies voor
crisisfunctionarissen van Publieke Zorg aan te passen. Deze functionarissen ondersteunen
reguliere gemeentelijke afdelingen en externe organisaties bij extra taken die ontstaan door
grootschalige incidenten. Met name bij de aanvang van crises komen ze in actie en ook bij het
organiseren van opvang voor dak- en thuislozen tijdens de lockdownperiodes was dat het geval. In
de werkinstructies is naar aanleiding van ervaringen tijdens de eerste lockdownperiode onder
andere opgenomen dat het direct organiseren van een regiegroep met betrokkenheid van
relevante (zorg)organisaties een standaardpraktijk moet zijn. Bij de recente organisatie van
opvang voor vluchtelingen uit Oekraïne is dit direct succesvol opgevolgd, waardoor we sneller
konden zorgen voor de adequate eerste opvang van deze vluchtelingen.
Een derde relevante actie is dat doorgevoerde veranderingen in de werkwijze van de Aanpak
Vroegsignalering in stand zijn gehouden. Meteen in de eerste lockdownperiode is deze aanpak
geïntensiveerd en heeft het college een impuls gegeven aan de hand van drie actielijnen: (I) er
eerder bij zijn, (II) intensievere inzet en (III) maatwerk en coulance. Dit is inmiddels structureel
verankerd binnen de werkwijze van Vroeg Eropaf en het college blijft inzetten op meer
intensiveringsafspraken met samenwerkingspartners. Onlangs is de geïntensiveerde werkwijze bij
de aanpak van de gevolgen van de energiecrisis wederom opgevolgd. Amsterdammers die in
betalingsproblemen komen door de gestegen energiekosten krijgen zo de juiste ondersteuning.
Ten aanzien van de doelgroep dak- en thuisloze mensen zijn tevens acties ondernomen. Er is een
regiegroep opgericht waar zorgaanbieders en de gemeente met elkaar overleg hebben over o.a.
de noodopvang en de isolatie/guarantaine plekken. Nu de na-ijleffecten van de crisis enigszins zijn
afgenomen, is de frequentie van dit overleg verminderd. Wanneer nodig kan de frequentie weer
worden verhoogd. Na bespreking van het Rekenkamer-rapport in de raad heeft er nog één periode
noodopvang plaatsgevonden (eind december 2021 tot begin februari 2022). In die periode is de
kennis die we hebben opgedaan tijdens de vorige noodopvangperiodes ingezet om de
noodopvang zo goed mogelijk vit te voeren. De noodopvangperiode verliep tegelijk met de
winterkouderegeling. Hierdoor kon er vanuit de al lopende werkwijze beter geschakeld worden
om de noodopvang zo goed mogelijk vit te voeren.
Tot slot zijn diverse overlegstructuren die tijdens de coronacrisis zijn georganiseerd of
geïntensiveerd structureel behouden. Sinds de eerste lockdownperiode was meer aandacht
voor en inzet op sociaal raadsliedenwerk noodzakelijk. Daar is een nieuwe reguliere
overlegstructuur voor georganiseerd en er zijn sindsdien vaste overlegmomenten met
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 oktober 2022
Pagina 3 van 6
partners die meldingen doen in het kader van vroegsignalering. Daarnaast houdt het college
ook in de huidige bestuursperiode integrale bestuurlijke overlegstructuren in stand.
Aanbeveling 2: ondersteun noodzakelijke speelruimte met heldere kaders
De tweede aanbeveling van de Rekenkamer was om er met passende en heldere kaders voor te zorgen
dat vitgangspunten worden verduidelijkt, betrokken partners worden ondersteund en mogelijkheden
worden geboden om actief in te grijpen wanneer een situatie daarom vraagt. De Rekenkamer doelde
met name op duidelijkheid over:
= _Watde gemeente binnen de crisis wil bereiken en behouden voor bepaalde doelgroepen en in
bepaalde typen van dienstverlening.
= _ Welke algemene uitgangspunten de gemeente in haar besluitvorming hanteert.
= Welke omstandigheden, verschillen of obstakels in de vitvoeringspraktijk de gemeente
toelaatbaar vindt en wat de minimale dienstverlening is waar burgers op moeten kunnen rekenen.
= Welke gemeentelijke afdelingen of onderdelen betrokken zijn en hoe die zich tot elkaar verhouden
in de crisissituatie.
Het college heeft deze aanbeveling met name opgevolgd door bestaande kaders en
uitgangspunten aan te passen en te verduidelijken. Met de start van de Buurtteamorganisaties
(april 2021) hebben brede organisatorische wijzigingen plaatsgevonden voor meer integrale
aansturing, monitoring en kaderstelling. De na-ijleffecten van corona en de kwaliteit van de
dienstverlening zijn specifieke aandachtspunten waarover structureel met de buurtteams wordt
afgestemd. Verder wordt op dit moment voor ondernemers een verbetering in de
informatievoorziening tussen de gemeente en de buurtteams ingericht.
Daarnaast zijn de procesbeschrijvingen en werkkaders voor de uitvoering van schuldhulpverlening
aangepast. Daarmee is het voor hulpverleners duidelijker welke stappen gevolgd moeten worden
en kunnen Amsterdammers met geldproblemen rekenen op eenduidige en doelgerichte hulp.
Ten aanzien van ondernemers is vooral de samenwerking binnen de keten en de sturing op de
dienstverlening van buurtteamorganisaties geïntensiveerd. Door extra capaciteit bij de afdeling
Ondersteuning Ondernemers is er frequentere afstemming met de buurtteams. Er zijn inmiddels
uniforme werkafspraken met alle buurtteams, er worden bijeenkomsten voor dedicated
schuldhulpverleners georganiseerd, medewerkers van Vroeg Eropaf worden proactief
geïnformeerd over de voorzieningen voor ondernemers en adviseurs van Ondersteuning
Ondernemers gaan tweewekelijks langs bij de buurtteams voor onderlinge afstemming. Zodoende
is er een grotere regierol vanuit de afdeling Ondersteuning Ondernemers bij het organiseren van
hulptrajecten en de manier waarop dienstverlening wordt geboden. Dit zorgt ervoor dat
ondernemers met geldproblemen betere ondersteuning krijgen.
Met betrekking tot dak- en thuisloze mensen heeft het ministerie van VWS een richtlijn
gepubliceerd: ‘opvang van dak- en thuisloze mensen’. Hierin werd de periode benoemd waarin
noodopvang moest worden geboden. Deze noodopvang was een bed, bad en brood opvang in de
nacht. Aan het einde van elke noodopvangperiode werd er op individueel niveau gekeken
perspectief en waar mogelijk op ingezet. Op het hoogtepunt van de coronacrisis zijn meer dan 5oo
mensen tegelijkertijd opgevangen in Amsterdam. Ook werden er de gehele coronaperiode
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 oktober 2022
Pagina 4 van 6
voldoende isolatie- en quarantaineplekken in gereedheid gebracht om dak- en thuisloze mensen
op te vangen bij een mogelijke coronabesmetting. Hier konden dak- en thuisloze mensen 24/7
verblijven en er was altijd verpleegkundig personeel aanwezig. Er zijn nog steeds isolatieplekken
beschikbaar om dak- en thuisloze mensen op te vangen.
Aanbeveling 3: wees gedurende de crisisperiode alert op benodigde flexibiliteit
De derde aanbeveling van de Rekenkamer was om gedurende de gehele crisis flexibel te zijn. De
gemeente moet zich continu de vraag stellen of er nog steeds ‘de juiste dingen’ worden gedaan en
zicht houden op de passendheid van keuzes en werkwijzen die aan zijn ingezet. De gemeente
vergaarde volgens de Rekenkamer tijdens de eerste lockdownperiode over het algemeen breed
informatie via bestaande partners en samenwerkingsverbanden, maar informatie vanuit de doelgroep
werd niet zonder meer actief en tijdig verzameld. Ook werden overlegvormen gedurende de crisis in
frequentie afgebouwd maar niet weer geïntensiveerd naar aanleiding van cruciale aanpassingen.
De coronacrisis is voor het college aanleiding geweest om nadrukkelijker aandacht te geven aan
de mate waarin flexibel kan worden ingespeeld op acute ontwikkelingen of onvoorziene situaties.
Voor mensen met geldproblemen is tijdens de recente energie- en inflatiecrisis gebleken dat goed
oog wordt gehouden op wat er nodig is en dat succesvolle werkwijzen snel kunnen worden
opgeschaald. De uitbetaling van de energietoeslag en het organiseren van een vangnetregeling
konden daardoor snel en met een groot bereik plaatsvinden.
Daarnaast is binnen de afdeling Ondersteuning Ondernemers een structurele mogelijkheid
ingericht om capaciteit snel op te kunnen schalen als dat nodig is. Ook is in werkprocessen de
mate van flexibiliteit versterkt. Indien noodzakelijk kunnen meer aanvragen geautomatiseerd
afgehandeld worden of kunnen onderdelen verkort worden. Zodoende kan een acute stijging van
het aantal hulpvragen steeds adequater worden opgevangen.
Om tijdige en complete informatie in te winnen is de afstemming met de buurtteams structureel
geïntensiveerd. De impact van de coronacrisis is een vast agendapunt in reguliere
afstemmingsoverleggen. Daarbij wordt ook gekeken of bestaande monitoringsinstrumenten en
werkwijzen geschikt zijn voor eventuele nieuwe doelgroepen of diensten.
Tot slot heeft het college in het coalitieakkoord informatieverzameling vanuit doelgroepen zelf als
belangrijk aandachtspunt genoemd om tot verbeteringen te komen. Het heeft als vitgangspunt
gesteld dat ervaringsdeskundigen structureel onderdeel zijn van het maken van beleid voor het
organiseren van een goed zorgaanbod. Ook is een team van experts op het gebied van
democratisering en participatie gevormd, zodat de komende jaren in de volle breedte van de
ambtelijke organisatie werk kan worden gemaakt van burger- en overheidsparticipatie.
Aanbeveling 4: wees alert op de mogelijkheden die een crisis biedt
De vierde aanbeveling van de Rekenkamer was om de ervaringen die zijn opgedaan in de (aangepaste)
dienstverlening te gebruiken om knelpunten in de reguliere dienstverlening onder de loep te nemen en
deze, waar nodig en mogelijk, aan te passen. De Rekenkamer signaleerde dat de aanpassingen van de
gemeente zich tijdens de eerste lockdown met name richtten op het niveau van de uitvoering. Waar de
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 oktober 2022
Pagina 5 van 6
gemeente dat nodig vond, werden aanpassingen tegen het einde van de eerste lockdown
teruggedraaid.
Hierboven is toegelicht hoe het college verbeteringen in de reguliere dienstverlening heeft
doorgevoerd. In het coalitieakkoord is ook benoemd dat we de komende winters in principe alle
dak- en thuisloze mensen opvangen. Dit voorstel werken we op dit moment verder uit en de
ervaringen vanuit de noodopvang worden daarin meegenomen. In het voorjaar heeft met
verschillende betrokkenen, waaronder de GGD, zorgaanbieders en belangenbehartigers, een
evaluatie plaatsgevonden over de noodopvang en de winterkouderegeling. De aanbevelingen die
naar voren kwamen worden meegenomen bij een volgende opvangperiode. In het najaar wordt u
daar verder over geïnformeerd.
Een andere relevante ontwikkeling is dat een onderzoek is vitgevoerd naar de eerste ervaringen
van Amsterdammers met de buurtteams*. Dit onderzoek wees uit dat een ruime meerderheid van
de respondenten zich in het eerste jaar, tijdens de coronacrisis, welkom voelde bij het buurtteam.
Ook was een ruime meerderheid positief over de geboden ondersteuning. Naar aanleiding van het
onderzoek werken de buurtteamorganisaties samen met de gemeente aan een plan van aanpak
om ook in de toekomst (periodiek en continu) ervaringen van Amsterdammers op te halen en mee
te nemen in de verdere ontwikkeling. Hierover wordt u in het eerste kwartaal van 2023 in een
volgende raadsbrief over de stand van zaken bij de buurtteams nader geïnformeerd.
* Dit cliëntervaringsonderzoek is toegelicht in de raadsinformatiebrief ‘Update buurtteams augustus 2022’,
d.d. 13 september 2022.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 4 oktober 2022
Pagina 6 van 6
Tot slot onderschrijft het college het belang van het trekken van lessen uit de coronacrisis en
andere recente crises die zijn ontstaan. De vier aanbevelingen van de Rekenkamer over de
dienstverlening van de gemeente in de eerste lockdownperiode zijn daarvoor een relevant
fundament gebleken. Het college blijft permanent inzetten op het verbeteren van de
dienstverlening en het zoveel mogelijk borgen van succesvolle ervaringen en ontwikkelingen. Dat
doet het in nauwe samenwerking met verschillende partners in de stad en het belang van de
Amsterdammers staat daarbij centraal.
We hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
7 2
S Í ST
CA Ô S
Te
Rutger Groot Wassink
Wethouder Opvang
|
la ) | k )
nn
Marjolein Moorman
Wethouder Armoedebestrijding en Schuldhulpverlening
Bijlagen
1. Bestuurlijk rapport Dienstverlening aan kwetsbare groepen
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 6 | train |
VN2022-007735 Tijdelijke Algemene Raadscommissie
CTO Innovatieteam x Gemeente Jee 9 TAR
% Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter kennisneming
Portefeuille ICT en Digitale Stad
Communicatie (6)
Dienstverlening (43)
Agendapunt 74
Datum besluit 8 maart 2022
Onderwerp
Kennisnemen van de reactie op motie 7a7dubbelaccent d.d. 11 november 2021 van raadsleden
IJmker (GL), Biemond (PvdA), Veldhuyzen (Bij) over Whatsapp en Facebook ontmoedigen.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling van motie 717dubbelaccent d.d.
1inovember 2021 van raadsleden IJmker (GL), Biemond (PvdA), Veldhuyzen (Bijz) over Whatsapp
enFacebook ontmoedigen.
Wettelijke grondslag
Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en
80. Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn
ledenafzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college
gevoerdebestuur (lid 1); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn
taak nodigheeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Op 11 november 2021 heeft de raad bij de bespreking van de begroting 2022 motie
717dubbelaccentaangenomen van het raadsleden IJmker (GL), Biemond (PvdA), Veldhuyzen (Bijz)
over Whatsapp enFacebook ontmoedigen, waarin het college wordt gevraagd om;
* Waarmogelijk in te zetten op privacy-vriendelijke en verantwoorde alternatieven
voorWhatsApp en Facebook, voor zowel communicatie binnen de gemeentelijke organisatie
alscontact met bewoners en buurt-apps.In de bijgaande raadsinformatiebrief geeft het
college aan hoe zij vitvoering gegeven heeft aan dezemotie. De belangrijkste punten vit de
brief zijn:
e Beleidslijn berichtenapps. Het college heeft eerder de beleidslijn berichtenapps
vastgesteld, waarin o.a. is besloten om primair de applicatie Signaal te gebruiken als
interneberichtendienst. De implementatie hiervan is gaande.
* Communicatie en dienstverlening naar de burger. Het college heeft in
hetcommunicatiebeleid vastgesteld om sociale media in te zetten om doelgroepen
teinformeren. Daarnaast worden WhatsApp als berichtendienst ingezet bij het
ContactcentrumAmsterdam, omdat er geen andere berichtenapplicatie is met deze
technischemogelijkheden.
e Digitale Rechten. Het college heeft Digitale Rechten als speerpunt binnen de Agenda
DigitaleStad. Het college maakt Amsterdammers bewust van hun digitale rechten en
draagt zo bijaan de keuze voor privacy-vriendelijke apps. Het college beschouwt de motie
hiermee als afgedaan.
Reden bespreking
nvt
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.18 1
VN2022-007735 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
CTO Innovatieteam 9 Amsterdam Je TAR
%
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter kennisneming
nvt
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
KDD & AZ
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, namelijk:
Motie 2021.717dubbelaccent van raadsleden IJmker (GL), Biemond (PvdA), Veldhuyzen (Biji)over
Whatsapp en Facebook ontmoedigen.
Welke stukken treft v aan?
Bijlage 1 - 7i7dubbelaccent.21.Motie IJmker c.s. Whatsapp en Facebook
AD2022-027423 ‚
ontmoedigen.pdf (pdf)
Bijlage 2 - college van B&W Voordracht_beleidslijn berichtenapps.pdf (pdf)
Bijlage 3 - Beleidslijn berichtenapps gemeente Amsterdam.pdf (pdf)
Rib afdoening motie 717da IJmker Whatsapp en Facebook
AD2022-027420 ‚
ontmoedigen_def.pdf (pdf)
AD2022-026695 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Digitale Strategie en Informatie, i-kaders en beleid, Dorien Visser,
[email protected]
Gegenereerd: vl.18 2
| Voordracht | 2 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam Beantwoording schriftelijke vragen
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 31 mei 2021
Portefeuille(s) Financiën en Economische Zaken
Portefeuillehouder(s): Victor Everhardt
Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid, [email protected]
Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Lammeren inzake de
deelname van de gemeente Amsterdam aan het ‘KLM Corporate Biofuel
Programma’
Nummer 175
Geachte leden van de gemeenteraad,
Op 9 december 2020 heeft het college schriftelijke vragen ontvangen van het lid Van Lammeren
van de Partij voor de Dieren inzake de deelname van de gemeente Amsterdam aan het ‘KLM
Corporate Biofvel Programma’. Onderstaand treft v de beantwoording van deze vragen aan.
Toelichting door vragensteller
KLM Corporate Biofvel Programme
Op 19 juni 2012 kondigde de KLM trots het ‘KLM Corporate Biofuel Programma’ (verder: KCBP)
aan. Het KCBP stelt bedrijven en overheden met een corporate contract in staat om een deel van
hun vliegreizen te laten uitvoeren op ‘duurzame biokerosine!. Partners in het KCBP betalen een
toeslag die het verschil in prijs tussen biokerosine en traditionele kerosine overbrugt. Deze
investering wordt gebruikt voor de aanschaf van biobrandstof dat vervolgens op de luchthaven
Schiphol wordt toegevoegd aan het brandstofsysteem van het vliegtuig.
Via dit programma hoopt KLM de CO2-uitstoot per passagier in 2020 met 20% te verminderen
(ten opzichte van 2011) door vliegtuigen te vernieuwen, ‘duurzame biokerosine' te gebruiken en de
vlucht efficiëntie te verhogen.”
Greenwashing
Sinds 2010 experimenteert KLM met biokerosine-vluchten. Doordat KLM de ‘groene brandstof’
importeerde uit Californië, en daarmee de CO2-winst teniet werd gedaan, kwam er veel kritiek op
de biokerosine-vluchten.3 Om deze kritiek te tackelen heeft KLM in 2029, in samenwerking met
SkyNRG de eerste “duurzame kerosinefabriek” van Europa in Delfzijl gebouwd.* Toch is het maar
de vraag of deze centrale de luchtvaartmaatschappij veel zal verduurzamen. De biokerosine die
1 https://www.klmtakescare.com/nl{content/welkom-nieuwe-biofvel-partners-
2
https://www.klm.com/travel{nl_nl/prepare_for travel/fly_co2_neutral/all_about sustainable travel/bio
fuel.htm
3 https://www.oneworld.nl{lezen/opinie/hoe-blauwe-trots-klm-haar-imago-schoonpoetst/
4 https:/[nieuws.klm.com/klm-skynrg-en-shv-energy-lanceren-project-voor-eerste-europese-fabriek-
voor-duurzame-kerosine/
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 31 mei 2021
Pagina 2 van 5
van de fabriek in Delfzijl zal komen is goed voor duizend vluchten per jaar van Amsterdam naar Rio
de Janeiro. Ter vergelijking: KLM voert jaarlijks zo'n 130 duizend vluchten uit. Het effect is dus
marginaal, zeker vergeleken met de bombarie waarmee het project werd aangekondigd.5
Dit soort greenwashingpraktijken komen we helaas vaak tegen bij (fossiele) bedrijven. Bedrijven
pronken met een ‘groene maatregel’, maar tegelijkertijd wordt het marginale effect op de totale
uitstoot doelbewust verzwegen. Als KLM werkelijk voor een duurzame toekomst staat, zou zij niet
alleen biokerosinefabrieken bouwen, maar vooral kerosinebelasting eisen, haar vloot afschalen, en
zich uitspreken tegen de nodeloze uitbreiding van Schiphol. Doordat KLM dit nalaat valt het KCBP
simpelweg te classificeren als een greenwashing-project.
Deelname gemeente Amsterdam
De gemeente Amsterdam besloot in november 2012 als eerste overheidsinstelling aan het KCBP
deel te nemen, omdat het zou bijdragen aan ‘de doelstelling duurzaam inkopen’. De gemeente is
acht jaar partner geweest van het KCBP. In 2020 heeft het college, vrij geruisloos, een einde
gemaakt aan het partnerschap met de KLM.
Via een Wob-verzoek van derden heeft vragensteller het contract tussen de gemeente Amsterdam
en KLM ingezien. Naar aanleiding van deze informatie heeft vragensteller behoefte aan een aantal
verhelderende antwoorden.
Het college kan de gestelde vragen als volgt beantwoorden.
1. Hoeveel geld heeft het KCBP de gemeente Amsterdam in totaal gekost?
Antwoord
Amsterdam nam met ingang van 1 januari 2013 deel aan het KLM Corporate Biofvel
Programme (KCBP). In 2015 heeft KLM door omstandigheden niet kunnen voldoen aan
de contractbepalingen voor dat jaar en zijn geen kosten doorberekend. De
bijdrage van 2015* is gebruikt voor 2016. In totaal heeft de deelname aan het KCBP
€ 60.000 gekost.
2. Wat heeft deelname aan het programma (van 2012-2020) de gemeente concreet
opgeleverd aan CO2-reductie? Graag uitgebreide toelichting.
Antwoord
Door de deelname van de Gemeente Amsterdam aan het KCBP heeft KLM in de periode 2013
tot en met 2019 70,35 ton duurzame kerosine kunnen aanschaffen in de plaats van fossiele
kerosine. Daarmee heeft de Gemeente Amsterdam bijgedragen aan de reductie van in totaal
163,8 ton CO2:
2013 5,2 ton CO2
2014 6,1 ton CO2
5 https://www.oneworld.nl/lezen/opinie/hoe-blauwe-trots-klm-haar-imago-schoonpoetst/
6
https://amsterdam.raadsinformatie.nl/document/4217347/1#search=%22KLM%20corporate”%20
biofuel%2Oprogramme%20%22 (p.13)
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 31 mei 2021
Pagina 3 van 5
2015% (zie beantwoording onder 1).
2016 29,1 ton CO2
2017 45,2 ton CÔ2
2018 Lh,4 ton CO2
2019 33,8 ton CO2
Bovenstaande CO2-besparing is mogelijk gemaakt doordat de aangeschafte biofuel,
afhankelijk van de geproduceerde batch, tussen de 72% en 78% CO2-reductie heeft
gerealiseerd ten opzichte van het gebruik van fossiele kerosine.
De inleg die door Amsterdam jaarlijks aan KLM werd betaald is in de jaren 2013 tot en met
2019 gelijk gebleven. Door de tijd heen is een trend te zien van een prijsdaling, waardoor meer
duurzame kerosine aangekocht kon worden voor dezelfde inleg. De gerealiseerde CO2-
besparing correspondeert met de hoeveelheid brandstof die aangekocht kon worden en het
specifieke reductie percentage van de batches. De prijs stabiliseerde in 2018 en steeg weer in
2019. Deze stijging in premium prijs van biofvel werd met name veroorzaakt door de hogere
aankoopprijs, logistieke kosten en een nadelig koerseffect.
3. Waarom is de gemeente in 2020 gestopt met deelname aan dit programma? Heeft het
college na acht jaar ingezien dat het medeplichtig is aan greenwashing van de KLM? Zo
nee, welke andere reden(en) zijn er gegeven voor het stoppen van de deelname?
Antwoord
De hoofdreden in 2012 om deel te nemen aan het KCBP was het verduurzamen van de
dienstvluchten van de gemeente. Bijkomende doelen waren de CO2-reductie van
vliegtuigverkeer en het leveren van een bijdrage aan het creëren van een markt voor
duurzame vliegtuigbrandstoffen. Sinds medio 2016 is het boeken van vliegreizen door
ambtenaren en het college gecentraliseerd via een reisbureau. In het contract met het
reisbureau was vastgelegd dat voor elke vliegreis CO2-compensatie moest plaatsvinden. Deze
contractbepaling is toen ingevuld door de deelname aan het KCBP.
De voornaamste reden om de samenwerking met het KCPB vanaf 2 januari 2020 niet te
continveren is dat de inzet van bio-grondstoffen voor verschillende vormen van energie in
steeds grotere mate worden toegepast. Dat, terwijl de totale hoeveelheid duurzaam
gewonnen biobrandstoffen per definitie beperkt is. Om deze reden heeft het college in de
Routekaart Amsterdam (vastgesteld in de raad op 22 april 2020), een zeer terughoudende
positie ingenomen ten aanzien van inzet van biomassa voor energieproductie. Het college is
van mening dat het deelnemen aan het KCBP programma derhalve niet langer de beste
maatregel is ter compensatie van de CO2 uitstoot van de eigen dienstvluchten.
Per 1 janvari 2020 is een nieuwe contractperiode gestart met het reisbureau waarin
bepalingen zijn opgenomen die toezien op het compenseren van CO2 voor vliegreizen. De
compensatie moet voldoen aan de Gold Standard en/of de Verified Carbon Standard. Het is op
dit moment nog niet bekend aan welk(e) project(en) dit zal worden besteed. Mede door de
coronacrisis is er sinds maart 2020 bijna niet meer gevlogen.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 31 mei 2021
Pagina 4 van 5
4. Isereen persbericht vanuit het college geweest over de beëindiging van de deelname aan
het KCBP? Zo nee, waarom is dit zo geruisloos stopgezet?
Antwoord
Nee. Amsterdam heeft nooit, behalve een citaat van wijlen burgemeester Van der Laan in
2013 over de start van de deelname aan het KCBP op de website van KLM, en wellicht nog via
andere communicatiekanalen die niet konden worden achterhaald, in haar interne en externe
communicatie of in samenwerking met KLM actief over het KCBP gecommuniceerd. Er was
geen reden om van deze lijn af te wijken bij de beëindiging van de samenwerking. Zie ook het
antwoord op vraag 6.
5. Het contract tussen KLM en de gemeente Amsterdam bevat ook afspraken over
‘gezamenlijk optrekken in de communicatie’. In andere woorden: de gemeente betaalt en
verplicht zichzelf om het KCBP aan te prijzen met behulp van content dat door KLM wordt
aangeleverd.
Antwoord
Het college neemt deze opmerking voor kennisgeving aan.
6. Kan het college een lijst geven met alle communicatie-uitingen die door de gemeente
Amsterdam over KCBP zijn gedaan? Zo ja, hoeveel van deze communicatie-uitingen zijn
letterlijk of grotendeels overgenomen van de KLM?
Antwoord
Nee, omdat aan de samenwerking met betrekking tot communicatie door de contractanten
zoals dat in het contract wordt genoemd geen invulling is gegeven. Uitzondering daarop
vormt het door de KLM gebruikte citaat van wijlen burgemeester Van der Laan aan het begin
van de samenwerking (zie beantwoording vraag 4). Eris nadien niet samen met KLM
opgetrokken in de communicatie over KCBP en er zijn door Amsterdam geen communicatie-
uitingen of materialen van KLM gebruikt. Wel heeft KLM in de periode 2013 tot en met 2019
de gemeente Amsterdam genoemd als samenwerkingspartner in interne en externe
communicatie (website(s), kranten advertenties, nieuwsbrieven etc). Sinds de beëindiging
van de samenwerking wordt Amsterdam niet meer genoemd in de communicatie van KLM
over het KCBP.
7. Deelt het college de zorgen over deze zeer nauwe samenwerking tussen een gemeente en
een fossiel bedrijf? Zijn er andere contracten met (fossiele) bedrijven gesloten waar er
‘gezamenlijk wordt opgetrokken in de communicatie’? Zo ja, welke (fossiele) bedrijven
zijn dit?
Antwoord
In de beantwoording op vraag 3 is beschreven welke argumenten het toenmalige college had
om de samenwerking met KLM aan te gaan en wat de redenen zijn voor het huidige college
om de samenwerking te beëindigen. Overigens is het begrip fossiele bedrijven dermate breed
dat gelet op de structuur van de huidige economie, en ondanks de beweging naar een op
termijn circulaire CO2 neutrale economie, op dit moment het merendeel van de bedrijven als
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 31 mei 2021
Pagina 5 van 5
fossiel bedrijf gezien moet worden. Dus bijna elke samenwerking op welk gebied en van welke
aard dan ook tussen gemeente en een bedrijf kan gezien worden als samenwerking dat valt
onder deze noemer. Denk bijvoorbeeld aan Westpoort Warmte (WPW). WPW is onderdeel
van de aanpak om Amsterdam aardgasvrij en klimaatneutraal te maken en de gemeente is
sinds kort samen met Vattenfall aandeelhouder in dit warmtebedrijf. Er zijn hier overigens
geen afspraken over gezamenlijke communicatiecampagnes of iets dergelijks gemaakt.
Wij verwachten u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Victor Everhardt
Wethouder Financiën en Economische Zaken
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Schriftelijke Vraag | 5 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 765
Publicatiedatum 26 september 2018
Ingekomen onder F
Ingekomen op woensdag 19 september 2018
Behandeld op woensdag 19 september 2018
Status Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Boomsma, Poot en Nanninga inzake het kraken van een pand
door We Are Here aan het Buikslotermeerplein
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit van de leden Boomsma, Nanninga en Poot
inzake het kraken van een pand door We Are Here aan het Buikslotermeerplein
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 752).
Overwegende dat:
— eral jaren structureel panden in Amsterdam worden gekraakt door
uitgeprocedeerde asielzoekers;
— hetcollege van burgemeester en wethouders 24-uursopvang wil organiseren voor
uitgeprocedeerde asielzoekers.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
personen die zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten, uit te sluiten van
de 24-uursopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers.
De leden van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
M.C.G. Poot
A. Nanninga
1
| Motie | 1 | discard |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 13 oktober 2022
Portefeuille(s) Volwasseneneducatie, laaggeletterdheid, inburgering
Opvang (MO/BW, Ongedocumenteerden, Vluchtelingen)
Portefeuillehouder(s): Wethouder Rutger Groot Wassink
Behandeld door Stedelijk coördinatieteam asielzoekers en vluchtelingen, Alexine van Olst,
[email protected]
Onderwerp Afdoening motie 265 van het lid Koyuncu van DENK c.s.inzake betere
voorlichting aan vrouwelijke nieuwkomers van de eerste generatie over
samenwonen en dakloosheid met kinderen
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 22 juni 2022 heeft uw raad bij de behandeling van het
jaarverslag 2021 motie 265 van raadslid Koyuncu van DENK c.s. aangenomen. Daarin wordt het
college gevraagd om:
-_ Samen op te trekken met lokale organisaties en rolmodellen die dichter bij vrouwen uit de
eerste generatie nieuwkomers staan die hen kunnen voorzien van hulp en meer
voorlichting, waarbij de nadruk ligt op de rechten en plichten die bij samenwonen komen
kijken en de gevolgen van uit elkaar gaan.
Vrouwen uit de eerste generatie nieuwkomers zijn Amsterdammers met een diverse achtergrond:
sommigen zijn als vluchteling naar Nederland gekomen, anderen hebben zich als gezinsmigrant
gevestigd bij een gezinslid dat al eerder naar Amsterdam is gekomen. Een deel van hen reist een
mannelijke partner na en krijgt hierdoor een verblijfsstatus die afgeleid is van de partner. Het
college herkent de kwetsbare positie van deze nieuwe Amsterdammers en staat positief
tegenover het voorstel om hen gericht en laagdrempelig te bereiken en te informeren. Het college
hecht belang aan transparante, toegankelijke en begrijpelijke informatie voor iedere
Amsterdammer en denkt dat informele organisaties een rol kunnen spelen bij het informeren over
en doorverwijzen naar hulpverlening in de stad.
Informatievoorziening aan vrouwelijke nieuwkomers
Inburgeringsplichtige vrouwelijke nieuwkomers zijn meerderjarige, erkende vluchtelingen
(statushouders of nareizigers) of meerderjarige gezinsmigranten met een nationaliteit van buiten
de EU“. Alle vrouwelijke inburgeraars krijgen ondersteuning van de gemeente door
gespecialiseerde klantbegeleiders en volgen een inburgeringstraject bij een inburgeringsaanbieder
waar de gemeente mee samenwerkt. Onderdeel van deze ondersteuning is dat inburgeraars
1 Gezinsmigranten uit een EU-lidstaat, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland of Zwitserland zijn niet-
inburgeringsplichtig.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 13 oktober 2022
Pagina 2 van 2
informatie krijgen over wonen, werken en leven in Nederland. Deze informatie wordt in
verschillende talen aangeboden en toegelicht door de klantbegeleider. Klantbegeleiders zijn alert
op mogelijke problemen in de thuissituatie en verwijzen klanten door als dit nodig is. Zij worden
getraind om signalen op te vangen over bijvoorbeeld een onveilige thuissituatie.
Indien de situatie zich voordoet dat een vrouwelijke nieuwkomer dakloos is, dan is er een tweede
klantbegeleider van de gemeente, die gespecialiseerd is in het begeleiden van dak- en thuislozen,
betrokken bij de vrouwelijke nieuwkomer. In deze gevallen kan het voorkomen dat deze
vrouwelijke nieuwkomers in crisisopvang of een Blijf-van-mijn-lijf-huis worden opgevangen. Ook
dan blijft de klantbegeleider van de gemeente nauw betrokken.
Een deel van de vrouwelijke nieuwkomers is niet inburgeringsplichtig. Zij kunnen bij een
buurtteam terecht voor vragen over (problemen rondom) samenwonen.
Optrekken met lokale organisaties en rolmodellen
Om op een laagdrempelige en toegankelijke manier de informatievoorziening aan vrouwelijke
nieuwkomers over rechten en plichten bij samenwonen en uit elkaar gaan te vergroten,
onderzoekt WPI de mogelijkheid om nauwer samen te werken met lokale organisaties en/of
rolmodellen op dit thema. Daarbij denken we aan de mogelijkheid om rolmodellen en/of informele
organisaties een gastles te laten verzorgen in het inburgeringstraject. Deze gastles biedt de
mogelijkheid voor vrouwelijke nieuwkomers om op een laagdrempelige manier vragen te stellen
of zorgen te delen. Omdat niet iedere vrouwelijke nieuwkomer een inburgeringstraject volgt en
ondersteuning krijgt van de gemeente, onderzoeken we hoe we vrouwelijke nieuwkomers kunnen
bereiken en informeren op laagdrempelige plekken in de stad, zoals buurthuizen.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
\, / ee
SN A - EE _A
\ / en ú _ ee „
Rutger Groot Wassink
Wethouder Volwasseneneducatie, laaggeletterdheid en inburgering
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 1754
Publicatiedatum 6 januari 2017
Ingekomen onder AS
Ingekomen op woensdag 21 december 2016
Behandeld op woensdag 21 december 2016
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Bosman en Alberts inzake het Stedelijk kader Buitenreclame
(lichtintensiteit).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Stedelijk kader Buitenreclame (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1589).
Constaterende dat:
— bij buitenreclame een algemene norm geldt voor lichtintensiteit volgens de richtlijn
van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV-richtlijn);
— in een drukke, dichtbebouwde stad als Amsterdam het alsnog kan voorkomen dat
een beeldscherm hinderlijk licht geeft.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
indien overlast wordt ervaren door omwonenden, de lichtintensiteit van MUPI's,
billboards en andere vormen van digitale reclame alsnog aan te passen op basis van
maatwerk.
De leden van de gemeenteraad
A.M. Bosman
R. Alberts
4
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 652
Publicatiedatum 23 augustus 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw R. Alberts van 5 juni
2013 inzake betaald fietsparkeren in stadsdeel Centrum.
Amsterdam, 19 augustus 2013
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster:
In de Fietsparkeervisie 2013-2016 van stadsdeel Centrum staat op blz. 6:
“3. Betaald parkeren invoeren voor het parkeren op knelpuntlocaties
De meeste fietsers willen liefst zo dicht mogelijk bij de plaats van bestemming
parkeren. Dat leidt op sommige locaties en tijden tot een overvloed aan fietsen,
terwijl op iets grotere loopafstand soms voldoende plekken aanwezig zijn. Om het
gebruik daarvan te stimuleren is een gedragsverandering noodzakelijk. Het
invoeren van betaald parkeren op sommige locaties en momenten kan daartoe
stimuleren.”
De SP is niet automatisch tegen betaald fietsparkeren, maar daar moeten wel heel
duidelijke spelregels voor zijn. Zo moet de fietser “er wat voor kopen”: bewaking,
overdekt staan, aanwezige service (fietspomp, eenvoudige reparaties). Plekken op
straat zijn wat de SP betreft altijd gratis. Naast een betaalde faciliteit moet bovendien
altijd een gratis alternatief ruimschoots voorhanden zijn. Fietsenstallingen die worden
aangelegd met als doel de openbare ruimte vrij te maken van fietsen (zoals op het
Leidsplein) zijn wat de SP betreft altijd gratis, omdat er op die locatie onvoldoende
gratis alternatieven voorhanden zijn.
Nu is betaald parkeren een vorm van belasting:
“Artikel 225 gemeentewet: In het kader van de parkeerregulering kunnen de
volgende belastingen worden geheven: a. een belasting ter zake van het
parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens
de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te
bepalen plaats, tijdstip en wijze.”
En staat belastinginning in de Verordening op de stadsdelen op de A-lijst, dus als
verantwoordelijkheid van de centrale stad:
“Il Financiën en belastingen 1. Vaststelling en uitvoering van de gemeentelijke
belastingen, met uitzondering van de precariobelasting ingevolge artikel 228 van
de Gemeentewet en de afvalstoffenbelasting ingevolge de Wet milieubeheer.
Onder gemeentelijke belasting wordt ook verstaan de gemeentelijke retributies
met betrekking tot niet overgedragen bevoegdheden.”
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing deo Gemeenteblad
Datum 23 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 5 juni 2013
Tot slot is, volgens het beleidskader fietsparkeren, wanneer het gaat om bewaakte
fietsenstallingen, de centrale stad de bevoegde instantie:
“c De centrale stad is verantwoordelijk voor de realisatie en de exploitatie van
bewaakte fietsparkeervoorzieningen voor bezoekers voorzover passend binnen
de financiële randvoorwaarden. De stadsdelen zijn verantwoordelijk voor
realisatie van onbewaakte stallingvoorzieningen op maaiveld voor bezoekers (en
voor stallingvoorzieningen voor bewoners)”
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 5 juni 2013, namens de fractie van
de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Is het college bekend met het voornemen van stadsdeel Centrum om betaald
fietsparkeren in te voeren, om gedragsverandering tot stand te brengen?
Graag een toelichting op de argumentatie van het stadsdeel.
Antwoord:
Ja, het college kent de Visie Fietsparkeren Stadsdeel Centrum 2013-2016.
Het invoeren van betaald parkeren is één van de mogelijkheden die het dagelijks
bestuur van stadsdeel Centrum wil onderzoeken.
2. Is het college het met de SP eens dat uit milieu- en gezondheidsoverwegingen
mensen aangemoedigd moeten worden om de fiets te nemen? Is het college het
daarom met de SP eens dat betaald fietsparkeren op deze manier onwenselijk is?
Antwoord:
Ja, het college wil dat mensen aangemoedigd worden om de fiets te nemen. Het
dagelijks bestuur onderschrijft in de fietsparkeervisie het uitgangspunt van het
college: ‘Fietsen is… Gezond, Schoon, Snel en Goedkoop.’
Het dagelijks bestuur heeft nog geen concreet voorstel gedaan om fietsers te
laten betalen voor het parkeren van hun fiets op de openbare weg. Zonder
concreet voorstel kan het college nog geen conclusies trekken over de
wenselijkheid ervan.
3. Is het college het met de SP eens dat stadsdeel Centrum met haar plannen voor
betaald fietsparkeren in de bevoegdheden van de centrale stad is getreden?
Zo ja, wat gaat het college doen om stadsdeel Centrum dit deel uit de
Fietsparkeervisie te laten schrappen? Zo nee, graag een toelichting waarom niet.
Antwoord:
Nee, het college is niet van mening dat het stadsdeel met haar besluit in de
bevoegdheden van de centrale stad is getreden. Het college zal het dagelijks
bestuur daarom niet vragen om de fietsparkeervisie te wijzigen.
Het dagelijks bestuur heeft op pagina 14 van haar fietsparkeervisie aangegeven
dat zij met de centrale stad wil overleggen over de voorgestelde acties. Als het
stadsdeel met een concreet voorstel komt om fietsers te laten betalen voor
fietsparkeren op de openbare weg, dan gaat de centrale stad hierover in gesprek
met het stadsdeel.
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neng deo Gemeenteblad
ummer zee st on
Datum 23 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 5 juni 2013
Zoals u terecht aangeeft, kan het stadsdeel zonder instemming van de centrale
stad geen betaald fietsparkeren in de openbare ruimte invoeren.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 269
Datum akkoord 23 maart 2016
Publicatiedatum 24 maart 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Duijndam van 7 december 2015 inzake
het inzetten van burgerhulpverleners.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Een burgerhulpverlener is iemand die bij de Hartstichting een cursus reanimeren
heeft gevolgd en vervolgens voortaan tegelijkertijd met de ambulance de meldingen
van hartstilstand in zijn/haar regio ontvangt. Dat heeft veel voordelen. In Nederland
overlijden nog elke dag 35 mensen aan een hartstilstand buiten het ziekenhuis. Dat is
niet nodig: als er veel burgerhulpverleners geregistreerd zijn in een gemeente kan de
tijd tussen hartstilstand en gereanimeerd worden flink teruggebracht worden. In het
Overijsselse Nutter waar 29% burgerhulpverleners staan geregistreerd is er al binnen
zes minuten iemand aanwezig.
Amsterdam loopt nog erg achter als het gaat om burgerhulpverleners. Zo werd in de
week van 30 november 2015 bekend dat er hier heel weinig burgerhulpverleners zijn!
Op 6 december 2015 werd duidelijk dat Ambulance Amsterdam niet echt zit te
wachten om meer aan de slag te gaan.”
Gezien het vorenstaande heeft het lid Duijndam, namens de fractie van de SP,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Is bekend hoeveel mensen in Amsterdam sterven aan een hartstilstand buiten het
ziekenhuis? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Het aantal mensen dat in Amsterdam aan een hartinfarct buiten het ziekenhuis
overlijdt is niet bekend. Wel blijkt uit rapportages van de Amsterdamse
ziekenhuizen dat 1534 personen® in het ziekenhuis gestorven zijn aan een
hartinfarct. (hiervan zal de meerderheid als gevolg van dit hartinfarct naar het
ziekenhuis getransporteerd zijn).
1 http://www.metronieuws.nl/binnenland/amsterdam/2015/12/hartstilstand-beter-niet-in-
amsterdam
? http://www .at5.nl/artikelen/150417/ambulance-amsterdam-wil-niet-aan-
burgerhulpverleners-bij-hartstilstand
3 https://www.zorgkaartnederland.nl/feiten-en-cijfers/sterftecijfers voor Amsterdam
berekend
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing 160 Gemeenteblad
Datum 24 maart 2016 Schriftelijke vragen, maandag 7 december 2015
Gezien de regiofunctie van Amsterdamse ziekenhuizen, zal dit cijfer niet alleen
Amsterdammers maar ook op inwoners uit de omliggende gemeenten betrekking
hebben.
2. Watis in Amsterdam anno november 2015 de gemiddelde aanrijtijd van de
ambulances”?
Antwoord:
De gemiddelde aanrijdtijd van ambulances in de regio Amsterdam ligt op
6-7 minuten.
3. Is het college het met vragenstelster eens dat het inzetten van
burgerhulpverleners een mogelijkheid kan zijn om het aantal overlijdens door
hartstilstand terug kan brengen? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Het is zeker een mogelijkheid. Zoals ook al toegelicht in de raadscommissie voor
Zorg en Welzijn en door de stichting Burger Harthulp in een artikel in het Parool
is burgerhulpverlening in Amsterdam niet noodzakelijk vanwege de goede
beschikbaarheid van getrainde professionals (beroepsbrandweer en politie).
Niettemin is in een gesprek tussen wethouder Zorg en de Hartstichting op
22 maart 2016 besproken dat de hartstichting en de meldkamer van AA gaan
onderzoeken op welke manier de inzet van burgerhulpverlening een goede
aanvulling is.
4. In Amsterdam is slechts 0,01% van de Amsterdammers als burgerhulpverlener
geregistreerd. Wat is de mening van het college hierover? En wat vindt
het college van de reactie van Amsterdam Ambulance hierover bij AT5?
Antwoord:
Het college vindt het percentage van 0,01% geen probleem, aangezien er
voldoende professionele hulpverleners aanwezig zijn, te weten de brandweer,
politie en ambulance. De 6 minuten-norm wordt dermate vaak gehaald
(zie opnieuw het artikel in het Parool), dat het percentage geregistreerde
burgerhulpverleners door het College niet als probleem gezien wordt.
Ambulance Amsterdam (AA) ziet in de cijfers dat binnen de stad gemiddeld
sneller een AED ter plekke is dan buiten de stad. Indien een ambulance in de
stad als eerste ter plaatse is (in 31% van de gevallen) dan is de mediane
aansluittijd 10:24 min. Buiten de stad sluit de ambulance (in 45% van de gevallen)
mediaan binnen 09.15 min. aan. Hoewel de ambulance-prestaties buiten de stad
dus beter zijn, zijn de prestaties van politie en brandweer in de stad weer beter
dan daarbuiten (zie bijlage met bijbehorende cijfers en uitleg).
Desondanks is er natuurlijk altijd ruimte voor verbetering. Daarom gaan
de Hartstichting en de meldkamer van AA onderzoeken op welke manier de inzet
van burgerhulpverlening een goede aanvulling kan zijn.
* http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/4203064/2015/12/07/Burger-Harthulp-
wil-in-Amsterdam-geen-burgerhulpverleners-bij-hartstilstand.dhtml
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer be raart 2018 Schriftelijke vragen, maandag 7 december 2015
5. Vindt het college dat de AED-apparaten waarmee het hart weer op gang kan
worden gebracht goed genoeg beschikbaar zijn voor burgerhulpverleners?
Of denkt het college dat hier nog winst bij te behalen is?
Antwoord:
Het aantal ingezette AED apparaten in Amsterdam die eigendom zijn van
bedrijven dan wel die in openbare gebouwen beschikbaar zijn worden navenant
veel gebruikt en hebben een hoog effectiviteitsgehalte. Met andere woorden: AED
apparaten in de buurt van slachtoffers met een hartstilstand worden goed gebruikt
door passanten, BHV'ers en EHBO'ers met reanimatie-ervaring.
6. Wat wil het college eraan doen om het aantal burgerhulpverleners in Amsterdam
te vergroten?
Antwoord:
Zoals gemeld bij vraag 3 gaan de Hartstichting en de meldkamer van AA
onderzoeken op wat voor een manier burgerhulpverlening een aanvulling kan zijn
in Amsterdam. De wethouder Zorg zal de vinger aan de pols houden of deze
samenwerking van de grond komt via een gesprek met de directie van AA,
aanvullend op het gesprek wat reeds met de Hartstichting op 22 maart 2016
gevoerd is.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
> < gemeente Raadsinformatiebrief
| msterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 14 september 2021
Portefeuille(s) Verkeer en Vervoer
Portefeuillehouder(s): Egbert J. de Vries
Behandeld door Verkeer en Openbare Ruimte (bestuurszaken. [email protected])
Onderwerp Afdoening motie 121 van het lid Vroege van de D66
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 10 maart 2021 heeft uw raad bij de behandeling van
de evaluatie van het Meerjarenplan Fiets motie 121 van raadslid Vroege van D66 aangenomen
waarin het college gevraagd wordt om:
In het volgende Meerjarenplan Fiets expliciet aandacht te hebben voor de e-bike en de
gevolgen voor veiligheid en infrastructuur in kaart te brengen.
Het College geeft als volgt uitvoering aan de motie:
Opvolger van de huidige Meerjarenplannen Fiets en Verkeersveiligheid
Momenteel worden de opvolgers van het huidige Meerjarenplannen Fiets en Verkeersveiligheid
voorbereid. De huidige verwachting is dat we die voor de zomer van 2022 zullen vrijgeven voor
inspraak. Vaststelling in de gemeenteraad staat gepland voor december 2022.
Er zal expliciet aandacht zijn voor de verdere opkomst van de e-bike. Bijna één op de tien
Nederlanders verwacht binnen een jaar een e-bike te kopen. Dit komt neer op een verwachte
verkoop van 1,2 miljoen e-bikes in 2021. Het merendeel daarvan (61%) zal uit elektrische
stadsfietsen bestaan. Het marktaandeel van de ‘normale’ stadsfiets daalt daarmee ten opzichte
van 2020 (76%). Consumenten kiezen dus steeds vaker voor de elektrische mountainbike, speed
pedelec, hybridefiets of bakfiets.
Onderzoek van CROW/Fietsberaad uit 2018 laat zien dat de gewone fiets een gemiddelde snelheid
heeft van 16 — 18 km/uur en de elektrische fiets heeft een gemiddelde snelheid van 19 km/uur? Dit
zijn echter gemiddelden. De elektrische fiets kan gemakkelijk 25 km/uur rijden. Dan zijn de
snelheidsverschillen met een gemiddelde fietser groter. Van de elektrische fietser wordt, net als
van alle fietsers, verwacht dat het rijgedrag wordt aangepast aan de drukte en verkeerssituatie.
1 https://www.fietsberaad.nl/Kennisbank/%E2%80%98Dit-jaar-worden-1,2-miljoen-e-bikes-
verkocht%E2%80%99
2 Bouwstenen voor een comfortabel en vergevingsgezing fietspad, CROW Fietsberaad, mei 2018, Berry
den Brinker en Paul Schepers.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 2 oktober 2020
Pagina 2 van 3
We volgen met interesse de proef met automatische snelheidsbegrenzing van de e-bike op
Schiphol. Ook de landelijke kennisinstellingen (CROW, SWOV, KiM) besteden veel aandacht aan
de e-bike. Deze onderzoeken betreffen ook de aspecten snelheid en veiligheid. We zullen bij het
opstellen van de meerjarenplannen relevante onderzoeken en studies betrekken.
Voor de totstandkoming van de nieuwe meerjarenplannen organiseren we participatie met
Amsterdammers, belangenbehartigers en andere experts.
E-bike in het huidige Fiets en Verkeersveiligheidsbeleid
Er wordt al aandacht besteed aan de e-bike binnen de huidige drie pijlers (comfortabel
doorfietsen, fietsparkeren en het nieuwe fietsen) van het meerjarenplan Fiets in samenwerking
met thema Verkeersveiligheid.
Er worden op verschillende plekken in de stad fietspaden verbreed of fietsstraten aangelegd. Dit
biedt meer ruimte voor fietsers met verschillende snelheden om elkaar veilig te passeren. In
nieuwe fietsparkeergarages wordt aandacht besteedt aan e-bikes door onder andere
oplaadmogelijkheden in lockers voor accu's, trappen die berekend zijn op zwaardere fietsen zoals
e-bikes, en extra aandacht voor de brandveiligheid voor e-bikes. Er zijn vanuit het programma
Verkeersveiligheid trainingen geven over verkeersveilig gedrag en bewustwording op e-bikes aan
onder andere maaltijdbezorgers en oudere fietsers in het kader van Doortrappen. Ook zijn we in
gesprek met maaltijdbezorgingsbedrijven om tot standaardisering van trainingen over veilig
fietsen van de medewerkers en uitwisseling van ongevalsgegevens te komen.
Nationaal toelatingskader voor lichte elektrische voertuigen (LEV)
Op 13 juli 2021 heeft de Minister een brief? gestuurd naar de Tweede Kamer over het Nationaal
Toelatingskader lichte elektrische voertuigen (LEV-kader). Met deze brief is er duidelijkheid
gekomen over de inzet van de Minister over de inhoud van het LEV-kader. Doel is het veilig
toelaten van LEV's tot de openbare weg. Het kader zal in het najaar in de Tweede Kamer
behandeld worden. Inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2023.
Het LEV-kader is van toepassing op alle categorieën lichte elektrische voertuigen die nu niet
vallen onder of vitgezonderd zijn van de Europese Verordening voor toelating (EU
Verordening 168/2013). Het gaat in het LEV-kader om voertuigen als e-steps, hoverboards,
trapondersteunde elektrische fietsen en geheel elektrische carqgo-bikes. Het LEV-kader gaat
dus niet over: brom- en snorfietsen, speed pedelecs, brommobielen en
gehandicaptenvoertuigen.
3
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven regering/detail?id=2021213665&did=2021D2911
3
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 2 oktober 2020
Pagina 3 van 3
In haar brief geeft de Minister aan dat LEV's worden ingedeeld in vier categorieën. Per
categorie worden eisen gesteld aan:
e de wijze van toelating tot de openbare weg en het toezicht;
e eisen voortoelating tot de weg (set technische eisen waar het voertuig aan getoetst
wordt, zoals: maximale afmetingen, constructiesnelheid, massa, vermogen en aantal
passagiers;)
e eisen voor gebruik op de weg (set eisen bijv. t.a.v. kenteken, verzekering, helm, rijbewijs,
minimumleeftijd). Het schema op bladzijde 9 van de brief van de Minister biedt een
overzicht.
De Minister stelt in haar brief:
e Verkeersveiligheid staat voorop;
° Zoveel mogelijk gelijkenis met een fiets is het vitgangspunt. Hierdoor ontstaat een
homogener snelheidsbeeld op het fietspad;
e De maximale constructiesnelheid is 25 km/uur (gelijk aan de maximaal ondersteunde
snelheid van een e-bike);
e Uitgangspunt is dat LEV's zich fiets-achtig gedragen: er worden ook eisen gesteld aan
vermogen, remvertraging en versnelling die daarvoor zullen zorgen;
e Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat LEV's gebruik maken van het fietspad.
Wij bereiden een reactie voor naar aanleiding van de brief van de Minister aan de Tweede Kamer
en zullen u hierover binnenkort informeren.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeesters van wethouders van Amsterdam,
Egbert J. de Vries
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 3 | test |
2 AV,
ee À Agenda voor de bijeenkomst op donderdag
Ö 3] o6 - 04 - 2017
De Ouderen Advies Raad Oost in de
OOST Raadzaal, Stadsdeelhuis
Aanvang 14.00 — 16.00 uur
1D Welkom (OAR en gasten), berichten van verhindering (5 minuten)
2) Korte mededelingen plus wat u nog kwijt wilt om dat in een volgende
bijeenkomst te behandelen en vaststellen agenda (5 — 10 minuten)
3) Notulen bijeenkomst 2 maart '17 nieuwe stijl (10 minuten)
4) Gastspreker: (14.30 uur)
Reian Betten van Markant vertelt over “Jonge Mantelzorgers”
5) Pauze (10 minuten)
6) Laatste informatie ontwikkelingen: (10 minuten)
-_ Terugkoppeling wijktafels
-__Buurtmaaltijden
- Hoorzitting trapliften tot 3-hoog
-_ Nieuwe richtlijnen Hbh (na onderzoek)
7) Speerpunten 2017 (20 minuten)
- Verslag 2e bijeenkomst werkgroep Eenzaamheid op 29/3
8) Activiteiten, voorlichting en info bijeenkomsten (AVI)-lijst (5 minuten)
9) 10. Rondvraag (20 minuten)
10) 11. Sluiting
Technisch voorzitter: Frank Rebert Stork 020 6651065 cleogna@planetnl
Secretariaat: [email protected]
| Agenda | 1 | discard |
LJ . ® . .
Participatiecoalitie
Utrecht, 12 mei 2021
Beste volksvertegenwoordiger,
De komende weken buigen raden, staten en waterschapsbesturen zich over de regionale
energieplannen waaraan de afgelopen tweeënhalf jaar in de 30 RES-regio’s hard is gewerkt. Plannen
die kansen bieden om als regio te verduurzamen en vanuit de eigen kracht duurzaamheids-
vraagstukken op te lossen. Maar ook plannen die gepaard gaan met maatschappelijk protest en
zorgen over landschap en natuur. Ga er maar aan staan als volksvertegenwoordiger!
Geen keuzemenu
In het landelijke Klimaatakkoord staan maatregelen die de uitstoot van broeikasgassen met bijna de
helft verminderen in 2030 ten opzichte van 1990. Om dit resultaat te halen, moeten we in het hele land
veel meer duurzame energie gaan opwekken, op zee en op het land. Daarnaast moeten we volop
energie besparen, de daken vol zonnepanelen leggen, en nieuwe technieken en systemen
ontwikkelen en testen. Deze opsomming is helaas geen keuzemenu, we moeten álle zeilen bijzetten.
Dat vraagt om een flinke inzet van iedereen om de klimaatdoelen te behalen. Daarom is uw
betrokkenheid bij de RES ook zo belangrijk.
Spiekkaarten om u te helpen de RES 1.0 te beoordelen
Het beoordelen van de RES 1.0 en het vervolgproces is een lastige opgave. Bijgaande ‘Spiekkaarten’
zijn ons hulpmiddel om u hierbij te ondersteunen. Bij de beoordelingstaak gaat u inhoudelijke en
technische keuzes onder de loep nemen: hoeveel energie gaan wij opwekken in de regio en in onze
gemeente; hoeveel wind, hoeveel zon en wat kunnen we doen aan energiebesparing?
Minstens zo belangrijk is het om de RES te beoordelen op de manier waarop dit gebeurt. Ervaringen
uit het hele land tonen aan dat energieprojecten waar burgers een actieve rol spelen veel opleveren
voor de gemeenschap, zowel financieel als maatschappelijk. Ook kunnen ze op meer
maatschappelijke acceptatie rekenen in de uitvoeringsfase.
Duurzame energieprojecten waarbij de lokale omgeving (mede)ontwikkelaar en -eigenaar is, leveren
bijvoorbeeld heel concreet geld op. Daarmee worden projecten ondersteund voor leefbaarheid in
dorpen, voor versterking van lokale natuur en biodiversiteit, of nieuwe duurzame energieprojecten
ontwikkeld.
Energie van onderop
Uit de analyse die wij maakten van alle concept-RES'en blijkt dat overheden nog te weinig de
handschoen mét bewoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers oppakken. Een gemiste
kans, want deze samenwerking is vaak makkelijker dan u denkt. Zeker ook omdat die energie van
onderop er al lang ís, kijk naar het groeiend aantal energiecoöperaties en groene bewonersinitiatieven.
Alleen breed gedragen RES'en met aandacht voor mens, natuur en landschap zijn toekomstbestendig.
Onze Spiekkaarten helpen u om uw invloed als volksvertegenwoordiger aan te wenden om de RES
optimaal te benutten voor goede participatie, mede-eigendom van de lokale omgeving, en een stevige
plek voor natuur en landschap.
Wij staan u en uw fractie de komende tijd graag bij met onze (lokale) kennis en ervaring. U kunt
hiervoor contact opnemen via [email protected] o.v.v. RES Spiekkaarten.
Wij wensen u veel wijsheid toel!
Met vriendelijke groet,
De Participatiecoalitie
Gijs Temeer, directeur HIER
Annie van de Pas, directeur NMF’s
Siward Zomer, directeur Energie Samen
Karin Klaassen, directeur Stichting Buurkracht
Thijs van Mierlo, directeur LSA
Over de Participatiecoalitie
De Participatiecoalitie bestaat uit vijf maatschappelijke organisaties van, voor en door bewoners: HIER, de Natuur en
Milieufederaties, Energie Samen, LSA bewoners en Stichting Buurkracht. Zij weten wat er lokaal speelt en kunnen zo de
slagingskans van energieprojecten in gemeente of regio’s vergroten. Om de afspraken uit het Klimaatakkoord te kunnen
realiseren, hebben de vijf organisaties een samenwerkingsovereenkomst getekend met de ministeries van Binnenlandse Zaken
en Economische Zaken. departicipatiecoalitie.nl
buur energie LSA £S, de natuur en
samen ilieufederati
racnt. Ee A milieufederaties
De energietransitie, dat zijn wij!
| Raadsadres | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
5 Gemeenteraad R
% Definitieve raadsagenda,
woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
De waarnemend burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de
gemeenteraad uit voor de raadsvergadering.
Datum en tijd woensdag 16 mei 2018 13.00 uur en 19.30 uur
en zo nodig donderdag 17 mei 2018 13.00 uur
Locatie Raadzaal
Algemeen
1 Mededelingen.
2 Vaststellen van de notulen van de raadsvergaderingen op 4 en 12 april 2018.
3 Vaststellen van de agenda.
4 Mededeling van de ingekomen stukken.
5 _Mondelingevragenuur.
Benoemingen
6 Benoemen van het lid Marttin als plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur
van de Vinkeveense plassen.
Economie
7 Instemmen met het wijzigen van enkele tarieven voor markten en staanplaatsen
2018. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 423)
Financiën
8 Vaststellen van de Viermaandsrapportage 2018 en de wijziging van de Begroting
2018. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 424)
Zorg en Welzijn
9 Kennisnemen van de reactie op het ongevraagd advies van Cliëntenbelang over
gebruikelijke hulp kinderen. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 378)
1
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
Ruimtelijke Ordening
10 Instemmen met het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het gebied
Weespertrekvaart-Oost. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 426)
11 Instemmen met het nemen van een voorbereidingsbesluit voor Westerpark West
kavel X. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 427)
12 Vaststellen van het bestemmingsplan Citroëngebouwen Stadionplein.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 428)
13 Vaststellen van het bestemmingsplan De Baarsjes.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 429)
14 Kennisnemen van de afhandeling van motie 588.17 inzake bestemmingsplan
Wibautstraat 130 (beperk overlast door horeca). (Gemeenteblad afd. 1, nr. 430)
Gemeentelijk Vastgoed
15 Actualiteit van de leden Groen en De Heer inzake het beleid rond het
gemeentelijk vastgoed. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 431)
Inkoop
16 Beschikbaar stellen van een krediet voor vervanging van het gemeentelijk
wagenpark 2018. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 432)
Dierenwelzijn
17 Kennisnemen van de wijze van afhandeling van motie 1546.17 inzake een
verbod op weerhaken en meervoudige haken. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 244)
VERGADERING ACHTER GESLOTEN DEUREN
Juridische Zaken
18 Bekrachtigen van de geheimhouding. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 422)
Dienstverlening
19 Geheim. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 425)
2
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
Ingekomen stukken
1 Raadsadres van de Vereniging Eigen Huis van 11 april 2018 inzake het oplossen
van de erfpachtproblemen.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Grondzaken.
2 Raadsadres van het Wijkcentrum d'Oude Stadt van 20 april 2018 inzake
bewonersinitiatieven op het gebied van wonen.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
3 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 3 april 2018 inzake
afdoening van motie 1418.17 van de voormalige leden Geenen en N.T. Bakker,
en de leden Groot Wassink en Van Lammeren over de Wet Normering
Topinkomens 3.
Voorgesteld wordt, het college van burgemeester en wethouders te verzoeken
om, conform artikel 41, lid 11, van het Reglement van orde voor raad van
Amsterdam, een voordracht aan te leveren voor de eerstvolgende
commissievergadering met de portefeuille Personeel en Organisatie en
de raadsvergadering.
4 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 10 april 2018 inzake
de bestuurlijke reactie op motie 1280.17 van de leden Groot Wassink, Moorman,
Poot, Ten Bruggencate en Boomsma en het voormalige lid Alberts over
de viering Amsterdam 750 jaar.
Voorgesteld wordt, de uitvoering van deze motie te bespreken in
de eerstvolgende commissievergadering met de portefeuille Communicatie
en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen.
5 Brief van waarnemend burgemeester Van Aartsen van 9 april 2018 inzake
de benodigde structurele middelen voor de uitvoering van het (nieuwe)
evenementenbeleid, tevens uitvoering van moties 167.18, 168.18, 172.18 en
189.18.
Voorgesteld wordt, de uitvoering van deze moties te bespreken in
de eerstvolgende commissievergadering met de portefeuille Communicatie
en na goedkeuring de moties als uitgevoerd te beschouwen.
6 Brief van het Landelijk Kennisplatform voor Cultuureducatie en Amateurkunst van
17 april 2018 inzake het verzoek om cultuur op te nemen in het coalitieakkoord.
Voorgesteld wordt, deze brief desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
3
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
7 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 18 april 2018 inzake
afdoening van motie 1265.17 van het lid Van Lammeren over het niet onnodig
verwijderen van bladeren.
Voorgesteld wordt, de uitvoering van deze motie te bespreken in
de eerstvolgende commissievergadering met de portefeuille Openbare Ruimte
en Groen en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen.
8 Brief van de Rekenkamer Amsterdam van 17 april 2018 inzake de aanbieding
van het opvolgingsonderzoek ‘Nazorg aan gedetineerden’.
Voorgesteld wordt, het onderzoek door te sturen naar de eerstvolgende
commissievergadering met de portefeuille Werk en Participatie ter bespreking.
9 Brieven van een burger van 18, 23, 26 en 30 april en 4 en 7 mei 2018 inzake
de fraudezaak rond de bouw van de Johan Cruyíf ArenA, de voormalige
Amsterdam ArenA.
Voorgesteld wordt, deze brieven voor kennisgeving aan te nemen, onder
verwijzing naar de brief van het college van burgemeester en wethouders
van 8 augustus 2011, kenmerk nr. 2011/5273.
10 Brief van het Recreatieschap Twiske-Waterland van 19 april 2018 inzake de
aanbieding van de financiële jaarstukken van Recreatieschap Twiske-Waterland.
Voorgesteld wordt, deze financiële jaarstukken in handen van het college van
burgemeester en wethouders te stellen om een voordracht voor te leggen aan
de raad.
11 Focusbrief van Alzheimer Nederland, afdeling Amsterdam, van 22 april 2018,
getiteld: ‘Langer thuis bij dementie in 10 punten’.
Voorgesteld wordt, deze brief desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
12 Raadsadres van INretail van 24 april 2018 inzake het verzoek om
de detailhandelsvisie op te nemen in het coalitieakkoord.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
13 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 8 mei 2018 inzake
de bestuurlijke reactie op motie 1208.17 van het voormalige lid Boldewijn over
gratis openbaar vervoer voor stadspashouders.
Voorgesteld wordt, de uitvoering van deze motie te bespreken in
de eerstvolgende commissievergadering met de portefeuille Werk
en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen.
4
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
14 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 17 april 2018 inzake
de bevindingen over het inkoopproces in het kader van de accountantscontrole
2017.
Voorgesteld wordt, deze brief door te sturen naar de eerstvolgende
commissievergadering met de portefeuille Inkoop ter kennisneming.
15 Brief van de Rekenkamer Amsterdam van 25 april 2018 inzake de start van
het onderzoek naar effectieve investeringen in het onderwijs.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
16 Raadsadres van diverse onafhankelijke kandidaten voor de gemeenteraads-
verkiezingen 2018 van 14 april 2018 inzake de ervaringen van deze
onafhankelijke kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen met het nieuwe
bestuurlijke systeem.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Bestuurlijk Stelsel.
17 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 17 april 2018 inzake
de bestuurlijke reactie op motie 1193.17 van het voormalige lid N.T. Bakker over
elektrisch transport.
Voorgesteld wordt, de uitvoering van deze motie te bespreken in
de eerstvolgende commissievergadering met de portefeuille Haven en
na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen.
18 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 24 april 2018 inzake
afdoening van motie 1232.17 van het lid Van Lammeren over zwerfafval
weghalen bij maaiwerkzaamheden.
Voorgesteld wordt, de uitvoering van deze motie te bespreken in
de eerstvolgende commissievergadering met de portefeuille Openbare Ruimte
en Groen en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen.
19 Brief van een burger van 23 april 2018 inzake de viering van 27 april en 1 mei.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
20 Raadsadres van het Bureau Binnentuinen en de Bewonersvereniging Overtoom
van 26 april 2018 inzake de groene en klimaatbestendige binnentuinen in
stadsdeel West.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
5
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
21 Afschrift van een brief van het Amsterdam Museum, gericht aan de informateur
de heer Van Poelgeest, van 26 april 2018 inzake het Amsterdam Museum van
de toekomst.
Voorgesteld wordt, deze brief desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
22 Afschrift van een brief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
gericht aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 20 april
2018 inzake de voortgang van het nationaal preventieakkoord en het algemeen
overleg op 17 mei 2018.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
23 Raadsadres van de stadsdeelcommissie Centrum van 24 april 2018 inzake
het advies over de verkeersveiligheid in de Marnixstraat.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Verkeer en Vervoer.
24 Brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 26 april 2018 inzake
de aanbieding van de ‘Eindrapportage Lenferink over kinderen in
de maatschappelijke en vrouwenopvang’.
Voorgesteld wordt, deze rapportage door te sturen naar eerstvolgende
commissievergadering met de portefeuille Jeugd ter kennisneming.
25 Raadsadres van een burger van 24 april 2018 inzake een aanvulling op
de raadsadressen van 10 en 11 april 2018 over de gevolgen van de sluiting van
Suzy Wong.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen om een reactie en een afschrift van de reactie te sturen
naar de raadsommissie met de portefeuille Openbare Orde en Veiligheid ter
kennisneming.
26 Bestuurlijke informatiebrief van de Stichting Goois Natuurreservaat van 30 april
2018 inzake de jaarrekening 2017, de vaststelling van het beleidsplan 2019-2022
en de profileringscampagne.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
27 Raadsadres van de Joodse Gemeente Amsterdam van 25 april 2018 inzake
het verbod op demonstraties tegen het bestaansrecht van de staat Israël.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
6
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
28 Brief van wethouder Kock van 26 april 2018 inzake de afhandeling van motie
1393.17 van het lid Van Lammeren over de wijzigingen van de drinkwatertarieven
2018 (kosten van schoon drinkwater in beeld).
Voorgesteld wordt, de uitvoering van deze motie te bespreken in
de eerstvolgende commissievergadering met de portefeuille Waterbeheer
en na goedkeuring de motie als uitgevoerd te beschouwen.
29 Raadsadres van een burger van 30 april 2018 inzake extra belasting voor
passagiers van rivier- en cruiseschepen.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Belastingen.
30 Raadsadres van een burger van 28 april 2018 inzake de locatie voor het afmeren
van de Bruine Vloot bij de Pontsteiger in de Houthavens.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Haven.
31 Raadsadres van een burger van 28 april 2018 inzake het tekort aan
parkeerplaatsen bij het appartementencomplex aan het Paradijsplein
in Oostpoort.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Verkeer en Vervoer.
32 Raadsadres van Vogelbescherming Nederland van 25 april 2018 inzake
een groen en vogelvriendelijk beleid.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
33 Raadsadres van Transgender Netwerk Nederland van 2 mei 2018 inzake
transgenderemancipatie in de Regenboogsteden.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
34 Brief van wethouder Kock van 30 april 2018 inzake beantwoording van
de gestelde vragen in de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 25 april 2018
over de Viermaandsrapportage 2018.
Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 8,
vaststellen van de Viermaandsrapportage 2018 en de wijziging van de Begroting
2018.
7
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
35 Raadsadres van een burger van 26 april 2018 inzake het verbieden van een
optreden van de omstreden zanger Bounty Killer in Amsterdam.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
36 Brief van het Recreatieschap Spaarnwoude van 2 mei 2018 inzake de aanbieding
van de financiële jaarstukken van Recreatieschap Spaarnwoude.
Voorgesteld wordt, deze financiële jaarstukken in handen van het college van
burgemeester en wethouders te stellen om een voordracht voor te leggen aan
de raad.
3/ Raadsadres van een burger van 29 april 2018 inzake het behoud van het ‘Busje
Prinsengracht’.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Verkeer en Vervoer.
38 Brief van Mentorschap Nederland van 1 mei 2018 inzake de aankondiging van
de expertbijeenkomst ‘Onafhankelijke cliëntondersteuning en vertegenwoordiging
van wilsonbekwame cliënten’.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
39 Raadsadres van een burger van 3 mei 2018 inzake de naamgeving van
een paadje achter Golfclub Old Course in Zuidoost.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Algemene Zaken.
40 Raadsadres van een burger van 1 mei 2018 inzake de blokkades, zoals
bloembakken, op de looproute Haarlemmerstraat — Haarlemmerdijk.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Openbare Ruimte.
41 Raadsadres van een burger van 27 februari 2018, binnengekomen bij
de raadsgriffie op 2 mei 2018, inzake de onjuiste bekendmaking van
de bouwaanvraag voor 37 woningen op het terrein Twiske 4.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Ruimtelijke Ordening.
8
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
42 Klacht van een burger van 30 april 2018 inzake de fraude van de William
Schrikker Stichting betreffende het hanteren van de Jeugdwet.
Voorgesteld wordt, deze klacht in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
43 Afschrift van een brief van een burger, gericht aan stadsdeel Oost, van 30 april
2018 inzake de uitvoering van de nieuwe geluidsmeting van de airco's in
sportschool Rockstar.
Voorgesteld wordt, deze brief in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
44 Raadsadres van een burger van 3 mei 2018 inzake aangifte tegen de handels-
wijze van het college van burgemeester en wethouders en de raadsleden van
Amsterdam.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
45 Brief van de Vervoerregio Amsterdam van 15 april 2018 inzake de aanbieding
van de Concept Jaarstukken 2017 en de Kadernota 2019-2022 van
de Vervoerregio Amsterdam.
Voorgesteld wordt, deze stukken voor kennisgeving aan te nemen.
46 Raadsadres van een burger van 14 april 2018 inzake het nieuwe parkeerregime
voor de Prinses Irenebuurt.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Verkeer en Vervoer.
47 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 5 april 2018 inzake
de stand van zaken betreffende uitvoering van motie 210.18 van het voormalig lid
Dijk, het lid Hammelburg en het voormalig lid Vink over de subsidieregeling
‘Wonen boven winkels en bedrijven’.
Voorgesteld wordt, deze brief door te geleiden naar de Tijdelijke Algemene
Raadscommissie van 23 mei 2018 ter bespreking.
48 Raadsadres van een burger van 12 april en een aanvulling van 16 april 2018
inzake optreden tegen kraken.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
9
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
49 Raadsadres van een burger van 16 april 2018 inzake de hoge tarieven in
parkeergarages bij ziekenhuizen.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Verkeer en Vervoer.
50 Brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 13 april 2018 inzake
de publicatie van de geactualiseerde toelichting op het VNG Model Algemene
Inkoopvoorwaarden voor levering en diensten.
Voorgesteld wordt, dit model voor kennisgeving aan te nemen.
51 Brief van wethouder Choho van 12 april 2018 inzake de financiële vertaling
van de Zero Based Begroting 2018 van Dienstverlening in
de Viermaandsrapportage 2018.
Voorgesteld wordt, deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 8,
vaststellen van de Viermaandsrapportage 2018 en de wijziging van de Begroting
2018.
52 Raadsadres van de Campagne Vergroen je stem, ondertekend door een aantal
burgers, van april 2018 inzake aandacht voor het thema duurzaamheid in
het coalitieakkoord.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
53 Raadsadres van een burger van 15 april 2018 inzake het verzoek om het Paleis
op de Dam op 12 mei 2018 blauw op te lichten in het kader van de wereld-ME-
dag.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling.
54 Brief van het Amsterdams Vredesinitiatief van 14 april 2018 inzake
het defensiebeleid van de Nederlandse regering.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
55 Brief van het college van burgemeester en wethouders van 17 april 2018 inzake
de aanbieding van het onderzoeksrapport Meerwaarde en betekenis van
het Leefkringhuis in Amsterdam’.
Voorgesteld wordt, dit rapport door te sturen naar de eerstvolgende
commissievergaderingen met de portefeuilles Zorg en Armoede ter bespreking.
10
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
56 Brief van het Recreatieschap Vinkeveense Plassen van 17 april 2018 inzake
de aanbieding van het jaarverslag en de ontwerp-jaarrekening 2017 van
het Recreatieschap Vinkeveense Plassen.
Voorgesteld wordt, het jaarverslag en de ontwerp-jaarrekening in handen van
het college van burgemeester en wethouders te stellen om een voordracht voor
te leggen aan de raad.
57 Brief van het Groengebied Amstelland van 17 april 2018 inzake de aanbieding
van de financiële jaarstukken van het Groengebied Amstelland.
Voorgesteld wordt, deze financiële jaarstukken in handen van het college van
burgemeester en wethouders te stellen om een voordracht voor te leggen aan
de raad.
58 Raadsadres van een burger van 18 maart 2018 inzake filmopnamen in de oude
Looiersbuurt.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Economie.
59 Raadsadres van aantal burgers van Buitenveldert-Zuid van 17 april 2018 inzake
de buurtstraatquotes voor woningen in Buitenveldert-Zuid in het kader van
het Project Geluidisolatie Schiphol (Progis).
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Grondzaken.
60 Raadsadres van Wooncoöperatie Villa des Roses i.o. van 18 april 2018 inzake
de gemeentelijke verkoop van het pand Robert Kochplantsoen 19.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Vastgoed.
61 Afschrift van een brief van de Participatieraad Amsterdam-Noord, gericht aan
wethouder Van der Burg, van 19 april 2018 inzake gebruikersovereenkomsten
voor sportverenigingen in Amsterdam-Noord.
Voorgesteld wordt, deze brief in handen te stellen van de wethouder Sport om
een reactie en een afschrift deze reactie door te geleiden naar
de commissievergadering met de portefeuille Sport ter kennisneming.
62 Brief van de Rekenkamer Amsterdam van 18 april 2018 inzake de start van
het onderzoek ‘Subsidies maatschappelijke initiatieven’.
Voorgesteld wordt, deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
11
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
63 Raadsadressen van twee burgers van 18 en 30 april 2018 inzake
een studietoeslag voor studenten met een functiebeperking.
Voorgesteld wordt, deze raadsadressen in handen van het college van
burgemeester en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van
het antwoord te sturen naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille
Werk, Participatie en Inkomen.
64 Raadsadres van een burger van 20 april 2018 inzake de slechte parkeerplaatsen
bij de VU aan De Boelelaan voor rolstoelbussen.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Verkeer en Vervoer.
65 Brief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 17 april 2018 inzake het aanbod en verzoek om suggesties
voor het Actieprogramma Versterking Democratie en Bestuur.
Voorgesteld wordt, deze brief door te geleiden naar de fractievoorzitters ter
kennisneming.
66 Brief van de Nederlandse Bridge Bond, gericht aan de fractievoorzitters,
van 20 april 2018 inzake het verzoek om een haalbaarheidsonderzoek naar
een Denken en Doen-project voor ouderen op te nemen in het coalitieakkoord.
Voorgesteld wordt, deze brief desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
67 Raadsadres van een burger van 23 april 2018 inzake het verdwijnen van
de historische tramlijn als gevolg van de te dure huur van de nieuwe stalling
op het Havenstraatterrein.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Ruimtelijke Ordening.
68 Raadsadres van een burger van 24 april 2018 inzake het basisarbeidsrecht.
Voorgesteld wordt, de afhandeling over te laten aan de leden van
de gemeenteraad.
12
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Definitieve raadsagenda, woensdag 16 en donderdag 17 mei 2018
69 Afschrift van een brief van een burger, gericht aan de Ombudsman, van 17 april
2018 inzake een klacht over de Materiaaldienst betreffende de verloedering van
de openbare ruimte.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen van het college van burgemeester
en wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen
naar de leden van de raadscommissie met de portefeuille Openbare Ruimte.
70 Afschrift van een brief van het Comité Boerenweteringbuurtgarage, gericht aan
de stadsdeelcommissie Zuid en het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuid, van
15 april 2018 inzake de ingebruikstelling van de Boerenweteringbuurtgarage en
de gevolgen voor het parkeerbeleid in de Frans Halsbuurt.
Voorgesteld wordt, deze brief in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen om een afschrift van de reactie van stadsdeelcommissie
Zuid en het dagelijks bestuur van stadsdeel Zuid door te geleiden naar
de raadscommissie met de portefeuille Verkeer ter kennisneming.
71 Raadsadres van de Maag Lever Darm Stichting, ondersteund door enkele andere
organisaties, van 4 mei 2018 inzake het verzoek om meer openbare toiletten.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de coalitie-
onderhandelingen.
13
| Agenda | 13 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 34
Datum akkoord college van b&w van 27 januari 2015
Publicatiedatum 28 januari 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden mevrouw |. Saadi en mevrouw
M.H. Ruigrok van 24 december 2014 inzake de sluiting van de horeca-afdeling van
conceptstore Hutspot.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstellers.
In Het Parool van 20 december 2014 viel te lezen dat de horeca-afdeling van
conceptstore Hutspot op de Rozengracht op last van de gemeente in september
moest sluiten. Ook over de horeca in de vestiging van de winkel op de Van Woustraat
worden gesprekken met de gemeente gevoerd. Volgens Het Parool hebben vijf
medewerkers door de sluiting van het café in de winkel op de Rozengracht hun baan
verloren.
Hutspot biedt sinds de zomer van 2012 huisvesting aan startende en gevestigde
ondernemers, ontwerpers en kunstenaars. In de conceptstore wordt zodoende een
verscheidenheid aan meubels, accessoires en kleding verkocht. Hierbij fungeert
horeca als belangrijk onderdeel van het concept.
De fracties van de Pvd en de VVD zijn — zeker nu de werkgelegenheid en het
ondernemerschap in de creatieve sector in het gedrang komen — verontrust over
de berichtgeving.
Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers, respectievelijk namens de fracties
van de PvdA en de VVD, respectievelijk namens de fractie van de PvdA en de VVD,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en wethouders
gericht:
1. Heeft het college kennisgenomen van de sluiting van de horeca-afdeling van
Hutspot op de Rozengracht? Hoe beoordeelt het college dit bericht?
Antwoord:
Ja, het college heeft kennisgenomen van het bericht en geconstateerd dat de
feiten niet helemaal juist zijn weergegeven. De horeca-afdeling van Hutspot aan
de Rozengracht is door de ondernemers zelf, en dus niet op last van de
gemeente gesloten.
Voor Hutspot bestaat de mogelijkheid om net als andere ondernemers voor de
horeca-exploitatie een APV-exploitatievergunning aan te vragen. Hiervoor was
wel een mogelijkheid. Hutspot heeft geconcludeerd dat die mogelijkheden voor
hen te beperkt zijn, vanwege de beperkingen die het bestemmingsplan oplegt.
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Neeing ke Gemeenteblad R
Datum 28 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 24 december 2014
Het pand waar het om gaat heeft op basis van het bestemmingsplan een
detailhandelsbestemming. Binnen het huidige mengformulebeleid (ruimtelijk
beleid) van stadsdeel Centrum kan in een pand met een detailhandels-
bestemming horeca-exploitatie van maximaal 20% van de oppervlakte en
maximaal 20m?, onder voorwaarden, worden toegestaan (zie hiervoor
de Beleidsregels Mengformules stadsdeel Centrum, 2006).
2. Hoe wil het college concepten zoals Hutspot in het algemeen bejegenen? Is het
college het met de fracties van de PvdA en de VVD eens dat een conceptstore
zoals Hutspot startende ondernemers in de creatieve sector de kans aanreikt om
binnen een adequate omgeving hun talenten te ontplooien en hun onderneming
uit te bouwen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat doet het college concreet om
dergelijke concepten te faciliteren?
Antwoord:
Het college is van mening dat conceptstores een waardevolle bijdrage kunnen
zijn aan het winkelaanbod in Amsterdam. Omdat het begrip ‘conceptstore’ niet
eenduidig is, kan het college geen algemene uitspraken doen over conceptstores.
Wel wil het college graag meer ruimte geven aan vernieuwende horeca- en
winkelconcepten en combinaties daarvan. Ook in stadsdeel Centrum is recent het
debat gestart over mogelijke verruiming van de regelgeving op basis van het
bestemmingsplan.
Voor wat betreft het schenken van alcohol is de gemeente wel gebonden aan
de geldende landelijke regelgeving (Drank- en Horecawet).
De burgemeester stelt ten aanzien van de gemeentelijke regels over
de exploitatievergunning nieuw beleid voor om het voor ondernemers van een
winkel met een kleine, alcoholvrije horeca-afdeling makkelijker te maken en
de regeldruk te verminderen op korte termijn: de exploitatievergunning voor
ondergeschikte horeca wordt afgeschaft (zie ook het antwoord op vraag 5).
Ook landelijk wordt gekeken naar de verruiming van mogelijkheden voor
mengformules, waar Amsterdam aan bijdraagt.
3. Is het college het met de PvdA en de VVD eens dat er gekeken moet worden
naar constructieve oplossingen voor horeca in conceptstores? Zo ja, hoe ziet
het college deze oplossing? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zoals hierboven aangegeven kan het college geen algemene uitspraken doen
over conceptstores. Hierboven staat aangegeven wat het college doet ten
aanzien van vernieuwende horeca en winkelconcepten en combinaties daarvan.
De uitkomsten van de door de Bestuurscommissie van stadsdeel Centrum
georganiseerde expertmeeting (op 20 januari jl.) over het combineren van horeca
en detailhandel zal het college betrekken bij verdere beleidsontwikkeling,
bijvoorbeeld het loslaten van de 20m? grens in het mengformulebeleid van
stadsdeel Centrum.
4. Hoe beoordeelt het college de navolgende passage uit het concept-besluit ten
aanzien van exploitatievergunningvrije ondergeschikte horeca?
“1 het Besluit burgemeester exploitatievergunningvrije ondergeschikte horeca
(artikel 3.9 APV) als volgt vast te stellen:
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing ke Gemeenteblad
Datum 28 januari 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 24 december 2014
Artikel 1. Aanwijzing soorten horecabedrijven
Voor de volgende soorten horecabedrijven geldt de vergunningplicht als bedoeld
in artikel 3.8, eerste lid, van de APV niet:
2.1 horeca-activiteiten in winkels, waar bedrijfsmatig of anders dan om niet,
uitsluitend alcoholvrije dranken en/of eetwaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt en die voldoen aan de volgende criteria:
2.1.2 het horecagedeelte beslaat geen groter vloeroppervlak dan maximaal 20%
van het netto vloeroppervlak van de hele winkel, en het horecagedeelte is niet
groter dan 20 m2;”.
Antwoord:
Bovengenoemde passage uit het conceptbesluit houdt in dat ondergeschikte
horeca in winkels, onder bepaalde voorwaarden, geen exploitatievergunning
hoeven aan te vragen, omdat op voorhand gezegd kan worden dat de invloed op
het woon- en leefklimaat en de openbare orde en veiligheid gering is. Daarnaast
draagt dit zoals gezegd bij aan minder lastendruk voor de ondernemer. Reguliere
horeca-ondernemers hebben overigens aangegeven tegenstander te zijn van een
dergelijke verruiming.
Dit besluit van de burgemeester gaat alleen over de exploitatievergunning en niet
over de planologische regels (bestemmingsplan). Die zijn allereerst aan de orde:
het bestemmingsplan moet ondergeschikte horeca toe staan. In veel
bestemmingsplannen (ook in het bestemmingsplan dat geldt voor het pand waarin
Hutspot is gevestigd) is dat overigens het geval. Pas daarna is de vraag aan de
orde of een exploitatievergunning aangevraagd moet worden. Naast de
geciteerde voorwaarde 2.1.2 gelden hierbij ook nog de volgende voorwaarden:
2.1.1 de winkelactiviteit valt niet onder de uitsterfregeling van het betreffende
bestemmingsplan;
2.1.3 de horeca-activiteit wordt door dezelfde ondernemer geëxploiteerd;
2.1.4 de horeca-activiteit wordt alleen uitgeoefend gedurende de tijden dat
de winkel geopend is.
5. Kan het college aangeven welke concrete wijzingen in het bestaande beleid op
stapel staan ten aanzien van dergelijke conceptstores?
Antwoord:
Een concrete wijziging is de bovengenoemde voorgenomen afschaffing van de
exploitatievergunningplicht voor ondergeschikte horeca in winkels.
Bij het verder concretiseren van het voornemen in het Coalitieakkoord 2014-2018
om meer ruimte te geven aan MKB-ers om mengformules te creëren, zal
het college de verschillende belangen tegen elkaar afwegen (zoals
het voorkomen van overlast, stimuleren economische ontwikkeling, de lastendruk
voor ondernemers, alcoholmatiging, toezichtslast en voorkomen oneerlijke
concurrentie).
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
> < gemeente Raadsinformatiebrief
| msterdam Afdoening toezegging
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 7 maart 2023
Portefeuille(s) Duurzaamheid, Energietransitie en circulaire economie
Portefeuillehouder(s): _ Zita Pels
Behandeld door Ruimte en Duurzaamheid, [email protected]
Onderwerp Afdoening toezeggingen inzake kennis te geven geluid en slagschaduw en
businesscase windturbines Noorder IJ-plas
Geachte leden van de gemeenteraad,
In vw vergadering van 2 februari 2023 over windturbines bij Noorder IJ-plas en het Cornelis
Douwesterrein heb ik u toegezegd de commissie inzicht te geven op de impact van geluid en
slagschaduw van de windturbines bij de Noorder IJ-plas en inzicht te geven in de businesscase en
in de effecten van de aanvullende maatregelen op de business case.
In deze brief beantwoord ik deze vragen.
1. Op verzoek van het lid Nijssen(VVD) heb ik toegezegd schriftelijk terug te komen op
de cijfers over de impact van slagschaduw en geluidsoverlast op woningen.
Tijdens de raadsvergadering heb ik aantal woningen genoemd die binnen geluids- en
slagschaduwcontouren vallen die zijn opgenomen in de deelrapporten MER geluid en
slagschaduw. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het projectMER. Dat zal naar
verwachting in maart of april 2023 gereed zijn en als bijlage bij de vergunningaanvraag worden
ingediend. Tijdens de technische sessie met de gemeenteraad op 11 april zal er een nadere
toelichting op deze cijfers gegeven worden.
Er zijn drie alternatieven onderzocht. Hieronder geef ik een samengevat overzicht uit de
deelrapporten die eerder openbaar gemaakt zijn. Zie hierover ook de raadsinformatiebrief van 20-
12-2022. Het standpunt van het college is dat er geen onaanvaardbare risico's voor gezondheid
zijn als aan de voorgestelde waarden van de expertgroep gezondheid voldaan wordt.
Geluid
e Uitgangspunt is het advies van de expertgroep gezondheid:
o De expertgroep adviseert uit te gaan van een grenswaarde die niet mag worden
overschreden en een standaardwaarde waarvan enkel gemotiveerd kan worden
afgeweken. Bij plaatsing van windturbines boven de standaardwaarde dient de
gemeente dat te motiveren vanuit een ruimtelijke afweging van alle relevante
maatschappelijke belangen.
o _Standaardwaarde: In een stedelijke omgeving, waar meerdere maatschappelijke
functies moeten worden gecombineerd, is enige mate van geluidshinder door
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 maart 2023
Pagina 2 van 4
verschillende geluidsbronnen niet te vermijden. De expertgroep adviseert een
standaardwaarde aan te houden van 42 dB Lden.
o Grenswaarde: 45 dB Lden
e _Inhetdeelrapport geluid is op basis van representatieve windturbines in beeld gebracht
hoeveel woningen er binnen de geluidscontouren vallen om de alternatieven onderling te
kunnen vergelijken. Boven de 42 dB zijn dat er bij het voorgestelde voorkeursalternatief
94, bij de andere alternatieven zijn dat er 802 of 1296.
Tabel 10 Aantal woningen binnen de geluidscontouren.
Aantal geluidsgevoelige objecten met Laan > 47 dB 66 0 1
Aantal geluidsgevoelige objecten met Laen > 45 dB 234 0 1
Aantal geluidsgevoelige objecten met Laan > 42 dB 1296 802 94
e Erwordt inhet deelrapport ook gekeken naar het aantal ernstig gehinderden. Waarbij in
beeld is hoeveel ernstig gehinderden er al zijn door de aanwezigheid van andere
geluidsbronnen zoals snelweg en haven en industrie. Een deel van de ernstig gehinderden
is dat in de bestaande situatie al.
o Bij alternatief 5x100 neemt het aantal ernstig gehinderden toe van 2.697 naar
2.785; een toename van 3%.
o Bij alternatief 3x130 neemt het aantal ernstig gehinderden toe van 2.697 naar
2.729; een toename van 1%.
o Bij alternatief 3x160 neemt het aantal ernstig gehinderden toe van 2.697 naar
2.721; een toename van 0,9%.
e _Hetstandpunt van college is op basis van het advies van de expertgroep dat gezien de
klimaatcrisis het aantal woningen boven de 4,2 dB aanvaardbaar is.
Stlagschaduw
e Uitgangspunt is het advies van de expertgroep gezondheid:
o Om hinder van slagschaduw tegen te gaan adviseert de expertgroep als
grenswaarde uit te gaan van een belasting van gevoelige objecten van maximaal 17
dagen per jaar 20 minuten. Daarnaast verdient het aanbeveling slagschaduw zoveel
mogelijk te reduceren (dat is 6 vur op jaarbasis).
e In onderstaande tabel is het absoluut aantal woningen binnen slagschaduwcontour
opgenomen. Met 1 vur contour is het aantal woningen genoemd dat op jaarbasis
maximaal 1 uur slagschaduw heeft, bij 6 vur het aantal woningen dat op jaarbasis 6 vur
slagschaduw heeft en bij 10 uur het aantal woningen dat 10 uur slagschaduw heeft.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 maart 2023
Pagina 3 van 4
Figuur 9 Aantal woningen binnen de slagschaduwcontouren (absoluut).
10.000 Aantal wa gen binnen de 1 uur-contou
B Aantal wo gen binnen de 10 uur-contou
4.000
5 6.195 6.376
3 A030
= 4,000
5 2.831
2.000 1.827 1.622
645 m 559
203
Alternatief 5x100 Alternatief 3x 130 Alternatief 3x160
e _ Slagschaduw valt goed te voorkomen (mitigeren). Zodra er slagschaduw optreedt kan een
turbine tijdelijk stilgezet worden. Bij overschrijding van 20 minuten per dag met een
maximum van 6 vur per jaar zal dat in ieder geval gebeuren.
In het projectMER wordt hier nader op ingegaan. Dat komt naar verwachting in maart/april 2023
als bijlage bij de vergunningaanvraag
2. Ook hebiku toegezegd toegezegd de commissie inzicht te geven in de businesscase
en in de effecten van de aanvullende maatregelen op de business case.
Voor de windturbines worden meerdere mitigerende maatregelen onderzocht. De belangrijkste is
stilstand ter voorkoming van het optreden van slagschaduw. Ik heb de initiatiefnemers gevraagd
inzage te geven in de verwachte windopbrengst en opbrengstverlies door mitigerende
maatregelen (zoals stilstand bij slagschaduw) en wat de effecten zijn op de business case. Dit zal in
of gelijk met het projectMER inzichtelijk gemaakt worden. Naar verwachting is dat in maart of
april 2023. Ik zal u daar dan nader over informeren.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 maart 2023
Pagina 4 van 4
Tot slot
In de technische sessie voor de gemeenteraden van Amsterdam, Oostzaan en Zaanstad op 11 april
2023 zal over dit onderwerp nadere uitleg gegeven worden.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en beschouw beide toezeggingen hiermee
als afgedaan.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
El
Zita Pels
Wethouder Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 4 | val |
Vervoerregio
Amsterdam
Pl,
MEE er ed en
AEL ER REE a >
en ke E RS Uy GN dit bi: s 3 S
7 pe N ' per É ie ï vi Ke Ad 1 “a ! | = F, : re „/ Ì Ä a ' rt 4 S 5. ;
en ú an | en | EE 5 …b ve ik 73 : Ne da. he ee KT ae
| Uns Ô ai a : rn 3 e sl j E
B a Jen ak f
ri Hi Ee e gr äin = ï TE
5 Î AN u DE ef ge / 5 En En 5
| Í Á q ies: en re ies Ee ee ie
Î ie nen
i |, NEE Í edt EE Linn Sn Am … en
irt ad &
É kn = $ :
a r pe: Ee
rd 7 s
r 4 A d Ee Re
4 EO. 3
N et E ii 5 Ln « r 8
Oe <- 5
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
Inhoudsopgave
Deel 1. Uitvoeringsprogramma Mobiliteit
Leeswijzer 3
1.1. Inleiding: mobiliteitstransitie in een groeiende regio 4
1.2. Beleidsontwikkelingen 6
1.3. Overzicht van activiteiten 11
Deel 2. Programmaoverzicht Uitvoeringsprogramma Mobiliteit
2.1. Toelichting bij de programmaoverzichten 15
2.2. Kaart van de regio met een selectie van belangrijke projecten 16
2.3. Programmaoverzicht: activiteiten en projecten 2024 - 2032 19
Colofon 28
zaten
| erk Mn KY
Ra -e Î ENE atie ke = ef zt In het eerste deel van het Uitvoeringsprogramma —
E Ber Fer mer Mobiliteit besteden wij aandacht aan een aantal recente
em in ontwikkelingen die van invloed zijn op ons
EE enen ai _mobiliteitsbeleid, en daarmee op de activiteiten die we
ASS ee EO EE uitvoeren en de investeringen die wij de komende jaren 5
4 7 5 doen. Die ontwikkelingen gaan snel en hebben grote Ke
ed 5 gevolgen voor de wijze waarop we ons
En En mobiliteitssysteem organiseren. U vindt hier dan ook j
5 î een overzicht van belangrijke thema’s waar de j
gn d Vervoerregio aan werkt of nauw betrokken bij is.
a In het tweede deel van dit uitvoeringsprogramma
Ë £ komen onze activiteiten en projecten aan bod. We Ë
dd presenteren die in samenhang en gerangschikt per
Ed gemeente, zodat handig valt terug te vinden bij welke \
2 activiteiten en projecten de Vervoerregio binnen uw 5
Pen DN LT ofz ET ED 8 Ô
nn
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
1.1. Inleiding: Scherpe keuzes
Voor u ligt het Uitvoeringsprogramma Mobiliteit van de Vervoerregio Amsterdam, het programma
waarin al onze voorgenomen mobiliteitsmaatregelen in samenhang staan beschreven. Een
programma dat we samen met onze veertien gemeenten hebben opgesteld, en waarmee we
investeren in de toekomst.
De Vervoerregio staat voor grote uitdagingen op het gebied van mobiliteit. Denk aan het
bereikbaar maken van de nieuwe woningbouwgebieden, aan het zorgen voor frequent,
toegankelijk en inclusief openbaar vervoer, aan het uitvoeren van de verduurzamingsopgave en
zorgen dat iedereen op een veilige manier kan deelnemen aan het steeds drukker wordende
verkeer. Om uitdagingen aan te gaan investeert de vervoerregio jaarlijks samen met gemeente,
provincie en andere partners in nieuwe infrastructuur, in verbeteringen van bestaande
infrastructuur, maar ook in gedragsmaatregelen, in schonere voertuigen en innovaties om ons
mobiliteitssysteem steeds verder te optimaliseren.
We kijken daarbij naar een goede mix van investeringen in de verschillende modaliteiten, die ook
passen bij de plek. Zo zijn fiets en openbaar vervoer in stedelijke gebieden erg belangrijk. In meer
landelijke gebieden blijft de auto een belangrijk alternatief, maar zetten we tevens in op
bijvoorbeeld de realisatie van regionale doorfietsroutes waardoor de fiets een meer
aantrekkelijker alternatief wordt in het woon-werkverkeer. Ook investeren we in betere OV
infrastructuur omdat daarmee enerzijds het comfort voor de reiziger verbetert en anderzijds ook
tijdwinst wordt behaalt en de exploitatiekosten worden verlaagd.
De Vervoerregio neemt de regie om samen met gemeenten en vervoerders zorgvuldig af te
wegen, zodat maatregelen een maximale bijdrage leveren aan de transitie naar een passend
vervoeraanbod. Een structureel hogere BDU-bijdrage is daarbij volgens ons hard nodig, en we
blijven ons daar sterk voor maken bij het rijk.
De Vervoerregio Amsterdam leidt de mobiliteitsopgave in de drukste regio van ons land. Met
veertien gemeenten zorgen we er samen voor dat zoveel mogelijk mensen op hun manier
comfortabel, snel, inclusief en duurzaam kunnen reizen en dat de grote woningbouwambities
mogelijk worden. Als opdrachtgever, beleidsmaker en adviseur lopen we voorop in nieuwe
ontwikkelingen voor hoogwaardige mobiliteit. Zo dragen we bij aan een bereikbare en vitale regio, nu
4
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
Nergens in Nederland is de druk op de woningmarkt zo hoog als in de Metropoolregio Amsterdam
(MRA). Daarom moeten er in korte tijd veel nieuwe woningen worden gebouwd. De totale
behoefte in de MRA is 250.000 woningen tot 2040, waarvan 175.000 al moet worden gebouwd
voor 2030. Om dit mogelijk te maken, is een aanzienlijke bereikbaarheidsinvestering nodig van alle
MRA-partners.
Actueel is de ontwikkeling waarbij projectenkosten duurder worden en de prijzen van
grondstoffen en energie stijgen, mede als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Het betekent ook dat
we in de volle breedte van onze begroting naar ruimte moeten zoeken; van investeringen in
busbanen en fietsroutes tot de aanschaf van nieuw metromaterieel, van de vervangingsbudgetten
tot de exploitatiegelden. Door nu al onze activiteiten, projecten en maatregelen in samenhang te
presenteren, maken we die volle breedte goed inzichtelijk. Dat doen we met dit brede
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit.
Blijvend inzetten op mobiliteitstransitie
Om onze regio bereikbaar te houden, zoeken we naar een aantal elkaar aanvullende oplossingen.
Want onze regio groeit intussen door en de woningbouwopgaven zijn onverminderd groot. Het
vraagt om scherpere keuzes dan tot nu toe noodzakelijk waren.
Met het investeren in duurzaam busvervoer, spitsmijden en doorstromingsmaatregelen kunnen
we een aantal problemen aanpakken; We verhogen de kostendekkingsgraad van het openbaar
vervoer, kunnen deelmobiliteit een impuls geven en reduceren het aantal bussen dat nu nog
vervuilend rondrijdt. Met de afspraken uit het BO MIRT van eind 2022 komt de OV verbinding
Amsterdam-Haarlemmermeer een stuk dichterbij En met hulp van de rijksbijdrage uit het
Strategisch Plan Verkeersveiligheid versnellen we intussen de investeringen in fiets en
verkeersveiligheid. Zo zorgen we voor een duurzame bereikbaarheid en tegelijk ook voor
mogelijkheden om kostenbesparingen voor vervoerders te realiseren en risico’s weg te nemen. In
dit uitvoeringsprogramma staat hoe we dat gaan doen.
Samenwerking met onze partners
Om onze doelen te behalen staan we niet alleen, die bereiken we juist met onze partners samen.
We hebben onze 14 gemeenten hard nodig om projecten voor te bereiden en uit te voeren. Het is
daarom belangrijk gezamenlijk optrekken en vooraf keuzes maken over projecten en
programma’s. De nauwe samenwerking geldt ook voor partners als Rijkswaterstaat, ProRail, NS en
de Waterschappen. Specifiek met de Provincie Noord-Holland hebben we dit jaar afspraken
gemaakt over het meer gezamenlijk optrekken bij projecten. Door gezamenlijk keuzes te maken,
prioriteiten te stellen en te programmeren kunnen we efficiënter tot oplossingen komen.
5
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
1.2. Beleidsontwikkelingen
In het Uitvoeringsprogramma Mobiliteit staan diverse maatregelen en projecten die bijdragen aan
de beleidsdoelen van de Vervoerregio. Die doelen staan in ons Beleidskader. We houden goed
contact met onze omgeving, zodat we adaptief kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen en
nieuwe opgaven. We zetten een aantal belangrijke beleidsontwikkelingen hieronder op een rijtje
met een korte toelichting. Deze ontwikkelingen zorgen op hun beurt weer voor nieuwe
maatregelen en projecten, en die vindt u terug in de maatregeltabel achter in dit
Uitvoeringsprogramma.
Uitvoeringsprogramma van het Beleidskader Mobiliteit
De mobiliteitsontwikkelingen in onze groeiende regio vragen om scherpe keuzes en strakke programmering van
maatregelen die het best passen bij onze beleidsdoelen. De uitkomsten van die afwegingen dalen neer in het
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit: dit programma is daarmee de uitwerking van het Beleidskader Mobiliteit van de
Vervoerregio Amsterdam. We tonen hierin de optelsom van alle lopende projecten, activiteiten en de toekomstige
ambities die we als Vervoerregio hebben. Dit doen we om te laten zien waar de Vervoerregio in investeert,
wanneer dat gebeurt en wat dat oplevert. We zorgen daarbij voor samenhang in de gebieden, tussen de
verschillende betrokken partijen en tussen al hun inspanningen en de diverse programma’s. De uitvoering van alle
maatregelen en projecten uit dit Uitvoeringsprogramma Mobiliteit doen we in samenwerking met de inliggende
gemeenten en alle partners zoals het ministerie van lenW, de provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat, de
waterschappen, Schiphol en de Port of Amsterdam, ProRail en alle vervoerders.
Bestuursakkoord
Het Dagelijks Bestuur van de Vervoerregio heeft in oktober 2022 een bestuursakkoord vastgesteld.
In dit bestuursakkoord zijn speerpunten vastgelegd die de koers voor de komende
bestuursperiode aangeven. In het bestuursakkoord is vastgelegd dat de Vervoerregio Amsterdam
de komende jaren werkt aan een duurzaam bereikbare regio. Daarbij wordt nog meer dan nu
breder gekeken dan naar openbaar vervoer alleen. Onder het motto ‘van openbaar vervoer naar
publieke mobiliteit’ wordt komende jaren geïnvesteerd in fiets, lopen, deelmobiliteit en ‘mobility
as a service’.
Nieuw Beleidskader
Het Beleidskader Mobiliteit - het centrale, strategische beleidsdocument van de Vervoerregio
waarin onze doelen en ambities staan en dat richting geeft aan al onze activiteiten en
investeringen - wordt dit jaar geactualiseerd. Het geactualiseerde beleidskader wordt [onder
voorbehoud] op 31 oktober vastgesteld in de Regioraad.
De maatschappelijke opgaven die op ons afkomen op het gebied van klimaat, energie,
woningbouw, werkgelegenheid, verkeersveiligheid en de toenemende ongelijkheid in de
samenleving zijn groot en ingrijpend. Dit vraagt om een bredere benadering van mobiliteit dan we
tot nu toe gewend waren.
6
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
Steeds meer overheden kiezen ervoor om de maatschappelijke opgaven aan te pakken vanuit het
concept ‘Brede Welvaart’. Brede welvaart gaat over alles dat in ruime zin invloed heeft op ons
welzijn en welbevinden.
Met het nieuwe beleidskader worden vraagstukken vanuit de optiek van brede welvaart
benaderd. Want een goed ingericht mobiliteitssysteem zorgt voor een sterke en aantrekkelijke
regio om in te wonen, werken en recreëren. Een goed ingericht mobiliteitssysteem is een middel
om onze brede welvaart te vergroten voor reizigers en voor niet-reizigers. De mens staat daarbij
centraal. Door de weg naar brede welvaart in te slaan, veranderen bovendien de doelen en
opgaven van ons mobiliteitsbeleid. Die worden vertaald in vijf samenhangende thema’s:
bereikbaarheid, duurzaamheid, verkeersveiligheid, gezondheid en inclusiviteit.
Bij Bereikbaarheid gaat het om het bereikbaar houden van de Amsterdamse regio voor onze
inwoners, werknemers, bezoekers en bedrijven en het goed kunnen bereiken van o.a. dagelijkse
voorzieningen, banen en onderwijs.
In het kader van Duurzaamheid zet de Vervoerregio komende jaren grote stappen zetten naar een
mobiliteitssysteem met een neutrale ecologische impact in 2050. Dat is niet alleen een CO2-
neutraal mobiliteitssysteem, maar ook om o.a. het verminderen van de stikstofuitstoot,
grondstoffenverbruik en invloed van ons mobiliteitssysteem op het milieu.
Op het gebied van Verkeersveiligheid wil de Vervoerregio in 2050 zo dicht mogelijk bij nul
verkeersdoden en ernstige slachtoffers komen. Dit betekent aanpassing van de wegen en het
gedrag van de verkeersdeelnemer.
Bij het thema Gezondheid willen we het mobiliteitssysteem en onze openbare ruimte zo inrichten
dat het zorgt voor een gezonde leefstijl. Dit betekent het stimuleren van actieve manieren van
vervoer (lopen, fietsen) en minder geluidshinder in woongebieden
Inclusiviteit houdt in dat iedereen moet kunnen meedoen aan maatschappelijke activiteiten,
ongeacht leeftijd, inkomen of beperking. Het gaat hierbij om oplossingen die passen bij
verschillende doelgroepen.
Deze doelen hebben ook voor het Uitvoeringsprogramma Mobiliteit gevolgen. Voor nieuwe
projecten / initiatieven betekent dat dat het beleidskader het nieuwe afweegkader wordt. Dit kan
leiden tot nieuwe typen projecten (bv voetpaden of vervoer over water), tot projecten met een
andere invulling (bv meer aandacht voor duurzaamheid) of tot het toepassen van andere
subsidiepercentages dan voorheen (belang van een vervoerswijze verschilt per gebiedstype en aan
de hand van o.a. de mate van nabijheid). Afspraken over lopende (beschikte) projecten zullen niet
zomaar veranderen, maar bij bv scope-aanpassingen wordt wel naar het nieuwe beleidskader
gekeken.
7
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
Schaalsprongprojecten, woningbouwopgave en mobiliteitsplannen
Met het voorstel Schaalsprong Regionaal OV-systeem MRA investeren de samenwerkende partijen
in de Metropoolregio in een aantal cruciale ov-opgaven. Het gaat daarbij om de OV verbinding
Amsterdam-Haarlemmermeer (voorheen bekend onder de naam doortrekken van de Noord-
Zuidlijn) en de OV Verbinding Sloterdijk — Amsterdam Centraal (voorheen het sluiten van de kleine
metroring). Hierdoor houden we regio economisch vitaal, kunnen nieuwe woningen worden
gebouwd en wordt het netwerk van regionaal ov en (inter)nationale spoorverbindingen sterk
verbeterd. Met betere internationale treinverbindingen ontstaan ook betere alternatieven voor
Europese vluchten over korte afstanden.
Daarnaast is nergens in Nederland de druk op de woningmarkt zo hoog als in de Metropoolregio
Amsterdam (MRA). Daarom moeten er in korte tijd veel nieuwe woningen worden gebouwd. De
totale behoefte in de MRA is 250.000 woningen tot 2040, waarvan 175.000 al moet worden
gebouwd voor 2030. De bouw van zoveel woningen heeft een grote impact op de ruimte en de
bereikbaarheid in de regio.
Mobiliteit en ruimte raken ook steeds verder met elkaar verweven. Steden kunnen niet goed
functioneren zonder verkeers- en vervoerssystemen. Een goede bereikbaarheid is belangrijk voor
de productiviteit van bedrijven en ook een essentiële randvoorwaarde van de ontwikkeling van
woningbouwopgaven.
Op initiatief van Minister De Jonge van VRO heeft het kabinet vorig jaar €7,5mld voor ontsluiting
woningbouwgebieden beschikbaar gesteld. Dat geeft een grote impuls voor de
mobiliteitsprojecten, ook binnen het gebied van de Vervoerregio.
In het jaarlijkse overleg tussen Rijk en Regio over ruimte en mobiliteit, het zogenoemde BO MIRT
(Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) zijn in november
2022 belangrijke afspraken gemaakt. Er zijn namelijk investeringsafspraken gemaakt ter waarde
van € 5,4 miljard. Dat is geld voor o.a drie grote infraprojecten: Zuidasdok, het doortrekken van de
Noord/Zuidlijn naar Hoofddorp en de metrolijn ‘kleine ring’ doortrekken naar de Hemknoop. Zo’n
€ 300 miljoen daarvan zijn voor het bereikbaar maken van woningbouw in de periode tot en met
2030. Voor dat geld zouden er in die periode in de hele metropoolregio Amsterdam in totaal zo’n
175.000 woningen moeten worden gebouwd.
Dat zijn enorme bedragen waar tegenover staat dat de partijen in de regio ook bijdragen aan de
projecten die van dit geld betaald worden: gezamenlijk zo’n 1,3 miljard euro. Een deel daarvan zijn
investeringen waar de Vervoerregio zelf ook aan bijdraagt. Dat gaat om de drie grote
infrastructuur projecten en ook om de investeringen voor de woningbouw in Haarlemmermeer
(stationsgebied Hoofddorp), Purmerend, Amsterdam (Amsterdam Oost en Zuidoost) en Zaanstad.
Nu de financiële afspraken zijn gemaakt werken we met gemeenten en provincie samen om
uitvoering aan deze mobiliteitsprojecten te geven.
Met de toekomstige woningbouwontwikkelingen groeit ook het aantal verplaatsingen, en dat
zorgt dat we nu al moeten starten met slimme bereikbaarheidsmaatregelen. Dat doen we al
8
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
enkele jaren gebiedsgericht door het opstellen van Mobiliteitsplannen. De Vervoerregio
Amsterdam is hierbij vanaf de start betrokken en zorgt dat nieuwe mobiliteitsprojecten hun plek
in ons uitvoeringsprogramma krijgen. Naast deze gebiedsgerichte mobiliteitsplannen is het
belangrijk dat de optelsom ervan ook past bij de gewenste mobiliteitsontwikkeling op
(boven}regionaal niveau.
Concessies openbaar vervoer
Bij onze openbaar vervoerconcessies is de onzekerheid over de mobiliteitsontwikkeling nu het
grootst. De Vervoerregio is trots op de verantwoordelijkheid die is genomen door onze
vervoerders om tijdens de coronacrisis door te rijden, zodat reizigers met een vitaal beroep naar
hun werk konden gaan. Samen met het Rijk en de vervoerders is het ons gelukt het openbaar
vervoerssysteem in stand te houden, ondanks dat we de opbrengsten grotendeels missen
vanwege de flinke reizigersdaling. Nu alle maatregelen weer zijn ingetrokken is het gebruik van het
openbaar vervoer nog niet op het niveau van voor Corona. Het is ook nog niet duidelijk hoe dit
zich verder zal ontwikkelen. Samen met het Rijk werkt de Vervoerregio aan slim omgaan met de
nieuwe situatie en de onzekerheden. Tegelijk maken we voor de concessies Amsterdam en
Amstelland-Meerlanden afspraken met de vervoerbedrijven om het aanbod meer in
overeenstemming te brengen met de verwachte vraag. Tegen deze achtergrond loopt op dit
moment de nieuwe inbesteding en vervoerplan voor gemeente Amsterdam vanaf december 2024.
Hiervoor heeft de Vervoerregio maximaal € 20 min vrijgemaakt uit het herstelbudget Corona, als
extra impuls voor goed kwalitatief OV In Amsterdam.
Kostenstijgingen in projecten
Een actuele ontwikkeling is dat projectenkosten duurder worden en de prijzen van grondstoffen
en energie stijgen. De indexering van de BDU loopt achter door sterke ontwikkeling van prijzen
voor energie en grondstoffen afgelopen jaar. Dit zorgt voor stijgende kosten, al is onzeker hoeveel
en wanneer deze situatie stabiliseert. Ook is er een aantal lopende projecten, waar sprake is van
financiële tegenvallers in voorbereiding en uitvoering, zoals Zuidas, Bereikbaarheid Waterland
N247, Westtangent, Nieuwe Bennebroekerweg, HOV Schiphol Oost en HOV Noordwijk-Schiphol.
Ook hier zijn kosten onontkoombaar, maar afspraken over eventuele extra bijdrage van de
Vervoerregio moeten nog worden gemaakt.
Schoon & Duurzaam
De Vervoerregio werkt aan het verduurzamen van alle onderdelen van ons mobiliteitssysteem,
onder meer met de inzet op schonere energie, schonere voertuigen, infrastructuur & productie en
door duurzaam inkopen en opdrachtgeverschap. Eén van de belangrijkere punten daarbij is het
verschonen van het openbaar vervoer met de Zero Emissie-deal, waarmee we onze vervoerders
ondersteunen. Op dit moment is ongeveer de helft van het busvervoer in de Vervoerregio
emissievrij. Dit moet in 2025 naar 95% en uiteindelijk naar 100% in 2030. Het behalen van deze
doelen staat momenteel onder druk als gevolg van de negatieve ontwikkelingen in het afgelopen
jaar. De Vervoerregio gaat daarom extra investeren in zero-emissiebussen en de bijbehorende
laadinfrastructuur. Voor Zaanstreek en Waterland gaan we gelijk bij start van de nieuwe concessie
al met een 100% ZE-vloot kunnen rijden. Daarbij gaan we na of we via een financieringsconstructie
de kapitaallasten voor de aanschaf van materieel en laadinfrastructuur voor de vervoerder kunnen
beperken.
9
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
Naast de inzet op schone voertuigen, breiden we de ambitie verder uit met het verduurzamen van
de infrastructuur, schone logistiek en de samenwerking rond de maatregelen vanuit het landelijke
klimaatakkoord. We kijken daarbij ook goed naar de kansen die er liggen bij de samenwerking met
gemeentelijke programma’s rond luchtkwaliteit en de autoluwe stad, en bij het verder
verduurzamen binnen de eigen organisatie. Al deze activiteiten en maatregelen krijgen een plek in
het uitvoeringsprogramma Mobiliteit.
Toenemende vervangingsopgaven (werk met werk maken)
Sinds begin 2021 is de Vervoerregio samen met de gemeente Amsterdam en het GVB gestart de
met de nieuwe governancestructuur. Zo zijn aansturing en het opdrachtgeverschap van de ov-
keten hiermee in zijn geheel voor rekening en risico van de Vervoerregio Amsterdam. Doel is de
samenwerking zo in te richten dat deze effectief en efficiënt is in kosten, tijd en te behalen
resultaat. Daarbij zijn delen van de gemeentelijke directie MET en GVB Railservices samengebracht
binnen het GVB Railinfrabedrijf. Deze organisatie verzorgt het totale onderhoud en vervanging van
de railinfrastructuur. Dit moet leiden tot effectievere en efficiëntere samenwerking op het gebied
van het beheer en onderhoud en betere afstemming op de exploitatie van het ov en op de
investeringen in het netwerk. We pakken kansen die onderhoud combineren met uitrollen van
onze ambities, zoals de MetroBus.
Zo kent Amsterdam een grote opgave met de vervanging van kademuren en bruggen die in slechte
staat verkeren. Vanuit het uitvoeringsprogramma zijn we daar goed op aangesloten, omdat we
tegelijk met de beheer- en vervangingsopgaven ook kansen zien voor gerichte investeringen. Denk
daarbij aan de aanleg van verbeterde fiets- of ov-maatregelen tijdens het grootonderhoud of het
realiseren van een toegankelijke halte bij een brugvernieuwing. Behalve met de gemeente
Amsterdam passen we dit in toenemende mate toe met onze andere gemeenten en andere
partners zoals de Provincie en ProRail en zitten we steeds vaker al vroegtijdig om tafel om
verbeteringen te koppelen aan onderhoudsprojecten.
Een regionale aanpak verkeersveiligheid
De afgelopen jaren stagneerde de daling van het aantal verkeersslachtoffers in Nederland. Na een
toename van het aantal verkeersslachtoffers in onze regio in 2021, nam dat aantal in 2022
gelukkig weer wat af. We willen toe naar een echte trendbreuk, en daar zijn we nog niet.
Eind 2019 stelde de minister van Infrastructuur en Waterstaat vanuit het ‘Strategisch Plan
Verkeersveiligheid’ (SPV) landelijk een half miljard euro beschikbaar als cofinanciering voor
verkeersveiligheidsmaatregelen. Bij het toekennen van middelen in de eerste tranche SPV in 2020
hebben de Vervoerregio en haar gemeenten € 8 miljoen rijksgeld ontvangen voor uitvoering van
maatregelen rotondes, verbreden en aanleg van fietspaden langs 50 km/u wegen, fiets- en
voetgangersoversteken, drempels en kruispuntplateau’s. In 2022 hebben we opnieuw vanuit de
eigen Regionale Aanpak Verkeersveiligheid 2030 een voorstel voor de tweede tranche van deze
investeringsimpuls voor verkeersveiligheidsmaatregelen ingediend, waarvoor € 3 miljoen rijksgeld
beschikbaar is gesteld. De uitvoering van deze maatregelen is nu in volle gang en komend jaar
willen we vanuit onze risicogestuurde regionale aanpak extra inzet plegen op snelheidsverlaging,
risicovolle 50km wegen, veilige fietsvoorzieningen en met campagnes die de aandacht vestigen op
kwetsbare doelgroepen in het verkeer.
10
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
Voor iedereen toegankelijke mobiliteit
In mei 2020 stelde de Regioraad het beleidskader Inclusieve Mobiliteit vast. Met dit beleid wil de
Vervoerregio ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen zelfstandig kunnen reizen en daarmee
meer vrijheid hebben in hun mobiliteit. Want meer zelfredzaamheid betekent voor veel mensen
dat zij beter kunnen deelnemen aan de maatschappij. Voorbeelden van acties die uit dit beleid
voortkomen zijn de inzet van de OV-Coach die mensen helpt reizen in het openbaar vervoer, het
realiseren van toegankelijke haltes, aanbrengen van geleidelijnen en brailleknoppen, het verlagen
van de incheckdisplays in de trams en proeven met de Haltebuddy en de Halteknop die
geïntroduceerd zullen worden in de vernieuwde app van GVB.
Uitvoeringsprogramma MRA Doorfietsroutes
In het BO MIRT van 2020 is afgesproken dat alle landsdelen samen met het Rijk een Nationaal
Toekomstbeeld Fiets (NTF) opstellen. Dit om de fiets als volwaardige modaliteit neer te zetten
naast het ov en de auto, met zicht op structurele financiering voor routes, parkeren en
stimuleringsmaatregelen. De Vervoerregio stelde daarnaast, samen met provincies, gemeenten en
andere belanghebbende partijen, een Regionaal Toekomstbeeld Fiets (RTF) op. Het RTF geeft een
doorkijk naar de opgave tot 2040 en de benodigde financiering om een schaalsprong te maken.
Het NTF is in het voorjaar van 2022 opgeleverd en vormt samen met het RTF input voor de MIRT-
overleggen om te komen tot een gezamenlijke programmering en een uitvoeringsagenda met
meerjarige (financiële) afspraken tussen Rijk, provincies, Vervoerregio en gemeenten.
De Vervoerregio heeft in de tussentijd de volgende stap gezet door het programmeren van de
MRA doorfietsroutes (voorheen: metropolitane fietsroutes). Op 8 februari 2023 heeft de
Regioraad het Uitvoeringsprogramma MRA Doorfietsroutes vastgesteld. De ambitie is het
volledige netwerk van doorfietsroutes binnen het vervoerregiogebied, zoveel als mogelijk is, vóór
2035 gerealiseerd te hebben. Dit is in lijn met de voorgestelde ambitie uit het geactualiseerde
Beleidskader en het bestuursakkoord.
De Vervoerregio neemt ten aanzien van doorfietsroutes een meer initiërende en pro-actieve rol, in
aanvulling op de bestaande nauwe samenwerking bij gemeentelijke initiatieven. Het
uitvoeringsprogramma is opgesteld met bijdragen van alle regionale partners, zoals inliggende
gemeenten, provincie Noord-Holland en Rijkswaterstaat.
Het Uitvoeringsprogramma MRA Doorfietsroutes en het Uitvoeringsprogramma Mobiliteit zijn
direct met elkaar verbonden. De eerste projecten en initiatieven uit het Uitvoeringsprogramma
MRA Doorfietsroutes zijn dan ook integraal en herkenbaar in dit Uitvoeringsprogramma Mobiliteit
opgenomen. In het UPM wordt op die manier besloten over de financiële consequenties van het
doorfietsroutenetwerk als deel van het integrale investeringsoverzicht van het UPM,
11
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
1.3. Overzicht van activiteiten
De Vervoerregio Amsterdam wil de best bereikbare regio van Nederland worden. Om dit doel te
bereiken, organiseren en financieren we het regionale openbaar vervoer en investeren we onder
andere in infrastructuur. We zorgen ervoor dat alle reizigers makkelijk en vlot de vervoerswijzen
kunnen combineren en we passen nieuwe en slimme technieken toe bij reisinformatie,
verkeersmanagement en bij het verduurzamen van vervoer. Daarnaast kan verandering van
reizigersgedrag bijdragen aan het bereiken van onze doelen. Hier kunnen we op sturen met
campagnes, het stimuleren van spitsmijden of bijvoorbeeld door het prettiger maken van de
beleving van de hele reis. In dit hoofdstuk laten we de activiteiten zien die onderdeel zijn van ons
Uitvoeringsprogramma.
Corridors en knooppunten: investeren in een veilig en betrouwbaar verkeer & vervoer netwerk
Met de investeringen in de infrastructuur werken we aan vlotte en aantrekkelijke netwerken voor
het OV, de auto en de fiets en goed functionerende knooppunten. Zo zorgen we voor een soepele
overstap tussen verschillende vervoerswijzen. Tevens zetten we in op het verkeersveilig inrichten
van de straten (Duurzaam Veilig) en op het verhelpen van knelpunten in het wegennet. Dit wordt
gedaan door meer samenhang te creëren in opgaven, zoals bij het project de Binnenring in
Amsterdam en de aanleg van een busbaan met snelfietsroute tussen Uithoorn en het knooppunt
Schiphol Zuid, waarbij tegelijk de verkeersveiligheid bij oversteken wordt aangepakt.
Verkeer & Meer: verkeerseducatie en gedragsbeinvloeding
Naast investeringen in verkeersveilige infrastructuur is ook blijvende aandacht nodig voor gedrag
in het verkeer. We steken vanuit de activiteiten van ‘Verkeer & Meer ‘ook veel energie in
verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding. Zo helpen we bij het organiseren van campagnes zoals
‘de scholen zijn weer begonnen’, “ik val op ‘en de BOB-campagne. Bij deze maatregelen heeft de
Vervoerregio een rol als financier en regisseur. Vorig jaar hebben we de ambities verhoogd zodat
we meer verkeerseducatie en campagnes voor onze gemeenten kunnen realiseren. De activiteiten
van Verkeer & Meer krijgen ook een plek in het eerdergenoemde Strategisch Plan
Verkeersveiligheid dat we opstellen voor de Vervoerregio.
Samen Bouwen aan Bereikbaarheid
In het programma ‘Samen Bouwen aan Bereikbaarheid ‘werken overheden en andere organisaties
in de Metropoolregio Amsterdam samen met het Rijk aan de bereikbaarheid van de Metropool
tegen de achtergrond van de verdere groei met ruim 250.000 woningen tot 2040. In het
Multimodaal toekomstbeeld (MTB) hebben de partijen inzichtelijk gemaakt welke maatregelen
noodzakelijk zijn om deze woningen ook goed en prettig bereikbaar te krijgen. Het programma
bevat korte termijnmaatregelen die zorgen voor gespreid over de dag reizen en afspraken met
onderwijsinstellingen, het verbeteren van toe- en afritten, , slimme logistiek en de samenwerking
met werkgevers. Hierbij gaat het niet slechts om personenmobiliteit, maar ook om schone en
slimme logistieke oplossingen.
Om de bereikbaarheidsopgaven op de langere termijn scherper in beeld te krijgen, vinden er
momenteel MIRT-studies en -uitwerkingen plaats in gebieden en corridors zoals Amsterdam-
12
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 — 2032
Hoorn, Amsterdam en Almere (‘Amsterdam Bay Area’). Voor kleinere en middelgrote steden is het
programma Bereikbare Steden opgesteld om de bouw van 65.000 woningen en het scheppen van
21.000 arbeidsplaatsen te organiseren en mogelijk te maken. Het Regionaal OV-toekomstbeeld
voor Noord-Holland en Flevoland is in 2019 gepresenteerd en wordt nu in maatregelen
uitgewerkt. Voor de maatregelen uit deze programma's geldt dat ze hun weg vinden in het
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit.
Onderzoek, studies en samenwerking
Voor de uitvoering van onze wettelijke taken, het behalen van onze ambities en de uitwerking van
onze strategische opgaven heeft de Vervoerregio (beslis)informatie nodig. We verzamelen
daarvoor gegevens en voeren (monitorings)onderzoeken en (evaluatie)studies uit. Dit doen we in
bepaalde gevallen zelfstandig, maar de Vervoerregio neemt ook actief deel aan
samenwerkingsverbanden en lidmaatschappen op het gebied van onderzoek, data, kennis en
instrumenten zoals het regionale verkeersmodel voor de Metropoolregio Amsterdam (VENOM).
Daarnaast voeren we gezamenlijke studies uit voor (gebiedsgerichte) gezamenlijke programma’s.
Tot slot laten we onderzoek doen naar actuele thema’s die bijvoorbeeld vanuit een motie van de
Regioraad of een verzoek van een bestuurder In beeld zijn gekomen, zoals bij schone en duurzame
mobiliteit en toegankelijk openbaar vervoer.
13
1 aen á a
DT n
P 4 Í | RTE A ME > gee
é tie
en Den : De
BEN ET —
Mel E | |
1 Ing |
Es zi ll
: eN y Í / ' i Í
Aon AE Eelen
| miet Î r | | 5 = 5 | TS
eN h_…
Me GET (mn ede Nen .
ij E ij, d i otd et Eee ee di W/ nd
oe a nn a Vi ks B 7; Tr at Da pas En af ET . ik P En
OE ri Pi Kk j Baur Eek ES As 4 En
AR 2 En - EN rlr en, KERA ’ A NPTME vene fl pan Ar des
7 lj hs Ì PTM SETNEEN rl pn = In l RE „d JEE, ‚8 Ee « Ie
EE UU Ge AT OS Re
e Te — EN a CT
LN £ e EE al
zamen em sal nn en 5 = EE: zz re nnn me nn edn aen in = Jm
de js É ee en
- % 4 Eet
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
2.1. Toelichting bij de programmaoverzichten
Dit hoofdstuk toont het volledige programma van het Uitvoeringsprogramma Mobiliteit,
gerangschikt naar gemeente of per deelthema. Op de kaart staat een selectie van een aantal
grote, grensoverschrijdende projecten. Het programmaoverzicht toont alle mobiliteitsprojecten
waaraan de Vervoerregio bijdraagt of het voornemen heeft om aan bij te dragen. Het overzicht
bevat de bijbehorende planning (kasritmes) uitgewerkt tot in detail voor het komende
begrotingsjaar (2023) en een vooruitblik naar de jaren erna (2024-2032). Deze agenda is een
gezamenlijk product van de Vervoerregio en de samenwerkende partners: onze gemeenten en
vervoerders, de MRA, ProRail, RWS, Provincie Noord-Holland en de waterschappen. Het
uitvoeringsprogramma presenteert daarmee de totale ambitie, waarbij de begroting vooral de
beschikbare budgetten presenteert.
De totale omvang van deze ambitie is net al vorig jaar hoger dan ons beschikbare budget. In de
afgelopen jaren is al veel gedaan om meer grip te krijgen op de omvang van het programma en
het is daarbij ook gelukt om het gat tussen ambitie en beschikbare middelen te verkleinen. Toch
zagen we nieuwe opgaven verschijnen zonder dat er zicht is op een toename van ons budget, en
tegelijk kregen grote projecten zoals Zuidasdok en Sprong over het IJ te maken met vertragingen.
Kritisch programmeren en keuzes maken blijft dus nodig. Dat doen we waar nodig maar altijd
samen met onze gemeenten en met respect voor al vastgestelde samenwerkingsovereenkomsten
en -afspraken. En we blijven ons intussen inspannen om nieuwe financieringsbronnen aan te
boren, zoals we dat doen rond rijksimpulsen voor verkeersveiligheid en klimaat en kansen die
Europa biedt.
Onderzoek, studies en samenwerking
Het uitvoeringsprogramma Mobiliteit omvat projecten en maatregelen in allerlei verschillende
fasen. Dat houdt in dat sommige projecten nog gestart moeten worden (‘initiatief’), terwijl
anderen al in uitvoering zijn (‘realisatie’). Hoe vroeger een project in deze fasering zit, hoe minder
hard ook de bedragen zijn die worden genoemd. Bij initiatieven proberen we al een inschatting
van een mogelijke financiële bijdrage te tonen, maar dat is in de meeste gevallen slechts indicatief.
15
‚2. Kaarten van de regio met een selectie van be angrijke projecten
 )
/ 4
A 7 \ 1. Corridor Amsterdam - Hoorn
j Ot 2. AVANT
d Ay 4 3. Guisweg
/ Á \ 4. _Hoornselijn
4 i A 5, Bereikbaarheid Waterland
ze 7 \ (incl. Passage Broek in Waterland)
5 Ì ' 6. A8-A9
ze : ì 7. Derde ontsluitingsweg Volendam
/ : 1 8, Markermeerdijk
Ä Î 9, Sprong over 't IJ
Á i î 10. HOV ZaaniJ
m/ Ì “ 11. HOV Amsterdam - Purmerend
Dn Á ‘ 12, Mobiliteitspragramma Purmerend
Z : 13. Rondweg Assendelft
: (17) ! ke 14. Toegankelijke haltes Neck
' 15. Verbinding Ilpendam - Landsmeer
\ (4 \
Oe = 16. Mobiliteitsplan Edam-Volendam
hie 7 (8) 17. Verkeersveiligheid Purmerenderweg
Nn Î 18. Eindpuntvoorzieningen N244 Purmer Noord
Se : S 19. Fietstunnel Zuiderweg N515
Ne 18 : _ \ 20. Fietsbrug Zijkanaal H
5 ® ij 1‘ 21, Investeren in Zero Emissie en
En a laadinfrastructuur
EN ij) A Ds, kj 22. Waterlandkwartier Purmerend
4 (8) ie © ee Ee Ke 23. Johan van Hasseltzone
ij he ® pr 5 Ki (16) k 4 Generieke projecten:
Es EN ze ® 5 » - Spitsmijden /Onderwijsaanpak
2 £ he ABe: (22) 0) # - greens, ‚
r ks erf \ 4 - Zero Emissie programma
pe (3) (B) DTe Eee (B) 1) - Verkeer en Meer
ri RC (1) ze & ee” - Verkeerseducatie
vl CN en F2 Gi) t -_Haltetoegankelijkheid
ah \ (eN EL 1 -_Rnet Fietsparkeren
In ï (19) Er 1 -_OV Coach, Haltebuddy, Halteknop
/ een ie IN -_Mentale Toegankelijkheid
i Ì Re Ze
\ en zl 15 „ed
ì er r
DA Ars
Ee an) ne
/ Wi
eN \ vs Ë '
/ mo Eee Legenda
v
2) se .
7
/ EN @) corridor
/ PJ
/ ee
L__ @ í
| Dn ® gebiedsontwikkeling
\ 8 „-
-- (@) SES (2) ns Sn EE t OV knooppunt
en A rn Ee À di
Í (2) Co) e= ! 8) projectnummer
/ Eds . d 7
/ …, 8
Í \
Ô } ga
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
\ EE Sr Rel E
2 \ ke K 2E 7 £ n 1. Mobiliteitsplan Zeeburgereiland/IJburg 18. Zone Johan van Hasseltweg
\ de a ES 25 _ 2. Mobiliteitsplan A'dam Zuidoost 19. Mobiliteitshub Appeltjesmarkt
dek aA tt ke pen En 3. Mobiliteitsplan Zuidflank 20. Fietsenstalling Station Sloterdijk
3 Deh vn 5 ' 5 Smid L 4. Mobiliteitsplan Nieuw-West/Schinkelkwartier 21. Veiligheidsmaatregelen tramlein 19
EE À rn A S) Pd ch 7 L | 5. Mobiliteitsplan Haven Stad 22. Fietsenstalling Weesp
/ On Er orn 6. Mobiliteitsplan Amsterdam Noord 23. Geluidsschermen Al Weesp
fi eee je Be 5 7. Verlengde IJtram naar Strandeiland 24, Investeren in Zero Emissie en
E / heid] yr ci r de ï mf 8. Sprong over't IJ Laadinfrastructuur (o.a. Metro Noord)
1e Hi q ) Ae EN f 9. Verbinding Zeeburgereiland 25, Zaan - IJ Corridor
4 p vS En. 4 A 10. Doortrekken Noordzuidlijn en 26. ABA (Amsterdam Bay Area)
fie Í N (26) GA Se 8 sluiten kleine metroring 27. Integrale aanpak Bijlmer Arena
A A A 2 11. Zuidasdok 28, HOV IJburg - Bijlmer Arena
Ei NS S 3 Ie f 12. Westtangent 29. Stationsomgeving Overamstel
1 X S p, e
! | a S El 13. Fietsroute 5 5 30. Knooppunt Muiderport
Î de SN (6) : ee pon - 31. Knooppunt Duivendrecht
fi In SS (24) Ei 1e Hetsroute Schiphol-Zuides (Oeverlanden) ___ 33 Hov Amsterdam CS- Haven Stad
En Bed Ho of (5) 8 wt En A5 16. Oranje Loper 33. opalen fiets en verkeersveiligheid
Ak 2 1 \ vj d TN” 17. Knooppunt Lelylaan op <ruisponten.
ok Ùs SE E N Een En \ 34. Ontwikkeling Diemen Noord
is nr í NK (20) Ee k (32) Nn ds Nt
ERO) Ok
Oe O-—) ed
4 ï EE . , © Se e Ae
neen ar mn en 7 En 7 Le |E ein _
Ala, Ee Ti A \ 7 KR ee é
- e [ — a 0E a 1 Ad
I | Benne Po \ : ee - p
Do nt S En y f y
4 e jp an en
5 jg KE ie # E: ie De KE
A De tn PS) Ee 5)
& (ape ret ° De = \
s \— : 17) T NN ee (Rm) Et
ren IJ 5) EN ee no 0 Ss
\ 7 (3) ed Nd be tz ä 1
2 IJ Cr == Ee Nen, '
uiten 2 ES - fr S
E GEN AR) 8
0 | DD As 5
ZS OR (34)
' | ed KK At B k
\ Ge ate ï EN } ERN zn NA,
dd df he AN ie k en de 2 E
ES } if iN 25) Dl AN PAN f 8
Ee ' Ì am? @ (3) a , EN en Be NS
S ne 4 name EN (R) De, De E 5 _N ZE > Ë
N ee EN aal í a (1) 5 . a (dr to eN 5 de K-
À S EN 5 ] A DE As B Èf an, eN En jn En oef .
EN Í EN _ em nne KS BEE rn ME EN Se de,
4 SJ AA kee LE ï ROSS 5 EEN en JN De e ee
A se 4 TR et Ì Pes co eN NGD) EN ne 6 —
J n We E 5 MRE EN Ne EN ie, ap Pl
U a Pe se f B ENEN PN ei De L d |
se EE Nrs Wie KS d de HON enda
pk RN IG en VE Te Nn : |
_# EN OS PADS |
2 hd ld Tt A iff a (2) $ F hl (22) corridor
De À enne: 6” (27) Ln Be
—_M ES jn nt He Sf ren E N U am x ES
5 5d Won Ads Kirn B KO r
x ge De zes VE Bee LE Er, iN ZA Et « He
€ es sr fs ak a inner e À be EA s 2 EN eri,
WS en VE ken, Ì a Ar EN AN gebiedsontwikkeling
Xe RA IL LEN EN „ ei >
e K À ve: Te Je S ei AAM a Er Á
os Lan ct VEF TOREN Pe Nrs B Ovk |
È W bn me Lr ze 5 Minn 8 nooppunt
Ay 4 Er SS, En ANNEN ON : 5 pe
ee € te _ tds Bar B! ROR EAT :
5 ANN ú ar TS Sl ij f pe - ed RN |
À Ex rn NT ed 5 ED | projectnummer
, Re k bede 3 &
Kart ve ros Dee 8 a B ei
à GRE he, He Sd DR Me
15
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
—_—— _ EEE WIS en Tan Ì B 5 e Ss FEC 25 5 be E in 5
oh er en CS nT En A En |
DR RER Net en etna OE vi
Ad. INGE A Á jÁ be, h ze 1, Westtangent
PRAK OS 4 NN DN 4 Nn ORDE Jk OPT = 2. Nieuwe Bennebroekerweg
_ er Ei Ze we Ge OD, € / md Á EN é 3. Kruiswegcorridor
ee t BEA AN Ne f OR AN al 4, _Mobiliteitsplannen Nieuw-Vennep West
„Et U B EOS 0e : } Ni ie ks ed en Cruguius/Zwaanshoek
RE EN zit Ì IE Te NG 5. HOV Noordwijk - Schiphol
Ì Ed a d : Ee Ee ke SS O6. Cruquiusbrug N201
id „in te a (B) sh A $ WS ne. 4 Á A id 7. Kruising Van Cleeffkade - Stationsweg
zE e dm, À iz gen de ke A OS R En B Á. N EE Nn ‚ns 0 De 8. MIRT-afspraken Hoofddorp Centrum
Tt ker Eh Ee Ne Den ne \___________9. HOVLegmeerdijk
Cf ARES Ed Ns ssl mn DN fn eene ern @ Er raspen Kn 10. Middenweg - Molenvlietweg / OLV
ke Te A ht ond Ei grenen (2) - Elen MN Ln dere rn et ks d Nd 11. Spoorpassage Diemen
_ 8 Zn Pi ES ane je ef zen: nnen en 8 jn \ SE ZERO : i
Bek En _—_®7 e Se (22) „en _N k x 12. Fietspaden Diemerbrug
Ae tE 2 4 B A — B ee KEN ® 13. Burg over de Amstel bij Ouderkerk
dn PEEN rk O/T la <a ® me ï En En 8 -
se ik El . í ek ee DE Eke, Ó s 14, Fietsroute Sportas Amsterdam - Amstelveen
Ke ZÁ RAe OEE 7 et k. e ' ee nr 15. Verdubbeling Bovenkerkerweg
EE ee abs jen tn E (ee TE re (B) 16. Modernisering Busstation Amstelveen
den Re inn le EA N LOR 17. Fietspaden Beneluxbaan
Ri Î Eee A Ee en s SE
Fe } Ke ee (B) E ; Í Ae en Ein ee Ee 18. Amsteltram
it EE pt ee en Me EE 19. Doortrekken Noordzuidlijn
De Sn Mee ad De (DE a *e{__20. Mobiliteitsplan Netwerkstudie
e DAS lj sd 8 je À 0: ze (B) OS Haarlemmermeer 2040
Ne Ee Sis. a Ee Ah HE De 21. MIRT-afspraken Stationsgebied Hoofddorp
El eel dl Ge Ne EE Er. IRON eis 22. Herinrichting Oranje Nassaustraat Halfweg
DE dt A He OR En eN Ee EN 23. Reconstructie Machineweg
Cr EB ED za 5 4. Re Pe En
ef £ FS fl See L Ohne Es en bl ee
PDE AA AE 5 ers B RA (B) Generieke projecten:
DE er 7 3 (a) (9) 8 Ee Rn OE BE -_Spitsmijden / Onderwijsaanpak >
fd Met hj (20) Nc Rs SRE NAG preikers
ES dir Ei ad (4) Bir (7) : Sj \___- Zero Emissie programma p
Le P4 À 3 Re pn en Ì 1E RS (À) - Verkeer en Meer Ï
4 z j 4e (B) Ans Á ES EN 4 5 vS \___- Verkeerseducatie
et ì (8) E te ene ee he kelijkheid
if ; > À 5 7 € Ks bef © ae ee ZS - Haltetoegankel e
Ne e 4 0 & & OR É Ge), ok © £ 4 -_Rnet Fietspar! en Haltekno
WER Teen ed Pi 4 ki 6 Sef EE -_OV Coach, Haltebuddy, Halteknop
is j {&) F Ë ee de Loen N A _________- Mentale Toegankelijkheid
f - K û oi 5 EA LA il mc mj A >
7 id he ae Dn Tee el 7 Eee ZE wr ä
KE aA
% (4) EN or Us n __Legenda Ee
8 Ef (7) \ : r
Î / & <3 ® { An DZ in, Pe j corridor E
5) kh AN BE : erde (do
Ee 5 An Ee (9) î re Sa EE
En RA dn rr nd
WE . Re â jen ED) , u AE gebiedsontwikkeling Us
E Á é 8 , ©, €
Á 1e Ee il Te Ti B OV knooppunt Ra
pe 4 PO ger $ ij nt, A 18) projectnummer Si
gen / ei il dl Ò Jep Á B 7
_ 4 Ak HK rd ; en 48 ES = B, jn LEN rn ll Ee he f Ee krf
p Hi Í % B Ö EE
de Hen E
16
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
nn mn nn nn mn mn
2.3 Programmaoverzicht U itvoeringsprog ramma Mobiliteit 2024 - 2032
u u
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit FT een
Projectfase Projectnaam Projectcode EEE) Fars 2025 Eler) Ford Fait) Fil Edna ESE DEEEF
Corridors en knooppunten
Ptanuitwerking | 6 OT A
Ptanuitwerking ___ [Mtultimedale kroop Schiphol stigpumten trein: bus us |e _ sooo | je 000
Verkenning [MOV verbending Amsterdam-Purmerend ese |_________| A
Irsbstief [naar Aanleg 3e perron (Se en Ge spoor) station Amsterdam MEM M[
eitatief [Ontwkkelagendahoormselin Ol
lstatief [MOV ZaandamOost-Amsterdamld MEM PM MLM
stier Om |______________________eeeerfe smsn|
rtaatief VT omde anek Armste Bay nnn nn nnn nn en en ee
Regionale Aanpak Verkeersveiligheid SPV 2030
imsoatief Itastregeten tetentra (aa verbreden, astatteren,hetsstesten) | Je sooo |
initiatief (verkeersvetige inrichting kruispunten (o.a oversteken, rotondes) ________J€ _ 000 | je __soooooft soocofe 2zs0cacje zsoooofe zsoooofe zso0of |
lstiatief (Maatregelen opssicalocates A00 [Eea] |
Irbatief Onderzoek en studie Regonale Aanpak Verkeersveiligheid ene ee
Innovaties en Slimme Mobiliteitsmaatregelen
Realisste _ [MPVE Purmerend Waterlandkwarer
Spitsmijden / Samen Bouwen aan Bereikbaarheid
EE
Zero Emissie
17
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit DE rene
Projectfase Projectnaam Projectcnde Elte] 2024 Elrld 2026 2027 2028 2029 lit] Pien Delia
lrstatief [Pot Zero Emissie Stadslagistiek horeca Amsterdamse binnenstad OM
Inclusieve Mobiliteit
rmeatief —____Îroegankelijke tramhaltes iom spoorervanging: RAL Dijkgraafpleinen Herzet {mm
Onderzoeken en experimenten mentale toegankelijk (toegankelijke reisinformatie,
0 gpetenemesemnmg | je some mome mole sne some mm |||
lrstiatief (Verkenning eombinatiemagelijkheden OV en daelgroepemersoer |
EE
EET an ele
nenpen] € 250.000
lrstiatief Project Toegankelijke haltes en kroopperten_ PPM)
statief roegankelijkheidvamhakesissel |
Onderzoek, Studie en Samenwerking
MRA Doorfietsroutes
statief (verbeteren teweeg
rsestief _____ÎPesteatie Nieuw Fietspad op Dek AG tussen Kmemepad en Arsterdamenen _______em
lrauatief _ Jaamlegrotende en M&A fietspad Laan NieuwerAmselturgemeeser ACdijeeeg je
lrstiatief |FietwouteAmsterdambä mm | ee |
lrauatief __[erbezeren Fetsroute en toeleidende routes Oeverlanden je DÚN
ratatief [verbetering fietsroutes Bembrandtperk | som Je 1500} € NT
eesti [fetwautelise Neuwvernep tee Emo) erf mf
rstatief [Optmaksatie MRA-retsroute tussen Zijkanaal f raar de Wen vanEserweg |T
lrstatief \Metropoltane fietsroutes Gspepn |
ratistief_ [Doorfietsreute Ringvaart-Vijfhuizen/Geniedijk Miengiek je}
statief [MHNK - Overtoom Zaanstad, voorgenomen beritting je TÚDwW0 |
lrstiatief |Wayfinding doorfetsroetss ee T|
rataatief |Belevingsonderzoek- en ontwerp doorfietsraeten |
[MAA doarfietroutes tube tele sole Hooft Hoolt Home Home some 1s00ole _ 1s5000lE 20000
Elsen
Panuitwerking [Morersasen je Ds} 00
|Pranuitwerking___ÎReconstrucie Machineweg. inclusie rotondes Midenmegen Aalsmeerderweg | mom Je 1msmsje von) em TT
18
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit ET
Ae ER ales naam Dalam 2023 Furl Flap lui pair Flup Fire] 2030 Fien Derde DIE
instatief_ |Capactestsuitbreiding N23 NaordBeerndeeg) | je mw |
Planuitwerking (Verbeteren fietsroute Wesel Baarwak [MBA] A
Irstatief Verbeteren fietsroute Mijnberewg |
ratstief [verbeteren fietsroute Hoefdeeg __——————————__ | A
intatief (Fewotelommeg DL
Planuitwerking [Fietsroute Kudestaerseweg DT __| [
Istatief (Rotonde legmeerdijk Oosteinderdriehoek Marstallngel tE OOM
Irstatief_ |Bwshaltes bij rotonde Legmeerdijk-lapanlaan Verlengde Meerlanden _—————— ||| | ew |
Eee dla
Planuitwerking _ |Rotondes Oranjebaan-Traviatastraat en Üranjebaan - Parekvisserslaan eN |
Planuitwerking [Verbeteren Fetsroute Spoorlijnpsd [teen Bielvenpad en Stommeerkade) | fe
Planuitwerking [Fietspaden Benelusbaan [2e tranche SV) | 00 Je s00oofe sj
Planuitwerking __ |Botonde Meander - Van Heuven Goedhartlaan DWL
Verkenning |Capscïteitsuitbreiding N201 - AS [Benelutbaan-Van der Hooplaan) | 204 | je 00} jee
Verkenning [verkenning mobteitshub bedrijventerrein Amstelveen dBA je
Irstatief _ |Reaksatie Nieuw Fietspad op Dek AS tussen Karemepad en Arsterdemseneg |T
initatief \eaksatie Fietsbrug Stadshart over etterende |
Iritatief |Reaksatie Fietsbrug Bovenerdpad ee |
Irtatief Werlchting fietspad Burgemeester Colijnweg
initatief \Merinschtingbroerean Wft OWM
Initiatief |Modernmering busstation Amsteben tee 1 NNT
ritatief \FietstrokenAmsteweentefse |
Intatief___\Mobdfteitshub Sacharovlaan egmeer)_—e
Initiatief Werbeterenfieerastes eee |
Iritatief \otondeVanderHooplaanStartban LM |
rtatief [Reconstructie Aaeroerd __——————————————————__ || eo |
Intatief____|Fietspad tussen Lindenlaan en Burg fijndersaan eso
Initiatief |DAIS Busstation Amstelveen
Initiatief \Fietstraat Ouderkerkerlaan-oost [ZetranceSS®V |
Irtstief |Modernmering Busstatien Amstelveen __———| || je ___zooooooje 100000 |
Intatief {Studie Fietstunnel met rotonde Boverkerkerweg Zette eN
EE Sad
Planuitwerking Aanpassing verkeersstructuur Diemen-Zuid |
Planuitwerking _ \Verkeersweligheid Weesperstraat, Diemerdreet en Bergwijkdreef [te tranche 3) ||
Initiatief \Fietsverbinding Plantage de Srtep- staon Diemen id RM
rtstief \Vervolgetudie fietsverbinding Plantage de Sniep-statian Diemer ed | jes)
Intatief ____ {Wilhelmenaplantsoen, Prinses Beatrislaan, Prins Bernhardlaan, Arent krije Tjee semwmje wN
Initiatief \Opwaardering omgeving station Benen id =|
initatief |Station Diemen PER en henmrichting hetis tl
\rtstief _ |Weine verkeerseiligheidsmaatregelen [Schooltones, Duurzsam Velligj | fe 2sooofe zsoooje _ zsooje 2s00fe 20)
tatief |Sudienardewetengeg eem
Initiatief [Toegankelijkheid Station Diemen uid |
Edam-Volendam
19
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
5 itvoeringsprogramma edes Dee ade eee arl dd tdk ed
Projectfase Lake EE Ld ltd 2023 Er, Flir Fitr Fora Elif] 2025 2030 2031 Kasritme va. 2032
Planuitwerking [Versnelingsopgave haltetoegankelijkheid je |
nitiatief |ProvindeNH-BushakenMEdm |
niatief _ [Verkeersveligheid westzijde Oosten en Hobrede___————————— NT
niatie (Verkeersveligheid Oude Kom (2e bance SV) eN |
Eea
Planuitwerking [MOV Westtangent Ringvaastbrug Viaduct A8 Tj | |
Planuitwerking [Provincie NM - HOV comridor Noordwijk VoorhautSassenheimSchighel | A
Planuitwerking [Provincie NH - HOV Schiphol Afbouw bustaanElpaverenSautherCrosstraat | 00% | A
Planuitwerking [Keine verkeersveiligheidsmaatregelen Haarlemmermeerdeelà je woooje wf NL|
Planuitwerking — [verkeersesigheid kruispunt Beechavenue-Aakmeerdereeg _jeDÚÛÚDsl |
mater PRMeuwVemsp eee
Iniatief [infra Nieuwekerkertocht en aarsluitingop N07 OOOOOOOOOOOOOOjOjÒjÒÓÛOjt some swoje soofe coole MM OO
statief fetwoutelise NeuwVernep DT
tatief |fetsmadPerenane eef
Initatief [Aanleggen bushaktes Parallelweg kruisweg bv Almeerder DT
natief [Optmmaksatie MAArfeetsroute tussen Zijkanaal F naarde Weth.VanEserweg |
natief |sneletsroute hoofddorp Aalsmeerse le HDzefe 2000
Initiatief [Duurzaam Velg herinrichten Haarlemmermeer jj |e safe soomfe somofe sooooje smfe MoT
natief |Fletspad Park?1- Linenlnpark-Moofddarpentrum Mm
Initiatief |erinsichting Orrje Maessen jes DDT
niatie |Moofddarp Centrum: Kerprofilering Meos je fe ND
niatie |Maofddarp Centrum Aanpassen Hoofdweg Oesteijde le fe NL
Initatief__|Moofddarp Centrum: Kerprofieren Wisse je fe ND
niatie hoofddorp Centrum Aanpassen8eursetende le fe NL|
mstief______|Moofddarp Centrum- Herprafleren Burg vd vigensan je De mW
mitstief (verbetering femsroute Oude Notweg Vinkebrug östeerijweg (6200 |
rbstief [Fietsbrug Hoefdaartbjvader aes ew
Initiatief |Moofddarp Stationsgebied -Mobiliteitsverandering en (Doosffetsrautes jj ___|e _soemwoje zowooje 100
rbstief _____|koofddarp Stationsgebied HOV Hoafédorpid __ __|e zoomoje zooooofe zoomoowfe zo00moje zo00ooje zwMf ||
Initiatief |Hoofddarp Stationsgebied -Afwaarderen van Heuven Goedhartlaan jjjjÛjÛjjjDje zsoofe 200
rabstief _____|Mocfddarp Stationsgebied Opwaarderen N8BW [era bijdrage) je zeoomfe zoooooje zoooofe :o0mofe 100M0}e 1500) OT
Initatief [Hoofddorp Stationsgebied - Transformatie en Wegen HoofdderpOverig | |t _ soomoje zoovoorfe zo00ofe z000o0ofe 1ooowfe zoomt 2000 jT|
rmatief [Ringvaart Haarlemmermeer fase 2 (oa. Vijwizen,Rpenhaut Zetrandes®j jj je js MW
mstatief Provincie NM Trajectbenadering busbaan Toolenburg Weuw Veraep ————
nibatief [Provincie NH Verbetering -Doorfietsroute Schiphol:fetspad NR
statief [Krviswegeerider Wk TL
[iitatief_______ [Doorfietsroute Ringvaart Vijfhuizen/Geniedijk -Müssnglink__ ||
nitatief _ Fietmtraat Hoofdweg Westzijde (Nieuw Vennep, Ze tranche Sje
ritstief pW Harem Amsterdm TT
nstatief Provincie NH Fiets/voetoversteken Zusdtangentbaan STenPâRGesewed | 8 [EO MMJ
Iniatief [Meine verkeermeiligheidsmaatregelen Haaremmermeerdeelà je OO ÛÛIJTj
tatief |Kmiswegeorider EMM EME |
meatief [Mobditeitsstudse Noordelijke Duin en Bollenstreek Haarlemmmermeer je DO
Et Sd
Initiatief [MMNK - Kanaaldijk NM Kanaal Landseer Dore Ip Oje
mitatief |Drempets en krusspuntplateau Tarmentielstraat en Burgweglde tranche Sje
natief [eine verkeersveiligheidsmaavegelen ndsm | [€ __ zooje woofe soooje wooje womfe wo) OT
20
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit Boebka pmen oale klonen ppt dekerk ie
Lula Projectnaam Da kde Fre 22 Flur Fl Es Fri) Fire Et] ais! Kasritme va. 2032
Leede
mstier Pea jew
Ibstief |kerkbuurt-Noordeinde Oe |
Initiatief |Oosteaan verbinding Ambacht Kerkaraat Ll
tatief (verkeerwelghedMolerbeert tse POD
Initiatief [KruispuniplateausDe Dors (de anche SA) ll
Deel enal
Inibatief [Fietsoptimalisatie Meidoorpad (uitgevoerd daor gemeerte Amsterdam) | 008 ||
nibatief [internationale Tauringcartermanal Duivendrect | A
Intatief [&ruispuniplateausen drempels Azaleastraat en Korenbloemstraat Be vance SV) jj
Initiatief [Diverse kleine verkeersweiligheidsmaatregelen Ouder-Amstel je TD ODsofe sve soe sooo some sa OO
Lak lattea
‘Realisate Verkeersvedighesd en bushalte Middenweg en ZiderwegBeersten Om jj
Pansude [Wagenweg Burgermeester kreeg TPt
Planstudie [Carpoolplekken {onderdeel MIRT Carridar Amsterdam -Hoom) | 30070 | LL
Planstudie [Maatregelpakket "first & last mile” knooppurterte em OO LL
verkenning [HOVverbanding Amsterdam-Purmerend TD |
Inibatief [Ongelijvoerse spoerkusing berwbere |
Initiatief [Verkeersstructuur Baanstee-Noord rl
tatief [BNetFietspakernbemeend |
Iritatief |Eindpuntvoorrieringen N244 Purmerend el
Irstatief [Meine verkeersweiligheidsmaatregelen (Schoolzones, Duurzaam Velligh je woje zene woje zene zaocoje WT
Inibatief (addermeghoordbig je HÚN |
Initiatief |HHNK- Fiets en verkeersveiligheid Oudelandsdijkje OO jo
Intatief [Purmerend Wieermolen Geven eN
Irststief _ [Verkeersvesgheid Purmerend Overwhere [le tranche Sj [tse smfe 0
moatief _ [Hahetoegankelijkhend quick wins Purmerend jef
Inivstief [Purmerend Noord Grotenhuysweg verkeersedighed |
miatief [Purmerend MoordvanOweg
initatief Grevelingenmeer verkeerseelijhed LLL |
Uithoorn
statief [uitbresden tietsparkeren gestion
Inibatief [kruising Koningen Maamaan (NBG) -Poeeg __jjjjjje HDs}
msoatief [Laan van Meere linrichtcorstructies Be ante
Initiatief [kant en asmarkering fietspad Madman Pe vande)
initatief [wskegdeusergees je THÚP0jÛllÛÛÛÛÛ
21
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit DT
Projectfase Projectnaam gelten FEE 2024 Flu Flur Flirt Fud] Flirt] ln] 2031 CE tbs MIE:
mitstief |Dwerse kleine verkeersveiligheidsmaatregelen Uithoorn | je somofet sooofe sooooje soooje soooje so ND
initatief \Merinichtng Arthur Van Sherdelan_jeÛDWÛÛÛjÚD|
Waterland
Planstudie |Provincie NM - Passage Broek in Waterland [Bereikbaarheid Waterland) | 0 OT |
initatief |kruispungplateaus Waterland
stief Verbindende leden OOOOOOOOOOOOen|
meatief _ (Werkeerveghedsmaatregelen kernen Waterland (2e Franche)
Camee verkeersveiligheid |
Wormerland
micatief ____ |FietstumnelZuiderweg- MS efen
initatief |Bstatesdek |
initatief Verkeervedigheid Noorddijk |
mestief |FetmadNeuweweg Wormerland |
Zaanstad
Planuitwerking Fietspad SD& Assendelft Fase 2, Zaanstad |
Planuitwerking [Fietsenstalling Zaandam Oostijde ERM
Planstude [Prpttumg er | Tl
nicatief |MOVZaandamOost-Amsterdamd | nn
reatief [Fietsermalling station WommenieAsendet
Initiatief [MHNK - Overtoom Zaanstad, vaorgenemen herierichting
initatief |Onderdoorgangstationkoogandelan ml |
Imitstief __ |sluspelderweg De Trane) je sjef
initatief zaanstad voorberesdeninfraconcesie ada B
iritatief [Provincie NM - Malte zaanse schans oostelijke richting OE mT
mester loen verkeermelligheidimastregelen Zaanstad Emme maj mj mt wet me
initatief |taatregeten 2e tranche SPV (saneren fietspaaltjes, kruispuntplsteau's, drempels en uitritconstructes) JE z0000fe WM
initatief Jschooteones Zaanstad De trandese) Le smlfe sof Bs D
Amsterdam
belet
Planuitwerking |Merinnchting De Geregstraat Amsterdam | em Je zoesmofe zome zoe NL
Planuitwerking |Sprong veer bet boeten Dj
Planuitwerking _ |Oranje Loper Raadhumstraat/Rozengacht | se Je ss0mfe af
EN A CE KCE KC 77
22
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit PET
Projectfase Projectnaam Delal hand 2023 Firn) Flap Fluid rlr EiF Pale] ElEl FaiEnN CE Teter
Planstudie |Opwaarderen tram biemen-& jeje am |
Planstudie [Puïtschnkebuet EL
Panstudse [MOV Schinkelkarer Ll
Initiatief HOV Zaandam Ot — Armer arm Zu
Gebiedsontwikkeling
Pansude [resem tT HJe se) je __zoo0ooofe zoooooje zooomoft sooooofe sooo} |
Planstudie [HOV sloterdijk - Amsterdam C5 [HOV bevers) OO jl
Intatief [Mobtiteitsplannen Amsterd 0E sn je
ititief Dram Vest Middenmeer Zuid COO |
leden
Ptanuitwerking [uitbreiding inpandsge hetserstalling Weesgerplen jee
Planstudie [Verbeteren opgang Station Bmer brea | eme | _ 7750 Tl]
tatief [Busstation dijmer Area ee ge
Imitatie [Omklappen metrostation Henk Sreeteweg LE
initatief [Busstation Plareaplein RP
Irststief___[Mobsiteitshub Stadsonplein Amsterdam ||
nitatief |V deetmoilitesthuin bij metrohalftes Amsterdam neee!
(ate epe is
Ell deld
23
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit Te
ee Lek Ld Den deere 2023 2024 Elrid Eiurid Pr zoz Pure] Fl] Pain Kasritme va. 2032
Pianuitwerking [Leidseplein fetsdeel 2 Melkweg ua je aje |
Planuitwerking [Fietsroute en Betsbrug Weeversweg en Noordholandschkanaaldjk | 0054 Je 15 je Ome
Iritiatief TE CT
Iritatief OVE-poorijs Satin EERE
ratie retadtadosenbreek sen je fj
iatief [integrale Verkenning emplacementen Watergraafsmeerenbaansteaat DDR
Isvatief_ [eruispunt Meeuwenlaan lohan van Maser Oje swoje 100 ÛÛDTIJ
nsstief [verbeteren Fietsroute en toeleidende routes Oeverlanden T|
Irsestief [Herinrichting Van Woustraat Noord jj Om je ve BDD
astief [eruispuntFredBoeskestraat Amsteheenseweg er |
raestief [rietmverstekenOymgpen |
miestief [am arzengracht-Mamistrst hoort jen | fe so |
mstatief OM van Hallstraat Haarlemmerweg een fes |
Iitatief [OM MamEuweplein Stadhouderdade
[statief [verbetering Fietsroutes Bembrandtpark___jjjÛjÛjÛÓÛÚjÓsmnDjT|
istiatief [Fietwoute Amsterdamka__— et | T| A
rstiatief [Herinrichting Witte de Withers |
istie [internationale Tauringcartermanal Duivendrecht |
ivstief [verbeteren fietsinfrastructuur Havikslaan -Magedoomweg | sa je OWL
msbatief _ |Fietspaatjes verwijderen tester On je wv}
msbatief _ [rraderparkeren/ rechttrekken busbaan Stramarweg | 208 Je |
ibstief [attesspitslijn2iAmserdebids et
mststief Part of Amsterdam VerbindingsBetspad tussen Haparandaweg en Dansgerbocht | 20082 feu
statief [Fietsaanslusting Burgemeester Fockstraat niewe OD |
rstatief [Kruising Banne Buiksloct- dooreen jew |
lrstiatief [Ontbrekende schakels Zuidoostflank (de tranche Sj OOR jj
rstatief [Ousck Wins Tweede Binrertng es je
lrstiatief [Fietsen verkeersvelligheidBulsleterha mn jteDÛDwj|
mstatief [Verbreding fietspad Panamalaan letra
mstatief ___ fFietsparkeren Noorderpark overgangsstuatie es jes
statief [Herinrichting Horgge Peten nj
miatief _____[Opmaardering fietsroutes Groene eee
initatief [Fietsbereikbaarheid Metrostation Gaasperplas ee |
msatief fFletsmarkerenen aanpakBuïsloterse em
initatief Amsteldijkfietspadenduurzameaanpk Re |
miatief [Ontbrekende Betsschakel Erasmugt
statief flohanvanMaseltme |
msatief fstationsomgmingkeigebes Le
initatief [Metropoätanefietsrautes Gaasperplas |
statief [verbetering fietsroutes Sloterdijk Centrum em Dj je sof ww} NL|
msoatief frieten verkeerwetighed Weeg Le
lrststief [rietsparkeren Tram, 8ws,en Meto keet lt HDweofe OsN|
msatief _____[Doorvekken en opwaarderen Sloterweg eee mm
sestief [Herinrichting Gulden Wreker lt |
mststief [verkeerwemgheidsmaatregelen Dalingadreef Venserpalder_ jes
24
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit 2024 - 2032
Uitvoeringsprogramma Mobiliteit Peen
Projectfase Projectnaam Projectoade 2023 Ets! Ed 2026 Fori Et Flirt] EE Fin CEE Lis Nrd
nitatief |Verkeerveigheidsmaatregelen Leeuwerveldseweg GL Wietterngdree je WT
initatief Tijdelijke eindhalte Amsteltram - Parnassusweg Hear TPM Te
Imitatie |FietsadenhugodeVsean te |
ritst [ewestederveean je DDT
ntatief |retstebteerderg OO
tatief [Petspadleeuwermveldseeg Wee Je
nitatief |Opwmaarderen fietspaden Van der Madeweg-Spalerweg (Je tranche) je O5
CE CT CE
itatief |PetgadBhormeg ea
initatief (Fietsen Verkeersweigheid Amstelandaan Weep |
CE CE KC
initatief Herinrichting Gerda Brautigamstraat Be tande
initatief Opwaarderen hetgpaden bes en lamme Perre Aje
initatief |Opmaarderen fietspaden Postjesweg [2e tranche SPV] ee)
Atie
Initatief |Rohuustheid van metronetwerk bij alamiteten vergeten Oje OT
statief [Verhuren en verbeteren technische uimtsen Meto fe Os
initatief |Crewdmanagement Metranetwerk ee LÉ 5000
hed vnd tramprojecten ki a beheer
|
mn
EE
Planstudie [stroomvoorziering tn Woord nn
Panstue |rpngtstietestel Om
Planstudie station Sloterdijk oplossen congestie toegangen versperren en ||
Planstube |Sectieindelingbovenkeiëngtamn OO A
lstatief Extra instaphatekeerlus lijn 26 (variant 4C PHS Oostertorgeng) jn fe TL
initatief [Restpunten geleidelijnen (en schrikpunten) Noord/uidjn jm EOD
este Weber few
litatief [Verglazen bestaande liften bijererging fes
tatief |Onderoekrjgdenik OO” |
retaalteistie OO | ___ [£ wmsassfe sssessafe ssamomfe giaorfe siversoft zootje soi0bafe zemernsfe z6o6rmsfe snssmas
[rotaal antweerlng__OOOOOOOOOÎÎÎ]Î]]Ì]ÌJÌJÛÚ{{ÓOÓÔÓÔÓÛÓÛOH je DTstosmfe 36asife zivbssafe moissafe sso0moft z6r0sfe i6iesofe soft is00mofe 3720000]
Subtotaal Li 1A3742 315 € DEE NE 156547.401 € LOE Nl RN NEEN PN REN ENEN! Pie NDE |
Totaal Le 161122 700 € be ENE Re LEEN ERIN LEENE FS | ce ELN, CN ENE
25
Colofon
Uitgave Vervoerregio Amsterdam
Postbus 626
. 1000 AP Amsterdam
Vervoerregio tel. 020 527 37 00
Amste rda Mm www.vervoerregio.nl
Afl F-4=AA DaT:
De Vervoerregio Amsterdam zet zich in voor een NALAAT WNA ECHOES La B LAI Lan COL
optimale bereikbaarheid van de Amsterdamse regio. aderen eraa}
De gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Fotografie
Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Vervoerregio Amsterdam: David Uiterwaal
Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend,
Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad
vormen samen de Vervoerregio Amsterdam.
Voor vragen over de rapportage kunt u
een mail sturen naar:
[email protected]
EEn) Niets uit deze uitgave mag zonder
toestemming en zonder bronvermelding op
enigerlei wijze worden overgenomen en/of
SLE be verveelvoudigd.
zaan | Meer Waterland
EN. Amsterdam, mei 2023 ©
Haarlemmermeer ED
Ouders
AmSfäl
AalSmeer,
| Onderzoeksrapport | 28 | train |
Termijnagenda Commissie Samenleving 8 maart 2011, zoals vastgesteld in de deelraad van 26-01-11
moa gege ee
raad
_MK___| Werkinvuling vrijwilligirers vanuit de CS______________| 08-03-11 \vat_ |
A [oeren (S6 MST
PO
__MK__| Woonservicewijken plan van aanpak __________| 08-03-11 | 30-031 |
LPS __| Presentatie Sport in Systematiek___________________|0803M [MJ
LSK _ | Decentralisatie Jeugdgezondheidszorg_ | 0803 [Mt |
Dd
onderwijs
LEdV__[ WMO podium OBM IM
LSK __ | Stedelijke afspraken consensusvoorzieningen | 08031 [Mt |
[APRIL |___
| SK/PS | Economie nota: keuze notitie [08 [MY
LEdV_ | Notitie Participatiebeleid/participatiecentrum_______ | 080 Mt |
LSK _| Beleidskader VVE Zuid 0804 [20 |
LSK _ | Kostendekkendheid Albert Cuyp__________________ [080 IM
LSK _| Bredeschool BOM IM
[MEI |
LEdV__| Herontwerp hulpschuldverlening | 41005M [MJ
LSK _| Plan van Aanpak Kinderopvang [4005 MY
LSK _ | Evaluatie multi-probleem gezinnen [41005 [MJ
LPS _ [Rekening 005 [2 |
JUNI |
LEdV_ | Notitie armoede/Voedselbank______________________ |706M (MJ
LSK _ | Jaarrekening Openbaar Onderwijs | 7-06-11 {2906 | __
LSK _| Verordening Peuterspeelzalen en VVE |7-06-11 [2906 | _
LSK _| Aanpak Kunst en Cultuureducatie |706M (MJ
LSK _| Nieuwe Systematiek Kunst en Cultuur [|7-06411 |3003? |
1
SK _| Amsterdams Jongerenwerk nieuwe stijl [706M [mt ||
MK ___| Uitvoeringsprogramma vrijwillige inzet |7-0611 |2906M | |
SK __ | Uitwerking heroverweging Bibliotheek [706 [Imvt ||
MK __| Uitwerkingsnotitie buurthuiswerk en opbouwwerk [7-06-11 |2906M | ___ |
MK ___| Nota Burgerparticipatie [70611 |2906M |___ |
MK __| Uitwerkingsnotitie vrijwilligersondersteuning [706 [mt ||
LEdV__ | Voorstel maatschappelijke voorzieningen [706 [mt ||
LPS __| Voorjaarsnota [706 [2906 ||
SEP |||
SK __ | Evaluatie Home Start [4094 Imvt ||
LOKT |||
|SK/PS | Nota economie [440 jokt'M ||
[NOV |||
PS __| Nota Sport in Zuid [AMM [dee ||
[PS __| Begroting AMM Iv ||
[4 kw |||
KE
Onderwijs
SK __| Plan van Aanpak taalontwikkeling 124 [4kw It |
||
2
| Agenda | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 357
Publicatiedatum 7 juni 2013
Ingekomen op 6 juni 2013
Ingekomen in raadscommissie VVL
Te behandelen op 3/4 juli 2013
Onderwerp
Motie van het raadslid de heer Bouwmeester inzake de Kadernota 2014
[snelle regioverbinding over water: Fast Flying Ferry (FFF)].
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Kadernota 2014 (Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 300);
Constaterende dat:
— volgens een onderzoek in opdracht van de provincie Noord-Holland zou hebben
uitgewezen dat er voor de draagvleugelbootverbinding tussen Velsen en
Amsterdam geen rendabele toekomst meer is;
— de provincie op basis van dit onderzoek heeft besloten om deze verbinding niet
opnieuw aan te besteden en per 1 januari 2014 op te heffen;
— _ voor reizigers buslijn 82 van Velsen via Sloterdijk naar de Amsterdamse
Marnixstraat als alternatief wordt genoemd;
Overwegende dat:
— de Fast Flying Ferry (hierna te noemen: FFF) een aantrekkelijk vervoermiddel is
en bijzonder geschikt voor een gebied waar het wegennet zwaar is belast en de
uitstoot van fijnstof moet worden teruggedrongen;
— veel reizigers (300.000 per jaar, gemiddeld 800 per dag) gebruikmaken van de
FFF, waaronder forensen, toeristen en recreanten (onder meer cruisepassagiers
en badgasten) en scholieren uit Amsterdam van een divers aantal technische
opleidingen in Velsen;
— integenstelling tot de bus fietsen kunnen worden meegenomen op de FFF;
— een groep belanghebbenden (met onder meer ANWB, Amsterdam Marketing,
MKB Noord-Holland, ROVER en de gemeenten Beverwijk, Velsen en Zaanstad)
een reële kans ziet om een creatieve aanbesteding door de provincie Noord-
Holland tot een succes te maken;
— deze groep dat heeft laten weten in een brief van de gemeente Velsen van
23 mei 2013 (zie bijlage) aan de Provinciale Staten van Noord-Holland;
— Amsterdam als grootste gemeente in de Metropoolregio, de Noordzeekanaalzone
en als een van de gemeenten waar de FFF afvaart en aanmeert veel voordeel
heeft bij het behoud van de FFF,
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 357 Moti
Datum _ 7 juni 2013 otie
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— zich aan te sluiten bij de gemeenten Beverwijk, Velsen en Zaanstad en de andere
betrokken partijen om de provincie Noord-Holland te verzoeken om een nieuwe
aanbesteding te onderzoeken en uit te voeren;
— met Gedeputeerde Staten van Noord-Holland in gesprek te gaan over het laten
voortbestaan van de veerverbinding tussen Amsterdam en Velsen totdat de
aanbesteding is afgerond;
— _ hierbij de mogelijkheden van een alternatieve route via Zaanstad en Beverwijk te
betrekken;
— de mogelijkheden voor een financiële bijdrage vanuit de gemeente Amsterdam te
onderzoeken;
— _ hierover te rapporteren aan de raad.
Het lid van de gemeenteraad,
G.J. Bouwmeester
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1512
Publicatiedatum 6 december 2017
Ingekomen onder J
Ingekomen op woensdag 29 november 2017
Behandeld op woensdag 29 november 2017
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Van Lammeren inzake het bestemmingsplan Westerpark
(geen ecologisch knelpunt).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het bestemmingsplan Westerpark West (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1469).
Overwegende dat:
— Het college inzet op het oplossen van ecologische knelpunten.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij de waterkering geen ecologisch knelpunt te laten ontstaan.
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
1
| Motie | 1 | discard |
ease % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA
nderwijs, Jeugd en " . . "
Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd{zorg), Onderwijs en Armoede en
Zorg % Amsterdam PRE 9, „evgd(zorg) | °
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 13 december 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Onderwijs
Coördinatie Maatschappelijke Voorzieningen (13)
Agendapunt 6
Datum besluit Nvt.
Onderwerp
Afdoen moties 'Inzicht in leegstand’ en 'Kijk kritisch naar de prioriteiten voor vaststellen rangorde
aanvragen onderwijsvoorzieningen!
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief m.b.t. het afdoen van motie 520 ‘Inzicht
in leegstand’ (TA2022-001151) ingediend door de raadsleden Boomsma, Rooderkerk en
Gerhardt en motie 542 ‘Kijk kritisch naar de prioriteiten voor vaststellen rangorde aanvragen
onderwijsvoorzieningen’ (TA2022-001253) ingediend door de leden Boomsma, Gerhardt, Broersen
en Runderkamp
Wettelijke grondslag
Artikel 169 Gemeentewet
Art 79 en 80 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam
Bestuurlijke achtergrond
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, in het Integraal Huisvestingsplan Onderwijs, dat ook voor de commissie OZA van 13 december
is geagendeerd, wordt de motie 520 ‘Inzicht in leegstand’ (TA2022-001151) ingediend door
de raadsleden Boomsma, Rooderkerk en Gerhardt afgedaan. Tevens wordt in het Integraal
Huisvestingsplan Onderwijs de motie 542 ‘Kijk kritisch naar de prioriteiten voor vaststellen rangorde
Gegenereerd: vl.9 1
VN2023-025412 % Gemeente Raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA
ij msterdam
Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 13 december 2023
Ter kennisneming
aanvragen onderwijsvoorzieningen’ (TA2022-001253) ingediend door de leden Boomsma, Gerhardt,
Broersen en Runderkamp afgedaan.
Welke stukken treft v aan?
AD2023-089578 520.22 Motie Boomsma c.s. inzicht in leegstand.pdf (pdf)
542.22 Motie Von Gerhardt c.s. kijk kritisch naar de prioriteiten Prioriteiten
AD2023-089579
IHP.pdf (pdf)
AD2023-089581 Bijlage 1 - Overmaat.docx (msw12)
AD2023-089565 Commissie OZA Voordracht (pdf)
AD2023-089580 Raadsinformatiebrief afdoening moties.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
OJZD, afdeling MV, Jeannine Hendriks, 0620602483
Gegenereerd: vl.9 2
| Voordracht | 2 | train |
Ni X Gemeente De raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en D C
Afval en En ‘ "
Grondstoffen % Amsterdam Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van o1 september 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Afval en Reiniging
Agendapunt 1
Datum besluit 5 juli 2022
Onderwerp
Evaluatie dynamisch inzamelen (voorheen routeoptimalisatie)
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de brief mbt evaluatie dynamisch inzamelen (voorheen routeoptimalisatie).
Wettelijke grondslag
* Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Met de brief wordt u geinformeerd over de uitkomsten van de evaluatie die is uitgevoerd op de
implementatie van een systeem, bestaande uit een mix van hardware en software oplossingen, voor
het (dynamisch) kunnen optimaliseren van inzamelroutes van de afvalinzameling en het kunnen
ondersteunen van een dynamische inzameling.
De informatie over deze evaluatie is u toegezegd tijdens de commissie WB van 27 oktober 2021.
Reden bespreking
nvt
Uitkomsten extern advies
nvt
Geheimhouding
nvt
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
ja
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.12 1
VN2022-024241 % Gemeente De raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Afval en % Amsterdam Reiniai Voedsel Di lii
Grondstoffen % einiging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van o1 september 2022
Ter kennisneming
AD2022-073168 20220706 Raadsbrief evaluatie dynamisch inzamelen.pdf (pdf)
AD2022-073165 Commissie DC Voordracht (pdf)
AD2022-073169 Evaluatie systeem mens en organisatie va.1.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Afval en Grondstoffen, Stef le Fevre, s.le.fevre®&amsterdam.nl, 0653439603
Gegenereerd: vl.12 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 1074
Datum indiening 23 augustus 2017
Datum akkoord 25 september 2017
Publicatiedatum 26 september 2017
Onderwerp
Beantwoording aanvullende schriftelijke vragen van de leden Ernsting en Nuijens
inzake aanbieding van toeristische helikoptervluchten door Uber.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
Op 23 augustus 2017 was in het Parool te lezen dat je dit weekend met een
helikopter van Uber een vlucht boven Amsterdam kunt maken of een vlucht naar
Mysteryland:
“Voor honderd euro maak je met twee personen een vlucht in de Uberchopper
boven Amsterdam. De actie geldt alleen dit weekend en de helikopter is zaterdag
26 en zondag 27 augustus tussen 11.00 en 16.30 uur te bestellen in de Uber-app.
De helikopters zijn daarnaast ook te gebruiken als taxi naar festival Mysteryland.
Voor 200 euro vlieg je met z'n tweeën in een kwartiertje vanaf Amsterdam
naar het voormalige Floriadeterrein in Haarlemmermeer”.
De fractie van GroenLinks vindt dit een zorgelijke ontwikkeling. Dit is
vercommercialisering van het luchtruim, helikopters zijn slecht voor de toch al slechte
luchtkwaliteit in Amsterdam en zorgen voor geluidsoverlast.
Op mondelinge vragen van het lid Boutkan, namens de fractie van de PvdA, over
eerder aangeboden toeristische helikopervluchten in mei 2017 zei wethouder
Ollongren:
“Op dit moment, ook gegeven de omvang van het aantal vluchten et cetera is dat
nog niet zo, maar ik zou de heer Boutkan wel willen zeggen dat in het onderzoek
dat het college doet naar toeristische activiteiten, naar de mogelijkheden voor het
vergunnen of op andere wijze restricties opleggen aan toeristische activiteiten, dat
onderzoek waarover we het al vaker hebben gehad, dan ben ik wel bereid ook dit
nieuwe aanbod daarin mee te nemen”.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Ernsting en Nuijens, beiden namens
de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende aanvullende schriftelijke vragen —
op de schriftelijke vragen van het lid Boutkan (zie voor de beantwoording
gemeenteblad afd. 1, nr. 1073) — aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 26 september 201 7 Schriftelijke vragen, woensdag 23 augustus 2017
1. Is het college op de hoogte van het feit dat er nog een aanbieder bij is gekomen
voor toeristische vluchten in een helikopter boven Amsterdam?
Antwoord:
Ja.
2. Heeft het college toestemming gegeven aan Uber voor deze vluchten?
Antwoord:
Nee, en dat is ook niet aan de gemeente. Het luchtruim boven Amsterdam is
openbare ruimte: het is in principe vrij toegankelijk. Dat is een internationale
afspraak uit het verdrag van Chicago waar Nederland 70 jaar geleden partij in is
geworden. Er zijn geen beperkingen aan de duur waarmee men mag vliegen, mits
men zich houdt aan de aanwijzingen van de luchtverkeersleiding die de
begeleiding van het vliegverkeer boven Nederland, en dus ook van
helikopterverkeer boven Amsterdam, verzorgt. Omdat het luchtruim boven
Amsterdam in de Control Zone van Schiphol ligt, speelt het vliegverkeer op de
nationale luchthaven natuurlijk een rol bij de uitvoering van het overige
vliegverkeer maar zolang de helikopter zich meldt bij- en de aanwijzingen van de
luchtverkeersleiding opvolgt mag het, zoals gezegd, vliegen waar het wil. De
helikopter hoeft derhalve ook geen toestemming te vragen aan de gemeente om
te stijgen of te landen. Zolang men landt of stijgt vanaf een locatie die daar
permanent — of vanwege een ontheffing van de provincie — tijdelijk en vergunning
voor heeft is men vrij om te vliegen waar men wil.
3. Iser contact geweest met de organisatie van Mysteryland over het landen van
de helikopter op het festival?
Antwoord:
Nee, het festival Mysteryland werd gehouden in de gemeente Haarlemmermeer
en de organisatie voert overleg met de bevoegde instantie, in dit geval de
gemeente Haarlemmermeer.
4. Heeft het college naar aanleiding van de mondelinge vragen van het lid Boutkan
al onderzoek gedaan naar de mogelijkheid deze soorten vluchten te vergunnen of
op andere manier restricties op te leggen? Zo nee, wanneer verwacht het college
dat te gaan doen?
Antwoord:
Het college heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheid deze soorten vluchten
te vergunnen of op andere manier restricties op te leggen. Gezien het gestelde
onder 1. heeft het college geen bevoegdheden een vergunning te verlenen voor
vluchten of om aanvullende restricties op te leggen aan bedrijven die
commerciële rondvluchten boven Amsterdam aanbieden.
5. Watis de uitstoot van een helikopter aan CO2, NO2 en fijnstof en hoe verhoudt
zich dit tot andere vervoermiddelen?
Antwoord:
Gezien de genoemde minimum vlieghoogte (zeker boven de 300 meter) zal er
sprake zijn van verwaaiing en verdunning van de uitgestoten verontreinigingen.
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
weing tora Gemeenteblad
ummer - =.
Datum 26 september 201 7 Schriftelijke vragen, woensdag 23 augustus 2017
Deze zullen op maaiveldhoogte niet terug te vinden zijn. Het gaat bovendien om
een (zeer) beperkt aantal vluchten in verhouding tot het gemotoriseerd
wegverkeer, waarvan de uitstoot wèl op maaiveldniveau plaatsvindt. De precieze
uitstoot van de gebruikte helikopters voor het gezondheidseffect van de
Amsterdammer is irrelevant omdat dit effect op maaiveldniveau te verwaarlozen
is.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
RAADSADRES
Onderwerp: de notitie “VAN ONGEDULD NAAR ACTIE: voorstellen voor versnellen”,
5 juli 2006, van Lodewijk Asscher en Maarten van Poelgeest.
Laten wij voorop stellen dat we het toejuichen dat de twee voormannen van onze nieuwe
linkse amsterdamse coalitie ongeduldig zijn en snel tot actie willen komen. Sterke
samenwerkingsimpulsen tussen stad en stadsdelen zijn daarvoor onontbeerlijk
Toch hebben ook wij (naast bijv. Ineke Ketelaar, dagelijks bestuurder Slotervaart, in het
Parool van 14/9 “Slotervaart is niet blij” en Egbert de Vries en Lieke Thesing, resp. voorzitter
en dagelijks bestuurder van het stadsdeel OudZuid tn hun notitie “De spa een slag dieper de
grond in”) bezwaren tegen het voorgestelde
Onze bezwaren zijn de volgende:
In de betreffende notitie van A.en vP. komt pas na 5 pagina’s, over onderwerpen waar
iedereen het over eens zou kunnen worden, de aap uit de mouw:
À. en vP. stellen voor besluitvormende bevoegdheid toe te kennen aan het voorzitters-overleg
en aan de portefeuillehouders-overleggen (ten koste van de stadsdeelraden!) met betrekking
tot vooralsnog een zestal terreinen (“hoofdprocessen” in hun jargon) bij meerderheid van
stemmen met een veto-recht voor de centrale stad.
Als het bevalt zijn er straks vast wel meer relevante “hoofdprocessen” te vinden.
Hilarisch is de laatste zin: “De democratische legitimering voor het verplicht meedoen van
stadsdelen met het meerderheidsbesluit dient geborgd te worden door deze
besluitvormingsmethode van te voren in alle deelraden te laten goedkeuren” (sic!)
Wellicht gaat de vergelijking met historische parallellen enigszins mank, want wij kunnen ons
niet voorstellen dat stadsdeelraden hun besluitvormende bevoegdheden vrijwillig weg zullen
geven. Wat is het bestaansrecht van de stadsdeelraden dan nog?
De betreffende —vooralsnog zes- onderwerpen gaan allemaal over inzet van middelen
(capaciteit en geld). Juist de afweging hoeveel middelen waar worden ingezet
(dienstverlening, openbare ruimte, sociale cohesie, etc.) is bij uitstek een politieke, die per
stadsdeel door de stadsdeelraad (het enige orgaan dat direct is gekozen en in openbaarheid
vergadert) behoort te worden gemaakt. Het budgetrecht is immers het belangrijkste
democratische instrument van raden
Ook de volgorde van handelen bevreemdt ons. In het najaar wordt er —in normaal overleg- een
nieuw “Bestuursakkoord” gesloten tussen stad en stadsdelen, conform de vorige
bestuursperiode. Waarom daaraan voorafgaand dit voorstel voor een andere
besluitvormingsprocedure? Zou het niet logischer zijn de betreffende onderwerpen via het
Bestuursakkoord te regelen?
Ook de vorige bestuurperiode (2002 — 2006) was er een Bestuursakkoord waar alle stadsdelen
zich aan hebben gecommitteerd. Dat lijkt er niet moeilijker op geworden met de huidige PvdA
(en in mindere mate GroenLinks)-dominantie in stad en stadsdelen. Of is het vorige
Bestuursakkoord mislukt? Kennelijk hebben we de evaluatie daarvan gemist, maar waarom
dan opnieuw een Bestuurakkoord?
Stel het lukt niet. Dan ontgaat het ons waarom er geen gebruik gemaakt wordt van de
instrumenten die de bestaande “Verordening op de stadsdelen” biedt.
Zowel A. en vP. als Ineke Ketelaar en Duco Adema (“Als stadsdelen niet blij zijn, is dat
jammer”, Parool van 11/9) hebben kennelijk moeite met een wezenskenmerk van ons
bestuurlijk stelsel: de spanning tussen hierarchie en autonomie.
De centrale stad kan binnen het huidige stelsel op al op veel manieren haar wil opleggen.
Een voorbeeld:
Laten we aannemen dat schooluitval een van de onderwerpen zou zijn die A.en vP. via de nu
voorgestelde besluitvormingsprocedure zouden willen regelen. Binnen het stelsel kan de
centrale stad de betreffende bevoegdheden terugnemen, er een doeluitkering van maken,
gebruik maken van haar “aanwijzings”-bevoegdheid, een onderwerp als “grootstedelijk”
benoemen, etc, etc. Van deze mogelijkheden is de afgelopen jaren ook enige malen gebruik
gemaakt. Uiteraard moet hierbij zorgvuldig worden gehandeld en goed worden
geargumenteerd. Temeer stadsdelen de mogelijkheid hebben tot beroep bij de “Commissie
Binnengemeentelijke Decentralisatie”.
Kon bij de invoering van het stelsel nauwelijks gesproken worden van een extra bestuurlijke
laag (vanwege de overdracht van bevoegdheden), bij de voorstellen van A.en vP. worden er
binnen het stelsel zelf extra lagen gecreëerd: de portefeuillehouders-overleggen en het
voorzitters-overleg. Volgens Duco Adema worden uit die overleggen ook weer
gemandateerde bestuursteams geformeerd die over een aantal onderwerpen besluiten mogen
nemen. Op de constatering van Parool-journalist Ton Damen dat de gemeenteraad en de
stadsdeelraden langs de kant staan, reageert Duco Adema als volgt: “Nee want die moeten
eerst instemmen. Maar als dat is gebeurd kan het team besturen. Een aantal onderwerpen
hoeft niet meer langs de raden”.
Bovendien komt er nieuwe ambtelijke laag programma-managers: Duco Adema: “Ambtelijke
diensten die samenwerken … … …… . moeten zelf beslissingen kunnen nemen. Daar voorziet
het voorstel voor een stadsmanagementteam ín” (ambtenarenbestuur?).
Krijgt Mark van der Horst zo alsnog gelijk met zijn duiding “bestuurlijke spaghetti”?
Tenslotte vinden wij het opmerkelijk dat het rapport over het bestuurlijk stelsel (oktober
2005), dat door stad en stadsdelen samen is gemaakt, in het geheel niet over dit voorstel rept.
M.a.w.: uit wiens hoed wordt dit konijn nu eigenlijk getoverd?
Kortom:
Er dreigt gevaar voor ons bestuurlijk stelsel door overbodige en stelselvreemde ingrepen die
de democratische legitimatie van het stelsel in het hart raken.
Wij vragen uw raad daarom de voorstellen van Lodewijk Asscher en Maarten van Poelgeest
om deze redenen af te wijzen en uw bevoegdheden niet weg te geven, maar er juist gebruik
van te maken op de wijze zoals deze zijn verankerd in de Verordening op de stadsdelen.
Aan de slag, maar dan wel volgens de gedachtengang van de notitie van Hans Moor en Tieme
Mulder van maart jl.: “Het bestuurlijk stelsel verdient een stelselmatige discussie” en die van
Egbert de Vries en Lieke Thesing van september jl: De spa een slag dieper de grond in”.
Joke Koningh, PvdA, voorzitter stadsdeel Oost en Oost/Watergraafsmeer van 1990 tot 2002,
daarvoor lid van de gemeenteraad
Peter Sertons, GroenLinks, vice-voorzitter stadsdeel Watergraafsmeer en
Oost/Watergraafsmeer 1996 tot 2006
| Raadsadres | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 686
Publicatiedatum 30 augustus 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.F.W. van Lammeren
van 14 augustus 2013 inzake de afsluiting van het openbare fietspad bij de RAI.
Amsterdam, 30 augustus 2013
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller:
Het openbare fietspad bij de RAI wordt voor de periode van 3 tot 22 september 2013
tijdelijk afgesloten voor fietsers. Gezien de onrust die bestaat rond de inrichting van
de gehele route door het Beatrixpark, inclusief de aansluiting bij de Beethovenstraat
vindt de Partij voor de Dieren het belangrijk om de volgende vragen erover te stellen.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 14 augustus 2013, namens de fractie
van de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde
voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1. Watis de reden van afsluiting?
Antwoord:
In verband met diverse evenementen (ESC Congress, HISWA, IBC) en de daarbij
behorende op- en afbouw zijn er in deze periode vele verkeers- en voetgangers-
bewegingen in een beperkte ruimte waardoor een veilige fietsverbinding niet
gegarandeerd kan worden.
2. Wanneer is het besluit voor deze afsluiting genomen?
Antwoord:
Op 14 augustus 2013 heeft Amsterdam RAI een aanvraag voor een Tijdelijke
Verkeers Maatregel ingediend bij het stadsdeel Zuid. Het stadsdeel Zuid heeft op
21 augustus 2013 een besluit genomen om de fietsverbinding van 10 tot en met
19 september 2013 af te sluiten en op 29 augustus 2013 is een aangepast besluit
genomen waarin de ingangsdatum i.v.m. de veiligheid vervroegd is van 10 naar
4 september 2013.
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 30 augustus 2013 Schriftelijke vragen, woensdag 14 augustus 2013
3. Is dit fietspad onderdeel van Hoofdnet Fiets? Zo ja, is dit besluit genomen door
stadsdeel of de centrale stad?
Antwoord:
Het Hoofdnet Fiets is vastgesteld in het beleidskader hoofnetten uit 2005.
De centrale stad stelt het areaal van het Hoofdnet Fiets vast, samen met
de kwaliteitseisen. Dit stuk fietspad is benoemd als een “ontbrekende schakel
Hoofdnet Fiets”.
Los hiervan is deze aanvraag geen structurele wijziging van Hoofdnet Fiets,
dat betekent dat het stadsdeel in deze bevoegd gezag is.
4. In het geval dat het besluit is genomen door het stadsdeel; is er afstemming
geweest met de centrale stad? Zo ja, wat was er uit deze afstemming gekomen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er heeft ambtelijke afstemming plaatsgevonden met de secretaris van de
stedelijke Werkgroep Werk in Uitvoering. De secretaris heeft aangegeven dat het
hier om een bevoegdheid van het stadsdeel gaat. Tevens is afgestemd met DIVV.
5. Wanneer heeft het besluit tot afsluiting doorgang gekregen?
Antwoord:
Het stadsdeel Zuid heeft op 21 augustus en op 29 augustus jl. een besluit
genomen. In het besluit van 29 augustus jl. is opgenomen dat het stadsdeel Zuid
akkoord is met afsluiting van de betreffende fietsverbinding de periode van 4 tot
en met 19 september 2013.
6. Is dit besluit nog gepubliceerd? Zo ja waar en wanneer?
Antwoord:
Het besluit van 21 augustus is op 23 augustus gepubliceerd en het besluit van
29 augustus wordt op 30 augustus 2013 gepubliceerd op de website van
stadsdeel Zuid bij de Publicaties.
7. Was er een mogelijkheid om een zienswijze/bezwaar in te dienen?
Antwoord:
Na publicatie is er mogelijkheid om bezwaar in te dienen.
8. Heeft iemand een zienswijze/bezwaar gemaakt? Zo ja, wat is ermee gedaan?
Antwoord:
Het besluit moet nog worden gepubliceerd. Bezwaren worden volgens
de reguliere procedure behandeld.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
G emeente Bezoekadres
Plein'40'45 1
Amsterdam z064 SW Amsterdam
Nieuw-West Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
2x Nieuwwest.amsterdam.nl
Vergadering Bestuurscommissie
Datum 6 oktober 2016
Decos nummer 2016/INT/o1202
Onderwerp Locatieprofielen evenementen Nieuw-West
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West
Gezien de voordracht van het dagelijks bestuur van 20 september 2016,
Besluit
1. Delocatieprofielen voor de evenementenlocaties Nieuw-West vast te stellen;
2. Na vaststelling akkoord te gaan met verzending van deze profielen en begeleidende brief
aan het College van B&W, voor 15 oktober 2016;
de heer H.J.M. Wink de heer A. Baâdoud
stadsdeelsecretaris voorzitter
| Besluit | 1 | train |
Evaluation Only. Created with Aspose.Pdf. Copyright 2002-2014 Aspose Pty Ltd.
x Gemeente Amsterdam W B
% Raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn
% Agenda, woensdag 18 oktober 2017
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn
Tijd 09.00 uur tot 12.30 uur en zo nodig vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie De Boekmanzaal, Stadhuis
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie WB d.d.
20 september 201 7
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieWB @raadsgriffie.amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
Termijnagenda niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag voorafgaande aan de
vergadering per mail een bijgewerkt exemplaar
6 _TKN-lijst
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Evaluation Only. Created with Aspose.Pdf. Copyright 2002-2014 Aspose Pty Ltd.
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn W B
Agenda, woensdag 18 oktober 2017
7 _ Opening inhoudelijk gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Dierenwelzijn
11 Gemeentelijke kippenopvang Nr. BD2017-012203
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Bakker (PvdD)
e Was Tkn 8 in de raadscommissie WB, d.d. 12 juli 2017
12 Collegebesluit conceptpachtovereenkomst met de Amsterdamse
Hengelsportvereniging over de viswateren van de Gemeente Amsterdam Nr.
BD2017-011988
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Bakker (PvdD)
e Was Tkn 1 in de raadscommissie WB, d.d. 20 september 2017
Bouwen en Wonen
13 Oplegger aanvullend op het RAP (Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020
Stadsregio Amsterdam) Nr. BD2017-011989
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van het lid Hammelburg (D66)
e Was Tkn 4 in de raadscommissie WB, d.d. 20 september 2017
14 Beantwoording van motie 1238 van raadslid Boomsma inzake Begroting 2017
(huismeesters bij ouderenwoningen) Nr. BD2017-011990
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _Deleden van de Raadscommissie WE zijn hierbij uitgenodigd
e _ Uitgesteld in de raadscommissie WB, d.d. 20 september 2017
2
Evaluation Only. Created with Aspose.Pdf. Copyright 2002-2014 Aspose Pty Ltd.
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Bouwen, Wonen, Wijkaanpak en Dierenwelzijn W B
Agenda, woensdag 18 oktober 2017
15 Afhandeling moties 610, 611 en 612 d.d. 7 juni 2017 inzake het Actieplan meer
middeldure huur Nr. BD2017-012195
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
16 Afhandeling moties Woonagenda 2025 Nr. BD2017-012128
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
17 Voortgangsrapportage 2e kwartaal 2017 Woningkwaliteit Nr. BD2017-008636
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
18 Motie 1771 (Nuijens (GL) en cs), inzake het wijzigen van de
Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (het niet arbitrair limiteren van het
aantal urgenties dat per jaar verstrekt kan worden aan vluchtelingen met een
verblijfsstatus). Nr. BD2017-009861
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
19 Rapportage toeristische verhuur jan. tot en met juni 2017 en brief overeenkomst
Airbnb Nr. BD201 7-012098
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
20 Afdoening Motie 52 van lid Moorman (PvdA) inzake de overeenkomst van de
gemeente met Airbnb (blijven monitoren) Nr. BD2017-012109
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
3
| Agenda | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 229
Publicatiedatum 16 maart 2016
Ingekomen onder AG
Ingekomen op 9 maart 2016
Behandeld op 9 maart 2016
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van het lid Poorter inzake de voortgang van de huisvesting erkende
vluchtelingen (statushouders).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voortgang van de huisvesting erkende vluchtelingen
(statushouders) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 187).
Overwegende dat:
— de achterstanden in de te realiseren wooneenheden voor statushouders sinds
2014 zijn oplopen;
— volgens de laatst beschikbare WiA (2013) 226.400 huishoudens een inkomen
hebben onder de € 38.000 (prijspeil 2013) en daarmee recht op een sociale
huurwoning;
— het college rekent met het minimumaantal van 187.000 gereguleerde
huurwoningen en met de corporaties afspraken heeft gemaakt om te komen tot
een minimum corporatievoorraad van 162.000 sociale huurwoningen;
— met de corporaties is afgesproken dat 30% van deze reguliere sociale
huurwoningen beschikbaar is voor kwetsbare groepen;
— door de toename van het aantal statushouders het reeds ontoereikende aantal
van 162.000 corporatiewoningen herzien zou moeten worden zodat er minder
sociale huurwoningen verkocht mogen worden.
Draagt het college van burgemeester en wethouders op:
— te onderzoeken wat de effecten zijn van de toename van het aantal statushouders
voor het aantal huishoudens in Amsterdam dat aanspraak kan maken op een
sociale huurwoning;
— bij de Voorjaarsnota 2016 te rapporteren over de noodzaak voor een herziening
van de ondergrenswaarden van 187.000 gereguleerde woningen en 162.000
sociale corporatiewoningen;
— met de corporaties in overleg te treden om versneld te zoeken naar oplossingen
voor het tekort aan sociale huurwoningen voor statushouders.
Het lid van de gemeenteraad
M.F. Poorter
1
2
| Motie | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1454
Datum indiening 28 juli 2019
Datum akkoord 16 september 2019
Publicatiedatum 17 september 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake een kraak van We Are
Here in de Indische Buurt.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Op AT5 verscheen het bericht dat een groep krakers van We Are Here hun intrek
hebben genomen in een pand op de Palembangstraat in de Indische Buurt.’
De krakers geven volgens de berichtgeving aan dat opvanglocaties vol zijn en dat
de wachtlijsten te lang zijn.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Kan het college de kraak van bovengenoemd pand bevestigen?
Antwoord:
Ja.
2. Watis er bekend over de personen die deze panden hebben gekraakt? Maken zij
inderdaad onderdeel uit van de We Are Here-groep?
Antwoord:
Het gaat om individuen die deel uit maken van de We Are Here subgroepen.
3. Worden deze personen verdacht van huisvredebreuk of inbraak?
Antwoord:
Het openbaar ministerie bepaalt of en zo ja waarvan deze personen worden
verdacht. Er is aangifte gedaan van huisvredebreuk.
4. Iser door de eigenaar van de panden aangifte gedaan? Op welke termijn zullen
de panden worden ontruimd?
Antwoord:
Ja, er is op 28 juli 2019 aangifte gedaan van deze kraak. Wanneer er ontruimd
1 https://www.at5.nl/artikelen/195784/we-are-here-kraakt-pand-in-indische-buurt
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
weing Lisa Gemeenteblad
Datum 17 september 2019 Schriftelijke vragen, zondag 28 juli 2019
wordt, is nog niet bekend. Het openbaar ministerie heeft de krakers
aangeschreven dat zij voornemens is het pand te ontruimen. De krakers hebben
tegen dit voornemen een kort geding aangespannen. Dat zal 10 september plaats
vinden.
5. Welke bestemming hebben deze panden?
Antwoord:
De eerste bouwlaag van het pand is bestemd voor onder andere bedrijven,
detailhandel en dienstverlening. De andere bouwlagen hebben een
woonbestemming.
6. Is er door politie of het college contact geweest met omwonenden/werkenden
van het pand om hen te helpen bij voorkomende overlast van de krakers”?
Antwoord:
De politie in de wijk staat altijd in contact met de buurt en houdt een vinger aan de
pols, ook in geval er een pand gekraakt wordt. In het geval er sprake is van
overlast kan men zich wenden tot de politie en/ of de gemeente.
7. Zijn er meldingen bekend van overlast door de groep krakers”?
Antwoord:
Nee, er zijn geen overlastmeldingen bekend bij gemeente en politie.
8. Iser recent nog sprake geweest van een gesprek met (vertegenwoordigers van)
We Are Here over de 24-uursopvang? Zo ja, wat is hieruit voortgekomen?
Antwoord:
Er is geen specifiek regulier overleg met de WAH groep als zodanig, individuen
uit de WAH groep komen wel op informatiebijeenkomsten.
9. Watis de reactie van het college op het bericht van de krakers dat de
opvanglocaties vol zijn en de wachtlijsten te lang?
Antwoord:
Het klopt dat de opvanglocaties vol zijn en de wachtlijsten lang. Zoals ook
beschreven in onder andere onze brief van 11 juli jl. heeft het college er voor
gekozen om maximaal 500 mensen op te vangen en te begeleiden naar een
duurzame oplossing (legaal verblijf, terugkeer of doormigratie).
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | test |
> < Gemeente _ A
Ie : TE Ee ee en ie A ze WE n ll wer Ie N k
LEE ee eet GEENEN NN On N
Amste rdam Es ee es
Le ERS oe man ] sti " en Er: Ei K n
ED Ig
EN _ | RAL ne En IN)
LJ A el Ï Bid | \
D | lk Veld PE LJ
| } ME AN
me ge En ae Sn RS:
be NG EK MD
d el IN | dl Ei N ne 5. N De _
4 vr Á PD ij NN kh in REN DSO
GOET MT SNE One
AST la N wr IN
4E; PII % N= NEN Oms
LS Ds SA ie nw | g, N DN N En N
vp DER Kk 2 Ee SN ad
© $ ON py di ] ge DS e U
6 3 SA pe Pe EEE ha) ee NG
hSST PPZ Tr RES |
gn ELP SA Pr nn ; eN
SAP / ST ee en ee
® Db $ rd | E CN Oor K 2 S
© De IS hb N di Et Si N
AOP SS VA ld B
& AES Si & f De, PAS S S ° ) penn Ï
} OS AI 5 EENS dl SD , RA )
AAS NN é ef
4 9 Hi Kk 4 S ie, N , ee Cels
KO 2 NS PS k mn ge Nd X ‘ Gark a
hl EEND Ld Kn he
Pe En
or JT ET ne À 5 eng Le (en
Pm Sm | Ps
Gar EL rid EE En me
Af he | , neen
ne | : | ee
ns ú RK 0 8 ee es er ee. / À a ke A NS: f ù — gn
ne cad EN Bea ment
s ZOT REM De er men en ee
DE ef enen Kh Tr
em Od me ha ‘
der EE
ne an: en |
Ì end Eh jen a DS 7 rj af Nn nn en Ee an nn
ret Cn Dn ( ir eee
me ne ed Ee en ne
ee er ln Ti fë
LE mn
RE PON kde REL Mt ae. EE k |De a RR
ai Se PM DN NeR
keel If DEAD ffe ei HE jen in
| ME fl TA le fl mene DN te, dt, Kore B) en = dl
| gf ” dh gee Ee NINA ie, 6 E EN SAT
« JN er COL ER ed La
8 en LZIN Ae EE U ZN ige ED geen EN pn
es Ll hikten Ace ae zeen een
| Ee j Í herin a
De Á FE B ; or en ee
nnn men En
Dynamiek AN
y en verhuiswensen
in Amsterd
GEENEN 1 AAT | en
- \ | S of St on , El Pt) » Ei BE ( fr ge k PRG
NP" | ONNA - B
\ : De gen ee ng
Inhoud
Hoofdpunten 5
Inleiding 8
Oorzaken van verhuisgeneigdheid 9
Krapte of ruimte op de woningmarkt 9
Levensfase, wooncarrière, woonambitie 10
Tevredenheid met woning en woonomgeving 10
Ruimtelijke verschillen 12
Verhuismotieven 14
Verhuiswensen 17
Koop of huur, woninggrootte, woonlocatie 17
Amsterdam of elders 19
Recente bewoning 22
Dynamiek in de dynamische leeftijdsgroepen 25
Colofon
Gemeente Amsterdam, Wonen
Postbus 1900, 1000 BX Amsterdam
februari 2020
www.amsterdam.nl/wonen
www.amsterdam.nl/wia
Auteur: Kees Dignum ([email protected])
Foto omslag: Edwin van Eis (Gemeente Amsterdam)
Vormgeving: Dirk van der Burgh
Hoofdpunten
m Werkelijke verhuisdynamiek en verhuiswensen bewegen over een lange periode
gezien tegen elkaar in (lage dynamiek veroorzaakt extra verhuiswensen en hoge
dynamiek lost verhuiswensen op), maar in 2019 is de dynamiek hoog terwijl ook
de verhuisgeneigdheid piekt. Het heeft te maken met de huidige sterke rol van de
particuliere huursector.
m Kwaliteit van de woning en de woonomgeving zijn van groot belang bij verhuis-
wensen.
m Maar levensfase (leeftijd) bepaalt het sterkst de wens om te willen verhuizen en dat
belang is nog toegenomen.
m Jonge huishoudens zijn namelijk sterk verhuisgeneigd en ouderen juist weinig.
m Bovendien is de toename van de verhuisgeneigdheid veel sterker bij jonge huis-
houdens dan bij ouderen.
m De verhuisgeneigdheid van leeftijdsgroepen in de dynamische fase van gezins-
vorming, arbeidsloopbaan, inkomensgroei (25-44 jaar) is sterk gestegen. In de
leeftijden 25-34 jaar wil 46% verhuizen, in de groep 35-44 jaar 37%. En 55% van alle
verhuisgeneigde Amsterdammers valt in deze leeftijdsgroep.
m Dit is ook de leeftijdsgroep die deze eeuw de sterkste inkomensgroei doormaakt en
daarmee de verhuiswens wil omzetten richting een koopwoning, met vaak meer dan
80 vierkante meter.
m De belangrijkste verhuismotieven hebben dan ook te maken met de behoefte aan
een grotere of een mooiere woning en de wens om een grotere buitenruimte te
verwerven.
m De wens om kleiner te gaan wonen komt amper voor en is in 2019 alleen bij
65-plussers groter dan de wens om groter te wonen (in 2017 lag het omslagpunt bij
75 jaar en ouder).
m 60 tot 80 vierkante meter is de vaakst genoemde woningmaat als men wil verhuizen.
Maar huishoudens met een hoger inkomen denken in grotere maten.
m Ook bij bewoners van koophuizen in Amsterdam blijft de wens om groter te wonen
sterk dominant.
m Als men meer dan 100 vierkante meter wenst of als men een tuin wil of een
eengezinswoning, denkt men vaker aan een woning buiten Amsterdam.
m Tachtig procent van de huishoudens met een verhuiswens wil in Amsterdam blijven
en bij hoge inkomens of andere geledingen is dat maar weinig lager.
m De wens om te huren is in Amsterdam langjarig groter dan de wens om te kopen,
maar in 2019 is de wens om te kopen duidelijk sterker.
m Het omslagpunt om te willen huren of kopen ligt ongeveer bij de toegankelijkheid
van de sociale huursector (€ 38.035 in 2019). Bij inkomens van 2x modaal of meer
geeft 86% de voorkeur aan kopen.
m Het inkomensniveau van huishoudens die willen huren blijft in de tijd ongeveer
stabiel terwijl het inkomen van huishoudens met een koopwens aanzienlijk is
gestegen en gemiddeld zelfs dubbel zo hoog ligt.
m Bij huishoudens die uit Amsterdam weg willen is de belangstelling voor dure
koop twee maal zo hoog als bij de potentiële blijvers. Voor middeldure koop is
die belangstelling anderhalf maal groter. De oriëntatie op sociale huur is voor
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 5
de potentiële stadsverlaters juist veel geringer (22%) dan bij huishoudens die in
Amsterdam willen blijven (40%). De belangstelling voor huren boven de € 1.000 is
zeer gering.
m Bij huishoudens die aangeven buiten Amsterdam te willen gaan wonen, wordt
Haarlem het vaakst genoemd, op enige afstand gevolgd door Utrecht, Amstelveen,
Zaanstad en Almere.
m De leeftijdsgroep 25-34 jaar geeft voor bijna de helft (46%) aan een woning van
meer dan 80 m? te zoeken maar bij recente bewoners onder deze categorie lukt dat
maar bij 22%
m De leeftijdsgroep 35-44 jaar geeft voor 66% aan een woning van meer dan 80 m? te
zoeken, bij recente bewoners onder deze categorie lukt dat bij 45%.
m Uit het feit dat de groep van 25-34 jaar het dominantst is bij recente bewoning en
het feit dat wens en werkelijkheid wat oppervlakte betreft ver uit elkaar liggen, is de
verwachting op te maken dat deze groep na de verhuizing weer snel op zoek gaat
naar een stapje verder.
m De migratie- en verhuisstatistiek laat eveneens zien dat de dynamische en
ruimte zoekende groep moeilijker zijn wensen kan vervullen binnen Amsterdam.
Huishoudens met jonge kinderen gaan al drie jaar op rij vaker buiten Amsterdam
wonen dan dat zij binnen Amsterdam een andere woning vinden.
m Het aandeel lage inkomens bij recente bewoners is de afgelopen jaren geslonken ten
gunste van middengroepen en hogere inkomens.
m Waar de particuliere huursector de laatste jaren sterk gegroeid was bij recente
bewoning, is daar in 2019 nog een verdere stijging te zien van het aandeel particu-
liere huurwoningen die recent betrokken zijn (47%; in 2009 nog 22%). De particuliere
huursector is voor de recente dynamiek in vergelijking tot het aandeel in de gehele
woningvoorraad (28%) een zeer belangrijke sector.
m Maar de verhuiswens is onder bewoners van de particuliere huursector veel groter
dan onder koophuisbewoners en huurders bij een corporatie. In de particuliere
huursector wil 43% verhuizen, in de corporatiesector 33% en in de koopsector 17%.
m Hoge woonlasten en daarmee samenhangend, de wens om over te stappen naar
koop speelt daarbij een belangrijke rol.
m Ook het uit elkaar groeien van het gemiddeld inkomen van verhuisgeneigden met
een huurvoorkeur (stabiel of licht stijgend in de tijd) en de huishoudens met een
koopvoorkeur (sterk stijgend) wijst erop dat de particuliere huursector met zijn
stijgende woonlasten alleen de rol kan vervullen als tussenstation.
m Een andere trend is het uit elkaar groeien van de voorkeur voor huren en kopen in
Amsterdam of daar buiten. Bij en huurvoorkeur blijft Amsterdam dominant, bij een
koopvoorkeur komt de wereld buiten Amsterdam na de crisis sterker in beeld.
m Meteen interpretatie van woonvoorkeuren en verhuisrealiteit zien we een toe-
nemend onderscheid ontstaan tussen Amsterdam en ommeland. Amsterdam is
toenemend de stad voor huishoudens met woonwensen voor een betaalbare huur,
een particuliere huursector als suboptimaal tussenstation en een koopsector die op
het gebied van vierkante meters niet iedereen kan bedienen. De inkomensstructuur
van Amsterdam verandert ten gunste van hogere inkomens, die als zij in de ruimte-
behoeftige levensfase verkeren (en dat valt vaak samen) behoefte hebben aan
koopwoningen met een woonmaat van minstens 80 vierkante meter.
m Omdat dat een schaars goed is in Amsterdam wijkt deze dynamische, ruimtebehoeftige
en kapitaalkrachtige groep in de jaren na de crisis in sterke mate uit naar de regio.
6 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Haarlem is de plaats die in deze woonvoorkeuren de grootste populariteit geniet,
gevolgd door Utrecht, Amstelveen, Zaanstad, Almere en Haarlemmermeer. In
werkelijkheid komen vertrekkers uit Amsterdam minder vaak in de historische steden
als Haarlem en Utrecht terecht en vaker in suburbane gemeenten zoals Amstelveen,
Almere, Haarlemmermeer.
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 7
Inleiding
Het afgelopen decennium kenmerkte zich door vijf jaren financiële en economische
crisis (2009-2013) en daarna vijf jaren herstel gevolgd door sterke economische groei.
Ook de woningmarkt is weer volop in beweging. Er wordt weer meer verhuisd en vooral
de migratie naar en vanuit Amsterdam vertoont een sterke stijging en zelfs recordcijfers.
In het onderzoek Wonen in Amsterdam kunnen respondenten aangeven of ze willen
verhuizen, wat daarvan de redenen zijn en waar en in wat voor woning ze vervolgens
zouden willen wonen. Verhuiswensen kunnen globaal in relatie gebracht worden
met werkelijke verhuizingen. Krapte of ruimte op de woningmarkt blijkt van invloed.
Maar vooral de aspecten van de levensfase en de verworven woonkwaliteit blijken
verhuisgeneigdheid te beïnvloeden. Dat komt in de eerste paragraaf aan de orde.
Er wordt extra aandacht besteed aan de toegenomen verhuisgeneigdheid van de
25-A4-jarigen, de ‘dynamische leeftijdsgroep’.
De tweede paragraaf gaat over de verhuismotieven. Welke aspecten van het wonen en
huishouden spelen de hoofdrol als men wil verhuizen? De dynamische leeftijdsgroep is
vooral op zoek naar kwaliteitsverbetering.
Het type woning, de maatvoering van de woning, koop of huur en de woonlocatie; deze
aspecten van de woonwensen komen in de derde paragraaf aan de orde.
De vierde paragraaf ‘recente bewoning’ gaat over huishoudens die in de voorgaande
twee jaar op een nieuw adres in Amsterdam terecht gekomen zijn. De particuliere
huursector blijkt een belangrijk rol te spelen in de Amsterdamse woningmarktdynamiek,
maar het is tevens een sector waarin de huishoudens een bovengemiddelde wens
hebben om (weer) te verhuizen.
In de laatste paragraaf komen de recente trends in de demografie van Amsterdam aan
de orde. Amsterdam kent zowel een historisch hoog binnenlands vertrekoverschot als
een buitenlands vestigingssaldo.
8 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Oorzaken van verhuisgeneigdheid
Krapte of ruimte op de woningmarkt
Over een langere tijd gekeken blijkt dat continu een kwart van de Amsterdamse
huishoudens verhuisplannen heeft. Ondanks dat meer dan honderdduizend
Amsterdammers per jaar een nieuwe woonsituatie bereiken door verhuizing, ligt
het percentage dat uitspreekt te willen verhuizen altijd ruim boven de 20%. Als een
verhuizing er bij het ene huishouden toe leidt dat de verhuiswens is ingelost, is er wel
weer een ander huishouden voor wie de woonsituatie niet meer optimaal is. Zoals er
voortdurend doorstroming is op de stedelijke woningmarkt, zo wordt ook de stedelijke
verhuisbehoefte aan de ene kant afgeroomd en aan de andere kant weer aangevuld.
De fluctuerende mogelijkheden op de woningmarkt spelen wel een rol bij de
gemiddelde verhuisbehoefte. Figuur 1 laat de relatie zien tussen verhuisgeneigdheid
en het werkelijke aantal verhuizingen (mutatiegraad) uit de jaarlijkse statistiek. De
verhuisgeneigdheid is relatief hoog als er weinig verhuisd wordt en neemt af als de
woningmarkt bewegelijker is. We zien dat verhuisgeneigdheid en het werkelijke aantal
verhuizingen tegen elkaar in bewegen. Maar in 2019 doet zich een trendbreuk voor.
Figuur 1: Relatie verhuisgeneigdheid en mutatiegraad, 1997-2019 (procenten)
%
32
» In /
2 AN eÂ
24 NN
2 NT
20
18 nennen
" EE
14
12
10
1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2019
=> mutatiegraad == verhuisgeneigdheid
Toelichting: Mutatiegraad is de optelsom van het aantal verhuizende personen binnen de gemeente en het aantal personen
dat jaarlijks vertrekt en zich vestigt, als percentage van de totale bevolking. Bij genoemde jaartallen is de mutatiegraad van het
voorgaande jaar gekozen. Bron: OIS, Amsterdam, bewerking, Wonen. Bron verhuisgeneigdheid: Wonen in Amsterdam.
De verhuisdynamiek is tijdens de recente crisis nooit zo laag geworden als tijdens de
vorige crisis van rond de eeuwwisseling, en bereikt in 2017 en 2019 zelfs waarden boven
de 18%. Met deze hoge dynamiek leek de verhuisgeneigdheid, die in 2009 tot lage
percentages was teruggelopen en daarna geleidelijk steeg, te gaan stabiliseren. Maar in
2019 treedt een sterke stijging op van de verhuisgeneigdheid. Het normale patroon van
tegen elkaar in bewegen van beide trends moet als volgt geïnterpreteerd worden. Bij
een dynamische woningmarkt realiseren meer huishoudens hun verhuiswens en neemt
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 9
de gemiddelde verhuiswens af, bij een stroperige woningmarkt stapelen onvervulde
verhuiswensen zich op en neemt de gemiddelde verhuiswens toe. In 2019 is iets
bijzonders aan de hand. De hoge verhuisgeneigdheid lijkt te maken te hebben met de
sterke gegroeide rol van de particuliere huursector op de huidige woningmarkt.
Levensfase, wooncarrière, woonambitie
Met een regressieanalyse is een rangorde gemaakt van de belangrijkste verklarende
factoren voor verhuisgeneigdheid. Het blijkt dat leeftijd de sterkste invloed heeft. Hoe
hoger de leeftijd, des te geringer de verhuiswens. Leeftijd staat echter niet simpel voor
het getal dat uitdrukt hoe oud men is, maar nog veel belangrijker voor de wooncarrière
die men al heeft doorlopen of nog voor de boeg heeft. Jonge mensen hebben nog
veel te bereiken omdat ze nog aan het begin staan van de relatie- en gezinsloopbaan,
de onderwijs-, arbeids- en inkomensloopbaan, en omdat woonambities meegroeien
met ruimtebehoefte, koopkracht en ontwikkelende smaakvoorkeur. Oudere mensen
hebben al veel van hun veranderende woonambities kunnen verwezenlijken door een
paar verhuizingen of door hun huis en woonsituatie geleidelijk aan te passen. Zo is
bijvoorbeeld hun huishouden al een paar keer groter geworden met een partner erbij
en later kinderen, is het inkomen van het huishouden veranderd van een studenten-
inkomen naar een riant tweeverdienersschap en is de kleine starterswoning al weer jaren
geleden verruild voor een ruim gezinsappartement. Al dat soort levensfase-gerelateerde
veranderingen wordt meegenomen door de simpele variabele leeftijd.
Tevredenheid met woning en woonomgeving
Maar los van hoever men al gevorderd is in leeftijd, levensloop en verwezenlijking van
woonambities, er blijven steeds wensen over met betrekking tot de kwaliteit van het
wonen die daar min of meer los van staan. Daarom is de tweede, bijna even belangrijke
variabele voor de bepaling van verhuisgeneigdheid, de tevredenheid over de woning.
Hoe tevredener, des te minder men geneigd is te gaan verhuizen. Hoe ontevredener,
des te groter de kans dat men wil verhuizen.
Kwaliteit van de woning die men bewoont en de kwaliteit van de woonomgeving
vertalen zich naar rapportcijfers voor de woning en voor de buurt (de variabele ‘thuis
voelen in de buurt’). Beide hebben onafhankelijk van elkaar een aanzienlijke invloed
op de verhuisgeneigdheid. Al met al blijken levensfase en woonkwaliteit de bepalende
factoren te zijn voor de wens om te willen verhuizen. Andere variabelen spelen een
ondergeschikte rol. De betekenis van inkomen, woonduur, eigendom en nog een aantal
variabelen wordt al meegenomen in de drie variabelen die samen de bereikte status
in wooncarrière en woonkwaliteit vertegenwoordigen (leeftijd, rapportcijfer woning,
rapportcijfer thuis voelen in de buurt). Dan blijft er verder van inkomen, woonduur,
etc. weinig meer over om nog eigen invloed uit te oefenen op de wens om te willen
verhuizen.
1 In de regressieanalyse is de verhuiswens als afhankelijke variabele opgevoerd. De Beta-waarden uit de analyse geven aan in
welke mate een opgevoerde onafhankelijke variabele meetelt in de verklaring van verhuisgeneigdheid. De Beta's voor de
drie belangrijkste variabelen zijn in 2019: leeftijd; 0,34, rapportcijfer woning: 0,29, rapportcijfer thuis voelen in de buurt: 0,18.
De overige variabelen in de analyse zijn alle significant maar dragen met Beta-waarden kleiner dan 0,10 maar zeer gering bij
10 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Om dat te illustreren kijken we naar bewoners van koopwoningen en een rijtje
kenmerken dat met eigen woningbezit samenhangt. Om een woning te kopen is een
hoger dan gemiddeld inkomen nodig. Hoge inkomens komen vaak tot stand door
tweeverdienersschap en een huishouden van twee geldverdienende volwassenen is
vaker een gezin. Gezinnen hebben behoefte aan meer woonruimte en dat past goed
bij koopwoningen, die gemiddeld groter zijn dan huurwoningen. Zo monden een hoger
dan gemiddeld inkomen, het bewonen van een koopwoning en het bemachtigen van
een goede woonkwaliteit uit in een hoge mate van tevredenheid over de woning.
Daarom is de verhuisgeneigdheid van koophuisbewoners maar half zo hoog als
gemiddeld in Amsterdam en zelfs bijna een derde van de verhuisgeneigdheid van
de bewoners van particuliere huurwoningen, aanzienlijke verschillen dus of met een
koop- of huurhuis bewoont. Maar, koop- of huurhuis, laag of hoog inkomen, gezin of
alleenwonend, spelen in het verklaren van verhuisgeneigdheid bijna geen rol meer als
de mate van tevredenheid met de woning en de leeftijd worden meegenomen in de
analyse.
Hoe belangrijk leeftijd, en alles wat daarachter schuilgaat aan levensfase en woon-
carrière, is voor verhuisgeneigdheid kan worden geïllustreerd met figuur 2 waarin
de Amsterdamse huishoudens worden opgedeeld in zeven leeftijdsgroepen. De
gemiddelde verhuisgeneigdheid van iets meer dan een kwart wordt ruim overtroffen
bij huishoudens in de jonge en jong-middelbare fase: rond de 45% bij de groep in
de studie-leeftijd 18 t/m 24 jaar en de laatste jaren sterk stijgend naar eveneens
percentages van 45% bij de leeftijden 25-35 jaar en ruim boven de 35% bij de groepen
tot boven de veertig jaar. Lage verhuisgeneigdheid is er bij de senioren (65+): tot
Figuur 2: Verhuisgeneigdheid naar leeftijdsgroep, 2009-2019 (procenten)
so £
ee
45
om
ss ARR Nn
HRE BE en
ARR BE Eel
„REE EE AEK oel al
SRE ED ER Ei
cHRRE RE EDER OD BOR CR DER OR Deleel ENE
SIOE OR EER ERR ERE BEER BER OE Dl an DEN
MEREN BOR CR BED 8 BRR BER 8 BOR OR BEDE DE
18 t/m 25 t/m 35 t/m 45 t/m 55 t/m 65 t/m vanaf Amsterdam
24 jaar 34 jaar 44 jaar 54 jaar 64 jaar 74 jaar 75 jaar
2009 WM 2011 WM 2013 WE 2015 WM 2017 MN 2019
Bron: Wonen in Amsterdam
aan de verklaring van verhuisgeneigdheid. Deze overige variabelen zijn in volgorde: inkomen, eigendomssector, etniciteit,
woonduur, aantal personen, woonlastenquote, aantal vertrekken. De analyse voor 2017 gaf vrijwel dezelfde resultaten.
Bij een vergelijkbare analyse met Wonen in Amsterdam 2013 stond rapportcijfer woning nipt op de eerste plaats, leeftijd
op 2 en thuis voelen in de buurt op 3 met Beta-waarden die weinig verschilden van 2017 en 2019.
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 11
rondom 10%, met in 2019 ook voor deze groepen een lichte stijging. Dat de wens om
te willen verhuizen tussen jongere en oudere bevolkingsgroepen nu sterker uiteenloopt
dan een paar jaar geleden is er ook de oorzaak van dat leeftijd in de regressieanalyse nu
belangrijker geworden is dan tevredenheid over de woning. Een aantal jaren geleden
was dat andersom. De toegenomen verhuisgeneigdheid vanaf 2009 die bij figuur 1
al aan de orde kwam, hoort kennelijk meer bij de leeftijdsgroepen die in de fase
verkeren van toenemende ruimtebehoefte (samen wonen/huwen, gezinsfase) dan bij
Amsterdammers die ouder zijn dan 65 jaar.
Ruimtelijke verschillen
De differentiatie in kwaliteit van de woning en de relatie met verhuisintentie kan het
best ruimtelijk worden weergegeven. Er is een aanzienlijke overeenkomst tussen de
kaartbeelden met de mate van verhuisgeneigdheid en het percentage rapportcijfers
Figuur 3: Relatie tussen verhuisgeneigdheid, waardering woning en buurt, 2019
<< ee SS ee
3 4 à £
ES 4 » q en is A £ wee
| } | Ed
+ Ng rep EST >
\ NE Rn
£ ES AH L Ls KOS Se
verhuisgeneigd é q rapportcijfers woning < 7 É Eee
& 5
mn meer dan 35% A mn meer dan 25% OE
B 30% 35% B 20%-25%
EE 25%- 30% EE 15%-20%
__ 18%- 25% _ 10%-15%
minder dan 18% minder dan 10%
% %
30 OA
SR
20 ° Beer
De
15 Ait ge
10 {
it
oe B oe
0 10 20 30 40 50 60 0 10 20 30 40 50 60
Toelichting: Linksboven, kaart percentage verhuisgeneigden per wijk, Rechtsboven, percentage rapportcijfers woning
lager dan 7, linksonder relatie verhuisgeneigdheid (horizontale as) en percentage lage rapportcijfers woning, rechtsonder;
relatie verhuisgeneigdheid (horizontale as) en percentage lage rapportcijfers thuis voelen in de buurt. Aan de rechterzijde
de wijken De Punt, De Omval/Overamstel en Noordelijke IJ-oevers West met meer dan 50% verhuisgeneigden. In de laatst
genoemde wijken heeft de hoge verhuisgeneigdheid echter niet te maken met lage waardering voor de woningen, het betreft
immers atypische wijken met hoge aantallen studentenwoningen (tijdelijke huurcontracten). In De Punt kan het hoge aantal
huishoudens wel in verband gebracht worden met ontevredenheid over de woningkwaliteit (21% lager dan rapportcijfer 7) maar
ook met ontevredenheid over ‘thuis voelen in de buurt’ (40% lager dan rapportcijfer 7). Geheel aan de linkerzijde van beide
grafieken zijn het de wijken Waterland/Nieuwendammerdijk/Buiksloterdijk met 6% verhuisgeneigden, 2% lage rapportcijfers
voor de woning en 2% lager rapportcijfers voor ‘thuis voelen! en Driemond met 5% verhuisgeneigden, 3% lage rapportcijfers
voor de woning en 5% lager rapportcijfers voor ‘thuis voelen’. Bron: Wonen in Amsterdam 2019.
12 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
voor de woning lager dan een 7. De verhuisgeneigdheid is globaal hoog in de stads-
delen met een overwegend naoorlogse woningvoorraad en laag in de meer centrale
delen van de stad. Ongeveer volgens dat patroon kleurt de kaart met lage rapportcijfers
voor de woning: In de wijken van Nieuw-West, Zuidoost en Noord ligt het aandeel
rapportcijfers onder de zeven vaak boven de 20%, in grote delen van Centrum, West,
Zuid en Oost vaak lager dan 15%. Worden de percentages lage rapportcijfers en de
percentages verhuisgeneigden van de Amsterdamse wijken samen in een grafiek
gezet, dan zien we dat de relatie tussen beide kenmerken niet perfect is, maar er is een
denkbeeldige diagonale lijn door de puntenwolk voor te stellen. Voor ‘thuis voelen in
de buurt’ en verhuisgeneigdheid is een soortgelijke spreiding afgebeeld voor de wijken,
wat een veel diffuser beeld oplevert.
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 13
Verhuismotieven
Nu we de achtergrond van de verhuisintentie verkend hebben, richten we ons op
de verhuismotieven. Drie antwoorden die iets zeggen over de behoefte om meer
woonkwaliteit te verwerven voeren de lijst aan van meest genoemde verhuisredenen
(figuur 4). De eerste is de behoefte om groter te wonen: van de huishoudens die willen
verhuizen meldt 46% groter te willen wonen. De tweede verhuisreden is behoefte aan
een betere of mooiere woning (36%), en de derde reden de behoefte aan een (grotere)
tuin of balkon (28%). Dat zijn alle drie verhuismotieven die te maken hebben met de
ontwikkelende woonambities tijdens de dynamische levensfase van 25-44 jaar, waarin
huishoudensgroei (gezinsvorming) en inkomensgroei vaak tegelijk optreden. Bij deze
leeftijdsgroepen bereiken deze verhuismotieven extra hoge percentages. Van de 35-44
jarigen is twee derde op zoek naar een grotere woning, bij leeftijden boven de 65 is dat
minder dan 20%.
Vierde in het rijtje van figuur 4 staat ‘omstandigheden in het huishouden’ (23%),
maar omdat het percentage extra hoog ligt bij 25-34 jarigen moeten we ook hier de
gezinsvorming als verhuismotief aanwijzen. Ook sterk aan deze jonge leeftijdsgroep van
25-34 jaar gerelateerd, zijn motieven die te maken hebben met de woningmarkt: men
vindt de huidige woning te duur en wil naar een andere eigendomsvorm: meestal van
huur naar koop. Zeer typerend voor de allerjongste leeftijdsgroep (18-24 jaar) zijn de
verhuiswensen die verwijzen naar studie en werk en naar een aflopend huurcontract.
Aan de andere kant van het leeftijdsspectrum komen we ook kenmerkende verhuis-
motieven tegen. Gezondheid en de moeite met trappen lopen komen we boven-
gemiddeld tegen bij de leeftijden vanaf 55 jaar. De behoefte aan een kleinere woning
speelt gemiddeld voor Amsterdam vrijwel geen rol (5%), maar bij de leeftijdsgroepen
boven 55 jaar is dat meer dan 10%. Toch is pas bij de leeftijdsgroepen boven de 65 jaar
het percentage dat een kleinere woning wil groter dan het percentage dat een grotere
woning wil (in 2017 was dat bij de leeftijd boven de 75 jaar).
Los van de woonambities die sterk te maken hebben met huishoudens- en wooncarrière
noemt 12% de slechte kwaliteit van de huidige woning als verhuismotief, zonder
een uitgesproken patroon over de leeftijdsgroepen. Dat geldt ook voor de kwaliteit
van de buurt. 16% meldt dat de buurt niet (meer) bevalt en ook dat komt bij alle
leeftijdsgroepen zonder noemenswaardige afwijkingen voor.
14 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Figuur 4: Verhuismotieven naar leeftijdsgroepen (procenten)
888888 3
EE: E
SABAN IGE
van huur naar koop of andersom Sy 21
buurt bevalt niet meer Wx; 18 17 16
woning te duur 18 Kk 15
andere redenen 21 16 16 13
slechte kwaliteit woning 12
moet mijn woning uit 45 UE: 10
ildiherbjemie 67 {sis |: IK
E
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
In het voorgaande zagen we dat koop of huur bijna geen eigen invloed heeft op de
verhuiswens omdat het bewonen van een particuliere huurwoning, een corporatie-
woning of een koopwoning deel uitmaakt van de leeftijdsgebonden wooncarrières.
Het bewonen van een koopwoning bereikt hoge frequenties in de leeftijdsgroepen
30-49 jaar en dat zijn ook de leeftijdsgroepen met een inkomen dat ruim boven
het Amsterdams gemiddelde ligt. Maar als de invloed van leeftijd/levensfase wordt
losgelaten, kan men zeggen dat eigen woningbezitters veel minder verhuisgeneigd
(17%) zijn dan gemiddeld (31%) en dat onder de bewoners van particuliere huur-
woningen de meeste verhuisgeneigden worden gevonden (43%). Bij bewoners van
corporatiewoningen is dat 33%. Als men de verhuismotieven per sector bekijkt, is
te zien dat juist de kwaliteitsambities bij koophuisbewoners spelen (figuur 5). Dus
ondanks dat kopers al een hogere woonkwaliteit bereikt hebben dan huurders, speelt
het omzien naar een grotere, betere, mooiere woning met balkon of tuin juist bij
deze groep. Bewoners van particuliere huurwoningen scoren eveneens hoog op deze
verhuismotieven, terwijl bij hen extra argumenten gelden op het gebied van woonlasten
en de wens om over te stappen naar de koop. Opvallend is dat de bewoners van de
corporatiesector meer dan gemiddeld de slechte kwaliteit van de huidige woning
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 15
noemen en dat de buurt niet bevalt. Daarnaast is duidelijk de vergrijzing van de
corporatiesector te zien aan het hoge aandeel dat gezondheid en trappen lopen als
verhuismotieven noemt. Dat werkt ook door naar de verhuismotieven van de Surinaams/
Antilliaanse, Turkse en Marokkaanse Nederlanders (niet in een figuur weergegeven)
die vaker in corporatiewoningen wonen: gezondheid en traplopen worden bij deze
groepen meer dan gemiddeld als verhuismotieven genoemd, zoals ook de slechte
kwaliteit van de woning. De behoefte aan een tuin of balkon wordt veel minder bij deze
groepen naar voren gebracht en juist in zeer sterke mate bij autochtone Nederlanders
en westerse allochtonen. De laatsten worden kennelijk ook veel vaker geplaagd door
aflopende huurcontracten en hoge woonlasten, waardoor de wens om door te schuiven
naar de koopsector met name geldt voor hen met een migratie-achtergrond uit een
westers land.
Figuur 5: Verhuismotieven naar eigendomssector (procenten)
u
GE 3
XX (U [eN [os
p
geen of een te kleine tuin / balkon 31 24 31 28
1
drukte in de stad yi 15 17 19
geluidsoverlast overig 19 18 14 17
woning te duur 28 15
te veel trappen 15 Kk 14
7
gezondheid 20 11
E
ME
ilgicherbjemlie Lo ele
EN
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
16 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Verhuiswensen
Koop of huur, woninggrootte, woonlocatie
Als Amsterdamse huishoudens willen verhuizen denkt 41% aan een huurwoning en 51%
aan een koopwoning. De rest maakt het niet uit of weet het nog niet. De geneigdheid
te kopen is in de loop van deze eeuw gegroeid maar pas in 2019 is de wens om te
kopen groter dan de wens om te gaan huren.
De voorkeur voor kopen is vanzelfsprekend groter bij de hoge inkomens. Bij een
inkomen hoger dan 2 x modaal geeft 86% van de verhuisgeneigden de voorkeur
aan een koopwoning. Het omslagpunt tussen de voorkeur voor kopen in plaats van
huren ligt globaal bij het inkomen dat de toegankelijkheid tot sociale huurwoningen
bepaalt (€ 38.035 in 2019). De samenhang tussen het hebben van een hoger inkomen
en tweeverdienersschap vertaalt zich naar een hoge voorkeur van stellen (al dan niet
met kinderen) voor een koopwoning en meer belangstelling voor een huurwoning bij
alleenwonenden en eenoudergezinnen.
Figuur 6: Voorkeur voor koop of huur, 1995-2019 (procenten)
1 0 En
A A
1995
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100%
mn voorkeur voor kopen geen voorkeur, weet niet mn voorkeur voor huren
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
Figuur 7: Voorkeur koop of huur naar huishoudenstype (procenten)
Amsterdam ol EN 8
kind(eren) == ê
stel zonder kind (ele) 33 7 |
een
alleenwonend rt Ey 9
mm en eeen |
eenoudergezin Se 58 9
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100%
HE koop En huur geen voorkeur
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 17
Figuur 8: Voorkeur koop of huur naar inkomensgroep (procenten)
Amsterdam il 41 8
> 2x modaal Kade) 11 3
| |
€ 60.095 - 2 x modaal 74 Pyl 6
CE 7 67) |
€ 42.436 - € 60.095 66 26 8
| |
EU-grens - € 42.436 59 edel 6
| |
huurtoeslaggrens -
€ 38.035 (EÜ-grens) hi 44 8
- A |
lage inkomens tot Pin PT 10
huurtoeslaggrens mmm
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100%
HE koop En huur geen voorkeur
Bron: Wonen in Amsterdarn 2019
Figuur 9: Gewenste woninggrootte en woonlocatie (procenten)
200 vierkante meter of meer
160 tot 200 vierkante meter
120 tot 160 vierkante meter
100 tot 120 vierkante meter
80 tot 100 vierkante meter
60 tot 80 vierkante meter
40 tot 60 vierkante meter
tot 40 vierkante meter
0 5 10 15 20 25 30 35 %
HE buiten Amsterdam HE in Amsterdam
Bron: Wonen in Amsterdarn 2019
Figuur 10: Voorkeur voor huren naar woonbestemming, 2009-2019 (procenten)
mmm
jg
2017
2015
2013 mm
EN
201
a
|
0 10 20 30 40 50 60 70%
HE buiten Amsterdam HE in Amsterdam
Bron: Wonen in Amsterdam
18 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Amsterdam of elders
80% van de verhuisgeneigde Amsterdammers wil in Amsterdam blijven, 15% kiest voor
buiten Amsterdam (inclusief buitenland) en 5% heeft geen voorkeur. Daarin bestaat
weinig verschil tussen de inkomensgroepen of huishoudenstypen. De voorkeur voor
huren ligt voor huishoudens die Amsterdam kiezen sinds 2015 iets boven de 50%,
terwijl bij een oriëntatie op de wereld buiten Amsterdam de voorkeur voor huren juist is
afgenomen ten gunste van kopen (figuur 10).
Figuur 11: Gemiddeld inkomen naar voorkeur eigendomssector en woonlocatie, 2009-2019 (€ per maand)
En
2019 nnn
DE
2017 nnn
DE
2015 mn
DE
2013 nnn
gj EE
2009 nnn
|
0 500 1.000 1.500 2.000 2.500 3.000 3.500 4.000 4.500
HE huren elders En huren Amsterdam En kopen elders HE kopen Amsterdam
Bron: Wonen in Amsterdam
Tegelijkertijd is er in de loop der jaren een toenemend inkomensverschil ontstaan tussen
huishoudens met een huurvoorkeur en hen met een koopvoorkeur. Huishoudens met
een voorkeur voor huren hebben een gemiddeld inkomen van ruim €1.900 en vooral
voor de Amsterdam georiënteerden deed zich in 2019 een duidelijke stijging voor
van het gemiddelde inkomen. De koopgeoriënteerden hebben echter een gemiddeld
inkomen dat ruim twee keer zo hoog ligt, en dat verschil is in de jaren na 2013
aanzienlijk gegroeid (figuur 11).
In de voorkeurverdeling naar zes marktsegmenten is het onderscheid Amsterdam-buiten
Amsterdam ook goed te zien. Bij de voorkeur om in Amsterdam te blijven domineert de
vraag naar sociale huur (38%), terwijl de potentiële belangstelling naar dit segment van
Amsterdammers die elders zoeken maar 20% is. De belangstelling van Amsterdammers
voor dure koop is buiten Amsterdam (5/%) een stuk hoger dan bij degenen die in
Amsterdam willen blijven (37%). Bij middeldure koop is dat anderhalf keer zo groot.
Opvallend is de geringe belangstelling voor huren boven de €1.000.
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 19
Figuur 12: Voorkeur voor woningmarktsegment naar woonbestemming
Ed
totaal (Bf Ei) EN )
eneen
in Amsterdam (bes) 37 ie) 10
010 20 30 40 50 _ é0 70 80 _ 9% 100%
B goedkope koop, tot € 175.000 B middeldure koop (€ 175.000 - € 297.000)
En dure koop, hoger dan € 297.000 HE sociale huur (tot en met € 720)
HE middeldure huur (€ 720 - € 1001) HE dure huur (meer dan € 1001)
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
Op de vraag waar men zou willen wonen als men Amsterdam zou verlaten, staat
Haarlem op de eerste plaats. De tien meest genoemde plaatsen zijn in een overzicht
gezet en van een simpele rangorde voorzien. Er is geen correctie toegepast voor de
bevolkingsgrootte, maar Utrecht en Almere zijn in omvang groter dan Haarlem en toch
staat Haarlem sterk op de eerste plaats (figuur 13).
Overigens blijkt niet Haarlem in 2018 (en 2017) de grootste ontvanger te zijn van
vertrekkende Amsterdammers, maar Amstelveen (3.575) gevolgd door Almere (2.945),
Haarlem (2.711), Zaanstad (2.657), Utrecht (2.253) en Haarlemmermeer (2.076)? Het lijkt
erop dat potentiële vertrekkers op zoek zijn naar historische steden die als equivalent
van Amsterdam gezien kunnen worden, maar in de praktijk vaak (ook) terecht komen in
suburbane gemeenten met een sterk accent op nieuwbouw.
Figuur 13: De 10 meeste gewilde plaatsen van Amsterdammers met een verhuiswens (procenten)
a lzaansad le
5 | Almere 9
6 | Haarlemmermeer 7
7 betas le
8 | Hilversum 5
9 | Rotterdam
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
Amsterdammers met een verhuiswens weten dat rijtjeshuizen, twee-onder-een-kappers
en vrijstaande woningen meer te vinden zijn buiten Amsterdam dan in Amsterdam zelf
en op dezelfde manier differentieert de vraag naar de behoefte aan voorzieningen. Toch
staat ook de behoefte aan een tuin of een balkon hoog in het vaandel bij degenen die
voor Amsterdam kiezen (figuur 14).
2 gemeente Amsterdam, OIS: Amsterdam in cijfers 2019, pag. 76.
20 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Figuur 14: Woonvoorkeuren van woningzoekenden naar locatie (procenten)
al al al al
: :
EREEND: EREEND:
schuur / berging 40 rijtjeshuis of hoekwoning 40
ET CHEN
parkeerplaats 31 37 32 | | seniorenwoning 11
anders 5 3 5 appartement met lift 58 53
Bron: Wonen in Amsterdam 2019 anders 4 4
In het voorgaande werd de leeftijdsgroep tussen 25-44 jaar genoemd als het deel
van de bevolking dat het meest bezig is met wooncarrière. Van alle verhuisgeneigden
valt ruim de helft (55%) in deze brede leeftijdsgroep, terwijl de groep 40% van de
totale Amsterdamse bevolking vertegenwoordigt. Een ander gegeven is dat deze
leeftijdsgroep in de loop der tijd wat inkomensniveau steeds verder boven het
Amsterdams gemiddelde is gestegen, terwijl de leeftijdsgroepen vanaf 50 jaar daar
meer en meer bij achter bleven. De groep van 25-44 jaar is daardoor bovengemiddeld
geïnteresseerd in een koopwoning (25-34 jaar; 66% en 35-44 jaar: 61%). En men
heeft voor de helft (bij 35-44 jaar zelfs 66%) behoefte aan een woning van minstens
80 vierkante meter. Door de dominantie van deze leeftijdsgroepen in de potentiële
woningvraag geldt zelfs voor heel Amsterdam dat verhuisgeneigden voor 24% behoefte
hebben aan woningen met meer dan 100 m?, voor 22% tussen 80 en 100 m?en voor
28% tussen 60 en 80 m? figuur 15).
Figuur 15: Gewenste woninggrootte van verhuisgeneigden naar leeftijd (procenten)
100 £
ARRA 0
20 BT U 2 dj a 1e
NRR A
RNR
ARNRAENR A0
ARRA B
50 35 Eli KE] 5
‚NANA B
‚ANNAE
RAN
MN |
anmMERE fB
0 5 3 iN 5
18-24 jaar 25-34jaar 35-44jaar 45-54jaar 55-64jaar 65-J4jaar >75 jaar Amsterdam
Mo Ms0-<o M éo-20o Meo-100o M 100-120 WM 120-160 WM 160-200 MN > 200
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 21
Recente bewoning
Vanaf 2009 is de particuliere huursector sterk opgekomen als de sector met een hoog
aandeel recente bewoning. In 2017 werd de koopsector weer wat belangrijker in de
dynamiek van de afgelopen twee jaar, maar in 2019 is vooral een grote toename te zien
van het aanbod in de particuliere huursector. De dynamiek in dit segment is hoog en
het segment particuliere huur is tussen 2017 en 2019 ook een stuk groter geworden.
Constante in de ontwikkeling is de afnemende rol van de corporatiesector in de recente
verhuisdynamiek (figuur 16).
Figuur 16: Segmentale verdeling van de gehele woningvoorraad en de recent bewoonde woningen,
2009-2019 (procenten)
2019 30,8 EK, EE
Ke]
8 2017 EE 43,1 De
E
3 2015 30,6 45,5 23,9
>
& 2013 30,6 EE 22,3
& 2011 29,4 48,1 22,5
2009 28,9 49,4 BE
2019 23,3 29,4 47,3
B 2017 31,8 30,2 38,0
2 2015 A 34,5 38,5
2013 28,9 34,7 36,3
5
8 2011 30,3 39,6 30,1
&
2009 EE EER EK
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 %
mn koopwoning mn corporatiewoning mn particuliere huurwoning
Bron: Wonen in Amsterdam
Hogere inkomens zijn bij recente bewoning een steeds grotere rol gaan spelen
(figuur 17). 40% van de recente bewoners heeft een inkomen lager dan de toegangs-
grens (€ 38.035) voor de sociale huursector (in 2013 en 2015 was dit 46% en in 2017
42%), 38% heeft een inkomen van meer dan 2x modaal. Dit percentage wordt steeds
hoger, in 2013 en 2015 was dat nog net onder de 30%.
22 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Figuur 17: Inkomensverdeling Amsterdam en recente bewoners (procenten)
> 2x modaal
€ 60.095 - 2 x modaal
(€ 76.070)
€ 42.436 - € 60.095
EU-grens - € 38.035
lage inkomens t/m
€ 38.035 (EU-grens)
lage inkomens tot
huurtoeslaggrens
0 5 10 15 20 25 30 35 40%
HE heel Amsterdam HE recente bewoners
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
Hiervoor zagen we dat de leeftijdsgroep van 25-44 jaar het sterkst vertegenwoordigd is in
de verhuisbehoefte. Bij de recente bewoners vinden we de leeftijdsgroep 25-34 jaar terug
met een hoge positieve afwijking ten opzichte van de Amsterdamse leeftijdsverdeling.
Van de recente bewoners is 47% tussen 25 en 34 jaar. Bij de groep van 35-34 jaar vinden
we geen afwijking (figuur 18). Als we vervolgens kijken naar de ambities van deze
leeftijdsgroepen met betrekking tot de grootte van de gewenste woning dan ontstaat
een omgekeerd beeld.
Figuur 18: leeftijdsverdeling Amsterdam en de recente bewoners (procenten)
%
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
18-24 jaar 25-34 jaar 35-44 Jaar 44-54 jaar 55-64 jaar 65-/4 Jaar > /5 jaar
mn recente bewoners mn Amsterdam
Bron: Wonen in Amsterdam 2019
Van de leeftijdsgroep 25-34 jaar toonde 45% belangstelling voor een woning van
meer dan 80 m?, bij recente bewoners bleek dat gelukt te zijn bij 22%. Bij de groep
35-44 jaar was de behoefte aan woningen van meer dan 80 m? zelfs 66%. Bij recente
bewoners bleek 45% een woning van dat formaat bemachtigd te hebben. Het grotere
verschil tussen de behoefte aan een grote woning en de realisatie bij de groep van
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 23
Figuur 19: Oppervlakte van recent bewoonde woningen naar leeftijdsgroep (procenten)
%
100
MANNEN
90 6 pe
nn B
80 Ln
NRR B
70
LE}
RNR B
ARRA 0
AN RR
AMR B
40 vl
35
‚ANMB
NRN
KE pj
ANMARER B
10 LE 19
ÍN
18-24 jaar 25-34jaar 35-44jaar 45-54jaar 55-64jaar 65-/4 jaar >/5 jaar Amsterdam
MN >:o NM z0-<o MW so-so M 20-100 MW < 100
Bron: Wonen in Amsterdarn 2019
25-34 jaar betekent dat men in deze leeftijdscategorie meer concessies moet doen aan
haalbaarheid van de woonwensen dan in de iets oudere leeftijdsgroep.
In de afgelopen jaren was er een sterke trend in de afname van recente bewoners met
een woongeschiedenis in de dezelfde buurt. Daartegenover stond een toename van het
aantal vestigers uit het buitenland, in 2019 ging het om 12% van alle recente bewoners
in Amsterdam. Sinds 2015 neemt het aandeel vestigers uit de rest van Nederland af en
de recente bewoning van mensen die al in Amsterdam woonden toe (figuur 20).
Figuur 20: Vorige woonlocatie recente bewoners, 2009-2019 (procenten)
buitenland EE
ee
elders in Nederland SSS
nn
elders in Amsterdam ne
ee
in dezelfde buurt SSS
Le
0 10 20 30 40 50 60%
zoo WM 2011: WM 2013 EM 2015 WM 2017 WN 2019
Bron: Wonen in Amsterdam
24 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Dynamiek in de dynamische leeftijdsgroepen
We leggen nogmaals de relatie tussen verhuiswensen en werkelijke verhuizingen en
richten ons op de leeftijdsgroepen in de gezinsfase. In de verhuisgevoelige leeftijds-
groepen van 20-39 jaar ligt het percentage dat binnen Amsterdam verhuist in de
afgelopen 12 jaar ergens tussen de 16 en 18% en dat is hoger dan het percentage dat
uit Amsterdam vertrekt. Het aandeel vertrekkers stijgt wel meer: van minder dan 12% in
2006 naar boven de 15% in 2018 (figuur 21). Hiervoor zeiden we dat ongeveer 80% van
de Amsterdammers met een verhuiswens bij voorkeur in Amsterdam wil blijven. Bij deze
dynamische leeftijdsgroep blijkt dat te lukken bij iets meer dan de helft, 59% in 2006 en
53% in 2018.
Kijken we naar de jonge kinderen (0-4) jaar, dan moeten we constateren dat het aandeel
vertrekkende jonge huishoudens vanaf 2014 en sterke stijging vertoont en een jaar
later ook hoger ligt dan het aandeel verhuizende jonge gezinnen binnen Amsterdam.
Het vertrek van gezinnen met jonge kinderen uit Amsterdam stijgt na de crisis niet naar
het niveau dat gebruikelijk was voor de crisis, maar ligt al voor drie jaar beduidend
hoger. In 2018 verhuisde 9,9% van de jonge kinderen binnen Amsterdam en vertrekt
11,7% naar buiten Amsterdam (figuur 22). Was het tot 2015 gebruikelijk dat het aandeel
binnen Amsterdam verhuizende jonge kinderen hoger lag dan het aantal vertrekkende
kinderen, vanaf 2015 is het aandeel vertrekkers duidelijk groter en is het verschil tussen
beide gegroeid.
Figuur 21: Vertrek en verhuizingen leeftijd 20-39 jaar, 2006-2018 (procenten)
20 ”
18
16
14
12
10
8
6
4
2
0
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
eme 20-39 jaar verhuis eme 20-39 jaar vertrek
Bron: OIS Amsterdam
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 25
Figuur 22: Vertrek en verhuizingen leeftijd 0-4 jaar, 2006-2018
%
a
ON
Ll
Ol
Ol
Ll
0
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
eme 0-4 jaar verhuis eme 0-4 jaar vertrek
Bron: OIS Amsterdam
De cijfers over migratie naar en uit Amsterdam veranderen de laatste jaren sterk. Dat
de economie van Amsterdam in de loop van een paar decennia veranderd is, is in de
migratiecijfers te lezen. Juist in de jaren van de financiële en economische crisis groeide
Amsterdam sterk door binnenlandse migratie. Met name voor Nederlandse jongeren
was Amsterdam een van de plekken met mogelijkheden voor scholing en/of een kans
op een baan. In deze jaren bleken veel Amsterdammers die net een fase verder waren
in hun wooncarrière en ruimtebehoefte last te hebben van de crisis, dus de uitstroom
was gematigd. Bij de overgang van laag- naar hoogconjunctuur zien we een sterke
toename van het aantal huishoudens dat Amsterdam verlaat. Vanaf 2014 is er weer een
binnenlands vertrekoverschot dat in aantal weer lijkt op een niveau dat gebruikelijk was
voor 1984..°
Vrijwel tegelijkertijd is het buitenlands vestigingsoverschot enorm gegroeid en benadert
het de cijfers van de jaren zeventig en negentig. De migratierelatie met het buitenland
blijkt over de lange periode een kwestie van komen en gaan. Beide stromen zijn in de
periode van twee decennia geleidelijk gegroeid en gaandeweg in aantallen verdubbeld.
In de meeste jaren is het aantal buitenlandse vestigers groter dan het aantal vertrekkers
(vestigingsoverschot) maar sinds 2013 is het aantal vestigers zeer sterk gestegen en het
aantal vertrekkers gestabiliseerd. Het aantal buitenlandse vestigers overtreft in 2017 en
2018 zelfs het aantal binnenlandse vestigers. Het buitenlands vestigingsoverschot lag in
2017 op 12.603 en in 2018 op 16.015 (vestiging 43.325 en vertrek 27.310).
3 In de jaren zeventig van de vorige eeuw tot aan 1983 was het binnenlands vertrekoverschot slechts in één jaar minder dan
10.000 en in twee jaren zelfs meer dan 20.000. Na deze decennia ging Amsterdam weer hoge aantallen woningen bouwen
om de suburbanisatie uit Amsterdam te verkleinen en de woningvoorraad gevarieerder te maken.
26 Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam
Figuur 23: Binnenlandse en buitenlandse migratie uit en naar Amsterdam, 1995-2018
x 1.000
el
|
Á
Dede
25 Ne bn mn Ee
ITT
Nd
|
Le
0
1995'96 '97 '9B '99 00 'O1 ‘02 '03 'O4 '05 '06 '07 ‘08 '09 10 11 12 13 14 15 "16 "172018
=> binnenlandse vestiging == binnenlands vertrek
=> vestiging uit buitenland == vertrek naar buitenland
Bron: OIS Amsterdam
Wat betreft de herkomst is de nieuwe toestroom van mensen uit het buitenland
anders dan vroeger. De jaren zeventig worden getypeerd door de komst gastarbeiders
(Marokko, Turkije) en van Surinamers (na onafhankelijkheidsverklaring), de jaren
negentig door gezinshereniging van de migranten uit Turkije en Marokko.
India was al een aantal jaren in opkomst als land van herkomst en voert in 2018 de
lijst aan van landen waar nieuwe Amsterdammers vandaan komen (2.526 personen).
Amsterdam is populair onder Indiase studenten. Kort daarachter zijn het Verenigde
Staten, Groot-Brittannië, Duitsland, Italië en Frankrijk met hoge aantallen vestigers in
Amsterdam. Van de traditionele gezinsherenigingslanden is Turkije nog op positie 8
terug te vinden van alle herkomstlanden.
Het zeer hoge aantal buitenlandse vestigers uit landen die geassocieerd worden
met een relatief hoog welvaarsniveau is een nieuw en groeiend verschijnsel dat in
verband gebracht wordt met de internationalisering van de Amsterdamse economie.
Grotere delen van de economische activiteiten bereiken een mondiale schaal en de
bijbehorende werkers gaan makkelijker voor een bepaalde tijd naar een ander land en
een andere stad. Amsterdam is daarnaast ook steeds meer in zwang voor permanente
vestiging van internationale bedrijven waarmee de komst van de werknemers ook
een meer permanent karakter krijgt. Het woord expat is voor deze categorie amper
meer van toepassing omdat ze steeds meer integreren in het Nederlandse werk- en
woonleven: ze zijn het tijdelijke voorbij. Tegelijkertijd zijn er ook veel buitenlandse
vestigers die maar zeer kort in Amsterdam blijven, zoals de hiervoor genoemde
studenten.
Dynamiek en verhuiswensen in Amsterdam 27
| Factsheet | 28 | test |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1232
Publicatiedatum 13 november 2015
Ingekomen onder AV’
Ingekomen op donderdag 5 november 2015
Behandeld op donderdag 5 november 2015
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Groot Wassink, Moorman, Peters, Van Lammeren en Shahsavari-
Jansen inzake de toekomstige samenwerking met Tel Aviv en Ramallah (geen steun
aan bezettingspolitiek en nederzettingenbeleid).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de toekomstige samenwerking met Tel Aviv en Ramallah
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1177);
Overwegende dat:
— het college het voornemen heeft met Tel Aviv en Ramallah een samenwerking
aan te gaan;
— deze samenwerking vorm zal krijgen in verschillende samenwerkingsprojecten;
— het college zich ‘niet wil verbinden aan het beleid van Israël’;
— hetcollege ‘ver weg moet blijven van alles wat met nederzettingen te maken
heeft’;
— het college geen zaken wil doen met bedrijven die investeren in nederzettingen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
dat Amsterdam geen uitvoer naar, invoer uit, of directe noch indirecte financiële
betrekkingen met illegale nederzettingen op bezet Palestijns gebied zal onderhouden.
De leden van de gemeenteraad
B.R. Groot Wassink
M. Moorman
D W.S. Peters
J.F.W. van Lammeren
M.D. Shahsavari-Jansen
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 221
Datum akkoord 23 maart 2017
Publicatiedatum 23 maart 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Lammeren van 15 februari 2017
inzake het nieuwe onderzoek van de Vrije Universiteit naar kunstgraskorrels in
Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelde afgelopen december
2016 dat sporten op kunstgrasvelden die zijn ingestrooid met rubberkorrels veilig en
verantwoord is. Uit nieuw onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) naar
voetbalvelden in Amsterdam blijkt dat de stoffen in de rubberkorrels op
kunstgrasvelden toch gevaarlijker zijn." Uit het onderzoek blijkt dat er meer stoffen
vrijkomen uit rubbergranulaat dan alleen de zogeheten PAKs en metalen, waar
het RIVM voornamelijk naar heeft gekeken. Deze stoffen kunnen ook een toxisch
effect hebben en maakt de korrels risicovoller dan gedacht.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Lammeren, namens de fractie van
de Partij voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van
burgemeester en wethouders gesteld:
1. Is het college op de hoogte van het onderzoek naar kunstgraskorrels van
Amsterdamse voetbalvelden van de VU? Zo ja, hoe beoordeelt het college deze
resultaten?
Antwoord:
Ja, het college is op de hoogte. Na de uitzending van Zembla heeft de gemeente
Amsterdam opnieuw contact gezocht met het RIVM, ministerie van VWS, GGD
GHOR, VNG en de KNVB. Het RIVM en de GGD GHOR geven aan dat de recent
vrijgekomen informatie geen aanleiding vormt tot het veranderen van hun
standpunt dat sporten op kunstgras veilig en verantwoord is.
' http://nos.nl/artikel/21 5831 O-nieuw-onderzoek-mogelijk-toch-gevaarlijke-stoffen-in-
kunstgraskorrels.html
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
weing 1 Gemeenteblad
Datum 24 maart 2017 Schriftelijke vragen, woensdag 15 februari 2017
2. Gaat het college actie ondernemen en de velden met rubberen korrels in
Amsterdam vervangen met de biologisch afbreekbare alternatieven zoals kokos
of kurk?
Antwoord:
Het college heeft aangegeven geen nieuwe kunstgrasvelden meer aan te leggen
met (SBR) rubbergranulaat. De gemeente Amsterdam zoekt daarom, in
samenspraak met andere gemeenten en experts, naar alternatieven. Het gaat
dan om natuurlijke producten als kurk en producten die aan de consumentennorm
voldoen (TPE en EPDM). Daarnaast worden de onderhoudsmaatregelen op de
kunstgrasvelden aangepast om te voorkomen dat de infill materialen in het milieu
terecht kunnen komen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
1 Á
je EB a rin NE We EEA wan
Bn a Mn Ef gn
ne Wd en
Em ai KE EENS er AN RRD Sen ur a ARN Se. p. NP 1
eb
Ee ee rna) EEL ik Brig
U Bn: NAAN Nen Deet ER JT een
heei B ‚ Ame ER ina et Te Oe shi à 7 a 3
RA Me RE Se ek
A 1 a | an be len SMOEL EE en EE | | =y EE B
Ar MORA ng ADT OE nn
mr ed ES EN
5 al ETEN 10e a) B O4 n
] en a 5 Tj Ee a me wi id dl £ ik se LE hed te „E Ä Eron S 4d
neg lele” aes hi ee 4E Pd nd FE El a m
EL Ian cd zE EE en En =>
7 da a aA) fl id VS Á ae pn rn
Bee ZA ü U AR na "D ZZ „€ kp Pi mn nn |
Bag rde B, is) | mi a CF FF
E PE, ne dd zal 4 ds: d de daden
B y Ed E 7 Û rn NON - é innen al Î Ea NE
- AD De, ennn: sd |
Hi Op- en afstappen 5
B Passagiersvaart Ei
Uitwerking Nota Varen Deel 2
Oktober 2021
X Gemeente
% Amsterdam
Inhoud
1. Inleiding … eeen ereeeevereendeeneereeveennee vernederen eendeenereervendnee verende
1.1 Aanleiding … … ennen eener eennens eener venen ennen deer ennnenenveer eeen neneen eneen verveend nnee
1.2 Kader en uitgangspunten … nnen oren enneere vene seenverenner ever senven eneen envern even nnnnene
1.3 Overig beleidskader … nennen ennen eneen vene seennenenver renee nensenenenr ennen venvere evene enernd
1.4 Begrippenlijst …… … eener eennrsennven eenen seneerenvere eenen ennnen vendere vene ennsen deerne ver Ó
2. Huidige situatie … nnee eeveneneerre evene vereendeener vereende vereende ere Ö
2.1 Bestaande exclusieve op- en afstapplekken … … nn nnnneenennnenersennereeenen eneen eers ennnen ener 1 Ó
2.2 Rekenmodel capaciteitsbepaling … …… … nnee one enneere eers enven eneen vereren TÔ
2.3 Extra op- en afstapplekken … … anneer ener envere eer senven eeen ennven ener eneenvvereeeee nen |]
3. Nieuw op-en afstapbeleid… ren eeereeneserennereeneeereense renner eneen 13
3.1 Hoofduitgangspunten systeem … nnen eneen sennven eener ennvere vennen eeen 13
3.2 (Semi) exclusieve op- en afstapplekken (A+) … eeens eneneeerver serres eneen nververeeernn 13
3.3 Flexibele op- en afstapplekken binnen de clusters van (semi) exclusieve locaties (A+ flex) … … 15
3.4 Flexibele A-, B- en C-plekken verspreid door de stad … eneen renners 1Ó
3.5 Hop on-Hop off lijndiensten … … neee ennen vene seennen anneer eers enven eeens verversen ennen TÔ
4, Bepalen behoefte op- en afstapplekken in 2024 … … … reren 18
5. _Reguleren en beprijzen van het gebruik van op- en afstapplekken …… 20
5.1 Context en uitgangspunten … nn nnnnnneernersersenreneneenreren eenn eenen nennen veen ereveervverever enne 2
5.2 Opbouw kosten … nnee verversen ensen eeen enerenveere veen ennsenenen eneen ververe vennen 2Û
5.3 Differentiatie en vraagsturing .… …… neen nnen ennnerevenrrennven eeen sennserenere eee nnsern veer enenee À
ENEN
6. Invoeren nieuw beleid ……… reen eenen eeeervendeenvereeneneneer eenen DÂ
6.1 Bestaande situatie …… noon eer eneerennreeenveenreeeereenreeneeeeeensneervereveeenerrverever ener 2
6.2 Toekomstige situatie (2024) … anneer eeervensenenve nnen evervenseervenseenve nennen DD
6.3 Herverdeling plekken … … nnen ener eener ennvere eer sennsen ener renner venvere eeen nnnven denderde ZD
6.4 Processtappen en planning … … nnen nrsenneen eener ennerenveere veer senvereneer senen vendere ener ennere nen DÓ
2
X Gemeente
% Amsterdam
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
De Nota Varen Deel 1 (2019) beschrijft het volumebeleid voor de passagiersvaart. In de Nota
Varen Deel 2 (2020) is aangekondigd dat het exclusieve gebruik van de huidige op- en
afstaplocaties wordt omgezet in een flexibele en efficiënte vorm van semi-exclusief gebruik.
De invoering daarvan wordt gecombineerd met de invoering van het volumebeleid. Daarmee
wil de gemeente het systeem van op- en afstappen aanpassen aan het nieuwe volumebeleid
en er zorg voor dragen dat alle vergunninghouders de mogelijkheid hebben om ofwel op
(semi) exclusieve of op flexibele locaties hun passagiers te kunnen laten op- en afstappen. Het
systeem heeft tot doel om de reders die veel vaste afvaarten verzorgen daarvoor tijdelijke
exclusieve locaties te bieden, en om reders die minder frequent en/of meer gespreid door de
stad op- en afstappen een goed gespreid netwerk met voldoende plekken te bieden om ook
in die behoefte te kunnen voorzien. Daarnaast beoogt het systeem de mogelijkheid om te
veel drukte op een aantal openbare op- en afstaplocaties te verminderen, zoals bijvoorbeeld
bij de Anne Franksteiger.
In mei 2020 is de Nota Varen Deel 2 vastgesteld. Daarna is vanwege de corona pandemie de
invoering van het nieuwe exploitatievergunningenvergunningenstelsel uitgesteld van 1 maart
2022 naar 1 maart 2024. Het nieuwe beleid voor het op- en afstappen en gebruik van
exclusieve op- en afstaplocaties door de passagiersvaart wordt per 1 maart 2024 ingevoerd.
Over de uitwerking van de maatregelen voor het op- en afstappen zijn in september 2020
gesprekken met afvaardigingen van de diverse segmenten in de passagiersvaart opgestart.
Veel inbreng vanuit de dagelijkse praktijk van de passagiersvaart is op deze wijze gebruikt om
de maatregelen op een werkbare wijze vorm te geven. Eén jaar na de invoering van het
systeem vindt een evaluatie plaats om te bezien of er aanpassingen nodig zijn.
1.2 Kader en uitgangspunten
Nota Varen Deel 1
In de Nota Varen Deel 1 is gekozen voor het maximeren van het aantal
exploitatievergunningen voor de passagiersvaart op 550 vergunningen met een bepaalde
looptijd. De bestaande vergunningen die voor onbepaalde tijd waren verleend, zijn omgezet
naar vergunningen voor bepaalde tijd. Hierdoor ontstaat ruimte voor nieuwe toetreders. In de
Nota Varen Deel 1 is eveneens besloten tot aanpassingen van de exclusieve gebruiksrechten
op de bestaande op- en afstaplocaties teneinde medegebruik mogelijk te maken. In de Nota
Varen Deel 2 is dit beleid verder uitgewerkt.
Als uitwerking van de Nota Varen Deel 1 is een nieuw uitgiftesysteem van vergunningen
ontwikkeld. Er is gekozen voor een uitgiftecyclus in tranches met tussenpozen van telkens
twee jaar. De huidige vergunningen zullen allemaal in één van de aankomende vier tranches
aflopen. Het aantal exploitatievergunningen dat een reder bezit, kan als gevolg van het
nieuwe vergunningenstelsel over de jaren heen fluctureren.
3
X Gemeente
% Amsterdam
Nota Varen Deel 2
De Nota Varen Deel 2 bevat passages met betrekking tot op- en afstappen voor de
passagiersvaart (hoofdstuk 2):
e _ Realiseer flexibel gebruik op de (11) bestaande exclusieve op- en afstaplocaties teneinde
ook andere reders aanspraak te kunnen laten maken op (semi) exclusieve op- en
afstapplekken.
e _ Het uitgangspunt bij het maken van nieuwe afspraken is efficiënt en eerlijk
ruimtegebruik van de schaarse openbare ruimte in de stad.
e _ Voor het gebruik van de (semi) exclusieve op- en afstaplocaties zullen (nieuwe)
gebruiksovereenkomsten gesloten worden met geïnteresseerde zittende en nieuwe
reders, De duur van de gebruiksovereenkomst wordt gekoppeld aan de duur van de
exploitatievergunningen die een reder heeft en moet passen bij het aantal vergunningen
dat de reder heeft. De gemeente is geen voorstander van grote verschuivingen iedere
twee jaar.
e _ Het aantal geschikte locaties voor vaste afvaarten is beperkt. Locaties zijn geschikt als ze
op plaatsen liggen waar wel veel toeristen komen, maar waar weinig bewoners zijn.
Deze locaties komen grotendeels overeen met de bestaande exclusieve locaties.
Uitbreiding van het aantal op- en afstapplekken op de bestaande locaties, zoals
bijvoorbeeld in het kader van Project De Entree in het Open Havenfront, is maar beperkt
mogelijk. Om deze locaties toegankelijk te maken voor andere reders moet het gebruik
flexibel worden gemaakt. Daarnaast is die flexibiliteit noodzakelijk om een bijdrage te
leveren aan het ontlasten van een aantal drukke openbare op- en afstaplocaties in het
centrum die intensief gebruikt worden door reders zonder exclusieve op- en
afstaplocatie.
e _ Er komen overstaplocaties tussen rondvaart, touringcar en riviercruise waardoor de druk
op een deel van de bestaande exclusieve op- en afstaplocaties wordt weggenomen.
e _ Tijdens de behandeling van de Nota Varen Deel 2 heeft de gemeenteraad aangegeven
dat er rekening gehouden moet worden met het feit dat grote vaartuigen meer
passagiers vervoeren, hetgeen de efficiency ten goede komt. Op basis van het overzicht
van vergunde vaartuigen en een analyse van de vermakelijkheidsretributie blijkt dat het
voormalige segment Bemand Groot (> 14 m) 20% van de vergunde vaartuigen
vertegenwoordigt. Dit segment vertegenwoordigt 60% van de vergunde capaciteit op
basis van zitplaatsen. Daarnaast blijkt dat passagiers vaak voor dit type vaartuig kiezen:
90% van het totale aantal passagiers dat een rondvaart doet wordt door dit segment
vervoerd. Dit laat onverlet dat ook vaartuigen uit het segment middel en klein toegang
moeten kunnen hebben tot een vaste afvaartlocatie, indien de vloot en het volume aan
afvaarten daartoe aanleiding geven.
e _ Voor het gebruik van op- en afstaplocaties zal een vergoeding worden gevraagd.
1.3 Overig beleidskader
Het op- en afstapbeleid voor de passagiersvaart vloeit direct voort uit de maatregelen die de
Nota Varen Deel 2 formuleert. Naast de Nota Varen is er meer vastgesteld beleid dat raakt
aan het op- en afstappen voor de passagiersvaart.
Coalitieakkoord
4
X Gemeente
% Amsterdam
In het coalitieakkoord ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ (2018) is door coalitiepartijen
overeengekomen dat de op- en afstaplocaties voor rondvaartboten naar buiten het centrum
zouden worden verplaatst. Doel was het bestrijden van de drukte en overlast. Inmiddels is het
inzicht ontstaan dat er onder meer via dit op- en afstapbeleid meer gestuurd kan worden op
het gebruik van de bestaande op- en afstaplocaties. Hierdoor worden drukte en overlast
beheersbaar gemaakt en kunnen bestaande op- en afstapplekken op bewonersluwe locaties
in de stad behouden blijven.
Open Havenfront en Project De Entree
In het kader van Project De Entree wordt de centrumzijde van het stationsgebied bij
Amsterdam Centraal Station vernieuwd. Binnen de grenzen van het projectgebied bevindt
zich het water van het Open Havenfront, verdeeld in drie kommen: de midden-, west- en
oostkom. Hier verzorgen op dit moment drie rederijen (Kooij, Stromma en Lovers)
rondvaarten vanaf meerdere op- en afstaplocaties. Vanwege dit project zijn de op- en
afstapsteigers in de middenkom tijdelijk verhuisd naar de oost- en westkom. In 2018 zijn
afspraken met reders gemaakt over de terugkeer naar de middenkom. Deze terugkeer vindt
naar verwachting plaats in 2022, voordat het nieuwe op- en afstapbeleid per 1 maart 2024 van
kracht wordt. Met de betreffende reders wordt bezien in hoeverre in 2022 mogelijkheden zijn
om naar een structurele situatie te gaan die aansluit bij het beleid dat in 2024 van start gaat,
zodat dan geen mogelijk ingrijpende wijzigingen nodig zijn.
Segment onbemande passagiersvaart
Voor de exploitatie van het segment onbemand (verhuur van kleine open bootjes) is een
exploitatievergunning benodigd. Daarmee behoort het segment onbemand tot de
passagiersvaart. Het op- en afstappen voor dit segment gebeurt over het algemeen op de
verhuurlocaties waar de boten vergunde ligplaatsen hebben. Het op- en afstappen is van een
andere orde dan het op- en afstappen voor de bemande passagiersvaart. De verhuurlocaties
van het segment onbemand zijn geen formele op- en afstapplaatsen. Deze plaatsen vallen
wel onder het ligplaatsenbeleid, maar niet onder het op- en afstapbeleid. Uitgangspunt in de
Nota Varen Deel 2 is dat de huidige locaties zo veel mogelijk behouden blijven voor dit
segment.
Ligplaatsen
Parallel aan het op- en afstapbeleid wordt ook het ligplaatsenplan geformuleerd. Relaties
tussen de beschikbaarheid van op- en afstapplekken en van ligplaatsen in openbaar water
komen aan de orde in het op- en afstapbeleid, maar dienen voor die locaties in het
ligplaatsenbeleid te worden opgepakt. De twee beleidsstukken worden inhoudelijk op elkaar
afgestemd.
Overstaplocaties rondvaartboot - touringcar en rondvaartboot - rivercruise
Een aantal van de huidige exclusieve op- en afstapplekken voor de rondvaart zal vanaf 2022
niet meer te bereiken zijn met touringcars (Agenda Touringcar 2020-2025). Voor een deel
vinden deze overstapbewegingen nu nog plaats op exclusieve locaties in het Open
Havenfront, Natte Damrak en het Rokin. Hierdoor wijzigt het gebruik van deze locaties.
Alternatieven voor de overstap van touringcar naar rondvaartboot worden onder meer
geboden aan de De Ruijterkade. Een uitwerking hiervan is te vinden in het Uitwerkingsplan
Overstaplocaties dat in mei 2020 is vastgesteld door het college.
Aanpakken overlast openbare op- en afstaplocaties
5
X Gemeente
% Amsterdam
Het werven van passagiers op en rondom de (populaire) openbare op- en afstaplocaties
veroorzaakt drukte en overlast en is niet toegestaan. Naast het intensiveren van de
handhaving hierop wordt er gezocht naar specifieke mogelijkheden om overlast en
oneigenlijk gebruik van deze plekken tegen te gaan. Het op- en afstapbeleid, zoals verwoord
in deze notitie zal naar verwachting, vanwege een betere spreiding van het gebruik van de
plekken ook een vermindering van de drukte tot gevolg hebben.
1.4 Begrippenlijst
In de navolgende tekst worden de volgende termen gebruikt:
- Cluster van (semi) exclusieve locaties: in de stad zijn drie clusters (l: Open Havenfront, Il:
Damrak/ Rokin, Ill: Binnenamstel/Singelgracht) waarbinnen de (semi) exclusieve locaties
geconcentreerd zijn. Dit zijn bewonersluwe gebieden. In elk cluster zijn naast (semi) exclusieve
locaties ook flexibele locaties.
- (Semi) exclusieve op- en afstaplocatie: de gehele locatie waarvoor met één of meerdere reders
een overeenkomst over het gebruik van deze locatie wordt gesloten. Een locatie kan bestaan
uit meerdere op- en afstapplekken. Voor het gebruik van de (semi) exclusieve op- en
afstapplek betaalt de reder een vast bedrag per jaar, eventueel met een variabel deel (voor het
aantal op- en afstappen dat een nader vast te stellen maximum binnen het vaste tarief
ontstijgt).
- Op- en afstapplek: Een steiger/kade/wal met aanmeervoorzieningen. In deze notitie wordt
alleen gesproken over op- en afstapplekken voor de passagiersvaart. Voor deze plekken zijn
verkeersbesluiten genomen die aanmeren verbieden, behalve voor vaartuigen met een
exploitatievergunningen voor passagiersvaart.
- Exclusieve op- en afstapplek: een op- en afstapplek binnen een (semi) exclusieve locatie. Een
reder kan aanspraak maken op een exclusieve plek met drie grote vaartuigen of zes kleine
vaartuigen. Uitgangspunt daarbij is dat kleine vaartuigen met twee vaartuigen tegelijk gebruik
kunnen maken van een grote (20 meter) plek.
- Grote vaartuigen/Segment Groot: vaartuigen bedoeld voor het vervoer van meer dan 50
personen en/of vaartuigen die vanwege hun lengte een grote (20 meter) plek nodig hebben
om passagiers te kunnen laten op- en afstappen.
- Kleine vaartuigen/Segment Midden/Klein: vaartuigen bedoeld voor maximaal 50 personen en
die met meer vaartuigen tegelijk van een grote (20 meter) op- en afstapplek gebruik kunnen
maken.
- Flexibele op- en afstapplek: een op- en afstapplek die voor de vergunde passagiersvaart is
bestemd, maar niet voor één specifieke reder. Op deze plekken mag maximaal 15 minuten
worden aangemeerd. Voor het aanmeren op deze plekken is een beprijzingsstelsel van
toepassing, met gedifferentieerde tarieven naar locatie.
- A, B, C-plekken: flexibele op- en afstapplekken buiten de clusters met semi-exclusieve
locaties. De A-plekken zijn drukke plekken waarvan het wenselijk is dat deze niet nog drukker
worden of zelfs dat het gebruik afneemt. De B- en C-plekken worden minder gebruikt en
hebben voldoende capaciteit voor eventuele groei in het volume. Uitgangspunt voor de
categorie-indeling is het aantal aanmeermomenten per jaar.
- A+ plekken: flexibele op- en afstapplekken binnen de clusters met semi-exclusieve locaties.
- Hop on hop off plekken: op- en afstapplekken die specifiek bestemd zijn voor het aanmeren
van hop on hop off lijndiensten. Aanmeren maximaal 5 minuten. Op sommige locaties kan
het zo zijn dat een deel van een locatie voor hop on hop off gereserveerd is (al dan niet tussen
6
X Gemeente
% Amsterdam
bepaalde tijdstippen). Een hop on hop off locatie kan ook tegelijk een flexibele locatie zijn die
toegankelijk is voor andere passagiersvaart, bijvoorbeeld voor hospitalityvaart. Voor de
vaartuigen die hier aanmeren op basis van een hop on hop off abonnement geldt een
maximale aanmeertijd van 5 minuten. Het gebruiken van deze plekken voor werven van en
wachten op passagiers (voor reguliere rondvaarten) is niet toegestaan.
- Hop on hop off. lijndiensten zoals gedefinieerd in het besluit van het Dagelijks Bestuur van
Stadsdeel Centrum van 12 december 2017 (over de toestemming tot het plaatsen van
uniforme halteborden bij openbare op- en afstapvoorzieningen).
- Lijndiensten: gehanteerd wordt de hierboven genoemde definitie, welke luidt: “Een lijndienst
is een vorm van passagiersvervoer (met minimaal drie vaartuigen die beschikken over een
geldige exploitatievergunning passagiersvervoer) over water waarbij dagelijks met vaste
regelmaat meerdere keren per dag volgens een vaste gepubliceerde dienstregeling
(gedurende minimaal een half jaar) een vaart wordt verzorgd langs een aantal (minimaal 4)
vast aangegeven openbare op- en afstapvoorzieningen. De publicatie van de dienstregeling
van de lijndienst gebeurt in een herkenbare vorm in ieder geval via een website en/of folders
maar verder ook via bijvoorbeeld social media.” Aanvullend op deze definitie wordt in het
nieuwe op- en afstapbeleid toegevoegd dat een rederij zich (met het betreffende vaartuig) bij
de gemeente aangemeld dient te hebben voor het aanbieden van lijndiensten.
Afhankelijk van de uitwerking van deze abonnementsvorm kan de exacte formulering van
deze aanvulling nog wijzigen (bijvoorbeeld wel of niet vaartuiggebonden abonnement).
De bovenstaande begrippen hebben allemaal betrekking op de vaartuigen die een
exploitatievergunning hebben voor passagiersvaart en op de op- en afstapplekken voor de
passagiersvaart. Al deze op- en afstapplekken zijn uitsluitend bestemd voor beroepsvaart: er geldt
een aanmeerverbod voor pleziervaart. Beroepsvaart bestaat naast passagiersvaart ook uit
goederenvervoer. Sommige op- en afstapplekken hebben een dubbelbestemming als loswal voor
vaartuigen die transport over water verzorgen.
1
X Gemeente
% Amsterdam
2. Huidige situatie
Om gericht beleid te kunnen formuleren voor het op- en afstappen van de passagiersvaart
dient de startsituatie goed in beeld te zijn. Op dit moment zijn er in een ‘historisch gegroeide
situatie! 11 op- en afstaplocaties die vrijwel geheel exclusief door één rederij gebruikt worden.
De overige locaties zijn ‘openbare locaties’ waar alle vergunde passagiersvaart terecht kan.
Vanaf 2024 zal er een andere indeling van de verschillende typen op- en afstapplekken
gehanteerd worden.
2.1 Bestaande exclusieve op- en afstapplekken
De huidige exclusieve locaties zijn gelegen in de drie clusters van op- en afstaplocaties. Tot op
heden zijn er vier rederijen (Lovers, Kooij, Blue Boat en Stromma) die exclusieve op- en
afstaplocaties hebben. De grootte van deze locaties is historisch gegroeid. De afspraken
respectievelijk in de loop der jaren gegroeide situaties van toestemming en stilzwijgende
toestemming (privaatrechtelijk) over status, huur, gebruik, voorzieningen, looptijd en
dergelijke verschillen fors.
In de afgelopen jaren zijn er meer rederijen op de rondvaartmarkt gekomen, die in sommige
gevallen ook graag over vaste afvaartlocaties beschikken. Omdat ook het deel van de
passagiersvaartbranche dat van de openbare op- en afstaplocaties gebruik maakt ruimte
moet hebben voor op- en afstappen, is het niet mogelijk om meer openbare locaties exclusief
toe te wijzen aan rederijen ten bate van vaste afvaarten. In de Nota Varen Deel 2 is daarom
aangekondigd dat de huidige exclusieve locaties worden omgezet naar semi exclusief
gebruik.
De onderstaande afbeelding geeft de huidige exclusieve 11 locaties weer. Daarbij is de
middenkom in het Open Havenfront ook meegenomen. Na oplevering van project De Entree
(2022) wordt de middenkom weer in gebruik genomen.
8
Afbeelding 1 Bestaande exclusieve op- en afstaplocaties, gegroepeerd in drie clusters.
SS MRZLTN
NN ed er Pa
N EO wak
) 7 7 Ear _ En En Ml 1. Open Havenfront: westelijk deel P1 en fietsflat
= la IS JI GS ne 2. Open Havenfront: middelste gedeelte, zuid- en
p Peel 4 noordzijde
Pd / } / Ë dh |
Pa Hi
, Í | I I 7 ls Je Ne 3. Open Havenfront: oostzijde tussen Damrak en
7 Ee 1 ’ SA / Odebrug
ee Í 4 ie . Damrak
ite ARS
\ Vv | eN GN N L ë 5. Rokin
NN ei Ns
\ se” rt ZN NT Í Pen p t hd 6. Binnenamstel ‘Hof van Holland’ tegenover Hotel
| Ji IN md eN l'Europe
De
10\ si NN Mn el Ee
' D ( Te ie ee mf Me 7: Stadhouderskade, bij de Heineken Brouwerij
SE Nee sl mt _ 8. Stadhouderskade, bij het Rijksmuseum
„Nl À
7 NX Tj AS \ 9. Stadhouderskade, bij het Parkhotel
Rn en
is 8 10. Nassaukade, bij het Leidsebosje en de
{Leidsekade
‚ : k A
| Z IN 2 ge 11. Nassaukade, tegenover Leidsegracht (incidenteel
ee, \ A in gebruik)
9
X Gemeente
% Amsterdam
De onderstaande tabel laat zien hoe de bestaande exclusieve op- en afstapplekken verdeeld zijn
over de huidige vier rederijen.
Cluster Locatie Kooij sl Stromma Key | Totaal
Boat
_1_{ 1 | Open Havenfront West | js ses |
_1 | 2 |OpenHavenfront Midden | 2 | | 4 | | 6 |
_1_{ 3 | Open Havenfront Oost____ | __ |J |
mmm wm mm
5 [Rokin
ee ere
IN 7} Stadhouderskade Heineken || 4 ||
In 8 | Stadhouderskade Rijksmuseum ____\__ | 2 4 [3 |
IN |_9 | Stadhouderskade Parkhotel__ | _ | 3 | js
IN | 10 | Nassaukade, Leidsebosje/kade \__ | | 2 4 [3 |
ee
Mota eau) 7 | | 8 |
Tabel 1 Verdeling exclusieve op- en afstapplekken naar locatie.
Opmerkingen bij tabel 1:
e Locatie 2: De op- en afstapplekken in de middenkom geven de feitelijke situatie weer voor
vertrek van de reders uit de middenkom in 2018 en voor de tijdelijke situatie t.g.v. de
nautische afsluiting van de middentoegangsbrug. Dit is exclusief het tijdelijke exclusieve
gebruik van twee openbare plekken ter compensatie van de nautische afsluiting van de
middentoegangsbrug.
e Locatie 3: De plek van Lovers in het Open Havenfront Oost is gelegen aan particulier
eigendom en wordt door Lovers gehuurd van een derde. Voor het overzicht van de huidige
beschikbare capaciteit is deze plek wel meegeteld. In een herverdeling van plekken kan de
gemeente deze plek niet aanbieden.
e Locatie 4: De twee huidige reders hebben elk 3 steigers in gebruik met 6 op- en afstapplekken.
Daarvan gebruiken ze er beiden 5.
e Locatie 11, Nassaukade t.o. Leidsegracht (de Boekelsteiger) is incidenteel in gebruik als op- en
afstapplek of als bufferplek, maar wel exclusief in gebruik gegeven.
2.2 Rekenmodel capaciteitsbepaling
Capaciteit per op- en afstapplek
Voor het bepalen van de beschikbare capaciteit die de bestaande op- en afstapplekken
bieden wordt gebruik gemaakt van een eenvoudig en transparant rekenmodel dat ruimte
biedt aan de reders om een eigen bedrijfsmodel te gebruiken, maar tegelijkertijd recht doet
aan het streven naar een efficiënt gebruik van de beschikbare op- en afstapplekken.
Er zijn op dit moment in totaal 42 op- en afstapplekken, verdeeld over 11 locaties. Voor
locatie 2, de middenkom in het Open Havenfront, is de situatie in 2018 als uitgangspunt
genomen, omdat de middenkom daarna voor een aantal jaren is afgesloten vanwege de
aanleg van een ondergrondse fietsenstalling. Deze op- en afstapplekken hebben allemaal een
lengte van circa 20 meter en zijn daarmee geschikt voor een vaartuig in het segment groot. Al
10
X Gemeente
% Amsterdam
deze op- en afstapplekken kunnen in het segment midden-/klein meerdere vaartuigen
tegelijk bedienen. Uit analyses in de Digitale Gracht blijkt dat per op- en afstapplek 4 tot 5
grote vaartuigen per uur gefaciliteerd kunnen worden, waarbij een vaartuig (minstens) 1 uur
over een rondvaart doet, exclusief op- en afstappen. Dat houdt in dat er elk kwartier (bij b
vaartuigen) of elke 20 minuten (bij 4 vaartuigen) een afvaart is.
Rekening houdend met mogelijke fluctuaties in op- en afstaptijd, nautische bereikbaarheid,
het inrichten van vaartuigen en dergelijke, is een marge ingebouwd. Het rekenmodel gaat
ervan uit dat er elk half uur een afvaart kan plaatsvinden: dat houdt in dat er bij een rondvaart
van één uur 3 grote vaartuigen van één op- en afstapplek gebruik kunnen maken. Hoe langer
de vaartuigen op het water zijn, hoe meer tijd er aan de op- en afstapplek beschikbaar is. Ook
is er extra marge, omdat zelfs in de piek niet alle vaartuigen daadwerkelijk in de vaart zijn.
Uitgangspunt voor het berekenen van de capaciteit is daarmee dat er 3 grote vaartuigen per
op- en afstapplek kunnen worden bediend.
Dit is een rekenmodel om de capaciteit in beeld te brengen, op basis van het gemiddelde
gebruik met de vermelde extra marges. Uit de cijfers uit de Digitale Gracht blijkt dat de ene
plek meer en de ander minder gebruikt wordt. Vaak gebruiken reders bijvoorbeeld ook een
plek alleen om op te stappen en een andere plek om af te stappen.
Het model betreft een theoretische berekening van de capaciteit van een op- en afstapplek.
Bij de praktische uitwerking zullen de aannames per locatie nader getoetst worden, waarbij
ook gekeken wordt naar de capaciteit van de op- en afstaplocatie als geheel. Hoewel het
rekenmodel een marge bevat, kan als gevolg van ruimtelijke beperkingen (nautisch, op de
steigers en/of op de wal) de werkelijke capaciteit van de op- en afstapplekken in sommige
gevallen afwijken. In het traject dat start na het vaststellen van het beleid, om tot een goede
verdeling van de op- en afstapplekken te komen, kunnen hierdoor kleine wijzigingen ontstaan
in de vaststelling van de theoretische capaciteit.
In de berekeningen van de capaciteit per op- en afstapplek is nog geen rekening gehouden
met het verschuiven van een deel van de vaste afvaart van exclusieve locaties naar de
bus/boot en boot/boot overstaplocaties (De Ruijterkade Oost, West en de Zouthaven).
2.3 Extra op- en afstapplekken
In de nieuwe middenkom worden in totaal 12 op- en afstapplekken van 20 meter gerealiseerd.
Deze komen deels beschikbaar voor de terugkerende reders die hier voor de werkzaamheden
al lagen. In de oude situatie telde de middenkom 6 op- en afstapplekken. De oplevering van
de vernieuwde middenkom is voorzien in 2022.
In de Nota Varen Deel 2 is opgenomen dat de gemeente voornemens is om 12 op- en
afstapplekken te creëren in de oostkom en de westkom. Of deze plekken ook allemaal
gerealiseerd kunnen worden, en wanneer, is nog in onderzoek. De werkzaamheden ten bate
van deze plekken starten pas na oplevering van de middenkom. De realisatie van de extra
plekken in de oostkom zal naar verwachting in 2024 plaatsvinden. Realisatie van definitieve
extra plekken in de westkom is mede afhankelijk van het moment waarop de tijdelijke
fietsflat wordt verwijderd.
Het Open Havenfront biedt de meeste potentie voor het realiseren van extra op- en
afstapplekken op de bestaande locaties. Op de overige locaties in de stad zijn incidenteel ook
extra plekken mogelijk. Deze dienen echter nog getoetst te worden op veiligheid, ruimte op
1
X Gemeente
% Amsterdam
het water en op de wal en andere aspecten. In veel gevallen dienen er voor de realisatie van
extra plekken ook fysieke aanpassingen gedaan te worden.
De lange ‘jetty’ steiger in het Oosterdok nabij het Open Havenfront biedt ook capaciteit als
flexibele locatie voor kleine passagiersvaartuigen. De locatie is momenteel in gebruik als
recreatiesteiger en leent zich vanwege fysieke kenmerken op dit moment niet voor aanmeren
door het segment groot.
| Bestaande op- en | Bestaande | Capaciteit inclusief
Locatie afstapplekken in | flexplekken uitbreidings-
exclusief gebruik mogelijkheden!
_1 [1 | Open Havenfront-West__ | 5 Pajf en |
_1 | 2 | Open Havenfront-Midden || 6 WP2 fp |
_1_| 3 | Open Havenfront-Oost__ |A Pep |
1 {4 | Damrak | OO
Binnen Amstel, ‘Hof van
rt
it | 7 | Stadhouderskade - Heineken | |
Stadhouderskade - 4
ME EN EN
IN | 9 | Stadhouderskade Parkhotel |___ 3 WT
noe
kade
IN | 11 | Nassaukade - Leidsegracht | |
De
Tabel 2 Uitbreidingsmogelijkheden op bestaande op- en afstaplocaties. Deze plekken zijn nautisch mogelijk
maar besluitvorming en onderzoek naar realiseerbaarheid moet nog uitgevoerd worden.
1) inclusief huidige openbare plekken op deze locaties
2) exclusief het tijdelijk gebruik van twee openbare plekken ter compensatie van de nautische afsluiting van
de middentoegangsbrug.
3) inclusief de F-steiger
4) de 4 extra plekken ten opzichte van de huidige locaties liggen aan de westkant van de Museumbrug
12
X Gemeente
% Amsterdam
3. Nieuw op- en afstapbeleid
3.1 Hoofduitgangspunten systeem
Het nieuwe op- en afstapbeleid kent een indeling in verschillende typen op- en afstapplekken.
Als vertrekpunt geldt de bestaande situatie van exclusieve op- en afstaplocaties. Deze
bestaande locaties zijn gelegen in bewonersluwe gebieden. Er worden in de binnenstad geen
nieuwe op- en afstap/ocaties gerealiseerd. Wel wordt gekeken of er locaties zijn waarbinnen
meer op- en afstapplekken gecreëerd kunnen worden. De bestaande locaties zijn geografisch
verdeeld over een drietal clusters in de stad (zie Afbeelding 1 in hoofdstuk 2.1).
| Open Havenfront - Damrak
Il Rokin - Binnenamstel
Hi Singelgracht (Rijksmuseum — Heinekenbrouwerij - Leidsebosje)
Binnen deze clusters vindt het overgrote deel van alle op- en afstapbewegingen plaats. De op-
en afstapplekken binnen de clusters kunnen worden beschouwd als de populairdere en
aantrekkelijkere plekken voor het oppikken van passagiers, met name voor de reguliere
rondvaart. Deze clusters zijn tevens geschikt voor grote stromen van mensen.
Het doel is om binnen elk van deze clusters affe vergunde passagiersvaart de gelegenheid te
bieden om passagiers te laten op- en afstappen. Niet alleen de rondvaart die vanaf eigen
vaste afvaartplekken vertrekt, maar ook incidenteel of minder frequent varend hospitality
aanbod zal de gelegenheid hebben binnen elk van deze drie clusters zijn passagiers te kunnen
laten op- en afstappen.
Dit kan op (semi) exclusieve locaties voor de reders die aanspraak willen en kunnen maken op
vaste afvaartplekken (zie paragraaf 3.2) of op flexibele locaties voor de passagiersvaart die
geen vaste afvaartlocaties heeft (zie paragraaf 3.3).
De op- en afstapplekken buiten deze clusters zullen niet in (semi) exclusief gebruik worden
gegeven. Deze zijn voor alle incidentele op- en afstappen door de passagiersvaart
beschikbaar (zie paragraaf 3.4). Daarnaast zal er, verspreid over de stad een netwerk van op-
en afstapplekken voor de ‘hop on-hop off’ services komen (paragraaf 3.5).
3.2 (Semi) exclusieve op- en afstapplekken (A+)
Er blijven net als in de oude situatie plekken die exclusief bij een reder in gebruik zijn. Deze
op- en afstapplekken zijn niet voor de overige passagiersvaart toegankelijk. Rederijen kunnen
hier, mits passend binnen de op de betreffende locatie geldende voorschriften, ook overige
faciliteiten exploiteren, zoals naamborden, reclame-uitingen of verkooppunten voor tickets.
Deze voorschriften verschillen per locatie en zijn afhankelijk van het bestemmingsplan of
andere beleidskaders bijvoorbeeld op het gebied van welstand. Dit zijn de zogenaamde A+
locaties.
De afspraken die de gemeente met de reders vastlegt voor het exclusieve gebruik van op- en
afstapplekken betreffen alleen het gebruiksrecht van de op- en afstapplek. Voor het gebruik
van bijvoorbeeld een kade voor een kassahuis, of het oprichten van bouwwerken, voeren van
reclame-uitingen dienen indien dat op de betreffende plek toegestaan en/of
vergunningsplichtig is, bij de betreffende gemeentelijke instantie aanvragen te worden
13
X Gemeente
% Amsterdam
gedaan. De bestaande aanvullende faciliteiten op de huidige exclusieve locaties zijn allemaal
opgezegd per 1 juli 2024. Voor de faciliteiten die binnen de bestaande beleidsregels van de
gemeente behouden kunnen blijven, kunnen, indien de reders dat wensen, aanvullend op de
afspraken over het gebruik van de op- en afstapplekken afspraken worden gemaakt.
Op de exclusieve locaties wordt op- en afgestapt, maar de locaties zijn ook geschikt als
ligplaats en voor andere zaken die tot de bedrijfsvoering horen, mits de rederij daar ruimte
voor heeft en de ruimtelijke ordeningsvoorschriften dergelijk gebruik toestaan. Het totale
aantal exclusieve plekken is beperkt en de vloot van een reder dient een minimale omvang te
hebben om voor een dergelijke plek in aanmerking te komen. Voor een exclusieve locatie
wordt een vast (jaar)tarief gevraagd eventueel aangevuld met een flexibel tarief. (zie verder
daarover het hoofdstuk over beprijzing).
Deze notitie gaat niet over de mogelijkheden die er zijn voor het plaatsen van kassahuisjes en
het doen van reclame-uitingen op de locaties. De gemeente onderkent dat de mogelijkheid
voor het plaatsen van voor dergelijke voorzieningen voor meerdere reders van belang zijn. Er
zal duidelijkheid moeten zijn over de mogelijkheden per uit te geven locatie.
Er zijn verschillende juridische regimes op de voorzieningen van toepassing. Het op- en
afstappen betreft het gebruik van openbaar water en openbare ruimte waarvoor de
gemeente als eigenaar civielrechtelijk (semi) exclusieve gebruiksafspraken maakt. Het
oprichten van bouwwerken t.b.v. ticketverkoop of plaatsen van reclame-uitingen wordt via
het bestuursrecht d.m.v. o.a. uitgifte van vergunningen geregeld. Deze notitie betreft het
beleid rond de verdeling van de op- en afstapplekken ten bate van op- en afstappen. Wanneer
een locatie in de toekomst door meerdere rederijen (semi)exclusief wordt gebruikt, dan zullen
er over een kassahuisje, mits het binnen het vigerend bestemmingsplan behouden kan
blijven, vergelijkbare afspraken over medegebruik gemaakt moeten worden.
Bij het verschijnen van de Nota Varen Deel 2 was nog niet duidelijk hoe het op- en afstappen
vorm zou krijgen. Alle opties stonden open, tot op het niveau waarop alle bestaande
exclusieve locaties zouden verdwijnen en alle plekken herverdeeld worden. Inmiddels wordt
ingezien dat het voor zowel de rederijen als voor de stad belangrijk is dat er vaste plekken zijn
waar grotere rederijen hun bedrijf kunnen exploiteren. Dat komt de rust in de stad ten goede.
Daarom wordt de mogelijkheid behouden voor reders met een grotere vloot, om aanspraak te
maken op het exclusief gebruik van op- en afstapplekken. Uitgangspunt daarbij is dat een
rederij minimaal 3 exploitatievergunningen in het segment groot (of 6 in het segment
midden/klein) moet hebben om een plek exclusief te mogen gebruiken. Reders kunnen er
daarnaast voor kiezen om gezamenlijk plekken (semi) exclusief in gebruik te hebben en
onderling afspraken te maken over de verdeling. Ook rederijen die tot op heden niet over
exclusieve locaties beschikten, kunnen hier in de toekomst aanspraak op maken. De
verwachting is dat er voldoende aanbod aan locaties is om aan de vraag te kunnen voldoen.
Het afstemmen van vraag en aanbod gebeurt door:
-__ Inde afspraken voor (semi) exclusief gebruik voorwaarden op te nemen voor wat betref
het efficiënt gebruik van de locatie; 3 vaartuigen (of 6 in het segment midden/klein) per
op-en afstapplek (waarbij het totaal aantal vaartuigen in eenheden van 3 in principe naar
beneden afgerond wordt).
-__ extra op- en afstapplekken toe te voegen, met name in het Open Havenfront.
-_ ligplaatsen elders te realiseren waardoor op- en afstapplekken weer daadwerkelijk voor
op- en afstappen te gebruiken zijn (met name in de Dijksgracht).
14
X Gemeente
% Amsterdam
-__ een beprijzingsstelsel in te stellen, waarbij de reders betalen voor het gebruik van de op-
en afstapplekken.
Afhankelijk van de balans tussen vraag en aanbod van op- en afstapplekken kan er bezien
worden of er een hoger aantal vaartuigen per op- en afstapplek aangehouden dient te worden,
om de aanspraak op plekken te kwantificeren. Daarnaast wordt vastgelegd dat een reder de
op- en afstapplekken die hij toegewezen krijgt ook daadwerkelijk gebruikt voor op- en
afstappen (per cluster bekeken).
Bufferplekken
Vanuit de branche is meegegeven dat zogenaamde bufferplaatsen wenselijk zijn om de op- en
afstapplekken efficiënter te kunnen gebruiken. Omdat de rondvaartreders niet altijd volgens
een vaste dienstregeling varen, komt het regelmatig voor dat vaartuigen tijdelijk tegelijk op
de op — afstaplocatie zijn. Het gebruik van zogenaamde 'bufferplekken' waar vaartuigen even
uit de vaart kunnen liggen, zonder dat er op- en afgestapt hoeft te worden, zijn hiervoor een
oplossing die nu op verschillende plekken in de stad wordt toegepast. Het belang van het
behoud hiervan in het nieuwe op- en afstapbeleid wordt onderkend. Binnen de drie clusters
wordt aan de hand van een analyse van de vraag naar op- en afstapplekken op locatieniveau
bezien waar en hoeveel bufferplekken benodigd en mogelijk zijn.
Ligplaatsen
Op de semi-exclusieve plekken blijft in elk geval één ligplaats per plek beschikbaar. Indien het
nautisch mogelijk is, kunnen er wellicht op een aantal plekken meer ligplaatsvergunningen
worden verstrekt. Uitgangspunt is dat het op- en afstappen prioriteit heeft.
Voor de verdeling van de A+ plekken wordt na bestuurlijke vaststelling van de onderhavige
notitie een uitgebreide procedure opgesteld. De hoofduitgangspunten daarvan zijn in deze
notitie in hoofdstuk 6 beschreven, waarin de invoering van het nieuwe beleid aan bod komt.
3.3 Flexibele op- en afstapplekken binnen de clusters van (semi) exclusieve
locaties (A+ flex)
Binnen elk van de drie clusters zullen naast de (semi) exclusieve plekken ook op- en
afstapplekken worden gerealiseerd waar alle vergunde passagiersvaart terecht kan. Voor
kleinere rederijen of rederijen die vanwege hun type bedrijfsvoering geen exclusieve locatie
(willen) gebruiken, dienen ook plekken te zijn waar tegen passende tarieven gebruik gemaakt
kan worden van populaire locaties in de stad. Daartoe zullen binnen elk cluster flexibele op-
en afstapplekken komen. Dit zijn in feite openbare plekken voor de passagiersvaart, maar
met de mogelijkheid om daar het gebruik te reguleren. Op deze flexibele op- en
afstapplekken is geen ligplaatsmogelijkheid en geldt verder het regime van de openbare op-
en afstapplekken: geen kaartverkoop op de wal, geen kassahuizen e.d. Er mag op deze
plekken maximaal 15 minuten worden aangemeerd. Het exclusief claimen en gebruiken van
de flexibele op- en afstapplekken is niet toegestaan.
3.4 Flexibele A-, B- en C-plekken verspreid door de stad
Buiten de drie clusters met exclusieve locaties blijven locaties bestaan waar alle
passagiersvaart terecht kan. Op deze locaties is reserveren niet mogelijk, tenzij na evaluatie
15
X Gemeente
% Amsterdam
blijkt dat dit om de spreiding te sturen wel wenselijk is. Ook mag er geen ticketverkoop
plaatsvinden. Er mag op deze locaties maximaal 15 minuten worden afgemeerd. Het tarief
dat voor het gebruik van deze plekken wordt betaald, verschilt en is afhankelijk van de
populariteit van een plek en mogelijk ook van andere kenmerken zoals capaciteit op de kade
of nautisch. Vooralsnog wordt gedacht aan de volgende indeling:
* _ Categorie A: Plekken met meer dan 1.500 aanmeermomenten per jaar
* _ Categorie B: Plekken met 600- 1.500 aanmeermomenten per jaar
* _ Categorie C: Plekken met minder dan 600 aanmeermomenten per jaar
Als er grote verschuivingen plaatsvinden in het gebruik van deze locaties kan een plek van
categorie wijzigen. De indeling van deze locaties naar drukte is aangebracht om het reguleren
van het gebruik te kunnen inrichten. Op de drukste locaties is de wens om de drukte te
verminderen. Meer daarover in het hoofdstuk over beprijzing en reguleren van het gebruik.
De gebruiksvoorschriften voor deze op- en afstapplekken zijn verder overal gelijk.
I
| © ©
\ |
Vi Ee)
ij West 5 Het IJ
Wij © :
| e s F
je % 7 ® hd @ 8 ò
E 0 ® "_e dok
| Á coritnieh ® © ® ©
| & © B ,, ® É en f
& ode °_ Za
£ e @-, e®%o ©
® ee e
| È @ o © ©
lj ® DP
KA
Dr
| @ Oost Flexibele locaties
© \ \ N
® A-locaties
© B-locaties
Zuid © @ 4 ® C-locaties
Afbeelding 2 Flexibele op- en afstaplocaties in en rondom het centrum, exclusief de flexibele locaties die binnen de
drie clusters vallen. Buiten dit gebied liggen nog 7 B-locaties en 6 C-locaties.
3.5 Hop on-Hop off lijndiensten
Ook in het nieuwe systeem voor het gebruik van de op- en afstapplekken zal het hop on-hop
off concept behouden blijven. Deze lijndiensten kunnen bijdragen aan het verminderen van
de drukte op de wal. Tevens kunnen ze een alternatief bieden voor de touringcars die in 2022
niet meer welkom zijn in diverse delen van de binnenstad. Er zullen aparte hop on-hop off
haltes (of delen van op- en afstapplekken) worden aangewezen, zodanig verspreid over de
stad dat reders die deze dienst willen aanbieden keuzes hebben in de routes die zij varen. Op
dit moment is er al een netwerk van openbare op- en afstapplekken die voor lijndiensten
wordt gebruikt. In overleg met de branche zal een netwerk van hop on-hop off plekken
worden opgesteld.
16
X Gemeente
% Amsterdam
De hop on-hop off plekken worden zodanig ingericht dat hier kortstondig aanmeren,
maximaal 5 minuten, mogelijk is om passagiers op- en af te laten stappen. Het Dagelijks
Bestuur van Stadsdeel Centrum heeft in 2017 een besluit genomen over uniforme
halteborden, om hierin versnippering tegen te gaan. In de Vereniging voor Waterlijndiensten
hebben zich toen de rederijen verenigd die lijndiensten aanboden. Deze vereniging vroeg een
omgevingsvergunning aan voor de borden. Met het besluit verleende het stadsdeel
privaatrechtelijk, als eigenaar van de steiger, toestemming aan de Vereniging voor
Waterlijndiensten om op de in het besluit genoemde haltes de uniforme borden te plaatsen.
Het uitgangspunt van uniformiteit en een beperking van het aantal borden blijft behouden.
Nadere uitwerking van de routes en haltes voor de lijndiensten samen met de andere
stadsdelen en de branche zal uitwijzen of de werkwijze in samenwerking met de Vereniging
voor Waterlijndiensten zich leent voor voortzetting en uitbreiding naar andere stadsdelen.
Reders die hop on-hop off diensten aanbieden, beschikken naar verwachting in de toekomst
over een (semi) exclusieve op- en afstaplocatie, omdat ze alleen al voor de lijndiensten
minimaal drie vaartuigen hebben. Deze locatie kan onderdeel uitmaken van de route, en kan
gebruikt worden om te bufferen en dergelijke.
Het gebruik van de hop on-hop off plekken is alleen toegestaan voor vaartuigen die op dat
moment daadwerkelijk hop on-hop off diensten aanbieden. In het hoofdstuk over het
reguleren van het gebruik en het beprijzen vormt hop on-hop off daarom ook een aparte
categorie.
In de praktijk is het gebruikelijk dat vaartuigen zowel voor hop on-hop off als ook voor andere
producten ingezet worden. Daarnaast wordt bijvoorbeeld omdat een vaartuig onderhoud
behoeft, ook weleens gewisseld van vaartuig. Uitgangspunt is dat voor het aanbieden van
hop on-hop off services een abonnementsvorm nader wordt uitgewerkt. Een reder kan dan
afhankelijk van zijn hoeveelheid abonnementen een aantal vaartuigen voor hop on-hop off
inzetten.
17
X Gemeente
% Amsterdam
4, Bepalen behoefte op- en afstapplekken in 2024
Het rekenmodel waarmee de capaciteit is ingeschat, biedt inzicht in de beschikbare
capaciteit. Een volgende stap is inzicht in de behoefte aan vaste op- en afstapplekken. Op
basis van de huidige vloot heeft de gemeente per type vaartuig een inschatting gemaakt van
de wens om gebruik te maken van een (semi) exclusieve locatie. Om geen verwarring te
creëren tussen oude segmenten (de basis van de huidige vergunningen) en nieuwe
segmenten (op basis van het nieuwe uitgiftereglement) is gekozen voor een berekening op
basis van de drie hoofdtypen vaartuigen en het daarvoor typerende aanbod: rondvaartboot
(Amsterdams type of vergelijkbaar), salonboot en open sloep. Daarbij worden de volgende
aannames gedaan:
e _Derondvaartboten van het Amsterdams type of vergelijkbaar willen voor 100% gebruik
maken van (semi) exclusieve op- en afstaplocaties voor vaste afvaarten van 1 uur;
e _Salonboten willen voor 1/3e van de tochten gebruik maken van op- en afstappen op een (semi)
exclusieve op- en afstaplocatie voor tochten van 3 uur.
e Open sloepen worden voor 2/3e ingezet voor groepstochten vergelijkbaar aan salonboten en
1/3e wordt ingezet voor vaste-afvaart tochten vergelijkbaar aan rondvaartboten van het
Amsterdams type. Deze laatste 1/3° zal gebruik willen maken van de (semi) exclusieve vaste
afvaartlocaties.
Deze inschatting is gebaseerd op aannames op basis van het huidige aanbod van vaartuigen.
Er zijn verschillende factoren die deze behoefte kunnen beïnvloeden. Belangrijke factoren zijn
bijvoorbeeld het daadwerkelijk aandeel vaste routes in het aanbod van een reder, de
daadwerkelijke duur van afvaarten (veelal toch langer dan 60 minuten), het aantal vaartuigen
dat gelijktijdig vaart (in drukste periodes varen reders doorgaans met ongeveer 80% van de
vloot gelijktijdig), het aandeel bus/boot en boot/boot overstappen, fluctuatie van de inzet
over het jaar (gewenste exclusieve vraag zal lager zijn, dan de incidentele piek), de locatie van
een plek, de aanwezige voorzieningen, het feit of een plek exclusief gebruikt kan worden of
gedeeld dient te worden, en uiteraard de kosten voor het gebruik. Ook de wijze waarop op de
flexibele locaties binnen de clusters regulatie plaatsvindt, kan van invloed zijn op de vraag
naar (semi) exclusieve plekken. Een reder die wel rondvaarten verzorgt, maar niet dagelijks of
niet het hele jaar door vaart, kan ervoor kiezen niet een (semi)exclusieve plek te vragen, maar
te opteren voor (gereguleerd) gebruik op een flexibele plek.
Op basis van de bovengenoemde inschattingen zou de huidige behoefte aan (semi)exclusieve
plekken uitkomen op 57. De segmentering in het nieuwe vergunningensysteem geeft inzicht
in de toekomstige vlootopbouw. Wanneer de theoretische verwachtingen op deze vloot
worden geprojecteerd, volgt een toename van de behoefte aan semi-exclusieve op- en
afstapplekken naar 62 vanaf tranche 1 (2024) en deze loopt op tot 68 plekken vanaf tranche 4.
Op basis van verdere ontwikkelingen (zoals de kosten) en voortschrijdend inzicht kan de
capaciteitsbehoefte nog worden bijgesteld.
Vooralsnog zijn de op- en afstapplekken binnen de clusters nog niet per plek geclassificeerd
als (semi) exclusief of flexibel. Sommige plekken lenen zich heel specifiek goed voor (semi)
exclusief gebruik, terwijl andere optimaal lijken als flexibele plek. In die laatste categorie zijn
bijvoorbeeld de Barbizonsteiger in de westkom van het Open Havenfront en de kade aan de
18
X Gemeente
% Amsterdam
noordzijde van de nieuwe middenkom goed in te passen. Om een balans in vraag en aanbod
te kunnen realiseren wordt deze categorisering per plek echter niet in beleid vastgelegd.
19
X Gemeente
% Amsterdam
5. Reguleren en beprijzen van het gebruik van op- en
afstapplekken
5.1 Context en uitgangspunten
In de Nota Varen Deel 2 wordt een beprijzingsstelsel voor de op- en afstapplekken aangekondigd.
Voor het gebruik van de openbare op- en afstapplekken wordt een vergoeding gevraagd omdat dit
bijzonder gebruik van de openbare ruimte betreft. De kosten die de gemeente maakt om op- en
afstappen mogelijk te maken, worden in rekening gebracht.
De rederijen betalen daarnaast via een precariobelasting voor het hebben van een ligplaats in het
Amsterdamse openbare water (tenzij zij hun vaartuigen elders, bijvoorbeeld in een jachthaven,
hebben ondergebracht). Het realiseren en instandhouden van op- en afstapmogelijkheden valt
buiten de overige componenten (precario ligplaatsen en exploitatievergunning) die aan de reders
in rekening worden gebracht. Middels de vermakelijkhedenretributie (/MR) dragen de passagiers
ook bij aan het instandhouden van het reguliere gebruik van het water.
Om te bepalen hoe een beprijzingsstelsel voor de op- en afstapplekken dient te functioneren zijn
de volgende uitgangspunten gehanteerd:
e Hettarief voor het gebruik van gemeentelijke op- en afstapplekken -bestaande uit
betaling voor diverse soorten recht op gebruik van een aangewezen grond- en
waterperceel van een op- en afstapplek- dient minimaal de kosten te dekken die voor de
instandhouding van deze plekken gemaakt worden.
e Indetarifering van op- en afstapplekken kan een differentiatie plaatsvinden om de drukte
op specifieke plekken te reguleren.
Onderzoeksbureau Eden McCallum heeft een onderzoek gedaan naar zowel de kostprijs van de
op- en afstapplekken als naar de mogelijkheid om de kosten te verdelen over de verschillende
gebruikers en het beprijzen tevens als sturingsmechanisme voor de drukte te laten functioneren.
De rapportage van Eden McCallum is als bijlage aan deze notitie toegevoegd.
5.2 Opbouw kosten
Voor het beprijzen van de op- en afstapplekken kunnen verschillende prijsniveaus gehanteerd
worden:
e Kostprijs: de kosten die de gemeente maakt voor het faciliteren van het op- en afstappen
e _Reguleringsprijs: een prijs die leidt tot vraagsturing
Commerciële prijs: de commerciële waarde in rekening brengen
Allereerst is geïnventariseerd welke kosten direct zijn toe te rekenen aan het faciliteren van het
op- en afstappen. Deze kosten zijn ingeschat op 1,7 miljoen euro per jaar, verdeeld over drie
categorieën:
1. Fysieke infrastructuur (€ 0,5 min.) dit betreft de infrastructuur specifiek voor het op- en
afstappen (meerpalen, planken, steigers, trappetjes e.d.).
2. Registratiesysteem (€ 0,4 min.) hieronder valt de hard- en software die nodig is om
gebruik te registreren.
3. Personele kosten (€ 0,8 min.); kosten binnen het programma varen specifiek gericht op het
faciliteren van op- en afstappen.
20
X Gemeente
% Amsterdam
Wanneer deze kosten voor het gebruik van de op- en afstapplekken in rekening worden gebracht,
gaat het, ter indicatie, om de volgende bedragen, gemiddeld over de hele vloot:
e €0,25 per passagier
circa€b,-per op- en afstap per vaartuig
e circa 4% van EBITDA ”)
*) EBITDA = Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization
Operationele winst, inkomsten voor aftrek van financiële lasten (rente, belastingen, afschrijvingen op activa en
afschrijvingen op leningen en goodwill). In het onderzoek zijn hiervoor dezelfde gegevens gebruikt als in het
onderzoek naar de terugverdientijden.
Hantering van dit prijsniveau maakt naar verwachting ook vraagsturing mogelijk. Dit biedt de
mogelijkheid om de druk op sommige locaties te verminderen en het op- en afstappen beter te
verdelen over alle beschikbare locaties. Ook lijkt met dit prijsniveau een gezonde exploitatie
mogelijk voor exploitanten van verschillende typen boten, zonder discriminatie van bepaalde
businessmodellen. Een commercieel (hoger) prijsniveau lijkt dus niet nodig om een betere
spreiding van het gebruik van de op- en afstapplekken te bereiken. Een nader onderzoek naar de
daadwerkelijk vraag naar op- en afstaplocaties door de rederijen, bij het hanteren van het
kostprijsniveau, is opgesteld en wordt uitgevoerd alvorens tot een formeel aanbod van het gebruik
over te gaan.
Betalen per “op-en afstap”
De kosten voor het gebruik van op- en afstapplekken zullen niet per passagier in rekening worden
gebracht, maar per op- en afstap. Met een “op- en afstap” wordt bedoeld: een aanmeermoment
aan een op- en afstapplek.
Bij reguliere rondvaarten wordt er vaak eenmaal aangemeerd op een locatie om zowel de vorige
groep te laten afstappen als de nieuwe groep te laten opstappen. Soms worden daarvoor wel twee
plekken binnen een locatie gebruikt. Wanneer het vaartuig tussendoor de locatie niet verlaat
wordt dit als één aanmeermoment geregistreerd. Voor de facturatie is dit overigens niet van
belang omdat deze locaties over het algemeen gebruikt worden door reders die hier vaste
afvaarten verzorgen en waarschijnlijk een vast tarief gaan betalen. Bij het op- en afstappen voor
groepen, zoals bijvoorbeeld in de hospitalityvaart worden op- en afstap vanaf flexibele locaties
meestal apart geregistreerd en wordt er soms tussentijds ook nog gestopt. Het effect daarvan zal
nog worden doorgerekend om na te gaan of hierop specifieke uitwerkingsafspraken gemaakt
dienen te worden.
5.3 Differentiatie en vraagsturing
Bij op- en afstapplekken waar de wens is om de drukte te beperken, kan de prijs omhoog en bij
rustige plekken omlaag om de vraag te sturen. De gemiddelde prijs geldt daarbij als uitgangspunt.
Dit geeft zowel de mogelijkheid om gewenste sturing in te voeren als voor diverse
bedrijfsmodellen geschikte prijsniveaus te kunnen waarborgen.
De gewenste vraagsturing door beprijzing heeft tot doel om:
e grote volumestromen zoveel mogelijk te clusteren op de (semi) exclusieve locaties, omdat
hier voldoende ruimte is in bewonersluwe gebieden;
21
X Gemeente
% Amsterdam
e de drukste flexibele plekken te ontlasten (met name Anne Frank steiger) door hier een
hoger tarief te hanteren;
e een gezonde exploitatie mogelijk te maken voor exploitanten van verschillende typen
boten, zonder discriminatie van bepaalde businessmodellen.
Voor een goede ordening is het wenselijk dat het voor reders met een relatief groot volume aan
‘vaste afvaart’ tochten aantrekkelijk is om hiervoor een (semi) exclusieve plek te gebruiken.
Tegelijkertijd is het voor reders die wel vaste afvaarten doen, maar minder frequent en met een
kleinere vloot aantrekkelijker om een flexibele plek te gebruiken, eventueel wel op vaste tijden.
Populaire binnenstedelijke plekken zullen met een hogere prijs nog steeds aantrekkelijk zijn voor
hoger geprijsde ‘hospitality’ tochten. Lager of niet geprijsde rustige plekken zullen beschikbaar
blijven voor kleinschalig en goedkoper aanbod van tochten.
Om dit te bewerkstellingen geldt het volgende model voor beprijzing:
. (Semi) exclusief. Een vast tarief voor de exclusieve locaties, gebaseerd op een
gemiddeld/minimum aantal op- en afstapmomenten. Een vast tarief levert een drempel op voor
de vraag naar exclusieve locaties: een exclusieve plek is alleen aantrekkelijk bij een groot volume.
Tevens leidt zo'n vast tarief tot een zo efficiënt mogelijk gebruik, omdat het bedrag dat per
aanmeermoment wordt betaald relatief lager wordt bij meer aanmeermomenten. Eventueel zou
het vaste tarief gecombineerd kunnen worden met een variabel deel. Dit reduceert het risico voor
een reder (bij commerciële tegenslag) maar maakt het ook complexer en vermindert de prikkel om
efficiënt gebruik te maken van zo'n plek.
. Flexibel: Voor het gebruik van de flexibele locaties wordt per aanmeermoment betaald.
Dat kan in een abonnementsvorm. Dit zal nader uitgewerkt worden.
-__ A+: binnen de clusters van semi exclusieve locaties: gemiddeld bedrag
-__A: ca. > 1.500 op-en afstappen pijr: hoogste bedrag
- B: ca. 600-1.500 op-en afstappen pijr: laag bedrag of geen beprijzing
- __C: ca. < 600 op-en afstappen pijr: laag bedrag of geen beprijzing
e Hop on - Hop off. Een abonnement, gekoppeld aan een of meerdere vaartuigen, in combinatie
met speciaal voor hop on — hop off aangewezen plekken. Voor een abonnement zal een vast
tarief per jaar gevraagd worden, eventueel met een laag variabel deel, vergelijkbaar aan de
redenatie voor de beprijzing van (semi)exclusieve plekken. Door de frequentere, maar ook
korte aanmeermomenten op meerdere locaties per rondvaart zullen de kosten van het
abonnement omgerekend naar het aantal op- en afstapmomenten een lagere prijs per
moment opleveren, dan voor een regulier op- en afstapmoment. Om deze vorm van rondvaart
in stand te kunnen houden, is een herkenbaar netwerk van op- en afstapplekken nodig waar
maximaal b minuten mag worden aangemeerd. Alleen door hop on-hop off diensten. Dit
kunnen zowel delen van ‘flexibele plekken’ zijn als geheel eigen plekken. Dit netwerk wordt in
beginsel gebaseerd op het bestaande netwerk en zal in overleg met de branche exact worden
bepaald. Vaartuigen dienen aangemeld te worden als hop on - hop off dienst. Het zal mogelijk
zijn om een aanmelding (abonnement) over te zetten op een ander vaartuig uit de vloot,
bijvoorbeeld voor een periode van onderhoud. Een vaartuig met hop on hop off abonnement
mag ook elders aanmeren, maar betaalt in dat geval het voor die plek geldende tarief. Bij
aanmeren op de eigen exclusieve locatie valt dit binnen het (vaste) tarief voor die locatie.
22
X Gemeente
% Amsterdam
5.4 Tarieven
Voor de hoogte van de bedragen wordt vooralsnog uitgegaan van de prijzen zoals Eden McCallum
die heeft berekend met als uitgangspunt de kostprijs. Aan de hand van een marktonderzoek naar
de behoefte wordt nog een toetsing op deze bedragen uitgevoerd. Meer informatie hierover in
hoofdstuk 6, over de invoering van het nieuwe beleid.
Indicatief kan worden gesteld dat het gebruik van de op- en afstapplek met een reguliere
rondvaartboot ongeveer het volgende zal gaan kosten:
-__A+ flexlocatie (een flexibele locatie in een cluster bij exclusieve locaties): € 4,-/6,-
-_Alocatie (de drukste plekken in de stad, streven naar minder gebruik): € 15,-/20,-
-__OpB-en C-locaties: € 0,-/2,-
Alle tarieven zijn exclusief omzetbelasting (BTW) indien en voor zover van toepassing.
Het vaste tarief voor een (semi) exclusieve A+-locatie zal tussen de € 14.000,- en € 20.000,- per
jaar bedragen. Dit is gebaseerd op het gemiddelde tarief (zie ook het A+ flextarief) en op minimaal
zo'n 1.000-1.200 aanmeermomenten per vaartuig op jaarbasis. Indien er, eventueel optioneel,
wordt gekozen voor een vast en een variabel deel dan zou het vaste deel lager kunnen zijn.
Doel van een eventueel variabel deel in de prijs van een exclusieve locatie is om voor nieuwkomers
op de markt een exclusieve plek minder risicovol te maken. Met een vast bedrag wordt
gestimuleerd dat alleen reders die een plek efficiënt gebruiken aanspraak zullen maken op een
exclusieve plek. Anderzijds is het onwenselijk als die efficiency leidt tot teveel drukte en overlast
op de wal. Een variabele prijs voor extra aanmeermomenten vermindert de (financiële)
aantrekkelijkheid van onbegrensde toename van het aantal passagiers/vaarbewegingen.
De A-, B-, C- en A+-flexlocaties betreffen op- en afstapplekken die niet exclusief in gebruik zijn,
maar voor alle passagiersvaart toegankelijk. Hier zijn geen ligplaatsen en aanvullende
voorzieningen op de wal en/of op de steigers mogelijk, zoals laadinfra en kassahuisjes.
Op A+-locaties die exclusief in gebruik komen bij een (of meerdere samenwerkende) reder(s) is
afhankelijk van de op die locatie geldende richtlijnen en voorschriften de mogelijkheid om
separate afspraken te maken over kassahuisjes en andere voorzieningen en/of de mogelijkheid om
grond- of waterpercelen daarvoor in gebruik te nemen.
Na nader onderzoek naar de haalbaarheid van de tarieven en de verdeling van de (semi) exclusieve
plekken zullen de tarieven voor 2024 worden vastgesteld middels een tarievenbesluit door het van
college van burgemeester en wethouders.
23
X Gemeente
% Amsterdam
6. Invoeren nieuw beleid
De voorgaande hoofdstukken zetten uiteen welke maatregelen het nieuwe beleid bevat,
waarop deze gebaseerd zijn en welke effecten ervan worden verwacht. Hierin is rekening
gehouden met de bestaande situatie en met verschillende op- en afstapplekken die nu in
exclusief gebruik zijn. Het omzetten van de bestaande situatie naar een nieuwe situatie
passend binnen het nieuwe beleid verdient een zorgvuldige uitwerking en op veel locaties
ook maatwerk.
Er zijn situaties en locaties waarvan de inpassing in de nieuwe situatie op het moment van
het vaststellen van het beleid nog niet duidelijk is. Gok vinden tussen het formuleren en
vaststellen van dit beleid in 2021 en de geplande invoerdatum ervan in 2024, nog forse
wijzigingen plaats in de fysieke situatie, bijvoorbeeld in het Open Havenfront of aan de nog
te ontwikkelen ligplaatsen aan de Dijksgracht Oost. Bovendien stammen de basisprincipes
voor dit beleid en de geformuleerde maatregelen van voor de coronacrisis. Ten tijde van
het opstellen van het beleid en de gesprekken hierover met de branche lag de rondvaart
stil en was het zicht op de hersteltermijn voor de gehele toerismesector onduidelijk. Dat
maakt rekenen met geëxtrapoleerde cijfers en prognoses moeilijker dan normaal. Daarom
is het belangrijk geweest dat de invoering van het nieuwe vergunningenstelsel en daarmee
ook het op- en afstapbeleid met twee jaar is uitgesteld.
Al met al is er naast deze beleidsnotitie met uitgangspunten ook maatwerk nodig. Naast
op te stellen procedures over de verdeling van op- en afstapplekken en in sommige
gevallen een herverdeling van plekken, zullen ook gesprekken worden gevoerd om te
zorgen dat er een nieuwe situatie gecreëerd kan worden waarbinnen iedere reder zo goed
als mogelijk toegang krijgt tot de faciliteiten die nodig zijn om het bedrijf te exploiteren.
6.1 Bestaande situatie
In de huidige situatie gebruikt een viertal reders een 11-tal exclusieve locaties: Kooij,
Stromma, Lovers en Blue Boat. De gemeente zegde in juni 2021 alle gebruiksrechten van
deze locaties op per 1 juli 2024, ongeacht hoe lang deze rechten bestaan of in welke
situatie deze tot stand zijn gekomen. Om het hierboven geschetste systeem met de daarbij
behorende afspraken en contracten mogelijk te maken, is deze opzegging noodzakelijk
geworden: pas dan kan de gemeente vervolgens juridisch in 2024 met een schone lei
starten en aan andere reders gelijksoortige rechten aanbieden. Momenteel is het totaal
aan gebruiksrechten op wezenlijke onderdelen (zoals duur, betaling, opzegmogelijkheden
en dergelijke) versnipperd, onoverzichtelijk en moeilijk beheerbaar. Om per 2024 rechten
te kunnen toekennen, zowel aan voormeld viertal als aan andere bestaande reders en
nieuwe toetreders, bijvoorbeeld op basis van (individuele) overeenkomsten of
abonnementen, moet de contractuele situatie geheel opgeschoond zijn. Vanwege de soms
lange duur van de rechten hanteerde de gemeente een opzegtermijn van drie jaar.
6.2 Toekomstige situatie (2024)
Omdat het nieuwe systeem voorziet in de mogelijkheid om op- en afstapplekken exclusief te
blijven gebruiken maakt de gemeente met reders, die daar aanspraak op willen en kunnen
24
X Gemeente
% Amsterdam
maken afspraken over het gebruik en de vergoeding. Voor de voornoemde vier reders
betekent dit dat er nieuwe afspraken worden gemaakt voor locaties die zij in de bestaande
situatie al exclusief gebruikten, mits de omvang van hun vloot in de nieuwe situatie daarbij
aansluit, en de betreffende reders deze plekken wensen te behouden. De basisvoorwaarden
van de afspraken zullen voor elke reder hetzelfde zijn. Locatie-afhankelijk kunnen aanvullend
maatwerkbepalingen overeengekomen worden.
De overige op- en afstapplekken en de vrijkomende plekken worden daarna aan de hand van
een inventarisatie van de behoefte ingedeeld als (semi) exclusief of flexlocatie. De semi-
exclusieve locaties komen beschikbaar voor bestaande of nieuwe reders die op basis van de
omvang van hun vloot aanspraak kunnen maken op (meer) vaste afvaartplekken.
Voor de flexibele locaties gaat een systeem gelden van gebruiksvergoedingen op basis van
gebruik, toegankelijk voor elke reder, met mogelijk regulerings- of
reserveringsmogelijkheden en met algemene voorwaarden.
6.3 Herverdeling plekken
De volgende algemene uitgangspunten zijn ten aanzien van de herverdeling van plekken van
toepassing:
e De allocatiemethodiek is geschikt om over meerdere uitgifterondes op dezelfde manier
toe te passen.
e Er zullen prikkels zijn om alleen exclusieve plekken aan te vragen wanneer daar ook echt
daadwerkelijk behoefte aan is.
o Het aantal plekken waarop aanspraak gemaakt kan worden, is naar rato van de
grootte van de vloot
o Door een vaste prijscomponent te hanteren voor de exclusieve plekken ontstaat
een (financiële) prikkel om deze plekken zo efficiënt en zo veel mogelijk te
gebruiken. Dit zal tevens de andere plekken ontlasten van dit volume. Wel zal een
evenredig bijdrage aan de kosten voor het op- en afstap systeem gewaarborgd
blijven.
o Op A+-locaties wordt capaciteit gereserveerd voor gebruik door reders zonder
exclusieve plek: A+-flexplekken.
o Mocht een op- en afstapplek in exclusief gebruik aantoonbaar vrijwel niet
gebruikt worden, dan kan het exclusieve gebruiksrecht ontnomen worden.
e Alle reders hebben gelijke kansen bij de allocatie van beschikbaar gekomen plekken.
e Door de branche is de wens geuit om plekken geclusterd te kunnen exploiteren. Hier
wordt gehoor aan gegeven door een deel van de plekken in setjes van twee toe te wijzen.
e Voor zover dit past binnen de allocatie regels zullen reders zoveel mogelijk de door hen
opgebouwde bedrijfsvoering kunnen behouden.
o _Reders die exclusieve plekken hebben, kunnen deze behouden zolang hun vloot
voldoende groot is. Dat houdt in dat een reder minimaal 3
exploitatievergunningen in het segment groot dient te hebben voor elke op- en
afstapplek die hij exclusief wil blijven gebruiken.
o Wanneer een reder plekken moet of wil afstaan, dan kan deze reder aangeven
welke plekken vrijgegeven worden, binnen de geldende kaders.
o Bovenstaande geldt bij de ingang van het nieuwe beleid na de uitgifte van de 1e
tranche van de exploitatievergunningen, maar ook later bij volgende tranches
25
X Gemeente
% Amsterdam
voor reders die bij de 1e tranche exclusieve plekken toegewezen krijgen en die in
volgende tranches graag willen behouden.
e Bij het opgeven en verkrijgen van plekken, wil de gemeente waarborgen dat de overige
plekken op de betreffende (sub)locatie aantrekkelijk genoeg blijven om door een andere
reder separaat gebruikt te worden. Per (sub)locatie zal daarom vastgesteld worden welk
aandeel maximaal door 1 reder/concern in exclusief gebruik mag zijn. Dit betekent een
maximaal aandeel of 100% van die (sub}locatie.
De kaders voor het opgeven en verdelen van plekken worden nog opgesteld en getoetst op
effectiviteit.
Na bestuurlijke vaststelling van het op- en afstapbeleid door het college van burgemeesters en
wethouders wordt de nadere uitwerking uitgevoerd binnen de in deze notitie genoemde kaders, Er
is dan ook duidelijkheid over de consequenties onder meer op het gebied van kosten voor het op-
en afstappen. De zittende reders kunnen op basis daarvan aangeven op welke plekken zij willen
blijven vanaf 2024. Aan de hand van de looptijd van de verschillende exploitatievergunningen
kunnen met deze reders nieuwe afspraken gemaakt worden. Het streven is om de reders hierover
begin 2022 duidelijkheid te kunnen bieden. Daarna is ook duidelijk welke op- en afstapplekken er
beschikbaar zijn voor de reders die nu nog geen vaste afvaartlocaties hebben, maar dat vanaf 2024
wel willen. Met hen zullen in 2022 afspraken worden gemaakt over de plekken die zij vanaf 2024
gaan gebruiken.
6.4 Processtappen en planning
e Mei 2020 Vaststelling Nota Varen Deel 2
e September 2020 — januari 2021 — maart 2021 — juni 2021: ambtelijke gespreksrondes reders
e Diverse Bestuurlijke Overleggen van de wethouder met reders in diezelfde periode
e Juni 2021 Opzeggen overeenkomsten bestaande exclusieve plekken per 1-7-2024
e _Nahet zomerreces 2021: vaststellen Notitie Op- en afstapbeleid in het college van
burgemeester en wethouders (en ter kennisname naar de raadscommissie MLW)
e Najaar 2021 Opstellen en toetsen procedure verdeling plekken
e Begin 2022: Procedure herverdeling op- en afstapplekken en tarievenbesluit vaststellen door
college van burgemeester en wethouders
e Begin 2022 afspraken met de zittende reders over de te behouden A+ locaties
e Begin 2022 verdeling overige A+ locaties (ingangsdatum 2024 of eerder indien mogelijk)
e 2023 afspraken gebruik flexibele plekken en hop on hop off plekken
e 2024 start nieuw op- en afstapbeleid, gekoppeld aan de ingangsdatum van de nieuwe
exploitatievergunningen
26
| Onderzoeksrapport | 26 | train |
Gemeente
Amsterdam
Armoede in beeld o
Stadsdeelfactsheet Zuid y
% Inhoudsopgave
2x Inhoud Pagina Inleiding
> < Toelichti Met het verschijnen van de Armoedemonitor
oelichting 3 2022 en de daarbij behorende tabellenrapportage
voor de stadsdelen van Onderzoek en Statistiek
Deel 1: Minimahuishoudens h (O&S), kan er weer een nieuwe stand van zaken
gegeven worden van de omvang van de armoede
Definities 5 en het bereik van de armoedevoorzieningen.
Minimahuishoudens per stadsdeel, gebied, wijk en buurt 6 Team Onderzoek Stadsdelen heeft voor alle
. . stadsdelen en stadsgebied Weesp een analyse
Langdurige minima 9
gemaakt van de gegevens uit de
Minimahuishoudens naar inkomstenbron 20 tabellenrapportage. Hiermee wordt voorzien in de
behoefte binnen de stadsdelen om een beeld te
Minimahuishoudens naar huishoudtype 11 krijgen van de armoedeproblematiek in de
gebieden, wijken en buurten van een stadsdeel.
Minima naar leeftijdsgroep 12
Deze factsheet bestaat uit twee delen. Het eerste
Minimajongeren 13 deel gaat over de minima. Hoe groot is die groep
‚ en wat zijn de kenmerken van deze groep?
Deel 2: Bereik armoedevoorzieningen 14
a: . Deel twee gaat over het bereik van de
Toelichting armoedevoorzieningen 15 Ren
armoedevoorzieningen. Welke voorzieningen
Bereik armoedevoorzieningen per stadsdeel, wijk en buurt 16 zijn er voor de minima en hoe ís het bereik
daarvan?
Methode om minima te bereiken per voorziening 19
% Toelichting
> < Alle cijfers over armoede in dit document zijn afkomstig van de Armoedemonitor van Amsterdam 2022*.
De Armoedemonitor is gebaseerd op het Integrale Inkomens- en Vermogensonderzoek (IV) van het CBS.
De cijfers van de Armoedemonitor gaan over het jaar 2021. Dat is het meest recente jaar dat het CBS levert.
De bereikcijfers van de armoedevoorzieningen gaan over 2022 en zijn afkomstig van het WPI.
In de Armoedemonitor wordt gekeken naar de huishoudens met een laag inkomen. Een huishouden is een
minimahuishouden wanneer er naast een laag inkomen ook weinig vermogen is. De grens voor een laag
inkomen ligt in Amsterdam sinds 1 januari 2023 op 130% van het sociaal minimum (SM). In de
Armoedemonitor en in de tabellenrapportage wordt voor alle gegevens vanaf 2011 deze nieuwe
inkomensgrens van 130% SM gehanteerd. Om deze reden komen de gegevens niet overeen met gegevens uit
de vorige edities van de Armoedemonitor. Er zijn dus meer mensen die door het opschuiven van de grens
onder een laag inkomen vallen. In heel Amsterdam gaat het in vergelijking met het aantal mensen met een
laag inkomen die onder de 120% SM grens vielen in 2020 om ongeveer 11.550 meer huishoudens.
Doelpopulatie Armoedemonitor
De gegevens in de Armoedemonitor gaan over Amsterdamse huishoudens van wie het inkomen over het
betreffende jaar bekend is. Huishoudens die exclusief vit studenten of instituutbewoners bestaan worden
buiten beschouwing gelaten. Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en wijken met weinig minima niet alle
gegevens beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 20 huishoudens of personen.
NB: In de Armoedemonitor 2022 zijn de cijfers nog gepubliceerd in de oude gebiedsindeling van 2015.
*Het rapport is te vinden via Armoedemonitor 2022 | Website Onderzoek en Statistiek (amsterdam.nl)
Gemeente
Amsterdam
a 8
Minimahuishoudens
Armoedegrens = 130% van het wettelijk minimum loon en weinig vermogen*
Normbedragen belastbaar jaarloon 2021 van de lage inkomensgrens Tot de grens voor de bijstand.
gemeente Amsterdam, naar leeftijd en type huishouden, voor recht op
minimaregelingen in 2022 (€) Op 1 januari 2022 is het maximaal toegestane vermogen
€ 6.505 voor een alleenstaande en € 13.010 voor paren en
gezin alleenstaande ouders.
(met of zonder kinderen) 26.454 27.087 Daarnaast mag de overwaarde van een eigen woning
eenoudergezin 26.097 24.904 : ……
maximaal € 54.900 zijn.
alleenstaande 20.878 19.765
bron: WPI
* Definities komen vit de Amsterdamse Armoedemonitor 2022: https://onderzoek.amsterdam.nl/publicatie/armoedemonitor-2022
> < Minimahuishoud tadsdeel
> < % minimahuishoudens per stadsdeel (2021)
ans Van alle stadsdelen heeft Zuidoost het grootste aandeel
minimahuishoudens van de stad, gevolgd door Noord en
PA Nieuw-West.
iN É In aantallen gezien hebben de stadsdelen West en
/ U Nieuw-West de meeste minimahuishoudens.
ä N
zt 5 N . . .
N In Zuid behoort 12% van alle huishoudens tot de minima.
li | N
12 En 5 Dit ligt onder het Amsterdamse gemiddelde van 17%.
ed À In totaal gaat het om 9.186 huishoudens, een absoluut
aantal vergelijkbaar met dat van stadsdeel Noord. Vanaf
8,8
2013 is het aantal minimahuishoudens in Zuid elk jaar
Amsterdam 217,0 |
licht gedaald.
Zi
bron: CBS/ bewerking O&S ne „_—
Aantal minimahuishoudens per stadsdeel (2011-2021)
18.000
16.000
14.000 13.454 Centrum
5.000 13.281 West
’ 10.954 Nieuw-West * In deze stadsdeelfactsheet wordt de
10.000 10229 nieuwe inkomensgrens van 130%
9186 mm Zuid (voorheen 120%) van het wettelijk
8.000 Oost minimumloon gehanteerd. Om zuivere
nnen 6.123 trendlijnen weer te geven, is dit ook
6.000 ' > Noord voor de andere jaren aangepast.
4.000 mmm Zuidoost
2.000 Weesp
_—_ 799
9 bron: CBS/ bewerking O&S
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
p í Minimahuishoudens per gebied
2% % minimahuishoudens per gebied (2021)
Van de drie gebieden in Zuid heeft De Pijp/Rivierenbuurt
het grootste aandeel (15,2%) en aantal
minimahuishoudens (5.423).
Dn Het aantal minimahuishoudens is in Oud-Zuid hoger dan in
Buitenveldert/Zuidas. Qua aandeel ligt het percentage in
Buitenveldert/Zuidas hoger dan in Oud-Zuid.
9,6
bron: CBS/ bewerking O&S
Aantal minimahuishoudens per gebied (2021)
1.288
bron: CBS/ bewerking O&S
> < Aandeel minimahuishoudens per wijk en buurt
> < % minimahuishoudens per wijk (2021)
Op wijkniveau valt vooral de Zuid Pijp op: hier
> < 8 is 26% van de huishoudens een
8 minimahuishouden. De Rijnbuurt en de
Stadionbuurt volgen als tweede en derde buurt
met respectievelijk een aandeel van 17% en
16%.
| Op buurtniveau zijn het de Rijnbuurt-West
(31%) en Marathonbuurt-West (28%) die
opvallen door het hoge aandeel
en minimahuishoudens. Daarnaast hebben alle
buurten in de Zuid Pijp een relatief hoog
bron: CBS/ bewerking O&S aandeel minimahuishoudens, wat daarmee
% minimahuishoudens per buurt (2021) ook het hoge aandeel op wijkniveau verklaart.
0 KK Ì In Buitenveldert/Zuidas valt op dat er op
GS Blf buurtniveau significante verschillen zijn die op
. ie 4 A wijkniveau wegvallen. De buurten Vivaldi en
| De, Buitenveldert-Zuidoost hebben een relatief
Oren ef hoog percentage minimahuishoudens. Voor
p EN Vivaldi gaat het om een klein aantal
ED Á ed huishoudens.
Í L_ 2 3 ‚
oi | 1 |
den |
bron: CBS/ bewerking O&S
x% Aantal langdurige minima in leeftijdsgroepen . In .
gend Jesgroep Het aantal personen in een minimahuishouden dat
per stadsdeel (2021)
langer dan 3 jaar tot de minima behoort is langdurig
66+ jaar minima.
3.765 m 18-65 jaar
B 0-17 jaar .
me 3482 Van de stadsdelen heeft Nieuw-West de meeste
Er 3185 2439 2.531 personen die langdurig minima zijn (in totaal 15.822).
6.250 S- €70 WAE 2.685 In Zuid gaat het om 8.474 personen.
DEE 1571
ERI 261 Van de gebieden in Zuid heeft de Pijp/Rivierenbuurt
ML OM, On UU (TAS je mi : ini
15 het grootste aandeel en aantal langdurige minima.
Nieuw- West Oost Noord Zuidoost Zuid Centrum Weesp
West
% langdurige minima per gebied (2021) Aantal personen dat langdurig minima is per gebied (2021)
_ À ER
4,8 1.149
bron: CBS/ bewerking O&S bron: CBS/ bewerking O&S
> < Minimahuishoudens naar inkomstenbron
> < 6.000 _ Aantal minimahuishoudens naar inkomstenbron per gebied (2021) Het aantal minimahuishoudens met pensioen
als inkomstenbron is in alle drie de gebieden in
> < 5000 ns Zuid het grootst. Daarna volgt de groep
4.000 minimahuishoudens in de bijstand. Dit is
opvallend, omdat gemiddeld in Amsterdam
3.000 juist de groep minimahuishoudens met
487 anders bijstand het grootst is. Dit strookt wel met het
2000 Ten m pensioen beeld dat er in Zuid relatief veel ouderen
1000 462 m bijstand wonen.
mm Ee En m eigen bedrijf
o 7 B loondienst In aandeel is de groep met pensioen als
Buitenveldert/Zuidas De Pijp/Rivierenbuurt Oud-Zuid inkomstenbron het hoogst in de wijken
Buitenveldert-West, Willemspark en
‚ ‚ ‚ _ Scheldebuurt. Daar behoort respectievelijk
% verdeling minimahuishoudens naar inkomstenbron per wijk (2021) 45%, 38% en 38% van de minima tot de groep
100% ‚ ‚
NENDE = O6 8 0 5 1% zo gepensioneerden (Amsterdam gemiddeld
80% 29%).
pj
50% In de wijken met relatief veel
minimahuishoudens (Zuid-Pijp, Rijnbuurt en
40% de Stadionbuurt) is de verdeling van
49 Ee 20 minimahuishoudens meer in
20% Ap o Pr EG NER JARA E R overeenstemming met die van Amsterdam
oe ERE 3 8 EEN B OE ER SE gemiddeld.
EO x x
Pt ree é dS Se El 5 Fi Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en wijken met
& SS & A & Ra eg Ri Ri KS weinig minima niet alle gegevens beschikbaar. Het gaat
Ra “ Si 5 dan om minder dan 10 huishoudens of personen. Deze
Mloondienst meigenbedrijf mbijstand m pensioen anders staven tellen dan ook niet op tot 100.
bron: CBS/ bewerking O&S
> < Minimahuishoud huishoudt
Aantal minimahuishoudens naar huishoudtype per gebied _
6.000 (2021) De meeste minimahuishoudens zijn
alleenstaanden. In de verdeling van
5-000 de minimahuishoudens naar
4.000 huishoudtype op wijkniveau valt
PEES Buitenveldert-Oost op met een
3.000 m alleenstaande .
relatief groot aandeel
B paar zonder kinderen Ee .
2.000 minimahuishoudens dat
t kind
en paar mer Anderen eenoudergezin is.
1.000 EN 112 „210 B eenoudergezin
o nn 116 min 189 Em overig In de wijken met relatief veel
Buitenveldert/Zuidas De Pijp/ Oud-Zuid minimahuishoudens (Zuid-Pijp,
Rivierenbuurt … . .
bron: CBS/ bewerking O&S Rijnbvurt en de Stadionbuurt) is de
verdeling van minimahuishoudens
% verdeling minimahuishoudens naar huishoudtype per wijk (2021) meer in overeenstemming met die
100% ae EI van Amsterdam gemiddeld.
E) 9 ee EE)
80% E vi 7
E) 8 7 8
10 er
10
60%
84 PE En Ep]
40% 79 7e 7 u FA MA WS
2 IE ii MU en EE]
20%
0% Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en
KERS Se te ef É wijken met weinig minima niet alle gegevens
A ee e DP SS 5 & ® ° 9 SS © 7 $ &
SS Ko ES & ss S NES Ra RC E beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 10
se & * 2 2e c& Sf Y
RS Nr & Ns huishoudens of personen. Deze staven tellen
® © ®
hl dan ook niet op tot 100.
alleenstaande Wm paar zonder kinderen paar met kinderen Meenoudergezin M overig
bron: CBS/ bewerking O&S
u n nn
2% Aantal en aandeel minima* naar leeftijdsgroep
> < Aantal minima naar leeftijdsgroep per gebied (2021)
Van de gebieden heeft De Pijp/
Buitenveldert/Zuidas mr 1.046 Rivierenbuurt in aantal de meeste
502 minima in elke leeftijdsgroep.
1.130
De Pijp/Rivierenbuurt gn 4.569 In de verdeling van de minima naar
1.860 leeftijd op wijkniveau valt op dat in
jd OP Wij Pp
1 0-17 jaar bijna alle wijken het aandeel 66+ hoger
Oud-Zuid 2.051 m 18-65 jaar is dan in Amsterdam gemiddeld (20%).
8 >) g
2 m 66+ jaar Met Zuidas als enige vitzondering
hierop. Dit betekent dat Zuid een
relatief hoog aandeel minima kent van
g
% verdeling minima naar leeftijdsgroep per wijk (2021) 66+ of ouder.
100% 4
nnn nnn je Het aandeel minima van 66+ is
80% . 0
‚ En 7 e eN opvallend hoog in Apollobuurt (35%),
‚ a 56 I ss Buitenveldert-West (33%), Willemspark
60% ie)
' zi (33%) en de Scheldebuurt (30%). In
10% Buitenveldert-Oost (25%) is er een
groter aandeel 0-17 jarigen onder de
20% z5 minima dan gemiddeld in Amsterdam
22
19 9
5 m2 22 2 1 15 7 Nn Ee 6 Va (22%).
0% 8
Ki £ & 2 SS SS S s SS SS SS SS SS SÉ os & Vanwege onthullingsrisico zijn bij buurten en
NS , @ KR Z 5 @
5 Re 1 Ea £ & £ A Ë Ë ES) Na Kà wijken met weinig minima niet alle gegevens
% G @ À \
& 2 w ? ° & SÉ beschikbaar. Het gaat dan om minder dan 10
5
ha . . . huishoudens of personen. Deze staven tellen dan
0-17jaar WM18-65jaar WM 6G+ jaar
bron: CBS/ bewerking O&S ook niet op tot 100.
* Bij de leeftijdsgroepen gaat het om personen i.p.v. huishoudens.
x% Minimajongeren
2x Aantal minimajongeren naar huishouden per In de wijken Buitenveldert Oost (45%), Zuid Pijp (44%),
gebied (2021) Rijnbuurt (44%) en IJsselbuurt (43%) behoort relatief veel van
> < 800 de kinderen uit een eenoudergezin tot de minima.
600 Di
In aantallen heeft het gebied De Pijp/ Rivierenbuurt de
400 ne meeste minimajongeren, waarbij de kinderen die opgroeien in
200 een eenoudergezin groter is. Ook in de twee andere gebieden
192 165 183 is het aantal minimajongeren vit eenoudergezin groter dan
9 het aantal jongeren vit in een tweeoudergezin of overige
Buitenveldert/ De Pijp/ Oud-Zuid gezinssituatie.
Zuidas Rivierenbuurt
m eenoudergezin overig
bron: CBS/ bewerking O&S
% minimajongeren in eenoudergezin per wijk (2021) % minimajongeren in overig huishoudtype per wijk (2021)
2% Kk
22 4
bron: CBS/ bewerking O&S bron: CBS/ bewerking O&S
Gemeente
Amsterdam
Pp
Bereik armoedevoorzieningen
> < Toelichting armoedevoorzieningen
Stadspas
> < Collectieve
zorgverzekering
RA Ae Totaalbereik*
Scholierenvergoeding
(basis-en middelbare
school) “Aandeel doelgroephuishoudens met één of meer van de volgende
minimavoorzieningen: Stadspas, Collectieve Zorgverzekering,
Verzamelbereik kindvoorzieningen, TAOV/Gratis OV 65+, tegemoetkoming OV voor
kindvoorzieningen minima mantelzorgers (TOVM).
Het bereik van de armoedevoorzieningen wordt berekend door het aantal huishoudens dat een voorziening kreeg toegekend, te
delen door het aantal rechthebbende huishoudens (de doelgroep).
De Stadspas is voor alle Amsterdamse minima. Sinds 2020 wordt het Kindtegoed op de Stadspas gezet voor kinderen van 0-14 jaar.
Hiermee kunnen ouders o.a. kleding, schoenen, een tas en schoolspullen kopen voor hun kind. Vanaf 2023 is de
Scholierenvergoeding toegevoegd aan het Kindtegoed. De Collectieve zorgverzekering is voor alle Amsterdamse minima vanaf 18
jaar. De Scholierenvergoeding is voor alle Amsterdamse minimahuishoudens met schoolgaande kinderen tot 18 jaar. Gratis OV 65+
is voor Amsterdamse minima met de AOW-gerechtigde leeftijd. Zij kunnen gratis met trams, bussen en metro's van het GVB,
Connexxion en EBS reizen in Amsterdam. De Tegemoetkoming Aanvullend Openbaar Vervoer (TAOV) is een aanvullende regeling
voor ouderen die met ander openbaar vervoer willen reizen. Die is niet apart weergegeven, maar zit in het totaalbereik. In het
Verzamelbereik kindvoorzieningen zit het aandeel doelgroephuishoudens met kinderen van 4 t/m 17 jaar met één of meer van de
volgende kindregelingen: Stadspas, Scholierenvergoeding voor kinderen in basis- of voortgezet onderwijs en/of een PC-regeling.
Over de Tegemoetkoming OV voor minima mantelzorgers zijn geen cijfers opgenomen in de tabellenrapportage van de
Armoedemonitor.
Meer informatie over wat de gemeente doet om de minima te bereiken met de voorzieningen is te vinden op pagina 19 van deze
factsheet.
DS Bereik armoedevoorzieningen per stadsdeel
> < % verzamelbereik armoedevoorzieningen per stadsdeel (2022)
In de stadsdelen Noord (79%), Zuidoost, West en Oost (alle drie
> < 79 78%) worden de minimahuishoudens het best bereikt met
Pe, minimavoorzieningen. Stadsdeel Centrum heeft een laag bereik
\ Pd van de armoedevoorzieningen onder de minimahuishoudens
n eN | (67%). In alle stadsdelen geldt dat het bereik van de
En ee et \ kindvoorzieningen het hoogst is. Voor Zuid is dat
np , N bereikpercentage 84%.
\ N\
5) J3 gd 8 ì Gekeken per type voorziening zien we dat Zuid op drie type
mr Û voorzieningen significant lager scoort dan gemiddeld in
65 Amsterdam qua bereik van de doelgroep:
- Collectieve zorgverzekering (-4%-punt),
Amsterdam 76 | - Scholierenvergoeding (-4%-punt) en
bron: CBS, WPI/ bewerking O&S Ln 4 - Verzamelbereik kindvoorzieningen (-4%-punt).
% bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per stadsdeel (2022)
Stadsdeel/ Stadspas Collectieve Gratis OV 65+ Scholieren- Verzamelbereik Totaal
SE EE
voorzieningen
Centrum 61
Nieuw-West 74 53 66 73 86 76
Zuid 71 61 73
Oost 76 56 67 74 89 78
Noord 77 55 78 92 79
Zuidoost 76 52 77 91 78
Weesp
* In de tabel zijn de percentages blauw gearceerd als het bereik lager
is dan 4 of meer procentpunt dan het Amsterdamse gemiddelde.
| ; Bereik armoedevoorzieningen per wijk
% bereik armoedevoorzieningen naar voorziening per wijk (2022)*
Wijk Stadspas Collectieve Gratis OV 65+ Scholieren- Verzamelbereik | Totaal verzamelbereik
ke
Zuidas DO |
Oude Pijp 67
Zuid-Pijp 81 56 68 82
Hoofddorppleinbvurt
Schinkelbuurt LO Já 50 _60
Willemspark
Museumkwartier
Stadionbuurt 74 _______80)
Apollobuurt
Scheldebuurt 60
Rijnbuurt 76 52 65 73 77
Buitenveldert-West 76 |
Buitenveldert-Oost 79
* In de tabel zijn de percentages blauw gearceerd als het bereik lager is dan 4 of meer procentpunt dan het Amsterdamse gemiddelde.
bron: CBS, WPI/ bewerking O&S
De tabel laat zien dat in veel wijken het bereik significant lager is dan gemiddeld in Amsterdam (blauw gearceerd). De Scheldebuurt
en de Hoofddorppleinbuurt hebben op 4 van de 5 armoedevoorzieningen een lager bereik dan gemiddeld. In de wijken met relatief
veel minimahuishoudens (Zuid-Pijp, Rijnbuurt en de Stadionbuurt) is het bereik wel gelijk of hoger dan het Amsterdamse
gemiddelde.
% Bereik armoedevoorzieningen per buurt
% verzamelbereik armoedevoorzieningen per buurt (2022)
SLOTERVAART
Het totale verzamelbereik van de voorzieningen
Be : 42 Ee d op buurtniveau laat zien dat de wijken waar veel
ER 4 mt minima wonen het bereikpercentage ook
westuanoe iN Ae mn meestal relatief hoog is.
k 69 / en si Em af \ HE Dit betekent dat de groep minimahuishoudens
Ì JPARK — ER MO: E in wijken met minder armoede minder goed
aj eenen an bereikt wordt in vergelijking met
6e minimahuishoudens in wijken waar armoede
34 zich concentreert.
VEER
bron: CBS, WPI/ bewerking O&S
> < Armoedevoorziening | Methode om minima te bereiken
De Stadspas wordt jaarlijks automatisch verstrekt aan alle bij WPI bekende
minimahuishoudens (inkomen bekend bij WPI). Huidige Stadspashouders van wie
het inkomen niet bij WPI bekend is kunnen de Stadspas jaarlijks opnieuw
Stadspas aanvragen. Zij krijgen een verkort aanvraagformulier toegestuurd dat ze kunnen
ondertekenen en kosteloos naar de gemeente terugsturen. Nieuwe gebruikers
kunnen de Stadspas aanvragen via een online formulier of papieren
aanvraagformulier. Advertenties voor de Stadspas worden onder andere
geplaatst in lokale kranten, de krant van Amsterdam, ATs5 en sociale media om zo
de bekendheid te vergroten.
Collectieve zorgverzekering Mailing naar alle klanten van Werk, Participatie en Inkomen (WPI) en bekende
minimahuishoudens. Daarnaast worden in een jaarlijkse campagne nieuwe
klanten geworven.
Gratis OV 65+ Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door Werk, Participatie
en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, kan zelf een aanvraag indienen.
Scholierenvergoeding Rechthebbenden die bij WPI bekend zijn ontvangen automatisch bericht van
Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, maar wel in
aanmerking denkt te komen, kan zelf een aanvraag indienen.
bron: Armoedemonitor 2022
En
ESA CN hen N
Aen
Re
Dl
Team
Onderzoek
Stadsdelen
| Factsheet | 20 | test |
> Gemeente
% Amsterdam
Plan van aanpak
 ee EN 5
MAmsterdamm:
{ LE od
S hi Di Ee GC Ie
er 8 Î
Inleiding
Naar aanleiding van een door de VVD ingediende dis- Uit de factsheet blijkt dat van de ruim duizend onder-
cussienota heeft de commissie Algemene Zaken zich op vraagde Amsterdamse vrouwen 59% aangeeft het afgelo-
18 februari 2016 uitgesproken tegen (seksuele) straatin- pen jaar te zijn geconfronteerd met een of meer vormen
timidatie en gevraagd om maatregelen. Er is verzocht van (seksuele) straatintimidatie, bijvoorbeeld doordat
te onderzoeken of een bepaling in de APV kan worden ze zijn nagefloten, nagesist, nageroepen, agressief om
opgenomen, op grond waarvan straatintimidatie strafbaar seks gevraagd, achternagelopen, betast of in het nauw
wordt gesteld. Dit in aanvulling op bestaande strafrech- gedreven. Onder vrouwen van 15-34 jaar is dat zelfs 83%.
telijke bepalingen uit het wetboek van Strafrecht, zoals Sommige vormen blijken zeer intimiderend (bijvoorbeeld
belediging, bedreiging, hinderlijk volgen, discriminatie en agressief om seks gevraagd en in het nauw gedreven)
aanranding. te zijn, andere veel minder (bijvoorbeeld nagefloten,
6% vindt dit niet of nauwelijks intimiderend). De als
In navolging van de discussie op 18 februari 2016, waarbij zeer intimiderend ervaren voorvallen leiden tot hogere
de burgemeester heeft toegezegd te laten onderzoeken onveiligheidsgevoelens (76% van de slachtoffers van de
of strafbaarstelling in de APV mogelijk is, hebben de als zeer intimiderend ervaren voorvallen voelt zich wel
raadsleden Yesilgoz-Zegerius (VVD) en Shahsavari-Jansen eens onveilig tegenover 53% van alle vrouwen). Straatin-
(CDA) op 12 mei 2016 een initiatiefvoorstel ingediend, timidatie komt op bepaalde plekken vaker voor, met
getiteld ‘Amsterdam tegen straatintimidatie’. In dit voor- name rond het Centraal Station, de uitgaanspleinen en de
stel wordt het college van B&W verzocht een integraal parken. Het college is naar aanleiding van dit factsheet
plan van aanpak tegen straatintimidatie op te stellen. van mening dat de problematiek omvangrijk is en een
grote impact kan hebben op vrouwen die geconfronteerd
Voor u ligt dit integrale plan van aanpak, waarin de maat- worden met straatintimidatie.
regelen die het college wil nemen om deze problematiek
aan te pakken, worden beschreven. De bijgevoegde factsheet Straatintimidatie van vrouwen
in Amsterdam (sept 2016) is het resultaat van een beperkt
Probleembeschrijving aantal vragen die voor een bepaalde periode is uitgezet
Straatintimidatie kent vele verschijningsvormen en kan aan vrouwelijke respondenten, woonachtig in Amsterdam.
gericht zijn op een ieder. Het komt voor in de openbare Het ligt voor de hand dat niet alleen vrouwen gecon-
ruimte, bijvoorbeeld op straat of in en rond het openbaar _fronteerd worden met vormen van straatintimidatie. Uit
vervoer. Het is een breed, subjectief begrip waar vele uit- de factsheet blijkt bijvoorbeeld dat het percentage van
latingen en gedragingen onder kunnen vallen. Te denken __LHBTI-ers! dat vaak of soms respectloos behandeld wordt
valt aan lastig vallen, uitschelden, nasissen, naroepen, de door onbekenden op straat het hoogst is ten opzichte
weg belemmeren of zelfs betasten. Van seksuele straatin- van de andere twee categorieën, te weten vrouwen en
timidatie kan worden gesproken wanneer de uitlating of mannen. De laatste meting (mei-augustus 2016) laat zien
gedraging een seksuele connotatie heeft en gerichtisop dat respectloos gedrag lijkt toegenomen voor LHBTI-ers,
de andere persoon omwille van zijn of haar geslacht. voor vrouwen en voor mannen. Het college is dan ook
voorstander van het uitvoeren van een verdiepend on-
Uit onderzoek naar straatintimidatie gericht op vrouwen derzoek inzake straatintimidatie, ook gericht op plegers
blijkt dat vooral jonge vrouwen met (seksuele) straatin- en niet alleen op de doelgroep vrouwen, dat in 2017 zal
timidatie worden geconfronteerd. De factsheet ‘On- worden uitgevoerd. Bij voorkeur worden de uitkomsten
gewenste aandacht voor vrouwen in de buurt’ uit 2015 van dit onderzoek tegelijkertijd gebruikt voor de moni-
liet zien dat ongeveer een derde van de Amsterdamse toring van de voortgang en effecten van de voorgestelde
vrouwen inschat dat vrouwen en meisjes in de buurt aanpak.
vaak (9%) of soms (22%) ongewenste aandacht krijgen,
bijvoorbeeld doordat ze worden nagefloten of nage-
roepen. Een actualisatie van deze factsheet uit 2015 is
niet mogelijk gezien een verandering in de vraagstelling
in de Veiligheidsmonitor. Voor een beter beeld van de
problematiek heeft de afdeling Onderzoek, Informatie
en Statistiek (OIS) straatintimidatie van vrouwen daarom
in kaart gebracht door toevoeging van een aantal vragen
aan de Veiligheidsmonitor. De resultaten zijn opgenomen 1 LHBTI staat voor: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, bisek-
in bijgevoegde factsheet: Straatintimidatie van vrouwen in suele personen, transgenders en mensen met een intersekse-condiitie.
Amsterdam (september 2016). Met LHBT] bedoelen we ook mensen die zich ‘zoekende’ (questioning),
queer’, of ‘aseksueel’ noemen.
Doelstelling van plan van aanpak en 1 Problematiek beter in beeld verdiepend onderzoek
maatregelen inzake straatintimidatie En
Zoals hierboven reeds benoemd is bijgevoegde factsheet
Straatintimidatie in de brede zin, dus niet alleen gericht Straatintimidatie van vrouwen in Amsterdam (sept 2016)
op vrouwen, accepteren wij niet in Amsterdam, een het resultaat van een beperkt aantal vragen die voor een
stad waarin iedereen zichzelf mag zijn en in vrijheid kan bepaalde periode is uitgezet aan vrouwelijke responden-
leven. In lijn met de voorgestelde maatregelen uit het ten, woonachtig in Amsterdam. Het ligt voor de hand dat
initiatiefvoorstel van de VVD en CDA ‘Amsterdam tegen niet alleen vrouwen geconfronteerd worden met vormen
straatintimidatie’, heeft het College van B&W voorliggend van straatintimidatie. Uit de factsheet blijkt bijvoorbeeld
integraal plan tegen (seksuele) straatintimidatie opgesteld dat het percentage van LHBTI-ers° dat vaak of soms
dat ten doel heeft: respectloos behandeld wordt door onbekenden op straat
het hoogst is ten opzichte van de andere twee catego-
zichtbaar te maken dat Amsterdam (seksuele) rieën, te weten vrouwen en mannen. De laatste meting
straatintimidatie niet tolereert opdat straatintimidatie (mei-augustus 2016) laat zien dat respectloos gedrag lijkt
vermindert toegenomen voor LHBTI-ers, voor vrouwen en voor man-
nen. Het college is dan ook voorstander van het uitvoeren
Het idee hierachter is dat voor een effectieve aanpak een van een verdiepend onderzoek inzake straatintimidatie,
brede route nodig is, van preventie, gedragsbeïnvloe- waarbij ook gekeken zal worden naar de plegers en an-
ding tot aan repressie en een handelingsperspectief voor dere doelgroepen dan vrouwen, dat in 2017 zal worden
slachtoffers en omstanders, waaronder nazorg. uitgevoerd. Bij voorkeur worden de uitkomsten van dit
onderzoek tegelijkertijd gebruikt voor de monitoring van
Dit doen we door een mix van de volgende maatregelen: de voortgang en effecten van de voorgestelde aanpak.
1. Problematiek beter in beeld: verdiepend onderzoek 2 Preventieve activiteiten
2. Preventieve activiteiten Opvoeding en onderwijs spelen een belangrijke rol bij het
3. Aanpak in de wijk tegengaan van straatintimidatie nu het met name gaat om
4. Strafbaarstelling in de APV omgangsvormen, om respect voor elkaar en in hoe je je
5. Handelingsperspectief voor slachtoffers en ten opzichte van de ander in de openbare ruimte ge-
omstanders draagt. Scholen worden hierin ondersteund door verschil-
6. Campagne lende instanties met de benodigde expertise. Het curricu-
7. Monitoring lum van de scholen is echter een landelijke aangelegenheid
en aanpassing hiervan vraagt om een landelijke aanpak.
Dit plan van aanpak schets het kader dat gaandeweg
nader wordt ingevuld. Voor het bepalen van een effectie- Het college ondersteunt preventieve activiteiten ter
ve aanpak zijn of worden experts en ervaringsdeskundi- vergroting van de weerbaarheid van meisjes en gericht op
gen betrokken (denk aan burgerinitiatief Stichting Stop het opvoeden van jongens tot Amsterdammers met een
Straatintimidatie?, Hollaback! Amsterdam?, Opido’ en respectvolle houding, met in het bijzonder:
Emancipator”). =m Hetlesprogramma ‘Liefde is…’ van Opido (Spi-
rit) waarbij leerlingen van elkaar gescheiden een
Tot slot worden overzichten van de benodigde financiën reeks van 4 lessen volgen over weerbaarheid en het
en een tijdspad geschetst. tegengaan van grensoverschrijdend gedrag. In dit
lesprogramma wordt reeds aandacht besteed aan
omgangsvormen en straatintimidatie. Er is beeldma-
teriaal over seksuele straatintimidatie, het voeren van
discussie over het thema en er wordt geoefend met
grenzen stellen en respect tonen. Ook wordt ingegaan
op melding en aangifte doen bij de politie.
=m De GGD implementeert verschillende lesprogramma's
op scholen. In het basisonderwijs is dat ‘Vlinder in je
Buik’ en in de onderbouw van het Amsterdamse vmbo
en praktijkonderwijs ‘Lang Leve de Liefde’. In beide
programma’s is, aangepast aan de leeftijd van de leer-
lingen, aandacht voor grensoverschrijdend gedrag,
weerbaarheid en respect en omgaan met elkaar. Voor
het praktijkonderwijs heeft de GGD een extra lespro-
gramma ontwikkeld ‘Je Lijf, je Lief’ specifiek over het
thema wensen en grenzen.
2 www.straatintimidatie.org/ 6 LHBTI staat voor: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, bisek-
3 amsterdam. ihollaback.org/ suele personen, transgenders en mensen met een intersekse-condîitie.
4 www.gpido.nl/ Met LHBTI bedoelen we ook mensen die zich ‘zoekende’ (questioning),
5 www.emancipator.nl/ ‘queer’, of ‘aseksueel’ noemen.
= Vanuit de afdeling Diversiteit worden preventieve ac- van (nep)dopedealers. Hoewel hier nog geen informatie
tiviteiten ingezet om straatintimidatie tegen te gaan. over beschikbaar is ligt het voor de hand dat een deel
Dit doen we door trajecten op scholen waarbij zowel van de plegers van straatintimidatie ook bij jeugdgroepen
jongens als meisjes voorgelicht worden hoe op een moet worden gezocht. Met het programma gedrags-
respectvolle manier met vrouwen om te gaan. Een beïnvloeding wordt verkend of op bepaalde plaatsen
ander project waarbij Amsterdam zich positioneert (bijvoorbeeld op de uitgaanspleinen) maatregelen ingezet
als vrouwvriendelijke stad is het project “Amsterdam kunnen worden.
women friendly city”. In dit project worden er op
verschillende plekken in de stad mozaïeken plaquettes Daarnaast wordt straatintimidatie in de vorm van beje-
opgehangen met de opdruk “women friendly city”. gening meegenomen als aandachtspunt in zogenaamde
De onthullingen van deze plaquettes worden gedaan buurtschouwen. Bij een buurtschouw lopen bewoners en
door vrouwen die een belangrijke bijdrage leveren ondernemers samen met het stadsdeel (wijkbeheer) en
voor de stad. de politie een ronde door de betreffende buurt om de
= In het kader van de Top 600 is de film Cirkels ont- hot spots in kaart te brengen. Het resultaat is een betere
wikkeld over het thema ‘omgaan met vrouwen en informatiepositie over de veiligheid en de leefbaarheid
relaties’. Deze film, gemaakt door rapper Rotjoch, is van de buurt waardoor maatregelen op maat kunnen
gelanceerd op internet en heeft meer dan honderd- worden getroffen, zoals de inzet van gerichte toezicht en
duizend hits. Daarnaast wordt de film in verschillende handhaving, maar ook aanpassingen van de openbare
gevangenissen getoond en besproken met Amster- ruimte zoals verlichting. In juni 2016 heeft bijvoorbeeld in
damse gedetineerden. stadsdeel Oost een zogenaamde ‘vrouwenschouw' plaats-
m De gemeente ondersteunt via Spirit de WE CAN gevonden, een schouw waar vrouwen aan deelnamen
Young campagne, een campagne die als doel heeft om de veiligheid en leefbaarheid in de buurt in kaart te
dat jongeren respectvol met elkaar omgaan en zich brengen, waarbij straatintimidatie aan de orde is gesteld.
bewust zijn van grenzen als het gaat om seks en rela-
ties.” WE CAN Young maakt deel uit van de wereld- 4 _Strafbaarstelling in de APV
wijde campagne tegen geweld gericht op vrouwen. In _ Uit de factsheet van OIS blijkt dat straatintimidatie als
het kader van deze campagne zijn zo'n 150 jongeren zeer intimiderend kan worden ervaren en een impact kan
actief die als changemakers activiteiten organiseren. hebben op het doen en laten van slachtoffers. Sommi-
De gemeente heeft aan WE CAN Young gevraagd ge vormen van straatintimidatie zijn strafbaar gesteld
om in 2017 straatintimidatie expliciet op de kaart in het Wetboek van Strafrecht, bijvoorbeeld belediging
te zetten en hiervoor activiteiten te ontplooien. Op of bedreiging, discriminatie, hinderlijk volgen, iemand
aanvraag kan Spirit hier aan scholen een programma belemmeren in zijn of haar vrijheid van beweging of het
voor aanbieden. ongewenst opdringen aan een ander. Ook betasten (aan-
randing) is strafbaar.® Het gaat hier in de meeste gevallen
3 Aanpak in de wijk om zogenaamde klachtdelicten , waarbij het noodzakelijk
Niet alleen voor het brede publiek maar ook richting is dat het slachtoffer hiervan aangifte doet (en in sommi-
professionals in de publieke ruimte zal worden ingezet op ge gevallen ‘klacht'), voordat tot vervolging kan worden
het vergroten van het bewustzijn over deze problematiek. overgegaan.
Ook zij krijgen vanuit hun functie te maken met (seksu-
ele) straatintimidatie. Het onderwerp wordt doorlopend In plaatselijke regelgeving, zoals in de Amsterdamse
onder de aandacht gebracht van wijkagenten van politie Plaatselijke Verordening (APV), kan aanvullend op de be-
en gemeentelijke handhavers, maar ook bijvoorbeeld van _ palingen van het Wetboek van Strafrecht, geen bepaling
de straatcoaches van Stichting Aanpak Overlast Amster- worden opgenomen ter bescherming van slachtoffers.
dam (SAOA) en de horeca-hosts op het Rembrandtplein. _ Straatintimidatie in Amsterdam kan wel verboden worden
Doel is niet alleen dat zij optreden door in ieder geval vanuit het oogpunt dat deze problematiek een inbreuk
de plegers aan te spreken en het slachtoffer bij te staan maakt op de openbare orde en overlast teweeg brengt.
door bijvoorbeeld te vragen hoe het gaat, maar het ook Vanuit dat motief stelt het college het volgende APV
melden bij politie of stadsdeel wanneer zij op bepaalde artikel voor:
plekken veel straatintimidatie waarnemen, zodat de infor-
matiepositie vergroot wordt. Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek
toegankelijk gebouw in groepsverband dan wel afzonder-
Straatintimidatie komt overal voor, maar uit de factsheet lijk, anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal,
van OIS blijkt dat het met name voorkomt op drukke gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen.
plekken, zoals uitgaanspleinen, het Centraal Station en in
parken. Daar waar de problematiek gelokaliseerd is, de
zogenaamde hotspots, wordt per locatie gekeken wat de
meest effectieve interventie is, waarbij indien relevant ver-
binding wordt gezocht met bestaande aanpakken, denk
aan de groepsaanpak van jeugdoverlast en de aanpak 8 Zie ook beantwoording van schriftelijke vragen van het raadslid me-
vrouw D. Yesilgoz- Zegerius van 25 september 2014 inzake het strafbaar
7 www.wecanyoung.nl/ stellen van (seksuele) intimidatie in de openbare ruimte.
Met dit artikel wordt beoogd verschillende vormen van Handhaafbaarheid
straatintimidatie jegens wie dan ook te verbieden in Bovenstaande strafbaarstelling geeft een middel om op
Amsterdam. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om uitschel- te treden tegen straatintimidatie in de openbare ruimte.
den of uitjouwen, of met aanstootgevende taal, gebaren, Overtredingen van de APV worden vrijwel uitsluitend ver-
geluiden, of gedragingen lastigvallen. Deze vormen van volgd indien ze op heterdaad geconstateerd worden door
straatintimidatie zijn met name hinderlijk voor de slacht- een opsporingsambtenaar. Een ambtsedig opgemaakt
offers zelf, maar brengen eveneens gevoelens van onvei- proces-verbaal (opgemaakt na een constatering door
ligheid voor omstanders met zich mee. Het gevolg van een bijzondere opsporingsambtenaar of politie-ambte-
dit soort gedragingen in de openbare ruimte kan zijn dat naar) heeft meer bewijskracht (omdat in beginsel van de
bepaalde plekken worden gemeden. Daarmee hebben juistheid daarvan kan worden uitgegaan) en tevens kan
deze gedragingen dus een effect op de bewegingsvrijheid de identiteit van de verdachte direct vastgesteld wor-
van personen. Ook kan het ertoe leiden dat mensen hun den. Wanneer slachtoffers zich achteraf melden op een
gedrag aanpassen door bijvoorbeeld hun kledingstijl te politiebureau ligt dit anders, al is niet uitgesloten dat ook
wijzigen. Behalve dat deze gedragingen een effect hebben op grond van meerdere getuigenverklaringen, dan wel
op de bewegingsvrijheid, wordt daarmee ook hinder en op basis van filmmateriaal, alsnog een boete kan worden
overlast veroorzaakt en de rust in het openbare leven opgelegd. De identiteit van de pleger dient dan wel vast
verstoord. Dit rechtvaardigt opname van deze bepaling te staan. Hoewel de handhaafbaarheid problematisch kan
in de APV, waardoor het mogelijk om op te treden tegen zijn gezien de bewijsbaarheid wordt opgetreden, bijvoor-
dit soort ongewenst gedrag, ook al heeft het slachtoffer beeld door de inzet van anoniem toezicht of innovatieve
daarvan geen aangifte gedaan. methoden.
Deze bepaling stelt niet alleen straatintimidatie gericht op 5 Handelingsperspectief voor slachtoffers en
vrouwen strafbaar, maar op een ieder. Met deze bepaling omstanders
wordt het tegelijkertijd mogelijk om op te treden tegen Het is van belang dat een handelingsperspectief wordt
het uitjouwen of lastigvallen van opsporingsambtenaren. geboden aan slachtoffers en omstanders. Hier wordt
Uit onderzoek onder opsporingsambtenaren is namelijk aandacht aan besteed. Op de website van de gemeente
gebleken dat deze groep bij de uitoefening van hun taak in wordt het gepubliceerde handelingskader ‘hoe te hande-
toenemende mate worden uitgejouwd of anderszins lastig len bij agressie op straat of na een ongeval'” aangevuld
gevallen. Ook deze gedragingen hebben een negatief met tips over hoe om te handelen bij straatintimidatie,
effect op de openbare orde. Gezagdragers hebben immers _ zowel voor ‘slachtoffers’ als ‘getuigen/omstanders’ .
als taak de openbare orde te handhaven. Indien zij worden _ Hierbij wordt ook vermeld bij welke instanties gemeld kan
gehinderd in dit werk, heeft dit automatisch een negatief worden en waar indien nodig nazorg kan worden aange-
effect op de openbare orde. boden. Een voorbeeld dat hier genoemd zal worden is de
Watch my back! App, ontwikkeld in opdracht van Opi-
Overtreding van dit APV artikel kan worden bestraft met do, waarmee je anderen met één druk op de knop kunt
een geldboete van de tweede categorie (maximaal 4100 informeren waar je bent als je in nood bent. In de app
Euro) of een hechtenis van ten hoogste drie maanden. heb je voorgeprogrammeerde berichten ‘ben thuis!’, ‘ben
onderweg!’, ‘bel mel’, ‘kom me halen! en ‘bel 1121’ om
Kader/Instructie handhavers je contacten te informeren over wat er aan de hand is. Je
Voor inwerkingtreding van deze bepaling wordt een kader verstuurt dan een SMS-bericht naar je contacten met je
ontwikkeld en geboden aan opsporingsambtenaren van huidige status en locatie.
politie en gemeente hoe op te treden. Gebaseerd op
de ervaringen van opsporingsambtenaren zal dit kader Uit informatie van politie en uit gesprekken met verte-
nader uitgewerkt worden. Uitgangspunt is dat pas wordt genwoordigers van maatschappelijke initiatieven, zoals
overgegaan tot het inzetten van deze verbodsbepaling Stichting Stop Straatintimidatie en Hollaback!, blijkt dat er
als andere maatregelen onvoldoende resultaat hebben geen tot weinig melding en/of aangifte wordt gedaan van
geboekt (strafbaarstelling als sluitstuk). Hier zal aandacht (seksuele) straatintimidatie. Het is van belang de moge-
aan worden besteed in de trainingen en briefings, waarbij lijkheid en het nut van het melden en aangifte doen van
geïnstrueerd wordt welke gedragingen wel/niet strafbaar straatintimidatie onder de aandacht te (blijven) brengen.
zijn, in welke situaties dit het geval is en hoe hiertegen Melden is niet alleen relevant voor eventuele strafrech-
opgetreden wordt. Of dit het geval is hangt af van de ge- telijke vervolging, maar ook voor een gerichtere inzet
draging en context, waaronder tijd en plaats. Uitgangspunt van handhaving. Om deze bereidheid te vergroten wordt
is eerst aanspreken en/of waarschuwen van de plegers bekeken of de terugkoppeling van de opvolging van een
en vervolgens pas overgaan tot verbaliseren. Situatio- melding verbeterd kan worden.
neel handhaven is hierbij het sleutelwoord. Daarnaast zal Ook kunnen ervaringen van straatintimidatie gedeeld
aandacht uitgaan naar de slachtoffers, bijvoorbeeld door worden via de website en app van Hollaback! Amster-
te vragen hoe het gaat en hen te wijzen op het handelings- dam. Verkend zal worden of deze informatie op een actie-
perspectief (zie 5). Ook is het van belang bewust te zijn ve wijze gedeeld kan worden met politie en/of gemeente
dat strafbaarstelling, mogelijk averechts kan werken, zoals ter verbetering van de informatiepositie.
statusverhogend binnen een groep. Ook hier zal aandacht
aan worden besteed in het te ontwikkelen kader.
9 Het handelingskader is te vinden op: www.amsterdam.nl/wonen-leefom-
geving/veiligheid/openbare-orde/kunt-ongeval/
Verkend wordt tenslotte of de aangiftebereidheid onder
vrouwelijke slachtoffers van straatintimidatie kan worden
meegenomen in het onderzoek naar aangiftebereidheid
onder LHBTI-ers dat in het kader van de Roze Agenda
2015-2018 zal worden uitgevoerd.
6 Campagne
Het College zal een brede campagne initiëren waarbij een
statement wordt gemaakt dat Amsterdam straatintimida-
tie niet tolereert en dat deze problematiek bespreekbaar
wordt gemaakt. Het idee is dat de campagne uit ver-
schillende componenten (publiekscampagne, debatten,
(foto)tentoonstelling, inzet rolmodellen etc.) zal bestaan.
Hierbij worden de opgedane ervaringen van campag-
nes, zoals die van de stad Antwerpen in het voorjaar van
2016, betrokken? Voorstel is dat deze campagne in het
voorjaar van 2017 gelanceerd wordt, tegelijkertijd met de
inwerkingtreding van het voorgestelde APV artikel (zie 4).
7 Monitoring
Bij de implementatie van het plan van aanpak neemt het
college mee of en hoe de effecten (waaronder het vertrou-
wen in de aanpak) gemeten en inzichtelijk gemaakt kunnen
worden. Dit maakt onderdeel uit van het voorgestelde
verdiepende onderzoek naar deze problematiek (zie 1).
8 Financiën
Wat Kosten
Ambtelijke capaciteit Voor de aanpak wordt (tijdelijk) een projectleider aangewezen.
Er wordt daarnaast gebruik gemaakt van capaciteit in de staan-
de organisaties van OOV/OJZ/DJZ/GGD/H&T, politie en OM.
Monitoring/onderzoek Budget OIS
Campagne De kosten voor een campagne worden geraamd op ca. 50.000
Euro.
Projectkosten (zaalhuur, catering, communicatie 5.000
advies etc.)
Onvoorzien 20%
9 Tijdspad
1. Verdiepend onderzoek straatintimidatie breed 2017
(ook plegers, niet alleen vrouwen)
2. Preventieve activiteiten Doorlopend
3. Aanpak in de wijk, waaronder zo mogelijk pilot Voorjaar 2017
gedragsbeïnvloeding
4. Strafbaarstelling in de APV Voorjaar 2017
5. Handelingsperspectief voor slachtoffers en om- Voorjaar 2017
standers
6. Campagne Voorjaar 2017
7. Monitoring Wordt meegenomen in verdiepend onderzoek
10 www.antwerpen.be/nl/overzicht/stop-seksuele-intimidatie/seksuele-in-
timidatie
| Onderzoeksrapport | 6 | val |
62922007505 N Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie TAR
Ontwikkeling X Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Grondzaken
Agendapunt 13
Datum besluit 15 februari 2022, College van B&W
Onderwerp
Vaststellen van het Investeringsbesluit H-buurt Midden, incl. stedenbouwkundig plan en het
beschikbaar stellen van een krediet
De commissie wordt gevraagd
1. Aan de Raad te adviseren om in te stemmen met de raadsvoordracht, waarin wordt
voorgesteld de Investeringsnota van H-buurt Midden vast te stellen, met als belangrijkste
punten:
e Eenstedenbouwkundig plan dat voorziet in een programma van 5oo woningen, 1.550
m2 commerciële voorzieningen, 1.700 m2 kleinschalige bedrijfsruimten en 1.350 m2
maatschappelijke voorzieningen, waaronder een huis-voor-de-wijk en een ouder-en-kind-
team.
e Eendeel van het woningbouwprogramma (ca. 30 woningen) wordt beschikbaar gesteld voor
een wooncoöperatie.
* Een woonprogramma dat tegemoetkomt aan de grote vraag naar betaalbare woningen: 24%
sociale huur, 60% middensegment huur en koop en 16% marktkoopwoningen.
e Minimaal 138 en maximaal 5oo parkeerplaatsen op eigen terrein voor nieuwe bewoners
en ca. 14 voor nieuwe voorzieningen. Parkeerplaatsen die verdwijnen als gevolg van
deze gebiedsontwikkeling (parkeergarage Hakfort wordt eind 2022 gesloopt) worden
gecompenseerd op maaiveld in het vergunning gebied.
e De bestaande 141 bomen worden zoveel mogelijk behouden of verplaatst en er komen ca.
131 nieuwe bomen bij, net als veel nieuwe heesters en vaste planten, waardoor het gebied
groener wordt.
2. Kennis te nemen van de geheimhouding die op grond van artikel 25, tweede lid van de
Gemeentewet is opgelegd op de (GEHEIM) Financiële paragraaf H-buurt Midden. Dit in verband
met de belangen genoemd in artikel 10, tweede lid onder b van de Wet openbaarheid van
bestuur. De geheimhouding wordt opgelegd tot twee jaar na afronding van de aanbesteding,
doch uiterlijk tot 31 december 2028.
3. Kennis te nemen van het verzoek om de opgelegde geheimhouding op grond van artikel 25,
derde lid van de Gemeentewet tijdens de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad na
aanlevering bij de raadsgriffie te bekrachtigen.
Wettelijke grondslag
Artikel 25, tweede en derde lid, Gemeentewet
De gemeenteraad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wob, omtrent een
besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken die aan de raad worden
voorgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding kan eveneens worden opgelegd door het
college, de burgemeester en een commissie.
Artikel 5, tweede lid van de Financiële verordening gemeente Amsterdam
Het college draagt er zorg voor, dat alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de
begroting en investeringskredieten juist en volledig in de budgetten van de programma's, de
programmaonderdelen en de budgetten van de investeringskredieten worden verwerkt.
Gegenereerd: vl.16 1
VN2022-007505 X Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Grond en % Amsterdam Joen 3 TAR
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
Artikel 189, eerste lid, artikel 212, eerste lid van de Gemeentewet
Voor alle taken en activiteiten brengt de raad jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor
beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden. De
raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële
beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De raad autoriseert met het
vaststellen van de begroting of een begrotingswijziging.
Bestuurlijke achtergrond
In Amsterdam is grote behoefte aan woningbouw. Specifiek voor het Stadsdeel Zuidoost is er de
behoefte aan betaalbare woningen in met name het middensegment. Zowel huur als koop. Dit is
ook vastgelegd in het Masterplan Zuidoost. Het stedenbouwkundig plan H-buurt Midden voorziet
in deze opgave. Ook worden er woningen beschikbaar gesteld voor een wooncoöperatie. De
investeringsnota H-buurt Midden is een vervolg op het Principebesluit (Verkenning van de kansen)
H-buurt.
Reden bespreking
Advisering aan de Raad
Uitkomsten extern advies
nvt
Geheimhouding
Op de (GEHEIM) Financiële paragraaf Investeringsnota H-buurt Midden is geheimhouding opgelegd.
Deze dient door de gemeenteraad te worden bekrachtigd in de eerstvolgende vergadering op grond
van artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet. Dit in verband met de belangen genoemd in artikel
10, tweede lid, onder b van de Wet openbaarheid bestuur.
Voortijdige openbaarmaking van deze gegevens zou de economische en financiële belangen van de
gemeente schaden, omdat in dat geval prijsgevoelige informatie in de openbaarheid zou komen.
Door deze informatie geheim te houden worden de belangen van de gemeente beschermd. De
geheimhouding wordt opgelegd tot twee jaar na afronding van de aanbesteding, doch uiterlijk tot 31
december 2028.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.16 2
VN2022-007505 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Grond en % Amsterdam
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van o7 april 2022
Ter advisering aan de raad
AD2022-026207 Brief Advies DB Zuidoost IN H -buurt Midden.pdf (pdf)
AD2022-026209 Def INV H-midden HO.pdf (pdf)
AD2022-026208 Def INV H-midden bijlagenboek HO. pdf (pdf)
GEHEIM Financiele paragraaf IN H-buurt Midden.pdf (pdf)
AD2022-027417 Gemeenteraad Voordracht.pdf (pdf)
NvB H-midden (anoniem).pdf (pdf)
AD2022-026203 Tijdelijke Algemene Raadscommissie Voordracht (pdf)
VERTROUWELIJK NvB (niet-anoniem).pdf (pdf)
Ter Inzage
afer
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Marnix van der Dussen, G&O, m.van.der.dussen@®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.16 3
| Voordracht | 3 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Amendement
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1314
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 18 december 2020
Onderwerp
Amendement van het lid Boomsma inzake de Begroting 2021 (Tweede noodkas voor
coronasteun).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2021.
Overwegende dat:
— de coronacrisis nog niet voorbij is en ook volgend jaar hoogstwaarschijnlijk nog
grote impact zal hebben;
— tal van organisaties en instellingen in grote problemen komen;
— dit kunstinstellingen treft maar ook andere organisaties;
— Instellingen die geen of minder subsidie ontvangen driedubbel hard worden
geraakt omdat de mogelijkheid om eigen inkomsten te genereren zijn beperkt;
— Het tot grote kapitaalvernietiging leidt als door deze tijdelijke crisis instellingen
omvallen;
— Daarbij ook veel banen verloren dreigen te gaan die anders niet verloren zouden
gaan en dit een betere manier is;
Besluit:
In de Begroting 2021 op bladzijde 23 de volgende passages op te nemen:
— “Om bedrijven, organisaties en instellingen die in nood verkeren door de
coronacrisis te kunnen ondersteunen reserveren we een bedrag van € 18 miljoen
voor een nieuwe ‘noodkas’. Ook instellingen die geen subsidie ontvangen van de
gemeente kunnen in aanmerking komen voor deze steun”;
— “Dit bedrag te onttrekken aan het klimaatfonds en in mindering te brengen op de
uit dat fonds begrote uitgaven voor banenmotoren.”;
— Alle andere relevante passages en tabellen uit de begroting conform het
bovenstaande te wijzigen.
Het lid van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
1
| Motie | 1 | discard |
2 en ee Raadsinformatiebrief
raam : :
| [ mste a Afdoening toezegging
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 16 mei 2023
Portefeuille(s) Lucht- en Zeehaven
Portefeuillehouder(s): Hester van Buren
Behandeld door Annelies Soede ([email protected])
Jan van der Vliet (j.van.der.vliet [email protected])
Onderwerp Afdoening toezegging bij agendapunt 10 uit de commissievergadering van
FKD van g februari 2023, over uitstoot cruise
Geachte leden van de gemeenteraad,
In deze brief ontvangt u nadere informatie over emissies veroorzaakt door cruise. Deze is toegezegd
op de vraag van raadslid Bobeldijk tijdens uw vergadering van g februari 2023, bij de bespreking van
de Rl-brief ter afdoening van motie 1364 uit 2016 over toekomstige herbestemming PTA.
Zowel bij zee- als riviercruise voldoen de schepen aan de (inter)nationale milieueisen en blijven
emissies binnen de wettelijke grenswaarden’.
Beleidsmatig is de ambitie van de Cruise Port Amsterdam (CPA) voor schepen die aanmeren bij de
Passenger Terminal Amsterdam, hoger dan het voldoen aan de wettelijke norm.
CPA streeft er naar de meest duurzame zeecruiseterminal van Noordwest Europa te worden: o.a.
door
1) hetbelonen van schonere schepen via prijsbeleid
2) door het nu al aanbieden van LNG?-bunkering,
3) vanaf ca. 2025 walstroom aan te bieden en dan alleen nog schonere schepen te ontvangen.
Vanaf 2030 is het de ambitie om de ontvangst te beperken tot schepen die emissieloos kunnen
verblijven in de Amsterdamse haven, op zowel de bestaande als de mogelijk nieuwe terminallocatie.
Voor nadere gegevens over emissies door zeecruise verwijs ik naar de beleidsnota Zeecruise in het
Noordzeekanaalgebied, ‘Zeecruise op koers’, die meegestuurd was bij bovengenoemde Rl-brief.
Hoofdstuk 4 ‘milieu en duurzaamheid’ beschrijft o.a. de uitkomsten van het TNO onderzoek naar de
milieveffecten van de zeecruise in het NZKG.
1De Divisie Havenmeester is toezichthouder van nationale wet- en regelgeving in het havengebied. Op de Noordzee
en aanliggende havens geldt een Emission Control Area, ingesteld door de IMO (de International Maritime
Organization), met strengere eisen dan elders op de oceanen. Daar bovenop zijn in de Amsterdamse
havenverordening specifieke regels opgenomen.
De GGD rapporteert elk jaar over de luchtkwaliteit in de haven, die dagelijks wordt gemeten op vijf punten in het
havengebied. De metingen worden verricht naar de hoeveelheid fijnstof, stikstofdioxide, zwaveldioxide, benzeen,
tolveen en xyleen. Daarnaast zet het Havenbedrijf Amsterdam in samenwerking met de Omgevingsdienst
Noordzeekanaalgebied, provincie NoordHolland en havenbedrijven 43 zogenaamde e-noses (elektronische neuzen) in
om meer zicht te krijgen op de bronnen die geurklachten kunnen veroorzaken.
? Liquified Natural Gas
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 16 mei 2023
Pagina 2 van 2
Voor riviercruise geldt dat bij de ligplaatsen in het centrum vanaf dit jaar alleen riviercruiseschepen
met een Green Award Certificaat welkom zijn}.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en dat de toezegging hiermee is
afgedaan.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Hester van Buren
Wethouder Lucht- en Zeehaven
3 Het Green Award programma ter stimulering van een schonere en veiligere scheepvaart bestaat sinds 1994 voor de
zeevaart. Over de hele wereld zijn er (op vrijwillige basis) schepen en rederijen door Green Award gecertificeerd op
het gebied van kwaliteit, veiligheid en milieu. In 2011 heeft de stichting Green Award ook een programma voor de
binnenvaart ontwikkeld.
Een routebeschrijving vindt uv op amsterdam.nl
| Brief | 2 | val |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 1 december 2021
Ingekomen onder nummer 814
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Yilmaz inzake naam van kazerne Hendrik wijzigen naar
Memet
Onderwerp
De naam van kazerne Hendrik te wijzigen naar Memet.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over zelfmoord van een brandweerman mogelijk als gevolg van structurele
pesterijen:
Overwegende dat:
-__Memet zijn eigen leven nam bij kazerne Hendrik;
-_Inieder geval is vastgesteld dat pesterijen één van de oorzaken hiervan was;
-__De weduwe heeft voorgesteld om de naam van de kazerne te wijzigen naar Memet opdat
het een les wordt voor eenieder wat de gevolgen van pesterijen kunnen zijn.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Om opdracht te geven aan de brandweerleiding om de naam van kazerne Hendrik te wijzigen naar
Memet.
Indiener
N. Yilmaz
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 750
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 8 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie WE
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Boutkan en de heer Nuijens inzake
de begroting voor 2015 (indicator oudere werkzoekenden bij het vinden van regulier
werk).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— op grond van artikel 3 van zijn eigen ‘Verordening op grond van artikel 212 van de
Gemeentewet de gemeenteraad op voorstel van het college per programma of
onderdeel daarvan relevante indicatoren vaststelt voor het meten van en het
afleggen van verantwoording over de gemeentelijke prestaties, de activiteiten en
de maatschappelijke effecten van gemeentelijk beleid;
— uitde cijfers over werkloosheid blijkt het aantal 50+ stevig vertegenwoordigd te
zijn;
— in 2009 bedroeg het aandeel van 50+ werkzoekenden in het gehele bestand 14%
— Oudere werknemers hinder ondervinden van hun leeftijd op een toch al lastige
arbeidsmarkt;
— in sommige gevallen aantoonbaar sprake is van leeftijdsdiscriminatie;
— oudere werkzoekenden een achterstandpositie hebben vanwege hogere
loonkosten en vaker last hebben van verouderde kenniscompetenties;
— erin de begroting 2015 geen indicator is opgenomen om oudere werkzoekenden
(50+) naar regulier werk te begeleiden,
Van mening zijnde dat:
— teneinde haar kaderstellende en controlerende taak te kunnen uitoefenen, de
gemeenteraad behoefte heeft aan een goede indicator voor de begeleiding van
oudere werkzoekenden naar werk om inzicht te verschaffen in het resultaat van de
investeringen van het college op dit terrein,
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 750 A d é
Datum 15 oktober 2014 mendemen
[Besluit:
op blz. 108 van de begroting 2015 van Amsterdam toe te voegen:
Indicator doel: ‘Aandeel uitstroom van oudere werkzoekende (50+) naar regulier werk
voor de periode 2015 t/m 2018’
De leden van de gemeenteraad,
D.F. Boutkan
J.W. Nuijens
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 154
Publicatiedatum 21 februari 2018
Ingekomen onder D
Ingekomen op woensdag 14 februari 2018
Behandeld op woensdag 14 februari 2018
Status Ingetrokken
Onderwerp
Motie van de leden Van Dantzig, Mbarki, Poot, Groot Wassink, Peters, Boomsma,
Van Lammeren en Van Soest inzake de politie-inzet tegen zware criminaliteit.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit van de leden Mbarki, Poot, Groot Wassink,
Van Dantzig en Peters inzake politie-inzet tegen drugsbazen (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 141).
Constaterende dat:
— In het Regeerakkoord is 267 miljoen structureel extra vrijgekomen voor
versterking van de politie; agenten in de wijk en rechercheurs;
— De minister van Justitie en Veiligheid momenteel met de politieleiding naar een
actualisering van de verdeling van de inzet van politiemensen kijkt
— Het inwoneraantal in Amsterdam de afgelopen jaren enorm is gestegen;
— Het bezoekaantal in Amsterdam de afgelopen jaren enorm is gestegen;
— De politiecapaciteit die beschikbaar is voor Amsterdam niet is (mee) gegroeid met
het stijgende inwoner- en bezoekersaantal;
— Onderzoeken naar aanleiding van liquidaties alleen al 60% a 70% van de
politiecapaciteit voor zware criminaliteit in bezit neemt.
Overwegende dat:
— De Amsterdamse Korpschef in 2014 al aangaf dat de politie het te druk heeft om
alle zaken direct te kunnen behandelen:
— De Amsterdamse korpschef een week geleden heeft aangegeven dat er geen tijd
is voor de opsporing van kopstukken die zich bezighouden met grootschalige
drugshandel;
— |llegale drugshandel vermoedelijk een veroorzaker is van liquidaties;
— Een tekort aan politiecapaciteit en een het uitblijven van opsporing zo kan leiden
tot extra zware criminaliteit;
— Liquidaties de laatste jaren gepaard gaan met steeds meer gevoelloos, bruut en
nietsontziend geweld waardoor steeds vaker onschuldige omstanders gevaar
lopen;
— Erde laatste jaren herhaaldeling sprake is geweest van dwaling omtrent het
beoogde doelwit van een liquidatie waardoor Amsterdammers die geen enkel
aandeel hebben in het conflict dat ten grondslag ligt aan het motief van de
daders, door een liquidatie om het leven komen;
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 154 Motie
Datum 21 februari 2018
— Dit zorgt voor onveiligheid en angst in Amsterdamse buurten en
gemeenschappen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Het Rijk, mede namens de Amsterdamse gemeenteraad, dringend te verzoeken
een substantieel aandeel van de extra vrijgekomen middelen voor de politie,
terecht te laten komen bij Amsterdamse eenheden;
2. De minister van Justitie en Veiligheid te verzoeken nog dit jaar duidelijkheid te
geven over welk deel van de extra vrijgekomen middelen ten goede zal komen
aan het Amsterdamse politiekorps, en hoeveel agenten en rechercheurs dit zal
opleveren;
3. Bij deze verzoeken de in de overwegingen van deze motie geleverde argumenten
aan te dragen;
4. Een overzicht te maken van naar hoeveel zware criminaliteit geen onderzoek kan
worden gedaan vanwege gebrek aan politiecapaciteit;
5. Dit overzicht bij het verzoek om meer politiecapaciteit in Amsterdam te voegen,
en aan de raad toe te sturen.
De leden van de gemeenteraad
R.H. van Dantzig
S. Mbarki
M.C.G. Poot
B.R. Groot Wassink
D.W.S. Peters
D.T. Boomsma
J.F.W. van Lammeren
W. van Soest
2
| Actualiteit | 2 | train |
23000397 N% Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en D C
vimte en ve . "
Duurzaamheid % Amsterdam Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 23 maart 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Dierenwelzijn
Agendapunt 8
Datum besluit College van B&W van 7 februari 2023.
Onderwerp
Kennisnemen van de reactie op motie „o6accent van raadslid Krom over Hitteplan voor Dieren
(inzake de Begroting 2023) Dieren.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling van motie „o6accent 9 en 10
november 2022 van raadslid Krom over Hitteplan voor Dieren (inzake de Begroting 2023).
Wettelijke grondslag
Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80.
Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Op 9 en 10 november 2022 heeft de raad bij de bespreking van de Begroting 2023 motie „o6accent
aangenomen van het raadslid Krom over Hitteplan voor dieren, waarin het college/de burgemeester
wordt gevraagd om:
* de beschikbare informatie over maatregelen voor dieren bij hitte, bijvoorbeeld de
hittemaatregelen van LICG, duidelijk en proactief te communiceren naar Amsterdammers en
instanties die de zorg dragen voor dieren wanneer er een hittegolf is.
Reden bespreking
Nvt.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.15 1
VN2023-006397 % Gemeente Raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Ruimte en % Amsterdam Reiniai Voedsel Di lzii
Duurzaamheid % einiging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van 23 maart 2023
Ter kennisneming
Ja, Motie Krom „o6accent. (TA2022-001055).
Welke stukken treft v aan?
1. 406accent.22 Motie Krom Begroting 2023 - hitteplan voor dieren.docx
AD2023-015039
(msw12)
AD2023-015041 2. Dierenwelzijn raadsinformatiebrief_afdoening_motiego6accent.pdf (pdf)
AD2023-015040 3.Antw Brandbrief noodklok buitendieren.pdf (pdf)
AD2023-015023 Commissie DC Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Ruimte & Duurzaamheid, Jaëla Arian, bestuurszakend.RD®amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.15 2
| Voordracht | 2 | train |
Hi) Stirdamcar
*
> XXX I/
Raadsadres aan
Gemeenteraad Amsterdam en Stadsdeelraad Centrum
Amstel 1,
1011 PN Amsterdam
Amsterdam 21 mei 2010,
Geachte leden van de Raad en van de Stadsdeelraad,
De werkzaamheden aan de Utrechtsestraat nemen veel langer tijd in beslag dan voorzien.
Inmiddels maken de ondernemers zich aldaar ernstig zorgen en voelen zij zich niet of
nauwelijks gesteund.
In het verleden hebben werkzaamheden aan de openbare weg eerder geleid tot crisisachtige
taferelen. De Overtoom is het schoolvoorbeeld daarvan, maar recentelijk hebben ook de
werkzaamheden aan de Stadhouderskade geleid tot onrust. Naar aanleiding daarvan zijn toen
onder leiding van de stadsregisseur een aantal verbeteringen doorgevoerd in de wijze
waarop werkzaamheden aan de openbare weg worden aangestuurd en voorbereid. De gang
van zaken bij de Utrechtse straat (een belangrijke doorgangsroute voor het Openbaar Vervoer
én een levendige winkelstraat) geven aan dat er nog steeds ruimte is voor verdere verbetering.
Wij vragen de leden van beide raden (het betreft hier een gemeenschappelijk project) aan hun
besturen het volgende voor te leggen:
Rol Stadsregisseur
In de huidige hoedanigheid is de stadsregisseur alleen verantwoordelijk voor het aanwijzen
van tijdvakken, wanneer het werk moet beginnen en eindigen. De Stadsregisseur heeft, echter
geen rol in het bewaken van deze tijdvakken. Voorstel; Bureau Stadsregie moet
verantwoordelijk zijn voor het bewaken van afgesproken tijdspad. Bureau Stadsregie schakelt
op, zodra tijdspad gevaar gaat lopen.
Wie is eindverantwoordelijk?
Bij de Utrechtsestraat lopen nu vier projectleiders rond, waarvan er geen
eindverantwoordelijk is. Dat is niet goed. Het moet voor een ieder duidelijk zijn wie de
eindverantwoordelijk heeft over projecten/werkzaamheden aan de weg. Is dit de dienst
Infrastructuur, Verkeer en Vervoer? Stadsdeel Centrum? De aannemer? Er lopen nu teveel
personen op een project, die naar elkaar gaan wijzen als dingen “fout” lopen/dreigen te lopen.
Zorg voor een duidelijk aanspreekpunt.
1
Voorstudie
Bij de Stadhouderskade werd destijds na het openbreken van de weg het werk uitgesteld,
doordat de grond vervuild was. Blijkbaar was er geen gedegen grondonderzoek gedaan.
Bij de Utrechtsestraat werd het werk ook vertraagd omdat de grond meer vervuild was dan
voorzien. Ook was niet voorzien dat het achterstallig onderhoud aan de bruggen zo groot zou
zijn, dat het werk opnieuw moest worden stilgelegd. Dit wekt twijfel ten aanzien van de
kwaliteit van de voorbereiding van de werkzaamheden. Wij verwachten, dat bij toekomstige
projecten er een gedegen vooronderzoek komt naar aspecten, zoals kabels, leidingen,
vervuiling, riool en achterstallig onderhoud van de weg/brug/rails e.d
Hierbij zijn we van mening, dat u ervaringsdeskundige bent.
Boetebepalingen
Er moet meer aandacht komen voor de boetebepalingen in de aanneemcontracten. Bij de
Utrechtsestraat wordt de aannemer “lui” genoemd, maar het is effectiever om goede deadlines
te bedingen die bij overschrijding leiden tot substantiële boetes. De belangen van het
Openbaar Vervoer en de middenstand ter plekke wegen ook vele tienduizenden euro's.
Ondersteuning
In onze ogen wordt er te snel tegen ondernemers bij uitlopende werkzaamheden gezegd: “dat
is ondernemersrisico”. Wij vragen ons af of dit echt zo is. Moeten ondernemers “bloeden” als
door fouten van de gemeente/aannemers het werk uitloopt? Amsterdam City ziet hier twee
mogelijkheden: of er komt een betere nadeelcompensatieregeling of er komt een actieve inzet
voor ondersteuning ter plekke in de vorm van bewegwijzering, aankleding en promotie.
Wij hebben dit geschreven met alle respect voor de inzet van betrokkenen en in het volle
besef dat iedere verbouwing brokken maakt. Het is hierboven al gezegd, maar ook voor
Openbaar Vervoer en lokale economie wegen de belangen zwaar.
Wij vernemen graag op welke wijze de gemeente Amsterdam maatregelen neemt om het werk
aan de weg efficiënter te laten verlopen.
Met vriendelijke groet,
G.)
G.)
Amsterdam City
2
| Raadsadres | 2 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| | Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 28 maart 2023
Portefeuille(s) Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Portefeuillehouder(s): Melanie van der Horst
Behandeld door Verkeer & Openbare ruimte [email protected]
Onderwerp Afdoening moties deelmobiliteit
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 26-01-2023 heeft vw raad bij de behandeling van de
Rapportage deelmobiliteit 2022 de volgende moties aangenomen:
1. Motie 10 van de leden Koyuncu (Denk) en Asruf (PvdA): maak een einde aan de toeslag
voor gebruik van deelmobiliteit in Zuidoost en Noord.
2. Motie 27 van het lid Asruf (PvdA): onderzoek naar kosten deelvervoer.
3. Motie 5a van het lid IJmker (GroenLinks): niet alleen huren, ook echt delen mogelijk
maken.
4. Motie 52 van de leden IJmker (GroenLinks), Boomsma (CDA) en Asruf (PvdA): belofte van
deelscooters waarmaken.
5. Motie 53 van de leden IJmker (GroenLinks) en Moeskops (D66): Rapportage
deelmobiliteit 2022
Daarin wordt het college gevraagd om:
1. -In gesprek te gaan met de bedrijven achter de deelmobiliteitsconcepten om een einde te
maken aan deze extra toeslagen;
-Bij de actualisatie van het beleid over Deelmobiliteit te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn
om ervoor te zorgen dat ook in de toekomst deelmobiliteit financieel haalbaar is voor
Amsterdammers uit met name de stadsdelen aan de rand van de stad.
2. -Te onderzoeken wat de kosten zijn voor het gebruik van deelvervoer in Amsterdam in
verhouding tot het gebruik van openbaar vervoer;
-De kosten voor deelvervoer uit te splitsen naar de verschillende varianten van deelvervoer, te
weten deelauto’s, deelscooters en deelfietsen (zowel vast als free-floating), en daarbij inzicht te
geven in de verschillende ritprijzen in vergelijking met ritprijzen over dezelfde afstand met het
openbaar vervoer;
-De raad hierover zo spoedig mogelijk maar uiterlijk bij de eerstvolgende rapportage
deelmobiliteit te informeren.
3. Niet-commerciële vormen van deelmobiliteit ook op te nemen in toekomstige rapportages over
deelmobiliteit en een plek te geven in de actualisatie van het gemeentelijk beleid deelmobiliteit
2023.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 28 maart 2023
Pagina 2 van 5
4. -Duidelijke criteria en eisen op te stellen waaruit moet blijken hoe het aanbod deelscooters
bijdraagt aan de ambities voor mobiliteit in Amsterdam
-Voor de actualisatie van het gemeentelijk beleid deelmobiliteit 2023 ge-updatete cijfers te delen
met de raad waarop de belofte van deelscooters getoetst kan worden.
5. -In de actualisatie van het gemeentelijk beleid deelmobiliteit 2023 duidelijk te maken hoe het
aanbod van deelauto’s leidt tot het verdwijnen van parkeerplekken van particuliere auto's
-In toekomstige rapportages over deelmobiliteit het aantal opgeheven parkeerplaatsen als gevolg
van het aanbod van deelauto’s op te nemen.
Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie:
1.Bij de ‘Convenant Autodelen’-gesprektafels gaan we het gesprek aan. Vooruitlopend hebben de
deelauto-aanbieders aangegeven dat toeslagen worden geheven vanwege disbalans tussen
aanbod en vraag. De verwachting is dat dit van voorbijgaande aard is, gezien de algehele groei; en
invoering van betaald parkeren.
In het vergunningensysteem kan niet gestuurd worden op de prijs. Eén van de redenen om samen
met de VRA te gaan kijken naar een concessie (enkel of in combinatie met vergunningen). Een
deelauto is al snel goedkoper dan een privéauto als men minder dan 10.000 km/jaar reist. Ook kan
men een deel van de kosten van de eigen auto terugverdienen door deze aan te bieden via een
platform zoals Snappcar. Er heeft daarnaast een pilot voor de deelscooter de stadspas
plaatsgevonden. Met de pilot konden meer dan 100 stadpashouders gebruik maken van
deelscooters. Uit de resultaten van de pilot bleek dat er weinig animo was voor de deelscooter
onder stadspasgebruikers. Een opschaling van de pilot vereist dat er financiële dekking is en die
ontbreekt momenteel.
2. Er bestaat nog geen grondige vergelijking tussen OV en deelvervoer. In de nota deelvervoer
2023 zal daarom een onderzoek hiernaar worden aangekondigd. We weten wel vit een voorlopige
vergelijking dat het OV soms goedkoper is. Hoe dit in de praktijk vitpakt verschilt door
omstandigheden als het aantal reizigers, de afstand, de aanbieder en of er van abonnementen
gebruik wordt gemaakt (vast traject i.r.t. prijsopbouw). Een deelauto is al snel goedkoper dan een
privéauto als men minder dan 10.000 km/jaar reist. Het is wel van belang op te merken dat via de
vergunningen van deelvervoer niet op prijs kan worden gestuurd.
3. Alle deelvormen zijn van belang in de transitie naar een autoluw Amsterdam; en leveren op
verschillende wijze een bijdrage aan de bekendheid en ontwikkeling. In het Mobility as a
Commons-project wordt o.a. onderzocht hoe het makkelijker te maken is voor verschillende
rechtspersonen (VVE’s, woningcorporaties en stichtingen) om mobiliteit te delen. In de nota
deelvervoer 2023 wordt daarom de focus al ruimer dan in de Agenda Autodelen en de Nota
Deelmobiliteit, maar zal er nog geen sprake zijn van expliciet toewijzen van aan specifieke
deelvormen. Inzet is op onderzoek en testen waarbij tegelijkertijd wel over alle vormen wordt
gecommuniceerd en geïnformeerd zoals met de ‘wegwijzer autodelen’.
4. De nota deelvervoer vormt de basis voor een nieuwe deelscooter-uitvraag met daarin
aangescherpte vergunningvoorwaarden. Sturingsmogelijkheden binnen het huidige
vergunningensysteem zijn echter beperkt. Onderzoek naar mogelijkheden voor een concessie
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 28 maart 2023
Pagina 3 van 5
voor deelvervoer op de langere termijn loopt, zoals aangegeven onder antwoord 2. In het
vergunningensysteem vragen we aan aanbieders aan te tonen hoe ze een bijdrage leveren aan
ambities van de stad. Inzet focust op aanpakken parkeerhinder door realisatie van dedicated
(deel)scootervakken, spreiding van het servicegebied door ophoging van het aantal deelscooters,
meer diverse gebruikersgroepen van deelscooters en versterking van de relatie deelscooterf/OV
om een volwaardig alternatief voor eigen autogebruik te bieden. Met de nota deelvervoer 2023
wordt een ge-updatete factsheet, met data van de deelscooters, meegestuurd. Daarin wordt ook
het aantal regionale ritten voor de deelscooter meegenomen. Dit aantal ritten stijgt geleidelijk
aan, waardoor dit ook bijdraagt aan langere scooterritten die potentiële autoritten vervangen
5. Verwachting is in O2 2023 het rapport ‘Ruimte voor en door deelauto’s, dynamisch
analysemodel voor de deelauto’s’, in Amsterdam in ontvangst te nemen. Daarin wordt per
postcode(vier)-gebied een autovervangingsratio (AVR) gegeven; die is sterk afhankelijk van beleid
en maatregelen rondom deelmobiliteit en parkeren, sociaaleconomische eigenschappen van
bewoners en het aanbod aan deelauto’s en OV.
Het rapport ‘Ruimte voor en door deelauto’s wordt meegenomen bij de nota deelvervoer 2023. De
toepassing van het dynamisch analysemodel wordt in samenhang gebracht met het parkeerbeleid
(waaronder de 90% parkeerdruk norm). De resultaten van het aantal opgeheven parkeerplaatsen
en de andere invulling wordt (regulier) aangeboden in de ‘Visualisatie opgeheven parkeerplekken’,
die volgt bij de rapportages Agenda Autoluw.
Door het toenemende aantal deelauto’s in de stad neemt de noodzaak voor een privéauto af
omdat de deelauto een volwassen alternatief biedt. Daarnaast zorgen deelauto’s ervoor dat
mensen gewend raken aan het delen van auto’s in plaats van het bezitten ervan.
In de vergadering van de gemeenteraad van 10-11-2022 heeft uw raad bij de behandeling van de
Begroting 2023 de volgende moties aangenomen:
6. Motie 314 van het lid Koyuncu (Denk): Bekender maken deelmobiliteit.
7. Motie 316 van het lid Koyuncu (Denk): één abonnement voor deelmobiliteit.
Daarin wordt het college gevraagd om:
6. -Te onderzoeken hoe inclusiever gecommuniceerd kan worden over deelmobiliteit;
- Te onderzoeken hoe zoveel mogelijk Amsterdammers geïnformeerd kunnen worden over de
voordelen en de werking van deelmobiliteit;
7. -Om met de aanbieders in gesprek te gaan en te onderzoeken of één registratiepunt en/of een
abonnement voor meerdere deelmobiliteitaanbieders ook mogelijk gemaakt kan worden voor het
brede publiek en hierover terug te rapporteren aan de raad.
Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie:
6. Amsterdam doet al veel om breed te communiceren over deelmobiliteit. Zo zijn er Blij-dat-ik-
deel-dagen georganiseerd. Hierbij waren de gemeente en aanbieders van deelvervoer op drie
locaties in de stad (Zuidas, Mercatorplein en Oostport) aanwezig om mensen op laagdrempelige
manier kennis te laten maken met deelvervoer. Daarnaast doen we onderzoek naar de drempels
die mensen ondervinden bij het gebruiken van deelvervoer.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 28 maart 2023
Pagina 4 van 5
In de nota deelvervoer 2023 nemen we op om hierop nog beter inte zetten, door middel van
gerichte communicatie bij groepen die het moeilijk vinden gebruik te maken van deelmobiliteit.
Ook is het invoeren van betaald parkeren en de verdere uitrol een mogelijk verandermoment.
Daarbij hebben we de kans bewoners in Noord, Nieuw-West en Zuidoost te verleiden tot het
gebruikmaken van deelvervoer en/of de privéauto aan te bieden via platforms als Snappcar. We
zien deze motie dan ook als een aansporing om hierop nog meer in te zetten.
7. Momenteel zien we dat verschillende vervoersvormen elkaar steeds beter weten te vinden in
MaaS-apps. Zo heeft GVB Donkey deelfietsen opgenomen in de app, en de NS deelscooters.
Tegelijkertijd blijven er op diverse niveaus gesprekken met aanbieders plaatsvinden om hun
diensten zoveel mogelijk te integreren in MaaS-apps. In aanloop naar het huidige vergunningen-
stelsel was het niet mogelijk om aanbieders verder te verplichten dan het gesprek aan te gaan.
Toch blijven we graag de Raad informeren over de continue ontwikkeling die hier gaande is.
In de vergadering van de gemeenteraad van 16-02-2022 heeft uw raad bij de behandeling van de
verlenging vergunning deelbromfietsaanbieders de volgende motie aangenomen:
8. Motie 130 van het lid Ernsting (GroenLinks): Verlenging vergunning
deelbromfietsaanbieders: niet meer op de stoep!
Daarin wordt het college gevraagd om:
8. -In dit laatste jaar van de pilot van deelscooters in Amsterdam in elk geval mee te nemen of er
op drukke plekken of straten met smalle stoepen met behulp van bv geofencing in uitsluitend in
parkeervakken geparkeerd en het voertuig achtergelaten kan worden.
Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie:
8. Aan deze motie is al een eerste invulling gegeven door in twee gebieden in de stad (Omgeving
Rembrandtplein en Westerdok) tijdelijk in totaal 16 autoparkeervakken op te heffen in de periode
december 2022 - juni 2023. Deze voormalige autoparkeervakken zijn ingericht als normale
scootervakken, waarbij de deelscootergebruikers verplicht zijn om de deelscooter te parkeren in
het betreffende vak. Het is in deze twee gebieden niet meer mogelijk om buiten de aangelegde
scootervakken de deelscooterrit te beëindigen (bijv. op de stoep). Voor bewoners en bezoekers
zijn deze parkeervakken tevens een optie om hun privévoertuig te parkeren. Met deze pilot wordt
nagegaan of het aantal klachten dat binnenkomt bij de gemeente en aanbieders over hinderlijk
geparkeerde deelscooters afneemt en tegelijkertijd hoe het gebruik van de parkeervakken is. De
bevindingen van deze pilot kan bijdragen aan een succesvolle uitrol van diverse parkeerhubs in de
stad. In de geüpdatete factsheet deelscooters bij de nota deelvervoer 2023 (zie onder antwoord 4)
zullen we de eerste bevindingen met u delen.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 28 maart 2023
Pagina 5 van 5
Het college beschouwt de moties hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
( APD
mms E e se / |
Melanie van der Horst
Wethouder Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Een routebeschrijving vindt uv op amsterdam.nl
| Motie | 5 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Raadsnotulen
Jaar 2020
Afdeling 2
Vergaderdatum 11 maart 2020
Publicatiedatum 25 maart 2020
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 11 MAART 2020
Aanwezig: de leden mevrouw Bakker (PvdD), de heer Bakker (SP), de heer
Biemond (PvdA), mevrouw Bloemberg-lssa (PvdD), de heer Blom (GroenLinks), de heer
Boomsma (CDA), mevrouw Bosman (D66), de heer Boutkan (PvdA), de heer Ceder (CU),
de heer Van Dantzig (D66), de heer Ernsting (GroenLinks), mevrouw De Fockert
(GroenLinks), mevrouw De Grave-Verkerk (VVD), de heer Groen (GroenLinks), mevrouw
Grooten (GroenLinks), de heer Hammelburg (D66), mevrouw De Jong (GroenLinks),
mevrouw Kat (D66), mevrouw Kilig (DENK), de heer Kreuger (Forum voor Democratie),
mevrouw El Ksaihi (D66), de heer Van Lammeren (Partij voor de Dieren), mevrouw
Martens (VVD), mevrouw Marttin (VVD), de heer Mbarki (PvdA), mevrouw Nadif
(GroenLinks), mevrouw Nanninga (Forum voor Democratie), mevrouw Naoum Néhmé
(VVD), mevrouw Poot (VVD), mevrouw Van Pijpen (GroenLinks), mevrouw Van Renssen
(GroenLinks), mevrouw Rooderkerk (D66), mevrouw Roosma (GroenLinks), mevrouw La
Rose (PvdA), de heer Van Schijndel (Forum voor Democratie), de heer Schreuders (SP),
mevrouw Van Soest (PvdO), de heer Taimounti (DENK), mevrouw Timman (D66), de heer
Torn (VVD), de heer Vroege (D66) en de heer Yilmaz (DENK)
Afwezig: de heer Flentge (SP), mevrouw De Heer (PvdA) en mevrouw Simons
(BIJ 1)
Aanwezig: burgemeester mevrouw Halsema (Openbare Orde en Veiligheid,
Algemene Zaken, Integraal Veiligheidsbeleid, Juridische Zaken, Internationale
Samenwerking, Bestuursdienst, Regelgeving en Handhaving, Juridische Zaken,
Communicatie), de wethouders mevrouw Van Doorninck (Duurzaamheid en Circulaire
Economie, Ruimtelijke Ordening, Grondzaken, Energietransitie en stadsdeel Oost), de
heer Everhardt (Financiën, Economische Zaken, Lucht- en Zeevaart, Deelnemingen,
Zuidas en Marineterrein en stadsdeel Centrum), de heer Groot Wassink (Diversiteit en
Antidiscriminatiebeleid, Democratisering (inclusief Bestuurlijk Stelsel), Coördinatie
Bedrijfsvoering, Inkoop, Sociale Zaken, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden), de heer
Ivens (Bouwen en Wonen, Openbare Ruimte en Groen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn,
Reiniging en stadsdeel Noord), mevrouw Meliani (Kunst en Cultuur, Monumenten en
Erfgoed, ICT en Digitale Stad, Dienstverlening, Personeel en Organisatie, Gemeentelijk
Vastgoed en stadsdeel Nieuw-West) en mevrouw Moorman (Onderwijs,
Volwasseneneducatie, Laaggeletterdheid en Inburgering, Voorschool, Kinderopvang en
Naschoolse voorzieningen, Armoede en Schuldhulpverlening en stadsdeel Zuidoost)
Afwezig: mevrouw Dijksma (Water, Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit en
stadsdeel Zuid) en mevrouw Kukenheim (Zorg, Jeugd(zorg), Mbo-agenda,
Beroepsonderwijs en Toeleiding Arbeidsmarkt, Preventie Jeugdcriminaliteit, Sport en
Recreatie, Ouderen en stadsdeel West)
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Middagzitting op woensdag 11 maart 2020
Voorzitter: mevrouw F. Halsema, burgemeester
Plaatsvervangend voorzitter: het raadslid de heer Torn
Raadsgriffier. mevrouw Houtman
Verslaglegging: mevrouw Van de Belt (Notuleerservice Nederland)
De VOORZITTER opent de vergadering om 13.05 uur.
VOORZITTER: Ik open de gemeenteraad van Amsterdam en ik heet u allen
welkom op deze raadsvergadering die naar verwachting uit drie dagdelen zal bestaan.
1.
Mededelingen
Wethouder Kukenheim is afwezig in verband met ziekte; wethouder Moorman is
donderdagmiddag afwezig in verband met een afspraak met minister Slob en Van
Engelshoven; wethouder Everhardt is donderdagmiddag afwezig in verband met een
vergadering van het bestuur van de VNG. Ikzelf moet om 16.00 uur deze zaal verlaten
vanwege overleg. Verder zijn de raadsleden mevrouw A.L. Bakker, mevrouw De Heer en
mevrouw Simons zijn afwezig vanwege ziekte of omstandigheden en mevrouw Nanninga
heeft laten weten iets later te zijn.
Afgesproken is — door uzelf — dat de bel wordt geluid tussen de verschillende
agendapunten in zodat de mensen in de koffiekamer horen dat we aan een nieuw
agendapunt beginnen en u dus allen op tijd hier in de zaal aanwezig kunt zijn.
Op 20 maart zal er een bijeenkomst plaatsvinden van de vereniging van
raadsleden hier op de Stopera en in de dagmail van vanmiddag treft u meer informatie
aan onder andere over hoe u zich kunt opgeven voor deze dag.
Op 27 maart brengen de gemeenteraad en het college van B en W van de
gemeente Almere een werkbezoek aan Amsterdam. Meer informatie hierover treft u
opnieuw aan in de dagmail van vanmiddag. U bent vanzelfsprekend van harte
uitgenodigd.
Bij het eerste stemblok zal er bij een agendapunt elektronisch worden gestemd. U
heeft daarmee inmiddels enige ervaring opgedaan. U dient dan te zijn ingelogd bij uw
microfoonpost met uw pas.
Tot slot zou ik nog de mededeling willen doen dat ik uit onverdachte bron heb
gehoord dat de heer Van Lammeren vandaag op de dag af tien jaar raadslid is tot ons
aller plezier.
2.
Vaststellen van de notulen van de raadsvergadering op 12 en 13 februari 2020
Conform besloten
3.
Vaststellen agenda
2
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
De VOORZITTER: Dan stel ik voor dat we eerst de agenda doorlopen om te zien
of er agendapunten zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan.
Conform besloten.
4.
Ingekomen stukken
Conform besloten
1° Brief van S. Simons, fractievoorzitter van BIJ1, van 11 februari 2020
inzake terugtreding van het duolid Veldhuyzen en benoeming van het duolid Verkerke als
lid van de Rekeningencommissie
Besloten is deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 6,
Benoemen van leden van de Rekeningencommissie.
2° Brief van F. Roosma, fractievoorzitter van GroenLinks, van 25 februari
2020 inzake terugtreding van het lid Blom als lid en benoeming van het lid Van Pijpen als
lid van de Rekeningencommissie
Besloten is deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 6,
Benoemen van leden van de Rekeningencommissie.
3° Raadsadres van Bewonersvereniging Zijkanaal H-weg van 25 februari
2020 inzake het concept Regionale Energie Strategie Plan Noord-Holland Zuid
Besloten is dit raadsadres desgewenst te betrekken bij de behandeling van
agendapunt 13, Uiten van wensen en bedenkingen over de Amsterdamse bijdrage aan de
Concept Regionale Energie Strategie Noord-Holland Zuid.
4° Raadsadres van de Damesbende van Buiksloot van 21 februari 2020
inzake de uitkomst van het onderzoek naar de bestrating van 30 km-wegen naar
aanleiding van aangenomen motie 56.18
Besloten is dit raadsadres desgewenst te betrekken bij agendapunt 26,
Kennisnemen van het afwegingskader fietsstraten, fietspaden en fietsstroken.
5° Raadsadressen van diverse burgers van 6-12 februari 2020 inzake het
verzoek om Huize Lydia open te houden
Besloten is deze raadsadressen te agenderen voor de raadscommissie Zorg,
Jeugdzorg en Sport.
Gewijzigd op verzoek van mevrouw De Grave-Verkerk.
6° Raadsadres van een burger van 22 februari 2020 inzake ongewenste
detailhandel en verwijdering van lelijke uithangborden
3
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken.
7° Raadsadres van Broedplaats De Vlugt van 12 februari 2020 inzake de
extreme huurverhoging van Broedplaats De Vlugt
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Kunst, Diversiteit en Democratisering.
8° Raadsadres van Newomij VvE Beheer van 5 februari 2020 inzake
levensgevaarlijke verkeerssituatie bij de ingang van het Vondelpark aan de
Stadhouderskade
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid.
g° Raadsadres van een burger van 14 februari 2020 inzake bescherming
van bewoners van de Marnixkade tegen schadelijke stoffen bij de aanleg van de
Singelgrachtgarage
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid.
10° Raadsadres van het Comité Westelijke Grachtengordel van 25 februari
2020 inzake parkeerdruk
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Mobiliteit, Luchtkwaliteit en Duurzaamheid.
11° Raadsadres van een burger van 18 februari 2020 inzake overlast in het
Centrum door toerisme, bijvoorbeeld door Madame Tussauds
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Financiën en Economische Zaken.
12° Raadsadres van een burger van 22 februari 2020 inzake commerciële
druk op de luchtvaart
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Financiën en Economische Zaken.
13° Raadsadres van een burger van 8 februari 2020 inzake vernietiging van
de vergunningbesluiten van de HVV wegens schending van het 12m?-vereiste
4
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
14° Raadsadres van een burger van 25 februari 2020 inzake het herplanten
van twee bomen in de Argonautenstraat
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
15° Raadsadres van het Bewonersplatform Vogelbuurt en IJplein van 25
februari 2020 inzake het uitblijven van de voortgangsrapportage van het beleid voor
ontwikkelbuurten
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
16° Raadsadres van HBR Advocaten, namens twee cliënten, van 14 februari
2020 inzake een nota van reactie op de zienswijzen van het ontwerpbestemmingsplan
Willemspark-Vondelpark
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening.
17° Raadsadres van een burger van 7 februari 2020 inzake aanpak van
coffeeshops in de binnenstad in verband met de overlast door het toerisme
Besloten is dit raadsadres te betrekken bij de door het college van burgemeester
en wethouders in te dienen voorstellen ter zake.
18° Raadsadres van een burger van 16 februari 2020 inzake de vergeten
corridor Amsterdam - Groningen - Bremen — Hamburg
Besloten is de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
19° Raadsadres van een burger van 16 februari 2020 inzake onnodig extra
vliegverkeer boven Centrum door storm
Besloten is de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
20° Brief van IVN Twiske van 20 februari 2020 inzake een artikel in het Noord
Hollands Dagblad naar aanleiding van een uitspraak van minister Schouten op 19 februari
2020 met betrekking tot overnachten in Het Twiske
Besloten is de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
5
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
21° Afschrift van een brief van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
gericht aan het college van burgemeester en wethouders van 12 februari 2020 inzake het
voornemen _ voor de indeplaatsstelling taakstelling voor huisvesting van
verblijfsgerechtigden
Besloten is deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
22° Brief van de gemeente Almelo van 14 februari 2020 inzake de aanbieding
van de door de gemeenteraad van Almelo aangenomen motie over het behoud van
autonomie lokale rekenkamer(functie)s
Besloten is deze motie voor kennisgeving aan te nemen.
23° Raadsadres van een burger van 18 februari 2020 inzake preventief
fouilleren
Besloten is dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen
24° Brief van de Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland van 20
februari 2020 inzake de aanbieding van het visitatierapport van de Stichting Stadgenoot
2015-2018
Besloten is dit rapport voor kennisgeving aan te nemen
25° Raadsadres van een burger van 21 februari 2020 inzake
mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden van Nederland en de Genocide van
Indonesië op voormalig Nederlands Nieuw-Guinea
Besloten is dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
26° Afschrift van een brief van de Bewonerscommissie Bouwmeester, gericht
aan de Stichting Woonzorg Nederland, van 23 februari 2020 inzake tijdelijke invulling van
het voormalig verzorgingshuis De Drie Hoven
Besloten is deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
27° Raadsadres van de Stichting Kinderarmoede van 14 februari 2020 inzake
bestrijding van kinderarmoede
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
28° Raadsadres van een burger van 10 februari 2020 inzake een klacht over
weigering bij de winterkoudeopvang
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling.
6
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
29° Brief van de heer Mbarki, fractievoorzitter van de PvdA, van 2 maart 2020
inzake benoeming van het duolid Heinhuis als lid van de raadscommissie Financiën en
Economische Zaken
Besloten is deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 6A,
Benoemen van een lid in de raadscommissie FEZ.
30° Brief van het college van burgemeester van wethouders van 3 maart 2020
inzake de tijdelijke waarneming van de portefeuilles van wethouder Kukenheim
Besloten is deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
31° Raadsadres van een burger van 29 februari 2020 inzake een enquête
over de sloop en nieuwbouw van flats in de Jan de Louterstraat
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
32° Raadsadres van Huurdersvereniging De Pijp en Huurders Belang Zuid
van 29 februari 2020 inzake de verkoop van de sociale huurwoningen door de
woningcorporatie De Alliantie in stadsdeel Zuid
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen
33° Raadsadres van een burger van 2 maart 2020 inzake de inventarisatie
van kritiek op het welstandsbeleid op het water
Besloten is de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
34° Brief van de Rekenkamer Amsterdam van 3 maart 2020 inzake de
aanbieding van de rekenkamerbrief WTA-beoordelingsonderzoek ACAM
Besloten is deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
35° Raadsadres van burger van 1 maart 2020 inzake rekening houden met
uitbreiding van sportmogelijkheden bij de ontwikkeling van IJburg fase 2
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Zorg, Jeugdsport en Sport.
36° Brief van Rekenkamer Amsterdam van 3 maart 2020 inzake de start van
de voorbereiding op het onderzoek Jeugdhulp in Amsterdam
Besloten is deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
7
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
37° Brief van de gemeente Bergen van 28 februari 2020 inzake de
aangenomen motie van de gemeenteraad van Bergen over 5G
Besloten is deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
38° Raadsadres van een burger van 3 maart 2020 inzake geen handhaving
op het wegwerpen van sigarettenpeuken op straat
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken.
39° Raadsadres van een burger van 20 februari 2020 inzake excuses over het
slavernijverleden voor het aandeel van Rotterdam
Besloten is de afhandeling over te laten aan de leden van de gemeenteraad.
40° Brief van wethouder Groot Wassink, vervangend wethouder Zorg, van 9
maart 2020 inzake beantwoording van vragen naar aanleiding van de bespreking in de
raadscommissie ZJS van 27 februari 2020 over het uitvoeringsbesluit Buurtteams
Amsterdam en Inkoop aanvullende ondersteuning Wmo
Besloten is deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 16,
Instemmen met het uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende ondersteuning Wmo
2021-2027, en agendapunt 17, Instemmen met de nadere uitwerking Buurtteams
Amsterdam.
41° Brief van de heer Van Lammeren van 8 maart 2020 inzake zijn
terugtreding als lid van het presidium van de gemeenteraad
Besloten is deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
42° Raadsadres van de bewonersgroep William Barlowlaan van 9 maart 2020
inzake verzoek tot detaillering van de berekening van de canon bij de overstap van
William Barlowlaan
Besloten is dit raadsadres te agenderen in de raadscommissie Algemene Zaken
en de leden van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening daarbij uit te nodigen
Gewijzigd op verzoek van de heer Van Schijndel omdat de regeltoepassing door
ambtenaren controleerbaar moet zijn wat een juridisch punt is.
43° Informatiebrief van Per Saldo van 6 maart 2020 inzake Per Saldo solide
PGB voor raadsleden en wethouder(s)
Besloten is de afhandeling over te laten aan de leden van de raad.
44° Raadsadres van Eerlijk over Straling van 9 maart 2020 inzake een video-
oproep aan de Regering en de Tweede Kamer over de gezondheidsrisico’s van straling
en moratorium van 5G
8
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Kunst, Diversiteit en Democratisering.
45° Brief van een burger van 6 maart 2020 inzake aanbieding van de 5G krant
Besloten is deze brief voor kennisgeving aan te nemen.
46° Raadsadres van een burger van 8 maart 2020 inzake wijziging van het
bestemmingsplan Slotermeer 2018
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Ruimtelijke Ordening.
47° Raadsadres een burger van 5 maart 2020 inzake klachten over overlast in
de openbare ruimte
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Wonen en Bouwen.
48° Raadsadres van het Comité Dierennoodhulp e.a. van 6 maart 2020
inzake geen levende dieren op demonstraties en manifestaties in de gemeente
Amsterdam
Besloten is dit raadsadres in handen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Algemene Zaken
49° Raadsadres van de Stichting Bezoek Amsterdam van 10 maart 2020
inzake de impact van de gevolgen van de coronabesmettingen op de bezoekerssector
Besloten is dit raadsadres desgewenst te betrekken bij agendapunt 5, het
Mondelingevragenuur en in handen te stellen van het college van burgemeester en
wethouders te stellen ter afhandeling en een kopie van het antwoord te sturen naar de
leden van de raadscommissie Financiën en Economische Zaken.
50° Brief van wethouder Groot Wassink, vervangend wethouder Zorg, van 10
maart 2020 inzake het wijzigen van het besluit Nadere uitwerking Buurtteams Amsterdam
Besloten is deze brief te betrekken bij de behandeling van agendapunt 17,
Instemmen met de nadere uitwerking Buurtteams Amsterdam.
5.
Mondelingevragenuur
De VOORZITTER: De vragen van mevrouw Simons zijn ingetrokken. De andere
vragen van respectievelijk de leden De Fockert, Mbarki, Poot, Ceder, Kilig, Taimounti,
9
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Hammelburg, Torn en Van Schijndel zullen doorgaan. Voorts wijst ik u er enigszins
nadrukkelijk op dat dit agendapunt mondelingevragenuur heet. Dan kunt u zich daarop
prepareren. Dat betekent ook dat het na een uur is afgelopen en dat betekent ook dat u
allemaal scherp op de tijd zult moeten letten. Dat doe ik ook. En misschien moet u ook
even rekening houden met het belang van mensen die later vragen stellen.
Dit punt wordt even aangehouden.
6.
Benoemen van leden van de Rekeningencommissie
Dit punt wordt even aangehouden.
6.A
Benoemen van een lid in de raadscommissie FEZ
Dit punt wordt even aangehouden.
7.
Herbenoemen van de plaatsvervangend ombudsman in de Gemeenschappelijke
Regeling Ombudsman Metropool Amsterdam(Gemeenteblad afd. 1, nr. 277)
Dit punt wordt even aangehouden.
8.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Duurzaamheid uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening 2018’ van
het lid Marttin en kennisnemen van de bestuurlijke reactie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 148)
Gevoegd te behandelen met agendapunten 9 en 10.
Dit punt wordt even aangehouden.
9.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Jeugd & Jeugdhulp uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening 2018’
van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma en kennisnemen van de bestuurlijke reactie
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 158)
Gevoegd te behandelen met agendapunten 8 en 10.
Dit punt wordt even aangehouden.
10.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Parkeren uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening 2018’ van het lid
Marttin en kennisnemen van de bestuurlijke reactie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 163)
Gevoegd te behandelen met agendapunten 8 en 9.
10
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Dit punt wordt even aangehouden.
11.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Proeftuin duurzame en slimme
stadsoplossingen’ van het lid Kat en kennisnemen van de bestuurlijke reactie
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 258)
Dit punt wordt even aangehouden.
12.
Kennisnemen van de eindrapportage programma Centrale Object Bediening en
instemmen met scopeverkleining en budgetoverdrachten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 272)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 272 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
13.
Uiten van wensen en bedenkingen over de Amsterdamse bijdrage aan de
Concept Regionale Energie Strategie Noord-Holland Zuid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 265)
Dit punt wordt even aangehouden.
14.
Instemmen met het investeringsbesluit Amstelkwartier 3e fase en het beschikbaar
stellen van twee uitvoeringskredieten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 268)
Dit punt wordt even aangehouden.
15.
Vaststellen van het bedrag aan gemaakte kosten samenhangend met het
opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in 2019 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 269)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 269 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
16.
Instemmen met het uitvoeringsbesluit en inkoopstrategie aanvullende
ondersteuning Wmo 2021-2027 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 270)
Dit punt wordt even aangehouden.
Dit punt wordt gevoegd behandeld met punt 17.
11
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
17.
Instemmen met de nadere uitwerking Buurtteams Amsterdam (Gemeenteblad afd.
1, nr. 271)
Dit punt wordt even aangehouden.
Dit punt wordt gevoegd behandeld met punt 16.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: Omdat we vanochtend nog een gewijzigde raadsvoordracht
kregen, wil ik voorstellen dit punt morgen te behandelen zodat ik nog even tijd heb dat
precies te verwerken.
De VOORZITTER: Dat lijkt mij een redelijk voorstel. De andere leden zijn
daarmee akkoord zodat we dat verschuiven naar morgen.
18.
Vaststellen van de Verordening Compensatieregeling Johan Cruijff Boulevard
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 274)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 274 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
19.
Niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar gericht tegen de reactie op het
verzoek om in te spreken tijdens de vergadering van de commissie AZ op 30 januari 2020
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 275)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 275 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
20.
Vaststellen van de Bijzondere subsidieverordening ondersteuning fracties
stadsdeelcommissies (Gemeenteblad afd. 1, nr. 279)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 279 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
21.
12
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Wijzigen van de Verordening op het lokaal bestuur en de Verordening
voorzieningen leden dagelijks bestuur en stadsdeelcommissies (Gemeenteblad afd. 1, nr.
280)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 280 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
22.
Kennisnemen van de brieven van de wethouder en de minister naar aanleiding
van de uitspraak van de rechtbank inzake het Cornelius Haga Lyceum (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 260)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Roosma.
Mevrouw ROOSMA: Dit punt is door een lid van de Groenlinksfractie op de
agenda gezet, maar de fractie heeft bij nader inzien geen behoefte meer aan
behandeling.
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 260 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
23.
Kennisnemen van de discussienota ‘Neem een aparte paragraaf op over
Spookjongeren in de pilot Jongeren Schuldenvrije Start’ van het duoraadslid Khan
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 261)
Gevoegd te behandelen met agendapunt 24.
Dit punt wordt even aangehouden.
24.
Kennisnemen van de brief over de aanpak Jongeren Schuldenvrije Start
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 262)
Gevoegd te behandelen met agendapunt 23.
Dit punt wordt even aangehouden.
25.
Kennisnemen van de brief over de uitspraak Raad van State inzake
vakantieverhuur (Gemeenteblad afd. 1, nr. 263)
Dit punt is gehamerd.
13
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 263 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
26.
Kennisnemen van het afwegingskader fietsstraten, fietspaden en fietsstroken
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 273)
Dit punt wordt even aangehouden.
27.
Kennisnemen van de brief inzake de toelichting op de procedure ‘Bedenkingen op
de onbezwaarde waarde’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 266)
Dit punt wordt even aangehouden.
28.
Kennisnemen van de brief inzake de stand van zaken en aanvullende informatie
vertrekregelingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 164)
Dit punt wordt even aangehouden.
29.
Kennisnemen van de beantwoording van het raadsadres inzake onrechtmatig
verwijderen fietsen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 278)
Dit punt wordt even aangehouden.
30.
Kennisnemen van de brief over het versterken van de positie van sociale firma’s
in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 281)
Dit punt wordt even aangehouden.
31.
Kennisnemen van de brief inzake het nieuwe beleidskader terug- en invordering
bijstandsschulden (Gemeenteblad afd. 1, nr. 282)
Dit punt wordt even aangehouden.
32.
Kennisnemen van de brief over de voortgang van Meer kans op werk en de stand
van zaken over uitvoering van de motie Green New Deal (Gemeenteblad afd. 1, nr. 283)
Dit punt wordt even aangehouden.
33.
Vaststellen van de notulen van de besloten raadsvergadering op 12 februari 2020
Dit punt is gehamerd.
14
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Conform besloten.
34.
Bekrachtigen van de geheimhouding (Gemeenteblad afd. 1, nr. 276)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 276 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
35.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 284)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot voor een stemverklaring.
Mevrouw POOT (stemverklaring): Als dit punt niet wordt besproken, wil de VVD-
fractie hebben gezegd dat de VVD wordt geacht tegen te hebben gestemd.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma voor een
stemverklaring.
De heer BOOMSMA (stemverklaring): Wij ook.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Soest voor een
stemverklaring.
Mevrouw VAN SOEST (stemverklaring): Wij ook.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Schijndel voor een
stemverklaring.
De heer VAN SCHIJNDEL (stemverklaring): Idem.
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 284 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
36.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 259)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 259 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
37.
15
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 264)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 264 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
38.
Geheim (Gemeenteblad afd. 1, nr. 267)
Dit punt wordt even aangehouden.
39.
Geheim (gemeenteraad afd. 1, nr. 288)
Dit punt is gehamerd.
De voordracht wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de raad neemt mitsdien het besluit, vermeld onder nr. 288 van afd. 1 van
het Gemeenteblad.
5.
Mondelingevragenuur
Vragen van het lid De Fockert inzake de bijdrage van de gemeente Amsterdam
aan het opvangen van vluchtelingkinderen uit de Griekse kampen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Fockert.
Mevrouw DE FOCKERT: Er voltrekt zich momenteel een drama aan de Europese
grenzen. Op de Griekse eilanden worden 42.000 asielzoekers opgevangen onder
erbarmelijke omstandigheden waaronder duizenden alleenstaande minderjarigen. Al in
september heeft Griekenland aan de lidstaten gevraagd ten minsten 2500 kinderen over
te nemen. Onder meer Frankrijk, Portugal, Duitsland en Kroatië hebben inmiddels aan
deze oproep gehoor gegeven. De Nederlandse overheid weigert echter Griekenland op dit
vlak te helpen. Dit college is net als GroenLinks aanhanger van de gedachte dat grote
steden en gemeenten een voortrekkersrol kunnen spelen in het aanpakken van de
problemen die nationale regeringen laten liggen. Vanuit diezelfde gedachte hebben de
drie ngo’s Stichting Vluchteling, Vluchtelingenwerk Nederland en Defend for Children
Nederlandse gemeenten opgeroepen een coalitie van welwillenden te sluiten met als doel
een deel van de kinderen die nu zonder ouders, zonder familie en zonder toekomst
vastzitten in onveilige vluchtelingenkampen in Nederlandse gemeenten op te vangen.
Onder meer Leiden, Groningen en Tilburg hebben zich al bij deze coalitie aangesloten en
elke dag komen er meer gemeenten bij.
In dat kader heeft de fractie van GroenLinks de volgende vragen aan het college.
Is het college bereid zich bij deze coalitie van welwillenden aan te sluiten? Is het college
bereid er bij de staatssecretaris op aan te dringen dat de gemeenten de mogelijkheid
wordt geboden deze kinderen op te vangen en zorg en ondersteuning te realiseren met
16
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
behulp van de ngo’s. Is het college bereid zich in te spannen om een deel van deze
kinderen op te vangen en welke mogelijkheden ziet het college om deze opvang op korte
termijn te realiseren”?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink voor de
beantwoording.
Wethouder GROOT WASSINK: Dank voor deze vragen. Vanzelfsprekend heeft
ook het college kennis genomen van de situatie aan de zuidoostflank, de toestand in
Griekenland en natuurlijk vinden wij dat buitengewoon zorgwekkend. De beelden die we
allemaal zien, kennen we langer en de situatie baart ons zorg. Om uw vraag zo kort
mogelijk te beantwoorden: ja, wij zijn bereid aan te sluiten bij een brede coalitie. We
hebben ook contact met andere steden. We kunnen ons daarbij alleen aansluiten en een
beroep doen op ondersteuning, want we zijn natuurlijk afhankelijk van de rijksoverheid. De
rijksoverheid is uiteindelijk degene die dat besluit neemt. Als dat zo zou zijn, dan zouden
wij met de partners die daarvoor zijn, samenwerken. Wij zijn in die zin bereid aan te
dringen op opvang daaromtrent. We zijn ook aan het onderzoeken of in het kader van het
Eurocities Netwerk, een breder netwerk van Europese steden, kunnen kijken of we ook in
de Europese context daarop een beroep kunnen doen. Zoals u al zei, het zijn niet alleen
allianties van steden, maar van verschillende landen die zich voor deze specifieke zaak
hebben uitgesproken. Dus wij sluiten ons daarbij aan en wij zetten ons daarvoor in. Als
uiteindelijk het besluit zou vallen, dan zullen wij in overleg met onze partners een deel van
deze groep opvangen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma voor een aanvullende
vraag.
De heer BOOMSMA: Buitengewoon schrijnende toestanden. De CDA-fractie is
echter van mening dat dit een landelijke aangelegenheid is. Ik vind dat we enigszins op de
zaken vooruitlopen als de gemeente Amsterdam zich hierbij aansluit zeker gezien het feit
dat er een grote woningnood is in Amsterdam. We hebben al veel tekorten en dit kost ook
veel geld. Dat zou toch eerst in bredere zin in de gemeenteraad of in de commissie
moeten worden besproken alvorens het college een dergelijke stap zet.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink voor de
beantwoording.
Wethouder GROOT WASSINK: De heer Boomsma heeft natuurlijk gelijk. Het is
een landelijke aangelegenheid. Zoals ik aangaf, is dit absoluut niet een stap die wij
kunnen nemen zonder de rijksoverheid en zelfs als de rijksoverheid daartoe zou besluiten,
is het ook geen stap die wij licht kunnen nemen. We zijn dan afhankelijk van partners. Als
het om jongere kinderen gaat, dan zullen die in pleeggezinnen worden geplaatst.
Daarmee is er niet direct een druk op de woningmarkt zoals u schetst. Ik denk dat de
volgordelijkheid als volgt is. Wij zien deze schrijnende situatie die u ook zo kwalificeert.
Wij willen kijken wat er mogelijk is. Als die mogelijkheid zich uiteindelijk voordoet, dan lijkt
het mij in de rede liggen om hierover door te praten. Maar binnen deze vraag vanuit de
ngo’s en binnen de bredere Europese coalitie en ook de Nederlandse coalitie zeggen wij,
we zijn daartoe uiteindelijk bereid om daaraan als Amsterdam een bijdrage te leveren.
De VOORZITTER: Ik constateer dat er geen behoefte meer is aan vervolgvragen.
17
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Vragen van het lid Mbarki inzake het feit dat Airbnb en andere shortstay
platformen hun data gaan delen met lokale autoriteiten
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki.
De heer MBARKI: De afgelopen week maakte de Europese Commissie bekend
dat Airbnb samen met andere platforms data over vakantieverhuur zal delen met de
Europese Commissie met als doel dat de lokale autoriteiten hiervan gebruik kunnen
maken om beter te kunnen optreden tegen illegale verhuur en overlast. Ik ben benieuwd
of de wethouder hiervan op de hoogte is en ik ben ook heel erg benieuwd hoe de
wethouder de afspraak beoordeelt als het gaat om de stad. Wat kunnen we hiermee?
Verder ben ik ook benieuwd of de afspraak ook mogelijkheden geeft om daadwerkelijk in
te zetten tegen illegale vakantieverhuur en overlast. Ten slotte ben ik heel erg benieuwd
wat we gaan doen de komende tijd. Is er al contact met de Europese Commissie? Is er al
contact met Airbnb hierover? Ik hoor graag wat meer hierover van de wethouder omdat
het een belangrijk onderwerp is dat de stad raakt.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording.
Wethouder IVENS: Net als u heb ik er ook via een persbericht van de Europese
Commissie kennis van moeten nemen. Dat maakt ook gelijk waarom ik er wat minder
enthousiast op ga reageren. Wij hadden als steden graag input geleverd op welke data wij
nu echt relevant vinden. Ik weet nog niet welke data er exact worden gedeeld, want op dit
moment krijgen we alleen maar signalen dat het zou gaan om het aantal woningen en het
aantal verhuringen en dergelijke. De details van de overeenkomst die is gesloten, kennen
we nog niet. We hebben vorige week een brief gestuurd aan de Europese Commissie —
toevallig diezelfde week dat die overeenkomst er kennelijk kwam — waarin wij vroegen
aan tafel te kunnen gaan zitten om de verhuurplatforms te verplichten relevante gegevens
te delen met stadsbesturen. De vraag of die relevante gegevens nu komen, daarover
maak ik me nog wat zorgen. De eerste signalen die ik krijg, geven aan dat het vooral om
geaggregeerde gegevens gaat, dus de samengestelde gegevens. Toen we bijvoorbeeld
nog een overeenkomst met Airbnb hadden, kregen we ook gegevens over hoeveel
verhuringen, hoeveel nachten de woningen werden verhuurd. Of die er nu ook komen, dat
weten we nog helemaal niet. Ook toen was het nog geaggregeerd. Uiteindelijk willen we
natuurlijk vooral data hebben waarmee we echt wat kunnen doen. Die algemene
gegevens, ja, die halen we zelf ook op via ons eigen digitaal rechercheren, via het
afschrapen van de websites. Dus vooralsnog ben ik niet heel erg positief. Maar ja,
misschien als ik de inhoud van die overeenkomst ken, word ik blij verrast. Vorige week
hebben we samen met 22 andere steden, waaronder Athene, Berlijn, Florence,
Barcelona, Parijs, Porto, Praag, München, Krakow, Wenen, Brussel en Londen nog aan
de Europese Commissie gevraagd dat gesprek met ons echt aan te gaan over hoe we
ervoor kunnen zorgen dat die platforms zich echt aan de regels gaan houden. Dus niet
alleen maar data delen, maar dat ze aansprakelijk worden voor het nakomen van de
verplichtingen die de wetten bieden. En dan gaat het over de vraag hoe we ervoor kunnen
zorgen dat ze moeten meewerken aan het verplicht melden van registratienummers. Daar
liggen de echte kansen en mogelijkheden. Of die in deze overeenkomst ook liggen, dat
moeten we nog maar afwachten. Vooralsnog staat hier geen juichende wethouder.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Mbarki voor een vervolgvraag.
18
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
De heer MBARKI: Dank voor de beantwoording. Ik hoor dat de wethouder niet
heel erg blij is. Ik hoor dat er wordt opgetrokken met een heel aantal andere steden. Wat
wordt nu de houding van Amsterdam met betrekking tot deze afspraken? Wachten we af
wat de beantwoording is van de brief die gezamenlijk is gestuurd of zullen we ons de
komende tijd actief richting Europese Commissie bewegen om nogmaals te zeggen, help
ons nu want we hebben een probleem in de stad”?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording.
Wethouder IVENS: Ik denk dat u het antwoord weet. Ik noemde niet voor niets dat
hele rijtje met steden. Ik zei, er zijn 22 steden. Ik heb ze niet eens allemaal genoemd. We
trekken wel samen op. We hebben vorige week die brief naar de Europese Commissie
gestuurd. We zijn allesbehalve aan het afwachten, maar we zijn wel wat verwonderd, dat
de Europese Commissie ons nu volledig verrast door opeens die overeenkomst te maken
terwijl wij de Europese Commissie al een paar keer hebben aangeboden met ons mee te
denken en hierin gezamenlijk op te trekken. Deze steden hebben al een paar keer
aangegeven hierin graag zo goed mogelijk te willen meedenken en dan lijkt de Europese
Commissie uiteindelijk wel een overeenkomst te willen sluiten met de platforms waarbij ik
het idee heb dat de platforms er uiteindelijk meer baat bij hebben om hun imago wat op te
poetsten dan wij als steden eraan hebben. Daarover maak ik me wel zorgen. Maar ja, ik
zal zeker doorgaan met deze strijd.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Naoum Néhmé voor een
aanvullende vraag.
Mevrouw NAOUM NÉHMÉ: In 2015 heeft Amsterdam natuurlijk een
overeenkomst gesloten met Airbnb en een van de bepalingen daarin was dat er later een
separate overeenkomst zou komen tussen Airbnb en de corporaties om vakantieverhuur
in sociale huurwoningen aan te pakken. Kan de wethouder aangeven in hoeverre het
akkoord met de Europese Commissie nu enige handvaten biedt om door te drukken op
deze belangrijke bepaling uit de Amsterdamse overeenkomst?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording.
Wethouder IVENS: Die Amsterdamse overeenkomst is er niet meer. Dat is al
weer enkele jaren geleden afgehandeld in onze raadscommissies. U kent het antwoord:
over die Europese Commissie weet ik niet meer dan u. Ik heb het persbericht vanuit de
Europese Commissie gelezen, maar ik weet nog niet precies wat er in die overeenkomst
staat. Dus ook ik wacht af.
De VOORZITTER: Dan zijn hiermee deze vragen afgerond.
Voorzitter: de heer Torn
Vragen van het lid Poot inzake antisemitische incidenten bij een
zaalvoetbalvereniging
19
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot.
Mevrouw POOT: Het afgelopen weekend kwam de zaalvoetbalvereniging
Maccabi in het nieuws omdat ze zei dat men zich bij risicowedstrijden genoodzaakt zag
beveiliging in te zetten om antisemitisch geweld te voorkomen. Tevens kwam naar buiten
dat de jeugdtrainer van GeuzenMiddenmeer op non-actief is gezet wegens antisemitische
uitspraken. Dit is heel erg zorgelijk, juist in de sport. Sport vormt jongeren. Van sport
verwachten we dat het juist tegenstellingen wegneemt en dat het verbroedert juist na de
racistische uitspraken in het professionele voetbal waarover iedereen zijn afschuw
uitsprak. Ik hoop dat ook de burgemeester en het college hierin stelling willen nemen.
Ik heb de volgende vragen. Is er vanuit het college contact geweest met een of
met beide verenigingen om deze incidenten te bespreken? Heeft het college signalen dat
antisemitisme ook bij andere sportverenigingen (voetbalclubs) speelt? En de laatste
vraag: kan de voetbalclub Maccabi aanspraak maken op de subsidieregeling voor
bedreigde ondernemers op religieuze inslag voor het inhuren van de beveiliging.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Ik zou mevrouw Poot willen bedanken voor haar
vragen en me volledig willen aansluiten bij de stevige veroordeling die zij uitspreekt over
racisme en antisemitisme in de sport en in voetbal in het bijzonder. Racisme en
discriminatie in welke vorm dan ook accepteren wij niet. Niet op straat, niet op het werk,
niet op school en niet in de sport. Naar aanleiding van het incident bij Maccabi is er door
de gemeente direct contact gelegd met het bestuur van de voetbalclub. Die club is
aangemaand altijd aangifte te doen als er sprake is van discriminatie. Ook heb ik het
bestuur uitgenodigd aanwezig te zijn bij een gesprek deze maand met de
vertegenwoordiging van Joodse instellingen in Amsterdam. Er is ook contact gelegd met
de KNVB en de KNVB is aangespoord bij meldingen van strafbare discriminatie op en aan
de Amsterdamse voetbalvelden de driehoek of het Meldpunt Discriminatie hierover te
informeren. Hiermee hoop ik tegemoet te komen aan de tweede vraag die u stelde.
Daarmee proberen wij lokaal een zo goed mogelijk beeld te hebben over wat er op en
rond de Amsterdamse voetbalvelden speelt en hierover in nauw contact te staan met het
Meldpunt Discriminatie en de KNVB.
Dan wat betreft uw vraag over de inzet van een beveiligingsorganisatie bij
Maccabi. De behoefte aan een beveiligingsorganisatie komt op dit moment vanuit een
team. We begrijpen dat er op dit moment geen sprake is van feitelijke inzet van
beveiliging. Uit het contact dat wij hebben met het bestuur van de voetbalclub weten we
ook dat het bestuur dit op dit moment niet als een oplossing ziet. Indien sprake is van een
strafbaar feit zoals een bedreiging of discriminatie dient er aangifte te worden gedaan en
dient er opsporing plaats te vinden zodat de dader kan worden gepakt. Ook is er bij de
politie navraag gedaan maar er is geen dreigingsinformatie bekend die de noodzaak van
een beveiligingsorganisatie zou onderbouwen op dit moment.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Poot voor een vervolgvraag.
Mevrouw POOT: Dank voor deze adequate beantwoording. Ik zou eigenlijk aan
de burgemeester willen vragen om over vier, vijf, zes maanden het onderwerp een keer te
agenderen in de raadscommissie Algemene Zaken tezamen met informatie die uit het
20
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
Meldpunt is gekomen en uit informatie die de burgemeester van sportclubs heeft
ontvangen zodat we een keer de stand van zaken met elkaar kunnen bespreken.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Dat doe ik vanzelfsprekend graag samen met de
wethouder Sport, wethouder Kukenheim, omdat ik ook weet dat zij buitengewoon actief is
in het tegengaan van racisme en discriminatie in de sport.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Dantzig voor een aanvullende
vraag.
De heer VAN DANTZIG: Allereerst wil ik de uitspraken van de burgemeester over
het antisemitisme enorm onderschrijven. Het is een verschrikkelijk gevaar voor onze
samenleving en helaas ook in de sport. Ik wil dan ook een vervolgvraag stellen over een
vermeend antisemitisch incident bij de voetbalclub GeuzenMiddenmeer. Ik zeg vermeend
omdat het nog niet is bewezen en dan moet je voorzichtig zijn. Het komt erop neer dat
een jeugdtrainer antisemitische uitspraken zou hebben gedaan en mijn vraag hierbij is,
wat voor handvatten en middelen hebben we nu voor voetbalclubs om hiertegen op te
treden en welke rol verwachten wij exact van de KNVB hierbij?
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Ik zou de heer Van Dantzig willen bedanken voor de
vragen die hij aanvullend stelt over GeuzenMiddenmeer. Ik kan u melden dat daags na
het incident bij het Meldpunt Discriminatie in de regio Amsterdam een melding is
binnengekomen. Deze is onmiddellijk in behandeling genomen. Dat is ook op dit moment
wat de reactie is en kan zijn. Het spreekt voor zich dat de KNVB hierin een grote
verantwoordelijkheid draagt, signalerend, het verzamelen van de meldingen en natuurlijk
ook in het geven van voorlichting en het zorgen dat het wordt teruggedrongen in de sport
en in de voetbal.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Taimounti voor een aanvullende
vraag.
De heer TAIMOUNTI: Dank voor de beantwoording. Ik had een specifieke vraag
over Amsterdamse jeugdteams. Die voetballen natuurlijk ook buiten de stad en die
hebben daar heel vaak te maken met discriminatie en racisme. Ik spreek heel veel
voetbalclubs die zeggen dat eigenlijk niet goed kwijt te kunnen. Is er een mogelijkheid dat
we dat kunnen inventariseren om te kijken welke last voetbalteams, jeugdteams nu juist
hebben als ze buiten de stad spelen? Daar gebeurt het voornamelijk.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Ik zou de heer Taimounti willen bedanken voor zijn
vraag. Ik kan me voorstellen dat de eerste verantwoordelijkheid voor meldingen van
discriminatie en racisme op het voetbalveld die overal in het land plaatsvinden, bij de
21
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
KNVB ligt. Dat neemt niet weg dat wij er lokaal voor kunnen zorgen dat spelertjes op de
hoogte zijn van die mogelijkheid. Ik zal in overleg met de wethouder Sport treden om te
kijken hoe wij actief jongeren op de hoogte kunnen brengen van de mogelijkheid om
melding te maken en dat wij dit sterk veroordelen.
De VOORZITTER: Dan zijn deze vragen voldoende besproken en dan gaan we
naar de volgende set mondelingevragen van de heer Ceder.
Vragen van het lid Ceder inzake de aanpak van het coronavirus
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder.
De heer CEDER: Het coronavirus raakt het Amsterdamse leven. We zien dat in
Brabant al dat er inmiddels evenementen zijn afgelast en als het gaat om de
Amsterdamse aanpak geeft de burgemeester aan dat de situatie de komende tijd
onvoorspelbaar is maar dat er op dit moment geen aanleiding is tot grote ongerustheid.
Het openbare leven kan gewoon doorgaan en er is geen aanleiding om evenementen af
te gelasten of gebouwen te sluiten. Dat vinden wij goed nieuws.
Rust en betrouwbare communicatie is belangrijk en daarom hebben wij de
volgende vragen. In welk geval kan dit veranderen? In welk geval zal het wel nodig zijn
om bepaalde evenementen af te gelasten en op welke termijn? Welke termijn hebben
mensen om deze melding te verwerken? De reden waarom ik dit vraag, is dat ik heel veel
onduidelijkheid bemerk bij mensen die moeten besluiten of evenementen, grootschalig en
kleinschalig, door kunnen gaan. Daarbij is het moeilijk het economisch risico te kunnen
incalculeren. Dat heeft invloed op burgers maar ook op ondernemers. Daarom deze
vraag. Dan de tweede vraag. De burgemeester geeft aan dat er geen aanleiding is om het
openbare leven anders in te richten. Tegelijkertijd geeft de burgemeester aan in de brief
van gisteren op de vraag of zorginstellingen een vergroting van het aantal besmettingen
aan zouden kunnen, dat dat afhangt van de ontwikkeling van het aantal besmettingen de
komende weken. Onze vraag is hoe het dan staat met de staat en met name de IC van de
Amsterdamse ziekenhuizen. Als het nu niet met zekerheid kan worden gezegd, kunnen
wij dan nu al de nodige maatregelen treffen zodat we, mocht dat voorkomen, bij een
groter aantal besmettingen wel voldoende IC-bedden hebben.
Dan de laatste vraag. Ouderen lijken het meest kwetsbaar voor dit virus. Toch lijkt
er in de Amsterdamse communicatie nog geen doelgroepenbeleid te zijn als het gaat om
communicatie richting ouderen of mensen die ouderen bezoeken. Is de burgemeester
bereid om juist deze doelgroep die extra vatbaar lijkt te zijn, extra via communicatie te
informeren?
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Ik zou de heer Ceder willen bedanken voor zijn vragen
over het coronavirus. Ik kan me voorstellen dat veel Amsterdamse inwoners op dit
moment in onzekerheid verkeren over de mate waarin het virus in onze stad aanwezig is,
de risico’s op besmetting die er is en de dreiging die er vanuit zou kunnen gaan. Laat ik u
als eerste zeggen dat wij op dit moment in de Amsterdamse regio zeventien gevallen
hebben van besmetting: acht mensen in de stad Amsterdam en negen in de omliggende
gemeenten. Dat is relatief laag in vergelijking met bijvoorbeeld de regio Brabant en dat
heeft waarschijnlijk te maken met het toeval van de spreiding van de schoolvakantie die in
22
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Amsterdam eerder heeft plaatsgevonden. Voor de Amsterdamse regio geldt dat bij de
zaken die wij nu kennen, de herkomst te herleiden is. Dat betekent dat we er nog steeds
vanuit kunnen gaan dat de mensen die zijn besmet, in een risicogebied zijn geweest.
Daarvan brengen wij alle contacten in beeld. Dat betekent dat wij in de fase van
containment zitten. Wij beheersen het virus en wij denken een goed overzicht te hebben
op dit moment over de verspreiding en de besmetting ervan. Zoals u zelf ook al aangaf,
wij weten niet hoe dat de komende weken zal lopen. Als er sprake is van een stijging, dan
hopen we dat dat een gestage stijging zal zijn want in dat geval zullen de zorginstellingen
in Amsterdam en omstreken daarmee goed kunnen omgaan. Als er sprake is van een
piek kan dat een tijdelijke druk geven op de zorginstellingen maar ook in dat geval gaan
wij ervan uit dat de zorginstellingen in Amsterdam, de zorginstellingen, goed zijn
voorbereid en goed in staat zijn daarmee om te gaan. Dat geldt ook voor de IC-afdelingen
waarnaar u verwees. Overigens is het van groot belang en dat doe ik hier nog eens
nadrukkelijk, dat wij ons voor alle informatie baseren op het RIVM. Het RIVM staat
dagelijks in contact met de Amsterdamse GGD. Alles wordt daarbinnen afgestemd. Als
het gaat om plaatsingen, zorginstellingen, de noodzaak om na te gaan of er voldoende
ruimte is, vindt er elke dag landelijke afstemming plaats om te voorkomen dat daar enige
vorm van regionale concurrentie zou kunnen ontstaan of een zekere mate van onrust.
Dan wat betreft de evenementen waarover u sprak. In Amsterdam is er op dit
moment geen beleid om evenementen niet te laten plaatsvinden of te beperken. De
gezondheidssituatie in Amsterdam geeft daartoe geen enkele aanleiding. Dat geldt ook
niet voor grote publieke instellingen of andere plekken waar heel veel mensen
samenkomen. Wij kunnen inderdaad niet voorspellen of dat de komende dagen of de
komende weken anders zou kunnen worden. U vraagt heel begrijpelijk en heel terecht of
wij dat ruim van te voren zouden kunnen aangeven in verband met de voorbereiding die
allerlei instellingen dan misschien zouden kunnen willen treffen. Het antwoord is helaas
dat we dat niet kunnen. Wij hopen met Z'n allen dat het niet nodig zal zijn, maar op dit
moment kan ik het niet voorspellen zoals ook het RIVM of de GGD dat niet kunnen
voorspellen. U heeft zelf gezien na de persconferentie die onze premier heeft gegeven op
woensdagavond dat er op donderdag onmiddellijk een andere fase in werking is getreden
ten aanzien van de evenementen in Brabant. Dat had ook onmiddellijke gevolgen. Wij
kijken daar heel goed naar; wij letten daarop. We proberen allemaal zo veel mogelijk van
elkaar te leren en we hopen natuurlijk dat die situatie in Amsterdam niet hoeft aan te
breken. Voor uw informatie is het denk ik ook nog goed om te weten dat we afgelopen
week een overleg hebben gehad in mijn aanwezigheid met de grote zorginstellingen uit de
regio. Daar is besproken wat te doen in situaties van maatschappelijke onrust waarvan op
dit moment geen sprake is, wat te doen in situaties van een piek of grote toename. De
zorginstellingen zijn daarop heel grondig voorbereid. Eenzelfde gesprek gaan wij ook
voorbereiden met een groot aantal evenementenorganisaties, publieke en economische
instellingen om — als ons die tijd is gegund — met hen te bespreken wat dat zou kunnen
betekenen.
De kwetsbare groepen. Ja, excuses, ik ga zelf door de tijd heen, maar ik ga er ook
vanuit dat er een groot algemeen belang mee is gediend. Er vindt ook heel veel
doelgroepcommunicatie plaats. Dat is vanuit de GGD met informatie van het RIVM. De
kwetsbare groepen, of dat nu de ouderen zijn of bijvoorbeeld de laaggeletterden, de
daklozen of anderen, alle communicatie met deze groepen vindt plaats vanuit de GGD en
dat gebeurt buitengewoon nauwlettend. Waarop we ook heel secuur zijn, is de
meertaligheid. De gemeente heeft als stelregel dat we alleen in het Nederlands en in het
Engels communiceren, maar de publieke gezondheid vergt wat ons betreft dat we een
uitzondering maken op die regel dus we communiceren in veel meer talen.
23
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw El Ksaihi voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw EL KSAIHI: Ik heb eigenlijk maar een korte vraag en die gaat met name
over de volksgezondheid en het oordeel van deskundigen dat voorop staat. U benoemde
net de overleggen met zorginstellingen en met instellingen die grote evenementen
organiseren. Ik wilde nog even de vraag stellen over de horeca. Die heeft er indirect ook
last van op het moment dat evenementen niet doorgaan. Wordt er preventief met hen
gekeken naar eventuele noodscenario's? En ik had nog een andere vraag over
meertaligheid maar die is al beantwoord.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Als dit langer duurt en als dit zich verder verspreidt,
dan is er natuurlijk een groot aantal private en publieke instellingen die bang zijn voor een
terugloop van publiek en voor besmettingsrisico’s. Wij zullen bij de voorbereiding van
publieke en private instellingen ook de vertegenwoordiging van het hotelwezen en de
vertegenwoordiging van de horeca benaderen om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk
mensen zo goed mogelijk zijn geïnformeerd over de maatschappelijke, de medische en
de economische risico’s.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Soest voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw VAN SOEST: Graag willen wij ook spreken over de actualiteit van het
coronavirus. Hoe het college omgaat met de ouderen, dat heeft de burgemeester net al
gezegd. Dus die vraag kan ik overslaan. Naast zorgen voor de volksgezondheid zijn we
ook bezorgd over de economische effecten voor onze stad en voor de regio. Ik wijs
bijvoorbeeld op de groeiende vraag naar deeltijd-ww, werktijdverkorting, geannuleerde
congressen en evenementen etc. De gevolgen voor de Amsterdamse economie zijn
groot. Het is geen tijd voor paniek, maar wel voor regie en vooruitzien. Niet alleen maar
geen handen meer schudden. Daarmee komen we er niet. Daarom hebben wij een
tienpuntenplan, tien maatregelen neergelegd tegen de economische schade van het
coronavirus. Ik heb een tienpuntenplan en dat zou ik graag willen overhandigen aan de
burgemeester zodat ze daarnaar op haar gemak zou kunnen kijken en ons daarover later
kan informeren.
De VOORZITTER: Dit zijn mondelingevragen en het idee daarvan is dat er vragen
kunnen worden gesteld aan een lid van het college. Dan komt dat tienpuntenplan de kant
van de burgemeester op.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Pijpen voor een aanvullende
vraag. Het is de eerste keer dat u het woord voert. Bij mondelinge vragen telt dat niet mee
als maidenspeech maar ik geef u dan voor de eerste keer het woord in de raad.
Mevrouw VAN PIJPEN: Fijn dat het nog niet meetelt als maidenspeech want die
zou ik graat iets uitgebreider willen doen. Dank voor de beantwoording van de vragen en
ook dank voor de technische sessie van de GGD die we vanochtend hebben gehad. Die
24
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
was zeer informatief. In aansluiting op de eerder gestelde vragen wil ik graag iets over die
communicatie met doelgroepen vragen. Ik begrijp dat het volkomen terecht is dat de GGD
de regie heeft over de inhoud van de communicatie maar ik kan me wel voorstellen dat
met name maatschappelijke organisaties in de sociale basis daarin een belangrijk rol
kunnen vervullen met name naar kwetsbare groepen als ouderen, als laaggeletterden
maar wellicht ook naar andere groepen die denkbaar zijn. Dus is het mogelijk een overleg
met organisaties in de sociale basis te organiseren op dezelfde wijze als ook voor zorg en
horeca gebeurt ten einde die communicatie te realiseren”?
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Ik zou nog even in de richting van mevrouw Van Soest
willen zeggen dat wij de Dienst Economische Zaken inmiddels hebben gevraagd een
inventarisatie te maken vanuit de Veiligheidsregio wat de economische effecten kunnen
zijn van het coronavirus.
Dan mevrouw Van Pijpen. Het is me toch een eer dat ik stiekem de eerste ben die
u mag beantwoorden. Ja, via de GGD wordt er contact onderhouden met alle sociale
welzijnsorganisaties en die worden voldoende geïnformeerd over de risico’s die hun
populatie loopt. Die contacten lopen allemaal via de GGD omdat wij willen zorgen dat de
medische informatie die wordt verspreid eenvormig is en eenduidig.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kilig voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw KILIG: Dank voor de technische sessie vanochtend. Dat was heel
verhelderend. Ik heb een meer praktische vraag. We hebben hier in Amsterdam, hier in
Nederland gelukkig niet te maken met een hoge piek zoals in Italië waar men op dit
moment met een beddentekort kampt. Maar stel dat dat wel het geval wordt, is het dan
misschien een optie als er een te grote druk komt op de zorginstellingen om het
voormalige MC Slotervaart in te richten als tijdelijk ziekenhuis?
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Op dit moment is er geen sprake van een
beddentekort. Het is even heel goed dat nog eens te benadrukken. De mensen die in
Amsterdam zijn besmet, zitten in thuisisolatie. Als er onverhoopt sprake zou zijn van een
tekort aan bedden, dan vindt daarover landelijke afstemming plaats. Daarbij worden alle
opties besproken inclusief de uwe. Daar wil ik het bij laten.
De VOORZITTER: Dan zijn deze mondelingevragen voldoende aan bod geweest.
Vragen van het lid Kilic inzake Veilig Thuis (ondersteuning huiselijk geweld)
Mevrouw KILIG: Ik ben geschrokken van de praktijken die in Utrecht plaatsvinden
bij de hulpinstanties. De Inspectie voor de Volksgezondheid en Jeugd stelt vast dat
kinderen die uit huis worden geplaatst vanwege een onveilige thuissituatie niet veilig zijn
bij de instantie die juist voor hen moet zorgen. Het betreft een onderaannemer van een
samenwerkingsverband waarin ook Veilig Thuis zit. Veilig Thuis is een organisatie die
25
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
helpt bij huiselijk geweld. Diezelfde Veilig Thuis heeft gezinnen onder druk gezet om
geheimhoudingsverklaringen te ondertekenen waarbij ze rapporten met onjuiste
informatie als drukmiddel heeft ingezet. Ik wil van de wethouder weten of de werkwijze
van Veilig Thuis in Utrecht de algemene werkwijze is van Veilig Thuis en of dit dus ook bij
de afdeling Amsterdam-Amstelland en de afdeling Noord-Holland voorkomt en of, en zo
ja, hoeveel zwijgcontracten er dan zijn opgelegd aan gezinnen in Amsterdam en wat er
gebeurt met de rapporten met onjuistheden. En als laatste, hoe staat het met de veiligheid
van Amsterdamse kinderen die onder toezicht staan van Veilig Thuis en/of haar
samenwerkingspartners?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink voor de
beantwoording.
Wethouder GROOT WASSINK: Het ging in een dusdanig hoog tempo dat ik niet
alle vragen heb kunnen noteren. Dat is allerminst bedoeld als kritiek in uw richting. Het
gaat louter om een vaststelling van mijn eigen tekortkomingen mogelijkerwijs. U snijdt een
terecht punt aan. Wij hebben ook kennisgenomen van deze berichten. Ik moet wel
benadrukken dat Veilig Thuis een wettelijke taak uitvoert die in de Wmo zit en daarin
zitten gewoon protocollen onder. Hetgeen waarvan u gewag maakt, is daarvan geen
onderdeel. Bij ons weten is er geen sprake van zwijgcontracten. Dat is geen onderdeel
van het protocol zoals dat is vastgelegd. Dus nee, en ook geen aantal. En uw laatste
vraag, er wordt gewoon toezicht gehouden op die veiligheid. We hebben geen enkele
aanwijzing om te denken dat die veiligheid niet gewaarborgd is. Er is een
toezichthoudende instantie die daarop toeziet. Het is niet zo dat wij dat doen. Maar wij
hebben geen aanwijzingen om te denken dat dat niet goed is geregeld.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kilig voor een vervolgvraag.
Mevrouw KILIG: U gaf aan, het is niet een onderdeel van het protocol, dus er zijn
geen cijfers. Ik snap dat dat geen onderdeel is van het protocol, die zwijgcontracten, maar
het is wel voorgekomen. Is er een mogelijkheid om daarachter te komen? We kunnen dit
ook in de raadscommissie uitgebreid bespreken.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Groot Wassink voor de
beantwoording.
Wethouder GROOT WASSINK: Zwijgcontracten zijn geen onderdeel van het
protocol en kunnen dus ook niet worden ingezet. Ik heb ook geen aanleiding om te
denken dat die hier in de regio Amsterdam-Amstelland zijn ingezet.
De VOORZITTER: Ik zie dat er geen vervolgvragen meer zijn van de zijde van de
raad.
Vragen van het lid Taimounti inzake het Bindelmeer College
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Taimounti.
De heer TAIMOUNTI: We hebben allemaal gelezen hoe erg het er op het
Bindelmeer College aan toe gaat. Kinderen kunnen niet meer veilig van en naar school en
zelfs op school is er geen veilige omgeving voor de kinderen. Het normale is zoekgeraakt
26
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
en er heest een dreigingsgevoel. De school schreeuwt om hulp vanwege de veiligheid van
haar leerlingen. Mijn vraag is heel simpel: wat gaat de burgemeester doen aan de
veiligheidssituatie voor de kinderen op school en in de buurt. Daarnaast vraagt de school
om hulp en ondersteuning. Wat kunnen wij als gemeente hierin betekenen en hoe gaan
we deze uiterst betrokken docenten ondersteunen?
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Ik zou de heer Taimounti willen bedanken voor zijn
vragen over het Bindelmeer College. Het was een akelig artikel om te lezen. Dat het
artikel in De Volkskrant stond, was voor ons nieuw. De inhoud van het artikel was ons
grotendeels bekend. Er moet wel een kanttekening bij worden geplaatst. In het artikel
wordt gesproken over veertig incidenten en dertig in beslag genomen messen. Volgens
de directeur heeft de journalist echter wel groot en klein op een hoop gegooid. Het gaat
om enkele incidenten op school en om ernstige en minder ernstige incidenten in de wijk
maar vaak ook om net-niet-incidenten waarbij vroegtijdig is ingegrepen waardoor er
uiteindelijk niets ernstigs is gebeurd. Dat gezegd hebbende moet u goed begrijpen dat ik
niet relativeer want daartoe is geen enkele aanleiding. Wij hebben heel regelmatig contact
met de school. Dat is er vanuit het stadsdeel, dat is er vanuit de Centrale stad, dat is er
vanuit de wethouder Onderwijs en dat is er vanuit Openbare Orde en Veiligheid. Er zijn
veel activiteiten rond de school. Er vinden preventieve controles plaats. Op school worden
dan ook weinig messen aangetroffen en dan komt waarschijnlijk door de veelvuldige
kluisjescontrole door de school. Daarin kan altijd worden geassisteerd door de politie. Er
is op school inzet van straatcoaches, jongerenwerk en veldwerk. In veel gevallen worden
de jongeren dan geschorst en wordt van uit Swazoom op school een programma met
deze jongeren gedraaid. Daarin staat het gedrag van de jongere centraal. De Bascule is
eens in de week op school aanwezig om ingewikkelde casussen met school te bespreken
en waar nodig op te pakken. In het kader van het programma Weerbare wijken, weerbare
mensen dat ik een aantal maanden geleden heb gelanceerd, worden gesprekken gevoerd
met het Bindelmeer college om een goed beeld te krijgen van de wijze waarop wij het
programma kunnen aansluiten op de behoeftes van school. Er vindt ook een overleg
plaats met verschillende scholen vanuit Zuidoost dat ik voer samen met de wethouder
Onderwijs om de precieze zorg in kaart te brengen en om ervoor te zorgen dat we zoveel
mogelijk daarbij aanwezig kunnen zijn en kunnen assisteren.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Taimounti voor een vervolgvraag.
De heer TAIMOUNTI: Ik heb ook gevraagd hoe de gemeente ondersteuning gaat
bieden aan docenten bij traumaverwerking. Hoe worden die docenten opgevangen op dit
moment?
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: De gemeente is daarvoor aanwezig en heeft natuurlijk
haar welzijnsorganisaties paraat om ondersteuning te bieden daar waar nodig. Het
Bindelmeer College heeft het afgelopen jaar extra ondersteuning ontvangen vanuit de
27
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
onderwijssubsidies en extra scholing voor personeel. Dus er is extra aandacht voor het
Bindelmeer college. Ik zal nog even goed voor u nagaan of er voldoende aandacht is voor
traumaverwerking en daarvoor zal ik contact opnemen met de wethouder Zorg.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Timman voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw TIMMAN: Dank aan DENK voor het stellen van deze vragen. Dit gaat
met name over het Bindelmeer College, maar wij weten dat er wat aan de hand is in
Zuidoost maar ook op andere plekken in de stad. Mijn vraag is heel specifiek en gaat over
een school voor voortgezet onderwijs waar de jongste kinderen al messen bij zich dragen
of daarmee te maken hebben. Zijn er al signalen en heeft de burgemeester ook contact
met basisscholen over deze problematiek?
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Er is een regiegroep Schoolveiligheid waarin
schoolbesturen en gemeente zitting hebben. Bij mijn weten zijn basisscholen daarbij
ingesloten. Verder denk ik dat het toch nog even goed is te vermelden dat we niet voor
niets een masterplan Zuidoost aan het voorbereiden zijn omdat we ons bewust zijn van de
specifieke problemen die zich in Zuidoost rond veiligheid voordoen en die vaker een
sociale achtergrond hebben. In Zuidoost zien we natuurlijk ook helaas ondanks dat er ook
heel veel goed gaat, een concentratie van armoede, uitsluiting, sociale problemen en
eenoudergezinnen die veel van onze aandacht verdienen.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Marttin voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw MARTTIN: Het toeval wil dat ik vlak naast het Bindelmeer College woon
en best bekend ben met de situatie daar. Vandaar dat mijn vraag opkwam: ik weet dat
een van de problemen bij de aanpak is dat de leerlingen en ouders heel weinig
vertrouwen hebben in instanties en weinig vertrouwen hebben in de politie en weinig
bereid zijn om aangifte te doen. Daar zit misschien wel de kern van de oplossing. Als dat
vertrouwen toeneemt, zouden we wat meer kunnen aanpakken want dan krijgen we een
beter beeld van de situatie. Ik ben heel benieuwd of de burgemeester dat op enigerlei
wijze kan betrekken bij de oplossing.
De VOORZITTER geeft het woord aan burgemeester Halsema voor de
beantwoording.
Burgemeester HALSEMA: Dank u wel voor de vraag. Het klopt. Het is eigenlijk
een groter probleem in Zuidoost en overigens ook in andere stadsdelen waar armoede
zich concentreert en mensen ver verwijderd zijn van hulpverlenende instanties en het
vertrouwen in de overheid niet altijd even groot is. Daarbij is ook vertrouwen in de politie
af en toe niet groot genoeg. Binnenkort hebben wij bijvoorbeeld een bijeenkomst in
Zuidoost om daar te praten over etnisch profileren en de zorgen die bij veel bewoners in
Zuidoost daarover leven. We zijn tegelijkertijd een campagne gestart en die heet
Amsterdam ontwapent waarbij wij inwoners heel actief betrekken om de zwijgcultuur te
doorbreken die er bijvoorbeeld heerst rond wapens en om ervoor te zorgen dat ouders en
28
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
anderen goed aangesloten raken en weten hoe belangrijk het is hulp te zoeken. Het is
misschien goed daarbij te melden dat de eerste halte die de campagnebus Amsterdam
ontwapent aandeed, het Bindelmeer College was.
De VOORZITTER: Dan zijn er geen vervolgvragen meer en dan draag ik het
voorzitterschap weer over aan de burgemeester.
Voorzitter: burgemeester Halsema
Vragen van het lid Hammelburg inzake het bericht ‘de bouw van nieuwe woningen
in Amsterdam valt helemaal stil”
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Hammelburg.
De heer HAMMELBURG: Uit berichtgeving van Het Parool blijkt dat in het vierde
kwartaal van 2019 slechts 77 vergunningen zijn afgegeven voor het bouwen van nieuwe
huizen en dat is het laagste aantal sinds het eerste kwartaal van 2013 en dat was hartje
crisis. In heel 2019 zijn 2000 vergunningen afgegeven tegen 3000 in 2018. De Vereniging
van Institutionele Beleggers in Vastgoed noemt de cijfers schokkend en dramatisch en
volgens Bouwend Nederland kachelt de nieuwbouw in Amsterdam achteruit. ABN AMRO
stelt dat we op een kantelpunt zijn aangekomen en de zorg wordt breed gedeeld dat er
vanaf 2022 nauwelijks nog nieuwe woningen bij zullen komen.
D66 wil graag opheldering en heeft daartoe de volgende drie vragen. Hoe
verklaart de wethouder deze sterke daling? Hoe beoordeelt de wethouder de stellingname
van IVBN, Bouwend Nederland en ABN AMRO dat de bouw in Amsterdam dreigt stil te
vallen? Volgens IVBN moet de middenhuur nog worden gladgestreken. Dat konden we in
Het Parool lezen. Kan de wethouder uitleggen wat er precies moet worden
gladgestreken? Ligt er nu wel of ligt er nu geen deal en wanneer verwacht de wethouder
daarvan de eerste resultaten?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording.
Wethouder IVENS: Zoals de heer Hammelburg weet, toetsen wij vooral op start
bouw en minder op de bouwvergunningen. Bouwvergunningen gaan niet zo zeer over het
aantal huizen, worden bovendien decentraal door de stadsdelen uitgegeven en
geadministreerd en bovendien is een bouwvergunning afgeven een minder betrouwbare
indicator dan dat er daadwerkelijk wordt gebouwd bij start bouw. Wij toetsen op een
andere manier en ik heb u al eerder toegezegd in de voortgangsrapportage die wij in het
tweede kwartaal weer krijgen, wat op die bouwvergunningen in te gaan. Dat vooraf.
Dan de verklaring hiervoor. Ik was vooral heel erg verrast door het cijfer. Die
cijfers komen natuurlijk vanuit het CBS. Het CBS stelt dat er nul bouwvergunningen voor
particuliere initiatieven zijn afgegeven in het vierde kwartaal van 2019. Dat vond ik heel
opvallend en dat betekent dus echt dat de hele markt ermee stopt. We wisten al een tijdje
dat de woningmarkt niet helemaal goed functioneert maar dat de hele markt ermee stopt,
dat verwonderde me nog wel enigszins. Dat heeft ertoe geleid dat ik contact heb gezocht
met de NEPROM die veel dichter op het vuur zit dan IVBN. De NEPROM, dat zijn
ontwikkelaars. Die zitten in de bouwfase. VBN, dat zijn de beleggers en die nemen op
een gegeven moment de woningen af. De NEPROM kan de cijfers niet duiden. Die snapt
29
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
niet waar dat cijfer nul vandaan komt. Dus daar zit voor mij de grote vraag. Wat zegt nu
dat cijfer? Nogmaals, wij toetsen de start bouw. Ik heb het ook even gevraagd bij onze
mensen op de projecten. Zien jullie het helemaal stilvallen? Dat valt allemaal nog best
mee gelukkig. IVBN gaf in eerste reactie aan dat het goed is al een overeenkomst te
hebben. Die is vooral heel blij dat we gewoon aan de slag zijn. Dat is iets anders dan ik in
de krant lees. De krant spreekt van schokkend, dramatisch, noem maar op. IVBN geeft
aan, fijn dat we een overeenkomst hebben. Regeren is vooruit zien. Goed dat we deze
maatregelen al hebben genomen. Dat neemt niet weg dat u vraagt om een beoordeling.
Die beoordeling, ik merk dat er af en toe wat moeite is. Die bouwkosten blijven maar
stijgen. Je ziet de afvlakking langzaam maar zeker in de huizenprijzen. Je ziet ook een
lichte afvlakking in de bouwkosten, maar die bouwkosten blijven stijgen. Als je dus een
tijdje geleden de grondprijs met ons hebt afgesproken en die bouwkosten blijven maar
doorstijgen, dan wil dat nog wel eens leiden tot wat spanning tussen de ontwikkelaar en
de aannemer. We zien wel dat er heel veel wordt heronderhandeld. Je ziet dat er in de
markt wel degelijk een spanning is. Zoals in het artikel ook wordt aangegeven, vormen die
stijgende bouwkosten een zorg. Overigens weet u dat al, want twee jaar geleden heb ik al
aangegeven dat wij ook verwachten dat er nog wel weer een dipje kan komen in die bouw
omdat die stijging wel echt gigantisch is.
Tot slot vraagt u wat er nog moet worden gladgestreken. We hebben een
intentieovereenkomst en dat moet nog in het beleid komen, dat moet in die
erfpachtcontracten landen. De doelgroepenverordening moet nog worden aangepast en
dat komt de komende maanden allemaal naar u toe.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Hammelburg voor een
vervolgvraag.
De heer HAMMELBURG: De wethouder zegt duidelijk dat we wel een dipje
hadden zien aankomen. Er is inderdaad bekend dat we problemen hebben met het aantal
bouwvakkers en dat we problemen hebben met de heipalen. Dat is lang en breed
bediscussieerd in de voorbereidende commissies. Maar het gaat nu niet zoals de
wethouder aangeeft, over het aantal start bouw. Het gaat hier echt in het laatste kwartaal
van 2019 over het aantal vergunningen waarbij start bouw over ongeveer twee jaar moet
plaatsvinden. Is de wethouder bekend met deze dalende trend en heeft de wethouder
inderdaad in het vizier dat er maar 77 vergunningen zijn afgegeven? Wat voor
consequenties heeft dat dan voor de start bouw de komende jaren”?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording.
Wethouder IVENS: Nu stelt u weer die vraag over de vergunningen. Nogmaals,
wij toetsen niet op vergunningen maar op start bouw. Er zit geen twee jaar tussen
vergunningverlening en start bouw. Als dat zo zou zijn, dan zouden we in het eerste
halfjaar van dit jaar, het nu lopende halfjaar, moeten kunnen zien dat er minder start bouw
zit. Je vraagt een vergunning aan en meestal begin je een maand of drie later met de
bouw. Oplevering van de woning komt een jaar of twee later. Dus die zorg zit erin. Wij
gaan dit beeld straks hopelijk in betrouwbaarder cijfers niet terugzien. Dat hoop ik maar.
Net als de NEPROM heeft aangegeven, weet ik ook niet hoe we dit moeten duiden. Die
nul kan ik echt niet duiden. Voor de rest geldt, dat er bij die marktpartijen even wat langer
wordt onderhandeld, dat klopt. Die almaar stijgende bouwkosten vormen wel een zorg.
30
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Naoum Néhmé voor een
aanvullende vraag.
Mevrouw NAOUM NÉHME: Dit is natuurlijk een te ernstige kwestie om het hier nu
in een minuutje te doen. Ik twijfelde ook of ik überhaupt deze vraag zou gaan stellen,
maar wat ik net zag, was toch heel bijzonder. Ik denk dat we over een paar jaar dit
moment op 11 maart gaan herhalen omdat hier gewoon een wethouder staat die zegt, de
hele wereld is gek en ik ben de enige die het goed ziet. Het valt allemaal wel mee, waren
uw letterlijke woorden. IVBN zegt, prima. NEPROM zegt, ik herken het niet. U haalt hier
het hele Paroolartikel onderuit. Daarom is het goed dat er gisteren een
commissieactualiteit is ingediend die wordt gesteund door een heel groot deel van deze
raad. Dit moet eens een keer afgelopen zijn. Dit is eigenlijk onacceptabel. Voor nu is mijn
vraag aan de wethouder de volgende: Amsterdam rekent haar grondprijzen residueel. Dat
betekent dat hoge bouwkosten zouden moeten worden gereflecteerd in de grondprijzen.
Ik zou graag voor de commissieactualiteit op 25 maart een uitgebreide brief van het
college ontvangen waarin de wethouder ingaat op de relatie tussen de hoge bouwkosten
en het residueel rekenen van de grondprijs in Amsterdam.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording.
Wethouder IVENS: Volgens mij is dat allemaal transparant en is dat allemaal bij u
bekend. Dat is nu net niet nodig. Ik neem wel aanstoot aan uw grote woorden. Als ik hier
aan de marktpartijen vraag wat er aan de hand is, mevrouw Naoum Néhmé, bent u dan
degene die dat niet vertrouwt? Bent u dan degene die zegt, we moeten degenen die
moeten bouwen, maar niet geloven als ik daarmee contact opneem? Hadden we maar
niet moeten zeggen, het is goed dat we zo’n overeenkomst sluiten om daadwerkelijk aan
de slag te gaan? U gebruikt grote woorden en lijkt het allemaal beter te weten. Fijn,
mevrouw Naoum Néhmé weet het beter. Alle oplossingen, alle antwoorden komen
voortaan van mevrouw Naoum Néhmé. Ik ben heel benieuwd. Ik merk dat de heer Van
Blokland het ook nog niet helemaal weet. Die geeft in de krant aan de ene kant het
gemeentebeleid de schuld en aan de andere kant zegt hij dat het goed is dat we een
overeenkomst hebben gesloten. Volgens mij is een overeenkomst sluiten nu net
gemeentebeleid. Dus ik vind dat verrassend. U kiest nu hetzelfde verrassende statement.
Dat lijkt mij niet goed. Ik wil dit debat met u heel degelijk voeren. Daarom hebben we de
rapportage van eenmaal in het jaar naar tweemaal in het jaar verruimd en we hebben met
elkaar een uitgebreide discussie gehad waarop we het willen toetsen. Willen we dat op de
vergunningen of de start bouw? Toen hebben we gezegd, dat doen we op de start bouw.
Er komt netjes een rapportage uw kant op met alle onderbouwingen, met de stand van
zaken en dan zullen we zien waar we staan. En nogmaals, ik maak me hierover grote
zorgen maar in plaats van te roepen dat het zorgen zijn om marktpartijen verder af te
schrikken, stropen we de mouwen op en gaan we aan de slag.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Jong voor een aanvullende
vraag.
Mevrouw DE JONG: Toch een verhelderende vraag, want ik sluit me aan bij de
zorgen van de heer Hammelburg over die cijfers. Het is wel een dramatische daling. Ik blijf
maar denken over dat verschil tussen een vergunning en het aantal woningen. Het CBS
zegt, een vergunning is een woning en de wethouder zegt, een vergunning kan misschien
wel 100 woningen betekenen. Kan de wethouder iets meer zeggen over hoeveel
31
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
woningen er nu worden gebouwd met die 77 vergunningen? En zou het geen tijd worden
om te gaan praten met het CBS en te vragen of het die definitie op de website kan
aanpassen. Anders gaan we elk jaar dit gesprek voeren.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording.
Wethouder IVENS: Dat inzicht heb ik helaas niet. Met het CBS praten? Ik denk
dat wij gewoon moeten uitgaan van de rapportage start bouw die wij doen omdat dat toch
een betere indicator is. We moeten niet te veel achter die bouwvergunningen aanlopen.
Dat neemt niet weg dat ik het signaal van die nul vergunningen voor de particuliere
partijen wel opvallend vind en daarom vooral bij de marktpartijen die deze vergunningen
zouden moeten aanvragen, probeer boven water te krijgen wat daarvoor de verklaring is.
Volgens mij moeten we vooral kijken naar de praktijken en minder naar de systematieken.
De VOORZITTER: Wij zijn bijna door de tijd van het mondelingevragenuur heeft,
maar ik zou er twee minuten bij willen nemen omdat ik zelf in mijn eerste termijn over het
coronavirus iets te uitgebreid ben geweest. De voorzitter geeft het woord aan de heer Van
Schijndel voor nog een aanvullende vraag.
De heer VAN SCHIJNDEL: Ik wil uitleg van de wethouder waarom start bouw
beter is dan de vergunningen. Start bouw komt uit een ver verleden. Dat is twee of drie
jaar geleden dat de zaken zo zijn beklonken dat er gebouwd zou worden. Er is
financiering gevonden. Er is ontzettend veel tijd overheen gegaan en dan start de bouw.
Dat is twee of drie jaar geleden in gang gezet. Dus de indicator van het aantal
vergunningen, die is voor de toekomst natuurlijk fundamenteel. Dat geeft wel aan dat de
stapeling van eisen, de duurzaamheid, de betaalbaarheid, de grondprijzen, dat dat te veel
wordt. Dan ga je liever naar Haarlem of naar Almere. Het is zo klaar als een klontje,
wethouder, waarom erkent u dat niet?
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording.
Wethouder IVENS: Ik ben een beetje uw redenering kwijt. Meestal is het zo, je
sluit een overeenkomst, je gaat eerst aan de gang en daarna ga je een bouwvergunning
aanvragen en daarna start de bouw. U zegt dat dat er dichter op zit dan dat er
daadwerkelijk wordt gebouwd dus dat is een betrouwbaarder indicator. Volgens mij zegt u
hetzelfde als ik maar u haalt de woorden bouwvergunning en start bouw door elkaar. Die
start bouw zit er dichter op. Een half jaar geleden hebben we deze discussie ook gehad
wat de beste indicator is. Ik heb daarop toegezegd in de volgende rapportage ook iets te
beschrijven over die vergunninguitgiftes omdat daarover telkens maar vertwijfeling en
vragen zijn. Volgens mij is het vooral belangrijk dat we zien dat in dat vierde kwartaal
niemand kan duiden waarom er zo weinig vergunningen zijn afgegeven. Daarover
proberen we duidelijkheid te krijgen. Er zijn nog geen signalen dat de woningbouw aan
het stilvallen is. We zien in projecten, we zien bij ontwikkelaars dat ze aan de gang zijn.
Dus het is even gek dat we dat getal niet kunnen duiden. Dat zouden we dan nu in de
praktijk moeten zien. Dan zouden we nu moeten zien dat er niets meer van start gaat. En
dat zien we niet want er wordt nog steeds gebouwd. Fietst u maar door Amsterdam dan
ziet u nog steeds projecten van de grond komen.
De VOORZITTER: Daarmee komen wij met dank aan de ruimhartigheid van de
heer Torn aan het einde van het mondelingevragenuur.
32
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
6.
Benoemen van leden van de Rekeningencommissie
Dit punt komt terug in stemblok 1.
6.A
Benoemen van een lid in de raadscommissie FEZ
Dit punt komt terug in stemblok 1.
7.
Herbenoemen van de plaatsvervangend ombudsman in de Gemeenschappelijke
Regeling Ombudsman Metropool Amsterdam(Gemeenteblad afd. 1, nr. 277)
Dit punt komt terug in stemblok 1.
8.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Duurzaamheid uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening 2018’ van
het lid Marttin en kennisnemen van de bestuurlijke reactie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 148)
en
9.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Jeugd & Jeugdhulp uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening 2018’
van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma en kennisnemen van de bestuurlijke reactie
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 158)
en
10.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Parkeren uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening 2018’ van het lid
Marttin en kennisnemen van de bestuurlijke reactie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 163)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Marttin.
Mevrouw MARTTIN: Allereerst ben ik heel blij met het extra belletje want dat
maakte dat ik dacht, we gaan natuurlijk nog niet stemmen maar we gaan meteen het
woord voeren. Ik heb nu drie initiatiefvoorstellen gevoegd die qua inhoud best wel veel
van elkaar verschillen maar die wel dezelfde intentie hebben. Ze gaan namelijk allemaal
over de aanbevelingen van de commissie Duisenberg, die Duisenbergrapportages. Nu
weet ik dat sommige fracties misschien niet zo enthousiast zijn over de methode
Duisenberg an sich, maar ik hoop dat iedereen wel wil kijken naar de inhoud van de
voorstellen. Ze gaan er allemaal om dat we graag de aanbevelingen willen naleven en
33
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
willen vaststellen op welke manier we dat doen. Nu hebben we een aantal heel positieve
reacties gekregen vanuit het college, maar het college zegt ook wel dat het er al mee aan
de gang is en dat ze daarmee overbodig zijn. Wij denken dat het vanuit de raad niet
overbodig is om intenties nog even af te tikken omdat intenties en de uitvoering daarvan
soms wel wat ruimte laten voor interpretatie. Wij willen zo goed mogelijk borgen dat die
aanbevelingen een plek vinden. We hebben daarover natuurlijk in de commissie al veel
gesproken, de commissies die het betreft. En in de uitvoering zullen wij ook wel in acht
nemen wat daar allemaal is besproken en wat nu precies de letter van de wet is. We
hebben ook een initiatiefvoorstel dat net niet helemaal goed beschreven was, dus wij
zullen nog komen met een amendement waarbij het net iets nauwkeuriger is afgetikt
zodat we als college en raad wat dichter bij elkaar kunnen komen en we hopelijk op een
positieve reactie van de wethouder kunnen rekenen. Ik heb verder geen vragen meer aan
de wethouders. Ik denk dat de discussie duidelijk is gevoerd in de commissies. Ik hoop op
ieders steun zodat we deze aanbevelingen ook kunnen checken aan het einde van deze
raadsperiode.
(De heer HAMMELBURG: De VVD en D66 hebben in de verschillende
commissies nogal flinke discussies gehad over de uitwerking van de
Duisenbergmethode. Toch wil ik de VVD bedanken om het zo te
behandelen en ook apart in de vakcommissies. Ik hoor dat mevrouw
Marttin nog een nuancering had, maar die werd niet helemaal duidelijk.
De input vanuit de commissies wordt meegenomen, zei mevrouw Marttin,
maar wat wordt daarmee precies bedoeld? En waarover gaat het
amendement?)
Heel concreet gaat het amendement over net een paar woordjes die misschien
verkeerd zouden kunnen worden uitgelegd. We waren het erover eens, maar we willen
wat onduidelijkheid in te tekst wegwerken. Dat bedoelde ik ook met mijn nuancering in de
commissie. We hebben best wel wat over en weer gepraat over wat er precies werd
bedoeld. Met name in de commissie Zorg waren er wat dingen. Natuurlijk, we hebben de
gedachte achter de discussie in de commissie in ons achterhoofd. Dat is wat de intentie is
van ons initiatiefvoorstel. Dus niet allerlei ruis of een andere uitleg. Heel puur: dit is het. Ik
denk dat de mensen die er bij de discussie waren, precies snappen waar het ‘m in zit. Ik
hoop dat dat voldoende toelichting is.
De VOORZITTER deelt mee dat het volgende amendement is ingekomen:
51° Amendement van het lid Marttin inzake het informeren van de raad over
de gemeentelijke lobby voor het bereiken van duurzaamheidsdoelstellingen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 305)
Besluit:
Punt 1 uit het voorliggende initiatiefvoorstel als volgt te wijzigen:
‘De raad jaarlijks te informeren als onderdeel van het jaarverslag over de
afgelopen activiteiten in het kader van lobby en uitgangspunten die daarin zijn
gehanteerd.’
Het amendement maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van Doorninck voor de
beantwoording van de vragen en een preadvies op het amendement.
34
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Wethouder VAN DOORNINCK: Ik heb het amendement nu gehoord en dan gaat
het met name over aanbeveling 1 als het gaat over de lobby. We hebben daarover in de
commissie uitgebreid gesproken hoe je het best kunt rapporteren op lobby, maar zoals ik
het nu heb gehoord, kan ik daarmee wel akkoord gaan. Aanbeveling 4 heeft u niet
gewijzigd en die gaat over hoe het bij de duurzaamheidsambities in de klimaatparagraaf
wordt overgenomen en of daarbij ook de financiële implicatie zit. Wat ons betreft gaat het
met name over dat het daar waar mogelijk wordt opgenomen maar niet per definitie. Ik
hoop dat we daarover met elkaar akkoord zijn.
Dan ga ik ook even in op de punten van parkeren ook al is daarover geen
amendement ingediend. Dat zit ook nog in het initiatiefvoorstel. U zei, we willen dat toch
even vastleggen ook al zegt het college dat dat al gebeurt. Maar dan houden we er wel
rekening mee dat we in de commissie hebben afgesproken dat wij ervan uitgaan dat de
indicatoren zoals we die nu op een aantal punten hebben, aansluiten op de
aanbevelingen en dat dat dan ook genoeg is. Dat is wat ik in de commissie heb
geantwoord en dat is ook hoe het college het gaat aangeven. Als ik dan even specifiek
kijk naar de wachttijden van de parkeervergunningen en of die worden opgenomen, dan
hebben we dat op die manier aangegeven dus op die manier gaan we dat ook
rapporteren. Dus wat er mondeling is toegezegd, dat gaat u terugvinden in de
rapportages.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Everhardt voor de
beantwoording.
Wethouder EVERHARDT: Ik sta hier als waarnemend wethouder Jeugd. Dat is
ook onderdeel geweest van deze exercitie. Ik heb u goed gehoord. De nuancering die u in
de commissie met elkaar heeft gewisseld, is inderdaad leidend voor de verdere
uitwerking. Bij aanbeveling 2 om in het jaarverslag beter te rapporteren, hebben we met
elkaar geconstateerd dat we binnen Jeugd natuurlijk een tweejaarlijkse rapportage
krijgen, een uitgebreide jaarlijkse rapportage. Ik zou daarop toch het zwaartepunt willen
leggen zonder dat we dat weer in het jaarverslag zouden moeten oppakken. Als u zich
daarin kunt vinden, dan kunnen wij zeker met het amendement en de nuancering daarvan
dit aannemen.
(Mevrouw MARTTIN: Daarin kunnen wij ons vinden.)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Hammelburg voor een tweede
termijn.
De heer HAMMELBURG: De tweede termijn komt echt door de vorm die we
hebben gevonden om dit zo te bespreken. Excuses dat het misschien wat slordig
overkomt, maar mijn vraag is dan toch aan de VVD of ze inderdaad de intenties van
wethouder Van Doorninck en wethouder Everhardt goed heeft begrepen. Ik zag geknik,
maar ik zou toch graag horen dat de VVD het inderdaad eens is met al die nuanceringen
die het college heeft aangegeven.
(Mevrouw MARTTIN: Ja, ik knikte al instemmend. Wethouder Van
Doorninck heeft goed begrepen waar onze intentie ligt. Volgens mij zijn
we het met elkaar eens.)
De VOORZITTER: Dan hebben we hiermee dit onderwerp afgehandeld en dan
zullen we over deze drie onderwerpen digitaal stemmen in het eerste stemblok.
35
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
De discussie wordt gesloten.
11.
Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Proeftuin duurzame en slimme
stadsoplossingen’ van het lid Kat en kennisnemen van de bestuurlijke reactie
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 258)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kat.
Mevrouw KAT: Voor slimme en duurzame stadsoplossingen zijn wij afhankelijk
van het bedrijfsleven en daarom is het zaak duurzame koplopers en creatieve
ondernemers naar de stad te halen en te behouden. Dit brengt namelijk goede banen en
kansen voor alle Amsterdammers met zich mee. Het doel van dit initiatiefvoorstel dat voor
u ligt, was dat de gemeente actief aan de slag gaat met bedrijven en instanties in de
Riekerzone om met hen van de Riekerzone een proeftuin te maken voor slimme en
duurzame stadsoplossingen en een gebied voor innoverende bedrijven om zo te kunnen
starten en te kunnen doorgroeien. Ik hoop dat u allen voor zult stemmen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Everhardt voor de
beantwoording.
Wethouder EVERHARDT: Een heel mooi initiatiefvoorstel. In de commissie
hebben we het erover gehad. U heeft de reactie van het college kunnen lezen. We gaan
hiermee echt aan de slag. Het heeft echt een toegevoegde waarde voor de ontwikkeling
in dit gebied. Ik zal u zeker op de hoogte houden van de voortgang hiervan. We gaan hier
iets moois van maken.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval.
De discussie wordt gesloten.
13.
Uiten van wensen en bedenkingen over de Amsterdamse bijdrage aan de
Concept Regionale Energie Strategie Noord-Holland Zuid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 265)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Groen.
De heer GROEN: GroenLinks is blij met deze Regionale Energie Strategie. De
ambitie is hoog en dat is maar goed ook, want de opgave is enorm. De wethouder
vergelijkt de transitie in Amsterdam zelf met een industriële revolutie. Dat lijkt ons een
terechte vergelijking. Het aantal terawatturen om maar even een technische term te
gebruiken, dat we in Amsterdam gebruiken, is 3,9 terawatt en we zijn zelf van plan 0,7 op
te wekken. Dan hebben we er nog niet eens rekening mee gehouden dat er misschien
nog datacenters bij komen en dat we de stad liever verwarmen met warmtepompen dan
met biomassa — zeg ik maar even tegen de Partij voor de Dieren. Amsterdam doet dus,
omdat we het niet allemaal op eigen gebied kunnen opwekken, ondanks de ambitie een
heel groot beroep op de regio. Dat schept natuurlijk de verplichting om zelf het uiterste te
36
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
doen. Laat me erop wijzen dat alle gemakkelijke opties zoals op parkeergarages en daken
al zijn uitgeput. Dus dat aanvullen met soms pijnlijke keuzes is onvermijdelijk. Daarom
dient GroenLinks drie moties in om de ambitie nog een klein beetje op te schroeven of het
in ieder geval mogelijk te maken dat we misschien iets meer realiseren dan we nu in de
planning hebben zitten.
(De heer KREUGER: Ik hoorde de heer Groen net iets naars zeggen over
biomassa. Heb ik dat goed gehoord?)
Ik wees erop dat we niet afhankelijk willen zijn van biomassa of zo min mogelijk.
Dat is een punt dat de heer Van Lammeren vaak en graag maakt.
(De heer KREUGER: Wat vindt u ervan dat Amsterdam straks wel
afhankelijk is van biomassa terwijl er gewoon alternatieven zijn om dat op
te lossen?)
Er staat een biomassacentrale in Diemen en zoals u weet, dringt de
GroenLinksfractie er bij herhaling op aan dat we laagtemperatuuroplossingen kiezen om
zo min mogelijk afhankelijk te zijn en op termijn mogelijk niet meer.
(De heer KREUGER: Maar dit gaat over de rest. Dit gaat over energie
opwekken. Zonneweides en windturbines gaan nooit genoeg zijn om de
Amsterdamse behoefte te dekken dus dan moeten we stroom elders
vandaan halen. Hoe gaat u garanderen dat ie stroom niet uit de
biomassacentrale komt?)
De biomassacentrale is alleen voor warmte dus daar komt de stroom sowieso niet
uit. Ik ben op zoek naar aquathermie en dat weet de heer Kreuger heel goed. Dat is een
potentieel dat in principe voldoende is om een groot deel van de stad te voorzien. Daar
dringen wij op aan.
Ik vervolg mijn betoog. Ik ga mijn moties toelichten. De eerste motie betreft de
ambitie. We hebben een motie die de wethouder vraagt om wat we nu neerleggen om te
doen, te beschouwen als een ondergrens en niet als een bovengrens om zo te
voorkomen dat we optellen tot het resultaat terwijl er misschien meer mogelijk is. Als er
meer mogelijk is, moeten we meer doen. De tweede motie betreft de Noorder IJplas. Daar
kunnen we zonnepanelen op leggen. Er is zelf een lokale coöperatie die daarop graag
zonnepanelen zou willen neerleggen. Er loopt nog een participatietraject in het gebied om
te kijken wat we in die regio kwijt willen. Toch zeggen we nu al, we gaan daar niet zoeken
naar zon op water. Dat wordt nu al besloten. Dat vinden wij zonde. Ik zou zeggen, wijs dat
niet aan als een nee-tenzijgebied, maar wijs het nu al aan als een zoekgebied. Daarbij
waren er zorgen bij de Partij voor de Dieren dat het ecologisch niet zou zijn in te passen.
Laten we dit dan als een pilot beschouwen en dat ecologisch zo goed mogelijk inpassen
en er wel van leren. Ten slotte hebben we een motie over Landelijk Noord. Landelijk
Noord is enorm groot. Als je daarvan maar een heel, heel klein deel zou gebruiken als
zonneweides of een enkele windmolen, dan kun je toch al bijzonder veel extra megawatt
daar realiseren. Toch gaan we er niet zoeken. Ik wijs erop dat de voorzitter van de
centrale dorpsraden is komen inspreken. Die zei zich een beetje zorgen te maken, want
straks heeft Amsterdam dat gebied toch nodig en dan is er geen tijd meer dat goed in te
passen. Dat leert mij dat men wel denkt dat je daar een paar zonneweides of windmolens
wel goed zou kunnen inpassen. Daarvoor pleit GroenLinks dus daarvoor heb ik een motie.
(Mevrouw VAN SOEST: Waarom alles in landelijk Noord? Het is ons
enige natuurgebied dat we nog hebben. Daar wilt u allemaal
zonnepanelen neerzetten? Dat komt natuurlijk omdat er aanbod is omdat
het allemaal wordt gesubsidieerd met ons belastinggeld.)
37
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Ik zei niet alles in Landelijk Noord. We hebben zes zoekgebieden. Ik zei, gebruik
onderzoek om te kijken of je een klein deel van Landelijk Noord zou kunnen gebruiken.
Zelfs de voorzitter van de Centrale dorpsraad in Landelijk Noord kan zich dat voorstellen.
(De heer KREUGER: Wat is uw favoriete zoekgebied?)
De haven.
(De heer KREUGER: En daarna?)
Ik zou zeggen, het randje naast de A10 in Noord. Dat is ook een buitengewoon
geschikt gebied.
(De heer BOOMSMA: GroenLinks vindt het dus een goed idee om
windmolens te plaatsen in beschermde natuurgebieden zoals in Landelijk
Noord en Waterland?)
Ik zeg niet in beschermde natuurgebieden. Daarvoor hebben we een
MilieuEffectRapportage. Maar het is een kolossaal gebied en ik kan me goed voorstellen
dat het in dat gebied mogelijk is een paar windmolens neer te zetten. Ik wijs erop dat
bijvoorbeeld het CDA heeft voorgesteld een metro door het IJmeer aan te leggen. Dat is
ook een kolossale structuur. Als het CDA daar een metro wil, waarom dan niet een paar
windmolens?
(De heer BOOMSMA: Een metro is natuurlijk niet zichtbaar. Die gaat
onder de grond door. Dat betekent een stuk minder verrommeling. Maar
GroenLinks zegt net, niet in beschermde natuurgebieden. Dus de heer
Groen zegt, oké, niet in beschermde natuurgebieden.)
Nee, het is niet de voorkeurslocatie. Er is allemaal hele strenge regelgeving. Dus
het is het laatste gebied dat in aanmerking komt als we gaan zoeken.
(De heer BOOMSMA: GroenLinks zegt zelf dat we de ambitie moeten
ophogen dus dan komen die gebieden automatisch in zicht. Hierbij zegt
GroenLinks dus inderdaad, wij vinden het goed om windmolens in
beschermde natuurgebieden te bouwen ook als dat ten koste gaat van de
natuur en de biodiversiteit.)
Nee, dat zijn woorden die de heer Boomsma mij in de mond legt. Ik heb gezegd,
we moeten ook gaan zoeken in Landelijk Noord.
(De heer KREUGER: Wat is de mening van GroenLinks over de norm van
600 m tot de gebouwde omgeving die geldt voor windturbines?)
Volgens mij is die te streng. Volgens mij is dat een provinciale norm en kunnen we
met een kleinere norm af.
(De heer KREUGER: Dus als ik het goed begrijp, heeft GroenLinks er
geen enkel probleem mee als die norm wordt ingekort naar bijvoorbeeld
200 m.?)
Dat is niet wat ik zei. 200 m lijkt me weer wat straf. Ik weet niet precies welke
afstand het meest werkbaar is, maar laten we de norm nemen die het best hanteerbaar is.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
52° Motie van de leden Groen en Ceder inzake de Noorder IJplas
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 306)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de Noorder IJplas op te nemen in de zoekgebieden voor zon op water.
38
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
53° Motie van het lid Groen inzake Landelijk Noord (Gemeenteblad afd. 1, nr.
307)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- delen van Landelijk Noord en het IJmeer wel als zoekgebied aan te wijzen.
54° Motie van het lid Groen inzake kansen voor het realiseren van meer
megawatt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 308)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de inzet voor 50 MW wind extra en 400 MW zon extra als een ondergrens te
beschouwen en als het participatieproces in de RES duidelijk maakt dat
daarvoor draagvlak is een hoger resultaat te realiseren.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Soest.
Mevrouw VAN SOEST: Dat dit groene en linkse college soms van het padje is,
was ons al een tijdje duidelijk, maar nu slaat het volledig door in het opleggen van
allerhande klimaatdictaten waarop niemand in onze stad zit te wachten. Zoals altijd weer
wil Amsterdam het slimste jongetje van de groene klas zijn. Want wat heeft het college nu
weer bedacht? Het college wil de stad volplempen met afzichtelijke windmolens die niet
op wind draaien, maar op subsidie. Geen enkel stukje Amsterdam is daarvoor veilig en
ook de stadsvogeltjes kunnen hun roodborstje wel nat maken. Ze zullen hun leven in
Amsterdam in die gehaktmolens niet meer zeker zijn. Dat groene college is overigens
bezig met het bouwen van een biomassacentrale. Die stookt straks voetbalvelden vol bos
op om de groene ambities van dit college waar te maken. Hoe verzin je het? Het is alsof
een vegetariër je een goed recept voor een gehaktbal geeft. Voordat ik afdwaal, kijk eens
naar de beoogde locaties voor de windmolens. Daar gaat je mooie appartement op
IJburg. Weg is de ruimte van de stadsvilla in Amsterdam-Noord. Weg zijn de mooie
uitzichten. Daarover hebben wij grote zorgen. In Utrecht, ook zo’n links bolwerk, geloofde
de D66-fractie aldaar niet meer zo in overtuigen. Als de mensen niet meewerken, dan
gaat de gemeente de grond onteigenen. Hoever wil je gaan? Gedogen. Gedoogplicht
noemt men het. Onteigening is het. Staat dat de volksrepubliek Amsterdam ook te
wachten?
Nu wil ik vandaag natuurlijk niet alleen maar brompotten. Er zijn ook goede
dingen. Het college wil meer zonnepanelen plaatsen en daarmee de kracht van de zon
gebruiken voor het opwekken van energie. Anderhalf jaar geleden hebben wij het college
daarvoor zelfs een duwtje in de rug gegeven. Onze motie zonnepanelen te plaatsen op
windschermen is raadsbreed aangenomen maar nog niet uitgevoerd. Nee, die komt van
de oppositie. Dan kun je er wel even mee wachten. Wat is de stand van zaken hiervan,
wethouder? Hiermee is veel energie op te wekken zonder ontsierende windmolens in het
landschap te planten. En hoe denken we tegenwoordig over thorium? We hebben het nog
helemaal niet gehad over het feit dat we Petten gaan herbezien omdat we de stroom
vandaag of morgen wel nodig hebben. Ik ben ook aan de elektrische auto. Wat denk je?
Hij doet het af en toe niet. Hij laadt dan 4 km op en dan is de stroom op. Misschien kan
het college daarover ook eens even duidelijkheid scheppen.
39
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Timman.
Mevrouw TIMMAN: Ik heb het in de commissie gedaan en ik doe het hier
nogmaals: complimenten aan de wethouder voor deze RES. Dit is natuurlijk de eerste
stap, de eerste fase in het onderhandelingsspel dat zich met de regio moet gaan afspelen.
Daarom denk ik dat het goed is het goed af te wegen en niet te veel al weg te geven.
Daarom zullen wij de motie van de heer Groen niet steunen. Wij vinden het belangrijk om
natuurgebieden in Waterland en het Noordelijke IJ een beetje achter de hand te houden
en daarmee heel zorgvuldig om te gaan. Even over de zorgen over de biodiversiteit rond
zonnepanelen en windturbines. Wij hebben een motie om onderzoek te doen specifiek in
de RES-zone naar de gevolgen voor biodiversiteit door zonnepanelen en windturbines.
Nu weet ik dat mijn collega El Ksaihi en collega Nadif van GroenLinks hierover een motie
hebben ingediend. Die ging toen over de haven. Wij dienen die nog specifiek in voor de
zoekgebieden van de RES.
(Mevrouw VAN SOEST: Bent u wel eens in de Noorder IJplas geweest’?
Kent u het gebied?)
Nou, nee. In de Noorder IJplas ben ik nooit geweest, nee.
(Mevrouw VAN SOEST: Heel jammer. Ik wil u er graag een rondleiding
geven.)
Als dat in uw elektrische auto mag, dan graag.
(De VOORZITTER: Ik zou zeggen, op het water is een bootje beter.)
(De heer KREUGER: Wat vindt D66 van de 600 m-norm die op dit
moment geldt voor windturbines tot de bebouwde omgeving?)
Die zouden wij in stand willen houden.
(De heer KREUGER: Dus D66 gaat zo meteen met alle kracht verdedigen
dat dat niet gebeurt? Het is een bevoegdheid van de provincie. Die kan
hier zo maar gebieden gaan aanwijzen. Of het nu top-down is of bottom-
up, dat is nog een beetje in het midden. Ook in Noord-Holland gaat D66
zich ervoor inzetten dat die norm niet wordt verkort?)
Die staat niet in deze RES. Ik ben die niet tegengekomen. Het is niet zo dat wij
hier met alle kracht en uit alle macht iets staan te verdedigen. 600 m lijkt mij een goed
minimum. Als het voorligt, zullen wij daarover nog een keer spreken.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
55° Motie van de leden Timman, Groen en Van Lammeren (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 309)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- onderzoek te doen naar de gevolgen van zonneweides en windmolens voor
de biodiversiteit in de zoekgebieden van de RES;
- tevens te onderzoeken welke aanvullende maatregelen genomen kunnen
worden bij de aanleg van zonnepanelen en windmolens om te voorkomen dat
de biodiversiteit op die plekken achteruit gaat of zelfs te bevorderen dat die
vooruit gaat;
- hierover ruim vóór het besluitmoment over de RES in januari 2021 op terug te
komen.
40
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Boomsma.
De heer BOOMSMA: De energietransitie is complex maar belangrijk willen wij
goede rentmeesters zijn van onze planeet en met name van dit kleine, schitterend mooie
stukje dat deze gemeente ons thuis noemt. Het CDA is dus voor verstandige maatregelen
om onze zelfstandigheid van fossiele brandstoffen en de uitstoot van CO» te verminderen.
Daarbij kan Amsterdam zeker wel een steentje bijdragen en de vraag is hoe. Ik zeg met
nadruk steentje, want van alle plekken op aarde vindt het CDA wel dat de gemeente
Amsterdam een van de minst geschikte locaties is om grootschalig hernieuwbare energie
op te wikken. De ruimtelijke uitdagingen in deze stad zijn al enorm. De schaarste is enorm
en het schaarse stukje natuur dat we hebben in deze gemeente moeten we dan ook
koesteren en niet opgeven.
(De heer GROEN: Ik zou de heer Boomsma willen vragen of hij ervan op
de hoogte is dat het rijk ons in Noord-Holland een bepaalde opgave heeft
opgelegd en dat wat we hier in Amsterdam niet doen, betekent dat al die
zonneweides in de rest van de provincie moeten komen in al die mooie
open polders daar.)
Ik ben er uiteraard van op de hoogte dat dit een opdracht is van het rijk. Maar
laten we niet ophouden met zelf nadenken en laten we soms ook out of the box denken
en ons afvragen of het nu verstandig is wat we hier aan het doen zijn. Is deze gemeente
nu zo’n ontzettend geschikte plek om windmolens neer te zetten om aan die
energiebehoefte te voldoen? Wat ons betreft is het antwoord nee.
(De heer GROEN: Ik constateer dat de heer Boomsma zegt, dan zet de
rest van de provincie die windmolens maar in haar eigen polders. In
Amsterdam doen we daar niet aan mee.)
Die conclusie is niet juist, want er zijn gelukkig ook andere mogelijkheden. Met in
gedachten wat ik net zei, vinden wij wat nu voorligt als Amsterdamse inbreng voor de RES
onverstandig. Wij vrezen dat op grond hiervan verkeerde keuzes worden gemaakt. En laat
ik dan beginnen met wat wij wel steunen en dat is de grootschalige inzet op zonnepanelen
op grote daken, op infrastructuur langs wegen, boven op de P+R’s en dergelijke.
Uitstekend. Ik zie overal in de stad grote daken waar dat volgens mij prima kan en waarop
we vol kunnen inzetten met inderdaad steun van het rijk daarbij. En ik denk dat we ook
wel meer kunnen doen om kleinere dakeigenaren daarbij te ondersteunen.
(De heer N.T. BAKKER: Ik werd enigszins getriggerd door uw oproep om
out of the box te denken. In de commissie was uw collegaduoraadslid de
heer Wijmenga lyrisch over kerncentrales. Dat hoor ik u nu niet zeggen. U
begint over zonnepanelen. Dat is allemaal prima. Dat vinden wij ook.
Maar wat is uw mening over die kerncentrales? Of zijn er twee meningen
bij het CDA in deze raad?)
Zeker niet op dit thema, zeg ik tegen de heer Bakker. Ik ga zo meteen ook nog
lyrisch doen over kernenergie wat dat is inderdaad voor wie echt gelooft en de
energietransitie echt belangrijk vindt, onvermijdelijk om daarop in te zetten.
(De heer N.T. BAKKER: Nu lijkt u een beetje op een vegetariër die een
goed recept geeft voor een gehaktbal. Kunt u enigszins aangeven
waarom u zo lyrisch bent over kernenergie als we het hier over hele
duurzame producten hebben die niet zo’n ongelooflijke vervuiling
nalaten?)
41
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Daar kan ik best wel op vooruitlopen, maar met een kerncentrale kan 17 keer
meer energie en stroom worden opgewekt dan die hele productie van de RES Amsterdam
in 2030. 17 keer zo veel. Dus wat ga je nu eigenlijk doen? Je hebt bijvoorbeeld de keuze
voor een kerncentrale. Landelijk zou je die keuze kunnen maken. Of je gaat de hele
gemeente en ook een groot deel van de provincie verrommelen met overal windmolens
die ook nog eens onbetrouwbaar zijn en waarvan de levering afhankelijk is van de wind
en waarbij je dan ook nog achtervang nodig hebt gebaseerd op gascentrales. Volgens mij
is dat larie. We moeten af van het taboe op kernenergie. We komen zo meteen met
moties om daartoe op te roepen.
(De heer GROEN: Is de heer Boomsma ervan op de hoogte dat onder
andere de VVD-minister Wiebes dat een economisch gezien
buitengewoon onverstandig idee heeft genoemd en dat er in Nederland
geen marktpartij is die zijn vingers eraan wil branden omdat het zo duur
is?)
Dat is natuurlijk larie. Dat is maar een zeer beperkt onderdeel van dit hele dossier.
Overal in Europa draaien op dit moment kerncentrales. Die leveren dag en nacht
betrouwbare energie. Die importeren wij ook in deze gemeente. Dat is heel goed mogelijk.
En natuurlijk, als je zo maar zegt, meld je maar, dan werkt dat zo niet bij zo'n grote en
complexe opdracht. Als het gaat om het realiseren van een nieuwe kerncentrale moet
daarvoor steun worden uitgesproken vanuit de overheid. Daarom lijkt het mij heel
verstandig dat we als gemeente daarop gaan inzetten in plaats van onze hele gemeente
volzetten met windmolens wat GroenLinks zo graag wil.
(De heer GROEN: Is de heer Boomsma ervan op de hoogte dat al die
kerncentrales elders inderdaad draaien op subsidie? Dat kernenergie
inmiddels duurder is dan windenergie of zonne-energie? Dat recente
projecten in Finland en Engeland een bodemloze put zijn gebleken voor
de overheid waar eindeloos geld bij moet?)
Alle vormen van vernieuwbare energie hebben bepaalde voordelen en bepaalde
nadelen. Het is niet zo dat kernenergie per definitie veel duurder is. Kijk maar eens in
Frankrijk. Daar is stroom veel goedkoper dan in Duitsland. Dat komt ook doordat er zo
veel kerncentrales staan. De nadelen van windmolens en zonnepanelen en zeker als je
die in allerlei natuurgebieden gaat zetten, zijn gigantisch. Het ruimtebeslag is enorm. Dit
deel van de aarde is druk bevolkt. We hebben een enorm complexe opgave om
voldoende woningen te realiseren. Dan is dit niet een heel efficiënte manier om energie
op te wekken. Dit neemt ontzettend veel ruimte in beslag en verrommelt ook nog eens het
landschap. Dus die nadelen overwegende denken wij dat het absoluut de moeite waard is
daarvoor de kiezen en in ieder geval die discussie aan te zwengelen en uit de taboesfeer
te halen.
Maar ik was bezig mijn complimenten uit te spreken over de ambitie op het gebied
van zonne-energie. Ik denk wel dat het nog moeilijk genoeg wordt die te realiseren want
ook die ambitie is zeer hoog. Wij vinden ook daar dat het plaatsen van zonnepanelen niet
ten koste mag gaan van de historische oude waarde van de binnenstad en andere oude
delen van de stad. Dat gaat wat ons betreft altijd voor. Ik hoop ook dat we zullen blijven
zoeken naar manieren om zonne-energie op te wekken op een manier die kan worden
geïntegreerd in de architectuur en die daaraan geen schade berokkent. Die technologieën
worden ook ontwikkeld. We zijn er dus niet voor overal in de gemeente windmolens neer
te zetten van 3 MW. Dat gaat ten koste van de schoonheid van het landschap en van de
natuur en van de biodiversiteit. Zet ze wel neer in de havens. Zet er daar desnoods een
paar meer bij. Ik wil de wethouder vragen extra onderzoek te doen naar het eventueel
veranderen van de helikopterroute als dat een belangrijk obstakel is. Het lijkt me veel
42
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
meer voor de hand liggen dat je dan die helikopterroute gaat heroverwegen dan dat je
windmolens dan maar in Landelijk Noord gaat zetten.
(Mevrouw TIMMAN: Ik sloeg aan op de combinatie monumenten en
zonnepanelen. U zegt eigenlijk, ik vind de monumentale waarde en het
aangezicht altijd belangrijker dan het opwekken van duurzame energie. Is
dat ook zo als je het van de straatkant eigenlijk niet kunt zien? Vindt u dan
ook nog dat een monument geen drager mag zijn van een zonnepaneel?)
Dat is wel degelijk een van de belangrijkste overwegingen hoe het zicht vanuit het
straatbeeld is. Ik vind het ook belangrijk hoe het daklandschap er vanuit ramen en vanuit
dakramen uit ziet. Ik vind dat de monumentale, historische binnenstad van Amsterdam zo
kostbaar is, zo waardevol en zo uniek, dat dat nu eenmaal niet de beste plek is op deze
planeet om zonne-energie op te wekken. We moeten natuurlijk zoeken naar manieren en
plekken waar dat wel kan. Er zijn genoeg grote daken elders in de gemeente waar dat
absoluut een verstandig idee is, vaak lelijke moderne gebouwen met platte daken. Maar in
de historische binnenstad liever niet nee.
(Mevrouw TIMMAN: En als het gaat om het uiterlijk van een monument
door middel van het plaatsen van bijvoorbeeld dubbel glas of extra
isolerend glas. Bent u er dan ook tegen?)
Zelfs daarmee moet je terughoudend zijn. Dubbel glas kan wel op een manier
worden ingepast dat het wat mij betreft acceptabel is. Dus daar zijn wel degelijk
mogelijkheden. Zoals de heer Bakker in de commissie al opmerkte, alles wat je aan
energie bespaart en door isolatie realiseert, hoef je ook niet op te wekken. Daar staan wij
zeker voor open. Maar wat betreft windmolens hebben we inderdaad een motie en ik ben
heel blij met de steun van D66 om die minimumafstand van 600 m bij dezen vast te
leggen. Het lijkt me ook dat dat rust schept in plaats van onzekerheid die ook in delen van
de stad is ontstaan. Ik denk dat die 600 m-norm als minimum goed is. Er zijn ook plekken
waar het 1000 m is. Die norm vloeit voort uit Europese regelgeving. De landelijke norm
dat je slechts 41 dB aan geluid acceptabel mag vinden, daarop zit je bij die afstand al.
Dus ik neem aan dat dat voorstel steun krijgt van de andere leden van deze raad.
We zijn er dus niet voor om biodiversiteit, het schaarse groen en de schoonheid
van het landschap op te offeren op het altaar van de energietransitie. Daarvoor zijn
andere vormen. Schoonheid van het landschap is ook een vorm van liefde en volgens mij
is het belangrijk dat de motivatie om de natuur te beschermen daaruit moet voortkomen.
Dus als je de natuur gaat verrommelen, dan ondermijn je de reden voor mensen om om
die natuur te geven. Dat vinden wij niet verstandig.
Dan nog even over kernenergie. Je komt er niet in de energietransitie met zon en
wind. Je komt er gewoon niet. Het is onmogelijk. Dus we moeten gaan nadenken over
kernenergie. We denken dat dat zeker voor een land als Nederland de enige manier is om
die doelstellingen te behalen. Daartoe hebben we twee moties. Uiteraard valt dit buiten de
opdracht van het rijk voor de gemeente als RES maar wij vinden ook dat je als gemeente
zelf een verantwoordelijkheid moet nemen. Ik denk dat we dan pas echt een propositie
gaan innemen. Dit is heel erg opgesteld als waren wij trots dat we voorop lopen. We
willen goede sier maken. En dat doen we zo zeer dat we zelfs onze natuurgebieden
aanwijzen als mogelijke eventuele zoeklocaties. We kunnen veel beter koploper willen zijn
door nu de stap naar voren te nemen, dat taboe op te heffen en een serieus gesprek met
elkaar te voeren over kernenergie. Kortom, het CDA zegt: inzetten op grote zonnedaken,
inzetten op windmolens in de haven en het taboe op kernenergie doorbreken. Ga niet
onze groengebieden en onze woongebieden verrommelen. Dat is het niet waard.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
43
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
56° Motie van de leden Boomsma, Kreuger en Marttin inzake de Regionale
Energiestrategie (Beauty in my backyard), (Gemeenteblad afd. 1, nr. 310)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- niet te zoeken naar locaties voor windmolens op minder dan 600 m van
bestaande woningen of planlocaties voor woningbouw.
57° Motie van de leden Boomsma, Kreuger, Van Lammeren en Marttin inzake
de Regionale Energiestrategie (Gelijke monniken gelijke kappen), (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 311)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- geen windmolens te plaatsen in beschermde gebieden zoals Natura 2000, de
Ecologische Hoofdstructuur, Weidevogelleefgebieden en Stiltegebieden;
- derhalve ook het ‘extra zoekgebied’ te schrappen.
58° Motie van de leden Boomsma en Kreuger inzake de Regionale
Energiestrategie (Kernenergie uit de taboesfeer), (Gemeenteblad afd. 1, nr. 312)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
=voor de behandeling van de definitieve RES een conferentie te organiseren
over de voor- en nadelen van kernenergie voor de energievoorziening van
Nederland in het algemeen en Amsterdam in het bijzonder.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Marttin.
Mevrouw MARTTIN: Mooi om wensen en bedenkingen te mogen uiten. Wij
hebben er nog wel een paar. Toen de zoeklocaties bekend werden, zijn wij meteen langs
gegaan bij een aantal locaties om te spreken met de bewoners aldaar. Een grote gemene
deler is dat de meeste bewoners heel erg voor die groene energie en voor die groene
stroom zijn. Ze zijn wel heel kritisch over de locatie. Het mooiste vond ik wel dat iedereen
binnen de grachtengordel wel windmolens wil. Maar ja, dat past daar natuurlijk niet. Dus
die mogen dan wel ergens anders. Maar ja, op de singels zullen ze niet worden geplaatst
maar waar dan wel? Daar zullen we niet heel gemakkelijk uitkomen. We hebben in de
technische sessie gehoord dat ongeveer 130 Amsterdammers op dit moment zijn
betrokken bij allerlei sessies waarbij de zoekgebieden uiteindelijk zijn aangewezen. Dat
vinden we nog best wel een beperkte groep, 130. Als je gaat kijken naar de beperkte
zoekgebieden waar die mensen wonen, dan denken we dat de participatie van die
mensen heel belangrijk is want een windturbine in je achtertuin heeft een behoorlijke
impact. We moeten de bewoners dus heel goed betrekken bij wat nu de beste locatie is.
Wij snappen dat we als Amsterdam wel moeten meedenken in de oplossing, maar we zijn
natuurlijk niet de meest logische plek om rendabele windmolens te plaatsen. We moeten
dus ook kijken of we het eventueel op een andere manier kunnen doen.
(De heer KREUGER: De VVD had het net over windmolens in je
achtertuin. Die norm van 600 m, is die bij de VVD gegarandeerd?)
44
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Wij hebben meegetekend met de motie van de heer Boomsma daarover. Ja.
(De heer KREUGER: Ik vroeg of die gegarandeerd is bij de VVD, dus de
hele VVD.)
Ja, ik vind het wel heel tof dat u in mij de hele Amsterdamse VVD ziet, maar wat
de Amsterdamse VVD betreft is het gegarandeerd.
(De heer KREUGER: Ik hoor af en toe uw gedeputeerde in Noord-Holland
dingen zeggen die toch wel een beetje neigen naar het opheffen van die
norm. Maar ik begrijp dat u zich hier in Amsterdam daartegen heel hard
gaat verzetten?)
Wij zullen ons er hard voor maken dat in Amsterdam de windmolens niet in je
achtertuin komen.
(De heer N.T. BAKKER: Ik ben heel blij dat u dat verhaal over participatie
aanstipt. Dat is voor ons ook belangrijk. Bent u bereid met ons mee te
tekenen bij onze motie waarbij wij het belangrijk vinden dat in die
participatie ook de opbrengsten van deze windmolens en zonne-energie
naar de burgers toe gaan?)
Nee, dat gaan wij niet meetekenen. Ik kan de nuance straks toelichten, maar niet
hier vanuit mijn betoog. Ik hoop wel dat U meetekent met de motie waarover ik het net had
want wij willen het participatieproces wat concreter maken.
(De heer N.T. BAKKER: Mag ik dan concluderen dat uw participatie
eigenlijk ophoudt bij inspraak en als het om opbrengsten gaat, dan heeft u
zoiets van dat de Amsterdamse burger daar verre van moet blijven?)
Wij sluiten dat niet uit want er zijn heel veel meer verdienmodellen waarin wij ook
geloven. Dat was het onderdeel participatie en waar moeten die molens dan komen. Mijn
motie zult u straks zien. De wind waarvan wij echt denken, op zee kun je die energie beter
opwekken dan op land, dat moeten we misschien als eerste uitgangspunt hebben. We
kunnen natuurlijk in de haven nog wel wat plaatsen en ook langs snelwegen. Langs de A2
staat een hele mooie windmolen waarvan de schaduw in Amsterdam valt. De molen zelf
staat niet bij ons. Daar moeten we goed naar kijken.
Behalve wind heb je ook zon. Dus ik wil in mijn betoog nog iets over de zon
zeggen.
(De heer KREUGER: Ik hoor de VVD zich weer verzetten tegen wind op
land. Nu is het uw eigen VVD die het op dit moment al mogelijk maakt dat
er windturbines worden geplaatst binnen de MRA. Dus hoe werkt dat?)
Ja, ik vind het interessant dat u zegt dat ik mij verzet tegen wind op land. Ik pleit
ervoor dat zee een hele mooie locatie is, maar daarmee heb ik niets gezegd over wind op
land. Ik doe ook een aantal suggesties waar die windmolens eventueel wel zouden
kunnen staan.
De zon levert natuurlijk ook goede energie. Wij denken dat daar wel heel veel
mogelijkheden liggen. Wij vragen ons eigenlijk af waarom de gemeente nog niet het
goede voorbeeld heeft gegeven en waarom de hele Stopera niet vol ligt. De Stopera is
geen monumentaal pand, lekker modern. Knal het hele dak vol met zonnepanelen. Dus
dat is mijn vraag aan de wethouder of zij daar mogelijkheden ziet. Ons lijkt dat een heel
goed idee. Ook drijvende zonnepanelen, zonneparken, zouden een goed idee kunnen zijn
en dan moet je wel voorzichtig zijn omdat we nog niet zo goed de impact op de
ecosystemen weten. Dus een pilot wat dat betreft lijkt ons heel belangrijk.
Als laatste punt maken wij ons wat zorgen om het hele proces. In het eerste
kwartaal van het komende jaar 2021 komt de RES 1.0. Daarbij heeft de wethouder
aangegeven dat we dan nog niet kunnen hebben vastgesteld waar dan precies de grote
zonneparken komen of de windmolens. Stel dat wij daar wel bepaalde toezeggingen
45
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
doen, dan komen we in een soort fuik van steeds kleine toezeggingen en dan kunnen we
straks niet anders dan toch maar akkoord gaan als de versie 2.0 er ligt. Ik zou graag wat
geruststelling van de wethouder willen over het proces. Wat beslissen we dan precies het
eerste kwartaal 2021 en hoe kunnen we wat meer zekerheid krijgen wat betreft de
locaties waarover we op dat moment spreken.
(De heer KREUGER: Is de VVD het met Forum voor Democratie eens dat
je niet dit hele land, onze hele economie, kunt laten draaien op zon en
wind?)
Daarvoor zijn berekeningen. Dat kan inderdaad niet.
(De heer KREUGER: Als we daarnaast dan nog iets anders moeten doen
om energie op te wekken, is de compensatie van COz-uitstoot dan de
allerbelangrijkste beweegreden voor de VVD om te kiezen voor een
bepaalde bron?)
Ik snap de vraag niet helemaal. U draait een beetje om de eigenlijke vraag heen,
volgens mij. Zo u die iets concreter kunnen stellen?
(De heer KREUGER: Er moet zo meteen iets bij om onder andere
leveringszekerheid te garanderen. Dan kun je kiezen uit een heel pallet
van oplossingen. Alleen zon en wind is niet genoeg. Is het daarbij voor de
VVD heel belangrijk — want u bent een ondertekenaar van het
Klimaatakkoord en dat soort zaken — dat daarbij CO» wordt gereduceerd
of dat er zo min mogelijk of geen COz-uitstoot is?)
Wij hebben het Klimaatakkoord ondertekend en daarin staat dat CO> moet
worden verminderd. Zelf denk ik wel dat het tempo waarin nog wel moet worden
aangepast. We kunnen nog niet zo snel. Er zijn ook nog heel veel innovatieve
mogelijkheden die onvoldoende zijn onderzocht. We hebben net die discussie over
kernenergie al een beetje gehad. Ik had het idee dat u daar misschien aan linkte. Maar
ook daar moeten nog dingen worden onderzocht en dat zal voor onze regio niet direct een
effect hebben.
(De heer KREUGER: Ik merk dat de VVD een beetje zwabbert in deze
discussie en dat doet u waarschijnlijk omdat u bang bent allemaal kiezers
kwijt te raken. Maar als u moet kiezen uit de alternatieven, gas, kolen,
biomassa en kernenergie, welke kiest u dan als u daarin meeneemt dat
die COz-uitstoot heel belangrijk is?)
Even wat rustiger van het gas af.
De VOORZITTER: Dan had ik nog een motie voor te lezen van de leden
Boomsma en Kreuger. Die doe ik eerst.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
59° Motie van de leden Boomsma en Kreuger inzake de Regionale
Energiestrategie (Kernenergie in de mix), (Gemeenteblad afd. 1, nr. 313)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- steun uit te spreken voor onderzoek naar de ontwikkeling van kernenergie.
60° Motie van het lid Marttin inzake het concreter maken van het
participatieproces bij de uitwerking van de RES (Gemeenteblad afd. 1, nr. 314)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
46
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
het participatieproces concreter te maken en te versterken, namelijk door:
- bewoners in de (buurt van) de zoekgebieden persoonsgericht uit te nodigen
voor inspraakbijeenkomsten;
- _geo-targeting op social media te gebruiken om omwonenden te informeren
over de voorliggende plannen;
- realistische artist impressions, waarop de beoogde windmolens in het
landschap van de zoekgebieden staan geportretteerd, te verspreiden onder
omwonenden zodat zij weten waar ze aan toe zijn.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kreuger.
De heer KREUGER: De Regionale Energie Strategie is een plan waarmee
invulling wordt gegeven aan het opwekken van duurzame energie op het land door middel
van zon en wind. Dat is een voorstel dat naar de mening van Forum voor Democratie
meer hypocrisie blootlegt dan een rechte rug en dat uiteindelijk meer kwaad zal doen dan
goed. Jarenlang was bouwen in het groen een heel groot taboe. De woningnood klotst
hier tegen de plinten. We wringen ons in de meest rare bochten om maar binnenstedelijk
te bouwen en nu opeens, nu het om windturbines gaat, is dat geen enkel probleem en
zetten we gewoon het groen vol. Wat daarbij ook heel erg belangrijk is, is dat er nooit
meer woningen kunnen komen de komende twintig jaar als daar straks allemaal
windturbines staan. ledereen mag zijn prioriteiten zelf stellen, maar het is wel iets wat ik u
wil meegeven.
(De heer GROEN: Ik vraag me af of de heer Kreuger zelf ook inziet dat hij
zichzelf hier lijkt tegen te spreken. Het ene moment spreekt hij er schande
van dat we niet willen bouwen in het groen en het volgende moment
noemt hij het een probleem dat we door windmolens niet kunnen bouwen
in het groen. Dus wat vindt hij nu eigenlijk het ergste?)
Laat het duidelijk zijn, ik zet liever huizen in het groen dan windturbines. Volgens
mij maak ik hierin een hele heldere afweging. Als het niet nodig is, gaan we niet het groen
vol zetten, maar we komen nog een paar huizen tekort, dus misschien dat we daarover
toch eens een keer moeten nadenken. Dan is er ook nog de vraag waarom je überhaupt
zou willen investeren in zon- en windenergie, want zonneakkers en windturbines
produceren namelijk geen gewone elektriciteit. Die produceren wiebelstroom wat inhoudt
dat er soms veel stroom is en soms weinig en dat de energievraag niet leidend zal zijn
maar de weersomstandigheden. Dus of de zon schijnt of de wind waait, bepaalt of ik mijn
microfoon kan aandoen of dat die uitblijft. In de huidige vorm kan het in principe nog wel
dienen als flexibele schil, maar zodra zonne- en windenergie een substantieel deel gaan
uitmaken van de energiemix, dan wordt het oprecht gevaarlijk. Dat heeft er vooral mee te
maken dat onze hele moderne maatschappij en dan moet je denken aan onze
ziekenhuizen, onze gemalen die ons moeten behoeden voor overstromingen, maar
binnenkort ook onze hele mobiliteit, allemaal afhankelijk zijn van de leveringszekerheid
van elektriciteit.
(De heer GROEN: Is de heer Kreuger ervan op de hoogte dat
bijvoorbeeld ons eigen havenbedrijf vergevorderde plannen heeft om het
teveel aan stroom te gebruiken om waterstof te maken wat ook een mooie
buffer is voor energie?)
Ja.
(De heer GROEN: En wat vindt u daar dan van?)
47
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Wat ik daarvan vind? Wat het probleem is bij waterstof — ik zou er op dit moment
niet voor kiezen daar alles op in te zetten — dat heeft te maken bij van well to wheal. Dat is
hoeveel energie je erin moet stoppen en wat je er vervolgens weer kunt uithalen als je het
hebt opgeslagen, dan heb je echt een energieverlies van tegen de 70%. Dus dat lijkt mij
heel inefficiënt.
(De heer VAN LAMMEREN: De leveringszekerheid is zeker heel
belangrijk, maar de leveringsonzekerheid komt pas bij een bepaald
percentage dat afhankelijk zou zijn van zon en wind. De heer Kreuger
zegt dat er nooit genoeg energie kan worden opgewekt door zon en wind.
Dus ik begrijp zijn redenering niet. Dat punt kan volgens hem dus
helemaal niet worden bereikt.)
Het zou wel kunnen, maar dan moeten we ook investeren in defensie want dan
moeten we gewoon Duitsland binnenvallen en daar een stuk land annexeren om
windmolens en zonneweides te creëren. Dus als dat is wat u bedoelt, dan is dat de
berekening die erbij komt.
(De heer VAN LAMMEREN: Vreemde associatie. Dat betekent dat de
heer Kreuger nu zelf toegeeft dat het angstscenario dat hij niet kan praten
als de wind niet waait, helemaal niet reëel is omdat er gewoon simpelweg
te weinig capaciteit is voor zon en wind op dit moment. Dus wat staat u
hier dan überhaupt te beweren?
Dit is een beetje waaraan ik al de hele tijd refereer. Die 600 m-norm die zo
meteen gewoon gaat worden afgebroken. Technisch gezien zou het mogelijk moeten
kunnen zijn, maar dan moeten we alles helemaal volleggen, dus dan moeten we ook die
600 m-norm opheffen. Dat gaat zo meteen gebeuren. Ik wil graag dat dat niet gebeurt.
Leveringszekerheid. Wat we vervolgens gaan doen om toch aan de energievraag
te kunnen voldoen en om zeker te kunnen leveren, is als volgt. De heer Groen zegt net
dat het alleen maar over biowarmtemassa gaat. Dat is een keiharde leugen; dat is
gewoon echt niet waar. Er wordt op dit moment gewoon biomassa in de kolencentrale
bijgegooid om maar gewoon aan de energievraag te voldoen. Er wordt in de routekaart
Klimaatneutraal ook gewoon biomassa niet opgenomen omdat dat in principe nul CO»
uitstoot wat ook gewoon niet waar is.
(De heer GROEN: Ik word hier van een leugen beschuldigd en dat wil ik
even tegenspreken. Ik was gisteren ook al in debat met de heer Kreuger
hierover. GroenLinks is gewoon tegen bijstoken in elektriciteitscentrales.
Dat weet u toch?)
Ja, ik weet dat u tegen bijstoken bent in de elektriciteitscentrales maar het gebeurt
wel. U zei net dat biomassa alleen voor warmte wordt gebruikt. Dat is gewoon echt een
keiharde leugen.
Dan ga ik verder. Het ging over de biomassa die wordt bijgestookt. Er worden
allemaal boekhoudkundige trucjes omheen gebreid. CO» besparen is blijkbaar heel erg
nodig maar als we daar met wat gemoffel onderuit kunnen komen, dan doen we dat
gewoon. Wat Forum voor Democratie betreft moeten we echt zoeken naar andere
oplossingen voor de leveringszekerheid ook als dat CO2-vraagstuk zo’n groot obstakel is.
Daarom zeggen wij dat er geïnvesteerd moet worden of in ieder geval onderzocht moet
worden of kernenergie een reële optie kan zijn voor Amsterdam om op te nemen in de
Regionale Energie Strategie.
(De heer VAN LAMMEREN: Ik vind het wel interessant dat Forum voor
Democratie hier zo praat over kernenergie omdat dat CO2 zou reduceren.
Is Forum voor Democratie dan veranderd van standpunt dat CO» en de
mens überhaupt invloed hebben op de klimaatverandering?)
48
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
In de eerste plaats is dat eigenlijk een heel oninteressante discussie. En in de
tweede plaats is het zo dat ik graag wil dat er leveringszekerheid is. Die kun je
garanderen met kernenergie, dus dat is de reden dat ik dat wil.
(De heer VAN LAMMEREN: Ik hoor wel een antwoord maar niet op de
vraag omdat de heer Kreuger erachter komt dat hij zich in een moeilijk
pakket heeft gesproken. Als Forum voor Democratie nog steeds de
achterlijke mening huldigt dat de mens geen invloed heeft op de
klimaatverandering, dan zou hij ook kunnen bepleiten gewoon kolen en
gas te blijven stoken. Dat hoor ik niet. Nee, zegt hij, CO2 naar beneden
dus kernenergie.)
Excuus, dat is inderdaad een passage die ik heb vergeten in mijn verhaal. Wat wij
in de eerste plaats voorstellen is dat we moeten doorgaan met gas en kolen en als je dan
uiteindelijk kunt kiezen tussen biomassa en kernenergie, dan zeggen wij, doe dan maar
kernenergie. Dat gaat in ieder geval niet ten koste van de natuur.
(Mevrouw VAN SOEST: Ik begrijp dat de heer Kreuger nu echt voor
kernenergie is. We krijgen net berichten binnen dat Petten een nieuwe
kerncentrale mag bouwen. Misschien kan ik u daar blij mee maken.)
Vind ik hartstikke leuk.
(De heer GROEN: Even over dat vurige betoog voor kernenergie. Ik heb
dezelfde vraag als aan de heer Boomsma. U bent er toch van op de
hoogte dat alle recente kernenergieprojecten in Europa klauwen en
klauwen met geld kosten, uitlopen, uitlopen en uitlopen en voorlopig niet
worden gerealiseerd. Kernenergie is ondertussen duurder dan wind- en
zonne-energie.)
Dat is een hele lastige discussie want ik probeer de hele tijd de kilowattuurprijs los
te peuteren. U was er gisteren in de technische sessie bij toen ik dat vroeg. Ik krijg geen
kilowattuurprijs. Ik weet dat er op dit moment in Azië gewoon kerncentrales staan waar
voor 2, 3 cent, pin me er niet helemaal op vast, geleverd wordt vanuit de kerncentrale.
(De heer GROEN: De heer Kreuger zegt nu dat hij de cijfers van de
kilowattuurprijs niet kent. Hij neemt zo maar voetstoots aan dat
kernenergie goedkoper zal zijn.)
Kijk, het grappige is dat ik deze week nog even naar de energiebeurs ben
geweest. Dat gebeurt op internet tegenwoordig. Als je dan gaat kijken waar je het
goedkoopst stroom vandaan kunt halen, dan kun je die stroom inkopen uit het net van
Frankrijk. Dat is een economie die voor bijna driekwart op kernenergie draait. Dat scheelt
gewoon bijna 10 euro per 1000 kilowattuur.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer N.T. Bakker.
De heer N.T. BAKKER: Het is een mooie middag vanmiddag. We hebben
prachtige ontboezemingen. Forum voor Democratie geeft gewoon aan dat het inderdaad
de mens verantwoordelijk acht voor de CO2-toename. Het CDA dat uit liefde voor de
natuur Tsjernobyl en Fukushima uit de taboesfeer wil halen. Wat een schitterende
middag. Voor ons ligt de lokale uitwerking van het Klimaatakkoord, althans, het begin
daarvan.
(De heer KREUGER: Weet de heer Bakker dat bij de bouw van andere,
duurzame energiebronnen veel meer mensen zijn doodgegaan dan van
kernenergie?)
Nee.
Ik ga verder. Voordat ik op deze uitwerking inga, eerst een algemene opmerking
over het Klimaatakkoord. Het Klimaatakkoord is een Shellakkoord dat de grote vervuilers
49
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
en de grote bedrijven buiten schot laat. Bedrijven krijgen voor honderden miljoenen euro's
aan subsidie en gewone burgers betalen de rekening. Een rechtvaardige verdeling van de
lusten en de lasten is dan ook ver te zoeken in dit Klimaatakkoord.
Terug naar de lokale uitwerking. Wat is voor de SP van belang bij de uitwerking
van het Klimaatakkoord in Amsterdam? Allereerst natuurlijk het gegeven dat zon en wind
natuurlijk van ons allemaal zijn. Hieruit volgt logischerwijs dat de opbrengst van zonne-
energie en windenergie ook naar ons allemaal zal moeten gaan. Zie het zo: de
zonnepanelen en de windmolens worden onze nieuwe productiemiddelen. U weet wat wij
socialisten daarvan vinden. Die horen in handen te zijn van de gemeenschap en de
mensen. Het streven van het Klimaatakkoord om bij de grote projecten met windmolens
en zonnepanelen te streven naar 50% lokaal eigendom gaat wat ons betreft niet ver
genoeg. Amsterdam doet het iets beter door te stellen dat minstens 50% in lokale handen
moet zijn, maar het gaat ons socialisten niet ver genoeg. We hadden liever gezien dat
Amsterdam zou inzetten op 100% lokale eigendom en 100% lokale zeggenschap van
bewoners. De opbrengst moet ons allemaal ten goede komen en niet in de zakken van
bedrijven verdwijnen. Het is schandalig dat het GEB wordt verkocht aan de NUON en dat
we met die NUONgelden niet datgene hebben gedaan wat we moeten doen.
(De heer KREUGER: Als de opbrengsten van ons allemaal zijn en
allemaal gelijk moeten worden verdeeld, geldt dat dan ook voor de
kosten?)
Ja, en daarom deze motie. Deze motie die wij indienen, roept het college op
ervoor te zorgen dat bewoners en omwonenden altijd mee profiteren van de windmolens
en zonnepanelen ook wanneer deze volledig eigendom zijn van een particulier. Over deze
eigendomskwestie heb ik nog enige vragen.
(Mevrouw VAN SOEST: U had het er net over dat u niet wilt dat het geld
in de zakken van het grootkapitaal verdwijnt. Laat ik het zo zeggen. Maar
wat denkt u nu? Waarin verdwijnt al dat subsidiegeld? U zult het toch met
mij eens moeten zijn dat dat bij die grote bedrijven terecht komt of niet?)
Ja, daar ben ik het helemaal mee eens. Het voorbeeld zijn de waterstofpompen in
de haven. Daar is 6 miljoen euro subsidie van het rijk aan Shell gegeven waarmee wij dus
hun marketing betalen. Dat is natuurlijk hopeloos. In die zin moeten we ontzettend
oppassen, en dat merkte ik ook in het betoog van de heer Boomsma en de heer Kreuger,
dat het eigenlijk voetbalsupporters zijn die juichen achter het televisiescherm en daarbij
telkens denken dat ze daarmee hun team vooruit helpen. Het tegendeel is waar. Je moet
die productiemiddelen echt bij de bewoners plaatsen. Dan kunnen we echt met Z'n allen
iets aan die verandering doen. Nogmaals, stem op deze motie. Niet iedere
Amsterdammer heeft een dikke portemonnee en niet iedereen kan geld inleggen om
eigenaar te worden van windmolens of zonnepanelen. Stelt nu dat er een buurt is die
graag eigenaar zou worden van een aantal windmolens maar dat financieel niet rondkrijgt.
Is Amsterdam dan bereid geld bij te leggen via een fondsconstructie of iets dergelijks
zodat de zeggenschap in collectieve handen blijft deels bij de gemeente, deels bij de
buurt. Graag een reactie hierop van de wethouder. Ook graag een antwoord op de vraag
hoe we omwonenden laten meeprofiteren van zonnepanelen op gemeentelijke panden. Is
daarover al nagedacht? Dan naast de zeggenschap en de vraag wie er profiteert, is voor
ons de participatie van belang zoals ik al eerder meldde. We moeten als gemeente straks
wel beoordelen of de participatie goed is verlopen. Daarin was mevrouw Marttin mij voor.
De SP maakt zich hierover zorgen. We zijn bang dat een folder door de brievenbus ook
gaat tellen als participatie en bewoners het nakijken hebben. Daarom de oproep aan het
college. Denk nu na over richtlijnen voor het participatieproces zoals nu ook bij de
Waborichtlijnen. Het hoeft geen in beton gegoten handboek te zijn waarvan niet mag
50
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
worden afgeweken, maar iets van een kader over hoe de participatie werkt, zou toch wel
fijn zijn ook omdat de raad straks moet beoordelen of zaken goed zijn verlopen ja of nee.
Ten slotte moet er als sluitstuk van de participatie een omgevingsdocument worden
getekend waarin afspraken zijn gemaakt. De SP wil dat er bij deze afspraken in ieder
geval wordt opgetekend hoe bewoners gaan meeprofiteren van de opgewekte energie.
Dat kan via een regeling voor omwonenden: een omgevingsfonds. Hoe, dat maakt ons
niet zo veel uit als de afspraken maar terechtkomen in het omgevingsdocument zodat
iedereen weet waar hij aan toe is.
Gaasperplas en Driemond zijn ingetekend als zoekgebied voor windmolens aan
de andere kant van de provinciegrens in Utrecht. Er zijn mogelijk ook plannen voor
windmolens bij de Ronde Venen als wij goed zijn geïnformeerd. Is hierover afstemming en
coördinatie? Het word wat te veel van het goede als er aan twee kanten windmolens
komen. Dan krijgen we ook aan twee kanten Don Quichots en dat moeten we niet
hebben. Kortom, een pleidooi voor klimaatrechtvaardigheid.
(De heer BOOMSMA: Ik vind dat pleidooi voor participatie heel
interessant, maar wat vindt de SP nu van die minimumgrens van 600 m
verwijderd van woningen?)
Die willen wij graag in standhouden behalve in de haven. Daar denken we dat er
een mogelijkheid is om een grotere dichtheid te hebben.
(De heer BOOMSMA: Dan zal de SP onze motie daartoe dus steunen?)
Ik zie die graag tegemoet.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
61° Motie van de leden N.T. Bakker, Groen, Biemond en Timman inzake
meeprofiteren omwonenden (Gemeenteblad afd. 1, nr. 315)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- ín die gevallen waar geen sprake is van mede-eigenaarschap van bewoners
en er sprake is van volledig eigendom van de ontwikkelaar ervoor te zorgen
dat omwonenden altijd meeprofiteren bijvoorbeeld via een omgevingsfonds of
een omwonendenregeling.
62° Motie van de leden N.T. Bakker, Groen Biemond en Timman inzake
Omgevingsovereenkomst RES (Gemeenteblad afd. 1, nr. 316)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
-_ inde Omgevingsovereenkomst altijd afspraken op te nemen over de wijze
waarop de omwonenden en de omgeving meeprofiteren.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Biemond.
De heer BIEMOND: De heer Bakker had het over ontboezemingen. Mijn
ontboezeming is dat ik een vegetariër ben die zo langzamerhand wel zin heeft in een
gehaktbal. Ik hoop dat daarvoor straks iets wordt geregeld.
De PvdA denkt dat wij onze energieambities alleen halen als we de inwoners van
onze stad echt laten meeprofiteren van energie dichtbij en daarom zijn we blij dat het
o1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
concept voor minstens 50% uitgaat van lokale eigendom van windturbines. In de
commissie heeft de wethouder uitgelegd dat we dat moeten lezen als ten minste 50% dus
als ondergrens. Ik zou de wethouder graag willen vragen dat hier vandaag nog eens te
bevestigen want dat is voor ons van belang. We hebben er wel een kanttekening bij, want
energiecoöperaties vormen een goede manier om inwoners bij de transitie te betrekken,
maar we moeten oppassen voor een tweedeling. Ik doel dan aan de ene kant op de
mondige inwoners die tijd en capaciteit hebben om een coöperatie op te richten en die
dus gaan profiteren van een lage energierekening op termijn en aan de andere kant
inwoners zonder die capaciteiten, zonder die middelen en die zullen dan afhankelijk
blijven van private, commerciële, monopolistische partijen. Hoe voorkomen we dat? Dat is
eigenlijk mijn vrij generieke vraag aan de wethouder. Dat begint al tijdens de
informatieavonden die er nu in de zoekgebieden worden georganiseerd. Hoe betrek je er
nu zo veel mogelijk mensen bij en hoe gooi je dat net nu zo breed mogelijk uit. In die zin
sluiten mijn vragen aan op het pleidooi van mevrouw Marttin. Ik ben het dus helemaal met
haar eens.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Van Lammeren.
De heer VAN LAMMEREN: Ten eerste de complimenten aan de wethouder. De
energietransitie is een lastig vraagstuk want wij zijn niet gewend de gevolgen van onze
eigen energieconsumptie aan den lijve te ondervinden. Als we lokaal gaan opwekken, dan
hebben we dat wel. Dan gaan we ineens een discussie krijgen over of een windmolen
mooi is of dat een zonnepaneel wel of niet op een grachtenpand mag liggen. Dat is wel
een goede discussie om te voeren, omdat de energie die wij hier gebruiken, ergens
anders op de planeet op dit moment zijn wissel trekt. Nu worden we geconfronteerd met
ons eigen handelen.
Het stuk. Er wordt heel veel gezegd. Kernenergie, daar zijn wij als Partij voor de
Dieren op tegen. Het is maar een verkenning. Dus in de technische sessie dacht ik nog,
we gaan tegen stemmen want er staan groengebieden in. De eerlijkheid gebiedt mij dat
de zoekgebieden nu zo zijn aangewezen dat alleen alle harde wettelijke bepalingen — en
helaas zijn natuurgebieden geen harde wettelijke bepalingen om een windmolen uit te
sluiten, dat zou zo moeten — in kaart zijn gebracht. Daar kan ik niet veel op tegen hebben.
Ik vind overigens niet dat wij windmolens daar zouden moeten bouwen als die de
biodiversiteit verder beschadigen. Maar daarover hebben we het vandaag nog niet.
(De heer KREUGER: De Partij voor de Dieren is tegen kernenergie. Wat
is dan volgens de Partij voor de Dieren wel de ideale energiemix?)
Dat is een vrij binaire vraag omdat u dat tegenover elkaar stelt. Een mix waarin
kernenergie niet zit, zou een heel flauw antwoord kunnen zijn. Maar als u het persoonlijk
aan mij vraagt en binnen de partij zijn wij dat nog aan het bediscussiëren, dan geloof ik
veel meer in waterstof — overigens niet als energiebron, want dat is onzin — als
energiedrager. Als ik het mondiaal voor het zeggen had, dan zou ik de oliestaten
oproepen de hele woestijn vol te bouwen met zonne-energieparken en daar waterstof te
produceren, dat richting Europa, Amerika en de rest van de wereld te brengen en zet daar
waterstof om in energie. Maar daarover gaan we als Amsterdam niet.
(De heer KREUGER: En tot die tijd begrijp ik uit uw woorden dat u toch
voor biomassa bent.)
We kunnen niet in debat, maar ik snap niet hoe u die conclusie trekt. Ik ben
absoluut tegen biomassa. En ja, dat betekent dat je eventueel gas moet doorstoken als
dat uw vervolgvraag is, om in ieder geval biomassa uit bomen tegen te gaan.
92
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
(De heer KREUGER: Het is heel jammer dat ik geen geluidsfragmenten
meer mag afspelen via de microfoon, maar ik heb hier wat op mijn
telefoon staan waarin u zegt dat u liever biomassa wilt dan welke andere
vorm ook. Ik weet niet waar dit nu vandaan komt.)
Ik ben zo sportief om te herhalen wat ik toen heb gezegd. U stelde mij toen de
vraag. Als biomassa gegarandeerd recyclebaar zou zijn, kies ik voor biomassa boven gas.
Maar de tijd staat niet stil en ook mijn kennis niet. We weten nu dat er te veel centrales
zijn met capaciteit dan dat wij duurzaam hout zouden hebben. En daardoor verbrandt elke
centrale extra altijd fout hout. Ook al kopen wij wel goed in, dan betekent dat nog dat een
andere centrale wel fout hout gaat verbranden. U heeft mij die vraag gesteld en ik heb
daar een voorbehoud bij gedaan. U bent dan zo sportief dat ook toe te geven. Anders
gaan we straks koffie drinken en dan gaan we gezellig dat fragment nog eens afluisteren.
(Mevrouw VAN SOEST: Mijnheer Van Lammeren, bent u niet in
tweestrijd? Zo van ja, nu moet ik voor die windmolens — ik noem het
gehaktmolens voor vogeltjes — kiezen. Kunt u daarmee leven?)
Mevrouw Van Soest, ik verkeer voortdurend in tweestrijd omdat je uiteindelijk
binair moet stemmen. Dus ik ben altijd in tweestrijd. Ja, de Partij voor de Dieren is geen
grote fan van windmolens. Sterker nog, u zei gehaktmolens; ik zei vogelhakselaars in de
commissie. Dank dat D66 de motie heeft opgesteld voordat we de impact op de
biodiversiteit zien en dan praat ik over vogels maar ook over insecten want die worden
heel vaak vergeten bij windmolens. Voorlopig zijn het zoekgebieden waarin we alleen de
wettelijke bepalingen van de gebieden hebben uitgesloten. Dan houd je dit over. Dat kan
ik leuk vinden; dat kan ik niet leuk vinden. Ik wil de wethouder echter nog wat meegeven.
Ik vind de ambitie op zon te laag. De ambitie is torenhoog maar toch te laag. Dat heeft
ermee te maken dat we de kleine dakeigenaren of gewoon de hele particuliere
woningmarkt in Amsterdam meer moeten verleiden tot het gebruik van zonne-energie. Wij
hadden ooit een subsidie en die is opgegaan aan icoonprojecten zoals dat toentertijd nog
heette onder de bezielende leiding van een vorige wethouder en daarom liggen er nu op
de arena heel veel zonnecollectoren. Wat mij betreft moet de Amsterdammer veel meer
worden verleid tot het gebruiken van zonne-energie omdat we daarmee eventueel
windmolens meer overbodig zouden kunnen maken. Dus ik hoor graag van de wethouder
of zij dat dan ook van plan is en hoe zij dat van plan is. Is er nog ruimte om de ambitie van
zon te verhogen?
(De heer GROEN: Ik ben het natuurlijk helemaal eens met het pleidooi
van de heer Van Lammeren om zo veel mogelijk Amsterdammers te
verleiden, maar is hij ervan op de hoogte dat kleine daken eenvoudig weg
niet meetellen in de RES?)
Ja, maar het gaat mij om het volgende. Anders blijft het een papieren exercitie.
Het gaat erom hoeveel energie we verbruiken en hoeveel energie we duurzaam
opwekken. Al zou het niet meetellen in de RES, ik wil gewoon veel ambitieuzere
doelstellingen om te kijken hoe we de Amsterdammers kunnen verleiden tot het gebruiken
van zonne-energie. Dat kan via zonneboilers zijn of via zonnepanelen. Uiteindelijk gaat
het erom hoeveel kilowattuur we kunnen opwekken en hoeveel we daarvan kunnen
gebruiken. Dus ik hoor graag van de wethouder of zij daar nog mogelijkheden of ruimte in
ziet.
(De heer GROEN: Ik was benieuwd op welke termijn we dan een paar
nieuwe initiatiefvoorstellen dan wel moties van de Partij voor de Dieren
tegemoet kunnen zien waarin ze concrete voorstellen doet om nog meer
te doen dan het uitgebreide pakket aan maatregelen dat we al hebben.)
53
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Ik geloof dat ik een zenuw heb geraakt. Ik wil dat best vragen. Wellicht denkt u
wel mee over wat we nog zouden kunnen doen. Maar dit is niet politiek voor mij. Dit is
totaal niet politiek voor mij. We hebben een energievraag die we groen moeten invullen.
Daarvoor moet je elk middel gaan gebruiken want het is al complex genoeg. En de
leveringszekerheid waarop Forum voor Democratie terecht wijst, is natuurlijk ook een
uitdaging. Alleen, dat is nu nog lang niet aan de hand, dus ik vind dat Forum voor
Democratie daar onnodig paniek aan het zaaien is. Dat wij meer groene energie moeten
opwekken als Nederland — we moeten ons echt schamen voor hoe laag wij scoren op de
schaal van Europa en waar we ook nog biomassa bij meetellen — dat is de echte
uitdaging. Daarbij hoort, maar dat zit ook niet in de RES, hoe we gaan bezuinigen. Je kunt
het veel beter niet gebruiken dan … maar goed, dat is een heel ander stuk. Dus hoe
kunnen we meer inzetten op zon?
Dan wind in natuurgebieden. Ik heb daar grote moeite mee. Daarom heb ik de
motie van D66 samen met de heer Groen met verve ondertekend. Het uitbreiden van
zoekgebieden in natuurgebieden. Daar ben ik gewoon op tegen. En ik wil nog dit van de
wethouder horen. We krijgen straks een uitslag over biodiversiteit met betrekking tot
windmolens. Hoe gaat de wethouder dat wegen? Heeft ze daar al een afwegingskader
voor? Aan de ene kant hebben we keiharde wettelijke kaders en aan de andere kant
hebben we dat effect op de biodiversiteit. Dat vind ik echt een interessante vraag. Ja, ik
wil best meestemmen met die zoekgebieden, maar als dan achteraf blijkt dat het slecht is
voor de biodiversiteit maar dat we het toch gaan doen, dan wil ik dat toch echt
voorkomen. Dus ik vraag hoe ik nu zekerheid kan krijgen van het huidige college hoe het
daarmee omgaat.
(De heer GROEN: De heer Van Lammeren zei dat hij tegen mijn motie
over Landelijk Noord gaat stemmen omdat dat natuurgebied is. Is hij
ervan op de hoogte dat een aanzienlijk deel van Landelijk Noord niet-
nationaal natuurnetwerk is en niet-Amsterdamse ecologische structuur?
En verandert dat zijn stemgedrag?)
Nee, mijn stemgedrag verandert niet. Ja, daarvan ben ik op de hoogte. We
moeten veel meer groengebieden aanwijzen als belangrijk ecologisch gebied want zelfs
een grasveld bij monde van het CDA heeft ecologische waarde. Dat is ook gewoon zo.
Daarom moet je ook geen kunstgras in het groen, in de hoofdgroenstructuur aanleggen.
Daarop heeft mijn collega Bloemberg-lssa GroenLinks al vaak genoeg gewezen. Nu het
stemgedrag van GroenLinks daarover nog.
Wethouder, een ambitieus plan. Een grote uitdaging. Verzeker mij dat wij de
ecologie en de biodiversiteit als zeer prominent in het afwegingskader meenemen.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ceder.
De heer CEDER: Ik houd het kort want er is al heel veel gezegd. Dit stuk is een
belangrijk stuk omdat het over de lange termijn gaat. Het gaat over de bijdragen die
Amsterdam levert aan de energietransitie, wat voor energie dat zal zijn en zo ja, waar er
ruimte is om deze energie te kunnen opwekken. Hoewel er binnen mijn fractie enige
scepsis is over de zoekgebieden met name voor windenergie, weten we ook dat dit geen
definitief stuk is en dat de uitwerking daarvan nog wordt voorgelegd aan de raad. Het is
nog niet aan ons om nu een definitief besluit te nemen. We stemmen nu niet in met
specifieke locaties maar globaal met een richting van welke gebieden en mogelijke
locaties er gaan worden gezocht. We vinden het wel belangrijk dat we beperkingen zien
als het gaat om zonne-energie. Dat vinden we ergens ook onnodig. Bijvoorbeeld als het
gaat om zon op water. In het huidige concept gaat het om een nee-tenzijprincipe en dat is
94
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
voor ons veel te mager. Wat de ChristenUnie betreft worden al die zoekgebieden voor zon
op water gepromoveerd van nee-tenzij naar een normaal zoekgebied. Daarom ook mijn
vraag aan het college welke mogelijkheden het hiervoor ziet met name als het gaat om de
Noorder IJplas. Er staat nu een coöperatie klaar om te beginnen. Mocht er een plan
worden uitgevoerd waarbij slechts 5% tot 10% van de plas wordt benut, dan is dat wat
ons betreft een mooi begin om daarmee met die lessons learned op zoek te gaan naar
andere zoekgebieden voor zon op water. Daarom hebben wij een motie met GroenLinks
die al is ingediend door het lid Groen en we hopen op steun van de raad.
(De heer VAN LAMMEREN: Ik hoor hier dat de ChristenUnie het nee-
tenzijprincipe wil omdraaien, maar de Partij voor de Dieren is van de
voorzorgsmaatregelen. De effecten op de ecologie in het water, de
biodiversiteit van zon op water zijn nog lang niet bekend genoeg. Is de
ChristenUnie dan nog steeds voorstander van zonnepanelen op het water
leggen?)
De ChristenUnie is van mening dat er initiatieven bekend zijn, bijvoorbeeld in
Zwolle waar je ziet dat het eigenlijk heel goed past binnen de huidige ecologische
structuur. Dat gaat goed. Daarbij wordt zelfs meer energie opgewekt dan bijvoorbeeld op
daken. Dus Amsterdam is niet de enige stad waar dit zou kunnen worden uitgevoerd. Ik
zou u graag willen verwijzen naar bijvoorbeeld Zwolle waar dit echt al een tijdje
plaatsvindt. Misschien kunnen we verschillen over wat daarvan nu de uitkomsten zijn en
misschien heeft u een wat langeretermijnvisie dan ik nu voor ogen heb als het gaat om de
uitkomsten. Maar volgens mij gaat het goed. Daarom denken wij ook dat we dat in
Amsterdam moeten overwegen.
(De heer VAN LAMMEREN: Kijk, het staat buiten kijf dat zonnepanelen
meer energie opleveren als ze niet te warm worden, dus op groene daken
of op water dat koel is. Daarom is de combinatie groen dak en
zonnepaneel zo goed dus om meer redenen dan alleen
energieopwekking. De vraag is of je nu al zonnepanelen op water wil
leggen zonder dat je echt de effecten kent op de biodiversiteit. Zo ken ik
de ChristenUnie niet. Toch zegt de ChristenUnie, nee, dat willen we gaan
doen. Dat het in Zwolle meer energie oplevert, dat geloof ik. Maar het
gaat mij om de biodiversiteit.)
Ook dat vinden wij belangrijk. Ik heb net aangegeven dat het heel goed mogelijk is
binnen de ecologische structuur zonder schade aan te richten die panelen in te passen.
We kunnen misschien van mening verschillen over wat de echte uitkomsten zijn, maar wat
ons betreft kan dat. U heeft zelf ook aangegeven dat het een onderzoek is. Er zal nog een
uitkomst komen en daarover ga ik dan graag met u in gesprek. Voor nu vinden wij het
belangrijk juist omdat het concept wordt omgedraaid. Daarom hebben wij een motie
ingediend waarbij we hopen op steun van de raad.
De VOORZITTER: Er is vanuit het college behoefte aan een schorsing tot 16.00
uur en vanaf dat moment zal de heer Torn het voorzitterschap van mij overnemen.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor tien minuten.
Voorzitter: de heer Torn
De VOORZITTER heropent de vergadering. Het woord is aan wethouder Van
Doorninck.
59
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Wethouder VAN DOORNINCK: Dank voor alle inbreng van alle partijen in de
raad. Dat laat het belang van dit onderwerp zien maar ook de impact van dit onderwerp. Ik
heb inderdaad al eerder gezegd dat de energietransitie een zeker zo grote impact heeft
als de industriële revolutie. De transitie die we met elkaar doorgaan, is enorm en die kan
niet zonder dat je dat gaat zien in de stad en in ons landschap. Daarvan zijn wij ons
ontzettend bewust. We zijn ons er ook heel erg van bewust dat we daarmee voorzichtig
moeten omgaan terwijl we heel erg ambitieus zijn. Die ambitie laat zich in cijfers zien maar
ook weer niet helemaal. We hebben een grote ambitie en toch kunnen we lang niet alles
opwekken wat we in deze stad nodig hebben. Dat weten we. Dat betekent dat we
afhankelijk zijn van anderen. Dat geeft ons ook echt de verantwoordelijkheid om dat wat
kan ook werkelijk te gaan doen juist omdat we ook weten dat een zelfde discussie zal
plaatsvinden in Noord-Holland Noord waar veel meer ruimte is en waarbij het niet solidair
zou zijn als we denken, het kan daar wel. Ik denk dat we dit niet alleen doen voor onze
kinderen en kleinkinderen. Dat is altijd de belangrijkster drijfveer. Dank ook voor de
woorden van de heer Boomsma over het goede rentmeesterschap wat natuurlijk een van
de kernpunten van ons klimaatbeleid is. We doen het ook in solidariteit met andere
plekken in Nederland waar het misschien logischer is om wind en zon op te wekken maar
waarbij we ook weten dat mensen om hun leefomgeving geven, dat mensen om hun
uitzicht geven. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat we in Amsterdam erkennen dat we
hier een taak hebben terwijl we weten dat we heus niet alles kunnen doen wat nodig is
voor onze eigen energie. Dat is zeg maar de ambitie die deze RES vanuit Amsterdam
uitstraalt.
Ik wil u heel even meenemen in het proces. Dat kan een aantal vragen al
beantwoorden, denk ik. Wij dienen nu ons bod richting de RES Noord-Holland Zuid in.
Daar komen alle andere gemeenten ook iets vertellen en ze komen met hun bod bij de
regio’s. Dan hebben we één bod Noord-Holland Zuid. Dat komt ook bij u langs nog voor
de zomer. Dat is dan het gemeenschappelijke bod van alle regio’s in Noord-Holland Zuid.
Dat bieden wij de landelijke overheid aan. Die rekent het door; die rekent alles door en die
komt daarna terug om te zeggen of het genoeg is of niet. Dan kunnen wij in januari onze
definitieve RES 1.0 berekenen. In dat stuk zal een aantal punten wat uitgebreider zitten
bijvoorbeeld verdere studie naar biodiversiteit. Dus de RES 1.0 is niet een directe
vertaling van wat er nu staat. Daarin zullen al wat meer algemene verhalen rondom die
grote thema’s in staan hoe we onze zaken afwegen. Op het moment dat wij die RES 1.0
hebben, gaan we weer verder met onderzoeken. We zijn nu al begonnen in de
zoekgebieden met die verdere onderzoeken en daarmee blijven we doorgaan. Op het
moment dat daadwerkelijk een gebied wordt bepaald om een windmolen te plaatsen, dan
gaan we ook een MER-procedure in. Op dat moment hebben we veel meer kijk op de
impact op biodiversiteit of op ecologie omdat we die MER-procedure voor een vergunning
moeten doen. Een vergunningaanvraag komt ook altijd weer bij u langs. Dus op die
manier hebben we meerdere momenten dat ook de raad wordt meegenomen. We gaan
natuurlijk trechteren. We hebben nu gezegd, de zoekgebieden zijn wat wettelijk kan.
Straks gaan we echt een trechter in. Het zal waarschijnlijk echt een belangenafweging
worden die uiteindelijk per windmolen aan u wordt voorgelegd, waar dan ook een MER bij
zit en waarbij de vergunningaanvraag hier langs komt. Dat is even het proces waarbij die
moeilijke afwegingen op verschillende manieren langs gaan komen.
Dan de discussie over de 600 m. Inderdaad, in de provincie geldt een
bovenwettelijke eis voor 600 m. Op het moment dat wij onze onderzoeken gaan doen
naar waar Windmolens komen, zou het best zo kunnen zijn dat wij tegen die 600 m
aankomen. Ik wil alle ruimte hebben om daarover een discussie met de provincie te
hebben, want het lijkt mij ontzettend zonde als we een goede plek hebben voor een molen
56
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
en we zouden die niet kunnen realiseren vanwege een bovenwettelijke eis van de
provincie. Daar wil ik niet in meegaan.
We hebben het heel veel over zon gehad. Waar kan zon allemaal? Wij zeggen,
geen dak onbenut; zon waar het kan. En dat betekent dat we in de RES met name naar
de grote daken kijken. Daarover ging ook een stukje van de discussie. Die grote daken
tellen mee voor de RES. Alles boven de 60 panelen telt mee voor de RES. Dat betekent
niet dat we die andere dingen niet doen. We willen er echt vol op inzetten, ook op
monumenten. Daarom zijn we heel erg aan het kijken wat er kan bij monumenten en wat
er niet kan. Of wat kan in beschermd stadsgezicht en wat niet kan. Dat is eigenlijk de
zorgvuldigheid die we in alles met de RES heel erg inzetten.
Mevrouw Van Soest ging nog even in op haar motie over zon op
geluidsschermen. Daarop heeft u begin van dit jaar antwoord gekregen. Op de
Leeuwarderweg was de besluitvorming helaas al te ver om het daar nog in te brengen. In
onze gesprekken met de rijksoverheid gaan we altijd dat gesprek aan als het gaat om de
vervanging van geluidspanelen. Uiteindelijk is de rijksoverheid de beheerder en zij is de
bezitter van de geluidsschermen maar uiteraard is dat een hele goede plek om
zonnepanelen aan te brengen. Dus daar waar het kan, zullen wij elke keer het rijk daarop
aanspreken. Het rijk wil dat zelf ook wel vaak.
(Mevrouw MARTTIN: Ik was benieuwd hoeveel zonnepanelen er op de
Stopera passen. Weet u dat?)
Dat heeft collega Meliani uitgebreid uitgerekend. Die gaat over het vastgoed. We
zijn op dit moment druk bezig de Stopera voor zover technisch mogelijk vol te leggen. Er
liggen er al een heleboel op en er komt de rest van het jaar nog veel meer op. Alleen, dan
kan het zijn dat u helemaal aan het einde zegt, ik zie nog een stukje onbedekt, maar dan
is dat een plek die technisch niet kan. De Stopera komt wel vol. We moeten veel verder
kijken dan alleen de Stopera want we hebben veel meer gemeentelijke daken, veel meer
gemeentelijk vastgoed. Een van de acties die we vorig jaar hebben ingezet en die mijn
voorganger heeft ingezet, is dat wij gemeentelijke daken ter beschikking stellen aan
zonnecoöperaties van Amsterdammers zelf zodat mensen die zelf geen dak hebben, op
gemeentelijke daken een paneel kunnen leggen waarvan zij de vruchten plukken.
Daarmee beantwoord ik ook een beetje de vraag van de heer Bakker die ernaar vroeg
hoe het kan dat wij dit niet doen. Ik kan hem geruststellen, we doen het al en we gaan
steeds meer doen. Er is vorig jaar bij mij in de buurt — je kunt per postcode bekijken of je
eraan meedoet — dat gebouw van Merkelbach ter beschikking gesteld voor de buurt. Dus
kijk op verschillende pagina’s. Je kunt je postcode intypen en dan zie je meteen of er in de
buurt een gemeentelijk dak is waarop je kunt inschrijven. Dus we zetten volledig in op
zon.
De heer Van Lammeren had het over de vraag of onze ambitie groot genoeg is.
We hebben een ambitie voor 150 megawatt voor zon op kleine daken naast de 400
megawatt die we hebben op grote daken. Ik kan het niet veel meer stretchen. De heer
Van Lammeren vroeg ook wat we eraan doen om dat voor de Amsterdammer zo
aantrekkelijk mogelijk te maken. We hebben 2020 uitgeroepen tot het jaar van de zon. Dat
betekent dat we vooral heel erg gaan zoeken hoe we het mensen gemakkelijk kunnen
maken. We weten dat zonnepanelen zich vrij snel terugverdienen. Subsidie is niet de
meest geëigende manier, maar bijvoorbeeld wel collectief inkopen voor dakeigenaren.
Bijvoorbeeld gratis advies aan VvE’s. Hoe doe je dat in een gespikkelde VvE. Dat ligt
vaak moeilijk. Dus we zijn heel erg bezig met ontzorgen. Ik heb u in de commissie
toegezegd en dat doe ik nog een keer, dat ik bij u met een lijstje kom van al die
maatregelen om het mensen makkelijker te maken. Dat komt uw kant op zodat we dat als
dat nodig is, nog kunnen bespreken.
97
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Dan is er een discussie geweest over kernenergie. Dat is een terugkerende
discussie die volgens mij elke keer komt omdat men eigenlijk liever andere dingen niet wil.
Dan wordt kernenergie opeens in de ogen van sommigen aantrekkelijk. Ik behoor niet tot
die groep. Ten eerste puur vanuit principiële redenen. Ik vind niet dat je een techniek
moet gebruiken waarbij wij geen flauw idee hebben wat je met het afval moet. Dat afval is
zwaar, zwaar giftig en verontreinigend. Op dit moment is er in Duitsland een mijn waarin
wij nog steeds de boel afstorten. Het enige wat wij kunnen doen is er elke keer maar weer
een cementlaag overheen gooien, want we hebben geen idee wat we met al dat afval
moeten doen. Het hele idee van onze energietransitie is dat we naar hernieuwbare
energie gaan. Het hele idee van een circulaire economie is dat wij nu juist geen producten
meer hebben die afval veroorzaken waarvan we niet weten wat we moeten doen. Dus dat
we ook geen grondstoffen, uranium of mesothorium — dat is kernenergie light dus dat
heeft alle nadelen van kernenergie maar het levert minder aan energie op — delven op
een net zo vervelende manier als we dat met fossiele grondstoffen doen en dat we net zo
veel afval hebben, radioactief nog wel. Dus dat is waarom ik principieel geen voorstander
ben van kernenergie. En als het zo’n goed businessmodel zou zijn, dan werd het allang
gebouwd. We zien op een heleboel plekken, de heer Groen verwees er al naar, in landen
waar ze tegen enorme kosten oplopen en enorm lange tijd werken aan kerncentrales die
er nog steeds niet staan. Een ander punt van kernenergie dat problematisch is, is dat je
pieken en dalen hebt bij wind- en zonne-energie, dus dan zou je extra energie willen
hebben die dat opvangt. Maar dat is nu precies wat kernenergie niet doet. Dat is een
gestage stroom van energie. Als je die voor pieken gaat gebruiken, dan wordt die juist
heel erg duur. Dus ook vanwege die praktische naast de ideologische reden ziet het
college kernenergie niet als een goed middel.
(Mevrouw VAN SOEST: Kan de wethouder mij uitleggen waarom we
bang zijn dat we het niet gaan redden met alle maatregelen die dit college
op dit moment probeert te nemen?)
Volgens mij ben ik mijn betoog begonnen met de woorden dat wij niet genoeg
energie gaan opwekken om het gebruik in deze stad te dekken. Wij zullen dus afhankelijk
zijn van andere manieren en dat is wind op zee, windenergie en zonne-energie uit andere
gebieden. Dat weten wij. Ik denk dat er nog heel veel innovatie nodig is en dan denk ik dat
waterstof bijvoorbeeld als energiedrager belangrijk is en dat er innovatie nodig is om veel
beter met die piekbelasting om te gaan. Dat zal dus ook iets van ons vragen in hoe wij
energie gebruiken. Daarbij gaat het niet alleen om hoe wij energie besparen, maar ook
dat je zorgt dat je het gebruik hebt op de piekmomenten. Daarvoor is innovatie nodig. Dus
we zijn er nog niet, mevrouw Van Soest. De problemen van piekbelasting gaan we niet
oplossen met kernenergie.
(Mevrouw VAN SOEST: Die piek is er inmiddels al. Mijn laadpaal zegt na
4 km dat hij ermee ophoudt. Maar kunt u met droge ogen beweren dat wij
geen kernenergie halen uit Frankrijk?)
Nee, zeker niet. Dat beweer ik ook niet.
(Mevrouw VAN SOEST: Dat gebeurt dus wel. Dan denk ik, moeten we dat
Frankrijk opzadelen met al die narigheid? We zijn hartstikke groen bezig,
maar we halen daar wel de stroom vandaan. Kunt u daarmee leven?)
Ik zou het liefst een zo groen mogelijke energiemix willen zien. In Amsterdam
zetten we alles op alles om inderdaad die kant op te gaan.
(De heer KREUGER: Als ik het goed begrijp, is het dus de afweging of je iets
verduurzaamt. De afweging die daarbij zit, is in hoeverre iets afval oplevert of gevaarlijk is
voor de gezondheid?)
58
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Ik heb volgens mij net een heel rijtje genoemd van nadelen van kernenergie
waarbij afval er eentje is. Het is wel heel gevaarlijk afval. Daarnaast is er natuurlijk het
gevaar van uranium of thorium überhaupt, met name uranium. De heer Bakker refereerde
al aan twee grote kernrampen die we hebben gehad en de nasleep daarvan. Die straling
hebben we nog steeds.
(De heer KREUGER: Ik vind de wethouder hierin heel erg selectief. Als
het dan om kernenergie gaat en het is gevaarlijk voor mensen, dan kan
het niet, terwijl er op dit moment, as we speak, gewoon kleine kinderen in
Congo door mijnen heen kruipen om kobalt en andere troep eruit te halen
waarvan je sneller dood gaat. Dat is allemaal omdat u auto’s wilt
verduurzamen.)
De heer Kreuger zou mij moeten kennen als iemand die überhaupt erg van
circulaire economie houdt en heel veel dingen aankaart juist omdat we circulair moeten
worden. Ik vind dat alle grondstoffen niet meer gedolven moeten worden, maar moeten
worden hergebruikt. Dat is de economie waarnaar we naartoe gaan. Dus nee, kinderen in
mijnen voor wat dan ook, arbeidsuitbuiting waar dan ook ter wereld, daar ben ik
ontzettend op tegen. Volgens mij moeten we dat zo snel mogelijk uit allemaal gebruikte
zaken halen. Dat vraagt een enorme omslag die onze maatschappij en misschien ook
wel onze gebruiksvoorwerpen gaat veranderen.
Ik ga door met mijn betoog. Volgens mij heb ik een aantal grote punten genoemd
en dan ga ik nu snel door de vragen heen om daarna bij de moties te komen. Ik heb het al
kort gehad over windmolens in natuurgebieden. Als dat ergens plaats zal vinden, dan zal
daar een MER moeten plaatsvinden. Biodiversiteit is een belangrijk punt waarop wordt
gemeten. Dat betekent niet dat er per definitie geen windmolen in een natuurgebied kan
komen staan. Er staan bijvoorbeeld windmolens in het IJmeer en dat is een Natura-2000-
gebied. Dus dat kan.
(De heer KREUGER: Er werd net een interessant punt door de heer Van
Lammeren opgeworpen als het erom gaat niet al het benodigde uit wind
of zon te kunnen halen. Dat ging over hele grote zonneweides elders ter
wereld. De Sahara werd geloof ik genoemd. En die energie dan met
waterstof naar Amsterdam brengen, naar de energiehub die we aan het
bouwen zijn. Hoe staat u daar tegenover?)
Ik weet dat dat idee er ook bij de Europese Commissie is. Volgens mij gaat het
dan om Noord-Afrika. Ik denk dat alle ontwikkelingen rondom waterstof heel interessant
zijn. Vooralsnog kijken we natuurlijk heel erg naar het waterstof dat in de Amsterdamse
haven zou kunnen worden gemaakt van windenergie die uit de Noordzee komt. Dus ik
denk dat je dat op allerlei manieren moet gaan onderzoeken.
(De heer KREUGER: Ik vind het wel grappig maar ik vind het ook wel
weer betrekkelijk hypocriet want juist een van de redenen om geen olie en
dat soort zaken meer te willen is niet afhankelijk willen zijn van foute
regimes. Dan wordt er hier een balletje opgegooid om op de plek waar die
foute regimes zitten zonneweides aan te leggen om waterstof te
verschepen. Dan zegt u, dat is een goed idee. Is dat niet vreemd?)
Ik denk dat de heer Kreuger vrij selectief citeert uit mijn woorden. Ik heb gezegd
dat we naar heel veel innovatieve manieren moeten gaan kijken en dat dit er een van zou
kunnen zijn. In eerste instantie kijk ik naar waterstof die direct van onze eigen Noordzee
komt.
De vragen van de heer Groen ga ik straks bij de moties beantwoorden. Mevrouw
Van Soest ging ervanuit dat Amsterdam helemaal in haar eentje met allerlei ideeën komt.
Nee, wij voeren hier gewoon landelijk beleid uit. We moeten een RES opstellen en dat
59
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
doen we dan ook. Wij gaan zeker geen grond onteigenen om windmolens neer te zetten.
Ik denk dat grondeigenaren heel blij zijn als er daar een windmolen komt en ik denk dat
het er juist om gaat dat de grondeigenaren dat samen met de omwonenden gaan doen.
De heer Boomsma had het over zon op kleine daken. Ik denk dat ik dat al heb
beantwoord en dat ik ook al heb gereageerd op kernenergie. Op mevrouw Marttin kom ik
straks terug bij de motie. Op de vraag over de Stopera heb ik antwoord gegeven. Ik hoop
dat u ook tevreden bent met een doorkijk naar het hele proces en dat u zeker weet dat per
windmolen de vergunning bij de raad langskomt. De heer Kreuger heb ik beantwoord daar
waar het gaat om de leveringszekerheid. Dat los je zeker niet op met kernenergie; dat is
beslist geen oplossing op die piekmomenten. Over de 600 m heb ik ook het nodige
gezegd. De heer Bakker gaat voor klimaatrechtvaardigheid. Zo kennen we hem en daar
ben ik heel blij om. Ik denk juist dat we heel erg een democratisering van de
energielevering en -productie kunnen maken op het moment dat we lokaal gaan
opwekken en daarop willen we vol inzetten. Dus ja, dat moet zo veel mogelijk en
bewoners moeten zo veel mogelijk meeparticiperen. Dan kijk ik ook even naar de heer
Biemond. Die zegt, moeten dat dan alleen de coöperaties zijn, want dat zijn mondige
mensen en die weten de weg wel. Daarom vind ik het idee van de heer Bakker dat ook al
in de RES staat dat je niet alleen via coöperaties maar ook via zo’n omgevingsdocument
mensen kunt compenseren. Dus dan zijn het niet per se de actieve bewoners maar ook
de omwonenden die dan worden meegenomen in de winst van zo'n molen.
(De heer BOOMSMA: Ik had een vraag gesteld over de helikopterroute
en in hoeverre kan worden onderzocht die aan te passen om daarmee
meer molens in de haven te realiseren.)
Wij zijn al met de haven in gesprek over de helikopterroute omdat we ook
rekening moeten houden met de windmolens die er nu staan. Dus dat gesprek is
voortdurend gaande. Het is niet zo dat er geen windmolens kunnen staan door die
helikopterroute. Wij kunnen bijvoorbeeld ook de windmolen even uitzetten op het moment
dat er een vlucht is en dan gaat die daarna weer aan. Wij doen dat bijvoorbeeld ook op
andere momenten. Als er een ganzentrek is, gaan de windmolens ook uit. Dus we moeten
er wel op letten dat die helikopterroute geen grote beperking gaat worden, maar
vooralsnog doen we dat in goed overleg met de haven. Het probleem met de
helikopterroute is dat het echt heel moeilijk is om een goede route te vinden. We zijn
natuurlijk voortdurend in overleg en ook op andere plekken in Amsterdam is die
helikopterroute gewoon heel hinderlijk. Het zijn verschillende afwegingen. Vooralsnog is
het geen grote beperking maar dat gesprek moeten we voortdurend voeren. Wellicht moet
de route op enig moment worden aangepast maar vooralsnog is dat niet nodig. De vragen
van de heer Van Lammeren heb ik volgens mij beantwoord. De heer Ceder had het over
de Noorder IJplas en dat komt bij de bespreking van de moties.
Motie nr. 306, de heer Groen zei het al, we zijn nu bezig met een toetsingskader
en daar zit het in. Dat klopt inderdaad. Dat heeft met vrij veel participatie plaatsgevonden.
Waarom doen we zo’n toetsingskader voor de Noorder IJplas? Omdat dat een van de
nieuwe gebieden van Amsterdam is dat straks het centrum wordt van het grote stedelijk
gebied Zaanstad-Amsterdam. Daar willen zich heel veel functies vestigen en daarom
hebben we een toetsingskader gemaakt. Al snap ik uw overwegingen heel goed dat u dat
als een soort pilot zou willen zien, hoe kun je nu met zon op water omgaan, wil ik toch het
democratische proces van zo’n toetsingskader in acht nemen. Ik snap het principe maar
het doorbreekt het proces van het toetsingskader en op die gronden kan ik de motie niet
positief preadviseren.
Dan motie nr. 307 over Landelijk Noord. Daarover kan ik veel duidelijker zijn. Dat
moet ik negatief preadviseren want we hebben juist een heel zorgvuldige afweging
60
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
gemaakt. Het is niet voor niets dat we zeggen dat dit het extra zoekgebied is als we er
niet komen met de andere zoekgebieden. Daarom ga ik het er vooralsnog niet bijhalen.
Dit is een uitgebreide afweging geweest die ik nu niet wil wegzetten.
(De heer GROEN: De voorzitter van de Centrale dorpenraad kwam
inspreken en die sprak een zorg uit. Die zei, als u straks moet uitwijken
naar ons gebied omdat het elders niet lukt, dan hebben we helemaal geen
tijd meer om dat zorgvuldig te doen. Dan zet u die windmolens neer op
plekken waar het echt niet past. Begin liever nu. Hoe beoordeelt de
wethouder dat?)
Ik vind de Centrale Dorpenraad heel erg belangrijk en ik ga daarmee ook graag in
gesprek maar dat betekent niet dat die de enige is die hierover gaat. Wij hebben dit met
veel meer mensen in Noord besproken. Wat dat betreft komt er echt uit dat wij vooralsnog
zeggen dat dit het extra zoekgebied is. Ik kan wel een goed gesprek hebben met de
Centrale Dorpenraad van te voren. Stel dat dit een zoekgebied kan worden, dat we ervoor
zorgen dat er net zo'n zorgvuldig proces voor Landelijk Noord gaat gelden als voor de
andere gebieden heeft gegolden. Ik denk dat ik dan een heleboel zorgen wegneem,
hopelijk ook bij de heer Groen.
Dan heb ik motie nr. 308 van de heer Groen die vraagt ambitieuzer in te zetten. Er
kan 100, waarom doe je niet 100? Ik heb u al uitgelegd dat we bij 100 MW heel weinig
ruimte hebben om het goed in te kaderen. Maar als u zegt, 50 MW is het minimum en als
het meer kan, waarom zouden we het dan niet doen? Dat kan ik wel positief preadviseren.
Dan kom ik bij de motie van mevrouw Timman over biodiversiteit, motie nr. 309. Ik
heb al gezegd dat het in principe voor een deel in het proces zit. Om dat nog een keer
goed te benadrukken en daar bij de RES 1.0 bij u op terug te komen, dat kan ik
toezeggen. Dus die motie kan ik positief preadviseren.
Dan motie nr. 310 over de 600 m-afstand. Dat heb ik al met u besproken. Het lijkt
mij een onnodige beperking die wij onszelf nu al zouden opleggen, dus dat kan ik niet
positief preadviseren.
(De heer BOOMSMA: Maar hoe ziet de wethouder het risico van
geluidsoverlast dan? Die norm is ook gebaseerd op een bepaalde afstand
om geluidsoverlast voor de volksgezondheid te voorkomen.)
Zoals bij alle plekken gaan wij gewoon uitgebreid een heel goed onderzoek doen
waarbij geluidsoverlast, biodiversiteit, zonnehinder, alles wordt meegenomen. Dus we
gaan kijken wat er uit die onderzoeken gaat komen. Ik wil mij niet vastleggen op een
bovenwettelijke eis. Dat zou onze zoekgebieden echt kleiner maken. Ik ga grondig
onderzoek doen. Het wordt maatwerk per windmolen en ik kom bij u terug voor de
vergunningverlening.
Dan motie nr. 311, de tegenovergestelde motie als die van de heer Groen
namelijk dat we helemaal niet meer, nooit, naar Landelijk Noord mogen kijken. Die kan ik
ook niet positief preadviseren want die staat er niet voor niets in als een extra zoekgebied.
We moeten natuurlijk wel ons gelijke deel voor de regio kunnen bieden. Die mogelijkheid
wil ik open laten ook als is dat helemaal aan het einde van het traject als we de rest niet
halen.
(Mevrouw VAN SOEST: Ik wil de wethouder graag uitnodigen voor een
bezoek aan de Noorder IJplas. Dan kunt u zien hoe mooi dat gebied is.
Dat moeten we zo laten.)
Ik vind het een ontzettend aardige uitnodiging van mevrouw Van Soest. Ik ga
graag met haar nog een keer kijken, maar ik ben meermaals bij de Noorder IJplas
geweest en ik weet dus hoe mooi het gebied is, hoe belangrijk het als natuurgebied en als
61
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
recreatiegebied steeds meer gaat worden voor Amsterdammers als we straks de stad
verder gaan uitbreiden aan die kant.
Motie nr. 312 over kernenergie uit de taboesfeer halen. Ik houd me graag in die
taboesfeer met name omwille van de volksgezondheid.
Dan kernenergie in een mix, motie nr. 313. Om dezelfde reden maar ook omdat
het geen onderdeel van de RES is, moet ik die negatief preadviseren.
Dan gaan we naar de participatiemotie van mevrouw Marttin. Die kan ik positief
preadviseren. Het is zo dat wij van grof naar steeds fijnmaziger gaan als het gaat om
participatie. We hebben nu dus heel breed geïnteresseerden uitgenodigd en we gaan op
korte termijn alle belangstellenden en belanghebbenden in alle zoekgebieden uitnodigen
om uit te leggen wat het überhaupt betekent dat iets een zoekgebied is, hoe het proces
eruit gaat zien en wat er allemaal gaat gebeuren. Hoe meer wij richting een
besluitvorming gaan, dan worden mensen langzamerhand per huisadres uitgenodigd. Het
wordt dus enigszins getrechterd om ervoor te zorgen dat iedereen die is geïnteresseerd er
voortdurend bij kan zijn. Op het moment dat echt de belangen gaan tellen en als we zeker
weten dat er iets komt of als we meer getrechterd zijn, dan gaan we echt mensen huis
aan huis uitnodigen voor een bijeenkomst. Uw idee om het zichtbaar te maken is een
methode die we al hebben gebruikt bij de ateliers. Dus dan kun je digitaal zo'n molen
inprinten in een landschap waarbij je van allerlei kanten kunt bekijken hoe dat er dan uit
gaat zien. Dat gaan we zeker doen want dat is een hele goede manier om het gesprek te
voeren.
(Mevrouw MARTTIN: Nog een aanvullende vraag. Het proces is dan heel
goed doordacht maar ik wil het nog even kunnen plaatsen in de tijd. We
moeten in het eerste kwartaal van 2021 al met een eerste RESversie 1.0
komen. Dan zijn nog niet al die exercities geweest. Waar zitten we dan
ongeveer in dit proces?)
Ik denk dat dat een beetje verschilt per gebied. Ik denk dat het voor sommige
gebieden vrij duidelijk is waar die eventuele molen terecht zou kunnen. In andere
gebieden kan dat veel lastiger zijn. Dus ik kan dat niet precies vertellen. Als je
bijvoorbeeld gaat kijken bij het gebied bij het Sciencepark, dan ben je er vrij snel uit waar
het zou kunnen. Dat is ook een vrij klein gebied. We weten ook dat de UvA ze daar graag
wil hebben, degene die daar aan het ontwikkelen is. Je zit ver genoeg van de woningen
af. Dus het zou kunnen dat je er daar vrij snel uit bent. In natuurgebieden zal veel meer
onderzoek nodig zijn. Ik vind het dus heel lastig om dat aan te geven. Ik kan alleen
zeggen dat de RES 1.0 een bestendiging is van de zoekgebieden. Wij zijn dan zelf in ons
onderzoek al weer verder. We hebben dan in ieder geval al wat meer impactmetingen
rondom biodiversiteit. Dan heb ik motie nr. 314 net positief gepreadviseerd.
Dan gaan we naar motie nr. 315 van de heer Bakker cum suis. Die gaat over het
omgevingsfonds en de omwonendenregeling. Ik heb volgens mij net al laten
doorschemeren dat ik deze motie positief kan preadviseren.
En datzelfde geldt voor uw motie nr. 316 over de omgevingsovereenkomst.
Daarmee ben ik door alle moties heen en daarmee heb ik alle vragen beantwoord.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kreuger.
De heer KREUGER: Even terugkomend op de motie over kernenergie die wij
samen met het CDA hebben ingediend, vind ik het een beetje moeilijk dat er bij de RES
vaak wordt gezegd dat het een bottom up proces is. Je merkt eigenlijk aan alles dat het
62
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
uiteindelijk heel erg top down wordt. Wat ik nu aan het doen ben, is bottom up dingen aan
het meegeven en dan wordt er top down gezegd, dat zit niet in de RES. Dat is volgens mij
precies wat we hier aan het doen zijn. Ik doe suggesties waar het beter kan en waarmee
u op pad kunt, maar dan zegt u, nee, dat gaan we niet doen. Dus ik zou heel erg graag
willen weten hoe de wethouder nu precies de verhouding tussen bottom up en top down
ziet in dezen.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van Doorninck voor de
beantwoording.
Wethouder VAN DOORNINCK: Ja, de RES is een bottom up procedure die
volgens mij met name zo wordt genoemd omdat de vorige keer de provincies of de regio’s
de taak hadden gekregen te laten zien wat ze lokaal zouden willen opwekken. Toen werd
dat door de regering over ze uitgestrooid en toen zeiden ze, zo willen we het niet. We
willen het bottom up. Dus het is met name een proces vanuit de regio’s naar de landelijke
overheid. Maar dat kun je ook doorvertalen en dat doen we hier in Amsterdam, in deze
regio waarbij we zeggen, de regio is Noord-Holland Zuid en we hebben ook nog kleinere
regio’s die het zelf bepalen. Dat zou je nog anders kunnen maken en je zou kunnen
zeggen dat raadsleden hun wensen en bedenkingen kunnen meegeven. Nu heeft u een
wens en bedenking en die gaat over kernenergie; de heer Groen heeft een wens en
bedenking en die gaat over Landelijk Noord. Het college maakt uiteindelijk de afweging
over de wensen en bedenkingen. Dus het is heel fijn dat u die indient, maar ik neem die
niet over. Andere zaken die zijn ingediend — er zijn best wel veel moties wel positief
gepreadviseerd — zie ik als het proces. Daarnaast is het ook nog zo dat dit inderdaad het
proces van de RES is. Uiteindelijk is het wel de landelijke overheid die bepaalt wat ze
meetelt of niet. Daar zit kernenergie sowieso niet bij. Maar u weet van mij ook dat dat
zeker niet de reden is waarom ik kernenergie niet meeneem. Dat is omdat dit college niet
gelooft in kernenergie als oplossing.
De discussie wordt gesloten.
14.
Instemmen met het investeringsbesluit Amstelkwartier 3e fase en het beschikbaar
stellen van twee uitvoeringskredieten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 268)
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Naoum Néhmé.
Mevrouw NAOUM NÉHMÉ: We hebben bij het Amstelkwartier een goede
discussie in de commissie gevoerd met de wethouder over de sportfaciliteiten. Het viel me
op dat eigenlijk iedereen van links tot rechts de wethouder opriep de sportnorm voortaan
te behalen. Daarop heeft de wethouder twee toezeggingen gedaan die ons denk ik wel
gerustgesteld hebben, namelijk dat het onderzoek naar Drieburg in 2023 wordt afgerond
waarbij de inzet is om het gebruik van Drieburg te intensiveren en dat er in het voorjaar
van 2021 reserveringen worden gemaakt voor extra sport. Dus dat is heel mooi. Nu is dat
natuurlijk geen oplossing voor de korte termijn en daarom dien ik een motie in met bijna
de gehele gemeenteraad om oplossingen voor de korte termijn te vinden via de
sportfaciliteit van de Nationale Politie.
63
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
63° Motie van de leden Naoum Néhmé, Poot, Kilig, Van Schijndel, Boomsma,
Bloemberg-lssa, Van Renssen, Van Dantzig, Ceder en Van Soest inzake sportfaciliteit
APGS voor Amstelkwartier fase II (Gemeenteblad afd. 1, nr. 317)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- in gesprek te gaan met de Nationale Politie en zich daarbij in te zetten voor
openstelling van de politiesportfaciliteit APGS (Amsterdamse Politie
Gymnastiek en Sportvereniging) in het weekend voor alle Amsterdammers
dus ook voor niet-leden van de Nationale Politie.
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Kilig.
Mevrouw KILIG: Ik heb slechts twee vragen. Eerst inzake de parkeernorm.
Waarom houdt dit linkse college een ongelijkheid in stand? Waarom kiest het college voor
meer rechten voor rijkere mensen? Ik doel hiermee op de norm voor parkeerplaatsen.
Waarom geldt alleen voor vrijesectorwoningen een norm van 0,6 parkeerplaats voor
woningen groter dan 60 m?? Waarom geldt deze norm niet voor alle woningen die groter
zijn dat 60 m?? Waarom hebben rijkere mensen recht op meer parkeerplaatsen terwijl
mensen in de sociale woningbouw met een even grote of zelfs grotere woning met minder
genoegen moeten nemen? Dit vindt DENK onterecht en wij verzoeken de wethouder geen
onderscheid te maken tussen sociale woningen en vrijesectorwoningen maar de norm
gelijkwaardig toe te passen op woningen van gelijke grootte. Is de wethouder daartoe
bereid?
Daarnaast vind ik uitgaan van de gemiddelde waarde van verschillende typen
woningen voor het gebruiksoppervlak GBO te vaag. Is de wethouder bereid om van de
gemiddelde gebruiksoppervlaktewaarde een minimale waarde te maken? Voor beide
vragen geldt: indien nee, waarom niet?
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Van Renssen.
Mevrouw VAN RENSSEN: Ik wil graag memoreren dat we hier in Amstelkwartier
derde fase 800 woningen gaan bouwen, wat GroenLinks betreft een heel mooi project op
een goede plek, een typische goede uitbreiding van de stad die we allemaal zo graag
wensen waarbij 40%-40%-20% geldt en waarbij ook sprake is van natuurinclusief
bouwen. Ik zie ook uit naar het beleid van natuurinclusief bouwen wat hier een pilot zal
zijn. Er is een plek voor een broedplaats en er wordt klimaatbestendig gebouwd.
Inderdaad, nu blijkt dat niet volledig aan de veldsportnorm kan worden voldaan. Dat
memoreerde collega Naoum Néhmeé al zojuist. Net als de VVD vinden wij dat we op een
creatieve manier moeten omgaan met de ruimte in de stad, dat er sprake moet zijn van
dubbelgebruik en dat past denk ik ook bij de deeleconomie en bij een economie waar het
meer gaat om gebruik en minder om bezit of alleenrecht. Ik hoop dus ook dat we op een
creatieve manier naar die beschikbare sportfaciliteiten in onze gemeente kunnen kijken en
wellicht naar de huurovereenkomsten die daar gelden. Wij hebben er alle vertrouwen in
dat we dat ook gaan doen, maar natuurlijk ondersteunen wij ook graag de motie van de
VVD om dat ook bij de Nationale Politie te dien. Wat betreft de parkeernormen begrijp ik
dat er nog 80 parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden gebouwd in het
Amstelkwartier. Dat is dan een punt dat GroenLinks liever helemaal niet had gezien, want
64
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
die openbare ruimte hadden we ook kunnen gebruiken voor klimaatadaptatie en groen.
We begrijpen dat dit de keuze is die het college heeft gemaakt.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Van Doorninck voor de
beantwoording van de vragen en een preadvies op de motie.
Wethouder VAN DOORNINCK: Dank aan de sprekers. Ik vind dit ook een heel
mooi plan. De sportnorm en dan met name over de georganiseerde veldsport, daarover
hebben we het hier, want er zijn natuurlijk een heleboel plekken op dit terrein waar
sportmogelijkheden gaan komen, maar het gaat specifiek over die georganiseerde
veldsport. Er zijn natuurlijk een heleboel plekken op dit terrein waar sportmogelijkheden
gaan komen, maar het gaat specifiek over die georganiseerde buitensport. Daar loop je in
Amsterdam op meer plekken tegenaan. Een gebied waar je 800 huizen gaat bouwen,
daar ga je geen hele sportclub maken. Dus je moet wat breder kijken. De problematiek
van Amstelkwartier derde fase geldt eigenlijk voor heel Over-Amstel. Dat zoekgebied voor
sportfaciliteiten is echt breder dan alleen hier. Dat geldt voor het hele gebied en daarom
kijken we specifiek naar die intensivering van Drieburg. Daar zijn we al mee bezig. Sport
en Bos is daar al mee bezig. Die bestuursopdracht is uitgegeven en daarom hebben we
dat ook al in de voorjaarsnota opgenomen. We weten dat we het gaan doen. Die
intensivering moet er komen en die zal dus zowel voor mensen van Amstelkwartier zijn,
maar ook voor de mensen die er al sporten. Dus het is ook een kans dat daardoor de
sportclubs kunnen uitbreiden en daardoor meer leden kunnen krijgen. Dat is echt een
kwalitatieve en kwantitatieve uitbreiding die we op deze manier een plek kunnen geven.
Het is echter niet genoeg. Dat ben ik met u eens. We zijn in gesprek met de Nationale
Politie maar een motie helpt daarbij om te laten zien dat dat namens de hele raad is en
dat we hiermee echt doorgaan en dat we deze sportmogelijkheid echt willen zien. Dus
dank voor die motie; die kan ik positief preadviseren.
Mevrouw Kilig had nog specifieke vragen over het parkeerbeleid. Zij stelt eigenlijk
het hele Amsterdamse parkeerbeleid ter discussie. Dat gebeurt nu bij deze
gebiedsontwikkeling terwijl wij ons gewoon houden aan het beleid. Mevrouw Van
Renssen vindt dat het allemaal nog veel te ruim is en dat het veel minder zou kunnen. We
hebben nu juist een Amsterdams parkeerbeleid zodat we niet per gebied elke keer nieuwe
normen gaan instellen. Dus we houden ons hier aan de normen en dat betekent dat al het
parkeren op eigen grond is wat er in de praktijk op uitkomt dat het bij sociale woningen
niet is en bij koopwoningen wel. Dat is het Amsterdamse parkeerbeleid. Als DENK dat
lastig vindt — en ik weet dat DENK dat lastig vindt — dan zou ik toch aanraden om dat
parkeerbeleid in de commissie die daarover gaat, ter discussie te stellen en dat niet per
gebiedsontwikkeling te doen.
Dan uw specifieke punt over minimale en gemiddelde waarden. Wij gaan eigenlijk
altijd uit van die gemiddelde waarden omdat dat veel meer kan zorgen dat je ook de juiste
parkeerplekken op de juiste plaats kunt krijgen. Dat zorgt juist voor een betere spreiding
als het gaat om doelgroepen etc. Daarom zijn die gemiddelde waarden veel interessanter.
Mevrouw Van Renssen, dank voor uw mooie woorden. Die 80 parkeerplekken in
de openbare ruimte, dat zou je anders kunnen doen maar hier is ervoor gekozen die 80
parkeerplekken te doen.
(Mevrouw KILIG: Waarschijnlijk is mijn vraag niet helemaal duidelijk
overgekomen. Mijn laatste vraag had namelijk niet direct te maken met de
parkeernorm. Die had meer te maken met de
gebruiksoppervlaktewaarden die nu in het plan vermeld staan. Men gaat
uit van een gemiddeld gebruiksoppervlak van bijvoorbeeld 60 m? bij
65
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
sociale huur. Mijn verzoek is niet uit te gaan van een gemiddelde
oppervlakte, want het kan kleiner uitkomen of groter uitpakken, maar
meer uit te gaan van een minimale waarde. Er stond immers vermeld: 300
sociale huurwoningen en hoeveel daarvan dan een bepaald oppervlak
hadden, middelgroot, groot. Nu is onze vraag gewoon een minimale
waarde te hanteren en niet een gemiddelde waarde.)
Dan had ik inderdaad uw vraag niet goed begrepen. Als het gaat om een sociale
huurwoning, kunnen we dat natuurlijk heel sterk sturen. Als het gaat om middeldure huur
— ik neem aan dat u daarop doelt — dan heeft het ook met de ontwikkelaar te maken en
dan gaan wij op het moment van het investeringsbesluit meer uit van het algemene dat
we doen. Uiteindelijk kunnen we in de tenders daarop beter uitvragen, maar ook dan zul
je moeten kijken naar maatwerk en dan moet je bekijken wat op die plek de beste mix is.
Dan zal dat per bouwenvelop gaan gelden.
(Mevrouw KILIG: Kan de wethouder wat meer duiding geven over die
bouwmix en op basis waarvan dat dan wordt bepaald?)
Dat zijn over het algemeen zaken die we per bouwenvelop regelen op het
moment dat die tender komt en niet bij een investeringsbesluit. Dus het zijn geen
besluiten die we op dit moment in het proces nemen.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is niet het geval.
De discussie wordt gesloten.
23.
Kennisnemen van de discussienota ‘Neem een aparte paragraaf op over
Spookjongeren in de pilot Jongeren Schuldenvrije Start’ van het duoraadslid Khan
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 261)
en
24.
Kennisnemen van de brief over de aanpak Jongeren Schuldenvrije Start
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 262)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Taimounti.
De heer TAIMOUNT!I: De fractie van DENK is blij met de motie van de SP en
GroenLinks die heeft geleid tot dit initiatief. Collega's: zeer bedankt. Wij hebben deze
motie van harte ondersteund. Zoals aan de hand van de discussienota van mijn collega
de heer Khan is gebleken verdient een groep het apart te worden benoemd: de
spookjongeren. Het is raar dat deze groep niet expliciet wordt meegenomen in de aanpak
van Jongeren Schuldenvrije Start. Zoals iedereen wellicht in de documentaire vorige week
heeft kunnen zien, Schuldmachine, NPO 3, zijn de problemen van deze jongeren zeer
groot. Ze moeten almaar opboksen tegen bedrijven die maar al te graag kwetsbare
burgers opzadelen met schulden en malafide incassobureaus die aasgieren op de
onwetendheid en de onzekerheid van jongeren. DENK ziet daarom graag dat deze groep
expliciet een plek krijgt in de aanpak van de schuldenproblematiek bij jongeren. We waren
van plan een aantal moties in te dienen en een amendement, maar samen met de
66
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
collega’s van GroenLinks en de ChristenUnie hebben wij besloten dit om te gieten in een
initiatiefvoorstel vanwege de uitzichtloosheid die deze jongeren hebben.
(De heer KREUGER: De heer Taimounti zei dat bedrijven jongeren
bewust in schulden storten. Kunt u bedrijven noemen die dat bewust
doen?)
Ja, er zijn een hele hoop bedrijven die dat bewust doen. Al die
leenmaatschappijen die we de afgelopen week in de kranten voorbij hebben zien komen
met gigantische rentes, het aantrekkelijk maken om gemakkelijker te lenen, spullen op de
pof te kopen. Er zijn heel wat bedrijven die dat allemaal doen. Er wordt tegenwoordig een
klein zinnetje onderaan geplakt ‘Let op, lenen kost geld’ maar heel veel jongeren zien dat
niet. Die zien alleen maar dat ze die iPhone kunnen meenemen en daarvoor per maand
betalen en daarbij niet weten dat het een grote schuld is.
Wellicht kan de wethouder alvast een begin maken om deze spookjongeren
enigszins in de pilot mee te nemen. Ik denk dat het belangrijk is. Het is de groep waarover
vaak wordt gesproken, maar we zijn niet echt verder gekomen in onderzoeken wat daar
nu speelt. Je ziet vaak de combinatie met de LVG-problematiek, dus niet aan een baan
komen én spookjongere zijn waardoor de schulden alleen maar oplopen. Ik hoop dus dat
de wethouder dit meeneemt. Wij zullen op korte termijn met een mooi initiatiefvoorstel
komen om deze problematiek iets beter en nog effectiever aan te pakken.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kreuger.
De heer KREUGER: Amsterdam gaat jongvolwassenen helpen om van hun
schulden af te komen. Daar heeft Forum voor Democratie niets op tegen. We vinden het
heel erg goed dat jongeren daarmee worden geholpen. Waarover we wel van mening
verschillen, is wat dan precies helpen is. Wat hier feitelijk gebeurt, is denk ik toch wel iets
meer dan helpen. Wat hier gebeurt, is een cadeautje weggeven. Mensen sluiten een
kredietje af om een nieuwe play station te kopen. Ze betalen hun telefoonrekening niet, ze
betalen hun zorgpremie niet. Al dat soort zaken. En dan zegt vervolgens de gemeente
Amsterdam, joh, we nemen je schuld over en je krijgt ook nog eens een keer 750 euro
toe. Dat gebeurt allemaal op kosten van de Amsterdamse belastingbetaler. Ik wil niet
bagatelliseren dat mensen die een schuld hebben, echt wel een probleem hebben. We
hebben de vorige keer al gezegd dat we dat overnemen van die schulden eigenlijk al
redelijk ver vinden gaan. Toch zien we echt wel het belang in van een adempauze voor
mensen zodat ze minder stress hebben. Dus daarmee hebben we ingestemd. Maar om
nu ook nog eens een keer te zeggen, joh, 750 euro, laat maar zitten, dat is een slecht
idee. Lang verhaal kort: mensen met schulden helpen, prima, maar mensen met schulden
cadeautjes geven, nee, liever niet. Daarom zullen wij een motie indienen om de sociale
lening bij de kredietbank te verlengen van drie naar vier jaar zodat ook de 750 euro die nu
in dit plan nog wordt kwijtgescholden, gewoon kan worden terugbetaald.
(De heer TAIMOUNTI: Ik ben ontzettend benieuwd. Ik noemde net de
spookjongeren. Heel veel jongeren betalen hun zorgtoeslag niet. Heel
veel jongeren kunnen dat ook niet betalen omdat ze geen baan hebben.
We zien dat er veel werkloosheid heerst onder jongeren. En in de
combinatie dat je wordt uitgeschreven vanwege schulden geeft dat extra
problemen. Hoe kijkt u daarnaar en hoe zou u dat willen oplossen? U
zegt, een lening verlengen, maar dan moet je op den duur toch gaan
betalen. Maar als je nu al geen baan hebt, hoe ga je dat dan op den duur
betalen?)
Ja, als je geen baan hebt.
67
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
(De heer TAIMOUNTI: Dat is misschien nieuw voor Forum voor
Democratie maar er zijn mensen die geen baan hebben en die het niet
lukt om aan een baan te komen. Jongeren hebben daar de meeste last
van. Ik snap niet dat u dat niet begrijpt. Ik leg het nog een keer uit. Er zijn
mensen die geen baan hebben; er zijn mensen die geen baan kunnen
krijgen om allerlei redenen. Die mensen wonen soms thuis maar worden
uitgeschreven omdat ze schulden hebben. Dat is gewoon een realistisch
beeld. Vandaar dat we dat probleem van spookjongeren hebben. Hoe
gaat Forum voor Democratie ervoor zorgen dat we dat probleem kunnen
oplossen en hoe we die jongens een duwtje in de goede richting kunnen
geven?)
Dan begrijp ik u ietsje beter. In de kern gaat het erom dat wij gewoon heel anders
kijken naar hoe mensen met bepaalde zaken omgaan. Dit gaat niet over minderjarigen.
Dit gaat over mensen die 18 jaar of ouder zijn, dus volwassen. Die dragen zelf
verantwoordelijkheid. Die zijn er zelf bij als ze een lening afsluiten. Die zijn zelf
verantwoordelijk voor het feit dat ze een baan hebben. En eigenlijk is het vrij hypocriet,
want er zijn hier partijen en volgens mij is DENK er daar een van, die gewoon zeggen, we
moeten de stemgerechtigde leeftijd verlagen naar 16 jaar want mensen zijn dan prima in
staat zelf afgewogen keuzes te maken. En als het dan in een keer over geld gaat, dan
ben je op je 27ste nog niet in staat zelf dingen te regelen. Dat is toch een beetje een
vreemde figuur.
(De heer TAIMOUNTI: Ik ga toch terug naar het punt. Ik beschrijf u net
een jongere die geen baan kan krijgen, niet zijn schuld, maar die heeft wel
een probleem als het gaat om schuld en een zorgtoeslag. Heel simpel
voorbeeld: heel veel jongeren worden uitgeschreven want anders krijgen
de ouders daarmee een probleem. Dat probleem schets ik net voor u en u
gaat dan praten over keuzes en over play stations. Ik heb het niet over
een play station. Ik heb het over die jongere die buiten zijn schuld om, in
de schulden komen. Studiekosten moeten we tegenwoordig terugbetalen.
Dat is ook een schuld. Jongeren die hun zorgtoeslag niet kunnen betalen.
Wat gaat u voor die jongeren doen? Ik snap dat Forum voor Democratie
het leuk vindt om aan de zijlijn te gaan staan schreeuwen, maar ik hoor
geen oplossing bij u behalve dat u zegt, ik wil geen geld geven. Wat doet
u wel voor die jongere?)
Om te beginnen draait het om de vraag hoe je in de schulden komt. Volgens mij
hebben we een heel goed sociaal vangnet. We hebben een zorgtoeslag. Allemaal dat
soort zaken. Volgens mij zou het voor iedereen te doen moeten zijn om gewoon de
eindjes aan elkaar te knopen. En ja, voor sommige mensen betekent het dat ze iets
soberder moeten leven. Dat zijn gewoon keuzes, mijnheer Taimounti.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende motie is ingekomen:
64° Motie van de leden Kreuger en Martens inzake kwijtschelden van
schulden (Gemeenteblad afd. 1, nr. 318)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- de termijn van de sociale lening bij de Kredietbank van drie naar vier jaar te
verlengen zodat er niet op kosten van de belastingbetaler schulden worden
kwijtgescholden.
68
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
De motie maakt deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw Martens.
Mevrouw MARTENS: Voor ons ligt een heel belangrijk document. Ik wil graag
beginnen met het feit dat de VVD blij is dat dit onderwerp zo hoog op de agenda staat.
34% van de ‘jongeren’, en ik licht zo toe waarom ik dat tussen haakjes zet, heeft
schulden. Dat is een probleem waarvoor we met Z'n allen een oplossing moeten zoeken.
Ik wil mij grotendeels aansluiten bij de woorden van de heer Kreuger. De vraag is immers
waar het probleem ligt. Toch spreekt het beleid de VVD ontzettend aan want er wordt heel
veel geld uitgegeven en er worden heel veel extra middelen ingezet om ervoor te zorgen
dat het probleem wordt voorkomen. Voor ons is dat dan ook de oplossing. Toch neemt het
beleid ergens de verkeerde linkse afslag wat ons betreft en dat is namelijk het hoofdstuk
dat we geld gaan kwijtschelden. 750 euro, geld dat is uitgegeven door de een, wordt
straks betaald door de ander. Als ik dan terugga naar de haakjes die ik net heb gebruikt,
dan hebben we het over jongeren maar in theorie gaat het over mensen tussen de 18 en
34 jaar. Dus wij zeggen dat mensen van 33 jaar niet in staat zijn om voor hun eigen
financiën te zorgen. Wij zeggen dat we van mensen van 33 jaar schulden gaan
kwijtschelden omdat het jongeren zijn. Wat de VVD betreft is dat echt onacceptabel. Als
we het hebben over minderjarigen in relatie tot wat de heer Taimounti net zei, dan gaat
het over spookjongeren. Dat is een ander beleid en daarin zou de VVD graag willen
meegaan. Maar het gaat hier gewoon over mensen die op papier gewoon voor zichzelf
moeten zorgen net als u en ik. Als je dan teveel geld uitgeeft of krap zit, is dat vervelend.
Daarom zijn wij ook ontzettend blij met het beleid dat voorligt. Maar die 750 euro gaat wat
ons betreft te ver.
(Mevrouw DE FOCKERT: Eigenlijk heb ik een verduidelijkende vraag. In
de aanpak die ik heb gelezen, gaat het om jongeren tot 27 jaar. Ik vroeg
me af waar collega Martens die leeftijd van 34 jaar vandaan haalt.)
Excuses. Dan heb ik misschien een van de andere brieven gelezen die tussen de
stapel zat. Laten we het makkelijk houden. Ik heb 34 jaar gelezen. Dan nemen we 27 jaar.
lemand van 27 jaar is echt volwassen, moet voor zichzelf kunnen zorgen. Dus ik zou mijn
betoog graag willen voortzetten, want voor ons maakt het absoluut geen verschil of
iemand 27 is of 33 jaar.
Nogmaals, het beleid: ja. Maar de leeftijdsgrens is voor ons een groot vraagteken.
Dus eigenlijk is mijn vraag aan de wethouder waarom wij vinden dat iemand wel in staat is
om volwaardige beslissingen te nemen wanneer die 18 is, maar waarom kunnen wij niet
iemand afrekenen op eigen financiële beslissingen wanneer iemand 26 of 27 jaar is. Om
bij de woorden van de heer Kreuger aan te haken, wij hebben de motie mede-ingediend
en wij hopen dat de betalingstermijnen kunnen worden verlengd naar vier jaar om
daarmee te zorgen dat de rekening niet bij de Amsterdamse belastingbetaler terecht
komt.
De VOORZITTER geeft het woord aan mevrouw De Fockert.
Mevrouw DE FOCKERT: Ik zal het kort houden. GroenLinks is zeer content met
deze uitwerking van de motie-De Jong en Flentge. GroenLinks maakt zich al heel lang
hard voor een aanpak voor jongeren met schulden. Juist bij jongeren blijkt dat het moeilijk
is ze in de schuldsanering te krijgen doordat ze nog een lange carriëre voor zich hebben
maar ook onzekere inkomsten. Daardoor wordt die schuldenproblematiek veel groter. Wij
zijn daarom heel blij met deze aanpak. Vooral het feit dat er een plan op maat wordt
69
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
gemaakt waarbij de jongere zelf doelen stelt waardoor hij echt hard moet werken maar
ook wordt beloond voor alle inspanningen. Dus chapeau, wethouder. Dank hiervoor.
(Mevrouw MARTENS: Ik zou mevrouw De Fockert graag de vragen willen
terugstellen. We hebben het over jongeren maar u heeft het over mensen
van 25, 26 of 27 jaar. Hoe rijmt u dat met het feit dat andere volwassenen
het wel redden? En laten we eerlijk zijn, we hebben het hier gewoon over
volwassen mensen die net als u en ik wellicht schulden hebben bij DUO
bijvoorbeeld of dat we net eens wat krapper zitten. Hoe rijmt u dat met het
feit dat we andere volwassenen geen 750 euro toestoppen?)
Volgens mij is een maandje krap zitten iets anders dan problematische schulden
hebben. In de aanpak wordt heel duidelijk uitgelegd dat mensen die ouder zijn in de
reguliere schuldsanering terecht kunnen komen, maar dat dat voor jonge mensen lastig is.
(Mevrouw MARTENS: Hierover hebben we al vaker gesproken. Mevrouw
De Fockert, u bent net als ik van mening dat we deze mensen structureel
moeten helpen. Kunt u mij misschien uitleggen hoe u dat ziet en wat dat
aspect van die 750 euro is waarmee we de mensen daadwerkelijk
helpen? En als je kijkt naar de oorzaken, het zijn vaak mensen die uit een
omgeving komen waar ook niet altijd wordt gewerkt en waar ook
financiële problemen zijn, hoe gaat die 750 euro daadwerkelijk helpen om
te voorkomen dat dit nogmaals gebeurt?)
Volgens mij gaat de aanpak in zijn geheel helpen en daarin heb ik alle
vertrouwen. Nogmaals, vooral het feit dat jongeren zelf op maat hun eigen doelen stellen
en zich moeten inspannen voor elk doel en een beloning Krijgen voor elk doel dat ze
behalen, dat gaat hen verder helpen en dat gaat hopelijk ook helpen hen structureel uit de
schulden te halen wat uiteindelijk de maatschappij ook veel meer oplevert. Dat zal de
collega toch met mij eens zijn.
(Mevrouw MARTENS: Hoor ik hier nu goed dat GroenLinks van mening is
dat deze volwassen mensen van 26 alleen uit de schulden willen komen
wanneer je hen hiervoor beloont?)
Dat hoort mijn collega niet goed. Mijn collega hoort dat intrinsieke motivatie altijd
meer helpt om uit de schulden te komen dan extrinsieke motivatie. Nogmaals, wij zijn erg
blij met deze aanpak. De leden die dat niet zijn, die hoor ik dan nog.
(De heer KREUGER: Dit gaat nu om zo’n 150 jongeren, zeg ik even uit
mijn hoofd. Maar volgens mij zitten er nu zo’n 1200 in de
schuldhulpsanering. De groep die schulden heeft en die we niet op het
netvlies hebben, daarbij gaat het al snel om enkele duizenden. Hoe vindt
Groenlinks dat wij zo meteen moeten bepalen welke mensen in
aanmerking komen voor deze regeling? Die is immers niet oneindig.)
Volgens mij is het niet aan mij om te bepalen welke mensen er nu in deze pilot
komen. Volgens mij ligt daar nu juist een plan van aanpak voor en dat plan steunen wij.
Ik wil de fractie van DENK nog bedanken voor het op de radar zetten van de
problematiek van deze spookjongeren. Zoals al gezegd in de commissie, wij vinden
eigenlijk dat deze problematiek veel groter en veel complexer is dan alleen de
schuldenproblematiek en we sluiten ons dan ook graag aan bij een breder gesprek
daarover.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman voor de
beantwoording van de vragen en een preadvies op de motie.
70
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Wethouder MOORMAN: We hebben er al een heel mooi gesprek over gehad in
de commissie dat ongeveer via dezelfde lijnen ging zoals hier werd besproken. Ik ben in
ieder geval heel blij dat iedereen, de voltallige gemeenteraad van mening is dat we echt
iets moeten doen aan de schulden van jongeren. Dat vind ik echt heel mooi om te horen.
Waarom zijn die jongeren nu anders dan anderen? Eigenlijk is dat een beetje het debat
geworden zoals wij dat hier met elkaar voeren. Dat heeft niet zo zeer te maken met
hersenonderzoek. Daarover zou je ook nog een hele boom kunnen opzetten. Wanneer is
iemand nu echt volwassen en in staat om de juiste keuzes te maken. Daarover hebben
we natuurlijk steeds meer informatie. Nee, de reden is eigenlijk een hele andere en dat is
zoals de markt op dit moment werkt. We zien dat het veel ingewikkelder is om de
schulden van jongeren te saneren ten opzichte van mensen die wat ouder zijn. Waarom?
Omdat met de fameuze term verdienvermogen, een term die vaak wordt gebruikt door het
huidige kabinet, het bedrijfsleven het idee heeft dat het verdienvermogen van jongeren
nog wel omhoog zou kunnen gaan en daarom lukt het vaak niet met een saneringskrediet
dat wij bij de Gemeentelijke Kredietbank aanbieden. Dat is heel frustrerend want
ondertussen lopen die schulden alleen maar op. U weet ook dat onze gewone
schuldsaneringskredieten ook voor drie jaar gelden. Ik heb u daarover laatst in september
nog geïnformeerd met het jaarverslag schuldhulpverlening. Dus het is in principe onze
gewone werkwijze waarbij wij met schuldeisers kijken hoe we in die drie jaar met de
maximale afloscapaciteit die de schuldenaar heeft, het probleem kunnen oplossen. Maar
wat zien we nu? Bij jongeren lukt dat vaak niet omdat de schuldeiser niet akkoord gaat.
(De heer KREUGER: Dit is eigenlijk precies waarom het gaat want dit is
namelijk geen schuldsanering. Dit is een sociale lening. Dat is iets totaal
anders. Dan kunt u zeggen, ze nemen geen genoegen met zelf
kwijtschelden en daarom moeten wij die 750 euro geven, maar dan kunt u
toch die 750 euro vooruit betalen en daarna de lening met een jaar
verlengen? Dat heeft niets met schuldsanering te maken. Dit is een
sociale lening van de Gemeentelijke Kredietbank.)
Dan hebben wij het misschien toch niet goed genoeg uitgelegd want dit heeft alles
te maken met sanering. Wat wij namelijk doen, is wel degelijk met schuldeisers kijken hoe
we ervoor kunnen zorgen dat die afloscapaciteit er in drie jaar is. Dat doen we inderdaad
via een sociale lening. Waarom? Omdat we er ook nog 750 euro bijleggen omdat het
daarmee makkelijker gaat en omdat dat ook nog eens een keer als groot voordeel heeft
dat je niet bent geregistreerd bij de kredietregistratie zodat je op het moment dat je van de
schulden af bent, op het moment dat je weer volledig kunt meedoen, op het moment dat
je verdienvermogen weer optimaal is en je gewoon aan het werk bent en maximaal kunt
bijdragen aan de samenleving, ook gewoon een hypotheek kunt afsluiten zoals alle
andere Nederlanders. We willen jongeren immers niet op jonge leeftijd op achterstand
zetten. Dat is precies de reden dat we op dit moment dit aan u als gemeenteraad
voorstellen omdat we daarmee juist zorgen dat jongeren zo snel mogelijk weer kunnen
meedoen. Als u zegt, voor jongeren moet het vier jaar zijn in plaats van de gebruikelijke
drie jaar, dan zegt u eigenlijk het tegenovergestelde. Dat zegt u, wij zetten jongeren op
meer achterstand dan dat we mensen boven de 27 jaar.
(De heer KREUGER: Nu wordt er echt van alles aan de haren erbij
gesleept. Ik heb het helemaal niet gehad over een BKR. Ik heb het erover
gehad dat we de termijn van terugbetalen met een jaar kunnen verlengen.
750 euro is niet een bedrag dat onoverkomelijk is om terug te betalen.
Dan ga je maar gewoon een avondje extra vakken vullen of zo.)
Was het maar beperkt tot 750 euro. U maakt het heel erg klein. Wij zeggen dat
het jongeren zijn met problematische schulden. U heeft het dan over een kredietje of een
71
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
telefoonabonnementje. Ik kan u vertellen dat de jongeren die wij tegenkomen en die wij
hiermee willen helpen, diep, diep, diep in de ellende zitten. Die worden opgejaagd door
schuldeisers; die worden opgejaagd door incassobureaus; die worden opgejaagd door
allerlei mensen die geld van ze willen hebben. Die kunnen zich daardoor niet meer
concentreren op wat ze eigenlijk zouden moeten doen: van start gaan in het leven, een
opleiding afmaken, een goede baan vinden. Ze hebben zoveel stress dat ze eigenlijk niet
aan de slag kunnen. Wij zeggen, je kunt een fout maken in je leven, je kunt pech gehad
hebben, maar wat we in ieder geval niet willen, is dat je levenslang hebt. Dat heb je als je
niet uit deze schulden komt. Dus wat doen we met deze sociale lening? Eigenlijk wat we
ook gewoon met de normale saneringskredieten doen. We zorgen dat iemand in drie jaar
er vanaf is. Maar we doen nog iets extra’s. Het extra ding dat we doen, is dat we niet
alleen maar zeggen, we helpen je van je schulden af maar ook we helpen je op weg. Dat
doen we omdat we zien dat deze jongeren weinig perspectief hebben. Dus die helpen we
tegelijkertijd met het aan het werk komen, met het afmaken van hun opleiding. En
inderdaad, wij geloven dat we dat mogen belonen. Dus wij werken niet volgens het
systeem van straffen, wij werken volgens het systeem van belonen en als je dan een
mijlpaal hebt gehaald, dan kun je zelfs tot twee keer 750 euro wegwerken van je schuld
die overigens vaak veel en vele malen hoger was. We hebben het ook over schulden van
25.000, 30.000 soms zelfs 50.000 euro. Dat is geen cadeautje. Dat is absoluut geen
cadeautje. Als het al een cadeautje is, dan is het een cadeautje aan onszelf omdat we
voorkomen dat mensen voor de rest van hun leven in de problemen zitten waardoor ze
niet kunnen meedoen in de samenleving en het verdienvermogen niet maximaal is.
(De heer KREUGER: De wethouder zegt dat het niet beperkt blijft tot 750
euro en dat het gaat om problematische schulden. Dat laatste ontken ik
ook helemaal niet. Het gaat erom dat u die 750 euro bijbetaalt en die 750
euro is gewoon af te lossen. Die jongeren gaan ongeveer 2.000 euro
terugbetalen, 62 euro in de maand. Wat is er nu op tegen als het
verdienvermogen toch omhoog gaat, dat gewoon met een jaar te
verlengen? De rest wordt sowieso kwijtgescholden. Dat regelt de
Gemeentelijke Kredietbank als die gaat saneren.)
Die 750 euro is in eerste instantie niet voor de jongere; die is voor de schuldeisers
om uiteindelijk de afspraak voor elkaar te krijgen. Het is zoals het ook wel in het Engels
wordt genoemd triggermoney, geld om ervoor te zorgen dat het voor elkaar komt.
Daarvoor is dat bedoeld. Er zit een ander onderdeel in het plan en dat is het onderdeel
hoe werken wij aan perspectief. Dat onderdeel willen we inderdaad belonen. We denken
dat het helpt en als u toch de psychologie erbij wilt halen zoals u net ook deed, dan weten
we een ding heel erg zeker: op het moment dat je beloont, dan zullen jongeren ook beter
werken aan de doelen die zijn gesteld. Waar leidt dat toe? En ik zie daar toch twee
partijen staan die dat altijd heel belangrijk vinden. Dat leidt ertoe dat het verdienvermogen
van deze jongeren enorm zal stijgen voor de toekomst. Kortom, zij zullen meer belasting
betalen. Ze zullen een betere baan vinden. Ze zullen minder aanspraak kunnen maken op
uitkeringen. Dus als het al een cadeautje is, dan is het een cadeautje aan de
samenleving, aan onszelf.
(Mevrouw MARTENS: Ik kan de wethouder een heel eind volgen, maar is
de wethouder het niet met mij eens dat we al dusdanig veel middelen
gaan uitgeven, extra middelen, om te zorgen dat dit beleid werkt en dat
dat überhaupt al een grote stap voorwaarts is? Hoor ik de wethouder nu
zeggen dat deze 750 euro nodig is om ervoor te zorgen dat deze mensen
gaan werken aan hun eigen toekomstperspectief”?)
72
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Ik ga nog een keer een poging doen om het goed uit te leggen. Twee keer hebben
we het over die 750 euro. We hebben het over die 750 euro aan het begin om dat plan
mogelijk te maken, om de schuldeisers te verleiden mee te doen, om akkoord te gaan met
het plan zoals dat voorligt. Dat is wat ik in mijn termen triggermoney noem. Die term komt
u niet tegen in het plan, maar dat is vast een term die u begrijpt. Dan spreken we een
beetje dezelfde taal. Dat is het ene onderdeel van het plan. Het andere onderdeel van het
plan is dat we zeggen dat dit een hele specifieke doelgroep is. Wij zien dat deze jongeren
weinig perspectief hebben. Om te werken aan dat perspectief en om te voorkomen dat ze
in de toekomst in dezelfde problemen terecht komen, willen wij jongeren daarbij
ondersteunen. Dat doen we door met ze te werken aan een plan. Dat is anders dat wat
we doen met mensen boven de 27 jaar in de schuldsanering. Daar werken we niet aan
een plan voor werk of opleiding. Dat doen we met deze jongeren. We hebben ook
afgesproken, als ze dan een van die mijlpalen halen, dat we dat willen belonen en dan
gaat er een deel van de schuld af. Ja, daarin geloven wij.
(Mevrouw MARTENS: Maar ik hoor de wethouder nu toch echt zeggen,
als deze mensen gaan werken aan hun toekomstperspectief in de vorm
van een baan zoeken of opnieuw werken aan hun studie, dan worden ze
beloond. Dat betekent dus dat deze groep mensen een beloning nodig
heeft om te werken aan hun eigen toekomstperspectief?)
U draait het om. Ik probeer hier uit te leggen dat wij geen cadeautje geven. De
jongere moet er hard voor werken. Die moet een plan maken. Die moet mijlpalen halen.
Die moet doelstellingen halen. En ondertussen is hij aan het afbetalen. Dat is zwaar. Die
jongere moet gewoon de maximale afloscapaciteit betalen. Als je een minimuminkomen
hebt, dan moet je 62 euro per maand betalen. Dat is overigens hoger dan wanneer je
ouder dan 27 jaar bent. En dat bedrag loopt op als je verdiencapaciteit verbetert. Dus je
hebt het zwaar. Je hebt het drie jaar lang heel zwaar en je werkt ook nog eens een keer
aan je toekomst. Daarin vinden wij het heel rechtvaardig en ook goed en stimulerend om
op het moment dat iemand dan een mijlpaal heeft bereikt, te zeggen, dan gaan wij een
deel van je schuld inderdaad op dat moment kwijtschelden. Dat heet belonen in plaats
van straffen.
Het preadvies op de motie is dus negatief.
In de richting van DENK zeg ik het volgende over de spookjongeren. Kijk, laat mij
vooral zeggen dat spookjongeren niet expliciet zijn uitgesloten. Dit plan geldt voor alle
jongeren die erg in de problemen zitten, die weinig perspectief hebben op de toekomst en
die er zonder onze hulp niet uitkomen. Spookjongeren zijn er natuurlijk en nadrukkelijk
onderdeel van. Ik wil dat echt hebben gezegd. Ik vind het gek om een bepaalde groep
specifiek te gaan benoemen. Dus dat is de reden dat ze niet expliciet staan genoemd.
Maar ze zijn ook vooral niet expliciet uitgesloten.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval.
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Kreuger.
De heer KREUGER: Ik hoorde de wethouder net zeggen dat er twee keer 750
euro als cadeautje kan worden gegeven. Ik heb dat zelf op geen enkele manier uit de brief
kunnen halen. Ik zou graag willen weten waar dat vandaan komt.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Moorman voor de
beantwoording.
73
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Wethouder MOORMAN: Ik snap nu wel goed waardoor de verwarring ontstaat.
Die heeft misschien ook wel te maken met onze eigen wijze van communiceren. We
hebben heel expliciet die 750 euro opgenomen als triggermoney, de term die we daarnet
expliciet hebben gebruikt. Daarnaast hebben we in het plan aangegeven dat er in de
plannen die met de jongeren gemaakt worden, afspraken kunnen worden gemaakt over
mijlpalen en op dat moment valt dan een deel van je schuld weg. Hoe we dat vervolgens
precies gaan uitwerken, heeft ook te maken met de hoogte van de schuld en wat je dan
precies betaalt. Dus dat staat er niet op die manier zo expliciet in omdat het een
onderdeel is van het maatwerkplan dat je met de jongere maakt. Dat zou inderdaad
kunnen oplopen tot twee keer 750 euro. Dat ziet u dus niet in het plan omdat het kan
verschillen per jongere hoe de afspraken worden gemaakt. Ik ben zeker van zins die heel
goed te gaan evalueren. We beginnen nu met 150 jongeren. Dat is veel als je dat
vergelijkt met andere gemeenten. We hebben ook geleerd van andere gemeenten hoe zij
dat hebben gedaan en we hebben de beste practices, de beste manieren waarop dat
heeft gewerkt, hierin meegenomen. Ik weet dat het zo in ons reglement staat opgenomen.
Ik wil natuurlijk dat dit zo goed mogelijk werkt en dat het jongeren weer op de rit zet. Dus
ik ben zeker van zins u hierin zo goed mogelijk mee te nemen en dit heel goed te
evalueren en u dit soort elementen zo goed mogelijk duidelijk te maken.
(De heer KREUGER: Ik sta hier dingen in te toetsen op mijn
rekenmachine, maar dit klopt niet. Als we de laagste groep hebben, de
groep met het minste geld, de groep met het minimuminkomen, dan moet
die minimaal 62 euro per maand betalen. Doe ik dat per 12 en dan drie
jaar lang, dan kom ik uit op 2.200 euro. Daar gaat dan nog twee keer 750
euro overheen? Ik snap het gewoon niet.)
Dat is exact wat ik bedoel. Het is dus niet voor elke jongere hetzelfde. Dat heeft te
maken met de maatwerkplannen die wij maken. U gaat ervanuit dat er een soort mal is.
Die ene 750 euro die we er in het begin bijzetten, dat heb ik gezegd, dat is in die zin een
bedrag dat erbij komt. Verder maken wij een maatwerkplan met de jongere waarin
mijlpalen staan. En dat is ook weer afhankelijk van wat je aan het aflossen bent.
(De heer KREUGER: Wie is dan degene die kwijtscheldt? Als we die
2.200 euro pakken en we gooien er 750 euro bovenop, dan zitten we al
op zo'n 3.000 euro. Is het dan zo dat de gemeente nog meer gaat
kwijtschelden?)
Dit gaat heel erg in op hoe sanering werkt. Daarover hebben we het de vorige
keer ook gehad. Dus je hebt een schuld van 25.000 euro. Wij zeggen met Z'n allen dat het
een problematische schuld op het moment dat je die niet in drie jaar kunt afbetalen.
Daarbij kijk je natuurlijk naar je maximale afloscapaciteit. Dat doe je inderdaad keer 12
maanden keer 3 jaar en dan kom je op een totaalbedrag dat altijd maar een percentage is
van de totale schuld. Dus wat gebeurt er vervolgens? Er wordt met de schuldeisers
gesproken en die krijgen elk een onderdeel van wat er dan uiteindelijk kan worden
betaald. Wat zien we nu? Dat lukt niet bij jongeren omdat die schuldeisers zeggen, dit
bedrag is nu dit, maar wij denken dat dat bedrag misschien wel veel hoger is als we vijf
jaar wachten. Ze hebben dan misschien een hoger verdienvermogen gekregen in de loop
van de tijd. Ik vind dat een domme gedachte, want als mensen dieper in de problemen
komen, kunnen ze waarschijnlijk veel minder aflossen. Maar toch zien we in de praktijk
dat dat vaak zo is. Dan stoppen ze maar met hun studie, dan gaan ze maar een ander
baantje doen en dan gaat het misschien wel beter. Dus wat zeggen wij? We verhogen dat
met 750 euro en dan lukt het wel. Dát is het deel van de sanering. Dát is wat er als
sanering werkt. Daarom hebben wij vorig jaar 52 miljoen euro weten te saneren. Dat staat
niet op de balans van de gemeente. Dat staat niet op onze begroting. Dat is uiteindelijk
74
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
gewoon kwijtgescholden. Zo werkt de praktijk. Dat is wat we hier ook doen. Daarnaast
komt het maatwerkplan. Sorry, ik geloof dat ik het niet helderder kan uitleggen dan dit.
De VOORZITTER: Is er behoefte aan een derde termijn? Dat is niet het geval.
De discussie wordt gesloten.
26.
Kennisnemen van het afwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstroken
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 273)
De VOORZITTER geeft het woord aan de heer Ernsting.
De heer ERNSTING: Voorzitter, u overvalt mij een beetje. Ik mis nog twee
handtekeningen op mijn motie die ik zo dadelijk ga indienen. De collega’s die dat nog
moeten ondertekenen, zijn er nu niet. Ik moet er eerst even iets bij vertellen.
We hebben het beleid afwegingskader fietsstraten besproken vorige week in de
commissie. Het was eigenlijk een bijlage bij de Agenda Autoluw. Dat gaat over de vraag
wanneer je nu een fietspad maakt, een fietsstraat of een fietsstrook. In een stad waar we
steeds meer naar 30 km/u gaan, en daarover hebben we vorige maand uitgebreid
gedebatteerd, zou het gevaar kunnen bestaan dat er fietspaden verdwijnen. Daarin heeft
het college een soort afwegingsboom gemaakt. Het succes van de fietsstraat komt daarin
naar voren, maar een fietsstraat staat of valt met de geringe aanwezigheid van auto’s of
met voldoende breedte. Dat las ik eigenlijk nog onvoldoende in het afwegingskader en
daarvoor heb ik een motie samen met de heer Boutkan en de heer Bakker.
In het commissiedebat kondigde de wethouder aan dat het programma fiets in het
najaar gaat worden geëvalueerd en daarbij zou ik graag willen terugzien in hoeverre de
Agenda Autoluw bijdraagt aan extra ruimte voor de fiets. Een van de vijf
hoofddoelstellingen van de Agenda Autoluw was dat andere verkeersmodaliteiten meer
ruimte krijgen. Dus daarover gaat mijn tweede motie om dat terug te zien in de herijking
van het vierjarenprogramma fiets.
(De heer VROEGE: Even over de eerste motie, want politiek is keuzes
maken en soms past het allemaal niet zoals we het zouden willen. Stel
het verschil tussen de minimumafmeting en de maximumafmeting is net
de dikte van een boom en kiest GroenLinks dan voor een smallere
fietsstraat met een boom of voor een bredere fietsstraat zonder boom of
voor helemaal geen fietsstraat?)
Ik probeerde ondertussen nog een de handtekeningen te regelen maar ik heb de
vraag gehoord en begrepen. Ik denk dat het verstandig is en dat zegt het kader ook en
dat was ook een toezegging van de wethouder dat je altijd heel erg moet kijken naar de
precieze maatvoering en het maatwerk. Als er ruimte is voor een fietsstraat waar de
landelijke norm van het aantal auto’s dat er rijdt, wordt overschreden, dan moet je die
maximale breedte ook opzoeken. Of je moet de auto-intensiteit verminderen als het
woekeren is met de ruimte vanwege bomen of ruimte voor voetgangers.
(De heer VROEGE: Die maximale ruimte wordt vaak benut voor iets
anders. We hebben niet zo maar ineens ruimte over. Daar kunnen
fietsnietjes staan, daar kunnen bomen staan, daar kan iets anders staan.
Hoe ver drijft u dit door? Moeten we koste wat het kost de maximale
ruimte benutten of zegt u, als er iets anders staat wat ook nuttig is
73
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
waarmee we blij zijn zoals een mooie boom, dan kiezen we voor iets
minder?)
De bedoeling is niet het een nu mogelijk te maken of het ander onmogelijk. De
bedoeling is de maximale breedte van de rijbaan te zoeken als er te veel auto’s rijden
voor een fietsstraat als de ruimte er is voor die rijbaanbreedte.
(De heer VROEGE: Het college stelt voor een bandbreedte aan te houden
waardoor je altijd wat flexibeler bent bij de inrichting. U zegt, nee, ik wil
geen bandbreedte. Ik wil altijd de maximale afmetingen. Zo lees ik uw
motie. Of snap ik het niet goed?)
Ik wil die maximale breedte zo veel mogelijk daar waar het aantal auto's de
landelijke norm voor een fietsstraat overschrijdt.
De VOORZITTER deelt mee dat de volgende moties zijn ingekomen:
65° Motie van de leden Ernsting, Boutkan en N.T. Bakker inzake Betere
fietsstraten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 319)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- een fietsstraat alleen aan te leggen waar het principe ‘auto te gast'
geloofwaardig kan worden gehanteerd;
- terughoudend om te gaan met de aanleg van fietsstraten op locaties waar
meer auto's rijden dan is opgenomen in de landelijke norm;
- wanneer een fietsstraat op een locatie wordt voorgesteld waar het aantal
auto's de landelijke norm (maximaal 250 auto's in het drukste uur) duidelijk
overschrijdt, daarbij uit te gaan van de maximale breedte die in het
afwegingskader is opgenomen voor het betreffende type fietsstraat.
66° Motie van het lid Ernsting inzake Herijking MJP fiets (Gemeenteblad afd.
1, nr. 320)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
- __op basis van de tussentijdse analyse van het programma fiets aan te geven
hoe de kansen kunnen worden benut die de Agenda Autoluw voor het
fietsbeleid biedt, daarbij aan te geven hoe en waar meer ruimte voor de fiets
gewonnen wordt, en waar nodig te komen met voorstellen om het MJP fiets te
herijken.
De moties maken deel uit van de beraadslaging.
De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Ivens voor de beantwoording
van de vragen en een preadvies op de moties.
Wethouder IVENS: Eerst begin ik natuurlijk met een uitgebreid verhaal van hoe ik
heb genoten van af en toe in de gemeenteraad over verkeer te mogen praten en dat ik
daartoe op dit laatste moment nog een keer de kans krijg en dan ook nog over de fiets.
Dus dank daarvoor. Fijn dat dit is geagendeerd. Ik heb dit kader met heel veel interesse
gelezen, maar voor alle duidelijkheid: geen nieuw beleid maar vooral het uitschrijven van
een werkpraktijk die er is. Het is nu niet zo dat er in alle gevallen altijd duidelijkheid is. We
76
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 2 Gemeenteraad
Vergaderdatum 11 maart 2020
Raadsnotulen
gaan geen rigide redenering volgen. Het is juist de bedoeling dat we in projecten
maatwerk houden om het zo goed mogelijk vorm te geven.
Dan over de twee moties. Geen bezwaar en geen bezwaar. Voor motie nr. 320
geldt dat het verstandig is als we toch halverwege de periode van het meerjarenplan fiets
zijn dat te gaan bekijken in combinatie met de Agenda Autoluw. Een goed voorstel. En
voor motie nr. 319 geldt dat ik niet lees dat we het rigide moeten doen, maar dat we
ruimte hebben om de Amsterdamse praktijk zo goed mogelijk vorm te blijven geven zodat
de fietser zich toch zo veilig mogelijk door het verkeer kan bewegen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat er geen behoefte is aan een tweede termijn.
De discussie wordt gesloten.
Dan gaan we zo schorsen en dan beginnen we vanavond met het eerste
stemblok.
De VOORZITTER schorst de vergadering tot 19.30 uur.
71
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
INDEX
148 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Duurzaamheid uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening 2018’
van het lid Marttin en kennisnemen van de bestuurlijke reactie …… …… 39
158 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Jeugd & Jeugdhulp uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening
2018’ van de leden De Grave-Verkerk en Boomsma en kennisnemen van de
bestuurlijke reactie … … … … nennen eennerneenveree venne renee eener se vener seen OO
163 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Opvolging en uitvoering aanbevelingen met
betrekking tot Parkeren uit de Duisenbergrapportage bij de Jaarrekening 2018’ van het
lid Marttin en kennisnemen van de bestuurlijke reactie … neee. 96
258 Instemmen met het initiatiefvoorstel ‘Proeftuin duurzame en slimme
stadsoplossingen’ van het lid Kat en kennisnemen van de bestuurlijke reactie …… …..38
259 Geheim ………….nnnennennereervenrveneeenerenereverveneeneeenennerevereere eee eeeveerevervverrvereenven Î
260 Kennisnemen van de brieven van de wethouder en de minister naar aanleiding van
de uitspraak van de rechtbank inzake het Cornelius Haga Lyceum … … nn. 15
261 Kennisnemen van de discussienota ‘Neem een aparte paragraaf op over
Spookjongeren in de pilot Jongeren Schuldenvrije Start van het duoraadslid Khan ….69
262 Kennisnemen van de brief over de aanpak Jongeren Schuldenvrije Start … … … ….69
263 Kennisnemen van de brief over de uitspraak Raad van State inzake vakantieverhuur
264 Geheim … neren vene eenerenereverveneeneeenennverevereeen ever eneveerenervverrveeeeer 1
265 Uiten van wensen en bedenkingen over de Amsterdamse bijdrage aan de Concept
Regionale Energie Strategie Noord-Holland Zuid nnee eere eenn OO
268 Instemmen met het investeringsbesluit Amstelkwartier 3e fase en het beschikbaar
stellen van twee uitvoeringskredieten … … nnee veen eeneer eeen veneeeere eee ÓÓ
269 Vaststellen van het bedrag aan gemaakte kosten samenhangend met het opsporen
en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in 2019 … 13
272 Kennisnemen van de eindrapportage programma Centrale Object Bediening en
instemmen met scopeverkleining en budgetoverdrachten … … … … neee 12
273 Kennisnemen van het afwegingskader fietsstraten, fietspaden & fietsstroken … … 78
274 Vaststellen van de Verordening Compensatieregeling Johan Cruijff Boulevard …….14
275 Niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar gericht tegen de reactie op het verzoek
om in te spreken tijdens de vergadering van de commissie AZ op 30 januari 2020 … 14
276 Bekrachtigen van de geheimhouding … … neen eneeereeenner svenn | 7
277 _Herbenoemen van de plaatsvervangend ombudsman in de Gemeenschappelijke
Regeling Ombudsman Metropool Amsterdam nnen rnennennen neer eener eenen OD
279 Vaststellen van de Bijzondere subsidieverordening ondersteuning fracties
stadsdeelcommissieSs …… …… nnn ereeeereeerverereeeeerenereeeeverveeereneneeneeeeen en ÎÀ
280 Wijzigen van de Verordening op het lokaal bestuur en de Verordening voorzieningen
leden dagelijks bestuur en stadsdeelcommissies… … … … nnee eneen 1À
284 Geheim ……….….nnnennereereervenrveneeenerenereverveneenneenennerevereere eee eeerveerevernverrveeenen Î
288 Geheim … nnee renerenereverveneeneeenvennerevereere ever eee venen veerrvere eeen 1
305 Amendement van het lid Marttin inzake het informeren an de raad over de
gemeentelijke lobby voor het bereiken van duurzaamheidsdoelstellingen … … … … 37
306 Motie van de leden Groen en Ceder inzake de Noorder IJplas … …… 4d
307 Motie van het lid Groen inzake Landelijk Noord … eeen 4
78
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
308 Motie van het lid Groen inzake kansen voor het realiseren van meer megawatt…… 41
309 Motie van de leden Timman, Groen en Van Lammeren … … … nn. Â3
310 Motie van de leden Boomsma, Kreuger en Marttin inzake de Regionale
Energiestrategie (Beauty in my backyard) … …… nonnen veer nenen enn ÁÔ
311 Motie van de leden Boomsma, Kreuger, Van Lammeren en Marttin inzake de
Regionale Energiestrategie (Gelijke monniken gelijke kappen), … … 46
312 Motie van de leden Boomsma en Kreuger inzake de Regionale Energiestrategie
(Kernenergie uit de taboesfeer) … … … nnen nennen eenen eeen ÂÔ
313 Motie van de leden Boomsma en Kreuger inzake de Regionale Energiestrategie
(Kernenergie in de mX). … nnee renee eener eeen Â
314 Motie van het lid Marttin inzake het concreter maken van het participatieproces bij
de uitwerking van de RES … … nnee eneen eeneereneer senen ÂÔ
315 Motie van de leden N.T. Bakker, Groen, Biemond en Timman inzake meeprofiteren
omwonenden … … narren vernnveeenereenervenvereenvenenvervenverenvervenvereenerenveeenveeeeeere OÁ
316 Motie van de leden N.T. Bakker, Groen Biemond en Timman inzake
Omgevingsovereenkomst RES nnen nennen eenen nenersenee reverse renee DÁ
317 Motie van de leden Naoum Néhmé, Poot, Kilig, Van Schijndel, Boomsma,
Bloemberg-lssa, Van Renssen, Van Dantzig, Ceder en Van Soest inzake sportfaciliteit
APGS voor Amstelkwartier fase II noen eenenneenneneers een eenenneeenerene renee O6
318 Motie van de leden Kreuger en Martens inzake kwijtschelden van schulden … … ….71
319 Motie van de leden Ernsting, Boutkan en N.T. Bakker inzake Betere fietsstraten … 79
320 Motie van het lid Ernsting inzake Herijking MJP fiets … … …… nnn 9
Afschrift van een brief van de Bewonerscommissie Bouwmeester, gericht aan de Stichting
Woonzorg Nederland, van 23 februari 2020 inzake tijdelijke invulling van het voormalig
verzorgingshuis De Drie Hoven … nnee vennen eeeseeneveners vennen eenn
Afschrift van een brief van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, gericht aan het
college van burgemeester en wethouders van 12 februari 2020 inzake het voornemen
voor de indeplaatsstelling taakstelling voor huisvesting van verblijfsgerechtigden … … …6
Benoemen van een lid in de raadscommissie FEZ … … nnee eener OO
Benoemen van leden van de Rekeningencommissie … … …… nnee veen OO
Brief van de gemeente Almelo van 14 februari 2020 inzake de aanbieding van de door de
gemeenteraad van Almelo aangenomen motie over het behoud van autonomie lokale
rekenkamer(functie}s … … … nnen eener senen sense nennen nennen sneren venen Ô
Brief van de gemeente Bergen van 28 februari 2020 inzake de aangenomen motie van de
gemeenteraad van Bergen over 5G ….nnnnnnnnennennennnernenensnnne nennen À
Brief van de heer Mbarki, fractievoorzitter van de PvdA, van 2 maart 2020 inzake
benoeming van het duolid Heinhuis als lid van de raadscommissie Financiën en
Economische Zaken … ……… nnee reneernen venen ereeereeneereeerv eener vene renee Ó
Brief van de heer Van Lammeren van 8 maart 2020 inzake zijn terugtreding als lid van het
presidium van de gemeenteraad … …… anssen eenneeereeeeerseenenen ereen neee Ô
Brief van de Rekenkamer Amsterdam van 3 maart 2020 inzake de aanbieding van de
rekenkamerbrief WTA-beoordelingsonderzoek ACAM annen eneen een Ö
Brief van de Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland van 20 februari 2020 inzake
de aanbieding van het visitatierapport van de Stichting Stadgenoot 2015-2018 … ……….7
Brief van een burger van 6 maart 2020 inzake aanbieding van de 5G krant … … 10
Brief van F. Roosma, fractievoorzitter van GroenLinks, van 25 februari 2020 inzake
terugtreding van het lid Blom als lid en benoeming van het lid Van Pijpen als lid van de
Rekeningencommissie … …… nnee ennen oeneerseenneesvennneeen sense rn vener serene eener eenn Ò
Brief van het college van burgemeester van wethouders van 3 maart 2020 inzake de
tijdelijke waarneming van de portefeuilles van wethouder Kukenheim … … … … 8
79
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Brief van IVN Twiske van 20 februari 2020 inzake een artikel in het Noord Hollands
Dagblad naar aanleiding van een uitspraak van minister Schouten op 19 februari 2020
met betrekking tot overnachten in Het Twiske. …… neen neee eener eee Ó
Brief van Rekenkamer Amsterdam van 3 maart 2020 inzake de start van de voorbereiding
op het onderzoek Jeugdhulp in Amsterdam … …… nnen eener eenverr vennen
Brief van S. Simons, fractievoorzitter van BIJ1, van 11 februari 2020 inzake terugtreding
van het duolid Veldhuyzen en benoeming van het duolid Verkerke als lid van de
Rekeningencommissie … …… nnee ennen oeneerseenneesvennneeen sense rn vener serene eener eenn Ò
Brief van wethouder Groot Wassink, vervangend wethouder Zorg, van 10 maart 2020
inzake het wijzigen van het besluit Nadere uitwerking Buurtteams Amsterdam … …….11
Brief van wethouder Groot Wassink, vervangend wethouder Zorg, van 9 maart 2020
inzake beantwoording van vragen naar aanleiding van de bespreking in de
raadscommissie ZJS van 27 februari 2020 over het uitvoeringsbesluit Buurtteams
Amsterdam en Inkoop aanvullende ondersteuning Wmo …… nennen ene @
Informatiebrief van Per Saldo van 6 maart 2020 inzake Per Saldo solide PGB voor
raadsleden en wethouder(S) … … … anneer ennen eneer vennen 1Û
Raadsadres een burger van 5 maart 2020 inzake klachten over overlast in de openbare
ruimte … nnen ereenreenvereenervenvereeneevenvereeereeverenee reen neneeevverenvvene vereer ener 1Û
Raadsadres van Bewonersvereniging Zijkanaal H-weg van 25 februari 2020 inzake het
concept Regionale Energie Strategie Plan Noord-Holland Zuid. ee 3
Raadsadres van Broedplaats De Vlugt van 12 februari 2020 inzake de extreme
huurverhoging van Broedplaats De Vlugt … … … eneen eener eend
Raadsadres van burger van 1 maart 2020 inzake rekening houden met uitbreiding van
sportmogelijkheden bij de ontwikkeling van IJburg fase 2... ®
Raadsadres van de bewonersgroep William Barlowlaan van 9 maart 2020 inzake verzoek
tot detaillering van de berekening van de canon bij de overstap van William Barlowlaan
Raadsadres van de Damesbende van Buiksloot van 21 februari 2020 inzake de uitkomst
van het onderzoek naar de bestrating van 30 km-wegen naar aanleiding van
aangenomen motie 56.18 … … nnen eneneeneneeer eenn seeeneeene eener en eeenver svenn Ó
Raadsadres van de Stichting Bezoek Amsterdam van 10 maart 2020 inzake de impact
van de gevolgen van de coronabesmettingen op de bezoekerssector ……… … 11
Raadsadres van de Stichting Kinderarmoede van 14 februari 2020 inzake bestrijding van
kinderarmoede … … nnee eeneerenverenserneneeneveennneeeneve neven erver vene renner
Raadsadres van een burger van 10 februari 2020 inzake een klacht over weigering bij de
winterkoudeopvang … …… nnen anneer eennereneeneeeveeneerreeenneeenevenersvenneeereeenenen nennen f.
Raadsadres van een burger van 14 februari 2020 inzake bescherming van bewoners van
de Marnixkade tegen schadelijke stoffen bij de aanleg van de Singelgrachtgarage … ….4
Raadsadres van een burger van 16 februari 2020 inzake de vergeten corridor Amsterdam
- Groningen - Bremen — Hamburg … nnee ener enneneener vennen sereen eenrnvneennn eenden Ô
Raadsadres van een burger van 16 februari 2020 inzake onnodig extra vliegverkeer
boven Centrum door storm … … nn eeeneeenerener eene veneenn eene ener enne evee even veeeenerenere Ô
Raadsadres van een burger van 18 februari 2020 inzake overlast in het Centrum door
toerisme, bijvoorbeeld door Madame Tussauds … nennen eeen Ò
Raadsadres van een burger van 18 februari 2020 inzake preventief fouilleren … … … 7
Raadsadres van een burger van 2 maart 2020 inzake de inventarisatie van kritiek op het
welstandsbeleid op het water … …….....……………nnneneren soeren sen ennenennnneneeeeen serene Ó
Raadsadres van een burger van 20 februari 2020 inzake excuses over het
slavernijverleden voor het aandeel van Rotterdam … … … nnee eee Ö
80
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam
Afdeling 2 Gemeenteraad R
Vergaderdatum 11 maart 2020 Raadsnotulen
Raadsadres van een burger van 21 februari 2020 inzake mensenrechtenschendingen en
oorlogsmisdaden van Nederland en de Genocide van Indonesië op voormalig
Nederlands Nieuw-Guinea … nnn nnrneenseenerevereenreenrenneenerevereneeenee even veeenerever ee f.
Raadsadres van een burger van 22 februari 2020 inzake commerciële druk op de
luchtvaart. ener eenereenverennerenenrreenvenvenvenen sense veenveneever veren eeneevenve rennen Ò
Raadsadres van een burger van 22 februari 2020 inzake ongewenste detailhandel en
verwijdering van lelijke uithangborden …… nennen eener eeens
Raadsadres van een burger van 25 februari 2020 inzake het herplanten van twee bomen
in de Argonautenstraat.…… …… nnen onser seeeneerenennseneeeneerseeneneenenenneren eener eeen Ò
Raadsadres van een burger van 29 februari 2020 inzake een enquête over de sloop en
nieuwbouw van flats in de Jan de Louterstraat.… oen eeeeenennneeeern vern eere Ö
Raadsadres van een burger van 3 maart 2020 inzake geen handhaving op het
wegwerpen van sigarettenpeuken op straat … eenn eeee eneen eeen Ò
Raadsadres van een burger van 7 februari 2020 inzake aanpak van coffeeshops in de
binnenstad in verband met de overlast door het toerisme … … … nnn
Raadsadres van een burger van 8 februari 2020 inzake vernietiging van de
vergunningbesluiten van de HVV wegens schending van het 12m?-vereiste … … ………….5
Raadsadres van een burger van 8 maart 2020 inzake wijziging van het bestemmingsplan
Slotermeer 2018 …… eneen ener ener eenseenenneerenereeeeveeene ener veevenerv verre eeeeeverr 1Û
Raadsadres van Eerlijk over Straling van 9 maart 2020 inzake een video-oproep aan de
Regering en de Tweede Kamer over de gezondheidsrisico’s van straling en moratorium
van 5G.……..nnennereneenneennennneenneeeneeeneneenenenenve revers vers eeeeenenverevereverevereenerevenevereve renee ren 1Ô
Raadsadres van HBR Advocaten, namens twee cliënten van 14 februari 2020 inzake een
nota van reactie op de zienswijzen van het ontwerpbestemmingsplan Willemspark-
Vondelpark nnee ennneneeneeeenseenenennennereeensevennnnneneen ver snenennnneneeensnnennne nennen
Raadsadres van het Bewonersplatform Vogelbuurt en IJplein van 25 februari 2020 inzake
het uitblijven van de voortgangsrapportage van het beleid voor ontwikkelbuurten … … 5
Raadsadres van het Comité Dierennoodhulp e.a. van 6 maart 2020 inzake geen levende
dieren op demonstraties en manifestaties in de gemeente Amsterdam … … … 11
Raadsadres van het Comité Westelijke Grachtengordel van 25 februari 2020 inzake
parkeerdruk … nnen eenenneneeeensersnennennennererensenennnnnneeenen eeens ed
Raadsadres van Huurdersvereniging De Pijp en Huurders Belang Zuid van 29 februari
2020 inzake de verkoop van de sociale huurwoningen door de woningcorporatie De
Alliantie in stadsdeel Zuid … …… nne erenervenverennee eener ensen eenen vennen Ó
Raadsadres van Newomij VvE Beheer van 5 februari 2020 inzake levensgevaarlijke
verkeerssituatie bij de ingang van het Vondelpark aan de Stadhouderskade … … 4
Raadsadressen van diverse burgers van 6-12 februari 2020 inzake het verzoek om Huize
Lydia open te houden … … nnee eeneer senen renennseneeeneeen vennen enenneeen ne venverveenn Ò
Vaststellen van de notulen van de besloten raadsvergadering op 12 februari 2020 … … 16
81
| Raadsnotulen | 81 | train |
VA 01550d N% Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare M OW
erkeer en i
Openbare Ruimte % Amsterdam Ruimte en Groen, Water
Voordracht voor de Commissie MOW van 06 juli 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
Agendapunt 11
Datum besluit B&W 13 juni 2023
Onderwerp
Monitor uitvoering Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2022 en nieuw uitvoeringsplan
Verkeersveiligheid
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van bijgevoegde brief van wethouder van der Horst aan de raadscommissie MOW
over de Monitor uitvoering Meerjarenplan Verkeersveiligheid 2022 en het nieuwe uitvoeringsplan
Verkeersveiligheid.
Wettelijke grondslag
Artikel 160, eerste lid onder a Gemeentewet
1. Het college is bevoegd om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet bij of
krachtens de wet de raad of de burgemeester hiermee is belast.
Artikel 169 lid 2 Gemeentewet
Het college geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
Bestuurlijke achtergrond
* Op 14 september 2016 is het Meerjarenplan Verkeersveiligheid (MJPV) 2016-2021 vastgesteld
e Eind 2020 is het MJPV tussentijds geëvalveerd en aangescherpt voor 2021 en 2022
« Begin 2022 is het rapport Stadgesprekken Verkeersveiligheid opgeleverd.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.8 1
VN2023-015544 % Gemeente Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit, Openbare
Verkeer en % Amsterdam Ruimte en Groen, Water
Openbare Ruimte 7 !
Voordracht voor de Commissie MOW van 06 juli 2023
Ter kennisneming
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2023-050134 Bijlage Monitor Verkeersveiligheid 2022.pdf (pdf)
AD2023-050132 Commissie MOW Voordracht (pdf)
Raadsinformatiebrief Monitor Verkeersveiligheid 2022 en nieuw
AD2023-050133 , . me .
uitvoeringsplan Verkeersveiligheid.pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
VOR, Sietze Faber, 06 39279833, [email protected]
Gegenereerd: vl.8 2
| Voordracht | 2 | train |
Erno N Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO
Ontwikkeling X Amsterdam
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Grond en Ontwikkeling
Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie (4,2)
Openbare Ruimte en Groen (33)
Agendapunt 3
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief inzake afdoening toezegging in de Tijdelijke Algemene
Raadscommissie d.d. 7 april 2022 over natuurinclusief bouwen in tenders gronduitgifte
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief inzake afdoening van de toezegging in de Tijdelijke
Algemene Raadscommissie d.d. 7 april 2022 over natuurinclusief bouwen in tenders gronduitgifte,
met als belangrijkste punten:
e de resultaten van de evaluatie van natvurinclusief bouwen in de tenders gronduitgifte van
april 2022-augustus 2023;
e het ongewijzigd voortzetten van de bestaande werkwijze voor natuurinclusief bouwen in
tenders gronduitgifte, wegens de goede resultaten vit de evaluatie;
* de samenhang van de huidige werkwijze met het coalitieakkoord en het Doorbouwakkoord;
* de aangekondigde ontwikkelingen inzake de juridische grondslag voor natuurinclusief
bouwen in nationale en Europese wet- en regelgeving.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2). Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
In de Tijdelijke Algemene Raadscommissie (TAR) van 7 april 2022 heeft het college bij de Evaluatie
van 3 tenders natuurinclusief bouwen, de raad geïnformeerd over het besluit om het minimaal
puntenaantal voor natuurinclusief bouwen toe te passen in alle nieuwe tenders. N.a.v. een vraag van
het raadslid Van Renssen (GL) en voormalig raadslid De Jager (D66) heeft de toenmalig wethouder
Grondzaken en Duurzaamheid een tweede evalvatie van deze werkwijze na ca 1,5 jaar toegezegd.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.21 1
VN2023-021414 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Grond en % Amsterdam
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Commissie RO van 31 oktober 2023
Ter kennisneming
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
De raadsinformatiebrief wordt eveneens ter kennisneming aangeboden aan de raadscommissie
Duurzaamheid en Circulaire Economie en de raadscommissie Mobiliteit, Openbare ruimte en Water
van 1 november 2023.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja (TA2022-000374), toezegging in de TAR van 7 april 2022 om de werkwijze met het minimaal
puntenaantal voor natuurinclusief bouwen in tenders gronduitgifte te evalveren.
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. | Naam |
1. Raadsinformatiebrief Afdoening toezegging Natuurinclusief bouwen okt
AD2023-076471
2023.pdf (pdf)
AD2023-073452 Commissie RO Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam |
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Grond en Ontwikkeling, Bob Mantel, [email protected], 0683646273
Gegenereerd: vl.21 2
| Voordracht | 2 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 20 januari 2023
Portefeuille(s) Gemeentelijk Vastgoed
Portefeuillehouder(s): Wethouder Groot Wassink
Behandeld door Gemeentelijk Vastgoed ([email protected])
Onderwerp Afdoening motie 421'.22 van het lid Boomsma van de CDA
Geachte leden van de gemeenteraad,
In de vergadering van de gemeenteraad van 10 november 2022 heeft uw raad bij de behandeling
van de begroting (agendapunt 3) motie 4,21'.22 van raadslid Boomsma van de CDA aangenomen.
Daarin wordt het college gevraagd om:
1. Te onderzoeken of en hoe middels een kettingbeding bij verkoop gemeentelijk vastgoed
met een woonbestemming kan worden bewerkstelligd dat deze een woonbestemming
behouden, bij voorkeur voor kwetsbare groepen, en/of met een betaalbare huur;
2. Tevenste onderzoeken hoe middels een kettingbeding bij verkoop van gemeentelijk
vastgoed zonder woonbestemming ervoor te zorgen dat deze panden een
maatschappelijke bestemming houden.
Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie:
Het college onderschrijft het belang van het behoud van het behoud van woningen voor
bijzondere doelgroepen en/of met een betaalbare huur en maatschappelijke functies en hecht
grote waarde aan het borgen van deze voorwaarden bij de verkoop van gemeentelijk vastgoed.
Een kettingbeding is hiervoor in principe een goed instrument Tot op heden doet de gemeente dit
echter op een andere, minstens zo effectieve manier. Dit doet zij door het opleggen van
bijzondere, dwingende voorwaarden in een erfpachtovereenkomst. Hieronder volgt een
toelichting of en hoe de invoering van een kettingbeding van toegevoegde waarde kan zijn voor
het behoud van woonbestemming of maatschappelijke bestemming bij de verkoop van
gemeentelijk vastgoed. Het college concludeert dat het dubbelop vastleggen van verplichtingen in
vrijwel alle gevallen geen toegevoegde waarde of extra juridische borging geeft indien ook al
sprake is van een uitgifte in erfpacht. Daarom besluit het college in die gevallen vast te houden aan
het vastleggen van bijzondere, dwingende voorwaarden door deze vast te leggen in de
erfpachtovereenkomst. In voorkomende gevallen waarbij bij verkoop ofwel geen sprake is van een
uitgifte in erfpacht ofwel in specifieke gevallen waarbij een kettingbeding alsnog van toegevoegde
waarde kan zijn voor het behouden van bestemmingen, zal dit instrument zeker ingezet worden.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 20 januari 2023
Pagina 2 van 3
Toelichting op huidige vastlegging van bestemming via erfpachtvoorwaarden
Met het opleggen van erfpachtvoorwaarden heeft de gemeente Amsterdam al decennialange
ervaring. De bijzondere bepalingen in een erfpachtovereenkomst bepalen onder andere wat er
mag worden gebouwd en welke functies zijn toegestaan (gespecificeerd naar aantal m2 en soms
zelfs naar bouwlaag). Wijzigen van deze voorwaarden is niet mogelijk zonder voorafgaande
toestemming van de gemeente, aan welke toestemming vaak ook een financiële consequentie
verbonden is (door verhoging van de jaarlijkse canon of verhoging van de eenmalige vergoeding).
In het erfpachtsysteem kunnen zaken aanvullend worden geregeld, bijvoorbeeld zaken die in het
bestemmingsplan niet vastgelegd zijn. Denk hierbij aan het beperken van een functie (sociale
huurwoningen of midden-huurwoning) of bijvoorbeeld het vastleggen van een maatschappelijke
functie.
Toelichting bij werking van een kettingbeding
Een kettingbeding heeft een vergelijkbare werking. Een kettingbeding is een bepaalde
verplichting die bij verkoop van onroerend goed van de oude eigenaar overgaat op de nieuwe
eigenaar (en bij een opvolgende verkoop ook weer op een daaropvolgende eigenaar). Bij een
kettingbeding kan het gaan om zowel een verplichting om iets te dulden of om iets (niet) te doen.
Denk hierbij aan beperkingen die verder strekken dan het bestemmingsplan. Zoals bijvoorbeeld
het gezamenlijk onderhoud van gemeenschappelijke tuinen (verplichting tot dulden) of het niet
bebouwen van delen van terreinen of het verbieden van bepaalde functies (verplichting tot niet
doen). Een dergelijk beding kan door de gemeente worden opgelegd als zij dit bij een verkoop van
gemeentelijk vastgoed vast laat leggen in een leveringsakte. Bij een kettingbeding wordt ook
doorgaans een boetebeding opgenomen, waarbij op straffe van een boete wordt opgelegd om het
beding op te leggen zodra het onroerend goed wordt verkocht. Zo ontstaat een obligatoire
‘ketting’, waarbij dezelfde verplichting steeds van koper op koper wordt doorgegeven. Het grote
nadeel van een kettingbeding is, dat als een verkoper het kettingbeding níet oplegt aan zijn
rechtsopvolger, de rechtsopvolger er niet langer aan gebonden is. De verkoper zal dan weliswaar
de boete verbeuren, maar de ketting is definitief gebroken en geen enkele rechtsopvolger is meer
aan het beding gehouden.
Kettingbeding als toevoeging op erfpachtvoorwaarden?
De vraag of het opnemen van een kettingbeding iets toevoegt als ook erfpachtvoorwaarden
worden opgenomen, kan in de regel met nee worden beantwoord. Erfpachtvoorwaarden zelf
werken al als een kettingbeding en alle voorwaarden die de gemeente wenst op te nemen, kan al
in erfpachtvoorwaarden worden vastgelegd. Het dubbelop vastleggen van verplichtingen geeft in
de regel geen toegevoegde waarde of extra juridische borging. Alleen in voorkomende gevallen
waarbij bij verkoop ofwel geen sprake is van een uitgifte in erfpacht ofwel in zeer bijzondere
gevallen waarbij een kettingbeding alsnog van toegevoegde waarde kan zijn voor het behouden
van bestemmingen, kan dit instrument toegevoegd worden. In dergelijke gevallen zal dit
instrument zeker worden ingezet.
Het borgen van een woonbestemming voor kwetsbare groepen en/of met betaalbare huur
Bij de verkoop van gemeentelijk vastgoed wordt voordat een verkoopprocedure wordt gestart
eerst aan de beleidsdirecties en het betreffende stadsdeel gevraagd of het gewenst is om
bepaalde functies of bestemmingen vooraf vast te leggen. Hierna wordt het college gevraagd met
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 20 januari 2023
Pagina 3 van 3
deze voorwaarden in te stemmen. Zo worden bij voorbeeld gemeentelijke panden geselecteerd
die worden verkocht aan woningcorporaties uitsluitend ten behoeve van de huisvesting van
statushouders of wordt een (deels) sociaal woningprogramma als voorwaarde gesteld bij de
verkoop. Deze functies worden middels erfpachtvoorwaarden geborgd. Alleen die panden
waarvoor de beleidsdirecties of het betreffende stadsdeel geen toegevoegde waarde zien om
bepaalde functies of bestemmingen vooraf vast te leggen, worden indien het college hiermee
instemt zonder voorwaarden verkocht (middels vitgiften in erfpacht).
Het borgen van een maatschappelijke bestemming
Hetzelfde geldt voor het borgen van een maatschappelijke bestemming. Als voorafgaand aan de
verkoop door een beleidsdirectie of stadsdeel wordt aangegeven dat het vastgoed uitsluitend een
maatschappelijke functie mag hebben, dan wordt indien het college hiermee instemt deze
beperking in de verkoopvoorwaarden vastgelegd en in de erfpachtvoorwaarden geborgd.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
L } )
an f niee
LT A zj Tes
Kdl A m U meen:
\ J es zal \ Pl
Rutger Groot Wassink
Wethouder Gemeentelijk Vastgoed
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 3 | discard |
% Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
x Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 703
Ingekomen op 10 juni 2020
Behandeld op 11 juni 2020
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden De Heer en Schreuders inzake het Jaarverslag 2019 (inzicht in
terugdringen externe inhuur)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het Jaarverslag 2019
Constaterende dat:
— heteen nadrukkelijke wens van de raad is om de externe inhuur terug te dringen;
— ondanks de inspanningen van het college om de externe inhuur terug te brengen
deze in 2019 hoger was dan in 2018;
— het op dit moment voor de raad onvoldoende duidelijk is waar en waarom veel
externe inhuur plaatsvindt.
Overwegende dat:
— de vakwethouders en burgemeester zelf verantwoordelijk zijn voor de uitgaven aan
externe inhuur binnen hun portefeuille;
— hetde raad kan helpen in haar sturing als zij beter op de hoogte is van de omvang
en redenen voor externe inhuur bij de verschillende directies.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
De raad direct na het zomerreces inzicht te geven in:
— de omvang van externe inhuur per directie uitgesplitst naar soort;
— de redenen per directie voor het inzetten van externe inhuur;
— de maatregelen die per directie worden genomen om externe inhuur te
verminderen.
De leden van de gemeenteraad
A.C. de Heer
D. Schreuders
1
| Motie | 1 | discard |
x% Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2021
Nummer 113
Datum indiening g november 2020
Datum akkoord 14 april 2021
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Van Soest inzake meer fietsdoden onder
ouderen
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Het aantal dodelijke slachtoffers en ernstig gewonden onder oudere fietsers zal de komende
jaren explosief stijgen. Nu al is meer dan de helft van de fietsers die om het leven komt 7o
jaar of ouder, maar als er geen maatregelen genomen worden zal dat aantal alleen maar
stijgen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Van Soest, namens de fractie van de Partij van de
Ouderen, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met het artikel “Meer fietsdoden onder ouderen’! in
De Telegraaf?
Antwoord:
Ja, het college heeft kennisgenomen van het artikel ‘Meer fietsdoden onder ouderen’ in De
Telegraaf van 9 november 2020.
2. Het aantal dodelijke slachtoffers en ernstig gewonden onder oudere fietsers zal de
komende jaren explosief stijgen. Nu al is meer dan de helft van de fietsers die om het
leven komt 7o jaar of ouder, maar als er geen maatregelen genomen worden zal dat
aantal alleen maar stijgen. Dat constateert de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek
Verkeersveiligheid (SWOV) in een rapport over veiligheid voor oudere fietsers. Is het
college bekend met dit onderzoek?
Antwoord:
Ja, het college is bekend met het SWOV-onderzoek ‘Naar meer veiligheid voor oudere
fietsers’.
* https://www.telegraaf.nl{nieuws/182535613/meer-fietsdoden-onder-ouderen
1
Jaar 2021 Gemeente Amsterdam
Nummer 113 Gemeenteraad R
Datum 14 april 2022 Schriftelijke vragen, maandag 9 november 2020
3. “Vooral het aandeel 80-plussers dat als fietser overlijdt is flink toegenomen”, stelt de
onderzoeker van de SWOV. “Van 12% in 2000 tot 27% in 2019, ofwel: 54 van de in totaal
203 fietsdoden. 6o-plussers vormen bijna driekwart (72%) van het totaal aantal
slachtoffers en 7o-plussers ruim de helft (59%).” Wat is de reactie van het college
hierop?
Antwoord:
ledere verkeersdode of -gewonde is er een te veel. Het college heeft daarom ‘op weg naar
nul verkeersdoden’ als ambitie opgenomen in de aanscherping van het Meerjarenplan
Verkeersveiligheid 2021-2022, in aansluiting op het landelijke Strategisch Plan
Verkeersveiligheid. Het SWOV-onderzoek stelt dat het aandeel 80-plussers dat als fietser
overlijdt is toegenomen en geeft daar in het onderzoek als verklaring voor dat 80-plussers
de afgelopen jaren tot op een steeds hogere leeftijd per fiets aan het verkeer zijn blijven
deelnemen. Het college zet zich dan ook in om de veiligheid van de (oudere)
verkeersdeelnemer te verbeteren, onder meer in de aanscherping van het Meerjarenplan
Verkeersveiligheid.
4. Beschikt het college over cijfers van de overlijdensgevallen van fietsers in Amsterdam?
Zo nee, is het college bereid dit uit te zoeken? Zo ja, Kan vragensteller deze ontvangen?
Antwoord:
2010 11 5
2011 19 5
2012 15 4
2013 15 3
2014 19 5
2015 11 3
2016 12 6
2017 14 4
2018 16 3
2019 15 5
2020 13 4
5. Als gevolg van de vergrijzing en de toenemende populariteit van de (elektrische) fiets
onder ouderen, zal zonder aanvullende maatregelen het aantal verkeersslachtoffers
onder oudere fietsers de komende jaren verder toenemen, verwacht de SWOV. Het is
een combinatie van infrastructurele en voertuigtechnische maatregelen, ondersteund
door gerichte educatie en beschermingsmiddelen. Wat gaat het college doen om de
veiligheid voor oudere fietsers te vergroten?
Antwoord:
Het college neemt al verschillende maatregelen om de veiligheid voor oudere fietsers te
vergroten:
Het programma Fiets werkt aan het verbreden van fietspaden, meer opstelruimte bij
kruispunten en het verbeteren van het Groennet met rustige groene fietsroutes. Meer
ruimte voor alle fietsers betekent ook een prettigere en veiligere fietsbeleving van ouderen.
2
Jaar 2021 Gemeente Amsterdam
Nummer 113 Gemeenteraad R
Datum 14 april 2022 Schriftelijke vragen, maandag 9 november 2020
Vanuit het programma verkeersveiligheid worden maatregelen uitgevoerd ter bevordering
van de fietsveiligheid in het pilotproject Relaxte Fietsroutes. De beleving van oudere fietsers
is in dit pilotproject gebruikt om aanpassingen op straat vit te voeren zoals fietsoversteken,
het aanbrengen van middeneilanden en verwijderen van fietspadpaaltjes. Ook werken we
middels een ontwerpend onderzoek aan het veiliger inrichten van trottoirbanden en
markering op Amsterdamse fietspaden.
Daarnaast is Amsterdam aangesloten bij landelijk ontwikkelde initiatieven zoals het
programma Doortrappen, dat ontwikkeld ís in opdracht van het ministerie van I&W.
Doortrappen wil dat ouderen zo veilig en zo lang mogelijk blijven fietsen en geeft ouderen
tips over hun gedrag en bewustwording, zoals hoe zij bijvoorbeeld veilig op de fiets kunnen
stappen.
Ook sloot Amsterdam zich in 2015 aan bij het netwerk van Age-friendly Cities van de
Wereldgezondheidsorganisatie. Dit is een netwerk van steden die zich inzetten voor een
stad waar je prettig en gezond oud kan worden. De toegankelijkheid van gebouwen, fiets-
en looproutes en goede wegen maakt onderdeel vit van de doelstellingen. Ook worden er
vanuit het Meerjarenplan Fiets maatregelen genomen die de toegankelijkheid waarborgen,
zoals bij de toegankelijkheid van (ondergrondse) fietsenstallingen.
Ten slotte werkt het college aan een nieuw Meerjarenplan Verkeersveiligheid waarin
aanvullende maatregelen samen met de stad zullen worden verkend om de
verkeersveiligheid in de stad verder te vergroten, in aansluiting op het landelijke Strategisch
Plan Verkeersveiligheid en het regionale uitvoeringsplan Verkeersveiligheid 2030.
6. Nude auto ook steeds meer uit de binnenstad geweerd wordt, wordt het voor ouderen
nog lastiger om op een veilige manier de binnenstad te bezoeken. Hoe wil het college dit
oplossen?
Antwoord:
Het college zet zich in om meer ruimte voor de fietser te creëren. Zo worden onder andere
fietspaden verbreed en wordt er ingespeeld op ontbrekende schakels in het
fietsroutenetwerk. Hierdoor worden drukke fietsroutes rustiger. We sluiten hierbij aan op de
kansen die de Agenda Autoluw biedt door parkeerplekken op straat te verwijderen en
daarmee meer ruimte voor fietsen en lopen te bieden.
Op de lange termijn kiezen we ervoor om van heel Amsterdam een wandel- en fietsstad te
maken. Dat houdt in om op loop- en fietsafstand parken en buurtvoorzieningen en op
maximaal vijftien minuten fietsen stedelijke voorzieningen en grote groengebieden te
maken. Daarnaast blijft het openbaar vervoer een veilig alternatief om de binnenstad te
bezoeken, en willen hierop intensiveren door de aanleg van nieuwe
openbaarvervoerverbindingen en goede overstapmogelijkheden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 648
Datum indiening 12 april 2018
Datum akkoord 13 juli 2018
Publicatiedatum 17 juli 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid A.L. Bakker inzake de plannen voor
een nieuw proefdiercentrum van de VU.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Onlangs bereikte de fractie van de Partij voor de Dieren het nieuws dat de Vrije
Universiteit (VU) plannen heeft voor het realiseren van een nieuw, groot
proefdiercentrum in Amsterdam op het terrein van de voormalige schooltuintjes
tegenover het O2-gebouw. Een extra investering van ruim tien miljoen euro is
daarvoor nodig. Dit centrum zou in 2022 gereed zijn en het aantal dierproeven zal
stijgen doordat er meer onderzoekers komen te werken.
Op 11 april 2018 kwam een verklaring van Animal Rights naar buiten waarin zij
aangeven juridische acties te overwegen.” Volgens de stichting wordt met bouw van
een nieuw en duur proefdiercentrum onnodig het gebruik proefdieren verlengd. Zij
stellen dat het geld beter besteed zou zijn aan de ontwikkeling van
dierproefvrijonderzoek. Na deze verklaring brengt de VU via een ander medium naar
buiten dat het oppervlakte van het nieuwe proefdiercentrum kleiner wordt en dat er
ook minder proefdieren gebruikt zullen worden voor onderzoek.”
Eind 2016 werd het rapport ‘Transitie naar proefdiervrij onderzoek’ gepresenteerd, dat
in opdracht van de toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Van
Dam, was opgesteld door het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad). Dit
onderzoek gaf een roadmap voor het stapsgewijs vervangen van dierproeven door
innovatief onderzoek zonder dieren. Naar aanleiding van dit rapport stelde de
staatssecretaris als doel dat Nederland in 2025 wereldwijd koploper moet zijn met
innovatieve onderzoeksmethoden zonder dierproeven.
' https://www.advalvas.vu.nl/nieuws/vu-wil-nieuw-groter-proefdiercentrum
2 http://www.at5.nl/artikelen/180735/animal-rights-niet-blij-met-plannen-nieuw-
proefdiercentrum-vu-we-overwegen-juridische-acties
® https://www.parool.nl/amsterdam/vu-krijgt-nieuw-maar-kleiner-proefdiercentrum-op-
boelelaan-a4592156/
* https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dierproeven/nieuws/2016/12/15/van-dam-in-
2025-meeste-dierproeven-vervangen-door-innovatief-onderzoek
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam
Neng es Gemeenteblad R
Datum 17 juli 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 12 april 2018
Gezien het vorenstaande heeft het lid A.L. Bakker, namens de fractie van de Partij
voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Hoe beoordeelt het college de plannen van de VU voor de bouw van een
nieuw proefdiercentrum dat in 2022 gereed is, in het licht van het rapport
van het NCad en de nationale doelstelling om in te zetten op de ontwikkeling
van alternatieve testmethoden om in 2025 wereldwijd koploper te zijn van
dierproefvrij onderzoek”?
Antwoord:
1 juni 2018 stuurde de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de
brief ‘Transitie Proefdiervrije Innovatie’ naar de Tweede Kamer”. In de brief geeft
de minister aan dat de inzet van het kabinet is dat Nederland voorloper wordt in
de internationale transitie naar proefdiervrije innovatie. Het college is blij met deze
inzet, ook naar de mening van het college moet het aantal dierproeven zo snel als
dit vanuit wetenschappelijk oogpunt mogelijk is worden afgebouwd naar nul. Het
college deelt de mening van het kabinet dat er hierbij steeds een zorgvuldige
afweging moet plaatsvinden van de risico’s die hierbij mogelijk kunnen ontstaan
voor het onderzoek naar levensbedreigende ziekten en infectieziekten
bestrijding®. In het artikel in Ad Valvas (d.d. 26 maart 2018) worden de
argumenten voor het bouwen van het nieuw proefdiercentrum door het college
van bestuur van de VU weergegeven. Het wegen van deze argumenten en deze
- zoals de Partij voor de Dieren vraagt — beoordelen in het licht van het rapport
van de NCad, is voor het college lastig. Het dossier dierproeven bevat vele
ethische vragen en afwegingen. Binnen de gemeente Amsterdam is er geen
ambtelijke expertise op dit dossier. Dit mede omdat het beleid en de regelgeving
rond dierproeven geen gemeentelijke taak is, maar is belegd bij de rijksoverheid
(onder andere in de Wet op de dierproeven en het Dierproevenbesluit).
2. Wat zijn op dit moment precies de plannen van de VU ten aanzien van
de bouw van het nieuwe proefdiercentrum en de verhuizingen die hierbij
gemoeid gaan?
Antwoord:
In de artikelen uit Ad Valvas (d.d. 26 maart 2018) en het Parool (d.d. 12 april
2018) wordt ingegaan op de plannen van de VU ten aanzien van de bouw van het
nieuwe proefdiercentrum en de verhuizingen die hieruit volgen.
° Brief van Minister Schouten (LNV) aan de Tweede Kamer, ‘Kamerbrief over testen
zonder proefdieren’, 1 juni 2018.
® Brief van Minister Van Engelshoven (OCW) aan de Tweede Kamer, ‘Kamerbrief met
reactie op verkenning "Van aap naar beter” en toekomstvisie BPRC', 1 juni 2018.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer rui 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 12 april 2018
3. Met het oog op de verschillende berichtgevingen, kan het college precies
aangeven wat de toekomstplannen zijn van de VU op het gebied van het
aantal dierproeven en het aantal proefdieren en wat de ambities van de VU
zijn ten aanzien van proefdiervrije ontwikkelingen en toepassingen?
Antwoord:
De precieze toekomstplannen van de VU op deze onderwerpen zijn het college
niet bekend.
4. Kan het college aangeven waarom de VU noodzaak ziet in het realiseren van
een nieuw proefdiercentrum? Hoe ziet de VU deze plannen in het licht van
de nationale doelstelling rondom de ontwikkeling van dierproefvrij
onderzoek”?
Antwoord:
Zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
5. Verstrekt de gemeente Amsterdam financiële middelen aan de VU waarmee
zij de bouw van het nieuwe dierproefcentrum willen realiseren? Zo ja, zijn er
voorwaarden gesteld aan subsidies aan de VU ten aanzien van dierproeven
en inzet op het gebruik en ontwikkeling van dierproefvrije
onderzoeksmethoden?
Antwoord:
De gemeente Amsterdam verstrekt geen subsidie aan de VU voor de bouw van
het nieuwe proefdiercentrum.
6. Zijn er in het algemeen bij de verstrekking van financiële middelen door
de gemeente Amsterdam aan onderwijs- en onderzoeksinstellingen
voorwaarden gesteld ten aanzien van dierproeven en de inzet op gebruik en
ontwikkeling van dierproefvrije onderzoeksmethoden? Zo ja, welke?
Zo nee, waarom niet en is het college bereid om dit alsnog te doen”?
Antwoord:
De gemeente Amsterdam verstrekt geen subsidie aan de VU voor de bouw van
het nieuwe proefdiercentrum. Het college van burgemeester en wethouders is niet
voornemens bij de verstrekking van financiële middelen voorwaarden te gaan
stellen ten aanzien van dierproeven omdat het beleid ten aanzien van
dierproeven geen gemeentelijke taak is, maar is belegd bij de rijksoverheid (onder
andere in de Wet op de dierproeven en het Dierproevenbesluit). Binnen de
gemeente is er ook geen expertise om een inhoudelijk oordeel te geven over
noodzaak en afwegingen rondom het beleid ten aanzien van dierproeven.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 607
Datum akkoord college van b&w van 16 juni 2015
Publicatiedatum 17 juni 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.D. Shahsavari-
Jansen van 23 maart 2015 inzake de besteding van subsidiegelden door het
stadsdeel Zuidoost.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster.
Vanuit de CDA-vertegenwoordiging in de bestuurscommissie van het stadsdeel
Zuidoost en vanuit de media bereiken de fractie van het CDA verontrustende
berichten over het ondoelmatig en onzorgvuldig inzetten van subsidiegelden door
het stadsdeel Zuidoost. Het gaat om de besteding van subsidiegelden aan
de organisaties Kansrijk en Podium ZO!
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 23 maart 2015, namens de fractie
van het CDA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Hoeveel subsidie hebben deze organisaties de afgelopen jaren in totaal
gekregen, en hoeveel in 2015?
Antwoord:
Het College heeft van stadsdeel Zuidoost de volgende informatie gekregen:
Voor 2013 heeft stichting ZO Cultuur voor de eerste keer een subsidie van
het toenmalige stadsdeel verleend; het was € 335.000. Bij de vaststelling is dit
bedrag uiteindelijk vastgesteld op € 204.836. Voor 2014 is subsidie verleend van
€ 300.000 ,-. Vaststelling dient nog plaats te vinden. Voor 2015 heeft het stadsdeel
geen subsidie toegekend aan stichting ZO Cultuur.
Kansrijk Zuidoost is een onderdeel van het stadsdeel en de gemeentelijke
organisatie. Derhalve is er geen subsidie verstrekt. Een verdere toelichting
omtrent Kansrijk Zuidoost treft u aan bij de reactie op vraag 5.
2. Waartoe zijn deze subsidies verstrekt, met welk doel, en wat waren de
prestatieafspraken”?
Antwoord:
De subsidie aan stichting ZO Cultuur was bestemd voor het beheer en
de programmering van verschillende activiteiten, gericht op participatie,
bewonersinitiatieven en activering onder de naam Podium ZO in het gebouw
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing der Gemeenteblad
Datum 17 juni 2015 Schriftelijke vragen, maandag 23 maart 2015
Frissenstein 78. Hierbij was tevens de opdracht om door middel van niet-
subsidiabele activiteiten eigen inkomsten te genereren.
3. Zijn die gehaald en zo nee, waarom niet? Op welke manier is verantwoording
afgelegd door de genoemde organisaties over de besteding van deze
subsidiegelden, en wat waren dan wel de resultaten? Hoe is er vanuit het
dagelijks bestuur verantwoording afgelegd over de besteding van deze
subsidiegelden?
Antwoord:
In 2013 bleek dat het gebouw Frissenstein 78 later beschikbaar was vanwege
aanpassingen, dan aanvankelijk werd aangenomen. Het leidde tot een lagere
vaststelling van de subsidie (d.d. 6 november 2014) omdat er daardoor minder
activiteiten hadden plaats gevonden.
Voor 2014 moet de vaststelling nog plaats vinden. Het stadsdeel Zuidoost heeft
voor 2015 besloten echter geen subsidie te verlenen aan stichting ZO Cultuur
omdat de activiteiten zijn achter gebleven ten opzichte van wat het bestuur vooraf
in de aanvragen had aangegeven. Bovendien is volgens het stadsdeel de
bedrijfsvoering niet optimaal, wat heeft geleid tot een verslechterende financiële
positie.
Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie Zuidoost geeft desgevraagd aan
dat de verantwoording heeft plaats gevonden binnen de daarvoor gestelde kaders
van de gemeente Amsterdam. De stichting heeft conform de toen geldende
Algemene subsidieverordening verantwoording over 2013 gedaan; op basis
daarvan heeft ook de vaststelling van de subsidie plaats gevonden. Voor 2014
diende de stichting vóór 1 april 2015 de vereiste verantwoording in te dienen; dat
is gebeurd.
In de loop van de beide subsidiejaren diende de stichting het stadsdeel door
middel van kwartaalrapportages op de hoogte te houden van de ontwikkelingen
die relevant zijn voor de subsidiëring. Die kwartaalrapportages zijn overgelegd.
Bij het begin van de subsidierelatie in 2012 heeft overleg en beraadslaging plaats
gevonden met de toenmalige stadsdeelraad en is binnen de stadsdeelbegroting
de subsidieverstrekking gerealiseerd. Voor de vaststelling van de subsidie over
2013 en 2014 heeft te gelden dat dit binnen de gebruikelijke kaders via de
gemeentelijke jaarrekening plaats vindt en heeft plaats gevonden.
4. Is het college van mening dat er geld ondoelmatig is besteed met betrekking tot
deze twee organisaties, of is verspild? Graag een toelichting. Waarom is het hier
misgegaan? Hoe had men dit kunnen voorkomen?
Antwoord:
Stadsdeel Zuidoost geeft aan dat wat betreft stichting ZO Cultuur de vaststelling
van de subsidie over 2013, conform de bepalingen van de op dat moment
geldende Algemene subsidieverordening, het subsidiebedrag lager is vastgesteld
dan verleend, omdat er minder activiteiten tot stand waren gekomen dan te voren
door stadsdeel en stichting ZO Cultuur waren bepaald. Zij geeft bovendien aan
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 7 uni 2015 Schriftelijke vragen, maandag 23 maart 2015
dat het vastgestelde bedrag uiteindelijk geheel besteed is aan de subsidiabele
activiteiten.
Het stadsdeel merkt op dat de verklaring vanuit de stichting voor het eerste
subsidiejaar 2013 voor het niet halen van het aantal uit te voeren activiteiten,
namelijk een later beschikbaar komen van het pand Frissenstein 78, als een
voldoende rechtvaardiging kon nemen; in de loop van het tweede subsidiejaar
2014, toen de activiteiten wederom in aantal achterbleven, is het achterblijven van
activiteiten een reden voor het stadsdeel geweest om de subsidiëring voor 2015
niet meer voort te zetten, naast de aanwijzingen die de commissie heeft voor een
gebrekkige bedrijfsvoering.
Ten aanzien van Kansrijk Zuidoost, zie de beantwoording op vraag 5.
5. Kan het college ingaan op de suggestie die in Het Parool wordt opgeworpen dat
de veronderstelde banden met de Ghanese gemeenschap in Zuidoost mede ten
grondslag zouden liggen aan de subsidieverstrekking aan Kansrijk?
Antwoord:
Die suggestie neemt het college niet over. Kansrijk Zuidoost krijgt geen subsidie
van de gemeente Amsterdam, maar is een onderdeel van de gemeentelijke
organisatie. Kansrijk Zuidoost richt zich vanaf het begin in 2007 op alle kwetsbare
groepen binnen het stadsdeel Zuidoost. Daarbij hanteert zij de methodiek van
“achter de voordeur” en worden er huis aan huis bezoeken bij bewoners afgelegd
om met hen te spreken en in contact te komen. Vanaf het begin heeft zij zich
gericht op thema’s als schuldhulp, gezondheid, werk en inkomen, en opvoeding.
6. Kan het college ingaan op de vermeende grote overhead bij Podium ZO doordat
daar twee directeuren zijn aangesteld?
Antwoord:
Het stadsdeel Zuidoost heeft, zoals hierboven al is beschreven, subsidie verstrekt
aan Podium ZO en inmiddels is deze subsidierelatie vanwege de gebrekkige
bedrijfsvoering en het achterblijven van de activiteiten beëindigd.
De stichting maakte een zelfstandige een keuze om voor de programmering en
het beheer van het gebouw afzonderlijk twee medewerkers aan te stellen onder
de noemer van directeur.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | test |
2% Gemeente
X Amsterdam
1 Amsterdam.nl
2 Formulier raadsadres
Naam
E-mail
Adres |
Postcode |
Plaats |
Amsterdam |
Telefoon
Uw bericht
Geachte Is, |
Ik ben in het bezit van een Stadspas met Groene stip.
Waar ik erg blij mee ben, dat ik van sommige activiteiten gebruik mag
maken.
Maar... het vervoer naar sommige activiteiten, moet ik doen met het
openbaar vervoer.
Want lopend erheen kan ik niet, fietsend is ook een groot probleem
voor mij , lees(lichamelijke ongemakken) Alleen het openbaar vervoer
kost mij (ons) gewoon teveel geld. Nu is mijn vraag, kan ik een
vergoeding krijgen voor het openbaar vervoer, om toch aan diverse
aanbiedingen te kunnen deelnemen? Ik heb gebeld naar de
gemeente 14020, maar die zeiden , dat ik dan maar moest kijken of er
soms een aardige buurman ofzo was, die mij even wilde brengen, en
ophalen …!! Ik kijk wel maandelijks naar de aanbiedingen, maar ik kan
er niet aan deel nemen of er dus komen.
Hopende op een bericht van U,
teken ik
| Raadsadres | 1 | train |
2x Gemeente Bezoekadres
mstel 1
Amsterdam 1011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Waternet, Postbus 94370, 1090 GJ Amsterdam
De leden van de Raadscommissie Mobiliteit,
Luchtkwaliteit en Water
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN Amsterdam
Datum 26 mei 2020
Ons kenmerk WN 20.012620
Uw kenmerk
Behandeld door Maaike Veer (Waternet)
Telefoon{e-mail (o20) 608 7586 / maaike.veer @waternet.nl
Bijlage(n)
Onderwerp Amsterdamse Waterleidingduinen: afdoening diverse toezeggingen en een motie
Geachte leden van de raadscommissie
Met deze brief informeer ik u over de afdoening van een aantal toezeggingen en een motie
die betrekking hebben op de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD).
Beheeradviesgroep
Waternet staat de komende tijd voor een aantal keuzes met betrekking tot het natuurbeheer
en de bevordering van de biodiversiteit (bijvoorbeeld rond bosontwikkeling, recreatie,
damhertenpopulatie, stikstofproblematiek).
Het bosbeheer heeft al langer de maatschappelijke aandacht. Dat was de aanleiding voor het
ontstaan van de beheeradviesgroep (BAG). Vanaf de zomer 2019 is de heer Koos Biesmeijer,
wetenschappelijk directeur bij Naturalis Biodiversity Center (Leiden) en hoogleraar Natuurlijk
Kapitaal aan de Universiteit Leiden voorzitter van de BAG. Hij is eerst aan de slag gegaan om
samen met de BAG tot een gedragen werkwijze te komen. De afspraken hierover staan op
de website van de AWD!. De heer Biesmeijer heeft er alle vertrouwen in dat de BAG zich zo
verder kan ontwikkelen als een waardevol participatieplatform en klankbord voor het beheer
van de AWD door Waternet.
Bosbeheer
De bosvisie van Waternet — met input van de BAG -— is besproken in de commissie van 7
maart 2019 en de raad van 7 november 2019. De discussie over het wel of juist niet kappen
van bos in natuurgebieden met als doel het bevorderen van de biodiversiteit heeft ook in
verschillende lokale en landelijke media aandacht gekregen. Ook bij het Rijk kan het
* Werkwijze beheeradviesgroep
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Kenmerk 20.012620
Pagina 2 van 3
bosbeheer rekenen op hernieuwde aandacht. Op 3 februari 2020 heeft de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haar ambities en doelen voor een nationale
bosstrategie gepresenteerd. Medio 2020 verwacht de minister samen met de provincies een
complete Bossenstrategie met een uitvoeringsprogramma vast te stellen.
Op 7 maart 2019 heb ik toegezegd de werkplannen bosbeheer voor de AWD aan de
commissie te doen toekomen (TA2019-000394). In de raadsvergadering van 7 november
2019 is bij de behandeling van “ Bos in de Duinen’ de motie van het lid Van Lammeren
(PvdD) aangenomen (in elk werkplan een doelstelling voor het aantal m3 dood hout per
hectare een verplicht onderdeel te maken, TA2019-001492).
Waternet start deze zomer met de uitwerking van het bosbeheer. Hierbij worden eerst
ervaringen met bosbeheer (methodes en resultaat) in het veld bekeken en besproken met de
BAG. Tevens heeft Waternet onderzoeken laten uitvoeren zoals een vegetatiekartering en
een onderzoek naar de hoeveelheid dood hout? Bij de uitwerking van de bosbeheervisie in
uitvoeringsplannen voor de AWD worden deze ervaringen en informatie meegenomen
waarna Waternet gefaseerd voorstellen zal doen voor werkzaamheden. De BAG denkt mee
over de werkzaamheden en doelstellingen, waaronder de hoeveelheid dood hout. Het eerste
deel van de feitelijke uitvoering zal in de winter van 2021-2022 plaatsvinden. Dit
uitvoeringsplan zal medio 2021 ter kennisgeving aan de raad worden gestuurd en op de
website gepubliceerd worden.
Ten slotte heb ik tijdens de bovengenoemde raadsbehandeling aan het Raadslid Groen (GL)
toegezegd om uit te zoeken of Waternet niet handelt in hout met winstoogmerk. Het is zo
dat bij reguliere snoeiwerkzaamheden (zoals herstel stormschade en werkzaamheden uit
veiligheidsoverwegingen) bomen en/of hout in principe in de AWD blijven. Echter, voor het
behalen van Natura 2000 natuurdoelen (bijvoorbeeld het herstel van open duinvegetaties)
kan het wenselijk zijn om wel hout te verwijderen uit het systeem. Dit hout wordt dan aan
de aannemers gelaten voor duurzame bestemmingen. De opbrengst wordt in dat geval in
mindering gebracht op de kosten van deze natuurherstelmaatregelen. Waternet handelt dus
niet met hout met winstoogmerk.
Fietsregeling
In de commissievergadering MLD van 12 juli 2018 is gesproken over de aangepaste regeling
voor mensen met een beperking om te mogen fietsen in de AWD. Ik heb toegezegd aan
voormalig lid Kuiper - de Haan (CU) om te kijken naar de recreatiedruk in de
Waterleidingduinen en aan lid Van Lammeren (PvdD) om het maximum aantal ontheffingen
(inzake de Waterleidingduinen) juridisch te toetsen (TA2018-000616).
Een van de opgaven in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) is de ruimte voor recreatie
afgestemd op de woningopgave. Waternet werkt daarin samen met de overige
natuurbeheerders in de regio. De rust en ruimte in de AWD wordt hoog gewaardeerd door
bezoekers, zo blijkt uit recente onderzoeken onder bezoekers van groengebieden in Noord-
* Boshua (2019) Dood hout in de AWD
Gemeente Amsterdam Kenmerk 20.012620
Pagina 3 van 3
Holland. Monitoring van de recreatiedruk wordt meegenomen in het monitorings- en
onderzoeksplan voor de actualisatie van de recreatievisie,
De juridische kaders zijn het VN verdrag Handicap en de Wet gelijke behandeling op grond
van handicap of chronische ziekte (Wghb/cz). Het verdrag verplicht tot een inclusieve
samenleving en de wet waarborgt dat mensen met een beperking van al hun rechten gebruik
kunnen maken. Een overheid is gehouden zoveel mogelijk te doen om de toegankelijkheid
voor mensen met een beperking te vergroten. De door Amsterdam gestelde grens van 200
ontheffingen voor de AWD blijkt tot op heden redelijk en billijk te zijn en voldoet.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben en beschouw de toezeggingen en de
motie hierbij als afgedaan.
Met vriendelijke groet,
en,
{ Ze B >
ju bed hi
Sharon A.M. Dijksma
Wethouder Verkeer en Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
| Motie | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 433
Datum akkoord 6 mei 2016
Publicatiedatum 9 mei 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Torn (VVD) van 15 februari 2016 inzake
een milieuzone voor scooters.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Onlangs heeft wethouder Choho aangekondigd een milieuzone voor scooters te
willen instellen. Volgens de huidige plannen van wethouder Choho zouden scooters
die gebouwd zijn vóór 2011 vanaf 2018 niet meer welkom zijn in grote delen van de
stad. Het doel van deze milieuzone lijkt te zijn om vervuilende scooters te weren uit
de stad. Uit onderzoek blijkt dat met name tweetaktscooters erg vervuilend zijn.
Viertakt scooters zijn daarentegen een stuk minder vervuilend. Middels deze
schriftelijke vragen verneemt de indiener — het lid Torn, mede namens het
duoraadslid Eenhoorn — graag verdere toelichting op de aangekondigde maatregelen.
De scooters zijn gekocht met de intentie deze overal te kunnen gebruiken. Een
milieuzone heeft tot gevolg dat scooterrijders — met een scooter van vóór 2011 —
bijvoorbeeld niet meer met de scooter naar hun werk kunnen. De VVD acht deze
maatregel ingrijpend aangezien hierdoor een groot aantal scooters praktisch
onbruikbaar wordt. De (financiële) waarde van deze scooters zal hierdoor sterk dalen.
Dit heeft nadelige gevolgen voor eigenaren én verkopers van de betreffende
vervoersmiddelen.
Het college kiest er bovendien niet voor om alleen tweetaktscooters te weren, maar
om alle scooters van vóór 2011 te weren. Dit betekent dat relatief schone viertakt
scooters van vóór 2011 ook geweerd zouden worden. De vraag is dus of de
maatregel om scooters van vóór 2011 te weren wel het meest geschikt is om het
schijnbaar beoogde doel te bereiken. Verschillende onderzoeken trekken de positieve
effecten van een milieuzone voor auto's in twijfel. Daarnaast blijkt dat de lucht de
afgelopen jaren aanzienlijk schoner geworden is. Dit is mede te danken aan het feit
dat nieuwe auto's en scooters schonere uitlaatgassen uitstoten. De verwachting is dat
de luchtvervuiling door het wegverkeer de komende jaren verder zal afnemen.” Deze
ontwikkelingen staan los van een eventuele milieuzone. Het lijkt er dan ook op dat er
een achterhoedegevecht wordt gevoerd met het instellen van deze milieuzone. De
VVD is kritisch over de positieve gevolgen voor de luchtkwaliteit van een milieuzone
voor scooters en kritisch over de inbreuk op het eigendomsrecht die door het instellen
van een milieuzone kan plaatsvinden.
| Zie bijvoorbeeld dit Duits onderzoek: http://www.anwb.nl/auto/nieuws/2012/februari/milieuzones-
weinig-effect-op-luchtkwaliteit
2 https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2014/12/16/luchtkwaliteit-in-nederland-steeds-beter
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing aa Gemeenteblad
Datum 9 mei 2016 Schriftelijke vragen, maandag 15 februari 2016
Gezien het vorenstaande heeft het lid Torn, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Kan het college aangeven wat in zijn perceptie het precieze doel van
de milieuzone voor scooters is? Kan het college dit doel kwantificeren?
Zo nee, waarom niet? Wanneer is het doel bereikt?
Antwoord:
Het doel van de milieuzone voor brom- en snorfietsen is het terugdringen van
schadelijke emissies van brom- en snorfietsen ter bevordering van de gezondheid
van alle Amsterdammers en alle bezoekers van Amsterdam. Dit doel is bereikt
wanneer het Amsterdamse scooterbestand in 2025 compleet uitstootvrij is. De
milieuzone is een eerste stap richting dit doel.
Daarbij is nul emissie ook een gezondheidsdoel. Brom- en snorfietsen stoten
namelijk buitenproportioneel veel kankerverwekkende koolwaterstoffen — in het
bijzonder benzeen - uit; daarvoor bestaan geen veilige grenswaarden en daarom
heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) ook geen veilige grenswaarde
voor benzeen vastgesteld. Voor kankerverwekkende stoffen kan altijd
gezondheidswinst worden behaald door reductie van uitstoot en dus is het
belangrijk om een stof als benzeen zoveel mogelijk uit de leefomgeving te
bannen. Met betrekking tot de gezondheidseffecten kan in dit verband kwalitatief
een vergelijking worden gemaakt met bijvoorbeeld asbest. Ook de blootstelling
aan asbest willen wij voorkomen, omdat er voor asbest — net als voor
koolwaterstoffen — geen veilige grenswaarde bestaat.
2. In hoeverre is het instellen van deze milieuzone noodzakelijk om Europese
richtlijnen op het gebied van luchtkwaliteit te halen?
Antwoord:
Het invoeren van een milieuzone heeft een groot effect op de volksgezondheid.
4-Takt brom- en snorfietsen stoten echter 100 keer zoveel kankerverwekkende
koolwaterstoffen , waaronder benzeen, uit als een moderne personenauto; 2-takt
nog vele malen meer. Het college kijkt dus verder dan het halen van de EU-
normen en ziet hierin de motivatie om, in het belang van de gezondheid van alle
Amsterdammers en bezoekers van de stad, de uitstoot van deze stof zoveel
mogelijk te beperken. In het antwoord op vraag 5 wordt een overzicht gegeven
van de effecten van de milieuzone op de verschillende luchtverontreinigende
stoffen
3. Op grond van welke overwegingen is het college gekomen tot de grens van 2011
als bouwjaar voor de voorgenomen milieuzone voor scooters?
Antwoord:
Insteek van het college is om de meest vervuilende voertuigen te weren. Niet
alleen de uitstoot van 2-takt maar die van ook 4-takt brom- en snorfietsen is
schadelijk voor de gezondheid. Bij de registratie koppelt de RDW het kenmerk 2-
of 4-takt niet aan het kenteken van het voertuig. Een visuele inspectie is nodig om
te bepalen of het om een 2- of 4-takt brom of snorfiets gaat. Dit maakt de
handhaving bijzonder complex. Vandaar dat voor een leeftijdsgrens als
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing aa Gemeenteblad
Datum 9 mei 2016 Schriftelijke vragen, maandag 15 februari 2016
toegangseis is gekozen. Alle niet-elektrische brom- en snorfietsen verbieden is
niet realistisch en wenselijk. Om die reden is gezocht naar de balans tussen een
realistische leeftijdsgrens en een effectieve en efficiënte maatregel. Uit analyse
van TNO blijkt dat het relatief grootste effect kan worden gerealiseerd door te
kiezen voor 2011 als grensjaar. Achterliggende oorzaak is dat het aandeel 2-takt
brom- en snorfietsen sinds 2011 sterk is afgenomen. In onderstaande figuur is het
reductie-effect op de koolwaterstofconcentraties weergegeven. Dit gunstige effect
voor de luchtkwaliteit loopt op naarmate de milieuzone strenger is.
20.0%
ö
$ 16.0%
5
9 12.0%
8
8 80%
E
E 40%
>
0.0%
PS LS FP SS NY
£ £ ne £ ne 2 2 2
EE EE EE
SS SS EE ES
Het College realiseert zich dat er ook relatief nieuwe 4-takts van voor 2011
geweerd worden die milieutechnisch dezelfde prestaties kunnen leveren als het
voertuig dat niet verboden is. Om die reden is in samenspraak met BOVAG en
RAI-Vereniging afgesproken om te komen tot een ontheffingsmogelijkheid voor
4takt brom- en snorfietsen van jonger dan 1-1-2008, en een maximale leeftijd van
10 jaar.
4. Heeft het college de mogelijkheid onderzocht om een milieuzone in te stellen voor
tweetaktscooters? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom kiest het college ervoor
dit criterium niet te gebruiken?
Antwoord:
Ja, het College heeft deze mogelijkheid onderzocht. Een milieuzone instellen voor
alleen 2-takt brom- en snorfietsen blijkt bijzonder complex, omdat de 2/4-takt-
kenmerken niet bij de RDW geregistreerd worden. Daarnaast is ook handhaving
complex; de enige manier om vast te stellen of sprake is van 2- of 4-takt is door
een visuele inspectie.
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing aa Gemeenteblad
Datum 9 mei 2016 Schriftelijke vragen, maandag 15 februari 2016
5. Kan het college inzichtelijk maken wat de precieze effecten zullen zijn van de
aangekondigde milieuzone?
Antwoord:
Het college heeft TNO onderzoek laten doen naar de effecten van de
aangekondigde milieuzone. Uit dit onderzoek ‘Bijdrage van brommers aan de
luchtkwaliteit in Amsterdam’, blijkt dat wanneer er de leeftijdsgrens 2011 wordt
aangehouden, zoals nu aangekondigd, er de volgende vermindering van emissies
door brom- en snorfietsen kan worden verwacht (uitgedrukt als reductie van de
totale emissie door brom- en snorfietsen):
— _NO2 (stikstofdioxide) vermindering van 22%;
— NOx (stikstofoxiden) vermindering van 22%;
— _PM10 (fijn stof) vermindering van 31%;
— EC (elementair koolstof) vermindering van 31%;
— THC (koolwaterstoffen) vermindering van 16%;
— _CO2 (kooldioxide) vermindering van 8%.
6. Wat zouden de effecten van een milieuzone zijn waarbij scooters van vóór 2007,
2008, 2009 of 2010 geweerd zouden worden? Graag een toelichting per
bouwjaar.
Antwoord:
In het genoemde TNO onderzoek wordt ook onderzoek gedaan naar de effecten
van een milieuzone wanneer de grens op een ander bouwjaar gezet zou worden.
Resumerend zijn de effecten van elk van de milieuzone-varlanten op de
bovengenoemde stoffen als volgt:
Vermindering van emissies door brom- en
Milieuzone eweerd O eweer
nd
Leet
4
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer es 2016 Schriftelijke vragen, maandag 15 februari 2016
7. Erkent het college het feit dat scooters van vóór 2011 relatief schoon kunnen zijn?
Is het college zich ervan bewust dat de milieuzone tot onbegrip kan leiden onder
scootereigenaren van schone scooters van vóór 2011?
Antwoord:
Zoals reeds vermeld is het college van mening dat in principe alle huidige brom-
en snorfietsen zonder elektrische aandrijving niet schoon zijn. 4-takt brom- en
snorfietsen zijn weliswaar minder vervuilend zijn dan 2-takt brom- en snorfietsen,
maar ook 4-takten stoten nog steeds 100 keer zoveel kankerverwekkende
koolwaterstoffen uit als een moderne personenauto. Daarnaast lopen de
Europese uitstootnormen voor brom- en snorfietsen ver achter op die voor auto's.
Invoeringsdatum |Brom- en Personenauto's Bestelauto's (Vrachtauto's
nieuwe modellen [snorfietsen en bussen
Euro 1/| ____jun99 jul-92 okt9af __ jan-92)
Euro 2/ | ___jun02) jan) jan8 okt-96
Euro 3/ Il ___Jen4) ____jan00 ___jan01 okt-00
Euro 4/ IV Jani) jan05 ____jan-06) okt-05
Euro 5/V okt-08
Dit is in bovenstaande tabel weergegeven. Waar voor de overige vervoerstypen al
een euro 6 norm bestaat, wordt voor brom- en snorfietsen pas in 2017 een euro 4
norm geïntroduceerd.
Het college heeft begrip voor mensen met een relatief nieuwe 4takt die de
milieuzone niet meer in mag. Voor deze groep is in overleg met BOVAG en RAI-
Vereniging ook tot een ontheffingsmogelijkheid gekomen (zie het antwoord op
vraag 3).
8. In hoeverre overweegt het college een uitzondering te maken voor schone
scooters van vóór 2011?
Antwoord:
Het college is van mening dat in principe alle huidige brom- en snorfietsen zonder
elektrische aandrijving niet schoon zijn. Het college stelt desondanks voor een
ontheffingsregeling in te stellen voor voertuigeigenaren van een 4-takt brom- of
snorfiets van na 1-1-2008 (zie het antwoord op vraag 3).
5
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neng Î Gemeenteblad
Datum es 2018 Schriftelijke vragen, maandag 15 februari 2016
9. Is het college zich ervan bewust dat het instellen van een milieuzone voor
scooters vóór een bepaalde datum mogelijk een inbreuk zou kunnen zijn op het
eigendomsrecht, geregeld in artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM)?
Antwoord:
Mensenrechten en democratie zijn essentiële pijlers in de manier hoe wij in
Amsterdam met elkaar samenleven. Mensenrechten zijn de fundamentele
waarden van onze samenleving: vrijheid voor en gelijkwaardigheid van ieder
mens - de kernwaarden van iedere Amsterdammer. De overheid heeft de
verantwoordelijkheid om de mensenrechten van zijn burgers te respecteren en te
beschermen en ze heeft de zorgplicht om een omgeving te creëren waarin
burgers hun rechten kunnen realiseren. Om deze redenen heeft het college het
respecteren van de mensenrechten ook hoog in het vaandel staan
Artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens (EVRM) bepaalt: ‘ledere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het
ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden
ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in
de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.’3
Het college wil de milieuzone voor scooters invoeren als onderdeel van een breed
pakket aan maatregelen om de luchtkwaliteit in Amsterdam te verbeteren, in het
belang van de gezondheid van alle Amsterdammers en alle bezoekers aan de
stad. Hiermee dient het college het algemeen belang, binnen de haar wettelijk
gegeven bevoegdheden. Het college is van mening dat het instellen van
milieuzones niet in strijd is met het genoemde artikel
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
$ Brief van het college aan de raad ‘Amsterdamse Mensenrechtenagenda’, 25 augustus 2015
6
| Schriftelijke Vraag | 6 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 1363
Datum indiening 15 november 2018
Datum akkoord 6 december 2018
Publicatiedatum 13 december 2018
Onderwerp
Beantwoording nadere schriftelijke vragen van het lid Taimounti inzake
de bemiddeling van statushouders bij het Team Entree.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Binnenkort biedt het college haar plan aan de raad inzake de caseloadverlaging van
klantmanagers. In dat kader wil de fractie van DENK weten wat de huidige situatie is
bij het Team Entree.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Taimounti, namens de fractie van DENK,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende nadere schriftelijke vragen op zijn schriftelijke vragen van 19 oktober
2018 (nr. 1251) aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
Statushouders blijven maximaal zes maanden in de caseload van de klantmanagers
bij Team Entree. Vervolgens stromen ze door naar het Jongerenpunt of Activering.
1. In hoeverre is het Team Entree daadwerkelijk gelukt om statushouders
maximaal zes maanden in hun caseload te houden? Kan er een duidelijk
overzicht gegeven worden?
Antwoord:
Bij de start van de uitvoering van Amsterdamse aanpak statushouders (medio
2016) was het uitgangspunt dat statushouders die onze stad instroomden, de
eerste 6 maanden begeleid worden door Team Entree. Team Entree werd
daarmee verantwoordelijk voor:
de intake, het verkrijgen van een goed klantbeeld, het opstellen van een plan
van aanpak, de start van het Taal en Oriëntatieprogramma Vluchtelingen
(TOV), en
e het begeleiden van de klant bij de eerste stappen richting opleiding, werk of
participatie, parallel aan de inburgering van de klant.
Uitgangspunt was ook de statushouders na circa 6 maanden over te dragen aan
een dedicated collega binnen de WPl-organisatie (voor zover ze nog niet weer
uitgestroomd waren uit de bijstand) om daar de intensieve, persoonlijke en duale
aanpak (begeleiding naar werk, opleiding of participatie parallel aan inburgering)
die deze aanpak kenmerkt te continueren. Ofwel overdracht:
e van jonge statushouders naar Jongerenpunten:;
e van volwassen statushouders naar Activering.
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Le eember 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 15 november 2018
Vervolgens heeft het college bij de voorjaarsnota 2017 besloten om:
e de Amsterdamse aanpak statushouders te verlengen en statushouders
gedurende drie jaar na hun instroom intensief te begeleiden, waarbij de
statushouder niet eerder uit de aanpak stroomt nadat hij is ingeburgerd, ook al
heeft hij al eerder (part-time) werk gevonden. Om dit te kunnen realiseren, is
de dedicated klantmanagentcapaciteit (mede) op basis van gemeentelijke
financiële middelen verder uitgebreid.
Bij de najaarsnota van 2017 heeft het college besloten om:
e niet alleen de statushouders die vanaf 2016 nieuw instromen in Amsterdam
onder de aanpak statushouders te brengen, maar ook de statushouders die in
de periode 2013-2016 nieuwe Amsterdammer zijn geworden.
De dedicated klantmanagers voor statushouders bij Activering maken inmiddels
integraal onderdeel uit van Team Entree om de doorgaande lijn van begeleiding
vanaf het moment van aankomst in Amsterdam tot aan ‘landing in de wijk’ nog
beter te kunnen realiseren. Deze klantmanagers voeren hun werkzaamheden uit
in het stadsdeel waar hun klanten wonen.
Daarnaast is inmiddels afgesproken maatwerk te hanteren bij de overdracht van
statushouders door Team Entree aan de Jongerenpunten. Dit allereerst in het
belang van de klant (wat is goed voor de klant) waarbij ook rekening gehouden
wordt met de instroom van klanten bij, en de caseload-ontwikkeling van zowel de
Jongerenpunten als Team Entree. En daarnaast ook alvast in het licht van het
nieuwe inburgeringsstelsel dat in 2020 van kracht wordt, waarbij de gemeente
meer verantwoordelijkheid krijgt t.a.v. de inburgering van statushouders.
Het toepassen van maatwerk door Team Entree en de Jongerenpunten bij de
overdracht van statushouders kan in de praktijk tot verschillende uitkomsten,
ofwel verschil in het moment van overdracht van klanten, leiden.
Uit de monitorgegevens van de Amsterdamse aanpak statushouders blijkt dat op
1 november 2018 in totaal 4.066 statushouders in deze aanpak zijn ingestroomd
(standcijfer) waarvan 1.053 statushouders onderdeel zijn van het klantenbestand
van de Jongerenpunten.
2. In hoeverre is dat Team Entree niet gelukt? Kan er hier ook een duidelijk
overzicht gegeven worden?
Antwoord:
Zie de beantwoording van vraag 1.
3. Kan - in de gevallen waarbij het niet gelukt is om statushouders zes
maanden in hun caseload te houden — aangegeven worden wat de
verklaring daarvoor is?
Antwoord:
Zie de beantwoording van vraag 1.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
weing aes Gemeenteblad
ummer seal:
Datum 13 december 2018 Schriftelijke vragen, donderdag 15 november 2018
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
Dashboard Metroprestaties Week 4
e Wekelijks prestatieoverzicht van de Amsterdamse Metro onder CBTC
nee GVB poor en door Amsterdam
€
„ Leeswijzer
p Bijgesloten treft u het dashboard Metroprestaties aan zoals dit wekelijks door GVB
geproduceerd en geactualiseerd zal worden.
p In dit dashboard worden 4 belangrijke prestatie-indicatoren weergegeven. Er is gekozen
voor systeemuitval, rituitval, punctualiteit en kwaliteit van reisinformatie.
p Om data in perspectief te kunnen plaatsen zijn van rituitval en punctualiteit ook data van
2019, 2020 en 2021 opgenomen.
p Uitval en dispunctualiteit kennen vele en zeer uiteenlopende oorzaken. GVB stuurt, 4
samen met andere betrokken partijen, continue en integraal op verbetering van de
dienstverlening.
2
Systeemuitval |
Systeemuitval duur overzicht
_ 3:38 730 4
2 7:26
£ 614 Definitie systeemuitval = systeemuitval zorgt voor
< 5:02 :
S 450 300 stilstand van al het metroverkeer. De duur van
2 I .
= 238 | 1:45 systeemuitval wordt gerekend vanaf het moment dat het
Z 1:26 100 945 0:45 930 0:30 : 025 0:55 _ 1:00
E ons MN mm mm LZ En metroverkeer is stilgevallen de stilstand tot aan het
> Ss 5 S S 5 S S 5 S s 5 moment dat de eerste metro weer opgestart wordt.
Hd
Datum
mmm Volledig onder CBTC
Systeemuitval per week
20 : : ‘
B | | | Toelichting week-4:
3 1,00 In week 1 heeft zich het laatste incident van
: systeemuitval voorgedaan. In weken 2, 3 en 4
Ë ia OO OO dus geen systeemuitval.
ä
0,00 0,00 0,00
ú 2 3 4 5 6 " 8
Week
© © 5
Uitval overzichtweek 1-4
Uitval per jaar Uitval 2021 nov-dec
3% 3% ad >
EE Definitie uitval = dienstregeling ritten die (deels) niet gereden zijn.
E Uitgedrukt als percentage in kilometers en meters ten opzichte van
802% 8 2% het totaal aantal dienstregeling kilometers.
E 5 1,58%
8 g
q 1,22% 127% ä Bijzonderheden:
81% 0,84% E 1% 2019: Pre-corona maximale productie en vervoerscapaciteit.
> > 2020: Frequenties en treinlengtes teruggebracht i.v.m. C19.
2021: Februari start gefaseerde ingebruikname CBTC.
0% _ __ 0% aam L wan 2021: November en december volledig onder CBTC gereden.
2019 2020 2021 Nav Bec
Jaar Maand
Uitval januari , ,
n De uitval in week 1 was vooral het gevolg van CBTC systeem
systeemuitval op 3 januari.
2,27%
5 2% Week 2 vooral als een gevolg van het tijdelijk niet
er 1,70% a 99 2 a
5 beschikbaar zijn kruiswissel CS.
â 1,20%
® } ” j
Z 1% Week 3 uitzonderlijk lage uitval
0,36% ' a 3
nn Week 4 uitval vanaf 27-jan iets hoger als gevolg van
0% Î - 5 -. ’ -. personele uitval door Corona
Week |
Uitval week 1 & 2
Uitval afgelopen week
10%
2 EEE
E Systeemuitval CBTC op 3 jan verantwoordelijk voor hoge
2 7 rituitval. (zie voorgaande sheet)
0,94% 10 0,68% 0,45% 0,35% 0,44%
03 jan 04 jan 05 jan 06 jan 07 jan 08 jan 09 jan
Datum
Uitval afgelopen week
AGIT
Ee En 10 jan - veel uitval bij met name lijn 51. Het systeem had moeite
® met de aangepaste dienstuitvoering tijdens het niet beschikbaar
8 n zijn van het kruiswissel CS. Tijdens de aangepaste
z dienstuitvoering is ervoor gekozen het systeem te ontlasten
a
ë _ door lijn 51 tijdelijk te annuleren. Zodra het wissel weer
5 2% ah 1,30% 118% beschikbaar was is ook lijn 51 weer opgestart.
is nm wr E ee 12 jan — relatief meer uitval op lijn 50 vanwege geplande actie
en Ln u Be ei ve ige ln cj VKL na opgelopen vertraging de lijn weer op tijd te brengen.
Datum
5
Uitval k3&4
Uitval afgelopen week
@
5D 29
52%
5 Week-3: Zeer lage uitval. Alle dagen onder de 1%.
3 197
= 1% 0,80%
> 0,64%
0,43%
0,27% nn
ox N° een A
17 jan 18 jan 19 jan 20 jan 21 jan 22 jan 23 jan
Datum
Uitval afgelopen week
2,44%
5x
2 1,74% (STel ee
U
s ae Helaas heeft ook Metro deze week, vanaf donderdag, Corona
a. ‚21% 8
8 0,97% gerelateerde personele uitval gehad.
_n E N H
0,61%
0% Im m mm NS
24 jan 25 jan 26 jan 27 jan 28 jan 29 jan 30 jan
Datum
e e
Punctualiteit _----
Punctualiteit per jaar Punctualiteït 2021 nov-dec Definitie punctualiteit = vertrekpunctualiteit van het beginpunt en keerpunt van een
100% __ 92,80% 95,30% 92,69% 100% eee 94 metrolijn waarbij als op tijd wordt geregistreerd een vertrek tussen de 0-120
90% T5 T5 23% 90% 80,18% 81,90% ° seconden van de in de dienstregeling gepubliceerde vertrektijd.
80% 80%
© 85 709 …
® 70% 8 70% Bijzonderheden:
5 60% g 60% 2019: lijn 52 onder CBTC > 98% punctualiteit, overige lijnen >92%.
5 50% 8 50% 2020: punctualiteit verbeterd a.g.v. minder reizigers en lagere frequenties.
2 40% 2 40% 2021: punctualiteit staat bij het rijden onder CBTC onder druk.
& 30% & 30%
Oo
20% 20% De punctualiteit onder CBTC ligt rond de 80%. Dit mede als gevolg van langere
10% 10% rijtijden. In april start een nieuwe dienstregeling die gebaseerd is op de rijtijden onder
0% 0% S&C. De verwachting is dat dit de punctualiteit positief zal beïnvloeden.
2019 2020 2021 Nov Dec
Jaar Maand
Punctualiteit afgelopen week
81,79% 81,30% 844% 82,58% 84, 18% 82,75%
U
8 Tek
ë sos: | lijn 52 is standaard de positieve uitzondering.
a ni 5
ze. In week-4 wederom met 99% punctualiteit
& De overige lijnen scoren gemiddeld tussen de 70-80%
0% ! enen benen
24 jan 25 jan 26 jan 27 jan 28 jan 29 jan
Datum
® ® ©
Reisinformatie
Reisinformatie 2021 dec-nov
a . _oco
9,50% 7,75% 9651 Definitie voorspelling target — 95%
100% a o 100% „mT 100% ee . : ‚
s 95% 81,26% De juistheid van voorspellingen op de PID’s, op alle
ze Ei stations over het verwachte vertrek van een trein. De
8 60% $60% meting vindt plaats vanaf 12 minuten voor aankomst.
5 40% Sox
8 zon R 20% Definitie tijdigheid target — 100%
as …. …. . . .
0% os Bij tijdigheid wordt gecontroleerd of berichten na vertrek
nov aans dec nov dec van de trein uit een station ook binnen 10 sec op de PID’s
aan Maand .. e. .
n vervallen zijn, waarna reisinfo geactualiseerd wordt.
B Voorspellingen m Tijdige aanlevering
Reisinformatie januari
Correcte voorspelling per week Tijdige aanlevering per week
100% 4 d E 0% 100% maman Bn
ë 5 Week-4: Data van 28 januari wordt nog verwerkt. Het
8 zoe ë gemiddelde van week 4 is exclusief 28 januari.
5 6 5 50%
5 E
es £
2 1 2 3 4 0% 1 2 3 4
Week Week
Veiligheid gerelateerde registraties |
Type melding # meldingen # aantal daadwerkelijk Toelichting
gerelateerd aan onveilige situaties na
CBTC onderzoek
SOS-meldingen intern 7 0 # meldingen geregistreerd sinds
GVB ingebruikname 24-10-21
Type melding # meldingen Conclusie na onderzoek Toelichting
gerelateerd aan
CBTC
Melding Bijzonder 1 S&C systeem heeft gefunctioneerd # meldingen sinds start
Voorval (MBV) conform het vastgestelde ontwerp en de gefaseerde ingebruikname 28- .
richting IL&T veiligheidsbewijsvoering. Wel besloten 02-21
om aanvullende maatregel te
implementeren om de veiligheid van het
systeem verder te vergroten.
g
| Onderzoeksrapport | 9 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 540
Datum indiening 16 april 2020
Datum akkoord college van b&w van 12 mei 2020
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid De Grave-Verkerk inzake de college-
uitingen betreffende sociaal culturele desintegratie.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
In de tweede verzamelbrief met informatie met betrekking tot de herstelfase corona
geeft het college aan dat het onderzoek laat uitvoeren naar de gevolgen van de
coronacrisis, waaronder de gevolgen voor de arbeidsmarkt, de gevolgen van
kansenongelijkheid en sociaal culturele desintegratie.
De fractie van de VVD wenst op laatste punt, sociaal culturele desintegratie, graag
nadere toelichting van het college te ontvangen voorafgaand aan of gelijktijdig met de
concept opdrachtformulering voor de aangekondigde onderzoeken naar de gevolgen
van de coronacrisis.
Gezien het vorenstaand heeft het lid De Grave-Verkerk, namens de fractie van
de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Wat verstaat het college onder sociaal culturele desintegratie?
2. Is hier volgens het college momenteel sprake van in de gemeente Amsterdam?
Zo ja, waar blijkt dat uit en welke analyse ligt hieraan ten grondslag?
3. Waar vergelijkt het college de huidige sociaal culturele situatie in Amsterdam
mee? Met welke andere tijd en/of andere steden?
Antwoord vragen 1, 2 en 3:
In de brief aan de raad hebben wij aangegeven dat wij niet alleen onderzoek
doen naar de economische gevolgen van de gezondheidscrisis, maar ook naar
de gevolgen voor de arbeidsmarkt, de kansenongelijkheid in de stad en de
sociaal culturele desintegratie.
Zoals in het coalitieakkoord benoemd, is ons doel dat Amsterdam zich kenmerkt
als een rechtvaardige, verbonden, vrije en democratische stad. Letterlijk betekent
sociaal culturele desintegratie: het proces waarbij de stad in sociaal cultureel
opzicht uiteenvalt. Sociaal culturele desintegratie ziet het college als het proces
waarbij de stad zich af beweegt van de rechtvaardige, verbonden, vrije en
democratische stad die we willen zijn.
1
Jaar 2020 Gemeente Amsterdam R
Neng Lo Gemeenteblad
ummer - =: :
Datum 12 mei 2020 Schriftelijke vragen, donderdag 16 april 2020
Het college maakt zich zorgen over gevolgen van de Coronacrisis. Op dit
moment werken we verschillende scenario's uit voor de gevolgen van de crisis
op de middellange termijn en voeren daarover ook het gesprek met
wetenschappers. Daarbij zoomen we in op de risico's van zowel sociale als
culturele desintegratie. Met sociale desintegratie doelt het college op het risico
van een sociale tweedeling, nieuwe sociale tegenstellingen als een gevolg van
werkloosheid en werkonzekerheid, armoede en achterstanden. Een klein maar
veelzeggend voorbeeld is het snel groter worden van de tegenstellingen in het
onderwijs tussen kansrijke en kansarme jongeren, nu zij sterk afhankelijk worden
van de beschikbaarheid van devices, van ouders die ondersteunen en fysieke
ruimte thuis om te kunnen leren. Met culturele desintegratie doelt het college op
culturele tegenstellingen die kunnen ontstaan als een gevolg van bijvoorbeeld de
grotere afstand (en het verminderen van contact) tussen bevolkingsgroepen,
meer discriminatie door heftiger concurrentie op de arbeidsmarkt, nieuwe
intolerantie door pessimisme en angst over de toekomst en de opkomst van
corona-gerelateerde complottheorieën.
Het spreekt voor zich dat nieuwe sociale en culturele tegenstellingen elkaar
kunnen versterken en zich kunnen voordoen in dezelfde sociaal-economische en
culturele groepen Amsterdammers.
4. Worden er in andere grote steden in Nederland vergelijkbare onderzoeken
gedaan naar de gevolgen van de coronacrisis voor sociaal culturele
desintegratie?
Antwoord
We weten dat in de G4 vergelijkbare onderzoeken lopen naar effecten en te
nemen maatregelen op middellange termijn binnen scenario's. Hierbij worden
sociaal culturele aspecten meegenomen, waarbij in de verschillende steden
verschillende termen gehanteerd worden voor deze aspecten.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
Gemee nte Bezoekadres
Straatnaam 25
Amsterdam oaoo AA Amsterdam
Postbus ooo
0000 AA Amsterdam
Telefoon 14 020
Ap amsterdam.nl
Retouradres: Postbus ooo, oooo AA Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad
Datum 2 november 2023
Behandeld Directie Sport en Bos
door
Bijlage(n) Sportmonitor 2022
Onderwerp _ Aanbiedingsbrief Sportmonitor 2022
Geachte leden van de gemeenteraad,
Hierbij bieden we u de Sportmonitor 2022 aan. In opdracht van Sport en Bos heeft Onderzoek en
Statistiek (O&S) onderzoek gedaan naar het sportgedrag van Amsterdammers. Hoeveel
Amsterdammers sporten er? Welke sporten zijn anno 2022 het meest populair en op welke manier
worden deze sporten beoefend? Al die vragen worden beantwoord in deze monitor. De
Sportmonitor 2022 is door O&S begin oktober gepubliceerd.
Enkele belangrijke bevindingen vit de monitor zijn:
e Positief is dat de sportparticipatie in grote lijnen licht stijgt. Van de Amsterdammers sport 78%
minimaal één keer per maand. Dit aandeel is hoger dan in 2017 (74%). 71% sport minimaal één
keer per week.
e Met uitzondering van de jongste leeftijdsgroep wordt er in alle leeftijdsgroepen meer gesport
dan in 2017, vooral jongeren van 13 tot 17 jaar en 55-plussers zijn meer gaan sporten.
e Als we dieper inzoomen zien we nog steeds grote verschillen. Een op de vijf Amsterdammers
heeft het afgelopen jaar niet gesport, vier procent heeft nog nooit gesport. Sportdeelname
hangt vooral samen met sociaaleconomische verschillen zoals inkomen en opleidingsniveau.
e Zesopdetien Amsterdammers sporten in hun eigen stadsdeel.
e Inde stadsdelen Centrum, Oost en Zuid is het aandeel regelmatige sporters het hoogst (84% tot
87%), in Zuidoost het laagst (62%).
e Het aandeel actieve leden van sportverenigingen ligt voor alle Amsterdammersop 28% en voor
maandelijkse sporters op 34%. Het aandeel actieve leden van een sportvereniging is sinds 2003
geleidelijk afgenomen, maar tussen 2017 en 2022 weer toegenomen.
e De sportdeelname is onder vrouwen (of meisjes) onder de 18 toegenomen van 82% in 2017
naar 87% in 2022.
e Vande niet-sporters heeft 41% wel (weer) zin om te gaan sporten (41%). Voor 36% van hen zijn
de kosten de grootste belemmering om te gaan sporten (naast overige redenen).
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam 2 november 2023
Pagina 2 van 2
© 79% vande kinderen met Stadspas maakt gebruik van een van de regelingen uit het kindpakket
armoederegelingen (SV Jeugd waarin stadspasregeling en jeugdfonds sport samenwerken,
losse aanbiedingen van stadspas-kidsgids).
De Sportmonitor wordt sinds het jaar 1999 gemiddeld eens per vier jaar gepresenteerd. Tot nu toe
richtte de monitor zich alleen op het sportgedrag van Amsterdammers en dus (nog) niet op hun
beweeggedrag. In de volgende editie van deze monitor brengen we ook het beweeggedrag in
beeld en leggen we de link met de beweegnorm.
De bevindingen van deze Sportmonitor vormen de basis voor de sport- en beweegbeleid in de
komende bestuursperiode. Amsterdam blijft inzetten op het vergroten van sportdeelname, gelijke
kansen en mogelijkheden om te sporten. Over de inzet en uitrol van het sport en beweegbeleid de
komende periode wordt u nader geïnformeerd in Q1 via de Agenda Sport en Bewegen 2023-2027.
Met vriendelijke groet
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
( 5
Ee
\
Sofyan Mbarki
Wethouder Sport en Bewegen
Bijlage 1: Sportmonitor 2022, O&S
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Brief | 2 | test |
|
RAADADRES per email
Gemeenteraad per koerler
Postbus 202
1060 AE Amsterdam
Amsterdam, 17 december 2017 |
Inzake: Lecatlebesloit van 23 Jani 2618 Halecaust Nemen umneank |
|
Geacht College;
De Gemeenteraad (hierna: Raad) heeft in haar vergadering van 22 juni 2016 op vaordracht
van het College van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W)
kennis genomen van:
e de notitie “Locatiekeuze Holocaust Namermonument”
: se het rapport Royal Haskoning van 23 maart 2016 “Locatieadvies Holocaust
_ Namenmonument” met de bijbehorende wegingsmatrix waarin 16 locaties in |
Amsterdam worden beschreven en gewaardeerd
e het rapport van Ruimte en Duurzaamheid “Holocaust Namenmenument
haalbaarheidsstudie locatie Weesperstraat
en ingestemd met:
e de zwaardere weging van de door het Nederlands Auschwitz Comité (hierna:
NAC) opgegeven 4 criteria namelijk “loods Kwartier, statuur, openbaar
toegankelijk en aanraakbaarheid van de namen"
s de “Weesperstraat als definitieve locatiekeuze voor het Holocaust
Namenmonument
(raadsbesluit kenmerk 171/677; bijlage 8)
VERZOEK
Dlt keeslult 1e procedureel en inhoudelijk onzorgvuldig en onrechturatig. Daarom
verzoek Île u dit besluit te vernieligen, althans ke heroverwegen (en als zodanig
dient het verzoek tevens zo nodig als bezwaarschrift).
1
|
ACHTERGROND
e Voordat u, als Raad, het locatiekesluit van 22 juni 2016 voor de plaatsing van het |
Namenronument dan de Weesperstraat nam was er sprake van plaatsina In het
Wertheimpark. Ma inspraak van omwonende belanghebbenden heeft de
Bestuurscommisie Centrum (hierna: BCC) op 17 juni 2014 haar besluit medewerking
te verlenen aan het vestigen van een holocaustnamenmonument in het
Wertheimpart aangehouden, De Burgermeester, die tevens lid van het Comité van
Aanbeveling van het Holocaust Marmenmonument was, heeft in zijn brief aan de |
Raad van 24 september 2015 (bijlage 1) een pracedurevoorstel gedaan waarin hij
twee fasen onderscheidt: een eerste fase waarin de methodiek wordt bepaald en |
voor besluitvorming aan u wordt voorgelegd en een tweede fase waarin de matrix
van locaties wordt ingevuld, de wegingsfactoren worden toegepast, overleg met het
NAC over de meest kansrijke locaties plaats vindt, met het NAC het schetsontwerp
wordt vastgesteld en met het BCC wordt overlegd over de te volgen besluitvormings-
an inspraakprocedure, De Raad kiest daarna de definitieve locatie.
e De Burgermeester geeft in zijn brief aan dat er zal worden gezocht naar mogelijke
oplassinaen voor de bezwaren, uvitdruRkefijk. inclusief alternatieve locaties en dat
voor hetzelfde gezelschap een vervolgbijgentkomst zal worden georganiseerd, En ook
dat er een waardige en Mtorisch logische plek moet komer en zo op voldoende en
liefst groot draagvlak kan rekenen. De persoonlijke belofte van de Burgemeester,
dat er een zuivere procedure met insprdak zou plaats vinden, weegt bij de
belanghebbende bevolking zeer zwaar. De bevolking mag erop rekenen dat dit ook
gebeurt, In een persbericht van 24 september 2014 (kenmerk PB-204: bijlage 2) is
het publiek op de hoogte gesteld van het plan van ganpak, Ook hierin wordt de |
noodzaak onderstreept om bij de keuze van de locatie de zorgvuldigst denkbare |
Procedure te volgen, Op voordracht van B&W van 28 oktoker 2015 (kenmerk 1170;
bijlage 3} heeft u bij besluit van 4 november 2015 met de voorgestelde procedure |
ingestemd (kenmerk 230/1170; bijlage 4).
s Echter, deze toezeggingen zijn met voeten getreden. De aanzet in de brief van de
Burgermeester heeft jammerlijk niet geleid tot een zuivere procedure waarin het
particuliere belang van het NAC goed is afgewogen met het publieke belang van
belanghebbenden (via inspraak) en van de besluitvorming van de Raad. |
s B&W heeft op 10 mel 2016 haar besluit inzake de locatie genomen en op 13 mei 2016
gepubliceerd (kenmerk PB-150: bijlage 6). Op 31 mei is er een informatieavond |
georgankeerd over dit besluit van B&W, over het haalbaarheïidsonderzoek en over |
de verdere procedure (bijlage 6). En op 15 juni zendt B&W haar voordracht voor het
locatiebesluit aan de Raad (kenmerk 677: bijlage 7). Maar niets over het ontwerp of
over de inspraakprocedure. Op 22 juni 2016 heeft u het besluit genomen dat het |
Narnenmonument wordt geplaatst aan de Weesperstraat ter hoogte van de Hoftuin
(kenmerk 171/677; bijlage 8). Dit raadsbesluit kent geen mogelijkheid tot Inspraak en |
bezwaar. Het besluit heeft u genomen aan de hand van resultaten van enkele
onderzoeken en van de Notitie “Locatiekeuze Holocaust Mamenmonument” met als |
resultaat de ingevuld matrix ret de beoordelingscriteria en de weging van de |
verschillende ingevulde criteria (zie bijlage 9). In strijd met uw besluit van 4
november 2015 heeft u ingestemd met de gewijzigde weging van de verschillende |
criteria. Ook heeft u dit besluit genomen zonder dat inspraak heeft plaats gevonden.
Daarmee is het maatschappelijke draagvlak voor dit locatiebesluit, met als gevolg
de plaatsing van een monument aan de Weesperstraat, zwaar beschadigd.
a De contouren van de gevolgen van het locatiebesluit van 22 juni 2016 beginnen zich
pas nu af te tekenen door onder anderen enige informatie in de Commissie
Ruimtelijke Kwaliteit en de aanvragen voor twee omgevingsvergunningen, Deze
informatie leidt ertoe det, hoewel laat, dit Racadsadres aan U wordt gericht.
2
|
PROCES VAN BESLUITVORMING
in het locatie besluitvormingsproces zie ik zowel procedurele als een inhoudelijke redenen
om tot dit Raadsadres (ca bezwaarschrift) te komen.
a Procedureel
a U besluit op 4 november 2015 (kenmerk 230/1170; bijlage 4) in lijn met de brief |
van de Burgermeester en op voordracht van B&W, om in twee fasen als volgt te
werk te gaar:
nm Fase « de methodiek van beoordelingscriteria en wegingsfactoren en
conceptrapporten worden voor commentaar voorgelegd aan het NAC,
Sugdesties worden overgenomen of weerlegd, Het resultaat wordt u ter
besluitvorming voorgelegd. Dus een Raadsbesluit over de methodiek.
u Fase 4 de matrix van locatie: wordt, mogelijk aangevuld met nieuwe
locatievoorstellen, ingevuld en de wegingsfactoren worden toegepast, Uit |
de kansrijke voorstellen zal — eventueel na een kort
haalbaaorheidsonderzoek = een keuze worden gemaakt dat wordt
besproken met het NAC en er wordt met het NAC een schetsontwerp
vastgesteld. Vervolgens wordt met het BCC overlegd over de te volgen
besluitvormingsprocedure en inspraakprocedure. De locatiekeuze zal dan
aan u voor besluitvorming worden voorgelegd.
o Dus voordat u een besluit over de definitieve locatiekeuze neemt, wordt er een
inspraakronde georganiseerd opdat belanghebbenden zich Runen uitspreken en
zodoende invloed op de locatiekeuze kunnen uitoefenen.
"U heeft tusen 4 november 2015 en 22 juni 2016 niet tot wijzigingen van de
vastgestelde methodiek en van de besloten inspraakprocedure besloten.
» Uw besluit op 22 juni 2016 (kenmerk 171/677; bijlage B) om voor de locatie
Weesperstraat te kiezen is genomen
« zonder dát u zich volgens de afgesproken procedure aan het slot
van Fase 1 heeft kunnen uitspreken over de te volgen methodiek,
de criteria en de waarderingsgrondslaaen
e zonder een schetsontwerp vain het monument
e zonder dat een inspraakronde is georganiseerd waarvan, de
resultaten In de besluitvorming hadden kunnen worden
meegewogen, |
e enter uitvoering overgedragen aan de BCC, die de inspraak moët
organiseren. Omdat het lacatiebesluit dan al is genomen kan deze
inspraak alleen maar gaan over de uitvoering van de
locatiebeslissing en niet over de locatiebeslissing zelve. Dit is strijdia
met de op 4 november 2015 vastgestelde procedure.
o Het locatiebestuit van de Raad van 22 juni 2016 Is derhalve
onrechtmatig en dient te worden vernietigd, althans
heroverwogen.
a Inhoudelijk:
o De strikte scheiding tussen de twee fasen, waarmee u op voordracht van de
Burgermeester en van B&W op 4 november 2015 heeft ingestemd, had als gevolg
dat U de criteria en waarderingsgrondslagen waardevrij in een aparte aan de
methodiek gewijde vergadering kunt vaststellen voordat een invulling van de
matrix plaats vindt.
=_Op verzoek van het NAC zijn bij het Invullen van de matrix wijzigingen in
de fethodiek aangebracht: namelijk het zwaarder wegen van vier
criteria, dië het NAC van groot belang achtte (bijlage 9, pag. 3). Dit is een
3
Wijziging van de methadiek die had kunnen worden voorkomen als u een
besluit over de resultaten van Fase 1 had genomen.
= Omdat deze wijziging van de methodiek niet tijdig gan uw besluitvorming
is voorgelegd, heeft u zich geen eigen, maatschappelijk en politiek oordeel
kunnen vormen over de criteria en de wegingen, Een locatiekeuze (op
publieke gronden) is echter niet alleen afhankelijk van de inbreng van het
particuliere initiatief van het NAC, maar ook van het publiek belang, dus
van u, afs Read.
= Het onjuist, onzuiver en on-procedureel toepassen van de (driemaal=)
zwaarderé weging van de door het NAC aangegeven criteria is van
doorslaggevende invloed geweest op de locatiekeuze. Met een
gelijkwaardige waardering van de criteria conform het raadsbesluit van 4
november 2015 was de Weesperstraat niet afs de beste locatie naar voren
gekomen. De nu vastgesteld locatiekeuze heeft de schijn van
“gemanipuleerd” te zijn. Zonder deze zwaardere weging zou er aen ander
beald over de locatiekeuze zijn ontstaan en had u wellicht een ander
basluit genomen,
u _U heeft in de vergadering van 22 juni 2016 bij de besluitvorming over de |
vaststelling van de locatie ingestemd met de zwaardere weging van de
door het NAC opgegeven criteria (bijlage 8, punt 4). Dit is in strijd met uw |
besluit van 4 november 2015, waarbij ls besloten om de besluitvorming |
over de toe te passen methodiek (Fase 1) en de besluitvorming over de
locatie (Fase 2) strikt te scheiden, |
=_Uheeft op 22 juni 2016 een locatiebesluit genomen zonder dat de inspraak
heeft plaats gevonden. Zelfs nog los van het besluit van 4 november 2015, |
waarbij tot inspraak is besloten, ís het locatiebesluit in strijd met de eisen
van zorgvuldigheid. Gok vermeldt het Raadsbesluit van 22 juni 2016 geen |
mogelijkheid tot inspraak en bezwaar. Er heeft slechts een |
informatieavond plaats gevörnden op 31 mei 2016. De ervaring met de
“inspraakronde. over de Wertheimpark-locatie heeft aangetoond dat
5 inspraak tot belangrijke aanpassingen van plannen kan leiden. De |
invulling van de matrix en de voorbereidingen voor het locatiebeslult van
de Raad op 22 juni 2016 zijn buiten alle publieke informatie gebleven. Een :
tijdige inspraakronde had tot materiële aanpassingen van de invulling von
de beoordelingscriteria en wegingsfactoren van deze criteria kunnen
leiden en had dus tot een ander Inzicht in de juiste locatie kunnen leiden.
= Het # onduidelijk op bass van welke onderzoeken, inzichten of
wetenschappelijke felten de invulling van de matrix heeft plaats
gevonden, Veel duidingen zijn arbitrair en zelfs strijdig met elkaar. Een
tijdige en juiste inspraakronde had dus ook kunnen leiden tot een andere |
locatiekeuze en had zeker het gewenste draagvlak vaor een locatiebeslult
vergroot,
5 Het locatiebesluit van de Raad van 22 juni 2016 is niet
gebaseerd op een juiste belangenafweging en op resultaten
van inspraak en fs derhalve onzorgvuldig en foutief en dient
te worden vernietigd, althans heroverwogen.
DRAAGULAM ‚
De Burgermeester heeft in zijn brief van 24 septernber 2015 aangegeven dat het zijn ambitie
is dat hij voor de realisatie van een monument op voldoende en liefst groot draagvlak kan
rekenen en benadrukt dat zorgvuldigheid gaat boven snelheid. Het vertrouwen van de
bevolking in de Weesper/Plantage buurt is door de onzuiverheid van de besluitvorming van
de Raad en het gebrek aan transparantie van het besluitvormingsproces duidelijk geschaad.
4
|
CONCLUSIE
Uw locatiebestuit van 22 juni 2016 is niet zorgvuldig genomen en mist het beoogde
draagvlak, IR verzoek u, gezien het bovenstaande, het Raadsbesluit van 22 juni 2016 te
vernietigen, althans te heroverwegen en de inspraak m.b.t. de locatie te organiseren en de
resultaten van deze inspraak mee te laten wegen in een heroverwogen locatiebesluit, Zo
nodig dient dit Raadsadres tevens als bezwaarschrift.
E |
(rede namens een groot gantal verontruste omwonenden) |
bijlagen
|
|
Mr. E.E, van der Laan her
Gem ea nte e: aekadres
: Buigemeester Amstel
À mste rda mm zein PN Amsterdam
Fosthus 102
zor AE Amsterdam
Telefaan 1402 |
x veraomsterdam.rd |
Retnurperes: BRW, Postbus zer, 1oaa AE Aansterdar |
Aar de leden van de gemeenleraad
|
Datar 24 september 2016 |
Onderwerp __ Helocaust Namenmanument |
Geachte leden van de Gemeenteraad van Amnsterdarn,
Met deze brief wl IK u graag Informeren over de stand van zaken met betrekking tot de
lacatiekeuze voor hel Holocaust Namen monument,
Inleidina |
Vanaf zoog beiijvert het Nationaal Auschwitz Comité (NAC) zich voor de totstandkoming van een
zogenaamde namenwand, Op deze monumentale wand zullen de namen van alle toodse
Slachtoffers alsmede Sintien Roma worden vermeld.
Na diverse gesprekken met betrokkenen Is in de vergadering van navernber zaza door het College
van B&A besloten samen ret het stadsdeel Cehtrum medewerking te verlenen aan onderzoek
naar de vestiging van de Namenwand in het Wertheimgark, onder handhaving van het Auschwitz
monvmeat (Spiegel monument).
Het eollege van BenW heeft op 48 maart 2424 besloten in te stemmen met het vaarnermen sen
Halacaustnamenmonvment in het Wertheimpark te vestigen. Het stadsdeel Centrum werd
gevraagd om in overleg met de initiatiefnemer, het Nederlands Auschwitz Comité, uitwerking te.
geven aan dat voornemen en daartát onder meer een zargvuldigeinspraakproeedure te voeren.
De inspraakrende van 17 juni 2024 had tot gevolg dat het algemeen bestuur van stadsdeel
Centrum: het besluit medewerking te verlenen aan het vestigen vant gen halocaustnamenmonumen:
in het Wertteimpark aanhaudt, Erwordt een matie van O66/GL PvdA aangenomen waarin het
dagelijks bestuur wordt verzacht het college:
»__in kennis te stellen van de resultaten van de inspraak;
ste verzoeken om ook zelf het gesprek met de buurt te vaeren aver het principebesluit;
"te verzoeken om het principebesluit te bekrachtigen dan welté heroverwegen.
|
Een routébatehsijkng vindt 4 op worarrsterdsrnl. |
|
|
|
Gemeente Ammsterdern Batur at septernber 2ez5
Kermerk
Pagina 2 vang
Op woensdag z jull 2014 vand er een overleg plaats Wsstr omwonenden en belanghebbenden |
met stadedeelvaor zitter Oranje en mel mij. De uitkomst van dit overleg is dat er zal worden |
gezocht “naar mogelijke oplossingen voor bezwaren, uitdrukkelijk inclusief alternatieve lacaties®, |
en dater waar hetzelfde gezelschap een vervolgbijeenkomst zal worden georganiseerd, |
Onderzoeken |
Ier 2044/2015 zijn drie studiesfonderzoeken verricht. Deze hebben nunog een concept status, |
Het concept DHV “Studie Effecten Hafcaust Namenmonument in het Wertbeimpark Amsterdam” |
van Rayal Haskeniag waarin alle mogelijke effecten worden behandeld, Uit het appart kermt naar
woren dat het Halocaustmonument in deze vam in het Wertheimpark enkele negatieve effecten
heeft, waaronder de doorde gebruikers gevreesde sfeerverandering, Dit betekent in dit stadium
riag niet dat het Wertheifnpark als locatie defintief afvalt, maar is wet een erkenning van het feit
dat ereen verkeerde starts gemaakt.
Het rapport van Metlvaction Internatianal BV, “Bezoekersonderzoek Wertheimpark Amsterdam"
Dit is een onderzoek naar hét huidige gebruik van het Wertheimpark.
Het concept van Royal Haskoning DHV “Vooronderzoek Loealiekeuze Holocaust Nemenmonvment
in Amsterdam", ni dit onderzoek zijn 24, mogelijke locaties voor het HNMenument in beeld
gebracht. De locaties zijn nag niet heaardeeld daar de onderzoekers, de beaordelingscriteria en
wegingsfactoren moeten immers nog daor de raad worden vastgesteld. Deze vijftien lacaties
zullen, na instemming over de te volgen procedure, nader worden onderzocht aan de hand van
een nog in te vullen matrie die ook in het rapport is opgenomen, Het is bovendien magelijk dat de
gemeenteraad nag meer locatirs aan de lijst van te onderzoeken opties toegevoegd.
Vervolg
Onlangs heb ik eên gesprek gevoerd met hot Bestuur van het Auschwitz Comité, In dit gesprek
höb ik nag maats mijn steun toegezegd om een Namenmonument in Amsterdarn te realiseren, Ik
hets daarbij ook begrip gevraagd vaar de tijd die wij nemen om een zorgvuldige procédure in acht
te nemen. Het is mijn overtuiging dat een initiatief voor gen Flalocaust nameamonvment breed
gedragen zal warden In de stad, indien de afwegiag zorgvuldig tot stand komt en alle mogelijke |
löcaties zijn bestudeerd. De eerdere protesten tegen het vaarstel het monument ln het
Wertheimpark te plaatsen onderstrepen eens te meer dat een zörgvuldige procedure is vereist,
Ik heb bij het Bestuur van het Auschwitz Comité benadrukt dat ik niet wil dat aan éen waardevol
an belarigwekkend initiatief afbreuk wordt gedaan doot een besluit over de locatie te forceren.
Het is onze ambitie am een monument te realiseren dat van respect getuigt vaor de slachtoffers, |
datop een waardige en histarisch lagische plek komt en dat op voldoende en liefst groot |
draagvlak kan rekenen. |
Procedure Locatiekeuze, |
De verdere procedure voor aen locatiekeuze zal ln twee fases verlopen. In de eerste fasé wordt de |
methadiek vaar een keuze van de magelijke locatie aan de initiatiefnemer voargelegd, De
methadiek bestaat uit beoardelingseriteria en wegingsfactoren. Tevens warden de
eórneeptcapportages besproken. De initiatiefnemer kan zijn commentaar leveren, Suggesties
warden overgenomen dan wel beargumenteerd weerlegd, Het resultaat hiervan wordt voorgelegd
aande gemeenteraad. Deze zal worden gevraagd in te stemmen met de methadiek voor de
locatiekeuze.
|
Gemeente Amstercam Datum 2 september dörs, |
Kenmerk
Fagins $ van} |
in eer tweede fase werdt de matrix van locaties, megelijk aangevuld met nieuwe
locatievoorstellen, ingevuld en warden de wegingsfactoren toegepast. Er blijven waarschijnlijk
enkele kansrijke lacaties over vaar za nadig een kärt extra haolbaarheideonderzoek naar kan
worden vitgevoerd, Uil de meest kansrijke locaties zal uiteindelijk daar uw raad een keuze worden
geraakt. Oak dit wordt uiteraard eerst besproken met de initiatiefnemer. Met de initlatiefnemer
watdt dar tevens een schetsontwerp voar het Namenmonument vastgesteld, Vervolgens werdt
mel het betreffende stadsdeel, overlegd over de te volgen heslaitvormingspracetlure en
inspraakpracedure, In een raadsvoordracht zal aan ude keuze vaor een locatie worden
voorgelegd.
Ik vzil nogenzals benadrukken dat zorgvuldigheid nu gaat baven snelheid.
Met vriendelijke graet, ‚
mede namens de voorzitter van het stadsdeel Centrum, |
\ |
Ö ë |
/
E.E, wan der Laan
|
|
|
|
|
x G e mee nte Bezoekadres [
Amsterdam Astala |
1022 Pt Amsterdam |
p Pasthus vez |
1005 AE Amsterdam
2x Telefoon 24 oza
amsterdam.nl
Persbericht
Datum zá september 2015
Keamerk: Fb-204
Zorgvuldige procedure voor keuze locatie Namenwand
Het college van Ben W doet de gemeenteraad een voorstel voor de te volgen procedure bij
het vaststellen van de beste locatie voor het Holocaust Namenmonument. De keuze voor de
plek vaor het monument verloopt in twee fases: in de eerste fase wörden beaordelingscriteria
en wegingsfactoren, alsmede de inventarisatie van mogelijke locaties besproken met het
Nationaal Auschwitz Comité, de initiatiefnemer van het monument en vervolgens voorgelegd
aan de gemeenteraad, In de tweede fase worden de mogelijke locaties voor het monument
beoordeeld en gewogen en zal de gemeenteraad een keuze maken. Ook wordt dan een
schetsontwerp van het monument vastgesteld, waarna met het betreffende stadsdeel |
afspraken worden gemaakt over de te volgen inspraakproeëdure. Deze zorgvuldige procedure
moeter toe leiden dat de meest geschikte locatie voor het monument wordt geselecteerd, die
op een zo groot magelijk draagvlak kan rekenen. |
|
Het college van B en W stemde op 48 maart zaag In met het voornemen om een |
Holecaustnarnenrnonument ij het Wertheimpark te vestigen, Het stadsdeel Centre werd
gevraagd orn in overleg met de initiatiefnemer, het Nederlands Auschwitz Comité, uitwerking te
* geven aan dat voornemen en daartoe onder meer een zorgvuldige inspraakpracedure te voeren, |
Bij de inspraakronde werden vanuit de buurt veel bezwaren gevit tegen de komst van het
ranument in de baoagde vorm. Het stadsdeel besloot daarop besluitvarming an te houden, en
vroeg het college in gesprek te gaan met de buurt, en daarna opnieuw een besluit le nemen, In dat
overleg, op woensdag z juli zo14, werd besloten dat er zäf worden gezocht “naar mogelijke
oplossingen vaor de bezwaren, uitdrukkelijk inclusief alternatieve lacaties®,
Sindsdien zijn er twee onderzoeken uitgevoerd, en is er tegelijkertijd gewerkt aan een voorstel
voor een zorgvuldige procedure voor de locatiekeuze. In het eerste onderzoek, de "studie Effecten
Halgcaust Narmehmonument in ket Wertheimpark Arnsterdam" van Royal Haskening werden de
mogelijke effecten van de bouw van het monument in het Wertheimpark behandeld, Uit het
rappert komt naar voren dat het Hotocaustmonument in deze vore in ket Wertheimpark enkele
negatieve effecten heeft, waaronder de dagt de gebruikers gevreesde sfeerverandering. Dit
betekent in dit Stadium nag niet dat het Wertheimpark als locatie definitief afvalt, maar is wel een
erkenning van het feit dat er een verkeerde start is gemaakt.
In een tweede onderzoek (“Vooronderzoek Locatiekeuze Holocaust Narnenmanument In
Amsterdam”) zijn vijftien locaties in beeld gebracht die in aanmerking zouden kunnen komen vaar
het Helecaust Nariensnanurment, Naast het Wertheimpark worden lacaties in ander meer’ het
Amsterdamse Bos, Amstelpark, Beatrikpark, Mr Visserplein, het stadhuis en de Hallandse
Schouwburg genoemd. De locaties zijn nog nlet beoordeeld dear de onderzoekers; de
beoordelingscriteria en wegingsfactoren moeten immers nog daor de raad worden vastgesteld,
Persberichten vande gemeente Amsterdam zijn oek te winden onder amsterdam. nlfpersberichten.
Zie ook wirter.eomtAn sterdam NL
Gemeente Amsterdam Datum 24 september 2016
Kenmerk Po-2at
Pagina 2 wan 2
De locaties zullen, ha instemming over de te volgen pracedure, worden beoordeeld, Het is
bovendien mogelijk dal de gemeenteraad nog meer locaties aan de lijst van ke onderzoeken opties
zal toevoegen.
Het college van B en W steunt de realisatie van een Namenmonument ten volle, opk omdat er in
de stad een breed draagvlak is vaor een monument dat ons herinnert aan het onvoorstelbare leed
dat zoveel Amsterdamse families is aangedaan, De eerdere protesten ult de ofngeving van het
Wertheimpark onderstrepen echter de noodzaak om bij de keuze van de locatie de zorgvuldigst
denkbare pracedure te volgen.
Pb-z04
Noat voor du pers / niet voor publicatie
Voor meer informatie kunt u contact ooneme woordvoerder van |
burgemeester Eberhard van der Laan: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4 Gomeente Amsterdam Rt
Gemaanteraad
D Gemoenteblad
% Voordracht voor de raadsvergadering van
woensdag 4 en donderdag 5 november 2015 À
Jaar 2015
Aldelind 4
Nummer +170 |
Fubicatiedatum z8 oktober 2016 |
Agendapunt 37
Batu beshuit BEW 22 septomber 2015
pee et mn
Onderwerp
Kennisnemen van de stand van zaken van het proces holocaust namenmonument
Met deze vaardracht sfalien wij u vaar het volgende besiuit le nemen:
Teksl van openbare De gemeenteraad van Amsterdam |
oesluiten wordt
gepubliceerd Gezien de voordracht van burgemeester én wethouders, |
Besluit:
Kennis te nemen van: |
1, de bijgevoegde brief van de Burgemeester aan de gemeenteraad over de
stind van zaken inzake het Holocaust Namenmonument de drie hijgevoegde
rapporten:
. “Studie Effecten Holocaust Namenmonument in het Wertheimpark
Amsterdam” van Royal Haskoning waarin alle mogelijke effecten worden
behandeld, en ook enkele aandachtspunten en oplossingsrichtingen
worden besproken. Uit het rapport kamt naar vorén dat het
Holoecaustmonument in deze vorm in deze vorm en in het Werthelmpatk in
de huidige vorm enkele negatieve effecten heeft. Dit betekent niet dat het
Werthelmpark als lacatie afvalt, Met eventuele aanpassingen in het
ontwerp en/of na de geplande uitbreiding van het park zou het
Wertheimpark een optie blijven Te
Het rapport van Motivaction International B‚V, ‘Bezoekersonderzoek
Wertheimpark Amsterdam" Dit is een onderzoek naar het huidige gebruik
van het Wertheimpark,
e "Vooronderzoek Locatiekeuze Hatocaust Namenmanument in
Amsterdam” vân Royal Haskoning DHV, In dit onderzoek zijn 15 mogelijke |
locaties vaor hét HNMonument in beeld gebracht. De locaties zijn nog niet
voorgeselecteerd door de onderzoekers, Deze veertien locaties zullen, na
instemming over de te volgen procedure, nader worden onderzocht aan
de hand van een nog in te vullen matrbt-die ook in het rappart is
opgenomen. Ook Is het mogelijk dater nog meêr Ioeaties aan de lijst van
te onderzoeken opties worden toegevoegd.
In te stemmen met:
2 een procesvoorstel om in twee stappen te komen tot een locatiekeuze van het
Holocaust Namenmonument
& in de eerste fase wordt de methodiek voor een keuze van de mogelijke
äl
Jaar 2015 Gemconte Amsterdam R
Afdeling 4 Gemeenteraad
Nummer 1170 °
Dalum 28 oktober 2015 Voordracht vaor do raadsvergadering van woensdag # en donderdag 5 november 2015
locatie aan de initiatiefnemer voorgelegd
In de tweede fase wordt de matrix met mogelijke locaties, mogeélijk
aangevuld met nieuwe locatievoorstellen, ingevuld en worden de
wegingsfactoren toegepast,
a
Wettelijke grondslag
Artikel 169 van de Gemeentewet
E ee e =
Bestuurtijke achtergrond
Het Gollege van B&W heeft op 18 maart 2014 besloten in te stemmen met het
voornemen een Hotocaustnamenmonument in het Wertheimpark te vestigen. In het
besluit wordt stadsdeel Centrum gevraagd om in overleg met de initiatiefnemer, het
Nederlands Auschwitz Comité (NAC), uitwerking te geven aan dat voornemen en
daartoe ondermeer een zorgvuldige inspraakprocedure te voeren. Op 16 april 2014 is |
sen inspraakavond gehouden voor de buurt over de mogelijke komst van een
Holocaust Namenmonument in het Wertheimpark, Op 10 juni heeft Daniël Libeskind
zijn ontwerp voor het Wertheimpark depresenteerd.
Het algemeen bestuur van stadsdeel Centrum heeft op 17 juni 2014 het besluit
medewerking te verlenen aan het vastigen van een kolocaustnamenmanument in het
Werfheimpark aangehouden. Er zijn twee moties ingediend. Eén van SPAVVD die
alleen van deze (wee partijen steun kreeg en één van DEB/GL/PvdA die met steun
van deze partijen is aangenomen. In de aangenomen motie wordt het dagelijks
bestuur verzacht het college:
à in kennis te stellen van de resultaten van de inspraak,
«te verzoeken om ook zelf het gesprek met de buurt te voeren over het
principebesluit; |
» te verzoeken om het principebesluit te bekrachtigen dan wel té heroverwegen |
In 2014/ 2015-zijn een drietal (concept) rapporten gemaakt: Het concept DHV
“Studie Effecten Holocaust Namenmonument in het Wertheimpark Amsterdam” |
van Royal Haskoning waarin alle magelijke-effecten warden behandeld, en ook
enkele aandachtspunten en oplossingsrichtingen worden besproken. Uithet |
rapport komt naat voren dat het Holocaustmönument in deze vorm in deze vorm |
en in het Wertheimpark in de huidige vorm enkele negatieve effecten heeft. Dit
batekent niet dat het Wertheimpark als locatie afvalt. Met eventuele aanpassingen in |
het ontwerp énfof na de geplande uitbreiding van het park zou het W ertheimpark een |
optie blijven. De studie valt te lezen als een zo objectief mogelijke quick scan. De
effecten op het verkeer en vervoer in en rond het park, de luchtkwaliteiten ap de
bestáande monumenten zijn neutraal, Het effect op het Wolkersmonument is
multi-interpretabel, Het effect op de hoofdgtoenstructuur, monurnentale bomen, |
het bestaande bomenbestand, op het groen, de visuele effecten en de sociale |
veiligheid zijn negatief. Om de negatieve effecten te niet ie doen zijn
compenserende maatregelen te nemen.
Hat rapport van Motivaction International B.V. “Begoekersanderzoek
Wertheimpark Amsterdam” Dil iseen onderzoek naar het huidige gebruik van het
Wertheimpark, door middel van schouwing ent interviews met bezoekers van hel
park:Het concept van Royal Haskoning DHV "Vooronderzoek Locatiekouze
Holocaust Namenmontiment in Amsterdam”, In dit onderzoek zijn 15 mogelijke
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Algeting 1 Gemeenteraad R
Hummer 1170
Datum 2Boktaber 2015 Voordracht voor de raadsvergadering van weensdaa 4 en donderdag 5 november 2015
mmm
locaties voor het HNMonument in beeld gebracht. De locaties zijn nog niet |
voorgeselecteerd door de onderzoekers. Deze vijftien locaties zullen, na
instemming over de te volgen procedure, nader worden onderzocht aan de hand
var sen nog in te vullen matrix die ook in het rapport is opgenamen. Gak is het
mogelijk dat er nog meer locaties aan de lijst van te onderzoeken opties worden
toegevoegd. In het rapport worden twee Wypolagieën af oplossingsrichtingen
genoemd: die van de ‘open sculptuur’ en die van de ‘gesloten kamer die
verschillende voorwaarden stellen aan de locatie en verschillende megelijkheden
voor inpassing bieden.
In de-brief van de Burgemeester wordt de voortgang van het project en de
vervolgprocedure verduidelijkt,
mmm
Onderbouwing besluit
Ad. 1. De brief aan de gemeenteraad geeft de stand van zaken weer ten aanzien
van hel Holocaust Namenmonurmênt en gaat in over de vervolg procedure.
De procedure vaor een locatiekeuze zal in wee fases verlopen. In de eerste
fase wordt de methodiek vaar een keuze van de mogelijke locatie aan de.
initiatiefnemer voorgelegd. De methodiek bestaat uit beoordelingseriteria en
wegingsfactoren. Tevens worden de concept rapportages besproken. De
initiatiefnemer kan zijn commentaar leveren. Suggesties warden
overgenomen dan wel beargumenteerd weertegd. Het resultaat hiervan wordt |
: voorgelegd aan de gemeenteraad. Daze zal worden gevraagd in te stemmen
metde methodiek voor de locatiekeuze. In een tweede fase wordt de matrix
van locaties, mogelijk aangevuld met nieuwe locatievoorstellen, ingevuld en
de wegingsfactoren warden toegepast. Er blijven waarschijnlijk een aantal
kansrijke locaties over waar een kort haalbaarheidsonderzoek naar kan
worden uitgevoerd. Uit de meest kansrijke lócaties zal uiteindelijk een keuze
worden gemaakt. Ook dit wordt eerst besproken met de initiatiefnemer, Met
de initiatiefnemer wordt dan tevens een schetsontwerp voor hèt
Namenmonument vastgesteld. Vervolgens wordt met het betreffende |
stadsdeel, overlegd over de te volgen beslu itvormingsprocedure en
inspraakprocedure. In een raadsvoordracht zal aan u de keuze voor een
locatie worden voorgelegd.
Ad. 2: In het voortraject zijn 3 rapporten gernaakt in verband met het
Namenmonument. Deze rapporten worden kort-aangehaald in de brief aan de
gemeenteraad. Het laatste rapport is hel kadar voor het vervolgproces.
On
Financiële paragraaf
' Toelichting
nvt
Geheimhouding
nvt.
3
|
|
star 2015 Gemeente Amsterdam R
Afcelng Ì Gemeenteraad
Nummer 11/0
Datum 28 oktaber 2015 Voordracht voor de raadsvergadering van woensdag 4 en denderdaa E november 2015
_ _ re
Stukken |
hleegastuurd 4. Brief. burgemeester s.v.z. Holocaust Namenmonument
2, Het concept DHV “Studie Effecten Holocaust Mamenmonument in het
Wertheimpark Amsterdam” van Royal Haskoning DHV, Het is een grondige
studie waarin alle mogelijke effecten worden behandeld.
3. _Hetrapport van Motivaction international B.V. “Bezoekersonderzoek
Wertheimpark Amsterdam” Dit is een onderzoek naar het huldige gebruik van |
het Wertheimpark |
A. Het concept van Royal Haskoning DHV Vooronderzoek Locatiekeuze Holocaust
‘Namenmonument Amsterdam”. Dit is een onderzoek naar mogelijke locaties vaar
het HNMonument. Deze rapportage sluit af met een nog in te vullen matrix,
Tor zage geleed nvt
el = a |
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres) |
Leo de Vries, 06 8362 4578, leo.de [email protected]
Hat college van burgemeester en wethouders van Amsterdam |
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
|
4
5 Gemeente Amsterdam R
Gemeenterdad
X% Gemeenteblad
ò6 Raadsbesluit (y)
ne |
daar 2015 |
Afdeling 3A |
Nummer 23011170 |
Fublicatledatum 14 november 2015 |
Aaendapunt 37
Gatums besllt BEW 22 soptembor 2015
Onderwerp |
Kennisnemen van de stand van zaken van het proces hotocaust namenmonument
. En _
De gemeenteraad van Amsterdam |
Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 22 september 2015
(Gemeenteblad afd. 4, nr. 1170),
Besluit:
Kennis te nemen van:
4. de bijgevoegde brief van de Burgemeester aan de gemeenteraad over de
: stand van zaken inzake het Holocaust Namenmonument de drie bijgevoegde |
rapporten;
‚ “Studie Effecten Holocaust Namenmonument in het Wertheimpark |
Amsterdam” van Royal Haskoning waarin alle mogelijke effecten worden |
behandeld, en ook enkele aandachtspunten en oplossingsrichtingen
warden besproken. Uit het rapport komt naar voren dat het |
Hotocaustenonument in deze vorm in deze vorm en in het Wertheimpark In |
de huidige vorm enkele negatieve effecten heeft. Dit betekent niet dat het |
Te Wertheimpark als locatie afvalt. Met eventuele aanpassingen in het |
' ontwerp en/of na de geplande uitbreiding van het park zou het
Wertheimpark een optie blijven
« Het rapgart van Motivaction International B.V. “Bezoekersonderzoek
Wertheimpark Amsterdam”. Dit is éen onderzoek naar hef huidige gebruik |
van het Wertheimpark. |
= “Vooronderzoek Locatiekeuze Holocaust Namenmonument in |
Amsterdam” van Rayal Haskoning DHV, In dit onderzoek zijn 15 mogelijke
locaties voor hel HNMonurmtent in beeld gebracht, De locaties zijn nog niet
voorgeselecteetd daor de onderzoekers, Deze veertien locaties zullen, na
instemming over de te volgen procedure, nader worden onderzocht aan
de hand van een nog ín te vullen matrix die ook In het rapport Is
opgenomen. Ook is het mogelijk dat er nog meer locaties aan de lijst van
te onderzoeken opties worden toegevoegd, |
In te stemmen met:
2. een procesvoorstel om in twee stappen te komen tot een locatiekeuze van het
Halasaust Namenmonurment
e Inde eerste fase wordt de methodiek voor een keuze van de mogelijke |
lacatie aan de initiatiefnemer voorgelegd
Ì
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam AS
Afdeling 3A Gemeenteraad
Nuriner 2340/1170
Datkam _ 1ö november 2015 Raadsbesluit
s In de tweede fase wordt de matrix met mogelijke locaties, mogelijk
aangevuld met nieuwe locatievoorstellen, ingevuld en worden de
Ï
wegingsfactoren toegepast.
Aldus besloten door de gemeenteraad vooraemd
in zijn vergadering ap d november 2015.
De voorzitter
mr. E.E, van der Laan
De raadsgrifijer |
|
II
mr. M, Pe
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
>
da Zar Mr. EE, van der Laan Bezoekadres
WP Gemeente Anil
Filan á Burgemeester mster 1
er Am ste rd a mn zó PR Amsterdarn
Le ale
Gi dE
EE Postbus 202
4 En ano AE Amsterdam |
ek Tekefaonaú 020
bd wersarneter dam. ul |
4 |
vrt
Retouradres: B&M, Postbus zor, 1600 AE Amsterdam
Aan de teden van de gemeenteraad |
|
|
Datum zo oktober 2015 |
Onderwerp Holocaust Nlamenmonumment
Geachte leden van de raad,
Bij dezen informeer ik u dat het Nederlands Auschwitz Camtté (NAC) mij deze weelt per maït heeft
taten weten dat het graag een locatie wil toevoegen aan de rnatrix Inzake de lotatiekeuze voor het |
Namenmonument. Het NAC oppert om de strook gelegen aan de Weesperstraat ter hoogte van |
detuin van Protestantse Diaconie in het onderzoek te betrekken. Ikstel er prijs op deze informatie |
zo snel mogelijk aan u bekend te maken en verzoek u dik komende woensda 4 november te
betrekken bij het agendapunt van de raad over de locatiekeuze Holocaust Namenmonument. |
Hierbij gaat de mail van voorzitter Grishaver van het NAC, 7 |
met vriendelijke groet, |
eert 3
ót E) |
EE. vander Laat |
|
|
|
ten coutebeschrijving) winst; u ap wp arnet erdam.nl. |
|
|
|
Lam Shirley
Van: Nederlands Auschwitz Comité <[email protected]=
Verzonden: donderdag 29 oktober 2015 19:23 |
Aan: “namnaster E‚ Van Der Laan; Eberhard van cler Laan
CC: 4 .
Ondarworg: Holocaust Namenmonument
Urgentie: Hoog
eocros n |
Geachte burgemeester, beste Eberhard, |
Graag informeer ik uover het volgende. De projectleider voor het Holocaust Namenmonurment, Piet Polderman,
attendeerde mij recent op de groenstrook in de Weesperstraal ler hoogte van de Protestantse Diaconie,
Camitêteden hebben de locatie bekeken en vinden deze plek een aanvaardhaar alternatief vaor het
Wertheimpark (het Wertheimpark heeft nog wel steeds onze voorkeur).
De Pratestantse Diaconie heeft in een gesprek met stadsdeel Centrum aangegeven positief te staan tegenover
een eventuele plaatsing van het Namenmonument in deze groenstrook,
Ik heb de heer Polderfnan ook gevraagd nog 2 punten aan de wegingsmatrix toe te voegen; 1e - namen moeten
goed leesbaar en goed aanraakbaar zijn, 2e — staan In een vrij toegankelijke openbare ruimte.
Wet vriendelijke groet en in de verwachting u hiermee naar genoegen te hebben geïnformeerd, -
|
2 G emee nte Bezoekadres
Amsterdam Amsela
aaa PN Amsterdam
2 Pastis 2a2
aop AE Amsterdarn
2x Telefonn 14 azo X
amsterdam.nl
Persbericht
Datum 23 Mei 2016
kenmerk Pb-18o
Holocaust Namenmonument naar Weesperstraatstrook |
Uitkomst inventarisatie mogelijke locaties: Weesperstraat beste optie |
Hat Holocaust Namenmonument kan het beste worden gevestigd op de groenstrook langs de
Weesperstraat, ter hoogte van de Nieuwe Herengracht. Dat is de uitkomst van de
inventarisatie van zestien mogelijke locaties voor het monument die het college van Ben W |
de afgelopen periode heeft uitgevoerd. Het Namenmonument is een initiatief van het |
Nederlands Auschwitz Comité, dat zich al sinds 2007 inzet voor de totstandkoming van een
monumentale wand waarop de namen worden vermeld var alle uit Nederland weggevoerde
Joden, Sinti en Roma die tijdens de Tweede Wereldoorlog om het leven zijn gebracht. De
. locatie langs de Weesperstraat is door het comité zelf aangedragen. Het callege stelt nu aan
de gemeenteraad voor om in te stemmen met de uitkomsten van het onderzoek en de
Weesperstraatstrook aan te wijzen als locatie voor het monument.
Op 18 maart zo14, besloot het college na overleg mét het stadsdeel Centrum en een uitgebreid
vooronderzoek om in te stemmen met het vaornemén om het menurmment in het Wertheimpark-te
vestigen. Tijdens eer inspraakavond op 27 juni 2014, bleek dat er veel bezwaren waren onder
omwonènden tegen de komst van het monument, In eên gesprek van de burgermeester en de
voorzitter van de Bestuurteorneissie Centrum met de omwonenden is afgesproken dat open
anderzoëk zou worden gedaan naar de bezwaren en naar mogelijke alternatieve locaties,
Zorgvuldig onderzoek naar best mogelijke locatie
Op 24 november 20185 heeft het college de raad vervolgens een zo zorgvuldige mogelijke
procedure voorgesteld om te kamen tat de best mogelijke locatie voor het monument. Daarmee
heeft de raad ingestemd. De procedure bestond mit twee stappen, Kerst werder
beoordelingscriteria en wegingsfactoren voor de locatiekeuze vastgelegd, Ook is er breed gezocht
naar mogelijke geschikte locatfes, De tweede stap was het toepassen van de beaordelingseritezia
en wegingsfactoren op uiteindelijk zestien mogelijke locaties. Naar de meest kansrijke locatie die
vit dit onderzoek naar voren is gekomen, de Weesperstraatstrook, is vervolgens een extra
haalbaarheidsanderzoek uitgevoerd, De uitkomsten van beide stappen worden op g juni met de
commissie Algemene Zaken bespraken.
Wegindsfactoren
Uit overleg met het Nederlands Auschwitz Comité kwarn naar voren dat vier beoordelingscriteria
extra gewicht zouden moeten krijgen. Voor het comitt weegt zwaar dat het manument in het
Jaods Kwartier komt te liggen, dat de lacatie van voldoende statuur is, dat de plek openbaar
toegankelijk is en dat de namen op het monument aangeraakt kunnen worden.
Gemeente Amsterdam Datum 13 mei zo16
Kenmerk Pb-2äa
Pagina 2 van 2
Uitkomst onderzoek
Bij de angewogen beoordeling kwam de Hollandse Schouwburg met 7 punten als meest geschikte
locatie naar voren, met vlak daarna de Weesperstraatstrook en het stadhuis (beide zes punten),
Het Wertheimpark scoorde met twee punten maar net voldoende. Door de beoordelingscriteria
die voor de initiatiefnemer van het hoogste belang zijn zwaarder mee te laten wegen, scoren de
Weesperstraatstrook Cs punten) en het Jonas Daniel Meijerplein (aa punten) uiteindelijk het
beste. Het Wertheimpark krijgt bij deze weging 4 punten.
Vanwege de aanwezigheid van een ondergronds bergbezinkbassin onder het Jonas Daniel
Meijerplein en hetstandbeefd van de Dokwerker op het pleln — met gen eigen kerdenkingstraditie
—heeft het college aen extra haalbaarheidsonderzoek ingesteld naar de Weesperstraatstraok. Ook
is met partijen uit de directe omgeving overleg geweest. Daaruit, en uit de stedenbouwkundige
randvoorwaarden lijken geervonoverkomelijke bezwaren te zijn tegen het vestigen van een
Holocaust Namemnonuient op dé Weésperstraatstrook, Wel moeten kabels en leidingen worden
vrngelegd en zijn mogelijk verkeerskundige aanpassingen nodig. Het Nederlands Auschwitz |
Cornité heeft aangegeven tevreden te zijn met de nieuwe locatie,
Bestaande monvmenten |
Op'de Weesperstraatstrook staan opdit moment twee andere monumenten die niet kunnen
; blijver staan als het Namenmanument er komt, Het monument tér nagedachtenis aan Mozes Vaz |
Dias zou kunnen worden verplaatst naar de overkant van de burg. Dit mast nader worden |
oriderzocht, , |
Ook voor het monument van de Joodse Erkentelijkheid van Jobs Wertheim zou een andere plek
moeten warden gevonden, Hierover is al overleg gevoerd met het Centraal Joods Overleg, het
naastgelegen Jaads Historisch Museum en de erven Wertheim, Zij hebben geen bezwaar tegen
verplaatsing, maar vinden wél dat hét monument meteen elders moet worden geplaatst en niet
eerst mag worden opgeslagen. Een besluit over eventuele herplaatsing van het monument, en de
mogelijke locaties, zal in mauw ovèrleg met de Joodse gemeenschap en de erven Wertheim
worden genomen. Hiervoor zal een apart besluitvormingsproces worden opgezet.
Besluitvorming
Er zal op korte termijn een informatlebijeenkomstworden georganiseerd voor de buurt, waarin
het collegebesluit wordt toegelicht. (et voorstel van het callege omt het Namenmanument te
vestigen op de Weesperstraatstrook lean dan op 22 juni worden geagendeerd in de gemeenteraad.
Als de gemeenteraad instemt, zal de initiatiefnemer een nieuw ontwerp laten maken. Daarvoor
moet dan bij de Bestuurscommissie Cefitrum eea omgevingsvergunning worden aangevraagd,
waarna er ook weer een inspraakprocedure wordt ingericht.
Noot voor de pers / niet voor publicatie
Vaor meer informatie kunt y cantact opnemen h. t, woordvoerder van
burgemeester Eberhärd van der Laan
Pb-280 |
CO
Verslag informatieavond locatiekeuze Holocaust Namenmonurnent
Weesperstraatstrook
32 mei 2016, 19:15-21:145
Hoftuin, Amstelhof, Nieuwe Herengracht
Aanleiding, doel en opzet informatieavond |
Op 10 mei zo16 heeft het college van B&W, op basis van eén haalbaarheidsonderzoek naar |
locaties voor toekomstige plaatsing van een Holocaust Namenmonurnent, gekozen voor de
lacatie Weerpersstraatstrook. Deze keuze komt voort uit een afweging van 19 crilerie en, op
verzoek van de initiatiefnemer van het Holocaust Namenmonuvment (i.c, het Nederlands
Auschwitz Comité) hét zwaarder laten wegen van 4 van deze 19 criteria, Doel van deze.
informatieavond is orn omwonenden te informeren over het besluit van het college van BEW, over
het haalbaarheidsonderzoek dat ten grondslag ligt aan dit besluit en over de verdere procedure.
Guido Wallagh, onafhankelijk voorzitter van de infarmatieavand, vraagt de aanwezigen of zij zich
kunnen vinden in de opzet van de informatieavond; voorde pauze de presentaties van
vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam voor de voorgeschiedenis, het doorlopen
proces, het haalbaarheidsonderzoek en de verdere procedure en na de pauze gelegenheid voor
het stellen van vragen en het geven van reacties, De aanwezigen stemmen in met deze opzet.
|
Presentaties
Boudewijn Oranje (voorzitter stadsdeel Centrum) geeft namens het gemeentebestuur van
Amsterdam een korte terugblik op het initiatief van het Nederlands Auschwitz Comité voor een
Holotaust Namenmonüment, de aanvankelijke locatiekeuze en de discussies over inpasbaarheid
van het ontwerp. Tevens geeft hij aan dat het college van B&W In 2024 een besluit tot plaatsing
van het monument in het Wertheimperk heeft aangehouden en opdracht heft gegeven voor een
haalbaarheidsonderzoek naar alternatieve locaties. 4
Piet Polderman (projectmanager van de gemeente Amsterdam) schetst de gekozen methodiek
van het externe haalbaarheidsanderzoek, de criteria er de overwegingen om 4 crûteria in de finale
4 afweging zwaarder te laten wegen, De voorkeurslacatie, die naar boven kwam in de gewagen
afweging, is vervolgens aanleiding geweest òm éen ruimtelijk onderzoek te verrichten naar de |
Weasperstraatstrook, |
Veronika Meijer (stedenbouwkundige gemeente Amsterdam) geeft vervolgens een nadere |
toelichting op dit rwimtelijk anderzoek en de uitgangspunten die hieruit voortvloeien voor het
antwerp. Dit zijn onder meer: de bereikbaarheid van de metro ende Hoftuin, een vérbetering van |
de openbare ruimte, een ëigen doorgang naar dé Hoftuin, een maximale lengte van het
monument en, op beperkte onderdelen van de locatie, een maxirnale hoogte van het monument, |
verlichting, behoud van zoveel mogelijk bomen en waarborgen van sóciale veiligheid.
Piet Polderrnan eindigt de reeks van presentaties door de aanwezigen te informeren over de
vervolgprocedure, Waaronder bespreking van hel besluit van BRAM in de Commissie Algemene
Zaken van g juni en de Gemeenteraad van 22 juni, Wanneer men zich aanmeldt is het mogelijk in
te spreken op de Commissievergadering. Na het besluit over de lotatie, is het aan de
initiatiefnemer om, binnen de vitgangëpunten van het ruimtelijke onderzoek, tat een ontwerp te
komen.
Í
Í
Pagina van 4
Vragen en reacties
Hieronder volgt een verkorte weergave van de vragen en reacties aanwezigen en antwoorden van
verlêgenwoordigers van de gemeente Amsterdam.
Locatie
Vraag: is de locatie groot genoeg? Er is twijfel bij een aantal bewoners af de locatie groot genoeg
is voor een monument mel 102.000 namen. En zo ja, zijn de namen dan nog zichtbaar, teesbaaren
aanraakbaar zoals door de initiatiefnemer als voorwaarden zijn gesteld?
Antwoord: in het ruimtelijk onderzoek is het oorspronkelijke ontwerp als uitgangspunt genomen.
Dit ontwerp ging uit van maximaal „oo meter lengte. Wanneer het toekomstige ontwerp op de
Weesperstraatstrook eenzelfde lengte zou hebben, past dit op de beoogde locatie, |
Vraag: hoe wordt de sociale veiligheid geborgd? Is er spreke van dode hoeken? En hoe wordt
omgegaan met verlichting?
Antwoord: de initiatiefnemer en de ontwerper zullen zich moeten houden aan de uitgangspunten
zoals gesteld door de gemeente, Een aantal uitgangspunten is specifiek gericht op het borgen van
de sociale veiligheid. Van dode hoeken kan dan ook geen sprake zijnin het toekomstige ontwerp.
De locatie zal valdaende verlicht zijn om eveneens de sociale veiligheid te borgen. Pas als aan
deze, en andere uitgangspunten voldaan is, zat een bouwvergunning afgegeven kunnen worden.
Vraag: hoe loopt de begrenzing van de locatie aan de kant van de Nieuwe Keizersgracht?
Antwoord: in de ruimtelijke uitgangspunten is er rekening mee gehouden dat het toekomstige
ontwerp tot maximaal de voor voorgevelrooilijn van de panden aan de Nieuwe Keizersgracht 5, 11,
13 loopt. Dit betekent dat de stoep langs de Nieuwe Keizersgracht onbebouwd blijft, zoals de
huidige situatie.
Vraag: wordt in het stellen van uitgangspunten ook rekening gehouden mette verplaatsen
objecten ten gevolge van het toekomstige monument? Hoe wordt voorkomen dat er voldoende
ee fietsparkeervoorzieningen zijn en deze goed zijn ingepast op de locatie? En hoe wordt ervoor
gezorgd dat ook het vrinoir (krul) aan de overkant op de gracht goed ingepast blijft?
Antwoord: in het ontwerp van het toekomstige monument moet nadrukkelijk rekening gehouden
warden met een zorgvuldige inpassing van objecten, Het ontwerp zál ap zijn integrafiteit worden
beoordeeld, Het urinoir valt vooralsnog buiten de locatie.
Vraag: blijven de bomen zoveel mogelijk behouden? In dit deel van de Weesperstraat wordt
immers een zeer hoge concentratie van fijnstof gemeten.
Antwoord: de bomen langshet fietspad warden ingepast in het ontwerp. Een aantal bomen in het
plantsoen zijn in slechte staat en verdwijnen, Of sprake kan zijn van een compensatië van bomen |
elders, is een punt van aandacht bij het uitwerken van de uitgangspunten. |
|
Vraag: hoe is het externe onderzoeksbureau tot 16 locaties voor het haalbaarheidsonderzoek |
gekomen?
Antwoord: verschillende betrokkenen, waaronder het Nederlands Auschwitz Comité, hebben
potentiële lacatles voorgesteld. |
|
Pagina 2van a,
Opdrachtgever
Vraag: wie wardt de opdrachtgever van het op te richten monument?
Antwoord: Het Nederlands Auschwitz Cornité is, als initiatief nemende partij, opdrachtgever voor
hel monument, De gerneente Amsterdam toetst het ontwerp en geeft de benodigde
vergunningen af wanneer aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Draagvlak
Reactie: is de gemeente en de initiatiefnemer zich ervar bewust dat in Amstérdam en daarbuiten
ook tegenstanders zijn van het Holocaust Namentmanurnent? Er zijn uiteenlopende argumenten
om tegen dit beoogde monument te zijn, waaronder de constatering dat er zeker in de naaste
omgeving al voldoende monumenten zijn met een min of meer vergelijkbaar doel, Daarnaast
vragen sommigen zich af waarom niet voor een andere buurt en/of een andere stad gekozen is,
Het gaat immers om een monument met nationale betekenis,
Vraag: hoe is hét maatschappelijk draagvlak getoetst?
Antwoard: vanaf het eerste Initiatief en de voorkeur van de initiatiefnemers arn een Holocaust
Namenmonument in Amsterdam te plaatsen hebben zowel het Nederlands Auschwitz Comité als
de opeenvolgende gemeentebesturen verkend of er draagvlak is. Hierbij is zowel oog geweest
voor degenen die kritisch zijn/waren, geen nieuw monument wilden als degenen die zich
aangesproken voelen door het initiatief. Dit alles overziende heeft het huidige gemeentebestuur in
2014 besloten dat er voldoende draagvlak is voor een Holocaust Namenmonutnent in Amsterdam.
Op basis van dit besluit heeft het gemeentebestuur opdracht gegeven tot een vervolgonderzoek,
te weten het onderzoek naar verschillende locaties, |
Ontwerp
Vraag: de informatieavond staat in het teken van het genomen besluit. Dat wil zeggen een keuze
voor een locatie. Hoe kan een locatiekeuze genomen worden zonder inzicht in wat vaar antwerp
er komt? à f
Antwoord: het is hij elk bouwwerk gebruikelijk om eerst de bestemming voor een locatie te
bepalen en daarna pas vaar deze besternde locatie een ontwerp te gaàn maken, mede oak ap
basis van gestelde uitgangspunten specifiek voor de locatie.
Vraag: geldt het ontwerp dat voor de beoogde locatie van het Werthelmpark gemaakt is vaor de |
nieuwe locatie van de Weesperstraatstrook? |
Antwoord: nee. De gemeente gaat ervan uit dat de initfatiefnemer in overleg met de ontwerper
treedt en dat voor deze nieuwe locatie an de gestelde uitgangspunten cen nieuw en passend |
antwerp wordt gemaakt. |
Vraag: het ontwerp voor het Wertheimpark, de materiaalkeuze.en de kleur kwamen erg zwaar éh |
opderwats over. Kan het antwerp niet transparanter, lichter, meer passend in de omgeving van de |
nieuwe locatie?
Antwoord: dit is aan de opdrachtgever en de ontwerper, maar het ligt vaar de hend dat een
ontwerper kennis neemt van de weerstand en kritiek in een samenleving en vaar een andere |
locatie ook opnieuw een ontwerp maakt. De gemeente zal de initiatiefnemer op de hoogte
brengen van deze suggesties.
|
|
Pagina 3 vana |
|
|
|
|
|
|
|
|
Vraag: wordt Libeskind, de ontwerper van het aanvankelijke monument voor het Wertheirpark,
opnieuw de ontwerper? En is het nlet mogelijk om meer ontwerpers met voorstellen te laten
kermen, bij voorbeeld via een prijsvraag of open inschrijving?
Antwaord: de keuze om meer ontwerpers uit te nodigen om een voorstel te doen als ook de
keuze voor Libeskind ligt geheel bij de initiatiefnemer.
Vraag: kan, gegeven de gevoeligh eid van het onderwerp en de, ook weer tijdens deze
informatieavond gebleken betrokkenheid van bewoners, niet een proces opgetuigd worden waar
bewoners en andere belangstellenden in een wssenfase geraad pleegd worden over een eerste
schets of uitwerking? Dit kan alleen maar bijdragen aan de ontvankelijkheid van het manument.
Antwoord: er is meer dan begrip op te brengen voor dit voorstel. De gemeente zal bij de
initlatiefnemer een dringend bergep doen om met een procesvoorstal te komen, waarbij
omwonenden en mogelijk ook andere belangstellingen geraadpleegd worden over het ontwerp.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ï
|
|
Pagina 4 van 4
Xx Gämeente Amsterdam pe
& Gemeentéraad
Gemeenteblad
pd Voordracht voor de raadsvergadering van
woensdag 22 juni 2016
Jaar zo18
Afdeling 4
Nummer 677
Pubfcatiedatum 15 juni 2016
Agendapunt 32
Datum besluit BEW 10 mei 2016
il
Onderwerp
instemmen met de locatiekeuze voor het Holocaust Namenmonument
Net deze voortiraeht steiton wij d veer tret vatgende bestuif ta nemen:
Tekst van cpenbare De gemeenteraad van Amsterdam
bastuiten wordt
gemeleerd GBeziën de voordracht van burgemeester en welhauders, van 10 mei 2016
Besluit:
kennis te nemen van: ij
1, de bijgevoegde notitie "Locatiekeuze Holocaust Namenmonument”; |
2, hèt rapport van Royal Haskoning/DHV van 28 fnaart 2016 "Locatieadvies |
Holecaust Namenmonument in Amsterdam” met de bij behorende |
wegingsmatrix (ongewogen en gewogen), waarin 16 locaties in Amsterdam |
worden beschreven en gewaardeerd; |
3. het rapport van Ruimte en Duurzaamheid “Halecaust Narnenmanument |
haalbaarheidsstudie locatie Weesperstraat’, met daarin de
Stedenbouwkundige randvoorwaarden, |
|
in te stermrmen mat:
4, de zwaardere weging van de door de Nederlands Auschwitz Comité (NAC)
ópgegeven 4 criferia namelijk: "Joods Kwartier -stafuur, openbaar toegankelijk
en äanraakbaarheid van de namen”;
5. de Weesperstraatstrook" als definitieve locatiekeuze vaor het Holocaust |
Narnenmenument.
Wettelijke grondslag E
Artikel 108 fid 1 gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
Op 4 november 2015 heelt de Gemeenteraad ingestemd met de brief van de
burgemeester mét daarin het procédurevaorstel om in twee stappen te komen tat een
definitieve locatië voor het Holocaust Namenmonurment. Tevens is de locatie aan de
Weesperstraat ter hoogte van de “Hoftuin” toegevoegd aan de at genoemde 15 |
locaties.
1
|
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam |
Afdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer Gf/
Datum 15 funi AG Voordracht voor de raadsvergadering van woensdag 22 juni 2046
Overleg Initiatiefnemer
Canform stap 1 uit het procedurevoorstel is er overleg gevoerd, met de initiatiefnemer
het NAC over de methodiek met daaraan gekoppeld de matrix met criteria. De matrix
wordt toegelicht in het conceptrapport ‘Locatieacvies Holocaust Namenmonument in
Amsterdam” van Royal Haskoning/DHV.
Hat NAC heelt in dit overleg 4 zeer zwaarwegende beoordelingscriteria genoemd:
« Het monument moet binnen het Joods Kwartier liggen.
e Het menument moet statuur hebben (Nationaal betang).
se Het monument moet openbaar toegankelijk zijn.
s De namen moeten aangeraakt kunnen worden (volledige naam, geboortedatum,
leeftijd).
Wegingsmatrix, methodiek en criteria
Conform stap 2 uil hel procedurevoorstel heeft Royal Haskoning DHV
bovengenoemde conceptrapportage definitief gemaakt en gecompletéerd mat het
invullen van de wegingsrmiatrix, Alle genoemde 16 locaties (inclusief de meuw
toegevoegde Weesparstraatstrook} worden in dit rapport beschreven en gewaardeerd
in een mätrix, In da ongewogen matrix “scoren” 3 locaties valdoende
Weesperstraatstrook(G), Stadhuis(6), Hollandsche Sehauwburg (7). De oorspronkelijk
locatie het Wertheimpark scoort net valdoende(2). |
Het NAG heeft aangegeven dat zij zeef hechten aan de zwaarwegende criteria:
namelijk het "Joods Kwartier, statuur, openbaar toegankelijk, aanraakbaarheid van de |
namen”. Er zijn geen redenen om niet aan de wens van de initiatiefnemer tegemoet te
komen. Het voorstel is om de 4 criteria zwaarder te laten wegen. |
Voorkeurslocaties " |
Als de 4 zwaarwegende criteria worden overgenomen scoren de Weesperstraatstrook |
(14) en hat Janas Daniël Meijerplein (11) het best. |
Haalbaarheidsstudie locatie Weesperstraatstrook |
Vanwege de aanwezigheid van het monument de “Dokwerker" op het Jonas Daniël
Meijerplein miet een geheel eigen herdenkingstraditie, is vooralsnog besloten alleen
een haalbaarheidsonderzoek te doen naar de best scorende locatie
(prioriteitslocatie) de “Weesperstraalstrook”. Deze locatie is in de directe nabijheid |
van het JD Meijerplein en zou een inhoudelijke relatie kunnen aangaan met de
Dokwerker zodat de verschillende facetten van de herdenking van de tweede
wereldoorlog tot hun recht kunnen komen. In opdracht van het stadsdeel Centrum is
door Ruimte en Duurzaamheid een haalbaarheidsstudie gemaakt voor deze locatie.
Conclusie:
De conclusie uit het rapport van Ruimte en Duurzaamheid “Holocaust Namen-
monument haalbaarheidsstudie locatie Weesperstraat”. is dat de
Weesperstraatstraok om meerdere redenan geschikt is voor de plaatsing van het
Namenmontent.
“Vanwege de ligging aan de rand van de Plantage- eh Weesperbuurt is de
geschiedenis van de locatie sterk verbonden met de geschiedenis van het
Amsterdamse Jodendom.
2
„Jaar 2016 Gemeente Amsterdam
Afdeling 4 Gemeenteraad R
Nummer 677
Datum _ {&juni 2016 Voordracht voor de raadsvergadêéring van woansdaa 22 Juni 2016
e _Op loopafstand bevinden zich monumenten en bijzondere gebouweri die elk
op eigen manier een onderdeel van de Joodse geschiedenis belichten:
s_Inde gesloopte panden op de locatie zelf waren voorheen diverse joodse
Winkels gehuisvest,
» De vestiging van het Namenmonument op deze locatia geelt aanleiding tat |
verbetering van de openbare ruimte in dit deel van de Weesperstraat. |
= De locatie verandert van een anonieme passantenruimte in een plek vat |
betekenis.
+ De aanwezige niveauverschillen, waaronder de verdiepte ligging ten opzichte
van de Weesperstraat. Bieden veel aanleiding voor een goede ruimtelijke
inpassing van het monument:
* De locatie is voor een ieder goed bereikbaar.
Onderbouwing hhestult
Ad 1. In de bijgaande notitte wordt uitgebreid ingegaan op:
»_De start van het initiatief voor een Namerwand, door het NAC, in 2007.
» _De oorspfonkelijk gekozen locatie het Wertheimpark.
» _De inspraak van 17 juni 2014 die tot gevolg had dat het besluit werd
aangehouden,
» De raadsbehandeling van 4 november 2015 waarin werd besloten tòt hèt
procedurevoorstel en het toevoegen van de Weesperstraatstroak als 16e
locatie,
e Het overleg met de initiatiefnemer over de methodiek en de criteria.
«_Hetdefinitief maken van het rapport van Royal Haskoning met het invullen
van de criteria,
=_ Het ovérnemen van de zwaarwegende criteria van het NÁC,
, e_Het rapport ‘Holocaust Namenmonument haalbaarheidestudie locatie
Weesperstraat van Ruimte en Duurzaamheid.
___Ad2. In het ambtelijk overleg met de initiatiefnemer het NÄC komen Á zeer
. zwaarwegende criteria naar voren.
a_ Het monument moet binnen het Joods Kwartier liggen.
e_ Het monument moet statuur hebben (Nationaal betang).
s Het monument moet openbaar toegankelijk zijn.
a De namen moeten aangeraakt kunnen worden (valledige naam,
. geboortedatum, leeftijd.
Ad 3. De cenclusie uit het rapport "Holocaust Namenmonument
haalbaarheidsstudie locatie Weesperstraat” is dat de Weesperstraatstrook om
meerdere rederen geschikt is voor da plaatsing van het Namenmonument,
wel dienen de in het rapport genoemde randvoorwaarden in acht genomen te
worden.
Ad4, Het NAC heeft aangegeven dat zij zeer hechten aan 4 zwaarwegende
oriteria: “Jogds Kwartier, statuur, openbaar toegankelijk, aanraakbaarheid
van de namen”. Er zijn geen redenen om niet aan de wens van de
Initiatiefnemer tagemoet te komen. Het voorstel is om de 4 criteria zwaarder
le laten wegen.
Ad 5. Met in achtneming van de randvoorwaatden uit de haatbaarheidsstudie het
besluit te nemen de Weesperstraatstrook aan te wijzen als definitieve locatie
voor het Holocaust Namermonument,
3,
|
|
Jaar 2016 Gemoenlo Amsterdam
Atdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer Gî7
Datum #6 juni 2016 Voordracht vaar sle raadsvorgadering van woensdag 22 juni 2016 |
‘Financiële paragraaf _ 7 m:
Grondexploitatie: ee Tatala omvang krediet € |
Financiëte dekking: |
Ínvestenng: Nee Tatale omvang krediet: E |
Afschrijvingstermijn:
Gebrui renttpercentage: 5%
Looptijd krediet:
ts de regeling kredieten van | Omvang vangevraand E |
toepassing: JaWee _ kredlet {exel BEW
Regeling Risicovolle Projecten
van laepussbug: LalNee
Zijn er risico's en za ja, hoe |
worden deze beheerst? Ee Ns OO _
“Financlöla gevolgen _ |
Jaar T Tad T+? T+3 Tad Valgai immer
kapitaallasten
Ovarige exploitatielasten ‚
Baten
Saldo ten laste var de
algemene middelen
Wfaarvan nag niet gedekt n des 5 |
Toallehting
Initiatiefnemer
Alte kosten voor het bouwrijp en obstakelvrij maken van het terrein, het omleggen van
kabels en leidingen etc. alsmede het tot stand brengen, van "Het Namenmonument’
" zijn voor rekening van de initiatiefnemer, het Nedertands Auschwitz Comité. Als de
kosten daor de gemeente Amsterdam worden gesubsidieerd dan vereist dat een
zelfstandig apart traject. |
Vervòlg
Bij de verdere uitwerking van het voorlopig ontwerp zal verder onderzoek worden
gedaan en volgt een (dekklngs)voorstel vaer de benodigde insidentele en structurele
beheerlasten, Dat is ook het moment om afspraken te maken met de gemeenté (de
bestuurscommissie Centrum) over het eigendom, het gebruik van de openbare ruimte
en het (feitelijk) beheer. |
|
Í
|
Í
|
|
|
|
daar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling Î Gemeenteraad
Nummer Ô77 .
Datum 15 jum 2018 Voordracht vaor de raadsvergadering van woensdag 28 juni 2016 |
mm
Gehelmhouding
nvd, |
tn
Stukken
Meegesturd ‚ Notitie Locatiekeuze Holocaust Namenmonument,
« Het rappert van Royal Haskoning/DHV van 23 maart 2016 “Locatieadvies
Holocaust Nameamanument in Amsterdam”.
Het rapport van Ruimte en Duurzaamheid “Holocaust Namenmonument
haatbaarheidsstudie locatie Weesperstraat’,
ler inzeaë gefead nvt,
Behandelend ambtenaar (naar, telefoonnummer en a-malladres)
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
: _ nm . mn A se
. ‚ |
D
|
Ï
% Gemeente Amsterdam R
Gemzenteread
% Gemeenteblad
% Raadsbesluit
|
|
Jaar 2016
Afdeling JA
Nummer 171/877
Publicatiedatum 29 juni 2018 |
Agendapunl 33
Daturn besluit B&A 10 mel 2016
Onderwerp Ì
instemmen met de locatiekeuze voor het Holocaust Namenmonument
Î |
De gemeenteraad van Amsterdam |
pn |
Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders, van 10 mei 2016
(Gemeenteblad afd. 1, nr, 677}.
Gelet op artikel 108 lid 1 van de Gemeentewet,
Besluit:
kennis te nemen van:
4, de bijgevoegde notitie vLocatiekeuze Holocaust Namenmonument”;
2. het räpport van Royal Haskaning/DHV van 23 maart 2018 "Locatieadvies
Holocaust Namenmonument in Amsterdam” mêt de bij behorende
wegingsmatrix (ongewogen én gewogen), waarin 16 locaties in Amsterdam
worden beschreven en gewaardeerd: _
3. het rapport van Ruimte en Duurzaamheid “Holocaust Namenmonument
haalbaarheidsstudie locatie Weesperstraat”, met daarin de ej
Stedenbouwkundige randvoorwaarden,
in te stemmen met:
4. de zwaardere weging van de daor de Nederlands Auschwitz Gomité (NAG)
opgegeven 4 criteria namelijk: “Joods Kwartier, statuur, openbaar \oegankelijk |
en aanraakbaatheid van de na men” |
|
Jaar 20156 Gemeente Amsterdam R
Aideling 3A Gemeenteraad
Mummer 1AEST
Datum 29 jul 2016 Raadsbesluit |
5. de "Weesperstraatstrook” als definitieve locatiekeuze voor het Holocaust
\lamenmonument
„Aldus besioten door de gemeenteraad voornoemd
irt zijn vergadering op 22 juni 2016.
De voorzitter
mr. El, van der Laan
De raadsgriffier
mr-M. Pe
|
2
Q) |
Notitie “Locatiekeuze Holocaust Namenmonument”
Inleiding historië:
Vanaf 2007 beijvert het Nationaal Auschwitz Comité (NAC) zich voor de totstandkoming van een
zogenaamde namenwand, Op deze monumentale wand zullen de narnen van alle Joodse Slachtoffers
alsmede Sinti en Rorna worden vermeld.
Ma diverse'gespreleken met betrokkenen is in de vergadering van november zoa? door het College van
BEW besloten samen met het stadsdeel Centrum medewerking te verlenen aan onderzoek naar de
vestiging van de Narenwand in het Wertheimpark, onder handhaving van het Auschwitz manument
(Spieqél monument).
Het College van B&W heeft op 18 maart 2024 besloten in te stemmen met het voornemen een
Hòlocaustnamenmonument in het Wertheimpark te vestigen. Het stadsdeel Centrum werd gevraagd om
in overleg met de inittätiefnerner, het Nederlands Auschwitz Comité, uitwerking te gever aan dat |
voorneinen en dâartoe onder meèr een zorgvuldige inspraakprocedure te voeren.
|
Inspraak |
Op 17 juni 2024 is er een inspraakavond gehouden. Deze had tot gevolg dat het algemeen bestuur van
stadsdeel Centrum het besluit medewerking te verlenen aan het vestigen van een |
hotocaustnamienmonument in het Werthéimpark aanhoudt. Op verzoek van stadsdeel Gentrum heeft het |
college van B&W kennisgenomen van de inspraak en de niet afgeronde besluitvorming. De
burgermeester heeft op zjuli zo14 een gesprek gevoerd met bewoners die zich tegen het plan hebben
uitgesproken, De burgermeester heeltaan de bewoners toegezegd dat onderzoek zal worden gedaan
naar de bezwaren en wat hier eventueel aan is te doen. In het onderzoek worden ook andere locaties
_ betrokken.-De uitkomsten van dit onderzaek-zijn vervat in het conceptrapport van Royal Haskoning DHV
“Vooronderzoek Locatiekeuze Hotocaust Namenmionbment In Amsterdam”. In dit onderzoek zijn as
mogelijke locaties voor het HNMonumtent in beeld gebracht. Bij dit rapport is eén (nag niet ingevulde)
matrix gevoegd met beöordelingscriteria. |
|
Raadsbehandeling „november zo1s
In de raadsbehandeling van 4 november zo1g is aan de leden van de gemeenteraad de brief van de |
burgemeester behandeld en besloten Lot de in de brief genaemde procedure (in twee stappen) om tot |
een locatiekeuze te komen.
a. de methodiek voor een keuze van de mogelijke locatie wordt aan de initiatiefnemer voorgelegd.
De methodiek bestaat uit beoordelingseriteria en wegingsfactoren. De initiatiefnemer kan zijn
commentaar leveren: Suggesties worden overgenomen dan wel beargumenteerd weerlegd. Het
resultaat hiervan wordt voorgelegd aan de gemeenteraad, Deze zal worden gevraagd in te
steramen met de methodiek voor de locatiekeuze,
2, de matrix van locaties, mogelijk aangevuld met nieuwe locatievoorstellen, wordt ingevuld en de
wegingsfactoren worden toegepast. Er blijven waarschijnlijk enkele kansrijke locaties over waar
za nodig een kort extra haalbaarheidsönderzoek naar kan worden uitgevoerd. Uit de meest
kansrijke lacaties zal uiteindelijk daar uw raad een keuze worden gemaakt. Ook dit wordt
uiteraard eerst besproken met de initiatiefnemer. Vervolgens wordt met het betreffende
stadsdeel, overlegd over de te volgen besluitvormingsprocedure en inspraakprocedure. In een
raadsvoordracht zal aan de gémeenterasd de keuze voor een locatie worden voorgélegd,
Ook is in deze vergadering besloten de locatie aan de Weesperstraat ter hoogte van de Protestantse
Dicaonie als 26° locatie toe te voegen,
1 |
Wegingsmatrix, methodiek en criteria (stap 2)
De bovengenoemde conceptrapportage van Royal Haskoning is definitief geworden, gecompleteerd
met het invullen van de wegingsmatrix. Alle genoemde 16 locaties (inclusief de nieuw toegevoegde
Weesperstraatstrook) warden in dit rapport beschreven en gewaardeerd. Elke locatie wordt kart
beschreven en zonder weging gewaardeerd in de onderstaande matrix,
Score:
In de ongewogen wegingsmatrix scoren de Weesperstraatstrook (6), het Stadhuis (6) en de Hollandsche
Schouwburg (7) voldoende, De oorspronkelijk gekozen locatie het Wertheimpark scoort net positief (2).
STel IEI a
ë Ë sl: EE ä sl
IEEE SEE rard Elalara al él 2
sleleliä 2 5 E 5 55 ä
ZIENS EIEIS| EEEN
BIEZEN ENE 2iSEIEIsrEl de
ZIELE ENE il3 E Elëlf
U ET EN NE ED A NN EE EE
Binnensoodslarder ele Tele [-Te Tee TIE TI
Promicentelentofstere Vs} | fes fel | |oo ffe jef el) |||
mm dee ede
[retatie Joodse erfgotd /monumentenHalamst |< JT. Y Tof, Jefe} Tel} |--|-| |
[waardigeenristigeherdenigists |ofe}efo}-|.|oefefsfe ||| ef |||
pee eelde ee |
had eee Latte Peel OT
RN EN EDE EE EE A EE EE |
gorekbaiheid____ Vel s}: Vel: fee fel: | fel ef jef |
verkeermergned —fefefele|: pj [ee Te ee
Etastnauutengiesn | -|efelefef. ||| Jefe feel |||
Eflectop{sociale)veiligheid (afs fefof | fefefels|e ||| ||
_Giteababaateld | |
rechnisheaspeeten | fel | ff ||| eee fe {| |
raattetermjn {afie fate fnfel |el setes feel eef e|
Lel alfefolalsfafzf{afrfelsls | el s|
|
Overleg met de initiatiefnemer het NAC |
Op 25 november 2aas Ìs er over de vervolgprocedure, de matrix en da in de matrix genoemde
beoordelingscriteria een overleg geweest met de initiatiefnemer het NAC, |
|
|
Het NAC heeft in dit overleg 4 zeer zwaarwegende beoordelingscriteria genoemd: |
«Het monument moet binnen het Joods Kwartier liggen. |
e __ Het monument moet statuur hebben (Matlonaal belang).
a __ Hetmonument moet openbaar toegankelijk zijn.
«De namen moeten aangeraakt kunnen worden (volledige naam, geboortedatum, leeftijd) |
De overige criteria zijn volgens het NAC ondergeschikt vaor de locatiekeuze,
Op basis van bovengenoemde criteria blijven er voor het NAC nog 5 locaties over fin valgarde van
voorkeur).
2
1. Het Wertheimpark
2, De Weesperstraatstrook (ter hoogte van de Protestantse Diaconie)
3. Het Jonas Daniël Meijerplein
4. Het Plantage Westermanplantsoen
5. Het Waterlooplein
Definitieve wegingsmatrix (stap 2)
Het overleg met het NAC heeft geen andere eriteria of andere locaties opgeleverd.
Het NAC heeft aangegeven dat zij zeer hechten aan de zwaarwegende criteria: “loods Kwartier, statuur,
openbaar toegankelijk, aanraakbaarheid van de namen”. Er zijn geen redenen om niet aan de wens van
de initiatiefnemer tegemael Le komen. Het is legitiem dat het NAC deze criteria zwaar laat wegen.
|
Score:
Als we de 4 zwaarwegende criteria overnemen en 3x meetellen dan ontstaat de onderstaande gewogen |
matrix. In de gewogen matrix scoren de Weesperstraatstrook (14) en het Jonas Daniël Meijerplein (za) |
het best. |
|
_ ee ï zi
fi E B 'ù ei
EIER LEEN EE ETE
È 5 sl ELSEN EIS 5
SIZE AEL ANS Sal El El alls Jel:
SIEN slade ddie
_IEIEISIER EE AEO SEAESE EENES |
Plien eel Fel {eee De Pe [ee |+ |
FET Ti In
CE EE OE CE OO EN EN OE EN ES NE |
openbaar toeganwerijk > Vefs|e ffe foe fe | eee | |
ee sEennnSESESSSnn
Efertopmabijetondiee je laf.-[-J-Jele}-Te-Tele Tele |+| |
Eestopstadsboed _ elslfelesf-|-|efele fe le feels | Le |
Eee et eg ee mr] |
Herinsichtingvoorgenömen | |ef-|-f-F-T.felelf |F Te Tj
ledimistheaspeten | jef [ojee |||
Bealisatietenmijn | elo fol efebfof Fe} | en} e Fafe fo [ef es |
|
3
Haalbaarheidsonderzoek locatie Meesperstraatstrook
Vanwege de aanwezigheid van het monument de “Dokwerker" op het Jonas Daniël Meijerplein met een
geheel eigen herdenkingstraditie, is vooralsnog besloten alleen een haalbaarheidsonderzoek te doen
naar de best scorende locatie de “Weesperstraatstrook”. Deze locatie is in de directe nabijheid van het
JD Meijerplein en zou een inhoudelijke relatie kunnen aangaan met de Dokwerker zodat de verschillende
facètten van de herdenking van de weereldoorlag tot hun recht kunnen komen,
Onderzoek Weesperstraatstrook |
Om de haalbaarheid van de locatie te onderzoeken zijn de volgende acties ondernomen: ij
1. Een onderzoek naar de Stedenbouwkundige randvoorwaarden.
2. Een historisch bodemonderzoek door de Omgevingsdienst Noordzeekanaal Gebied,
3 Een bomenonderzoek door de Bomenwacht Nederland,
4. Een overleg met de dienst Metro en Tram.
5, Diverse overleggen met Diënsten en bedrijven over kabels en leidingen.
Stedenbouwkundige Randvoorwaarden
Door Ruimte en Duurzaamheid is een haalbaarheidsstudie verricht naar de locatie met daarin
opgenomen de stedenbovwkundige randvoorwaarden voor het te plaatsen monument. (zie bijlage).
De inhoud van het rapport is als volgt:
«_ De historie van de locatie wordt beschreven. Zowel vooroorlogs, naoorlogs en de jaren Go en 70.
» Een beschrijving van de huidige Weesperstraat en het (naamloze) plantsoen, De Weesperstraat
is een belangrijke verkeersader van de stad, De straat heeft nauwelijks verblijfskarakter. |
: » Een ruimtelijke analyse van de locatie, De beschikbare ruimte vaor het monument is ciréá |
1800 ma. |
® _ De aanwezigheid van het “Monument van de Joodse Erkentelijkheid”-en het monument ter
nagedachtenis aan Mozes Vaz Dias.
* Een beschrijving van de toegang/uitgang van de metrohalte die op de tocatie aansluit, |
; « __De randvoorwaarden voor de inpassing, Het monument kan een combinatie zijn van een |
paävijaen en een sculptuur, maar kan ook enkel een sculptuur zijn. De aanwezige
niveauverschillen vormen een natuurlijke basis vóor de inpassing van het Namenmonuiment,
e Dejuridischeaspecten. -
e De omgevingsaspecten,
De eindcoriclusie van de haalbaarheidsstudie is dat het monument goed inpasbaar ìs op de locatie aan de
Weesperstraat,
Omgevingsaspecten
Historisch archief onderzoek bodemkwaliteit
Door de Omgevingsdienst Noordzeekanaal Gebied is een historisch archief onderzoek naar de omgeving
rond de locatie gedaan. Op de strook zelf zijn geen oude onderzoeken bekend, De rest van de omgeving
is verdacht op basis van de bodemkwaliteitskaart, periode van ophoging, ondergrondse tanks,
bedrijfsactiviteiten en eerder onderzoek. Als er handelingen in de bodem worden verricht (zoals
ontgravingen} moet er eeroriënterend bodemonderzoek worden uitgevoerd dal valdoet aan de ARVO,
2011,
Bomenonderzoek
Op 22 maart 2016 is door de Bomenwacht Naderland sen bomenonderzoek op de locatie uitgevoerd.
De conclusies: Er staan geen monumentale bomen op de locatie. 2 boom op de lacatte heeft een
beperkte levensduur. Het is niet raadzaam om de bomen te verplanten. = bomen worden gezien als
bomen met een voldoende kwaliteit om rekening mee te houden. Stedenbouwkundig wordt geadviseerd
om de (geschikte) rij bomen langs het fiets- en vaelpad zoveel mogelijk te behouden,
4
Overleg Metra en Tram
Op 4 februari 2026 is er een overleg geweest met de dienst Metro en Tram over de deels onder de locatie
liggende metrobuis. Vanuit Metro en Tram zijn er geen bezwaren met het plaatsen van het monument |
deels op en naast de metrobuis eventveel mét kelderbak. Met de bouw dient rekening gehouden te
worden met het feit dat de metro als het ware drijft in het grondwater. Dit zorgt altijd voor lichte
bewegingen in de grond. Bij ontgravingen moet rekening worden gehouden met hèt opwaartse |
beweging van de metrobuis en dient het gewicht van de ontgraving gecompenseerd te worden, |
Vanwege de nabijheid van de metrobuis zal Metro en Tram te zijner tijd adviseren op de aarivraag |
amgevingsvergunning. Het is aan te bevelen om deze dienst in een vroegtijdig stadium te betrekken bij
het ontwerp.
Bestaande monumenten
Een conclusie uit het onderzoek naar de Stedenbouwkundige randvoorwaarden is dat de bestaande |
manymanten niet op de tacatie kunnen blijven staan. |
Monument Mozes Vaz Dias
Het monument ter nagedachtenis aan Mozes Vaz Dias zou eventueel naar de overkant van de brug |
kunnen worden verplaatst. Dit wordt nog nader onderzocht. |
Monument van de Joodse Erkentelijkheid
Het "Monument voor de Joodse erkentelijkheid“ werd opgericht-op initiatief van M. de Hartogh, zelf |
oorlagsslachtoffer en tot december 1940 raadslid van de gemeente Amsterdam en daarna geïnterneerd
In Theresienstadt. Over het “Monument van de Jaadse Erkentelijkheid” van de joodse beeldhouwer Jabs
Wertheim is-advies gevraagd aan het bestuur van het Centraal loods Overleg. (CIO). Vanuit het CJO is er
geen bezwaar tegen het plaatsen van de namenwand op de Weesperstraatstroak. Uit historische
overwegingen zou het misschien wel moeten blijven bêstean, maar dan op een andere plek. Ook het
bestuur van het Joods Histarisch museum is, vanwege de historische context, voor het behoud van het
monument in een of andere vorm. Als laatste is overleg gevoerd met de erven Wertheim. Zij hebben
geen bezwaar tegen herplaatsing. Zij willen wel dat het monument in zijn geheel wordt herplaatst en dat,
in overleg, een andere locatie wordt gezocht. De gerneente zal in overleg mat de erven én andere
betrokkenen zoeken naar verschillende locaties en magelijke varianten van herplaatsing. Hierover zal
een apart besluitvormiingsproces worden opgezet.
Overleg met belanghebbenden |
Op 24 februari 2016 is er een overleg geweest met de Protestantse Diaconie, eigenaar van het terrein dat |
grenst aan de beoogde locatie. In combinatie met de nieuwe overzichtelijker ontsluiting van de metro, |
die op dit moment wordt gerealiseerd, zien zij voordelen voor de aantrekking richting het restaurant de
Hoftuin en de Hermitage. Zij zijn voor het Mamenmanurment ap deze straok.
Eindconclusie |
Uit de eerste onderzoeken en Stedenbouwkundige Randvoorwaarden lijken geen onoverkomelijke |
bezwaren te zijn tegen het plaatsen van een Holocaust Namenmonument op de Weesperstraatstrook,
Afhankelijk van het ontwerp zullen er nadere eisen moeten worden gesteld.
Het voorstel is:
1. De gewogen wegingscriteria over.te nemen
2. De Weesperstraatstrook als locatie aan te wijzen.
5 |
|
|
|
|
|
PLANNING
In de raadsbehandeling van 4 november 2015 is toegezegd om vóór het zomerreces van 2026 te komen
tot een definitieve locatiekeuze voor het Holocaust Narmenmanument. Dit lijkt volgens de planning te
kunnen,
Tussen de vergadering van het College van B&W en de Cormmissie AZ zal een informatieavond worden
gehouden voor de direct omwonenden en belanghebbenden,
|
Planning:
Overleg met het stadsdeelbestuur |
2e mei B&W vergadering |
inlichten Auschwitz corimité en de pers
z6-21 mei informatieavond buurt
9 juni Commissie AZ
22 juni Raadsbehandeling |
Í
6
| Raadsadres | 42 | val |
VN2023-025231 G Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten
emeente '
Wonen D en Erfgoed WV
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie WV van 06 december 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Volkshuisvesting
Economische Zaken (24,)
Agendapunt 9
Datum besluit 17 oktober 2023
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over maatregel om de B&B quota met 30% per wijk te
verminderen
De commissie wordt gevraagd
1. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de maatregel om de B&B quota met 30% per
wijk te verminderen en de juridische bijlage bij de maatregel.
2. Kennis te nemen van de geheimhouding die op grond van artikel 87 van de Gemeentewet is
opgelegd op de juridische bijlage. Dit in verband met de belangen genoemd in artikel 5.1, tweede lid,
onder i van de Wet open overheid. De geheimhouding wordt opgelegd voor onbepaalde tijd.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet artikel 160, eerste lid
1. Het college is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet de raad of de
burgemeester hiermee is belast;
Gemeentewet artikel 169
1. Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door
het college gevoerde bestuur.
2. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.
Artikel 5.1, tweede lid, onder i van de Wet open overheid
Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang
daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
-het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of
bestuursorganen.
Artikel 87 Gemeentewet
Gegenereerd: vl.5 1
VN2023-025231 G issi i i í
Wonen % Gemeente Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten WV
% en Erfgoed
Voordracht voor de Commissie WV van 06 december 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
De raad, het college, de burgemeester en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V kunnen op grond
van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid, een verplichting
tot geheimhouding opleggen ten aanzien van informatie die bij dat orgaan berust.
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de gemeenteraad van 21 december 2022 heeft uw raad bij de behandeling van
de visie Bezoekerseconomie 2035 en het pakket aan maatregelen in het kader van de Verordening
op toerisme in balans motie 551 aangenomen van de raadsleden Namane (PvdA) en Van Renssen
(GroenLinks). Daarin wordt het college gevraagd om:
1. Een onderzoekte starten naar de beperking van het ongebruikte quotum B&B in de gehele
stad, en daarbij de mogelijkheid te onderzoeken geen nieuwe vergunningen B&B meer te
verlenen; en
2. De raad hierover uiterlijk bij het ter inzage leggen van de volgende wijziging van de
Huisvestingsverordening te informeren.
Deze motie is op 23 mei 2023 afgedaan met het voorstel voor wijziging van de B&B quota
dat werd vrijgegeven voor inspraak. Na afloop van de inspraakperiode heeft het college, met
inachtneming van alle inspraakreacties en stadsdeeladviezen, opnieuw de maatregel overwogen.
Het college heeft, gezien de enorme schaarste aan woonruimte, alsnog besloten de B&B quota
met 30% te verminderen per wijk. Deze maatregel gaat per 1 januari 2024 in, tegelijk met de
Huisvestingsverordening Amsterdam 2024. In de bijgevoegde raadsinformatiebrief wordt u
geïnformeerd over de onderbouwing van deze maatregel. De overige wijzigingen die zien op
de Huisvestingsverordening Amsterdam 2024 worden via een aparte raadsvoordracht aan u
voorgesteld.
Reden bespreking
Het CDA wil graag dit onderwerp agenderen en bespreekbaar maken.
Uitkomsten extern advies
Het voorstel om de B&B quota met 30% te verminderen per wijk is van 5 juni t/m 26 juli 2023
vrijgegeven voor inspraak. Ook zijn alle stadsdelen en het stadsgebied Weesp gevraagd om advies.
Er zijn 204 inspraakreacties ontvangen op dit voorstel. De reacties en de stadsdeeladviezen hebben
niet geleid tot een wijziging van het voorstel.
Geheimhouding
Het college heeft op 30 mei 2023 geheimhouding opgelegd op de juridische bijlage bij de maatregel
om de B&B quota met 30% te verminderen, vanwege de opgenomen risico’s bij het voorstel.
Openbaarmaking is schadelijk voor het goed functioneren van de bestuursorganen van de gemeente
(artikel 5.1, tweede lid, onder i van de Wet open overheid). Het belang van openbaarmaking weegt
niet op tegen het belang van de gemeente inzake het goed functioneren van de bestuursorganen
van de gemeente. Daarom is de geheimhouding voor onbepaalde tijd opgelegd.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Gegenereerd: vl.5 2
VN2023-025231 % Gemeente Raadscommissie vaor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten
Wonen % Amsterdam
% en Erfgoed
Voordracht voor de Commissie WV van 06 december 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee
Welke stukken treft v aan?
AD2023-088778 Commissie WV (a) Voordracht (pdf)
AD2023-088771 GEHEIM - Jurdische bijlage.docx (msw22)
AD2023-088777 Inspraakreactie (concept-)Huisvestingsverordening 2024 Airbnb. pdf (pdf)
AD2023-088773 Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2024.docx (msw12)
AD2023-088772 Nota van beantwoording Huisvestingsverordening 2024.pdf (pdf)
AD2023-088770 Raadsinformatiebrief B&B quota.pdf (pdf)
AD2023-088775 Stadsdeeladviezen compleet.pdf (pdf)
AD2023-088774 Stadsdelenbrief.pdf (pdf)
AD2023-088776 ZienswijzeHVV2024 AG.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Directie Wonen: Samya Hamimid ([email protected]/ 0634179846), Sterre Toorenburg,
([email protected]/0634182544,), Jim Frielink (j.frielink@®amsterdam.nl/ 0638155345)
Gegenereerd: vl.5 3
| Voordracht | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
DS Motie
Datum raadsvergadering 16 maart 2023
Ingekomen onder nummer 114
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Ahmadi inzake pilot menstruatieverlof
Onderwerp
Pilot menstruatieverlof
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over “7 Instemmen met het gewijzigde initiatiefvoorstel van de leden Ye-
mane, Ahmadi, Bouhassani, Wehkamp, Kabamba, Bloemberg-Issa en Khan getiteld: ‘Aanpak
menstruatiearmoede in Amsterdam! en kennisnemen van de bestuurlijke reactie ophet oor-
spronkelijke initiatiefvoorstel VN2023-007693
In Spanje is onlangs een regeling geïntroduceerd waardoor vrouwen tot 8 vur menstruatieverlof
kunnen krijgen per maand, die later ingehaald moet worden. Voor vrouwen die kampen met
ernstige klachten en pijn, is verlof opnemen vaak al realiteit.
In Nederland kampt 10% van de vrouwen met endometriose, maar ook adenomyose zorgt
voorernstige pijnklachten waarvoor een verlofregeling goed van pas zou kunnen komen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Onderzoek te doen naar de behoefte onder ambtenaren voor een pilot voor een vergelijk-baar
menstruatieverlofregeling van 8 vur per maand
Indiener,
N. Ahmadi
| Motie | 1 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 238
Datum akkoord 4 maart 2014
Publicatiedatum 7 maart 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer W.L. Toonk van
19 december 2013 inzake halalvlees op openbare basisscholen in Amsterdam.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller:
Het is weer december en traditiegetrouw worden op veel (basis)scholen kerstdiners
georganiseerd. De VVD is door bezorgde Amsterdamse ouders benaderd dat op
meerdere openbare basisscholen in Amsterdam (waaronder een school vallend onder
STAIJ in Oost en een openbare basisschool in West) kinderen worden gevraagd om
halalvlees mee te nemen. Daarbij gaat het wisselend om een uitlating van een
leerkracht of een schooldirecteur.
De fractie van de VVD heeft er alle begrip voor dat lang niet alle ouders van
Amsterdamse kinderen ervan gediend zijn dat hun kinderen op een openbare school
gevraagd worden om halalvlees mee te nemen.
De discussie over halalvlees bij kerstdiners is overigens niet nieuw. Al in 2009
speelde dit op een school in Weert, waarbij het kerstdiner op de betreffende school
uiteindelijk is geschrapt.” Ook is het onderwerp eerder in de Tweede Kamer aan de
orde geweest”. De fractie van de VVD is verbaasd dat het zich nu weer voordoet op
openbare basisscholen in Amsterdam.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 19 december 2013, namens
de fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de
raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
* http://www.vleesmagazine.nl/Industrienieuws/Algemeen/2009/12/School-schrapt-halal-kerstdiner-na-kritiek-
VLS007774W/
? https://zoek. officielebekendmakingen.nl/kv-2009Z24585.html
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Dimmer An 2014 Schriftelijke vragen, donderdag 19 december 2013
1. Is het college ervan op de hoogte dat op meerdere openbare basisscholen in
Amsterdam ouders worden opgeroepen om bij hapjes die vlees bevatten,
halalvlees mee te nemen?
Antwoord:
Het college is hiervan niet op de hoogte. Er is navraag gedaan bij schoolbestuur
STAIJ van de betreffende school in Oost en er blijkt daar geen sprake te zijn
geweest van een oproep, maar wel van een vriendelijk verzoek om rekening te
houden met het feit dat er leerlingen zijn die alleen halalvlees eten. Het is in de
brief over het kerstdiner ook nog eens duidelijk als vraag geformuleerd. Op de
school zelf is dit overigens geen onderwerp van discussie geweest, geen één
ouder is naar de school toegekomen met vragen of klachten erover.
Uw voorbeeld van de openbare basisschool in West kent het college niet.
2. Kan het college zich voorstellen dat het voor veel Amsterdamse ouders juist
ongewenst is dat dergelijke oproepen op een openbare basisschool gedaan
worden?
Antwoord:
De vraag van de school om bij vleeshapjes ook aan halalvlees te denken, om op
die manier rekening te houden met de diversiteit aan kinderen op de school, kan
het college zich juist heel goed voorstellen. Het college heeft er veel begrip voor
dat een school rekening houdt met alle leerlingen, zodat iedereen zich welkom
voelt. Wanneer ouders de keuze van scholen als ongewenst ervaren wil het
college hen aanmoedigen om hierover met scholen in gesprek te gaan.
3. Welke maatregelen is het college bereid te treffen om te voorkomen dat op
openbare basisscholen dergelijke oproepen om halalvlees mee te nemen
herhaald zullen worden?
Antwoord:
Het college is niet bereid hiervoor maatregelen te treffen. Het college vindt het
passen binnen de verantwoordelijkheid van scholen (ook openbare) om in
samenspraak met ouders feestvieringen, zoals het kerstdiner, vorm te geven.
Het college is van mening dat in dit geval niet het openbare karakter van het
onderwijs of het onderwijsproces zelf wordt aangetast en ziet daarom geen
aanleiding om maatregelen te treffen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 832
Datum akkoord 4 september 2015
Publicatiedatum 11 september 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de raadsleden mevr. M.H. Ruigrok,
mevrouw D. Yesilgöz-Zegerius van 1 juli 2015 inzake de nieuwe Voetbalwet.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstellers.
De Eerste Kamer heeft op 30 juni 2015 de aangescherpte Voetbalwet
aanvaard. Voortaan kunnen burgemeesters bij ernstige misdragingen langer dan nu
het geval is een gebiedsverbod, meldplicht en groepsverbod opleggen aan personen
die voor het eerst worden betrapt op ernstige verstoring van de openbare orde.
Wat de VVD betreft is dit een goede ontwikkeling en biedt de nieuwe wet kansen om
andere verstoringen van de openbare orde, zoals ronselen voor de jihad, aan te
pakken.
De maatregel is onderdeel van een verscherpte aanpak om misstanden rond
voetbalwedstrijden te voorkomen. De VVD wil de Voetbalwet breder inzetten, voor
alle vormen van verstoringen van de openbare orde. De VVD wil dat burgemeesters
de mogelijkheid krijgen de voetbalwet ook toe te passen op ronselaars voor de jihad.
Gemeenten en burgemeesters spelen immers een grote rol bij het voorkomen van
radicalisering en de VVD pleit er dan ook voor om alles in het werk te stellen om ook
op lokaal niveau het werk van ronselaars onmogelijk te maken.
Gezien het vorenstaande hebben vragenstellers op 1 juli 2015, namens de fractie van
de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Is het college op de hoogte van de nieuwe Voetbalwet? Zo ja, hoe beoordeelt
het college de nieuwe bevoegdheden die de wet biedt? Op welke manier is
het college van plan de nieuwe bevoegdheden te gebruiken?
Antwoord:
Ja, het College is op de hoogte van de nieuwe Voetbalwet. De wijziging van de
Voetbalwet (ook genoemd: de Wet maatregelen ter bestrijding van
voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wet MBVEO) of de Overlastwet) is op
1 juli 2015 in werking getreden en bevat de volgende aanscherpingen:
— het burgemeestersbevel kan ook ten aanzien van “first offenders” worden
toegepast In geval van ernstige overlast;
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing dao Gemeenteblad
Datum 4 september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 1 juli 2015
— een gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht kan door de burgemeester
worden opgelegd naar aanleiding van een civielrechtelijke sanctie. Op deze
wijze wordt het mogelijk een door de KNVB of een voetbalclub opgelegd
stadionverbod te ‘versterken’ met een burgemeestersbevel;
— de burgemeester kan tevens namens een andere burgemeester/
burgemeesters een verbod opleggen, indien die andere burgemeester/
burgemeesters daar vooraf om hebben gevraagd. Hierdoor kan de
burgemeester niet alleen een meldplicht of gebiedsverbod opleggen voor
thuiswedstrijden, maar ook voor uitwedstrijden;
— het burgemeestersbevel hoeft niet meer voor een aaneengesloten termijn te
worden opgelegd. De termijn van 90 dagen kan worden verspreid over twee
jaar;
— de meldplicht kan behalve door een fysieke melding ook digitaal ten uitvoer
worden gelegd. Bij de digitale meldplicht kan worden gedacht aan de inzet
van technische middelen, zoals een geavanceerde mobiele telefoon, die het
mogelijk maken vast te stellen waar een bepaalde persoon zich op een
bepaald moment bevindt.
Waar nodig en nuttig is de burgemeester van plan om gebruik te maken van (de
wijziging van) de Overlastwet. Dat wordt per individueel geval beoordeeld.
Bekeken zal worden in hoeverre de bestaande beleidsregel “Ernstige overlast”
van de gemeente Amsterdam nog aanpassing behoeft naar aanleiding van deze
wetswijziging. De gemeenteraad zal hierover dan geïnformeerd worden.
2. De Voetbalwet biedt mogelijkheden om verstoringen van de openbare orde aan te
pakken. In welke gevallen denkt het college de Voetbalwet te kunnen gebruiken
voor het tegengaan of beperken van het verstoren van de openbare orde?
Antwoord:
Het College gebruikt de Overlastwet voor ernstige overlast door overlastgevende
jongeren, alcohol- en/of drugsverslaafden in o.a. het Centrum of in parken en
pleinen. De Overlastwet is in 2010 in werking getreden. In de periode januari
2015 tot begin juli 2015 is de Overlastwet in Amsterdam 28 maal (inclusief
verlengingen) toegepast. De Overlastwet wordt ingezet, indien andere
(bestuurlijke) maatregelen, zoals een verwijderingsbevel op grond van de APV,
niet effectief blijken te zijn.
3. Is het college, net als de VVD, van mening dat de Voetbalwet mogelijkheden biedt
om, los van hooliganisme, ook andere vormen van verstoringen van de openbare
orde aan te pakken, waaronder ronselen voor de jinad? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De Overlastwet biedt mogelijkheden om, los van hooliganisme, bepaalde andere
vormen van verstoring van de openbare orde aan te pakken. In Amsterdam wordt
de Overlastwet, zoals gezegd, toegepast bij onder andere overlastgevende
jongeren, alcohol- en/of drugsverslaafden.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing dao Gemeenteblad
Datum 4 september 2015 Schriftelijke vragen, woensdag 1 juli 2015
De bovengenoemde aanscherpingen brengen geen fundamentele wijzigingen in
artikel 172a Gemeentewet. De grondslag voor maatregelen op grond van artikel
172a is en blijft het kernbegrip van die bepaling: de ernstige verstoring van de
openbare orde. Tegen die achtergrond moet de inzet van die maatregelen
beoordeeld worden, en dat begrip bepaalt de grenzen voor de toepassing van
artikel 172a. Voor de toepassing van de Overlastwet maakt het dus niet uit of het
een jihadist, een hooligan of een ander persoon betreft, die als “first offender” de
openbare orde ernstig verstoort.
4. Is het college, net als de VVD, van mening dat ronselen voor de jinad een
verstoring van de openbare orde oplevert? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het ronselen of rekruteren van personen voor de jihad is strafbaar gesteld in het
Wetboek van Strafrecht (WvSr). In het bijzonder moet hierbij worden gedacht aan
het in artikel 205 WvSr strafbaar gestelde werven van een persoon voor vreemde
krijgsdienst of gewapende strijd en het in artikel 134a WvSr strafbaar gestelde
deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme. De vraag of het ronselen
voor de jihad een verstoring van de openbare orde — in de zin van de Overlastwet
— oplevert op grond waarvan een bestuurlijke maatregel kan worden opgelegd,
is echter afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het concrete geval.
Zo is het denkbaar dat ronselactiviteiten, die plaatsvinden via het internet of
tijdens bilaterale contacten en besloten bijeenkomsten, niet zijn aan te merken als
verstoring van de openbare orde. In zijn algemeenheid kan dus geen uitspraak
worden gedaan over de vraag of ronselen voor de jihad een verstoring van de
openbare orde oplevert.
5. Welke mogelijkheden ziet het college om de Voetbalwet in te zetten voor het
bestrijden van ronselaars voor de jihad? Ziet het college bijvoorbeeld kans om,
indachtig de verruimde bevoegdheden van de Voetbalwet, gebiedsverboden op te
leggen aan ronselaars voor de jinad op de plekken waar zij veel komen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
De (aangescherpte) Overlastwet kan worden toegepast indien een persoon
herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord dan wel een persoon (= first
offender) de openbare orde ernstig heeft verstoord. In beide gevallen moet voorts
sprake zijn van ernstige vrees dat de openbare orde opnieuw zal worden
verstoord. Indien ronselaars voor de jinad aan deze voorwaarden voldoen, kan
een burgemeestersbevel (bijvoorbeeld een gebiedsverbod) worden opgelegd.
Zoals reeds in de beantwoording van vraag 3 is aangegeven, is het afhankelijk
van het concrete geval of daadwerkelijk sprake is van verstoring van de openbare
orde.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de commissie Werk, Inkomen en Onderwijs
Datum 11 januari 2022
Behandeld door Directie Inkomen, [email protected]
Onderwerp Reactie op motie 785 van de leden Roosma cs. getiteld onderzoek naar de
gevolgen van hardvochtig fraudebeleid
Geachte commissieleden,
In de toeslagenaffaire is een grote groep ouders ongekend onrecht aangedaan door de
Rijksoverheid. Sommige ouders zijn het slachtoffer geworden van een verregaande fraudejacht,
anderen van de harde vitwerking die de wetgeving op hun situatie had en er zijn ouders die
onrecht is aangedaan doordat de uitvoering door de Rijksbelastingdienst disproportioneel was.
Het keiharde en onterechte invorderingsbeleid van de kinderopvangtoeslag heeft jaren geduurd.
In deze periode zochten ouders soms hulp bij de gemeente. Ze meldden zich bijvoorbeeld bij de
schuldhulpverlening, moesten een uitkering aanvragen of kwamen bij hulpverleners terecht door
een spiraal van problemen waar de toeslagenaffaire aan ten grondslag lag.
Het college vraagt al jarenlang aandacht voor knellende problematiek van onze inwoners bij het
Rijk, bijvoorbeeld als het gaat om de problemen door bevoorschotting en verrekening in het
toeslagenstelsel en voor knellende regelgeving rondom het fraudebegrip in de sociale zekerheid.
Onze inzet is er altijd op gericht om Amsterdammers bij te staan wanneer zij in de knel komen. Zo
heeft de weg naar schuldhulpverlening in Amsterdam altijd open gestaan voor inwoners met
fraudeschulden en is er een route naar wettelijke schuldsanering als (onterechte) fraudeschulden
een minnelijke sanering blokkeerden. Ook zoekt Amsterdam altijd samenwerking met andere
overheden in de dienstverlening, zoals er een aantal jaar geleden, in de vorm van een experiment,
dienstverlenende teams waren van verschillende overheden die doorbraken forceerden in
problematische situaties. In onze ondersteuning aan Amsterdammers lopen we soms tegen
grenzen op: bijvoorbeeld als oplossingen worden bemoeilijkt door landelijke regelgeving, de visie
en capaciteit van overheidspartijen.
Een aantal aspecten van wat nu ‘de toeslagenaffaire’ is gaan heten, was bekend. Vanuit de
ervaring met inwoners in de praktijk maar ook vanuit rapporten van deskundigen in het veld, zoals
“Paritas passé” (2012), “Belastingdienst, een bron van armoede” (2014), “Proeftuin
Bestaansminimum” (2016). Toch heeft de omvang en ernst van deze affaire ook het college en het
werkveld in Amsterdam geschokt. Onze inwoners zijn in grote problemen gekomen door het
onterechte handelen van de Rijksoverheid. De gemeente draagt hier geen verantwoordelijkheid
voor, maar heeft wel een rol in de ondersteuning van Amsterdammers. Nu het zo mis is gegaan
met zoveel ouders, vraagt dit ook ons om goed te kijken naar wat er gebeurd is. We willen hiervan
leren.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 2 van 4
Het college heeft het afgelopen jaar verkend, zowel intern als in samenspraak met externe
specialisten en samenwerkingspartners, wat de beste manier is om een leeronderzoek vorm te
geven waarbij we lessen uit de toeslagenaffaire gebruiken om de dienstverlening aan
Amsterdammers verder te verbeteren. Ook uw raad heeft hier eind vorig jaar aandacht voor
gevraagd in een motie. Deze ondersteuning voor een leeronderzoek naar de toeslagenaffaire
waarderen wij zeer. In deze brief zetten wij het onderzoeksvoorstel uiteen.
In de raadsvergadering van 10 en 11 november heeft uw raad, bij de bespreking van de
raadsinformatiebrief Voortgang Amsterdamse ondersteuning bij de hersteloperatie
toeslagenaffaire’, motie 785 van de leden Roosma cs. aangenomen getiteld ‘onderzoek naar de
gevolgen van hardvochtig fraudebeleid’ waarin het college gevraagd wordt om:
- Te onderzoeken, (waar mogelijk in samenwerking met andere gemeentes, organisaties in het
sociaal domein, cliëntenorganisaties, een brancheorganisatie zoals de NVVK) wat we van het
toeslagenschandaal kunnen leren om de dienstverlening aan kwetsbare Amsterdammers te
verbeteren;
- Hiermee inzicht te geven in de omstandigheden die hier hebben gespeeld om vanuit de
gemeentelijke dienstverlening sneller te leren herkennen, signaleren en Amsterdammers te
ondersteunen wanneer er sprake is van onterechte behandeling of hardvochtig fraudebeleid door
de overheid (welke laag van de overheid dan ook);
- Hierin mee te nemen hoe Amsterdamse slachtoffers van deze onterechte behandeling of
hardvochtig fraudebeleid (lees: niet alleen van het kinderopvangtoeslagschandaal) in de afgelopen
jaren vervolgens zo goed mogelijk door de gemeente ondersteund kunnen worden (waar mogelijk
in samenwerking met de VNG en het Rijk);
- Hiervoor zo snel mogelijk een onderzoeksvoorstel te doen toekomen aan de raad.
Het gevraagde onderzoeksvoorstel zetten wij hieronder uiteen.
Onderzoeksvoorstel leeronderzoek toeslagenaffaire
Het college start een extern en onafhankelijk leeronderzoek op. Het doel van het onderzoek is om
inzicht te krijgen in wat we van de toeslagenaffaire kunnen leren om de dienstverlening aan
kwetsbare Amsterdammers te verbeteren. We willen zorgen dat we signalen over knellende
problematiek van Amsterdammers op een goede manier ophalen en adresseren, in onze eigen
organisatie en daarbuiten. Deze knellende problematiek kan gaan over onterechte behandeling,
hardvochtig fraudebeleid, of hardvochtig invorderingsbeleid vanuit de overheid. Van belang
daarbij is welke rol professionals in de uitvoering in kunnen nemen wanneer zij deze problematiek
bij inwoners signaleren. Het onderzoek richt zich hiermee op verbeteringen in de toekomst, maar
haalt ook bij professionals op welke ondersteuning er nu nodig is voor groepen die problemen
hebben als gevolg van overheidshandelen.
Het college trekt hierin op met gemeentes Utrecht en Almere en betrekt ook andere relevante
organisaties. Want niet alleen aan de balies van de gemeente Amsterdam hebben ouders zich
gemeld voor ondersteuning bij hun problemen. Ook voor andere gemeentes, organisaties in het
jeugddomein, cliëntenorganisaties, brancheorganisaties, et cetera, kan het van waarde zijn om te
participeren in een dergelijk onderzoek.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 3 van 4
De volgende organisaties hebben zich inmiddels aangesloten:
e De gemeentes Utrecht en Almere: de onderzoeksvragen worden in Amsterdam, Utrecht
en Almere onderzocht, dit levert meerdere ‘casestudies’ op;
e Gemeentes Den Haag en Rotterdam: volgen het leeronderzoek en maken deel uit van de
klankbordgroep. Ook stelt Den Haag de bestaande proeftuin Schuldenlab waar dat
passend is beschikbaar om inzichten vit het onderzoek in concrete pilots op te volgen;
e _Brancheorganisatie Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK): zij volgen het
leeronderzoek, maken onderdeel vit van een klankbordgroep en kijken mee naar
mogelijkheden van opschaling en doorvertaling naar de werkpraktijk van hun leden;
e Met Jeugdbescherming Amsterdam, Jeugdzorg Nederland en Levvel verkennen we de
mogelijkheid en wenselijkheid om aan te sluiten. Deelname van deze organisaties kan van
meerwaarde zijn om een andere ‘casestudie’ aan het onderzoek toe te voegen, waarbij
onderzoekers op het terrein van Jeugdzorg worden betrokken.
De hoofdvraag van het leeronderzoek luidt: hoe wordt er in de vitvoeringspraktijk invulling
gegeven aan signalering en agendering van knellende mechanismen en welke verbeteringen zijn
daarin, mede gelet op de kinderopvangtoeslagaffaire, gewenst?
Om tot een beantwoording van deze hoofdvraag te komen, staan vijf deelvragen centraal:
1. Wat beschouwen professionals in de uitvoering (bijvoorbeeld medewerkers buurt- of wijkteams,
klantmanagers werk & inkomen) als haar opdracht ten aanzien van het signaleren en agenderen
van knellende mechanismen?
2. Wat zijn knellende mechanismen die professionals signaleren in de (materiële) ondersteuning
van (kwetsbare) inwoners?
3. Wat hebben deze professionals in de toeslagenaffaire gezien van de problematiek van ouders en
wat hebben zij daarmee gedaan?
4. Welke lessen kunnen we hieruit trekken als wij signalering en agendering door de uitvoering
belangrijk vinden?
5. Hoe geven we deze lessen zo vorm dat we in de toekomst signalen vanuit casuïstiek effectief
ophalen en adresseren?
Het college is voornemens om deze onderzoeksopdracht aan een gecombineerde
onderzoeksgroep te verstrekken. De eerste vier onderzoeksvragen staan centraal in onderzoek dat
wordt verricht door specialisten op het gebied van armoede- en schuldenproblematiek. Bij de
vijfde onderzoeksvraag, die zich vooral richt op het vormgeven van de lessen in een gemeentelijke
organisatie en het krachtenveld waarin de gemeente zich begeeft, betrekken we expertise in het
leren en ontwikkelen in de publieke sector.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 januari 2022
Pagina 4 van 4
Het leeronderzoek gaat van start in februari 2022 en wordt in het derde kwartaal van 2022
afgerond. Door de opzet in verschillende casestudies kunnen andere organisaties in de eerste helft
van 2022 aansluiten om opgenomen te worden in een overkoepelend eindrapport. Zodra het
onderzoeksrapport is opgesteld, ontvangt v dit van het college, voorzien van een bestuurlijke
reactie.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Tevens beschouwt het college hiermee
motie 785 van de leden Roosma cs. getiteld ‘onderzoek naar de gevolgen van hardvochtig
fraudebeleid’, als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
ie (_
VH _ ) lo OO
SZ
Marjolein Moorman
Wethouder Armoede en Schuldhulpverlening
# È )
Zg A Zi nn
GC /_\ Á / / ns
Dn enn 4 en
KA Sf — Ze
Rutger Groot Wassink
Wethouder Sociale Zaken
Simone Kukenheim
Wethouder (Jeugd)zorg
| Motie | 4 | discard |
Termijnagenda stadsdeel ZUID Commissie Samenleven Se
% Stadsdeel Zuid
£
JDB___|Herijking Klussendienst __________Merokreyger | 4jatt | SL | mt |
JDB__|Opdrachtformulering participatiebeleid/participatiecentrum___________|Egbertdevries | 4jatlt | SL | mt |
DB __|Bestuurlijke voortgangsrapportage stadsdeel Zuid Bureau Leerplicht plus [Simone Kukenheim | 4jantt | SL | 2janl |
Amstel ter goedkeuring raad
DB__|Herijking clientondersteuning_____________________________________MarcoKreyger_ | 4jatt | SL | mt |
JDB__|Memo wijkgericht werken en Marathonbuurt (HSK buurt) [Marcokreuger | 4jan | SL |M |
JDB__|Kamer met kansen stadsdeelwerf + Leerwerk Schinkel_________|Egbertdevries | 1febtt | SL | mt |
JDB__|Armoedemonitor Stad Eeeertdevries | tet | SL | mt |
DB_____|JongAmsterdam2 CO ___JSimoreKukenheim _______ [| _ tfebtt | SL | mt |
JDB__{Invoering Matchpoint JSimorekukenheim | Hebt [| SL} mj
JDB__|Subsidie 4 mei herdenking gevallen sporters 2e wereldoorlog |PaulSlettenhaar | tmti | St | mt |
JDB__|(MPO) 2011-2020 Meerjareninversteringsplan huisvesting Primair Onderwijs [Simone Kukenheim_________ | &mtit | SL | ebt |
DB __|Werkinvulling vrijwilligers vanuit Centrale stad |MarcoKreuger | &mti | St | mt |
JDB__|Presentatie: Sport in Systematiek jeulSketenhaar | Bmtit | SL | mt |
DB __|Decentralisering Jeugdgezondheidszorg______________________________|SimoneKukenheim | &mti | St | mt |
DB______[WMOpodum ee __Jeeeertdevries | 8mtit [| SL |M |
JDB__|Subsidieregels tijdelijke kunstprojecten __________________|SimoneKukenheim | &mtt | SL | mt |
JDB__|Stedelijke afspraken consensusvoorzieningen [Simone Kukenheim______ | &mtit | St | mt |
SEE Eet |
DB _|Notitie Parficipatiebeleid/participatiecentrum ______________________JEgbertdevries | Sapri | SL | mt |
JDB__|Kostendekkendheid Albert Cuyp |SimorekKukenheim | Sapri | SL |M |
DB___|Bredeschool________ OO _JSimoreKukenheim ______ [| _ Sapril | St | mt |
DB__|Herontwerp Schuldhulpverlening___________________JEgbertdevries | 10meitt | SL | mt |
DB_____|PvA Kinderopvang ee JSimoreKukenheim _____ [| 10mett [| st | mt |
JDB___|Evaluatie multiprobleemgezinnen_____________[SimorekKukenheim | 10meitt | SL} mj
DB __|Notitie armoede/Voedselbank_____ jj Eeeertdevries | 7u | SL | mt |
JDB__|Aanpak kunst en cultuureducatie in Zuid [Simone Kukenheim | 7u | St} Mm |
JDB__|Nieuwe systematiek Kunsten Cultuur |SimoneKukenheim | 7juilt | SL | mt |
DB __|Amsterdams Jongerenwerk nieuwe stijl [Simone Kukenheim | 7juit | St | mt |
1 21-12-2010 termijnagenda Zuid 21-12-10 SL
DB ____ [Uitwerking heroverweging Bibliotheek_____________________________________|SimoneKukenheim | Zur | SL | mj
DB___|Uitwerkingsnotitie vrijwilligersondersteuning___________________________|MarcoKreyger | 7u | Ss | mt |
domein
DB __|Voorstel maatschappelijke voorzieningen |EgbertdeVries | 7u | Ss | mt |
DB JEvaluatie HomeStart______________________________________|SimoneKukenheim______ | ‘tsepl1 | SL | mj
DB___ [Rapportage uitrol pilot plaatsing/aannamebeleid Primair Onderwijs |SimoneKukenheim | 4ekw20i | SL | mj
PB _____|Pva Talentontwikkeling12+ {Simone Kukenheim | 4ekw20i | SL | mj
2 21-12-2010 termijnagenda Zuid 21-12-10 SL
| Agenda | 2 | val |
VN2022-024045 N% Gemeente De raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en OZA
Snderwij, Jeugd en Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
org % Amsterdam |
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 07 september 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Onderwijs
Agendapunt 3
Datum besluit
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over de kinderraad
De commissie wordt gevraagd
1. Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de voortgang van de kinderraad
2020-2021-2022 waarin de adviezen van de kinderraad 2020-2021 en de reeds afgegeven
adviezen van de kinderraad 2021-2022 zijn weergegeven.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet Artikel 169 van de Gemeentewet, actieve informatieplicht college naar
gemeenteraad.
Bestuurlijke achtergrond
Naar aanleiding van het initiatiefvoorstel ‘Kinderburgemeester, de jeugd heeft de toekomst’ van
mevrouw Van Soest (PvdO), is in 2019 de Amsterdamse kinderraad opgericht. Intussen werd in
november 2021 alweer de derde kinderraad geïnstalleerd.
De kinderraad fungeert als oefenplaats voor democratie en participatie. Kinderen worden
uitgedaagd om na te denken over maatschappelijke thema's en gaan hierover met elkaar in debat.
Daarnaast leren kinderen een eigen mening te vormen en een op consensus gebaseerd advies te
formuleren voor het college. De kinderraadsleden vervullen een belangrijke voorbeeldfunctie voor
veel Amsterdamse kinderen en jongeren.
Met het instellen en benoemen van de kinderraad wordt beoogd kinderen op een leuke manier
vroegtijdig te betrekken bij de lokale politiek. Kinderen leren hoe de gemeente en de lokale politiek
functioneren. Ze krijgen mee hoe belangrijk het proces van besluitvorming voor de samenleving is.
Met deze brief informeert het college de raad over de adviezen en het proces van de kinderraad in
de periode van november 2020 tot juli 2022. In deze periode waren twee verschillende kinderraden
actief. In november 2021 werd de huidige raad geïnstalleerd. In november van dit jaar zullen zij het
stokje doorgeven aan een nieuwe kinderraad.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.6 1
VN2022-024045 Gemeente De raadscommissie voor Publieke Gezondheid en Preventie, Zorg en O ZA
ij msterdam
Zo Jeugd en % Maatschappelijke Ontwikkeling, Jeugd(zorg), Onderwijs en Armoede en
Schuldhulpverlening
Voordracht voor de Commissie OZA van 07 september 2022
Ter kennisneming
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
n.v.t.
Welke stukken treft v aan?
AD2022-072812 220715 Voortgangsbrief kinderraad 2021_2022.pdf (pdf)
Bijlage 1. Overzicht van de Adviezen van de Kinderraad
AD2022-072813
2020_2021_2022.docX (msw12)
AD2022-072777 | Commissie OZA Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
OJZD, afdeling onderwijs, PO, Alexander Honée, adviseur democratisering afdeling OJZD,
a.honee@&amsterdam.nl, 0622043747
Gegenereerd: vl.6 2
| Voordracht | 2 | val |
TB = Ter Bespreking
TK = Ter Kennisgeving
TV = Ter Vaststelling
Onderwerp Portefe Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad Soort Opmerkingen/motivering
uilleho | Commissie datum behandeling behandeling
A
A
De Lairessestraat: VO/PvE JB/MK | _12-mrt-13 11-jun-13 TK LO nvt Verkeersonderzoek en
financiele onderbouwing zijn
nog niet gereed.
Rooswijck: PvE en VO JB 12-mrt-15 9-apr-13 TK LO nvt reden van uitstel: kioskhouders
A dn nn
Ondergrondse afvalinzameling: compensatie JB/MK 12-mrt-13 21-mei-13 TK LO nvt Reden: het uitvoeringsplan
parkeerplaatsen en vaststelling uiteindelijke selectie OAIS welke eind april 2013
door DB genomen wordt,
daarin zal ookde compensatie
van parkeerpl. worden
opgenomen.
Uitwerkingsbesluit 2013 betaald parkeren MK 12-mrt-13 21-mei-13 TK LO TV Centrale stadverordening gaat
A B
stadsdeel vertraagd).
Actualisatie parkeerbeleid MK 12-mrt-15 9-apr-13 TB LO nvt Centrale stadverordening gaat
TET TL Ee
stadsdeel vertraagd).
OEP PE
A
WE
VGO
1
Onderwerp Portefe Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad Soort Opmerkingen/motivering
uilleho | Commissie datum behandeling behandeling
V
Verordening stadsdeelparkeerfonds en MK 11-jun-13 |21-mei-2013* TA LO 29-mei-13 TV *= behandeling wordt maand
uitwerkingsnotitie stadsdeelparkeerfonds vervroegd
Boerenweteringgarage: definitief bestemmingsplan |[MK/Ed | _11-jun-13 | 10-sep-13 26-jun-13 MOE
eV
Zuidas: toekomstvisie RAI / motie over bebouwing [PS/Edef 11-jun-13 tot nader TA LO 26-jun-13 TV
langs Wielingenstraat en parkrand V order
V
rendeert MPM
V
2
Onderwerp Portefe Data Uitgestelde Soort Cie Data Raad Soort Opmerkingen/motivering
uilleho | Commissie datum behandeling behandeling
Reclamebeleid Zuid, harmoniseren, dereguleren: 4e kw. 2013 TK LO nvt
concept
Reclamebeleid Zuid, harmoniseren, dereguleren: JB 4e kw. 2013 TA LO 4e kw. 2013 TV
definitief
2014
Integrale aanpak parkeren Zuidas, wo ‘Uitwerken MK 2e kw 2013 TK LO nvt
voorstel invoeren vergunningentarief Prinses
Implementatie besluitvorming overdracht BWT taken |PS/Edel 4e kw. 2013 TK LO/DFV nvt
flanken Zuid-as: evaluatie V
3
| Agenda | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam F E Z
% Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven
% Agenda, donderdag 26 maart 2009
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven
Tijd 09.00 tot 12.00 uur
Locatie 0239
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 _Inspreekhalfuur Publiek
5 Conceptverslag van de openbare vergadering van 5 maart 2009
e _ Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieFEZ @raadsgriffie.amsterdam.nl
6 Openstaande Toezeggingen
7 Actualiteiten
WETHOUDER ASSCHER-DEEL
Economische Zaken
8 Kredietcrisis
e _ Mondelinge toelichting door wethouder Asscher.
e Geen stukken.
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @raadsgriffie.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven F EZ
Agenda, donderdag 26 maart 2009
9 Beleidsvernieuwing ondernemerschap Nr. BD2009-001061
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van de heer Van Drooge (CDA).
Financiën
10 Wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2009 Nr.
BD2009-001870
, De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
11 Reactie op tussentijds verslag 2008 ACAM Nr. BD2009-001890
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
12 Benoeming secretaris en plaatsvervangend secretaris Schadecommissie Noord-
Zuidlijn Nr. BD2008-007624
, De Gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
Algemeen
13 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Asscher
WETHOUDER OSSEL-DEEL
Lucht-en Zeehaven
14 Jaarverslag 2007, afdeling Gevaarlijke Stoffen en Milieu, Nautische Sector Haven
Amsterdam Nr. BD2009-001908
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van de heer De Goede (Groenlinks).
15 Situatie met betrekking tot het motorschip Stubnitz Nr. BD2009-001909
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van de heer De Goede (Groenlinks).
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Financiën, Economische Zaken, Luchthaven en Zeehaven F EZ
Agenda, donderdag 26 maart 2009
16 Beantwoording vraag geluidsnormen in relatie tot Ceres Nr. BD2009-001910
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van de heer De Goede (Groenlinks).
, Gemeenteraad Zaanstad is op verzoek van de heer De Goede (Groenlinks) door de
voorzitter per brief geïnformeerd over de behandeling van dit onderwerp.
17 Groepsrisicobeleid en ongevalskans rond landingsbanen nabij Amsterdam Nr.
BD2009-001889
_Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van de heer De Goede (Groenlinks).
Algemeen
18 Rondvraag/TKN-lijst wethouder Ossel.
BESLOTEN DEEL
3
| Agenda | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 1067
Datum indiening 17 september 2018
Datum akkoord 19 oktober 2018
Publicatiedatum 23 oktober 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Temmink inzake herhaaldelijk
wangedrag door bewoners van een dispuutshuis.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Bewoners op de Keizersgracht zijn helemaal klaar met het jongensdispuut Atomos,
onderdeel van studentenvereniging ASC/AVSV. De studenten van het dispuut
veroorzaken, volgens de buurt, ‘structureel en schokkende’ overlast. Druppel die bij
bewoners de emmer deed overlopen was, naar verluid, het zingen van een
antisemitisch lied dat de heren op de gracht zongen: 'Vieze vuile kankerjood' op de
melodie van 'Pipi Langkous’. Pogingen van omwonenden om met het dispuut in
gesprek te gaan, zouden op niets zijn uitgelopen.
Sinds 2017 zet de gemeente Amsterdam de treiteraanpak in als middel bij structureel
overlast gevende studentenhuizen. Zo is deze aanpak in 2017 onder andere gebruikt
voor een studentenhuis aan de Kloveniersburgwal.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Temmink, namens de fractie van de SP,
op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam,
de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders
gesteld:
1. Deelt het college de mening van de SP, dat overlast en wangedrag van deze orde
— zoals het zingen van antisemitische liederen — buiten alle perken en volledig
onacceptabel zijn?
Antwoord:
Ja.
2. Welke maatregelen zijn reeds getroffen naar aanleiding van de overlastmeldingen
over Atomos? Is daarbij ook sprake van strafrechtelijke maatregelen?
Antwoord:
De politie en stadsdeel Centrum besteden extra aandacht aan de
introductieperiode van de studentenverenigingen. Dit doen zij in samenwerking
met het Amsterdam Studenten Corps (ASC) waarmee gedurende het jaar overleg
is. In de introductieperiode wordt ook extra gesurveilleerd door de politie.
! https:/www.folia.nl/actueel/1 2361 7/buurtbewoners-keizersgracht-kwaad-om-overlast-dispuutshuis
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer De tober 2018 Schriftelijke vragen, maandag 17 september 2018
De politie heeft in relatie tot het genoemde dispuut boetes uitgeschreven voor
claxonneren en voor het met teveel personen in een voertuig zitten. De melding
over antisemitisme is bij de politie bekend. Hierover is geen aangifte bekend
overigens.
Verder heeft het stadsdeel contact opgenomen met de senaat van het ASC, zoals
te doen gebruikelijk bij overlastmeldingen over studentenhuizen die zijn gelieerd
aan het ASC. Het ASC spreekt het betreffende huis aan op de overlast en in de
regel is dit voldoende om de overlast te doen stoppen.
De wijkagent en het stadsdeel hebben naar aanleiding van de gebeurtenissen
contact met het dispuutshuis en met de direct omwonenden en maken afspraken.
3. Is het college bereid om, gezien het herhaaldelijke wangedrag, het jongens-
dispuut Atomos op te nemen in de gemeentelijke treiteraanpak? Graag een
toelichting.
Antwoord:
In de Treiteraanpak gaat het om situaties waarin sprake is van intimidatie in de
woonomgeving. Gekozen is om dit type situaties goed af te bakenen. Redenen
hiervoor zijn dat de aanpak — die intensief is, veel extra tijd en inspanningen
vraagt - gericht en effectief kan worden ingezet (capaciteit) én de grote impact
van de aanpak op betrokkenen (proportionaliteit).
Er zijn vijf criteria waaraan gedrag moet voldoen om als ‘treiteren’ aangemerkt te
worden, te weten:
1. Herhaaldelijk wangedrag en/of intimidatie;
2. (Bewust) gericht tegen specifieke personen of huishoudens;
3. Speelt zich af in de directe woon- en/of werkomgeving slachtoffer(s);
4. Vermoedelijke veroorzaker is een direct omwonende/persoon uit de buurt;
5. Het slachtofferschap is onbetwist.
Vooralsnog is niet gebleken dat het wangedrag van het dispuut Atomos bewust
gericht is tegen specifieke personen of huishoudens. Om die reden kan het
dispuut niet worden opgenomen in de Treiteraanpak.
4. Kan het college aangeven hoeveel studentenhuizen momenteel onder de
treiteraanpak vallen? Kan het college daarbij tevens aangeven wat de voortgang
is bij deze huizen om de overlast terug te dringen? Graag een toelichting.
Antwoord:
In tegenstelling tot hetgeen in de toelichting wordt beschreven, zijn er tot op
heden geen studentenhuizen opgenomen in de Treiteraanpak
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Wil Rutten, waarnemend secretaris
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
Gemeente Versie 2,0
3 december2015
Amsterdam
Onderbouwing uitvoerings- en kredietbesluit
v20
AEN | EE “5 KE
Fe - Ea
ORE ne SRE het mn,
E En Drab à Be EE, tl Eb Ef Wii vi HOE
Se nt en be
El Oe en Nee Gee B Pekah,
Me ef ee ENEN
ee el En
EN Pi dn 5 ae LD e ze, EEE 0 | ke :
and Dt a KS
Kee, e Kete
le En: a ht: Ë \
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Inhoud
1. Samenvatting … … …… ven rnnerenveereenrsenven eener ensere eener enveen eeen nnsen ener nnee Á
2. Inleiding: bestuurlijke achtergrond … … nnen vevere eener enven secerneren vennen Ó
3. Voorlopig Ontwerp maaiveld De Entree. … nn onnnserseeereennerenverseeenrsnnnren eeen 1 Ó
3.1 Ambitie: reizigersmachine en hoogwaardige Entree van de stad … ne
3.2 Consultatie ennen enneervenrenenenrenenverenveneenenenenvenenenve nevens eversenenveneenenennvenvenen Ô
3.3 Aanpassingen op het Voorlopig Ontwerp maaiveld … nennen eeen Ó
4, Reikwijdte (scope) project De Entree nnen versen reen vereen |Ì
4,1 Herinrichting van de openbare ruimte... onervaren venrrennverenverreeeerenvern eeen |
4,2 Vergroten Open Havenfront … nnen eener eene ennvereeenr vennen venere vereen eneen 19
4,3 Fietsparkeergarage Prins Hendrikkade … …… ennen envene vers eenner eener eeeerennner venen 19
4,4 Vernieuwing en herinrichting traminfrastructuur … eener eneen ver senneeneeer nn 1D
4,5 Verdieping van de Westertoegang.……… nn nenvenere venen ennven eeens eneen eeens 1D
4.7 Overige projectonderdelen … … nonnen enneeroenreeneen eeens eneere ven ennen ener veneenene |
4,8 Onderdelen van het VO maaiveld die nu niet uit worden gevoerd …… … nnee 17
5. Financiële paragraaf … …… … … nennen eene sennnerenvere ever ennsern eeen nen ener vennen eeen 1
5.1 Investeringsraming en dekkingsoverzicht … … nonnen ener enneere verser ener veernn | O
GWAN EIS ES A LI El
6. Beheer en onderhoud …… verover ensenenenevereneensnenvereseeenerrvereneeerverveereve ne DÔ
6.1 Openbare ruimte … neen ennen eener sennenenveese ver sennver eeen senneenvere vennen eneen 9
6.2 Fietsenstalling Prins Hendrikkade … … …… nnen enver eene sennverenvere eer eenner vendere 9
6.3 Traminfrastructuur … eere rvver ser enver serene rveerseereneereeeevenreeeeeeeveeeeeer eee 2Á
6.4 Overig. … anneer ener ennneen eenen eennenenveen even nennven enerverende nennen eneen 2Â
1. Risicobeheersing …… nnee annees eenrsennven eener eneene vens ennsen eerden eneen eeen ZD
1.1 Belangrijkste risico's tot en met de oplevering van het project … anneer 2D
1.2 Risico's in de hand - risicomanagement continu benutten … nnee 21
1.3 Regeling Risicovolle Projecten … … nnee eervenneeneeeneneenerennvereveerenner eeen
8. Uitvoering... … eener venen ennven eenen eenverenvere vene ennsen eender eenenenvere eveneens
8.1 Aanbesteding- en contractstrategie … rn nnenenere eener ennvere eens enereeenrnneen 2 O
8.2 Bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid … ne onnenvere verser eneen 29
2
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
8.3 Communicatie …… …… … renee veen venreeeeneren vee enverve erven envveeenverveernereervevevvver verver 3Û
8.4 Wijzigingen … nennen senen venen eenen ensen eeens vendere eenen venere vene ensen eneen 3Ó
8.5 Planning … nnen ververs sennen vennen veen enveneeee nennen venvern eneen vererven ennen eneen 3Ó
3
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
1. Samenvatting
Project De Entree vernieuwt de centrumzijde over de hele breedte van het Stationseiland. Doel is
het verbeteren van het gebied als knooppunt van openbaar vervoer en van de kwaliteit van de
openbare ruimte voor voetgangers en fietsers. Het project vormt het sluitstuk van de
metamorfose van het Stationseiland in een hoogwaardige entree van de stad.
Aangepast voorlopig ontwerp
Op 14 maart 2012 heeft de gemeenteraad het Voorlopig Ontwerp (VO) maaiveld Stationseiland en
Prins Hendrikkade vastgesteld. Als gevolg van een aantal raadsbesluiten (april 2013, maart 2014 en
april 2015) is het ontwerp aangepast. De belangrijkste aanpassingen zijn het inpassen van de
fietsenstalling onder het open Havenfront, het beperken van de onderdelen die met het project
worden uitgevoerd, tweerichtingsverkeer in plaats van eenrichtingsverkeer op de
Martelaarsgracht en het scheiden van auto en tram op brug 303. Het aangepaste voorlopig
ontwerp wordt nu ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad.
Belanghebbenden (onder wie bewoners en ondernemers in het gebied) zijn over het aangepaste
voorlopig ontwerp geconsulteerd. Een verslag van de consultatie is bijgevoegd. Als gevolg van de
consultatie is het aantal touringcarhaltes aan de Prins Hendrikkade teruggebracht van 13 naar 12.
Ook werkt de gemeente inmiddels samen met de touringcarbranche aan een geleidelijk
transitieplan en is besloten de evaluatie van het touringcarbeleid te vervroegen naar 2016.
Aangepaste scope
In de aangepaste scope realiseert project De Entree de volgende onderdelen:
e Vernieuwing en herinrichting van de openbare ruimte en weginfrastructuur
e Vergroten Open Havenfront
© Ondergrondse fietsenstalling Prins Hendrikkade
e Vernieuwing en herinrichting van de traminfrastructuur
e Verdieping van de Westertoegang
e Vernieuwing van steigers en voorzieningen rederijen
Drie andere onderdelen (herinrichting maaiveld Prins Hendrikkade west, Singel en kruising
Droogbak) worden als optie meegenomen in de aanbesteding en uitgevoerd als daarvoor
voldoende middelen beschikbaar zijn.
Aanbesteding- en contractstrategie
De gemeenteraad heeft in maart 2014 besloten de verschillende werkzaamheden in één
geïntegreerd contract aan te besteden. Doel is de uitvoeringscoördinatie te vereenvoudigen en de
markt beter in staat te stellen slimme oplossingen te bedenken in de fasering en doorlooptijd. De
opdrachtnemer mag pas gaan uitvoeren als het ontwerp door de opdrachtgever (gemeente) is
goedgekeurd. Dit geldt voor de uitwerking van het ontwerp en voor de uitwerking van de
uitvoering en fasering. In het contract worden eisen gesteld aan de bereikbaarheid, leefbaarheid,
veiligheid en communicatie (BLVC) tijdens de uitvoeringsperiode. Het uitgangspunt is dat ‘de
winkel open moet blijven’.
4
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Financiën
De totale kosten voor project De Entree zijn, inclusief indexering en voorbereidingskosten,
geraamd op € 145,5 miljoen. De kosten en dekking zijn in evenwicht. Deze zijn opgenomen in de
raadsvoordracht.
Planning
Na het uitvoerings- en krediet besluit start de aanbesteding. Gunning is voorzien tussen eind 2016
en tweede helft van 2017. Voorwaarde voor gunning is dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Start uitvoering: circa één jaar na gunning. Bouwtijd circa 5 jaar.
5
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
2. Inleiding: bestuurlijke achtergrond
Project De Entree
Het Stationseiland en Amsterdam Centraal ondergaan momenteel een ingrijpende metamorfose.
Deze waarborgt dat het gebied ook in de toekomst een hoogwaardige entree van de stad is, waar
bijna alle vormen van (openbaar) vervoer te vinden zijn; trein, tram, bus, metro, auto, taxi, fiets en
pontveer. De ontwikkeling van het Stationseiland vormt het sluitstuk van de ontwikkeling van de
Zuidelijke IJ-oevers en zorgt ervoor dat de verbinding tussen de stad en het water wordt hersteld,
conform het Masterplan Stationseiland uit 2005.
De vernieuwing van het Oosterdoks- en Westerdokseiland is nagenoeg gereed. Op het
Stationseiland zelf is ondergronds de Noord/Zuidlijn binnenkort rijklaar. Aan de IJzijde zijn het
nieuwe busstation en de autotunnel geopend en wordt gewerkt aan de herinrichting van het
maaiveld. Project De Entree is het slot van de metamorfose van het gebied.
Project De Entree vernieuwt de centrumzijde over de gehele breedte van het Stationseiland. De
Prins Hendrikkade wordt aangepakt tussen de Schreierstoren en de Martelaarsgracht. De
Westertoegang, de weg die onder de treinsporen loopt aan de westkant van het Stationseiland, is
ook onderdeel van het project. Project De Entree sluit aan op project Rode Loper en samen
vormen zij dé entree van Amsterdam.
De afgelopen jaren zijn op verschillende momenten besluiten genomen over de ontwikkeling van
het Stationseiland; onder andere door vaststelling van het Stedenbouwkundig Programma van
Eisen (SPvE) in 2001, het Masterplan Stationseiland in 2005 en het voorlopig ontwerp (VO)
Maaiveld Stationseiland en Prins Hendrikkade in 2012 (zie ook het Informatiedocument, bijlage 4).
Herijking — van losse projecten naar geïntegreerde aanpak
Naar aanleiding van de "10 wegen naar innovatiever aanbestedingsbeleid en professioneler
opdrachtgeverschap' is in 2013 een herijking gedaan van de projecten aan de centrumzijde van het
Stationseiland. In de oorspronkelijke plannen zouden de werkzaamheden in een aaneenschakeling
van kleinere afzonderlijke projecten worden gerealiseerd. Deze aanpak kende een lange
doorlooptijd, een grote volgordelijkheid en zeer veel afhankelijkheden. Als één onderdeel zou
vertragen, zou dat ook gelden voor de rest.
Als gevolg van deze herijking is er een aantal aanpassingen doorgevoerd in de scope van het
project en in de wijze van aanbesteden. De verschillende werkzaamheden worden in één
geïntegreerd contract aanbesteed waardoor de opdrachtnemer meer en eerder in positie wordt
gebracht. Het doel hierbij is de uitvoeringscoördinatie te vereenvoudigen en de markt beter in
staat te stellen slimme oplossingen te bedenken in de fasering en doorlooptijd. In maart 2014
heeft de gemeenteraad ingestemd met deze gewijzigde projectaanpak. In hoofdstuk 8 vindt u een
verdere toelichting op deze werkwijze.
6
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Fietsenstalling
Onderdeel van de transformatie van het Stationseiland vormt de opgave om 18.000 hoogwaardige
fietsparkeerplekken te realiseren voor 2020, oplopend naar 22.000 in 2030. In maart 2014 heeft de
gemeenteraad een amendement aangenomen om verschillende varianten voor de fietsenstalling
ter hoogte van de Prins Hendrikkade te onderzoeken.
Aanvullend voorkeursbesluit — aangepaste scope en fietsenstalling Prins Hendrikkade
Op 1 april 2015 heeft de gemeenteraad unaniem ingestemd met het aanvullend voorkeursbesluit
van project De Entree. In dit besluit is onder andere de aangepaste scope vastgesteld en is een
keuze gemaakt voor de fietsenstalling Prins Hendrikkade onder het water van het Open
Havenfront met een capaciteit van 7.000 fietsparkeerplekken.
Uitvoerings- en kredietbesluit
Met deze serie besluiten zijn gegeven de integrale aanbesteding de fasen van het Plan- en
Besluitvormingsproces Infrastructuur (PBI) doorlopen. Wat nu rest is de vaststelling van het
krediet door middel van het uitvoerings- en kredietbesluit. Het uitvoerings- en kredietbesluit is (in
principe) het laatste besluit van de gemeenteraad voor de start van de uitvoering. Bij het besluit
wordt een totaaloverzicht van het project gegeven en wordt o.a. ingegaan op het ontwerp, de
investeringskosten en dekking en de aanbesteding- en contractstrategie. Een positief besluit leidt
tot het beschikbaar stellen van het uitvoeringskrediet. Deze notitie geeft een toelichting op het
uitvoerings- en kredietbesluit.
Besluitvorming bestemmingsplan en verkeersbesluit
Naast het uitvoerings- en kredietbesluit wordt ook het bestemmingsplan Prins Hendrikkade
tussen Droogbak en Oudezijds Kolk voorbereid en begin 2016 aan u voorgelegd. Het
verkeersbesluit De Knip Prins Hendrikkade e.o. wordt gecoördineerd met het bestemmingsplan en
wordt ook begin 2016 vastgesteld door het college van B en W.
1
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
3. Voorlopig Ontwerp maaiveld De Entree
3.1 Ambitie: reizigersmachine en hoogwaardige Entree van de stad
Het voorlopig ontwerp van De Entree is gebaseerd op de principes die zijn vastgelegd in het
Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) uit 2001 en het Masterplan uit 2005. In het
ontwerp staat de relatie tussen het functionele concept van “reizigersmachine" en de
stedenbouwkundige opwaardering van het gebied, gericht op het versterken van de verbinding
van de stad met het IJ, centraal. Primair doel is het verbeteren van de kwaliteit van het gebied als
knooppunt van openbaar vervoer voor de reiziger en van de openbare ruimte voor voetgangers en
fietsers in het algemeen. Het gebied wordt getransformeerd tot het domein van het langzame
verkeer. Bussen en taxi's worden naar de IJzijde verplaatst en het gedeelte tussen
Martelaarsgracht en Damrak wordt autovrij (de zogenaamde ‘knip’). Daarnaast worden circa 7.000
ondergrondse fietsparkeerplaatsen gebouwd als onderdeel van de integrale fietsparkeeropgave in
het gebied en worden de tramemplacementen vernieuwd en de toegankelijkheid vergroot.
Het geactualiseerde Voorlopig Ontwerp (VO) maaiveld De Entree (Stationseiland: centrumzijde +
Prins Hendrikkade - ambitietekening) geeft bovenstaande ambitie voor de ontwikkeling van de
centrumzijde van Amsterdam Centraal weer en is opgenomen in bijlage 2. Het
informatiedocument (bijlage 4) geeft een toelichting op deze ambitie en een onderbouwing van de
gemaakte (beleids)keuzes.
Een groot deel van deze ambitie wordt gerealiseerd in het project de Entree, zoals wordt
beschreven in hoofdstuk 4. Op enkele onderdelen wordt de ambitie voor het gebied nu nog niet
uitgevoerd. In paragraaf 4.8 wordt een toelichting gegeven op welke elementen geen onderdeel
vormen van het project.
3.2 Consultatie
Bij vaststelling van het aanvullend voorkeursbesluit in april 2015 is afgesproken omwonenden,
ondernemers en omgevingspartijen te consulteren en hen in de gelegenheid te stellen te reageren
op de geactualiseerde plannen. Op 1 juli 2015 is een informatiebijeenkomst gehouden, waarin (de
procedures rond) het aangepaste maaiveldontwerp, ontwerpbestemmingsplan en verkeersbesluit
zijn toegelicht. Aansluitend zijn alle belanghebbenden schriftelijk en digitaal geïnformeerd over de
plannen, de besluitvorming en de mogelijkheid een reactie te geven op het aangepaste VO
maaiveld. Het concept aangepaste VO maaiveld is hiervoor meegezonden. Tot de
belanghebbenden behoorden ook de mensen die in 2013 een zienswijze hebben ingediend op het
ontwerpbestemmingsplan. Hiernaast is met diverse ondernemers gesproken om reacties op het
VO maaiveld op te halen. In totaal zijn 170 vragen/opmerkingen opgehaald. De reacties zijn,
voorzien van een antwoord, opgenomen in het consultatieverslag, in bijlage 5.
8
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Een aantal reacties op hoofdlijnen:
-__ Ondernemers stellen vragen of het laden en lossen voldoende geregeld is
-__ Zorgen van parkeergarage P1 over de gevolgen van de knip voor de bereikbaarheid van de
garage
- Bezwaren tegen de touringcarhaltes aan de oostzijde van de Prins Hendrikkade
-__ Zorgen over de capaciteit van de fietspaden
-__ Vragen over de routes na het instellen van de knip
-__ Planningsvragen over werkzaamheden die nu niet uitgevoerd worden
- De Fietsersbond stelt vragen over materialisering van de fietspaden en de
toegankelijkheid van de Prins Hendrikstalling
-__ Vragen over de uitwerking van de motie over de Munt op de stadshartlus
Een aantal aanpassingen op het VO maaiveld De Entree naar aanleiding van de consultatie:
- Steiger noordzijde middenkom
Voor een goede (gescheiden) afwikkeling van bezoekersstromen zijn twee trappen naar
de steiger nodig (aan de west en oostzijde). In het VO maaiveld van 2012 waren deze
beide opgenomen. Op de consultatietekening in juli 2015 was maar een trap getekend. In
het aangepaste voorstel zijn weer twee trappen opgenomen.
-__ Kiosk bij entree fietsenstalling
De kiosk bij de inrit naar de fietsenstalling hindert op de aangewezen plek
mogelijk de doorstroming voor fietsers dan wel hinderen de fietsers de
doorstroming een mogelijke wachtrij voor de kiosk. Er wordt een zoekgebied
voor de kiosk opgenomen. De uiteindelijke locatie wordt nader bepaald.
-__ Daglichttoetreding in de ondergrondse ruimtes voor rederijen
Daglicht is toegevoegd aan de ondergrondse ruimten ten behoeve van de rederijen.
-__ Touringcarhalte Prins Hendrikkade oost - Als gevolg van zienswijzen op het
bestemmingsplan van bewoners en de al langer bestaande klachten over overlast is het
voorlopig ontwerp aangepast. Aan de Prins Hendrikkade Oost worden zoals
oorspronkelijk gepland zes, in plaats van de bij de ter inzage legging van het
verkeersbesluit getoonde zeven touringcarhaltes voorgesteld.
3.3 Aanpassingen op het Voorlopig Ontwerp maaiveld
Op 14 maart 2012 is het Voorlopig Ontwerp (VO) maaiveld Stationseiland en Prins Hendrikkade
vastgesteld door de gemeenteraad. Dit ontwerp is als gevolg van een optimalisatie van het
ontwerp (besluit gemeenteraad april 2013), de herijking (besluit gemeenteraad maart 2014) en het
aanvullend voorkeursbesluit (besluit gemeenteraad april 2015) op verschillende punten aangepast.
Het Voorlopig Ontwerp wordt in aangepaste vorm nu opnieuw aan u voorgelegd.
Vastgestelde wijzigingen
In april 2013 heeft de gemeenteraad ingestemd met een optimalisatie van het VO maaiveld op
twee punten:
-__Tweerichtingsverkeer op de Martelaarsgracht in plaats van éénrichtingsverkeer, om o.a.
te zorgen voor een betere doorstroming bij de Munt, betere afwikkeling van touringcars
9
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
op de Nieuwezijds Voorburgwal en afname van het verkeer op de Raadhuisstraat en
Rozengracht.
-__ Het scheiden van de auto en de tram (ontvlechting) op brug 303, om te zorgen voor
minder wachttijd voor fietsers en voetgangers en betere doorstroming van tram en
autoverkeer.
Als gevolg van de herijking (maart 2014) en het aanvullend voorkeursbesluit (april 2015) is de
ondergrondse fietsenstalling Prins Hendrikkade ingepast onder het water van het Open
Havenfront.
Aanvullende wijzigingen
Naast deze vastgestelde wijzigingen wordt een aantal aanvullende wijzigingen voorgesteld, die
voortkomen uit een verdere optimalisatie van het ontwerp en reacties uit de consultatie. Deze
wijzigingen worden verder toegelicht en onderbouwd in hoofdstuk 4.
-__ Inpassing van voorzieningen voor de rederijen;
-__ Optimalisatie van het tramsporenplan;
-__ Behoud van het fietspad aan de noordzijde van de Prins Hendrikkade west;
-__ 6 in plaats van 7 touringcarhaltes aan de Prins Hendrikkade Oost;
-_ Aanpassing van de materialisering van het fietspad in het gebied van de knip van asfalt
naar klinkers;
-_ Vervallen van het fietspad op de langzaam verkeersbrug tussen het Oosterdokeiland en
Stationseiland om een onveilige oversteek over de tram- en rijbaan te voorkomen;
-_ Aanpassing van de kade voor Sint Nicolaaskerk.
Bij de vaststelling van het Voorlopig Ontwerp (VO) maaiveld Stationseiland en Prins Hendrikkade
door de gemeenteraad is ook als bijlage het ontwerpboek Stationseiland en Prins Hendrikkade
vastgesteld. Dit ontwerpboek wordt niet geactualiseerd en opnieuw voorgelegd aan de
gemeenteraad. In plaats daarvan wordt een vormgevingsdocument als bindend document aan het
contract met de opdrachtnemer toegevoegd waarin specificaties zijn opgenomen ten aanzien van
materiaalgebruik en ook belangrijke vormgevingseisen nader zijn gedetailleerd. Hiermee is het
ontwerpboek uit 2012 niet meer van toepassing.
10
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
A, Reikwijdte (scope) project De Entree
De belangrijkste onderdelen van project De Entree zijn:
e Vernieuwing en herinrichting van de openbare ruimte en weginfrastructuur
e Vergroten Open Havenfront
© Ondergrondse fietsenstalling Prins Hendrikkade
e Vernieuwing en herinrichting van de traminfrastructuur
e Verdieping van de Westertoegang
e Vernieuwing van steigers en voorzieningen rederijen
4.1 Herinrichting van de openbare ruimte
De openbare ruimte en weginfrastructuur aan de centrumzijde van het Stationseiland en op de
Prins Hendrikkade wordt in het kader van project De Entree vernieuwd en heringericht. Het
stationsplein krijgt een hoogwaardige inrichting en wordt uitgevoerd in grijs graniet, aansluitend
op de Rode Loper. De Prins Hendrikkade wordt verkeersluw en er komt substantieel meer ruimte
voor de voetganger. De Prins Hendrikkade oost wordt rechtgetrokken, veel asfalt voor snelverkeer
verdwijnt en trambaan, rijbaan en fietsroute komen verder van de gevels vandaan te liggen.
De knip
Om ten zuiden van het Amsterdam Centraal ruimte te geven voor langzaam verkeer en openbaar
vervoer wijzigt de verkeerscirculatie in de binnenstad de komende jaren ingrijpend. Er komt een
knip voor het autoverkeer op de Prins Hendrikkade. Door deze knip aan de zuidkant van het
Amsterdam Centraal ontstaat voor de voetganger een veilige en ongestoorde route vanaf de Munt
naar het Damrak en vervolgens naar het Amsterdam Centraal en het IJ.
De knip zal zo snel mogelijk worden ingesteld, maar wel pas nadat de werkzaamheden aan de
Westertoegang zijn afgerond. Er wordt hiervoor gekozen omdat het instellen van de knip zonder
een verdiepte Westertoegang tot nadelige effecten leidt, o.a. een intensivering van het hoge
touringcar- en vrachtverkeer op de Rode Loper en de Haarlemmerweg (zie ook paragraaf 8.5).
Touringcars
In het VO maaiveld uit 2012 waren 13 touringcarhalteplekken voorzien; zeven aan de Prins
Hendrikkade west en zes aan de Prins Hendrikkade oost. Het aantal van 13 haltes kwam voort uit
afspraken die zijn vastgelegd in het touringcarbeleid 2012-2020.
Als gevolg van zienswijzen op het bestemmingsplan van bewoners en de al langer bestaande
klachten over overlast is het voorlopig ontwerp aangepast. Aan de Prins Hendrikkade Oost worden
zoals oorspronkelijk gepland zes, in plaats van de bij de ter inzage legging van het verkeersbesluit
getoonde zeven touringcarhaltes voorgesteld. Dit betekent dat in totaal 12 in plaats van 13 haltes
worden gerealiseerd. De Je halte die in West niet mogelijk is, wordt niet gecompenseerd in Oost.
Daarnaast is de gemeente met de touringcarbranche in gesprek. Het verplaatsen of het wijzigen
van touringcarlocaties in het gebied rondom Amsterdam Centraal vindt plaats conform de
Uitvoeringsagenda Mobiliteit en vormt een onderdeel van een geleidelijk transitieplan dat
1
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
gemeente samen met de touringcarsector opstelt. Eventuele verdere afname kan pas aan de orde
zijn bij het beschikbaar komen en in gebruik zijn van voldoende alternatieven in de nabijheid van
Amsterdam Centraal. Daarnaast wordt, vervroegd, in 2016 het touringcarbeleid (tot 2020)
geëvalueerd.
Tijdens de uitvoering van project De Entree heeft de gemeente de inspanningsverplichting om de
huidige afgesproken 13 haltes beschikbaar te houden. Locaties kunnen daarbij wel wisselen.
Fietspaden
In het plangebied liggen belangrijke fietspaden die onderdeel vormen van het stedelijk
fietsnetwerk (Plusnet Fiets), zoals de fietscorridor pontveren — langzaam verkeerspassage —
Martelaarsgracht. Deze fietsinfrastructuur wordt ingericht volgens de eisen die hieraan worden
gesteld vanuit functionele kwaliteit en comfort.
Een wijziging ten opzichte van het VO maaiveld van 2012 is dat het fietspad op de Prins
Hendrikkade voor het Victoria hotel (in het gebied van de knip) wordt uitgevoerd in klinkers in
plaats van rood asfalt. De reden hiervoor is dat het hoofdnet fiets hier een verblijfsgebied
doorsnijdt dat zich kenmerkt door een grote drukte die de komende jaren alleen maar toeneemt.
Snelle verkeersstromen dienen hier te gast te zijn en zich aan te passen. Dit verschil tussen
‘stromen’ en ‘verblijven’ moet ook tot uiting te komen in de materialisering. Met de toepassing van
gebakken klinkers in het fietspad wordt de snelheid getemperd. Het fietspad in gebakken
materiaal sluit daarnaast aan op de materialisering van de fietspaden van de Rode Loper. .
Toegevoegde werkzaamheden
Uit het oogpunt van efficiënt werken in de stad wordt voorgesteld de volgende werkzaamheden
op te nemen in het project De Entree met de daarbij behorende budgetten (zie toelichting
financiële paragraaf 5.1):
-_Sloop brug 326 en herstel kade vanuit het project NoordZuidlijn.
-__ Definitieve aansluiting van het Damrak op het Stationsplein vanuit het project de Rode
Loper.
-__ Definitieve aansluiting van de Odebrug op de Prins Hendrikkade vanuit project Oosterdok.
Prins Hendrikkade west
Het gedeelte van Prins Hendrikkade West ter plaatse van de P1 garage bevindt zich ten tijde van
schrijven in een bijzondere situatie (blauw gearceerd weergegeven in de tekening). Deze plek
wordt in het bestemmingsplan Prins Hendrikkade als conserverend bestemd. Hiermee wordt
bewerkstelligd dat het fietspad dat nu loopt vanaf de Martelaarsgracht naar het westen (langs de
kade) als verkeersbestemming behouden blijft. Dit is noodzakelijk om het kruispunt
Martelaarsgracht en Prins Hendrikkade regelbaar te maken. Dit fietspad zal echter wel verbreed
moeten worden. Tegelijkertijd is bekend dat de opstallen ter plaatse en de openbare ruimte aan
een grondige opknapbeurt toe zijn. Om ervoor te zorgen dat de verschillende belangen (gemeente
met openbare ruimte en verkeersfuncties, ASR als belegger en vastgoedeigenaar, P1 als exploitant
van de parkeergarage en Lovers als rederij) kunnen worden bediend is met partijen gezamenlijk
een studie gedaan hoe de verschillende functies in te passen. Over dit schetsontwerp zal de
gemeente met betrokken partijen in gesprek gaan.
12
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
4.2 Vergroten Open Havenfront
Een van de doelen uit het Masterplan is om het oude stadscentrum weer een directe link met het
water te geven. Door het Open Havenfront te vergroten wordt het water beter zichtbaar en
“beleefbaar” en wordt ook het Stationseiland weer beter herkenbaar als eiland in het IJ.
Sluitstuk van het vergroten van het Open Havenfront is het afgraven van een groot deel van het
Prins Hendrikplantsoen. Door het instellen van de stadshartlus verdwijnt het autoverkeer uit dit
gebied en is er ruimte om het water te vergroten. Het vergrote wateroppervlak krijgt naast een
stedenbouwkundige betekenis ook een duidelijk verbeterde functionele betekenis. Er komt meer
ruimte voor de rondvaartrederijen en de steigers van de rederijen zijn straks beter met het
voetgangersgebied verbonden.
4.3 Fietsparkeergarage Prins Hendrikkade
Totaalopgave fietsparkeren Amsterdam Centraal
Op en rond Amsterdam Centraal is al jaren sprake van een ernstig tekort aan
fietsparkeercapaciteit. Onderdeel van de transformatie van het Stationseiland is de opgave om
18.000 hoogwaardige fietsparkeer plekken te realiseren in 2020 (oplopend naar 22.000 in 2030).
Het realiseren van de fietsparkeerplekken is als een gezamenlijke opgave opgepakt door de NS,
ProRail, SRA en de gemeente. In april 2015 heeft de gemeenteraad kennis genomen van de
voorlopige voorkeursvariant voor de totale fietsparkeeropgave rondom Amsterdam CS. In deze
voorkeursvariant worden zes mogelijke locaties aangewezen, die tezamen de
fietsparkeerbehoefte van 22.000 stallingsplekken in 2030 oplossen. Het gaat om de volgende
locaties:
e Noord-West (1.300 plekken)
e _IJ-West en IJ-Oost (4.000 plekken)
e _Oost-Groot (5.000 plekken)
e Prins Hendrikstalling (7.000 plekken)
e _West-Nieuw (4.200 plekken)
Prins Hendrikstalling
Op 1 april 2015 heeft de gemeenteraad gekozen voor een fietsenstalling onder het water van het
Open Havenfront (variant A1 Waterfront), de Prins Hendrikstalling. Met de keuze voor deze
stalling wordt een substantieel deel van de fietsparkeeropgave opgelost en wordt tevens het Open
Havenfront verder ontgraven, een belangrijke doelstelling uit het Masterplan uit 2005. De stalling
voorziet in 7.000 fietsparkeerplekken, waarvan 8% bestemd is voor buitenmodelfietsen en 10%
voor OV-fietsen. Brommers en scooters kunnen niet in de Prins Hendrikstalling worden gestald.
Binnen de totaalopgave fietsparkeren Amsterdam Centraal wordt een voorstel gedaan waar
brommers en scooters op en rondom het Stationseiland gestald kunnen worden.
13
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Toegankelijkheid van de stalling
De ingang van de stalling (voor fietsers) is gepositioneerd aan de zuidwestzijde bij het kruispunt
Prins Hendrikkade en Martelaarsgracht. De toegang sluit daarmee goed aan op de belangrijkste
herkomst van de fietsers en de fietsroute door de nieuwe fiets- en voetgangerstunnel.
Aan de stationszijde wordt de stalling ontsloten met een ondergrondse verbinding naar de
metrohal. Deze verbinding is de afgelopen periode samen met de Stadsregio Amsterdam en
verschillende gemeentelijke partijen onderzocht en haalbaar bevonden. Als gevolg van de
ondergrondse verbinding met de metrohal worden eisen gesteld die de veiligheid van het
metrosysteem waarborgen. Een voorbeeld hiervan is het op het gebied van brandveiligheid
scheiden van beide objecten door compartimentering en gescheiden vluchtwegen.
Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan de waterveiligheid bij het verbinden van de
systemen fietsenstalling en metro. Door de verbinding wordt de toegang van de
fietsparkeergarage direct verbonden met de doorgangen door primaire waterkeringen die
metrotunnels feitelijk vormen. Dat leidt tot aanvullende eisen voor de hoogte van de toegangen
tot de fietskelder en wellicht voor afsluitbaarheid van de verbinding. Hierover vindt overleg plaats
met Waternet en het Waterschap.
Een goede ontsluiting van de stalling is erg belangrijk voor het toekomstig gebruik. Daarom zijn
voor de beide in- en uitgangen van de stalling simulaties gedaan om te verifiëren of de verwachte
gebruikers intensiteiten (in de maatgevende ochtendspits) goed kunnen worden verwerkt. De
simulaties wijzen uit dat dit het geval is.
De verdere uitwerking van de ingang van de stalling zal — ook in relatie tot de positionering van
mogelijke kassahuisjes voor rederijen - tot op het laatste moment aandacht vragen om een
uiteindelijk goed functionerend uitvoeringsontwerp te behouden. De opdrachtnemer die het
ontwerp verder uitwerkt wordt gevraagd hier met speciale aandacht naar te kijken.
Exploitatie
De fietsenstalling wordt eigendom van de gemeente Amsterdam. Het uitgangspunt voor de
exploitatie van de bewaakte stalling is het zogenaamde fietspuntconcept. De stalling is 24 uur per
dag, 7 dagen per week open. De eerste 24 uur kunnen gebruikers hun fiets gratis stallen, voor de
volgende dagen moet een vergoeding worden betaald. De stalling wordt voorzien van een in- en
uitchecksysteem en een fietsdetectiesysteem, waardoor de stalling optimaal gebruikt kan worden.
Eisen en randvoorwaarden
De bouw van de fietsenstalling is onderdeel van het geïntegreerde contract van het project. De
opdrachtnemer maakt op basis van eisen die in het contract worden meegegeven een ontwerp
voor de stalling (zie ook paragraaf 8.1).
De eisen waaraan de fietsenstalling moet voldoen worden in nauw overleg met de projectpartners
vastgesteld. Het ministerie van Infrastructuur & Milieu, dat via het MIRT (Meerjarenprogramma
Infrastructuur, Ruimte en Transport) een financiële bijdrage levert aan deze fietsenstalling, heeft
als eis gesteld dat de fietsenstalling minimaal dient te voldoen aan de fysieke eisen die ProRail,
14
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
namens het Rijk, in algemene zin aan stationsgebonden fietsenstallingen stelt. Dit programma van
eisen draagt zorg voor een goed functionerende fietsenstalling.
Daarnaast wordt een aantal locatie specifieke eisen toegevoegd aan de ProRail eisen. Deze eisen
worden vanuit het programma Fiets van de gemeente Amsterdam geleverd en hebben vooral
betrekking op de exploitatie van de fietsenstalling. Het gaat hier over de wijze van registratie en
betaling van gebruikers, beheer (met daarbij behorende fysieke ruimte) en eventueel ruimte voor
een fietsreparatiewinkel. Gemeente Amsterdam stelt deze eisen op in samenwerking met NS en
de Stadsregio Amsterdam. Alle eisen worden door middel van een intensieve review door de
betrokken partijen getoetst in het kader van de voorbereiding van de aanbesteding.
Beleving en ruimtelijke kwaliteit
De interne uitstraling (beleving) en ruimtelijke kwaliteit van de fietsenstalling is van groot belang
voor de gebruiksvriendelijkheid en sociale veiligheid. Daarom wordt, naast de eisen die worden
meegeven in het contract, gebruik gemaakt van een beeldkwaliteitsplan. Dit beeldkwaliteitsplan
geeft richting aan de minimaal gewenste uitvoeringskwaliteit en het afwerkingsniveau van de
fietsenstalling.
4.4 Vernieuwing en herinrichting traminfrastructuur
De traminfrastructuur op het Stationseiland wordt vernieuwd en krijgt een nieuwe lay-out. In deze
lay-out blijft de totale capaciteit voor het aantal halterende trams bij de twee emplacementen
gelijk (16), maar worden de perrons geoptimaliseerd zodat twee trams beter achter elkaar
opgesteld kunnen worden.
Het plan voorziet in een hoogwaardige inrichting van de haltes, waarbij de functionele kwaliteit
voldoet aan de Handboeken R-net of gelijkwaardig. Het comfort voor wachtende trampassagiers
wordt verbeterd door onder andere voldoende beschuttingsvoorzieningen, brede perrons en
veilige, brede oversteekplaatsen. Daarnaast is het plaatsen van voorzieningen voor reisinformatie
en perrontoewijzing binnen het gebied onderdeel van het project De Entree.
4.5 Verdieping van de Westertoegang
Zowel het verdiepen van de Wester- als de Oostertoegang waren oorspronkelijk onderdeel van de
stadshartlus. In 2006 is de dekking voor de verdieping van de Oostertoegang komen te vervallen,
waarna de verdiepte Westertoegang als onderdeel van de stadshartlus nog de enige hoge toegang
onder het spoor is in de buurt van het station. De volgende volwaardige hoge onderdoorgangen
zijn pas bij de Zeeburgerdijk en de Houtmankade.
Deze verdieping is nodig om vrachtverkeer en touringcars een voldoende hoge onderdoorgang te
bieden naar de touringcarhaltes aan de centrumzijde van het station en het kernwinkelgebied. In
2013 zijn twee reviews gehouden waarin ook is gekeken naar nut en noodzaak van het verdiepen
van de Westertoegang. Hierin is onder meer gekeken naar de opbrengsten, kosten en de
haalbaarheid van het (niet) verdiepen. De conclusie was dat verdiepen noodzakelijk is voor een
goede bereikbaarheid van de binnenstad.
15
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Er is een (planning)relatie tussen het verdiepen van de Westertoegang en het instellen van de knip.
De knip kan pas ingesteld worden nadat de Westertoegnag is verdiept (zie toelichting bij planning,
paragraaf 8.5).
4.6 Vernieuwing steigers en voorzieningen rederijen
De vernieuwing van de steigers voor rederijen in de middenkom van het Open Havenfront is onder
deel van project De Entree. Door de inpassing van de fietsenstalling onder het water van het Open
Havenfront, is er ruimte gevonden voor het accommoderen van toekomstige voorzieningen voor
rondvaartrederijen. Er wordt voorgesteld om het ontwerp en de (casco) realisatie van deze ruimtes
op te nemen in de scope van het project, omdat deze ruimtes onder het te realiseren maaiveld
liggen en ontwerptechnisch sterk verbonden zijn met de fietsenstalling en de
steigervoorzieningen.
Steigers
In de middenkom van het Open Havenfront worden 5 steigers aangelegd. De steigers moeten
volgens het vigerende beleid 3 meter breed zijn om vergund te worden binnen de vigerende
kaders van de Keur 2011. Eris echter nieuw steigerbeleid in de maak, waarbij de nu getekende
steigers van b meter vergund zouden kunnen worden. Het is op dit moment onduidelijk wanneer
dit nieuwe beleid van kracht wordt. Het project zal hierover met Waternet en het Waterschap
nadere afspraken maken.
Ondergrondse voorzieningen
Om optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte is een gestapelde - en grotendeels
ondergrondse - ruimte ontworpen tussen de fietsenstalling en het maaiveld. Deze ondergrondse
ruimte kan als bedrijfsruimte worden ingericht voor zich ter plaatse vestigende rederijen. Om deze
ruimte mogelijk te maken is een aanvullende investering nodig voor de bouw van het casco. De
geraamde meerkosten voor het casco zijn circa €1 miljoen. De bouw van het casco vormt
onderdeel van project De Entree en de kosten zijn opgenomen in de raming. Met de gemeentelijke
vastgoedafdeling worden gesprekken gevoerd om deze meerkosten via een huurconstructie te
financieren. Hiermee zou de investering voor de realisatie van de casco ruimtes via de exploitatie
van rederijen worden gefinancierd in de vorm van een basishuur.
Bovengrondse voorzieningen
Daarnaast houdt het maaiveldontwerp rekening met de mogelijkheid om bovengrondse
voorzieningen voor de rederijen te faciliteren. Deze voorzieningen zijn echter geen onderdeel van
project De Entree, Wel wordt in het bestemmingsplan en met aansluitingen van kabels en
leidingen rekening gehouden met de eventuele komst van deze voorzieningen.
Tijdelijke verplaatsing rederijen
Om de bouw van de ondergrondse fietsenstalling mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de
huidige reders die in de middenkom van het Open Havenfront opereren, verplaatst worden. Met
deze reders is gezamenlijk een verplaatsingsplan opgesteld. Hiermee kunnen zij hun
bedrijfsvoering voortzetten in de Westelijke en Oostelijke kom van het Open Havenfront.
Daarnaast worden in de nabijheid van het projectgebied voorzieningen voor openbare op- en
afstap plekken mogelijk gemaakt. Het project is verantwoordelijk voor de verplaatsing en de bouw
16
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
van de tijdelijke steigers en bijbehorende voorzieningen gelijk aan de huidige voorzieningen.
Hiermee worden de reders waar mogelijk geholpen om zo min mogelijk overlast te ondervinden
van de uitvoering van het project. De reders blijven zelf verantwoordelijk voor het blijven
functioneren van hun onderneming.
De toedeling welke reder op welke plek in de definitieve situatie komt te liggen, behoort niet tot
project De Entree. Het programma varen/passagiersvaart voert het vastgestelde beleid Varen uit.
Dit betekent onder meer een nieuw beprijzingssysteem, meer (groene) concurrentie op het water
en de introductie van elektrisch varen. Over de wijze van toekomstige toedeling en de
consequenties van het nieuwe stelsel voor de huidige reders moet uiterlijk bij gunning van het
contract van project De Entree duidelijkheid zijn.
Vanuit beleid Varen zou zo snel mogelijk duidelijkheid moeten komen over de terugkeer van de
betreffende reders op hun huidige locaties, Tot op heden is er vanuit de gemeente geen concreet
voorstel gedaan voor de terugkeer van huidige reders naar de middenkom van het Open
Havenfront. Op basis van de besprekingen met de reders is het inzicht dat als de duidelijkheid er
de komende periode niet komt, de reders naar verwachting niet zullen meewerken aan de
tijdelijke verplaatsing die nodig is om de fietsenstalling te kunnen bouwen. Gunning van het Werk
is dan zeer riskant, omdat reders succesvol hun tijdelijke verplaatsing zullen aanvechten. De
opdrachtnemer zou zo een vrijwel onmogelijke opdracht meekrijgen van de gemeente. In de
periode tot aan de gunning (2016) zal vanuit de gemeente een voorstel voor (een bepaalde vorm)
van terugkeer gedaan moeten worden om het project de Entree te kunnen gunnen en succesvol
uit te kunnen voeren.
4.1 Overige projectonderdelen
Naast bovenstaande werkzaamheden wordt er nog een aantal andere werkzaamheden door het
project de Entree uitgevoerd. Dit betreft:
e Het vernieuwen van de ondergrondse infrastructuur in het projectgebied in samenwerking
met de diensten en bedrijven.
e Het uitvoeren van werkzaamheden buiten het projectgebied ten behoeve van het in
gebruik nemen van de knip als onderdeel van de stadshartlus.
4.8 Onderdelen van het VO maaiveld die nu niet uit worden gevoerd
Project De Entree voert niet alle werkzaamheden uit die zijn weergegeven op de ambitietekening
van het VO maaiveld. De gemeenteraad heeft op 1 april 2015 ingestemd met een aantal
wijzigingen op de scope van het project De Entree als gevolg van benodigde bezuinigingen. Op
dat moment is besloten de volgende onderdelen nu niet uit te voeren:
e herinrichting kruising Droogbak;
e _ herinrichting Prins Hendrikkade west (maaiveld);
e herinrichting Singel;
e aanlegsteiger Open Havenfront west noordzijde;
e vernieuwing kade Prins Hendrikkade west;
e vernieuwing kade Prins Hendrikkade oost
17
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Om toch zoveel mogelijk kwaliteit in één keer te kunnen realiseren worden de eerste drie
onderdelen; de herinrichting van het maaiveld van de Prins Hendrikkade west, het Singel en de
kruising met de Droogbak (rood gearceerd in de tekening), als optie meegenomen in de
aanbesteding. Deze onderdelen worden uitgevoerd zodra blijkt dat daarvoor voldoende middelen
beschikbaar zijn. Deze financiële ruimte kan ontstaan uit een gunstig aanbestedingsresultaat, een
beter beheersbaar risicobeeld of wanneer aanvullende middelen beschikbaar worden gesteld.
Naar verwachting is effect van de uitvoering van dit deel op het benodigde budget voor beheer en
onderhoud marginaal. Het areaal wordt niet groter en de kwaliteit van de openbare ruimte wordt
niet verhoogd (geen natuursteen).
Wanneer deze middelen niet beschikbaar komen, wordt het maaiveld op deze plek niet
vernieuwd. Wel zal er een aantal werkzaamheden worden uitgevoerd om er voor te zorgen dat
deze zone goed blijft functioneren. Dit betreft:
e functionele aansluiting op de huidige en vernieuwde infrastructuur
e _hetrealiseren van 6 (tijdelijke) touringcarplekken aan de Prins Hendrikkade west.
Deze werkzaamheden vormen onderdeel van het project en zijn opgenomen in de
investeringsraming.
Daarnaast is er een aantal werkzaamheden die geen onderdeel vormen van de scope van het
project De Entree, maar wel onderdeel zijn van de ambitie voor de ontwikkeling van het gebied.
Voor deze onderdelen geldt dat de ambitie bestaat om deze op termijn conform het VO maaiveld
(ambitietekening) uit te voeren, wanneer hiervoor middelen beschikbaar zijn. Het betreft de
onderdelen:
e Verfraaiing rondingen Middentoegangsbrug
De Middentoegangsbrug vormt een van de belangrijkste entrees van de stad en verdient
daarmee een hoog ambitieniveau. In het project van de Noord/Zuidlijn zijn hier aan de
oostzijde een soort kegelvormige uitstulpingen aangebracht. Dit zijn ruimtelijk onlogische
elementen die niet passen bij de andere bruggen. We stellen voor deze uitstulpingen te
verwijderen zodat de brug een strak uiterlijk krijgt, met vier duidelijke hoeken en aan
weerszijden kademuren.
e _Bovengrondse voorzieningen rederijen, zoals kassahuisjes, en afbouw ondergrondse
voorzieningen
Voor deze onderdelen geldt de ambitie om deze conform het VO maaiveld uit te voeren,
mits passend binnen vigerend beleid en er voldoende middelen beschikbaar zijn.
e _Sloopfietsflat
Indien er voldoende definitieve fietsparkeerplekken in het stationsgebied zijn
gerealiseerd, zal op termijn de fietsflat worden verwijderd.
18
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
5. Financiële paragraaf
5.1 Investeringsraming en dekkingsoverzicht
De totale kosten voor het realiseren van het project De Entree zijn, inclusief indexering en
voorbereidingskosten, geraamd op € 145,5 miljoen. Door middel van voorbereidingskredieten is
reeds een bedrag van € 7,3 miljoen beschikbaar gesteld. Voor de uitvoeringswerkzaamheden
resteert derhalve een bedrag van € 138,2 miljoen. Deze bestaat uit € 131,5 miljoen
uitvoeringskosten (prijspeil 2016 ) en indexatielasten € 6,7 miljoen (voor de jaren 2017 en
volgende).
In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de beheer en onderhoudskosten van de
verschillende projectonderdelen.
Indexering
Het krediet is geraamd op prijspeil ultimo 2016. De indexatie over de jaren 2017 tot en met het
eind van het project is geraamd op € 6,7 miljoen. Deze dekking zal verkregen worden door
jaarlijkse indexeringskredieten (€3,8 miljoen, aan te vragen via de voorjaarsnota's) en door
indexering van de bijdragen van Rijk (€ 0,7 miljoen) en de Stadsregio (€ 2,2 miljoen).
Kostenontwikkeling
De kostenraming is sinds het aanvullend voorkeursbesluit op 1 april nader uitgewerkt en door
gemeentewerken Rotterdam beoordeeld. Dat levert een stabiele raming op met voldoende
kwaliteit voor het nemen van het uitvoerings- en kredietbesluit.
Onder de streep groeit de omvang van het project van € 134,3 miljoen met € 11,2 miljoen naar
€ 145,5 miljoen (inclusief indexatie). Dit heeft een aantal redenen.
De ondergrondse fietsenstalling is in de periode na het aanvullend voorkeursbesluit nader
uitgewerkt. Dit heeft geleid tot het opnemen van een risicoreservering in de bouwkosten voor de
wijze waarop de bouwput wordt gerealiseerd. Ook is gebleken dat er geld gereserveerd moet
worden voor het afvoeren en verwerken van de vervuilde onderwaterbodem. Voorts zijn extra
roltrappen en tapis roulants bij de in- en uitgangen noodzakelijk gebleken alsmede een
voorziening voor de waterveiligheid. Met deze extra voorzieningen is een robuuste configuratie
van de fietsenstalling een goede basis voor het naderende realisatieproces. De bouwkosten van de
fietsenstalling zijn ten opzichte van het aanvullend voorkeursbesluit met circa 30% toegenomen.
Als gevolg van het toevoegen van scopeonderdelen (o.a. projectonderdelen van de Rode Loper,
sloop restdeel brug 326 en een gedeelte bij Odebrug) aan het project en door noodzakelijk
geachte vergroting van een aantal risicoreserveringen zijn de verwachte bouwkosten voor het
Stationsplein en de Prins Hendrikkade met € 2,0 miljoen gestegen.
19
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
De bijkomende kosten door het opnemen van een inschrijfvergoeding aan de inschrijvers tijdens
de aanbesteding en extra werkzaamheden ten behoeve van de eerdere openstelling van de
langzaamverkeerspassage met €1,0 miljoen gestegen.
Derisicoreservering, inclusief scheefte is als gevolg van voortschrijdende inzichten in de
ontwikkeling van de risico's en een afname van de scheefte gedaald met € 2,5 miljoen.
Het opnemen in de raming van de nadeelcompensatie leidt tot een stijging van de kosten met €
2,5 miljoen.
Dekking
De kosten en dekking zijn in evenwicht, o.a. door een verhoogde bijdrage van de SRA en het
overhevelen van budgetten van de toegevoegde scopeonderdelen. De dekkingsbronnen zijn:
a. € 39,2 miljoen uit de systeemreserve Stationseiland;
b. £€31,9 miljoen Brede Doel Uitkering (BDU) subsidie van de Stadsregio
Amsterdam (SRA);
c. € 30,3 miljoen ten laste van de begrotingen 2008, 2009 en 2015 gereserveerde
uitvoeringskredieten (inclusief indexeringskrediet 2015 en 2016);
d. € 19,5 miljoen voor de fietsparkeergarage gedekt uit het Meerjarenprogramma
Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) van het ministerie van Infrastructuur
en Milieu (l&M) *NB: de tripartite overeenkomst voor de fietsenstalling is nog niet
ondertekend;
e. €7,0 miljoen uit het Centraal Mobiliteitsfonds (CMF);
f. € 2,0 miljoen dekking behorende bij scopeoverdrachten:
i. Sloop restdeel brug 326 (vanuit project Noord/Zuidlijn) waarmee de
hiervoor gereserveerde middelen van € 1,1 miljoen worden overgeheveld
van de reserve “gemeentelijk aandeel Noord/Zuidlijn” naar de
systeemreserve Stationseiland.
i. Aansluiting van De Entree op het Damrak (vanuit project Rode Loper),
waarmee de hiervoor gereserveerde middelen van € 0,4 miljoen worden
overgeheveld van de systeemreserve Rode Loper naar de systeemreserve
Stationseiland.
ii. Aansluiting van De Entree op de Prins Hendrikkade tussen de Odebrug en
de kruising met de Binnenkant (vanuit project Oosterdok-West). De
bijdrage vanuit de POR gelden bedraagt € 0,5 miljoen.
g. € 6,7 miljoen dekking indexatielasten voor de jaren 2017 en volgende jaren. Deze
dekking zal verkregen worden door jaarlijkse indexeringskredieten (€3,8 miljoen,
aan te vragen via de jaarlijkse voorjaarsnota's) en door indexering van de
bijdragen van Rijk (€ 0,7 miljoen) en de Stadsregio (€ 2,2 miljoen).
h. € 2,0 miljoen overige dekkingsbronnen
Deze dekkingsbronnen tellen op tot een totaal van € 138,6 miljoen, zodat geconstateerd kan
worden dat sprake is van een gedekt project.
Een deel van de investering, € 30 miljoen, wordt geactiveerd en afgeschreven in 30 jaar. De
20
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
hiermee gepaard gaande kosten van rente en afschrijving zijn in bovenstaand overzicht
opgenomen als kapitaallasten.
Bijdrage SRA
Als gevolg van de gewijzigde scope van het project alsmede door het samenvoegen van de
verschillende projectonderdelen in het project De Entree heeft de Stadsregio Amsterdam haar
promotiebesluit van januari 2012 in november 2015 herzien. In dit besluit is een bijdrage van € 31,7
miljoen en een aantal (rand)voorwaarden opgenomen waaraan deze bijdrage gekoppeld wordt.
Deze randvoorwaarden betreffen op hoofdlijnen:
-__ Betrokkenheid SRA - De SRA wenst nauw betrokken te zijn bij de verdere voorbereiding
en uitvoering van het project. Hiervoor zijn afspraken gemaakt over de rol van SRA bij het
vaststellen van de contractstukken, de gunning en het risicomanagement tijdens de
uitvoering.
-__ Mogelijkheden voor scopetoevoegingen - SRA wenst te (laten) onderzoek of in latere fase
scopetoevoegingen zoals de Cuyperstrap, een definitieve keervoorziening van de IJtram,
voorbereidende werkzaamheden van een nieuwe fietsenstalling ter hoogte van de IBIS-
stalling, de optimalisering van de toegankelijkheid fietsenstalling Prins Hendrikkade en
een overkapping van de metro ingangen mogelijk zijn. Er zijn algemene afspraken
gemaakt over de wijze van onderzoek en besluitvorming over dergelijke toevoegingen.
-__Wayfinding - SRA stelt eisen aan de wayfinding voor reizigers, passanten en bezoekers in
het stationsgebied. Deze eisen zijn bekend en wordt in overleg met SRA invulling aan
gegeven.
-__ Verkeersregelinstallaties en Dynamische Reizigers Informatiesysteem (DRIS) - SRA stelt
eisen aan de regeling van verkeersregelinstallaties om prioriteit te geven aan het
openbaar vervoer en aan het DRIS, Deze onderwerpen zijn bekend en vragen nadere
uitwerking tijdens de realisatie. De Entree is hierbij afhankelijk van andere projecten
binnen de gemeente.
Zie voor verdere toelichting op de kostenraming en het dekkingsoverzicht bijlage 6 (kabinet).
5.2 Risicoreservering
Project De Entree kent een risicomanagementproces waardoor risico's goed in beeld zijn en in de
voorbereiding al veel keuzes zijn gemaakt om risico's te vermijden of verminderen. Dat heeft
geleid tot het voorliggende projectvoorstel met een realistische kostenraming. Dat betekent dat:
e Genomen en/of voorziene beheersmaatregelen integraal onderdeel zijn van de
objectkostenraming;
e Risico's in beeld zijn die een impact kunnen hebben op de financiën van het project; zowel
aan de kostenkant als de dekkingskant;
e Inde kosten raming een risicoreservering opgenomen is die onderbouwd is met concrete
risico's en met een deel voor risico's die nu nog niet kunnen worden voorzien. Het past
daarmee binnen daarvoor geldende ervarings- en richtlijn getallen;
Zie voor een inhoudelijke beschrijving van de risico's hoofdstuk 7.
21
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
De omvang van de totale risicoreservering (inclusief scheefte) in de raming is circa €19,2 miljoen.
De omvang hiervan is onderdeel geweest van een second opinion van de raming. De
onderliggende risico's en het risicomanagementproces zijn daarnaast beoordeeld in een
tegenspraak-onderzoek, uitgevoerd door risicoadviseurs die ook bij de Noord/Zuidlijn
projectorganisatie betrokken zijn. De omvang van de reservering is zodanig dat de realistische
verwachting van op te treden risico's opgevangen kunnen worden. Dit betreffen zowel de risico's
die nu in beeld zijn alsmede risico's die op moment van voorbereiding nog niet concreet in beeld
zijn.
Paragraaf 7.1 bevat meer informatie over de geïdentificeerde risico's.
22
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
6. Beheer en onderhoud
6.1 Openbare ruimte
Afspraken
Het dagelijks beheer (reiniging, reparatie en groot onderhoud) van de kades en maaiveld vallen
conform de Nota Stedelijke Infrastructuur onder de verantwoordelijkheid en rekening van
Stadsdeel Centrum en V&OR.
Kosten en dekking
De kosten van beheer en onderhoud van de openbare ruimte zullen als gevolg van de
aanpassingen toenemen met een bedrag van circa € 900.000. Dit bedrag is te splitsen in dagelijks
en groot onderhoud. De kosten voor dagelijks en groot onderhoud voor kunstwerken en
waterbodem nemen niet noemenswaardig toe. Het voorstel is om deze verhoogde kosten na 2021
als accres in de begroting op te nemen.
6.2 Fietsenstalling Prins Hendrikkade
Afspraken
De gemeente Amsterdam wordt na overleg met het ministerie en SRA de toekomstig eigenaar en
exploitant van de ondergrondse fietsenstalling Prins Hendrikkade en zal het beheer en onderhoud
van deze stalling op zich nemen. De gemeente Amsterdam is vrij om, indien gewenst, exploitatie,
beheer en onderhoud uit te besteden aan derden.
Kosten
Begin 2015 is door NS, Prorail, SRA en gemeente Amsterdam een principeakkoord bereikt over
hoe de fietsparkeeropgave 2020/2030 rond Amsterdam Centraal vorm te geven. Daarbij zijn ook
de uitgangspunten voor beheer en exploitatie vastgelegd.
Op basis van deze uitgangspunten worden de totale netto jaarlijkse kosten voor het exploiteren,
beheren en onderhouden van de Prins Hendrikstalling thans geraamd op netto circa € 500.000,-
tot € 600.000 per jaar. Daarnaast worden kosten gemaakt voor de handhaving van het
fietsparkeerverbod op het maaiveld van het gehele Stationseiland. Deze kosten bedragen naar
verwachting circa € 200.000,- per jaar, gebaseerd op 80 uur handhaving per week. Deze kosten
maken onderdeel uit van de totale kosten voor exploitatie beheer en onderhoud van de Totale
Opgave Fietsparkeren Stationseiland.
Dekking
De gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor de exploitatie en het beheer en onderhoud van
de Prins Hendrikkade. Het streven is om, voordat de stalling in bedrijf wordt genomen, tot
overeenstemming te komen met de NS en Stadsregio Amsterdam over het gezamenlijk
exploiteren van alle Amsterdamse fietsenstallingen bij treinstations om zo tot een evenredige
kostenverdeling te komen van de exploitatiekosten (1/3-1/3-1/3). Dit zoals ook overeengekomen in
de concept ambitie-overeenkomst tussen Gemeente Amsterdam en NS. Voor de fietsenstallingen
23
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Mahler, RAI (vergroot) en Amstel wordt reeds aan dergelijke exploitatieovereenkomsten gewerkt
met NS en SRA. Alhoewel er dus nog geen zekerheid is over het sluiten van een
exploitatieovereenkomst tussen NS en SRA is het wel de verwachting dat deze wordt afgesloten.
Bij de samenvoeging van de stadsdeelparkeerfondsen en het Mobiliteitsfonds wordt een voorstel
gedaan voor dekking van het gemeentelijke deel van de kosten van exploitatie, beheer en
onderhoud voor de Prins Hendrikstalling. Er wordt momenteel gewerkt aan de samenvoeging. De
eerste nieuwe bestedingsvoorstellen in het samengevoegde parkeer- en mobiliteitsfonds worden
in de Voorjaarsnota 2016 verwacht. De stalling kan niet eerder in gebruik worden genomen dan
nadat de dekking is vastgesteld. De fietshandhaving bovengronds wordt momenteel gedekt uit
incidenteel vrijgemaakte budgetten voor gebiedsregie op het Stationseiland. Conform vastgesteld
krediet voor gebiedsregie loopt dit door tot in 2018. Het voorstel is om de kosten voor handhaving
na 2018 als structureel accres op te nemen in de begroting.
6.3 Traminfrastructuur
De kosten voor beheer en onderhoud van de traminfrastructuur zullen na realisatie van De Entree
niet veel afwijken van de kosten in de bestaande situatie, De bestaande beheer en
onderhoudsbudgetten zijn hiervoor toereikend.
Voor de periode tijdens de uitvoering van project De Entree is Metro en Tram, die
verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de traminfrastructuur, voornemens om
opdracht te verlenen aan project De Entree om het vervangingsonderhoud van enkele
spoorsecties te verzorgen. Deze taak zal te zijner tijd als voorziene scopewijziging in het project
opgenomen worden en in het contract van de opdrachtnemer van De Entree worden
meegenomen. De precieze details hiervoor worden de komende periode verder uitgewerkt. Voor
dit vervangingsonderhoud zal Metro en Tram budget overdragen aan project De Entree. Hierover
volgt nog een formeel besluit.
6.4 Overig
Met betrekking tot de beheerarealen verkeersregelinstallaties, openbare verlichting en kabels &
leidingen verschilt de toekomstige situatie niet significant ten opzichte van de huidige situatie. Op
grond hiervan is dan ook door het realiseren van het project De Entree geen significante toename
van onderhouds- en vervangingskosten te verwachten.
Het onderhoud van de waterbodem zal licht toenemen, omdat een iets hogere bodemligging een
hogere baggerfrequentie tot gevolg zal hebben om de nautische vaardiepte te garanderen. In het
licht van het totaal te beheren areaal is dit te beschouwen als een niet noemenswaardige toename
die valt binnen de onzekerheidsmarge van de benodigde middelen voor dit beheer.
24
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
1.Risicobeheersing
Project De Entree kent een risicomanagementproces dat de projectorganisatie continu een
actueel beeld geeft van de relevante risico's en mogelijkheden deze te beheersen. In de
voorbereiding zijn al veel keuzes gemaakt om risico's te vermijden of verminderen. Op basis
hiervan is een realistische kostenraming en planning opgesteld, waarin rekening is gehouden met
beheersmaatregelen en buffers in geld en tijd.
1.1 Belangrijkste risico's tot en met de oplevering van het project
De risico’s voor het proces na het uitvoerings- en kredietbesluit zijn in beeld en worden continu
geactualiseerd. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste risico's zoals deze op
dit moment in beeld zijn op het gebied van planning, kosten en BLVC en hoe deze beheerst
worden.
Planningsrisico's
e _ Wijziging planning omgevingsprojecten - Als ondanks nauwgezette afstemming en
doordachte fasering, de omvang, fasering en/of planning van omgevingsprojecten (zoals
spoorviaduct, verbouwing Amsterdam Centraal en de De Ruijterkade West) wijzigt, kan
dit impact hebben op de bouwstromen en BLVC van het totale gebied. De complexe
uitvoeringsfasering en het intensieve gebruik van het gebied is hier oorzaak van.
Beheersing vindt plaats door actieve afstemming en het hanteren risicobuffers in de
planning om variaties op te vangen;
e Bezwaar en beroep op Bestemmingsplan en vergunningen - Als omgevingspartijen die zich
niet kunnen vinden in de plannen succesvol beroep doen, vertraagt het Bestemmingsplan
en/of vergunning. Daarvoor zijn reële termijnen in de planning opgenomen. Het project is
intensief in gesprek met alle relevante omgevingspartijen om hun belang en wensen te
kennen, en daar waar mogelijk rekening mee te houden;
e Aanpassingen fasering - Het Stationseiland wordt intensief gebruikt door vele
modaliteiten. Als, ondanks doordachte faseringen en overige maatregelen, de
bereikbaarheid, leefbaarheid en/of veiligheid van verkeer (omwonenden, ondernemers,
voetgangers, fietsers, trams, auto's) in gedrang komt, vraagt dit mogelijk om aanpassing
in fasering en verlenging van doorlooptijden;
e instabiliteit van de omgeving - Door forse bouwwerkzaamheden (ondermeer op diepte, bij
het aanleggen van de bouwkuip van de fietsparkeergarage) is er een kans dat instabiliteit
van de omgeving optreedt. Mogelijk dreigende verzakkingen kan leiden tot stilleggen en
vertragen van werkzaamheden. Met name de traminfrastructuur is gevoelig hiervoor. De
opdrachtnemer wordt mede geselecteerd op de beheersing van dit risico en tijdens de
uitvoering wordt een nauwgezette monitoring geëist. Voor de realisatie van de
fietsenstalling is een referentiefasering opgesteld waarin de bouwkuip gefaseerd wordt
aangelegd.
®
Kostenrisico's
25
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
e Hogere proceskosten - De bovengenoemde vertragingsrisico's kunnen leiden tot een
langere doorlooptijd en een duurdere fasering. Dit verhoogt zowel de kosten van de
projectorganisatie als van de aannemer. Voor het laatste wordt, door het integrale
contract, zoveel mogelijk risicoverantwoordelijkheid bij de opdrachtnemer belegd.
e _Extrakosten BLVC- Het intensieve gebied vraagt een nauwgezet en flexibel plan voor
bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid (BLVC), waarvoor een duidelijke ondergrens
wordt voorgesteld in het contract. Het dynamische gebied kan aanleiding zijn tot
noodzakelijke wijzigingen in het werk, een hogere nadeelcompensatie of meer tijdelijke
maatregelen. De opdrachtnemer wordt verantwoordelijk gesteld voor de ondergrens aan
BLVC in de invloedssfeer van project De Entree;
_Conflicterende eisen fietsenstalling - De ondergrondse fietsenstalling is minder
gedetailleerd uitgewerkt dan de overige projectonderdelen. De verantwoordelijkheid voor
de verdere uitwerking ligt bij de opdrachtnemer, waarmee tevens ontwerp- en
uitvoeringsrisico's voor verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer zijn. Het gaat hier
bijvoorbeeld om het combineren van de generieke fysieke eisen van ProRail met de
locatie specifieke eisen (die vooral betrekking op de exploitatie van de fietsenstalling).
Ondanks de te houden intensieve review door de betrokken partijen bestaat de kans dat
tegenstrijdigheden in de eisen worden meegeven aan de opdrachtnemer. Dit zou kunnen
leiden tot hogere kosten voor de opdrachtgever. Tegenover dit risico staat het voordeel
dat op deze manier de ontwerp- en uitvoeringsverantwoordelijkheid bij de
opdrachtnemer gelegd kan worden. Dit zal een goede aansluiting tussen ontwerp en
uitvoering geven waardoor de kansen op tijdsvertraging en kwaliteitsverlies en daarvan
afgeleide negatieve financiële effecten, naar verwachting aanzienlijk kleiner zijn.
e _Uitblijven exploitatieovereenkomst NS, SRA en gemeente — Indien in tegenstelling tot de
gezamenlijk afgesproken ambitie er geen exploitatieovereenkomst wordt afgesloten met
de NS en de SRA komen de volledige exploitatiekosten voor rekening van de gemeente.
Voor de Prins Hendrikstalling betekent dit een extra kostenpost van circa € 200.000,- per
jaar. Daar staat tegenover dat de gemeente in dat geval ook niet zou mee betalen in de
exploitatie van NS stallingen elders in de stad. De gemeente trekt samen met de SRA op
om binnen bestaande overlegstructuren met NS en ProRail tot afspraken te komen.
Risico's op het gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie (BLVC)
Als vanuit de omgeving en/of aansturing van het project een druk ontstaat om te versnellen of
onderdelen eerder op te leveren, vergroot dat het risico voor de BLVC van het gebied. Het project
hanteert een strikte wijzigingsprocedure om eventuele aanpassingen goed af te wegen.
Als één van bovengenoemde risico's zich voordoet, krijgt het project naast de directe gevolgen
mogelijk ook te maken met reputatieschade en/of een verstoring van de relatie met één of meer
stakeholders. De reputatie van de gemeente is een groot goed. Een goede relatie met de
stakeholders is van groot belang voor het slagen van het project. De risico's worden ook daarom
zorgvuldig gemonitord. Als een risico zich dreigt voor te doen, wordt, indien nodig, een
(crisis)ycommunicatieaanpak geformuleerd om negatieve gevolgen te beperken.
Bijlage 6 (kabinet) bevat meer informatie over de risicokwantificering, de beheersmaatregelen en
de beoordeling van de risicoreservering.
26
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
1.2 Risico's in de hand - risicomanagement continu benutten
De projectorganisatie kent een systeem van risicomanagement, waarmee ook de komende tijd
gestuurd wordt op het verkleinen van risico's dan wel het borgen dat risico's opgevangen kunnen
worden binnen de kaders van het voorliggende uitvoeringsbesluit. Dat gebeurt bijvoorbeeld door
concrete afspraken te maken met stakeholders en betrokkenen mee te nemen in de
marktbenaderingsfilosofie en daaruit volgende stappen.
Een wezenlijk onderdeel van de risicobeheersing ligt in de keuze van een integrale
marktbenadering. De wijze van aanbesteden van het project is sterk risico gestuurd. Door
raakvlakken te minimaliseren en verantwoordelijkheid op één plek te leggen, worden risico's
vermeden én beheersing duidelijker. De opdrachtnemer neemt een belangrijk deel van de risico's
in de uitwerkings- en uitvoeringsfase voor zijn rekening. In de aanbesteding wordt de
opdrachtnemer (onder meer) expliciet geselecteerd op de mate waarin hij (bovenstaande) risico's
kan verlagen en een goed risicomanagementproces hanteert in zijn werkzaamheden.
1.3 Regeling Risicovolle Projecten
Het project De Entree is opgenomen in de Regeling Risicovolle Projecten (RRP) middels een
collegebesluit op 24 november 2015 . In het kader van de RRP zal tweemaal per jaar aan College en
Raadscommissie worden gerapporteerd. Het voorliggende besluit dient als basisrapportage. Bij de
halfjaarlijkse rapportages zijn de volgende elementen opgenomen:
1. Bestuurlijke informatievoorziening
2. Planning
3. Kosten en dekking
4, Voortgang en scope
5. Ontwikkelingen projectorganisatie
6. Risicomanagement
1. Communicatie en omgevingsmanagement
8. Tegenspraak en toetsing
Voor een groot deel komt dit overeen met de wijze van projectbeheersing zoals dat stedelijk bij
projecten op het gebied van verkeer, vervoer en openbare ruimte wordt ingevuld door middel van
de zogenaamde Opdracht Status Formulieren (OSF). Deze OSF-en worden vijf keer per jaar
opgesteld en qua planning lijkt het de beste weg om op basis van de mei respectievelijk oktober
OSF de RRP voor het project de Entree in te vullen. In dat geval kan de rapportage van de RRP
voor het zomerreces respectievelijk voor de jaarwisseling in de Commissie worden behandeld.
Onderdeel van de RRP is dat voor onafhankelijk raadsonderzoek een budget beschikbaar is.
Hiervoor is in de raming € 135.000 opgenomen.
21
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
De meeste onderdelen die in de voortgangsrapportagestuurgroep van de RRP worden
opgenomen, zijn in dit besluit al behandeld. Op de aspecten risicomanagement respectievelijk
tegenspraak en toetsing zijn er voorafgaand aan dit besluit al verschillende stappen gezet. De
voorgestelde aanpak op deze aspecten is als volgt geborgd:
Risicomanagement
Risicomanagement vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de projectmanager door een
risicomanager. Hij toets tenminste maandelijks de actualiteit van de risico's en rapporteert over de
beheersing ervan. Te beheersen risico's worden toebedeeld aan leden van het projectteam.
Meerdere keren per jaar houdt het projectteam een risicosessie om het risicodossier te
actualiseren. Ook de aannemer zal een eigen risicomanagementproces hanteren dat aansluit op
het gemeentelijke risicomanagementproces. Zo is ook informatie over de uitvoeringsrisico's
beschikbaar bij het projectteam.
In het kader van kwaliteits- en contractmanagement voert de projectorganisatie audits uit in de
eigen projectorganisatie en in de organisatie van de aannemer. Zowel op procesniveau als op
productniveau wordt daarmee risico gestuurd beoordeeld in hoeverre aan de vooral vastgestelde
eisen voldaan wordt.
Tegenspraak en toetsing
Voor de Entree is een project specifieke tenderboard ingericht. Leden zijn externen met relevante
meerjarige ervaringen zowel van grote publieke opdrachtgevers, ook in stedelijk verband, als van
de zijde van aannemers. De project specifieke tenderboard geeft advies over de projectaanpak en
beoordeelt de voorstellen voor de verschillende stappen in het contracteringsproces.
Een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de RvE's Metro & Tram, Ruimte en
Duurzaamheid, Verkeer en Openbare Ruimte, stadsdeel Centrum, de Stadsregio Amsterdam en
het Gemeentevervoerbedrijf treedt op als adviseur van de ambtelijk opdrachtgever van V&OR.
Majeure besluiten worden alleen genomen na behandeling in de stuurgroep.
Het contract bevat alle eisen over de eindsituatie en de randvoorwaarden waaronder de aannemer
de uitvoering heeft te doen. Ook wordt in het contract de risicoverdeling vastgelegd. Een
onafhankelijke review toetst het contract op de gestelde doelen en uitgangspunten en de
gebruikelijke werkwijzen in de markt.
28
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
8. Uitvoering
8.1 Aanbesteding- en contractstrategie
Zoals eerder vermeld heeft de gemeenteraad in maart 2014 besloten om de verschillende
werkzaamheden van project De Entree in één geïntegreerd contract aan te besteden, waarbij de
opdrachtnemer meer en eerder in positie wordt gebracht. Doel is de uitvoeringscoördinatie te
vereenvoudigen en de markt beter in staat te stellen slimme oplossingen te bedenken in de
fasering en doorlooptijd.
De realisatie van het project is in technische zin geen erg complexe opgave. De omgeving waarin
dat gebeurt, maakt de realisatie wel complex. De reizigersmachine — zoals de stationsomgeving
beschouwd kan worden — is immers vitaal voor het functioneren van de stad. Ook voor bedrijven in
en rond het projectgebied is het belang om “de winkel tijdens de verbouwing open te houden”
groot.
Om die reden is gekozen voor een integraal contract waarbij de verschillende projectonderdelen in
verschillende mate van detail in één contract worden onder gebracht. De kern van deze
contractvorm is dat niet de opdrachtgever maar de opdrachtnemer het ontwerp verder (technisch)
uitwerkt en dit in verband brengt met de eigen logistieke opgave. Zo kan de planning van
uitwerking en uitvoering worden geoptimaliseerd en in elkaar worden geschoven.
In het contract wordt onderscheid gemaakt tussen de verder uitwerking en uitvoering van het
maaiveld en het ondergrondse gedeelte - de ‘bak'- van de fietsenstalling. Voor het maaiveld wordt
gewerkt volgens het principe van Engineering & Construct (E&C). Dit betekent dat de gemeente
het maaiveldontwerp heeft uitgewerkt tot een Voorlopig Ontwerp (VO) dat als bindend kader voor
de opdrachtnemer fungeert. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de verdere uitwerking
van het ontwerp tot een (technisch) uitvoeringsontwerp.
Voor de bak van de fietsenstalling heeft de opdrachtnemer meer ontwerpvrijheid. Hier wordt
gewerkt volgens het Design & Construct (D&C) principe. De opdrachtnemer maakt op basis van
eisen die in het contract worden meegegeven een ontwerp voor de stalling.
De uitwerking van beide onderdelen wordt daarmee niet ‘zomaar uit handen gegeven’. De
gemeente moet als opdrachtgever de uitwerking van het ontwerp en de technische detaillering
accepteren. De opdrachtnemer mag dus pas overgaan tot het daadwerkelijk uitvoeren, nadat de
uitwerking van het ontwerp door opdrachtgever is goedgekeurd. Deze procedure geldt voor zowel
uitwerking van het ontwerp als uitwerking van de eisen met betrekking tot uitvoering en fasering.
8.2 Bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid
In het contract worden eisen gesteld aan de bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en
communicatie (BLVC) tijdens de uitvoeringsperiode. Het uitgangspunt hierbij is dat ‘de winkel
open moet blijven’. Eisen hebben bijvoorbeeld betrekken op de bereikbaarheid van het
29
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
stationsgebied voor de verschillende modaliteiten, mogelijkheden voor laden en lossen, beperken
van omgevingshinder, etc.
Het is vervolgens aan opdrachtnemer om deze eisen uit te werken naar een BLVC-plan. Het
opstellen en toetsen van de BLVC aspecten vindt daarmee zeker plaats, maar de rol voor de
opdrachtnemer en opdrachtgever is anders. Ook hier geldt dat het verkrijgen van goedkeuring op
het BLVC-plan een randvoorwaarde is voor het mogen starten van de daaraan gekoppelde
werkzaamheden. In aanvulling op het stellen van eisen worden in het contract prikkels ingebouwd
om te kunnen sturen op essentiële onderdelen. Hierbij kan worden gedacht aan boetes/bonussen
op mijlpalen in de planning.
8.3 Communicatie
De impact van het project is groot. Omgevingssensitiviteit is één van de criteria waarop de
uitvoerende partij wordt geselecteerd. Omgevingsmanagement en communicatie zijn nauw met
elkaar verbonden. Goede communicatie, afgestemd op de verschillende stakeholders, is van groot
belang, zowel voorafgaand aan als tijdens de uitvoering. Over het project moeten realistische
verwachtingen bestaan. De komende periode wordt daarom, naast de belofte van het
eindresultaat en informatie over de inhoud van het project, met communicatie de aandacht
gevestigd op de omvang en duur van de uitvoering. Tijdens de uitvoering komt er een
samenwerkingsvorm tussen de gemeente Amsterdam en uitvoerende partij die zorgt voor
integraliteit in de communicatie. Communicatie richting pers en publiek wordt zo een-op-een
verbonden met communicatie over de bouw en dat wat buiten zichtbaar is.
8.4 Wijzigingen
Het besluit dat voorligt is een momentopname in een beweeglijke en dynamische stedelijke
omgeving. Wat nu wordt vastgelegd is goed gedocumenteerd en leidt — met het bijbehorende
krediet — tot een uitvoerbaar project. In de tijd kunnen zich echter ontwikkelingen in het
projectgebied voordoen die op onderdelen aanpassingen vragen. Dat is niet te vermijden bij een
projectduur van circa b jaar.
Er wordt daarom een gestructureerd wijzigingsproces gehanteerd. Hierbij wordt onderscheid
gemaakt tussen wijzigingen die enerzijds technisch/operationeel zijn en ambtelijk zijn door te
voeren (bijvoorbeeld eenvoudige scopeverschuivingen tussen aangrenzende projecten) en
anderzijds politiek-bestuurlijk zijn van aard (bijvoorbeeld wijziging scopedefinitie of significante
uitbreidingen). Voor de laatste categorie zal in het wijzigingsproces besluitvorming in het college
of gemeenteraad worden opgenomen.
8.5 Planning
Stuurplanning en communicatieplanning
Het project De Entree kent een (deterministische) stuurplanning en een communicatieplanning
(gebaseerd op de probabilistische planning). Dat houdt in dat:
e de (deterministische) stuurplanning van het project gebaseerd is op de reële
doorlooptijden en afhankelijkheden die nodig zijn om de projectresultaten te realiseren.
30
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Deze stuurplanning kan daarmee alleen worden gehaald als alles ‘volgens plan’ gaat en er
geen verstoringen (risico's) optreden;
e _ Als communicatieplanning wordt dezelfde onderliggende planning gehanteerd,
aangevuld met risicobuffers per mijlpaal. Deze risicobuffers zijn bepaald op basis van de
concrete onderliggende risico informatie uit het project;
Concreet iser een tot aan de beoogde opleverdatum 19 maanden aan risicobuffer
ingeschat, gekoppeld aan de verschillende tussenliggende mijlpalen.
Het project blijft actief sturen op het verlagen van de risico's en daarmee verhogen van de kans om
de stuurplanning van het project te realiseren. In de voortgangsrapportages wordt inzichtelijk
gemaakt wat de dan geldende actuele, realistische prognose is voor de communicatieplanning.
Mijlpalen
Onderstaande mijlpalen zijn op basis van de communicatieplanning.
Aanbesteding en voorbereiding
Na het uitvoerings- en krediet besluit zal verder worden gewerkt aan de voorbereiding van de
aanbesteding. De aanbesteding kent verschillende fases:
e Selectiefase (deze fase is al gestart voor het vaststellen van dit uitvoerings- en
kredietbesluit): geïnteresseerde marktpartijen melden zich aan. Op basis van
kerncompetenties en selectiecriteria worden vijf partijen geselecteerd om een aanbieding
(inschrijving) in te dienen.
e _Inschrijvingsfase: deze fase start met het versturen van het inschrijvingsdossier en eindigt
met de gunning van het werk. Uiterlijk in het derde kwartaal van 2016 wordt de officiële
inschrijving gestart. Voorwaarde voor het starten van de inschrijvingsfase is dat het
voorliggende uitvoerings- en kredietbesluit is vastgesteld.
e _ Gunning is voorzien tussen eind 2016 en tweede helft van 2017. Tijdig voor gunning zal
een go/no-go afweging plaatsvinden op basis van een afweging van de op dat moment
resterende risico's, bijvoorbeeld in het planologisch-juridische kader.
Uitvoering
De uitvoeringsplanning wordt voorbereid door de opdrachtnemer en ter acceptatie voorgelegd
aan de gemeente als opdrachtgever. De volgende mijlpalen worden als richtlijn aangehouden:
e Start uitvoering: circa één jaar na gunning;
e _Bouwtijd circa 5 jaar.
Uitvoeringsvolgorde en fasering
Ten aanzien van de uitvoeringsvolgorde van het project worden twee voorwaarden aan de
opdrachtnemer meegegeven:
1. Deknip mag pas ingesteld worden nadat de werkzaamheden aan de Westertoegang zijn
afgerond (verdieping gereed).
2. Het verdiepen van de Westertoegang moet zo snel mogelijk in het project worden
uitgevoerd.
31
Gemeente Amsterdam Versie 2.0
3 december2015
De Entree
Er wordt voor gekozen om deze uitvoeringsvolgorde mee te geven aan de opdrachtnemer omdat
het instellen van de knip zonder een verdiepte Westertoegang tot nadelige effecten leidt, o.a. een
intensivering van het hoge touringcar- en vrachtverkeer op de Rode Loper en de Haarlemmerweg.
Het is echter wel wenselijk om de knip zo snel mogelijk in te kunnen stellen, omdat de daarmee
voorziene positieve effecten zo vroeg mogelijk ingaan.
De planning van het project wordt hoofdzakelijk gedicteerd door twee langlopende
bouwprocessen: de bouw van de fietsenstalling en de totale vernieuwing van het tramspoor,
inclusief herinrichting van de twee tramemplacementen. Van groot belang hierbij is het in
exploitatie blijven van alle tramlijnen van en naar Amsterdam CS tijdens de realisatie. Hiertoe is
een referentiefasering voor het tramwerk opgesteld die er in voorziet dat de beide
tramemplacementen één voor één geheel worden vernieuwd. Voorwaarden bij deze
uitvoeringsplanning zijn:
-_De Noord/Zuidlijn is volledig in exploitatie bij buitendienstneming van de
tramemplacementen voor vervangend vervoer
-__ De tramexploitatie, met uitzondering van lijn 26, wordt zonder inzet van extra vervangend
vervoer, tijdens de uitvoering in stand gehouden op het bedieningsniveau voorafgaand
aan gunning van het project. Hiervoor zijn extra (tijdelijke) traminfrastructuur
voorzieningen en kosten voor nachtwerk opgenomen in het project, zodat de
tramemplacementen tijdelijk en zo kort mogelijk (max. 15 weken) buiten dienst kunnen
worden genomen.
- De exploitatie van tram 26 wordt gecontinueerd bij buitendienststelling van het oostelijk
tramemplacement, waarbij gezorgd wordt dat passagiers in- of uit kunnen stappen op het
Stationseiland.
Om faseringen in de traminfrastructuur met grote impact voor de stad beheersbaar te houden
dienen risicovolle faseringstappen door middel van de procedure TBGN (Tijdelijke Buiten Gebruik
Name van Railinfra) ter goedkeuring voor gelegd te worden. Het is te voorzien dat project De
Entree met deze procedure te maken krijgt. Dit zal op worden genomen in het contract met de
opdrachtnemer.
Keervoorziening lijn 26
Tramlijn 26 naar IJburg zal in de uitvoeringsperiode waarschijnlijk tijdelijk van een keervoorziening
gebruik maken. Deze keervoorziening is aan de noordoostzijde van Amsterdam Centraal
geprojecteerd. Exploitanten van het tramnetwerk hebben de sterke wens om deze
keervoorziening (te gebruiken bij calamiteiten of evenementen) ook in de definitieve situatie te
kunnen gebruiken. Om dit mogelijk te maken is meer nodig dan een tijdelijke voorziening. De
projectorganisatie onderzoekt de beste methode om deze definitieve keervoorziening te
realiseren. De uitkomst van dit onderzoek zal bepalen of dit binnen of buiten het project De Entree
gebeurt.
32
| Besluit | 32 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1984
Publicatiedatum 4 december 2019
Ingekomen onder u
Ingekomen op 27 november 2019
Behandeld op 27 november 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Naoum Néhmeé, Boomsma en Ceder inzake de prestatieafspraken
voor de volkshuisvesting tussen huurderskoepels, woningcorporaties en de gemeente
(Investeer extra in woningen voor het middensegment)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de prestatieafspraken voor de volkshuisvesting tussen
huurderskoepels, woningcorporaties en de gemeente (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1931).
Overwegende dat:
— Amsterdamse woningbouwcorporaties veel onbenut investeringsvermogen in hun
commerciële tak (ook wel niet-Daeb-tak genoemd) hebben dat ze kunnen
gebruiken om nieuwbouw voor de middeninkomens aan te jagen;
— De toezichthouder van de corporaties eerder dit jaar heeft verklaard het
‘een gemiste kans" te vinden. “Veel corporaties hebben daar helemaal geen
beleid op ontwikkeld. De woningen staan daar en het geld staat daar en that's it";
— Uit informatie van het ministerie van BZK blijkt dat in Staat van de
Volkshuisvesting 2018 voor het eerst de indicatieve bestedingsruimte
woningcorporaties voor de niet-Daeb-tak van woningcorporaties is gepubliceerd
in de niet-Daeb-tak van tot € 9,8 mld, hetgeen tot additionele nieuwbouw kan
leiden, in bijvoorbeeld middenhuurwoningen;
— afspraak 3-AD onvoldoende concreet maken wat de onmogelijkheden behelzen
voor de corporaties om dat onbenut vermogen niet te investeren in het
middensegment;
— (lokale) overheden corporaties niet kunnen verplichten tot een bijdrage in het niet-
Daeb-gebied.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Bij de corporaties aan te dringen op het zo goed mogelijk benutten van de aanwezige
kapitaal in de niet-Daeb-tak om zo bij te dragen aan de nieuwbouwopgave in
het middensegment en het maatschappelijke kapitaal van de corporaties zo goed
mogelijk ten goede te laten komen van de middeninkomens.
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 1984 Motie
Datum 4 december 2019
De leden van de gemeenteraad
H. Naoum Néhmé
D.T. Boomsma
D.G.M. Ceder
2
| Motie | 2 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 805
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 9 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie ZS
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Poorter, mevrouw Kaya en mevrouw Shahsavari-
Jansen inzake de begroting voor 2015 (samen eten en koken in de buurt).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Overwegende dat:
— eenzaamheid een toenemend probleem is in Amsterdam: volgens de Staat van de
Stad is maar liefst 1 op de 8 Amsterdammers sociaal geïsoleerd. Onder ouderen is
dit aandeel zelfs 17%, terwijl bijna de helft van de langdurig zieken en
arbeidsongeschikten sociaal geïsoleerd zijn;
— langdurige eenzaamheid in een sociale stad als Amsterdam onmenselijk is.
— eenzaamheid door gezondheidseconomen wordt gezien als een van de grootste
veroorzakers van oplopende ziektekosten;
— het gezamenlijk koken en/of eten van een maaltijd een mooie manier is om
eenzaamheid te doorbreken, kan dienen als een vorm van dagbesteding voor
mensen die het leuk vinden om te koken en tevens gezond is voor mensen;
Voorts overwegende dat:
— veel vaker de algemene ruimtes van verzorgingstehuizen, dagbesteding,
buurthuizen, sportkantines en schoolgebouwen kunnen worden ingezet als
buurtrestaurant;
— er al steeds meer innovatieve initiatieven van samen koken en eten ontstaan;
— stadsdelen veel kennis en ervaring hebben met initiatieven op dit gebied en zij
tevens een belangrijke rol hebben in de nuldelijn,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— te onderzoeken hoe het aantal buurtrestaurants en andere vormen van innovatieve
initiatieven op het gebied van samen eten en koken in de stad kan worden
uitgebreid;
— te onderzoeken hoe vrijwilligersinitiatieven beter ondersteund kunnen worden ten
aanzien van het voldoen aan de eisen van sociale hygiëne.
— gebruik te maken van de kennis en ervaring van de stadsdelen;
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 805 Moti
Datum 15 oktober 2014 olie
— de resultaten van dit onderzoek alsmede een plan van aanpak te presenteren aan
de commissie Zorg en Sport, uiterlijk in het voorjaar van 2015.
De leden van de gemeenteraad,
M.F. Poorter
M. Kaya
M.D. Shahsavari-Jansen
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Bezoekadres
Amstel 1
Amste rdam 1011 PN Amsterdam
2x Postbus 2
1000 AA Amsterdam
Telefoon 14 020
> < amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 2, 1000 AA Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad
Datum 17 december 2019
Ons kenmerk 2019/126
Uw kenmerk n.v.t.
Behandeld door Sandra de Jong, [email protected]
Kopie aan n.v.t.
Bijlage(n) Stappenplan Opvolging Aanbevelingen rekenkameronderzoek Leges bij
vergunningaanvragen
Onderwerp Reactie op motie 1586.19 van de leden De Grave-Verkerk, Boomsma, De Heer,
Ceder, N.T. Bakker, Grooten, Taimounti, Bosman, Nanninga, A.L. Bakker, Simons
en Van Soest inzake het opstellen van een SMART-stappenplan voor
de implementatie en uitvoering van de adviezen van de Rekenkamer bij
het onderzoek ‘Leges bij vergunningaanvragen’
Geachte raadsleden,
In de vergadering van de gemeenteraad van 9 oktober 2019 heeft uw raad bij de behandeling van
het onderzoek ‘Leges bij vergunningaanvragen’ van de rekenkamer motie 1586.19 van raadsleden
De Grave-Verkerk, Boomsma, De Heer, Ceder, N.T. Bakker, Grooten, Taimounti, Bosman,
Nanninga, A.L. Bakker, Simons en Van Soest aangenomen waarin het college gevraagd wordt om:
1. Uiterlijk in december 2019 aan de raad een SMART-stappenplan voor de implementatie
en uitvoering van de aanbevelingen van de Rekenkamer voor te leggen aan de raad;
2. In dit stappenplan per adviespunt aan te geven hoe en wanneer de aanbeveling wordt
uitgevoerd.
Uitvoering motie
In het onderzoek ‘Leges bij vergunningaanvragen’ heeft de rekenkamer aanbevelingen gedaan om
het legesproces verder te verbeteren. Het rapport bevat concrete handvaten waarmee het college
de al ingezette lijn van verbeteren verder kan vervolgen. In de bestuurlijke reactie op het rapport
heeft het college dan ook aangegeven de aanbevelingen over te nemen. Het college onderschrijft
de intentie van de motie die door uw raad is aangenomen om de opvolging van de aanbevelingen
via een stappenplan uit te voeren. Met deze brief wordt uitvoering gegeven aan uw motie . In het
stappenplan wordt per adviespunt aangegeven welke stappen worden genomen en wanneer deze
worden uitgevoerd.
Stappenplan opvolging aanbevelingen rekenkamer
De rekenkamer heeft acht aanbevelingen gedaan langs de volgende lijnen:
e Verderop orde brengen van de inhoud;
e Vergroten van de sturing op het legesproces;
e Ruimte scheppen voor keuzes in het besluitvormingsproces.
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 17 dec 2019
Kenmerk 2019/126
Pagina 2 van 7
Dezelfde structuur is aangehouden voor het stappenplan.
Het stappenplan is opgenomen in de bijlage. De raad wordt actief geïnformeerd over de
voortgang van de uitvoering van het stappenplan, gelijktijdig met de Voorjaarnota en de
vaststelling van de legesverordening. Dit sluit aan bij de momenten die genoemd worden in het
stappenplan.
Het college hoopt u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en beschouwt de motie hiermee
als afgehandeld.
Hoogachtend,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
Toória Méljani al
ördinerênd wethouder Leges
/
Een routebeschrijving vindt u op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 17 dec 2019
Kenmerk 2019/126
Pagina 3 van 7
Stappenplan Opvolging Aanbevelingen rekenkameronderzoek Leges bij vergunningaanvragen - december 2019
Aanbeveling rekenkamer CE ES Set: ef=l0) Wanneer gereed
1. Zorg voor ‘checks en balances’ Kostprijsmodellen Kostprijsmodellen zijn samengebracht in één bestand 1: O4 2020
De huidige twee kostprijsmodellen zijn samengevoegd, waar De volgende stappen worden nog doorlopen: 2: Vraagt om een
complex en verschillen in opzet en inhoud van | mogelijk geüniformeerd | 1. Ontwikkelen van een gemeente breed beleidskader voor het | doorlooptijd van
elkaar. proces van de totstandkoming legesverordening. Hierin wordt | ten minste 2 jaar
e _ Advies is om deze modellen verder te de legessystematiek en het kostprijsmodel vitgelegd en welke | gezien de
integreren. keuzemogelijkheden er voor het bestuur zijn binnen de omvang,
e _Zorg voor invoercontroles op de systematiek. Ook staat hierin welke uitgangspunten diversiteit en
kostprijsmodellen. gehanteerd worden voor tariefstelling en kostendekkendheid | complexiteit van
e _ Zorg voor een juridische toets op de leges (zie ook aanbeveling 2 en 7). alle
juistheid van de achterliggende 2. Opzet en inhoud kostprijsmodellen stapsgewijs op eenduidige | legesproducten en
onderbouwing. manier vormgeven. diensten
e Inventariseer welke vergunningen onder _ | invoercontrole op Invoercontrole is reeds toegepast bij legesverordening 2020. Legesverordening
TO
onderdeel van het proces | 4. Invoercontrole wordt met ingang van legesverordening 2021
totstandkoming standaard onderdeel van het proces totstandkoming
legesverordening legesverordening
Juridische toets op Juridische toets op het voldoen van de legesverordening en —tabel | Legesverordening
toerekening van kosten | aan geldende wettelijke voorschriften en een juridisch eenduidige | 2021
is onderdeel van het formulering van de heffingsgrondslag (waarvoor wordt het tarief
proces totstandkoming in rekening gebracht) vindt reeds plaats.
legesverordening Volgende stappen:
1. Uitvoering juridische toets op kostenposten die worden
betrokken bij de kostentoerekening leges bij alle betrokken
directies en stadsdelen en bevindingen verwerken in het
kostprijsmodel.
2. Integreren juridische toets als standaard onderdeel van het
proces totstandkoming legesverordening.
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 27 dec 2019
Kenmerk 2019/126
Pagina 4 van7
Aanbeveling rekenkamer Resultaat Stappen Wanneer gereed
Actualisatie In de legesverordening 2020 zijn er vergunningen (Ambulante Legesverordening
vergunningen onder EDR | handel) onder de categorie Europese Dienstenrichtlijn geplaatst. 2021
aan de hand van Volgende stappen:
richtlijnen VNG is 1. Inventarisatie vitvoeren aan de hand van richtlijnen VNG.
onderdeel van proces 2. Uitkomsten verwerken in het kostprijsmodel.
totstandkoming 3. Actualisatie wordt met ingang van legesverordening 2021
legesverordening standaard onderdeel van het proces totstandkoming
legesverordening.
2. Maak helder wat de gemaakte keuzes zijn | In beleidskader is Bij de legesverordening 2020 zijn toegepaste uitgangspunten
bij tariefstelling en kostendekkendheid duidelijk vermeld welke | inzichtelijk gemaakt in de raadsvoordracht.
e _Hetiste overwegen om het aantal uitgangspunten gelden Volgende stappen:
uitgangspunten voor de tariefstelling en __ | voor tariefstelling en 1. _Opschoonactie: duiden welke (van de 37) uitgangspunten die | +
kostendekkendheid te beperken. kostendekkendheid de rekenkamer heeft gehanteerd van toepassing zijn op de hegesenrde ming
leges legesverordening 2021. 202
2. De uitgangspunten van de opschoonactie worden verwerkt in
het beleidskader duidelijk gemaakt wat de dan geldende 2: O4 2020
uitgangspunten zijn.
3. Vergroot informatiewaarde begrotingen | Informatiewaarde in In de begroting 2020 is de wijze van toerekenen van overhead
jaarverslag paragraaf Lokale toegelicht in de legesparagraaf en is het overzicht van de EDR
Informatiewaarde over leges vergroten van de | heffingen/ leges in aangepast.
begroting door: begroting en jaarverslag | Volgende stappen:
e Eenactveel overzicht van vergunningen is vergroot 1. Bijhet jaarverslag 2019 inventariseren wat nodig en mogelijk | „4. Jaarverslag
vallend onder de Europese is om de informatiewaarde op het gebied van leges te Een
Dienstenrichtlijn (EDR); vergroten, en waar mogelijk al verwerken in het jaarverslag
e Toelichting op wijze van toerekening 2019.
overheadskosten; 2. Bijhet jaarverslag 2020 en 2021 waar mogelijk informatie
e _Op gedetailleerder niveau uitbreiden.
kostendekkendheid 3. In 2020 wordt onderzocht in hoeverre een nadere detaillering | 3: Onderzoek
omgevingsvergunningen te presenteren. op het hoofdstuk 3 omgevingsvergunningen noodzakelijk is gereed Q4 2020
informatiewaarde vergroten van de leges in en wat ervoor nodig is in de administratie om de informatie
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 17 dec 2019
Kenmerk 2019/126
Pagina 5 van 7
Aanbeveling rekenkamer Resultaat SN Wanneer gereed
het jaarverslag door: daarvoor beschikbaar te krijgen. Hierbij wordt de nieuwe
En EE
apart te rapporteren; de vitkomsten een voorstel voorgelegd aan het college hoe
e Te rapporteren over de gerealiseerde hiermee omgegaan wordt in de begrotingsparagraaf.
kosten en kostendekkendheid;
e Inhoudelijke toelichting te geven bij grote
afwijkingen.
4. Vergroot, benut en borg kennis Inzet eigen Inzet externen is afgebouwd bij de samenstelling
De afgelopen jaren is veel gesteund op en deskundigheid legesverordening 2020.
gebruikgemaakt van externe kennis voor de Volgende stappen:
onderbouwing van de legesverordeningen EN _| Gestructureerd 1. Inrichten gestructureerd overleg met betrokken directies, 1: Voorjaarsnota
de bijbehorende legestarieven, kennisoverle stadsdelen en juristen met als doel kennis- en informatie 2020
e Vergroot en benut de kennis intern, zodat sl et: ' ; ’
wife af uitwisseling, o.a. met betrekking tot de kostprijsmodellen en .
de afhankelijkheid van externen afneemt. Î . 2: vanaf
Aanwezige kennis moet ook goed worden de onderbouwing van de legesverordening. legesverordening
gedocumenteerd, zodat deze intern kan 2. Periodiek actualiseren van beschikbare documentatie rondom | 5024
worden benut en overgedragen. proces totstandkoming legesverordening.
e _Zorgdat juristen regelmatig de
ingediende bezwaren analyseren om daar Periodieke analyse van 1. Vaststellen verantwoordelijkheidsverdeling bezwaar en O4 2020
lessen uit te kunnen trekken. bezwaren beroep.
e Het is van belang dat de archivering van 2. Inrichten periodiek overleg bezwaar en beroep waarin analyse
het legesproces op orde wordt gebracht, van bezwaren wordt besproken en resultaten hiervan worden
door de relevante documenten tijdig te meegenomen in proces totstandkoming legesverordening.
archiveren en te ‘bevriezen’.
Archivering van proces 1. Voorde afgelopen jaren controleren of alle bestanden vande | Qa 2020
totstandkoming onderbouwing legesverordening op de juiste manier zijn
legesverordening op gearchiveerd.
orde 2. Werkinstructie opstellen voor archivering en toepassen.
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 17 dec 2019
Kenmerk 2019/126
Pagina 6 van 7
Aanbeveling rekenkamer EE Es Stappen Wanneer gereed
5. Versimpel de legesprocessen waar Geactualiseerd overzicht | 1. Algehele actualisatie van verantwoordelijke functionarissen 1+2 in Q1 2020
mogelijk van verantwoordelijke binnen het legesproces in Q1 2020 en vervolgens periodiek
Vanwege de koppeling tussen het functionarissen is bijhouden.
inhoudelijke beleidsterrein en het legestarief | vastgesteld en gedeeld 2 Gestructureerd overleg inrichten Wissen betrokkenen bij
is het aantal verantwoordelijke ambtenaren met betrokkenen. boisendleming legesverordening Gie gk nan 6).
. . 3. Jaarlijks evalveren proces totstandkoming legesverordening 3 +4 vanaf
waor de onderbaundng en Loelpndkemting stnekareel overleg en nagaan waar dit proces verbeterd kan worden. legesverordening
van legestarieven groot. Het is verstandig om | waarbij ieders 4. Stapsgewijs vereenvoudigen van het proces via continu ee
dit te vereenvoudigen en de processen te betrokkenheid en rol in verbeteren met ingang van het proces totstandkoming
verbeteren. Dat vergt tijd. Op korte termijn is | proces totstandkoming legesverordening 2021.
transparantie essentieel. legesverordening wordt
e _ Zorg voor een geactualiseerd overzicht verhelderd. Dit proces
van verantwoordelijke functionarissen. wordt geëvalveerd.
e Onderzoek de mogelijkheden om de
processen met betrekking tot de leges te
vereenvoudigen en te optimaliseren.
6. Concretiseer besparingsmogelijkheden Tussenresultaat: bij de 1. Voorjaarsnota (VJN) 2020 is het eerste moment waarop we Voorjaarsnota
e _Concretiseren van Voorjaarsnota een stand terugkomen op de mogelijke besparingen in het kader van de | 2020
besparingsmogelijkheden waarbij inzicht | van zaken en doorkijk doorontwikkeling van de organisatie die een effect kunnen
wordt gegeven in de kostenreductie voor | richting vervolgstappen. hebben op de kostendekkendheid leges.
leges. 2. Bijde VJN 2020 geven we de stand van zaken van eventuele
e Vastleggen van momenten waarop de besparingsmogelijkheden inzake kosten
raad wordt geïnformeerd over de omgevingsvergunningen (stadsdelen), in relatie tot
voortgang van de verwachte besparing. implementatie omgevingswet.
3. Bij de VJN 2020 geven we de stand van zaken van eventuele
besparingsmogelijkheden inzake kosten
evenementvergunningen (stadsdelen) aan de hand van de
evaluatie evenementenbeleid.
4. Dan wordt ook aangegeven wat het vervolg is voor de
bovengenoemde stappen.
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Datum 17 dec 2019
Kenmerk 2019/126
Pagina 7 van 7
Aanbeveling rekenkamer Resultaat Stappen Wanneer gereed
7. Maak keuzemogelijkheden en Beleidskader met Bij de legesverordening 2020 zijn toegepaste uitgangspunten, de
achtergrondinformatie inzichtelijk uitgangspunten en uitleg | huidige kostendekkendheid en de verwachte kostendekkendheid
e Ontwikkel een handreiking met systematiek leges is opgenomen in de raadsvoordracht.
keuzemogelijkheden en informatie over ontwikkeld en toegelicht | Volgende stappen:
de systematiek. aan de raad 1. Bij de legesverordening 2021 worden de afwegingen om het ee
tarief aan te passen en een indicatie van de verwachte legesverordening
neveneffecten van de aanpassing toegelicht nas
2. Het beleidskader wat wordt opgesteld zal ingaan op de
werking van het kostprijsmodel voor leges en welke a org z028
keuzemogelijkheden er voor het bestuur zijn binnen de
systematiek.
3. Technische sessie organiseren voor raadsleden waarin de
inhoud van het beleidskader wordt toegelicht. (Zie ook
aanbeveling 1 en 2)
8. Creëer tijd voor debat Er zijn in samenspraak 1. Overleg met raadsleden organiseren om met elkaar te O2 2020
De raad krijgt momenteel weinig tijd voor (de | met de raad afspraken onderzoeken op welke wijze er meer ruimte kan worden
voorbereiding van) het debat over de te gemaakt over meer vrijgemaakt voor het legesdebat, waarbij ook rekening
maken keuzes. ruimte voor debat over gehouden wordt met de noodzakelijke tijd die de ambtelijke
e Het college moet onderzoeken en in leges gedurende het en bestuurlijke voorbereiding vraagt.
overleg treden met de raad hoe dat proces van 2. Uitkomsten overleg meenemen in proces totstandkoming
anders kan. totstandkoming legesverordening.
e _Ermoet bij de vitwerking van deze Legesverordening
aanbeveling zowel aandacht zijn voor de
noodzakelijke tijd voor de (ambtelijke en
bestuurlijke) voorbereiding van een
behandeling als voor de timing van het
debat.
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl
| Motie | 7 | discard |
Gemeente
Amsterdam
Staat van gezond gewicht en leefstijl
van Amsterdamse kinderen
Outcome monitor (e
Amsterdamse Aanpak e
Gezond Gewicht 2017 NEY
Colofon
Gemeente Amsterdam
Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht
Ilona Steenkamer
Sanne Franssen
Hilde Stegeman
Gusta Wachter
amsterdam.nl/aanpakgezondgewicht
amsterdam.nl/zoblijvenwijgezond
ggd.amsterdam.nl
ggdgezondheidinbeeld.nl
Amsterdam, februari 2017
Inhoud
Inleiding 9
1 Trends: Amsterdamse kinderen minder vaak te zwaar dan in 2012 1
1.1 Trends gewichtsklasse naar leeftijd 11
1.2 Trends gewichtsklasse naar herkomst 12
1.3 Trends gewichtsklasse naar sociaaleconomische status 14
1.4 Trends gewichtsklasse naar geslacht 15
2 Gewichtsklassen: de cijfers nader bekeken 17
21 Gewichtsklassen naar leeftijd 17
21.1 Gezond gewicht 18
21.2 Overgewicht en obesitas 18
21.3 Ondergewicht 19
2.2 Gewichtsklassen naar herkomst 22
2.3 Gewichtsklassen naar sociaaleconomische status 21
2.4 Gewichtsklassen naar geslacht 22
2.5 Gewichtsklassen op het speciaal onderwijs 22
3 Gezond gedrag 27
3.1 Zuigelingenvoeding 27
3.2 Gezonde voeding 28
3.3 Gezond bewegen 29
3.3.1 Gezond bewegen naar geslacht 30
3.4 Gezonde slaap 31
Toelichting en verantwoording 33
Bijlage 1 Achtergronden bij cijfers speciaal onderwijs 37
Bijlage 2 Tabellen gezond gewicht, overgewicht en ondergewicht 41
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 3
4 Gemeente Amsterdam
. ® ® ® Kd
Minder kinderen met overgewicht en obesitas in Amsterdam
Samenvatting Staat van gezond gewicht en leefstijl van Amsterdamse kinderen; outcome monitor AAGG 2017
De gemeente Amsterdam zet zich met de Amsterdamse Aanpak Gezond
Gewicht in om kinderen gezond op te laten groeien. Het doel is meer kinde-
ren op gezond gewicht en minder kinderen met (ernstig) overgewicht. leder
jaar monitoren we of de situatie in de stad verbetert, gelijk blijft of verslech-
tert sinds de start van het programma in 2013. De cijfers worden vergeleken
met referentiejaar 2012.
Belangrijkste resultaten in de periode 2012-2015
Trend: significante daling van overgewicht en obesitas juist Trend in de prevalentie van obesitas naar SES voor 5- en 10-jarigen
bij kinderen met een (zeer) lage en gemiddelde (periode 2012-2015)
sociaaleconomische status 9%
1. Hoe hoger de sociaaleconomische status (SES) van kinderen, hoe hoger 3% | 7,9
het percentage kinderen met een gezond gewicht en hoe lager het per- 7% 171 A
centage (en aantal) kinderen met overgewicht of obesitas. 6e NT 62* zoer lage SES
2. Wanneer we inzoomen op sociaaleconomische status, dan zien we bij 5% 5,5 51 — lage SES
kinderen op de basisschool met een zeer lage, gemiddelde en hoge SES . De 124 — gemiddelde SES
een significante daling in het percentage overgewicht. 4% ' —— hoge SES
e Zeerlage SES: van 19,8% naar 18,5% 3% 2,5 nn —- zeer hoge SES
Gemiddelde SES: van 15,7% naar 13,9% 2% 1,7 2,0
e Hoge SES: van 10,7% naar 9,0% 1% ee T15
3. Bij basisschoolkinderen met een zeer lage, lage en gemiddelde SES is 0%
het percentage met obesitas significant gedaald. Zie de figuur rechts. 2012 2013 2014 2015
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 5
Aandeel én aantal kinderen met overgewicht en obesitas in 9. Onder 2, 3- en 16-jarigen is in dezelfde periode geen significante
Amsterdam daalt verandering waargenomen. Met andere woorden, het percentage
4. Naar schatting is het percentage kinderen van 2 t/m 18 jaar met kinderen met overgewicht en obesitas is stabiel gebleven bij deze
overgewicht in Amsterdam tussen 2012 en 2015 gedaald van 21% naar leeftijdsgroepen.
18,5%. Het is een afname van 12% in de afgelopen drie jaar. In absolute 10. Op het speciaal onderwijs komen overgewicht en obesitas vaker voor
aantallen gaat het om een geschatte afname van zo’n 2.500 kinderen: dan op het regulier onderwijs.
van ruim 27.000 naar 24.500.
5. Met deze ontwikkeling beweegt Amsterdam zich richting het landelijk Herkomst van invloed op overgewicht en/of obesitas bij kinderen
gemiddelde — de Amsterdamse achterstand wordt kleiner. In 2012 had 11. De meeste kinderen hebben een gezond gewicht. Dat geldt ook voor
landelijk 13% van de 4- tot 20-jarigen overgewicht, tegenover 21% van elke herkomstgroep afzonderlijk. Overgewicht en obesitas komen
de Amsterdamse 2- t/m 18-jarigen: een achterstand van 8%. In 2015 had relatief het meeste voor bij Turks-Amsterdamse kinderen.
landelijk 12% van de 4- tot 20-jarigen overgewicht, tegenover 18,5% van 12. Overgewicht en obesitas komen procentueel minder vaak voor bij
de Amsterdamse 2- t/m 18-jarigen: een achterstand van 6,5%. kinderen van Nederlandse herkomst. Omdat de Nederlandse kinderen
6. Ondanks dat de Amsterdamse bevolking is toegenomen met ruim in Amsterdam de grootste groep vormen, zijn er in aantal toch veel
5.000 kinderen, zijn er toch 2.500 kinderen minder met overgewicht dan Nederlandse kinderen met overgewicht en obesitas.
in 2012. 13. Wanneer we kijken naar herkomstgroepen, dan zien we bij 2- en
7. Overgewicht en obesitas komen vaker voor bij oudere dan jongere 3-jarige kinderen voor twee herkomstgroepen een significante daling
kinderen. Het percentage gezond gewicht is het hoogst (ruim 75%) bij in het percentage overgewicht en obesitas.
de jongste groep (2- t/m 5-jarigen). e Marokkaanse herkomst: overgewicht van 14,1% naar 10,6%
8. Kinderen in de basisschoolleeftijd laten een significante daling van het * Overig niet-westerse herkomst: obesitas van 1,8% naar 1,0%.
percentage overgewicht en obesitas zien in de periode 2012-2015. 14. Bij de 5- en 10-jarigen is het percentage overgewicht gedaald bij
® 5-jarigen: Nederlandse en Marokkaanse Amsterdammers.
- overgewicht van 11,2% naar 9,9% e Nederlandse herkomst: van 8,8% naar 7,3%
- obesitas van 4,3% naar 3,1% e Marokkaanse herkomst: van 23,2% naar 19,7%
e 10-jarigen: 15. Bij 5- en 10-jarigen is het percentage obesitas gedaald bij Nederlandse,
-_ overgewicht van 19,2% naar 16,8% Surinaamse, Turkse en Marokkaanse Amsterdammers.
- obesitas van 5,9% naar 4,7% e Nederlandse herkomst: van 2,1% naar 1,5%
e 1Á-jarigen: e Surinaamse herkomst: van 7,1% naar 4,3%
- obesitas van 6,2% naar 4,8% e Turkse herkomst: van 13,3% naar 9,9%
e Marokkaanse herkomst: van 8,0% naar 6,1%
6 Gemeente Amsterdam
Verschillen in overgewicht en obesitas tussen jongens en meisjes
16. Onder meisjes komt overgewicht iets vaker voor dan onder jongens.
Bij basisschoolleerlingen is het percentage overgewicht onder meisjes
in de periode 2012-2015 significant gedaald van 16,3% naar 14,2%. Bij
dezelfde leeftijdsgroep is het percentage obesitas gedaald onder zowel
jongens als meisjes.
e Jongens: van 4,2% naar 3,5%
e Meisjes: van 6,0% naar 4,2%
Gezonder voedings- en beweeggedrag
17. Baby's van 2 weken oud krijgen in 2015 minder vaak kunstvoeding en
vaker een combinatie van borst- en kunstvoeding dan in 2012. Op de
leeftijd van 6 maanden krijgen baby's in 2015 vaker borstvoeding en
minder vaak kunstvoeding of een combinatie van borst- en kunstvoeding
dan in 2012.
18. Basisschoolleerlingen zijn zich op meerdere vlakken significant
gezonder gaan gedragen. De resultaten die het meest in het oog
springen zijn minder vaak gezoete dranken drinken (verbetering van
ongeveer 10 procentpunten bij zowel 5- als 10-jarigen) en minstens 1 uur
per dag bewegen (verbetering van 6 procentpunten onder 5-jarigen).
Meisjes bewegen significant minder dan jongens.
19. Voor het eerst zijn leerlingen van het voortgezet onderwijs gevraagd
naar hun slaapgedrag. 26% van de 14-jarigen en 31% van de 16-jarigen «
heeft slaapproblemen.
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 7
Inleidin
g
In 2013 startte de gemeente een integrale aanpak gericht op die De sleutel voor de aanpak van overgewicht en obesitas ligt in gedrags-
doelgroepen en in die gebieden waar de problematiek rondom overge- verandering: langdurig, structureel, duurzaam, voor altijd. Een gezondere
wicht het grootst is: de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG). omgeving is een voorwaarde voor kinderen om zich gezonder te gedragen,
Vele partijen werken met de gemeente samen aan preventie bij kinderen meer te bewegen, gezonder te eten en te drinken en een gezonder slaap-
die een gezond gewicht hebben en aan zorg voor kinderen die te zwaar zijn. patroon te ontwikkelen. Hieruit vloeit dan ook de strategie van AAGG:
Doel van de aanpak is om het aantal kinderen met overgewicht en ‘Gezonder gedrag in een gezondere omgeving.’
obesitas in Amsterdam terug te dringen, met als uiteindelijk streven:
alle Amsterdamse kinderen en jongeren op gezond gewicht. Bij de start Doelen AAGG
van het programma in 2013 waren ruim 27.000 Amsterdamse kinderen en * de Amsterdamse jeugd is in 2033 tenminste op het dan gemiddelde
jongeren van 2 tot en met 18 jaar te zwaar. In Amsterdam had 21% van de nationale gewicht van de jeugd;
kinderen overgewicht (inclusief obesitas) tegenover 13% landelijk (4- tot
20-jarigen). Inmiddels is de achterstand kleiner geworden. In 2015 had Voor 2018 is het doel:
landelijk nog steeds 12% van de 4- tot 20-jarigen overgewicht, tegenover e de Amsterdamse kinderen van Ô tot 5 jaar zijn op gezonder gewicht
18,5% van de Amsterdamse 2- tot en met 18-jarigen. dan in 2013;
* voor deze leeftijdsklasse geldt dat we dan niet meer dan 5%-punten in
Missie, visie en strategie van AAGG! negatieve zin afwijken van het landelijk gemiddelde?
De missie van de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht luidt
‘alle Amsterdamse kinderen en jongeren op gezond gewicht in 2033’. Voor 2023 gelden dezelfde ambities, maar dan voor de Amsterdamse jeugd
Het minimale doel dat daarbij gesteld is, is dat de Amsterdamse jeugd in van 0 tot 10 jaar.
2033 niet in negatieve zin afwijkt van het nationaal gemiddelde gewicht.
De visie van AAGG is: ‘Gezond gewicht is een collectieve verantwoordelijk-
heid, en de gezonde keuze is de makkelijke keuze.’
1 Bron: Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht, programmaplan 2015-2018, Amsterdam, maart 2014
? Van de Nederlandse kinderen van 4-12 jaar heeft in 2015 8,4% matig overgewicht en 3,9% ernstig overgewicht. Onder 12-16 jarigen liggen deze percentages op 9,9% en 2,5% en onder
16-20 jaar op 10,3% en 1,3%. Let op: deze cijfers berusten op zelfrapportage en zijn daardoor niet direct vergelijkbaar met de cijfers in deze rapportage. Bron: CBS; http://statline.cbs.nl/
Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=81565ned&D1=2-4&D2=0&D3=2-4&D4=0&D5=32&HDR=TE&STB=G1,G2,G3,G4A8&VWET
Cijfers van de Landelijke Groeistudie geven het volgende beeld (TNO, 2010):
Overgewicht incl. obesitas, 2010, 2 t/m 21 jaar:
- Nederlandse herkomst: meisjes 14,9% en jongens 13,3%
- Turkse herkomst: meisjes 31,7% en jongens 32,5%
- Marokkaanse herkomst: meisjes 29,1% en jongens 25,2%
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 9
Zicht op het behalen van de doelen Leeswijzer
e De outcome monitor AAGG kijkt eens per jaar naar de maatschappelijke We starten in hoofdstuk 1 met veranderingen in de tijd: met trendanalyses
doelstellingen van de aanpak. In deze monitor wordt vastgesteld of de is gekeken in hoeverre de trends die we signaleren significant zijn.
situatie in de stad verbetert, gelijk blijft of verslechtert. Hoofdstuk 2 geeft een algemeen beeld van gezond gewicht, overgewicht
e Vanaf 2017 verschijnen in mei van elk jaar factsheets over de afzonderlijke en ondergewicht bij Amsterdamse kinderen. Hoofdstuk 3 richt zich op
Amsterdamse stadsdelen waarin onder andere wordt beschreven of de gezonde voeding en gezond bewegen. De toelichting en verantwoording
situatie in de focusbuurten verbetert, gelijk blijft of verslechtert. vindt u achterin deze rapportage. Verder vindt u in de bijlage allerhande
tabellen en figuren met betrekking tot gezond gewicht, overgewicht en
Staat van gezond gewicht en leefstijl Amsterdamse kinderen: ondergewicht.
outcome monitor AAGG 2017
In dit rapport staan de uitkomsten van de outcome monitor 2017. Deze Voor cijfers over de focusbuurten, de buurten in Amsterdam waar speciale
rapportage bevat de meest recente cijfers die verzameld zijn: de cijfers aandacht naar uit gaat in verband met het hoge percentage kinderen met
van schooljaar 2015/16. We laten de cijfers vanaf 2012 tot aan de laatste overgewicht dat daar woont, verwijzen wij u graag naar de factsheets die
metingen zien, zodat ontwikkelingen in de tijd zichtbaar worden. in mei 2017 gepubliceerd zullen worden.
In vergelijking met de outcome monitor 2016 is er een aantal extra gon
gegevens toegevoegd. Zo zijn de cijfers in hoofdstuk 3 getoetst op
statistische significantie. De trendanalyses zijn uitgebreid met analyses
naar geslacht. Ook zijn in hoofdstuk 3 cijfers over zuigelingenvoeding en
slaap toegevoegd.
Extra informatie
Op de website Gezondheid in Beeld (www.ggdgezondheidinbeeld.nl)
kunt u meer cijfers vinden over gewichtsklasse, voeding en bewegen.
Voor eerdere rapportages verwijzen wij u naar
www.amsterdam.nl/aanpakgezondgewicht.
©
®
©
® ecee
10 Gemeente Amsterdam
e ®
1 Trends: Amsterdamse kinderen minder vaak te zwaar
®
dan in 2012
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de trends in overgewicht en obesitas Figuur 1.2 Trend in de prevalentie van obesitas naar leeftijd
sinds de start van de Aanpak Gezond Gewicht. Hieronder vindt u de (periode 2012-2015)
percentages overgewicht en obesitas onder Amsterdamse kinderen in de 7e
periode van 2012 tot en met 2015 en de verschillen naar leeftijd, herkomst, 62
sociaaleconomische status en geslacht. 6% 5,9 6,0
5% 48* — 2 jaar
11 Trends gewichtsklasse naar leeftijd 29 4,3 AJ — 3jaar
Er is een significante daling van het percentage 5- en 10-jarige kinderen ° OTT „ — >jaar
met overgewicht en obesitas te zien in de periode 2012-2015 (zie figuren 1.1 3% 31 10 jaar
en 1.2). Het percentage 5-jarige kinderen met overgewicht daalde van 11,2 2% — 14 jaar
naar 9,9% en het percentage 10-jarige kinderen van 19,2 naar 16,8%. „ nnn „ — ló jaar
Obesitas daalde bij 5-jarigen van 4,3 naar 3,1% en onder 10-jarigen van 1% ' '
5,9 naar 4,7%. Ook onder 14-jarigen is het percentage obesitas in de 0%
. ag o 2012 2013 2014 2015
periode 2012-2015 significant gedaald: van 6,2 naar 4,8%.
Figuur 1.1 Trend in de prevalentie van overgewicht naar leeftijd
(periode 2012-2015)
25%
20% | 19,2 17,4 >:
17,0 16,8* =— £ Jaar
15% 16,7 16,5 —= 3 jaar
— 5 jaar
10% UL 9,9% — 10 jaar
75 maman zô TE 14 jaar
5% ' — 16 jaar
0%
2012 2013 2014 2015
* significante trend
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 11
1.2 Trends gewichtsklasse naar herkomst Figuur 1.4 Trend in de prevalentie van obesitas naar herkomst
De trends naar herkomst, sociaaleconomische status (SES) en geslacht zijn voor 2- en 3-jarigen (periode 2012-2015)
in drie leeftijdscategorieën bekeken: 6e
e Voorschools = 2- en 3-jarigen ’ 54
e Basisonderwijs = 5- en 10-jarigen 5% '
e Voortgezet onderwijs = 14- en 16-jarigen
> Nederlands
4%
Bij voorschoolse kinderen van Marokkaanse herkomst is het percentage 3,6 Surinaams
overgewicht significant gedaald van 14,1 naar 10,6% (zie figuur 1.3). Binnen 3% Turks
… 2,6 == Marokkaans
dezelfde leeftijdsgroep daalde het percentage overig niet-westerse Sn 2,3
kinderen met obesitas significant van 1,8 naar 1,0% (zie figuur 1.4). Voor de 2% 1 1,8 overg Wes en
. … u . . — overig niet-westers
overige herkomstgroepen zijn er geen significante veranderingen in 1,2 A
©,
overgewicht en obesitas gevonden tussen 2012 en 2015. 1% 0e 8
. . . - 0%
Figuur 1.3 Trend in de prevalentie van overgewicht naar herkomst 2012 2013 2014 2015
voor 2- en 3-jarigen (periode 2012-2015)
16% ®
14% 4! gn
©,
12% 11,7 10,6% TT Nederlands
10% 10,4 ——= Surinaams
8% 7,8 hannan 7,8 — Turks
61 __—— Marokkaans
6% 5,7 ' ‚
5,1 5,8 — overig westers
4% 4,9 2Ó overig niet-westers
2%
0%
2012 2013 2014 2015
$ De trends van kinderen van Antilliaanse en Arubaanse herkomst kon vanwege lage aantallen niet worden getoetst.
12 Gemeente Amsterdam
Bij basisschoolleerlingen daalde het percentage overgewicht significant Figuur 1.6 Trend in de prevalentie van obesitas naar herkomst
onder kinderen van Nederlandse en Marokkaanse herkomst (zie figuur 1.5). voor 5- en 10-jarigen (periode 2012-2015)
De grootste daling zien we bij Marokkaanse kinderen van 23,2 naar 19,7%.
Het percentage obesitas daalde significant bij kinderen van Nederlandse, 21 13,3%
Surinaamse, Turkse en Marokkaanse herkomst (zie figuur 1.6). Hier zien we 12%
de grootste daling bij Turkse kinderen van 13,3 naar 9,9%.
10% 9,9%* — Nederlands
Figuur 1.5 Trend in de prevalentie van overgewicht naar herkomst voor g% | 8,0% —— Surinaams
h ,
5- en 10-jarigen (periode 2012-2015) 7,1% — Turks
6% 6,1% 6,1%* _— — Marokkaans
56%
30% ox TT Overig westers
CODA 1% 4,3% —— overig niet-westers
25%
2243 244 2%] UA 2%
' 1,5%*
20% 197 — Nederlands .
18,5 TT — Surinaams 0%
17,2 16,4 2012 2013 2014 2015
15% Dn 15,9 — Turks
== Marokkaans
10% Tee ee 10,5 _ == overig westers Onder leerlingen van het voortgezet onderwijs zijn geen significante
nnn: 7,3* _=== overig niet-westers veranderingen naar herkomst gevonden.
5%
0%
2012 2013 2014 2015
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 13
1.3 Trends gewichtsklasse naar sociaaleconomische status Figuur 1.8 Trend in de prevalentie van obesitas naar SES voor 5- en
Bij kinderen op de basisschool met een zeer lage, gemiddelde en hoge 10-jarigen (periode 2012-2015)
sociaaleconomische status (SES) is het percentage overgewicht significant oe
gedaald tussen 2012 en 2015. Dit is weergegeven in figuur 1.7. Hoewel de ’
trend voor basisschoolkinderen met een lage SES over de gehele periode 8% 7
niet significant is, is het percentage in 2015 (16,5%) wel significant lager dan 7% '
in 2012 (19,5%). Het percentage obesitas is significant gedaald bij kinderen 6% 55 6,2% zeerlage SES
met een zeer lage, lage en gemiddelde SES (zie figuur 1.8). Zo daalde het 5% ' Dl 51 lage SES
percentage obesitas bij kinderen met een zeer lage SES van 7,9 naar 6,2%. 4% 4,2* == gemiddelde SES
30% — hoge SES
Figuur 1.7 Trend in de prevalentie van overgewicht naar SES voor zat 2,5 TT 20 —— zeer hoge SES
5- en 10-jarigen (periode 2012-2015) 21 17 hannan 1,5
1%
25% 0%
2012 2013 2014 2015
%. 19,8
20% 19,5 nen 18,5%
157 165 _— zeer lage SES Bij voorschoolse kinderen en bij leerlingen op het voortgezet onderwijs zijn
15% ' nn. 139* — lage SES geen significante veranderingen voor overgewicht en obesitas naar SES
—_— gemiddelde SES waargenomen.
10% 10,7 TT h
9,0% —- hoge SES
80 13 — zeer hoge SES
5%
0%
2012 2013 2014 2015
14 Gemeente Amsterdam
1.4 Trends gewichtsklasse naar geslacht Figuur 1.10 Trend in de prevalentie van obesitas naar geslacht voor
Bij basisschoolleerlingen daalde overgewicht significant onder meisjes van 5- en 10-jarigen (periode 2012-2015)
16,3 naar 14,2% tussen 2012 en 2015 (zie figuur 1.9). Daarnaast daalde de 7
prevalentie van obesitas bij deze leeftijdsgroep onder zowel jongens als ’
meisjes (zie figuur 1.10). 6% 6,0
Figuur 1.9 Trend in de prevalentie van overgewicht naar geslacht voor 2% Oe
5- en 10-jarigen (periode 2012-2015) 4%) 42 4,2%
nn 35% mmm jongens
18% 3% ' —— meisjes
16% 16,3
OT 2%
14% 4 13,8 14,2*
12% TO 12,0 1%
10% : 0%
Jongens 2012 2013 2014 2015
8% — meisjes
6% Bij voorschoolse kinderen en bij leerlingen op het voortgezet onderwijs zijn
4% geen significante veranderingen voor overgewicht en obesitas naar geslacht
2% waargenomen.
0%
2012 2013 2014 2015
Re ee
Gm
ee”
® O See,
®
<
©
®
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 15
DN “
PO ER.
\
… 5
16 Gemeente Amsterdam
® ee
2 Gewichtsklassen: de cijfers nader bekeken
In hoofdstuk 1 zijn de trends beschreven van overgewicht en obesitas. Figuur 2.1 Gewichtsklassen naar leeftijd (in procenten; 2015)
In dit hoofdstuk kijken we naar alle gewichtsklassen. Hoeveel kinderen
hebben een gezond gewicht en wat is het beeld op het speciaal onderwijs? 100
De cijfers van paragraaf 21 tot en met 2.4 zijn afkomstig van de periodieke 80 = obesitas graad 2 + 3
gezondheidsonderzoeken bij de Jeugdgezondheidszorg Amsterdam. = obesitas graad 1
De cijfers van paragraaf 2.5 bevatten de gegevens van de consulten op 60
het speciaal onderwijs. Meer informatie over de werkwijze op het speciaal - overgewicht
onderwijs is te vinden in bijlage 1. 20 = gezond gewicht
In deze rapportage hebben we voor het eerst onderzocht of de verschillen = matig ondergewicht
tussen 2012 en 2015 deels verklaard kunnen worden door sociaal 20 = emstig ondergewicht
demografische veranderingen in de stad. Dit was niet het geval.
In bijlage 2 zijn gestandaardiseerde cijfers terug te vinden die dat aantonen. 0
5 5 5 5 5 5
2 2 2 2 2 2
N ik 0 2 E £
2.1 Gewichtsklassen naar leeftijd
Figuur 21 toont de verdeling van de gewichtsklassen per leeftijd.
De meeste Amsterdamse kinderen hebben een gezond gewicht in 2015.
Onder oudere kinderen komen overgewicht en obesitas vaker voor dan
onder jongere kinderen.
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 17
211 Gezond gewicht 21.2 Overgewicht en obesitas
In tabel 2.2 staan de aantallen en percentages 2- t/m 16-jarigen met een In tabel 2.3 staan de aantallen en percentages 2- t/m 16-jarigen met over-
gezond gewicht in referentiejaar 2012 en 2015. De laatste kolom geeft met gewicht (inclusief obesitas) in referentiejaar 2012 en 2015. Het percentage
een indexcijfer de veranderingen aan tussen deze twee jaren’. kinderen met overgewicht of obesitas loopt in 2015 uiteen van 8% bij
2-jarigen tot ruim 20% bij 10-, 14- en 16-jarigen.
Ruim driekwart van de 2-, 3- en 5-jarigen heeft in 2015 een gezond gewicht.
Onder 10-, 14- en 16-jarigen ligt dit percentage rond de 70%. In 2015 zijn er In 2015 zijn er minder 2- tot en met 10-jarigen met overgewicht (inclusief
meer kinderen met een gezond gewicht dan in 2012. De 2-jarigen vormen obesitas) dan in 2012. Er zijn meer 16-jarigen te zwaar, maar er wonen ook
hierop een uitzondering. Doordat er in 2015 in totaal minder 2-jarigen zijn meer 16-jarigen in Amsterdam dan in 2012 (zie tabel 1 in de toelichting en
dan in 2012 (zie tabel 1 in de toelichting en verantwoording), zijn er ondanks verantwoording).
een stijging van het percentage gezond gewicht per saldo minder kinderen
met een gezond gewicht. Tabel 2.3 Overgewicht (inclusief obesitas) naar leeftijd
Tabel 2.2 Gezond gewicht naar leeftijd 2012 2015
aantal % aantal % indexcijfer
2012 2015 2 jaar 820 8,4 769 8,0
aantal % aantal % indexcijfer 3 jaar 837 9,3 830 8,7
2 jaar 7.579 77,5 7.412 77,8 5 jaar 1.283 15,3 1.154 12,8
3 jaar 6.749 74,1 7.210 76,2 10 jaar 1.792 24,2 1.607 20,9
5 jaar 6.334 75,9 6.909 76,4 14 jaar 1.573 22,5 1.578 21,3 100
10 jaar 5.022 67,9 5.432 70,5 16 jaar 1.437 21,8 1.567 22,1 109
14 jaar 4.908 70,0 5.140 69,5
16 jaar 4.639 70,4 4911 69,3 Binnen de groep te zware kinderen kan je onderscheid maken tussen
overgewicht, obesitas graad 1, 2 en 3. Obesitas graad 1 is de minst ernstige
vorm van obesitas. Kinderen met de ernstigere vorm van obesitas (graad 2
en 3) hebben vaak ook andere klachten zoals een verhoogde bloeddruk of
diabetes. De cijfers opgesplitst naar deze gradaties staan in tabel 2.4.
* Een indexcijfer geeft een verandering weer. In dit geval hoe het aantal kinderen met een gezond gewicht in 2015 is veranderd ten opzichte van het referentiejaar 2012. Een indexcijfer
boven de 100 betekent een toename in 2015 ten opzichte van 2012, een indexcijfer lager dan 100 betekent een afname.
18 Gemeente Amsterdam
Tabel 2.4 Overgewicht en obesitas graad 1, 2 en 3 naar leeftijd 21.3 Ondergewicht
In tabel 2.5 staan de aantallen en percentages 2- t/m 16-jarigen met
2012 2015 ondergewicht in referentiejaar 2012 en 2015. Ondergewicht komt vaker
aantal % aantal % voor bij jongere kinderen. Van de 2-jarigen heeft 14% ondergewicht en bij
Overgewicht 2 jaar 717 7,3 668 7,0 de 3-jarigen is dit 15%.
3 jaar 702 7,8 681 7,2
5 jaar 928 11,1 882 9,8 In 2015 zijn er minder 2- en 3-jarigen met ondergewicht, maar juist
10 jaar 1.394 18,8 1.268 16,5 meer 5- t/m 16-jarigen met ondergewicht dan in 2012.
14 jaar 1.170 16,7 1.249 16,9
16 jaar 1.089 16,5 1.165 16,4
Obesitas 2 jaar 93 1,0 88 0,9 Tabel 2.5 Ondergewicht naar leeftijd
graad 1 3 jaar 109 1,2 117 1,2
5 jaar 267 3,2 199 2,2 2012 2015
10 jaar 319 4,3 270 3,5 aantal % aantal % indexcijfer
14 jaar 330 4,7 276 3,7 2 jaar 1.373 14,0 1.343 14,1
16 jaar 256 3,9 312 4,4 3 jaar 1.451 16,0 1.426 15,1
Obesitas 2 jaar 14 01 13 0,1 5 jaar 735 8,8 977 10,8
graad 2 en 3 3 jaar 25 0,3 33 0,3 10 jaar 580 79 666 8,6
5 jaar 86 1,0 74 0,8 14 jaar 527 7,5 683 9,2
10 jaar 81 1,1 69 0,9 16 jaar 517 7,9 616 8,6
14 jaar 75 1,1 52 0,7
16 jaar 92 1,4 90 1,3
Het is belangrijk om op te merken dat de gewichtsklasse ondergewicht
Binnen de groep te zware kinderen heeft in 2015 de meerderheid bestaat uit kinderen met a) matig ondergewicht (graad 2 en 3) en b) ernstig
overgewicht, variërend van 7% onder 2-jarigen tot 17% onder 14-jarigen. ondergewicht (graad 1). Of het hebben van matig ondergewicht (veruit het
Het percentage kinderen met obesitas graad 1 loopt op van 0,9% onder grootste deel van de groep) gezondheidsrisico’s heeft, is niet bewezen. De
2-jarigen tot 4,4% onder 16-jarigen. Het percentage kinderen dat de meest kinderen met matig ondergewicht zijn aan de lichte kant, maar ze worden
ernstige vorm van obesitas (graad 2 en 3) heeft ligt een stuk lager en door de jeugdgezondheidszorg beschouwd als kinderen met een gezond
varieert van 0,1% onder 2-jarigen tot 1,3% bij 16-jarigen. gewicht, zolang er geen onderliggend klinisch probleem aanwezig is.
In onderstaande tabel staan de cijfers uitgesplitst naar matig en ernstig
ondergewicht.
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 19
Tabel 2.6 Matig en ernstig ondergewicht naar leeftijd Figuur 2.7 Gewichtsklassen naar herkomst (in procenten; alle leeftijden;
2015)
2012 2015
| 100
aantal % aantal % = obesitas graad 2 + 3
Matig 2 jaar 1.328 13,6 1.311 13,8
ondergewicht 3 jaar 1.387 15,3 1.381 14,6 80 = obesitas graad 1
5 jaar 715 8,6 950 10,5
10 jaar 570 7,1 648 8,4 60 » overgewicht
14 jaar 513 7,3 660 8,9
16 jaar 488 7,4 599 8,4 40 = gezond gewicht
Ernstig 2 jaar 43 0,4 32 0,3
ondergewicht 3 jaar 66 0,7 45 0,5 = matig ondergewicht
5 jaar 20 0,2 26 0,3 20
10 jaar 14 0,2 17 0,2 = ernstig ondergewicht
14 jaar 15 0,2 23 0,3 0
16 jaar 30 0,5 17 0,2 8 Ê 8 2 8 5 5
Van de Amsterdamse kinderen met ondergewicht heeft in 2015 de 8 z < 8 o 5
meerderheid matig ondergewicht. Slechts een klein deel van de kinderen < 5 = 8 5
heeft ernstig ondergewicht (variërend van 0,2% tot 0,5%). 2 8
E 6
2.2 Gewichtsklassen naar herkomst
Zijn sommige herkomstgroepen vaker te zwaar dan andere? Voor alle Ondanks dat het percentage overgewicht (inclusief obesitas) het laagst is
herkomstgroepen geldt dat het grootste deel van de kinderen een gezond bij Nederlandse Amsterdammers, toont tabel 2.8 dat zij in absolute aan-
gewicht heeft (zie figuur 2.7). Er zijn echter wel verschillen. Overgewicht tallen wel de grootste groep te zware kinderen vormen in de stad. Dit komt
en obesitas komen het meeste voor bij Turkse en Marokkaanse doordat er bijna 20.000 Nederlandse Amsterdammers zijn en minder
Amsterdammers. kinderen van andere herkomst. Aan de andere kant is het percentage
Turkse kinderen met overgewicht (inclusief obesitas) het hoogst in de stad.
Maar doordat Turkse kinderen in Amsterdam een relatief veel kleinere
groep vormen, zijn er in absolute aantallen minder te zware Turkse kinderen
dan Marokkaanse, Nederlandse en overig niet-westerse kinderen.
20 Gemeente Amsterdam
Tabel 2.8 Overgewicht (inclusief obesitas) naar herkomst Figuur 2.9 Gewichtsklassen naar SES (in procenten; alle leeftijden; 2015)
(alle leeftijden; 2015)
100
= obesitas graad 2 + 3
Herkomst Percentage Aantal Totaal
overgewicht of overgewicht aantal 80 = obesitas graad 1
obesitas of obesitas kinderen®
Turks 29,9 1.115 3.721 60 = overgewicht
Marokkaans 22,9 1.838 8.004
Surinaams 18,4 704 3.834 40 = gezond gewicht
Overig, niet westers 18,1 1.346 7.425
Antilliaans/Arubaans 14,8 100 675 = matig ondergewicht
Overig, westers 10,1 666 6.631 20
Nederlands 8,7 1.731 19.933 m_ermstig ondergewicht
0
In bijlage 2, paragraaf 2.4, staan voor het jaar 2015 de prevalenties van de Kl Kl Kl Kl Kl
gewichtsklassen naar herkomst voor de zes afzonderlijke leeftijden. S S S S S
b 8 8 5
e 0 & E
2.3 Gewichtsklassen naar sociaaleconomische status 0 °
Het is algemeen bekend dat met het toenemen van de sociaaleconomische
status (hoger opgeleide ouders, meer huishoudinkomen, betere banen) het In bijlage 2, paragraaf 2.5, staan voor het jaar 2015 de prevalenties van de
percentage kinderen met een gezond gewicht toeneemt en het percentage gewichtsklassen naar SES voor de zes afzonderlijke leeftijden.
kinderen met overgewicht of obesitas afneemt. Is dit in Amsterdam
ook zo? In figuur 2.9 is de verdeling van de gewichtsklassen naar sociaal-
economische status (SES) zichtbaar. Hier is inderdaad te zien dat het
percentage overgewicht (inclusief obesitas) het hoogst is onder kinderen
met een zeer lage en lage SES.
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 21
2.4 Gewichtsklassen naar geslacht 2.5 Gewichtsklassen op het speciaal onderwijs
De verdeling van de gewichtsklassen naar jongens en meisjes is weer- Deze paragraaf geeft een overzicht van de belangrijkste cijfers met betrek-
gegeven in figuur 2.10. Meisjes hebben iets vaker overgewicht dan jongens. king tot gewicht op het speciaal onderwijs (SO) in Amsterdam. In bijlage 1
vindt u meer informatie over de werkwijze van de Jeugdgezondheidszorg
Figuur 2.10 Gewichtsklassen naar geslacht (in procenten; alle leeftijden; op het SO en cijfers over de samenstelling van de groep kinderen.
2015)
100
De cijfers van het SO zijn afkomstig uit schooljaar 2015-2016. In deze
= obesitas graad 2 + 3 paragraaf gaat het om 1.675 in Amsterdam woonachtige kinderen
80 van 4 t/m 18 jaar oud die op het Amsterdamse SO zitten en in school-
= obesitas graad 1 jaar 2015-2016 zijn gezien (d.w.z. gemeten en gewogen) door de JGZ.
Aangezien kinderen op het SO gemiddeld iedere 2 à 3 jaar worden
60 “ overgewicht gezien door de JGZ, betreft het in deze paragraaf niet de totale
groep Amsterdamse zkinderen op het speciaal onderwijs. Bovendien
zijn deze cijfers, in tegenstelling tot de cijfers van het reguliere
40 =_ gezond gewicht onderwijs, niet gewogen.
= matig ondergewicht
20 Figuren 2.11, 212 en 213 geven inzicht in de verdeling van de gewichts-
= ernstig ondergewicht klassen op het SO naar geslacht, herkomstgroep, type onderwijs en cluster.
0
5 5
8 Ë
In bijlage 2, paragraaf 2.6, staan voor het jaar 2015 de prevalenties van de
gewichtsklassen naar geslacht voor de zes afzonderlijke leeftijden.
22 Gemeente Amsterdam
Figuur 2.11 Gewichtsklassen op het speciaal onderwijs naar geslacht Figuur 2.12 Gewichtsklassen op het speciaal onderwijs naar herkomst
(in procenten; 2015) (in procenten; 2015)
100 100
90 90
80 80 = obesitas graad 2 + 3
70 = obesitas graad 2 + 3 70
= obesitas graad 1
60 = obesitas graad 1 60
50 = overgewicht 50 = overgewicht
40 = gezond gewicht 40 = gezond gewicht
30 = matig ondergewicht 30 = matig ondergewicht
20 . 20
= ernstig ondergewicht = ernstig ondergewicht
10 10
0 0
jongen meisje 0 E 5 > 5 5 5
== 5 XX
W E 2 o z z
8 @ S EE:
Er gaan minder meisjes naar het speciaal onderwijs, maar onder meisjes 2 2 = 9 Ee
Oo
op het speciaal onderwijs komen overgewicht en obesitas vaker voor dan 8 ° 5
5 >
onder jongens. E ö
Id
Net als op het regulier onderwijs hebben leerlingen van Turkse herkomst
vaker overgewicht dan kinderen van andere herkomstgroepen.
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 23
Figuur 2.13 Gewichtsklassen op het speciaal onderwijs naar type onder- Figuur 214 geeft ter vergelijking de gewichtscijfers weer van het regulier
wijs en cluster (in procenten; 2015) onderwijs versus het speciaal onderwijs. Leerlingen op het speciaal
100 onderwijs hebben minder vaak een gezond gewicht dan leerlingen op het
regulier onderwijs. Van de SO-leerlingen in de leeftijdscategorie 8 t/m 11
70 jaar heeft minder dan de helft een gezond gewicht. Van de andere leef-
80 m obesitas graad 2 + 3 tijdscategorieën heeft minder dan 60% een gezond gewicht. Overgewicht,
70 en met name obesitas, komen in alle leeftijdscategorieën op het speciaal
m obesitas graad 1 _ . 7 . ‚
60 onderwijs vaker voor dan op het regulier onderwijs. Obesitas komt hier zelfs
50 = overgewicht 3 tot 4 keer zo vaak voor als op het regulier onderwijs.
40 m gezond gewicht
Figuur 2.14 Gewichtsklassen naar leeftijdscategorie op het regulier
30 = matig ondergewicht onderwijs vs. speciaal onderwijs (in procenten; 2015)
20
tig ond icht
10 m emstig onaergewlc! 5-jarigen
0 S(B)O 4 t/m 7 jaar
O B ON 0 dt 5 NO st O
a 8 8 6 6 £ 6 © 5 £
2 5 5 6 2 h 5 ù 1O-jarigen
Q 5 0 0 OQ vo 0 0
„oo oo 2 oo oo S(B)O 8 t/m 1 jaar
ur ur ur u u u
> > >
jarigen nl
Overgewicht en obesitas zien we vaker naarmate leerlingen ouder zijn: de SBO 12 t/m 14 jaar
prevalentie van overgewicht en obesitas op het VSO en PRO is hoger dan
op het S(B)O. Vooral VSO cluster 3, jongeren met een verstandelijke en/of 16-jarigen an OO
lichamelijke beperking en jongeren die langdurig ziek zijn, valt negatief op S(B)O 15 t/m 18 jaar Vm nn nn
vanwege het hoge percentage obesitas.
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
= ernstig ondergewicht = gezond gewicht = obesitas graad 1
= matig ondergewicht = overgewicht n obesitas graad 2 + 3
24 Gemeente Amsterdam
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 25
3 Gezond gedrag
Gezonde voeding, gezond bewegen en voldoende slaap dragen bij aan 31 Zuigelingenvoeding
een gezond gewicht. Dat begint al vanaf de start van een kinderleven. Hoeveel moeders starten met het geven van borstvoeding? En hoeveel
Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat overgewicht minder voorkomt bij baby's krijgen na 6 maanden nog borstvoeding? In tabel 3.1 is te zien dat
kinderen die borstvoeding hebben gehad. Voor het eerst rapporteren we in kalenderjaar 2015 bijna 70% van de Amsterdamse baby's van 2 weken
in deze rapportage over zuigelingenvoeding. Ook nieuw zijn de cijfers over oud borstvoeding krijgt. Op de leeftijd van 3 maanden is dit 44% en op
slaap van Amsterdamse jongeren. de leeftijd van 6 maanden is dit gedaald tot 25%. Op het gebied van
zuigelingenvoeding zijn positieve ontwikkelingen te zien. In vergelijking
De cijfers over gezonde voeding en gezond bewegen zijn afkomstig van met kalenderjaar 2012 krijgen baby's van 2 weken oud minder vaak
vragenlijstonderzoek. Ouders van basisschoolleerlingen en jongeren van kunstvoeding en vaker een combinatie van borst- en kunstvoeding. Het
het voortgezet onderwijs vullen vragen in over gezondheid en leefstijl. percentage baby's van 2 weken oud dat borstvoeding krijgt is stabiel
Hiermee is het geen objectieve meting van gedrag, maar zelfrapportage. gebleven. Baby's van 3 maanden oud krijgen in 2015 vaker borstvoeding
De cijfers zijn daardoor wellicht rooskleuriger dan de werkelijkheid, maar de en minder vaak kunstvoeding dan in 2012. Op de leeftijd van 6 maanden
veranderingen over de tijd zijn wel informatief. krijgen baby's in 2015 vaker borstvoeding en minder vaak kunstvoeding of
een combinatie van borst- en kunstvoeding dan in 2012.
Tabel 3.1 Zuigelingenvoeding naar leeftijd van baby's, 2012 en 2015 (in procenten)
2 weken 3 maanden 6 maanden
2012 2015 2012 2015 2012 2015
Borstvoeding 69 69 40 44 * 20 25 *
Kunstvoeding 13 ut 40 36 * 61 58 *
Combinatie van borst- en kunstvoeding 18 20 * 20 20 19 18 *
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 27
3.2 Gezonde voeding In vergelijking met schooljaar 2012/13 is gezond eet- en drinkgedrag
Hoe gezond eten en drinken Amsterdamse kinderen? In tabel 3.2 is te zien onder 10-jarigen op alle gebieden toegenomen. Ook 5-jarigen zijn over het
dat in schooljaar 2014/15 bijna alle Amsterdamse kinderen van 5 en 10 jaar algemeen gezonder gaan eten en drinken. Alleen wat betreft het eten van
elke dag ontbijten en maximaal 3 tussendoortjes nemen (allen ruim 90%). groente zien we geen significante verbetering in vergelijking met schooljaar
Wat het ontbijt inhoudt is overigens niet nagevraagd in de vragenlijst. We 2012/13. De grootste vooruitgang is bij zowel 5- als 10-jarigen te zien bij
kunnen dus niks zeggen over hoe gezond het ontbijt is. Wel is bekend het drinken van gezoete dranken.
dat met regelmaat eten, en dus ook ontbijten, bijdraagt aan een gezond
gewicht. Het overgrote deel van de 5- en 10-jarigen eet elke dag fruit In tabel 3.3 is te zien dat in schooljaar 2015/16 ongeveer 70% van de
(respectievelijk 95% en 89%). Wat betreft het eten van groente scoren 5- en Amsterdamse jongeren van 14 en 16 jaar minstens 5 dagen per week ontbijt
10-jarigen ongeveer gelijk: bijna negen van de tien kinderen doen dit elke en groente eet. Wanneer we kijken naar minstens 5 dagen per week fruit
dag. Ongeveer driekwart van de 5- en 10-jarigen drinkt dagelijks maximaal eten, doet ongeveer de helft van de jongeren dit. Ongeveer 80% van de
2 glazen gezoete dranken (respectievelijk 75% en 72%). jongeren van 14 en 16 jaar drinkt elke dag water. Meer dan de helft van de
jongeren drinkt minder dan 5 dagen per week gezoete dranken.
Tabel 3.2 Gezond eten en drinken naar leeftijd van leerlingen basisonderwijs, 2012/13 en 2014/'15 (in procenten)
S-jarigen 10-jarigen
2012/13 _ 2014/15 2012/13 2014/15
Elke dag ontbijten 96 97 * 93 95 *
Elke dag groente eten 86 87 84 86 *
Elke dag fruit eten 94 95 * 84 89 *
Maximaal 3 tussendoortjes per dag 98 99 * 97 97 *
Maximaal 2 glazen gezoete drank per dag 65 75 * 61 72 *
7
ee
aa
\N | Á
28 Gemeente Amsterdam
Tabel 3.3 Gezond eten en drinken naar leeftijd van leerlingen Tabel 3.4 Bewegen en beeldschermtijd naar leeftijd van leerlingen
voortgezet onderwijs, 2015/'16 (in procenten) basisonderwijs, 2012/13 en 2014/15 (in procenten)
14-jarigen 16-jarigen 5-jarigen 10-jarigen
2015/16 2015/16 2012/13 2014/15 2012/13 _2014//15
Minstens 5 dagen per week ontbijten 72 66 Gemiddeld 1 uur Mi 47 * 49 53 *
Minstens 5 dagen per week groente eten 72 71 of meer per dag bewegen
Minstens 5 dagen per week fruit eten 53 48 Lid van een sportvereniging 53 56 * 69 71 *
Elke dag water drinken 80 79 Gemiddeld 2 uur of minder 94 95 * 88 88
Minder dan 5 dagen per week zoete dranken drinken 57 54 per dag voor de TV of achter
de computer doorbrengen
(buiten school)
3.3 Gezond bewegen
Voor een gezond gewicht is het belangrijk om voldoende te bewegen. Zien In schooljaar 2015/16 sport 41% van de jongeren van 14 jaar gemiddeld
we verschuivingen in het beweeg- en zitgedrag van kinderen? In tabel 3.4 1 uur per dag. Onder 16-jarigen ligt dit percentage met 34% een stuk lager,
is te zien dat slechts ongeveer de helft van de 5- en 10-jarigen in school- zie tabel 3.5. Slechts 30% van de 14-jarigen en 25% van de 16-jarigen haalt
jaar 2014/15 gemiddeld 1 uur of meer per dag beweegt (respectievelijk de norm voor beeldschermtijd. Dat betekent dat ze gemiddeld twee uur of
47% en 53%). Van de 5-jarigen zit 95% volgens de ouders buiten schooltijd minder doorbrengen voor de TV of achter de computer. Ruim tweederde
gemiddeld 2 uur of minder per dag achter de computer of voor de TV. Bij van de 14- en 16-jarigen gaat minstens 4 dagen per week lopend of met de
de 10-jarigen is dit percentage 88%. Ruim de helft van de 5-jarigen en ruim fiets naar school (respectievelijk 72% en 67%).
tweederde van de 10-jarigen is lid van een sportvereniging.
Tabel 3.5 Bewegen en beeldschermtijd naar leeftijd van leerlingen
In vergelijking met schooljaar 2012/13 zijn zowel 5-jarigen als 10-jarigen voortgezet onderwijs, 2015/16 (procenten)
meer gaan bewegen. Ook zijn kinderen in beide leeftijdsgroepen in
2014/15 vaker lid van een sportvereniging. lets meer 5-jarigen voldoen 14-jarigen 16-jarigen
in 2014/15 aan de norm voor beeldscherm tijd (95%) in vergelijking met 2015/16 2015/16
2012/13 (94%). Onder 10-jarigen is er geen verandering te zien in het Minstens 4 dagen per week lopend/fietsend naar school 72 67
percentage kinderen dat voldoet aan deze norm. Gemiddeld 1 uur per dag sporten 41 34
Gemiddeld 2 uur of minder per dag voor de 30 25
TV of achter de computer doorbrengen (buiten school)
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 29
3.3.1 Gezond bewegen naar geslacht Tabel 3.7 Bewegen en beeldschermtijd naar leeftijd en geslacht van
We weten dat jongens en meisjes verschillen in sportparticipatie. leerlingen voortgezet onderwijs (in procenten; 2015/16)
Voornamelijk in de wijken waar overgewicht en obesitas veel voorkomen,
sporten meisjes aanzienlijk minder dan jongens. In onderstaande tabellen 14-jarigen 16-jarigen
staan de verschillen weergegeven voor het meest recente jaar. jongen meisje jongen meisje
Minstens 4 dagen perweek 76 68 * 71 63 *
Tabel 3.6 Bewegen en beeldschermtijd naar leeftijd en geslacht van lopend/fietsend naar school
leerlingen basisonderwijs (in procenten; 2014/'15) Gemiddeld 1 uur 55 28 * 49 20 *
per dag sporten
S-jarigen 10-jarigen Gemiddeld 2 uur of minder 33 28 * 27 24 *
jongen meisje jongen meisje per dag voor de TV of achter
Gemiddeld 1 uur 49 44 * 60 46 * de computer doorbrengen
of meer per dag bewegen (buiten school) 4 Pa
Lid van een sportvereniging 55 58 77 63 *
Gemiddeld 2 uur of minder _ 95 95 87 90 * Zoals bovenstaande tabellen laten zien, zijn vooral vanaf v4 bv
per dag voor de TV of achter 10 jaar verschillen te zien tussen jongens en meisjes.
de computer doorbrengen Over het algemeen bewegen jongens meer Í
(buiten school) dan meisjes. «4 Wi
° LVS (2015) Rapportage - Sportparticipatie van één of meer regio’s (2013-2014), intern document.
30 Gemeente Amsterdam
3.4 Gezonde slaap
Sinds schooljaar 2015/16 worden slaapproblemen onder jongeren van 14
en 16 jaar jaarlijks gemeten met een vragenlijst (Sleep Reduction Screening
Questionnaire). De vragen gaan onder andere over moeite met opstaan,
slaperigheid overdag, genoeg energie hebben gedurende de dag en
moeite hebben om wakker te blijven in de klas. De totale score op de
vragenlijst loopt uiteen van 9 tot 27 punten. De afkapwaarde voor het
hebben van slaapproblemen ligt op 20 punten. CA
Uit de eerste meting blijkt dat 26% van de Amsterdamse jongeren van
14 jaar slaapproblemen heeft. Onder jongeren van 16 jaar vinden we meer
slaapproblemen, namelijk 31%.
Te
EX x
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 31
a
32 Gemeente Amsterdam
e © ®
Toelichting en verantwoording
Hoe zijn de gegevens verzameld? In 2015 wonen in Amsterdam veel meer 2-, 3- en 5-jarigen dan 16-jarigen
Jeugdgezondheidszorg Amsterdam ziet een groot deel van alle kinderen (zie tabel 1 en figuur 2). Dat komt doordat veel mensen de stad verlaten
in Amsterdam voor periodieke gezondheidsonderzoeken bij het Ouder- en wanneer zij (meerdere) kinderen hebben. Deze daling is het sterkst onder
Kindteam of op school. Kinderen worden gemeten en gewogen om hun kinderen van Nederlandse herkomst en in iets mindere mate onder westerse
groei te controleren. De gegevens over lengte en gewicht die vervolgens in en overig niet-westerse herkomstgroepen. Er is dus sprake van selectief
het digitaal kinddossier zijn geregistreerd, vormen de basis van dit rapport. vertrek uit de stad. Het aantal kinderen van Turkse en Antilliaans/Arubaanse
De cijfers over zuigelingenvoeding in hoofdstuk 3 zijn ook afkomstig uit herkomst blijft nagenoeg gelijk bij het stijgen van de leeftijd. Bij het stijgen
het digitaal kinddossier. Hoofdstuk 3 behandelt verder de gezondheid en van de leeftijd neemt het aantal Surinaamse en Marokkaanse Amsterdamse
leefstijl van kinderen en jongeren. Ouders van 5- en 10-jarigen vullen een kinderen juist iets toe. De verhouding meisjes/jongens ligt in Amsterdam
vragenlijst in over de gezondheid en leefstijl van hun kind, voordat hun kind rond de 50/50 en verschilt nauwelijks voor de afzonderlijke leeftijden.
naar de schoolarts gaat. De cijfers van de 14- en 16-jarigen zijn verzameld
via een digitale vragenlijst in de 2e en 4e klas van het voortgezet onderwijs. 2012 2013 2014 2015 indexcijfer
Voorheen werd hier een andere vragenlijst gebruikt. Door verschillen in 2012-2015
vraagstelling kan er geen eventuele trend ten opzichte van eerdere jaren 2 jaar 9.881 10.182 9.969 9.524 96
worden gepresenteerd voor het voortgezet onderwijs. Gezonde voeding 3 jaar 9.182 9.516 9.768 9,466 103
en bewegen zijn moeilijk met een vragenlijst te meten. Daarom moeten de 5 jaar 8.350 8.721 8.891 9.040 108
cijfers met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. 10 jaar 7.394 7.578 7.508 7.705 104
14 jaar 7.01 7.055 7.394 7.401 106
Over welke kinderen gaat dit rapport? 16 jaar 6.593 6.839 7.004 7.087 107
De cijfers betreffen kinderen van 2, 3, 5, 10, 14 en 16 jaar die in Amsterdam Bron: OIS
wonen. De 14-jarigen zijn officieel ‘kinderen uit de 2e klas van het voort-
gezet onderwijs’ en de 16-jarigen zijn ‘kinderen uit de 4e klas van het
voortgezet onderwijs’. Hierbij geldt de kanttekening dat de cijfers van de
14- en 16-jarigen mogelijk iets minder representatief zijn dan de cijfers van
de 2- t/m 10-jarigen, doordat de opkomst bij het meten en wegen lager ligt.
Ondanks dat de cijfers gewogen worden (zie hieronder), moeten deze cijfers
toch met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
We rapporteren over de jaren 2012, 2013, 2014 en 2015. Voor de kinderen
van 5 jaar en ouder zijn de gegevens echter per schooljaar verzameld. Waar
in de tekst 2012 staat, betreft het voor hen metingen van schooljaar 2012-
2013. Cijfers van 2013 zijn de metingen van schooljaar 2013-2014, cijfers van
2014 zijn de metingen van 2014-2015 en cijfers van 2015 zijn de metingen
van 2015-2016.
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 33
Figuur 2 Alle Amsterdamse kinderen per leeftijdsgroep naar herkomst De cijfers over zuigelingenvoeding en over de gezondheid en leefstijl van
(in procenten; 1-1-2016) kinderen van 5 en 10 jaar uit hoofdstuk 3 zijn naar dezelfde achtergrond-
100 kenmerken gewogen als de gegevens over lengte en gewicht. De cijfers
over de gezondheid en leefstijl van jongeren van 14 en 16 jaar zijn niet
gewogen. Aangezien de digitale vragenlijsten voor deze jongeren klassikaal
80 worden afgenomen, is het responspercentage relatief hoog (ongeveer 85%).
= Nederlands
=_ Surinaams Zijn de verschillen statistisch getoetst?
60 = Antilliaans of Arubaans De cijfers in hoofdstuk 1 en 3 zijn getoetst op statistische significantie.
= Turks De significante resultaten zijn gemarkeerd met een *. In hoofdstuk 2 staat
40 = Marokkaans verder geen informatie over statistische significantie.
= overig westers
= overig niet-westers De methode die in hoofdstuk 1 is gebruikt om de trends te analyseren, heet
20 ‘generalized estimating equation’ (GEE), een vorm van multi level analyse.
GEE houdt rekening met meerdere metingen per kind. Uitgangspunt voor
0 statistische modellen is vaak dat de metingen onderling onafhankelijk van
2jaar 3jaar S5jaar 1Ojaar 14jaar 16 jaar Bron: OIS elkaar zijn. In de periode 2012-2015 hebben sommige kinderen meerdere
metingen gehad, bijvoorbeeld op 2-jarige (2012), 3-jarige (2013) en 5-jarige
Voor hoofdstuk 3 zijn de meest recente cijfers over zuigelingenvoeding leeftijd (2015). Meerdere metingen bij hetzelfde kind zijn niet onafhankelijk
afkomstig uit kalenderjaar 2015. De meeste recente cijfers van de 5- en van elkaar. De lengte en het gewicht op 5-jarige leeftijd zullen gerelateerd
10-jarigen over voeding en bewegen zijn van schooljaar 2014/15. Voor de zijn aan de eerdere metingen.
14- en 16-jarigen zijn de meest recente cijfers over voeding, bewegen en
slaap afkomstig uit schooljaar 2015/16. In de totale groep kinderen zijn in verhouding meer jongere dan oudere
kinderen gemeten. Alle trends waarin meerdere leeftijden zijn samen-
Zijn de gegevens representatief voor Amsterdam? gevoegd zijn daarom gecorrigeerd voor leeftijd. Ook is er gecorrigeerd
De verzamelde gegevens van lengte en gewicht zijn gewogen naar de voor geslacht, herkomstgroep en sociaaleconomische status (SES; zie hier-
achtergrondkenmerken geslacht, leeftijd, etniciteit en sociaaleconomische onder meer informatie) om te voorkomen dat veranderingen in overgewicht
status (SES) om ze representatief te maken voor alle Amsterdamse kinderen of obesitas veroorzaakt worden door een andere samenstelling van de
met betrekking tot deze vier achtergrondkenmerken. We gebruiken hier- onderzochte groep over de tijd.
voor de bevolkingssamenstelling van Onderzoek, Informatie en Statistiek
(OIS, gemeente Amsterdam) in het jaar van de dataverzameling. De status-
scores voor de postcodegebieden zijn afkomstig van het Sociaal en
Cultureel Planbureau. Verderop is daar meer over te lezen.
34 Gemeente Amsterdam
De percentages in hoofdstuk 1 wijken licht af van de percentages Herkomst
in hoofdstuk 2, omdat: De herkomst van de Amsterdamse jeugd wordt gebaseerd op het geboorte-
* de onderzochte groep bestaat uit kinderen van het reguliere onderwijs land van het kind zelf, de vader en de moeder. De richtlijnen van het CBS
én het speciaal onderwijs samen; worden gebruikt als uitgangspunt voor het bepalen van de herkomst. Als
e erbij de trendanalyses gecorrigeerd is voor de hierboven genoemde minimaal één van beide ouders in het buitenland geboren is dan is het kind
achtergrondkenmerken; van niet-Nederlandse afkomst. De herkomst van de Amsterdamse jeugd
® van kinderen die tweemaal eenzelfde meting hadden in opeenvolgende wordt verdeeld in de volgende 7 categorieën:
jaren (bijvoorbeeld leerlingen die zijn blijven zitten in de 2e klas van het e Nederlandse Amsterdammers;
voortgezet onderwijs) de laatste meting is verwijderd. Kinderen mogen e Surinaamse Amsterdammers;
wel op verschillende leeftijden gemeten zijn, maar niet tweemaal mee- ® Antilliaanse en Arubaanse Amsterdammers;
tellen voor eenzelfde leeftijd. e Turkse Amsterdammers;
e Marokkaanse Amsterdammers;
In hoofdstuk 3 zijn de verschillen in percentages tussen de jaren getoetst ° overige westerse Amsterdammers;
door middel van een Chi Square toets met een betrouwbaarheidsinterval * overige niet-westerse Amsterdammers.
van 95%.
Sociaaleconomische status
Gewicht - Body Mass Index De sociaaleconomische status (SES) van de Amsterdamse jeugd wordt
Of iemand ondergewicht, een gezond gewicht of overgewicht heeft, bepaald met behulp van de statusscores die het Sociaal Cultureel Plan-
wordt bepaald aan de hand van de Body Mass Index (BMI). De BMI wordt bureau (SCP) eens in de vier jaar uitbrengt. De statusscore is een maat voor
berekend door het lichaamsgewicht (in kilogrammen) te delen door de de sociale status van een wijk (afgebakend door de vier cijfers van de post-
lengte (in meters) in het kwadraat. Voor volwassenen betekent een BMI van code) in vergelijking met andere wijken in Nederland. De sociale status van
25 of hoger dat er sprake is van overgewicht en een BMI van 30 of meer een wijk is afgeleid van een aantal kenmerken van de mensen die er wonen,
dat er sprake is van obesitas (een ernstige vorm van overgewicht). Voor de zoals hun opleiding, het inkomen en de positie op de arbeidsmarkt.
jeugd zijn de BMI-afkapwaarden afhankelijk van de leeftijd en het geslacht.
De gewichtsklassen van de Amsterdamse jeugd worden bepaald met De sociale status van de wijk waarin de Amsterdamse jeugdige woont, wordt
speciaal voor de jeugd ontwikkelde internationale afkapwaarden®. Op basis bepaald in verhouding met andere Amsterdamse wijken. De jeugdigen
van de BMI wordt bepaald in welke van de zes categorieën het kind valt: worden op basis van hun viercijferige postcode in één van de volgende vijf
a) ernstig ondergewicht, b) matig ondergewicht, c) gezond gewicht, categorieën ingedeeld (alle groepen bevatten ongeveer 20% van de
d) overgewicht, e) obesitas graad 1 of f) obesitas graad 2+3. Amsterdamse jeugd): 1) zeer lage SES, 2) lage SES, 3) gemiddelde SES,
4) hoge SES en 5) zeer hoge SES.
$ Het gebruik van de BMI kent enkele beperkingen. Er is sprake van onderschatting bij lange kinderen en overschatting bij korte kinderen, afkappunten voor ondergewicht zijn vooral bij
jonge kinderen minder betrouwbaar en ook houdt de BMI geen rekening met verschillen in herkomst. Er is op dit moment echter nog geen alternatief dat in de praktijk bruikbaar is om
overgewicht vast te stellen.
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 35
Een viercijferig postcodegebied is groot. Binnen zo'n gebied wonen
gemiddeld ruim 10.000 mensen, uiteenlopend van minder dan 1.000 tot
bijna 25.000 inwoners. Het is daarom makkelijk voor te stellen dat binnen
een wijk kinderen en ouders wonen met sterk uiteenlopende opleidings-
niveaus en inkomens. Daarom staat op de wensenlijst voor de outcome
monitor om SES op individueel niveau te bepalen, iets wat op dit moment
nog niet mogelijk is. 5)
36 Gemeente Amsterdam
. ee ee e ee
Bijlage 1 Achtergronden bij cijfers speciaal onderwijs
Achtergrond en werkwijze JGZ vergelijkbaar te maken en aan voldoende aantallen te komen, hebben
De scholen van het speciaal onderwijs zijn ingedeeld in speciaal basis- we de analyses per leeftijdsgroep uitgevoerd, namelijk:
onderwijs (SBO), speciaal onderwijs (SO), voortgezet speciaal onderwijs e At/m7 jaar om te vergelijken met 5-jarigen;
(VSO) en praktijkonderwijs (PRO). Officieel zijn SBO en PRO geen speciaal e 8t/m 11 jaar om te vergelijken met 10-jarigen;
onderwijs, maar regulier basis- en voortgezet onderwijs. Omdat veel e 12 t/m 14 jaar om te vergelijken met 14-jarigen;
leerlingen op het PRO meervoudige problematiek hebben, voert JGZ de e 15 t/m 18 jaar om te vergelijken met 16-jarigen.
contactmomenten uit alsof het een VSO school is. Veel leerlingen van het
SBO vervolgen hun schoolloopbaan op het PRO. Aandeel Amsterdamse kinderen op het SO naar cluster,
geslacht, etniciteit, leeftijd en stadsdeel
Binnen het SO en VSO zijn vier clusters te onderscheiden: Het aantal Amsterdamse kinderen dat in schooljaar 2015-2016 door JGZ
1. kinderen met een visuele beperking; is gemeten en gewogen is uitgesplist naar cluster te zien in tabel 1. Bijna
2. dove, slechthorende kinderen en kinderen met een communicatieve de helft van de kinderen volgt SBO of PRO. Daarna volgt SO cluster 4 als
beperking (spraaktaalstoornis); grootste groep.
3. kinderen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking en
kinderen die langdurig ziek zijn;
4. kinderen met gedragsstoornissen en/of psychiatrische problematiek. Tabel 1 Aantal en aandeel leerlingen op het speciaal onderwijs naar
type onderwijs en cluster (2015)
In tegenstelling tot het regulier onderwijs, waar JGZ vaste meetmomenten
heeft bij 5 en 10 jaar en in de tweede (13/14 jaar) en vierde klas (15/16 jaar) aantal percentage
van het voortgezet onderwijs, heeft het speciaal onderwijs dit niet. JGZ SBO 626 37,4
voert daar de volgende onderzoeken uit wanneer daar aanleiding voor is: SO totaal 486 29,0
e Instroomonderzoek SO cluster 1 7 0,4
Dit preventief gezondheidsonderzoek (PGO) vindt soms vooraf, maar SO cluster 2 94 5,6
vaker na aanmelding of toelating tot het S(B)O, plaats. SO cluster 3 125 7,5
e Vervolgonderzoek SO cluster 4 260 15,5
Leerlingen jonger dan 8 jaar krijgen tweejaarlijks een PGO. Leerlingen VSO totaal 297 17,7
vanaf 8 jaar krijgen driejaarlijks een PGO. VSO cluster 1 0 0,0
Eindonderzoek VSO cluster 2 87 52
Dit onderzoek vindt plaats bij het verlaten van het speciaal onderwijs. VSO cluster 3 168 10,0
VSO cluster 4 42 2,5
Omdat kinderen op het speciaal onderwijs op andere momenten worden PRO 185 11,0
gezien, zijn de cijfers niet één op één te vergelijken met de cijfers van onbekend 81 4,8
het regulier onderwijs in hoofdstuk 1. Ook zijn de leerlingaantallen vele totaal 1.675 100,0
malen kleiner dan in het regulier onderwijs. Om de cijfers toch enigszins
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 37
Zoals in figuur 2 te zien is, zijn jongens met 71% in de meerderheid op het Figuur 3 Leerlingen speciaal onderwijs naar herkomstgroep
speciaal onderwijs. Kinderen van Nederlandse en Marokkaanse herkomst (in procenten; 2015)
vormen samen bijna de helft van de groep leerlingen (figuur 3).
100
Figuur 2 Leerlingen speciaal onderwijs naar geslacht
(in procenten; 2015) 80
= Nederlands
= Surinaams
60 m Antilliaans of Arubaans
= Turks
40 = Marokkaans
= jongens ‚
= meisjes = overig westers
= overig niet-westers
20
0
Het grootste deel van de leerlingen op het speciaal onderwijs is tussen de
8 en 14 jaar (tabel 4). Tabel 5 geeft inzicht in de verdeling van de leerlingen
over de stadsdelen.
Tabel 4 Aantal en aandeel leerlingen op het speciaal onderwijs naar
leeftijdsgroep (2015)
aantal percentage
4 t/m 7 jaar 335 20,0
8 t/m 11 jaar 581 34,7
12 t/m 14 jaar 535 31,9
15 t/m 18 jaar 224 13,4
totaal 1.675 100
38 Gemeente Amsterdam
Tabel 5 Aantal en aandeel leerlingen op het speciaal onderwijs naar
stadsdeel (2015)
aantal percentage
Centrum 39 2,3
Noord 321 19,2
West incl. Westpoort 206 12,3
Nieuw-West 470 28,1
Zuid 106 6,3
Oost 251 15,0
Zuidoost 282 16,8
totaal 1.675 100,0
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 39
40 Gemeente Amsterdam
. ® . Kd
Bijlage 2 Tabellen gezond gewicht, overgewicht en ondergewicht
2.1 Aandeel Amsterdamse kinderen met een gezond gewicht Tabel 3 Aandeel Amsterdamse kinderen met obesitas graad 1 naar
leeftijd (2012 en 2015)
Tabel 1 Aandeel Amsterdamse kinderen met een gezond gewicht naar
leeftijd (2012 en 2015) 2012 2015 2015 gestandaardiseerd
naar 2012
2012 2015 2015 gestandaardiseerd 2 jaar 1 0,9 0,9
naar 20127 3 jaar 1,2 1,2 1,2
2 jaar 77,5 77,8 71,7 5 jaar 3,2 2,2 2,3
3 jaar 74,7 76,2 76,3 10 jaar 4,3 3,5 3,6
5 jaar 75,9 76,4 76,4 14 jaar 4,7 3,7 3,8
10 jaar 67,9 70,5 70 16 jaar 3,9 44 44
14 jaar 70 69,5 69,3
16 jaar 70,4 69,3 69,4
Tabel 4 Aandeel Amsterdamse kinderen met obesitas graad 2+3 naar
leeftijd (2012 en 2015)
2.2 Aandeel Amsterdamse kinderen met overgewicht
en obesitas 2012 2015 2015 gestandaardiseerd
naar 2012
Tabel 2 Aandeel Amsterdamse kinderen met overgewicht naar leeftijd 2 jaar 01 01 01
(2012 en 2015) 3 jaar 0,3 0,3 0,3
5 jaar 1 0,8 0,8
2012 2015 2015 gestandaardiseerd 10 jaar 11 0,9 0,9
naar 2012 14 jaar 1,1 0,7 0,8
2 jaar 7,3 7 7 16 jaar 1,4 1,3 1,3
3 jaar 7,8 7,2 7,2
5 jaar 11,1 9,8 9,9
10 jaar 18,8 16,5 16,8
14 jaar 16,7 16,9 16,9
16 jaar 16,5 16,4 16,3
7 De gestandaardiseerde percentages laten zien hoeveel procent van de Amsterdamse kinderen een gezond gewicht zou hebben als de bevolkingssamenstelling niet zou zijn veranderd
sinds 2012.
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 41
2.3 Aandeel Amsterdamse kinderen met ondergewicht 2.4 Gewichtsklassen naar herkomst
Tabel 5 Aandeel Amsterdamse kinderen met matig ondergewicht naar Tabel 7 Aandeel 2-jarige kinderen naar gewichtsklasse en herkomst-
leeftijd (2012 en 2015) groep (in procenten; 2015)
2012 2015 2015 gestandaardiseerd Herkomst onder- gezond overgewicht Totaal
naar 2012 gewicht gewicht incl. aantal
2 jaar 13,6 13,8 13,9 obesitas kinderen
3 jaar 15,3 14,6 14,5 Nederlands 13,5 79,6 6,9 4.313
5 jaar 8,6 10,5 10,4 Surinaams 27,3 68,7 4,0 473
10 jaar 77 8,4 8,4 Antilliaans/Arubaans 18,3 80,0 1,7 120
14 jaar 7,3 8,9 89 Turks 9,7 77,3 13,0 578
16 jaar 7,4 8,4 8,4 Marokkaans 9,2 76,5 14,3 1.206
overig westers 14,0 79,8 6,2 1.449
overig niet-westers 171 74,7 8,2 1.384
Tabel 6 Aandeel Amsterdamse kinderen met ernstig ondergewicht naar
leeftijd (2012 en 2015)
Tabel 8 Aandeel 3-jarige kinderen naar gewichtsklasse en herkomst-
2012 2015 2015 gestandaardiseerd groep (in procenten; 2015)
naar 2012
2 jaar 0,4 0,3 0,4 Herkomst onder- gezond overgewicht Totaal
3 jaar 0,7 0,5 0,5 gewicht gewicht incl. aantal
5 jaar 0,2 0,3 0,3 obesitas kinderen
10 jaar 0,2 0,2 0,2 Nederlands 15,0 78,3 6,7 4.089
14 jaar 0,2 0,3 0,3 Surinaams 29,2 61,6 9,3 562
16 jaar 0,5 0,2 0,2 Antilliaans/Arubaans 15,5 74,1 10,3 116
Turks 8,5 72,8 18,7 562
Marokkaans 9,2 79,2 11,6 1.330
overig westers 15,6 77,3 71 1.406
overig niet-westers 17,4 73,2 4 1.400
42 Gemeente Amsterdam
Tabel 9 Aandeel 5-jarige kinderen naar gewichtsklasse en herkomst- Tabel 11 Aandeel 14-jarige kinderen naar gewichtsklasse en herkomst-
groep (in procenten; 2015) groep (in procenten; 2015)
Herkomst onder- gezond overgewicht Totaal Herkomst onder- gezond overgewicht Totaal
gewicht gewicht incl. aantal gewicht gewicht incl. aantal
obesitas kinderen obesitas kinderen
Nederlands 12,6 80,3 71 3.760 Nederlands 12,2 76,1 11,7 2.574
Surinaams 15,7 70,6 13,8 581 Surinaams 79 68,4 23,7 786
Antilliaans/Arubaans 12,3 80,7 7,0 114 Antilliaans/Arubaans 79 61,4 30,7 101
Turks 57 69,0 25,3 616 Turks 4,7 55,3 40,0 678
Marokkaans 6,5 71,1 22,5 1.313 Marokkaans 6,6 64,8 28,6 1.375
overig westers 97 81,2 91 1.380 overig westers 9,8 77,8 12,3 762
overig niet-westers 11,3 71,3 17,5 1.277 overig niet-westers 8,9 64,2 27,0 1127
Tabel 10 Aandeel 10-jarige kinderen naar gewichtsklasse en herkomst- Tabel 12 Aandeel 16-jarige kinderen naar gewichtsklasse en herkomst-
groep (in procenten; 2015) groep (in procenten; 2015)
Herkomst onder- gezond overgewicht Totaal Herkomst onder- gezond overgewicht Totaal
gewicht gewicht incl. aantal gewicht gewicht incl. aantal
obesitas kinderen obesitas kinderen
Nederlands 10,2 79,4 10,4 2.756 Nederlands 10,1 77,5 12,4 2.443
Surinaams 9,4 65,5 25,1 617 Surinaams 11,0 62,8 26,2 833
Antilliaans/Arubaans 9,1 68,7 22,2 99 Antilliaans/Arubaans 6,5 74,0 19,5 123
Turks 57 51,5 42,8 615 Turks 4,5 59,0 36,6 673
Marokkaans 6,6 65,5 27,9 1.511 Marokkaans 6,6 61,5 31,9 1.269
overig westers 9,9 73,3 16,8 935 overig westers 10,3 75,5 14,2 698
overig niet-westers 7,8 66,5 25,7 1.173 overig niet-westers 7,8 66,8 25,4 1.065
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 43
2.5 Gewichtsklassen naar SES Tabel 15 Aandeel 5-jarige kinderen naar gewichtsklasse en SES
(in procenten; 2015)
Tabel 13 Aandeel 2-jarige kinderen naar gewichtsklasse en SES
(in procenten; 2015) onder- gezond overgewicht Totaal
gewicht gewicht incl. aantal
onder- gezond overgewicht Totaal obesitas kinderen
gewicht gewicht incl. aantal zeer lage SES 10,6 69,8 19,6 1.858
obesitas kinderen lage SES 10,1 73,2 16,6 1.808
zeer lage SES 15,8 75,1 9,1 2.131 gemiddelde SES 11,5 76,5 12,0 1.781
lage SES 15,4 74,3 10,3 1.715 hoge SES 11,3 80,9 79 1.918
gemiddelde SES 13,2 78,7 8,1 1.965 zeer hoge SES 10,5 82,1 7,5 1.674
hoge SES 14,3 79,6 6,1 1.984
zeer hoge SES 11,6 81,7 6,7 1.729
Tabel 16 Aandeel 10-jarige kinderen naar gewichtsklasse en SES
(in procenten; 2015)
Tabel 14 Aandeel 3-jarige kinderen naar gewichtsklasse en SES
(in procenten; 2015) onder- gezond overgewicht Totaal
gewicht gewicht incl. aantal
onder- gezond overgewicht Totaal obesitas kinderen
gewicht gewicht incl. aantal zeer lage SES 8,3 61,6 30,1 1.526
obesitas kinderen lage SES 8,5 65,3 26,2 1.571
zeer lage SES 15,0 74,8 10,2 1.954 gemiddelde SES 7,8 67,8 24,4 1.507
lage SES 17,3 70,7 12,0 2.075 hoge SES 8,8 77,2 14,0 1.573
gemiddelde SES 13,7 77,9 8,4 2.059 zeer hoge SES 9,8 80,5 9,8 1.528
hoge SES 14,5 79,6 5,9 1.652
zeer hoge SES 14,6 78,9 6,5 1.726
44 Gemeente Amsterdam
Tabel 17 Aandeel 14-jarige kinderen naar gewichtsklasse en SES
(in procenten; 2015)
onder- gezond overgewicht Totaal
gewicht gewicht incl. aantal
obesitas kinderen
zeer lage SES 9,0 63,8 27,2 1.756
lage SES 6,5 66,9 26,6 1.438
gemiddelde SES 8,3 67,0 24,7 1.476
hoge SES 10,2 75,3 14,5 1.516
zeer hoge SES 12,6 76,4 11,0 1.215
Tabel 18 Aandeel 16-jarige kinderen naar gewichtsklasse en SES (in
procenten; 2015)
onder- gezond overgewicht Totaal
gewicht gewicht incl. aantal
obesitas kinderen
zeer lage SES 6,8 64,8 28,4 1.731
lage SES 8,6 62,7 28,8 1.411
gemiddelde SES 9,8 67,8 22,4 1.377
hoge SES 8,6 76,2 15,2 1.319
zeer hoge SES 10,2 77,2 12,6 1.267
Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2017 45
2.6 Gewichtsklassen naar geslacht Tabel 22 Aandeel 10-jarige kinderen naar gewichtsklasse en geslacht
(in procenten; 2015)
Tabel 19 Aandeel 2-jarige kinderen naar gewichtsklasse en geslacht
(in procenten; 2015) onder- gezond overgewicht Totaal
OO gewicht gewicht incl. aantal
onder- gezond overgewicht Totaal obesitas kinderen
gewicht gewicht incl. aantal jongen 8,3 72,4 19,3 3.989
obesitas kinderen meisje 9,0 68,4 22,6 3.717
jongen 14,2 78,5 7,3 4.881
meisje 14,0 711 8,9 4.643
Tabel 23 Aandeel 14-jarige kinderen naar gewichtsklasse en geslacht
(in procenten; 2015)
Tabel 20 Aandeel 3-jarige kinderen naar gewichtsklasse en geslacht
(in procenten; 2015) onder- gezond overgewicht Totaal
gewicht gewicht incl. aantal
onder- gezond overgewicht Totaal obesitas kinderen
gewicht gewicht incl. aantal jongen 9,5 70,4 20,2 3.813
obesitas kinderen meisje 9,0 68,5 22,5 3.588
jongen 15,7 76,8 7,6 4.819
meisje 14,4 75,5 10,0 4.646
Tabel 24 Aandeel 16-jarige kinderen naar gewichtsklasse en geslacht (in
procenten; 2015)
Tabel 21 Aandeel 5-jarige kinderen naar gewichtsklasse en geslacht
(in procenten; 2015) onder- gezond overgewicht Totaal
gewicht gewicht incl. aantal
onder- gezond overgewicht Totaal obesitas kinderen
gewicht gewicht incl. aantal jongen 8,8 69,3 21,9 3.559
obesitas kinderen meisje 8,5 69,3 22,2 3.546
jongen 11,2 71,6 11,2 4.588
meisje 10,4 75,2 14,4 4452
46 Gemeente Amsterdam
| Onderzoeksrapport | 48 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 531
Datum akkoord 13 augustus 2014
Publicatiedatum 13 augustus 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M. van der Pligt van
25 juli 2014 inzake de Dienst Werk en Inkomen
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster.
In een artikel van De Telegraaf van 25 juli 2014 staat dat volgens Steunpunt GGz van
belangenorganisatie Cliëntenbelang Amsterdam consulenten van de Dienst Werk en
Inkomen (DWI) aanvragen van psychiatrische patiënten voor bijstand heel vaak niet
serieus lijken te nemen. Cliënten raken daardoor ontmoedigd en dreigen af te haken.
“Wat zo naar is, is dat veel burgers standaard met achterdocht en wantrouwen
benaderd worden. Heel onprettig. Je voelt je als een aangeklaagde wiens taak het is
je onschuld te bewijzen”, aldus citeert De Telegraaf een medewerker van het
Steunpunt.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 25 juli 2014, namens de fractie van
de SP, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Herkent het college dit beeld? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Het beeld dat Amsterdammers met psychische beperkingen niet serieus
genomen worden, of met wantrouwen worden bejegend, herkent het college niet.
Soms is het onvermijdelijk om door te vragen zodat de rechtmatigheid van een
uitkering duidelijk kan worden vastgesteld, bijvoorbeeld bij mensen die dakloos
zijn. Dat neemt niet weg dat er soms ongelukkig gecommuniceerd wordt en dat er
fouten worden gemaakt. Het college streeft naar excellente dienstverlening. Juist
als het gaat om kwetsbare Amsterdammers, is elke fout er een te veel.
De Dienst Werk en Inkomen heeft op 31 juli 2014 met het Steunpunt GGz een
aantal casussen besproken, waar naar het oordeel van het steunpunt
verbeteringen mogelijk zijn. Er zijn afspraken gemaakt over de onderlinge
communicatie en om het kennisniveau van klantmanagers te vergroten.
Voorgesteld is om de lijnen tussen het steunpunt en de betrokken DWI
medewerkers te verkorten, ook om snel in te kunnen grijpen in schrijnende
situaties. De inhoud van instructies en informatie die de medewerkers van het
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neeing lt Gemeenteblad
Datum 13 augustus 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 25 juli 2014
callcenter hanteren, wordt zo aangepast dat het bij elk onderdeel duidelijk is, dat
aanvragen een recht is. Dat gebeurt ook als de kans op toekenning klein is.
De partijen toetsen of deze afspraken in de praktijk als bevredigend worden
ervaren.
2. Hetsteunpunt zou graag zien dat consulenten van de DWI leren om te gaan met
psychiatrische patiënten. Het steunpunt pleit voor een apart loket voor
psychiatrisch gediagnosticeerde patiënten zoals dat er ook is voor daklozen.
Een loket dat bemand wordt door getrainde consulenten die samen met de cliënt
kijken waar deze (mogelijk nog meer) recht op heeft. Volgens de fractie van
de SP zou dat een goed idee kunnen zijn en zou het ook preventief kunnen
werken. Is het college dat met vragenstelster eens? Kan het college het antwoord
toelichten?
Antwoord:
Alle medewerkers van het team bijzondere Doelgroepen, waar een groot aantal
klanten van deze doelgroep toe hoort, zijn getraind op het herkennen van
psychische aandoeningen. Men kan waar nodig een beroep doen op
een gespecialiseerde medewerker. Deze is opgeleid in de omgang met
Amsterdammers met psychische beperkingen, en om te gaan met
Multiprobleemgezinnen (MPG), of vroegtijdig te interveniëren (VIG).
Voor de overige medewerkers zijn basis en verdiepingstrainingen beschikbaar die
gericht zijn op het herkennen en omgaan met psychiatrische ziektebeelden.
Het Steunpunt GGz is door DWI uitgenodigd om het bestaande cursusaanbod te
bekijken en daaraan zo mogelijk een bijdrage te leveren. Op basis daarvan gaan
we kijken wat nodig en wenselijk is.
3. Om Bijzondere Bijstand aan te vragen moet telefonisch een aanvraagformulier
worden aangevraagd. Blijkens genoemd artikel weigert de DWI vervolgens nogal
eens het aanvraagformulier aan de beller toe te sturen, omdat de medewerker
van de DWI die de telefonische oproep beantwoordt, van mening is dat
genoemde bijstand voor het door de beller aangegeven doel niet in aanmerking
komt. Het Steunpunt GGz is van mening dat deze beslissing niet op deze wijze,
buiten de gewone procedure om, genomen mag worden. Volgens de fractie van
de SP zou inderdaad iedereen in principe een dergelijke aanvraag moeten
kunnen doen en zou in principe elke aanvraag voor Bijzondere Bijstand op zijn
merites moeten worden beoordeeld. Bijzondere Bijstand heeft immers niet voor
niks die naam, het zou echt maatwerk moeten zijn. Is het college het met
vragenstelster eens? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Het college vindt ook dat de bijzondere bijstand individueel maatwerk is. Het komt
echter regelmatig voor dat mensen aanvragen willen doen voor kosten die niet
voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Medewerkers van het callcenter
toetsen de aanvragen met behulp van een beslisboom en stellen aanvragers op
de hoogte van de uitkomst. Die kan positief of negatief zijn. Bij een negatieve
uitkomst wordt afgeraden een aanvraag te doen, maar wordt ook aangegeven dat
aanvragen een recht is.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng lt Gemeenteblad
ummer = su … on
Datum 13 augustus 2014 Schriftelijke vragen, vrijdag 25 juli 2014
De gemeente wil dat aanvragers zo snel mogelijk en goed worden geïnformeerd
over de kans van slagen van hun aanvraag. Om fouten te voorkomen worden
instructies en informatie voor de medewerkers periodiek aangescherpt. Het
signaal van het Steunpunt GGz geeft er aanleiding toe dat de Dienst Werk en
Inkomen de beslisboom en het proces tussentijds zal herijken.
4. Gaat het college in gesprek met het Steunpunt over de door hen geconstateerde
gebreken? Kan het college het antwoord toelichten?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 1.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
> Gemeente
Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering 8 november 2023
Ingekomen onder nummer 614
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Moeskops, Asruf en Garmy inzake de Begroting 2024
Onderwerp
Twee vliegen in een bus: bied OV en cultuur samen aan
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2024
Overwegende dat:
-__Het Openbaar Vervoer in Amsterdam op meerdere manieren onder druk staat.
-__ Door de personeelstekorten het wellicht niet mogelijk is de 7,5 miljoen die beschikbaar is
gesteld voor het OV geheel in te zetten om het netwerk te verbeteren.
- Het zonde zou zijn als dat geld dan geen bijdrage levert aan ons Openbaar Vervoer.
-_Erlaat bekend is wanneer er hoeveel geld er over blijft en er daarmee een snel uitvoer-
baar, schaalbaar idee op de plank moet liggen.
-_ De 7,5 miljoen die ter beschikking is gesteld, incidenteel is en in eerste instantie bedoeld
was om tegenvallende reizigersinkomsten van het GVB te compenseren.
-__ Het OV en de cultuursector het meest gebaat zijn bij structureel meer bezoekers.
-__ Zowel ons Openbaar Vervoer als onze Kunst en Cultuursector moeite hebben hun bezoe-
kers na corona weer geheel terug te krijgen.
-__ Waar je in de stad woont geen reden zou moeten zijn om geen gebruik te kunnen maken
van ons cultuuraanbod.
-_ Kunst en cultuur en openbaar vervoer voor iedere Amsterdammer toegankelijk én betaal-
baar moeten zijn, ook voor Amsterdammers met een laag inkomen
-__ Via de stadspas Amsterdammers met een laag inkomen korting krijgen bij verschillende
activiteiten, maar de hoge kosten voor het openbaar vervoer vaak een drempel zijn om
deel te nemen aan deze activiteiten
-__ De Spoordeelwinkel van het NS een succesvol co-promotie platform van cultuur en OV is,
waar structureel zowel meer reizigers als cultuurbezoekers door gerealiseerd wordt.
-__Erdoor het GVB nu geen voordeel wordt gehaald aan de reeds bestaande 2 plus 1-kaartjes
actie in de cultuursector;
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-_ Faciliteer gesprekken tussen GVB en de cultuursector voor samenwerking in gemeen-
schappelijk belang.
-_ Mits de 7,5 miljoen voor het OV om tegenvallende reizigersinkomsten te compenseren
wegens het personeelstekort, niet geheel vitgegeven blijkt te kunnen worden aan net-
werkverbetering, fijnmazigheid of betaalbaarheid van het OV, deze middelen in te zetten
om het Openbaar Vervoer op een andere manier structureel te ondersteunen.
-_ Verken in ieder geval de mogelijkheid om naar analogie van de Spoordeelwinkel een co-
ticketingssysteem en promotieplatform op te zetten waar een kaartje voor cultuur en OV
in één keer aangeschaft kan worden.
-_ Hierbij ook de mogelijkheid te betrekken om stadspashouders van het OV gebruik te laten
maken wanneer zij de stadspas voor cultuur gebruiken en bij de uitrol van het platform als
eerst met deze doelgroep te starten.
-_Daarvoor met een voorstel terug te komen bij de raad.
Indiener(s),
E.D.M. Moeskops
M.F. Asruf
|. Garmy
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1457
Datum akkoord 21 december 2015
Publicatiedatum 24 december 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer R.H. van Dantzig van
4 december 2015 inzake private investeringen in studenten- en starterswoningen.
Aan de gemeenteraad
Toelichting vragensteller:
De fractie van D66 maakt zich zorgen over regels in de herziene woningwet die
verstrekkende gevolgen zouden kunnen hebben voor de nieuwbouw van
studentenwoningen. Deze regels zouden het onmogelijk maken voor
woningcorporaties samen te werken met private investeerders. Dit zou de
investeringscapaciteit ernstig beperken. Volgens de belangenbehartiger van
studenten, de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) zou de bouw van
zo’n 1000 studentenwoningen in Amsterdam hierdoor niet doorgaan.
Het is voor Amsterdam als kennisstad van groot belang dat er genoeg betaalbare
studenten-, jongeren- en starterswoningen worden bijgebouwd. Het college heeft een
forse bouwambitie van 8000 studentenwoningen in de periode 2014-2018. De fractie
van D66 maakt zich zorgen over de berichtgeving dat deze bouwambitie belemmerd
zou kunnen worden.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller, namens de fractie van 66, op grond van
artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Welke gevolgen heeft de wetswijziging voor de mogelijkheden voor corporaties
om samen te werken met private investeerders volgens het college?
Antwoord op vraag 1:
In de nieuwe Woningwet is de samenwerking tussen corporaties en beleggers op
basis van artikel 45 verboden. Dat artikel stelt dat corporaties alleen nog het
beheer en het verhuur mogen verzorgen van haar eigen woongelegenheden. Dit
maakt het onmogelijk voor woningcorporaties een samenwerkingsverband met
een belegger aan te gaan in de vorm van een aanhuur/verhuur constructie,
waarbij de belegger financiert en ontwikkelt en de corporatie een langjarig
huurcontract tekent met de belegger en zorgt voor verhuur en beheer van de
woningen. De langjarige huurcontracten (20 jaar) met corporaties betekenen voor
de beleggers een reductie van de risico's op hun investering. De risico’s van o.a.
mutatieleegstand en beheer komen voor een deel bij de corporatie terecht. Naar
aanleiding van de wetswijziging is er door de corporaties inmiddels aan het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een variant op
deze samenwerkingsvorm voorgelegd, waarbij in het huurcontract een clausule
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer Ve ecember 2015 Schriftelijke vragen, vrijdag 4 december 2015
opgenomen is die het risico op ongeoorloofde staatssteun aan de belegger
uitsluit. Dit neemt een belangrijk argument weg tegen deze samenwerkingsvorm.
Inmiddels is er in de tweede kamer een motie (19 637, nr. 2104) ) inzake
Vreemdelingenbeleid van het kamerlid Ronnes aangenomen die de regering
verzoekt om een oplossing in dezelfde richting. Het is nog niet bekend wat
de reactie van het ministerie is en wanneer deze wordt verwacht.
2. Wat zouden de gevolgen hiervan kunnen zijn voor Amsterdam? Met andere
worden zou de bouw van woningen belemmerd kunnen worden door de nieuwe
regels in de woningwet?
Antwoord op vraag 2:
Ondanks deze beperking heeft het college de verwachting dat er voldoende
corporaties of marktpartijen met investeringscapaciteit zullen zijn die de
betaalbare studentenwoningen kunnen bouwen. Op dit moment zijn er 3 projecten
(1300 woningen) in aanbouw op basis van de samenwerkingsvorm corporatie-
belegger.
Een project (350 woningen) is in een verregaand stadium van voorbereiding.
Het ligt in de rede te verwachten dat er een overgangsrecht geldt voor deze
projecten, maar hierover moet het ministerie nog uitsluitsel geven.
3. Ziet het college aanleiding om maatregelen te nemen naar aanleiding van deze
berichtgeving? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 3:
Wethouder Ivens heeft, namens het college en de G4, in het G4 overleg op
9 december 2015 bij de minister van BZK aangedrongen om snel helderheid te
scheppen over het overgangsrecht van de reeds in aanbouw en in voorbereiding
zijnde woningen, alsmede over de vraag of de aangepaste samenwerkingsvorm
wel mogelijk is. Afgesproken is om in een gezamenlijke werkgroep op zoek te
gaan naar een mogelijke oplossing.
4. Heeft deze wetswijziging effect op de prestatieafspraken en op de bouwambities
van het college? En, zo ja, op welke wijze?
Antwoord op vraag 4:
De prestatieafspraken met de corporaties blijven overeind. Ondanks deze
beperking is de verwachting dat de bouwambities in Amsterdam gerealiseerd
zullen worden, waaronder de bouw van betaalbare studentenwoningen. Dit
vereist dat de gemeente maximaal op betaalbaarheid stuurt, bijvoorbeeld door dit
als randvoorwaarde te stellen bij gronduitgifte of bestemmingswijzigingen en bij
het verstrekken van de Subsidie realisatie jongeren- en studentenhuisvesting.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | discard |
D Motie
Datum raadsvergadering 10 mei 2023
Ingekomen onder nummer 208
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Von Gerhardt, Boomsma en Kreuger inzake
mimimumpercentage koopwoningen bij nieuwbouwwijken.
Onderwerp
Minimumpercentage koopwoningen bij nieuwbouwwijken.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Woningbouwplan 2022-2028; Amsterdamse aanpak voor de nieuw-
bouw van woningen.
Overwegende dat:
-___De vraag naar koopwoningen groot is: 69% van de huishoudens met een middeninkomen
(tot 1,5 Xx modaal) en 76% van de huishoudens met een inkomen tussen 1,5 en
2 Xmodaal wil graag een woning kopen;
-_ Gezinnen en stellen vit de stad vertrekken en aangeven graag een woning te willen ko-
pen!;
-___Het aantal koopwoningen in Amsterdam al jaren gestaag afneemt: van 32,5% in 2017 naar
28,8% in 2021;
-_ Eigenaren van koopwoningen — ook na correctie voor huishoudkenmerken — relatief tevre-
den zijn over hun woning?;
-_Het bouwen van koopwoningen belangrijk is voor de sociale cohesie in de buurt;
-___Bij nieuwbouwprojecten slechts een zeer klein percentage koopwoningen in aanbouw
wordt genomen en het college geen doel heeft gesteld voor een minimumpercentage
koopwoningen in nieuwbouwwijken.
1 https://assets.amsterdam.nl/publish/pages/410516/dynamiek _verhuiswensen_2o19nt. pdf
2 https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/organisatie{ruimte-economie/wonen/wonen-in-amsterdam/wia-2021-downloads/?Pag-
Clsldt=16646015#PagCls_ 16646015
3 https://media.rabobank.com{/m/100904d577e1a24aforiginal/Woontevredenheid-in-de-Metropoolregio-Amsterdam. pdf
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Bij nieuwbouwwijken op gebiedsniveau ernaar te streven dat minimaal 25% van de woningen
koopwoningen zijn.
Indiener(s),
M.S. Von Gerhardt
D.T. Boomsma
K.M. Kreuger
| Motie | 2 | discard |
Tauw
Adviesrapport ledtransitie
6 augustus 2019
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
Verantwoording
Titel Adviesrapport ledtransitie
Opdrachtgever Gemeente Amsterdam
Projectleider Marion van Amelrooij
Auteur(s) Marion van Amelrooij, Edwin Veldkamp, Sander den Boer
Projectnummer 1269821
Aantal pagina’s 17
Datum 6 augustus 2019
Handtekening Ontbreekt in verband met digitale verwerking.
Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Colofon
Tauw bv
Handelskade 37
Postbus 133
7400 AC Deventer
T +31 57 06 99 911
E [email protected]
2/17
Se Tauw
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
Inhoud
1 Inleiding … … nnee ennen ennener oneven enevenneerenveer ene venneerenvenvenvenene en eneeen ene venneevenveevenvvenvee rennen
2 Thema's, ambitieniveaus en maatregelen… nnee ennen ren ennen se nenneeeeevenneeeenennneeren ennen D
2.1 Beschrijving thema’s … … nonnen vennen oeevenneevenneerenevennenvennenrenvenenseereneneen ene venseevenveeen eneen D
2.11 Circulaire economie … nnen vennen annen vennen oneven veneeenevenveeneeenven oneven venneeeneenveenveene nen D
2.1.2 Automatisering & management … … ennn veevenseeennenvennenennee rennen venveneneereneeeen eneen D
2.1.3 Uniformering areaal… nanne ennen oeevenenevenneerenvenennenenveerenvenvenveneneereneeen eere D
2.1.4 Beeldkwaliteit … nanne nennen venneeenen ene venveneeenevenvenneeeneerenennneeenerenveneneenveeene Ó
2.1.5 Dimmen openbare verlichting … … … … … … …… …evensen vennen vennen eener enen venvenvenveneneeer eneen eere Ô
2.1.6 Connectiviteit infrastructuur. … annen ennen venneenevenvennenenen ene venvenneeenveneneenneeene Ó
2.1.7 Nederlandse praktijkrichtlijn openbare verlichting (NPR) … … … nn neee eee Ô
2.2 _ Ambitieniveau per thema … nennen eneeen ene vennenereneeneevennenvenvenenseevenvenvenve vennen venvenenenenn P
2.3 Overzicht maatregelen … … … nnee nennen oneven venne ene venvenneneneen oneven venseenneenveeneeenenen Ö
2.3.1 Vervangen armatuur ……….… nnen eneen ennenvennenensee rennen veneeenener eneen venneeendereneenvenveeenvne eene Ö
2.3.2 Vervangen lichtbron door retrofit. veen enneneennen ennen venenseneneneenvenveeen eene Ö
2.3.3 Vervangen van lichtmasten … … … nnn venneenene versen vennenrenerenneerenvenvenveeeneeevenveene eene Ö
2.3.4 Bijplaatsen verlichtingsobjecten … …… … … nnen vennen nennen eennenenneerenvenvenvenenveerenveeen eneen Ö
2.3.5 _ Outdoor Lighting Control unit (OLC) … nennen enneenenenner oneven verneem ennen Ö
2.4 Maatregelen per thema … … nennen enen nee ene ner eneeenenevennenvenvenvnneevenvenenenevensee vennen eenen Ô
3 Uitgangspunten berekeningen… … nnn nevennee rennen vennen ennen eneen eneerennverenvenveveeenene vennen ren 1Ô
3.1 _TCO-berekening....……..... nnn nennen vennennenene rennen eneenn vereren venvenneeenveneneennveenvernevenvenneeenen | Û
3.2 _GOzberekening..….…....... nnn nennen vennen verversen eneen eener ene venvennenenvenenennveene verven enveneeene 1Û
3.3 _MKBA-berekening en beoordeling …… ennen vennen vennen enneevenvenvenvenenee vennen 1Û
4 _Seenario’s voor de ledtransitie … ennen vennen oneven venen enevenvenne rennen eneenvenveeeneenvennenr |
41 BasisscenariO …… …… nnn vennen sense nennen venneeren venen vereneeenenevennen venen venveneneeenenveen ene venseerenvennenen Î
4.2 Basis plusscenariO … … … ennen vennen vennen venneeeneeer ene eeneeevennenvenveneneee vennen snee eneverenveenenne ÎÔ
4.3 _VoorkeursscenariO … … … ennen oee vennener oneven ene venneer ene venenevennenvenveneneeevenveeenenevensee ennen 1Á
4,4 _ Overzicht scenario’s …… aanne vennennenene rennen eeenn vereren venvennenenveneneennveenverneenveeneeenen 1Ô
5 Conclusies en aanbevelingen … … … nnee senneenenene venen eeen venen enevenvenne rennen eneen vennen ene venvennenn | 7
Bijlage 1 Definities en toelichting
3/17
Se Tauw
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
1 Inleiding
Op 20 juli 2017 heeft de gemeenteraad van Amsterdam een motie! aangenomen om de openbare
verlichting versneld te vervangen door ledverlichting. Deze versnelling is mogelijk geworden
doordat in de Voorjaarsnota 2017 is besloten tot vervroegde afschrijving op de openbare
verlichting. De raad heeft het college van burgemeester en wethouders opgedragen om het tempo
waarin de straatverlichting wordt vervangen door led op te voeren naar ten minste 20 % per jaar.
Daarbij dient te worden uitgegaan van vervanging van alle lampen en armaturen waarvoor een
geschikt ledalternatief bestaat. Met de versnelde vervanging door led wordt ook de COz-besparing
versneld. In 2025 moet 45 % CO2 worden bespaard. In het collegeakkoord ‘Een nieuwe lente en
een nieuw geluid’ (mei 2018) wordt de reductiedoelstelling verhoogd naar 55 % in 2030 en 95 %
in 2050.
Thema’s en ambitieniveaus
Eind 2018 hebben Tauw en GE Delft in opdracht van de gemeente Amsterdam een onderzoek
gedaan naar de total cost of ownership (TCO), de CO2-voetafdruk en de maatschappelijke kosten
en baten van de ledtransitie. Daarbij is gekeken naar de volgende zeven thema's:
1. Circulaire economie
2. Automatisering & management
3. Uniformering areaal
4, Beeldkwaliteit
5. Dimmen openbare verlichting
6. Connectiviteit infrastructuur
7. Nederlandse praktijkrichtlijn openbare verlichting
Per thema zijn drie toenemende ambitieniveaus beschreven: Brons, Zilver en Goud. Per thema en
ambitieniveau hebben Tauw en CE Delft in oktober 2018 berekend wat de TCO en de CO2-
voetafdruk is. Ook hebben Tauw en GE Delft per thema een maatschappelijke kosten-
batenanalyse (MKBA) uitgevoerd. De resultaten van deze berekeningen en analyse zijn
weergegeven in het onderzoeksrapport? dat ten grondslag ligt aan dit adviesrapport.
Drie scenario’s: basis-, basis plus- en voorkeursscenario
In deze adviesnotitie hebben we vanuit de resultaten per thema drie scenario’s afgeleid: een
basis-, een basis plus- en een voorkeursscenario. Het basisscenario betreft de ledtransitie tegen
de laagste TCO. Het basis plusscenario is gebaseerd op het basisscenario aangevuld met extra
maatregelen per thema waarbij het verlagen van de COz-besparing centraal staat. Daarbij hebben
we maatregelen geselecteerd die bijdragen aan een beter beheer en onderhoud van de openbare
verlichting zoals het automatisch melden van storingen. Het basis plusscenario is een logische
samenhang van maatregelen gekoppeld aan de ledtransitie.
1 Motie 493, behandeld en aangenomen op 20 juli 2017.
? Onderzoeksrapport Ledtransitie openbare verlichting, 14 maart 2019, Tauw en CE Delft.
4/17
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
Tot slot hebben we nog een voorkeursscenario gedefinieerd. Het voorkeursscenario is het basis
plusscenario aangevuld met enkele kansen die bijdragen aan de toekomstbestendigheid van de
stad. Deze kansen zien wij binnen de thema’s Dimmen openbare verlichting en Connectiviteit.
Voor de drie scenario's hebben we de kosten berekend aan de hand van de
standaardsystematiek voor kostenramingen (SSK). Dit rapport bevat de resultaten van de drie
scenario’s.
; zer =
2 Thema's, ambitieniveaus en maatregelen
2.1 Beschrijving thema’s
Amsterdam onderscheidt zeven thema’s en heeft per thema een keuze gemaakt voor het
ambitieniveau Brons, Zilver en Goud. Voordat we ingaan op de ambitieniveaus lichten we eerst
deze thema’s toe.
2.1.1 Circulaire economie
Circulaire economie is een van de vijf transitiepaden uit de Agenda Duurzaam Amsterdam.® De
doelstellingen zijn het stimuleren van innovatie, onderzoek en circulaire bedrijvigheid en het
terugwinnen van grondstoffen en materialen.
Verlichtingsobjecten die niet meer functioneel zijn, worden afgevoerd naar het Materiaalbureau.
Daar worden ze gedemonteerd en afgevoerd voor recycling. De Amsterdamse doelstellingen voor
een circulaire economie hebben betrekking op de mate van afvalscheiding en daarnaast worden
de nationale doelstellingen gevolgd: een 50 % circulaire economie in 2030 en 100 % circulair in
2050.
2.1.2 Automatisering & management
Het thema Automatisering & management heeft betrekking op het gebruik van een
managementsysteem voor het beheer van de openbare verlichting. Een managementsysteem
maakt het mogelijk om op afstand de verlichting in en uit te schakelen, het lichtniveau te wijzigen
en om meldingen en de status van de verlichtingsobjecten uit te lezen. De doelstelling van het
managementsysteem is het verlagen van de onderhoudskosten en het sneller verhelpen van
storingen. De besparing op de onderhoudskosten betreft het anticiperen op storingen. Als een
verlichtingsobject aangeeft dat het einde van de levensduur van de lamp of het armatuur bijna
wordt bereikt, kan programmatisch de vervanging worden ingepland.
2.1.3 Uniformering areaal
Uniformering van het areaal beoogt het aantal verschillende armaturen terug te brengen. Door
retrofit wordt de levensduur van het armatuur verlengd maar blijven de bestaande (verschillende)
armaturen behouden. Bij vervanging van de armaturen kan worden toegewerkt naar gebruik van
enkele standaard armaturen. Er hoeven dan minder armaturen op voorraad te worden gehouden.
$ Vastgesteld op 11 maart 2015 door de gemeenteraad.
5/17
Se Tauw
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
Het nadeel van uniformering is dat er armaturen worden vervangen die nog niet aan het einde van
hun technische levensduur zijn.
2.1.4 Beeldkwaliteit
In Amsterdam is de Puccinimethode het beleidskader voor de beeldkwaliteit van de openbare
ruimte. Nieuw te plaatsen lichtmasten moeten voldoen aan de Puccinistandaard waarbij voor
bijzondere plekken kan worden afgeweken. Naast het waarborgen van de beeldkwaliteit wordt
door Puccini ook het beheer en onderhoud vereenvoudigd en kan grootschaliger, en daarmee
goedkoper, worden ingekocht.
2.1.5 _Dimmen openbare verlichting’
Het dimmen van de openbare verlichting heeft drie voordelen. Ten eerste wordt door te dimmen
energie bespaard. Ten tweede reduceert dimmen lichthinder en lichtvervuiling omdat er tijdelijk
minder intensief verlicht wordt. Als de omstandigheden daarom vragen, kan het lichtniveau ook
worden verhoogd. Het naar behoefte aanpassen van de lichtintensiteit verbetert de leefbaarheid
voor mens en dier. Een derde voordeel is dat door het dimmen de levensduur van de ledlampen
verlengd wordt dankzij de lagere stroom (milliampère) door de driver.
Op dit moment is het merendeel van de Amsterdamse openbare verlichting niet dimbaar. Bij een
dimbaar areaal zijn er twee varianten: statisch of dynamisch dimmen. Statisch dimmen houdt in
dat de verlichting op vooraf geprogrammeerde tijden terugschakelt naar een lager
verlichtingsniveau. Bij dynamisch dimmen reageert het lichtniveau bijvoorbeeld op
verkeersintensiteit, beweging of de beschikbaarheid van natuurlijk daglicht.
2.1.6 Connectiviteit infrastructuur
De bestaande infrastructuur van de openbare verlichting kan worden voorbereid op connectiviteit.
In dat geval worden gestandaardiseerde interfaces voor ledcomponenten, zogenaamde Zhaga-
connectoren, geplaatst in het armatuur. Dankzij deze Zhaga-connectoren kunnen in de toekomst
makkelijker andere functies worden gekoppeld aan de openbare verlichting.” Zo kunnen de
armaturen worden voorzien van licht-donkersensoren of sensoren voor het meten van fijnstof.
Zhaga is de internationale standaard die is afgesproken om connectiviteit tussen verschillende
modules mogelijk te maken. De Zhaga-standaard is vergelijkbaar met de keuze en invoering van
de USB-poort als standaard voor computerrandapparatuur.
2.1.7 Nederlandse praktijkrichtlijn openbare verlichting (NPR)
In de Nederlandse praktijkrichtlijn openbare verlichting (NPR 13201:2017) staan lichttechnische
criteria en aanbevelingen omschreven om te komen tot een goed en veilig lichtbeeld. Door de
verlichtingsprofielen door te rekenen wordt bepaald of aan de NPR wordt voldaan. De NPR wordt
* In het onderzoeksrapport is dit thema aangeduid met SMART functionaliteit. Omdat de bijbehorende maatregelen
uitsluitend betrekking hebben op dimmen, hebben we in dit adviesrapport het thema hernoemd.
> Er zijn ook andere opties voor connectiviteit. Maar als deze in de toekomst specifiek moeten worden geplaatst,
vergt dit een veel hogere investering dan het nu voorbereiden van de lichtmasten op connectiviteit door de plaatsing
van Zhaga-connectoren.
6/17
Kenmerk R001-1269821VAM-VO3-kzo-NL
toegepast om tot een goede ruimtelijke kwaliteit te komen en een evenwichtige afweging te maken
tussen lichtkwaliteit, veiligheid en energieverbruik.
2.2 Ambitieniveau per thema
Tabel 1 beschrijft voor de zeven thema’s het ambitieniveau Brons, Zilver en Goud. Aan ieder
ambitieniveau is een keuze gekoppeld. De invulling van de ambitieniveaus per thema is door de
projectgroep van de gemeente Amsterdam meegegeven aan Tauw en CE Delft. Deze
ambitieniveaus zijn doorgerekend in het Onderzoeksrapport dat ten grondslag ligt aan dit advies.
Tabel 1 Thema's en ambitieniveaus
UE uE Brons PAL Ng Goud
Circulaire economie e _ Huidige e _ Huidige e _ Hergebruik van
afvalverwerking afvalverwerking vrijkomende
armaturen
Automatisering en e Geen e Deel van het areaal e _ Alle lichtmasten
management managementsysteem voorzien van een voorzien van een
managementsysteem. managementsysteem.
Uniformering areaal e 50% retrofit, 50 % e 50% retrofit, 50 % e 10 %retrofit, 90 %
armaturen vervangen armaturen vervangen armatuur vervangen
e Bij 50 % van huidige e Bij 50 % van huidige e _ Vroegtijdig armatuur
armaturen wordt armaturen wordt vervangen volgens
levensduur verlengd levensduur verlengd Puccini
Beeldkwaliteit e _Geen masten e Deel masten e _ Alle masten
vervangen vervangen door vervangen door
Puccinimasten Puccinimasten
Dimmen openbare e _ Niet dimmen e _ Statisch dimmen e _ Dynamisch dimmen
verlichting binnen een deel van binnen een deel van
het areaal namelijk het areaal namelijk
langs Hoofd- en langs Hoofd- en
Plusnet auto Plusnet auto, op
fietspaden en in
parken
Connectiviteit e _ Geen connectiviteit e _ Connectiviteit bij een e _ Connectiviteit van het
infrastructuur van het areaal deel van het areaal gehele areaal
Nederlandse e _1-op-1 vervanging e Deel van het areaal e _ Hele areaal
praktijkrichtlijn openbare zonder NPR-toetsing® vervangen o.b.v. vervangen zodat dit
verlichting NPR-toetsing overeenstemt met
NPR
8 Areaal openbare verlichting lijkt redelijk in overeenstemming met NPR. Op een aantal locaties moet areaal mogelijk
verdicht worden om volledig te voldoen aan de NPR.
7117
Se Tauw
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
2.3 Overzicht maatregelen
Om te kunnen voldoen aan de ambitieniveaus uit tabel 1 moet het verlichtingsareaal (gedeeltelijk)
worden aangepast. In feite gaat het maar om vijf maatregelen. Onderstaand lichten we deze
maatregelen toe.
Overigens hoeven er voor het thema Circulaire economie geen aanpassingen te worden gedaan
aan het verlichtingsareaal. Dit thema betreft de wijze waarop met vrijkomende onderdelen en
materialen wordt omgegaan en staat los van het verlichtingsareaal. De keuzes onder de andere
thema’s bepalen natuurlijk wel de hoeveelheid onderdelen en materialen die vrijkomt.
2.3.1 Vervangen armatuur
Bij armatuurvervanging wordt het conventionele armatuur op de lichtmast vervangen door een
ledarmatuur. Het ledarmatuur kan het licht beter sturen en verbruikt minder energie dan een
conventioneel armatuur.
2.3.2 Vervangen lichtbron door retrofit
Hierbij wordt de lichtbron van een conventioneel armatuur op de lichtmast vervangen door een
ledlichtbron. Dit kan een ledlamp zijn, maar ook een compleet ledbinnenwerk. In het bestaande
armatuur wordt het voorschakelapparaat (het onderdeel dat ervoor zorgt dat de lamp ontsteekt)
verwijderd en wordt de voedingskabel direct aangesloten op de lamp. Bij een retrofitlamp is geen
voorschakelapparaat nodig omdat dit onderdeel is geïntegreerd in de lamp, de zogenaamde
driver.
2.3.3 Vervangen van lichtmasten
Om te voldoen aan de gewenste beeldkwaliteit moeten lichtmasten die niet overeenstemmen met
het Puccinibeleidskader worden vervangen door een nieuwe mast conform Puccini. Het
vervangen van lichtmasten heeft geen of een verwaarloosbare invloed op het lichtbeeld of het
energieverbruik.
2.3.4 Bijplaatsen verlichtingsobjecten
Er worden extra verlichtingsobjecten (lichtmast met armatuur) aan het lichtareaal toegevoegd om
een hoger of beter lichtniveau te realiseren. Deze aanpassing wordt gedaan om te voldoen aan de
NPR.
2.3.5 Outdoor Lighting Control unit (OLC)
In het armatuur wordt een Outdoor Lighting Control unit (OLC) aangebracht. Deze OLC maakt het
mogelijk om op afstand met het armatuur te communiceren. Deze communicatie kan gebruikt
worden om het armatuur aan te sturen. Tevens kan de communicatie gebruikt worden om de
status van een armatuur uit te lezen. Deze technologie maakt het mogelijk om:
e Armaturen op elk gewenst tijdstip te dimmen en dit naar wens aan te passen
e Te controleren of het armatuur heeft gebrand om zo defecte armaturen te signaleren
e Het energieverbruik van de armaturen te monitoren
8/17
Se Tauw
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
De OLC kan in of op het armatuur bevestigd worden. Nieuwe technologie maakt het ook mogelijk
om een OLC met een gestandaardiseerde aansluiting (een Zhaga-connector) eenvoudig aan te
sluiten. Deze aansluiting kan ook gebruikt worden om in de toekomst andere hardware aan te
sluiten.
Door het plaatsen van een OLC kan de pe, pp,
verlichting op afstand worden Dn Oe Oe
aangestuurd, kan de verlichting dynamisch F ee ne df
worden gedimd en kunnen eventueel T En 2 Ni
andere functies aan het armatuur worden FT ||
gekoppeld.
2.4 Maatregelen per thema
Hierboven hebben we de maatregelen beschreven. In tabel 2 geven we aan op welke thema's de
maatregelen invloed hebben.
De tabel laat zien dat het aanbrengen van een OLC nodig is voor zowel het thema Automatisering
en management als de thema’s Dimmen openbare verlichting en Connectiviteit infrastructuur. De
OLC is nodig voor het managementsysteem waarmee de openbare verlichting op afstand beheerd
en eventueel bediend wordt. Het dimmen van ledverlichting kan overigens ook zonder een OLC
door middel van een (standaard) dimbare driver. In het thema Dimmen is echter uitgegaan van
dimmen met behulp van een OLC om zo meerdere thema’s te kunnen combineren.
De OLC is dus niet per definitie nodig om de openbare verlichting te kunnen dimmen, maar wel
benodigd voor de connectiviteit van de infrastructuur waarbij ook andere functies kunnen worden
gekoppeld aan de lichtmasten.
Het vervangen van de armaturen en de lichtbronnen is nodig om te komen tot Uniformering van
het areaal. Vervanging door een armatuur of retrofitlamp met een hoger vermogen kan ook
bijdragen aan het voldoen aan de Nederlandse praktijkrichtlijn openbare verlichting.
De overige twee maatregelen hebben uitsluitend invloed op één thema:
e Het vervangen van lichtmasten heeft invloed op de Beeldkwaliteit en is nodig om te voldoen
aan de Puccinistandaard
e Het bijplaatsen van verlichtingsmasten draagt bij aan het voldoen aan de Nederlandse
praktijkrichtlijn openbare verlichting
9/17
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
Tabel 2 Samenhang tussen maatregelen en thema's
Maatregelen Automatisering Uniformering Beeld- Dimmen Connectiviteit NPR
& management areaal kwaliteit infrastructuur
Vervangen X X
armatuur
Vervangen X X
lichtbron
Vervangen X
lichtmast
Bijplaatsen X
verlichting
Aanbrengen X X X
OLC
3 Uitgangspunten berekeningen
Tijdens het uitgevoerde onderzoek hebben we de ambitieniveaus per thema vanuit drie
verschillende invalshoeken doorgerekend. Bij de TCO is een zo laag mogelijke TCO het meest
wenselijk. Voor de CO2-voetafdruk wordt gestreefd naar een minimale COz-uitstoot. Per scenario
is de COz-uitstoot weergegeven. Bij de MKBA worden maatschappelijke kosten en baten tegen
elkaar weggestreept.”
3.1 TCO-berekening
De TCO bevat de kosten voor de exploitatie van de openbare verlichting over de hele levensduur:
investeringskosten, energieverbruik, onderhoud en vervanging. De TCO is een hulpmiddel om de
verschillende vervangingsopties op kosten met elkaar te vergelijken.
3.2 COz-berekening
De COz-voetafdruk geeft de CO2-emissie van de benodigde energie en materialen aan. De CO2-
voetafdruk van de materialen bevat de hele levensduur: winning van grondstoffen, productie van
materialen, transport naar bouwlocatie, bouw, gebruiksfase (energieverbruik),
onderhoud/vervanging en verwijdering na einde levensduur.
3.3 MKBA-berekening en beoordeling
Een maatschappelijke kosten- en batenanalyse (MKBA) is een hulpmiddel voor een integrale
afweging van relevante voor- en nadelen van de verlichtingsmaatregelen. TCO en COz-voetafdruk
zijn als input gebruikt voor de MKBA. De MKBA vult deze directe financiële effecten aan met
7 De resultaten van deze berekeningen per thema en ambitieniveau zijn weergegeven in het onderzoeksrapport dat
ten grondslag ligt aan dit adviesrapport.
10/17
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
maatschappelijke effecten. De MKBA-waarde is uitgedrukt in euro. Een negatieve MKBA-waarde
duidt op netto kosten; bij een positieve MKBA-waarde overheersen de baten.
De volgende maatschappelijke effecten zijn meegenomen in de MKBA: COz-reductie, verbetering
luchtkwaliteit/gezondheid, ecologie, sociale veiligheid en verkeersveiligheid. Sociale veiligheid en
verkeersveiligheid zijn alleen kwalitatief beoordeeld omdat het niet mogelijk bleek om de effecten
op de veiligheid betrouwbaar te kwantificeren.
Tabel 3 geeft een overzicht van de uitgangspunten van de berekeningen.
Tabel 3 Uitgangspunten berekeningen
Onderdeel Uitgangspunt
Omvang areaal Circa 114.000 lichtpunten die nog niet zijn voorzien van ledlampen
Duur Total Cost of Ownership 25 jaar
Levensduur retrofit lamp 7 jaar (voor 1-32 W) en 12 jaar (voor 33-75 W)
Levensduur armaturen led 22 jaar
Levensduur masten staal 40 jaar
Levensduur masten gietijzer 80 jaar
Aantal branduren 4.100 branduren per jaar (ruim 11 uur per etmaal)
Discontovoet 3 %
Afschrijvingen Geen kapitaalverlies van armaturen die voortijdig vervangen worden?
Nauwkeurigheidsmarge -25 % en +25 %.
ë In de Voorjaarsnota 2017 is besloten tot het vervroegd afschrijven van activa openbare verlichting zodat versneld
de bestaande verlichting in de openbare ruimte kan worden vervangen door LED-verlichting.
1117
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
es zen
4 Scenario’s voor de ledtransitie
4.1 Basisscenario
Het basisscenario bestaat uit de maatregelen behorend bij het ambitieniveau Brons voor de zeven
thema’s en is gericht op de laagste TCO. In dit scenario is voldaan aan de wens van de
gemeenteraad om de conventionele verlichting te vervangen door ledverlichting. Verder
functioneert de openbare verlichting ongewijzigd: er worden geen masten bijgeplaatst om te
voldoen aan de NPR, er worden geen masten vervangen in het kader van Puccinibeeldkwaliteit,
er wordt niet gedimd en de openbare verlichting wordt niet op afstand aangestuurd met een
managementsysteem. Vrijkomende materialen (masten of armaturen) worden op dezelfde wijze
verwerkt als nu.
Tabel 4 geeft een schematische weergave van het basisscenario.
Tabel 4 Basisscenario
WCE Ambitieniveau Beschrijving
Circulaire economie Brons Huidige afvalverwerking
Automatisering en Brons Verlichting conventioneel ingeschakeld
management
Uniformering areaal Brons e 50% retrofit, 50 % armaturen vervangen
e Bij 50 % van huidige armaturen wordt
levensduur verlengd
Beeldkwaliteit Brons Geen masten vervangen
Dimmen openbare verlichting Brons Niet dimmen
Connectiviteit infrastructuur Brons Geen connectiviteit
Nederlandse praktijkrichtlijn Brons 1-op-1 vervanging zonder NPR-toetsing
openbare verlichting
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het basisscenario voor de TCO, de COz-voetafdruk
en de maatschappelijke kosten en baten. De TCO bestaat uit de investeringskosten, de
onderhoudskosten en energiekosten. De investeringskosten zijn gebaseerd op het prijspeil 2019
en inclusief opslagen, VAT (Voorbereiding, administratie, toezicht) en risico’s, maar exclusief
BTW. Daarbij is gebruik gemaakt van de normkosten van de gemeente Amsterdam.
______________| Totale waarde
EUR 183,1 miljoen
COs-voetafdruk 324.000 CO»
Maatschappelijke kosten en baten EUR -122,0 miljoen
12/17
Se Tauw
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
4.2 Basis plusscenario
Bij het basis plusscenario wordt uitgegaan van dynamisch dimmen langs het Hoofd- en Plusnet
auto, fietspaden en in parken (ambitieniveau Goud). Hiermee wijken we af van het uitgangspunt in
het beleidskader Verlichting van de gemeente. Daarin wordt aangegeven dat dimmen in
combinatie met ledverlichting slechts leidt tot een beperkte COz-reductie. Uit onze berekeningen
blijkt dat afhankelijk van de mate waarin gedimd wordt, de COz-uitstoot met 40 tot 50 % verder
verlaagd kan worden.”
Het is voor de berekening van de COz-reductie niet relevant dat voor Amsterdam elektriciteit wordt
opgewekt met windturbines. Als deze windenergie immers niet gebruikt wordt voor de openbare
verlichting, kan deze elders worden ingezet. Bij de berekening van de CO2-reductie gebruiken we
de referentieparkmethode. Bij deze methode wordt gekeken welke elektriciteitscentrale minder
hoeft te produceren om in de totale elektriciteitsvraag te voldoen. De CO2-emissiefactor in
kilogram per opgewekte kWh van deze referentiecentrale wordt vervolgens gebruikt om de CO2-
reductie te bepalen.
Dimmen is een relevante maatregel om de COz-uitstoot terug te brengen en bovendien kunnen
andere maatregelen ‘meeliften’ met de technische aanpassing die gedaan wordt door een OLC
toe te passen voor het dimmen. Deze OLC wordt in of op het armatuur gemonteerd en kan
vervolgens worden aangestuurd om het licht van het armatuur te dimmen. Tevens kan de OLG
gebruikt worden om de status van het armatuur op afstand uit te lezen om defecte armaturen te
detecteren: door te investeren in de connectiviteit van de infrastructuur wordt bijgedragen aan het
dimmen van de verlichting én aan het automatisch melden van storingen doordat de armaturen in
contact staan met een centrale server.
Aandachtspunt
Het ambitieniveau bij Automatisering en management en bij Connectiviteit van de infrastructuur is
maximaal Zilver omdat de connectiviteit alleen geldt voor de armaturen die in het kader van het
dimmen worden voorzien van een OLC. De andere armaturen worden níet geconnecteerd en zijn
dus ook niet op afstand te besturen.
Voor het thema NPR is het ambitieniveau Brons. Het bijplaatsen van lichtmasten, als dit volgt uit
de NPR-toetsing, leidt tot een hogere TCO en meer COz-uitstoot terwijl de meerwaarde voor de
MKBA niet kwantificeerbaar is. Jaarlijks komen er bij de gemeente Amsterdam 70 verzoeken voor
extra verlichting binnen. Onze aanbeveling is dan ook om budget te reserveren voor het op
verzoek bijplaatsen van verlichting op donkere locaties.
Tabel 5 op de volgende pagina geeft een schematische weergave van het basis plusscenario.
9 De COp-voetafdruk neemt minder af. Dat komt omdat in de CO»-voetafdruk ook de COsemissie van de materialen
is opgenomen. De CO2-emissie van het energieverbruik is slechts één aspect van de totale voetafdruk.
13/17
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
Tabel 5 Basis plusscenario
UL uE Ambitieniveau Beschrijving
Circulaire economie Brons Huidige afvalverwerking
Automatisering en Zilver Deel van het areaal voorzien van een
management managementsysteem.
Uniformering areaal Brons e 50% retrofit, 50 % armaturen vervangen
e Bij 50 % van huidige armaturen wordt
levensduur verlengd
Beeldkwaliteit Brons Geen masten vervangen
Dimmen openbare verlichting Goud Dynamisch dimmen binnen een deel van het areaal
namelijk langs Hoofd- en Plusnet auto, op fietspaden
en in parken
Connectiviteit infrastructuur Zilver Connectiviteit deel van het areaal
Nederlandse praktijkrichtlijn Brons 1-op-1 vervanging zonder NPR-toetsing
openbare verlichting
Dit scenario leidt tot een COz-besparing en een besparing op de netto maatschappelijke kosten.
De TCO neemt toe. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het basis plusscenario en de
waarde van de TCO, de COz-voetafdruk en de maatschappelijke kosten en baten.
EUR 190,9 miljoen
CO-voetafdruk 279.000 CO
MKBA EUR - 119,9 miljoen
4.3 Voorkeursscenario
Het voorkeursscenario bestaat uit het basis plusscenario aangevuld met kansen die ontstaan door
de ledtransitie om zo de toekomstbestendigheid te vergroten. Deze kansen zijn er binnen de
thema’s Dimmen openbare verlichting en Connectiviteit infrastructuur en zijn een uitbreiding
(schaalvergroting) van de ambitieniveaus zoals omschreven in tabel 1.
In het voorkeursscenario gaan we uit van het aanvullend statisch dimmen van de openbare
verlichting waar dit technisch mogelijk is. Dit statisch dimmen komt bovenop de ambitie Goud bij
Dimmen openbare verlichting waarbij dynamisch gedimd wordt langs het Hoofd- en Plusnet auto,
op fietspaden en in parken. Binnen het voorkeursscenario wordt dus dynamisch gedimd langs het
Hoofd- en Plusnet auto, op fietspaden en in parken en statisch gedimd in de rest van het
verlichtingsareaal voor zover dit technisch mogelijk is.
14/17
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
Op locaties waar de keuze voor een retrofit ledlamp wordt gemaakt, is het veelal technisch niet
mogelijk om te dimmen. Een retrofit ledmodule biedt deze mogelijkheid wel waardoor circa 84 %
van de nog te verledden armaturen dimbaar wordt uitgevoerd. Deze armaturen worden dimbaar
uitgevoerd en tegelijkertijd ook voorzien van een Zhaga-connector voor connectiviteit.
Tabel 6 geeft een schematische weergave van het voorkeursscenario.
Tabel 6 Voorkeursscenario
UL uE Ambitieniveau Beschrijving
Circulaire economie Brons Huidige afvalverwerking
Automatisering en Zilver Deel van het areaal voorzien van een
management managementsysteem.
Uniformering areaal Brons e 50% retrofit, 50 % armaturen vervangen
e Bij 50 % van huidige armaturen wordt
levensduur verlengd
Beeldkwaliteit Brons Geen masten vervangen
Dimmen openbare verlichting Goud+ Dynamisch dimmen binnen een deel van het areaal
namelijk langs Hoofd- en Plusnet auto, op fietspaden
en in parken. Aanvullend statisch dimmen waar
technisch mogelijk.
Connectiviteit infrastructuur Zilver+ Connectiviteit deel van het areaal waar ook gedimd
wordt
Nederlandse praktijkrichtlijn Brons 1-op-1 vervanging van het areaal
openbare verlichting
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het voorkeursscenario voor de TCO, de COe-
voetafdruk en de maatschappelijke kosten en baten.
________________| Totale waarde
EUR 191,3 miljoen
CO-voetafdruk 263.000 1CO2
MKBA MKBA verbetert t.o.v. overige scenario’s!®
Aangezien dit voorkeursscenario geen onderdeel uitmaakte van de oorspronkelijke opdracht aan
Tauw en CE Delft zijn de effecten op de CO2-voetafdruk en de MKBA niet berekend. De COz-
voetafdruk hebben we in aanvulling op het onderzoek voor dit adviesrapport berekend. Het
aanvullend statisch dimmen leidt tot een verdere COe-reductie van ruim 16.000 ton CO» ten
10 De opties onder het plusscenario maken geen deel uit van het onderzoeksrapport. De MKBA is niet opnieuw
doorgerekend maar de netto maatschappelijke kosten nemen af door de extra CO--reductie binnen het plusscenario.
15/17
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
opzichte van het basis plusscenario. Daarbij is uitgegaan van 14 % energiebesparing voor statisch
dimmen!
De MKBA is niet opnieuw berekend maar zal ook positief beïnvloed worden door de lagere CO2-
voetafdruk van dit voorkeursscenario. Om die reden hebben we in de tabel aangegeven dat het
voorkeursscenario de MKBA positief beïnvloedt.
4.4 Overzicht scenario’s
In onderstaande tabel zijn de waarden van de drie scenario’s naast elkaar weergegeven.
| Totale waarde per scenario
\________________\Basissoenaro __\ Basisplussoenario _Voorkeursscenario |
EUR 183,1 miljoen EUR 190,9 miljoen EUR 191,3 miljoen
CO2-voetafdruk 324.000 CO» 279.000 CO 263.000 1CO2
MKBA EUR -122,0 miljoen EUR -119,9 miljoen Positief effect op
MKBA'?
De genoemde bedragen voor de TCO zijn in onderstaande tabel onderverdeeld in
investeringskosten, beheer- en onderhoudskosten en energiekosten. Ook hierbij hebben we
gerekend met de normkosten van de gemeente Amsterdam.
| ___________TCOperscenato |
| Basisscenario __\ Basisplussoenario | Voorkeursscenario
Investeringskosten EUR 74,5 miljoen EUR 81,6 miljoen EUR 82,7 miljoen
Beheer en onderhoud EUR 88,5 miljoen EUR 91,9 miljoen EUR 91,9 miljoen
EUR 20,1 miljoen EUR 17,4 miljoen EUR 16,7 miljoen
Totale TCO kosten EUR 183,1 miljoen EUR 190,9 miljoen EUR 191,3 miljoen
1 Dimregime 1A waarbij de verlichting met 30 % wordt gedimd tussen 23.00 en 07.00 uur.
1 De opties onder het plusscenario maken geen deel uit van het onderzoeksrapport. De MKBA is niet doorgerekend
maar de netto maatschappelijke kosten zullen lager zijn dan bij het basis- en voorkeursscenario.
16/17
Se Tauw
Kenmerk RO01-1269821VAM-VO3-kzo-NL
5 Conclusies en aanbevelingen
De belangrijkste reden voor de ledtransitie is om bij te dragen aan energiebesparing en CO2-
reductie. Met het basisscenario wordt de verlichting versneld vervangen door led en invulling
gegeven aan de opdracht van de gemeenteraad aan het college.
Voor het basis plusscenario hebben wij gekeken hoe extra CO2 te besparen valt. Dat kan door
dimmen. Het hoogste ambitieniveau bij dimmen, zoals oorspronkelijk geformuleerd binnen het
ambitieniveau Goud, is dynamisch dimmen langs het Hoofd- en Plusnet auto, op de fietspaden en
in parken. Dit betekent dat dit deel van het areaal moet worden geconnecteerd en voorzien van
een OLG, dat wil zeggen de unit waarmee dynamisch kan worden gedimd. Door connectiviteit van
de infrastructuur ontstaat daarnaast de mogelijkheid om:
e sneller storingen aan de openbare verlichting te verhelpen dankzij geautomatiseerde
terugkoppeling van storingen
e Inde toekomst andere functies te koppelen aan de openbare verlichting.
Kortom, een win-winsituatie. De totale besparing van het basis plusscenario is bijna 45.000 tCOz;
14 % van de totale COÔz-uitstoot. De TCO neemt met EUR 7,8 miljoen toe, een toename van ruim
4 %,
Tot slot hebben we gekeken naar aanvullende kansen om de stad toekomstbestendig te maken,
het zogenaamde voorkeursscenario. Daarbij wordt ten opzichte van het basis plusscenario een
groter deel van het areaal geconnecteerd. Hierdoor kan op een groter deel van het
verlichtingsareaal worden gedimd wat leidt tot een extra energie- en COz-besparing. Een
bijkomend voordeel van de connectiviteit dat de verlichtingsmasten in de toekomst kunnen
bijdragen aan de ‘slimme stad’ (Smart City) waarbij assets data verzamelen en informatie
uitwisselen. Bij het plaatsen van de ledverlichting wordt ook een Zhaga-connector geplaatst
waaraan ook andere functies kunnen worden gekoppeld.
Bij dit voorkeursscenario neemt de TCO met EUR 0,4 miljoen toe ten opzichte van het basis
plusscenario. De COe-voetafdruk neemt met 16.000 tCOe af en daarmee nemen ook de netto
maatschappelijke kosten af.
Ons advies
De gemeente Amsterdam staat voor een grootschalige ledtransitie. De investeringen die gedaan
moeten worden, zijn investeringen in de toekomst. Ons advies is om hierbij in te zetten op
energie- en COe -besparing en tegelijkertijd de extra kansen voor de stad te benutten zoals deze
zijn opgenomen in het voorkeursscenario. Kansen die nu meegenomen kunnen worden voor een
relatief geringe meerinvestering en bovendien direct leiden tot een besparing op de energie- en
COz-uitstoot. Wij adviseren de gemeente dan ook om te kiezen voor het voorkeursscenario.
17/17
Se Tauw
Kenmerk R001-1269821VAM-VO3-kzo-NL
Bijlage 1 Definities en toelichting
OLC Outdoor Lighting Control unit
Door een OLG is connectie te maken met de armaturen om de status uit te
lezen en aanpassingen aan te brengen in het brandgedrag (dimmen).
Aanpassingen kunnen groepsgewijs worden gedaan vanaf de
beheerdersomgeving, en zijn dus eenvoudig te regelen.
Andere voordelen die doorgaans worden geboden: energieverbruik meten,
storingen detecteren en rapporteren.
Statisch dimmen Elke dag wordt hetzelfde dimregime aangehouden. Bijvoorbeeld
Tot 21.00 uur op 100%, tot 23.00 uur op 70%; tot 7.00 uur op 50%, tot
daglicht 100%.
Statisch dimmen is standaardfunctionaliteit die in tegenwoordige drivers is
ingebouwd. Aanpassing van het dimregime is bij deze drivers niet
eenvoudig: dit moet in het armatuur gebeuren of als je bij de mast staat,
per lichtpunt. In dit rapport is er daarom vanuit gegaan dat een OLC wordt
gebruikt voor het dimmen.
LCA Levenscyclusanalyse
Betreft een methode om de milieubelasting van een product te berekenen,
waarbij alle levensfasen van het product worden meegewogen.
TCO Total Cost of Ownership
In een TCO-berekening wordt het totaal aan kosten (investering,
onderhoud en verbruik) berekend over de levensduur van een product.
A
| Onderzoeksrapport | 18 | train |
PLAN VAN SCHOLEN
BASISONDERWIJS
2021-2024
Onderwijs, Jeugd en Zorg, gemeente Amsterdam, april 2020
1. Inleiding
De Wet op het primair onderwijs (Wpo) verplicht gemeenten jaarlijks een plan van nieuw op te richten
basisscholen vast te stellen. Rijksbekostiging van een nieuwe openbare of bijzondere basisschool kan
alleen als de school opgenomen is op een door de gemeente van vestiging vastgesteld plan.
In voorliggend plan wordt achtereenvolgens stilgestaan bij:
2. Uitgangspunten voor het opstellen van het plan van scholen;
3. Eenterugblik op de in de afgelopen 5 jaren gestichte scholen;
4. Het ministerieel besluit over het Plan van Scholen 2020-2023;
5. Nieuwe aanvragen;
6. Scholen uit een vorig Plan van Scholen die nog niet zijn gestart.
2. Uitgangspunten voor het opstellen van het plan van scholen
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten voor het opstellen van het plan van scholen nader toegelicht.
Procedure
Het plan bestrijkt drie achtereenvolgende schooljaren, volgend op het jaar van vaststelling. Het betreft
voor dit plan van scholen de schooljaren 2021-2022, 2022-2023 en 2023-2024. Het vermeldt welke
scholen in de planperiode wel of niet voor eerste bekostiging in aanmerking komen en waarom. De
gemeenteraad stelt het plan vast.
Na vaststelling door de gemeenteraad gaat het plan naar het Ministerie van OCW voor beoordeling. De
minister besluit vóór 1 janvari 2021. Als de gemeenteraad een school niet op het plan opneemt kunnen
schoolbesturen daartegen in beroep bij de minister.
Beleidsregels Plan van Scholen Amsterdam
Op 20 december 2017 heeft de gemeenteraad Beleidsregels Plan van Scholen Amsterdam, hierna
beleidsregels, vastgesteld (Gemeenteblad 30 januari 2018, nr. 19506).
Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan beleidsregels
vaststellen met betrekking tot de aan hem toekomende bevoegdheid. Een beleidsregel geeft aan hoe
het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid, in dit geval het beoordelen van een verzoek tot
opneming van een school op het plan van scholen, toepast. Door deze beleidsregel is ieder schoolbestuur
voordat hij een aanvraag indient, op de hoogte van de wijze waarop de gemeenteraad de verzoeken
beoordeelt. Daarmee kan een schoolbestuur bij het opstellen van zijn verzoek rekening houden.
De uitgangspunten in de beleidsregels zijn niet nieuw. Ze worden al sinds 2008 door de gemeenteraad
gehanteerd. Het belangrijkste criterium waaraan de aanvraag wordt getoetst is de zogenoemde 3
kilometergrens voor het gekozen voedingsgebied. De grootte van de stad, het aantal inwoners en
daarmee samenhangende infrastructuur, het grote en diverse scholenaanbod en de voorkeuren van
ouders voor scholen dicht bij de woning, maken dat een keuze voor een groter voedingsgebied dan 3
kilometer rondom de gewenste vestigingsplaats voor een nieuw te stichten school in Amsterdam
doorgaans niet realistisch is.
Voedingsgebied
Het aanvragend schoolbestuur bepaalt zelf wat het voedingsgebied van de verlangde school is. De
jurisprudentie geeft aan dat voor het voedingsgebied wel de eis van redelijkheid geldt, mede vanwege de
gemiddeld beperkte reisbereidheid van ouders. Zoals hiervoor aangegeven toetst de gemeenteraad een
verzoek van een schoolbestuur aan het in de beleidsregels opgenomen criterium van de zogenoemde 3
2
kilometergrens. Als een schoolbestuur kan aantonen dat voor zijn school een groter voedingsgebied
aannemelijk is, zal de gemeenteraad op dit punt van de beleidsregels afwijken.
Het is de wettelijke taak van de gemeente, op grond van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) om de
aanvragen van schoolbesturen te toetsen met behulp van:
a. de basisgeneratie;
b. het deelnamepercentage;
C. het belangstellingspercentage;
d. leerlingen binnen het voedingsgebied die onderwijs van dezelfde richting bezoeken buiten het
voedingsgebied;
e. de stichtingsnorm.
In het hiernavolgende worden deze begrippen nader geduid.
a - Basisgeneratie
De basisgeneratie is het aantal 4- tot en met 11-jarigen en 30% van de 12 jarigen binnen het
voedingsgebied van de verlangde school.
Elk jaar stelt Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) voor Amsterdam de basisgeneratie op. Hierbij
houdt OIS rekening met de dan bekende voornemens op het gebied van woningbouw. Daarin treden van
jaar tot jaar verschuivingen op. Deze werken door in de prognoses. De leerlingenprognose voor het
basisonderwijs 2019/2020 laat zien dat het aantal leerlingen in het basisonderwijs de komende jaren licht
daalt. Het toegenomen vertrek van gezinnen met jonge kinderen is de belangrijkste oorzaak voor deze
dalende trend. Tegelijkertijd zijn in ontwikkelgebieden waar veel woningbouw komt wel nieuwe scholen
nodig zodat kinderen in hun eigen buurt naar school kunnen gaan. Eris sprake van een gedifferentieerd
beeld van groei en krimp binnen de stad. Dat vraagt ook om een gedifferentieerde aanpak in de realisatie
van scholen. De schoolbesturen zijn hierover, gefaciliteerd door de gemeente, met elkaar in gesprek via
een reeks van gebiedssessies. De werkwijze, waarbij schoolbesturen op basis van samenwerking en
transparantie een toekomstbestendig aanbod van basisscholen in de stad willen realiseren, is gestart in
2017 en is in de jaren daarna voortgezet.
De ontwikkeling in de basisgeneratie is niet alleen relevant voor nieuwe scholen. De cijfers vormen ook
de basis voor de planning van de huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs zoals opgesteld in het
Integraal Huisvestingsplan Primair Onderwijs en het overleg daarover met de schoolbesturen.
b - Deelnamepercentage
Niet alle kinderen uit de basisgeneratie bezoeken het reguliere basisonderwijs. Het speciaal
basisonderwijs (sbo) is er voor kinderen die in het basisonderwijs niet goed tot hun recht komen en extra
zorg nodig hebben die een reguliere basisschool niet kan bieden. Het speciaal onderwijs (so) is voor
kinderen die leer- of gedragsproblemen hebben, blind of slechtziend zijn, doof of slechthorend,
lichamelijk of verstandelijk gehandicapt zijn of langdurig ziek. Daarnaast zijn er kinderen die geen van
deze vormen van onderwijs bezoeken, bijvoorbeeld omdat ze in instellingen voor residentiële zorg
verblijven.
Het deelnamepercentage is dat deel van de basisgeneratie dat daadwerkelijk het basisonderwijs volgt of
zal gaan volgen. Sinds 2011 hanteert de gemeenteraad hiervoor 98% als benaderingspercentage.
c - Belangstellingspercentage
Kern van de beoordeling van aanvragen is het belangstellingspercentage. Het belangstellingspercentage
is het percentage leerlingen in de gemeente Amsterdam dat een school bezoekt van een bepaalde
3
richting (denominatie). De belangstellingspercentages worden afgeleid van de telling van de leerlingen in
het Amsterdamse basisonderwijs per 1 oktober voorafgaand aan het jaar van besluitvorming over het
plan, in dit geval dus 2019. De belangstellingspercentages staan vermeld in bijlage 2.
d - Aanwezige onderwijscapaciteit
Artikel 78 Wpo schrijft voor: bij de berekening van het aantal leerlingen dat een openbare of een
bijzondere school zal bezoeken, worden niet meegeteld leerlingen die wonen binnen redelijke afstand
van een openbare school, onderscheidenlijk van een bijzondere school van de desbetreffende richting of
richtingen en voor wie op die school plaatsruimte aanwezig is. Dit voorschrift wordt gehanteerd bij de
berekening van de aanwezige stichtingsruimte voor een nieuwe school. Ingevolge artikel 3 c van de
Beleidsregels Plan van Scholen Amsterdam wordt hierbij als redelijke afstand een afstand van maximaal
3 kilometer hemelsbreed aangehouden.
e - Stichtingsnorm
Uit de verrekening van het deelnamepercentage, het belangstellingspercentage en de reeds aanwezige
capaciteit binnen dezelfde richting resulteert de “netto stichtingsruimte”. Daar vindt nog een correctie
voor scholen in oprichting op plaats. (Wanneer er in voorgaande jaren een Plan van Scholen-aanvraag is
toegekend in het voedingsgebied, wordt het aantal leerlingen dat meegerekend is in de eerdere
aanvraag van de stichtingsruimte af gehaald).
De netto stichtingsruimte, eventueel gecorrigeerd op scholen in oprichting in het voedingsgebied, wordt
afgezet tegen de door het Rijk vastgestelde stichtingsnorm. Deze is voor Amsterdam 325 leerlingen. Een
school wordt op het plan geplaatst als de prognose uitwijst dat de school:
- aan het einde van het vijfde operationele jaar minimaal 325 leerlingen heeft
- dit ook in alle daaropvolgende 15 jaren zal volhouden.
De berekening van de stichtingsruimte van de aangevraagde scholen voor dit Plan van Scholen vindt u in
bijlage 2.
3. Terugblik: recent gestichte scholen
Hieronder wordt de ontwikkeling weergegeven van de scholen die sinds 2015 zijn gestart.
Tabel 1: Overzicht gestarte scholen 2015-2019
Startjaar Locatie Naam school Schoolbestuur | Denominatie Leerling-
aantal per 1
oktober 2019
2015 Zuidoost Lotus: Stichting Hindoeïstisch
Lotus (karmavadisch)
2017 Zuid HKC De Stichting Humanistisch 34
Wereldboom Kolom
2018 Noord Klein Stichting LidT Algemeen 146
Amsterdam bijzonder
Kleine Nicolaas | OOadA
SIO-NH
2019 Nieuw West Leerunit Stichtng Kunst | Algemeen 34
en Onderwijs- bijzonder
centrum
(SKOC)
2019 West Zijderoute Stichting voor Algemeen 5
kunstzinnig, bijzonder
innovatief,
toekomstgerich
1 De Lotusschool is met ingang van schooljaar 2019-2020 gesloten omdat het aantal leerlingen onvoldoende was om de
stichtingsnorm te behalen.
4
DM
basisonderwijs
(Kitab)
bh. Ministerieel besluit Plan van Scholen 2020-2023
Besluit Plan van Scholen 2020-2023
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (hierna: de Minister) heeft op 28 oktober 2019
het Plan van Scholen 2020-2023 goedgekeurd voor zover het betreft de opneming van:
a. de volgende scholen, die voor het eerste jaar op het plan van scholen waren geplaatst:
-__een openbare basisschool in Noord (Elzenhagen Zuid), te starten op 1 augustus 2020
b. de volgende scholen die bij herhaling op het plan van scholen waren geplaatst:
-__een openbare basisschool in Zuid (VU/ Buitenveldert), te starten op 1 augustus 2020;
-_een openbare basisschool in Oost (Sluisbuurt), te starten op 1 augustus 2020;
-__ een oecumenische basisschool in Oost (Zeeburgereiland), te starten op 1 augustus 2020;
-__een openbare basisschool in Oost (Centrumeiland), te starten op 1 augustus 2020;
-__een oecumenische basisschool in Noord (Buiksloterham), te starten op 1 augustus 2020;
-__een oecumenische basisschool in Zuid (Zuidas), te starten op 1 augustus 2020.
Besluit administratief beroep Plan van Scholen 2020-2023
De Minister heeft op 3 februari 2020 het administratief beroep van het schoolbestuur Stichting
Islamitisch Onderwijs Noord-Holland (SIO Noord-Holland) tegen de vaststelling van het Plan van Scholen
2020-2023, gegrond verklaard. De Minister heeft in dit besluit tevens de gemeenteraad opgedragen om
op grond van artikel 80 tweede lid Wpo de door het schoolbestuur verlangde Islamitische basisschool in
het Plan van Scholen 2021-2024 voor bekostiging in aanmerking te brengen met als ingangsdatum 1
augustus 2021. Deze school wordt daarom opgenomen in het Plan van Scholen 2021-2024 (zie hiervoor
hoofdstuk 6).
De gemeenteraad had deze aanvraag niet opgenomen op het Plan van Scholen 2020-2023 omdat SIO
Noord Holland op basis van het gekozen voedingsgebied in de oorspronkelijke aanvraag niet aannemelijk
kon maken dat de school binnen de wettelijke termijn van 5 jaar de stichtingsnorm van 325 leerlingen zou
behalen en dit gedurende de daaropvolgende 15 jaar vast kon houden.
De door SIO Noord Holland in maart 2019 aangeleverde leerlingenprognose ging echter vit van een
uitgebreider voedingsgebied dan bij het indienen van de oorspronkelijke aanvraag. De gemeenteraad
oordeelde dat SIO Noord Holland daarmee de grondslag van de aanvraag had gewijzigd na de fatale
datum van 1 februari 2019. Daarom heeft de raad bij de beoordeling geen rekening gehouden met deze
wijziging.
De Minister stelt echter dat de aanpassing van het voedingsgebied (Amsterdam Noord) in dit concrete
geval met een aantal wijken vit Amsterdam Centrum en West, een wijziging is van ondergeschikte aard
en geen andere aanvraag. De Wet op het Primair Onderwijs (Wpo) geeft namelijk de mogelijkheid om de
ingediende aanvraag aan te vullen voor 1 april. Daarbij leidt, zo overweegt de Minister, de aanvulling van
het voedingsgebied niet tot conflicten met een andere lopende aanvragen.
Gevolgen besluit Minister voor de beoordeling van Plan van Scholen aanvragen
De gemeenteraad heeft naar aanleiding van het besluit van de Minister geconstateerd dat de
beleidsregels niet voorzien in een situatie zoals bij SIO Noord-Holland aan de orde was. Daarbij gaat het
om de situatie waarin een schoolbestuur in aanvulling op zijn voor 1 februari ingediende aanvraag,
aangeeft wat de gewenste vestigingsplaats is van de school binnen het oorspronkelijk gekozen
voedingsgebied. Waarna hij op basis van deze vestigingsplaats het oorspronkelijk voedingsgebied nader
aanvult of wijzigt binnen een straal van 3 kilometer. Deze wijziging van ondergeschikte aard, mits
5
doorgevoerd voor 1 april, zal voortaan worden meegewogen in de beoordeling van een aanvraag. Dit lijdt
uitzondering als door de wijziging of aanvulling van het voedingsgebied de aanvraag in conflict komt met
een aanvraag van een ander schoolbestuur.
5. Nieuwe aanvragen
1. _ Stichting INNOORD verzoekt opname van een openbare school in Amsterdam Noord (Buiksloterham)
met als voedingsgebied de buurtcombinatie N71 en met de gewenste ingangsdatum bekostiging 1
augustus 2022.
Dit is een aanvraag voor een openbare school in het nieuwbouwgebied Buiksloterham in stadsdeel
Noord. Er is voldoende stichtingsruimte in het beschreven voedingsgebied voor een nieuwe
openbare school.
Geadviseerd wordt de gewenste school op te nemen op het Plan van Scholen 2021-2024 met als
gewenste ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2022.
2. Amsterdamse Stichting voor Katholiek Onderwijs (ASKO) verzoekt om opname van een
oecumenische basisschool in Zuid (Zuidas) met als voedingsgebied de buurtcombinaties K23, K48, K4g,
Ks2 en K5g en met de gewenste ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2023.
Dit is een aanvraag voor een nieuwe oecumenische basisschool op de Zuidas in Zuid. Er is voldoende
stichtingsruimte in het beschreven voedingsgebied voor een nieuwe oecumenische school.
Geadviseerd wordt de door ASKO gewenste school op te nemen in het Plan van Scholen 2021-2024 met
afs datum bekostiging 1 augustus 2023.
3. Algemeen Bijzondere Scholengroep Amsterdam (ABSA) verzoekt om opname van een basisschool op
algemeen bijzondere grondslag in Zuidoost met als voedingsgebied de buurtcombinaties Tg2 Amstel I1J-
Bullewijk, T93 Bijlmer Centrum en T96 Holendrecht en Reigersbos met de gewenste ingangsdatum
bekostiging 1 augustus 2023.
Deze aanvraag betreft een nieuwe algemeen bijzondere basisschool in Zuidoost. Er is voldoende
stichtingsruimte in het beschreven voedingsgebied voor een nieuwe algemeen bijzondere school.
Geadviseerd wordt de door ABSA gewenste school op te nemen op het Plan van Scholen 2021-2024
met als ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2023.
4. _ Stichting tussen Amstel en IJ (Staij) verzoekt om opname van een openbare basisschool in Oost
(Sluisbuurt) met als voedingsgebied M34 Zeeburgereiland en met de gewenste ingangsdatum
bekostiging 1 augustus 2023.
Deze aanvraag betreft een nieuwe aanvraag voor een openbare school in Oost met als startdatum
bekostiging 1 augustus 2023. Er is voldoende stichtingsruimte in het beschreven voedingsgebied
voor een nieuwe openbare school.
Geadviseerd wordt de gewenste school op te nemen ín het Plan van Scholen 2021-2024 met als datum
bekostiging 1 augustus 2023.
6
5. Stichting ZONOVA? verzoekt om opname van een openbare school ín Zuidoost met als
voedingsgebied Tg2 Amstel Ill en met de gewenste ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2023.
Er is voldoende stichtingsruimte voor een nieuwe openbare school in het gekozen voedingsgebied.
Geadviseerd wordt de door Zonova gewenste school op te nemen in het Plan van Scholen 2021-2024
met als datum bekostiging 1 augustus 2023
6. Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel (OOadA)verzoekt om opname van een openbare
basisschool in Zuid (VU/ Buitenveldert), met als voedingsgebied de buurtcombinaties F87, F88, K23,
K44, Ksg, Kgo en Kg: (waarbij het gebied ten noorden van de A10-Zuid niet wordt meegeteld) en met
de gewenste ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2021.
Deze aanvraag betreft een nieuwe openbare school in Zuid. Er is voldoende stichtingsruimte in het
beschreven voedingsgebied voor een nieuwe openbare school.
Geadviseerd wordt de gewenste school op te nemen ín het Plan van Scholen 2021-2024 met als datum
bekostiging 1 augustus 2021.
7. Stichting Islamitische Scholen El Amal verzoekt om een islamitische basisschool in het Centrum met
als voedingsgebied diverse buurten in Amsterdam Centrum, West, Oost en Zuid en met de gewenste
ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2021.3
Er is sprake van een conflicterende aanvraag met de aanvraag van Stichting Islamitisch
Basisonderwijs Amsterdam (SIBA) vanwege overlap in het gekozen voedingsgebied. Bij aanvragen
voor een school van eenzelfde denominatie met een overlappend voedingsgebied, wordt het
leerlingenpotentieel vit de overlappende buurten in gelijke mate verdeeld over de aanvragen.
Bovendien ligt het voedingsgebied deels in het voedingsgebied van de nieuwe school van SIO
Noord-Holland die op het Plan van Scholen 2021-2024 voor het eerst wordt opgenomen (zie
paragraaf 4. en 6.3). Daardoor moet er ook rekening worden gehouden met plaatsruimte op de
nieuwe school van SIO Noord-Holland.
Vanwege de conflicterende aanvragen is er onvoldoende stichtingsruimte voor beide aangevraagde
scholen. De gemeente heeft de besturen geadviseerd om tot onderlinge afstemming te komen. Dit
heeft niet geleid tot het intrekken van één van de aanvragen. Dit betekent dat beide aanvragen
dienen te worden afgewezen omdat de beide scholen de stichtingsnorm niet gaan behalen binnen
de daarvoor in artikel 77 van de Wpo beschreven termijn van 5 jaar.
Geadviseerd wordt de door de Stichting Islamitische Scholen El Amal gewenste school niet op te nemen
op het plan van scholen 2021 -2024
8. Stichting Islamitisch Basisonderwijs Amsterdam (SIBA) verzoekt om een basisschool in het Centrum
(Haarlemmerbuurt) met als voedingsgebied buurten in Amsterdam Centrum, West, Oost, Zuid en
Noordt en met de gewenste ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2021.
? Stichting Zonova is ontstaat uit de fusie van de stichtingen Sirius en Bijzonderwijs per januari 2020.
3 Wijken waarop de leerlingenprognose betrekking heeft:
Amsterdam Centrum: Ao1, Ao2, A03, Aoú, Ao5, Ao6, Ao7, A08, Aog
Amsterdam West: E14, E15, E16, E17, E18, E19, E20, E21, E22, E4O
Amsterdam Oost: M27, M28, M39, M3o, M31, M33, M55, M58
Amsterdam Zuid: K23, Kaa, Kus, K46, K47, K48, K52, K54, Kog, Ko1
7
Er is sprake van een conflicterende aanvraag met de aanvraag van st. El Amal vanwege overlap in
het gekozen voedingsgebied. SIBA heeft in zijn aanvraag van 31 januari 2020 alleen de gewenste
vestigingsplaats van zijn nieuwe school aangegeven, maar nog niet concreet een voedingsgebied.
Op 31 maart 2020 heeft SIBA het voedingsgebied nader gepreciseerd, waarbij de uiterste grens van
het voedingsgebied met betrekking tot bepaalde wijken ligt op een afstand van meer dan 7
kilometer. Hieruit blijkt dat het voedingsgebied deels ligt in het voedingsgebied van de nieuwe
school van SIO Noord-Holland die op het Plan van Scholen 2021-2024 voor het eerst wordt
opgenomen (zie paragraaf 4. en 6.3). Daardoor moet er ook rekening worden gehouden met de
plaatruimte op de nieuwe school van SIO Noord-Holland. Zie ook onder 7.
Vanwege de conflicterende aanvragen blijkt dat de gewenste school van SIBA de stichtingsnorm
niet gaat behalen binnen de daarvoor in artikel 77 van de Wpo beschreven termijn van 5 jaar.
Geadviseerd wordt de door de Stichting Islamitisch Basisonderwijs Amsterdam gewenste school niet op
te nemen op het plan van scholen 2021 -2024
g. Stichting John Henry Newman verzoekt om opname van een basisschool op Tridijnse-katholieke
grondslag met het beoogd voedingsgebied Geuzenveld, Oostelijk Havengebied of Nieuw-Sloten,
gewenste ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2021.
Dit betreft een aanvraag voor een nieuwe Tridentijns-Katholieke basisschool, waarvan de gewenste
vestigingsplaats en het voedingsgebied niet duidelijk was aangegeven in de aanvraag van 30 januari
2020. De gemeente heeft het schoolbestuur gevraagd om dit nader te duiden en tevens tot een
nadere bepaling van een realistisch voedingsgebied te komen. Daarbij heeft de gemeente het
schoolbestuur gewezen op onder meer artikel 4, van de Beleidsregels. Hierin is met name bepaald dat
de gemeenteraad de aannemelijkheid van een aanvraag voor het opnemen van een nieuwe school
toets op een realistisch voedingsgebied gelet op de reisbereidheid van de ouders in Amsterdam.
Hierbij geldt een straal van 3 km hemelsbreed gerekend vanaf de gewenste vestigingslocatie van de
school naar de woonadressen van de leerlingen als maximaal redelijk te overbruggen reisafstand
voor een leerling en zijn ouders. Dit lijdt vitzondering als het schoolbestuur op basis van aanvullende
informatie kan aantonen dat in zijn geval een reisafstand van meer dan 3 km reëel is.
Het schoolbestuur heeft de aanvraag aangevuld per brief van 31 maart 2020. Hierin geeft het bestuur
aan dat de gewenste plaats van vestiging de wijk Geuzenveld is. Indien dit niet mogelijk zou blijken,
kiest het schoolbestuur ervoor de school te vestigen in het Oostelijk Havengebied of in Nieuw-
Sloten. Voor alle drie de genoemde buurten stuurt het schoolbestuur cijfers mee betreffende
voedingsgebied, belangstellingspercentage en prognoses. Hierbij ontbreekt de herkomst en de wijze
van berekening. De gemeente heeft vervolgens al de drie door het schoolbestuur aangegeven
vestigingsplaatsen nagerekend aan de hand van de in de beleidsregels opgenomen 3 km norm als
realistisch voedingsgebied. Uit deze berekeningswijze blijkt dat deze school niet de stichtingsnorm
behaalt binnen de daarvoor in artikel 77 van de Wpo beschreven termijn van 5 jaar. Het schoolbestuur
heeft in zijn aanvraag niet aangegeven dat de reisbereidheid van de ouders van de potentiële
leerlingen hoger zou zijn dan gebruikelijk in Amsterdam. Uit de herkomstgegevens van leerlingen
4 Wijken waarop de leerlingenprognose betrekking heeft:
Amsterdam Centrum: Ao1, Ao2, A03, Aoú, Ao5, Ao6, Ao7, Ao8
Amsterdam West: E12, E13, E14, E15, E16, E17, E18, E19, E20, E21, E22, E36, E40, B10
Amsterdam Oost: M27, M28, M29, M30, M33
Amsterdam Zuid: K24, K25, K26, K46, Ku7, K53
Amsterdam Noord: N6o, N61, N62, N63, N64, N65, N66, N67, N7o, N7a, N72, N74, N7g
8
van Rooms Katholieke scholen in Amsterdam blijkt bovendien niet dat hiervan sprake zou zijn.
(scholen op de kaart).
Geadviseerd wordt de door de Stichting Rooms-Katholiek Basisonderwijs John Henry Newman
aangevraagde school niet op te nemen op het plan van scholen 2021 -2024.
6. Opname scholen uit een vorig Plan van Scholen die nog niet zijn gestart
Scholen die nog niet voor bekostiging in aanmerking zijn gebracht, dan wel scholen die eerder voor
bekostiging in aanmerking zijn gekomen, maar waarvan het onderwijs nog niet heeft aangevangen
dienen op grond van artikel 82, eerste lid Wpo, in het volgende Plan van Scholen te worden opgenomen.
6.1 Scholen uit het Plan van Scholen 2018-2021
De volgende scholen waren opgenomen in een eerder Plan van Scholen, maar starten nog niet per 1
augustus 2020 met hun onderwijs. Deze scholen worden opnieuw opgenomen in het Plan van Scholen
2021-2024.
1. INNOORD - een openbare school in Noord (Elzenhagen Zuid) met als voedingsgebied Elzenhagen Zuid
en met ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2021.
Deze aanvraag is in 2019 gedaan met als gewenste startdatum 1 augustus 2020. In relatie tot de
woningbouw in Noord is pas op een later moment een nieuwe school nodig in dit gebied. Daarom is
de startdatum met een jaar uitgesteld.
2. Amsterdamse Stichting voor Katholiek Protestants-Christelijk en Interconfessioneel Onderwijs
(ASKO) een oecumenische school aan in Noord (Buiksloterham) met als voedingsgebied Buiksloterham
met ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2021.
De minister heeft op 16 april 2018 het administratief beroep van schoolbestuur ASKO tegen het
besluit van de gemeenteraad om de door schoolbestuur ASKO aangevraagde oecumenische school
in de Buiksloterham niet op te nemen in het Plan van Scholen 2018-2021, gegrond verklaard. De
minister heeft de gemeenteraad opgedragen om deze school voor bekostiging in aanmerking te
brengen met ingang van 1 augustus 2019. Deze school is daarom opgenomen in het Plan van Scholen
2019-2022 en 2020-2023.
Deze school wordt opnieuw opgenomen in het Plan van Scholen 2021-2024. Schoolbestuur en
gemeente zijn nog op zoek naar geschikte (tijdelijke) huisvesting voor deze nieuwe school in dit
gebied. Daarom is de startdatum opnieuw met een jaar uitgesteld.
3. Amsterdamse Stichting voor Katholiek Onderwijs (ASKO) verzoekt om opname van een
oecumenische basisschool in Oost (Zeeburgereiland) met als voedingsgebied M34 Zeeburgereiland en
met ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2021.
Deze aanvraag is in 2017 gedaan met als gewenste startdatum 1 augustus 2020. In relatie tot de
woningbouw is op Zeeburgereiland pas op een later moment een nieuwe school in dit gebied nodig.
Daarom is de startdatum met een jaar uitgesteld.
4. Stichting Samen Tussen Amstel en IJ (STAIJ) vraagt een openbare school aan ín Oost (Centrumeiland)
met als voedingsgebied de buurtcombinaties M5o en M51 met ingangsdatum bekostiging 1 augustus
9
2021.
Deze school is in 2017 gedaan met als gewenste startdatum 1 augustus 2020. In relatie tot de
woningbouw op Centrumeiland is pas op een later moment een nieuwe school in dit gebied nodig.
Daarom is de startdatum met een jaar uitgesteld.
6.2 Aanvragen die nog niet gestart zijn en niet opnieuw op het Plan van Scholen worden geplaatst
Op grond van artikel 82 lid 2 sub a Wpo worden scholen uit het voorgaande Plan worden niet
opgenomen als de indiener van de aanvraag heeft gevraagd om de school te laten vervallen.
De volgende scholen waren opgenomen in het Plan van Scholen 2020-2023 plan. Het aanvragende
schoolbestuur heeft een nieuwe aanvraag ingediend voor een nieuwe school met een nieuwe
prognose en startdatum, voor een (deels) overlappend voedingsgebied. Daarom komen deze
scholen te vervallen. Het gaat daarbij om de volgende scholen:
1. ASKO -een oecumenische basisschool in Zuid (Zuidas) met als voedingsgebied de buurtcombinaties
K23, Koo en Kz.
2. OOada-een openbare basisschool in Zuid (VU/ Buitenveldert), met als voedingsgebied
buurtcombinaties K23, K5g, Kgo en Kg1 waarbij het gebied ten noorden van de A10-Zuid niet wordt
meegeteld).
3. Staij- een openbare basisschool in Oost (Sluisbuurt) met als voedingsgebied M34 Zeeburgereiland.
6.3 Opname afgewezen aanvraag uit het Plan van Scholen 2020-2023
De Stichting Islamitisch Onderwijs Noord-Holland (SIO Noord Holland) een islamitische basisschool
in Noord (Buiksloterham) met als voedingsgebied delen van Noord, West en Centrum5, en met de
gewenste ingangsdatum bekostiging 1 augustus 2021.
De Minister voor Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media heeft op 3 februari 2020 het administratief
beroep van schoolbestuur SIO Noord Holland tegen het besluit van de gemeente om de door SIO
Noord Holland gewenste school in Noord niet op te nemen op het Plan van Scholen 2020-2023
gegrond verklaard. De minister heeft de gemeenteraad opgedragen om deze school voor
bekostiging in aanmerking te brengen met ingangsdatum 1 augustus 2021. Deze school is daarom
opgenomen in het Plan van Scholen 2021-2024. Schoolbestuur en gemeente gaan op zoek naar
geschikte (tijdelijke) huisvesting voor deze nieuwe school in dit gebied. Zie verder onder paragraaf 4.
5 Amsterdam Centrum: Aoo, Ao1, Ao2, A03, A04, Ao5, A06, Ao7
Amsterdam West: E12, E13, E14, E15, E16 en E17
Amsterdam Noord: N6o, N61, N65, N66, N67, N7o, N72, N74
10
Bijlage 1: Belangstellingspercentages
Belangstellingspercentages bij het Plan van Scholen Amsterdam 2021-2024.
Belangstellingspercentage
Denominatie î
Algemeen bijzonder 10,6/%
Antraposofisch 1,46%
Evangelisch 0,28%
Evangelische broedergemeenschap 0,57%
Gereformeerd vrijgemaakt 0,32%
Hindoeistisch 0,56%
Humanistisch 0,05%
Interconfessioneel 0,29%
Islamitisch 483%
Joods 0,52%
Openbaar 49 06%
Protestants-Christelijk 14 92%
Rooms-Katholiek 16,48%
Totaal 100,00%
11
Bijlage 2: Berekening stichtingsruimte aanvragen Plan van Scholen 2021-2024,
Innoord (openbaar, voedingsgebied M71)
Basisgeneratie* 170 215 268 A40 715 981 1.138 1,220 1.325 1418 1,503 1.614 1.733 1.869 1.988 2.100 2,1// 2199 21/8 2.130 20/1 2.042 2.038 1,999 1,946 1.952
Belangstellingsperc. 49,19% 83 105 132 216 351 481 558 598 650 696 73/7 792 850 91/ 9/5 1.030 1.068 1,0/9 1.068 1.045 1.016 1.002 1.000 380 955 957
Af: leegstand art. 78 wpo 0 ü 0 0 0 0 0 0 ü 0 ü 0 ü 0 0 0 0 0 0 ü 0 ü 0 ü 0 0
som 105 132 216 351 481 558 598 650 696 73/7 792 850 91/7 9/5 1.030 1.068 1.0/9 1.068 1.045 1.016 1.002 1.000 980 3955 957
Af: leerlingen art. 78 wpo 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122 122
som -39 _-17 10 94 229 359 436 A76 528 5/4 615 6/0 J28 795 853 908 946 95/7 46 I2F E94 E50 B7/8 858 833 835
Af: correctie scholen i.o. 0 ü 0 0 0 0 0 0 ü 0 ü 0 ü 0 0 0 0 0 0 ü 0 ü 0 ü 0 0
Stichtingsruimte -39 _-17 10 94 229 359 436 4/6 528 5/4 615 6/0 /28 795 853 S08 946 95/7 246 923 894 850 878 858 833 835
ASKO (oecumenisch, voedingsgebied K23, K48, K49, K52 en K590)
Basisgeneratie* 3.094 3,135 3,119 3.110 3,087 3.002 2.916 2.839 2,799 2,798 2.851 2.898 2,916 2.936 2,993 3,012 3.045 3,149 3,285 3.438 3.524 3,546 3.554 3,548 3.566 3.571
Belangstellingsperc. 49,19% 580 993 288 J85 9/8 91 I24 E99 B8/ BL86 903 S18 I24 930 FAB IA 65 998 1.041 1.089 1,116 1.124 1.126 1,124 1,130 1.131
Af: leegstand art. 78 wpo 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43 43
som 938 951 246 43 936 909 B81l 85/ 844 B44 8601 8/0 881 888 S06 912 922 955 SIE 1.047 1,0/4 1.081 1.083 1,081 1.087 1.089
Af: leerlingen art. 78 wpo 275 275 275 275 275 275 275 275 275 275 275 275 275 215 27/5 275 275 2/5 275 275 275 275 275 275 275 275
som 663 6/6 6/1 668 661 634 606 582 569 569 586 601 606 613 631 637 64/7 680 723 72 799 806 808 806 812 814
Af: correctie scholen i.o. 34 22 „9 74 84 87 89 93 102 115 132 143 147 147 150 145 142 150 160 171 176 1/5 174 173 168 165
Stichtingsruimte 624 611 594 577 54/7 517 489 468 453 A54 A58 459 A66 A8l A92 505 531 563 600 623 631 634 634 644 649
ABSA (openbaar, voedingsgebied Tg2, Ta3 en Ta46)
Basisgeneratie* 4,060 3.980 4.023 4,031 4,008 4.011 4,020 4,137 4,209 A4,3/0 4,496 4614 4,718 4,/97 4,865 4.968 5.089 5.199 5.269 5,290 5.338 5.551 5/49 5.890 5.943 5.990
Belangstellingsperc. 49,19% 433 425 4239 430 A28 A28 A29 A41 456 466 480 492 503 >I2 519 530 543 555 502 564 5/0 592 613 628 634 639
Af: leegstand art. 78 wpo 0 ü 0 0 0 0 0 0 ü 0 ü 0 ü 0 0 0 0 0 0 ü 0 ü 0 ü 0 0
som 433 425 4239 430 A28 A28 A29 A41 456 466 480 492 503 >I2 519 530 543 555 502 564 5/0 592 613 628 634 639
Af: leerlingen art. 78 wpo 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101 101
som 332 324 328 329 327 327 328 340 355 365 3/9 391 402 All Al8 A29 A42 A54 Al A63 469 A91 Sl2 52/7 533 238
Af: correctie scholen i.o. 0 ü 0 0 0 0 0 0 ü 0 ü 0 ü 0 0 0 0 0 0 ü 0 ü 0 ü 0 0
Stichtingsruimte 332 324 328 329 327 327 328 240 355 365 3/9 391 402 All Al8 A29 A42 A54 Al 464 469 Aal Sl2 52/ 533 538
STAIJ (openbaar, voedingsgebied M34)
Basisgeneratiet 132 183 308 453 516 529 628 726 797 936 1.033 1.077 1,102 1.121 1.135 1.190 1.281 1.396 1.533 1.707 1.874 1.917 1.894 1,848 1.774 1.691
Belangstellingsperc. 49,19% 42 58 98 144 164 167 199 230 253 297 327 3241 349 355 360 377 406 A42 486 541 594 607 600 586 562 536
Af: leegstand art. 78 wpo 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Som A2 58 98 144 164 167 199 230 253 297 327 321 349 355 360 377 406 A42 486 541 594 607 600 586 562 536
Af- leerlingen art. 78 wpo 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13 13
som 23 45 85 131 151 154 186 21/7 240 284 314 328 336 342 37 304 393 A29 A73 528 581 54 587 5 43 523
Af- correctie scholen i.o 325 325 325 325 325 325 325 32 32 325 325 325 325 325 32 325 323 325 325 325 325 325 325 325 325 325
Stichtingsruimte -236 -280 -240 -194 -174 -171 -139 -108 -85 -Al -11 3 11 17 22 39 68 104 148 203 256 269 262 248 224 198
Zonova (openbaar, voedingsgebied Tg2)
Basisgeneratiet 4 2 10 37 173 262 2946 399 551 701 862 930 1.067 1.143 1.188 1.228 1.265 1.294 1.308 1,304 1.333 1.455 1.571 1.638 1.646 1.669
Belangstellingsperc. 49,19% 2 1 5 28 85 128 145 196 271 344 423 481 524 561 583 603 621 635 642 640 654 714 771 804 808 819
Af: leegstand art. 78 wpo 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Som 2 1 5 28 85 128 145 196 271 344 423 481 524 561 583 603 621 635 642 640 654 714 771 804 808 819
Af- leerlingen art. 78 wpo 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
som 1 0 4 27 84 127 144 195 270 343 A22 480 523 560 582 602 620 634 641 639 653 713 770 803 807 818
Af- correctie scholen i.o 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Stichtingsruimte 1 0 4 27 84 127 144 195 270 33 A22 480 523 560 582 602 620 634 641 639 653 713 770 8303 807 818
OOadA (openbaar, voedingsgebied F87, F88, K23, KAA, KSO, KOO, KO1)
Basisgeneratiet 3.875 4,001 4,204 4,291 4345 4325 4,305 4,295 4,280 4.302 4,329 4,345 4351 4,355 4,395 4,391 4.420 45/3 4.828 5.130 5.353 5.405 5,555 5.622 5.710 5.797
Belangstellingsperc. 49,19% | 1.901 1.992 2.063 2,105 2,132 2,122 2.112 2.107 2,102 2.111 2.124 2,131 2.135 2.137 2.156 2.154 2.171 2,244 2.368 2,517 2.626 2.681 2.725 2.758 2.801 2.844
Af: leegstand art. 78 wpo 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83 83
Som 1.818 1.909 1.980 2,022 2.048 2.039 2.029 2.024 2.019 2.02/ 2.041 2.048 2,051 2.054 2.073 2.071 2.088 2.160 2.285 2,433 2.543 2.598 2.642 2,675 2.718 2.701
Af: leerlingen art. 78 wpo 1.291 1.291 1.291 1,291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291 1.291
Som 22/7 618 689 Jl 757 MB M38 133 728 736 J50 Dl 760 /603 J82 80 7/97 869 994 1,142 1.252 1.307 1.351 1.384 1.427 1.470
Af: correctie scholen i.o. 80 84 93 103 112 121 132 143 151 15/7 160 161 159 155 144 126 118 115 118 120 122 123 124 123 122 124
Stichtingsruimte AA7 534 596 629 646 627 605 590 5/7 580 590 596 601 608 638 654 6/9 754 877 1.022 1.130 1.184 1.227 1.261 1.305 1.346
* De basisgeneratie is inclusief 7/12e van de groeijkrimp in het opvolgende jaar en een deelnamepercentage van 98%
2
| Onderzoeksrapport | 13 | val |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.