text
stringlengths 181
1.69M
| label
stringclasses 11
values | num_pages
float64 1
502
| split
stringclasses 4
values |
---|---|---|---|
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 195
Datum akkoord 8 maart 2016
Publicatiedatum 9 maart 2016
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Vroege en Â.J.M. Bakker van
10 februari 2016 inzake drukte op fietspaden.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
Steeds meer Amsterdammers maken gebruik van de fiets en het openbaar vervoer
(OV) om naar hun werk, studie of school te gaan. Dit leidt in de ochtend- en
avondspits tot drukte in het openbaar vervoer en op fietspaden, met zogenoemde
fietsfiles tot gevolg.
Het fietsgebruik in Amsterdam steeg de afgelopen decennia fors. Het ging van
340.000 dagelijkse fietsritten in 1990 naar 490.000 in 2008, een stijging van 40%.
En deze groei zet sindsdien door. De gemeente Amsterdam verwacht tot 2020 verder
een groei van 25% van het aantal fietsritten van en naar treinstations. Een groei van
10% van het aantal fietsritten van, naar en binnen de Amsterdamse binnenstad.
En een groei van 5% van het aantal fietsritten geheel buiten de Amsterdamse
binnenstad.'
Uit onderzoek van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid
(SWOV) vorig jaar blijkt dat onderzochte eenrichtingsfietspaden in Amsterdam te druk
zijn in de ochtendspits. Volgens hetzelfde onderzoek In Amsterdam nam het aantal
fietsverplaatsingen toe van 470.000 per werkdag tussen 1986 en 1991 naar 604.000
tussen 2005 en 2008. De totale afgelegde afstand nam in dezelfde periodes toe van
1,5 miljoen kilometer naar 2,2 miljoen kilometer.” De onderzoekers concluderen
verder dat tweerichtingsfietspaden wel breed genoeg zijn. Een oplossing voor de
drukke punten in de spits zou dus het verbreden van de paden kunnen zijn.
Î https://www.amsterdam.nl/… {factsheet mjp fiets 2012-2016 5dec.pdf
2 https://www.swov.nl/rapport/R-2015-21.pdf
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer Eart 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 10 februari 2016
Als verbreden niet mogelijk is zou het aantal fietsers op bepaalde routes, met name in
de spits, moeten afnemen. Dat zou kunnen door alternatieve routes aan te bieden of
door er op een of andere manier voor te zorgen dat minder fietsers gelijktijdig gebruik
maken van een bepaalde route. Op verschillende plaatsen in het land is voor het
bestrijden van autofiles geëxperimenteerd met spitsmijden. Daarbij worden
automobilisten gestimuleerd om op verschillende tijdstippen naar hun werk te rijden.
De fractie van D66 is blij dat de fiets zo populair is in de stad, maar constateert
tegelijk dat het zorgt voor knelpunten, met name tijdens de ochtend- en avondspits.
Daarom zou D66 graag inzicht willen krijgen in wat precies de omvang is van het
probleem, waar de knelpunten precies zitten, welke maatregelen nu al worden
genomen en welke inzet er mogelijk verder noodzakelijk is.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Vroege en A.J.M. Bakker, beiden namens
de fractie van D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad
van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester
en wethouders gesteld:
1. Heeft het college kennisgenomen van het onderzoek van de SWOV?
Antwoord:
Ja.
2. In het betreffende onderzoek zijn vier fietspaden in Amsterdam onderzocht,
waarvan er twee (eenrichtingsfietspaden) in de spits te druk zijn. Weet het college
of dit voor meer fietspaden in Amsterdam geldt?
Antwoord:
Ja. Verschillende fietspaden en fietsstroken in Amsterdam hebben niet de
gewenste breedte en zijn bovendien erg druk, in het bijzonder in het centrum.
Deze staan aangegeven in het huidige Meerjarenplan Fiets.
3. Kan het college een overzicht geven van fietspaden in de stad die in de spitsuren
te onvoldoende capaciteit hebben? Zo nee, is het college bereid dit te
onderzoeken”?
Antwoord:
In de Uitvoeringsagenda Mobiliteit staat het meest recente overzicht van de
grootste knelpunten. Het gaat om drukke fietsroutes waar de fietsvoorzieningen te
smal zijn (zie de kaart op blz. 3, de groen aangegeven routes).
2
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer Eart 2018 Schriftelijke vragen, woensdag 10 februari 2016
jn AU «
À pn nl he d : A Ì
EA A |
8 1 S
PA
El Grootste knelpunten doorstroming en ruimte.
Voor het opstellen van het nieuwe Meerjarenplan Fiets zullen ook nieuwe
gegevens beschikbaar komen uit de nationale fietstelweek en uit de vaste
telpunten.
4. Neemt de gemeente al maatregelen om de doorstroom op fietspaden in de
spitsuren te bevorderen? Zo ja, welke?
Antwoord:
Ja. De doorstroming op fietspaden (in de spitsuren) wordt bevorderd door
onderstaande capaciteitsverhogende maatregelen.
In het kader van de Uitvoeringsagenda Mobiliteit (2015):
— inzet op meer ruimte voor fietsers, fietsparkeren en voetgangers door
parkeerplaatsen te vervangen door plaatsen in nieuw te bouwen garages.
— bij herprofileringen prioriteit geven aan het bieden van ruimte voor fietsers als
het een Plusnet Fiets betreft.
— op Plusnet Fiets prioriteit geven aan fietsers in de afstelling van
verkeerslichten.
— de snorfiets met helm naar de rijbaan te verplaatsen (5 tot 10% van het
verkeer op de fietspaden is een snorfiets).
— het uitvoeren van het Beter Benutten-project voor fiets. We verbeteren o.a. de
fietsroute op de binnenring (pilot Sarphatistraat) en de Kostverlorenkaderoute
(groene lopers).
— het aanpakken van wachtrijen van fietsers die kruispunten oversteken (Toolkit
Maatregelen Fiets, Verkeersregelingen). Aanpassingen in
verkeerslichtregeling en kruispuntinrichting zullen de veiligheid en de
doorstroming verbeteren.
3
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Neeing los Gemeenteblad
Datum 9 maart 2016 Schriftelijke vragen, woensdag 10 februari 2016
Als extra maatregelen in het kader van de Fietsimpuls (begin 2014) om de
doorstroming te bevorderen:
— kleine infrastructurele aanpassingen op kruispunten zoals het vergroten van
opstelruimte voor fietsers, het maken van opstelstroken voor fietsers vooraan
bij het kruispunt, het aanpassen van voorrang bij niet geregelde kruispunten,
het aanbrengen rood asfalt en eventueel experimenteren met markering,
gebruik van verf e.d.
— verkeersregeltechnische / benuttingsmaatregelen om de verkeersafwikkeling
(vooral tijdens de spits) te bevorderen zoals de groene golf voor fietsers,
voorrang aanpassen experimenten met plekken waar fietsers in alle richtingen
gelijktijdig groen krijgen, experimenteren met uitzetten van
verkeersregelinstallaties op een aantal kruispunten.
5. In 2013 verscheen een lijst® van de grootste werkgever in de stad. Op nummer 1
stond de gemeente (ongeveer 14.000 werknemers). Andere grote werkgevers
waren onder andere de twee universiteiten (samen ongeveer 23.000
werknemers). Daarnaast wonen er ongeveer 50.000 studenten in Amsterdam
volgens cijfers van studentenorganisatie ASVA uit 2013.* Andere grote
werkgevers zijn ING (11.000), ABN Amro 7.000), de politie (6.000), het Rijk en
diverse zorginstellingen. Het is waarschijnlijk dat grote aantallen werknemers en
studenten van deze instellingen en bedrijven op de fiets en OV naar hun werk of
studie gaan in de spitsuren.
a. Kan het college aangeven of een vorm van spitsmijden wel eens is
overwogen als midden om de doorstroom op fietspaden en wellicht ook OV
te bevorderen in de spitsuren?
b. Zo nee, is het college bereid dit middel te onderzoeken? Graag een
toelichting.
Antwoord:
A Nee, dat is nog niet overwogen.
B Ja, dit kan een interessante toevoeging zijn aan in te zetten middelen. Het
college zet nu vooral in op capaciteitsverhogende maatregelen zoals
infrastructurele aanpassingen en verkeersregeltechnische maatregelen. Het beeld
is dat fietsers momenteel nog redelijk kunnen doorstromen ondanks de drukte op
het fietspad.
Spitsmijden is een thema waarover we graag in gesprek gaan met GVB en SRA.
Dit kan een maatregel zijn die dan een plek kan krijgen in het opstellen van het
Meerjarenplan Fiets 2017-2020.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3 http://www.at5.nl/artikelen/93634/gemeente-grootste-werkgever-van-de-stad
* https://www.asva.nl/sites/default/files/downloads/2014/Apollo2013 beperkt Amsterdam.pdf
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
md
Gj Hogeschool van Amsterdam Amste rd AES
UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM lik ment met de
x Bijstand:
Factsheet oktober 2020 IN meting (2020)
Amsterdams experiment met de bijstand
In het kader van de Participatiewet doen HvA & UvA, in opdracht van de gemeente, onderzoek naar het
experiment met de bijstand. Het experiment bevat twee maatregelen. Gedurende drie jaar ontvangen de
deelnemers aan het experiment drie vormen van begeleiding vanuit de gemeente (zelfregie, extra aandacht en de
standaard begeleiding). Daarnaast ontvangen alle deelnemers die parttime werken een premie, bestaande uit 50%
van hun inkomsten uit werk tot een maximum van € 200 per maand.
Het doel van het onderzoek is het geven van inzicht in hoe de verschillende vormen van begeleiding kunnen
bijdragen aan financiële en maatschappelijke participatie van bijstandsgerechtigden in Amsterdam.
Het experiment loopt van 2018 tot en met 2021. Gedurende deze drie jaar worden de circa 7/50 deelnemers aan
het experiment vier keer geïnterviewd. In 2020 volgt de rapportage van de 1-meting. In 2021 worden de resultaten
van de 2-meting bekend en in 2022 volgt de nameting.
I | |
2018 2019 2020 2021 2022
Deze factsheet bevat de uitkomsten van de tweede meting, de zogenaamde 1-meting. De uitkomsten zijn
gebaseerd op interviews van deelnemers afgenomen tot 1 juli 2020. Het is een tussenrapportage op basis waarvan
nog geen conclusies kunnen worden getrokken over het gehele experiment dat duurt tot 2022.
In dit overzicht worden uitkomsten uit de nulmeting vergeleken met de 1-meting. Daarnaast wordt, waar mogelijk
en relevant, het onderscheid tussen de drie condities, zelfregie, extra aandacht en vergelijkingsgroep
weergegeven.
Deelnemers experiment bijstand
(nog) niet geïnterviewd
626 geïnterviewd
op de peildatum T1
1 juli 2020
206
ML Extra aandacht
Deelnemers
aan het
Erve Tn alens pij
Zelfregie
KA)
Vergelijking
808
Zo'n 40 duizend
Amsterdammers 808 deelnemers aan het experiment zitten
ontvangen bijstand. ook in de
-4.500
Zo'n 5.250 van hen \
nemen deel aan B Zij zijn verdeeld over drie groepen: zelfregie,
het Amsterdams extra aandacht en een vergelijkingsgroep.
experiment metde Tussen de nulmeting en T1 zijn 91
bijstand.
deelnemers gestroomd.
De uitstroom uit de uitkering verschilt niet
tussen de drie conditiegroepen.
T1 meting experiment bijstand (2020)
Betaa ld we rk werk perweek op T1 Kans op uitstroom
ZZP 4% onbekend 4% 21,5%
Percentages werkenden KK 7 ) Betaald werk
vast contract Otot 16 uur 3x zo _ in uren per week
TT (459%) groot bij
66% 16+ uur TO: 14,5 uur 11: 17,6 uur
+2,2% alt al
Rini tijdelijk, flex, 53% iddeld 3 6 minut
hr witzondeontac Bijna twee op vijf deelnemers met Sor ber week OPT on
° betaald werk (38 procent) wil meer
uren werken, gemiddeld wil men p
deelnemers met type betaald werk op T1
betaald werk op T1 (verschil met TO) 13 uur per week meer werken.
Onbetaald werk Willen werken
Percentages onbetaalde activiteiten Van de deelnemers zonder betaald werk: Redenen waarom
beide -6% deelnemers niet
7% 71% VIG (kunnen) werken.
mantelzorg 23% vrijwilligerswerk 22%
(+2,2%) (-1,9%) meerdere antwoorden mogelijk
' ' Ik ben ziek, n
weet het niet wil werk wil misschien werk arbeidsongeschikt.
Eris geen werk. @
Ik kan geen werk vinden. 14%
, . . Zorg voor gezin, huishouden pn
Eén op de drie werkt niet of andere zorgtaken.
vanwege ziekte of Ik moet een opleiding 6%
niet betaalde activiteiten op T1 arbeidsongeschiktheid. enden
. een . Gemiddeld
Waardering di Gemiddeld ©
versch rapportcijfer T1
sinds TO rapportcijfer T1 7 6 deel
Dertien welzijnsindicatoren voor ts van dee hele
zijn tussen TO en T1 vrijwel welzijn Ma un n
gelijk gebleven op 7,2. betaalde wer
Hierin scoren de drie
experimentgroepen gelijk. +03 Gemiddeld
Er rapportcijfer T1
Het gemiddelde cijfer voor de financiële situatie is nog altijd sinds TO in
onvoldoende, maar wel iets gestegen. Ook hierin scoren de BETA FE n
: n financiële situatie
experimentgroepen gelijk.
Relatie met klantmanager
Oe contact cijfers voor Extra
84% van deelnemers op Ti klantmanagers aandacht Zelfregie Vergelijking Gemiddeld
Eris veel contact met de klantmanager en TO 7,6 8,0 8,0 78
het contact is goed. De waardering daalt
gemiddeld wel wat. T1 74 77 74 7,5
Premie
Aandeel per hoogte premie Tijdens de T1-meting ontvingen 413 parttime werkende Bijverdienpremie
30% deelnemers een bijverdienpremie. Gemiddeld bedroeg deze
19% 21% premie 1.410 euro over een heel jaar. Zeper jaar
Tj mn De deelnemers besteedden deze premie vooral aan aflossing
van schulden, achterstallige betalingen en vaste lasten, zoals totaal
€ € €400 €800 €1600 €2400 h keri b gemiddeld
€399 €799 1599 €2399 uur, verzekering en abonnementen. ver jaar
in de laatste 4 kwartalen 1.410 euro
[efo fo) {o)1}
Onderzoek: en Visualisatie:
contact: [email protected] an data.amsterdam.nl
| Onderzoeksrapport | 2 | train |
Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Zuidoost
Sector Ruimtelijke & Econ. Ontwikkeling
Memo
Aan Raadscommissie Werk en Diversiteit
Van E. Jaensch, portefeuillehouder Economische Zaken
Beh. Ambtenaar P. Close / P. Aben
Doorkiesnummer 5270
Datum 28 april 2009
Onderwerp Vervolgtraject Kleinschalig bedrijfsvastgoed
Inleiding
De raadscommissie Werk & Diversiteit heeft in haar vergadering van 31 maart jl. de notitie
kleinschalige bedrijfsruimten besproken en voor kennisgeving aangenomen. Hiermee
heeft de raadscommissie ook kennisgenomen van het DB —besluit d.d. 17 maart jl, te
weten :
1. kennis nemen van de conclusies en aanbevelingen van de oplegnotitie ;
2. instemmen met het realiseren van 1.400 m? (betaalbaar) kleinschalig bedrijfsvastgoed
in de periode tot 2012 met een oppervlakte tussen de 50 en 100 m? per unit tegen een
maximale huurprijs van £ 100 per m? per jaar, hiertoe overleg aangaan met
marktpartijen en voorstellen doen aan de stadsdeelraad ;
3. jaarlijkse monitor uitvoeren naar de ontwikkeling in vraag en aanbod van kleinschalig
bedrijfsvastgoed en toereikendheid van het ingezette beleid.
In deze notitie wordt een voorstel gedaan op welke wijze uitvoering kan worden gegeven
aan het DB-—besluit.
Communicatie en draagvlak voor het plan van aanpak
De opdracht aan het Dagelijks Bestuur is om in samenwerking met marktpartijen en de
centrale stad de mogelijkheden te onderzoeken om in de periode tot 2012 1.400 m?
kleinschalige en betaalbare bedrijfshuisvesting in Zuidoost te realiseren.
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen bestaande kantoorpanden en nieuwbouw.
Voorgesteld wordt om als vervolg op de expertmeeting met vertegenwoordigers van
respectievelijk woningbouwcorporaties, bedrijfsmakelaardij, ondernemersorganisaties en
overheid (stadsdeel Zuidoost en centrale stad) d.d. 7 augustus 2008 en aangevuld met
organisaties als Startgoed, Amsterdamse Compagnie en Kleinschalig Vastgoed in de 2°
helft van de maand mei a.s. een bijeenkomst te organiseren met als doel te komen tot een
plan van aanpak :
e presenteren van de conclusies en aanbevelingen van het rapport ;
e vaststellen welke knelpunten opgelost moeten worden (beheerorganisatie, flexibel
huurcontract e.d.) ;
e bespreken van de wijze waarop commitment kan worden gegeven aan de
aanbevelingen ;
e vaststellen welke bijdrage de diverse actoren daarin willen leveren ;
e een structurele karakter geven aan dit netwerk.
Resultaat: Plan van aanpak met als mogelijk eindproduct een convenant
Jaarlijkse monitor
De vraag- en aanbodgegevens in de notitie kleinschalige bedrijfsruimten geven een
inzicht in de actuele vraag.
Om de ontwikkeling in vraag en aanbod en toereikendheid van het ingezette beleid
jaarlijks te kunnen toetsen wordt een monitor opgezet.
Voorgesteld wordt om deze in samenwerking met de Dienst Belastingen van de
Gemeente Amsterdam (inzicht in de voorraad) en Boer Hartog Hooft Consultants (inzicht
in het aanbod en de vraag) uit te voeren.
28 april 2009 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Zuidoost
Pagina 2 van 2
Resultaat: Een duidelijk overzicht in de marktontwikkelingen van jaar tot jaar op basis
waarvan de gepleegde beleidsinspanningen naar boven of naar beneden kunnen worden
bijgesteld.
Website aanbod kleinschalig bedrijfsvastgoed
In voorbereiding is een website bedrijfsonroerend goed, met een speciale focus op
kleinschalig, bij elkaar te brengen op www.marktplaats.nl voor de regio groot Amsterdam.
Initiatiefnemer is het CCAA (Creative Cities Amsterdam Area). Dienst Economische Zaken
en Kamer van Koophandel ondersteunen dit initiatief. Dienst Economische Zaken draagt
ook financieel bij.
Vertegenwoordigers van de woningbouwcorporaties Far West, Ymere, De Key, Rochdale,
Eigen Haard, Stadgenoot en De Alliantie zijn ook betrokken bij de uitvoering van het plan.
De website zal eind mei a.s. operationeel zijn. Makelaars en woningbouwcorporaties zijn
verantwoordelijk voor de vulling van de site en de actualiteit daarvan.
Resultaat: Meer transparantie in het actuele aanbod in de eerste plaats voor de zich
oriënterende ondernemer. De ondernemer kan zijn wensen invoeren (m2’s, huurprijs,
locatie e.d.) en krijgt een actueel overzicht van de beschikbare ruimte in zijn buurt.
2
| Actualiteit | 2 | test |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en
deel Koninkrijksrelaties
> Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag
De wethouder Wonen van Amsterdam Directoraat-Generaal
Dhr. F. Ossel Wonen en Bouwen
Postbus 202 Bie
100 AE Amsterdam 2500 EA Den Haag
Kenmerk
2014-0000098089
Uw kenmerk
Datum 3 maart 2014
Betreft maatwerk in Amsterdam - Utrecht
Geachte heer Ossel,
U heeft mij op 25 februari mede namens wethouder Isabella van Utrecht een brief
gestuurd met voorstellen voor maatregelen die moeten bijdragen aan het beter
gaan functioneren van de woningmarkten in Amsterdam en Utrecht. Wij hebben
hierover al kort gesproken tijdens ons overleg op het REM-eiland op 13 februari jl.
Ik waardeer het dat u voorstellen ontwikkelt voor een beter functionerende
woningmarkt, wat zeker voor Amsterdam en Utrecht — zijnde de meer gespannen
woningmarkten — van belang is. Verder sta ik in het algemeen open voor een
lokale invulling van rijksbeleid, waarbij ik overigens met nadruk opmerk dat het
beleid dat door dit kabinet in gang is gezet wel degelijk ruimte biedt voor
gemeenten en corporaties om in te spelen op de eigen specifieke situatie. Een
aantal van uw voorstellen liggen in het verlengde van nog nader uit te werken
voornemens die het kabinet heeft. Ik sta daarom welwillend tegenover uw
voorstellen als deze passen binnen de richting die met het kabinetsbeleid is
ingeslagen. Ik zal hierna bij elk van de door u aangedragen onderwerpen
aangeven welke ruimte ik zie. Een afschrift van deze brief heb ik gestuurd aan
wethouder Isabella.
Pilot vijfjaarcontracten en jongerencontracten
U wilt de dynamiek op de woningmarkten van Amsterdam en Utrecht bevorderen
door een omvangrijk segment te creëren speciaal bedoeld voor starters en
nieuwkomers op de woningmarkt. In uw optiek zou dit segment moeten bestaan
uit kleinere woningen met een goede basiskwaliteit, waarbij de dynamiek moet
worden bevorderd door te werken met tijdelijke huurcontracten met een looptijd
van vijf jaar.
Ik heb eerder in het overleg met de Tweede Kamer aangegeven dat ik positief sta
tegenover meer flexibiliteit in het huurrecht. Het afgelopen najaar is in mijn
opdracht gesproken met verschillende op het terrein van het wonen werkzame
partijen, waaronder de landelijke organisaties van huurders en verhuurders en
ook de gemeente Amsterdam, over de noodzaak en mogelijkheden voor een
uitbreiding van vormen van tijdelijke verhuur. Er zijn door deze partijen
verschillende voorstellen gedaan. Op dit moment bestudeer ik deze voorstellen en
Pagina 1 van 4
ik ben voornemens om dit voorjaar een besluit hierover te nemen. Ook is mij
bekend dat bij de Kamerfractie van de Christen Unie wordt overwogen om een Jore wadooss0se
initiatief wetsvoorstel voor tijdelijke startercontracten in te dienen. Op basis van
wat mij nu bekend is lijkt mij dat er een inhoudelijke samenhang Is tussen de
ideeën die bij de Christen Unie leven en uw eigen voorstellen. Ik sta positief ten
opzichte van deze voorstellen (en ten aanzien van de jongerencontracten). Ik
bezie op dit moment welk traject gevolgd moet worden om een en ander binnen
afzienbare tijd wettelijk te regelen, gelet op het initiatief van de Christen Unie. Nu
is er geen wettelijke basis voor startercontracten en de wet kent ook op dit punt
geen experimenteerartikel. Ik wijs u er op dat indien u, vooruitlopend op een
wettelijke regeling, begint met het aanbieden van startercontracten, het gevaar
bestaat dat bij een eventueel geschil tussen huurder en verhuurder de rechter
deze contractvorm als strijdig met de wet zal kwalificeren. De kans hierop kan ik
niet inschatten en zal waarschijnlijk mede afhankelijk zijn van het aantal woningen
waarvoor deze contracten gelden en de alternatieven die huurders /
woningzoekenden worden geboden.
Dit laatste geldt overigens ook voor de door u gewenste jongerencontracten
waarmee u in Amsterdam reeds bent gestart.
Tijdelijke verhuur op basis van Leegstandwet en bij omgebouwde
kantoren
U vraagt om een verlenging van de mogelijkheid voor tijdelijke verhuur op basis
van de Leegstandswet van 7 naar 10 jaar. Ook wilt u meer flexibiliteit in de
regelgeving bij het omzetten van (kantoor)gebouwen naar woonruimte.
Voor wat betreft de tijdelijke verhuur op basis van de Leegstandswet wijs ik er op
dat de termijnen voor tijdelijke verhuur recent zijn verlengd, mede op verzoek van
de gemeente Amsterdam: bij bestaande woonruimte in afwachting van sloop of
renovatie is de termijn gegaan van 5 naar 7 jaar; bij (kantoor)gebouwen die in
afwachting zijn van een andere bestemming is de termijn voor tijdelijke verhuur
als woonruimte opgetrokken van 5 naar 10 jaar. De Leegstandswet stelt dus geen
beperkingen aan de door u gewenste exploitatietermijn.
Wat nog niet is geregeld, is de verlenging van de periode waarvoor via de
reguliere voorbereidingsprocedure een omgevingsvergunning kan worden
verkregen voor tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan. Deze periode zal
worden verlengd van 5 naar 10 jaar. Deze regelgeving resorteert overigens onder
het ministerie van I&M. Dit ministerie geeft aan dat, voor zover nu kan worden
voorzien, de betreffende Amvb in de loop van de tweede helft van 2014 in werking
kan treden. Ik wijs er verder op dat ook thans een exploitatieperiode van 10 jaar
mogelijk is, maar dat dan wel een uitgebreidere bestemmingsplanprocedure moet
worden doorlopen.
Flexibiliteit in regelgeving bij kantoortransformaties
U geeft aan dat het de regelgeving ten aanzien transformaties van kantoren naar
woonruimte aan flexibiliteit ontbeert en dat dit belemmerend werkt, zonder
overigens daar veel voorbeelden van te geven.
Een door mij erkend vraagstuk betreft de minimale oppervlaktematen. In de
wijziging van het Bouwbesluit die per 1-1-2015 in werking zal treden wordt een
afwijkende maat voor studentenhuisvesting opgenomen. Over de precieze
invulling wordt op dit moment nog overlegd met Kences, Als u andere voorbeelden
heeft, dan ontvang ik deze graag.
Pagina 2 van 4
Pilot flexibel huren
‚ . . . . Kenmerk
In Amsterdam is onlangs daadwerkelijk gestart met de uitvoering van de pilot 2014-0000098089
flexibel huren. U stelt nu voor om dit instrument breder in te zetten en in beide
steden waarbij het, anders dan bij de lopende pilot, gaat om de gereguleerde
woningvoorraad.
Net als u werk ik aan het aanpakken van het scheefwonen en het bevorderen van
de doorstroming; dit is ook de leidende gedachte achter het inkomensafhankelijke
huurbeleid dat het kabinet heeft ingevoerd.
Voor de aanpak van concrete knelpunten zoals een (naar verwachting) tijdelijke
inkomensdaling ben ik bereid mee te denken met de vormgeving van een nieuw
experiment dat niet inkomensafhankelijk is, maar waarbij wel een tijdelijke
verlaging van de huurprijs mogelijk is. Van belang voor mij is dat gekozen wordt
voor een vormgeving die niet leidt tot een extra kwaliteitsvraag en langere
wachtlijsten. Een gezamenlijke ambtelijke verkenning kan de mogelijkheden voor
een dergelijk experiment bezien.
Middensegment
U doet drie voorstellen met betrekking tot het middensegment op de
huurwoningmarkt: u wilt samen met mij manieren onderzoeken om de
huurontwikkeling van middeninkomens te reguleren, u wilt verder dat corporaties
ook buiten de herstructureringswijken woningen kunnen bouwen in het
middensegment, en ten slotte stelt u voor om samen op te trekken om
marktpartijen te stimuleren om te investeren in het middeldure huursegment. Om
te beginnen met het laatste: ik vind het zeer wenselijk dat institutionele en
particuliere beleggers in het middeldure huursegment investeren, Ik ben uiteraard
bereid om waar mogelijk en zinvol samen op te trekken richting deze
investeerders. De interesse van investeerders zal waarschijnlijk afnemen wanneer
een verdere regulering van de huren voor middeninkomens zou worden ingevoerd.
Ik ben benieuwd welke concrete mogelijkheden u hier ziet en wacht uw
voorstellen dienaangaande af.
Voor wat betreft het bouwen door corporaties van woningen voor het
middensegment buiten herstructureringswijken: dit onderwerp maakt onderdeel
uit van de novelle bij de Herzieningswet toegelaten instellingen, die thans in
consultatie is, Ik zal hierover later een beslissing nemen.
Duurzaamheid
U wijst in uw brief op het belang van de benodigde investeringen in
duurzaamheid, maar stelt ook dat de in uw gemeenten werkzame corporaties over
onvoldoende financiële middelen beschikken om deze investeringen te kunnen
voorfinancieren. U vraagt daarom de uitbetaling van de subsidiegelden (de €400
miljoen die hiervoor landelijk is gereserveerd) naar voren te halen.
Hiervoor is evenwel geen reden. De subsidieregeling heeft als uitgangspunt dat de
duurzaamheidmaatregelen door de aanvrager van de subsidie worden
voorgefinancierd - onder WSW-garantie voor corporaties en tegen markttarief bij
particuliere verhuurders. De toekenning van een subsidiebedrag wordt bevestigd
namens de minister, waarmee de garantie wordt gegeven dat, als wordt voldaan
aan alle voorwaarden die gelden bij de regeling, in 2018 of 2019 het toegezegde
bedrag wordt uitgekeerd. Voor de financiers biedt dit zekerheid. De financiers
zullen overigens hierover worden geïnformeerd.
Naast de subsidieregeling voor verhuurders in gereguleerde segment is er ook een
Revolverend Fonds in de maak voor verhuurders (verder zijn er ook
Pagina 3 van 4
gelijksoortige revolverende fondsen voorzien voor eigenaarbewoners en VVE's). Bij E k
n
dit fonds zal niet een subsidiebedrag worden uitgekeerd maar een lening worden ENE
aangegaan, met daarbij behorende voorwaarden.
Transparantie financiën corporaties
U geeft aan dat, om goede afspraken te kunnen maken met de corporaties,
gemeenten een goed onderbouwd inzicht nodig hebben in de financiële spankracht
van corporaties. Daartoe verzoekt u snel geïnformeerd te worden door het
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en het Centraal Fonds
Volkshuisvesting (CFV) over de financiële spankracht van corporaties.
In 2012 is door de commissie Vermeulen een aantal aanbevelingen gedaan over
het ter beschikking stellen van financiële gegevens van corporaties aan
gemeenten. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt tussen het WSW en de VNG, die
door mij worden ondersteund. Mijn ministerie en de VNG hebben met het WSW
bestuurlijke afspraken gemaakt over de informatievoorziening. In deze afspraken
is voorzien dat gemeenten op de hoogte worden gesteld van het
faciliteringsvolume. Corporaties hebben op basis van het BBSH de plicht om
prognose-informatie te delen met de gemeenten. Op grond van deze twee
informatiestromen kan met de corporatie worden besproken, in hoeverre
voorgenomen projecten wel of niet door WSW worden gefaciliteerd, en als dat niet
het geval is, wat de achtergrond hiervan is.
Het CFV publiceert jaarlijks rond 1 november de individuele oordeelsbrief over de
financiële positie van de corporatie. Op de site van het CFV zijn deze brieven per
corporatie opgenomen. Overigens, indien u gerede twijfels heeft over de financiële
ruimte bij een corporatie, kunt u het CFV en WSW om nadere informatie vragen.
Naar mijn mening bieden deze voorzieningen gemeenten voldoende waarborgen
om geïnformeerd het gesprek met corporaties aan te gaan. Ik ben verder bereid
om, zoals u vraagt, gezamenlijk een onderzoek te doen naar de financiële
mogelijkheden van de in uw steden werkzame corporaties.
Ten slotte
Ik waardeer uw inzet om de woningmarkten in Amsterdam en Utrecht meer in
beweging te krijgen. Het geheel van de hiervoor besproken maatregelen overziend
denk ik dat er in de komende jaren op dit terrein een slag gemaakt kan worden.
De minister voor Wonen en Rijksdienst,
é rs. S.A. Blok
Pagina 4 van 4
| Schriftelijke Vraag | 4 | discard |
Bezoekadres >
Pieter Calandlaan 1 Gemeente Amsterdam
Amsterdam D í Stadsdeel Nieuw-West |
oo Amsterdam 2x Agenda Open Raad 8 juni 2011
Telefoon 14 020 „a, Locatie: Pieter Calandlaan 1 |
Fax 020 619 9426
www.nieuwwest.amsterdamn! O0
Raadzaal |
Open Huis 19.00 — 19.30 uur |
Ophangen schilderij van Aldi Wendelaar Bonga, aangeboden aan het stadsdeel na |
afloop van ‘kunst aan de oever 2010’ |
Sessie Raadzaal Sessie Restaurant |
… Tijd: 19.30 — 22.30 uur |
Tijd: 19.30 — 22.30 uur lek. . |
Voorzitter: Mw. M. Spork Voorzitter: Dhr. H. Sahmi / Mw. C. |
Griffier: Dhr. L Winnips Ramsahai |
Griffier: Mw. N. Smit
min. min. |
1. Opening / agendavaststelling 5 | 9. Opening/ 5 |
2. Mededelingen 5 agendavaststelling |
3. Insprekers 15 { 10. Mededelingen 5 |
11. Insprekers 15
Informerend |
Informerend
4. Bestemmingsplan B 75 |
Overtoomseveld *** 12. Jaarrekening en B 30 |
5. Bestemmingsplan Medisch B 45 jaarverslag 2009 Stichting |
Centrum Slotervaart *** Openbaar Basisonderwijs |
6. _Initiatiefvoorstel SP inzake B 30 Westelijke Tuinsteden * |
P&R * 13. Begroting 2011 Stichting B 15 |
7. Wijziging Programma B 30 Openbaar Basisonderwijs |
Tussenmeer ter hoogte van Westelijke Tuinsteden * |
: Dijkgraafplein *** 14. Stand van zaken moties L 30 |
8. Sluiting en toezeggingen *
15. Vaststellen Lijst B 30
Indicatoren * |
16. Onttrekking reserve Buurt B 30
5 / Geuzenveld Zuid- |
Slotermeer 2011 * |
Meningvormend |
17. Onttrekking uit BRVOtbv B 15 |
tijdelijk programma |
Zuidwestoever (o.a. |
Sloterplasfestival) ** |
De sessie wordt om 22.30 |
uur geschorst tot donderdag |
9 juni, 19.00 uur (agendapunt
21 tot en met 23) |
|
Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Nieuw-West
Raadzaal
Aanvangstijd: 22.30 uur
Voorzitter: dhr. P.1.G. van Grol
Raadsgriffier: mw. K. Bolt
Besluitvorming (plenair)
23. Opening / agendavaststelling
24. Mededelingen
25. Actualiteitenkwartier
26. Ingekomen stukkenlijst
27. Mondelinge vragen
28. Vaststellen verslagen 11 mei 2011*
29. Indien mogelijk: Onttrekking uit BRVO tbv tijdelijk programma Zuidwestoever (o.a.
Sloterplasfestival)
30. Sluiting
Ter kennisname
= Vestiging voorkeursrecht Lutkemeer 252: brief aan dhr Hoogendam'*
* _Veiligheidsindexen 2010'*
Schriftelijk af te handelen:
" __Rondvraag’* |
"Termijnagenda, Actielijst, schriftelijke afhandeling, schriftelijke vragen en |
_ openstaande raadsadressen'* |
x Verslagen 11 mei 20111* |
1 = Vragen over deze punten kunnen tot dinsdag 12.00 uur voorafgaand aan de |
vergadering van woensdag worden ingediend via [email protected]. Ook |
wijzigingen in, en vragen naar aanleiding van het verslag moeten op deze manier |
ingediend worden. |
*= bijgevoegd, ** = verspreid met een eerder pakket, *** 1 exemplaar per fractie op de
fractiekamer
B = stuk voor besluitvorming |
Inspreken |
* Over een geagendeerd onderwerp kunt u meespreken bij de behandeling van het |
onderwerp in de informerende sessie. |
» Bij elk ander onderwerp dat uw interesse heeft kunt gebruik maken van uw |
inspreekrecht (maximaal vijf minuten) aan het begin van de |
informerende/meningvormende sessie om 19.30 uur in de raadzaal of in het |
restaurant. |
Meld u voor de vergadering, bij voorkeur vóór 12.00 uur, aan bij de |
griffie via 020 25 36742 of [email protected]. |
|
|
?
|
| Agenda | 2 | test |
Factsheet ouderenhuisvesting 2019
stadsdeel Zuid 5
Aantal ouderen, 2019 en prognose 2030 Bewustwording woonsituatie
migratieachtergrond À Toegekende aanvragen traplift WMO (algemeen)
= niet-westers Ee 65 (2018)
" m westers
+24 Toegekende aanvragen woningaanpassing WMO
27-348 mgeen (alg)
== 306 (2018)
22.142
5209 — Contacten langer thuis wonen | huisbezoeken
e\ wooncoach (65+)
G65 "40% E 838 (2019)
IEPER 3 | 19
® © >=: eo:
oa EN SYA (&) Inschrijvingen | actief zoekend op Woningnet (65+)
17.688 È 749 | 625 (2019)
15.452 Lel 7-749 5 9
SIE) . . .
Dn ! ‚„ Gebruik verhuisregelingen (65+)
(fl 50 (2019)
2019 2030 2019 2030
Woonsituatie ouderen Voorraad ouderenwoningen
Huishoudens die zeker willen verhuizen (65+) Geschikte ouderenwoningen
13% | 2.200 (2019, schatting) 5 1.613 (2019)
sE) Huishoudens die woning niet geschikt vinden Gelabelde ouderenwoningen
fs, em oud in te worden (65+) 236 (2019)
21% | 3.500 (2019)
©
Ruim wonende huishoudens (65+) Woningen met lift | op begane grond
20% | 3.500 (2019, schatting) 32.395 (2019)
®
Zelfstandig | niet-zelfstandig wonend (65+) Woningen zonder lift | niet op begane grond
21.395 | 747 (2019) 48.967 (2019)
Alleenstaande ouderen (65+ | 75+) Nultredenwoningen met sociale huur
53%/11.720 | 56%/ 5.323 (2019) 27% | 11.100 (2019, schatting)
KJ) : . .
Minima ouderen (66+) Nultredenwoningen met middeldure huur
F 15% | 2.909 (2017) 28% | 1.600 (2019, schatting)
3 Ouderen met z 1 beperkingen bij activiteiten Eenheden zorghuisvesting
f. dagelijks leven (65+) Î 923 (2015)
15% (2016)
a ‚& Ouderen die ernstig eenzaam zijn (65+) WAN Geclusterde wooneenheden
\8/
11% (2016) 389 (2019)
@
e Meest kwetsbare ouderen | lage SES (66+) ANN Aangeboden ouderenwoningen
PÁ 23% | 51% (2017) 7 50 (2019)
Geaccepteerde voorrangswoningen
N/ WMO/MI/65+
MÁ 45 (2019)
door: OIS, maart 2020
| Factsheet | 1 | train |
x Gemeente Amsterdam M L D
% Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit, Water, Duurzaamheid en
Circulaire Economie
% Gewijzigde agenda, donderdag 22 november 2018
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit, Water, Duurzaamheid en Circulaire
Economie
Tijd 19:30 tot 22:30 uur
Locatie De Commissiezaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie MLD d.d.
01.11.2018.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieMLD @raadsgriffie.amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _TKN-lijst
7 Opening inhoudelijke gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en Mededelingen
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit, Water, Duurzaamheid en Circulaire M L D
Economie
Gewijzigde agenda, donderdag 22 november 2018
Financiën
11 De Najaarsnota 2018 Nr. BD2018-013383
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 28.11.2018).
Duurzaamheid en Circulaire Economie
12 Onderzoek Circulaire banen in de MRA en Amsterdam Nr. BD2018-013752
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Timman (D66).
e Was TKN 1 in de vergadering van 01.11.2018.
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
13 Vaststelling Verordening Parkeerbelastingen 2019 Nr. BD2018-013973
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 28.11.2018).
14 Uitbreiding betaald parkeren in Amsterdam Noord Nr. BD2018-013807
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 28.11.2018).
15 Uitvoerings- en kredietbesluit Cuyperstrap Nr. BD2018-011358
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 28.11.2018).
16 Zero Emissie Bussen Amsterdam Nr. BD2018-012375
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 28.11.2018).
e _ Kabinetbijlage is naar de leden verstuurd.
17 Afdoening motie 529 van lid Boomsma inzake behoud parkeervergunning voor
stallingplaatshouders bij invoering betaald parkeren Nr. BD2018-012614
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
2
Gemeente Amsterdam M L D
Raadscommissie voor Verkeer Vervoer en Luchtkwaliteit, Water, Duurzaamheid en Circulaire
Economie
Gewijzigde agenda, donderdag 22 november 2018
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT
Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit
18 Vaststellen subsidieverordening Schone vervoersmiddelen voor snorfietsen Nr.
BD2018-013526
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht.
(Gemeenteraad d.d. 28.11.2018).
3
| Agenda | 3 | train |
4 Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
% Motie
Jaar 2021
Nummer 185
Behandeld op 31 maart/1 april 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 6 april 2021
Onderwerp
Motie van het lid Bloemberg-Issa inzake het Ruimtelijk Toetsingskader
Noorder IJ-plas (Geen bebouwing in en rondom de Noorder IJ-plas)
“Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het vaststellen Ruimtelijk Toetsingskader
Noorder IJ-plas (ZD2020-014753),
Constaterende dat:
-__ het plangebied volgens de Structuurvisie Amsterdam 2040 valt
onder de Hoofdgroenstructuur het groentype
'‘ruigtegebied/struinnatuur';
-__in de Hoofdgroenstructuur gebieden zijn opgenomen waar de
functies groen en groene recreatie voorop staan;
-__ woningbouw, werkgerelateerde functies, wegenaanleg of het
vestigen van voorzieningen die verkeer aantrekken of die ten koste
gaan van groen, niet in overeenstemming zijn met de doelstellingen
van de structuurvisie;
- de Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur (TAC)
constateert dat het toetsingskader niet inpasbaar is in de
Hoofdgroenstructuur omdat het voorgestelde beleid minder dan het
bestaande beleid bescherming biedt aan wat het beoogt te
beschermen;
- de TAC constateert dat het toetsingskader niet inpasbaar is in de
Hoofdgroenstructuur omdat het voorgestelde beleid ruimte biedt aan
initiatieven, in het bijzonder de publieke openbare plek op de
noordoever, die strijdig zijn met het bestaande beleidskader;
- de TAC constateert dat het toetsingskader niet inpasbaar is in de
Hoofdgroenstructuur omdat in onvoldoende mate wordt afgebakend
wat in ieder geval als niet wenselijke ontwikkelingen moet worden
beschouwd om het unieke karakter van het gebied als bijzonder
struinnatuurgebied te waarborgen.
Overwegende dat:
- de Noorder IJ-plas één van de weinige plekken in Amsterdam is waar
nog verwilderde natuur te vinden is;
-— de Noorder IJ-Plas een bijzonder hoge natuurwaardenscore (van 4) op
de Natuurwaardenkaart 2016 krijgt;
— het ecologisch onderzoek naar de Noorder IJ-plas uit 2007, uitgevoerd
door Grontmij/AgquaSense (in opdracht van de gemeente
Amsterdam), concludeert dat er diverse bijzondere diersoorten in de
Noorder IJ-plas aanwezig zijn;
— het Historisch Archief Tuindorp Oostzaan concludeert dat het gebied
een grote diversiteit aan flora en fauna heeft, waaronder vossen,
vleermuizen, salamanders, konijnen en verscheidene broedvogels;
-— er veel vogels die leven in (en rondom) de Noorder IJ-plas, zoals de
grote karekiet, snor, visdief, torenvalk, huismus, nachtegaal, kneu,
boerenzwaluw en koekoek, die op de Rode Lijst staan;
-— er veel zoogdieren die leven in (en rondom) de Noorder IJ-plas, zoals
de konijn, laatvlieger, wezel, bunzing en egel op de Rode Lijst staan;
- ingrepen in deze zones effect zal hebben op de groenstrook rond de
plas die voor veel vogelsoorten een ideaal broedgebied is;
- ingrepen in deze zones effect zullen hebben op de kwaliteit van het
foerageergebied van vleermuizen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. In het toetsingskader op te nemen dat er niet gebouwd mag worden
in (en rondom) de Noorder IJ-plas;
2. de gemeenteraad uiterlijk in het derde kwartaal van 2021 een
aangepast ruimtelijk toetsingskader voor te leggen, waarin een
bouwverbod in (en rondom) de Noorder IJ-plas is opgenomen.
Het lid van de gemeenteraad
J.F. Bloemberg-Issa
2
| Motie | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering 20 september 2023
Ingekomen onder nummer 522
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Veldhuyzen , Von Gerhardt en Khan inzake vlug
wegwerken achterstallig onderhoud
Onderwerp
Vlug wegwerken achterstallig onderhoud zodat de gemeente als verhuurder netjes voorbeeldge-
drag laat zien.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Beleid woonwagens en standplaatsen
Overwegende dat
-De gemeente Amsterdam verhuurder is van de grond waarop woonwagens staan (de standplaat-
sen);
-De gemeente ook verhuurder van bergingen is
-De gemeente zich als goed verhuurder moet gedragen en moet zorgen voor degelijk onderhoud
van de verhuurde grond en objecten.
-Meer dan de helft van de bewoners niet tevreden is over de staat van het onderhoud van het ge-
huurde.
-De Raad van mening is dat de gemeente Amsterdam zich als een voorbeeldige verhuurder moet
gedragen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Een inventarisatie te maken van de onderhoudsbehoefte van het verhuurde en achterstallig onder-
houd en een plan op te stellen om deze weg te werken. Uit het plan duidelijk voorbeeldgedrag te
laten zien zodat de gemeente Amsterdam andere verhuurders van woningen, grond of objecten
inspireert zich als goed en verantwoordelijk verhuurder te gedragen.
Indiener(s),
J.A. Veldhuyzen
M.S. von Gerhardt
S.Y. Khan
| Motie | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 149
Publicatiedatum 28 februari 2014
Ingekomen onder R
Ingekomen op donderdag 13 februari 2014
Behandeld op donderdag 13 februari 2014
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden mevrouw Alberts, mevrouw Combrink en de heer Weevers
inzake het initiatiefvoorstel, getiteld: ‘Geen dure parkeerplek voor autoloze huurder’
(inpandige parkeerplekken toegankelijk voor publiek).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over het initiatiefvoorstel van het raadslid mevrouw Alberts
van 10 oktober 2013, getiteld: ‘Geen dure parkeerplek voor autoloze huurder’
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 108);
Overwegende dat:
— omwille van de verbetering van de openbare ruimte het wenselijker is om auto’s
inpandig te parkeren;
— de nu al gebouwde inpandige parkeerplekken lang niet allemaal benut worden;
— deze onbenutte inpandige parkeerplekken tot nu toe alleen maar toegankelijk zijn
voor bewoners van de bovenliggende woningen;
— deze onbenutte parkeerplekken ook dienst zouden kunnen doen als
parkeerplekken voor ander publiek dan slechts de bewoners van bovenliggende
woningen,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— te onderzoeken wat er nodig is om de reeds bestaande inpandige parkeerplekken
plus de inpandige plekken die nog gebouwd gaan worden zó aan te passen dat zij
ook voor het publiek toegankelijk kunnen zijn;
— de resultaten daarvan te betrekken bij het Parkeerplan;
— hierover te rapporteren aan de raad.
De leden van de gemeenteraad,
R. Alberts
T.J. Combrink
J.H. Weevers
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam AZ
% Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische
Zaken, Bestuurlijk Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving,
x Raadsaangelegenheden en Communicatie
Agenda, donderdag 21 maart 2013
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken, Bestuurlijk
Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en
Communicatie
Tijd 13.30 uur tot 17.30 uur en zo nodig vanaf 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie Boekmanzaal, stadhuis
Algemeen
Procedureel gedeelte van 13.30 uur tot 13.45 uur
1 __ Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststelling agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie AZ
d.d. 28 februari 2013
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieAZ@raadsgriffie. amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam A Z
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Bestuurlijk Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en
Communicatie
Agenda, donderdag 21 maart 2013
5 Termijnagenda, per portefeuille
e Termijnagenda per portefeuille niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag
voorafgaande aan de vergadering per mail bijgewerkte exemplaren.
6 _Tkn-lijst
Inhoudelijk gedeelte vanaf 13.45 uur
7 Opening inhoudelijke gedeelte
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten Burgemeester
10 Rondvraag
Openbare Orde en Veiligheid
11 Kwartaalmonitor Top600: eerste kwartaal 2013 Nr. BD2013-002444
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e _Deleden van de Raadscommissies voor Kunst, Sporten Zorg en de leden van de
Raadscommissie voor Jeugdzaken, ICT en Financiën zijn hierbij uitgenodigd.
2
Gemeente Amsterdam A Z
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Bestuurlijk Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en
Communicatie
Agenda, donderdag 21 maart 2013
Integraal Veiligheidsbeleid
12 Wapencontroles Nr. BD2013-002417
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Openbare Orde en Veiligheid
13 1stadlopgave: onderdeel Toezicht Nr. BD2013-002445
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
14 brief nationale politie Nr. BD2013-002159
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
15 Uitrusting politie met tasers Nr. BD2013-002434
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het raadslid Paternotte (D66).
e Was TKN 2 in de Commissievergadering AZ van 28 februari 2013
16 Leden van 1% Motorclubs in dienst van de gemeente Amsterdam Nr. BD2013-
002436
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het raadslid lvens (SP).
e Was TKN 7 in de Commissievergadering AZ van 28 februari 2013.
17 raadsadres handhaving illegale short-stay hotels. Nr. BD2013-002489
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van raadslid Evans-Knaup (RA).
, Een niet - geanonimiseerde versie van het raadsadres ligt voor de commissieleden in
de leeskamerraad.
3
Gemeente Amsterdam A Z
Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Juridische Zaken,
Bestuurlijk Stelsel, Project 1012,Regelgeving en Handhaving, Raadsaangelegenheden en
Communicatie
Agenda, donderdag 21 maart 2013
Bestuurlijk Stelsel
18 Brief fractiebudgetten deelraden Nr. BD2013-001879
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Communicatie
19 Antwoorden op schriftelijke vragen Van Lammeren over evenementenbeleid. Nr.
BD2013-002438
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
Geagendeerd op verzoek van het raadslid Van Lammeren (PvdD).
e _ Uitgesteld in de Commissievergadering AZ van 28 februari 2013.
Algemene Zaken
20 Instemmen met het Herindelingsontwerp voor de Gemeentegrenscorrectie
Ringvaart - Nr. BD2013-001823
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(gemeenteraad d.d. 3 april 2013).
4
| Agenda | 4 | discard |
van
Verzonden: dinsdag 4 maart 2014 11:26
Aan: Info gemeenteraad
Onderwerp: sluiting van het Skatepark Amsterdam
Goedendag,
Nu mijn kinderen de leeftijd hebben om te leren skateboarden....kunnen ze
nergens meer heen.
Het is nog niet te laat!!
Skatepark Amsterdam is er nog en ák hoop 400000 dat u het weer opent!!!
En velen, velen met mij! ! °
Amsterdam-Noord is een stadsdeel waar veel jonge mensen heen gaan en waar
kinderen geboren worden.
Veel kinderen hebben nu de leeftijd van 6-7-8,...
Een mooie toekomst is er wel degelijk voor het skatepark. En daarbij: het is -
het ENIGE indoor skatepark van Amsterdam!
(Indoor is ook niet hetzelfde als outdoor.)
Mijn laatste oproep, als inwoner van het mooie Amsterdam-Noord, waar zoveel
mogelijk is: Overweeg uw besluit en heropen alstublieft het Skatepark! |
U maakt een groot deel. van Amsterdam-Noord en de rest van Amsterdam heel blij! -
Alvast hartelijk dank!
Met vriendelijke groet,
nr
| Raadsadres | 1 | train |
Vereniging van |
Nederlandse
Projectontwikkeling
Maatschappijen |
|
Gemeenteraad Amsterdam r
Postbus 202 ie enst Amsterdam |
1000 AE AMSTERDAM | Mert alu
E (L olkt Zole,
Re: erts TE
ed al id [
antje —
Datum 10 oktober 2016 | a ter venmsname |
Ï £ Dt 2 Í
Referentie _JF/ny/20161010 Edi är |
Beren Amendementen woningprogrammering Zuidas |n
Aan de leden van de Gemeenteraad van Amsterdam een en Een |
EL OE
Geachte heet, mevrouw, |
Wij schrijven u naar aanleiding van de aangenomen amendementen m.b.t. de woning- |
programmering op de Zuidas (gemeenteraad 5 oktober jl). Daarmee wordt bepaald dat |
minimaal 30% sociale woningbouw moet worden gerealiseerd en minimaal 30% vrije sector |
huur, waarvan de helft betaalbaar. Graag informeren wij u in deze brief over onze visie op dit
soort zeer gedetailleerde woningprogrammering. |
|
De NEPROM is de vereniging van projectontwikkelaars met onder haar leden zelfstandige |
ontwikkelaars, bouwondernemingen, vastgoedbeleggers, woningcorporaties, vastgoedfinanciers |
en anderen. Onze leden ontwikkelen jaarlijks ruim 50% van de nieuwbouwwoningen voor de |
markt.
In vooral de meer verstedelijkte delen van Nederland heeft de woningmarkt zich ín korte tijd
sterk hersteld. In Amsterdam en enkele andere steden is zelfs al weer sprake van oververhitting.
Dit leidt tot oplopende maatschappelijke druk, waardoor lokale partijen verleid worden om een
zwaarder volkshuisvestelijk stempel te drukken op de woningptogtammering. Een begrijpelijke |
teactie, maar op den duur funest voor juist een gezonde, ongedeelde stad.
Wij pleiten, mede vanwege de sterke huishoudensgroei in de komende jaren, voor het vergroten |
van het woningaanbod. Met grote voortvarendheid moet de plancapaciteit (binnenstedelijk èn
in de vorm van nieuwe buitenwijken) worden uitgebreid, Als dat onvoldoende gebeurt dreigen
oplopende woningtekorten en stijgende woningprijzen, met alle nadelige gevolgen van dien. |
|
Gezien de samenstelling van de beschikbare woningvoorraad (met relatief veel sociale huutrwo-
ningen) is het essentieel dat Amsterdam (en dat geldt ook voor veel andere steden) primair
nieuwe woningen bouwt voor de doorstroming. Dat betekent in de eerste plaats middeldure
huur- en koopwoningen toevoegen. Dat past ook goed in het bevorderen van de ongedeelde
stad, omdat ook de middeninkomens op die manier voor de stad behouden kunnen blijven. |
Westeinde 28 / Postbus 620 / 2270 AP Voorburg / Telefoon 070 386 62 64 / fax 070 387 40 89 / [email protected] / www.neprom.nl |
ABN AMRO 48.39.62.570 / IBAN NLOSABNA0483962570 / BIC ABNANL2A |
KvK Den Haag 40407997 / BTW-nr. NLO0O6769925 |
|
| NEPRDM |
Í
Í
Í
|
|
Een belangrijk deel van de nieuw te ontwikkelen woningen moet landen op binnenstedelijke
locaties. Die zijn relatief duur, onder andere als gevolg van verwerving, sanering en aanpassing
van infrastructuur, waarbij de doorlooptijd vaak lang is door de ingewikkelde context en de
stroperige processen. Samenloop in de programmering van een hoog percentage sociale
woningbouw en middeldure huur zet de betaalbaarheid en haalbaarheid van dit soort binnen-
stedelijke gebiedsontwikkelingen verder onder druk, waardoor de binnenstedelijke woning-
productie onvoldoende van de grond komt. Dat is de treden waarom wij een klemmend beroep
op u doen om deze ingreep in het geval van de Zuidas te heroverwegen en in elk geval niet op
meer locaties op deze wijze in te grijpen.
Kort samengevat, wij pleiten met kracht voor het stimuleren van nieuw woningaanbod (ook |
buiten bestaand stedelijk gebied) en tegen vergaande regulering. Geef op locatie, binnen
algemene kaders gericht op het bevorderen van middeldure nieuwbouw, partijen de ruimte om
de consument zo goed mogelijk te bedienen. De betaalbaarheid en de ongedeelde stad worden
optimaal gewaarborgd door het vergroten van het aanbod en het bevorderen van de door-
stroming. |
Wij zijn graag bereid om een en ander in een gesprek nader toe te lichten.
Met vriendelijke groet, |
NEPROM
|
|
Jan ema
dirgéteur |
|
Ie
| Raadsadres | 2 | test |
DIT KAN 40 NIET LANGER DOORS AAN
AR zn
Z NDSM NN
Ne NSE ss
ze a x
vor ÊÍ ed N/; ve,
(ee ' Á í pe 115 7
NY ESE
P q ps 5 (ON
E N OS ST VE A
5 DPLAATS © /
EAN en GN,
&5, pe AK So
Ne WIE stans de
© IS
a \ Visie,
OM DELE BROEDPLAATS GEZOND í TE
TE KBYGEN „MOETEN WE NF VAN f 7
DEY BROUDPLAATS | 16 K MAAR S f
re
NAAR DEZE Tj FERS …I// ge v/ o_)
| Ge EI3 /
EES / [COMMUNICATIE
NT 5 (eVS A SEN oe,
k 2 1 VA
Dis (Ee NPN TN cyrers! |
vv
\NL [)_N + SS Cn
‘ en = Len DP Md Fern : (
Jed SAMEN Doen | C
| DE WAARDEVOLLE FUNDAMENTEN VAREGG HBEHSEN t_ || oan sen zoa
\ ien? Inke
Aan de gemeenteraad Amsterdam, 1-6-2014
Geacht college en raadsleden
Wij vragen ons af: “Wat voor een waarde hebben eerder gedane bestuurlijke afspraken”?
De erfpachtuitgifte van de NDSM-loods is aanstaande. Dit zonder dat de huurders, de belangrijkste
stakeholders met een eigen investering van 3 miljoen euro, zoals is afgesproken met Stichting
Kinetisch Noord en voormalig Stadsdeel Noord, betrokken zijn geweest bij deze erfpachtuitgifte.
Het lijkt ons dat bestuurlijke uitspraken, subsidiebeschikkingen en contracten leidend zijn bij een
erfpachtuitgifte. We hebben echter de stellige indruk dat deze niet gevolgd worden. De wethouder
had het zelfs tijdens een gesprek op 21 mei over een nieuwe nullijn die hij zou gaan bepalen. Wat
deze nullijn echter zou inhouden werd ons niet medegedeeld.
Wij vragen u de erfpachtuitgifte te laten doen plaatsvinden in het kader van wat al bestuurlijk is
besloten door stadsdeelvoorzitter R. Post. Citaat uit de brief van 7-6-2010: “Indien er in de toekomst een
andere partij zich aandient als erfpachter zullen met die partij afspraken gemaakt worden die mogelijk niet één op één
overeenkomen met de punten als beschreven in bijgevoegde stukken. Echter behoud van de broedplaats en in de geest
van boven vermeldde punten wordt door het stadsdeel toegezegd”. Wat wij begrijpen is er echter een zwak
aftreksel hiervan geproduceerd.
In de vergadering van afgelopen december is door de raad een duidelijk signaal afgegeven naar de
wethouder dat de huurders betrokken moeten worden bij de erfpachtuitgifte. De wethouder heeft
toen ook zijn bezorgdheid uitgesproken over de gang van zaken op de NDSM en over de non-
communicatieve houding van Stichting Kinetisch Noord. Er is voorgespiegeld dat we er samen uit
zouden gaan komen.
Sinds die raadsvergadering van december 2013 hebben we als ondernemersvereniging 'De
Toekomst’, belangenbehartiger van de ondernemers en investeerders van de broedplaats,
voortdurend contact gezocht met Stichting Kinetisch Noord, het ambtelijk apparaat belast met de
erfpachtuitgifte en Wethouder Van Poelgeest om de dialoog op gang te krijgen hoe onze belangen
als mede-investeerders te borgen in het erfpachtcontract.
In het gesprek wat we woensdag 21 mei jongstleden met de wethouder hadden bleek echter dat we
als gesprekspartner niet serieus worden genomen. Door de wethouder is aangegeven dat het van
geen enkel belang is om er samen uit te komen. Het is ons dan ook nog steeds onbekend wat de
erfpachtaanbieding inhoudt en hoe de borging van de broedplaats er uit gaat zien.
Wij gaan er vanuit dat o.a. de volgende afspraken van R.Post nagekomen worden: citaat
“Kort samengevat betreffen de belangrijkste punten van de borging van de broedplaats het volgende:
— 9800m2 totaal bestempeld als broedplaats
— De zogenaamde vrije kavelstrook blijft beschikbaar voor ontwikkeling met ateliers ten behoeve van de broedplaats.
— De zogenaamde 3e laag (zonder nadere aanduiding bij partijen voldoende bekend) wordt als toekomstig te
ontwikkelen broedplaats bestempeld.
— De ITW behoort tot de broedplaats en dient ook als zodanig te worden aangewend.
— Termijn behoud broedplaats ín in principe 50 jaar.
— Stadsdeel is voorstander van het behoud van het skatepark
— Intensieve betrokkenheid van de huurders bij de verdere ontwikkeling van de scheepsbouwloods.
— Uitgifte in erfpacht aan de huurders van de broedplaats dient tot de mogelijkheden te behoren.”
Het lijkt erop dat de erfpachtuitgifte aanstaande is en stilletjes door het college geloodst gaat
worden. Zodra alles afgekaart is tussen Stichting Kinetisch Noord en de gemeente Amsterdam
wordt er daarna als mosterd na de maaltijd nog een besluit voorgelegd aan de raad over een borging
van de kwetsbare functies op de werf. De manier van borging was echter al bestuurlijk vastgesteld
door R.Post.
Wij als belangenbehartiger zijn nog geheel niet betrokken geweest bij de plannen die nu voor ons
gemaakt worden en zogenaamd in ons belang zijn. Aangezien in elk bestuurlijk stuk aangegeven
wordt dat de huurders een essentieel onderdeel vormen voor de voortgang van de broedplaats, zal
degene die de erfpachtuitgifte aanvaard het doel en de kunde moeten hebben om een goede relatie
op te bouwen met de huurders van waaruit synergie en samenwerking ontstaat. Wij willen u er
nogmaals op wijzen dat Stichting Kinetisch Noord niet namens ons, de kunstenaars en
creatievelingen van de NDSM-broedplaats, spreekt.
Er is 9 miljoen gemeenschapsgeld in deze broedplaats gestoken.
Binnen de aankomende erfpachtuitgifte aan stichting Kinetisch Noord wordt, naar wij begrepen
hebben, een grootte van de broedplaats aangegeven; 8416 m2, wat een subsidie betekent van 1030
euro per m2.
Als echter de bestuurlijke uitspraak van R. Post van 7-6-2010 gevolgd wordt moet er 13000m2
broedplaats gerealiseerd worden binnen een groeimodel, waarbij 690 euro per m2 subsidie Is
uitgegeven. Dit laatste komt ongeveer overeen met de hoeveelheid subsidie die met toestemming
van de toenmalige raad bij het begin van het broedplaatsbeleid maximaal toegekend werd aan
broedplaatsen. Ter vergelijking: het broedplaatsbeleid van tegenwoordig is gebaseerd op maximaal
250 euro subsidie per m2.
We hopen dat de erfpachtuitgifte niet als hamerstuk door het college wordt bekrachtigd. Er zitten
nog te veel haken en ogen aan het contract en er is nog geen enkele vorm van overeenstemming met
de gebruikers/mede-investeerders. De geschilpunten met ambtenaren en Stichting Kinetisch Noord
over de erfpachtuitgifte en hoe de huurders worden uitgeknepen door Stichting Kinetisch Noord
worden in de bijlage uit de doeken gedaan. Het bewijs van dat geschrevene is gevonden in
gemeentelijke documenten en stukken van Stichting Kinetisch Noord zelf. De hoeveelheid stukken
Is zodanig dat het ondoenlijk is om ze bij te voegen. Als nodig kunnen we de stukken u doen
toekomen.
Er zal een druk op u worden uitgevoerd dat als de uitgifte niet plaatsvindt er gemeentelijke leningen
misgelopen gaan worden en het project gevaar loopt. Als er terecht een gemeentelijke lening nodig
is, dan kan deze echter later nogmaals worden aangevraagd. Dit zou een democratische discussie
over de erfpacht, de borging van de broedplaats en de bescherming van de investerende huurders
niet in de weg moeten staan.
Conclusie: wij vragen u om de erfpachtuitgifte op te schorten en het besluit hierover aan het
komend college over te laten.
Daarnaast vragen we u om de huurders zelf, zoals bestuurlijk is toegezegd, en partijen die ervaring
hebben met dit soort huurders ook een erfpachtaanbieding te doen, zodat er weer een bloeiende
broedplaats kan ontstaan.
Met vriendelijke groet, namens het bestuur van ondernemersvereniging de Toekomst
H. Dokkum (voorzitter)
bijlage: “Officiele documenten en brieven over afspraken rondom NDSM”
Officiele documenten en brieven over afspraken rondom NDSM
Inleiding;
In dit document is te lezen dat ondanks de ontkeningen van ambtenaren en de directeur Stichting
Kinetisch Noord (SKN) er al bestuurlijk besloten is wat de grootte van de broedplaats is, en wie
daarvan gebruik mag maken. Tot deze doelgroep behoren niet de commerciele partijen die de
ambtenaren en de directeur van SKN graag zien als toekomstige gebruikers.
Het is van essentieel belang dat de borging van de broedplaats, wat in diverse documenten door de
overheid al is vastgesteld, goed geregeld moet gaan worden om de broedplaatshuurders, die na de
gemeente met ongeveer 3 miljoen euro de grootste investeerders zijn in het project, te beschermen.
Ze mogen niet ondergesneeuwd gaan worden nu stichting Kinetisch Noord blijkbaar een andere
koers is gaan varen.
Een deel van de ontvangen subsidie wordt weggevoezeld door SKN. Hierdoor hebben al onterechte
ontruimingen plaatsgevonden.
In weerwil van de verkapt huurverhogingen die SKN probeert de huurders op te leggen zal SKN
een andere weg moeten kiezen om haar financien rond te krijgen.
Er wordt geeindigd met de conclusie.
Alle beweringen die gedaan worden worden geboekstaafd door feitelijke gemeentelijke stukken of
Stukken die door SKN geproduceerd zijn.
Gemaakte afspraken
1999 werd de prijsvraag gewonnen voor een culturele onderneming voor 88.000m2
waaronder 30.000m2 bebouwing: de scheepsbouwloods, de hellingen, en de Docklandshal.
De Docklandshal is vanwege asbest gesloopt. De hellingen zijn bij de ruil van het buitenterrein en
de scheepsbouwloods verloren gegaan voor de broedplaats.
Blijft over de ontwikkeling van de scheepsbouwloods, wat hieronder besproken gaat worden.
Stichting Kinetisch Noord is opgericht door de initiatiefnemers Evan de Klerk en Hessel Dokkum,
nadat bekend was gemaakt dat er 6,8 miljoen euro uit het broedplaatsfonds gereserveerd was door
de Projectgroep Broedplaats Amsterdam, waarvan Bureau Broedplaatsen in 2006 de erfopvolger
van geworden is.
We hebben stichting Kinetisch Noord opgericht als een uitvoerende stichting die vanuit haar
broedplaatshuurders denkt en deze faciliteert, zoals vastgelegd in de statuten). Dat de gemeente
begrepen heeft dat de huurders de drijvende krachten zijn achter het project en dat deze daarom een
stevige positie moeten behouden komt later tot uiting bij de erfpachtaanbieding aan de Key en de
bestuurlijke brief van stadsdeel voorzitter R. Post van 7-6-2008.
Binnen deze brief wordt ook al in de toekomst gekeken: Er wordt gesteld dat de gemeente toezegt
dat er in de geest van deze brief door de gemeente gehandeld moet gaan worden ingeval er een
andere partij zich aandient (zie één na laatste alinea). De geest van de erfpachtafspraken is in de
afsprakenbrief en erfpachtaanbieding aan de Key dat de huurders de centrale rol hebben binnen het
gehele project: ” Daarnaast bent u verplicht om in gestructureerd verband de huurders actief te betrekken bij de
planvorming voor de verdere invulling van de scheepsbouwloods, en zich een maximale inspanning te getroosten met
hen daarover overeenstemming te bereiken”en “Mocht tussen u en de huurders vereniging geen overeenstemming
worden bereikt, zal het verschil van mening voor gelegd worden aan een geschillencommissie”
Hierop wordt teruggekomen wanneer de erfpachtuitgifte aan de Key en de bestuurlijke brief van de
heer Post besproken gaat worden.
Er zijn erg veel brainstorms door het werkapparaat van SKN georganiseerd om tot een
uitgebalanceerd plan te komen wat binnen de broedplaatsnorm valt.
De broedplaats zal bevolkt worden door kunstenaars, ambachtslieden, een jongerencluster/educatie
en de creatieve industrie. 40% van de vloeroppervlakte wordt gebruikt door kunstenaars, de andere
doelgroepen gebruiken de resterende 60% van het verhuurbare oppervlak. Conform het “Plan van
aanpak 2000, geen cultuur, zonder subcultuur” wat de basis is voor het broedplaatsbeleid, heeft de
gehele broedplaats dezelfde afgesproken broedplaatshuur. Dit is veel later nog steeds tot uiting
gekomen binnen de subsidiebeschikking van 26-10-2010 waarin in de laatste alinea vermeld staat
dat voldaan moet worden aan de in de subsidieverordening stedelijke vernieuwing Amsterdam 2006
opgenomen subsidievoorwaarden. Deze subsidieverordening heeft bestaan tot 2008. Aangezien ze
in de beschikking van 2010 is vastgelegd is dat geweest ter bescherming van het oorspronkelijke
plan en idee achter de broedplaats, citaat:
2. De subsidie wordt slechts verleend, indien:
b. de doelgroep van het te realiseren (woon)werkpand bestaat uit een samenwerkende groep van professionele
kunstenaars, culturele ondernemers en kleine (ambachtelijke) bedrijven, die gezien hun inkomenssituatie geen ruimte op
de reguliere vastgoedmarkt kunnen betrekken of zich dergelijke ruimte kunnen verwerven, en;
c. de aanvangshuurprijs van het te realiseren atelier of (woon)werkpand maximaal € 46 per m2 bruto
vloeroppervlak, exclusief BTW en servicekosten, bedraagt.
Er mag dus ingeval van een werkpand geen onderscheid gemaakt worden tussen het verschillend
gebruik van de ruimtes binnen een broedplaats qua huurhoogtes omdat niet alleen kunstenaars
behoren tot de doelgroep.
Hier wordt op teruggekomen wanneer de gehele subsidiebeschikking besproken gaat worden.
Er is een architectenbureau ingeschakeld die een totaalplan voor de gehele loods hebben gemaakt.
Aangezien er niet genoeg geld was is er echter maar een deel van dit plan opgenomen in de
uitvoering van de broedplaats: de Oostvleugel, de Kunststad, en de Vrije Kavel. Totaal 13000m2 (te
lezen in het subsidieverslag NDSM voor IPS V-subsidie)
Behalve 6,8 miljoen uit het broedplaatsfonds, is er 1,25 miljoen via de IPSV-subsidie en
0,33miljoen van het stadsdeel gereserveerd om deze aparte delen van de broedplaats te kunnen
realiseren.
Later is er door DMO nog eensl,16miljoen euro speciaal geïnvesteerd in de bouw van het gebouw
van het skatepark. Tien jaar later wordt echter deze 1,16miljoen gemeenschapsgeld vernietigd
doordat de exploitant van het skatepark gedwongen is door SKN om te vertrekken.
Overleg over een nieuwe gegadigde voor het gebouw waar deze 1,16miljoen gemeenschapsgeld aan
besteed is is door SKN niet in werking gezet.
Met de andere miljoenen gemeenschapsgeld werd er een infrastructuur aangelegd en voor de
Oostvleugel en Kunststad werd er een casco gebouwd. Ingeval van de Kunststad bestond dit casco
per atelier uit een betonnen vloer met 4 ijzeren kolommen welke twee betonnen tussenvloeren
dragen. (een grote stellingkast komt qua beeld nog het dichtste bij).
De huurders werden geacht de buitenwanden, deuren, de nutsvoorzieningen e.d. zelf aan te leggen.
Dit om hun betrokkenheid en verantwoordelijkheid naar de broedplaats te verhogen. In plaats van
subsidiegebruikers werden ze hierdoor mede-investeerders. Ze hebben gemiddeld tussen de 10.000
en de 30.000 per ruimte geïnvesteerd. Totaal is er door de huurders voor ongeveer 3 miljoen
geïnvesteerd in de broedplaats om niet alleen een plek, maar vooral om eigen fysieke ruimtes met
muren te kunnen gebruiken.
De afgesproken broedplaatshuren volgens de subsidiebeschikking zijn relatief laag omdat de
huurders hun leningen van 10 tot 30.000 euro ook terug moeten gaan betalen boven op hun huur.
Binnen de huurcontracten is vastgelegd in de bijzondere bepalingen punt 2 dat bij tussentijds
vertrek een volgende huurder de investering kan overnemen. In punt 4 wordt geregeld dat bij
beëindiging van het huurcontract huurder verplicht is het gehuurde (de ijzeren kolommen met
betonnen vloeren) geheel ontruimd aan verhuurder op te leveren: citaat “In afwijking van het onder
10.1.1. algemene bepalingen gestelde omtrent oplevering van het gehuurde door huurder bij het einde van de
huurovereenkomst of bij het einde van het gebruik van gehuurde komen huurder en verhuurder het volgende overeen:
Huurder is verplicht het gehuurde bij het eind van de huurovereenkomst geheel ontruimd aan verhuurder op te leveren.
Huurder is verplicht alle zaken die door hem in-, op-, of aan het gehuurde zijn aangebracht te verwijderen , met
uitzondering van zaken die zodanig verbonden zijn met het gehuurde dat zij daarvan niet kunnen worden afgescheiden
zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken. Bij het einde van de huurperiode verkrijgt
de verhuurder de eigendom van alle zaken die duurzaam met het gehuurde verenigd zijn en die zonder beschadiging van
betekenis niet kunnen worden afgescheiden.”
De investering blijft dus in het bezit van de huurder. SKN laat echter huurders weten dat zij bij
vertrek hun investering niet mee mogen nemen. Dit is bezijden de waarheid.
De huurders zijn naast de gemeente gezamenlijk de grootste investeerders binnen het project.
Aangezien SKN alleen maar geïnvesteerd heeft met gemeenschapsgeld zijn de huurders binnen dit
project de enigen die zelf met alle risico's van dien geïnvesteerd hebben door eigen geld, eigen
arbeid en eigen energie binnen te brengen. Het is niet voor niets dat bestuurder R. Post deze
huurders middels een borging wil beschermen.
Vanwege dat er 9 miljoen euro aan gemeenschapsgeld gespendeerd zou worden heeft de gemeente
SKN verplicht om een ambtenaar van het OGA (Lex Brands) aan te stellen als directeur. Echter het
is gebleken dat deze gemeente ambtenaar een enorme bouwoverschrijding heeft veroorzaakt wat de
oorzaak is van de moeilijkheden van vandaag de dag. In de “bestuursflap 2005 financiële situatie
SKN” wordt een bouwoverschrijding gemeld van € 972894,
SDAN, SKN, Vrije Kavelhuurders en de Toekomst komen overeen dat de subsidie voor de Vrije
Kavel via het terugkrijgen van belasting gebruikt gaat worden om de Vrije Kavel volgens de
gemaakte afspraken te bouwen.
Dit wordt vastgelegd in een vergadering van de commissie middelen op 3-12-2008 (zie verslag) die
totaal ging over de financiële situatie van SKN. In het verslag op punt 148 wordt door de PVDA aangegeven
dat geld wat terugkomt van de fiscus zou kunnen worden aangewend om bijvoorbeeld de huurachterstand van SKN te
vereffenen. Echter op punt 149 wordt daarop geantwoord citaat: Portefeuillehouder Post brengt bij interruptie
in dat het eventuele geld vanuit de fiscus al bestemd is voor de Vrije Kavels.
Op punt 237 wordt vermeld wat onder de broedplaats valt qua metrage en wat al gefinancierd is
(dus ook de Vrije Kavel) Wat niet gefinancierd is wordt ook aangegeven: namelijk de 3e laag op de
kunststad: citaat: 237 Portefeuillehouder Post antwoordt dat niet alle m2 worden opgenomen in dit erfpachtcontract.
In ieder geval worden de ITW, de Vrije Kavelstrook, de Oostvleugel, en Kunststad 1 en 2 opgenomen. Kunststad 3
wordt in feite in het contract geregeld, maar de financiering ervan nog niet. Als die erbij komt, dan is die laag een
onderdeel van de Broedplaats. De rest zit er formeel gezien niet in.
Doordat SKN de bedoelde subsidie voor de Vrije Kavel gebruikt heeft voor de Kunststad vanwege
de bouwoverschrijding heeft SKN aan Noordwaarts (centrale stad en SDAN) in een brief van 3-12-
2008 laten weten, citaat: “Ten behoeve van de eindafrekening broedplaatssubsidie stuur ik bij deze de begroting
toe van de in de toekomst nog uit te keren subsidies ten behoeve van de nog te realiseren bebouwing op de Vrije
Kavelstrook gelegen aan de zuidgevel. Deze subsidies zijn reeds ontvangen door stichting Kinetisch Noord maar staan
nog geparkeerd bij de fiscus. Voor de diverse kavels hieronder benoemd gebouw C tot en met F zijn reeds huurders
geselecteerd”
Ook in een allonge bij een huurcontract uit 2009 tussen SKN en een huurder wordt deze afspraak
bevestigd, citaat: Huurder is op de hoogte van het feit dat het subsidiebedrag, welke door de huurder ontvangen
wordt uit hoofde van onderhavige huurovereenkomst art 4.1.b mogelijk niet geheel beschikbaar is bij verhuurder op
moment dat tot uitkering daarvan zou moeten worden overgegaan (—) Reden hiervoor is dat het totale subsidiebedrag
momenteel nog bij de fiscus ‘staat geparkeerd’, zonder nadere uitleg bij partijen voldoende bekend. Er wordt getracht op
korte termijn de op „de fiscus openstaande vordering in één keer terug te vorderen en daarna tot uitkering van de
subsidie uit hoofde van deze overeenkomst over te gaan. Kans bestaat echter dat dit niet of niet tijdig lukt, waardoor
Jop een later en nog niet nader te bepalen tijdstip pas overgegaan kan worden gegaan tot uitkering van de subsidie.
Echter deze reservering van de fiscusgelden voor de Vrije Kavel wordt in de jaarstukken van SKN
nadat het nieuwe bestuur in januari 2011 is aangetreden niet genoemd als reservering. Ze wordt
zelfs voor de rechter ontkent. Hierover wordt later verder ingegaan.
In de jaarstukken van 2009 van SKN wordt de feitelijke teruggave van geld via de fiscus
beschreven: citaat:
blz. 7: Nog te vorderen integratieheffing (Omzetbelasting)
In 2005 zijn het Skatepark, de Oostvleugel en de ITW opgeleverd. De huurders van de Oostvleugel en het Skatepark
weigerden in 2005 de huurcontracten te ondertekenen, zodat niet aan de wettelijke vereisten van belaste verhuur werd
voldaan. Hierdoor was fiscaal sprake van interne leveringen van genoemde bouwwerken leidend tot een
integratieheffing in de omzetbelasting over de voortbrengingskosten van deze drie objecten. De omzetbelasting over de
voortbrengingskosten bedraagt 605.000 euro.
Indien met ingang van 2006 blijvend wordt voldaan aan de formele vereisten voor belaste verhuur van het Skatepark, de
Oostvleugel en de ITW kan 9 jaar lang 1/10 deel van de afgedragen integratieheffing worden verrekend met de laatste
kwartaalaangifte omzetbelasting van elk boekjaar.
blz. 6: Het per saldo te vorderen BTW bedrag ad 68.738 euro betreft de aangifte over het vierde kwartaal.
In het BTW bedrag is 1/10 deel van de integratieheffing (over 2009) opgenomen. Het bedrag is begin maart 2010
ontvangen.
Het moge duidelijk zijn dat de Vrije Kavel tot de broedplaats behoort en ook gefinancierd moet
worden door SKN d.m.v. de reeds ontvangen subsidie die geparkeerd staat bij de fiscus. SKN mag
het geld wat terugkomt van de fiscus, en bestemd is voor de Vrije Kavel volgens stadsdeelvoorzitter
R Post niet gebruiken om haar schuld in te lossen.
De Vrije Kavelaars hebben moeten wachten totdat SKN te kennen zou geven wanneer de subsidie
vrijgekomen was. Zij zijn wel mondeling met SKN overeengekomen dat zij de benodigde
bouwmaterialen die zij al gekocht hadden voor de voorgenomen bouw om niet mochten opslaan
naast dat deel wat zij huurden van SKN.
Echter SKN stelt sinds een jaar dat over deze opslag servicekosten en huur betaalt moet worden.
Ook wordt in de weekendmap van van Poelgeest van 8-8-2013 deze ruimte weergegeven als
gekraakte ruimtes, wat de grootste onzin is. Daarnaast wordt er voorgedaan of er enige
onduidelijkheid is over de Vrije Kavel. De huurders krijgen in dit stuk de zwarte Piet, terwijl in
werkelijkheid SKN door de bouwoverschrijding degene is die door het stof zou moeten gaan bij de
huurders. In deze weekendmap wordt geen melding gemaakt dat SKN via de fiscus geld
gereserveerd heeft staan voor de Vrije Kavel, maar wordt er nieuwe ‘'oude' subsidie geregeld, die in
wezen overbodig is omdat de subsidie al gegeven is en geparkeerd staat bij de fiscus. Het stuk is
door Bureau Broedplaatsen geschreven, maar zij zal niet de bron zijn van de onjuistheden.
Waarschijnlijk is haar input de directeur van SKN geweest.
Bij het proces van Ward Kreykamp heeft SKN de afspraak dat fiscusgelden aangewend moesten
worden om de Vrije Kavel te ontwikkelen ontkent. De rechter stelde tijdens het proces van Ward dat
de brief van Bureau Broedplaatsen van 28-8-2012 waarin gezegd werd dat de broedplaatssubsidie
voor de Vrije Kavel niet meer bestond en dat er een nieuwe eventueel aangevraagd kon worden,
maar dan wel onder andere voorwaarden, boven elk andere bewering of document stond, citaat: Dat
een gegarandeerde subsidietoekenning niet (meer) aan de orde was had Kreykamp echter voldoende duidelijk kunnen
zijn, gelet op de mededeling van Olij bij zijn brief van 28-6-2011 dat de (voorheen) geldende subsidieregeling niet meer
bestaat en dus van een rechtsgeldig beroep op die subsidie geen sprake meer kan zijn. De juistheid van Olij blijkt
overigens voldoende uit de brief van de gemeente Amsterdam, Bureau Broedplaatsen van 28-8-2012. Deze huurder
is o.a. door deze omissie ontruimd terwijl hij onderdeel van de doelgroep is en zeer waarschijnlijk
door de CAWA goedgekeurd zou worden. Hij was in de broedplaats al geballoteerd en door de Art-
Pro selectie.
Hieruit blijkt dat ook Bureau Broedplaatsen de afspraak dat de subsidiegelden voor de Vrije Kavel
geparkeerd staan bij de fiscus of niet weet of ontkent.
Op 16-12- 2008 kondigt Wethouder van Poelgeest in een brief aan de gemeenteraad aan dat SKN
opgeheven zal worden. Hij meldt dat er een afsprakenbrief gekoppeld aan de erfpachtuitgifte aan de
Key gemaakt is. Daarnaast maakt hij melding dat de huurders actief betrokken gaan worden bij de
planvorming van de verdere invulling van de scheepsbouwloods. Hij schrijft ook over de grootte
van de broedplaats. En hij stelt citaat: het erfpachtrecht wordt aan de aanwezige huurders te koop aangeboden
op het moment dat de huurders bereid zijn het te verwerven.
Een soort gelijke inhoud heeft de bestuurlijke brief van stadsdeelvoorzitter R. Post van 7-6-2010,
wat de leidende bestuurlijke brief is voor de borging van de broedplaats van 9800m2. Binnen deze
brief van 2010 wordt ook al in de toekomst gekeken: citaat: Zoals u zult begrijpen zijn de punten ten
aanzien van de borging van de broedplaats als beschreven in de bijgevoegde stukken (afsprakenbrief gevoegd aan de
erfpachtaanbieding de Key) geënt op afspraken gemaakt in de onderhandelingen met de Key. Indien er zich in de
toekomst een andere partij zich aandient als erfpachter zullen met die partij afspraken gemaakt worden die mogelijk niet
één op één overeenkomen met de punten als beschreven in bijgevoegde stukken. Echter behoud van de broedplaats en
in de geest van boven vermeldde punten wordt door het stadsdeel toegezegd”. De geest van de erfpachtafspraken
in de afsprakenbrief en erfpachtaanbieding is dat de huurders de centrale rol hebben binnen het
gehele project: citaat ” Daarnaast bent u verplicht om in gestructureerd verband de huurders actief te betrekken bij
de planvorming voor de verdere invulling van de scheepsbouwloods, en zich een maximale inspanning te getroosten
met hen daarover overeenstemming te bereiken”en “Mocht tussen u en de huurders vereniging geen overeenstemming
worden bereikt, zal het verschil van mening voor gelegd worden aan een geschillencommissie” Dit is zoals tot drie
jaar geleden SKN gefunctioneerd heeft en waarom ze opgericht is.
Op 15-12-2008 schrijft de toenmalige directeur R. De Jong aan Jaap Schoufour hoe er tot de
9800m2 gekomen is: citaat: Bijgaand het NEN-2580 meetrapport. Het bureau heeft de gerealiseerde m? Kunststad,
Oostvleugel en 2 vrije kavels ingemeten. En: Totaal is er nu in gebruik als Broedplaats,: 8026,30 m? Kunststad en
Oostvleugel + ca. 1.300 m? vrije kavel = 9.326,30 m? Na realisatie van alle vrije kavels zal dit zijn ca. 9.800 m2. De
tekeningen van het meetbureau Intechno Installatieadviseurs b.v. worden bijgeleverd.
Op 14-1-2009 schrijft de directeur van SKN, R. de Jong, , citaat : “In het nu het voorliggende contract staat
nog steeds 8.500 m?, terwijl in opdracht van Kinetisch Noord uitgevoerde NEN 2580 meting aangeeft dat dit ca. 9.800
m? moet zijn. Voor de opbouw van die meters verwijs ik graag naar onderstaande mail, die ik half december heb
gemaild aan Jaap Schoufour van bureau Broedplaatsen en Pieter Daas van Noordwaarts. Ik verkeerde in de
veronderstelling dat die 9.800 m? opgenomen zou worden in de contracten, maar schijnbaar hebben de meetbevindingen
jou via Noordwaarts niet bereikt. Opname van het correcte aantal m? zou ook gebeuren conform de passage die was
opgenomen in de 2e concept erfpachtaanbieding.”
In de uiteindelijke subsidiebeschikking wordt de Vrije Kavel er uit gehaald omdat ze nog feitelijk
gerealiseerd moet worden doordat de subsidie bij de fiscus stond geparkeerd. Hierdoor wordt in de
beschikking niet 9800 opgenomen, maar 8173.
De brief van R. Post van 7-6-2010 aan Jaap Schoufour is geschreven om tot een afronding van de
broedplaatssubsidie te komen (wetende dat de subsidie van de Vrije Kavel bij de fiscus geparkeerd
stond). Het is de bestuurlijke opdrachtbrief daarvoor. Hij stelt daarin, citaat:
Kort samengevat betreffen de belangrijkste punten van de borging van de broedplaats het volgende:
— 9800m2 totaal bestempeld als broedplaats
— De zogenaamde vrije kavelstrook blijft beschikbaar voor ontwikkeling met ateliers ten behoeve van de broedplaats.
— De zogenaamde 3e laag (zonder nadere aanduiding bij partijen voldoende bekend) wordt als toekomstig te
ontwikkelen broedplaats bestempeld.
— De ITW behoort tot de broedplaats en dient ook als zodanig te worden aangewend.
— Termijn behoud broedplaats ín in principe 50 jaar.
— Stadsdeel is voorstander van het behoud van het skatepark
— Intensieve betrokkenheid van de huurders bij de verdere ontwikkeling van de scheepsbouwloods.
— Uitgifte in erfpacht aan de huurders van de broedplaats dient tot de mogelijkheden te behoren.
Op 27-10-2010 wordt naar aanleiding van de hierboven genoemde opdrachtbrief van R. Post
eindelijk de subsidiebeschikking vastgesteld. Deze is opgesteld in het kader van de
Subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2006. In de beschikking staat dat op dat moment de
gerealiseerde broedplaats 8173m2 VVO is.
Er staat daarnaast vermeld, citaat: Het deelproject Vrije Kavel is losgekoppeld van de andere al gerealiseerde
deelprojecten in de broedplaats NDSM. Voor het deel project Vrije Kavel wordt in samenspraak met Stadsdeel
Amsterdam Noord een nieuwe beschikking opgesteld ter hoogte van 480.920 euro waarvan reeds 27.778 is uitgekeerd”
Er is dus geen sprake van nieuwe subsidie (logisch ook omdat de subsidie voor de Vrije Kavel nog
steeds geparkeerd staat bij de fiscus), er zal alleen een nieuwe beschikking opgesteld worden als de
Vrije Kavel gerealiseerd is.
Nog een citaat: “Stadsdeel Noord zal er op toezien dat de gerealiseerde broedplaatsen worden verhuurd volgens de
door stichting Kinetisch Noord vastgestelde, en door Bureau Broedplaatsen akkoord bevonden selectiesystematiek
(zoals ontwikkeld is door SKN i.s.m. het Art-proteam) voor een huur van 30euro/m?2/jaar( prijspeil 2002)”
citaat: Minimaal 40% van de verhuurbare vloeroppervlak is beschikbaar voor kunstenaars getoetst aan het reglement
van de CAWA. Dit is conform het geldend broedplaatsbeleid zoals vastgesteld in het Programma Broedplaatsen 2008-
2012.”
Het toenmalige reglement van de CAWA rept niet van verschil in benadering tussen de 40% en 60%
gebruik van ruimtes, citaat: “Het gebruik is divers. (Wonen), werken en publieksfuncties zijn gemengd. Er wordt
geen onderscheid gemaakt tussen kunstenaars en andere ambachtelijke bedrijvigheid”.
Daarnaast wordt er in de beschikking verwezen naar de subsidieverordening stedelijke vernieuwing
2006, waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen kunstenaars en andere gebruikers van de
broedplaats. Zie eerder gebruikt citaat. Ook daar is sprake van een gehele broedplaats zonder
onderscheid qua huurhoogtes.
Uit dit alles volgt dat er binnen de broedplaats NDSM wel onderscheid wordt gemaakt van gebruik
van de broedplaats (40% kunstenaars), maar niet van huurhoogte, bouw, e.d.
Bureau Broedplaatsen heeft in weerwil van deze vastleggingen in het gesprek op 27-3-2014 gezegd
dat de SKN voor de 60% vrij is de huurhoogte en het gebruik binnen de kunststad en oostvleugel te
bepalen. SKN heeft de Toekomst datzelfde onlangs per brief ook laten weten.
Lex Brands was trouwens na zijn financiële debacle in de tussentijd opgevolgd als directeur door
Roel de Jong, die tegelijkertijd ook weer ambtenaar was bij het OGA.
In 2010 werd ook duidelijk dat de erfpachtuitgifte aan de Key niet doorging. Ondertussen werd ook
bekend dat wat ieder die zijn badkamer vernieuwd weet; namelijk een verandering wil niet
betekenen dat het huis meer waard wordt. De gemeente weet dit blijkbaar niet. Het bleek dat de
scheepsbouwloods geen 7 miljoen waard was, maar maar 1,6 miljoen. Hierdoor er een
boekhoudkundig probleem ontstaan naast de door de gemeente ambtenaar van het OGA in 2005
gecreëerde schulden bij SKN.
Stadsdeelvoorzitter R.Post heeft daarop SKN onder druk gezet met als resultaat dat op 1-1-2011 er
een geheel nieuw bestuur en directeur aan de slag ging bij SKN. Alle organisatiemedewerkers
werden ontslagen. Bij deze overgang dichtte men in het “Db besluit voortgangsnotitie
scheepsbouwloods” van 12-4-2011 behandeld door ambtenaar B. Olij blz.2 onder kopje organisatie
woorden groot belang toe aan een constructieve relatie met de huurders, citaat “Daarbij zijn een aantal
prioriteiten gesteld (—) Onderhouden constructieve verstandhouding met huurdersvereniging ‘de Toekomst”.
Echter sinds directeur B. Olij de scepter zwaait wordt er continue druk uitgeoefend op de
ondernemersvereniging de Toekomst om de bestaande contracten te vernietigen en om te zetten naar
wurgcontracten.
Het gemeentelijk boekhoudkundige probleem werd door de gemeente briljant opgelost door een ruil
van grond tussen een deel van de gemeente met een ander deel van de gemeente via een
broekzak/vestzak constructie. Het is echter een vreemde zaak dat directeur Olij als behandelend
ambtenaar Olij drie maanden na zijn indiensttreding een bestuursflap voor het stadsdeel maakt om
achteraf aan de politici van stadsdeel Noord te verklaren waarom er een verandering van bestuur en
directeur nodig was drie maanden daarvoor.
De andere koers liet zich als eerste zien bij de Vrije kavel. In de bestuursflap van 12-4-2011 wordt
door behandelend ambtenaar B. Olij gesteld op blz. 1 dat, citaat: “Voor de definitieve ontwikkeling van de
Vrije Kavels houdt Bureau Broedplaatsen nog enige tijd een bedrag van 450.000 euro beschikbaar”. Dat enige tijd is
blijkbaar maar twee en een halve maand geweest (tot 28juni 2011). Toen kregen volgens de
rechtelijke uitspraak tegen Ward de Vrije Kavelaars allemaal een brief van Olij dat de subsidie niet
meer bestond. Dit is wel een zeer korte tijd voor iets wat als argument gebruikt is om achteraf de
stadsdeelraad te overtuigen van de goede gang van zaken.
Daarna gaat deze subsidie een ondoorgrondelijk eigen leven leiden. De subsidie zou niet meer
bestaan volgens SKN en Bureau Broedplaatsen. In werkplan 2012 van Bureau Broedplaatsen wordt
over de Vrije Kavel gemeld dat zij in ontwikkeling is. In werkplan 2013 wordt vermeld dat “NDSM-
Vrije Kavel (2000m2) In verband met rechtszaken over oude afspraken tussen de huidige verhuurder - Stichting
Kinetisch Noord — en de vrije kavelaars is het proces om tot nieuwe uitgiftes van kavels te komen vertraagd”.
Echter in werkplan 2014 jaarverslag 2013 van Bureau Broedplaatsen komt de subsidie ineens weer
helemaal uit de kast. Er is zelfs weer 620M2 mee gerealiseerd op de Vrije Kavel. Terwijl er maar
400m2 daadwerkelijk gebouwd is. De subsidie was er, hij was er weer niet en hij was er ineens
weer wel, maar dan nu met de opmerkingen het werkplan: “Uitbreiding NDSM (620m2): In 2013 is de
NDSM-scheepsbouwloods uitgebreid met 620 m2 extra metrage voor CAWA-kunstenaars op de “vrije kavelstrook’. De
bijbehorende subsidie vormde het sluitstuk van financiële afspraken tussen BBp en de stichting Kinetisch Noord. De
stichting gaat vanaf nu werkruimten creëren op kostendekkende basis”. In de weekendmap van Wethouder
Poelgeest van 8-8-2013 staat dat de subsidie voor de Vrije Kavel, die bij een rechtszaak in 2012 via
een brief van Bureau Broedplaatsen ontkend is echter in de zomer van 2013 nog bestaat, citaat;
“Advies: de declaratie van de stichting ten bedrage van 155.833 te honoreren en de stichting mede te delen dat hiermee
de reservering van 453,132,- uit 2010 komt te vervallen”
Vanuit een niet meer bestaande subsidie wordt toch geld uitgekeerd terwijl de afspraak over het
geparkeerde deel van de subsidie bij de fiscus vergeten wordt waardoor mensen die voldoen aan de
doelgroep en CAWA-normen ontruimd worden.
SKN heeft op 28 juni 2011 iedere Vrije Kavelaar voorgehouden dat hun plannen niet door konden
gaan vanwege dat er geen broedplaatssubsidie meer voor de Vrije Kavel bestond. Robodock en
Over het IJ, de andere vrije kavelgebruikers, zijn hierop vertrokken. De twee andere hebben brieven
en daarna processen aan hun broek gekregen om hen te dwingen weg te gaan.
Dit terwijl in het overdrachtsdocument van directeur R. de Jong naar B. Olij nog stond, citaat: ”Naast
de twee gerealiseerde Vrije Kavels, hebben de huidige huurders van de vrije kavelstrook (in casu Stichting Atelier A8 en
Ward Kreykamp met stichting Processor) het recht een vrije kavel tot ontwikkeling te brengen. Met stichting Robodock
en Over het IJfestival is de intentie uitgesproken te komen tot ontwikkeling van een vrije kavel. Robodock en de Over
het IJ zijn hiervoor ook door de formele selectie van Kinetisch Noord gekomen”
Waarom moest de Vrije Kavel leeg terwijl er geld ter realisering geparkeerd staat bij de fiscus?, of is
dit geld ondanks de stelling van de stadsdeelraad toch gebruikt om de schuld op te lossen??
In 2012 kwam ineens het bericht binnen dat SKN de servicekosten wilden verhogen met 7 euro/m2.
Kosten van een atelier op de NDSM is echter de huur en de terugbetaling van de leningen die
noodzakelijk waren om eht atelier te bouwen (naast de servicekosten).
Er is veel geïnvesteerd door de huurders zelf om hun atelier te kunnen bouwen (bij elkaar optellend
een paar miljoen). Het zijn bedragen tussen de 10.000 tot 30.000 euro per atelier voor alleen
materiaal kosten.
Voorbeeld: 80 m2 atelier met materiaalkosten:20.000. Dit is 250 euro/m2 kosten (vastgelegd in de
huurcontracten), afschrijving 10 jaar: 25 euro per m2/per jaar. Dit opgeteld van de geïndexeerde
huurprijs van nu van 38 euro/m2/jaar komt de totale kosten voor huur en afschrijving (zonder
servicekosten) dus uit op 62 euro/m2/jaar. Dit is al boven de nu geldende maximum
broedplaatshuur. Er is geen arbeidsloon meegerekend. Dat is nog eens 16.000 euro. De volgende 10
jaar kan dat bedrag worden afgeschreven door de huurders.
SKN wil kosten (7euro/m2) die daarvoor onder de huuropbrengst vielen overbrengen naar de
servicekosten, terwijl de huur niet lager wordt. Hierdoor zijn de totale kosten zonder de contractueel
vastgelegde servicekosten op de NDSM ver boven het broedplaatsniveau tot 69euro/m2/jaar
gestegen. Je kan stellen dat het om een verkapte huurverhoging gaat via de servicekosten wat SKN
wil doorvoeren.
Omdat meerdere broedplaatsverhuurders verhuurkosten plaatsten onder bijkomendekosten of
servicekosten is onder druk van de CAWA en onder druk van het werkveld in werkplan 2012
Jaarverslag 2011 van Bureau Broedplaatsen op blz.3 onder kopje huurprijs opgenomen wat er onder
de huur valt en wat onder nutsvoorzieningen (doorberekende servicekosten) valt.
Door deze druk van de CAWA is de notitie “dossier servicekosten” door Martijn Braamhaar van
Bureau Broedplaatsen geschreven waarin het beleid uitgelegd wordt met als basis een stuk “In naam
van de Koningin”.
In de huurcontracten is onder levering en diensten opgenomen wat buiten de huur betaalt moet
worden; OZB, verontreinigingsheffing, voorschot elektra en water voor het gehele nut van de loods,
en servicekosten. Deze servicekosten zijn niet de nutsvoorzieningen, maar een lijst zaken, lijst
Nieuwenhuizen genoemd. Deze is vastgesteld binnen de huurcontacten. Over de nutsvoorzieningen
wordt apart afgerekend via bevoorschotting. Indien de huurder aangesloten is op de collectieve
vloerverwarming moet er ook voorschot gas betaald worden. Dit zou echter water moeten zijn
afgelezen via Joulemeters, maar doordat de warmte-koude-pomp niet functioneert is SKN zonder
vermelding aan de huurders overgegaan op de noodvoorziening die op het veel duurdere gas werkt.
Ondanks dat in de jaarstukken 2009 van SKN is opgenomen dat de kosten voor de servicekosten
(lijst Nieuwenhuizen) van Seuro/m2/jaar niet geïndexeerd zijn voor 2007,2008 en 2009 vanwege de
beroeringen van de overgang naar de Key, hebben de huurders in zomer 2013, meedenkend met de
financiële situatie van SKN voorgesteld dat dit echter wel kan gebeuren vanaf 2007 tot 2013. SKN
heeft egbruik gemaakt van dit aanbod.
Het is een groot verschil van inhoud van wat in het huurcontract staat (Lijst nieuwenhuizen) en de
lijst die SKN op 22-2-2013 opgestuurd heeft aan de huurders.
In de mail van Bureau Broedplaatsen van 26-1-2013 wordt echter gesteld, citaat: Dat betekent dat er
dus minder opslagen bovenop de netto-huur mogen worden opgenomen dan voorheen. Dit is onderdeel van ons nieuwe
beleid en geldt dus voor nieuwe broedplaatsen. Voor oude broedplaatsen laten we het over aan de verhuurders/eigenaars
of ze het nieuwe beleid willen overnemen of dat ze nog volgens de oude richtlijnen (waarop eerdere afspraken zijn
gemaakt) willen vasthouden.
In het Burgerlijk Wetboek art.7:261 staat dat de servicekosten alleen verhoogd mogen worden
indien er een uitbreiding heeft plaatsgevonden van levering van zaken of diensten. Er heeft echter
geen enkele uitbreiding plaatsgevonden. Er zijn juist heel veel klachten bij de huurders over de
leveringen en diensten van SKN.
In de bestuursflap “2005 financiële situatie SKN” staat op blz.3, citaat “Verdere bezuinigingen verleggen
de kosten naar de aankomende kunstenaars en ambachtslieden. Deze moeten zelf al in de afbouw van de ateliers
investeren. Verdere belasting van deze groep betekent dat de doelstellingen van het project in gevaar komen. Voor een
dergelijke oplossing kan en mag niet gekozen worden”
De situatie is qua financiële positie van de huurders/doelgroep sindsdien niet veranderd. Hoe kan
het dat het ene bestuursorgaan heeft laten opnemen dat het niet kan en dat het nu toch wordt
doorgevoerd???
SKN zal dus de vast moeten houden aan wat er is afgesproken in de contracten. Ook zal ze niet bij
nieuwe contracten de verhoging mogen doorvoeren, iets wat ze op dit moment wel doet.
SKN geeft in de brief van 6-5-2014 aan nadat huurders om een specificatie gevraagd hebben voor
de leveringen en diensten: “Daarnaast kan de Grontmij ook niet op de u gewenste wijze factureren, omdat dat
technisch niet mogelijk is in hun systeem” Echter is bekend dat bij andere panden de Grontmij die huurders
wel een specificatie geeft.
In het gesprek op 27-3-2014 met Bureau Broedplaatsen zei Jaap Schoufour dat wat opgenomen is in
hun werkplan 2012 over de servicekosten een advies is en niet bindend is voor eigenaren. Hij zei
dat het een zaak was tussen huurders en verhuurder.
Dit laatste staat haaks op zijn brief van maart 2013 aan SKN, de Toekomst en aparte huurders,
citaat: Ik juich de duidelijkheid toe, de huurprijzen waren te laag op de NDSM want niet kostendekkend ook met
inachtneming van de zelfbouw-uren en investeringen. Die eigen inbreng is er in andere broedplaatsen ook en dan met
veel hogere huren. Anders gezegd: de kunstenaars op de NDSM hebben jaren profijt gehad van lage huren dankzij de
enorme subsidiegelden van de overheid. Het is hoog tijd om wat zakelijker en ondernemender te worden. Als je anno nu
de kostendekkende huur niet kunt betalen heb je als huurder een probleem. Dat geldt voor meerdere broedplaatsen in
deze tijden. Zie in de bijlage onze suggesties om een andere plek te zoeken. Het is duidelijk wel een bemoeienis
en deze brief wordt sindsdien door SKN gebruikt bij kritiek om haar gelijk te bewijzen.
Subsidie uit het broedplaatsfonds wordt gegeven om een dreigend exploitatie-tekort vanwege een te
hoge financieringslast van een verhuurder te voorkomen (zie plan van Aanpak 2000).
In geval van de verhoging van de servicekosten door SKN zal er ineens een exploitatie-overschot
ontstaan. Dit exploitatie-overschot gaat niet gebruikt worden om de derde laag op de kunststad te
financieren wat, zoals is vastgelegd in verschillende stukken, onderdeel is van de broedplaats. Citaat
uit de brief van Post van 7-6-2010: “De zogenaamde 3e laag (zonder nadere aanduiding bij partijen voldoende
bekend) wordt als toekomstig te ontwikkelen broedplaats bestempeld.”
Dit overschot gaat echter door SKN niet gebruikt worden om de broedplaats te verbeteren of te
vergroten, maar wordt gebruikt om het commercieel te verhuren deel van de loods te financieren,
wat oneigenlijk gebruik van de subsidie is.
De communicatie tussen de huurders en SKN is sinds het aantreden van directeur Olij alleen maar
verslechterd. De heer Schoufour heeft daar in dezelfde mail voor gewaarschuwd, citaat: “Vertrouwen
komt te voet en gaat te paard. Het zal een lange weg zijn om met de huurders weer samen op te trekken om het nog
immer goede imago van de NDSM als ‘bruisende plek’ ook werkelijk inhoud te geven.”
Dit terwijl in de overdrachtspapieren van directeur de Jong naar directeur Olij nog gezegd wordt dat
het aan te raden is goed contact te hebben met de Toekomst: citaat: “Tot slot wil ik, mede namens het
huidige bestuur een welgemeend advies meegeven. Betrek a.u.b. zoveel mogelijk bij allerlei zaken rondom en in de
broedplaats de huurders. Deze zijn vertegenwoordigd in de huurdersvereniging De Toekomst en mijn ervaring is dat zij
altijd op een positief kritische en opbouwende wijze mee willen denken en praten over beheer en exploitatie van de
broedplaats.” Directeur Olij heeft zelf ook die opdracht meegekregen volgens de bestuursflap van 12-
11-2011 behandeld door ambtenaar Olij, citaat: daarbij zijn een aantal prioriteiten gesteld zoals (>),
onderhouden constructieve relatie met huurdersvereniging ‘de Toekomst’.
In die zelfde bestuursflap wordt aangegeven dat SDAN zelf het initiatief heeft genomen om
stichting Kinetisch Noord te voorzien van een nieuw bestuur en directeur, citaat; “Vervolgens is in
december 2010 een projectmanager aangetrokken die namens het stadsdeel de opdracht kreeg orde op zaken te stellen
met betrekking tot het beheer van de scheepsbouwloods”
Dit wordt nog eens bevestigd in de ontslag papieren van alle werknemers, citaat:”Afspraak met het
Stadsdeel is dat per januari 2011 het bestuur van stichting Kinetisch Noord plaats maakt voor een nieuw bestuur en
daarnaast de huidige werknemers van de stichting het ontslag krijgen aangezegd en er door het nieuwe bestuur een
nieuw werkapparaat wordt ingericht.”
Er zijn een paar maanden geleden brieven door 40 verschillende huurders gestuurd naar het bestuur
van SKN waarin gevraagd wordt de directeur te vervangen.
Begin 2013 heeft er een ruil plaatsgevonden waardoor de centrale stad eigenaar is van de
scheepsbouwloods. Op 4 december is er in de commissie gesproken over de voorgenomen erfpacht,
er is door de wethouder beloofd dat de borging nog politiek besproken zou gaan worden.
Er is in december een raadsadres gestuurd door ‘de Toekomst’ met de vraag wanneer zoals
afgesproken door stadsdeelvoorzitter Rob Post in de brief van 7-6-2010 de huurders een erfpacht
aanbieding kunnen verwachten, Citaat; Uitgifte in erfpacht aan de huurders van de broedplaats dient tot de
mogelijkheden te behoren. Tot nu toe is daar nog geen antwoord op gekomen.
De gemeente zou zeer goed moeten kijken naar de onderbouwende financiën van SKN omdat:
1. De reservering voor de Vrije Kavel niet is opgenomen in de jaarstukken.
2. Het aangehaalde jaarverslag van 2010 om tot het jaarverslag 2011 te komen veranderd is ten
opzichte van het goedgekeurde jaarverslag 2010. SKN besluit het jaarverslag van 2011 met dat een
accountantsverklaring niet nodig is volgens het Burgerlijk Wetboek. (Daarvoor en daarna zijn er wel
accountantsverklaringen).
3. lemand die stelt dat hij van 88.000 euro uit te keren subsidie ten bate van de Vrije Kavel als
uitkerende stichting alvast de BTW ervan af haalt weet bar weinig van boekhouden. Later is dit
bedrag wel in zijn geheel uitgekeerd, maar in de jaarstukken van SKN van 2012 staat nog het uit te
geven bedrag van 72.727 euro.
Op 25-6-2003 wordt er door Stadsdeel Noord aangegeven dat er langs de loods zogenoemde Paarse
zones zijn die bestemd zijn voor uitstalling van kunst, citaat “aan de zuidzijde van de NDSM loods loopt de
paare zone van de gevel van de loods tot maximaal 2 meter vanuit de gevel, gemeten vanaf de loods zelf, niet vanaf de
uitbouwen van de loods”, en citaat:”Deze zones zijn bedoelt als buitenexpositieruimte voor Kinetisch Noord en haar
gebruikers. In deze zones is het mogelijk om (tijdelijke) objecten te plaatsen”
Echter de directeur van SKN stelt per 26-5-2014 zonder enig overleg met de huurders dat zij bepaalt
wat er met de zones gebeurd en dat een deel wat grenst aan werkplaatsen ineens fietsenstalling moet
gaan worden. Dit is tegen de bestemmingsafspraken die gemaakt zijn met SDAN.
Behalve de al besproken punten zijn er nog meer geschilpunten met SKN.
1. Enorme overlast van evenementen in de loods waardoor mensen hun onderneming niet kunnen draaien. Overlast op
gebied van lawaai, bierlucht in de ateliers, niet opruimen van zooi, en ateliers die onbereikbaar zijn. Er wordt niet
ingegrepen door SKN. Aangezien het ventilatiesysteem van SKN vanuit het principe werkt dat schone lucht uit de loods
de ateliers in geblazen wordt, bereikt de verschraalde bierlucht ieder atelier.
2. De opstallen en inboedel van de huurders zijn waarschijnlijk niet verzekerd bij brand omdat SKN de
gebruiksvergunning voor de loods al jaren niet rond heeft, terwijl er wel voor deze verzekeringen betaald wordt door de
huurders.
3. Geen duidelijkheid krijgen over de leveringen en diensten van de afgelopen jaren waaronder o.a. de servicekosten. In
de huurcontracten staat vastgelegd wat onder deze leveringen en diensten valt. SKN laat nu alles wat geen huur is onder
het woord servicekosten vallen waardoor er een hoop onduidelijkheid ontstaat. Over de simpele vraag van
verduidelijking wordt enorm moeilijk gedaan door SK, na drie brieven is er nog geen bevredigend antwoord gekomen.
4. Geen duidelijkheid waarom de Joulemeters aangelegd door SKN in de Kunststad, en die van de Oostvleugel
(verplicht door SKN aangeschaft door de huurders van de Oostvleugel) niet afgelezen worden. Ook het waarom
sommige huurders aangeslagen worden voor de WKO terwijl ze geen warmte gebruiken, blijft in de lucht hangen.
5. Klachten over slecht beheer; geen adequate reactie als er dingen stuk zijn, beheerder die meer begeleiding nodig heeft
(= pantar-medewerker) en kennis tekort heeft.
6. Klachten over de non-communicatieve houding van de directeur. Hij reageert in alles naar de individuele huurders
alsof het strijd is. Bij een meningsverschil met een huurder wordt er meteen gedreigd met juridische stappen.
Conclusie:
De grootte van de broedplaats is 13000 waarvan 9800m2 direct gefinancieerd is via subsidie, en
3200 m2 al indirect gefinancieerd is via subsidie.
De huurders moeten zelf een erfpachtaanbieding krijgen: Het is beloofd door de bestuurders van
Amsterdam Wethouder van Poelgeest in 2008 en door stadsdeelvoorzitter R. Post in 2010, daarnaast
is het door de huurders gevraagd aan de raad in het raadadres van 17 december 2013. Ook is deze
vraag een paar weken geleden gesteld aan Rob Vooren. De Europese mededingingswet is daarbij
ook aangehaald.
De erfpachtaanbieding aan SKN moet qua borging bijgewerkt worden.
Good Governance kan alleen samen met de borging via een afsprakenbrief bij de
erfpachtaanbieding zoals stadsdeelvoorzitter R. Post beloofde dat deze in lijn moet zijn met wat er
al bestuurlijk is afgesproken (zie brief van “De Toekomst” aan Wethouder van Poelgeest 14-3-2014
en van 21-4-2014) De lijn in de afsprakenbrief van de Key moet dus omgeschreven worden naar de
nieuwe erfpachtaanbieding.
Bij Good Governance kan de verhuurder zichzelf opheffen, kan gaan verkopen, kan zichzelf via
statutenverandering zich nog meer vervreemden van de doelgroep, waardoor de Good Governance
zijn kracht verliest.
De huurders hebben constructief meegedacht over de erfpachtuitgifte en hun opmerkingen
doorgegeven aan de betreffende ambtenaren, echter daar is nooit antwoord op gekomen.
Volgens haar eigen statuten heeft SKN de afgelopen drie en een half jaar, sinds het aantreden van dit
bestuur en directeur te weinig bestuursleden binnen haar bestuur. Ze missen in ieder geval mensen
met een bouw, beheer en culturele ervaring. Wanneer worden de niet benoemde bestuurders
aangesteld?
SKN zal de subsidie van de Vrije Kavel moeten opnemen als reservering in haar jaarstukken. SKN
zal deze subsidie moeten uitkeren volgens de afgesproken broedplaatsnormen aan huurders die zich
melden om de opengevallen Vrije Kavel m2 te vullen
Volgens de subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2006 en de subsidiebeschikking zelf is er
een eenduidige huurhoogte voor de broedplaats bij een gebruik van 40% kunstenaars en 60%
anders. Ook wordt bepaalt hoe er gebouwd moet worden.
Dit laatste is niet gebeurd bij de Cube. SKN heeft namelijk op een andere manier gebouwd dan
voorgeschreven in de subsidiebeschikking. De Cube zal dan ook weer afgebroken moeten worden,
vooral ook omdat ze ongeveer 100 euro/m2/jaar qua huur aan SKN moet opbrengen.
De stelling, genoemd in de nieuwsbrief 6 van SKN, “Door het ontbreken van broedplaatssubsidie kunnen de
ateliers van de Cube niet verhuurd worden tegen broedplaatshuren”’ is onjuist, de Cube heeft net zoals de
andere ruimtes in de Kunststad een stalen en betonnen basis betaald door broedplaatssubsidie. De
stelling: “Er hebben zich geen huurders gemeld die de toren willen bouwen “is ook bezijden de waarheid.
Er mag alleen vanuit commerciele doeleinden gebouwd worden aan de west en noordgevel door
SKN, de rest van de loods is bestemd als broedplaats.
De broedplaats opgeteld: volgens de subsidiebeschikking is er 8173m2, er is 620m2 volgens het
werkplan 2014 gerealiseerd (dat is dan al 8793m2 te samen. Er waren al 2 ateliers op de Vrije Kavel
gerealiseerd: 94 en 79 m2, Het ontruimde deel van Ward is ongeveer 800m2 (twee lagen). Totaal
door subsidie gefinancierde broedplaats is dus 9800m2, waarbij het Ward-gedeelte nog gerealiseerd
moet worden.
De nog te realiseren derde laag moet wel broedplaats worden, maar wordt niet gefinancierd van uit
het broedplaatsfonds. In het erfpachtcontract zal dus opgenomen moeten worden dat er totaal
13000m2 bestemt is als broedplaats waarvan er 9800m2 via broedplaatssubsidie gerealiseerd zijn of
worden.
De indirecte huurverhoging door SKN door kosten die nu onder de huur vallen te verleggen naar de
kosten voor diensten en leveringen zal veroordeeld en bij de nieuwe al ondertekende contracten
verwijderd moeten worden.
Er zal een nieuwe exploitant voor het gebouw van het skatepark gezocht moeten worden.
SKN zal haar plannen moeten uitleggen aan de Toekomst, waarbij SKN ‘de Toekomst’ serieus zal
moeten nemen. SKN zal een goed contact moeten gaan opbouwen met ‘de Toekomst’
Tot nu toe is ‘de Toekomst’ niet serieus genomen door de gemeente in haar kritiek op SKN, er zijn
sterke aanwijzingen dat toegestuurde stukken niet gelezen zijn. Er is één gesprek met Bureau
Broedplaatsen afgedwongen waarbij Bureau Broedplaatsen wel geluisterd heeft, maar waar qua
argumenten niet tot elkaar gekomen is. In dat gesprek werd bijvoorbeeld mede gedeeld dat de
grootte van de broedplaats 7125m2 is. Toevallig precies die hoeveelheid m2 die op dat moment
verhuurd werd door SKN. Nadat door ‘de Toekomst’ op de subsidiebeschikking gewezen is stelde
Bureau Broedplaatsen deze hoeveelheid m2 bij. Ook werd in dit gesprek de tweedeling van de 40%
en 60% zo uitgelegd dat SKN de hoogte van de huur van die 60% zelf mocht bepalen, terwijl dat in
tegenspraak is met de subsidiebeschikking.
In het laatste gesprek was er ineens 8500m2 broedplaats volgens een NEN-norm volgens Bureau
Broedplaatsen. Er werd echter vergeten te vermelden dat er d.m.v. correspondentie rond die meting
aangegeven is dat het 9800 m2 zou moeten zijn. Er is op gewezen dat de 620m2 in 2013
gerealiseerde ateliers nog niet meegeteld zijn bij deze 8500m2. Ook is op gewezen dat er 13.000m2
broedplaats moet komen waarvan er 9800 gesubsidieerd zijn. Alleen de derde laag op de kunststad
is wel bestempeld als broedplaats, maar nog niet gefinancierd.
Er is 9 miljoen gemeenschapsgeld in deze broedplaats gestoken.
Binnen de aankomende erfpachtuitgifte aan stichting Kinetisch Noord wordt, naar wij begrepen
hebben, een andere grootte van de broedplaats aangegeven; 8500m2, wat een subsidie betekent van
1030 euro per m2.
Als echter de bestuurlijke uitspraak van R. Post gevolgd wordt moet er 13000m2 broedplaats
gerealiseerd worden binnen een groeimodel, waarbij 690 euro per m2 subsidie is uitgegeven. Dit
laatste komt overeen met de hoeveelheid subsidie die door de toenmalige raad bij het begin van het
broedplaatsbeleid in 2000 maximaal toegekend werd. Ter vergelijking: het broedplaatsbeleid van
tegenwoordig is gebaseerd op maximaal 250 euro subsidie per m2.
Typerend voor het gehele proces is wel dat de dag na het gesprek met van Poelgeest de CAWA gaat
praten over de grootte van de broedplaats en over de Good Governance, terwijl de huurders tot nu
toe niet weten wat de Good Governance inhoudt en welke m2 er voorgesteld is. Er wordt dus in
ieder geval niet afgewacht wat de uitkomst is van het gesprek met van Poelgeest, omdat de CAWA-
commissie de agenda en stukken een week van te voren krijgen. Aangezien Wethouder van
Poelgeest een derde politieke ronde beloofd heeft wat gaat over de Good Governance is het
waarschijnlijk noodzakelijk dat daar al gezwaaid kan worden met wat de ‘deskundigen’ daarvan
vinden terwijl in onze optiek deze deskundigen waarschijnlijk niet goed zijn voorgelicht.
Het vertrouwen van de huurders in SKN en ook in de gemeente is dan ook erg laag.
Om uit deze impasse te komen stellen we voor vanwege de complexiteit om een arbitragecommissie
in het leven te roepen (zoals ook de bedoeling was van de heer Post), waarbij Jaap Draaisma dan de
voorzitter wordt omdat hij alle betrokkenen kent en door hen vertrouwd wordt.
H. Dokkum (voorzitter ondernemersvereniging de Toekomst)
| Raadsadres | 14 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 132
Publicatiedatum 22 maart 2013
Ingekomen onder D
Ingekomen op woensdag 13 maart 2013
Behandeld op woensdag 13 maart 2013
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Evans-Knaup inzake het globaal plan van
aanpak en de budgetaanvraag voor de troonswisseling.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 26 februari 2013 tot 2013 tot instemmen met het globaal plan van
aanpak en de budgetaanvraag voor de troonswisseling (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 109);
Overwegende dat:
— de organisatie van de troonswisseling een gedeelde verantwoordelijkheid is van
het Rijk, het Hof, het Nationaal Comité Inhuldiging en de gemeente Amsterdam;
— _ het aandeel van de verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam als
gastheer van de troonswisseling groot is, ook financieel;
— het faciliteren van bezoekers en van de (inter)nationale pers bij uitstek een taak
van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) is;
Voorts overwegende dat:
— Amsterdam de komende jaren ingrijpende en pijnlijke bezuinigingen moet
doorvoeren die alle Amsterdammers raken,
Besluit:
— de financiële bijdrage van de gemeente Amsterdam aan de troonswisseling te
beperken tot haar directe verantwoordelijkheden;
— het budget hiervoor te maximeren op € 2.409.000;
— _ hiervoor de volgende verdeling te hanteren:
e openbare orde en veiligheid € 970.000;
e mitigatie en compensatie veiligheidsmaatregelen € 250.000;
e citydressing en marketing € 275.000;
e bedrijfsbureau en bemensing € 695.000;
e 10% onvoorzien € 219.000.
LR. Evans-Knaup
1
| Motie | 1 | discard |
VN2021-026294 R issi Al Zak Veiligheid
Griffe > 4 Gemeente aadscommissie voor gemene aken, Openbare Orde en Veilig ek , AZ
Amsterdam Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie
x Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving
% en Toezicht
Voordracht voor de Commissie AZ van 14 oktober 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Openbare Orde en Veiligheid
Agendapunt A
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Initiatiefvoorstel van de leden Roosma, Blom, Biemond, Kat, Schreuders; getiteld ‘Een lokaal
verankerde economie: Community Wealth Building in Zuidoost’
De commissie wordt gevraagd
kennis te nemen van het initiatiefvoorstel.
Wettelijke grondslag
Artikel 76 van het Reglement van Orde.
Bestuurlijke achtergrond
Zie initiatiefvoorstel.
Reden bespreking
o.v.v. de leden Roosma, Blom, Biemond, Kat en Schreuders.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.9 1
VN2021-026294 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid,
Griffie % Amsterdam 0 ee
% Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie
Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving
en Toezicht
Voordracht voor de Commissie AZ van 14 oktober 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
AD2021-101554 Commissie AZ (14) Voordracht (pdf)
AD2021-102573 Initiatief Community Wealth Bestuurlijke reactie. pdf (pdf)
initiatiefvoorstel Roosma cs Een lokaal verankerde economie Community
AD2021-101553 En
Wealth Building.pdf (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Nadere informatie bij de leden Roosma, Blom, Biemond, Kat en/of Schreuders
Gegenereerd: vl.9 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam BWK
% Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken,
Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort,
x Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid
Agenda, woensdag 15 september 2010
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie,
Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Tijd 09.00 tot 12.30 en zonodig van 13.30 uur tot 17.00 uur
Locatie Rooszaal 0239
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Inspreekhalfuur Publiek
5 Actualiteiten
6 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie BWK
d.d. 25 augustus 2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieBWK@raadsgriffie. amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Agenda, woensdag 15 september 2010
7 Conceptverslag van de besloten vergadering van de Raadscommissie BWK
d.d. 25 augustus 2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieBWK@raadsgriffie. amsterdam.nl
8 Openstaande toezeggingen
9 Termijnagenda
10 Rondvraag - Tkn lijst
Volkshuisvesting
11 Zienswijze fusie Eigen Haard en Woongroep Holland Nr. BD2010-004011
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
Zeehaven en Westpoort
12 Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort Nr. BD2010-004889
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van commissielid De Goede (GrLí)
e Was Tkn 11 in de raadscommissie FEZ d.d. 4 februari 2010
e _ Uitgesteld in de raadscommissie BWK d.d. 23 juni 2010
Ruimtelijke Ordening
13 Bebouwing op de Noorderbegraafplaats in de hoofdgroenstructuur Nr. BD2010-
004425
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 29 september 2010).
14 Vaststelling Bestemmingsplan ArenaPoort West, laad- en losdek kavel 17A Nr.
BD2010-004678
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 29 september 2010).
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Agenda, woensdag 15 september 2010
15 Vaststellen Voorbereidingsbesluit Beethoven Nr. BD2010-003572
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 29 september 2010).
Grondzaken
16 Initiatiefvoorstel van het raadslid Mulder (PvdA) van 1 maart 2010, getiteld:
Bestrijding leegstand kantoren. Nr. BD2010-004588
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
17 _Kantorenstrategie Nr. BD2010-005140
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
18 rapport Gemeentelijke Ombudsman RA1046851 Uitzonderlijke erfpacht Nr.
BD2010-005281
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _ Uitgesteld in de raadscommissie BWK d.d. 25 augustus 2010
e De Gemeentelijke Ombudsman, de heer Van de Pol is hierbij uitgenodigd
19 Reactie op rapport Ombudsman “Uitzonderlijke erfpacht” Nr. BD2010-005282
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _ Uitgesteld in de raadscommissie BWK d.d. 25 augustus 2010
20 Vaststellen aankoopbeleid bloot-eigendom Nr. BD2010-002385
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 29 september 2010).
21 Beschikbaar stellen krediet voor aanschaf parkeerapparatuur Science Park
Amsterdam Nr. BD2010-005272
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 29 september 2010).
3
Gemeente Amsterdam BW K
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Agenda, woensdag 15 september 2010
22 2e kwartaalrapportage woningbouwproductie 2010 Nr. BD2010-004836
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
4
| Agenda | 4 | train |
X Gemeente Amsterdam Z S
% Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
% Gewijzigde agenda, donderdag 4 februari 2016
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Tijd 9.00 uur tot 12.30 uur
Locatie De Rooszaal, 0239, stadhuis
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie ZS
d.d. 14 januari 2016
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieZS © raadsgriffie. amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
e Termijnagenda per portefeuille niet bijgevoegd. U ontvangt op de vrijdag
voorafgaande aan de vergadering per mail bijgewerkte exemplaren.
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: info @gemeenteraad.amsterdam.nl
1
Gemeente Amsterdam Z S
Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Gewijzigde agenda, donderdag 4 februari 2016
6 _Tkn-lijst
7 Opening inhoudelijk gedeelte
Actualiteit van het raadslid
8 _Inspreekhalfuur publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
e _ Actualiteit van het lid Yesilgöz-Zegerius (VVD) inzake de zwembadpas.
10 Rondvraag
Bouwen en Wonen
11 Zicht op Zorghuisvesting, aanbiedingsbrief Nr. BD2016-000747
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Roosma (GrLi).
e Was TKN 5 in de Commissievergadering ZS van 14 januari 2016.
e De leden van de Raadscommissie voor Bouwen en Wonen zijn hierbij uitgenodigd.
Zorg en Welzijn
12 vaststellen tabaksontmoedigingsbeleid Nr. BD2016-000645
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(gemeenteraad d.d. 9 maart 2016).
13 Naar een Amsterdams drugstestsysteem Nr. BD2016-000632
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e De leden van de raadscommissie voor Algemene Zaken zijn hierbij uitgenodigd.
2
Gemeente Amsterdam Z S
Raadscommissie voor Zorg en Welzijn, Ouderen en Sport en Recreatie
Gewijzigde agenda, donderdag 4 februari 2016
14 Brief wethouder Zorg over B&W besluiten Hulp bij het huishouden Nr. BD2016-
000746
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Kaya (D66).
e Was TKN 4 in de Commissievergadering ZS van 14 januari 2016.
15 Rapportage inzake de mogelijkheden voor de gebruikersgroepen van het AGO-
zwembad om elders te zwemmen Nr. BD2016-000745
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Geagendeerd op verzoek van het lid Van Dantzig (D66).
e _ Was TKN 3 in de Commissievergadering ZS van14 januari 2016.
16 Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 en Financieel besluit
maatschappelijke ondersteuning 2016. Nr. BD2015-016889
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
TOEGEVOEGD AGENDAPUNT
Zorg en Welzijn
17 Beantwoording moties 4 november 2015 over Hulp bij het huishouden Nr.
BD2016-000772
e Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van de leden Duijndam (SP), Kaya (D66), Poorter (PvdA),
Roosma (GrLi) en Van Soest (PvdO).
e Was TKN 4 voor deze vergadering.
3
| Agenda | 3 | train |
iia0a1 034029 X Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, AZ
Directie Openbare a: nt :
Orde en Veiligheid % Amsterdam Juridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie
Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving
% en Toezicht
Voordracht voor de Commissie AZ van 13 janvari 2022
Ter kennisneming
Portefeuille Openbare Orde en Veiligheid
Agendapunt 6
Datum besluit 25 november 2021 13 januari 2022
Onderwerp
Afronding maatregelen ten behoeve van weerbaarheid islamitische instellingen
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsbrief inzake de afronding van het project om maatregelen te nemen
ten behoeve van weerbaarheid islamitische instellingen.
Wettelijke grondslag
Art. 169 Gemeentewet
Bestuurlijke achtergrond
Het college van burgemeester en wethouders besloot in februari 2019 om de weerbaarheid van
islamitische instellingen te verbeteren. De aanleiding was het dreigingsbeeld van voorstelbare
incidenten als vernieling en brandstichting. Dat was reden om de gebouwen te schouwen waarin
de islamitische instellingen zijn gevestigd. Deze schouwen zijn uitgevoerd door een extern
beveiligingsbedrijf en gaven inzicht in welke weerbaarheidsmaatregelen noodzakelijk waren. De
kosten voor deze maatregelen zijn gedragen door de gemeente. Met deze raadsbrief informeren
wij u over het feit dat 53 islamitische instellingen zijn voorzien van maatregelen en dat het project is
afgerond.
Reden bespreking
nvt
Uitkomsten extern advies
nvt
Geheimhouding
nvt
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
nvt
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.7 1
VN2021-034029 % Gemeente Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid,
Directie Openbare 9 Amsterdam juridische Zaken. C icatie. Raad heden. P
Ordeen Veiligheid X uridische Zaken, Communicatie, Raadsaangelegenheden, Preventie
Jeugderiminaliteit, Vluchtelingen en Ongedocumenteerden, Handhaving
en Toezicht
Voordracht voor de Commissie AZ van 13 janvari 2022
Ter kennisneming
AD2021-130310 Commissie AZ Voordracht (pdf)
Raadsbrief project weerbaarheid islamitische instellingen 2021 v5.3.pdf
AD2021-130312
(pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
OOV, [email protected]
Gegenereerd: vl.7 2
| Voordracht | 2 | discard |
VN2022-026959 N% Gemeente De raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en D C
Griffie Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
% Amsterdam
Voordracht voor de Commissie DC van o1 september 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Agendapunt 9
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Kennisnemen van het ongevraagde advies van stadsdeelcommissie Oost inzake RES Wind
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van het ongevraagde advies van stadsdeelcommissie Oost inzake RES Wind
Wettelijke grondslag
Artikel 29 Reglement van Orde gemeenteraad en raadscommissie Amsterdam
en
Artikel 36 Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam
Bestuurlijke achtergrond
Het ongevraagd advies en de twee tekstvoorstellen van stadsdeelcommissie Oost stonden op de
ingekomen stukkenlijst van de TAR van 29/30 juni 2022. Op verzoek van de leden Koyuncu (DENK)
en Nijssen (VVD) zijn deze stukken geagendeerd voor bespreking in de commissie DC.
Reden bespreking
Geagendeerd o.v.v. de leden Koyuncu (DENK) en Nijssen (VVD) in de eerst mogelijke commissie DC.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
nvt.
Welke stukken treft v aan?
Gegenereerd: vl.14 1
VN2022-026959 % Gemeente De raadscommissie voor Duurzaamheid, Circulaire Economie, Afval en
Griffie % Amsterdam Oe ‚ …
% Reiniging, Voedsel en Dierenwelzijn
Voordracht voor de Commissie DC van o1 september 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Bijlage 1_ Tekstvoorstel Motie van leden SDC Oost inzake Planvorming
AD2022-077812 ‚ ‚ ‚
Regionale Energiestrategie en rol van stadsdeelcommissie. pdf (pdf)
Bijlage 2_ Tekstvoorstel Motie van leden SDC Oost inzake Planvorming
AD2022-077811 ‚ ‚ ‚ …
Regionale Energiestrategie; Notitie Randvoorwaarden natuur .pdf (pdf)
AD2022-077805 Commissie DC Voordracht (pdf)
Ongevraagd advies stadsdeelcommissie Oost RES Wind 20220623 (1).pdf
AD2022-077810
(pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
De leden Koyuncu (DENK) en Nijssen (VVD)
Gegenereerd: vl.14 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 2131
Ingekomen onder BD
Ingekomen op donderdag 19 december 2019
Behandeld op donderdag 19 december 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden De Jong, Mbarki en Van Dantzig inzake de Agenda Sporten en
Bewegen 2019-2022 (Vraaggerichte ondersteuning aan sportverenigingen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Sporten en Bewegen 2019-2022
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 2039).
Overwegende dat:
— Ereen sportaanbiedersscan komt die moet laten zien wat een aanbieder te
bieden heeft, of en welke ondersteuning eventueel gewenst is;
— Volgens de Agenda Sporten en Bewegen een gezonde vereniging goed
georganiseerd en financieel gezond is, en een bestuur heeft met een visie op (de
toekomst van) de vereniging en mogelijke ontwikkelingen;
— Als de sportaanbiedersscan daar aanleiding toe geeft, de gemeente aanbieders
daarbij zal ondersteunen;
— Ermisschien wel andere ondersteuning gewenst is enkel dan bij organisatie,
financiën en visie op de toekomst, zoals bij samenwerking met scholen en welzijn,
veiligheid of inclusiviteit;
— Het belangrijk is dat de ondersteuning van de gemeente aansluit bij de vraag van
de verenigingen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Vraaggerichte ondersteuning aan sportverenigingen aan te te bieden, deze flexibel in
te richten en sportverenigingen te betrekken bij de uitwerking van de Agenda Sporten
en Bewegen.
De leden van de gemeenteraad
D.S. de Jong
S. Mbarki
R.H. van Dantzig
1
| Motie | 1 | discard |
Bezoekadres
Amstel 1
1011 PN Amsterdam
Postbus 202 Sector Bouwen en Wonen
1000 AE Amsterdam Afdeling Ruimtelijk Beleid
Telefoon 14 020
Fax 020 552 4433
www.centrum.amsterdam.nl Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Werkgroep Buitenreclame
Wijkcentrum d'Oude Stadt
Nieuwe Doelenstraat 55
1012 CP AMSTERDAM
Datum 7 februari 2012
Ons kenmerk
Uw kenmerk
Behandeld door Mirjam Verheul
Rechtstreekse nummer 020 552 4299
Faxnummer 020 552 4227
Bijlage
Onderwerp Raadsadres: Nota nieuw beleid steigerdoekreclame; gevelimpressiedoeken
Geachte Werkgroep Buitenreclame,
Op 24 augustus 2011 heeft u ons uw raadsadres “Nota nieuw beleid steigerdoekreclame;
gevelimpressiedoeken” gestuurd, waarin u aangeeft dat grootschalige reclame-uitingen in
de binnenstad onwenselijk zijn. Dit raadsadres is op 27 september 2011 behandeld in de
stadsdeelraad. De raad heeft besloten de beantwoording in handen van het dagelijks
bestuur te stellen en uw raadsadres te betrekken bij de behandeling van verschillende
beleidsvarianten voor steigerdoekreclame in de commissie Bouwen en Wonen.
De raadscommissie Bouwen en Wonen heeft op 13 december 2011 de voorkeur
uitgesproken om steigerdoekreclame in de Amsterdamse binnenstad geheel af te
schaffen. Om gehoor te geven aan de wens van de raadscommissie, zal de
stadsdeelraad het huidige steigerdoekreclamebeleid 2009 formeel intrekken.
Het document voor intrekking van het steigerdoekreclamebeleid 2009 zal binnenkort
worden vrijgegeven voor inspraak. Hierbij heeft u de mogelijkheid om uw zienswijze
kenbaar te maken.
Stadsdeel Centrum is bereikbaar per tram lijnen 9 en 14 of metro lijnen 51, 53 en 54 halte Waterlooplein.
7 februari 2012 Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
Pagina 2 van 2
Wij waarderen uw inbreng en vertrouwen erop uw raadsadres hiermee voldoende te
hebben beantwoord.
Het dagelijks bestuur van stadsdeel Centrum
Anneke Eurelings Jeanine van Pinxteren
secretaris voorzitter
2
| Raadsadres | 2 | train |
Mm! se nl
| 1E |
vj uil ielfe
Jaarverslag
E eer e ch mi schoeljar 2019-2020
Inhoud
A
Inleiding 3
Schoolverzuim 6
Recidive: beperkt aantal jongeren zorgt
voor groot deel verzuimmeldingen 9
Langdurig relatief verzuim 10
Absoluut verzuim 12
Vrijstellingen 13
Belangrijkste bevindingen 15
Begrippenlijst 16
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 2
1 Inleiding
nl
Een uitzonderlijk jaar, een uitzonderlijk verslag
Het schooljaar 2019-2020 was een uitzonderlijk jaar. Het zal duidelijk zijn dat dit
Jaarverslag Leerplicht over het schooljaar 2019-2020 dan ook een uitzonderlijk
jaarverslag is. Het jaarverslag bevat twee typen cijfers, die ongelijksoortig zijn.
Daarmee ontstaat een ander beeld dan gebruikelijk van het verzuim in dat schooljaar.
Het type verzuim van vóór 15 maart 2020 verschilt van het verzuim vanaf die tijd.
Dit is zo omdat scholen gedurende een deel van het schooljaar uitsluitend waren
aangewezen op online onderwijs en door aangepaste afspraken over het melden van
verzuim door scholen in de coronaperiode.
Leerplicht heeft zich vanaf maart sterk ingezet om scholen, leerlingen en ouders
te helpen om (online) onderwijs mogelijk te maken. Die inzet maken wij hieronder
zichtbaar.
Online onderwijs
Door maatregelen rond het coronavirus konden alle basisscholen van half maart tot
half mei en alle middelbare scholen van half maart tot begin juni alleen online onderwijs
geven. Instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo) waren tot de zomervakan-
tie volledig aangewezen op online onderwijs, enkele specifieke groepen uitgezonderd.
Dat betrof een groot deel van het schooljaar. Scholen, kinderen en jongeren waren in
die periode aangewezen op online onderwijs en thuisonderwijs door ouders. Voor een
beperkte groep leerlingen was er noodopvang op school.
Leerplicht heeft in die periode direct met scholen afgesproken dat ze alle verzuim kon-
den melden. Dat betrof zowel leerlingen die ontbraken bij online lessen, als ook andere
leerlingen waarmee een school geen contact kreeg of zorgen had over gezin en/of kind.
Het gebruikelijke (wettelijke) criterium van ‘16 uur verzuim of meer in vier aaneengeslo-
ten lesweken’ is daarbij losgelaten.
Voor dit jaarverslag betekent dat het volgende:
m Het verslag bevat twee delen: we geven de aantallen wettelijk verzuimende
leerlingen weer, zoals door scholen gemeld tot 15 maart 2020. Het gaat hier om
verzuim van 16 uur in vier aaneengesloten lesweken (relatief verzuim) waar voor de
leerplichtambtenaar een behandeling is gestart. Daarnaast geven we het aantal
meldingen weer vanaf maart 2020. Het kan daarbij gaan om meerdere meldingen
per leerling.
m Zoals aangegeven kunnen we de beschikbare cijfers over de twee periodes niet bij
elkaar optellen of met elkaar vergelijken. De beschikbare cijfers geven daarmee een
algemene indruk van het gemelde verzuim.
m Vergelijking met voorgaande schooljaren is daarmee niet zinvol en laten we in dit
verslag achterwege.
m De streefwaarden voor verzuim uit de gemeentebegroting vermelden we hieronder
kort, met de kanttekening dat we aan deze cijfers geen conclusies kunnen
verbinden. Om bovengenoemde redenen.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 3
Werkwijze Leerplicht en meldingen verzuim periode maart-juli
Vanaf 16 maart tot 1 augustus 2020 maakte Leerplicht andere afspraken met scholen
over het melden van verzuim. De scholen zijn dan — voor het grootste deel van deze
tijd — aangewezen op digitaal- en thuisonderwijs. De Leerplichtwet voorzag hier niet in.
(Met ingang van schooljaar 2020-2021 valt online afwezigheid overigens wel onder de
wet). Op grond van een motie van de Tweede Kamer kon Leerplicht geen processen-
verbaal uitschrijven in deze periode.
Leerplicht onderhield echter wel actief contact met scholen en was bereikbaar voor
vragen van scholen en leerlingen/ouders over schoolgang en online onderwijs.
Scholen meldden in deze periode vooral verzuim van leerlingen die ze misten omdat ze
niet online kwamen of die ze niet konden bereiken. Ook meldden zij leerlingen omdat
zij zorgen hadden over bijvoorbeeld de thuissituatie.
Grafiek 1 op pagina 5 geeft weer om hoeveel meldingen het ging.
Leerplicht ondersteunt scholen, leerlingen en ouders
De inzet van Leerplicht in deze periode was gericht op het ondersteunen van scholen,
leerlingen en ouders om online onderwijs en (later) fysieke schoolgang mogelijk te
maken. Leerplicht hanteerde daarbij het uitgangspunt dat de Leerplichtwet wel van
kracht is en dat leerlingen (online) aanwezig zijn als ze geen gezondheidsklachten
hadden. Ouders bespraken eventuele gezondheidsklachten met de school.
Als leerlingen niet ziek waren maar toch afwezig, dan was sprake van ongeoorloofd
verzuim. Leerplicht vroeg scholen dit dan te melden via het DUO-verzuimloket
onder ‘overig verzuim’. Ook konden scholen daar leerlingen melden waarover zij zich
zorgen maakten of die uit beeld dreigden te raken. De leerplichtambtenaar ging in
alle gevallen met ouders en/of leerling in gesprek. Doel daarvan was om het contact
met school te herstellen en leerlingen te motiveren het (online) onderwijs te volgen.
Leerplicht toonde begrip voor leerlingen en ouders met zorgen over het coronavirus.
Waar nodig brachten leerplichtambtenaren scholen of ouders en/of leerlingen in
contact met de GGD en OKT, die hen telefonisch konden geruststellen of adviseren
over maatwerkoplossingen.
Extra aandacht was er voor leerlingen die uit beeld waren of dreigden te raken. Voor
deze leerlingen voerde Leerplicht deurbezoeken uit.
Deurbezoeken
Als contact — telefonisch of via andere media — niet tot stand kwam zette Leerplicht
een deurbezoek in, in plaats van het gebruikelijke huisbezoek. Leerplicht belde aan,
maar kwam in verband met het risico op besmetting niet over de drempel. Er zijn in
deze periode 408 deurbezoeken uitgevoerd. Bij 143 gezinnen is met de ouders of de
leerling gesproken. Bij de rest is een bericht achtergelaten met het verzoek contact
op te nemen met de leerplichtambtenaar of school. In voorkomende gevallen deelde
Leerplicht eventuele ongerustheid met het OKT of een andere betrokken zorgverlener.
Ook kwam het voor dat ouders erg bang waren voor besmetting, dan werd verwezen
naar het OKT en de GGD.
Belangrijkste bevindingen
De belangrijkste bevindingen van dit jaarverslag zijn:
m Zoals in de inleiding aangegeven zijn de cijfers tot maart en na maart niet vergelijk-
baar. Dat maakt het lastig om tot een goed beeld te komen over het gehele
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 4
schooljaar. Met die kanttekening zien we, afgaand op de beschikbare cijfers tot
15 maart, wel dezelfde tendens als voorgaande jaren: het verzuim in het voortgezet
speciaal onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs is hoog.
Met dezelfde kanttekening is het algemene beeld tot 15 maart 2020 eveneens dat:
e Het verzuim bij bovenleerplichtigen hoger was dan bij leerplichtige leerlingen.
Het voortgezet speciaal onderwijs en het mbo kenden ook bij deze groep een
hoog verzuim.
e Een groot deel van het verzuim voor rekening komt van dezelfde groep
leerlingen, door herhaalverzuim (recidive). Ook dit kwam vooral voor in
het voortgezet speciaal onderwijs en in het mbo en daar met name bij
bovenleerplichtigen.
Het is niet mogelijk hiervoor eenduidige oorzaken te benoemen. Het kan zowel
zijn dat opleidingen beter melden, maar ook dat er daadwerkelijk meer studenten
verzuimen. De cijfers verschillen per opleiding en daarmee verschillen ook de
achterliggende redenen.
m Verder blijkt dat in de periode maart-juli meer basisscholen dan in andere jaren
meldingen hebben gedaan bij Leerplicht. Weliswaar betrof dat een ander soort
verzuim dan het verzuim van 16 uur in vier weken (conform de Leerplichtwet), maar
het laat zien dat basisscholen en leerplichtambtenaren elkaar goed wisten te vinden
toen alleen online onderwijs mogelijk was, en ook de periode daarna.
m Het aantal geregistreerde thuiszitters is opnieuw licht gestegen (van 197 in
2018-2019 naar 214 in het huidige schooljaar). Dit komt o.a. doordat er eerder wordt
gesignaleerd, en ook afwezigheid door langdurig ziekteverzuim wordt meegeteld.
Dat thuiszitters eerder en beter in beeld zijn maakt het mogelijk dat partijen eerder
en effectiever handelen.
Uit de registratie wordt ook zichtbaar dat ca. 50% van het thuiszitten voortkomt uit
langdurig ziekteverzuim.
Tenslotte
Bij alle cijfers in dit jaarverslag gaat het om leerlingen die in Amsterdam wonen:
ruim 110.000 in het betreffende schooljaar. Leerlingen uit andere gemeenten die in
Amsterdam onderwijs volgen, vallen onder de Leerplicht van hun woongemeente.
Amsterdamse kinderen en jongeren, die buiten Amsterdam naar school gaan zijn wel
terug te zien in dit jaarverslag. Scholen zijn verantwoordelijk voor het melden van
verzuim. Leerplicht is van deze meldingen afhankelijk. Bij de cijfers in dit jaarverslag
gaat het dan ook steeds om gemeld verzuim.
Tot slot vermelden we voor de volledigheid de resultaten op de streefwaarden uit
de gemeentebegroting. Deze zijn voor relatief verzuim 2,8% (beoogd: 2,4%) en voor
absoluut verzuim 0,5% (beoogd: 0,4%). Ten opzichte van vorig jaar is de streefwaarde
op relatief verzuim gedaald, die was toen 3,1%. Dat percentage was echter gebaseerd
op een heel schooljaar. In de tweede helft van een schooljaar doet zich altijd veel
herhaalverzuim voor, dat dit schooljaar niet is geregistreerd. Het resultaat op deze
streefwaarde biedt daarmee voor dit jaar onvoldoende basis voor conclusies.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 5
2 Schoolverzuim
nl
Ongeoorloofd schoolverzuim is verzuim dat zich voordoet als een leerling van een
school zonder geldige reden niet op school verschijnt. De school is verantwoordelijk
voor het melden van schoolverzuim aan de gemeente. In onderstaande tabellen gaat
het dus om verzuim voor zover dat gemeld is bij Leerplicht.
De cijfers in tabel 1.1 gaan over leerplichtige leerlingen (5 t/m 17 jaar) die in Amsterdam
wonen en wettelijk ongeoorloofd verzuimen. Er is sprake van wettelijk ongeoorloofd
verzuim als een leerplichtige leerling 16 uur of meer in vier aaneengesloten lesweken
verzuimt.
Tabel 1.1 - Verzuim per schoolsoort - Amsterdamse leerplichtigen 2019 — 2020 (tot 15 maart 2020)
8 8 8 Percentage
Schoolsoort jaarverslag Leerlingen Verzuimers 8
Verzuimers
Basisonderwijs 51516 86 0,2%
(Voortgezet) Speciaal Onderwijs, Clusters 1-3 1771 13 0,7%
Voortgezet Speciaal Onderwijs, Cluster 4 Vanaf 12 Jaar 480 169 35,8%
Voortgezet Onderwijs 34203 1120 3,3%
Middelbaar beroepsonderwijs 3545 1015 29,3%
Particulier 648 0 0,0%
Subtotaal Amsterdam 91846 2403 2,6%
Op school buiten Amsterdam 10161 463 4,6%
Totaal 101764 2866 2,8%
Zoals in de inleiding aangegeven zijn de cijfers niet volledig en kunnen we op basis
daarvan geen steekhoudende conclusies trekken. Met die kanttekening zien we,
afgaand op bovenstaande cijfers tot 15 maart, wel dezelfde tendens als voorgaande
jaren: het verzuim in het voortgezet speciaal onderwijs en in het middelbaar
beroepsonderwijs is hoog.
Bovenleerplichtige leerlingen
In tabel 1.2. is het resultaat te zien voor Amsterdamse bovenleerplichtige jongeren
(18 t/m 22 jaar). Het gaat hier om jongeren die staan ingeschreven op een school, die
nog geen startkwalificatie hebben behaald én die 16 uur verzuimden in vier lesweken.
Gemeenten zijn, in het kader van het bestrijden van voortijdig schoolverlaten, verplicht
deze jongeren te volgen tot zij 23 jaar zijn geworden of tot ze wél een startkwalificatie
hebben behaald.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 6
Tabel 1.2 - Verzuim per schoolsoort - Amsterdamse bovenleerplichtigen 2019 - 2020
8 8 8 Percentage
Schoolsoort jaarverslag Leerlingen Verzuimers ,
Verzuimers
Voortgezet Speciaal Onderwijs, Clusters 1-3 102 1 1,0%
Voortgezet Speciaal Onderwijs, Cluster 4 Vanaf 18 Jaar 58 25 43,1%
Voortgezet Onderwijs 865 100 11,7%
Middelbaar beroepsonderwijs 5420 2400 44,5%
Particulier 42 0 0,0%
Subtotaal Amsterdam 6422 2526 39,5%
Op school buiten Amsterdam 4761 637 13,5%
Totaal 11118 3163 28,4%
Met dezelfde kanttekening als bij voorgaande tabel: het algemene beeld tot 15
maart 2020 is dat het verzuim bij bovenleerplichtigen hoger was dan bij leerplichtige
leerlingen. Het voortgezet speciaal onderwijs en het mbo kennen ook bij deze groep
een hoog verzuim.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 7
Verzuimmeldingen scholen vanaf maart 2020
Scholen meldden op verzoek van Leerplicht vanaf 15 maart 2020 vooral onder de
algemene noemer ‘overig verzuim’. Het wettelijk criterium van ‘16 uur verzuim in vier
weken’ is daarbij - conform de afspraken - losgelaten.
Onder die noemer is echter nog wel gemeld door scholen, met name in het voorgezet
onderwijs.
Grafiek 1 Verzuimmeldingen 16-3 t/m 31-7-20
1200
1000 992
800
600 530
477
400 346
210
200
16 uur
m 5 zn
nm Overig 0 | mn |
Basisonderwijs Voortgezet (Voortgezet) MBO
Onderwijs Speciaal Onderwijs
In deze specifieke periode hebben meer basisscholen dan in voorgaande jaren ‘overig
verzuim’ gemeld bij Leerplicht.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 8
® ® ®
®
Recidive: beperkt aantal jongeren zorgt
3 voor groot deel verzuimmeldingen
|
Terugkerend naar het reguliere verzuim in de periode augustus - maart laat grafiek 1
zien dat een groot gedeelte van het verzuim wordt veroorzaakt door dezelfde jongeren:
zij hebben meer dan één verzuimbehandeling gehad in deze periode. In de grafiek is te
zien van welke schoolsoort deze ‘herhaalverzuimers’ afkomstig zijn.
Percentage verzuimers met meer dan één verzuimbehandeling 2019-2020
Basisonderwijs
Voortgezet) Speciaal Onderwijs,
Clusters 1-3 leerplichtig
Voortgezet) Speciaal Onderwijs,
Clusters 4 Vanaf 12 jaar
Voortgezet) Speciaal Onderwijs,
Clusters 4 Vanaf 18 jaar
Voortgezet Onderwijs
leerplichtig
Voortgezet Onderwijs
boven leerplichtig
Middelbaar Beroepsonderwijs
leerplichtig
Middelbaar Beroepsonderwijs
boven leerplichtig
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
We zien het volgende:
m Een groot deel van de verzuimbehandelingen kwam voor rekening van dezelfde
groep leerlingen.
m Dit kwam vooral voor in het voortgezet speciaal onderwijs en in het mbo en daar
met name bij bovenleerplichtigen.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 9
® ® ®
4 Langdurig relatief verzuim
nl
Bij langdurig relatief verzuim gaat het om thuiszitters. Amsterdam hanteert de
landelijke definitie, die naar aanleiding van het landelijk thuiszitterspact van juni 2016 is
vastgesteld. Deze luidt als volgt:
‘Een langdurig relatief verzuimer (LRV' er) is een leerplichtige jongere tussen de 5
en 16 jaar of een jongere van 16 of 17 jaar die valt onder de kwalificatieplicht en die
ingeschreven staat op een school of onderwijsinstelling en die zonder geldige reden
meer dan 4 weken verzuimt, zonder dat hij/zij vrijstelling heeft van de leerplicht
respectievelijk vrijstelling van geregeld schoolbezoek wegens het volgen van ander
onderwijs’.
Het gaat bij onderstaande cijfers om leerlingen die in het afgelopen schooljaar korte of
langere tijd niet naar school gingen.
Tabel 5.1 - Langdurig relatief verzuimers in schooljaar 2019 - 2020
8 Bestaande 8
Schoolsoort jaarverslag Nieuwe LRVer | Totaal
LRVer
Basisonderwijs 9 11 20
(Voortgezet) Speciaal Onderwijs, Clusters 1-3 5 3 8
(Voortgezet) Speciaal Onderwijs, Clusters 4 Vanaf 12 Jaar 18 18 36
Voortgezet Speciaal Onderwijs, Clusters 4 Vanaf 18 Jaar 1 1
Voortgezet Onderwijs 38 91 129
Middelbaar beroepsonderwijs 15 4 19
Particulier 1 1
86 128 214
Bestaand LRV betreft langdurig verzuim dat begon in het vorige schooljaar en dat
zich voortzet in het huidige. Dat kunnen bijvoorbeeld leerlingen zijn die in juni - maar
mogelijk ook eerder - zijn gemeld.
Belangrijk is te beseffen dat het hier gaat om leerlingen die in schooljaar 2019-2020
kortere of langere tijd hebben thuisgezeten. Er zitten dus niet eind schooljaar
214 leerlingen thuis. In de loop van het jaar zijn er 154 van hen (72%) na korte of
langere tijd weer naar school gegaan. De overige leerlingen zijn nog in behandeling,
of volgen een andere route omdat ze ouder dan 18 jaarzijn geworden en daarmee niet
meer leerplichtig zijn.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 10
Het aantal LRV'ers is dit schooljaar hoger dan vorig schooljaar: 214 tegen 197 vorig
schooljaar. Ook dit schooljaar zijn (net als vorig jaar) leerlingen meegeteld die langdurig
ziek zijn. Deze laatste zijn samen met het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs
en scholen in beeld gebracht en in contact gebracht met jeugdartsen van de GGD.
Het gaat dan om zogenaamd geoorloofd verzuim, dat scholen niet hoeven te melden
bij Leerplicht. Dat betreft ongeveer de helft van de thuiszitters. Mede door het
meetellen van deze groep stijgt het aantal LRV'ers. Daarnaast is er een stijging door het
consequent tellen vanaf dag één van verzuim en door betere signalering.
Bij de meeste leerlingen die langdurig verzuimen lukt het om hen binnen drie maanden
weer terug naar school te leiden. Dit gebeurt met inzet van Leerplicht, de scholen, de
Samenwerkingsverbanden en jeugdhulp.
Amsterdamse thuiszittersaanpak
Gemeente en Samenwerkingsverbanden werken al langer samen bij de aanpak van LRV.
Zij hebben afspraken gemaakt over definities, het registreren en delen van gegevens en
over rollen, taken en samenwerking bij de aanpak van LRV.
Samenwerkingsverband, scholen, OKT en Leerplicht werken samen bij snelle signalering
van LRV, regie op de aanpak, contact met ouders en meenemen van ziekteverzuim.
Dit schooljaar is een aantal keren een zgn. Doorstroomoverleg Thuiszitters (DOT)
georganiseerd. In dit DOT worden thuiszitters besproken bij wie de situatie zeer
complex is en waarbij het (te) lang duurt om tot een oplossing te komen. Voor
dit overleg worden altijd de ouders en soms het kind uitgenodigd en de direct
betrokkenen, die het kind en de situatie goed kennen. In de meeste gevallen is een
enkel overleg voldoende en wordt een (tijdelijke) oplossing gevonden.
Passend aanbod
De Amsterdamse thuiszittersaanpak heeft in 2019-2020 geregistreerd of en hoe snel
thuiszitters een passend aanbod kregen van onderwijs, eventueel in combinatie met
zorg. Dit maakt zichtbaar dat van het totale aantal thuiszitters 74% uiteindelijk een
passend aanbod heeft gekregen, waarvan:
m 47% binnen 3 maanden een passend aanbod heeft gekregen (onderwijs, zorg of
een combinatie daarvan);
m 14% binnen 3-6 maanden een passend aanbod kreeg;
m 13% na 6 maanden een passend aanbod kreeg.
De overige thuiszitters zijn nog in behandeling of volgen inmiddels een ander traject,
bijvoorbeeld omdat zij ouder dan 18 jaar zijn geworden.
50% thuiszitten komt voort uit langdurig ziekteverzuim
Deze registratie maakte ook duidelijk dat bij ruim 50% van de thuiszitters het thuiszitten
voortkomt uit een situatie van langdurig ziekteverzuim. Scholen hoeven ziekteverzuim
(geoorloofd Overzuim) niet te melden bij Leerplicht. Op basis van afspraken met de
onderwijspartners en met de G4 maken we echter geen onderscheid tussen geoorloofd
verzuim (d.w.z. indien langer dan 4 weken) en ongeoorloofd verzuim bij thuiszitters.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 11
5 Absoluut verzuim
nl
De definitie van een absoluut verzuimer is: een jongere tot 18 jaar zonder
startkwalificatie die:
m 28 dagen of meer aaneengesloten niet ingeschreven is geweest in de periode
oktober 2019 tot juni 2020
m en niet al geteld is als langdurig relatief verzuimer of vrijgestelde
m en voor wie er bovendien geen aanwijzingen zijn dat de betrokkene mogelijk niet in
Amsterdam (of Nederland) verblijft of wacht op instroom, bijvoorbeeld in een mbo-
opleiding.
Als we deze definitie hanteren komen we in schooljaar 2019/2020 op een totaal van
554 absoluut verzuimers. In de meeste gevallen duurt het absoluut verzuim niet langer
dan drie maanden; gedurende het schooljaar is ruim 60% van de absoluut verzuimers
weer ingeschreven op school.
Het aantal absoluut verzuimers is hoger dan vorig schooljaar; 554 tegen 36/ in
schooljaar 2018-2019. Deze stijging is te verklaren door het meetellen van de 17-jarigen,
vanwege afspraken met de G4 hierover. Deze werden tot nu toe niet meegeteld, omdat
het om jongeren gaat die wachten op een volgend instroommoment in het mbo. Dat
kan maar op twee momenten in het jaar. In de tussentijd hebben jongeren vaak een
baantje). Leerplicht volgt deze jongeren in verband met het bestrijden van voortijdig
schoolverlaten (VSV en haar RMC-taak ).
Een kind dat absoluut verzuimt kan een thuiszitter zijn. Uit onderzoek binnen Leerplicht
blijkt echter dat dat lang niet altijd zo is.
Grafiek 6.1 Absoluut Verzuimers Schooljaar 2019 - 2020 naar duur verzuim
300
250
200
150
100
nm <3 maanden
>3 maanden
0
Basis- Speciaal Speciaal Voortgezet Voortgezet Beroeps- Particulier Onderwijs Geen
onderwijs Basis- Onderwijs Speciaal Onderwijs onderwijs en onbekend onderwijs
onderwijs Onderwijs Volwassene
m Onderwijs onbekend: onbekend welk onderwijs de leerling volgt/volgde.
m Geen onderwijs: de jongere heeft (nog) geen onderwijs gevolgd. Betreft kinderen
die 5 jaar en dus leerplichtig zijn geworden en verhuisleerlingen, nieuwkomers en/of
statushouders. Dit geldt voor verreweg de meeste absoluut verzuimers.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 12
6 iijstelli
Vrijstellingen
nl
In de Leerplichtwet is een aantal criteria opgenomen op grond waarvan vrijstelling van
de leerplicht kan worden aangevraagd. De mogelijke vrijstellingen zijn:
m Vrijstelling artikel 5 onder a: vrijstelling op basis van lichamelijke of psychische
redenen
m Vrijstelling artikel 5 onder b: vrijstelling op basis van bedenkingen tegen de
richting van het onderwijs
m Vrijstelling artikel 5 onder c: vrijstelling op basis van een inschrijving op een
school in het buitenland
m Vrijstelling artikel 15: vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs,
bijvoorbeeld een bedrijfsopleiding of een speciale vakopleiding.
Tabel 8.1 - Ontwikkeling aantal vrijstellingen
Artikel 3a 4 1 3 2
Artikel 3b 1 2 3 3 6
Artikel 5 sub a 340 361 357 385 424
Artikel 5 sub b 38 46 53 62 51
Artikel 5 sub c 498 470 444 362 279
Artikel 15 66 51 50 42 56
Totaal 946 931 910 855 816
In het geval van 3a en 3b gaat het niet om een vrijstelling, maar om vervangende
leerplicht. In dit geval volgt een jongere een aangepast programma dat is afgestemd
met de school.
Dit is de enige tabel waar het mogelijk is een vergelijking te maken met voorgaande
jaren. Ouders moeten voor 1 juli van het lopende schooljaar een beroep op vrijstelling
doen voor het volgende schooljaar. De vrijstelling geldt voor een geheel schooljaar en
wordt al aan het begin van het schooljaar, dus ver voor er sprake was van een lockdown,
toegekend.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 13
In de tabel is te zien dat het totaal aantal vrijstellingen de laatste jaren is afgenomen
maar dat de vrijstellingen artikel 5 onder a stijgen. Een eenduidige verklaring hiervoor
is niet te geven. De meeste kinderen (ruim 95%) met deze vrijstelling hebben nooit op
een school ingeschreven gestaan, zij bezoeken (vaak al vanaf de leeftijd van 2 % jaar)
een Kinderdiensten Centrum. Procentueel is het aantal van deze vrijstellingen gelijk
gebleven, 0,4% t.ov. het totaal aantal leerplichtigen. Dit komt doordat het absolute
aantal leerplichtigen ook dit jaar weer is gestegen. De Samenwerkingsverbanden
hebben sinds twee jaar een adviesrol bij het afgeven van vrijstellingen door Leerplicht;
zij geven aan of een (aangepast) onderwijsaanbod mogelijk zou zijn in specifieke
gevallen.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 14
7 Belangrijkste bevindingen
nl
Zoals in de inleiding aangegeven hebben dit jaar te maken met twee soorten cijfers.
De gegevens over dit jaar zijn daardoor niet te vergelijken met voorgaande jaren; het
is niet goed mogelijk op basis daarvan conclusies te trekken. We noemen hier wel de
belangrijkste bevindingen van dit jaarverslag:
Leerplicht heeft zich sinds maart 2020 maximaal ingezet om scholen, kinderen
en ouders te steunen bij schoolgang en online onderwijs. Leerplichtambtenaren
onderhielden nauw contact met hun scholen en werkten daarbij samen met
andere partners (onder andere OKT en GGD). Waar dat nodig was zette Leerplicht
deurbezoeken in.
In de periode maart-juli hebben meer basisscholen dan in andere jaren meldingen
gedaan bij Leerplicht. Weliswaar betrof dat een ander soort verzuim (dan het wettelijke
verzuim van 16 uur of meer on vier weken) maar het laat zien dat basisscholen en
Leerplicht elkaar goed wisten te vinden in tijden van corona en schoolsluiting en ook
de periode daarna.
Met de kanttekening dat we de huidige beschikbare gegevens moeilijk kunnen
vergelijken met voorgaande jaren zien we, afgaand op de cijfers tot 15 maart, wel
dezelfde tendens als voorgaande jaren: het verzuim in het voortgezet speciaal
onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs is hoog.
En met dezelfde kanttekening is het algemene beeld tot 15 maart 2020 eveneens dat:
m het verzuim bij bovenleerplichtigen hoger was dan bij leerplichtige leerlingen.
Het voortgezet speciaal onderwijs en het mbo kenden ook bij deze groep een hoog
verzuim
m een groot deel van meldingen voor rekening komt van dezelfde groep leerlingen,
door herhaalverzuim (recidive). Ook dit kwam vooral voor in het voortgezet speciaal
onderwijs en in het mbo en daar met name bij bovenleerplichtigen.
Het is niet mogelijk hiervoor eenduidige oorzaken te benoemen. Het kan zowel zijn dat
scholen en opleidingen beter melden, maar ook dat er daadwerkelijk meer leerlingen
of studenten verzuimen. De cijfers verschillen per school en opleiding en daarmee
verschillen ook de achterliggende redenen.
En tenslotte zien we dat het aantal geregistreerde thuiszitters opnieuw licht is gestegen
(van 197 in 2018-2019 naar 214 in het afgelopen schooljaar). Dit komt o.a. doordat er
eerder wordt gesignaleerd, en ook afwezigheid door langdurig ziekteverzuim wordt
meegeteld. Dat thuiszitters eerder en beter in beeld zijn maakt het mogelijk dat
partijen eerder en effectiever handelen. Het effect van corona op deze cijfers is
moeilijk te bepalen.
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 15
B Begrippenlijst
nl
Leerplichtigen
Scholieren van 5 tot 18 jaar zonder startkwalificatie
Wettelijk ongeoorloofd verzuim
Minimaal 16 uur ongeoorloofd verzuim in vier aaneengesloten lesweken
18+ verzuim
Minimaal 16 uur ongeoorloofd verzuim in vier lesweken
Luxe verzuim
Ongeoorloofd verzuim rondom de schoolvakanties
Langdurig relatief verzuim
Een leerplichtige verzuimt langer dan vier weken ongeoorloofd
Absoluut verzuim
Een leerplichtige staat niet ingeschreven op een school
Leerplichtvrijstelling
m voor jongeren die psychisch of lichamelijk ongeschikt zijn om het onderwijs te volgen
(artikel 5 onder a Leerplichtwet),
m voor jongeren van wie ouders/verzorgers overwegende bedenkingen hebben tegen
de richting van het onderwijs op redelijke afstand van de woning (artikel 5 onder b
Leerplichtwet),
m voor jongeren die onderwijs volgen in het buitenland (artikel 5 onder c
Leerplichtwet)
m voor jongeren van 16-17 jaar die op een andere wijze voldoende onderwijs genieten
(artikel 15 Leerplichtwet).
Speciaal Onderwijs:
cluster 1: onderwijs voor blinden en slechtzienden
cluster 2: onderwijs voor doven, slechthorenden en kinderen met
taalontwikkelingsstoornissen
cluster 3: onderwijs voor langdurige zieke kinderen en kinderen met een
verstandelijke of fysieke beperking.
cluster 4: onderwijs voor kinderen met psychische stoornissen en
gedragsproblemen
Jaarverslag Leerplicht m Schooljaar 2019-2020 16
| Onderzoeksrapport | 16 | train |
> Gemeente
Amsterdam
2 Motie
Datum 10 mei 2023
raadsvergadering
Ingekomen onder 221
nummer
Status Verworpen
Onderwerp Motie van de leden Boomsma, Von Gerhardt, Broersen en Kreuger
inzake het woningbouwplan 2022-2028- Bouwen voor gezinnen
Onderwerp
Bouwen voor Gezinnen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het woningbouwplan 2022-2028,
Overwegende dat,
-_Het met name voor gezinnen met een middeninkomen moeilijk is om een geschikte woning te
vinden in Amsterdam (pagina 34 van het woningbouwplan);
-__ Gezinnen nv geen aparte doelgroep zijn (pagina 40 van het woningbouwplan)
-__Het cruciaal is voor de gemeente dat gezinnen in de stad blijven wonen,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Uiterlijk op 1 november 2023 een beleidskader te presenteren dat gericht is op het behouden van
gezinnen in Amsterdam door het programmeren van voldoende grote woningen en voorzieningen in de
wijk voor gezinnen en dit toe te voegen aan het woningbouwplan en de Amsterdamse aanpak
volkshuisvesting.
Indiener
D.T. Boomsma
M.S. Von Gerhardt
J. Broersen
K.M. Kreuger
| Motie | 1 | discard |
Onderzoeksrapport Motivaction - Babyschap
Augustus 2020
Achtergrond
GGD Amsterdam heeft een kwalitatief onderzoek laten uitvoeren (door Muzus) naar de reden voor
ouders om baby/peutervoeding te kopen uit het babyschap. Dit onderzoek heeft mooie verhalen
opgeleverd over hoe moeders naar het babyschap kijken en wat hun beweegreden zijn om die producten
te kopen. Daarnaast is in opdracht van Unicef een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de
producten. Hier is gekeken in hoeverre deze baby/peuterproducten voldoen aan de schijf van 5 volgens
de richtlijnen van het Voedingscentrum. Om een beeld te krijgen van omvang van de consumptie van
deze baby/peuter producten en het vertrouwen dat mensen hebben in deze producten is door
Motivaction een panelonderzoek met online vragenlijst uitgevoerd om dit te achterhalen.
Deelnemers onderzoek
De vragenlijst is uitgezet in het consumentenpanel van Motivaction. Aan dit onderzoek hebben ouders
meegedaan die één, twee of drie kinderen hebben in de leeftijdscategorie 0-4 jaar. Motivaction heeft de
opdracht gekregen om mensen te werven die representatief zijn voor Nederland en niet specifiek
Amsterdam.
In totaal hebben 393 ouders de vragenlijst doorlopen. De meerderheid van de respondenten is man
(59%). Bijna de helft van de responderen is tussen de 25 en 34 jaar, 9% is tussen de 20 en 24 jaar en 42%
is tussen de 35 en 45 jaar. Verder is 12% laag, 52% midden en 36% hoog opgeleid. Bijna een kwart (22%)
verdient beneden modaal, 16% modaal en 27% boven modaal. Van 35% van de respondenten is niet
bekend wat hun inkomen is. 70% van de respondenten heeft 1 kind van 0 tot 4 jaar, 28% heeft 2 kinderen
in die leeftijdscategorie, 2% heeft 3 kinderen van O tot 4 jaar. Verder woont de meerderheid (84%)
samen of is getrouwd, 10% woont alleen. Het merendeel van de respondenten was of zelf (47%) of in
gelijke mate met hun partner (40%) verantwoordelijk voor het doen van de boodschappen.
Figuur 1: Demografische gegevens respondenten
Leeftijd ouder Opleidingsniveau
m 20 t/m 24 jaar m hoog
m 25 t/m 34 jaar = midden
35 t/m 45 jaar e laag
Inkomen Aantal kinderen 0 t/m
4 jaar
m beneden 2%,
35% modaal
mi
m modaal
m2
m boven modaal m3
Consumptie
Maar liefst 86% van het totaal ondervraagden geeft hun kind(eren) producten uit het babyschap. Dit
varieert van minder dan één keer per maand tot dagelijks. Daarvan geeft 71% zijn/haar kind knijpfruit,
10% geeft babysnacks , 69% geeft babykoekjes, 55% geeft maaltijdpotjes, 53% geeft baby drinken
(diksap/babysiroop) en 48% geeft babypap.
Tabel 1: Percentage ouders dat producten uit het babyschap aan hun kind geeft
Babyschap Fruithapjes/ Maaltijdpotjes Baby- Baby- Baby- Baby-
knijpfruit koekjes snacks pap drinken
Dagelijks 40% 15% 13% 11% 13% 11% 17%
Meerdere keren per 22% 20% 14% 20% 22% 15% 13%
week
Eén keer per week 11% 10% 7% 16% 12% 8% 6%
Eens per 2-3 weken 3% 8% 8% 6% 8% 4% 9%
Eens per maand 4% 7% 5% 6% 6% 4% 2%
Minder dan één keer 5% 11% 8% 10% 9% 5% 6%
per maand
Nooit 14% 29% 45% 31% 30% 52% 47%
Er zijn enkele significante verschillen in het koopgedrag wat betreft leeftijd en opleidingsniveau.
Jongere ouders geven vaker producten uit het babyschap dan oudere ouders. Alle ouders van tussen de
20 en 25 jaar geven aan met enige regelmaat deze producten te geven, terwijl 72% van de ouders in de
leeftijdscategorie 35 tot 45 jaar dit doen.
Verder geven ouders met een laag opleidingsniveau vaker producten uit het babyschap aan hun kind
dan ouders met een hoog opleidingsniveau. Het verschil is het grootst wat betreft knijpfruit. Van de
lager opgeleide ouders geeft 91% knijpfruit aan zijn kind ten opzichte van 63% van de hoger opgeleide
ouders.
Gezonde voeding
De meeste ouders, namelijk 62%, gaan actief op zoek naar babyvoeding die zo gezond mogelijk is. Maar
bijna de helft van de ouders 48% vindt het lastig om te bepalen welke babyvoeding producten gezond
zijn en welke niet. Ook zou 64% willen dat er meer gezonde producten in het babyschap te vinden zijn.
Er zijn hierin vrijwel geen verschillen tussen de groepen wat betreft geslacht, leeftijd en
opleidingsniveau.
Per product is gekeken in hoeverre ouders denken dat dit gezond is. Waar 1 ‘zeer ongezond’ en 10 ‘zeer
gezond!’ is, geven ouders gemiddeld een 6.5 aan knijpfruit. Dit geldt ook voor maaltijdpotjes. Baby pap
krijgt een 6.6, baby snacks een 6.4, babykoekjes en baby drinken een 5.8. Anders gezegd, bij 60%
(babykoekjes) tot 75% (babysnacks en babypap) van de mensen scoren deze producten een voldoende
wat betreft gezonde voeding.
Tabel 2: Score in hoeverre een product gezond is (1= zeer ongezond tot 10=zeer gezond)
Fruithapjes/ Maaltijdpotjes Babykoekjes Babysnacks Babypap Babydrinken
1 1% 2% 3% 1% 1% 5%
2 1% 2% 5% 2% 2% 4%
3 3% 3% 6% 5% 2% 7%
4 7% 4% 9% 3% 5% 7%
5 15% 15% 17% 15% 14% 16%
6 14% 14% 20% 24% 16% 18%
7 22% 29% 21% 25% 25% 20%
8 26% 22% 13% 19% 24% 17%
9 8% 6% 5% 6% 7% 5%
10 1% 2% 1% 1% 3% 1%
Mannen schatten babyvoeding producten over het algemeen gezonder in dan vrouwen. Ook jongere
ouders in leeftijdscategorie 20-25 jaar en lager opgeleiden ouders schatten producten gezonder in dan
oudere ouders en ouders met een hoog opleidingsniveau.
Vertrouwen babyschap
46% van het totaal aantal ondervraagde ouders vertrouwd erop dat de producten uit het babyschap
gezond zijn voor hun kindje. Tegelijkertijd zegt wel 59% van de ouders te weten dat babyvoeding
producten vaak onterecht bestempeld worden als gezond door de fabrikant. Ouders vinden ook dat de
fabrikanten van babyvoeding producten de meeste verantwoordelijkheid dragen wat betreft het
aanbieden van gezonde babyvoeding producten (58%) in vergelijking met de supermarkten (11%) en de
overheid (28%).
| Onderzoeksrapport | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 261
Datum indiening 1 februari 2019
Datum akkoord 1 maart 2019
Publicatiedatum 4 maart 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Poot inzake een kraak op
de Landsmeerderdijk.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Op de website www.Indymedia.nl staat dat een groep personen het voormalig café
Kadoelen op de Landsmeerderdijk 195 in Noord heeft gekraakt. In het bericht wordt
aangegeven dat de groep krakers voornemens is het café open te stellen en er
activiteiten te organiseren.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Poot, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Kan het college de kraak van het pand aan de Landsmeerderdijk 195 bevestigen?
Antwoord
Ja.
2. Watis er bekend over de personen die dit pand hebben gekraakt? Worden deze
personen verdacht van huisvredebreuk of inbraak?
Antwoord
De krakers hebben in diverse media aangegeven het pand te hebben gekraakt
nadat het al lange tijd leeg stond. Zij wilden er naar eigen zeggen een “café
beginnen, dat open is voor iedereen”. Inmiddels hebben de krakers het pand
verlaten. Het Openbaar Ministerie besloot het pand direct te ontruimen nadat vast
kwam te staan dat de constructie van het pand onveilig is. Het Openbaar
Ministerie bepaalt of en zo ja waar personen van worden verdacht. Er is aangifte
gedaan van huisvredebreuk.
3. Iser door de eigenaar van het pand aangifte gedaan? Op welke termijn zal het
pand worden ontruimd?
Antwoord
Ja, de eigenaar heeft 27 januari aangifte gedaan. Het OM heeft vanwege de
onveiligheid van het pand besloten over te gaan tot ontruiming, waarna de
krakers het pand hebben verlaten.
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Aar 2019 Schriftelijke vragen, vrijdag 1 februari 2019
4. Welke bestemming heeft dit pand?
Antwoord
Het pand heeft een horecabestemming. In 2017 besloot het stadsdeelbestuur
onder voorwaarden mee te werken aan het afwijken van het bestemmingsplan
van Horeca naar Wonen. Aan deze voorwaarden is tot op heden niet voldaan.
5. Is erdoor de politie of het college contact geweest met omwonenden/werkenden
van het pand om hen te helpen bij voorkomende overlast van de krakers”?
Antwoord
De politie in de wijk staat altijd in contact met de buurt en houdt vinger aan de
pols, ook in geval er een pand gekraakt wordt. Er zijn geen meldingen van
overlast uit de omgeving van het pand. Indien er sprake is van overlast kan men
zich wenden tot de politie en/of de gemeente.
6. Wil het college een informatiebijeenkomst voor omwonenden organiseren om hen
te informeren over de kraak en de stappen die de gemeente gaat nemen om
overlast te voorkomen en de kraak te beëindigen?
Antwoord
Nee, dit is niet van toepassing. Het pand is ontruimd.
7. Hebben de krakers een nieuwe horecavergunning aangevraagd om het café te
kunnen openen?
Antwoord
Nee, bij het stadsdeel is geen vergunningsaanvraag bekend.
8. Gaat het college, als het café wordt opengesteld, handhaven op het bezit van
een exploitatievergunning en drank- en horecavergunning, de regels omtrent
(versterkt) muziekgeluid en andere verplichtingen waar horecazaken aan moeten
voldoen?
Antwoord
Bij het stadsdeel is geen vergunningsaanvraag bekend. Handhaven op het bezit
van verplichtingen waar horecazaken aan moeten voldoen is daarom op dit
moment niet aan de orde.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 7 maart 2023
Portefeuille(s) Algemene Zaken
Portefeuillehouder(s): Burgemeester
Behandeld door Heleen Bruining, [email protected]
Bijlage VNG ledenbrief:
https://vng.nlfbrieven/oproep-bijdrage-giro555-turkije-en-syrie
Onderwerp Nazorg aardbevingen in Turkije en Syrië
Geachte leden van de gemeenteraad,
Op 6 februari 2023 vond een zware aardbeving plaats in delen van Zuid- Turkije en Noord-Syrië. In
de weken erna volgden nog enkele zware naschokken. In de vele nieuwsberichten zien we mensen
die leven in rouw en radeloosheid smeken om hulp. Hun familie en vrienden elders, bijvoorbeeld in
onze stad, voelen zich machteloos. Het verlies, het verdriet, de verwoesting, het is intens
verdrietig en een uitputtingsslag voor velen die het nieuws op de voet volgen. Op vrijdag 24
februari bereikte ons het trieste bericht dat ook een inwoner van Amsterdam bij de aardbeving is
overleden.
Mede namens het college, de dagelijks besturen van de stadsdelen en stadsgebied Weesp
condoleren wij de nabestaanden die familie en vrienden zijn verloren. We betuigen ons medeleven
aan iedereen die in angst leeft, alles is kwijtgeraakt en onzeker is over de toekomst. Ons hart gaat
uit naar alle Amsterdammers die zich dag en nacht grote zorgen maken. Wij wensen iedereen in
Turkije, in Syrië en hier, kracht, troost en sterkte toe.
Het college heeft met de nabestaanden van de overleden Amsterdammer gesproken.
Als steunbetuiging aan alle slachtoffers en nabestaanden hing de Nederlandse vlag op g februari
halfstok op het stadhuis en andere Amsterdamse gemeentepanden. Tijdens de raadsvergadering
op 15 februari namen we een minuut stilte in acht. Ook tekende de burgemeester het
condoleanceregister op het consulaat. Op vrijdag 17 februari heeft de gemeentesecretaris op
verzoek van het college het zogenaamde Nafase-draaiboek gestart om alle inzet van de gemeente
te coördineren en monitoren.
Met deze brief informeert het college u over de gevolgen van de aardbeving in Turkije en Syrië
voor Amsterdammers en de nazorg die de gemeente daar en voor de Turkse, Koerdische en
Syrische gemeenschap in Amsterdam verleent.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 maart 2023
Pagina 2 van 5
Inzet voor hulp in Turkije en Syrië
Het college besloot op 14 februari 2023 om 1 euro per inwoner te doneren aan Giro 555, het
gironummer dat voor de nationale actie wordt gebruikt en door de VNG is geadviseerd. Giro 555 is
lid van de Emergency Appeals Alliance (EAA), een internationaal netwerk van tien Nationale
Acties in verschillende landen. Het college heeft namens de stad een bedrag van € 905.000,- aan
Giro 555 gedoneerd. Onder de vlag van Giro 555 bieden 10 organisaties hulp aan Turkije en Syrië.
Dit zijn: Care, Cordaid, Rode Kruis, Kerk in Actie, Oxfam Novib, Plan International, Save the
Children, Stichting Vluchteling, Unicef en World Vision.
De hulporganisaties verantwoorden o.a. via hun websites over het type hulp dat wordt geboden.
Na de aardbeving in Turkije en Syrië betreft dit de volgende hulp:
e Zoeken naar mensen onder het puin.
e Gezondheidszorg: het bieden van medische hulp, het uitdelen van hygiëne pakketten (o.a.
shampoo, zeep, tandenborstel en desinfectie gel). Inzet van medische zorg via mobiele
teams bij collectieve schuilplekken en opvangcentra door artsen,
verpleegkundigen/vroedvrouwen en assistenten. Tevens het zorgen voor medische
basisapparatuur en medische voorraden voor ziekenhuizen.
e Noodhulp: o.a. vitdelen van noodpakketten met matrassen, thermische dekens,
slaapmatten en zaklampen, eten, kachels, dekens en warme kleding, powerbanks,
repareren van waterpunten in opvanglocaties, scholen en moskeeën en zorgen voor schoon
drinkwater, jerrycans, het opzetten van gemeenschappelijke keukens, het uitdelen van eten
en kookgerei, het plaatsen en dagelijks schoonhouden van mobiele noodlatrines.
e Opvang: opvang en financiële steun aan mensen die hun huis en bezittingen zijn
kwijtgeraakt.
e Voorlichting: voorlichting geven over gezondheid en persoonlijke hygiëne en
infectiepreventie.
e Informatie verstrekken: het verbeteren van toegang tot accurate informatie over o.a.
transport naar veilige locaties, toegang van wegen en plaatsen waar hulp wordt geboden.
e Wederopbouw/herstel: arbeiders voorzien van gereedschap, brandstof, materiaal en andere
benodigde uitrusting om hen in staat te stellen puin op te ruimen en wegen vrij te maken.
Hulp aan Amsterdamse slachtoffers
Met de directie Consulaire Zaken en Visumbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is
afgesproken dat de gemeente Amsterdam bij Amsterdamse sterfgevallen als gevolg van deze
ramp, wordt geïnformeerd, als de nabestaande(n) daar prijs op stellen. Dat signaal gaat naar het
betreffende stadsdeelbestuur dat dan namens de gemeente medeleven betuigt en een
gemeentelijke contactpersoon aanbiedt.
Wanneer nabestaanden daar prijs op stellen gaat deze contactpersoon met hen in gesprek en
verkent of er een hulpvraag ligt waarbij de gemeente van betekenis kan zijn, zoals bijvoorbeeld bij
administratieve handelingen met de overheid waar een akte van overlijden bij nodig is. Dit betreft
maatwerk. Dit aanbod is op dit moment één keer gedaan.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 maart 2023
Pagina 3 van 5
Faciliteren van de Amsterdamse Turkse, Koerdische en Syrische gemeenschap
De gemeente heeft het netwerk waar de Turkse, Koerdische en Syrische gemeenschap in
participeren direct na de ramp benaderd om goed contact te onderhouden en snel benaderbaar te
zijn.
In de stad zijn en worden verschillende herdenkingsbijeenkomsten georganiseerd door de
getroffen gemeenschappen. Het college is hier waar mogelijk en wanneer dat op prijs werd
gesteld bij aangesloten.
Op dinsdag 14 februari organiseerde het college in de ambtswoning een steunbijeenkomst om
individuele Amsterdammers en vertegenwoordigers uit de Turkse, Koerdische en Syrische
gemeenschap een hart onder de riem te steken en om onderling ervaringen, gevoelens en zorgen
te delen. In totaal waren ruim 5o mensen uit de verschillende gemeenschappen aanwezig. De
aanwezigen zijn vaak ook zelf persoonlijk getroffen.
Onderwerpen van gesprek waren o.a: Welke hulp kunnen we bieden aan de slachtoffers in de
getroffen gebieden? Welke hulp kunnen we elkaar in Amsterdam geven? Welke onderlinge steun,
maar ook steun vanuit de overheid voor lokale hulpinitiatieven is mogelijk? De aanwezigen
wisselden uit welke initiatieven er zijn en het college deed het aanbod om met hen te verkennen of
de gemeente op onderdelen kan faciliteren. Wat de concrete vraag gaat zijn en of die binnen de
mogelijkheden van de gemeente ligt, moet komende weken blijken.
Uit dit gezelschap vormde zich de ‘Initiatiefgroep’ die een aantal zaken gezamenlijk wil oppakken.
Er bestaat een sterke behoefte om kennis te nemen van elkaars initiatieven en ervaringen met
elkaar te delen. Daarnaast streven de initiatiefnemers naar samenwerking in acties en initiatieven
die hulp en ondersteuning bieden aan de getroffenen. Het plan is opgevat om als eerste initiatief
een herdenkingsbijeenkomst te organiseren voor de slachtoffers en nabestaanden. De herdenking
zien zij als een moment van bezinning en tegelijkertijd als een eerste stap voor een langere
samenwerking van de organisaties. Zij willen deze herdenkingsbijeenkomst in nauwe
samenwerking en met ondersteuning van de gemeente Amsterdam organiseren. Enkele
ambtenaren zijn inmiddels met de Initiatiefnemers in gesprek.
Vragen van Amsterdammers
Het gemeentelijke Contact Centrum Amsterdam (Webcare en 14020) staat paraat om vragen van
Amsterdammers te beantwoorden. Tot op heden wordt hier nagenoeg geen gebruik van gemaakt.
De buurtteams, gebiedsteams en zorgteams, hebben contacten in de buurt en kunnen ook vragen
beantwoorden.
Wel is geïnformeerd welke hulp vanuit Amsterdam mogelijk is om de doorgang van vrachtwagens
richting Turkije en Syrië te bespoedigen. Daarover in de volgende alinea meer.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 maart 2023
Pagina 4 van 5
Context noodhulpstructuur Nederland en EU
Nederland (en de Europese Unie) stuurt alleen noodhulp op basis van een hulpverzoek van de
overheid van het getroffen land. Veel van die hulpverzoeken komen binnen via de EU. DG ECHO
Eis hiervoor verantwoordelijk. De Emergency Response Coördination Centre (ERCCO)P! van de EU
coördineert de hulpverzoeken. Aanvragen voor middelen en experts zetten ze in Nederland uit bij
het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCOB! en de ministerie van Buitenlandse
Zaken.
Effectieve noodhulp verlenen in crisissituaties is erg complex. Het vereist onder andere een helder
beeld van de noden ter plaatse, een lokaal netwerk en coördinatie met andere hulpverleners en
plaatselijke overheid. Het risico bestaat dat organisaties en initiatieven die niet zijn ingebed in de
internationale noodhulpstructuren niet effectief te werk kunnen gaan en soms zelfs verstorend
kunnen werken.
Voor de aardbeving in Turkije en Syrië heeft belangenvereniging Transport en Logistiek Nederland
een informatiesite Wl opgezet voor het vervoer van humanitaire middelen naar het getroffen
gebied. Evofenedex?! helpt organisaties die vragen hebben over hulpgoederenvervoer.
Vereniging Nederlandse Gemeenten
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een ledenbrief opgesteld (zie de bijlage). De
VNG hanteert het volgende vitgangspunt: Breed gedeeld is de opvatting dat we als gemeenten géén
rol kunnen spelen in de fase van de noodhulp en dat huip aan wederopbouw goed moet worden
afgestemd met het lokale bestuur en de hulporganisaties. De VNG heeft de intentie om samen met
Giros55 te bekijken op welke manier zij een rol kan spelen in de wederopbouwfase. VNG International,
de organisatie voor internationale samenwerking van de VNG, heeft de nodige ervaring met
gemeentelijke wederopbouw projecten na rampen in het buitenland, bij aardbevingen,
watersnoodrampen, tsunami's en orkanen. Indien een gemeente in aanvulling op financiële bijdrage
interesse heeft om met expertise betrokken te zijn bij het vitvoeren van een door VNG International
gecoördineerd project, dan kan zij zich melden.
De gemeente Amsterdam treedt met de VNG in gesprek om te bezien welk type hulp de komende
periode noodzakelijk is en of Amsterdam daar wellicht iets in kan betekenen. Dit kan bijvoorbeeld
hulp zijn in de sfeer van watermanagement of naar voorbeeld van de hulp na de aardbeving in
1999 in Turkije, waarbij Amsterdamse bouwinspecteurs hun kennis en expertise hebben gedeeld
bij de wederopbouw.
El Directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, zie https://civil-protection-
humanitarian-aid.ec.europa.eu/index_nl
Bl https://civil-protection-humanitarian-aid.ec.europa.eu/what/civil-protection/emergency-response-coordination-
centre-ercc_en;
Bl https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-justitie-en-
veiligheid/organisatief/organogram{directoraat-generaal-politie-en-veiligheidsregio%E2%80%ggs-
dgpenv/landelijk-operationeel-coordinatiecentrum-locc
kl https:f/www.tIn.nl/humanitair-transport/
Bl https://www.evofenedex.nlf?gclid=EAlal@obChMIsrug8_K3_OlVorvvChamHAr-EAAYASAAEGKwkvD_BwE
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 7 maart 2023
Pagina 5 van 5
Werkgeverschap
De gemeentesecretaris plaatste op 7 februari 2023 op Tamtam namens het Gemeentelijk
Management Team (GMT) een bericht om medewerkers een hart onder de riem te steken. Het
GMT benoemt dat er collega’s zijn die iets willen doen voor de slachtoffers van de aardbevingen. In
de stad ontstaan allerlei initiatieven en het is goed om te zien dat dit snel op gang komt. Het GMT
wil medewerkers waar mogelijk de ruimte geven om daaraan bij te kunnen dragen. Wanneer het
medewerkers allemaal even te veel wordt, is het advies dit met de leidinggevende of met de
bedrijfsmaatschappelijk werker te bespreken. Daarnaast zijn alle directeuren erop geattendeerd
dat zij desgewenst een herdenking voor hun organisatieonderdeel kunnen verzorgen. Als
werkgever houdt het GMT de vinger aan de pols of er een aanvullend aanbod nodig is.
Vervolgstappen
Met de donatie heeft het gemeentebestuur bijgedragen aan de noodhulp in de getroffen
gebieden. Waar dat binnen de gemeentelijke mogelijkheden ligt, biedt het college steun aan de
Amsterdamse Turkse, Koerdische en Syrische gemeenschap. Dat geldt ook voor alle anderen die
zich bij de ramp betrokken voelen. Via de contacten met en de initiatieven van de Initiatiefgroep
blijft de gemeente nauw bij de gemeenschap betrokken.
Op de wat langere termijn, wanneer er meer beeld is van de hulpvraag vanuit Turkije en Syrië wat
betreft de wederopbouw, is het college voornemens om in VNG-verband te verkennen welke
bijdrage Amsterdam aan de wederopbouw kan leveren.
Ook wordt bezien welke mogelijke gevolgen deze aardbevingen de komende ca. 2 jaar voor
Amsterdammers en de gemeente kan hebben, bijvoorbeeld als gevolg van migratie, maar ook in
zorgvragen e.d. Door die analyse nu te maken kan de gemeente alvast zaken in gang zetten zodat
we op het moment dat situaties zich daadwerkelijk voordoen, adequaat kunnen reageren. Het
college houdt u hiervan op de hoogte.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
E {4
Femke Halsema
Burgemeester
Een routebeschrijving vindt uv op amsterdam.nl
| Brief | 5 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 330
Publicatiedatum 5 juni 2013
Ingekomen op 29 mei 2013
Ingekomen onder Y
Te behandelen op 3/4 juli 2013
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Hoek en mevrouw Ulicki inzake
de Kadernota 2014 (investeren in Sociale Firma's).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Kadernota 2014 (Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 300);
Constaterende dat:
— _ het kabinet Rutte-Asscher voornemens is de AWBZ-begeleiding, waaronder ook
de dagbesteding van kwetsbare groepen valt, te decentraliseren naar de
gemeentes per 1 januari 2015 en daarbij een korting van 25% oplegt.
— _ het kabinet Rutte-Asscher voornemens een Participatiewet in te voeren per
1 januari 2015, waarbij de gemeente verantwoordelijk wordt en op termijn
1,8 miljard euro op het huidige budget wordt gekort;
— Overwegende dat:
— er wordt gezocht naar nieuwe manieren van het inrichten van dagbesteding en
begeleid en beschut werk voor kwetsbare groepen en mensen met een
arbeidsbeperking;
— uit onder meer onderzoek van KPMG in opdracht van de Gemeente Amsterdan
(Sociale Firma's in beeld, jan. 2013) en de daarop volgende werkconferentie van
28 maart 2013 is gebleken dat Sociale Firma's een belangrijke bijdrage kunnen
leveren aan het creëren van werk en dagbesteding voor kwetsbare groepen en
mensen met een arbeidsbeperking;
— onder Sociale Firma's verstaan wordt: particuliere bedrijven die concurrerend zijn,
waarvan een substantieel aantal medewerkers een afstand tot de arbeidsmarkt
heeft en die de eventuele winst investeren in de eigen organisatie. Voorbeelden
zijn; Brouwerij de Prael, Fifteen en Zone 3. Ook projecten die vallen onder
grotere organisaties en buurtprojecten die zich richten op ondernemen in de buurt
kunnen onder de definitie van Sociale Firma's geschaard worden (zie KPMG-
rapport);
Voorts overwegende dat:
— Sociale Firma's bijdragen aan het gevoel van eigenwaarde en herstel van
kwetsbare groepen;
— Sociale Firma's vaak begeleiding (als zorgfunctie) aanzienlijk beter en goedkoper
kunnen bieden dan zorginstellingen;
— bij de aanbesteding van de dagbesteding voor de mensen met (O)GGZ
problematiek al veel nadruk is gelegd op de bijdrage van sociale firma’s;
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 330 : Amendement
Datum 5 juni 2013
— er naar verwachting nog veel mensen zijn in Amsterdam met een psychiatrische,
lichamelijke of verstandelijke beperking die zouden kunnen profiteren van het
werken in Sociale Firma's;
— vele Amsterdamse maatschappelijke instellingen op het terrein van zorg en
participatie zich hebben geschaard achter het belang van Sociale Firma's, willen
bijdragen aan het zetten van vervolgstappen en pleiten voor meer investeringen
in Sociale Firma's door de gemeente (zie het Manifest Investeer in Sociaal
opgesteld door Stichting de Omslag en ondertekend door 17 instellingen en
organisaties);
Voorts overwegende dat:
— de gemeente het werken in en het ontwikkelen van Sociale Firma's op
verschillende wijzen kan stimuleren en faciliteren (zie het KPMG rapport en het
Manifest van Stichting de Omslag) zoals door:
o het inkoop- en aanbestedingsbeleid dusdanig in te richten dat Sociale Firma's
meer kansen krijgen op de gemeentelijke markt;
o bijte dragen aan een (nog op te richten) kennisplatform om Sociale Firma's te
ondersteunen in hun ondernemerschap en het interpreteren van de
regelgeving op het gebied van zorg en participatie;
o het oprichten van een investeringsfonds dat kan bijdragen aan het stimuleren
en het ontwikkelen van (nieuwe) Sociale Firma's, waarbij het fonds:
= (incidentele) investeringen met financieel of maatschappelijk rendement,
leningen of garantstellingen kan verstrekken aan Sociale Firma's in
oprichting of Sociale Firma's die zich verder willen ontwikkelen;
= ook andere partijen in de stad, die een bijdrage willen leveren aan een
sociaal Amsterdam, een donatie kunnen doen aan dit fonds;
= inde toekomst het fonds ook wijkondernemingen zou kunnen
ondersteunen;
Tot slot overwegende dat:
— de hiervoren vermelde manieren om Sociale Firma's te stimuleren en te
faciliteren op termijn ook kunnen worden ingezet ten behoeve van in
verschillende Amsterdamse wijken opgerichte Buurtbedrijven en
Wijkondernemingen,
Besluit:
het college van burgemeester en wethouders op te dragen:
| __met betrokken maatschappelijke instellingen in gesprek te gaan over het
aanpassen van het inkoop- en aanbestedingsbeleid en in het najaar 2014 te
komen met een plan van aanpak om dit beleid ‘sociale firma — proof’ te maken;
IL bij de begroting 2014 met een plan te komen voor het opzetten van een
Investeringsfonds Sociale Firma's, zo mogelijk in samenwerking met
maatschappelijke partners;
IN voor dit fonds € 1,5 miljoen euro te reserveren;
NV ditte dekken door € 1,5 miljoen aan rentebaten in 2014 te begroten (als
onderdeel van de in totaal aan € 15 miljoen te begroten rentebaten);
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 330 A d t
Datum _ 5 juni 2013 mendemen
V te onderzoeken of, en onder welke voorwaarden in de toekomst het fonds ook
Buurtbedrijven en Wijkondernemingen kan ondersteunen.
De leden van de gemeenteraad,
J. Hoek
F. Ulichki
3
| Motie | 3 | discard |
Programmarapportage tweede kwartaal 2022
Gebruiksmelding Oostlijn
een ee == == En wi 7
N : en Beel EE Ü Ed rd d ek
rd ee ee | P- e kee me
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Validatie en autorisatie
Document Rapportage tweede kwartaal 2022 programma gebruiksmelding
Oostlijn
Opgesteld door Programma Gebruiksmelding Oostlijn
RD Oe
Documentnr. PGO/OVG/00034
NEER
Omschrijving en toelichting versie Datum VIE
Omschrijving review Gereviewd door BEU Versie
hieversie | |oo} on
Nereienoo | [erom os
befniteveversie | Lasse ze
Gecontroleerd door Goedgekeurd door Vrijgegeven door Vastgesteld door
man
2
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Management letter
Zesde kwartaalrapportage / Tweede kwartaal 2022
Deze managementletter belicht de stand en mogelijke risico's op het doel van het programma om
dit jaar de gedoogsituatie van de ondergrondse stations op de Oostlijn op te heffen. De
rapportageperiode ten aanzien van de inhoud is verlengd tot de stand van zaken van eind
augustus 2022, de financiële paragraaf in deze rapportage betreft het tweede kwartaal 2022. De
bevindingen uit de eerste certificeringsslag (juni en juli 2022) en het resultaat van de eerste maand
van het verwerken en oplossen van deze bevindingen (augustus 2022), is input voor het inschatten
van het huidige risicoprofiel van het programma om de gedoogsituatie ten aanzien van de
ondergrondse stations op te kunnen heffen. De verlengde rapportageperiode is gekozen om het in
september geplande directie-overleg tussen de gemeente Amsterdam, Vervoerregio Amsterdam
(VRA), de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD) en GVB zo actueel mogelijk te
informeren over de huidige stand van het programma en openstaande risico’s.
De stand van zaken wordt toegelicht aan de hand van de integratie van alle aangebrachte
voorzieningen en certificering van de brandveiligheidssystemen, inclusief de toprisico’s op dit
moment. Deze risico’s zijn op dit moment blokkerend voor de certificering en hebben de hoogste
aandacht van alle betrokkenen. Als laatste wordt de voorbereiding van het proces van afhandelen
van het gedoogbesluit besproken.
Gebruiksmelding
In de periode februari 2022 tot augustus 2022 zijn de gebruiksmeldingen voor de stations
Waterlooplein (WLP), Centraal station (CS), Nieuwmarkt (NMT), Weesperplein (WPP) en
Wibautstraat (WBS) en de Tunnel aangeleverd en geaccepteerd door de Omgevingsdienst (OD).
De intensieve en constructieve samenwerking met de OD heeft ertoe geleid dat we dit resultaat
bereikt hebben. Het integrale plan brandveiligheid met de bijbehorende aantoning hebben hierbij
het vertrouwen gegeven bij de OD om de aanvragen in een kort opeenvolgende cyclus te
behandelen.
Integratie van alle aangebrachte voorzieningen en certificering van brandveiligheidssystemen
Zoals in de eerste kwartaalrapportage (eerste kwartaal 2021) is aangegeven, zijn door de projecten
Vluchtwegmaatregelen en Stationsrenovatie Oostlijn tussen 2010 en 2018 veel
veiligheidsvoorzieningen aangebracht, waarmee de brandveiligheid in de stations aanzienlijk is
verbeterd.
Het project Implementatie Scenario Analyse (ISA) realiseert de koppeling tussen de eerder
gerealiseerde installaties, waarna afhandeling van calamiteiten een combinatie wordt van
automatische reactie van installaties en menselijk handelen. Voorbeeld hiervan is dat bij een
brandmelding automatisch de toegangspoorten opengaan, of dat de rookwarmteafvoer
3
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
geactiveerd wordt bij brand op het perron, maar juist niet bij brand in de verdeelhal. In de huidige
situatie wordt dit handmatig gedaan.
Met de Omgevingsdienst is in het vierde kwartaal 2021 overeenstemming bereikt ten aanzien van
de tijdige certificering en gebruiksmelding voor het afronden van de gedoogsituatie voor 31
december 2022, door gebruik te maken van tijdelijke maatregelen. In het eerste kwartaal 2022 is
de planning opgesplitst in een Fase a, t.b.v. de certificering in 2022, en een Fase 2 voor de
oplevering van de definitieve integrale aansturing van alle voorzieningen gedurende 2023 en
eerste kwartaal 2024. De integrale aansturing van alle voorzieningen is dus niet voor het aflopen
van de gedoogsituatie op 31 december 2022 volledig afgerond.
De in Fase 1 geplande eerste certificeringsronde heeft in juni/juli 2022 plaatsgevonden. Dit heeft
geleid tot rapportages van de onafhankelijke certificerende organisatie Kiwa/R2B van de
brandmeld- en ontruimingsinstallaties. Hierin zijn zowel blokkerende bevindingen voor
certificering geconstateerd in de nieuw aangebrachte voorzieningen alsook op de al in beheer
zijnde systemen. Het oplossen van de geconstateerde bevindingen op de nieuw aangebrachte
voorzieningen loopt op planning en is naar verwachting gereed voor de finale certificeringsronde
die in oktober 2022 gepland staat.
De meeste geconstateerde bevindingen op de al in beheer zijnde voorzieningen zijn naar
verwachting gereed voor de finale certificeringsronde. De bevindingen met de hoogste risico’s zijn
(a) de rookschermen vertonen op diverse plaatsen gebreken en (b) het onvoldoende functioneren
van de geleideverlichting op drie metrostations.
a. Ada: Ten aanzien van de rookschermen is geconstateerd dat de rookschermen op een
aantal ondergrondse stations op diverse plaatsen kleine beschadigingen vertonen en
mogelijk ook kleine gaatjes vanwege veroudering en/of gebruik. Onafhankelijk
adviesbureau Peutz heeft meerdere testen vitgevoerd op de rook- en lichtdoorlatendheid
van de bestaande rookschermen, waarbij geconcludeerd wordt dat de huidige werking
van de bestaande rookschermen ruim binnen de normen valt. Dit rapport wordt op dit
moment door de certificerende instantie meegenomen in de beoordeling van de
bewijslast ten behoeve van de certificering van het gehele rookwarmteafvoer-systeem.
Tevens worden enkele rookschermen die scheuren vertonen per direct vervangen. De
Omgevingsdienst en Brandweer zijn nauw betrokken bij de ingezette acties en werken
constructief mee.
b. Ad b: De geleideverlichting is geen bouwbesluitmaatregel en staat het beëindigen van de
gedoogsituatie niet in de weg. Desondanks wordt ook hier een snel herstel voorbereid.
De Rookwarmte afvoer (RWA) installatie is niet gewijzigd vandaar dat voor het verkrijgen van het
certificaat op de RWA-installatie een vervolginspectie en geen initiële inspectie nodig is. Deze
vervolginspectie heeft plaatsgevonden met Kiwa/R2B voor de debietmetingen (meting
hoeveelheid luchtverplaatsing) en de aansturingen vanuit de brandmeldinstallatie. De
debietmetingen vallen binnen het normen en toont dat de RWA-installatie niet gedegenereerd is.
De formele rapportage van de vervolginspectie zal door Kiwa/R2B gegeven kunnen worden nadat
zijde getekende Programma's van Eisen (PvE's) door OD en brandweer hebben beoordeeld. De
verwachting is dat het getekende PvE RWA week 36 gereed is.
De uitvoering van de diverse calamiteiten en brandscenario’s heeft de situatie bevestigd dat het
integrale technische systeem goed functioneert en dat de GVB-operators hiermee kunnen werken.
4
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Het proces van afhandelen van het gedoogbesluit
Op 3 februari 2022 heeft een tweede challenge op het programma Gebruiksmelding Oostlijn door
het Commissariaat Civiele Constructies plaatsgevonden. De focus van deze challenge lag op de
integrale aanpak en risicobeheersing ten aanzien van het opheffen van de gedoogsituatie op de
vijf ondergrondse stations van de Oostlijn. Algemene indruk van de aanwezigen was dat sprake is
van een solide aanpak.
Op advies van het Commissariaat is in het tweede kwartaal het gesprek gestart over zowel het
proces van afronden van de gedoogsituatie in Q4 2022, als hoe we in de keten omgaan met een
mogelijk negatief advies op een van de componenten in het areaal. Er is duidelijkheid gecreëerd
over de processtappen. Ook is tijdens dit gesprek vanuit de Omgevingsdienst helder
gecommuniceerd dat voorwaarde voor het opheffen van de gedoogsituatie is dat de
voorzieningen 100% gecertificeerd zijn. Het risico is dan ook dat bij het niet tijdig herstellen van
blokkerende bevindingen uit de eerste inspectieronde, geen certificaat afgegeven kan worden.
Verder is met de partijen afgesproken een ‘dry-run’ te doen ten aanzien van het proces van het
afronden van de gedoogsitvatie, dat in het vierde kwartaal 2022 doorlopen gaat worden. Doel
hiervan is dat we naast de juiste documenten ook de rollen en verwachtingen naar elkaar toe
scherp hebben en we in het vierde kwartaal niet voor onverwachte verrassingen komen te staan.
Deze ‘dry-run’ wordt in 1 september 2022 uitgevoerd en indien nodig herhaald.
In de hoop v hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Met vriendelijke groet,
Fokko Feenstra
5
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Inhoud
Management letter … oons sonen onnnonerseenersenennnenenseerennennnnsnenrenrenrenennnnsnenren eneen 3
1 Inleiding …………...snnssnnnson eneen rereennnnnnenenseenersenennnnenenversenennnnenenreenensennnnnnenvvnnen vennen J
1.1 Doel en rapportageperiode … nennen eene eeneeenvenenenenenenverenvennvennvenseerseeeneeenvenvereneeen eef
1.2 Managementsamenvatting … nnn anse er ensenenenerenneerenserensenenseerenserrenserenvenenseerenserenenenseeeeeneeree
2 Programmavoortgang ….…uunsssnssorrenserrenerrnserrnnnenennnenvsnnersnnenrenenvvnnenrrnnenrnnnenvvneersner 1O
2.1 Aanleiding programma … nanne nennenenenenveneenenenvenvenvenevenenseenenenvenveneenvenvennvervenvervense LO
2.2 Voortgang van de uitvoering … unne enveneenneenveeneeneenenenvenenenvenveneensvenveeneeneeneenvenveee AL
3 Programmabeheersing … … nsu sssnenorsr eneen snnnenensenrensenenennenenseenensennnnnnenrenven venen: Ll
A
3.2 Planning … nennen ennen ennennenneenenenvenvenenenervenenveenvenvenenenvenvennenvenvennvenveeneenvenveenvenvenneene re Ll
3-3 Financiën … annen venneenneereneeerenneerenenneerenenneerseereneeervenneenenenneeeenenseeeneveneeervenseeervenneeennenneeenee 1Ö
3.4 RISICO'S nennen enennenveneenvenennnnenenenenenenenennenververeenenennennnveneeenenennenvervevennenennennnerre 23
4 Factsheets programma’s en projecten … nons snsesnnenerreneenrensenenennsnenrenrervennennnre Zh
4.1 Implementatie Scenario Analyse … noon reneen ene eeneeene eene eenveneneneneerenvenevenseennvenneennenrneeen 25
4-2 Aantoonbaar beheer... nonnen eneen ennnenenneenennenensenennenenenerennenenneeneneeeenseneneenenenveennerennnnn 30
6
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
1.1 Doel en rapportageperiode
Voor u ligt de zesde kwartaalrapportage, over het tweede kwartaal 2022, voor het programma
Gebruiksmelding Oostlijn. Dit programma werd tot en met het vierde kwartaal 2021 uitgevoerd
binnen de organisatie Metro en Tram (MET) afdeling Eigendom & Beheer (E&B). Per 1 januari 2022
is dit programma overgegaan naar GVB/Railinfrabeheer. Sinds begin 2022 is het Ambtelijk
Opdrachtgeverschap belegd bij de Gemeente Amsterdam, eerst bij de Restpuntenorganisatie
MET en sinds 2 juli 2022 bij de directie Bijzondere Projecten (DBP), binnen het cluster Ruimte en
Economie.
Deze rapportage is opgesteld om de voortgang op de benodigde werkzaamheden voor de
gebruiksmelding te monitoren. De opdracht voor deze werkzaamheden is gekoppeld aan de
kredietverstrekking in de Raad van 20 februari 2021. Daaropvolgend is na het eerste kwartaal 2021
besloten om het gehele proces tot en met de gebruiksmelding programmatisch op te pakken in
het programma Gebruiksmelding Oostlijn. Dit programma behelst alle activiteiten waarvoor de
Raad in februari 2021 aanvullend krediet heeft verleend.
1.2 Managementsamenvatting
O1
2022
Programma T.a.v. voortgang van de vijf hoofdstromen binnen dit programma
O | O | Voortgang Brandveiligheid
De gebruiksmeldingen WLP, CS, NMT, WPP, WBS en Tunnel zijn aangeleverd aan en geaccepteerd door
O Omgevingsdienst. Oplegnotitie PVE Brandmeldinstallatie (BMI) is goedgekeurd door de OD. Ten
O aanzien van het PVE Rookwarmteafvoer (RWA) is de tekeningen-set aangepast en opnieuw
aangeleverd.
Techniek & Besturing
De voor de verdeelhal aangepaste BV-ROL software is in de nacht van 21 op 22 mei 2022 succesvol
gemigreerd. De enkele bevindingen, geconstateerd tijdens de migratienacht, waren na een week
hersteld,
De uitvoeringswerkzaamheden op de stations WLP, CS en WPP zijn afgerond. Voor NMT en WBS zijn de
werkzaamheden voor de brandmeldinstallatie afgerond. De vitvoeringsactiviteiten voor de
Omroepinstallatie zijn naar verwachting pas in augustus 2022 geheel afgerond. Daarom zal een deel
van de installatie in de tweede certificeringsronde pas definitief meegenomen kunnen worden.
Het voertuig observatiesysteem (VOS) is in de Ms Metro's uitgerold.
Beheer
Debietmetingen, metingen van de luchtstroom volumes, van de rookwarmteafvoer (RWA) zijn afgerond.
Productblad ten behoeve van melding brandveilig gebruik is opgeleverd. Compartimentering is in het
tweede kwartaal 2022 qua werkzaamheden afgerond. De besluitvorming ten aanzien van het voertuig-
observatiesysteem opgenomen in het Integraal Plan Brandveiligheid IPB) en daarmee in de
gebruiksmeldingen meegenomen.
Operatie
Afstemming ten aanzien van de werkwijze voor uitrol van de definitieve besturing is afgerond.
7
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
In de periode junifjuli 2022 heeft de eerste certificeringsronde van de BMI, OAI, RWA en de integratie
met BV-ROL plaatsgevonden. De installaties zijn door KIWA/Kiwa/R2B beoordeeld en bevindingen vit
deze testen zijn door Kiwa/R2B vastgelegd in rapportages. De overall testresultaten zijn positief te
noemen. Er zijn bevindingen gevonden in zowel het project- als beheerdomein. Alle bevindingen leiden
tot herstelacties die in daarvoor gereserveerde periode (augustus/september 2022) vitgevoerd moeten
worden. Tot op heden zijn er ten aanzien van de ISA scope geen dusdanige risico's geconstateerd die de
haalbaarheid van de mijlpaal 31 december 2022 beïnvloeden. Voor beheer is het risico het tijdig herstel
van de geleideverlichting en de rookschermen van de RWA. In samenspraak met de certificeerder,
Omgevingsdienst/brandweer en leveranciers worden beheersmaatregelen afgestemd en op korte
termijn geïmplementeerd (waar nog niet gedaan).
Scope De scope van het programma is zoals afgesproken in de kredietverstrekking.
O OQ De doelscope van het programma is niet gewijzigd. Ten behoeve van het oplossen van een issue in een
personeelsruimte heeft het project ISA wel een projectscope-vitbreiding gehad. Financiering komt
OQ OQ vooralsnog vit het budget Onvoorzien van het programma.
De scopebeheersing lag onder een VTW-regime (Verzoek tot Wijzigingen) binnen de MET-organisatie,
deze werkwijze wordt binnen GVB doorgezet.
Het programma loopt op dit moment op planning. Behoudens enkele wijzigingen in de planning worden
de doelstellingen en mijlpalen vanuit de planning die zijn gerapporteerd in het vierde kwartaal 2021
OQ OQ gehaald. Het project ISA heeft conform plan en planning kunnen werken. Het opleveren van dossiers als
O afronding van een station vragen nog aandacht.
OQ Het tijdig afronden van de blokkerende bevindingen vit de eerste certificeringsronde (zie risico’s) heeft
een verhoogd risico.
Financiën Het totale budget voor dit programma is € 32.297.063. Dit wordt bekostigd vanuit het aangevraagde
krediet voor de vitvoering van het project Implementatie Scenario Analyse (ISA) dat op 10 februari door
O OQ de Raad is goedgekeurd en een SMF-bijdrage (Stedelijk Mobiliteitsfonds), restpunten Stationsrenovatie
en het Meerjarenvervangingsprogramma Metro. De prognose einde werk bedraagt € 31.534.619.
Ö Ö Ter verduidelijking is er vanaf het tweede kwartaal 2022 onderscheid gemaakt in de risicovoorziening
tussen het deel onder beheer van programmaleiding (ISA Risicovoorziening Gebruiksmelding Oostlijn) en
het deel van de Ambtelijk Opdrachtgever (Risicovoorziening AOG). Momenteel worden de kosten die
AOG besteedt in mindering gebracht op deze Risicovoorziening AOG. Programma Brandveiligheid is
afgerond en het saldo (€ 158.000) is ten gunste geboekt van Risicovoorziening AOG.
Voor project Voertuigobservatiesysteem / Treindeurobservatiesysteem (VOS/TOS) is de verwachting dat
het project eerder dan beoogd zal eindigen. Een definitief besluit wordt verwacht in Q3-2022.
Verwachting is dat de programmasturing in 2023 herzien wordt, afstemming hiervan start in het derde
kwartaal 2022.
Risico's Het risico dat 1 van de 7o te certificeren installaties en samenstellen een afkeurpunt zal hebben, is zeker
niet ondenkbaar. Kiwa/R2B rapporteert op basis van de eerste certificeringsronde meerdere
OQ O afkeurpunten. De afhandeling van de afkeurpunten is in volle gang. Het programma is gericht op de
afwikkeling van de punten vooraf aan de finale certificeringsronde.
De afkeurpunten met de hoogste risico’s zijn:
OQ OQ 1. _ De rookschermen zijn dun doorschijnend en door de leverancier aangegeven als einde levensduur.
2. _ Onvoldoende functioneren van de Geleideverlichting op NMT, WPP en CS.
Ad:
Ten aanzien van de rookschermen is geconstateerd dat de rookschermen op een aantal ondergrondse
stations op diverse plaatsen kleine beschadigingen vertonen en mogelijk ook kleine gaatjes vanwege
veroudering en/of gebruik. Onafhankelijk adviesbureau Peutz heeft meerdere testen uitgevoerd op de
rook- en lichtdoorlatendheid van de bestaande rookschermen, waarbij geconcludeerd wordt dat de
huidige werking van de bestaande rookschermen ruim binnen de normen valt. Dit rapport wordt op dit
moment door de certificerende instantie meegenomen in de beoordeling van de bewijslast ten behoeve
van de certificering van het gehele rookwarmteafvoer-systeem. Tevens worden enkele rookschermen die
scheuren vertonen per direct vervangen. De Omgevingsdienst en Brandweer zijn nauw betrokken bij de
ingezette acties en werken constructief mee.
Ad 2
De geleideverlichting is een Alarp-maatregel en geen Bouwbesluit eis. In samenspraak met de
certificerende partij Kiwa/R2B voegen wij een notitie toe aan het PvE, zodat deze omissie niet
blokkerend kan zijn. Daarnaast zijn week 37 herstelwerkzaamheden ingepland.
8
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Omgeving De afstemming met de Omgevingsdienst en de brandweer ten aanzien van de gebruiksmelding gaat in
9 goed collegiaal overleg.
OlO
communica Het ambtelijk en directeurenoverleg heeft de afgelopen twee jaar de bestuurlijke afstemming ten
OQ OQ , aanzien van het veiligheidsconcept en de ontruimingscapaciteit gerealiseerd. Voor het vervolgtraject
tie blijft deze overlegstructuur in stand. Hiermee wordt het traject ten aanzien van het opheffen van de
gedoogsituatie transparant op bestuurlijk niveau.
Het directevrenoverleg voor dit jaar is elk kwartaal ingepland zodat op dit niveau helder wordt wat de
voorgang van het programma is en welke risico’s er zijn ten aanzien van het afronden van de
gedoogsituatie.
Afspraken/Acties/
Maatregelen
9
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
2 Programmavoortgang
2.1 Aanleiding programma
Na 10 jaar werkzaamheden te hebben uitgevoerd in de Oostlijn, dient de tunnel weer veilig in
gebruik genomen te worden voor de definitieve situatie. Deze ingebruikname is een samenspel
tussen zowel de projecten en de beheer en onderhoudsorganisatie. Om dit proces goed te borgen
is, o.b.v. de lessons learned van het project Stationsrenovatie Oostlijn (SRN), begin 2021 besloten
de benodigde activiteiten programmatisch aan te sturen onder de verantwoordelijkheid van E&B.
Inmiddels is het programma in de transitie van de OV-Governance overgegaan naar GVB/RIB.
Het doel van het programma is om de integraliteit tussen de activiteiten vanuit assetmanagement
zelf te borgen. Het programma draagt hierbij zorg voor de daadwerkelijke gebruiksmelding van de
ondergrondse stations op de Oostlijn inclusief de tussenliggende tunneldelen.
Oostlijn
Sen ee TT
en hm
eleideverlichting
5 Veiligheidsbeleid bebruiksmelding
Figuur 1 Hoofdonderwerpen programma Gebruiksmelding
Het voldoen aan alle gestelde eisen voor veilig gebruik leidt tot activiteiten op meerdere
onderwerpen, zoals in bovenstaand figuur is geïllustreerd. (Hieronder wordt gerefereerd naar de
nummers in bovenstaande figuur). De zes hoofdonderwerpen van het programma op dit moment
zijn:
1. Het programma Brandveiligheid (Ill.a) is afgerond. Dit programma heeft de
veiligheidsconcepten, die binnen MET gehanteerd werden, tegen het licht gehouden.
Hierbij is externe en interne expertise gemobiliseerd om de laatste stand van veiligheid te
benutten zodat het veiligheidsdenken en de gehanteerde veiligheidsconcepten
geactualiseerd kon worden op basis van gedragen kennis en ervaring. Inmiddels is de
bewijsvoering voor brandveiligheid in het bestuurlijk overleg, tussen de wethouder, VRA,
OD, MET en GVB van 9 december 2021 bekrachtigd.
2. Het project ISA (la) zorgt voor de noodzakelijke technische maatregelen om de
veiligheidssystemen te realiseren. Deze veiligheidssystemen worden conform de
voorgeschreven scenario's geprogrammeerd zodat zij op de juiste wijze reageren voor alle
10
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
voorkomende calamiteiten. Het project ISA zorgt met externe organisaties voor de
certificatie van deze systemen t.b.v. het doen van de gebruiksmelding.
3. De beheerorganisatie speelt een cruciale rol in de instandhouding van de maatregelen
t.b.v. brandveiligheid, zodat aan de veiligheidseisen blijft voldaan. Aandachtspunt hierbij
is de aantoonbaarheid (Il.a) van de beheeractiviteiten. Met een jaarlijkse inspectie op
cruciale delen van de installatiedelen, zoals brandmelding en ontruimingsinstallaties,
worden de certificaten geactualiseerd. In het beheerproces worden op diverse punten
procesverbeteringen uitgevoerd zodat na oplevering van de installaties de
beheerorganisatie goed instaat zijn alle systemen in stand te houden.
4. Gezien de complexiteit van de ondergrondse stations gaat het bij de gebruiksmelding
(II.b) van de Oostlijn niet om een eenvoudige opgave. In nauw overleg met de
Omgevingsdienst en de Brandweer worden alle gebruiksmeldingen collegiaal gereviewd
waarna ze officieel ingediend worden. Hierdoor kunnen de aanvragen in een kort
opeenvolgende cyclus afgehandeld worden.
5. Ook de operatie (IV) speelt natuurlijk een belangrijke rol in het borgen van de
reizigersveiligheid. Tijdens de gedoogsituatie dienen de aanvullende maatregelen (o.a. de
brandwacht op station Nieuwmarkt) in stand te worden gehouden, maar ook daarna
dienen de processen van de operatie aan te sluiten op de gerealiseerde systemen. Zo
zullen bedien- en veiligheidsprocessen aangepast moeten worden zodat de nieuwe
gerealiseerde scenario's vitgevoerd kunnen worden. Ook de tussenstap die t.b.v. het
afronden van de gedoogsitvatie wordt ingericht, wordt ondersteund vanuit operatie.
6. In 2022 richt het programma zich op het opheffen van de gedoogsituatie. In deze periode
wordt gestuurd op alle activiteiten die betrekking hebben op het certificeren (V) van de
essentiële brandveiligheidssysternen (BMI, OAI, Sprinkler en de Rookwarmteafvoer).
Hiertoe wordt een Product breakdown opgesteld die in een korte cyclus gemonitord
wordt. Daarmee wordt inzichtelijk wat de inhoudelijke voortgang van het
certificeringsproces is.
2.2 Voortgang van de uitvoering
Terugkijkend op de uitvoering in het zesde kwartaal (in het tweede kwartaal 2022) zien we
onderstaande highlights.
[Projecten
o De voorde verdeelhal aangepaste BV-ROL software is in de nacht van 21-22 mei succesvol
gemigreerd. De enkele bevindingen, geconstateerd tijdens de migratienacht, waren na
een week hersteld.
o De uitvoeringswerkzaamheden op de stations WLP, CS en WPP op station WPP zijn
afgerond.
o Voor Nieuwmarkt en Wibautstraat zijn de werkzaamheden voor de brandmeldinstallatie
afgerond. De vitvoeringsactiviteiten OAI zijn naar verwachting pas in augustus 2022
geheel afgerond. Daarom zal een deel van de installatie in de tweede certificeringsronde
pas definitief meegenomen kunnen worden.
o Het VOS-systeem is in de M5 Metro's uitgerold.
Il Beheer
o De gebruiksmeldingen WLP, CS, NMT, WPP, WBS en Tunnel zijn aangeleverd en
geaccepteerd door Omgevingsdienst.
11
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
o _Oplegnotitie PvE BMI is gestempeld. T.a.v. het PvE RWA is de tekeningen-set aangepast
en opnieuw aangeleverd, verwachte aanlevering door de OD is week 36.
o Debietmetingen van de rookwarmteafvoer (RWA) zijn afgerond.
o Productblad t.b.v. melding brandveilig gebruik is opgeleverd.
o _Compartimentering is in het tweede kwartaal 2022 qua werkzaamheden afgerond.
o De besluitvorming, dat VOS niet langer onderdeel is van de Gebruiksmelding, is
opgenomen in IPB en daarmee in de gebruiksmeldingen meegenomen.
IV Operatie
o Afstemming t.a.v. de werkwijze voor uitrol van de definitieve besturing (Fase2, zie $3.2 ) is
afgerond.
V Certificering
o Inde periode junifjuli heeft de eerste certificeringsronde van de BMI, OAI, RWA en de
integratie met BV-ROL plaatsgevonden. De installaties zijn door Kiwa/R2B beoordeeld en
bevindingen vit deze testen zijn door Kiwa/R2B vastgelegd in rapportages. De overall
testresultaten zijn positief te noemen. Er zijn bevindingen gevonden in zowel het project-
als beheerdomein. Alle bevindingen leiden tot herstelacties die in de periode
augustus/september uitgevoerd moeten worden. Tot op heden zijn er ten aanzien van de
ISA scope geen dusdanige risico’s geconstateerd die de haalbaarheid van de mijlpaal 31
december 2022 beïnvloeden. Voor beheer is het risico het tijdig herstel van de
geleideverlichting en de rookschermen van de RWA. In samenspraak met de
certificeerder, Omgevingsdienst/brandweer en leveranciers worden beheersmaatregelen
afgestemd.
o Het bestuurlijk afhandelen van de gedoogsituatie is met OD, de gemeente en de VRA
besproken. De rollen zijn hierbij helder gemaakt en het proces van afmelden is besproken.
In dit kader is helder geworden dat er geen ruimte is om met onvoorziene situaties om te
gaan.
o _Vooreen akkoord van de Omgevingsdienst is een certificaat noodzakelijk (een
veiligheidsverklaring kent geen wettelijke status).
o De gedoogsituatie is integraal voor alle objecten. M.a.w. wanneer één object niet
gecertificeerd is, dan kan de gedoogsituatie niet worden afgemeld.
Vooruitkijkend naar de komende twee kwartalen (derde en vierde kwartaal 2022) zien we de
volgende activiteiten:
[Projecten
o _Inverband met het opheffen van het gedoogbesluit eind 2022 ligt de focus van de
vitvoeringswerkzaamheden aan de installaties op station WPP, NMT en WBS op het
versnellen van de brandmeldinstallatie, de ontruimingsinstallatie en de
sprinklerinstallatie.
o Inhet derde kwartaal wordt gewerkt aan het corrigeren van de bevindingen die
blokkerend zijn voor de certificering.
o Daarergeen bevindingen op de integrale aansturing van BV-Rol zijn, is met de
certificerende partij afgesproken dat de implementatie van BV-Rol al vanaf september
opgepakt kan worden. Voorzien was dat dit pas in november opgepakt kon worden.
12
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Il Beheer
o _Afronden Gebruiksmelding WPP en Tunnel.
o Gestempeld krijgen van het PvE RWA.
o Inhet derde kwartaal wordt gewerkt aan het corrigeren van de bevindingen die
blokkerend zijn voor de certificering.
o Tussentijdse overdracht installaties van alle Stations, met de focus op de te certificeren
installaties BMI & OAI.
o Inrichten van aantoonbaar beheer door het implementeren van een productblad melding
brandveilig gebruik.
o _Afronden van projecten die zijn voortgekomen uit aantoonbaar beheer;
a. Overdragen resultaten project compartimentering aan de beheerder.
b. Herstel Ruimtenummering in het derde kwartaal 2022.
IV Operatie
o Afstemmen uitvoering van de implementatie van de volgende stations in relatie met de
werkwijze van ISA en het in stand houden van de certificaten.
V Certificering
o Na herstel van de bevindingen vindt in oktober de tweede certificeringsronde plaats. Deze
is ingepland in week 4o/41. Ter voorbereiding worden de integratietesten in september
uitgevoerd.
o In septemberfoktober wordt een oefening gedaan m.b.t. de invulling van de documenten
t.a.v. het afronden van de gebruiksmelding, zodat er in de definitieve ronde geen
verrassingen kunnen zijn t.a.v. verwachtingen qua rollen en inhoud van documenten.
13
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
3 Programmabeheersing
3-1 Scope
Binnen de scope van het programma is het project ISA de grootste component. De scope ISA is
vastgelegd in projectplan uitvoering versie 2.1 welke op 22 juni 2020 is ondertekend onder
voorbehoud van de financiering. De financiering is als vastgesteld op 10 februari 2021. Het
programma gebruiksmelding is in het eerste kwartaal 2022 opgestart. Het programmaplan en
daarmee de formalisatie van de scope, aanpak en planning is vastgelegd in versie 1.0 d.d. 26-08-
2021.
De gehanteerde scope is uitgangspunt en d.m.v. een VTW -procedure (Verzoek- Tot Wijzigingen)
worden wijzigingen formeel beheerst vastgesteld. In aanvulling hierop zijn voor afwijkingen die
nodig zijn voor de gebruiksmelding, afspraken gemaakt, om de voortgang in het project te houden
en discussie over scope te verminderen.
In aanvulling op het ISA-project zijn er binnen het beheer door GVB, in opdracht van de VRA,
verschillende zaken die ook gereed moeten zijn om de gebruiksmelding te kunnen doen. Dit
betreft het optimaliseren van het beheer en onderhoud zodat beheer aantoonbaar wordt
uitgevoerd in overeenstemming met de normen van de brandmeld-, ontruiming- en
rookwarmteafvoer-installaties.
Tot en met het eerste kwartaal 2022 hebben er geen wijzigingen in de scope van het programma
Gebruiksmelding Oostlijn plaatsgevonden. Wel heeft een aanzienlijke wijziging plaatsgevonden
t.a.v. de aanpak van het programma t.b.v. het oplossen van de gedoogsitvatie. Als gevolg hiervan
heeft het project ISA een scopewijziging ondergaan. Deze scope wijziging heeft geresulteerd in
VTW-18 die in het tweede kwartaal is opgenomen in de financiële rapportage. In het tweede
kwartaal is er, om de certificering mogelijk te maken, scope toegevoegd aan het project ISA. Deze
scopetoevoeging is d.m.v. VTW-19 vastgelegd. Het betreft het herstel van de dv-maat in de
personeelsverblijfsruimte aan de noordzijde van station Nieuwmarkt (NMT) als gevolg van het
demonteren van een verlaagd plafond in de ruimte. De financiële consequenties van de
scopewijziging VTW 19 worden vooralsnog gedekt uit het Onvoorzien budget en wordt in het
derde kwartaal 2022 administratief afgerond.
3.2 Planning
In december is besloten een tussenstap toe te voegen t.b.v. het opheffen van de gedoogsituatie en
is de planning gewijzigd. Er is een tussenstap toegevoegd t.b.v. het certificeren van de essentiële
installaties (BMI, OAI, Sprinkler en RWA). In goed overleg met de Omgevingsdienst is een
tussenoplossing overeengekomen, waarbij het programma in twee fasen is geknipt:
o Fase 1 (afronding in 2022): een basis technische uitvoering wordt in combinatie met
processen gecertificeerd. De basis bestaat uit de huidige volledig werkende systemen
voor het perron, en voor zowel perron als op halniveau de juiste compartimentering en
branddetectie. Ook brandbestrijdingsmiddelen en ontruimingsvoorziening zijn geregeld.
14
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
De informatievoorziening is op het basisniveau geregeld. De ontruimingsscenario’s
starten niet automatisch. Het CCV (schakel- en meldcentrum) start met behulp van
vastgestelde procedures de ontruiming van een station, passend bij de situatie. Dit komt
voor 95% overeen met de huidige procedures. De planning is opgenomen in Figuur 2.
Fase 1 2022
KE et | Beoordelen oplegnotitie BMI
EE Beoordelen PVE’'s RWA
Testen werkprocessen (aang |
[VE
torens mons ont ES
Er Rapportage en voorbereiden 2e certificering
EJ Definitief maken Certificering met omgevingsdienst
Branddetectie BMI - Brandmeldinstallatie
Brandbestreiding RWA - Rook Warmte Afvoer ; Sprinkler
Ontruimingsvoorzieningen OAI - Ontruimings Alarm Installatie
Informatievoorzieningen BVRol - Besturing veiligheidsvoorzieningen renovatie oostlijn
Figuur 2 Tijdwegdiagram fase 1
o Fase 2 (afronding in 2024): met name de ontruimingsscenario’s worden geautomatiseerd
en opnieuw voorzien van een certificaat. Het op de juiste wijze laten verlopen van de
scenario’s vereist aansluiting van alle individuele installaties zoals liften, roltrappen en
verlichting op het besturingssysteem. De installatie werkzaamheden starten na afronding
van de werkzaamheden voor Fase 1 al in 2022. De installaties worden daarna per station
aangesloten. Dit wordt stap voor stap buiten de dienstregelingsmomenten s ‘nachts
uitgevoerd. Na elke nachtelijke stap functioneert het systeem weer volledig bij de start
van de dienstregeling. Na afronding van alle installaties op een station vinden de
scenariotesten plaats. De automatische scenario afhandeling kan daarna in bedrijf
genomen worden. Dit herhaalt zich voor alle vijf stations. Tenslotte worden de
samenhangende functies tussen de stations getest. Dit leidt tenslotte tot het definitieve
certificaat voor de Oostlijn. De planning is opgenomen in Figuur 3.
15
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
KEEN OTE
le
FA Reed = eeste s
En
En
5
EA
Ll
2023
Figuur 3 Tijdwegdiagram fase 2
Op 3 februari 2022 is deze aanpak gechallenged door het commissariaat civiele projecten. Dit was
de 2° challenge van het programma. De adviezen uit deze challenge zijn hieronder puntsgewijs
weergegeven. Daarbij is ook aangegeven hoe deze adviezen invulling krijgen.
1. Neem de Omgevingsdienst, brandweer mee in je stappen en over de bereikte
tussenresultaten.
2. Blijf de communicatie via de huidige overlegstructuren vasthouden, zodat de lijnen
duidelijk blijven en het beeld blijft bestaan dat er een solide aanpak is ingezet.
3. Wees alert op de terugval naar het oude veiligheids-denken in de keten en zorg dat de
nieuwe werkwijze actief wordt vastgehouden.
4. Geconstateerd werd dat het programma hier een transitie doorvoert in de
assetmanagement organisatie. Deze transitie is pas gereed als duidelijk is dat de her-
certificering zelfstandig door het Areaal management wordt opgepakt.
5. Een goede positionering binnen de GVB-organisatie van de Areaalmanager is van cruciaal
belang t.b.v. het strak handhaven van de freeze en het in de toekomst in control blijven bij
alle mogelijk mutaties op het Areaal.
6. Denk bovendien na of een Serious Game kan helpen om als partijen in de OV Governance
keten na te denken over hoe om te gaan met het risico. 'We krijgen vit het
certificeringsproces een nee op een item en nu?’
ad 1&2
Binnen RIB zijn er drie overleggen georganiseerd voor intensief overleg met OD en Brandweer.
1. Tweewekelijks overleg tussen programma en OD;
2. Tweewekelijks overleg tussen RIB en OD ( zowel Noord/Zuidlijn als Oostlijn issues);
3. Kwartaaloverleg op directieniveau OD en GVB/AOG.
ad 3
Het veiligheids-denken in de keten is onderdeel van het tweewekelijkse overleg RIB en OD. De
praktische invulling aan het veiligheids-denken wordt ingevuld met behulp van het Integraal Plan
Brandveiligheid (IPB). Via het productblad melding brandveiligheid worden de werkwijze en
activiteiten voor de beheerder en inspecteurs vastgesteld. Daarmee is het veiligheids-denken in de
dagelijkse/ jaarlijkse activiteiten van de lijnorganisaties geborgd.
16
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
ad4& 5
Binnen RIB is de Areaal manager verantwoordelijk voor het jaarlijks doen van de update van de
gebruiksmelding. De Areaal manager wordt op dit moment ondersteund door het programma
t.a.v. dit specifieke onderwerp en is onderdeel van de stuurgroep. Aanvullend hierop moeten we
zorgen dat de activiteiten voor de komende jaren op voldoende wijze in de budgetten opgenomen
zijn.
ad6
Op advies van het Commissariaat is in het tweede kwartaal het gesprek gestart over zowel het
proces van afronden van de gedoogsituatie in Q4 2022, als hoe we in de keten omgaan met een
negatief advies op een van de componenten in het Areaal. Er is duidelijkheid gecreëerd
betreffende de processtappen. Ook tijdens dit gesprek is vanuit de Omgevingsdienst helder
gecommuniceerd dat voorwaarde voor het opheffen van de gedoogsituatie is, dat de
voorzieningen 100% gecertificeerd zijn. Het risico is dan ook dat bij het niet tijdige herstellen van
blokkerende bevindingen uit de eerste inspectierond, er geen certificaat afgegeven kan worden.
Verder is met de partijen afgesproken een ‘dry-run' te doen t.a.v. het proces van het afronden van
de gedoogsituatie, dat in Q4 doorlopen gaat worden. Doel hiervan is dat we naast de juiste
documenten ook de rollen en verwachtingen naar elkaar toe scherp hebben. En we in Q4 niet voor
onverwachte verrassingen komen te staan.
In het onderstaande overzicht zijn de overall mijlpalen opgenomen. In de factsheets zijn meer
details te vinden.
Mijlpaal | Omschrijving Datum Stand huidige OQ Toelichting | Aanvullende
nr. stuurmijlpaal indien afwijkend opmerking
1 Start installatie eerste 34-06-2020 Deterministisch Gereed
station Waterlooplein 4
et jsermendeer | osn | OO femme
Start opstellen 1-05-2021 Deterministisch Gereed
3 gebruiksmelding 5
Afronding aanvullende en Gereed
4 Nn , 1-08-2021 Deterministisch
analyse veiligheidsconcept
Brandveiligheids 29-9-2022 Deterministisch
Installaties gereed 99
Vertraagd als gevolg van
: : be noodzakelijke correcties op
Gebruiksmelding gereed 22-7-2022 1/9/2022 Deterministisch tekenset bij de
gebruiksmelding
17
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
3-3 Financiën
3.3.1 Financiering
De geprognosticeerde kostenraming voor het programma is € 32.297.063. Het betreft een
taakstellend budget wat is vrijgegeven door het bestuur van Amsterdam. Dit budget zal door
Gemeente en GVB strak bewaakt worden. Het programma wordt gefinancierd vanuit meerdere
financieringsbronnen. In onderstaande tabel is per financieringsbron de bijdrage vermeld.
CE 7
ISA krediet € _29.900.000
€_250.000
Restpunt Stationsrenovaties € 302.594
MVP Metro € __977.428
VOS/TOS € __867.638
Tabel 1 Financieringsbronnen programma
3.3.2 Q2-2022 Stand van zaken Programma
Beschikbaar Budget Actueel Verplicht Betaald Nog te Saldo tov PEW PEW
[Q2-2022 | Budget Mutaties Beschikb. budget verplichten beschikb. budget Q1-2022 Mutaties
Programma Gebruiksmelding Oostlijn El 2 3 4 5 6 7=4+6 8=3-7 9 10=9-7
Project ISA € 24362021|€ 943.136 | € 25.305.157 | € 17.953.327 [€ 13654143 | € 6.809.813} € 24.763.140| € 542.017 € 24807.364f € -44.224
ISA begeleiding AM € 1.270.000|€ - € 1.270.000 | € 1.037.655 | € 714.632 | € 141.972 | € 1.179.627 | € 90.373 € 1.257.126 | € -11.499
ISA risicovoorziening GMO € 2989964|E€ -2.307.779 | € 682.185 | € - € - € 682.185 | € 682.185 | € - € 2.081.195 | € -1.399.010
Ge bruiksmelding Oostlijn AM € 1.500.000 | € - € 1.500.000 | € 865.981 | € 514.206 | € 503.878 | € 1.369.859 | € 130.141 € 1.435.473 | € -65.614
Programma brandveiligheid € 1.307/440|E€ -15867/2| € 1.148.768 | € 1.148.768 |€ 1.148.768 | € - € 1.148.768 | € - € 1.148.768 | € -
Vos TOS € 867.638 | € - € 867.638 | € 565.144 | € 315.168 | € 302.494 | € 867.638 | € - € 867.638 | € -
retaalprogrammainelaoG je 322970s3fe oje s22970os|e z215s0328}e 16426370Je 9saazoafe snssassafe zo2s31j|e s1sorscsfe 63022)
Tabel 2 Topsheet Q2 2022
Prognose en resultaat Programma
De huidige prognose einde werk (PEW), Tabel 2, laat zien dat het programma binnen de
bandbreedte blijft met op dit moment een overschot van € 762.531, onder voorbehoud van de nader
te bepalen bezetting voor 2023.
Project ISA
Het project ISA zit in de uitvoeringsfase. De huidige prognose valt € 542.017 lager uit dan het
beschikbare budget. Dit betreft een verlaging van de PEW ten opzichte van Q1 2022 met € 44.224.
Mutaties:
-_Nieuwe afwijking geconstateerd, inpact € 5.000 (AFW-046);
-_ Toevoeging VTW-19 inschatting € 80.813 t.b.v. aanpassingen personeelsruimte;
-__Aanpassing in risicodossier resulteert in verlaging van € 130.000;
VTW 18 is afgelopen periode goedgekeurd door opdrachtgever. Dit geeft een mutatie vanuit
Risicovoorziening naar Project ISA van € 943.000. Binnen het project zijn maatregelen genomen om
vertraging te beperken en de uitvoering op sommige punten te versnellen. Ondanks dat, passen de
uitgaven voor de in opdracht gegeven werkzaamheden binnen het budget. Op dit moment is nog
wel een afwijking geconstateerd, AFW 13, ten behoeve van Vervangen accu's ad € 34.231.
18
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Het project ISA heeft t/m heden 7 VTW's toegekend gekregen. In Tabel 3 is hier een overzicht van
gegeven en zijn de bronnen van het budget aangegeven.
VIW [Bedrog Bon OO
VTW 9 € 199.833 [MVP Metro
VTW 10 € 376.595 [MVP Metro
VTW 12 € 22.226 |ISA risicovoorziening E&B
VTW 13 € 2.594 |Restpunt Stationsrenovaties
VTW 15 € 92.560 [Restpunt programma brandveiligheid
VTW 16 € 401.000 [MVP metro 2023
VTW 18 € 943.000 |ISA risicovoorziening
VTW 19 € 80.813 |Aanpassingen personeelsruimte i.r.t. certificering BMI
Tabel 3 Bronnen van budget voor toegekende VTW's ISA
ISA begeleiding AM
Asset Management begeleiding bestaat uit de inzet vanuit AM voor aansturing van het project.
Daarnaast worden de resultaten getoetst en installaties in beheer genomen na oplevering door het
project.
PEW is ingeschat op € 1.179.627.
Dit is opgebouwd uit:
-_ Kosten besteed voor 31 december 2021 t.b.v. begeleiding programma (bij MET) € 587.333
-_ Contracten per 1 januari 2022 t.b.v. begeleiding jaar 2022 € 450.322
-_ Prognose voor inzet jaar 2023 € 141.972
De begeleidingskosten zijn bijgesteld voor 2022; aangezien een aantal rollen niet vervuld zullen
worden en er personele wijzigingen hebben plaatsgevonden. Hiermee is de PEW ten opzichte van
O1 verlaagd met € 77.499.
Saldo Nog te verplichten ad € 141.972 betreft vren voor 2023 zoals deze tot op heden zijn begroot.
Wegens VTW 218 project ISA, is nog niet duidelijk wat de impact op de ISA begeleiding zal zijn. In Q3
2022 wordt specifieker uitgewerkt en bepaald hoe we de inzet voor het programma invulling gaan
geven inzake de resterende looptijd van het programma.
Risicovoorziening Programma
Totaal Risico voorziening Programma Budget per | Mutatie |Budget per
Q1-2022 Q2-2022
ISA Risicovoorziening GMO (P35 ISA) €1093.162| [€ 1.093.162
(Correctie aansluitingprojectSA____________ | ____|€ …36|€ 436)
Herverdeling AOG 23 mei 2022 _______}£ 249.052 |€ -249,052|
AWF 013 Vervangen accu's noodverlichtingskasten VTW 14 | _____|e 34231le _34.231|
AWF 014 Station CS brandweercommandoruimte op VVCS € 37.500 € 37.500
NWB 3433|e 3433
MWB | | s0313|e 80813
Totaal ISA risicovoorziening GMO € 1.130.662
€1859302| _____ |€1859.302
Herverdeling AOG 23 mei 2022 |____[€ 134.008] € 134.008
NWB [€ 628.667 [€ -628.667
Saldo brandveiligheid _____|€ 158672|€ 158672)
€1.859.302|€ 335.987
€ 298990 € 2205500
Tabel 4 Opbouw Risicovoorziening Programma
19
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
De ISA Risicovoorziening (Programma) is het afgelopen kwartaal uitgesplitst naar ISA
Risicovoorziening GMO (valt onder verantwoordelijkheid van de programmaleiding) en het deel
Risicovoorziening AOG. De mutaties die afgelopen kwartaal hebben plaatsgevonden zijn:
-_ Verschil in eerdere overboeking vanuit risicoreservering GMO naar ISA project gecorrigeerd
voor € 136;
-__ Reservering voor AFW 13 Vervangen accu's € 34.231;
-_ Herverdeling risicovoorziening programma tussen GMO en AOG 23 mei jl.
-__VTW 18 inzake uitloop planning project ISA is akkoord bevonden en budget overgeboekt
naar ISA project -/- € 943.000 (deel project GMO € 314.333 / deel AOG € 628.667);
-__ Overheveling resterend budget van Brandveiligheid € 158.672 naar Risicovoorziening AOG.
Hiermee resteert er in de ISA Risicovoorziening GMO € 682.185; voor AFW 13 is een reservering
inbegrepen € 34.231, voor AFW 14 Brandweercommando is € 37.500 opgenomen en voor VTW 19 is
een saldo gereserveerd van € 80.813 welke uiteindelijk gefinancierd zal worden door GVB RIB
Onderhoud en Beheer.
Risicovoorziening AOG (Gemeente Amsterdam) bedraagt per heden € 1.523.315. Gedurende
komende periode zal dit budget ook benut worden om de kosten te vergoeden die Gemeente
Amsterdam maakt nu zij tijdelijk het opdrachtgeverschap draagt. Verwachting is dat dit loopt tot
einde 2022. Daarom is geen inschatting gemaakt qua prognose, maar zullen de werkelijk geboekte
kosten opgenomen worden in de rapportage elk kwartaal.
De geboekte kosten t/m Q2 bedragen € 19.453.
Gebruiksmelding Oostlijn AM
Binnen dit onderdeel vallen de gedoogmaatregelen voor de brandwacht. Daarnaast het inrichten
van aantoonbaar beheer en het daadwerkelijk doen van de gebruiksmelding. In Q2 van 2021 is de
uitvoering van een deel van de restscope van Renovatie Oostlijn toegevoegd aan de scope van het
programma, het betreft het herstel van de brandcompartimentering in de ondergrondse stations.
Het budget van € 300.000 is hiervoor toegevoegd aan het programma, waarmee het totaalbudget
uitkomt op € 1,5 min.
Saldo nog te verplichten is huidig kwartaal verlaagd met € 66.000 van € 570.000 naar € 504.000 in
verband met het vervallen van AFW 217, welke binnen project ISA is opgelost. Daarnaast zijn de
begrote uren voor 2023 verlaagd in verband met het vervallen van een aantal rollen die vooraf waren
voorzien, maar niet nodig blijken. Saldo Nog te verplichten betreft:
-__ € 125.000 Brandwacht nog te verwachten kosten;
-__ € 110.000 Uren inzet AM (-/- € 47.500);
- € 34-000 WBDBO;
-__ _€155.000 Certificering / geleideverlichting;
-__€80.000 Inschatting extra werkzaamheden t.a.v. aantoonbaar beheer.
Programma brandveiligheid
Het programma brandveiligheid is afgerond. Naar aanleiding van de opgestelde EVD in december
2021 is hier een saldo vrijgevallen ad € 158.672. Dit saldo is in Q2 2022 toebedeeld aan de
Risicovoorziening AOG (Restpuntenorganisatie t.b.v. AOG).
Voertuigobservatiesysteem / Treindeurobservatiesysteem (VOS/TOS)
De verwachting is dat zowel VOS als het onderdeel TOS eerder zullen worden beëindigd dan
gepland. De werkzaamheden zullen naar verwachting eind oktober worden afgerond. Er is het
20
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
afgelopen kwartaal een inschatting gemaakt van de nog uit te voeren werkzaamheden om deze
onderdelen correct af te hechten.
Het budget is vastgesteld op € 867.000; tot een definitieve stop blijft PEW in Q2 gehandhaafd
aangezien er nog geen definitieve beslissing is genomen over de afhechting. Dit volgt naar
verwachting in Q3. Wel zijn de voorziene ontwikkelingen verwerkt in de cashflow van het
programma.
Cashflow Programma
Naast het verstrekken van de kwartaalrapportage is afgesproken om ook een specificatie aan te
leveren van alle betalingen over het afgelopen kwartaal. Deze specificatie wordt separaat verstrekt,
gelijktijdig met de rapportage aan AOG. Akkoord van deze kwartaalrapportage leidt automatisch
tot akkoord voor een factuur voor het te verrekenen saldo van het betreffende kwartaal.
Onderstaand overzicht geeft de kosten weer die we binnen het GVB het afgelopen kwartaal hebben
gemaakt.
Bedrag
Stand Betaald t/m Q2-2022 € 16.406.917
Stand Betaald t/m Q1-2022 € 14.189.499 -
Betaald sec Q2-2022 € 2.217.418
Betaald in Q1-2022 € 1.891.212
Ontvangen voorschot Q1 € 1.891.212
Nog te verrekenen Q1-2022 € -
Voorschot Q2-2022 € 2.019.543
Betaald in Q2-2022 € 2.217.418
Nog te verrekenen Q2-2022 € 197.875
Voorschot Q3-2022 € 1.808.356
Saldo te verrekenen € 2.006.231
Het nog te verrekenen bedrag voor het tweede kwartaal 2022 bedraagt derhalve € 2.217.418. Hierop
brengen we het reeds gefactureerde voorschot in mindering, waarna er € 197.875 resteert om te
verrekenen over Q2-2022.
Conform bijgaand cashflow overzicht stellen wij tevens een voorschotnota op voor het 3° kwartaal
ter hoogte van € 1.803.441. Hierin is een verlaging opgenomen van het budget voor VOS-TOS,
aangezien de verwachting is, dat het project niet volledig wordt uitgevoerd, zoals oorspronkelijk
beoogd.
21
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
er ee
‚ ISA Vvos/TOS GMO Brandveiligheid
Periode
(in euro’s) (in euro’s) (in euro’s) (in euro’s) (in euro’s)
realiatietekwaraaz02 [ee isme _ zcsle _ nam} |e _ 15912
Realisatiezekwartaal2022 je 1975s8|e _ zosmfe mio} |e 27u
A
JCashflow3ekwartaal2022 [€ 1313415fe 120085fe 369941} |e 1803441
Jcashflowgekwartaal2022 [ee 1313415fe 12008sfe 356924} |e 1700.424)
JCashflowtekwartaal2023 Je 16486| |e 21202} |e 1853928)
Cashflow2ekwartaal2023 [ee 164856} |e 140728} |e 1782584
Cashflow3ekwartaal2023 [ee 1641856} Je 8578} [€ 1.727.584
Cashflowgekwartaal2023 [ee 1641856} Je 8578} [€ 1727584
cashflow tekwartaal2024 Je 5440} Je | |e 504.400)
JCashflow2ekwartaal2024 Je 54400f Je |} |e 594.400}
[Posten buiten beschouwing gelaten |} je Je 1863| |
Postonvoorzienenrisioo's [ee 1434419}e Je 682185} |e 2.116.604)
lrotaalbedragna02-2022 € 12359403fe 240170fe 2153820} [e 1886203|
Tabel 5 Cashflowoverzicht offerte 20010251
22
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
se,
3-4 Risico's
Het programma voorziet de volgende belangrijke risico’s, Er zijn twee risico’s bijgekomen in de top
5. Beide op het gebied van certificering. Het betreft risico 72 en 73.
Q2 2022 [Q1 2022 |
[verg 5 5 Beheers-maatregelen(en) Deadline [[Kosten voortgang Beheersmaatregel(en)
z z (datum) _|[beheers-
à à maatregel
8 8 €
e e
d d
8 8
8 8
73 Herstel wordt niet door de beheerder 30815: WPP-Geleideverlichting: deel geleide [Geen certificaat 2943 1) Constatering besproken met Marko. Marko
opgepakt verlichting (spoor 1) niet ingeschakeld gaat dit oppakken.
(uitgevallen) (R2B: WPP-BMI-22.06.2. 1} 12) Herstelpunt agenderen in stuurgroep.
Beheerfase: 13768: CS-Verlichting: (deel)
- Storingen komen niet of te laat in beeld [geleideverlichting zuidzijde schuin stuk naar Plan B:
(systeem heeft geen directe link met BV- [trap is niet ingeschakeld (R2B CS-BMI- 1} Geleideverlichting als niet esssentiele sturing
ROL) 22.06.11} beschouwen voor alle stations
- Onduidelijk en niet aantoonbaar te 13762: CS-Verlichting: (deel) 2) Bewijs aanleveren voor standpunt -1 voor
maken of storingen opgelost worden. geleideverlichting brandt niet volledig (o.a. hercertificering 2023 laten plaatsvinden.
zuidzijde nabij vuchtdeur perron 2 zijde)
{R2B: CS-BMI-22.06.1.1)
13695: WPP-Geleideverlichting: deel geleide
verlichting (spoor 2) niet ingeschakeld
(uitgevallen) (R2B: WPP-BMI-22.06.2. 1}
xx: Geleideverlichting Nieuwmarkt
[emo [Risico op de nee condusie certificering en [1. Op onderdelen negatieve bevindingen 1. Gertificering wordt niet verleend. 2943 2943 1. Serious game met stakeholders (op meerdere 07/06/2022: Met OD gedeeld hoe en wat we gaan
afspreken hoe hiermee om te gaan. waardoor certificering niet af te geven is 2. Verstoring in het opheffen van de niveaus, waaronder directieniveau) ‘spelen’, delen.
gedoogsituatie. zodat de dilemma's tijdig kenbaar zijn. In detail In Planio is er een totaal overzicht van issues die
regelruimte met elkaar bespreken. mogelijk tot een nee conclusie kunnen leiden.
2. Tussenstappen BMI/OAI delen met OD. Dit is nog niet stabiel. 3 hiervan zijn nieuw en moeten
op korte termijn opgelost worden.
Serious Game is in vooorbereiding. In laatste week
van juni / eerste week jul starten met dit proces.
Proces hoe af te wikkelen inzichtelijk maken.
3/05/2022: Nuance tussen techniek en bestuur in
beeld brengen (onderdeel van bhm 1}.
Welke theoretische technische blokkeringen zijn
blokkerend voor het opheffen van de
gedoogbeslissing.
72 Mogelijk hertesten door niet tijdig 30850: CS-OVCP: Sewicedeur aan zuidzijde [Geen certificaat 1488 1} Wijze van aantonen bij een kapotte deuren
uitvoeren van herstelmaatregel cq is defect, niet aanwezig (R2B: CS-BMI- bespreken met R2B.
opnieuw kapot. 22.06.1.2) 2) Offerte voor herstel is door GVB aan Thales
gevraagd en in opdracht gegeven (mogelijk niet
gereed voor week 38/41)
Plan B:
Verkennen of onderdelen uitwisselen mogelijk is.
7 Er komt geen goedgekeurd RWA 1. Capaciteit van RWA is onvoldoende. Het te| 1. Geen gebruiksmelding 783 BM1: Beheersmaatregel zijn de werkstromen 2 & 07/06/2022: De uitgangspunten van de CFD
certificaat (capaciteit RWA is lage debiet vraagt om meer vermogen voor 6 in het programma brandveiligheid Oostlijn kloppen bij de debietmetingen.
onvoldoende) de ventilatoren. Werkstroormn 2 Secondopinion veiligheidregime PvA RWA terugkoppeling nog niet ontvangen.
RWA aanpassingen zijn len capaciteitsdicussie Oostlijn 03/05: Starten met debietmetingen op 17 mei.
(wettelijk/praktisch) noodzakelijk RWA Werkstroorn 6 Gestificering Penon inclusief RWA Binnen 3 weken afronding hiervan inclusief
scope komt niet op tijd beschikbaar om BM2: Adviestraject met Smit Verburght om UPD rapportage. Medio juni weten we of de PvE's
mee te nemen in uitrol scenario's. te schrijven voor RWA die overeenkomt met de matchen met het debiet dat gemeten is. Op basis
veiligheidsfilosofie. van deze informatie eventueel vervolgtraject inzetten
(bijv. gesprek starten met WSP).
17/02/2022: Beheersing loopt.
1. Meting zer uitvoeren
2. Bij een afwijking motiveren dat CFD
uitgangspunten niet aangepast moeten worden.
In Q3 rapportage
Update 12/21: Vaststellen wat de uitgangspunten
zijn. Het adviestraject oplijnen in intensief begeleiden
met de visie van het programma {bespreken met Smit
Verbyraht}.
las Aantoonbaar beheer is niet tijdig (= Stand opname vertraagd als gevolg van Gebruiksmelding is niet gerealiseerd 351 1053 [BM1: Blijvend afstemmen met beheerders en 07/06/2022: Geescaleerd is naar areaal manager
moment van certificering) gerealiseerd 1. Beheerders kunnen niet tijdig informatie kortcyelisch met management van Jan Willem. Hij heeft zijn mensen de opdracht
leveren gegeven om dit op te pakken.
2. Essentiele processen kunnen niet tijdig 1. Zo vroeg mogelijk signaleren welke projecten Met Kim hierover nog te spreken.
worden ingericht, zoals het afwikkelen van de benodigd zijn inky aantoonbaar beheer. 03/05: BV-Rol en BMI hebben nu aandacht van het
bevindingen (M-kolom) 2. De voortgang van de projecten opnemen in programmateam. Juiste prioritering kijgen binnen
3. Aanvullende contracteren t.b.v. de planning van het programma en dit continu RIB is een aandachtspunt en is ongoing.
beheercontracten met extrene partijen bewaken. 17/02/2022: BV-rol & DBL zijn nog niet in gang
worden onvoldoende snel gerealiseerd. 3. Raakvlakken van de projecten ihkv gezet. Escalatie wordt in gang gezet.
4. Achterstallige onderhoudsactiviteiten aantoonbaar beheer met het project ISA in 08/02/2022: Risico op tijdig aanbestedingstrajecten
komen te laat in beeld beeld brengen. beheer / onderhoud van DBL en BV-ROL , Sprinkler
is reeds beheerst.
16/12/2021: Zie voorgaande.
28/10/2021: Proces loopt, acties worden vastgesteld
em processen anders/beter in te richten. Oefening
met beheerder is wel nodig voor de implementatie.
23
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
4 Factsheets programma en projecten
Het programma gebruiksmelding bestaat vit meerdere onderdelen. Voor de volgende onderdelen
zijn apart ‘factsheets’ opgesteld die verder ingaan op de stand van zaken in deze.
1. Implementatie Scenario Analyse (ISA)
2. Implementatie aantoonbaar beheer
24
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
4.1 Implementatie Scenario Analyse
4-1.1 Management summary
Het project Implementatie scenarioanalyses 2015 (hierna: project ISA) is het sluitstuk van de
werkzaamheden om het veiligheidsniveau van het ondergrondse deel van de Oostlijn, inclusief vijf
metrostations, te verhogen en aan de voorschriften van het bouwbesluit te laten voldoen. Tijdens
de twee projecten die aan project ISA vooraf zijn gegaan, het project Vluchtwegmaatregelen
(VWM) en het project Stationsrenovatie Oostlijn (SRN), zijn op perronniveau respectievelijk
halniveau van de metrostations diverse veiligheidsvoorzieningen gerealiseerd.
Deze veiligheidsvoorzieningen dienen aan een centraal besturingssysteem gekoppeld te zijn,
zodat deze veiligheidsvoorzieningen in het geval van een calamiteit correct worden aangestuurd
en integraal functioneren.
In februari 2021 is akkoord gegeven op de financiering van de benodigde maatregelen.
In december 2021 is VTW-o17 overeengekomen waarin het projectbudget en doorlooptijd zijn
bijgesteld op de actuele situatie.
In het eerste kwartaal van 2022 is wijziging VTW-18 (de certificering van
brandveiligheidsinstallaties in 2022) vitgewerkt, besproken en met het programma
overeengekomen.
Dashboard ISA
O1 & Q2 2022
se & So & £” . A ee &
S > © S & SS SS 2
Nai …\
2e 5
ee
figuur 4 Dashboard ISA
Afgelopen periode is een goede start gemaakt met certificerende testen van de BMI, OAl en de
integratie met BV-ROL. De installaties zijn door Kiwa{/R2B beoordeeld en bevindingen uit deze
testen zijn door Kiwa/R2B vastgelegd in rapportages. De overall testresultaten zijn positief te
noemen. Er zijn enkele bevindingen waar direct beheersmaatregelen op worden/zijn genomen.
Tot op heden zijn er ten aanzien van de ISA scope geen dusdanige risico’s geconstateerd die de
haalbaarheid van de mijlpaal 31 december 2022 beïnvloeden. De realisatie van het plafond van de
personeelsverblijfruimte en het aanbrengen van een brandwerende koof zitten voor de realisatie
op het kritieke pad.
Financiën: Het projectbudget is ten opzichte van het vorige kwartaal gestegen met € o,9 min. en
bedraagt € 25,3 mln. De stijging is veroorzaakt door de verwerking van VTW-018 certificering.
De prognose einde werk (PEW) is licht gedaald met ongeveer € 0,05 mln. ten opzichte van het
vorige kwartaal. VTW-o1g is opgenomen in de prognose.
Het projectresultaat bedraagt ongeveer € o,5 min. Afgelopen kwartaal is € 1,9 min. betaald.
25
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
In Q3 2022 wordt de prognose van alle lopende opdrachten van de leveranciers in relatie tot de
voortgang en de prognose capaciteit extra gechallenged aan de hand van challengegesprekken
met projectteamleden en voortgangsrapportages van leveranciers. Deze informatie wordt ook
gebruikt voor de definitieve begroting 2023 binnen het GVB.
Risicomanagement: Het financiële risicoprofiel (verwachtingswaarde) van het project ISA is in Q2-
2022 vastgesteld op € 601.000. Dit is een significante reductie ten opzichte van Q1-2022
(€731.000) en in detail beschreven in hoofdstuk risicomanagement.
Belangrijke wijzigingen zijn:
e _Doortoedoen van andere projecten/ingrepen (bijv. inrichting Commerciële ruimtes CS
Oostlijn en VVCS) verandert de bestaande situatie (1026).
_Onderhoudswerkzaamheden welke niet geregeld zijn, maar wel geregeld moeten worden
door GVB zijn niet tijdig vitgevoerd (1040). De beheersmaatregel van de freeze van de
werkzaamheden bij de Oostlijn blijkt goed te werken voor ISA.
Kwaliteit/organisatie: Voor de gedefinieerde scope van project ISA is geen uitbreiding van het
projectteam noodzakelijk. Wel geeft de grote hoeveelheid testwerkzaamheden van migratie en de
systeemintegratie van BV-ROL een zware druk op het commissioning team van project ISA.
Omgeving: Het afgelopen en komende kwartaal staan nachtelijke testwerkzaamheden aan BV-
ROL gepland. Hierbij wordt ook de RWA-installatie opgestart. Omwonenden zijn door de
omgevingsmanager van GVB geïnformeerd dat er bij deze werkzaamheden kortstondig
geluidsoverlast kan plaatsvinden.
In verband met het opheffen van het gedoogbesluit eind 2022 ligt de focus van de
vitvoeringswerkzaamheden aan de installaties op station WPP, NMT en WBS op het versnellen
van de brandmeldinstallatie, de ontruimingsinstallatie en de sprinklerinstallatie. De winkeliers op
de stations zijn op hoofdlijnen geïnformeerd over de komende werkzaamheden van project ISA.
Om de overlast voor de huurders van de commerciële ruimten op station WPP te beperken worden
de werkzaamheden aan de sprinklerinstallatie waar mogelijk in de vakantieperiode van de
huurders uitgevoerd.
De uitrukploegen van kazerne Nico (IJ-tunnel) zijn in 2 2022 via een rondleiding op station
Waterlooplein geïnformeerd over de veiligheidsvoorzieningen voor de brandweer op de
ondergrondse stations van de Oostlijn (met name de BIK-kast en de droge blusleiding).
Als de nieuwe brandweer commandoruimte in de VVCS gereed is, wordt er weer een rondleiding
voor de uitrukploegen van de brandweer georganiseerd. Deze rondleiding is gezamenlijk met de
Noord/Zuidlijn, omdat de brandweer commandorvimte onderdeel is van beide metrosystemen.
Veiligheid: Het afgelopen kwartaal hebben er geen veiligheidsincidenten plaatsgevonden. Er zijn
dit kwartaal in het ISA-uitvoeringteam toolbox besprekingen gehouden om het
veiligheidsbewustzijn te verhogen.
Vooruitzicht tweede kwartaal
In het derde kwartaal wordt gewerkt aan het corrigeren van de bevindingen die blokkerend zijn
voor de certificering. Er zijn momenten gepland om hertesten met Kiwa/R2B uit te voeren.
Daarnaast worden de integratietesten vanaf september opgestart.
26
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
4.1.2 Projectleiding
De huidige projectfocus is het herstellen van bevindingen van de certificeringstesten. De
bevindingen uit de diverse testen worden hiertoe geregistreerd en toegewezen in Planio. Er is een
periodiek bevindingen overleg waarin bevindingen worden besproken en ook een update van de
eigenaren van de bevindingen. De voortgang van de herstelacties is de verantwoordelijkheid van
de eigenaar van de bevindingen.
In de personeelsverblijfsruimte aan de noordzijde van station Nieuwmarkt (NMT) is het verlaagde
plafond verwijderd. Door het ontbreken van het verlaagde plafond wordt de D.V.-maat van de
automatische melders overschreden. Hierdoor wordt niet voldaan aan de prestatie-eis voor
brandgrootte. Dit heeft geleid tot een (blokkerende) bevinding (Kiwa/R2B: NMT-BMI-22.04.13)
van Kiwa/R2B in relatie tot de certificering van de brandmeldinstallatie (BMI). Hiertoe is een VTW
overeengekomen om deze situatie te herstellen.
4.1.3 Uitvoering
Uitvoering station Waterlooplein (WLP)
De uitvoeringswerkzaamheden aan de installaties op station WLP zijn afgerond. In het tweede
kwartaal van 2022 zijn als laatste activiteit de akoestische platen in de zuidelijke verdeelhal
aangebracht. Dit vanwege spraakverstaanbaarheid van het ontruimingsbericht (ISA-AFW-022).
Daarnaast is het tussentijdse opleveringdossier van de brandmeldinstallatie geleverd aan de
beheerorganisatie van GVB.
Station Centraal Station (CS)
De laatste werkzaamheden aan de installaties op het Centraal Station zijn in het tweede kwartaal
van 2022 afgerond. Het betreft het aanbrengen van installaties in de brandweercommandoruimte,
het flitslicht en sleutelkluis bij ingang Damrak, de sturing van de brandwerende schuifwand tussen
Oostlijn en Noord/Zuidlijn (handshake) en de uitbreiding van de besturing van één lift. Daarnaast is
het tussentijdse opleveringdossier van de geleideverlichting geleverd aan de beheerorganisatie
van GVB.
Station Weesperplein (WPP)
In verband met het opheffen van het gedoogbesluit eind 2022 ligt de focus van de uitvoerings-
werkzaamheden aan de installaties op station WPP op het versnellen van de brandmeldinstallatie,
de ontruimingsinstallatie en de sprinklerinstallatie. De vitvoeringswerkzaamheden aan de
brandmeldinstallatie en de ontruimingsinstallatie zijn afgerond. Daarnaast is het eerste
tussentijdse opleveringdossier van de droge blusleiding geleverd aan de beheerorganisatie van
GVB.
Station Nieuwmarkt (NMT) en Station Wibautstraat (WBS)
De vitvoeringswerkzaamheden aan de installaties op stations NMT en WBS zijn gestart, waarbij de
focus ligt op het versnellen van de brandmeldinstallatie en de ontruimingsinstallatie in verband
met het opheffen van het gedoogbesluit eind 2022. De vitvoeringswerkzaamheden aan de
brandmeldinstallatie zijn afgerond. Daarnaast is het eerste tussentijdse opleveringdossier van
beide stations geleverd aan de beheerorganisatie van GVB, namelijk de droge blusleiding.
27
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
4.1.4 Commissioning & BV-ROL
Q2 2022 heeft volledig in het teken gestaan van plannen, voorbereiden en uitvoeren van de pre-
certificeringstesten met Kiwa/R2B. Na een geslaagde FAT bij Croon, heeft hiervoor op 22 mei 2022
de release van BV-ROL plaatsgevonden. In de gereleasete versie zijn de bedrijfstoestanden voor
de hal toegevoegd aan BV-ROL. Sturingen die hiermee mogelijk werden zijn: het blokkeren van de
RWA-ventilatoren, het opensturen van de OVCP en de ontruimingsalarminstallatie bij een
halbrand. Voor de in het PvE geëiste functionaliteit die bij deze uitrol nog niet beschikbaar kwam,
is een werkinstructie voor de operator geschreven. In een oplegger bij het PvE is deze afwijking
beschreven, welke vervolgens is goedgekeurd door bevoegd gezag. Voorafgaand aan de uitrol zijn
nulmetingen uitgevoerd op alle stations. Na de installatie is op alle stations een regressietest
uitgevoerd. Hieruit zijn een paar bevindingen gekomen, die snel door Croon zijn opgelost. Ook is
op twee stations geoefend met de certificeringsprotocollen om niet voor verassingen te komen
staan als deze in aanwezigheid van Kiwa/R2B worden vitgevoerd. Eind Q2 2022 zijn 3 van de 5
stations, te weten WLP, CSO en WBS, getest. Op BV-ROL is hierbij tot op heden één blokkerende
bevinding gevonden, welke nu bij Croon in onderzoek is. Het betreft het volgende: bij overgang
naar BTVH.3 worden liften vrijgegeven en moeten dan handmatig worden geblokkeerd. Dit wordt
in Q3 2022 opgelost, waarna deze bevinding niet meer blokkerend is voor certificering.
Overdracht
In overleg met de opdrachtgever is afgesproken de stand van elk van de opleverdossiers op
documentniveau inzichtelijk te maken voor elk van de installaties op alle stations. Hierbij wordt
inzichtelijk welke documenten definitief zijn en welke nog een update krijgen. De inhoud van de
documenten is beschikbaar voor de beheerder om te raadplegen.
4.1.5 Projectbeheersing:
Scope
Het projectplan ISA-uitvoering (versie 2.1) dient als baseline voor de scope.
Afwijkingen
De afwijkingen worden geregistreerd in een afwijkingenregister en per afwijking wordt het
afwijkingsformulier ingevuld. De afwijkingen worden apart begroot en inzichtelijk gemaakt.
Sinds april 2022 worden ook de gewerkte uren en planningsconsequventies per afwijking
bijgehouden.
De volgende afwijking is in Q2 geconstateerd en in voorbereiding:
e _ISA-AFW-046 Update 8988 document BV-ROL
Als een afwijking volledig is vitgewerkt wordt deze ter goedkeuring voorgelegd aan de
opdrachtgever:
VTW
In Q2 2022 is de volgende VTW goedgekeurd door de opdrachtgever:
e _ISA-VTW-018 pre-certificering voor 31 december 2022.
28
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
De volgende VTW is in voorbereiding:
e _ISA-VTW-o19 Station NMT aanpassingen personeelsruimte i.r.t. certificering BMI.
Financiën
De totale kosten voor het ISA project worden bekostigd vanuit het aangevraagde krediet voor de
uitvoering van het project Implementatie Scenario Analyse (ISA) dat op 10 februari door de Raad is
goedgekeurd.
De prognose einde werk (PEW) is licht gedaald met ongeveer € 0,05 min. ten opzichte van het
vorige kwartaal. Het projectresultaat bedraagt ongeveer € 0,5 min. In @3 2022 wordt de prognose
van alle lopende opdrachten van de leveranciers in relatie tot de voortgang en de prognose
capaciteit extra gechallenged aan de hand van challengegesprekken met projectteamleden en
voortgangsrapportages van leveranciers. Deze informatie wordt ook gebruikt voor de definitieve
begroting 2023 binnen het GVB.
SL
vorige periode
Nog te
Verplicht Betaald verplichten PEW Q2 2022 Saldo PEW Q1 2022
1 5 6 7 8-47 9-48 11=8-10
sooteeisgsee | vee) 9 ves veel wam {vaal dq vaal d
Bouskostenteaisaie | sm) 9 sma sa ss waa se ON smd
ngneetngsen | oss ien} oss suf rm sam uma} ve ma
omsorientsiesensceete | zes ze ve fg ve ve me ve
det | mss) maor zt sen zena smse am ms) za z0M
es vs 9 vas u me en ss me sm son
otelecjederservws | osmoo| san) sms) us neu ma waa) sao vs 5
Toelichting:
e De prognose einde werk voor de voorbereidingsfase (historische kosten) is niet gewijzigd
opzichte van het vorige kwartaal.
e De prognose einde werk voor bouwkosten is gelijk gebleven ten opzichte van het vorige
kwartaal en bedraagt € 6,6 min.
e De prognose einde werk voor engineeringskosten is gedaald met ongeveer € o,1 min. ten
opzichte van vorig kwartaal. In totaal bedragen de engineeringskosten € 12,4 min. De
daling is het resultaat van een verschuiving van een post van € o,1 mln. naar kostensoort
extra scope VTW voor de inzet leveranciers. Deze post is onderdeel van VTW-018 en is per
abuis in Q1-2022 opgenomen onder Engineeringskosten.
e De prognose einde werk voor de afwijkingen is licht gewijzigd. Ten opzichte van het
vorige kwartaal en bedraagt ongeveer € 1,5 min. Er is een nieuwe afwijking geconstateerd
en met een verwachting qua kosten van € 5.000. Dit betreft afwijking AFW-046 Update
8988 document BV-ROL.
e De prognose einde werk voor de VTW's is gestegen met € o,2 min. ten opzichte van het
vorige kwartaal en bedraagt ongeveer € 1,2 min. De stijging wordt enerzijds veroorzaakt
door de eerdergenoemde verschuiving van 0,1 min. tussen engineeringskosten en VTW
29
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
met betrekking tot VTW 18. Anderzijds wordt de stijging veroorzaakt door VTW 19
aanpassingen personeelsruimte i.r.t. certificering BMI. De kosten hiervan worden
ingeschat op € o,1 min.
e De prognose einde werk van onvoorzien en risico’s is gedaald met € o,1 min. De daling
wordt met name veroorzaakt door aanpassing in het risicodossier. De mutaties per risico
worden in de paragaaf 3.4 toegelicht.
De PEW onvoorzien is als volgt opgebouwd:
O2 2022 Q1 2022
| Niet benoemde objectoverstjgenderstos |__ex368| _ a568| of
Scheefte | __€459233| 45923) 0
Dit kwartaal is ten behoeve van ISA € 1.743.313 betaald door GVB RIB. Onderstaande overzicht
bevat een specificatie.
|Materialenenalgmenekosten _____|fe s4556p/|
inzetuitvoering GVB infaBV____ |Je 7.444,90)
Bouwkosten |Je au 7z40
nzetteams+ Uitvoering |Je 85.540,00)
rote |le zaam)
Hieronder een specificatie van de stand van zaken nog te ontvangen bedragen t/m Q2 2022.
Ontvangen voorschot Q1-2022 € -
Voorschot Q2-2022 € 1.313.415
Cashflow: De actuele versie van het kasritme is als volgt:
Cashflow
(in euro's)
Posten buitenbeschouwinggelaten | |
30
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Planning
Op dit moment loopt het project ISA volgens schema. In de planning zijn twee buffers
opgenomen. Een buffer ten behoeve van de installatiewerkzaamheden en een buffer ten behoeve
van de testplanning. Het projectteam heeft gekozen om een SCRUM-aanpak toe te passen op de
test- en migratie-activiteiten. Op dit moment zullen deze testen in 25 sprints van 4 weken worden
uitgevoerd. Deze aanpak is gekozen om ervoor te zorgen dat we in 2022 nog de nodige
activiteiten afronden om te komen tot de gewenste certificering.
Als aan de voorwaarden van de gedoogbeslissing invulling is gegeven dan zal het project nog
steeds op basis van een capaciteitsgedreven aanpak doorgaan. Met als belangrijkste motivaties:
e De periode van migratie en duale fase zo minimaal mogelijk te houden.
e De kosten zo laag mogelijk houden.
e Beschikbare kennis in het project zo lang mogelijk blijven vasthouden.
Planning pre-certificering
e _ Alle installaties zijn door Kiwa{R2B beoordeeld. Hiervoor zijn er rapportages
opgeleverd. Zie bijlage 8.3. De restpunten zijn opgenomen in Planio en worden
besproken in het bevindingen overleg. De eigenaar van de bevindingen is
verantwoordelijk voor de planning van de noodzakelijke acties voor een tijdige
oplossing van het issues.
e Vanaf week 31 hebben we de toegang tot de commerciële ruimtes op station
Weesperplein om de sprinkler werkzaamheden uit te voeren.
e Erzijn 3testnachten geweest t.b.v. de certificeringstesten.
e Het komende kwartaal zullen wij extra kritisch kijken naar de huidige status qua
voortgang. Het lijkt nu op een minimale achterstand qua testwerkzaamheden. Dit
wordt naar verwachting ingelopen doordat de periode voor hertesten van
integratiefuncties niet nodig is. Deze tijd gebruiken we voor andere testen. Verder zijn
met Siemens reserve testmomenten afgesproken.
Analyse planning overige werkzaamheden
e De werkzaamheden op Waterlooplein en Centraal Station zijn op een enkele na
afgerond. Hier hebben we nog wat resterend werk en nog wat restpunten.
Op Weesperplein hebben we nog werkzaamheden aan enkele installaties zoals o.a.
Sprinkler, HVAC en de Noodverlichting.
e _Op Nieuwmarkt en Wibautstraat zijn er nog werkzaamheden. Detail werkzaamheden
voor de leidingwegen en nieuwe BMC-ruimte zullen het komende kwartaal worden
uitgewerkt.
Analyse planning restpunten en overdracht.
e _Restpunten worden op dit moment door het testteam geregistreerd. Deze worden de
komende periode voorzien van een einddatum en in het geheel integraal
meegenomen. Op dit moment ziet het er goed uit en zijn de restpunten geen grote
punten van impact op de planning.
e De overdracht is een punt van zorg. Dit zit in de moeilijkheid die er speelt bij de
opleverdossiers. Het is moeilijk gebleken om dit goed beheersbaar te krijgen. De
oorzaak is deels dat wij ons met name richten op het voor elkaar krijgen van de
certificering. Leveranciers zoals Kiwa/R2B en Siemens zijn verder traag met het
31
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
leveren van definitieve documenten. De beheersmaatregel is genomen door
specifieker te zijn wat gereed is en wat nog niet (zie bijlage 8.2)
Mijl | Omschrijving Stuurmijl-paal Stand A met Toelichting
paal (VTW-018) huidige O vorige O
nr. (wk)
Start installatie WLP __&yzoof 872020} ofDeterministisch |
FAT BV-ROL gereed 18-5-2022 18-5-2022 Op basis van planning
van Croon
3 Migratie WLP gereed 23-12-2022 23-12-2022 Deterministisch
inclusief afwijkingen
4 Migratie CS gereed 31-3-2023 31-3-2023 Deterministisch
inclusief afwijkingen
Migratie WPP gereed 4-7-2023 4-7-2023 Deterministisch
inclusief afwijkingen
Migratie NMT gereed 26-9-2023 26-9-2023 Deterministisch
inclusief afwijkingen
7 Migratie WBS gereed 19-12-2023 19-12-2023 Deterministisch
inclusief afwijkingen
Op dit moment presteert het project volgens planning. Er zijn op dit moment geen afwijkingen ten
opzichte van de voorgestelde VTW-018.
Belangrijkste risico’s en bijbehorende maatregelen.
Het financiële risicoprofiel (verwachtingswaarde) van het project ISA is in Q2-2022 vastgesteld op
€ 601.000. Dit is een significante reductie ten opzichte van Qa 2022 (€731.000) en in detail
beschreven in hoofdstuk risicomanagement.
Belangrijke redenen van de reductie zijn het reduceren van de kwantificering van de onderstaande
risico's:
e _Doortoedoen van andere projecten/ingrepen (bijv. inrichting Commerciële ruimtes CS
Oostlijn en VVCS) verandert de bestaande situatie (1026).
* _Onderhoudswerkzaamheden welke niet geregeld zijn, maar wel geregeld moeten worden
door GVB zijn niet tijdig vitgevoerd (1040).
De belangrijkste financiële risico’s en planningsrisico’s in dit kwartaal zijn hieronder benoemd:
32
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
O1: Voorbereiding/ opstarten van het proces testwerkzaamheden behoeft meer tijd dan
voorzien
O2: Software (uitrol van WLP) is niet tijdig gereed
O3: Procedures zijn niet geaccordeerd door OD & beoordeeld door Kiwa/R2B (te beheersen
door programma)
O4: Openstaande punten (inspecties) per station zijn niet binnen eerste testronde met
Kiwa/R2B opgelost
- Afstemming met alle relevante partijen aan De eerste testrondes met Kiwa/R2B zijn
de voorkant afgerond. Hierbij is een aantal restpunten —
- Inschatting op basis van realistische met name op de BMI en in beperkte mate op
doorlooptijden (inclusief hertesten) OA - gemeld welke voor opheffen van
- Ruimte in de planning van Croon om gedoogbesluit opgelost moeten worden.
tegenvallers op te vangen
- Ruimte tussen FAT en uitrol van BV-Rol Om een negatief effect op de planning te
ingepland om bevindingen op te lossen voorkomen voert het projectteam de volgende
-5+1testnachten inplannen in de ze ronde mitigerende acties vit:
- 2e testronde met Kiwa/R2B inplannen en met
voldoende hersteltijd voor issues - 18/19 september is een nieuwe testronde met
Kiwa/R2B ingepland om de restpunten
opnieuw te testen.
- Voor de acties waarbij Siemens nodig is, is
personeel van Siemens gereserveerd voor
augustus. Aanvullend hierop is als redundantie
ook personeel voor in september gereserveerd
(mocht ingeplande inzet in augustus
onvoldoende zijn).
O1. In een sprint is minder uitgevoerd dan gepland te testen
O2. Meer re-testen nodig dan voorzien
O3. Meer testwerkzaamheden nodig dan ingepland
Ga. Vertraging
G2. Meer kosten / inzet
1. Na iedere sprint vindt evaluatie van de Focus is gericht op certificering. Dit ligt op
voortgang plaats schema.
2. Planning is flexibel in te delen (als een test Voor andere testwerkzaamheden nog geen
niet doorgaat kan een andere test uitgevoerd reden om het schema aan te passen. Wel een
worden) lichte verschuiving van verwacht naar worst
3. Op basis van reële doorlooptijden de case scenario.
planning continu bijwerken en waar nodig
bijsturen
4. Per sprint reservecapaciteit aanhouden
5. Reservesprints inplannen
33
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
O1: Inspectie op het werk van ISA vanuit assetmanagement leidt tot aanpassingen
(bevindingstraject, tijd nodig voordat men zelfde taal spreekt)
O2: Onderschatting inzet om iedereen op te lijnen
Ga: Dossiers kunnen niet worden afgerond
1. Eerste inspectie opgenomen in tool [wie is In het projectplan was aangegeven dat gehele
waarvoor verantwoordelijk [E&B/ISA]] dossiers zouden worden aangeleverd.
2. Beheerder ISA is hier verantwoordelijk voor. | Projectmanager ISA heeft met Opdrachtgever
3. E&B bakent af wat ligt bij E&B/ISA. afgesproken dat in delen stukken kunnen
4. Vooraf per station in beeld brengen welke worden aangeleverd. Beheerder krijgt dan tijd
informatie nodig is en zorgen dat dit in het om beheer- en onderhoud deel te beoordelen.
ontwerp/uitvoering is belegd. Geen directe relatie met certificering.
5. Regelmatig overleg t.a.v. op- en afleveren. Voorspelbaarheid verbeteren behoeft nog
6. BMI & OAI krijgen prioriteit i.v.m. steeds aandacht.
certificering Kiwa/R2B.
7. Overdracht BMI en OAI in een aparte
detailplanning vitwerken
O1: Het uitvoeren van de scope (reguliere werkzaamheden) behoeft meer tijd/inzet
O2: Het optreden van tijdgebonden risico's
O3: Inzet voor VTW's / Afwijkingen welke niet bekostigd worden
G1: Het langer inzetten van teamleden leidt tot kostenoverschrijding
VAT
Vertraging: 13 weken
Koepelkosten per week: €58.000
Subtotaal: €754.000
Uitvoeringspersoneel
Vertraging: 3 maanden
Kosten per maand: €9.000
Subtotaal: €27.000
Totaal: €781.000
De beheersing van dit risico geschiedt in eerste | Inzet van teamleden is in Q1 opnieuw
instantie door de beheersing van de ingeschat voor het opstellen van VTW-018.
detailrisico’s.
Daadwerkelijke inzet loopt tot op heden
Om de voortgang te bewaken en een volgens, in overeenstemming met
betrouwbare prognose af te geven worden ingeplande inzet.
volgende maatregelen getroffen:
Wel is het moment van afschalen van
1. Controle of gemaakte uren niet uitvoeringspersoneel een punt van aandacht.
geraamde uren overschrijden. Mogelijk vindt dit een kwartaal later plaats.
34
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
2. Periodiek (minimaal 1x per kwartaal)
vaststellen of de inzet van personeel
overeenkomt met de doorlooptijden
van planning.
3. MC analyse van de planning uitvoeren
en vaststellen of de prognose inzet van
personeel realistisch is.
35
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
4-2 Aantoonbaar beheer
4.2.1 Toelichting Management
Resultaten
Het afgelopen kwartaal stond in het teken van de uitvoering van de afspraken met de
Omgevingsdienst (OD) zodat tijdig (31 december 2022) de huidige gedoogsituatie op de
ondergrondse stations van de Oostlijn kan worden opgeheven. Hiertoe worden de
gebruiksmeldingen voor de stations opgeleverd en de cruciale brandveiligheidssystemen
gecertificeerd.
De eerste gebruiksmelding (station Waterlooplein) is in maart ingeleverd en geaccepteerd door de
OD. In het tweede kwartaal zijn de gebruiksmeldingen voor Centraal Station, Weesperplein,
Nieuwmarkt, Wibautstraat en de tunnel aangeleverd. De intensieve en constructieve
samenwerking met de OD heeft ertoe geleid dat we de aanvragen in een kort opeenvolgende
cyclus konden indienen. Op dit moment zijn er nog enkele correcties uit te voeren op
Weesperplein en de Tunnel. Op de gebruiksmeldingen voor Waterlooplein, Centraal Station,
Wibautstraat en Nieuwmarkt is door de OD gemeld dat deze voldoen aan de indieningsvereiste.
In een oplegnotitie voor het Programma van Eisen voor de BMI is vastgelegd wat de voor 31
december 2022 te certificeren situatie is voor de cruciale brandveiligheidssystemen (BMI, OAI,
Sprinkler). Daarnaast is een herzien PvE voor de RWA opgeleverd om aan te sluiten op het
herziene veiligheidsbeleid t.a.v. ontruiming. De oplegnotitie van de BMI is in Q2 gestempeld door
de OD. Het PvE voor de RWA is na aanpassing van de tekeningen-set opnieuw aangeleverd.
De eerste certificeringsronde is in de periode juni/juli doorlopen. Na rapportage door de
certificerende partij (Kiwa/R2B) zijn de afkeurpunten vastgesteld. In overleg met de beheerders
zijn corrigerende activiteiten gestart door RIB/Uitvoering zodat eind september deze punten
weggewerkt zijn.
Randvoorwaarde voor het tijdig kunnen realiseren van de bovenstaande zaken is de freeze op de
ondergrondse stations op de Oostlijn afgekondigd in het vierde kwartaal 2022. In het eerste
kwartaal is een transparante situatie gecreëerd. Door de inzet van raakvlakmanagement, zowel
intern als extern, is nu helder welke projecten lopen en of deze mogelijk conflicteren met de
afgekondigde freeze. Ondanks de freeze zijn er twee aanpassing in het areaal ontdekt tijdens de
certificering die leiden tot blokkerende bevindingen; het betreft:
1. Extra wanden in een technische ruimte waardoor projecteren rookmelders niet meer
voldoen;
2. Extra wanden in een commerciële ruimte waardoor projecteren rookmelders niet meer
voldoet;
Ook hier zijn de acties uitgezet zodat deze hersteld zijn voor de tweede certificeringslag.
Daarnaast wordt geëvalveerd hoe dit heeft kunnen gebeuren.
T.a.v. aantoonbaar beheer van de cruciale brandveiligheidssystemen is de stand als volgt:
1. BMI Contract met Siemens Onderhoudsrapport 2021
36
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
3. RWA Contract met Croon-Wolter-
Dross
Digitaal logboek beheerder
Digitaal logboek
_7-_Drogeblusleiding | MICGvard
8. BV-ROL Serviceprovider RIB Uitvoering Opstellen contract Croon
Ondersteuning Croon
Digitaal logboek
Vooruitzicht voor het derde/vierde kwartaal 2022
In het derde en vierde kwartaal 2022 wordt gewerkt naar de volgende resultaten:
1. Certificeren RWA, een nieuw programma van eisen dient gestempeld te worden door de
OD.
a. De RWA-metingen zijn succesvol afgerond. Aanvullende kalibratie wordt
uitgevoerd zodat toekomstige metingen in een fractie van de tijd gerealiseerd
kunnen worden.
2. De afkeurpunten met de hoogste risico’s zijn:
a. De rookschermen zijn dun doorschijnend en door de leverancier aangegeven als
einde levensduur.
b. Onvoldoende functioneren van de Geleideverlichting op NMT, WPP en CS.
c. Onvoldoende functioneren van de contourverlichting vluchtdeur op WPP,
zuidzijde;
3. Tussentijdse overdracht installaties van alle stations, met de focus op de te certificeren
installaties BMI & OAl en Sprinkler.
4. Definitief implementeren van aantoonbaar beheer door het implementeren van het
productblad Melding brandveilig Gebruik.
5. Correcties op de Gebruiksmeldingen Weesperplein, en de Tunnel zullen in het derde
kwartaal 2022 worden vitgevoerd.
6. Afronden van projecten die zijn voortgekomen vit aantoonbaar beheer
a. Overdracht van het project WBDBO in het derde kwartaal 2022
b. Ruimtenummering in het derde kwartaal 2022
Ad 2a) De vervangingswerkzaamheden t.a.v. de rookschermen zijn met spoed gestart week 37
staan de eerst twee in de planning. Niet alle schermen, te weten 117, lukken dit jaar. Er wordt
aan gewerkt om de voor ontruiming primaire rookschermen te vervangen in totaal 34. Parallel
hieraan is er overleg met de leverancier t.a.v. de consequentie van dun doorschijnend op de
rookdoorlatenheid van de schermen. Gezien de consequentie van de bevinding is het
verzamelen van feiten en daadwerkelijke meetresultaten van belang;
Ad 2b) De geleideverlichting is een Alarp maatregel en geen Bouwbesluit eis. In samenspraak
met de certificerende partij Kiwa/R2B voegen wij een notitie toe aan het PvE zodat deze
omissie niet blokkerend kan zijn. Daarnaast zijn week 37 herstelwerkzaamheden ingepland;
Ad 2c ) Herstelwerkzaamheiden staat in week 36 ingepland;
37
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
4.2.2 Scope
De volledige scope van aantoonbaar beheer komt terug in het te maken productblad waarbij de
scope onderte verdelen is in de volgende aspecten:
1. Managementactiviteiten voor aantoonbaar beheer van de gebruiksmelding zoals
raakvlakmanagement en portfoliomanagement.
2. Beheeractiviteiten voor de jaarlijkse update van gebruiksmelding, zoals het periodieke
overleg met de Omgevingsdienst en de evaluatie van incidenten.
3. Uitvoeringsactiviteiten voor aantoonbaar beheer zoals fysieke veiligheidsrondes
inclusief de bijbehorende opvolging van afwikkelen van bevindingen.
4. Uitvoeringsactiviteiten en configuratiemanagement voor de jaarlijkse certificering,
waarbij 4 veiligheidsinstallaties elk jaar door een certificerende instelling worden
uitgevoerd waarbij de beheerorganisatie dit jaarlijks moet organiseren.
In deze rapportage wordt deze indeling aangehouden. Hiermee zijn alle voor aantoonbaar beheer
relevante zaken onderdeel van de rapportage.
Ad 1 Managementactiviteiten voor aantoonbaar beheer
De Areaalmanager Stations wordt verantwoordelijk voor alle aspecten die te maken hebben met
de melding brandveilig gebruik. De melding betreft meerdere techniekvelden die bij verschillende
Areaalmanagers belegd zijn. Het productblad melding brandveilig gebruik beschrijft daarom alle
techniekvelden en is daarmee de basis voor te maken afspraken tussen de Areaalmanagers.
Organogram areaal- & assetmanagement
Areaalmanager 7
Assetmanager Assetmanager Assetmanager Spoor & Aan anager tatei:
Netwerken Energievoorziening Baan Ë
De Areaalmanager Stations is verantwoordelijk van de gebruiksmelding en communicatie hierover
met de Omgevingsdienst. De andere Areaalmanagers leveren hun zaken aan de Areaalmanager
Stations. In tegenstelling tot bestaande productbladen worden in dit specifieke productblad ook
managementprocessen voor GVB/RIB opgenomen die van belang zijn om de brandveiligheids-
systemen integraal in stand te kunnen houden. Het betreft de processen
1. Portfoliomanagement
2. Raakvlakmanagement
Portfoliomanagement
De huidige freeze op het ondergrondse deel van de Oostlijn zal onderdeel worden van het
portfoliomanagement. De casus fietsenstalling op Weesperplein is een voorbeeld voor de aanpak
van een impactanalyse en hoe het project moet omgaan met het uitvoeren van wijzigingen in het
areaal waarbij er consequenties zijn voor brandveiligheid. In het vierde kwartaal 2021 is de freeze
afgekondigd. In het eerste kwartaal 2022 is de complete inventarisatie afgerond, waarbij helder
werd welke projecten er niet kunnen plaatsvinden gedurende de periode tot medio 2023. In het
38
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
eerste kwartaal is definitief een weging gegeven aan de verschillende projecten waarbij in de
stuurgroep van de gebruiksmelding is vastgelegd welke projecten niet kunnen plaatsvinden.
Aantal Projecten | Werkzaamheden Voorwaarde/ toelichting
MVP kunnen wel of niet
plaatsvinden
Ja, mits Er afstemming plaatsvindt over de werkzaamheden
in de tijd en qua scope.
1 Nee, tenzij. Werkzaamheden kunnen niet plaatsvinden tijdens
de freeze, engineering en aanbesteding kan wel.
Zoals fietsenstalling Weesperplein van V&OR
10 Ja, zonder Werkzaamheden kunnen na impactanalyse op
voorwaarde gebruiksmelding zonder voorwaarde plaatsvinden
5 Ja, project is Een aantal meerjaren vervangingsprojecten zijn
onderdeel scope meegenomen in de scope van ISA en het programma
programma
Raakvlakmanagement
De raakvlakken van commercie en overige gebruikers van het areaal zijn in kaart gebracht door
het programma. Helder is dat dit niet een eenmalige activiteit is maar continu zal moeten
plaatsvinden. In het productblad wordt opgenomen op welke wijze het raakvlakmanagement
moet plaatsvinden. Daarnaast zal er per station een overzicht opgenomen worden welke
raakvlakken er nu bestaan.
Ad 2 Beheeractiviteiten voor de jaarlijkse update van gebruiksmelding
De scope t.a.v. de gebruiksmelding is met de Omgevingsdienst afgestemd. De opzet is dat de
gebruiksmelding wordt opgeleverd op basis van een Integraal Plan Brandveiligheid. Dit plan
beschrijft de rationale achter de opzet van de brandveiligheid van de ondergrondse stations en de
tunneldelen. Verder bestaat de gebruiksmelding uit begeleidende plattegronden.
Het IPB is als volgt opgebouwd hl _IJ
1. Deel1 algemeen ei EE en ;
2. Deel 2A stationsgeneriek 5 Ee 8
3. Deel 2BCS, Centraal Station K Ee neem
4. Deel 2C NMT, Nieuwmarkt ” WSE ij,
5. Deel 2D WLP, Waterlooplein e ia Ï 3, '
6. Deel 2E WPP, Weesperplein 8 ee TE : ;
7. Deel 2F WBS, Wibautstraat SN „ RAE
8. Deel 2G tunnel nn o 2 2 EEN
Figuur 5 impressie van de brandweerinterface kast
Het jaarlijks vpdaten van de hele set met de Omgevingsdienst wordt inhoudelijk voorbereid zodat
de Areaalmanager die verantwoordelijk is voor deze melding deze ook kan uitvoeren.
Ad 3 Uitvoeringsactiviteiten voor aantoonbaar beheer
Aantoonbaar beheer richt zich op de onderstaande vier veiligheidsvoorzieningen:
39
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
e Fysieke veiligheidsvoorzieningen voor brandveiligheid, zoals compartimentering en
vluchtwegen maar ook het gebruik van de ruimtes.
e Ondersteunende installaties voor calamiteiten zoals geleideverlichting
vluchtwegaanduiding en kleine blusmiddelen.
e Installaties voor brandveiligheid die tevens onderdeel zijn van de jaarlijkse certificering.
e Voorzieningen voor hulpdiensten zoals communicatiemiddelen en blusvoorzieningen.
In het tweede kwartaal 2021 is een dashboard gemaakt met daarin opgenomen in hoeverre de
huidige beheersactiviteiten voldoende aantoonbaar ingericht zijn. Vanaf het tweede kwartaal
2021 is hierop stapsgewijs verbetering aangebracht. De huidige aandachtspunten t.a.v.
aantoonbaar beheer m.b.t. de onderdelen in 2022 gecertificeerd worden, zijn:
1. Brandmeldinstallatie
Voor deze installatie is een onderhoudscontract overeengekomen met de leverancier
waarbij de jaarlijkse onderhoudsrapporten worden geleverd in het vierde kwartaal 2022,
voor deze installatie zit de aandacht op storingsopvolging en de verdeling van de
onderhoudsactiviteiten tussen de interne en externe serviceprovider.
2. BV-ROL
De besturingsinstallatie is verantwoordelijk voor de aansturing van diverse
brandveiligheidsscenario’s en is qua beschikbaarheid en redundantie onderdeel van de
certificering van de Brandmeldinstallatie. Het BV-ROL vormt een integraal onderdeel van
de certificering van de brandveiligheidsvoorzieningen en dient dus aantoonbaar
onderhouden te zijn op het moment van certificeren medio mei. Hiervoor wordt in het
tweede kwartaal 2022 een productblad worden geschreven zodat dit bij een
onderhoudspartij kan worden ondergebracht. In Q3 zal deze overeenkomst voorbereid
worden.
3. Omroep Alarminstallatie
Voor deze installatie is er een onderhoudscontract overeengekomen met de leverancier.
Voor deze installatie wordt tevens gewerkt aan het inrichten van een digitaal logboek die
in te zien is door de certificerende instantie.
4. Rook & Warmte afvoer
De RWA installatie is niet aangepast. Dedebietmetingen zijn in de eerste
certificeringsrond succesvol afgerond. l.v.m. de nieuwe veiligheidsfilosofie is het PvE
aangepast. Het PvE, t.a.v. de certificering van de installatie, is in het tweede kwartaal
2022 met de Omgevingsdienst afgestemd, definitief stempelen dient nog plaats te
vinden, verwachting is dat dit in week 36 plaatsvindt.
5. Sprinklerinstallatie
Dit is een nieuwe installatie die wordt gecertificeerd door het project ISA en overgedragen
aan de beheerder. De beheerder zorgt ervoor om in Q3 2022 het contract af te ronden.
Ad 4 Uitvoeringsactiviteiten en Configuratiemanagement voor de jaarlijkse certificering
De 4 veiligheidsinstallaties worden jaarlijks door de beheerorganisatie geïnspecteerd. Dit gebeurt
i.s.m. een certificerende instelling die beoordeelt of het resultaat van de inspectie leidt tot het
verlengen van het certificaat.
40
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
Er zijn drie projecten, waarbij specifieke herstel activiteiten noodzakelijk waren, in het areaal
gestart. Het betreft:
1. Brandscheidingen WBDBO (Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag), het
herstellen en aanbrengen van de juiste brandcompartimentering is het afgelopen
kwartaal tot en met Weesperplein afgerond en is in het tweede kwartaal voor alle
ondergrondse stations afgerond.
2. Ruimtenummering, het aanbrengen van ruimtenummers op technische ruimtes voor een
eenduidige benaming voor communicatie tussen bijvoorbeeld hulpdiensten en operator.
3. Herstel Geleideverlichting, herstellen van gedeeltes van de geleideverlichting die nu niet
goed functioneren. Ondanks de herstel actie in Q4 2022, zijn er nieuwe bevindingen op de
geleideverlichting. In week 37 zijn herstelacties ingepland door RIB/uitvoering.
4.2.3 Overdracht en Tussentijds in beheer name
De installaties vanuit het project ISA worden overgedragen voor tussentijds ingebruikname per
deelinstallatie. In het afgelopen kwartaal zijn er op meerdere stations een deel van de installaties
overgedragen aan de beheerder. Deze heeft de installaties weer toegevoegd aan het dagelijks
beheer of heeft, wanneer het nieuwe installaties betreft, een tijdelijke voorziening getroffen om
dit te beheren. Ook voor de overdracht ligt de focus op die installatieonderdelen waarvoor de
certificering van toepassing is zodat hiervoor de werkzaamheden zijn afgerond en de certificering
van het onderhoud is ingericht, zie ook Tabel 2.
bevin- bevin- bevin- bevin- bevin-
a eee
OAI Te doen ISA Te doen ISA Blokkerende 3 Te doen ISA Te doen ISA
BMI Te doen ISA Ter review Te doen ISA Te doen ISA
(Fibrolasers } 11/08/2022 Ter review Ter review Ter review Ter review
en Te doen ISA Te doen ISA Onlartelennt Te doen ISA Te doen ISA
Vluchtwegaanduiding restpunten
Kast kleine Blusmiddelen fTer review Te doen ISA en 0 Te doen ISA Te doen ISA
bevindingen
ventilatie (HVAC) Te doen ISA Se Te doen ISA Te doen ISA
bevindingen
rege lling Ondertekend 2 Ondertekend 3 Ondertekend met 4 Ondertekend met 2 Ondertekend 2
met rest punten met restpunten restpunten restpunten met rest punten
Sprinkler Te doen ISA
Liften Te doen ISA Te doen ISA Ter review Te doen ISA Te doen ISA
Verlichting / E- installatie [Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA
Commerciele ruimtes Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA
Geleideverlichting Ter review
Bouwkundige tekeningen [Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA Te doen ISA
Tabel 2 Overzicht Dossier overdracht naar de beheerder
4-2.4 Geld
De totale kosten voor het inrichten van aantoonbaar beheer zijn € 350.000. Voor het opstellen van
de noodzakelijke PvE's en de uitvoering van het RWA-deel van de totale certificering is binnen het
programma een budget opgenomen van de certificering van € 200.000. De debietmetingen van de
RWA is een onderdeel van regulier beheer, de kosten komen dan ook uit de reguliere middelen.
Dit budget is onderdeel van de begeleidingskosten van € 1.500.000 en valt binnen het daarvoor
geraamde budget.
41
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
4.2.5 Tijd
In het eerste kwartaal is de verandering doorgevoerd die nodig was om de overeenkomst met de
OD te realiseren. Dit leidt tot de onderstaande planning voor het lopende jaar, zie Figuur 6.
Fase 1 2022
ots |
En Beoordelen oplegnotitie BMI
EE Beoordelen PVE's RWA
Testen werkprocessen EEn
1]
ontermgeeeen monroe EO je
Ea Definitief maken Certificering met omgevingsdienst
Branddetectie BMI - Brandmeldinstallatie
Brandbestreiding RWA - Rook Warmte Afvoer ; Sprinkler
Ontruimingsvoorzieningen OAI - Ontruimings Alarm Installatie
Informatievoorzieningen BVRol - Besturing veiligheidsvoorzieningen renovatie oostlijn
Figuur 6 Overall planning certificering voor 2022
Na de eerste certificeringsronde is een detail planning gemaakt voor Q3/Q4 2022, deze is
opgenomen in Figuur 7.
33 34 35 36 37 38 39 40 A41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
EE teton zarug asjaug osfsep 1afsep tofep zoep oVOR 10/0 17f0rt 2M/0et s/Oet O7Nov 14/Nov zijNov zö/Nov OsfDee 1/bee 19/bet 26e
Blitzen | Gebruiksmeldingen afronden mn
PVE's RWA afronden mn
Bevindingen Oplossen afkeurpunten beheer ||
Oplossen afkeur punten project jj |
Oplossen Afkeurpnt. integraliteit ||
Inspecties Inspectie vervolg RWA mm
Inspectie initiele BMI& OA |
Inspectie Sprinkler mm
Inspectie systeem integratietest mn
Certificaten mn
[5E TPA Beheerdersverklaring nnn
Akkoord Safetyboard |
Gedoogsbeslissing voldaan mn
Afmelding gedoogbeslissing mm
Behandeling gedoogbeslissing nnn
mm OD/ Brandweer mm Safety Baard mm GVB
mm R2B mm MET/College
Figuur 7 Detail planning Q3/ Q4 2022
42
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
T.a.v. de gebruiksmeldingen voor de Oostlijn is de onderstaande planning overeengekomen met
de Omgevingsdienst:
Gebruiksmeldingen Een Ee melding voldaan (OD) | verzoek tot aanvulling
Station Waterlooplein 24-feb-22 30-mrt-22 EO
kk |
Rapporten & Certificaten ELO LuBEends
(OD)
Oplegnotitie BMI 13-apr-22 02-jun-22 |
De specifieke herstel activiteiten kennen de onderstaande planning
1. Brandscheidingen WBDBO (Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag)
De bulk van de doorvoeren is hersteld. In het tweede kwartaal zijn alle
vitvoeringsactiviteiten gerealiseerd. Voor Q3 staat de overdracht naar de beheerder
gepland.
2. Ruimtenummering
Het project ruimtenummering is later gestart dan er in de planning is aangegeven. De
verwachting is dat deze werkzaamheden in het derde kwartaal 2022 compleet zijn
afgerond.
3. Herstel Geleideverlichting
Het project geleideverlichting is in het vierde kwartaal 2021 afgerond en overgedragen
aan beheer en aan de uitvoeringsorganisatie. In het tweede kwartaal is er door de
leverancier aanvullend op het project een uitgebreide instructie worden gegeven aan de
vitvoeringsorganisatie. Hiermee is de beheeren i.s.m RIB/Uitvoering is staat herstel acties
in geval van storingen uit te voeren.
43
GVB Railinfrabedrijf Versie document 1.0
Status Concept
Datum 29 september 2022
Kenmerk
en 1
4.2.6 Risico's
Er zijn op dit moment nog een vijftal actuele risico’s op aantoonbaar beheer, deze worden
gemonitord met de risicomanager en in cyclus van 3 weken met elkaar besproken op
beheersmaatregelen. Het risico dat aantoonbaar beheer niet gereed is voor certificering is
uitgewerkt in een continue monitoring op de afkeurpunten van de eerste certificeringsronde.
Beheers-maatregelen(en)
Aantoonbaar beheer is niet tijdig (= Stand opname vertraagd als gevolg [Gebruiksmelding is niet gerealiseerd BM1: Blijvend afstemmen met beheerders en
moment van certificering) gerealiseerd van korteyelisch met management
1. Beheerders kunnen niet tijdig
informatie leveren 1. Zo vroeg mogelijk signaleren welke projecten
2. Essentiele processen kunnen niet benodigd zijn inkv aantoonbaar beheer.
tijdig worden ingericht, zoals het 2. De voortgang van de projecten opnemen in
afwikkelen van de bevindingen (M- de planning van het programma en dit continu
kolom) bewaken.
3. Aanvullende contracteren t.b.v. 3. Raakvlakken van de projecten ihkv
beheercontracten met extrene aantoonbaar beheer met het project ISA in
partijen worden onvoldoende snel beeld brengen.
gerealiseerd.
4. Achterstallige
onderhoudsactiviteiten komen te laat
in beeld
De aanvullende projecten ten behoeve Beheeractiviteiten zijn niet op tijd 1. Vertraging van de afronding van het [PM1. Zo vroeg mogelijk signaleren welke
van het realiseren van aantoonbaar voor de gebruiksmelding gereed programma projecten benodigd zijn inky aantoonbaar
beheer worden niet tijdig opgestart 1. Vervanging van een drietal beheer.
rookschermen , wegens einde PM2. De voortgang van de projecten opnemen
levensduur, zijn in het MVP niet tijdig in de planning van het programma en dit continu
ingepland bewaken.
Beheerders kunnen activiteiten rondom Kosten t.b.v. het uitvoeren van de Gebruiksmelding is niet te realiseren BM1: Continu in gesprek met de beheerders en
aantoonbaar beheer niet invullen. benodigde beheer activiteiten management van de beheerders
worden niet gedekt binnen BORI , begeleidingsoverleg).
mogelijke oorzaken hiervan zijn BM2: Aanvullend in gesprek met toekomstige
Levering van resultaten van ISA vertraagd Levering vertraagd Lov. OER De tussentijdse inbeheemame BM1. Detailplanning tav oplevering per installatie
voor certificering 2022. 1. Realisatie aanpassing vertraagd [vertraagt en loopt de gebruiksmelding [van het project ISA afstemmen met
2. Bijbehorende documentatie van het station uit. detailplanning van aantoonbaarbeheer.
vertraagd
3. Tijdig Update BV Rol installeren ,
waarbij het risico bestaat dat er voor
een aantal stations als gevolg van
het in de maakt zijnde PVE voor de
tussentijdse certificering nog een
tweede update nodig is
4. Daadwerkelijk afronden van de
nodige installaties voor de
certificering voor 31-12-2022
Reeds bekende omissies uit de gedane [Onvoldoende nemen van alsnog geen certificering BM1: Blijvend afstemmen met beheerders en
vervolginspecties{na 2014) certificeringen |eigennaarschap en juiste registratie, korteyelisch met management
worden onvoldoende opgepakt in op zowel techniek , operatie of
beheerkolom onderhoud
| Onderzoeksrapport | 44 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 570
Publicatiedatum 28 juli 2017
Ingekomen op 22 juni 2017
Ingekomen in raadscommissie ZS
Behandeld op 20 juli 2017
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Kayar, Duijndam en Blom inzake de Voorjaarsnota 2017
(pierenbadjes, vroeg geleerd is oud gedaan).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 446).
Overwegende dat:
— In een waterrijke stad als Amsterdam ieder kind zou moeten kunnen zwemmen
en daarvoor een diploma zou moeten hebben:
— Zwemparticipatie in sommige stadsdelen, zoals Zuidoost, erg laag is;
— Dit onder andere komt doordat kinderen in deze gebieden weinig ervaring opdoen
met water en zwemmen;
— Kinderen op een jonge leeftijd op een veilige manier in aanraking moeten komen
met zwemwater zoals de peuterbaden in de openbare ruimte;
— Hierdoor de kans wordt vergroot dat kinderen hun zwemdiploma halen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— In samenwerking met stadsdelen met een lage zwemparticipatie, zoals Zuidoost,
de wenselijkheid en mogelijkheid te onderzoeken voor het aanleggen van één of
meerdere peuterbadjes ter verhoging van de zwemparticipatie;
— Tevens de mogelijkheden te verkennen, inclusief business case, voor de aanleg
van een buitenbad bij het Bijlmersportcentrum.
De leden van de gemeenteraad
O. Kayar
P.J.M. Duijndam
S.R.H. Blom
1
| Motie | 1 | train |
VN2023-024332 Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie,
Economische Zaken x Gemeente , . 3 3 D … S EF D
Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
% Amsterdam he
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 13 december 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Economische Zaken
Aanpak Binnenstad (26)
Agendapunt 8
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Kennisnemen van de raadsinformatiebrief over motie 363 Ga economische monocultuur tegen door
te leren van de Aanpak Binnenstad.
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over motie 363 van de leden Bentoumya, Heinhuis,
Broersen en Bons inzake Ga economische monocultuur tegen door te leren van de Aanpak
Binnenstad.
Wettelijke grondslag
e Gemeentewet Artikel 169 van de Gemeentewet
e Artikel 79 en 80 Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de gemeenteraad van 08-06-2023 heeft de raad bij de behandeling van
agendapunt 26 Voortgang Aanpak Binnenstad, motie 363 'Ga economische monocultuur tegen
door te leren van de Aanpak Binnenstad’ van de leden Y.E. Bentoumy van GroenLinks, L.E. Heinhuis
van de PvdA, J. Broersen van Volt en A.D.J. Bons van Bijt aangenomen. Daarin wordt het college
gevraagd om
1. Om metde betreffende stadsdeelbesturen te onderzoeken hoe in Amsterdamse buurten
zoals Oud-West en de Pijp (op toerisme gerichte) economische monocultuur kan worden
tegengegaan;
2. Hierbij de lokale situatie in ogenschouw te nemen en eventueel aanwezige (potentiële)
partners zoals vastgoedpartijen, woningbouwcorporaties, bewonersverenigingen en biz-en
te betrekken;
3. Tevens de N.V. Zeedijk te betrekken om te leren van de werkende bestanddelen van een
dergelijke hyperlokale aanpak.
4. Op basis hiervan de vorm en randvoorwaarden voor een dergelijke aanpak in deze buurten in
kaart te brengen;
Zie bijgevoegde raadsinformatiebrief over hoe het college vitvoering aan deze motie geeft.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.l1 1
VN2023-024332 % Gemeente Raadscommissie voor MBO-agenda, Jongerenwerk, Sport en Recreatie,
Economische Zaken 9 Amsterdam ‚ ‚ „
% Economische Zaken, Sociale Zaken, Opvang, Gemeentelijk Vastgoed,
Volwasseneneducatie, Democratisering
Voordracht voor de Commissie SED van 13 december 2023
Ter kennisneming
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, TA2023-000602
Welke stukken treft v aan?
AD2023-084628 1. RIB afdoening motie 363.pdf (pdf)
2. Motie 363.23 van de leden Bentoumya c.s. inzake ga economische
AD2023-084629 .
monocultuur tegen door te leren van de Aanpak Binnenstad.docx (msw22)
AD2023-084627 | Commissie SED Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Economische Zaken en Cultuur en Stadsdeel West, Sara Goudsmit,
[email protected]
Gegenereerd: vl.l1 2
| Voordracht | 2 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 859
Publicatiedatum 15 oktober 2014
Ingekomen op 9 oktober 2014
Ingekomen in raadscommissie AZ/FIN
Te behandelen op 5/6 november 2014
Onderwerp
Amendement van de raadsleden mevrouw Poot en mevrouw Ruigrok inzake
de begroting voor 2015 (correcties begrotingstekst).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2015;
Constaterende dat:
— op pagina 12 van de begroting in tabel 4.4 “Jeugdcultuurfonds” staat waar
“Jongerencultuurfonds” had moeten staan;
— op pagina 12 van de begroting in tabel 4.4 “Vluchtelingen” staat waar
“Asielzoekers” had moeten staan;
— op pagina 14 van de begroting in tabel 4.6 het structurele bedrag van 0,3 miljoen
euro voor radicalisering ontbreekt in de jaren 2016, 2017 en 2018,
Besluit:
— op pagina 12 van de begroting in tabel 4.4 het woord “Jeugdcultuurfonds” te
vervangen door het woord “Jongerencultuurfonds”;
— op pagina 12 van de begroting in tabel 4.4 het woord “Vluchtelingen” te vervangen
door het woord “Asielzoekers”;
— op pagina 14 van de begroting in tabel 4.6 het structurele bedrag van 0,3 miljoen
euro voor radicalisering toe te voegen aan de jaren 2016, 2017 en 2018.
De leden van de gemeenteraad,
M.C.G. Poot
M.H. Ruigrok
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 416
Datum akkoord 2 juni 2015
Publicatiedatum 3 juni 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer J.S.A. Vroege van 4 mei
2015 inzake de onveilige verkeerssituatie op de Willemsparkweg.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
De herinrichting van de Willemsparkweg is vrijwel voltooid maar uit berichtgeving van
onder andere Het Parool! en AT5° blijkt dat buurtbewoners zich grote zorgen maken.
De herinrichting was onder andere bedoeld om de verkeersveiligheid te verbeteren,
maar volgens bewoners is het juist onveiliger geworden.
Op 4 april 2013 heeft stadsdeel Zuid een informatieavond georganiseerd waar zowel
het Voorlopig Ontwerp van de herinrichting Willemsparkweg als het NvU Verbetering
Westelijke Tramlijnen werd voorgelegd. Toen al werden veel zorgen geuit door
omwonenden en door andere betrokkenen over het opheffen van de tramhalte op de
kruising met de Jacob Obrechtstraat, het verdwijnen van de pleintjes en de onveilige
verkeerssituatie die daardoor zou ontstaan. Er is namelijk gekozen om dit toch te
doen en om trams en auto's gecombineerd te laten rijden.
De fractie van D66 maakt zich zorgen over de verkeerssituatie op de
Willemsparkweg.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 4 mei 2015, namens de fractie van
D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1 http://www.parool.nl/parool/nl/34261/PS/article/detail/3985368/201 5/04/28/Blinden-worden-aan-hun-lot-
overgelaten-op-de-Willemsparkweg.dhtml
http://www.at5.nl/artikelen/14241 2/video-willemsparkweg-gevaarlijk-na-herinrichting
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing ne Gemeenteblad
Datum 3 juni 2015 Schriftelijke vragen, maandag 4 mei 2015
1. De zorgen over de verkeersveiligheid die van tevoren werden geuit tijdens onder
andere de informatieavond van stadsdeel Zuid in 2013 lijken nu gegrond.
a. Op welke manier is bij de herinrichting rekening gehouden met de zorgen van
omwonenden van de Willemsparkweg en andere betrokkenen over de
verkeersveiligheid?
Antwoord:
Door het opheffen van twee haltes moest de verkeerssituatie ter plaatse van
de Jacob Obrechtstraat en Emmastraat worden aangepast en was een
herinrichting noodzakelijk. De Centrale Verkeerscommissie (CVC) heeft op 24
april 2013 positief geadviseerd over de Nota van Uitgangspunten herinrichting
Willemsparkweg (NvU). Deze NvU is opgesteld door de centrale stad, in
samenspraak met het stadsdeel (verdere uitvoering van ontwerp en realisatie
is door het stadsdeel verricht).
De zorgen van omwonenden (vooral rond het pleintje Jacob Obrechtstraat) en
de uitkomsten van twee officiële inspraakavonden hebben geleid tot een
aanpassing van de NvU.
Aanpassingen NvU als gevolg van inspraakmomenten (juni-juli 2013):
e _Snelheid-remmende maatregel voor doorgaand gemotoriseerd verkeer
Willemsparkweg
(versmald verkeersprofiel en toepassen van bochten in de rijbaan ter
plaatse van de Jacob Obrechtstraat);
e Verhogen van de verkeersveiligheid voor kruisend langzaam verkeer
(fietsers en voetgangers) over de Willemsparkweg richting het Vondelpark
via de Jacob Obrechtstraat
(aanbrengen van verkeersheuvels op de Willemsparkweg en uitbuigen
van het fietspad ter plaatse van de Jacob Obrechtstraat voor ruime
opstelgelegenheid fietsers);
e Lokaal toepassen van 30 km/uur snelheidsregime voor doorgaand
gemotoriseerd verkeer op de Willemsparkweg ter plaatse van de Jacob
Obrechtstraat.
De ontwerpen uit de vastgestelde NvU (december 2013) zijn door Stadsdeel
Zuid verder uitgewerkt tot een Definitief Ontwerp (DO) en na inspraak (maart
2014) door het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuid vastgesteld.
b. /s hetcollege van mening dat omwonenden voldoende zijn betrokken bij de
herinrichting? Graag een toelichting.
Antwoord:
Ja, er zijn in juni en juli 2013 twee inspraakavonden gehouden. De inspraak
leidde tot 88 zienswijzen die resulteerden in een aanpassing van de NvU ter
plaatse van de Jacob Obrechtstraat. Omwonenden zijn bij de aanpassing van
de NvU (tussen mei en december 2013) betrokken en eenmaal ontvangen
door de wethouder en aanvullend uitgenodigd bij de CVC (oktober 2013).
Vervolgens is er door de griffie een toelichtingsbijeenkomst van de
verkeerscommissie met raadsleden georganiseerd.
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing ne Gemeenteblad
Datum 3 juni 2015 Schriftelijke vragen, maandag 4 mei 2015
De aangepaste NvU is ondanks bezwaren vanuit omwonenden in december
2013 op advies van de CVC door het college vastgesteld, waarna het DO
door het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuid, na een inspraakronde, in
maart 2014 is vastgesteld.
2.
a. Heeft het college kennisgenomen van de grote zorgen van bewoners en
betrokkenen die bestaan over de verkeersveiligheid na de herinrichting van
de Willemsparkweg?
Antwoord:
Ja, vanwege deze zorgen heeft het college een onafhankelijk
verkeersveiligheidsbureau (Royal Haskoning/DHV) in april dit jaar opdracht
gegeven voor het uitvoeren van een verkeersveiligheidsaudit. De nieuwe situatie
is geschouwd en eind mei is naar het verkeersbeeld gekeken, waarna het rapport
aan de CVC wordt voorgelegd (juni) inclusief voorstellen van Stadsdeel Zuid op
geconstateerde punten (eerste bevindingen zie antwoord 2B).
b. Zie het college aanleiding om naar aanleiding van de geuite zorgen maatregelen
te treffen om de verkeerssituatie te verbeteren? Zo ja, welke? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord:
De eerste bevindingen van de verkeersveiligheidsaudit laten zien dat de snelheid
op de Willemsparkweg ter plaatse van de Jacob Obrechtstraat gemiddeld rond
de 35 km/uur ligt. 2% van het verkeer rijdt tussen de 51 en 60 km/uur. Nieuwe
metingen volgen eind mei, nadat het verkeer aan de situatie gewend is.
Een nieuw ontstaan knelpunt is een zichtprobleem bij een energiehuisje, dat
onderschat is tijdens de ontwerpfase. De Willemsparkweg is ter plaatse van de
Jacob Obrechtstraat uitgebogen om een verkeersheuvel te kunnen maken voor
verbetering van de oversteekbaarheid voor voetgangers en fietsers én om de
snelheid van doorgaand verkeer (50 km/uur) op die locatie te reduceren naar 30
km/uur. Daardoor is het nieuwe fietspad dichter langs het energiehuisje komen te
liggen, waardoor verkeer vanuit de Jacob Obrechtstraat aankomende fietsers laat
ziet. De projectorganisatie is varianten aan het uitwerken om zo snel mogelijk tot
een oplossing te komen. Deze oplossingen worden samen met het
verkeersveiligheidsrapport in juni 2015 aan de CVC voorgelegd. Er wordt
maatwerk op de procedures verricht om ook de aanpassing op straat snel te
kunnen realiseren. Hieronder staan enkele oplossingen die uitgewerkt worden:
e Kleinschalig, eenrichtingverkeer in de Jacob Obrechtstraat instellen (rijrichting
naar Van Breestraat);
e Kleinschalig, fietspad opschuiven;
e Grootschalig, overzichtelijker kruispunt Willemsparkweg-Jacob Obrechtstraat
aanleggen door energiehuisje elders te plaatsen (inschatting 2 € 175.000).
Deze oplossing wordt momenteel met de energiemaatschappij onderzocht op
haalbaarheid, uitvoeringskosten en mogelijke uitvoeringsperiode.
Afhankelijk van de oplossing zal hier financiering bij gezocht moeten worden. De
uitvoering komt te liggen bij het stadsdeel.
3
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer Soni 2015 Schriftelijke vragen, maandag 4 mei 2015
3.
a. Hoe beoordeelde de Centrale Verkeerscommissie (CVC) de plannen voor
de herinrichting van de Willemsparkweg op het gebied van verkeersveiligheid?
Antwoord:
Gezien de complexiteit van het onderwerp was er voorafgaand aan bespreking in
de CVC een expertmeeting georganiseerd (22 januari 2014). Aan deze expert-
meeting hebben deelgenomen vertegenwoordigers van de CVC, de Werkgroep
Blackspots Amsterdam (WBA) en van de Werkgroep Verkeerslichten Amsterdam
(WVA). De CVC is akkoord gegaan met de aangepaste NvU en het daarop
betrekking hebbende ontwerp. De CVC was unaniem tegen het handhaven van
de bestaande maaiveldsituatie als de haltes werden opgeheven.
b. Hoe kijkt de CVC aan tegen de huidige situatie wat betreft verkeersveiligheid?
Graag een toelichting.
Antwoord:
Er wordt momenteel een verkeersveiligheidsaudit gedaan. Direct na realisatie is
er geschouwd en eind juni wordt er nogmaals (na een gewenningsperiode) naar
het verkeersbeeld gekeken. Direct na afronding van deze rapportage wordt deze
inclusief enkele nader uitgewerkte voorstellen in juni ter advisering aan de CVC
voorgelegd. De CVC geeft een advies over de nieuwe situatie en ingebrachte
voorstellen en kijkt of daarmee de situatie voldoende zal verbeteren op het
geconstateerde knelpunt.
4. In heteerder genoemde artikel in Het Parool wordt specifiek gesproken over een
onveilige situatie voor blinden en slechtzienden. Op de tramhaltes op de
Willemsparkweg en direct daaromheen zijn op een duidelijke manier reliëftegels
aangelegd, maar net daarbuiten niet. De route van, naar en tussen de tramhaltes
is daarmee niet veilig voor blinden en slechtzienden.
a. Hoe beoordeelt het college de veiligheidssituatie voor blinden en
slechtzienden rondom en tussen de tramhaltes op de Willemsparkweg?
Antwoord:
De eerste uitkomsten van de verkeersveiligheidsaudit melden geen onveilige
situaties rondom en tussen de tramhaltes op de Willemsparkweg voor
slechtzienden. Het nieuwe maaiveld is conform geldende richtlijnen door
Stadsdeel Zuid uitgewerkt en aangelegd.
b. /n hoeverre ziet het college de noodzaak om maatregelen te treffen?
Graag een toelichting.
Antwoord:
Stadsdeel Zuid gaat met de Stichting Onbeperkt Zuid ter plaatse kijken.
Op basis van dit overleg zal waar nodig de route van reliëftegels worden
aangepast.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
Eos 016186 N% Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling RO
Ontwikkeling X Amsterdam
Voordracht voor de Commissie RO van o6 september 2023
Ter advisering aan de raad
Portefeuille Grond en Ontwikkeling
Agendapunt 8
Datum besluit 11 juli 2023 College B&W
Onderwerp
Beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het bouw- en woonrijp maken voor het project
flexwonen Riekerpark! in Amsterdam Nieuw-West.
De commissie wordt gevraagd
1. Aan de gemeenteraad het volgende advies uit te brengen: In te stemmen met de
raadsvoordracht (bijlage 8).
2. Kennis te nemen van de geheimhouding die op grond van artikel 87 van de Gemeentewet
is opgelegd op de financiële paragraaf (bijlage 1) bij deze voordracht. Dit in verband
met de belangen genoemd in artikel 5.1 lid 2 sub b van de Wet open overheid. De
geheimhouding wordt opgelegd gedurende de exploitatietermijn van het project, vanaf
datum investeringsbesluit tot in ieder geval 31 december 2040.
Wettelijke grondslag
Artikel 87 van de gemeentewet juncto artikel 5.1 lid 2 sub b van de Wet open overheid.
Artikel 5.1 lid 2 sub b van de Woo (de financiële en economische belangen van de gemeente)
Artikel 189.1 en 212.1 Gemeentewet, jo artikel 5 lid 1 tot en met 3 van de Gewijzigde financiële
verordening Amsterdam 2023 (budgetrecht van de Raad).
Bestuurlijke achtergrond
Zie raadsvoordracht voor toelichting.
Reden bespreking
Ter advisering aan de raad.
Uitkomsten extern advies
Nvt.
Geheimhouding
Het college heeft besloten om op de financiële paragraaf (bijlage 2) geheimhouding op te leggen op
grond van artikel 87 van de Gemeentewet. Dit in verband met de belangen genoemd in artikel 5.1
lid 2 sub b van de Wet open overheid. Door openbaarheid van de gegevens uit die bijlage kunnen de
financiële belangen van de gemeente worden geschaad. Het belang van openbaarheid weegt daar
niet tegenop.
De geheimhouding wordt opgelegd tot het eind van de exploitatietermijn van het project, of het
moment waarop de gemeenteraad besluit deze op te heffen, doch uiterlijk per 31 december 2040.
Uitgenodigde andere raadscommissies
Gegenereerd: vl.48 1
VN2023-016186 % Gemeente Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grond en Ontwikkeling
Grond en % Amsterdam
Ontwikkeling %
Voordracht voor de Commissie RO van 06 september 2023
Ter advisering aan de raad
N.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Nee
Welke stukken treft v aan?
AD2023-052767 Commissie RO Voordracht (pdf)
GEHEIM - bijlage 2 Financiële Paragraaf Investeringsnota Riekerpark
AD2023-059476
DEF.pdf (pdf)
AD2023-059482 bijlage 2 CONCEPT Kavelpaspoort flexwonen Riekerpark_dec 21.pdf (pdf)
bijlage 3 Ontwerpvoorstel openbare ruimte.pdf (pdf)
AD2023-059477 bijlage 4 Riekerpark_indicatieve tijdlijn_blok4A.pdf (pdf)
AD2023-059480 bijlage 5 CONCEPT woonprogramma directie wonen JUNI 2023.pdf (pdf)
AD2023-059478 bijlage 6 Vraag Antwoord document inloopbijeenkomst 5 juni 2023.pdf (pdf)
AD2023-059479 bijlage 7 Hoofdlijnenplanning Riekerpark.pdf (pdf)
AD2023-061789 bijlage 8 Gemeenteraad Voordracht.pdf (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Grond en Ontwikkeling. Michiel Bosman, 06 29571355, [email protected]
Gegenereerd: vl.48 2
| Voordracht | 2 | test |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1127
Publicatiedatum 18 november 2015
Ingekomen op 4 november 2015
Ingekomen onder C
Behandeld op 5 november 2015
Uitslag Verworpen
Onderwerp
Motie van de leden Groot Wassink en Roosma inzake de Begroting 2016
(meer bedden voor de bed bad brood).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2016;
Overwegende dat:
— de bed-, bad- en broodvoorziening op dit moment te weinig capaciteit heeft om in
de vraag te voorzien;
— de meerderheid van de gemeenteraad eerder heeft uitgesproken dat Amsterdam,
gezien haar zorgplicht, basale opvang moet garanderen;
— het in de lijn der verwachting ligt dat het Rijk in de nabije toekomst de kosten voor
de bed-, bad- en broodvoorziening vergoedt;
— een uitbreiding van de bed-, bad- en broodvoorziening gezien de naderende
winter dringend gewenst is.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de bed-, bad- en broodvoorziening zo snel mogelijk met minimaal 100 plaatsen uit
te breiden;
— de kosten hiervoor, in afwachting van de Rijksbijdrage, ten laste laten vallen van
de coalitiemiddelen voor maatschappelijke opvang.
De leden van de gemeenteraad
B.R. Groot Wassink
F. Roosma
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 81
Datum indiening 17 december 2018
Datum akkoord 24 januari 2019
Publicatiedatum 25 januari 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid A.L. Bakker inzake het per ongeluk
kappen van een waardevolle es in Slotermeer.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
In augustus 2018 moesten buurtbewoners rond de W.J. Bijleveldstraat in Slotermeer
toezien hoe er een mooie es gekapt werd op het plantsoen aan de straat. De buurt
was in de veronderstelling dat deze boom van het stadsdeel zou mogen blijven staan,
in tegenstelling tot vele andere bomen die al eerder vorige winter op het plantsoen
waren gekapt in het kader van renovatie. Het gaat namelijk om een es die op de
gemeentelijke interactieve kaart “Monumentale bomen en ander waardevol groen”!
staat aangegeven als waardevol groen met als beschermwaarde de beeldbepalende
waarde.
Een betrokken bewoner heeft na de kap bij de stadsdeelcommissie van Nieuw-West
om opheldering gevraagd. Voor de vergadering van de stadsdeelcommissie van
18 december 2018 staat een stuk ter kennisname als nieuws van het Dagelijks
Bestuur onder “Bijlage 3. Bevindingen kappen van extra boom Meerwaldtplantsoen” *.
In dit verslag wordt verklaard dat er fouten zijn gemaakt met de benaming van de
boom op de oorspronkelijke kaplijst en dat de aanpassing vervolgens niet goed is
verwerkt op de uitvoeringstekening. In augustus kwamen de aannemer en de
directievoerder met de verkeerde papieren tot de conclusie dat de boom ten onrechte
nog niet was gekapt en hebben dat alsnog uitgevoerd.
In het verslag worden de volgende vier leerpunten genoemd: “
1. Als na afgifte van de kapvergunning de lijst van te kappen bomen fouten blijkt te
bevatten, dan dient de nieuwe lijst ook formeel te worden vastgesteld en gevoegd
te worden bij de kapvergunning;
2. Wanneer besloten wordt om een aantal bomen toch niet te kappen, dan is het
verstandig om dit ook vast te leggen op de kaptekening, behorend bij de
kapvergunning;
3. De bij de kapvergunning behorende kaptekening bevat (in dit geval) alleen de
bomen die moeten worden gekapt. In een situatie dat er ook bomen blijven staan,
is het verstandig om ook de te behouden bomen expliciet op de tekening vast te
! https://maps.amsterdam.nl{monumentaal_groen/
2 https://nieuw-west.notubiz.nl/document/7131932/1/
Bijlage 3 Bevindingen kappen van extra boom Meerwaldtplantsoen
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Neng 1 Gemeenteblad R
Datum 25 januari 2019 Schriftelijke vragen, maandag 17 december 2018
leggen, zodat er bij de uitvoering geen onduidelijkheid kan ontstaan welke bomen
wel en welke niet gekapt moeten worden.
4. Bij de controle van de uitvoeringstekening hebben we met elkaar het behouden
van boom 63 over het hoofd gezien. De controle van de uitvoeringstekening kan
en moet dus beter.”
Op 30 oktober 2018 werd er op voorstel van de fractie van de Partij voor de Dieren in
de commissie WB gesproken over de kap van twee monumentale beschermde
schietwilgen in de Rudolf Dieselbuurt in Oost. Een van de uitkomsten van deze
vergadering was dat er fouten waren gemaakt op de kaptekening waardoor de bomen
over het hoofd waren gezien bij het maken van plannen voor woningbouw. De bomen
zouden per ongeluk van de kaart verdwenen zijn, waardoor er in de planvorming
geen rekening met de bomen en hun monumentale status is gehouden.
Gezien het vorenstaande heeft het lid A.L. Bakker, namens de fractie van de Partij
voor de Dieren, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en
wethouders gesteld:
1. Is het college bekend met de kap van de es in de groenstrook aan de
W.J. Bijleveldstraat en met de notitie ‘Bevindingen kappen van extra boom
Meerwaldtplantsoen’ van de stadsdeelcommissie Nieuw-West?
Antwoord:
Ja, het college is door het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Nieuw-West op de
hoogte gebracht van zowel de kap van de boom als van het bevindingenrapport.
2. Hoe beoordeelt het college het feit dat er zowel in Oost als in Nieuw-West fouten
zijn gemaakt bij het opstellen van de kaplijst, kaptekening en uitvoeringstekening
waardoor Amsterdam onterecht bomen verliest?
Antwoord:
Het college betreurt de gevolgen van gemaakte fouten.
3. Zijn er uniforme richtlijnen voor alle stadsdelen voor de procedure rondom het
opstellen en eventueel wijzigen van de kaplijst, kaptekening en de
uitvoeringstekening?
a. Zo ja, hoe luiden deze?
b. Zo nee, is het college bereid om alsnog uniforme richtlijnen uit te zetten?
Graag een toelichting.
Antwoord:
Ja, de procedure wordt bepaald op grond van de Bomenverordening Amsterdam,
door middel van de juridische vereisten van de kapvergunning. Eventuele
wijzigingen in de kapaanvraag moeten conform doorgevoerd worden in een
wijziging van de kapvergunning en opnieuw worden gepubliceerd. Onderdeel van
de kapaanvraag is een boomtechnisch advies, opgesteld op basis van schouw op
locatie. De te kappen boom moet na afgifte van de vergunning duidelijk worden
gemarkeerd zodat er bij de uitvoerende aannemer geen misverstand kan
ontstaan. Na kap volgt vereiste herplant op grond van de in de Bomenverordening
Amsterdam opgenomen herplantplicht waarmee het bomenbestand op peil blijft.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
weing 1 Gemeenteblad
ummer = en
Datum 25 januari 2019 Schriftelijke vragen, maandag 17 december 2018
4. Wordt er in alle andere stadsdelen ten aanzien van het opstellen van de kaplijst,
kaptekening en uitvoeringstekening gehandeld naar de vier aanbevelingen uit het
genoemde verslag van het Dagelijks Bestuur van Nieuw-West? Zo nee, is het
college bereid om deze aanbevelingen te verwerken in de (nog op te stellen)
uniforme richtlijnen? Graag een toelichting.
Antwoord:
Ja, de aanbevelingen worden overgenomen, aangevuld met de vereiste van
onderzoek en controle op locatie.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 1239
Datum akkoord 9 november 2015
Publicatiedatum 11 november 2015
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het voormalige raadslid de heer J. Hoek van
19 november 2013 inzake de ontwikkeling van huurprijzen van bedrijfsvastgoed langs
de Noord/Zuidlijn.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Veel overlast hadden ondernemers van de bouw van de Noord/Zuidlijn. En lang
duurde het ook voordat de gemeente dat praktisch en financieel in goede banen had
geleid. Maar inmiddels maakt de gemeente werk van omgevingsmanagement en is
voorzien in een behoorlijke schadevergoeding. Maar het volgende probleem voor
ondernemers dient zich inmiddels aan: de voltooiing van de lijn. En dan gaat het
vooral om de ondernemers langs de diepe stations.
Hoe kan dat een probleem zijn? Die ondernemers zijn namelijk allemaal winkeliers.
Of uitbaters van een café, restaurant of broodjeszaak. Zij moeten het voor hun omzet
hebben van de mensen die langs komen. Door de bouw van de Noord/Zuidlijn
kwamen er minder mensen, en daarvoor kregen ze een schadevergoeding. Daar
werden ze niet rijk van, maar het hield hun inkomen een beetje op peil. Maar over een
jaar of vier gaat de metro rijden. Dan komen er juist meer mensen langs hun winkel,
omdat die allemaal met de metro gaan reizen. Dus kan er per vierkante meter
winkeloppervlak meer worden verdiend. Misschien wel meer dan ooit. Gefeliciteerd,
zou je zeggen. Maar dat is voorbarig. Want die ondernemers huren hun winkels en
broodjeszaken. En de huur van dat soort bedrijfsruimten loopt voor een bepaalde
periode, meestal tien jaar. Na die periode kan de eigenaar de verhuurvoorwaarden
veranderen, en vooral de huur verhogen. En dat is wat er nu kan gaan gebeuren.
Sterker nog, dat is wat er op het Rokin bijvoorbeeld al gebeurt. Pandeigenaren
kondigen aan dat ze de huur gaan verhogen, of dat er voor de zittende ondernemer
na ommekomst van het huurcontract geen plek meer is. Waarschijnlijk vinden
pandeigenaren het helemaal niet zo erg wanneer een bedrijfspand tot aan de
ingebruikname van de Noord/Zuidlijn een tijdje leeg staat. De gederfde huur halen zij
er daarna waarschijnlijk dubbel en dwars uit.
Het is overigens niet voor het eerst dat dit probleem wordt gesignaleerd. Reeds op
21 augustus 1991 werd door de gemeenteraad een motie van het toenmalig raadslid
de heer Van der Laan aangenomen, waarin het college werd opgedragen
vastgoedtransacties langs de lijn te monitoren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 675).
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing dao Gemeenteblad
Datum 41 november 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 19 november 2013
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 19 november 2013, namens
de fractie van GroenLinks, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1. Is het college het met vragensteller eens dat het zuur zou zijn wanneer
ondernemers die de bouw van de Noord/Zuidlijn hebben doorstaan, alsnog ten
onder zouden gaan omdat ze niet langer in hun bedrijfspand kunnen blijven
wegens huurbeëindiging of -verhoging?
2. Is het college bereid om te inventariseren — bijvoorbeeld op basis van informatie
van het Schadebureau Noord/Zuidlijn — welke ondernemers langs de lijn
mogelijkerwijs te maken kunnen gaan krijgen met huurverhoging of -beëindiging?
3. Heeft het college zicht op de vastgoedtransacties langs de lijn en in het bijzonder
langs de stations? Zo ja, is het college van mening dat het vastgoed in
“goede handen” is? Kan het college zijn antwoord toelichten?
Antwoord vragen 1, 2 en 3:
Het college realiseert zich dat de beantwoording van deze raadsvragen lang op
zich heeft laten wachten en biedt daarvoor allereerst haar excuses aan. Hieronder
wordt toegelicht dat de nodige onderzoeken en verkenningen zijn uitgevoerd,
naar aanleiding waarvan inmiddels maatregelen zijn ingezet.
Het college stelt voorop dat de oplevering van de Noord/Zuidlijn een gunstige
ontwikkeling kan zijn voor de winkeliers en horeca ondernemers die zijn gevestigd
in de nabijheid van de stations die zijn aangesloten op de metroverbinding. De
aanwezigheid van de stations leidt immers tot grotere stromen van potentiële
klanten die zich bewegen langs of dichtbij de winkel- en bedrijfspanden van deze
ondernemers. Dit kan leiden tot hogere omzetten. Daar staat tegenover dat de
ingebruikname van de Noord/Zuidlijn waarschijnlijk ook zal leiden tot een
huurprijsstijging voor de winkel- en bedrijfspanden die zijn gelegen in de nabijheid
van de stations. Het gebied betreft het Damrak, de Rokin, de Vijzelstraat- en de
Vijzelgracht en de Ferdinand Bolstraat en aanpalende zijstraten.
Het ProjectManagement Bureau en de Directie Juridische Zaken hebben een
verkenning uitgevoerd naar het winkelbestand bij gebieden in het centrum die zijn
gelegen in de nabijheid van de metrostations van de Noord/Zuidlijn. Daarbij zijn
voorts interviews afgenomen bij sleutelpersonen en is een juridische analyse van
het probleem gemaakt. Daarbij is geconstateerd dat er geen zorgen bestaan over
de ondernemers op het Damrak. Bij het Rokin gaat het om enkele kleine
ondernemers waar zorgen over zijn. Op dat moment bestond nog geen helder
beeld van de situatie in de Vijzelstraat en de Vijzelgracht. Inmiddels is door de
ondernemersvereniging De Vijzel aangegeven dat de meeste ondernemers de
komende jaren zwaar tegemoet zien.
De uitkomsten van het voornoemde onderzoek zijn besproken tijdens een
bespreking in de ambtswoning van de burgemeester die heeft plaatsgevonden op
17 september 2014. Bij het gesprek waren zowel huurders, verhuurders, externe
specialisten (met name economen en juristen) en ambtelijke dossierhouders
aanwezig. Namens het college waren wethouder Ollongren, wethouder Van der
Burg en de burgemeester aanwezig. Onder meer is gesproken over het wettelijk
stelsel inzake huur(prijs)bescherming dat scherpe huurprijsstijgingen slechts ten
2
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Neeing dao Gemeenteblad
Datum 41 november 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 19 november 2013
dele voorkomt. Geconstateerd is dan ook dat een wetswijziging een mogelijke
oplossing zou kunnen zijn, doch dat de gemeente hier evenwel geen rechtstreeks
invloed op heeft. Daarnaast is gesproken over veel kleine ondernemers die vaak
weinig juridische kennis hebben en niet weten wat binnen het wettelijke kader hun
mogelijkheden zijn. Ook is gesproken over de rol van bestemmingsplannen bij
deze problematiek. Mogelijk zou sprake zijn van een situatie waarin
bestemmingsplan ondernemers onnodig beperken, bijvoorbeeld indien zij hun
onderneming enkele straten zou willen verplaatsen. Het Stadsdeel Centrum en de
de afdeling Grond en Ontwikkeling hebben evenwel naar aanleiding van het
ambtswoninggesprek aangegeven dat de vigerende bestemmingsplannen
voldoende mogelijkheden bieden aan ondernemers om hun onderneming voort te
zetten op een alternatieve plek die dichtbij de huidige locatie is gelegen.
Daarnaast wordt via de bestemmingsplannen de ruimtelijke en historische
kleinschaligheid van panden beschermd. Het is in beginsel niet toegestaan om
bijvoorbeeld twee naast elkaar gelegen winkelruimtes aan elkaar te verbinden
door middel van een doorbraak. Op die manier wordt de parcellering beschermd.
Hier profiteren ook kleine ondernemers van, aangezien deze ondernemers in
beginsel vanuit kleine panden opereren.
De gemeente houdt structureel toezicht op vastgoedtransacties in de stad.
Er zijn twee gemeentelijke organisaties die toezicht houden op
vastgoedtransacties langs de metrolijn. De Dienst Belastingen (DBGA) monitort
ter uitvoering van de Wet Waardering Onroerende Zaken de vastgoedtransacties
en huurdersmutaties in de gehele stad. Als een pand van eigenaar verwisselt,
wordt de DBGA hiervan middels een maandelijks bericht van het kadaster op de
hoogte gesteld. Als een wijziging plaatsvindt van de huurder in een pand, dan
wordt de DBGA hiervan door een melding Kamer van Koophandel op de hoogte
gesteld. Daarnaast monitort het Projectteam 1012 de vastgoedtransacties langs
een deel van de metrolijn lijn — namelijk in het postcodegebied 1012 — met als
oogmerk om ‘malafide’ vastgoedeigenaren uit het gebied te weren. Daaruit zijn
geen bijzonderheden gebleken.
4. Is het college bereid om in kaart te brengen welke maatregelen genomen kunnen
worden om ondernemers te ondersteunen bij huurbeëindiging en — uiteraard
tijdelijk — bij huurverhoging, dan wel bij het zoeken naar een andere locatie voor
hun bedrijf als dat het onvermijdelijke scenario is?
Antwoord vraag 4:
De kern van de problematiek is dat het wettelijk systeem aangaande de
huur(prijs)bescherming van bedrijfsruimten niet kan voorkomen dat de huurprijzen
van de kleine ondernemers snel stijgen. De gemeente heeft geen rechtstreekse
invloed op deze landelijke wetgeving. Rechtstreeks ingrijpen op de huurmarkt
door de gemeente is evenmin mogelijk en bovendien lang niet altijd wenselijk.
Door de gemeente moet dan ook een bescheiden rol worden ingenomen, waarbij
voorzichtigheid betracht moet worden bij het wekken van verwachtingen die niet
waargemaakt kunnen worden. Binnen de beperkte mogelijkheden die de
gemeente heeft, zijn de volgende maatregelen genomen.
3
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam
Neeing dao Gemeenteblad R
Datum 41 november 2015 Schriftelijke vragen, dinsdag 19 november 2013
Voorstel wetswijziging
Het college heeft de minister van Economische Zaken in een brief verzocht om in
overweging te nemen een wetvoorstel in te dienen dat het huidige artikel 7:303
BW wijzigt (een afschrift van deze brief is gezonden aan de minister van
Veiligheid en Justitie). Op grond van deze bepaling hebben huurders en
verhuurders het recht om na verloop van de eerste vaste huurperiode (meestal
vijf jaar) de huurprijs van een bedrijfsruimte door de kantonrechter te laten
aanpassen. Bij de aanpassing let de rechter op het gemiddelde van de
huurprijzen van vergelijkbare bedrijfsruimten ter plaatse die zich hebben
voorgedaan in een tijdvak van vijf jaar. In de kern genomen komt het verzoek in
de brief erop neer om de referentieperiode van vijf jaar te verlengen met vijf jaar.
Hierdoor gaan recente hogere huurprijzen relatief minder zwaar wegen, dat zal
resulteren in een dempend effect bij de ontwikkeling van de huurprijzen.
Schadebureau Noord/Zuidlijn als informatieloket
Het Schadebureau Noord/Zuidlijn vervult een informatiefunctie jegens de kleine
ondernemers. Het Schadebureau heeft veel kennis van de situatie van de
ondernemers in het gebied. De ondernemers weten ook hun weg naar het
planschadebureau te vinden, omdat er veelvuldig contact is geweest tussen het
schadebureau en de ondernemers over de nadeelcompensatieregeling. Er zijn
dan ook ondernemers die hun bedrijfseconomische problemen die samenhangen
met de komst van de Noord/Zuidlijn aan het schadebureau voorleggen. Voor een
aantal ondernemers heeft het Schadebureau dan ook al concrete oplossingen
kunnen aandragen. Een voorbeeld daarvan is een ondernemer die na
bemiddeling door het schadebureau een ander pand aangeboden heeft gekregen
dat beter aansluit bij de (financiële) wensen van de kleine ondernemer. Het
schadebureau heeft aangegeven deze informatiefunctie de komende tijd te willen
voortzetten.
5. Is het college het met vragensteller eens dat hier spoed geboden is, aangezien in
termen van het huurrecht de Noord/Zuidlijn eigenlijk morgen al gaat rijden?
Antwoord vraag 5:
Het college is het hiermee eens en heeft de onder het antwoord op vraag 4
beschreven maatregelen reeds ingezet. Deze maatregelen zijn voorafgegaan
door de verkenning van het winkelbestand zoals beschreven onder vraag 3.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
had ain a, Ra zB k kj | 5
f em 3 PE Eh E k ok ve Ë da A hd ES 4 ee dl te As in ; er : a ien f eaf
i F 1 | rik e nj Fi: A ij Fi Mr et E EN ak i 1 5 Lee Ere ah 1 , ger
ea diets ns Vert de Oe en,
IK EE a ee V, A et dk aks ?
Bk VIR £ A A de oe a
„ 8 al | Fed TA ed ak mk : Bi - ‚ 7 , 5, : ze À
Ee PAR Re Ë d en MR od Fa $ de h_
ik. he A HF, EE IP 3 i me; | { eh. ! F | haden Ee Ie he
inlet EET ma a Ta > :
Bila Ee En Te A ms
_ me BE 5 [ ee hs ne i der md el Se Rr
when dt Ee 8 PEPE enn
ES. Ie. er It nr ak AM
en: | 5 Ie Heien ms . - n
BES tan EET ed ige rk ee nen
ran 7 | Nn B ie en sr
nt en } Ee en ete =S A Ds
== dk Ene ns mie in a
Draagvlakmeting ongedocumenteerdenopvang es
kn
Anderlechtlaan |
Een jaar na opening van de opvanglocatie, jan, 2022 B
Onderzoek, Informatie & Statistiek
Es nd hai Ka 1 on i- } ree EE,
ten e eg R
en, Le | 1/14
ET ke
Inleiding
In 2020-2021 zijn in Amsterdam acht locaties geopend met 24-uursopvang voor ongedocumenteerden, met in totaal plek voor
circa 400 bewoners. Ongedocumenteerden zijn migranten wiens asielverzoek is afgewezen, maar die om uiteenlopende
redenen (nog) niet vit Nederland vertrekken.
In opdracht van het Programma Ongedocumenteerden (OJZD) meet OIS circa een jaar na de opening van elke locatie het
draagvlak onder omwonenden. Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen wat omwonenden na ruim een jaar opvang
vinden van de opvanglocatie en de communicatie hierover door de gemeente, en wat zij merken van de aanwezigheid van de
opvanglocatie en haar bewoners. Het huidige onderzoek is een vervolg op de o-meting die in 2020-2021 één tot twee maanden
voorafgaand aan de opening van elke locatie heeft plaatsgevonden. In deze rapportage vergelijken we de vitkomsten van beide
metingen met elkaar. De resultaten van deze o-meting zijn beschikbaar op de website van OIS.
2/14
% Opvanglocatie Anderlechtlaan
26 De opvanglocatie Anderlechtlaan ie in oktober Figuur 1. Communicatiegebied opvanglocatie Anderlechtlaan
2020 in gebruik genomen en heeft plaats voor voer EAN
6o bewoners. Voor de huidige meting zijn Ee rue sE °
omwonenden per brief vitgenodigd om de ad EE |
vragenlijst online in te vullen. Daarnaast is er getint KASTERLEE- |
op straat geënquêteerd. In totaal 4,68 \ |
omwonenden hebben de vragenlijst ingevuld. / f \ U | \ |
ili: nd \ ee
Het communicatiegebied ligt in de buurten sS8 en
Belgiëplein e.o. en Nieuw Sloten Zuidoost. In DA N= LAAN VAN VLAANDEREN ch
deze buurten wonen relatief veel mensen = | | k
tussen de „0 en 64 jaar (39% van alle bewoners 8 Sj | ZA _}
vanaf 18 jaar) en tussen de 23 en 39 jaar (33%). 5 eb WSS! NG É js: Er 5
Vier op de tien inwoners is hoogopgeleid bg de ede 7
(39%). In deze buurt woont ongeveer drie 5 ve. Bark). verpand /Jeoi- E
kwart in een huurwoning (71%) en zijn er KEE k Weenbor USA SA Í
voornamelijk huishoudens zonder kinderen OO 7
(68%). Onder de groep respondenten is deze
groep ook het grootst (76%). Omwonenden
boven de 4„o hebben het vaakst de vragenlijst
ingevuld. Bewoners van huurwoningen en
vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in de
respons vergeleken met de buurt.
3/14
Tr viel ne ve ds
T Penns dE â 8 e
Ten $ e - Do ke „5 Ll L Ek, à 4
„n bt nd pl sak } arie A
- * es El 7 El e # n el $ “ k
he en T en, BT / rd ‚Maa Ee
eni | UU OM
ek ê at pen Lr ek
| Ke ride ok an _ |
ves ie : HA DN: KE
Ed HN Wii, Ni HN uh Dad eN oet,
1. Tevredenheid met de buurt re IAN IRT Mlt heard
2. Communicatie over de opvang irt | Bn ee EE
3. Mening over de opvang _ | ls! hi jij A "
4. Ervaringen met de opvang LL Bnn! Íi,
en LLU Ran s Ep f ij Í | / Fi AT rr
Ng 5 NNM Ne en rn ANA N | f na
AT EAA NIN WN fre
- KT EAN NGC WEEEE Kane et
Ë mm | AEL 1 ä n as
r gr nn 5 en
Ee Sa
r EEL ee - : : ee
magen _ na, E 5 ke ie ee nn en rn
Ee Ee Aard nn en
Omwonenden van Anderlechtlaan zijn zeer tevreden over hun buurt
Aan de buurtbewoners is gevraagd hoe
tevreden zij zijn met hun buurt en hun
woning . Tabel 1 Leefbaarheid in de buurt (n= 467, rapportcijfer)
Over het algemeen zijn de bevraagde rapportcijfer rapportcijfer
bewoners van het communicatiegebied 0 meting 1 meting
tevreden met de buurt en met hun woning. (1-10) (1-10)
De buurt krijgt gemiddeld een 7,7 als Hoe schoon vindt u uw buurt? 6,8 6,8
rapportcijfer en de woning gemiddeld een
8,3. Ook de veiligheid in de buurt krijgt met Hoe tevreden bent u met uw woning? 8,4 8,3
een 7,3 gemiddeld een goede beoordeling. Hoe veilig vindt u uw buurt? 73 73
De bewoners zijn het minst te spreken over
de netheid van de buurt. Hiervoor geeft men Hoe tevreden bent u met uw buurt in het algemeen? 7,7 7,7
gemiddeld een 6,8. De rapportcijfers zijn
vergelijkbaar met de o-meting.
5/14
LN vie bd 5 Rv R en ae
nn met
je ‚Wij Do ke kn diit
al Li bt sed sak } arie NN
ed 3 lk En hak :
eni | UU OM
nd ie at pen Lr ek
| Bi ” Bl ok an _ |
Ih 9 : HIN Jl
Ed HN Wii, Ni HN uh Dad eN oet,
1. Tevredenheid met de buurt re IAN IRT Mlt heard
2. Communicatie over de opvang Rn | Bn ee EE
3. Mening over de opvang _— | ls! hi jij HN e:
4. Ervaringen met de opvang LL Bnn! Íi,
en LLU Ran s Ep f ij Í | / Fi AT rr
Ng 5 NNM Ne en rn ANA N | f na
E AT ZENANNNN WN frr TN
- KT EAN NGC WEEEE Kane et
Ë mm | AEL 1 ä n as
r gr nn 5 en
Ee Sa
r EEL ee - : 3 ee
magen _ na, E 5 ke ie ee nr en rn
Ee Ev Se en
% Informatie over de opvanglocatie het vaakst via bewonersbrief/-brieven ontvangen
Figuur 2. Heeft u sinds de opening van de locatie nog weleens iets gehoord over de opvanglocatie voor ongedocumenteerden
in uw buurt? Op welke manier?, (n= 452, %)
Bijna iedere respondent is bij de 1-meting op nee, sinds de opening heb ik er niet meer over gehoord - DA
de hoogte dat er in hun buurt een bewonersbriefl-brieven- NN
opvanglocatie voor ongedocumenteerden
is. Ruim vier op de tien van deze groep heeft nois-aan-huisblad- mn
sinds de opening niets meer gehoord van de via buurtbewoners- |
. 0 .
opvanglocatie (42%). Van de bewoners die bewonersbijeenkomst(en)- E
aangeven sindsdien nog wel te zijn
geïnformeerd was dit voor de meesten via sociale media (bijvoorbeeld Twitter of Facebook) - 1
bewonersbrief/-brieven (27%). website gemeente (amsterdam.nl)- B
andere website, namelijk - |
anders, namelijk -
weet ik niet -
o 10 20 30 40%
7| 14
2 Ruim een derde van de respondenten vindt de communicatie over de opvanglocatie
Ee (redelijk) goed, een lager aandeel dan bij de o-meting
Aan de respondenten die op de hoogte waren van de opvanglocatie in hun buurt is gevraagd wat zij vinden van de
communicatie hierover sinds de opening. Bijna vier op de tien van de inwoners vindt de communicatie over de opvanglocatie
sinds de opening (redelijk) goed (36%). Een derde was neutraal en ruim een op de vijf vond het (redelijk) slecht (23%). De rest
heeft de vraag beantwoord met weet ik niet/geen antwoord. In vergelijking met de o-meting is het aandeel respondenten dat
de communicatie (redelijk) goed vindt lager, met een verschil van 16%-punten. Ook het aandeel respondenten dat de
communicatie (redelijk) slecht vindt is lager.
Figuur 3. Wat vindt u van de communicatie door de gemeente over de opvanglocatie sinds de opening? (n = 452, %)
o 25 50 75 100%
NH goed NH redelijk goed neutraal
| redelijk slecht B slecht weet ik niet / geen antwoord
Drie op de tien respondenten geeft als toelichting aan geen tot te weinig informatie te hebben ontvangen over de
opvanglocatie. 18% van de bewoners geeft aan genoeg informatie te hebben ontvangen van de gemeente. Sommige bewoners
geven aan dat er te weinig inspraak mogelijkheden zijn geweest voor de buurt.
8/14
LN vie bd 5 Rv R en ae
T Penns dE â 8 e
je ‚Wij Do ke kn diit
ba” bt sed sak } arie A
ed 3 lk En hak :
eni | UU OM
nd ie at pen Lr ek
| Bi ” Bl ok an _ |
va ie : HA DN: KE
Ed HN Wii, Ni HN uh Dad eN oet,
1. Tevredenheid met de buurt re IAN IRT Mlt heard
2. Communicatie over de opvang irt | Bn ee Ee
3. Mening over de opvang _— | ls! hi jij HN e:
4. Ervaringen met de opvang LL Bnn! Íi,
en LLU Ran s Ep f ij Í | / Fi AT rr
3 Ng ki NNM Ne ee rn EEEN } Eer Ô fi fi f dr
E : AT ZENANNNN WN frr TN
- KT EAN NGC WEEEE Kane et
Ë mm | AEL 1 ä n as
r gr nn 5 en
Ee Sa
r EEL ee - : 3 ee
magen _ na, E 5 ke ie ee nn en rn
Ee El ed nn en
% De meeste respondenten weten niet waar ze terecht kunnen voor vragen over de
opvang
Figuur 4. Als u vragen heeft over de opvanglocatie, weet u dan waar u terecht kunt? (n= 468, %)
o meting 1 meting
Bijna twee derde respondenten geeft aan
niet te weten waar zij met vragen over de
opvang terecht kunnen (63%). Een derde
van de respondenten weet wel waar ze
terecht kunnen voor vragen over de opvang. 30%
Bij de o-meting gaf de helft aan dit te weten.
Respondenten die weten waar ze terecht 46%
kunnen, geven het vaakst de gemeente op 53%
als aanspreekpunt voor vragen of de
opvanglocatie zelf. Waarbij sommige 93%
respondenten specificeren dat ze de
gemeente telefonisch benaderen via 14 020
of het loket. B ja, namelijk B nee geen antwoord
10/14
% Meer respondenten staan achter de opvang in hun buurt ten opzichte van de eerste
® meting
Twee derde van de respondenten is het er
(helemaal) mee eens dat Figuur 5. ik vind het goed dat er 24-vursopvang wordt aangeboden aan ongedocumenteerden in: (n= 468, %)
ongedocumenteerden opgevangen worden
in Nederland (66%) en in Amsterdam (63%). :
Ongeveer zes op de tien is voorstander van en.
| Nederland
een opvang voor ongedocumenteerden in
de eigen buurt (58%). Steun voor de opvang Amsterdam _
neemt dus wel af naarmate de locatie mijn buurt En
dichterbij de respondent komt. De a-meting
respondenten zijn het vaken helemaal) mcr
oneens met opvangindebuurt (23% ofin —arsacn
Nederland (aen) EE er
Nederland (18%). DEE | |
0 25 50 75 100%
Het aandeel respondenten dat het B helemaal mee eens B mee eens B neutraal
(helemaal) eens is met het bieden van 24- mee oneens helemaal mee oneens _ weet niet/geen antwoord
uursopvang in Anderlechtlaan buurt is
gestegen met 13%-punten.
11/14
LN vie bd 5 Rv R en ae
T Penns dE â 8 e
je ‚Wij Do ke kn diit
ba” bt sed sak } arie A
ed 3 lk En hak :
eni | UU OM
nd ie at pen Lr ek
| Bi ” Bl ok an _ |
va ie : HA DN: KE
Ed HN Wii, Ni HN uh Dad eN oet,
1. Tevredenheid met de buurt re IAN IRT Mlt heard
2. Communicatie over de opvang irt | Bn ee Ee
3. Mening over de opvang _— | ls! hi jij HN e:
4. Ervaringen met de opvang LL Bnn! / d |
en LLU Ran s Ep f ij Í | / Fi AT rr
3 Ng ki NNM Ne ee rn EEEN } Eer Ô fi fi f dr
E : AT ZENANNNN WN frr TN
- KT EAN NGC WEEEE Kane et
Ë mm | AEL 1 ä n as
r gr nn 5 en
Ee Sa
r EEL ee - : 3 ee
magen _ na, E 5 ke ie ee nn en rn
Ee El ed nn en
% Ruim drie kwart merkt niets of weinig van de opvanglocatie
Figuur 6. In hoeverre merkt/verwacht u iets van de (bewoners van de) opvanglocatie voor ongedocumenteerden in vw buurt?,
(n =468, %)
Bij de o-meting verwachtte ruim een op de
vijf respondenten niets tot weinig van de o-meting 1-meting
opvanglocatie te merken. Een jaar later
geeft ruim vier op de vijf (81%) bevraagde
omwonenden aan niks tot weinig te merken
van de opvanglocatie; 17% merkt in enige 23% 17%
mate iets van de opvanglocatie. Van de
respondenten bij de 1-meting geeft 2% aan
veel te merken van de opvanglocatie.
Respondenten die aangeven iets te merken
. 39% 81%
geven diverse redenen op. De meest
genoemde redenen zijn: rondhangende
0, 0,
bewoners 3 /), overlast (2%) en B niets of weinig B enige mate
onveiligheid in het algemeen (1%).
veel weet niet / geen antwoord
13/14
% Meerderheid weet niet hoe de begeleiding, het toezicht en de participatie is rondom
p. de locatie
In de o-meting is gevraagd wat men belangrijk vindt dat de gemeente doet om de komst van de opvanglocatie goed te laten verlopen. De
antwoorden zijn in te delen in drie categorieën: zorgen voor goede begeleiding van de ongedocumenteerden; de buurt goed informeren en
buurtbewoners bij de opvang betrekken; en op en rond de locatie goed toezicht houden en handhaven. In de 1-meting zijn hierover drie
stellingen opgenomen.
Voor alle drie de stellingen geldt dat de grote De bewoners van de opvanglocatie voor ongedocumenteerden in mijn buurt worden goed begeleid?
meerderheid geen antwoord weet te geven op de
vraag of ze het er mee eens zijn. Toch zijn er ook |
respondenten die wel een antwoord kunnen
geven. Ongeveer een op de tien respondenten Er wordt te weinig toezicht gehouden op en rond de opvanglocatie voor ongedocumenteerden in mijn buurt?
vindt dat de bewoners van de opvanglocatie
goed worden begeleid (8%) en bijna niemand van En
de omwonenden is hiermee (helemaal) oneens.
Een vijfde van de respondenten is het (helemaal) Er zijn genoeg mogelijkheden om als buurtbewoner betrokken te zijn bij de opvang voor ongedocumenteerden in mijn buurt?
oneens met de stelling dat er te weinig toezicht
wordt gehouden op en rondom de opvanglocatie |
(19%). Zes procent is het hier (helemaal) mee .
eens. Vijftien procent vindt dat er voldoende ° 25 2 75 100
mogelijkheid is voor buurtbewoners om IM helemaal mee eens Ml mee eens neutraal
betrokken te zijn bij de opvanglocatie. Tien mee oneens helemaal mee oneens weet ik niet / geen antwoord
procent is het hier (helemaal) mee oneens.
14 | 14
| Onderzoeksrapport | 14 | test |
% Gemeente __ Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
X% Amsterdam
x% OIS, samenvatting factsheet augustus 2021
Ervaren discriminatie bij afwijzing sollicitatie:
eve e Sommige groepen sollicitanten ervaren
0 vaker discriminatie:
21 5 ervaart discriminatie
ma na Oa an me bij afwijzing sollicitatie -_55-plussers ervaren het vaker dan 55-minners.
Î Î Ï Î Î (was ook 21%*) - _Vaakst onder Amsterdammers met
migratieachtergrond, 47% onder afgewezen
sollicitanten met Marokkaanse achtergrond.
-_Nu vaker op grond van geloof of
etniciteit/huidskleur, minder vaak leeftijd.
Ervaren discriminatie op de werkvloer: eene
eee Sommige groepen werkenden ervaren TT
0% bn vaker discriminatie:
15/0 ervaart discriminatie
ha mmm op de werkvloer 25% van werkenden op uitzendbasis
ft |
27 0/5 van werkenden met Marokkaanse achtergrond
21% van werkende met Turkse achtergrond
17% van werkende vrouwen, 13% mannen
waarvan grond van discriminatie: waarvan uitingen:
N N AA NR zn ER
@® Ùú Q iS W T ti
ES OG â { 4
5o%(was39%) _ 24%(was20%) 22% (was 20%) 41% (was 37%) 13% (was 15%) 13% (was 9%) 16% (was 12%)
etniciteit/ leeftijd geslacht kwetsende uitgescholden/gepest vervelende klussen zelfde werk,
huidskleur grappen minder betaald
Effecten Meldingen van discriminatie el
\
Amsterdammers die discriminatie ervaren 131 Am ste rd ammers
op hun werkplek zijn minder tevreden met , .
. : . maakten in 2020 melding van
hun werk, voelen zich minder vaak gelukkig . re
. : arbeidsmarktdiscriminatie bij het
en voelen zich minder gezond dan anderen. RE :
Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam,
in 2019 waren dit er 142 en in 2018 113.
Onderzoek is vitgevoerd door Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS).
*De informatie over Amsterdam is afkomstig uit de Regionale Enquête Beroepsbevolking, periode juli 2020-juni 2021. In vergelijking tot juli 2019-juni
2020. Respondenten werd gevraagd naar hun ervaring in de afgelopen 12 maanden.
> CRT e
Amsterdam
| ‘ Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Factsheet OIS, augustus 2021
Discriminatie kan vele vormen aannemen, één daarvan is benadeling op de arbeidsmarkt. De
gemeente Amsterdam zet zich in om discriminatie op de arbeidsmarkt te voorkomen en te
bestrijden. Om zicht te krijgen op arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam worden sinds eind 2018
hierover vragen gesteld in de Regionale Enquête Beroepsbevolking (REB) van OIS. Recente
resultaten (juli 2020-juni 2021) tonen dat 21% van de Amsterdammers die in de afgelopen 12
maanden is afgewezen bij een sollicitatie voor een baan of stage denkt dat discriminatie (soms) een
reden daarvoor was en 13% twijfelt daar aan. Oudere Amsterdammers en Amsterdammers met
een migratieachtergrond, met name Marokkaans ervaren dit relatief vaak.
Vijftien procent van de werkende Amsterdammers heeft de afgelopen 12 maanden discriminatie op
het werk ervaren. Het gaat daarbij vaak om kwetsende grappen door collega’s. Amsterdammers
met een migratieachtergrond en jongeren ervaren relatief vaak discriminatie op de werkvloer. Dus
ouderen ervaren meer discriminatie bij solliciteren en jongeren meer op de werkvloer. In de
vitzendbranche komt discriminatie vaker voor dan in andere branches. Het ervaren van
discriminatie heeft een negatieve impact op de tevredenheid met het werk, ervaren geluk en de
gezondheid.
De resultaten van de enquête komen grotendeels overeen met de vorige meting en ook het aantal
geregistreerde meldingen van discriminatie op de arbeidsmarkt is niet veranderd in vergelijking met
het jaar ervoor. Wat wel opvalt is dat Amsterdammers die discriminatie ervaren vaker als grond
hiervoor huidskleur/herkomst of geloof noemen. We zien vooralsnog geen effecten van de
coronacrisis op de mate van ervaren discriminatie.
Deze factsheet brengt in beeld hoeveel Amsterdammers de afgelopen 12 maanden
discriminatie op de arbeidsmarkt hebben ervaren, door wie het plaatsvond, bij wie en in welke
vorm. De cijfers zijn voornamelijk gebaseerd op een enquête, de Regionale Enquête
Beroepsbevolking (REB) van Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS). Daarnaast is er gekeken
naar recente registraties van meldingen (over 2020, Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam)
en literatuur. Er zijn geen recente landelijke gegevens beschikbaar om de resultaten voor
Amsterdam mee te vergelijken. In deze factsheet vergelijken we de huidige resultaten met die
in de vorige factsheet (OIS, augustus 2020). Vergelijking met vorige periodes is nu juist van
belang omdat de meest recente enquête in de periode juli 2020-juni 2021 plaatsvond en
betrekking had op de afgelopen 12 maanden en dus voor een groot deel betrekking had op de
periode tijdens de coronacrisis, een periode van oplopende werkloosheid. In tijden van crisis is
te verwachten dat juist mensen in een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld
uitzendkrachten, maar ook studenten die zoeken naar een stage bij hoge werkloosheid, het nog
moeilijker krijgen.
Ervaren discriminatie bij afgewezen Amsterdamse sollicitanten
Een vijfde van de Amsterdammers die in de afgelopen 12 maanden is afgewezen bij een
sollicitatie denkt dat discriminatie (soms) een reden daarvoor was (21%). Dit geldt zowel voor
sollicitaties voor een stage als voor een baan. Dertien procent twijfelt of discriminatie de reden
was voor de afwijzing. Ruim de helft denkt niet dat er sprake was van discriminatie (57%). Het
aandeel Amsterdammers dat deze vorm van discriminatie heeft ervaren is de afgelopen jaren
niet veranderd.
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Ouderen en migranten ervaren het vaakst discriminatie
Evenals bij de vorige metingen constateren we verschillen tussen groepen in de mate waarin ze
discriminatie bij een afwijzing voor een sollicitatie hebben ervaren. Amsterdammers met een
migratieachtergrond* geven relatief vaak aan discriminatie te hebben ervaren bij een afwijzing
voor een sollicitatie (zie figuur 1). Zo denkt bijna de helft van bij een sollicitatie afgewezen
Amsterdammers met een Marokkaanse migratieachtergrond (soms) te zijn afgewezen vanwege
discriminatie (47%). Dit is onveranderd hoog in vergelijking met de vorige metingen. Van de
afgewezen sollicitanten met een Turkse of een Surinaamse achtergrond heeft ongeveer een
kwart (soms) discriminatie ervaren. Het valt op dat de groep die twijfelt of er (soms) sprake was
van discriminatie groot is onder sollicitanten met een Turkse achtergrond.
Het blijkt verder dat hoe ouder de sollicitanten, hoe vaker ze discriminatie ervaren bij een
afwijzing. Van de Amsterdammers van 55 jaar en ouder denkt zelfs een derde (soms) te zijn
afgewezen vanwege discriminatie. Deze groep Amsterdammers meent ook relatief vaak dat er
altijd sprake was van discriminatie bij afwijzing. Hoogopgeleide sollicitanten ervaren minder
vaak discriminatie bij hun afwijzing (19%) dan lager opgeleiden. De mate waarin mannen en
vrouwen discriminatie vermoeden bij afwijzing bij een sollicitatie verschilt niet van elkaar.
Figuur 2 Denkt u dat uw afwijzing (soms) met discriminatie te maken had?, naar achtergrondkenmerken,
juli 2020-juni 2021 (n=1.099, procenten)
geen migrateachtergrond DIS 6
wel migratieachtergrond NES wv 12
Marokkaans 26
Ture EN > 28
Surinaams ENE <> 4
15-24 jaar CN, ni
2534jaar AS 2 8 CN «sons
3 Jae mn mm ik twijfel daar aan
45-54 jaar UM
55-64 jaar 13 14 weet niet, geen antwoord
65 jaar en ouder CE:
m nee
ag opgeleid 5 5
middelbaar opgeleid 15 12
hoog opgelei 27
totaal MES 13 0 %
o 10 20 30 40 50 60 7o 80 go 2100
De Amsterdammer die het vaakst en het minst vaak discriminatie ervaart bij sollicitatie
(n=2.333, REB in de periode november 2018 - juni 2021):
e Meest ervaren door: afgewezen sollicitant met een Marokkaanse migratieachtergrond
(46%) en 55 t/m 64 jarige (43%).
e Minst ervaren door: hoogopgeleide Amsterdammer zonder migratieachtergrond (10%
versus 22% gemiddeld).
Herkomst en leeftijd vaakst discriminatiegrond, herkomst en geloof nu vaker genoemd
Bijna de helft van de afgewezen sollicitanten die daarbij (soms) discriminatie vermoedt, meent
dat het om discriminatie op basis van huidskleur, herkomst of migratieachtergrond ging (zie
figuur 2). Deze grond wordt vaker genoemd dan bij de vorige meting. Dit kan een effect zijn
van de toegenomen aandacht voor de Black Lives Matter Beweging (BLM) dat meer
bewustwording bij gediscrimineerde mensen kan veroorzaken.
2
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Gediscrimineerde Amsterdammers met een migratieachtergrond geven het vaakst de
discriminatiegrond huidskleurfherkomst aan. Zo menen circa zeven van de tien
Amsterdammers met een Surinaamse of Marokkaanse migratieachtergrond die (soms)
discriminatie vermoeden dat de afwijzing op basis van huidkleur/herkomst was, bij
gediscrimineerden van Turkse afkomst geldt dat voor circa zes van de tien.
Ook leeftijdsdiscriminatie wordt vaak genoemd als grond van de afwijzing. De
discriminatiegrond leeftijd wordt in tegenstelling tot in de vorige meting dus niet meer het
vaakst genoemd maar de grond huidskleur/herkomst. Bijna vier op de tien afgewezen
sollicitanten die discriminatie vermoeden, noemt dit als reden voor de afwijzing. Dat is minder
dan in de vorige meting (juli 2019-juni 2020), toen gaf de helft van de afgewezen sollicitanten
die discriminatie vermoeden dit als grond aan. Afgewezen sollicitanten boven de 45 jaar menen
vaker dan jongere sollicitanten dat het vanwege leeftijd was (77%).
Afwijzing op basis van geloofsdiscriminatie wordt vaker gerapporteerd als grond bij de ervaren
discriminatie dan bij de vorige meting (12% tegenover 6% de vorige keer). Vooral afgewezen
sollicitanten met een Marokkaanse migratieachtergrond menen vaak dat dit op basis van hun
geloof was, evenals zij met een Turkse achtergrond.
Een tiende van de gediscrimineerden meent dat er sprake is van discriminatie op grond van hun
geslacht. Net als in de vorige meting, menen vrouwen vaker dan mannen dat de discriminatie
vanwege hun geslacht was. Zeventien procent van de afgewezen sollicitanten die discriminatie
vermoeden noemde een andere grond van discriminatie, zoals geen (goede) beheersing van de
Nederlandse taal.
Figuur 2 Grond waarop men zich gediscrimineerd voelde bij afwijzing sollicitatie, juli 2020-juni 2021 en juli
2019-juni 2020 (n=369 en n=233, procenten onder diegenen die (soms) discriminatie ervaren, meerdere
gronden mogelijk)
huidskleur / migratieachtergrond re 47 B juli 2020 - juni 2021
geloofsovertuiging am 1
10
geslacht mr.
5
ziekte / handicap Fr
seksuele voorkeur F:
a MN 2
uiterlijk 0
1
andere reden On 7 %
o 20 40 60
Stagediscriminatie
Twintig procent van de Amsterdammers die de afgelopen 12 maanden zijn afgewezen voor een
stage (n=143, REB in de periode juli 2020- juni 2021) menen dat er daarbij (soms) sprake was van
discriminatie en 13% twijfelt daaraan. Dit komt vrijwel overeen met de meting in de vorige
rapportage.
Uit landelijk onderzoek vit 2021 naar stagediscriminatie van het Verwey-Jonker instituut? blijkt
dat vrouwelijke sollicitanten (bij gelijke cv en werkervaring) meer kans hebben op een positieve
reactie van een stagebedrijf dan mannen. Sollicitanten met een naam die verwijst naar een
migratieachtergrond hebben minder kans op een positieve reactie. Er werd discriminatie
aangetoond van moslimstudenten in de ICT-sector en van positieve discriminatie van
moslimstudenten in de sector zorg en welzijn. Ongeveer een kwart (24%) van de mbo-
studenten (24%, n=614,) gaf in deze landelijke studie aan tijdens het zoeken naar een stage
(soms) discriminatie ervaren te hebben of hierover te twijfelen.
3
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Tijdens de stage gaat het om een achtste van de studenten (12%, n=546). Meestal ging het om
discriminatie op basis van opleidingsniveau, het land waar hun (groot)ouders geboren zijn,
geloof, hun kleding en/of uiterlijk, en huidskleur. Discriminatie bij het solliciteren voor een stage
of tijdens de stage kan leiden tot studievertraging en minder vertrouwen in de toekomst voor
het vinden van een (passende) baan.
Door Amsterdammers ervaren discriminatie op het werk
lets meer discriminatie ervaren dan in periode november 2018-juni 2019
Vijftien procent van de werkende Amsterdammers heeft de afgelopen 12 maanden
discriminatie op het werk ervaren. In vergelijking met de vorige meting (juli 2019-juni 2020) is
dit aandeel niet veranderd, maar het aandeel is wel iets groter in vergelijking met de eerste
meting (15% versus 12% in de periode nov. 2018-juni 2019, zie figuur 3).
Figuur 3 Aandeel werkenden dat zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld op het
werk naar jaar, november 2018 - juni 2021 (n=8.892, procenten)
%
20
15 14 ee
12
10
5
0
november 2018 - juni 2019 juli 2019 - juni 2020 juli 2020 - juni 2021
Werkenden met migratieachtergrond ervaren het vaakst discriminatie
Werkende Amsterdammers met een migratieachtergrond hebben zich veruit het vaakst in de
afgelopen 12 maanden gediscrimineerd gevoeld op het werk (zie figuur 4). Met name
Amsterdammers met een Marokkaanse of Turkse migratieachtergrond ervaren onveranderd
vaak discriminatie op het werk (27% en 21%). Ook zien we weer dat werkende vrouwen vaker
discriminatie op de werkvloer ervaren dan werkende mannen (17% tegenover 13%). Op basis
van opleidingsniveau zien we geen significante verschillen.
Wat opvalt is dat waar oudere afgewezen sollicitanten vaker discriminatie ervaren dan jongere
afgewezen sollicitanten het op de werkvloer juist de jongeren zijn die vaker discriminatie
ervaren dan de ouderen. Dit was ook al te zien bij de vorige meting. Zo geeft 18% procent van
de werkende jongeren tussen de 15 en 24 jaar discriminatie te ervaren op de werkvloer en 11%
van de 55- tot en met 64-jarigen.
4
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Figuur 4 Aandeel werkenden dat zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld op het
werk naar achtergrondkenmerken, juli 2020-juni 2021 (n=3.477, procenten)
mannen nn
vrouwen nn
ao jaar
25-34 joar NN 6
zoja
4554jaar nn
5564 jaar
65 jaaren ouder
geen migratieachtergrond nn 5
wel migratieachtergrond
Surinaamse achtergrond nn
Turkse achtergrond
Marokkaanse achtergrond
laag opgeleid nn
middelbaar opgeleid nn
hoog opgeleid nn
totaal nn %
o 5 10 15 20 25 30
Wanneer we alleen naar de nieuwste cijfers kijken dan is het aantal respondenten in de enquête
te klein om verschillende achtergrondkenmerken van gediscrimineerde Amsterdammers te
combineren. Om hier betrouwbare uitspraken over te kunnen doen, is daarom gekeken naar de
ervaren discriminatie over de gehele periode waarin vragen over discriminatie zijn opgenomen
in de enquête (REB, november 2018 t/m juni 2021, zie figuur 5). Gemiddeld ervaart 13% van de
Amsterdammers discriminatie in deze periode. Dan zien we dat Amsterdammers met een
migratieachtergrond in de leeftijdsgroep 25 tot en met 44 jaar iets vaker discriminatie ervaren
(19% tegenover 17% gemiddeld onder Amsterdammers met een migratieachtergrond). Verder
ervaren Amsterdamse vrouwen met een migratieachtergrond iets vaker discriminatie dan
mannen met een migratieachtergrond, alleen mannen met een Marokkaanse achtergrond
ervaren iets vaker discriminatie dan vrouwen met een Marokkaanse achtergrond (26%
tegenover 22%). Onder werkenden zonder migratieachtergrond zien we daarentegen dat
vrouwen zich veel vaker gediscrimineerd voelen dan mannen (11% versus 5%). Verder blijkt dat
laagopgeleide Amsterdammers met een migratieachtergrond iets minder vaak discriminatie
ervaren dan zij met een hogere opleiding.
Figuur 5 Aandeel werkenden dat zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld op het
werk naar achtergrondkenmerken, november 2018 - juni 2021 (n=8.892, procenten)
man mn m geen
nn 000
Vrouw
19
- 11
. 8 migratieachtergrond
aag ns ’
9
4574 Jaar Ne 15
, 10
aag opgelid en
8
midebaar opgele Mn +
hoog opgcteid en
17 %
0 5 10 15 20
5
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Wanneer we geslacht combineren met leeftijdsgroepen dan zien we significante verschillen. Zo
blijkt dat werkende vrouwen tot 44 jaar vaker discriminatie ervaren op de werkvloer dan oudere
vrouwen of mannen in die leeftijdsgroep. Ook zien we verschillen tussen hoogopgeleide
mannen en vrouwen: hoogopgeleide vrouwen ervaren vaker discriminatie dan hoogopgeleide
mannen (16% tegenover 9%).
De Amsterdammer die het vaakst en het minst vaak discriminatie ervaart op de werkvloer
(n=8.892, REB november 2018 — juni 2021}:
e Meest ervaren door: werkende man met een Marokkaanse migratieachtergrond (26%
versus 13% gemiddeld, recent resp. 27% versus 15% gemiddeld).
e Minst door: werkende man zonder migratieachtergrond (5% versus 13% gemiddeld) en
daarna werkende 45-74 jarige zonder migratieachtergrond (7% versus 13% gemiddeld)
Vaakst discriminatie naar herkomst, leeftijd en geslacht, herkomst nu vaker genoemd
Discriminatie op het werk vanwege huidskleur of migratieachtergrond komt evenals in de
vorige meting het vaakst voor: bij de helft van de werkenden die zich gediscrimineerd voelen
gaat het volgens hen om deze discriminatiegrond. Dat is vaker genoemd dan in de vorige
meting (50% versus 39% onder gediscrimineerden, zie figuur 6). Ook discriminatie op grond van
leeftijd (24% onder gediscrimineerden) en geslacht (22%) komen vaak voor, ongeveer even
vaak als bij de vorige meting.
Dertien procent van diegenen die discriminatie hebben ervaren, ervaart dat op grond van de
geloofsovertuiging. Bij de vorige meting was dit 9 procent. Om welke geloofsovertuiging het
gaat is niet onderzocht in deze enquête. Veertien procent noemt een andere grond dan de
hiervoor genoemde gronden waarop zij discriminatie hebben ervaren. Hier werd onder andere
genoemd: omdat ik geen Nederlands spreek of niet de Nederlandse nationaliteit heb en
vanwege zwangerschap. Uit landelijk onderzoek van het College voor de Rechten van de Mens?
naar Zwangerschapsdiscriminatie blijkt dat bij een op de tien afgewezen vrouwelijke
sollicitanten expliciet werd gezegd dat de zwangerschap een reden was voor de afwijzing.*
Figuur 6 Grond waarop men zich gediscrimineerd voelde op de werkvloer, juli 2020-juni 2021 en juli 2019-
juni 2020 (n=507 en n=420, procenten onder diegenen die discriminatie ervaren, meerdere gronden
mogelijk)
huidskleur / migratieachtergrond re 50 m juli 2020 - juni 2021
leeftijd Oe 24 m juli 2019 - juni 2020
geloofsovertuiging mr
uiterlijk mn a
seksuele voorkeur mm.
3
ziekte / handicap En 3
14
andere reden | u %
o 20 40 60
Werkenden met een migratieachtergrond noemen vaak als grond van de ervaren discriminatie
op de werkvloer huidskleur of migratieachtergrond en/of dat ze worden gediscrimineerd op
basis van hun geloofsovertuiging (resp. 66% en 17% van de gediscrimineerden). Ze ervaren
minder vaak dan anderen discriminatie op grond van leeftijd of hun geslacht. Zo menen rond de
zeven van de tien werkenden met een Turkse, Surinaamse of Marokkaanse achtergrond die zich
gediscrimineerd voelen dat dat op grond van hun huidskleur/afkomst is. Rond de helft van de
gediscrimineerden van Marokkaanse afkomst meent dat dat op basis van hun geloof is en rond
een derde van hen van Turkse afkomst.
6
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Mannen noemen vaker dan vrouwen dat ze op de werkvloer gediscrimineerd zijn vanwege hun
huidskleur/migratieachtergrond of geloofsovertuiging. Voor gediscrimineerde mannen met een
migratieachtergrond meent zelfs 73% dat ze discriminatie hebben ervaren op basis van hun
huidskleur/migratieachtergrond. Vrouwen die discriminatie hebben ervaren, noemen vaker dan
mannen discriminatie op grond van hun geslacht. Van de vrouwen zonder migratieachtergrond
geeft de helft dit als grond aan. Dit geldt ook vaker vrouwen tussen de 25 en 44 jaar en
hoogopgeleiden vrouwen.
Bij ervaren discriminatie op de werkvloer op grond van leeftijd gaat het zowel om ouderen (55+)
als om jongeren (tot 35 jaar), maar gediscrimineerde ouderen noemen deze grond van
discriminatie wel vaker. Onder zowel de ouderen als de jongeren ervaren vooral vrouwen en
hoogopgeleide Amsterdammers discriminatie op basis van hun leeftijd.
Werkenden in uitzendbranche ervaren het vaakst discriminatie
Wordt er in bepaalde sectoren vaker discriminatie op de werkvloer ervaren dan in andere? En
komt het vaker voor bij bepaalde type arbeidscontracten? Kijken we alleen naar de nieuwste
cijfers dan is het aantal respondenten in de enquête te klein om ervaren discriminatie naar
sector en contract goed uit te kunnen splitsen. Om hier uitspraken over te kunnen doen, is
daarom gekeken naar de ervaren discriminatie over de gehele periode waarin vragen over
discriminatie zijn opgenomen in de enquête (REB, november 2018 t/m juni 2021).
Amsterdammers die uitzendwerk verrichten (n=126 in de enquête), ervaren het vaakst
discriminatie op het werk, een kwart van hen (25%, zie figuur 7), terwijl werkenden met andere
soorten contracten op het gemiddelde niveau zitten (rond 13%).
Figuur 7 Aandeel werkenden dat zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld op het
werk naar type contract, november 2018 — juni 2021 (n=7.567, procenten)
o-urencontract/oproep/inval | 13
o 5 10 15 20 25 30
%
De ervaren discriminatie op het werk ligt in veel sectoren rond het gemiddelde (van 13%), maar
în sommige sectoren wordt iets vaker discriminatie ervaren dan in andere (zie figuur 8). Zo
ervaren werkenden in de sectoren transport en logistiek, overheid en horeca vaker discriminatie
op de werkvloer dan werkenden in de dienstensector of in het onderwijs/universiteit. In de
sector transport en logistiek lijkt relatief vaak sprake van discriminatie op basis van
huidskleur/migratieachtergrond en geloofsovertuiging in vergelijking met andere sectoren. In
de sector overheid wordt relatief vaak discriminatie op grond van leeftijd of geloofsovertuiging
ervaren. In de sector horeca wordt ook vaker discriminatie ervaren op basis van
huidskleur/migratieachtergrond en op basis van seksuele geaardheid. De in de enquête
gesignaleerde verschillen tussen sectoren en discriminatiegronden zijn echter klein en nader
onderzoek binnen sectoren zal moeten uitwijzen of er inderdaad in bepaalde sectoren sprake is
van discriminatie en op welke gronden.
7
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Figuur 8 Aandeel werkenden dat zich in de afgelopen 12 maanden gediscrimineerd heeft gevoeld op het
werk naar sectoren, november 2018-juni 2021 (n=8.892, procenten)
overheid
horeca EN
landbouw, bouw, nijverheid, industrie, energie nn 14
welzijnen zorg
ov. niet-commerciele diensten | 12
zakelijke en financiele dienstverlening nn 11
onderwijs, universiteit nn 11
0 5 10 15 20
Veelal kwetsende grappen
Evenals bij de vorige metingen gaat het bij de ervaren discriminatie op het werk het vaakst om
kwetsende grappen (41% van de gevallen, zie figuur 9), daarna om minder betaald krijgen
(16%), vervelende klussen krijgen (13%) of vitgescholden/gepest worden (13%). Overige vormen
zoals contract niet verlengd, ontslagen of fysiek geweld komen veel minder vaak voor. Bij
‘anders, namelijk’ werd vaak genoemd: zich buiten gesloten voelen, minder serieus genomen
worden en ondergewaardeerd worden.
Figuur 9 Ervaren vormen van discriminatie op het werk, juli 2020-juni 2021 en juli 2019-juni 2020 (n=507 en
n=420, procenten onder diegenen die discriminatie ervaren, meer antwoorden mogelijk)
16 3 m juli 2019 - juni 2020
krijgt minder betaald mm
vervelende klussen krijgen rn 13
uitgescholden / gepest .
contract niet verlengd Fr 6
seksueel lastig gevallen Fr 5
agen BE:
onts agen 3
bedreigd / geschopt / geslagen 1:
spullen zijn kapot gemaakt / beschadigd l i
36
ancer %
o 10 20 30 40 50
De vorm van de ervaren discriminatie verschilt naar achtergrondkenmerken en
discriminatiegrond. Amsterdammers met een migratieachtergrond ervaren relatief vaak
kwetsende grappen, krijgen vervelende klussen en worden vaker bedreigd. Ook
gediscrimineerde jongeren krijgen relatief vaak vervelende klussen en kwetsende grappen te
horen en worden ook relatief vaak seksueel lastiggevallen. In dat laatste geval gaat het vaak om
jonge vrouwen: zo geeft 11% van de gediscrimineerde vrouwen van 18 tot en met 24 jaar aan
dat het ging om seksueel lastigvallen. Verder komt ervaren discriminatie in de vorm van
beloningsachterstand relatief vaak voor onder werkenden in de leeftijdsgroep 25-44 jaar.
Werkenden die zich gediscrimineerd voelen vanwege hun geslacht (vrijwel uitsluitend vrouwen)
geven relatief vaak aan dat ze minder betaald krijgen voor hetzelfde werk en zoals eerder
genoemd worden (met name jonge) vrouwen ook vaker seksueel lastiggevallen. 8
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Discriminatie vaakst door collega’s
Bij ervaren discriminatie onder werkende Amsterdammers gaat het in circa de helft van de
gevallen (47%) om discriminatie door hun collega's. In een kwart van de gevallen gaat het om
discriminatie door de leidinggevende en eveneens bij een kwart om discriminatie door
klanten/patiënten/opdrachtgevers (beide 26%). Een kleiner deel van de discriminatie was door
de werkgever (17%) en een nog kleiner deel door de iemand van het uitzendbureau (2%). Het
telt op tot meer dan honderd procent omdat de discriminatie op het werk vaak vanuit meerdere
hoeken komt. Jongeren geven relatief vaak aan dat de discriminatie vanuit
klanten/patiënten/opdrachtgevers komt en minder vaak vanuit de leidinggevende. De
resultaten verschillen niet van de vorige meting.
Samenhang ervaren discriminatie werkenden met welbevinden
Amsterdammers die discriminatie ervaren op hun werkplek voelen zich minder vaak gelukkig
dan Amsterdammers die dat niet hebben ervaren (resp. 46% versus 72%). Zij zijn niet alleen
minder vaak gelukkig, maar ook minder tevreden met hun werk (54% versus 83%) en voelen
zich minder gezond (68% versus 87%). Dit was ook te zien in de vorige meting. Het mindere
welbevinden geldt voor alle gediscrimineerden, ook wanneer we rekening houden met
verschillende achtergrondkenmerken. We zien wel dat gediscrimineerde Amsterdammers met
een migratieachtergrond vaker negatief zijn over zowel hun werk, geluk als hun gezondheid.
Stabiel aantal meldingen bij het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam
Het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam (MDRA) is een onafhankelijke stichting, gericht
op het direct bestrijden van discriminatie en het verminderen van de gevolgen van
discriminatie. Het meldpunt doet dat door middel van klachtenbehandeling, voorlichting en
advies en het uitvoeren van onderzoek. Het totaal aantal discriminatiemeldingen bij het
platform is verdubbeld, met een toename van 120%. Een deel van deze toename betreft de
meldingen over het stigmatiserende radio 1o-lied “Voorkomen is beter dan Chinezen”. Wanneer
de bulkmelding niet mee wordt geteld is er in 2020 nog steeds sprake van een forse toename
ten opzichte van het jaar daarvoor, met een stijging van 52%. Vooral meldingen op grond van
afkomst en huidskleur werden vaker gemeld dan het voorgaande jaar. Net als in 2019 is de
arbeidsmarkt een van de terreinen waar de meeste klachten/meldingen van discriminatie over
gaan bij het meldpunt. Door Amsterdammerss zijn bij het meldpunt in 2020 131 meldingen
gedaan van discriminatie op de arbeidsmarkt (van de 161 in de regio). Daarmee is het aantal
meldingen over discriminatie op de arbeidsmarkt vergelijkbaar met 2019. De meeste meldingen
gaan over ervaren discriminatie op de werkvloer, gevolgd door discriminatie tijdens het
werving- en selectieproces en discriminatie bij vitstroom (bijvoorbeeld een ontslagprocedure).®
Figuur 10 Type discriminatie van meldingen arbeidsdiscriminatie door Amsterdammers bij Meldpunt
Discriminatie Regio Amsterdam, 2019 en 2020 (n=119 en n=131, meer typen per melding mogelijk,
aantallen)
63
werkloer MM was maoas
26
arbeidsvoorwaarden |} À
6
promotie{doorstroom B 7
vrijwilligerswerk B.
: : : 2
arbeidsbemiddeling EL 5
2
stage LL 4
anders Es. %
o 20 40 60 80
9
Gemeente Amsterdam Arbeidsmarktdiscriminatie in Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek
Meldingen over discriminatie op de arbeidsmarkt betreffen vaak ervaren discriminatie op basis
van afkomst of huidskleur, geslacht, leeftijd, beperking of chronische ziekte en godsdienst. In
vergelijking met 2019 wordt herkomst/huidskleur in 2020 vaker door melders genoemd als
discriminatiegrond. Alle overige discriminatiegronden, zoals geslacht, godsdienst of
beperking/chronische ziekte worden juist minder vaak benoemd of blijven gelijk (zie figuur 12).
Figuur 11 Discriminatiegronden van meldingen arbeidsdiscriminatie door Amsterdammers bij Meldpunt
Discriminatie Regio Amsterdam, 2019 en 2020, (n= 119 en n=131, meer gronden per melding mogelijk,
aantallen)
i 73
21
: 12
godsdienst mn 18
handicap/chron.ziekte Es
seksuele geaardheid En 25
leeftijd MMC
) 5
nationaliteit m:
politieke gezindheid bs
: 1
arbeidscontract | ì %
o 20 40 60 80
Noten
1 Bij migratieachtergrond wordt gekeken naar het geboorteland van de ouders, als tenminste één ouder buiten Nederland is
geboren, heeft de persoon een migratieachtergrond.
* Bron: Verwey-Jonker Instituut. Ongelijke kansen op de stagemarkt. Maart 2021.
3 Bron: College voor de Rechten van de Mens. Zwanger en werk: dat baart zorgen. Derde onderzoek naar discriminatie op de
arbeidsmarkt van zwangere vrouwen en moeders met jonge kinderen. November 2020.
4 Verder bleek uit die studie dat bijna de helft van alle ondervraagde vrouwen met een tijdelijk contract kreeg geen verlenging
of een vast contract vanwege hun zwangerschap of een pasgeboren kind. Een kwart van de vrouwen loopt zo promoties,
salarisverhogingen, bonussen en scholing mis, of heeft problemen met afspraken over zwangerschapsverlof en de terugkeer
op het werk. Dit is vergelijkbaar met de eerdere onderzoeken van het college die zij sinds 2012 uitvoeren.
> Onder de Regio Amsterdam bij het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam vallen de volgende gemeenten: Amsterdam,
Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Uithoorn en Ouder-Amstel.
$ Bron: Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam Jaarverslag 2020. Amsterdam, april 2021.
Colofon
Auteurs: Gemeente Amsterdam
Sara Rubingh Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS)
Ellen Lindeman
M.m.v. ldske de Jong
Telefoon: 020 251 0333
data.amsterdam.nl
| Onderzoeksrapport | 11 | train |
> < Gemeente
Amsterdam
> 4 Oost
Agenda
Aan de leden van het algemeen bestuur van de bestuurscommissie Oost
Vergadering dinsdag 24 mei 2016
19.30-20.15 UUF
Stadsloket Oost, Oranje-Vrijstaatplein 2, Raadzaal
Voorzitter Ivar Manuel
Secretaris wnd. Kees Rozemeijer
Onderwerp Besluitvormend AB
Tijden bij benadering m.u.v .aanvangstijdstip
Algemeen
1. Opening 19.30
2. Mededelingen
3. Vaststellen conceptverslagen van de vergaderingen van 10 mei 2016
4. Vaststellen van de agenda
5. Mededeling van de ingekomen stukken
6. Insprekers zonder agendapunt
Inhoudelijk gedeelte
7. Adviesaanvraag Nota van Uitgangspunten verkooptraject PIOA en strategiebesluit
Weespertrekvaart Midden en Zuid
8. Instemmen met de verantwoording van de fractiebudgetten 2015
g. Sluiting
| Agenda | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering 11 oktober 2023
Ingekomen onder nummer 569
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Bakker en Veldhuyzen inzake geen stilzwijgende
verlenging pachtovereenkomst
Onderwerp
Geen stilzwijgende verlenging pachtovereenkomst
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de conceptovereenkomst voor verhuur van het visrecht 2024-2030
Constaterende dat:
-_Inde concept pachtovereenkomst tussen de gemeente Amsterdam en De Amsterdamse
Hengelsport Vereniging (AHV) is opgenomen dat de overeenkomst stilzwijgend kan wor-
den verlengd na afloop van de termijn in 2030;
Overwegende dat:
- De wetenschappelijke consensus over pijnbeleving van vissen steeds breder gedragen
wordt onder een groot deel van de bevolking;
- De raad daaromsteeds opnieuw in de gelegenheid moet worden gesteld om te beslissen
over het voorzetten van het pachtcontract met de AHV;
-__ Erover6 jaar een andere raad en een ander college met wellicht andere eisen ten aanzien
van de pachtovereenkomst is aangetreden;
-__Er daarom geen mogelijkheid zou moeten zijn tot stilzwijgende verlenging;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-__De pachtovereenkomst met de AHV niet stilzwijgend te verlengen, maar de raad hier pro-
actief over te informeren;
-__Endetekst in het pachtcontract als volgt te wijzigen;
Onder artikel 2.1:
“Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 6 (zes) jaar, ingaande op 1 augustus
2024 en eindigende op 31 juli 2030. Na ommekomst van die termijn wordt de overeenkomst
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
stilzwijgend met dezelfde periode verlengd, tenzij de overeenkomst wordt opgezegd of niet wordt
voortgezet, een en ander zoals bepaald in de Visserijwet.”
Te wijzigen in;
“Artikel 2.1: “Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van 6 (zes) jaar, ingaande op 1
augustus 2024 en eindigende op 31 juli 2030. Uiterlijk 8 maanden voor het verstrijken van de termijn
van de overeenkomst gaan de partijen opnieuw met elkaar in gesprek over een eventuele verlenging.”
Indiener,
A.L. Bakker
J.A. Veldhuyzen
| Motie | 2 | discard |
Bezoekadres
D Gemeente bee
Amste rd am 2011 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
D amsterdam.nl
|
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de gemeenteraad van Amsterdam
|
Datum 14 mei 2019
Ons kenmerk
Behandeld door S, Gün (OOV) |
Bijlage |
Onderwerp Reactie op motie AK van raadslid Boutkan (PvdA) getiteld: ‘Amsterdam prettige
waterstad: beperk overlast vanaf het water door overmatig alcoholgebruik tegen te
gaan.’
Geachte leden van de gemeenteraad,
|
Aanleiding |
In de vergadering van de gemeenteraad van 8 mei jl. heeft vw raad bij de behandeling van de Nota |
Varen deel 2 en de wijziging van de Verordening op het Binnenwater 2010 motie AK van raadslid |
Boutkan (PvdA) aangenomen, waarin het college wordt gevraagd om:
1. te onderzoeken of de APV zodanig aangepast kan worden dat de burgemeester de
bevoegdheid krijgt om delen van het water aan te wijzen als gebiedszone waar geen
alcohol geschonken dan wel gebruikt mag worden tijdens het varen; |
2. de resultaten voor te leggen aan de gemeenteraad voor a juli 2019.
Het college heeft inmiddels onderzocht of de door het lid Boutkan verzochte aanpassing mogelijk |
is. Het college acht een dergelijke aanpassing onwenselijk. |
Alcoholverbod
Het college hecht eraan in het algemeen en ten overvloede op te merken dat maatregelen inzake |
alcoholgebruik, zoals een alcoholverbod, ertoe strekken (extreme) overlast te bestrijden en niet
om een verandering van een levensstijl te forceren. Maatregelen dienen juist om Amsterdammers |
vrijelijk te kunnen laten genieten van hun stad. Alleen wangedrag wordt beteugeld.
Voor het (specifieke) alcoholverbod op grond van artikel 2.27 lid 2 APV geldt dat het enkel wordt |
ingezet als er sprake is van zeer ernstige overlast en deze onvoldoende kan worden bestreden |
door de inzet van minder vergaande maatregelen. In dat geval is sprake van een totaalverbod op
Een routebeschrijving vindt v op www.amsterdam.nl.
|
Gemeente Amsterdam Datum
Kenmerk
Pagina 2 van 3
het gebruik van alcohol in een bepaald gebied. Dit betekent dat enkel het aanwezig hebben van |
een aangebroken flesje alcohol al een overtreding inhoudt. Daarbij hoeft er geen sprake te zijn van |
(concrete) overlast. |
Reactie op motie |
Het college acht de uitbreiding van alcoholverbod naar het water door de APV aan te passen niet |
wenselijk.
Ten eerste is een dergelijk verbod juridisch kwetsbaar. In tegenstelling tot het land, wordt alcohol
op het water niet gereguleerd door een vergunningplicht op grond van de Drank- en Horecawet |
(DHW). Alcohol verstrekken op vaar- en voertuigen is in de DHW uitgezonderd. De gemeente |
heeft geen bevoegdheid hierin andere regels te stellen. Dit betekent concreet dat het
(bedrijfsmatig/in de uitoefening van een bedrijf) schenken van alcohol op het water op dit moment
niet valt onder de DHW, Het verbieden van het gebruik van alcohol op passagiersvaartuigen op |
grond van de APV kan daarom worden opgevat als ‘detournement de pouvoir’. Immers, de vrijheid
alcohol te schenken op basis van de DHW op vaartuigen zou door middel van een verbod op het
gebruik van alcohol worden uitgehold. |
Het college vindt een alcoholverbod op het water, ten tweede, niet proportioneel. Er is sprake van
alcohol gerelateerde overlast op het water, maar de ernst, omvang en urgentie daarvan is niet zo
dat er nu reden is om in de APV een alcoholverbod voor het water op te nemen.
Het college acht het vooral van belang om extreme alcoholoverlast op het water (zoals ‘al! you can
drink’ concepten) gericht te bestrijden met de al beschikbare instrumenten. Dit is in het licht van
de schaarse handhavingscapaciteit een passender antwoord op de overlast dan een totaalverbod.
In dit verband is het bijvoorbeeld al mogelijk artikel 2.27 lid 2 APV (hinderlijk drankgebruik) inte
zetten, dat ook op het water van toepassing is. Daarnaast zijn er overlastbepalingen opgenomen
in de Verordening op het Binnenwater 2010. Voorts heeft het gemeentebestuur recent bij de
verantwoordelijke staatssecretaris gepleit voor een aanpassing van de DHW, waardoor
alcoholverstrekking op (sommige) vaar- en voertuigen gereguleerd kan worden. Deze zijn, zoals
eerder aangegeven, immers momenteel gevrijwaard van de vergunningplicht, terwijl zij zich in een
aantal gevallen op gelijke wijze manifesteren als reguliere horeca (bijvoorbeeld partyschepen).
Alles overziend, vindt het college het onwenselijk, juridisch kwetsbaar en niet proportioneel om in
de APV de bevoegdheid voor de burgemeester op te nemen om het water aan te kunnen wijzen
als alcoholverbodsgebied.
|
|
Gemeente Amsterdam Datum
Kenmerk
Pagina 3 van3
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld. |
|
|
Hoogachtend, |
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, |
/ Í
Femke Halserga Peter Teesink
burgeme ter gemeentesecretaris
ES
/ e
SJ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
| Motie | 4 | train |
OHNSTAMM
N-H Netwerk Effectief Jeugdstelsel Amsterdam
Ijs NN
ä à k % 5 K 2 4 on kN N
| Y es al \
Ea d } kt oe Pi. es 1 |
A
EE CA OO |
Onderwijsachterstand AD KS
Gewichtenleerlingen: leerlingen met laagopgeleide ouders
® ouder heeft maximaal basisonderwijs
® ouder heeft maximaal praktijkonderwijs, vmbo-b of vmbo-k O0
© ouder heeft een hogere opleiding dan praktijkonderwijs, vmbo-b of vmbo-k Oo
van het budget voor
® ® ® ® ® regulier basisonderwijs wordt
uitgegeven aan
An An (in Úi_n AA gewichtenleerlingen (2013)
Steeds weer komt uit onderzoek naar voren dat berekening van de formatie (het aantal leerkrachten)
kinderen met laagopgeleide ouders in het onderwijs in de school. De extra formatie is bedoeld voor het
minder kansen hebben dan kinderen met hoogop- bestrijden van onderwijsachterstanden. De gewich-
geleide ouders. Ze behalen minder goede presta- tenregeling is een paar keer veranderd, maar vanaf
ties, gaan minder vaak naar hogere opleidingen en 2006 is het opleidingsniveau van de ouders het enige
verlaten vaker voortijdig het onderwijs. Ook zijn ze criterium, omdat dit niveau het bepalendst is voor het
oververtegenwoordigd in de groep kinderen die bij de ontstaan van onderwijsachterstanden van kinderen.
jeugdhulp in het vizier is. Hoe komt dit en wat doen Etnische achtergrond en omstandigheden als werksi-
overheid en onderwijs er aan? tuatie van de ouders, woonsituatie en armoede doen
er ook toe, maar minder.
De overheid voert al meer dan dertig jaar een onder-
wijsachterstandenbeleid om kinderen met laagopge- Kinderen van laagopgeleide ouders zijn niet per
leide ouders evenveel kansen te geven als kinderen definitie kinderen die laag presteren op school. Maar
met hogeropgeleide ouders. In het basisonderwijs deze kinderen groeien op in een minder geletterd
zijn deze leerlingen bekend als ‘gewichtenleerlingen’, milieu en zijn daardoor in het nadeel als het om
omdat deze leerlingen zwaarder meetellen in de onderwijskansen gaat.
%X Gemeente
% Amsterdam 1 www.neja.nl
Scores op taal- en rekentoetsen in groep 2 naar opleidingsniveau van de ouders
® score allochtone kinderen
@ score autochtone kinderen
taal bo rekenen 58
 52 Á 5)
at i 41 Wi ! 4o vl
k 33 k 38 35 1 k
: 7 28 1 30
| | | k B, | | | | | Â
Á
opleiding ouders hbo/wo mbo lbo lo hbo/wo mbo Ibo lo
Doelgroepleerlingen (=gewichtenleerlingen) die Wat weten we uit onderzoek naar
bijvoorbeeld op havo-niveau presteren, zouden mis- onderwijsachterstanden?
schien een vwo-niveau halen als zij hogeropgeleide Als kinderen het basisonderwijs binnenkomen, zijn
ouders hadden gehad. De opdracht aan het onderwijs de verschillen naar sociale achtergrond het grootst.
is om voor álle leerlingen van laagopgeleide ouders De figuur hierboven laat zien hoe in het schooljaar
de kloof te verkleinen, op álle niveaus. 2010/2011 leerlingen presteerden in groep 2, op
kleutertoetsen taal en rekenen, onderscheiden naar
Scholen mogen zelf bepalen waar zij het geld voor de de opleiding van hun ouders. Zowel allochtone als
bestrijding van onderwijsachterstanden aan uitge- autochtone leerlingen met laagopgeleide ouders
ven. In de praktijk blijkt dat de scholen zelf niet altijd behalen in groep 2 aanzienlijk lagere scores dan leer-
weten op hoeveel geld zij recht hebben, omdat hun lingen met hogeropgeleide ouders. Allochtone doel-
besturen het geld verdelen. Scholen besteden het groepleerlingen scoren binnen elke opleidingsgroep
geld op uiteenlopende manieren en aan verschillen- lager dan autochtone leerlingen. Maar allochtone
de activiteiten. Voorbeelden zijn klassenverkleining, doelgroepleerlingen blijken een flinke inhaalslag te
inzet van onderwijsassistenten, (extra) leerlingbege- maken in de loop van het basisonderwijs. Ze hebben
leiding of voor- en vroegschoolse educatie (vve). Ook in groep 8 bij taal weliswaar nog steeds een behoor-
taalactiviteiten gericht op woordenschat, extra lezen lijke achterstand op niet-doelgroepleerlingen, maar
of aparte taalklassen komen regelmatig voor. Sommi- __de kloof is wel kleiner geworden. Bij rekenen is de
ge scholen besteden extra middelen aan activiteiten achterstand ook minder groot geworden. Het goede
met en voor ouders. Het geld wordt niet altijd spe- nieuws is dat het achterstandenbeleid bij allochtone
cifiek ingezet voor doelgroepleerlingen. Soms richt doelgroepleerlingen succesvol is. Het minder goede
men zich alleen op de leerlingen met leer- of andere nieuws is dat er bij de autochtone doelgroepleerlin-
problemen en op laagpresteerders. Met als risico dat gen niets lijkt te veranderen aan de kloof.
vooral het potentieel van slimmere doelgroepleerlin- In 2003 constateerde het Sociaal en Cultureel Planbu-
gen niet volledig wordt benut. reau al dat autochtone doelgroepleerlingen achter-
bleven bij allochtone doelgroepleerlingen wat betreft
het inhalen van de achterstand. In 2014 was dat nog
steeds het geval. Door de onderzoeksinstituten ITS en
het Kohnstamm Instituut is daarom nader onderzoek
gedaan naar de oorzaken van deze aanhoudende
achterstand.
X Gemeente
% Amsterdam 2
Konnsravm
EPE
Factoren blijvende onderwijsachterstanden van autochtone doelgroepleerlingen
1. het kind
%
& = ee
taal- reken- minder lage lage sociale gedrags-
niveau niveau motivatie intelligentie vaardigheden problemen
2. het gezin/de ouders
(u ©
taal- lage interesse en gezins- armoede
niveau verwachtingen problemen
3. omgevingsfactoren betrokkenheid. Ook de taalbeheersing van de ouders,
de aandacht voor lezen thuis, het (werk)gedrag van
eee de leerlingen en het feit dat deze leerlingen vaker op
(=) fn) ee een school met veel andere doelgroepleerlingen zit-
ee ten, verklaren een deel van de mindere leerresultaten
van de autochtone doelgroepleerlingen. Bovendien
werkloosheid Straattaal rolmodel zijn zij ook vaker zorgleerling, vanwege beperkingen
of specifieke problemen. Opvallend is dat autochtone
doelgroepleerlingen relatief weinig deelnemen aan
4, school voorschoolse opvang- en educatievoorzieningen,
zoals peuterspeelzalen.
eee
° ° 2 Schoolleiders en leerkrachten noemen als oorzaken
voor het niet vooruitgaan van autochtone doel-
lage interesse en _ veel doelgroep- groepleerlingen in de eerste plaats kenmerken van de
verwachtingen kinderen kinderen zelf: taalproblemen (kleinere woordenschat
of taalproblemen door dialect), rekenproblemen
(vooral bij sommen in woorden), minder motivatie,
minder leerpotentieel, gedragsproblemen en lagere
Hoe komt het dat autochtone leerlingen sociale vaardigheden. In de tweede plaats wijzen
van ouders met een lage opleiding niet zij op gezinskenmerken: lagere ambitie van ouders,
vooruitgaan? gezinsproblematiek zoals (vjechtscheidingen, werk-
Uit onderzoek blijkt dat de belangrijkste verschillen loosheid, armoede, verstoorde vader/moederrol (in
tussen autochtone doelgroepleerlingen en overi- geval van psychische problematiek of gevangenis),
ge autochtone leerlingen vooral zitten in de lagere opvoedingsproblemen (verwaarlozing, kindermishan-
niet-schoolse capaciteiten van de doelgroepleer- deling, verslaving), lagere ouderbetrokkenheid, lager
lingen (intelligentie), de lagere verwachtingen die cognitief klimaat (verminderd taalaanbod, minder
leerkrachten van hen hebben en de lagere ouder- voorlezen). En in de derde plaats noemen zij omge-
3 www.neja.nl
OHNSTAMM
EPE
vingsfactoren: werkgelegenheid en werkloosheid, alleen het leren op school, maar ook problemen in de
straatcultuur en straattaal, weinig aanbod van hogere gezinnen. Kinderen met onderwijsachterstanden en
vormen van voortgezet onderwijs en nauwelijks hun gezinnen zijn oververtegenwoordigd op plekken
ambitieuze of hogeropgeleide rolmodellen. waar de jeugdhulp werkt. De zorgbehoefte is bij deze
gezinnen meestal hoog en dat geldt in het bijzonder
Autochtone doelgroepleerlingen in de (grote) steden voor de grote steden.
blijken lager te presteren dan vergelijkbare leerlingen Scholen zijn dus een vindplaats voor de jeugdhulp.
buiten de steden, lager te scoren op (werk)gedrag en Maar het gaat om meer dan dat. Onderwijsachter-
vaker zorgleerling te zijn. Ook is de ouderbetrokken- standen van kinderen en jongeren hebben oorzaken
heid in de stad gemiddeld lager. Daarentegen spelen in het sociaal milieu waarin die kinderen opgroeien.
factoren als lage leerkrachtverwachtingen, slechte Om die achterstanden te bestrijden is niet alleen
werkgelegenheid en een beperkende omgeving juist ondersteuning bij het oplossen van gezinsproblemen
wat meer dan op het platteland. nodig, maar ook aandacht voor het vergroten van de
ontwikkelingskansen van kinderen. De jeugdhulp kan
Zijn er verschillen tussen allochtone vanuit de eigen rol bevorderen dat kinderen thuis
en autochtone doelgroepleerlingen? lezen, lid zijn van de bibliotheek, spelen met educa-
De verwachting is dat de hier besproken oorzaken en tief speelgoed en deelnemen aan buurt- en vereni-
verklaringen over het algemeen zullen gelden voor gingsactiviteiten. En stimuleren dat ouders meedoen
zowel autochtone als allochtone doelgroepleerlin- aan programma’s gericht op onderwijsondersteuning
gen, maar dat bij de laatste groep voornamelijk de en hun kinderen laten deelnemen aan voor- en
problemen die in steden spelen van toepassing zullen buitenschoolse opvang. Want de scholen kunnen het
zijn. Verder hebben deze leerlingen specifieke taal- niet alleen.
problemen, doordat ze thuis minder vaak en minder
goed met de Nederlandse taal in aanraking komen.
. n Meer informatie en bronnen
Dat leidt ertoe dat hun achterstand vooral bij taal Fettelaar, D., L. Mulder, & G. Driessen (2014). Ouderlijk opleidings-
groot is. Hoe kan het dan dat zij deze achterstand wel niveau en onderwijsachterstanden van kinderen. Veranderingen
. . … in de periode 1995-2011. Nij : ITS, Radboud Universiteit
inhalen gedurende het basisonderwijs en autochtone Nijmegen. ° umeeen adboud MIVersten
leerlingen niet? Zeker weten doen we het niet, maar Ledoux, G., Roeleveld, J., Veen, A., Karssen, M., Van Daalen, M.,
dit komt waarschijnlijk doordat ouders van allochtone Blok, H., Kuiper, E., Dikkers, L., Mulder, L., Fettelaar, D., & Driessen,
. En G. (2015). Het onderwijsachterstandenbeleid onderzocht. Werkt het
doelgroepleerlingen zelf vaak WEINIS kansen hebben zoals bedoeld? Amsterdam/Nijmegen: Kohnstamm Instituut/ITS.
gehad om een hogere opleiding te volgen, terwijl Mulder, L., Fettelaar, D., Schouwenaars, |, Ledoux, G., Dikkers,
… . er A.L.C., & Kuiper, EJ. (2014). De achterstand tochtone doel-
zij daarvoor wel het potentieel hadden. Zij stimu- pen ( ) e achterstand van AUtOCHONe do
groepleerlingen. Nijmegen: ITS.
leren hun kinderen die hun intelligentie mogelijk Roeleveld, J., Driessen, G., Ledoux, G., Cuppen, J., & Meijer, J.
hebben geërfd om wél hogerop te komen. Ouders (2011). Doelgroepleerlingen in het basisonderwijs. Historische ont-
‚ wikkeling en actuele situatie. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
van autochtone doelgroepleerlingen hebben wel Vogels, R., & Bronneman-Helmers, R. (2013). Autochtone ach-
kansen gehad, maar die niet benut. Misschien zit er terstandsleerlingen: een vergeten groep. Den Haag: Sociaal en
… . . ’ Cultureel Planbureau.
bij autochtone doelgroepleerlingen minder ‘onbenut
potentieel’ dan bij allochtone doelgroepleerlingen. http://verantwoordingsonderzoek.rekenkamer.nl/2013/ocw/finan-
ciele-informatie/gewichtenregeling-en-gewichten geraadpleegd op
3 mei 2016.
Ten slotte
Het opleidingsniveau wordt in Nederland steeds
hoger, er zijn steeds minder doelgroepleerlingen en Guuske Ledoux
dus krijgen scholen minder geld voor onderwijsach- [email protected]
terstandenbeleid. Maar de achterstanden zijn niet Liselotte van Loon-Dikkers
verdwenen. Integendeel, de leerlingen die nog wel [email protected]
onder de regeling vallen, hebben vaak te maken ©2016
met een veelvoud aan problemen. Dat betreft niet
X Gemeente
% Amsterdam 4
%
| Factsheet | 4 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 28
Publicatiedatum 28 januari 2015
Ingekomen onder C
Ingekomen op woensdag 21 januari 2015
Behandeld op woensdag 21 januari 2015
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de raadsleden de heer Van Dantzig en de heer Flentge inzake
de achtervangovereenkomst met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw 2015
(geen informatie, geen waarborg).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de achtervangovereenkomst met het Waarborgfonds
Sociale Woningbouw 2015 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 11);
Overwegende dat:
— de gemeente voor € 8,7 miljard garant staat voor de geborgde leningen die
woningcorporaties aangaan via het Waarborgfonds Sociale Woningbouw;
— het onderzoek van Capitad uit 2012 de gemeentelijke risico’s beoordeelt als klein
maar met mogelijk grote gevolgen;
— de gemeente na het afgeven van de garantie aan het Waarborgfonds Sociale
Woningbouw geen sturingsinstrumenten meer heeft indien corporaties onder het
borgingsplafond blijven;
— de gemeente van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw niet genoeg informatie
krijgt om het risico dat de gemeente loopt bij het afgeven van de garantie te
beoordelen;
— de Amsterdamse woningcorporaties deze informatie wel kunnen verstrekken aan
de gemeente;
— het verstrekken van borging aan Amsterdamse corporaties geen
vanzelfsprekendheid kan zijn en het de gemeente is toegestaan corporaties uit te
sluiten van de generieke overeenkomst;
— over de borging van een corporatielening ook per individuele lening kan worden
besloten in de gemeenteraad,
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 28 Moti
Datum _ 28 januari 2015 otie
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
de raad en woningbouwcorporaties te informeren over de gegevens die benodigd zijn
om het risico dat de gemeente loopt bij de borging van de lening te beoordelen en het
verstrekken van deze gegevens door individuele woningcorporaties voorwaardelijk te
maken voor het opnemen van deze woningcorporatie in de achtervangovereenkomst
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 2016-2020.
De leden van de gemeenteraad,
R.H. van Dantzig
EA. Flentge
2
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam
% Actualiteit voor de raadscommissie voor Verkeer en Vervoer,
Openbare Ruimte en Groen, Duurzaamheid en ICT
Jaar 2017
Datum indiening 27 januari 2017
Datum behandeling 1 maart 2017
Onderwerp
Actualiteit van het lid Vink (D66) inzake de voortdurende problemen met stremmingen
van de Coentunnel
Aan de commissie
Inleiding
Naar aanleiding van vragen van het lid Vink in april 2015 is in opdracht van de
wethouder voor verkeer en vervoer een rapport opgesteld over de economische
impact van stremmingen en andere incidenten in de Coentunnel. Daaruit bleek dat in
de tweede helft van 2014 te hoge wagens in de gerenoveerde Eerste Coentunnel 25
a 30 keer per week leidden tot het stilleggen van het verkeer in een van de
tunnelbuizen. Tot de openstelling van de Tweede Coentunnel kwam dit probleem
slechts sporadisch voor.
In 2016 bleek naar aanleiding van onderzoek van RTV NH dat er in heel 2015 meer
dan 1200 stremmingen waren geweest door hoogtemeldingen als gevolg van te hoge
vrachtwagens: nog altijd ca.24 keer per week en 3 à 4 keer per dag. Daarop heeft
raadslid Vink gevraagd bij het Rijk aan te dringen op oplossing van dit probleem. D66-
Kamerlid Belhaj sprak de Minister erop aan. Vandaag blijkt uit nieuw onderzoek van
RTVNH (http://www.nhnieuws.nl/nieuws/201140/problemen-bij-coentunnel-houden-
aan-gemiddeld-drie-keer-per-dag-dicht) dat er ook in 2016 nog altijd sprake was van
zo'n 1200 stremmingen. Het probleem is nu al drie jaar onverminderd groot. Er is
geen verbetering van de situatie.
De vele dagelijkse stremmingen geven veel irritatie bij bewoners en bezoekers van
Amsterdam (en Zaanstad, Purmerend en Waterland). Daarnaast brengt dit flinke
economische schade met zich mee. Hoogleraar Bert van Wee spreekt bij RTVNH van
5-10 miljoen euro per jaar. Ook het rapport van april 2015 maakt duidelijk dat sprake
is van een fors welvaartsverlies, dat bovendien voor meer dan de helft betrekking
heeft op Amsterdam.
Reden bespreking
Zie inleiding en reden spoedeisendheid.
1
Jaar 2015 Gemeente Amsterdam R
Afdeling í Gemeenteblad
Nummer 59 Raadsactualiteit
Datum <datum aadsactua'ntel
onbekend>=
Reden spoedeisendheid
De irritatie en de schade van de vele stremmingen is fors. Deze situatie kan niet zo
blijven. Zowel bedrijven als particulieren zijn het zat. Het probleem is voor velen
urgent. De situatie is onacceptabel. Het lijkt er echter op dat het vinden van een
oplossing geen prioriteit heeft.
Met deze actualiteit wil het lid Vink wijzen op de hardnekkigheid van dit probleem en
de irritatie en economische schade die het veroorzaakt voor bedrijven, werknemers,
bewoners en bezoekers van Amsterdam. Het lid Vink wil in het verlengde daarvan de
wethouder oproepen het er niet bij te laten zitten, maar in gesprek te gaan met het
Rijk en eventueel ook vertegenwoordigers van de transportsector, om ervoor te
zorgen dat alsnog het probleem op korte termijn wordt opgelost.
Het lid van de commissie,
B.L. Vink (D66)
2
| Actualiteit | 2 | train |
G emeente Bezoekadres
Plein'40'45 1
Amsterdam 1064 SW Amsterdam
Nieuw-West posts 00
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
amsterdam.nl/nieuwwest
Voordracht en besluit D B-AB
Registratienummer 72200 - 2017/INT/oo041
Afdeling Gebiedspool
Onderwerp
Plan Maatschappelijke Voorzieningen Nieuw-West 2017-2030
Portefeuille
DB lid Achmed Baâdoud
Gebied Alle gebieden
Vergaderdatum DB 17 januari 2017
Vergaderdata AB VBC 8 maart 2017
AB 22 maart 2017
Agenderen College / n.v.t.
Gemeenteraad
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Yvonne Cornelisse
Pagina 1 van 5
Bezoekadres
Plein'40'45 1
1064 SW Amsterdam
Postbus 2003
1000 CA Amsterdam
Telefoon 14020
amsterdam.nl/nieuwwest
Datum 8 februari 2017
Onderwerp Plan Maatschappelijke Voorzieningen Nieuw-West 2017-2030
Het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West besluit:
1. Inte stemmen met de voordracht aan het AB inzake het Plan Maatschappelijke
Voorzieningen 2017-2030
Tekst van openbare Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West besluit:
besluiten wordt
gepubliceerd 1. Het plan maatschappelijke voorzieningen Nieuw-West 2017-2030 vast te stellen en de
ambtelijke organisatie van Nieuw-West opdracht te geven dit te betrekken bij de
actualisatie van de gebiedsplannen en bij de adviezen aan B&W over de stedelijke
ontwikkeling in Nieuw-West
Ondertekening
Het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van stadsdeel Nieuw-West,
de heer E.A.H. de Rijk, de heer A. Baâdoud,
stadsdeelsecretaris ai. voorzitter
Registratienummer 72200 - 2017/INT/ooo41
Pagina 2 van 5
DB-AB
Bevoegdheid
Betreft in dit stadium ideeënvorming t.b.v. gebiedsplannen dat later in formele adviezen aan
B&W wordt voorgelegd (conform het bevoegdhedenregister)
Bestuurlijke achtergrond
De stad Amsterdam is in ontwikkeling. Het aantal bezoekers en bewoners is de afgelopen jaren
flink toegenomen en blijft toenemen. Op veel plekken in de stad worden nieuwe woningen en
voorzieningen gerealiseerd. Van de zeven stadsdelen van Amsterdam heeft Nieuw-West het
hoogste inwoneraantal en dit inwoneraantal blijft groeien. Voor de komende 15 jaar staan circa
17.000 nieuwe woningen gepland in Nieuw-West. Als alle plannen doorgaan zullen er in de
periode tot 2030 circa 40.000 nieuwe inwoners bijkomen, een toename van meer dan 25% ten
opzichte van 2016.
De gemeente neemt diverse maatregelen om de woningbouw in Amsterdam te stimuleren en
te versnellen. Ook is er aandacht voor de infrastructuur en de benodigde nieuwe verbindingen.
Er was tot voor kort echter weinig aandacht voor de ontwikkelingen van nieuwe
maatschappelijke voorzieningen (alles-in-één scholen, kinderopvang, ouder-kind-centra,
buurthuizen, bibliotheken, sportvoorzieningen en gezondheidsvoorzieningen). Dergelijke
voorzieningen zijn noodzakelijk voor het goed functioneren van nieuwe wijken. De uitdaging is
om deze voorzieningen een goede plek te geven in de gebiedsontwikkeling. Vaak worden de
voorzieningen te laat in de plannen ingepast. Dat is een gemiste kans en kost extra inzet en
geld.
Door wijziging van het bestuurlijk stelsel en de reorganisatie in Amsterdam komen de middelen
voor de realisatie van maatschappelijke voorzieningen niet meer uit de stadsdeelbegroting
maar grotendeels vit de begroting Onderwijs, Jeugd & Zorg, Sport & Bos, Vastgoed, Kunst &
Cultuur en\of marktpartijen. Er wordt vanuit de stedelijke regiegroep maatschappelijke
voorzieningen gewerkt aan een voorzieningenprogramma, inclusief de financiering daarvan,
voor heel Amsterdam. De besluitvorming hiervoor vindt plaats door de gemeenteraad.
Omdat er de komende periode over diverse gebiedsontwikkelingen in Amsterdam Nieuw-West
strategiebesluiten worden genomen, is het in verband met het leggen van de noodzakelijke
ruimteclaims,van belang om vooruitlopend daarop een integraal beeld te hebben van de
voorzieningen die vanwege de groei van Nieuw-West extra nodig zijn.
Doel van het plan Maatschappelijke Voorzieningen Nieuw-West is om de benodigde ruimte
voor nieuwe maatschappelijke voorzieningen in de ontwikkel- en vernieuwingsgebieden
inzichtelijk te maken zodat deze goed kunnen worden meegenomen in de plannen voor
gebiedsontwikkeling. Het gaat in eerste instantie om ruimte en middelen; benodigde m2, en
een grondexploitatie die rekening houdt met de komst van een maatschappelijke voorziening.
Het is een dynamisch document dat regelmatig afgesternd moet worden op de actuele
projectontwikkeling. Het plan maatschappelijke voorzieningen wordt betrokken bij de
actualisatie van de gebiedsplannen en bij de adviezen aan B&W over de stedelijke ontwikkeling
in Nieuw-West.
Nieuw-West groeit door transformatie, verdichting en uitbreiding van woongebieden. Om
prettige wijken te garanderen voor de huidige en nieuwe inwoners van Nieuw-West is aandacht
nodig voor het voorzieningenniveau. Naast betere benutting van de bestaande
maatschappelijke voorzieningen is vitbreiding en toevoeging van extra voorzieningen
noodzakelijk
In stadsdeel Noord loopt een zelfde traject. Daar is het plan maatschappelijke voorzieningen al
door het algemeen bestuur vastgesteld en vindt nu een verdere concretisering plaats binnen de
gebiedsontwikkeling. Ook in de stadsdelen Oost en Zuid-Oost is in verband de groei van het
aantal woningen in de komende jaren, gestart met het in beeld brengen van de toekomstige
Registratienummer 72200 - 2017/INT/ooo41
Pagina 3 van 5
behoefte aan maatschappelijke voorzieningen.
Onderbouwing besluit
Beoogd effect Voldoende ruimte en aanbod van maatschappelijke voorzieningen binnen de stedelijke
ontwikkeling.
Argumenten Door de woningbouwontwikkeling is de prognose dat het aantal inwoners van Nieuw-West de
komende jaren toeneemt. Dat betekent dat er voldoende ruimte gereserveerd moet worden
voor nieuwe maatschappelijke voorzieningen in het stadsdeel.
Kanttekeningen
Maatschappelijke effecten
Selecteer de maatschappelijke LlJongeren aan het werk
effecten waar hetbesluitaan [Jeugd benut talent
bijdraagt L]Goed veiligheidsgevoel
MlPrettig wonen
(lledereen doet en telt mee
XlPrettig samenleven
L]Gezonde leefstijl
Maatschappelijke We willen wijken waar mensen prettig kunnen wonen en samenleven. Aantrekkelijke
effecten maatschappelijke voorzieningen zijn daarbij essentieel.
Risico's / Neveneffecten
-__Planaanbod woningbouw is aan verandering onderhevig (bijvoorbeeld crisis) en heeft
direct gevolgen voor benodigde aanbod maatschappelijke voorzieningen
Uitkomsten ingewonnen adviezen
Juridisch bureau n.v.t., in dit stadium van de planvorming zijn nog geen adviezen noodzakelijk zijn. Later in het
proces wel.
Financiën n.v.t. „in dit stadium van de planvorming zijn nog geen adviezen noodzakelijk zijn. Later in het
proces wel.
Communicatie n.v.t. „in dit stadium van de planvorming zijn nog geen adviezen noodzakelijk zijn. Later in het
proces wel.
Overige
Financiële paragraaf
Financiële gevolgen? n.v.t.
Indien ja, dekking aanwezig? n.v.t.
Indien ja, welke
kostenplaats?
Toelichting Het plan maatschappelijke voorzieningen heeft geen directe financiële gevolgen voor het
stadsdeel. De financiering van maatschappelijke voorzieningen verloopt via rve's en
marktpartijen.
Registratienummer 72200 -2017/INT/o0041
Pagina4 van 5
Voorlichting en communicatie
Eisen publicatie n.v.t., in dit stadium van de planvorming zijn nog geen adviezen noodzakelijk. Later in het proces
wel.
Communicatiestappen n.v.t.
Uitkomsten inspraak
n.v.t.
Uitkomsten maatschappelijk overleg (participatie)
n.v.t.
Geheimhouding
Geheimhouding n.v.t.
Einde geheimhouding
Stukken
Meegestuurd -_Plan maatschappelijke voorzieningen Nieuw-West 2017-2030
-__Bijlagen plan maatschappelijke voorzieningen Nieuw-West 2017-2030
Ter inzage gelegd
Te verzenden stukken
Aangetekend versturen Nee
Akkoord agendering
Datum voorbereidende staf 5 december 2016 (staven) en 20 december (integrale staf)
Portefeuillehouder Baâdoud, Bobeldijk en Maver
Portefeuillehouder akkoord? Ja
Verantwoordelijk manager _Yvonne Cornelisse
Manager akkoord? Ja
Besluit dagelijks bestuur
Registratienummer 72200 -2017/INT/o0041
Pagina 5 van 5
| Besluit | 5 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 579
Publicatiedatum 17 juni 2016
Ingekomen op 9 juni 2016
Ingekomen in raadscommissie JC
Te behandelen op 13/14 juli 2016
Onderwerp
Amendement van het lid Duijndam inzake de Voorjaarsnota 2016 (bescherm varend
erfgoed).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449);
Constaterende dat:
— de aanwezigheid van varend en drijvend erfgoed in Amsterdam reeds jaren
door de gemeente in diverse nota's als belangrijk wordt bestempeld;
— het college gevraagd wordt om het varende en drijvende erfgoed oplossingen
te zoeken in de sfeer van uitzonderingen en ontheffingen;
— hier kosten mee gemoeid zijn die niet begroot zijn;
— op blz. 71 wordt voorgesteld om € 0,3 miljoen te bestemmen voor
monumentenzorg, haalbaarheidsonderzoeken en kleine subsidies. De middelen
worden ingezet ten behoeve van het geformuleerde doel van ISV III: een prettige
en leefbare openbare ruimte waar het restaureren van monumenten aan
bijdraagt;
Overwegende dat:
— ook behoud en bescherming van varend en drijvend erfgoed bijdraagt aan een
leefbare openbare ruimte.
Besluit:
de tekst van paragraaf 6.3, luidende:
“Concreet wordt voorgesteld om 0,3 miljoen te bestemmen voor monumentenzorg,
haalbaarheidsonderzoeken en kleine subsidies. De middelen worden ingezet ten
behoeve van het geformuleerde doel van ISV III: een prettige en leefbare openbare
ruimte waar het restaureren van monumenten aan bijdraagt”,
te wijzigen in”:
“Concreet wordt voorgesteld om 0,3 miljoen te bestemmen voor behoud en herstel
van varend en drijvend. De middelen worden ingezet ten behoeve van het
geformuleerde doel van ISV Ill: een prettige en leefbare openbare ruimte waar het
restaureren van monumenten aan bijdraagt.”
en de tekst op blz. 93 (Programma Woningkwaliteit, bestuursopdracht
Ontwikkelbuurten en herbestemming ISV-middelen) en de tabellen op blz. 67, 105 en
107 dienovereenkomstig aan te passen.
1
Jaar 2016 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 579 Amendement
Datum 17 juni 2016
Het lid van de gemeenteraad
P.J.M. Duijndam
2
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
Z
Agenda van de openbare Commissie
Samenleving van 10 mei 2011
Vergaderdatum dinsdag 10 mei 2011
Tijd 19:00 23.00 uur
Locatie President Kennedylaan 923
Voorzitter Dhr. S. Franklin
Griffier Mw. M.J. Oosterbaan
18.30 - 19.00 uur gelegenheid tot stellen van technische vragen tbv
Rekening 2010.
1. Opening en vaststellen agenda
2. Rapport Gunning: zedenzaak Amsterdam (het rapport wordt u separaat
toegezonden)(ter bespreking van 19.00 - 20.30 uur)
3. Mededelingen en vragen over actualiteiten aan het DB
4. Vaststellen verslag van de vergadering van 5 april 2011
5. Toezeggingen en termijnagenda
6. Rekening 2010
(raadsbesluit)
7. Visie Bredeschool Zuid
(raadsbesluit)
8. Sluiting Pieter Hooglandschool
(raadsbesluit)
9. Subsidieregeling Promotie Winkelgebieden
(ter bespreking)
10. Sluiting
1
Commissie Samenleving - dinsdag 10 mei 2011
Ter kennisname stukken
Subsidie De Badcuyp 2011
2
| Agenda | 2 | test |
> < Gemeente
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 22 maart 2022
Behandeld door Karin van de Wansem, [email protected]
Onderwerp Bestuurswissel 2022-2026
Geachte (kandidaat) raadsleden,
Inleiding
Hierbij treft u het digitale document ‘Keuzes in Beeld’ (https://keuzesinbeeld.amsterdam.nlf).
Hiermee wordt invulling gegeven aan het verzoek van de gemeenteraad (motie 303) om tijdig
informatie beschikbaar te stellen die gebruikt kan worden voor politieke keuzes. Hierbij zijn 28
maatschappelijke vraagstukken die potentieel grote impact hebben op de stad, de financiën en de
gemeentelijke organisatie zo nauwkeurig mogelijk en in hun volle breedte en omvang in beeld
gebracht. Ook wordt inzicht gegeven in de feitelijke situatie en worden bepalende trends in beeld
gebracht, gebaseerd op Staat van de Stad (OIS) en andere bronnen. Voor aanvullende informatie
wordt met hyperlinks verwezen naar gerelateerde of onderliggende documenten
Dit is geen politiek document maar een ambtelijke exercitie: er worden nadrukkelijk geen
voorkeuren uitgesproken of beleidsalternatieven op voorhand onmogelijk verklaard. Wel worden
de voorwaarden geschetst onder welke de keuzes een succes kunnen worden en worden de
keuzes met elkaar in verband gebracht: beslissingen op het ene beleidsterrein hebben
onvermijdelijk gevolgen voor andere terreinen.
Voor de vitvoerbaarheid van de uiteindelijke, gemaakte keuzes zijn aanvullende checks op
uitvoerbaarheid noodzakelijk. Naast inhoudelijke en/of financiële effecten zijn er ook praktische
belemmeringen, bijvoorbeeld de benodigde capaciteit in de gemeentelijke organisatie en/of bij
externe partijen, de afnemende beschikbaarheid van materialen en de tijdshorizon.
Verder treft u hierbij aan de ‘Staat van de Organisatie’ en de ‘Nota Begrotingsruimte, samen met
de ‘Nota Investeringen’. De ‘Staat van de Organisatie’ beschrijft op hoofdlijnen hoe de
gemeentelijke organisatie van de gemeente Amsterdam ervoor staat. Er wordt kort stilgestaan bij
welke grote ontwikkelingen daar invloed op hebben gehad en wat de koers is die reeds is ingezet.
De ‘Nota Begrotingsruimte! biedt het financieel kader voor de nieuwe bestuursperiode en bevat
informatie en aanbevelingen over de gemeentebegroting en het begrotingsbeleid. De Nota geeft
inzicht in de financiële mogelijkheden van de gemeente en biedt steun bij het vaststellen van de
financiële kaders en spelregels voor de komende bestuursperiode. De ‘Nota Investeringen’ geeft
inzicht in de omvang, werking en ontwikkeling van investeringen ten behoeve van de begroting,
onder andere in relatie tot de bestaande en groeiende stad.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2022
Pagina 2 van6
Deze brief
Met deze voorliggende brief delen we, aanvullend, een aantal - wat ons betreft - noodzakelijke
uitgangspunten en voorwaarden om de gemeente Amsterdam de komende jaren te versterken in
haar rol voor bewoners en bedrijven. Wij doen dat vanuit onze verantwoordelijkheid als resp.
burgemeester die als voorzitter van het college de collectiviteit en zorgvuldigheid van de sturing
bewaakt en als gemeentesecretaris die de ambtelijke uitvoering aanstuurt en randvoorwaarden
creëert voor het behalen van beleidsdoelen.
Het is in dit maatschappelijke tijdsgewricht meer dan ooit noodzakelijk dat lokale overheden
oprecht en open luisteren naar, en verbinding maken met de inwoners van onze stad. Er is
vertrouwen te herstellen na twee jaar coronabeleid en na een aantal ingrijpende affaires (zoals de
toeslagenaffaire) die de kloof tussen overheid en burgers hebben vergroot. Dit besef is de rode
draad in de voorstellen in deze brief.
In de relatie met de stad vraagt dat om:
e Eengemeente die betrouwbaar en efficiënt is, waar collectief gestuurd wordt, die zich
telkens verhoudt tot de belangen van burgers en de opgaven van de stad en daarin ook
wendbaar kan zijn.
e Een organisatie die transparant is over kaders, keuzes en risico’s, en over rollen en
verantwoordelijkheden. Dat vraagt om een organisatie waar vakmanschap en maatwerk
voorop staan en waar de uitvoering meer aandacht krijgt.
Wij stellen vast dat de gemeentelijke organisatie niet altijd is toegerust op de urgente vraag vanuit
de samenleving. De organisatiestructuur, de procedures en werkwijzen, de inrichting van de
begroting, de verdeling van portefeuilles en het bestuurlijk stelsel, vormen dikwijls een
belemmering in plaats van dat ze ondersteunend zijn. Amsterdammers worden nog te vaak
behandeld als calculerende burgers. Bij de beleidsvorming wordt bovendien vaak nog
onvoldoende rekening gehouden met de uitvoering. We geven in deze brief op hoofdlijnen aan
welke hervormingen nodig zijn: een aantal daarvan is al in gang gezet maar vragen ook de
komende jaren aanhoudend (bestuurlijke) aandacht.
Ten slotte vragen we aandacht voor een aantal financiële en personele begrenzingen.
1. Een gemeentelijke organisatie voor de bewoners: betrouwbaar en open
Amsterdam wil bewoners en ondernemers centraal stellen en het vertrouwen tussen burger en
overheid sterk verbeteren. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Zeker als dat vertrouwen eerder
beschaamd is. Des te belangrijker dat het vertrouwen het uitgangspunt is in de raad, het college
en de ambtelijke organisatie. De afgelopen periode zijn de eerste stappen gezet om als organisatie
vanuit vertrouwen in inwoners en medewerkers meer opgave gericht en wendbaarder te worden.
In de ‘Staat van de organisatie’ is dit verder uitgewerkt en dit vormt een leidraad voor de komende
bestuursperiode. De hulp van, en samenwerking met de gemeenteraad is bij het realiseren van
deze veranderingen uiteraard een vereiste.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2022
Pagina 3 van6
Verbetering juridische dienstverlening
Een belangrijk onderdeel is de juridische functie. Kan de juridische functie van de gemeente zo
worden ingericht dat ze meer ten dienste staat van een vertrouwensrelatie tussen burgers en
gemeente? Deze vraag staat centraal in de notitie ‘Vertrouwen begint bij de overheid’ die aan de
gemeenteraad is aangeboden (13 januari jongstleden) in reactie op kritische opmerkingen van de
gemeenteraad en burgers over de juridische taken van de gemeente Amsterdam.
Uitgangspunt voor nieuw vertrouwen is dat elke Amsterdammer eerlijk, gelijk en
onbevooroordeeld wordt behandeld door de gemeente. Daarnaast is de gemeente open en
dienstbaar naar de burger toe, een burger die niet langer als calculerend wordt beschouwd maar
als een gelijkwaardige gesprekspartner. Verder hoort de burger altijd open toegang tot het recht
te hebben. Het recht is evenwel het laatste redmiddel: pas als praten, mediation, de gelegenheid
tot herstel van een vergissing, niet tot een oplossing hebben geleid moet naar rechtsmiddelen,
rechtsgang en ordeningsregels worden gekeken. Dit moet leiden tot het verbeteren van de
juridische dienstverlening zodat er meer procedurele rechtvaardigheid wordt ervaren en de
klachtafhandeling wordt verbeterd. Daarnaast moet er juridische procedures vervangen worden
door andere omgangsvormen geënt op vertrouwen, gelijkwaardigheid en respect.
Open transparante overheid
Transparantie is een tweede belangrijke randvoorwaarde. Openbaarheid is een recht van de
burger, geen gunst van de gemeente. In de afgelopen collegeperiode is hier werk van gemaakt
maar het op peil brengen van de informatiehuvishouding en het naleven van de termijnen van
openbaarheid blijken taai. De komende jaren dient informatie gemakkelijk toegankelijk te kunnen
worden en dient een ieder te kunnen vertrouwen op de kwaliteit van de informatie die gedeeld
wordt. Juist op dat punt is er, net als bij veel andere overheidsorganisaties, een grote inhaalslag te
maken. Het vraagt vithoudingsvermogen aangezien werkwijzen, cultuur, systemen op orde
dienen te worden gebracht. Daarbij dienen ambtenaren zich te allen tijde veilig te kunnen voelen
en vrij hun werk te kunnen blijven doen; alleen dan wordt de terughoudendheid verminderd die er
soms ten aanzien van openbaarheid bestaat. Graag brengen wij onder vw aandacht dat voor de
nieuwe collegeperiode Openbaarheid een belangrijk thema zal behoren te zijn, dat bestuurlijke
aandacht en financiële middelen vereist.
2. Gebiedsgericht werken, aandacht voor de wijken
Groter wordende stadsdelen, centralisatie van gemeentelijke taken, gecombineerd met
decentralisatie van Rijkstaken en veranderende wetgeving waren aanleiding om vanaf 2014 in
Amsterdam expliciet te kiezen voor gebiedssturing. In de afgelopen jaren is er in het
gebiedsgericht werken veel geleerd, maar er zijn nog veel stappen te zetten. Dat blijkt
bijvoorbeeld uit de soms moeizame organisatorische en bestuurlijke start van de masterplannen in
Zuidoost en Nieuw West waar wordt ingezet op integrale, opgave- en gebiedsgerichte
benadering, waarbij de leefwereld van bewoners en ondernemers centraal staat.
Het centraal stellen van de leefwereld van bewoners en lokale ondernemers betekent dat hun
vragen de maatschappelijke en beleidsmatige opgaven bepalen en niet het aanbod van de
gemeente. Daarbij moet er ook meer aandacht voor zijn dat maatschappelijke opgaven grote
onderlinge verbondenheid kennen. In de ambtelijke organisatie mogen werkgelegenheid,
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2022
Pagina 4 van 6
schulden, gezinsproblemen, criminaliteit dan wel in verschillende kokers zijn opgeborgen, in het
leven van alledag hangen deze problemen nauw samen. Onze organisatie is niet altijd goed
toegerust op de integraliteit van maatschappelijke opgaven. Werken aan het ene doel kan het
andere doel frustreren. Een effectieve aanpak vraagt om het formuleren en nastreven van
gezamenlijke doelen, en een hoog niveau van samenwerken en gunnen.
Masterplannen Zuidoost en Nieuw-West en aanpak Noord
Vooral in de stadsdelen Zuidoost, Nieuw-West en Noord waar grote en ambitieuze
woningbouwprojecten gestalte krijgen en nieuwe gebieden worden ontwikkeld, dient er aandacht
te zijn voor de gelijktijdige opeenstapeling van economische, sociale en culturele problemen en
voor de boosheid van veel bewoners om het uitblijven van verbetering van hun leven. Om de
ongelijkheid in de stad en de achterstanden in deze stadsdelen te verminderen is een lange termijn
perspectief (en investeringen), een gezamenlijk geformuleerd doel en nauwe samenwerking met
informele en formele partijen, bewoners, ondernemers en professionals onmisbaar: alleen dan kan
er perspectief worden gecreëerd voor de jongeren die er wonen. Voor Zuidoost is begin 2021 een
Masterplan vastgesteld vanuit een alliantie van samenwerkingspartners. Het Masterplan heeft
betrekking op de periode 2021 tot 2040. Voor Nieuw-West is een Masterplan in ontwikkeling, ook
voor de periode tot 2040, dat naar verwachting voor de zomer van 2022 wordt ondertekend. In
Noord is aan bewoners gevraagd om een eigen plan op te stellen.
De masterplannen worden ontwikkeld vanuit een alliantie van maatschappelijke partners.
Bewoners van de stadsdelen hebben daarin een nadrukkelijke en initiërende rol. Het versterken
van gemeenschappen is een basisvoorwaarde. Voor duurzame impact moet er in lokaal
eigenaarschap en het lokaal organiserend vermogen geïnvesteerd worden. Samenwerking met
het Rijk is noodzakelijk om de beoogde doorbraken tot stand te brengen en te financieren.
Deze veranderingen gaan niet vanzelf. Grote aandacht en sturing vanuit het bestuur zijn nodig, als
ook de gedeelde ambitie om de verkokering van bestuurlijke portefeuilles en gemeentelijke
diensten te doorbreken en maatschappelijke opgaven in deze gebieden centraal te stellen.
3. Collectieve sturing
Als de opgaven en gebieden meer centraal komen te staan vraagt dat niet alleen een aanpassing
van de organisatie maar ook een aanpassing in de manier van besturen van de stad.
Ten eerste moet, waar portefeuilles en directies nu vaak dominant zijn in de (organisatorische en
beleids-)keuzes, de maatschappelijke opgave vaker leidend worden. Het werken met bestuurlijke
thematafels waar verschillende bestuurders en ambtelijke top rondom de belangrijke opgaven zijn
georganiseerd, wordt voor de volgende bestuursperiode als standaard werkwijze aangeboden.
Dat kan bijdragen aan betere focus en meer collectieve sturing. Daarnaast zien we mogelijkheden
om beter te kunnen sturen op de maatschappelijke opgaven via verbetering van de
begrotingsstructuur. Zo zijn sommige ketens van beleid en uitvoering opgeknipt en verdeeld over
verschillende de programma's, waardoor bij het maken van beleid soms onvoldoende rekening
wordt gehouden met de impact op de uitvoering en het beheer. Ook komt niet in ieder
programma de maatschappelijke opgave goed naar voren. Daarom zijn de afgelopen maanden
voorstellen voor een andere begrotingsindeling voorbereid met bijzondere aandacht voor
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2022
Pagina 5 van 6
gebiedsgericht werken en het verbeteren van de doelenboom. Deze zullen onder de aandacht van
onderhandelaars voor een nieuw college worden gebracht.
Ten tweede: de nieuwe bestuurders, raadsdelen en stadsdeelcommissieleden hebben een
gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de opgaven van de stad. Om het lokale en
gebiedsgerichte perspectief meer ruimte te bieden helpt het bijvoorbeeld om
stadsdeelbestuurders de ruimte te gunnen om af te wijken van stedelijk beleid als de
maatschappelijke context daar om vraagt, en door adviezen van stadsdeelcommissies een plek te
geven in de vitwerking van beleid. Ook is het bij de start van de nieuwe bestuursperiode belangrijk
om te investeren in goede samenwerking en duidelijke werkafspraken tussen college en
stadsdeelbestuurders. De gemeenteraad heeft daarin ook een rol ten opzichte van de
stadsdeelcommissies. Voor een sterk lokaal bestuur moeten college en raad stadsdelen de ruimte
te gunnen.
Ten derde is het van belang dat de gestelde kaders en besluitvorming door de raad dezelfde
integrale invalshoek kennen en een werkwijze hebben die dit mogelijk maakt. Daarmee kan de
raad opgavegerichte, integrale en minder verkokerde sturing stimuleren, controleren en
afdwingen. In overleg met de griffie zouden hiertoe voorstellen kunnen worden ontwikkeld.
4. Uitvoering
In de uitvoering leert de Amsterdammer de gemeente kennen. Het stadsloket, de handhavers,
afval en reiniging, dienstverlening, de leerplichtambtenaar, de buurtteams, het ondernemersloket,
gebiedscoördinatoren: dat is voor de meeste Amsterdammers de gemeentelijke organisatie. Als
deze belangrijke functionarissen te maken krijgen met onuitvoerbaar beleid, als er weinig ruimte is
om maatwerk te bieden of als er onduidelijkheid bestaat over kaders, dan hebben
Amsterdammers daar direct last van. Op twee manieren vraagt dit aandacht:
1) Het is van groot belang dat de uitvoering al in een vroeg stadium in de beleidsvorming
wordt betrokken. Een vitvoeringtoets standaard laten doen bij nieuw beleid kan helpen
om ongelukken te voorkomen. Informatie vanuit de uitvoering helpt om beter beleid te
maken.
2) Ambtenaren in de uitvoering moeten gezien worden als het “gezicht van de gemeente”,
en als zodanig worden gewaardeerd. Door ruimte om maatwerk toe te passen, om
knelpunten snel te signaleren en deze direct onder de aandacht te brengen van
verantwoordelijke bestuurders en beleidsambtenaren.
5. Organisatorische en financiële ruimte
Wat vragen de bovenstaande ambities - het versterken van vertrouwen, een open transparante
overheid, aandacht voor de gebieden en vitvoering - van de gemeentelijke organisatie?
De ambities vragen om focus in de gemeentelijke organisatie. Meer aandacht voor de
maatschappelijke opgaven en minder voor de organisatie en afbakening van het eigen
werkproces. De kunst hierbij is om de balans te vinden tussen wat nodig is op het niveau van de
stad en van een specifiek gebied, tussen de eigen professionaliteit en de kennis van burgers en
ondernemers die dikwijls andere kennis en andere verwachtingen hebben.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 22 maart 2022
Pagina 6 van 6
Tegelijkertijd zijn er bezuinigingen tot 2024 doorgevoerd op het gemeentelijk apparaat van bij
elkaar € 120 miljoen: dat is circa 10% van het organisatiebudget. Aanvullend daarop leiden
afgesproken besparingen op beleid ook tot inperking van de formatie. Door de optelsom van
bestuurlijke ambities en extra werk in tijden van corona en het tegelijkertijd doorvoeren van
besparingen is de werkdruk op het personeel fors toegenomen. Daar komt bij dat er sprake is van
een grote uitstroom van medewerkers vanwege pensioen, en een snellere wisseling van werkgever
door medewerkers op een sterk krimpende en veranderende arbeidsmarkt. Dit maakt dat het in
een toenemend aantal sectoren moeilijker of onmogelijk is om vacatures in te vullen.
Een nieuw coalitieakkoord zal ongetwijfeld stevige ambities bevatten voor nieuwe prioriteiten of
aanpassing van bestaande. Door een krimpend personeelsbudget en moeilijke arbeidsmarkt zullen
we bij nieuwe ambities samen met het nieuwe college moeten kijken wat de organisatie kan
waarmaken, en wat de hoogste prioriteit heeft.
Bij het opstellen van het coalitieakkoord zal gezocht worden naar mogelijkheden om nieuwe
ambities te financieren. Dit kan door ombuigingen op beleidsuitgaven (oud voor nieuw), door
besparingen op de organisatie of door inkomsten te verhogen. Gegeven het krimpende budget
voor de organisatie in 2023 en 2024 en de impact daarvan op het realiseren van bestuurlijke
ambities ontraden wij verdere besparingen op de organisatie voor 2025. Mocht er gekozen worden
voor besparingen dan zijn ook gerichte bestuurlijke keuzes nodig zodat de vermindering van
personele inzet gerealiseerd kan worden.
6. Samenvattend
De nieuwe raad, het nieuwe college en de organisatie staan voor de lastige uitdaging om het
vertrouwen tussen inwoners van Amsterdam en de gemeente sterk te verbeteren in moeilijke en
onzekere maatschappelijke omstandigheden. Dat vereist openheid, een goed samenspel tussen
alle betrokkenen en een realistisch perspectief op wat wel en niet kan. Daar zullen wij vanuit onze
onderscheiden rollen onze verantwoordelijkheid in nemen, en wij zien er naar vit om daarover met
u het gesprek te voeren en u daarin te ondersteunen.
Met vriendelijke groet,
A
Femke Halsema Peter Teesink
Burgemeester gemeentesecretaris
| Motie | 6 | discard |
ha 5 5 \AP Wen EE Eke AH
S * EE AS anr \ ; NOPE NA
OERS Rd Ni
Bie “Titre RA
d e 4 3 : d hr: gek TS SN, SENAR AC ESN
\ AA: ) PAN EEE ehh tte. ZENNE The
za Nl wf kaak. Cs Ed er ne TK At
E s > PF GR Li he af Ae N je
en: Re nn Eden PS Ee NC Tibi
; ' k hER sn f ITE AREN ei Ge vend
Mi et : # BOMEN, Nen Chr PO
4 en U Se 5 ol d Ee el vj EN Ea nege nd
Ket Et n ee EE Neen Ws Pe oen st ac
Red d ge X /] ee DE ERK PRE AN ka ee te » Rrk \h En
BA Ne td Ale TE 5E AE Eid bleh we a ch
A Ee , HPT Seed End ed: : kr HEP
de 4 - NG ke PE ue ei # Ks \ epe NEER : ren dt, a CE:
é BN REET eN AE EN RNN
ES ne WE NS TE
> eend (A6 ECR ER $ RR Li her: et > Ke 2 Eg Nn
» Lr PE orde # A ij ki ke 1d rf MEA, ee Senhond LN S KN JAA
NE eN è ke ì Ee wr Ne
Apen Me hed oren re Ct tE a
kr v é Es S ze Pi à x En lr ha ek A VP ne,
3 ER ' “el REN RA lie ° Ararat heila: BGN oe EN é
: A RN ï 5 We 0 NA
EZ ER > ARE RO EE AOM el
ET ERE Si KEA: R taken AI
ie RE AR en Ere ERE
enen es” Kah EB ane, vre EO. s te Le LG E
Ee EO. ri | RRD
8 B et eh Je Eh er thuddde d te y Bi, Í Pi AME 14
B } nek Be ' Ep ; PE : =$ EER an Ô
R kent E hek 8 bte rd PR Pe van Gi i ed Eee AA! 4
8 Me OO MAO
\ Kn K ik ae : PR OE B. sf WE ne A rr BEE EAN
RE 4 ae nr Pe en mend 2 enn
ki RE ak: Vik A oe
seal RTS EE EEE OE HE E / Ri Ae
en JI ie Cet ee EENDEN . zer
5 TL et en Ë. et ROS. eN deinde VW \ Á
ER Ee Ne ed Oe Re Ne IJ J
K AU e DN ee EN vii $
EERE Ee En En NN
NEE A en En B 5 il ge B Stg, À A n
BRO Ee wider,
ORE GE SE Sn EE El 17
ak 6 : pe ee RK an ms PA AN B Dm mare mn nm _ : | f Wd
RS Ae gd dS oi A Er ne aj Vis OR EB , be: \ Ep ep PV En hema MESEN AR
} k Be F3 CS A 8 e NN , E " BEA
Î At Raden Ei zn Se ie ER 2 % BS ke EIN nn er a VM ig 0e
EA RAN EE Ot at ne 4 RB 5 Ar WIV tt A TN \ pe IS dr
' ate î RT ER Ë RE A RE ADE Ee). ennen renden ste els EN AE n ON
\ ie S NN meren EO Ee ne Ei SE dae nr 6 BSE NE NN ENA hee
NIE) Ravi 4 Ë EE SA RE pept HEMA EE TA ] Ì ENT la , Te EN EEN Ni dte
/ Sf tE ABLE EED onale LAER POET EO EEDE EINE al PE ‘
NS Ds WJ MON En SOES $ EN Deen Ge dn EE EEE Leal ie Ne Kj tE ETR
| ORNE MN 1 s binn en i ee en 2 Pe EN H nf ve à
AEK CON UL hl A hee EE NA tee RE
\ fn 5 Ee Ee . 5 } Rn
Pv £ 5 nnen RES ee er es = ei 7 NN \ SN S
d (/ En En Ee ne Te e Ee od ka \ 3 N Ae Ne A 4
BN er \ A 5
RN re Eh An Aen ENE À\
| en En eN En ne en Dl AN $ Nt Ek ij
Ee en oe s NA De AN inh /
B : A Ne pe N KAS EN
En ef 5 nk ' \
En Ee el N E \ NEN ME a 57
En k 2 E 5 TR Ren IDA
EEn en 5 ee " k \ 5 3 £
rf en Si Nm (4 EN Nt, ne) Ne
IE : OEE de B atlete { A ne NN ip, A
d ’ gi Ee En ol NN DRE ij
A } 8 iq stal } % jk MA 2 Re Zn f À HA 7 EN 8 5 jj ne
ke ATEA EN ' De À 7 7 N í E AN Orta ] à Ì d \ ik d Mn
zl nrede Ben MENDE vd Û d VED Kn / RG, EAN REE SEN OP AEN ede, Hs À Rn de
pane ha } en GAN ha AN bt en AA A TE DE
ij EE $ At WL RR koen AAC ONE ONDdeN EN b 7 Kien nat)
á / j E 5 Kl 8 ee en: \ Sefa SEN 6 d 4 Ae B 8
n RO NN
k N Se “ pn
hk in
Ns Ain 5, he zevetef
\ s ae zl
ear N° 8 GE. Ze
Nn B ee ne " 5 es B
ER A E ne pn se CE
4 GE EE ENE
oe dE: Ke N Ee le Eer Sf End Ze Ë A
de, B en Ed A: Ns. en be B 8 £ Ee ca BL BE
E Ees | Mas 2
Nam fe EE sn NE
Î RT E It 5 é En Ì EN
dike EN ik |: 8 ‚mn 7 ee he
\ BRR R Í ie |: 7 ui nn Bes ba
} EE ge $ i il Ï i | EE ri Need OE 2 EE
oe Ne ad El! ae de E 8 En
Se kde ad et B HL n AS s Ee dÁ kat e
Mà: É dit En, sl Ù el fl d IJ kj 8 | A IT de } mn = 2 re n B 5 Ë. ee ze
En aA Es Ea # nà el ee | Ti mn nT AN je On Bs aks en EN je
N Pen S a Pe Li » Fha ez AND El ne Ì DEE ee tT _AOETE ep. À | ie We EE
NE ee MENEN See NEEN.
| NE PE ' = ih Ì | emmen Ï en En Î gegen Rp EE zp 7 en
iN ERA « Rape SS ‘ Ape en FR EE a an
N EER Ie Mn TR AE Á VEE SE B Je at mm en k F4
LLL Ned Bels HEN TEEN eK ere à B
EE geen” À ee € NE hen ke OE BE nen
a IK Te et ES , OR eN id p Pan en. er: Ss 9 8 4 is je A Ae en
af Flares a dj Aa ed d en ha je Ie in A f VE Nl Ee a oe) Hà Ô Sn de Ao ike Ae A ii ie ZN log ie JN
ken anda BD EA DEN BR en ND Ee NS SOA ND Ûi5) en Se ed
rp Ad ii iseen ij VD Á } B Ts MEN AS NS EN Ne ES ME een dn N SN an een |
dela oe He if EA NN atd Uk aties 3 SEE EN Ein Ede ï / ÍN AE LCAS) he EEN
teen LN A) ON Hf AN TND Ne ee | Ad
ek [ Vs HS | sb, dj | WE Eee ENEN f: TE NERD | if ej ENEN
| dE met Ni en WEE eN SNN Ne
ENA ELAND ae NE en NR: Ak | Pd Ô
5 ' Á ALMA RECAP ORBA RAL EN EREN dw |
NM iere en
ORN Ah Knee VE ME: se pf dd ee Re ee A ee en e el \ 5 N EN Ae
CAVE Hd Ke WENEN EEG dmg NN
BO asl Vat ij hk Pe A wd Ea 5 De en dn Zee AA ke U #/ kene.
AAA DD TM A AMNEGONNDD D e Wentel eaten wond NME En NE EN en TEESE
El | hi ik DAA bead tand LEINE AE eee EN ENE EE RSE > k S Í
(A | af ij gaal il hr | An bi Ii di WE KEN KM ij A HE hi heeten à dense De A De PEREN SRR ed N SAN .
Opdrachtgever: Gemeente Amsterdam
Auteur: Gemeente Amsterdam, Ruimte en Duurzaamheid
Hans Straver, Marc Nijboer, Carolina Martinho
Versie: september 2020
Inhoudsopgave
4. Investeringsopgave Bovenwijks Groen
Samenvatting 4.1. Inleiden
4.2. Financiën SHP Bovenwijks Groen
1. Inleiding: Bovenwijks Groen in Amsterdam 4.3. Investeringsopgave 2021 -2025 en verder
1.1. Aanleiding 4.4. Aanvraag middelen bij de Voorjaarsnota
1.2. Bovenwijks groen 4.5. Duurzame instandhouding
1.3. Doel
1.4. Een SHP Bovenwijks Groen 5. Investeringsagenda Bovenwijks Groen
1.5. Leeswijzer 5.1. Opbouw SHP Bovenwijks Groen
5.2. Investeringen in bovenwijks groen 2021-2025
2. Investeren in een groene stad
2.1. Veranderende stad Bijlage
2.2. Bestuurlijke koers - - .
2.3. Groenopgaven Bijlage 1: KABINET, Separate bijlage Investeringsagenda
. Bovenwijks Groen 2021-2025
2.4. Ruimtelijke opgave
3. Groene bovenwijkse projecten gebiedsontwikkeling
3.1. Groennormen
3.2. Kwaliteitsimpuls Groen - Stadsparken
3.3. Groene bovenwijkse projecten in gebiedsontwikkeling
4
Samenvatting
Amsterdam is een Groene Stad, mede dankzij de hoofdgroenstructuur voorzieningen, waaronder groen, zijn een essentieel onderdeel van
met zijn vele stadsparken, recreatieve gebieden, natuurgebieden, de stad en groeien mee met de groei en verdichting van de stad
volkstuinparken, groene scheggen en het Amsterdamse Bos. Allemaal 2. We kiezen voor het beschermen, versterken en ontwikken van de
bovenwijkse groenvoorzieningen waar de stad Amsterdam in investeert Hoofdgroenstructuur (HGS) van Amsterdam.
en zorg draagt voor het beheer. Het maakt Amsterdam een leefbare 3. We willen kwalitati . | in b d k |
stad, waarin je naast wonen en werken kunt ontspannen, inspannen ew el wa eve DE sen In bestaande parken en aanleg van
en genieten van de groene omgeving. Het bovenwijkse groen draagt een aanta! nieuwe parken
bij aan de aantrekkingskracht van de stad voor bewoners, creatieve 4. We hechten aan versterken en ontwikkelen van de ecologische
talenten, bezoekers en bedrijven en vormt de basis voor biodiversiteit structuur en ecologisch beheer
in de stad. 5. We willen volkstuinparken meer openbaar en beter toegankelijk
maken
De stad groeit, er ontstaan nieuwe wijken en de bestaande stad verdicht. 6. We zetten in op bescherming en versterking van het duurzame
De komende jaren neemt het inwoneraantal toe en de verwachting is landschap rond de stad
dat ook het bezoekersaantal en de werkgelegenheid van de stad blijven 7. We willen meer en robuustere groene verbindingen, in de stad en
stijgen, zeker op de langere termijn. Dit betekent dat de behoefte aan tussen stad en landschap ’
(bovenwijks) groen toeneemt.
Concreet is de ruimtelijke en financiële opgave tot en met 2025
Om in deze behoefte te voorzien is het noodzakelijk dat er in de plannen opgenomen in dit SHP Bovenwijks Groen en pe geeft een doorkijk tot
voor de gebiedsontwikkeling reening wordt gehouden met voldoende en met 2030. De belangrijkste opgaven zijn in beeld gebracht op basis
er he eeen de van vigerend ruimtelijk (groen)beleid en de Groenvisie (2020), de groei
. JE ' van de stad, ontwikkelingen op het gebied van groen en aanvullende
easdale e) vereen Dit ee bestuurlijke ambities. Het SHP Bovenwijke Groen geeft de ambities weer
7 l . ° ' 5 aan groenprojecten tot 2025; afhankelijk van beschikbare middelen
a Srategseh usvestingspan OU govenwiks Groen 2021-2025: kunnen meer of minder projecten gehonoreerd worden.
nvesteren in stedelijk groen van Amsterdam.
. … e Het SHP Bovenwijks Groen omvat de investeringen in:
Investeren in Bovenwijks Groen
e Stadsparken
. _ OO . e Groene verbindingen
Dit eerste SHP Bovenwijks Groen geeft inzicht in met welke projecten en .
- n on e Natuur en ecologische knelpunten
ingrepen het bovenwijkse groen kan worden versterkt. Hierbij hanteren
we de volgende uitgangspunten: e Bossen en landschap rond Amsterdam
1. We bouwen aan een leefbare en complete stad; maatschappelijke » Meer openbaar en toegankelijk maken volkstuinparken
5
De Hootfagroenstructuur
en S
erm
e TT vj NEE
nen, AE
nf ke
N srrvogen, B KAT di
: ’, EE ) y vee,
A heene), DN ni / ot % De /
en nin RP NS / B 8
sten 2: ie Da / Lr Ns
° en 4 % ee N
ont” 5 Ai A JA # eren Î Ál DNS a ps x
salt tte / et, &g U) LR AS Ër \
ton st tes „ tr EN P) LEGENDA
, if ‚ oe Je sel Ny «
8 ’ s % B oe 7 DA 1
® ° 2 L et tees SL WV
t, „ee 7 Hi Haven-Stad „6 Tad Ral ie, EN \
’ … . 4 . je
en Ptoonveorovonopren, NC”, ne AAN IEEE eN Amsterdamse groenstructuren
9 4, ° . ent » OA \
: zNen IJ cat ° : tte â en Hoofdgroenstructuur
Pd $ 2 Ln . ° pl ° id ee 7 eN 9
ij 7 8 Pooorsonnorsonobefrohsoorerse EN n eb Ün tete, OR ‚
„ ’ : WU 2tteny, « , REET Ed Amsterdamse Ecologische Structuur
® ne, 6 oe al
1 nà IC} ï , U 2e ® ® Hoofd Bomenstructuur
voert att 7 ne 0” 4d Ao hj _ Ee
. 7 Ä GA .. oe) Ee à B
| VR overted DE, A „7
J KANE Navel Ke, ' Dd % toyo en ld
„ : ete ij, et ), 4 $ ne, 8 ts, SS eN _e
reed, , Re en ntt EEn, Te N 2
\ î ’ Letoon fn, ’ Oe vee tret lbs aanne NS 5 Be
; : , bn, Kl nei bre , „ pe
| 0 win ree, Uburddeebura. ie
, ve ND lt ere dE HEE eben, wnd EM _
je .
5 A je [ «, END BE RE dt es Bt dt,
| ’' * . ’ vo Nb eetoboobrenn,t 8 Maneed e
Í % Ri ane, es et herte ogende? t pe Ee TT I
Ô / REN d : : il : #,°Binnen” 4 Vet nes 4 RAL eerden, ',
A „nt 4 ’ EN , 0, en, Erkens Ee eK rrooter? 8 °,
f °, vert ke gr ze) OY roogern Kioed: % Parthen jeans Srei! 4 2 A Ze
\ TT | 5 d
' Re Aan xl aak „ee e ges eben EER : nt ee : Settle, % AEL en Sd on 8,
he ee gen velt eet y £ ' be MEE pete B tt N NS UR
ten her … pet \ : 4 WAA ad: rt EE ER SQ TN é À
© ap ee d arborea ANDER ie, 1, ve Gin ’ \ e ‚
ee ant \ ; 3 : t Het hoerid oh ev ded : , Ne 6, 4 à f 5 DN beni
kl 2 Si Ne , % : sd „$ bAteh zer Aden sen. tore” DR ’ N
a GL veder board erken teng EREEEn Aret & rd / VK NS Nn 7
) oant boonoor 4 || tate 2E ° 4, . ° eee e te, eN /
’ SA sper nor ni Je , , ,
2 € „…$Kerncorrid he Li Ae INE Han Ve ’, ’ &
\ Dee Ë ’ ion ha Z | 4 vite De Jy Di Ne
‘ _ idd 07 Boren BNN en
Ei À ’
2 à ET ij ' %, En : @ re NO, ko
4 u Boobonebervonssnerwsd Or = ), RAM bres Tr
+ ed et em eee » ‚ ., ’,
Lm gm : „ ‘ d , À ROL )
Ny . . $ : $ ' it oe ee q ! T
4 7 Hd : ’ 0e Neten ig DA %
\ [eeopree ’ rees 5 en, ,
jr . ee ’ 7 a 8 À ®, \ e
Bf geeensatehereen NAP Net U
je ê u Amstel-Al Nare „7 NLG À
Kp ae Y ’ M 7% . ° \
. To % Ù . , . ,
' Pte Li ’ , ‚4 Bn \ |
’ °, ’ C 4, VLA eo
’ 4 » S 4, ’ e \
: Mo , ih, rn Wi
4 . ’ eo, e 0 . ’ 1
8 u Ve Met er D \
, „
H Di an A vert Overig ZO DC: \
je . „ ’ ° 4 , \
8 if ’ % . %
. % $ „% .% 8 r N \
. 1%, ’ e'% NN
4 R RAN ): ‘l
ii ‚4 ats 5 bed A
. Fo EAN, ' & EO
B Neve VOA " -e
8 \ „err, : o 1.000 2.000 3.000
’ t oes :
\ MAL ’ ’
n, k % °
5, he oto 8
zn X\ „porren :
', Kane ' M Gemeente
% 5 % Amsterdam
\
\ 8 %
:
Á .
: ä 5
S hae : Ruimte & Duurzaamheid
.
: 2020
,
hi à arn Bm 20 5 Nues
® ® Ad ®
1 Inleiding: bovenwijks groen in Amsterdam
1.1 Aanleiding De procesbeschrijving is gebaseerd op de werkwijze zoals deze
. wordt gehanteerd voor opstellen van het Integraal Huisvestingsplan
Met de groei van de stad neemtookhet drukop het groen toe. Daarom zet voor Onderwijs en de financiële vertaling daarvan in de begroting.
Amsterdam, parallel aan de intensivering van de gebouwde omgeving, Deze werkwijze sluit aan bij de gemeentelijke P&C-cyclus. Voor de
Pet toene ooo Den se gebrui en en heten maatschappelijke voorzieningen als geheel is dit een nieuwe werkwijze.
: ' ' Het is een groeimodel met als uiteindelijk doel om te komen tot
tot groen in de buurt (groene daken, straalgroen, plantsoenen ele), één samenhangend en uniform proces voor alle maatschappelijke
b nger p ikkelaebied D is in 2018 voorzieningen voor Sport & Bos, Kunst & Cultuur, Onderwijs, Ruimte &
uurtgroen in oct ontwikke!gebieden ed Or de MD d Duurzaamheid (Bovenwijks Groen)en Jeugd/Zorg en basisvoorzieningen.
toekomst te halen zal goed moeten wor den gekeken aar Po eevou dio Dit SHP Bovenwijks Groen vormt de eerste stap om groeninvesteringen
_ onderdeel te maken van dit cyclische proces.
ruimtegebruik binnen de projecten en naar de bovenwijkse opgave y P
en investeringen, die nodig zijn om voldoende groen te realiseren in …
Amsterdam. 1.2 _Bovenwijks groen
Onder bovenwijks groen verstaan we een groengebied of
Na het invoeren van het nieuwe bestuurlijke stelsel kunnen stadsdelen groenvoorziening dat van betekenis is of wordt voor meerdere buurten/
geen middelen meer beschikbaar stellen voor het maken en uitvoeren wijken of voor de gehele stad Amsterdam. Een nieuw groengebied kan
van plannen voor de aanleg van nieuw groen of de kwaliteitsverhoging in potentie worden toegevoegd aan de Hoofdgroenstructuur (HGS); de
van bestaand groen. Een nieuwe werkwijze en financieringssystematiek HGS IS vastgelegd in beleid en wordt in 20202-21 geactualiseerd op
is daarom nodig voor bovenwijks groen dat niet onder grondexploitaties basis van de ambities uit de Groenvisie en als onderdeel van de op
valt. te stellen Omgevingsvisie. Groenprojecten die bovenwijks zijn voldoen
aan de volgende criteria:
Strategische Huisvestingsplannen * _ projecten moeten betrekking hebben op groengebieden die van
Ind \ drach 9d b 2017 Ui wi betekenis zijn voor meerdere buurten/wijken of de stad; nieuwe
n ae collegevoordracht van ecemoer Itwerking groengebieden kunnen in potentie toegevoegd worden aan de
bestuursopdracht Toekomstbestendig Vereveningsfonds en de relatie Hoofdgroenstructuur
met investeringen in maatschappelijke voorzieningen is een aantal e _ kwaliteitsimpuls geven aan bestaande parken en groengebieden
vervolgopdrachten opgenomen. Eén hiervan is het inrichten van een . k 6 bied :
proces op basis waarvan een meerjarig beeld van de benodigde * __meuwe paren of groengebieden reaniseren
sportvoorzieningen, kunst- en cultuurvoorzieningen, zorgvoorzieningen, e _bijdragenaanhetversterkenofvergrotenvande Hoofdgroenstructuur
jeugdvoorzieningen, basisvoorzieningen en groenvoorzieningen met (HGS)
een horizon van vier jaar kan worden uitgewerkt. e bijdragen aan de kwaliteit of verbetering van de Amsterdamse
J g jarag g
Ecologische Structuur (AES)
e _ bijdragenaandekwaliteitofverbeteringvandeHoofdbomenstructuur
7
e _ groene verbindingen realiseren of verbeteren op HGS-niveau instrument om benodigde en gewenste investeringen in groenprojecten
in beeld te brengen, te ordenen en daarmee sturing en prioritering
1.3 _ Doel SHP Bovenwijks Groen van inzet van beschikbare investeringsmiddelen beter mogelijk te
maken. Daarnaast heeft het SHP als belangrijke rol om de behoefte
Investeren vanuit Amsterdams groenbeleid in bovenwijks groen om een aan nieuwe investeringsmiddelen goed en inzichtelijk te onderbouwen.
groene en leefbare stad te zijn en te blijven: Afhankelijk van beschikbare middelen kunnen meer of minder projecten
e Parallel aan de groei van de stad de ambities uit huidige gehonoreerd worden. Het SHP is dus geen uitvoeringsprogramma maar
groenbeleid en de Groenvisie vertalen naar concrete bovenwijkse een inventarisatie, waarvan (afhankelijk van beschikbare middelen) een
groenprojecten. groter of kleiner deel de komende jaren tot uitvoering kan worden
e De investeringsbehoefte van de concrete projecten voor voldoende gebracht.
en nieuw bovenwijks groen voor de komende vier jaar te schetsen.
. Met het opstellen van het SHP Bovenwijks Groen willen we het volgende
We sluiten daarbij aan bij de werkwijze zoals deze wordt gehanteerd bereiken:
voor opstellen van het Integraal Huisvestingsplan voor overige ® inzicht geven in de opgave met betrekking tot groen;
maatschappelijke voorzieningen. In het SHP Bovenwijks Groen zal een e inzicht geven in de investeringsbehoefte en dekking met betrekking
voorstel worden gedaan voor het financieel borgen van bovenwijks tot groen voor de komende vier jaar (2020-2025), in de bestaande
groen op de middellange en lange termijn. Het geeft daarmee ook stad en de nieuwe stadsbuurten.
concrete uitwerking aan de principes in de Groenvisie. e het maken van strategische keuzen (prioriteren) in groenopgaven in
samenhang met andere stedelijke opgaven en de groei van de stad.
1.4 _SHP Bovenwijks Groen
Het SHP Bovenwijks Groen bevat de volgende elementen: Het SHP geeft een doorkijk voor de benodigde voorzieningen voor
e ontwikkeling van de stad minimaal de komende 4 jaar. Streven is om binnen de methodiek van het
SHP Bovenwijks Groen te komen tot een doorkijk voor 10 jaar zodat dit
e trends en ambities ee: ii er . . . .
uiteindelijk aansluit bij de planningshorizon in het planvormingsproces
e _veranderopgave bestaand aanbod van groen Plaberum.
e _ vertaling naar strategisch beleid
e financiën en risico's
Het SHP Bovenwijks Groen vertaalt vigerend groenbeleid en de
Groenvisie met haar ambities en opgaven naar concrete bovenwijkse
groenprojecten. Het SHP Bovenwijks Groen geeft de totale ambitie
weer aan groenprojecten tot 2025 (planvoorraad). Het SHP is een
8
1.5 Leeswijzer
In de inleiding is het doel beschreven van het SHP Bovenwijks Groen
en wat we verstaan onder bovenwijks groen. Hoofdstuk 2 beschrijft de
groene opgave en ruimtelijke opgave waaraan het SHP Bovenwijkse
Groen invulling aan geeft. Naast SHP projecten wordt er ook nog in
de gebiedsontwikkeling en via Kwaliteitsimpuls Groen geïnvesteerd
in projecten; dit is beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op
de investeringsopgave Bovenwijks Groen. De investeringsagenda is
beschreven in hoofdstuk 5.
9
10
2 Investeren in een groene stad
2.1 Veranderende stad sterker en duurzamer. Daarom maken we een stad waar steeds meer
. . natuurlijke elementen te ervaren zijn. Een stad waar voldoende groen
Amsterdam seen groene stad en dat koesteren we, juist nu de stad is voor iedereen. Een stad met groen dat aan zoveel mogelijk opgaven
sterk groeit en verdicht. Amsterdammers houden van het groen, maar biid t
- . . jdraagt.
het wordt drukker in de stad, er komen meer woningen, er is meer
overlast door regen, hitte en droogte en de biodiversiteit gaat achteruit.
Dus dat koesteren gaat niet vanzelf. Het leefbaar houden van de stad De in de Groenvisie genoemde principes voor het vergroenen van
in de toekomst voor plant én dier vraagt om een visie nu. Een visie op Amsterdam en het toevoegen van waarde is uitgewerkt in de groene
hoe bestaand groen meer waarde krijgt voor mens en natuur en hoe we opgaven van dit hoofdstuk. Samen met de bestuurlijke koers vormen
nieuw groen ontwikkelen. De visie gaat ook over hoe we het groen in zij de basis van de ruimtelijke opgaven van dit SHP Bovenwijks Groen.
de stad samen goed kunnen onderhouden en beheren.
Met de groei en verdichting van de stad groeit ook de behoefte aan
De Groenvisie schetst een beeld van Amsterdam als groene stad en hoe kwalitatief hoogwaardig groen. Voor rust, ontmoeting en bewegen
die zich tussen nu en 2050 verder kan ontwikkelen. Amsterdam is een maar ook voor een regen- en hittebestendige stad. Gelukkig is
mooie groene stad en ze wordt nog mooier. We zien een stad voor ons Amsterdam, in vergelijking met andere metropolen, goed voorzien van
waar meer mensen wonen, werken en recreëren, waar we de openbare groen, zeker wanneer ook de kwaliteit van het waternetwerk daarbij
ruimte met steeds meer Amsterdammers en bezoekers delen en waar wordt meegenomen. Het Algemeen Uitbreidingsplan hield al rekening
het prettig verblijven is. We zien voldoende mogelijkheden voor dieren met groenvoorziening voor 1 miljoen Amsterdammers. Daarnaast legde
en planten om te leven en voor mensen om daarvan te genieten. Door het AUP de basis voor de lobbenstad waarin regionale groenstructuren
de opgave om de stad te verdichten met nieuwe woningbouw en de tot diep in de stad doordringen. Dit moet de stad koesteren. Het
opgaven rondom energie en mobiliteit wordt het drukker in de open ontwikkelprogramma Ruimte voor de Stad zet daarom in op verdichting
ruimte. Tegelijk groeit de behoefte om dichtbij de woning gebruik te van de stad binnen de huidige grenzen van de bebouwde stad, waardoor
maken van een prettige groene ruimte. Gezien het belang van groen, het groene landschap rondom de stad gespaard blijft. Deze opgave
mogen de stedelijke opgaven niet ten koste gaan van de groene ruimte vraagt om het beter toegankelijk maken van alle groengebieden in en
en de kwaliteit daarvan. We gaan juist het bestaande groen beter rondom de stad en het inrichten van groengebieden op intensiever en
benutten en, waar mogelijk, meer groen maken. diverser gebruik. Niet al het groen wordt momenteel optimaal benut.
Vanuit dit perspectief moet de private status van volkstuinparken,
… . sportparken, begraafplaatsen en schoolwerktuinen in de stad worden
Groen 7 de stad levert een essentiële bijdrage aan de gezondheid en geopend” Wanneer hieraan wordt voldaan is er kwantitatief voldoende
het sociale welzijn van Amsterdammers. Het draagt bij aan de opgave groen om de groei van de stad tot 2025 te accommoderen.
om hitte te dempen en om het toenemende regenwater als gevolg
van de verandering van het klimaat op te vangen. En het draagt bij
aan een grotere biodiversiteit. Dit betekent dat groen de stad beter Wel is het gebruik van het groen in de stad de afgelopen jaren sterk
maakt: een prettiger plek om te leven, gezonder, socialer, ecologisch veranderd. Een groeiende stad vraagt om investeringen die het groen
laten aansluiten bij de huidige behoeften. Dit vraagt om een stevige
11
kwaliteitsimpuls in het groen, op alle schaalniveaus: van buurt tot regio. kwaliteiten van Amsterdam. Daarom bouwen wij niet in de
Op stedelijk niveau moeten bestaande parken een kwaliteitsimpuls Hoofdgroenstructuur. Waar mogelijk vergroenen we de stad.
krijgen en worden waar mogelijk aanpalende groengebieden hierbij e Er komt een stedelijke visie voor groen in de stad. In de huidige
betrokken. praktijk is het onderhoud groen op het niveau sober. De inzet is om
de ecologische kwaliteit te verbeteren.
Op het niveau van de agglomeratie is het nodig om de toegang tot de e Groen en parken worden verbonden door netwerken van groene
scheggen te versterken door ze toegankelijker te maken per fiets en stadsstraten en groene verbindingen.
OV en geschikter te maken voor divers gebruik. Het betekent dat we e We zetten in op een betere klimaatadaptie in de openbare ruimte.
als Amsterdam, meer dan we nu doen, investeren in het metropolitane ° Om de druk op het groen in de stad te verminderen worden
landschap. Een netwerk van groene recreatieve routes kan daarbij recreatieschappen beter op de kaart gezet. Groen buiten de ring
zorgen voor een goede toegankelijkheid en onderlinge verbondenheid moet beter bereikbaar zijn en toegankelijk voor Amsterdammers.
van groengebieden, voor mens en dier. Daarnaast moet gezocht worden e Met waterscha kt A d h h
. , … . p en provincie werkt Amsterdam aan het verhogen
naar nieuwe financiële dragers om het groene karakter en beheer ook in van het waterpeil in Waterland, om zo veenoxidatie tot staan te
de toekomst te kunnen bestendigen. brengen en biodiversiteit te verhogen.
e _Stadslandbouw wordt bevorderd, de huidige voedselstrategie
Ook in gebiedsontwikkeling wordt er gewerkt aan het bovenwijks krijgt een vervolg.
groen. Deze projecten worden gefinancierd uit grondexplotaties of
het Vereveningsfonds. De projecten hebben normaal gesproken geen 2.3 Groene waarden
dekkingstekort en komen daarom niet in beeld bij de uitvraag van het
SHP Bovenwijks Groen. Om een zo volledig beeld te geven van de Om inde toekomst een leefbare groene stad te blijven is het nodig om het
investeringen in het Amsterdamse bovenwijkse groen beschrijven we ze groen in Amsterdam meer waarde te geven. Deze waardevermeerdering
hier echter wel. Aan de hoeveelheid groen in gebiedsontwikkeling wordt kunnen we vertalen naar vier belangrijke groenopgaven voor de
richting gegeven met de referentienorm groen. Naast de groennormen toekomst. Hieronder geven we weer aan welke opgaven we invulling
wordt er aanvullend geïnvesteerd in de kwaliteit van stadsparken met geven met het SHP Bovenwijks Groen.
de Kwaliteitsimpuls Groen.
Gezondheid: rust, beweging, geluk en ontspanning
2.2 Bestuurlijke koers Eris veel onderzoek gedaan naar de effecten van groen op de mens. Een
Met het coalitieakkoord Een nieuwe lente en een nieuw geluid zijn ook groene omgeving blijkt een positief effect te hebben op de veerkracht
de bestuurlijke lijnen voor het groen in deze collegeperiode uitgezet. van mensen. Groen maakt hun leven betekenisvol. Dat is essentieel voor
Onderstaande onderdelen uit het coalitieakkoord komen terug in het de fysieke en mentale gezondheid. Groen stimuleert ook beweging en
SHP Bovenwijks Groen. daagt uit tot spelen. Dit heeft een positief effect op de gezondheid van
e De uitbreiding van de stad moet met behoud van de groene mensen en de ontwikkeling en creativiteit van kinderen. Groen zorgt
12
ook dat we minder last hebben van hittestress en allergieën. Een groene extra last van. De gevolgen van de verandering van het klimaat zijn de
omgeving in de stad wordt daarnaast vaak gezien als een prikkelarme laatste jaren duidelijker voelbaar geworden. Als het flink regent, kan
omgeving waarin je geest tot rust kan komen, waar je kunt ontspannen het water niet goed weg door het asfalt of andere bestrating. Kelders
en je vrij voelt. Dit geldt niet alleen voor de woonomgeving maar ook en tunnels die daardoor onderlopen of een riolering die overstroomt,
de werkomgeving. Kortom: groen draagt bij aan geluk, welbevinden en kunnen tot enorme schadeposten leiden. Zomerse hittegolven zijn geen
een gezonde leefstijl. uitzondering meer. De warmte gaat in de stenen zitten. Daar hebben
mensen, dieren, bomen en planten last van, vooral ouderen en jonge
Sociaal welzijn: ontmoeten en samen aan de slag kinderen. Het huidige groen, dat juist tijdens hitte zorgt voor verkoeling,
_ . bezwijkt op sommige plekken onder de lange droge perioden. Dit heeft
Parken en buurtgroen zijn plekken waar iedereen graag komt. Arm een negatief effect op de biodiversiteit in de stad. Langdurige droogte
en rijk, oud en Jong, mensen van welke afkomst dan ook, ledereen verlaagt ook de grondwaterstand, wat invloed heeft op de bodemdaling
maakt er gebruik van en komt er elkaar tegen. Het is gratis en je kan en het hout in de funderingen onder de gebouwen.
er je eigen activiteiten ontplooien, of het nu zitten, zonnen, picknicken,
een wandeling maken met de hond, sporten of spelen is. Het is van
belang voor onze vrijetijdsbeleving. Dit geldt des te meer in buurten Goed aangelegd en onderhouden groen kan de effecten van extremer
waar mensen geen eigen tuin hebben. Buurtbewoners nemen daar weer verzachten, bijvoorbeeld door regenwater op te vangen en
initiatieven om samen een stuk groen te beheren, dat kan bijvoorbeeld (tijdelijk) te bergen, zodat het geleidelijk kan worden afgevoerd en weg
in een heemtuin, nutstuin, volkstuin of schooltuin zijn, maar ook in een kan zakken naar het grondwater. Dat werkt als een buffer en vermindert
(buurt)park of op een plein. Ook worden samen nieuwe kleine parkjes de invloed van de verandering van het klimaat op mens en dier. Groen
(postzegelparkjes), bloemenlinten of moestuinen aangelegd, soms is ook ontzettend belangrijk voor hittedemping. Bomen op straten
gewoon om de boom voor de deur of tegen de gezamenlijke gevel. en pleinen bieden schaduw in buurten. Grotere groene gebieden zijn
bij hitte opvallend veel koeler dan bebouwd gebied, en zijn dan een
. toevluchtsoord voor stadsbewoners. Koele groene en schaduwrijke
Ouders maken vaak gebruik van groene speelplaatsen, waar ze elkaar routes leiden daarnaar toe. Ook groen op en aan gebouwen draagt
ontmoeten en de kinderen samen kunnen spelen. Hondeneigenaren bij aan een beter stadsklimaat. Groene daken en gevels reguleren
ontmoeten elkaar in de losloopgebieden in de stad. Andere bewoners daarnaast de temperatuur in gebouwen en in de directe omgeving.
organiseren een wandelclub of ontmoeten elkaar op vaste bankjes.
Mensen gaan eerder naar buiten in een uitnodigende leefomgeving. .
Daarmee kan groen bijdragen aan ontmoeting en sociale binding en Natuur: samen voor biodiversiteit
het verminderen van eenzaamheid. Het groen in en om de stad biedt een woonplaats aan vele soorten
dieren en planten. Het is de basis voor het leven in de stad. Het aantal
Klimaatadaptatie: toekomstbestendig leefklimaat verschillende soorten, de biodiversiteit, is in Amsterdam de afgelopen
Door verandering van het klimaat wordt het weer extremer: warmer decennia toegenomen, tegen de landelijke en wereldwijde trend
en . . in. Dit geldt bijvoorbeeld voor wilde bijen en dagvlinders, waarvoor
en droger, maar bij tijden ook natter. In een stenige stad heb je daar . . .
ook midden in de stad belangrijke plekken liggen, als resultaat van
13
initiatieven van bewoners, investeringen van de gemeente en van Principe 1: We zorgen voor genoeg groen voor iedereen, het is
zorgvuldig (ecologisch) beheer. Gezien de wereldwijde achteruitgang gevarieerd en toegankelijk
en de groei van het oppervlak aan bebouwing kunnen steden niet Elke Amsterdammer kan genieten van voldoende groen in en om de
langer naar omliggende natuurgebieden wijzen als het gaat om het stad. We garanderen toegang tot een bepaalde hoeveelheid groene
bewaren en verhogen van de biodiversiteit; daarnaast floreren bepaalde ruimte per inwoner. Hoeveel dat is, hangt af van het type groen.
soorten juist binnen stedelijke biotopen. We willen en moeten hier onze .
verantwoordelijkheid nemen. . . .
) Principe 2: We zorgen voor groen dat bijdraagt aan verschillende
We groene Plantage, REE) IJ Se Î opgaven
Za B € AS nn 6 Í We kiezen voor een inrichting en beheer, waarmee zo veel mogelijk
4 ee | SE | en, EE E waarden van het groen worden behouden, toegevoegd of versterkt.
| En ri bi in sen Td Het groen draagt op die manier maximaal bij aan verschillende opgaven
B ROEPEN St. uit r DE Kk in de stad.
wd SN Pr Bnn ik Te x '
DEE Std nn j
En ne Dn Eg Principe 3: De stad wordt natuurinclusief aangelegd en beheerd
men } en Ee … Amsterdam wordt nog aantrekkelijker voor diverse planten en dieren.
EA 3 We zijn een stad waar gebouwd, ingericht en beheerd wordt met
4 ee ee respect voor de natuur.
ee enn Led Pri ipe 4: Aang k
OE Di TTR rincipe 4: Aan groen werken we samen
ke den dd CAR ROn We werken samen met bewoners, ondernemers, corporaties,
oe Na 2 EN eld eE dsbeg Let Lr kennisinstellingen en andere organisaties in de stad en regio aan het
5 Ken l is ol) ed versterken van de stedelijke groene structuur en de groene elementen
0 ° in wijken en buurten.
Principes voor de groene stad . ..
p 9 2.4 Ruimtelijke Opgave
In de Groenvisie worden de algemene principes benoemd die nodig
zijn om te komen tot de gewenste groene stad in 2050. Deze hanteren . … …
we bij het uitvoeren van projecten, maken van beleid, organiseren van Ruimtelijke opgave SHP Bovenwijks Groen
beheer, prioritering van de inzet van middelen en bij samenwerking met De ruimtelijke opgave is een vertaling van de bestuurlijke koers en de
bewoners, organisaties en bedrijven. Ze ZIjn ook het fundament van het groenopgaven en principes van de Groenvisie, gecombineerd met de
SHP Bovenwijks Groen. De principes zijn: verschillende beleidsdoelstellingen op het gebied van groen.
14
1. We bouwen een leefbare en complete stad; maatschappelijke opgave geldt voor zowel bestaande als nieuwe parken. Met name
voorzieningen, waaronder _ groen, zijn een essentieel onderdeel van parken die naast wijken liggen waar verdichting of transformatie plaats
de stad en groeien mee met de groei van de stad gaat vinden verdienen een kwaliteitsslag. De ervaringen in Westerpark
In een groeiende en verdichtende stad is investeren in de groene en Frankendael leren dat zo’n investering onmiddellijk leidt tot veel
openbare ruimte noodzakelijk om een leefbare stad te zijn en te blijven. hogere bezoekersaantallen en grotere waardering bij de bezoekers.
Groen heeft recreatieve en economische waarden, en is nodig voor de Parken waar aan kwalitatieve verbeteringen wordt gewerkt zijn
inrichting van een klimaatbestendige stad. Bomen en groen dragen Rembrandtpark, Flevopark, Gaasperplas, Nelson Mandelapark.
bij aan het dempen van hitte en de opvang van regenwater bij hevige
buien. Daarnaast draagt groen voor veel Amsterdammers bij aan een 4. Versterken en ontwikkelen van de ecologische structuur en_
prettige leefomgeving en heeft het een positief effect op gezondheid. ecologisch beheer
Amsterdam heeft de ambitie om de stad te vergroenen. De Amsterdamse Ecologische Structuur (AES) is een uitwerking en
aanvulling op en verfijning van het provinciale netwerk. Amsterdam
2. We kiezen voor het beschermen, versterking en ontwikkeling van de voegt een aantal dwars- en parallelverbindingen toe om het geheel
HGS van Amsterdam sterker te maken. Bijkomend voordeel is dat de stad zelf ook natuurrijker
De Hoofdgroenstructuur omvat de minimaal benodigde hoeveelheid wordt. Goed zichtbare soorten als kikkers, vlinders, libellen, egels en
groen die Amsterdam wil borgen, bestaande uit gebieden die konijnen vergroten de belevingswaarde van de stadse groengebieden
waardevol zijn voor de stad en de metropool, omdat zij een onmisbare aanzienlijk.
functie vervullen voor groene recreatie, verbetering leefklimaat,
waterhuishouding, _ hittedemping, verbetering _ luchtkwaliteit, Om de Amsterdamse ecologische structuur goed te laten functioneren,
biodiversiteit en voedselproductie. Behoud van cultuurhistorische moeten de knelpunten worden aangepakt. De strategie is om
waarden en een gevarieerd totaalaanbod aan groen zijn belangrijke knelpunten zoveel mogelijk op te lossen door ze onderdeel te maken
aspecten. In de Hoofdgroenstructuur zijn die gebieden opgenomen van de projectbegroting van grotere ruimtelijke projecten. Wat betreft
waar de functies groen en groene recreatie voorop staan. Woningbouw, het beheer van groengebieden stelt de ecologische visie dat het beheer
werkgerelateerde functies, wegenaanleg of het vestigen van van de groenstroken in de ecologische structuur van Amsterdam zo
voorzieningen die verkeer aantrekken of die ten koste gaan van groen natuurvriendelijk mogelijk is, gericht op verscheidenheid aan vegetatie
zijn niet in overeenstemming met de doelstellingen van deze visie. en het bieden van voldoende dekking.
Ingrepen die de recreatieve gebruikswaarde en/of de natuurwaarde of
andere functies van het groen verhogen worden juist gestimuleerd. 5. Openbaar en toegankelijk maken van volkstuinparken
. . Het doel van de ruimtelijke opgave voor de huidige volkstuinparken
3.Kwalitatieve impulsen in bestaande parken en aanleg nieuwe parken is de parken een robuust toekomstperspectief te bieden - de parken
In de groenvisie wordt kwaliteit van het groen benoemd, groen moet blijven behouden - op voorwaarde dat de modernisering plaatsvindt en
meer waarde krijgen en bijdragen aan verschillende opgaven. De de (gebruiks)waarde voor de stad als geheel toeneemt. Voor volkstuinen
15
zijn in de concept Groenvisie de hoofddoelen uit het bestaande 7. Kernkwaliteiten van de landschappen als uitgangspunt voor
volkstuinenbeleid uit 2005 vertaald naar ruimtelijke principes. Deze ruimtelijke ordening en beheer, herstel en ontwikkeling
helpen om de hoofddoelen van het volkstuinenbeleid uit 2005 en het 8. Onderscheid tussen oorspronkelijke cultuur- en natuurlandschappen
beleid uit de Structuurvisie Amsterdam 2040 en HGS te concretiseren en ingerichte recreatielandschappen
en uit te voeren.
Amsterdam gaat aan de slag met acties rond acht thema's:
De beleidsdoelen die sinds 2005 gelden voor de volkstuinparken 1. _Bodemdaling en biodiversiteit in Waterland
zijn enerzijds het garanderen van ‘voldoende aanbod’ en anderzijds .
‘modernisering van het aanbod: de openbaarheidsopgave’. De 2. Recreatie
Uitvoeringsstrategie Volkstuinenbeleid (2020) vertaalt dit beleid naar 3. Klimaat en landschap
de huidige situatie en geeft er nadere invulling aan. De volkstuinparken 4. Ontwikkeling van de scheggen
gaan meer bijdragen aan het opvangen van de druk van de groeiende 5. Bekostiging en aansturing van het landschap
en verdichtende stad, ze worden beter toegankelijk met meer 6. Voedselstrategie, voor zover die het landschap betreft
openbaar groen en er komen meer gebruiksmogelijkheden door 7. Bereikbaarheid het landsch
diverse vormen van tuinieren en door het toevoegen van diverse ‚bereikbaarheid van het landschap
recreatieve en maatschappelijke voorzieningen. Deze opgaven gelden 8. _Cultuurimpuls
voor alle volkstuinparken. Extra prioriteit geldt voor: Amstelglorie, Rust
en Vreugd, Wijkergouw, Buitenzorg, Ons Buiten, Nut en Genoegen, 7. Landschappelijk inpassen sport in Hoofdgroenstructuur
Sloterdijkermeer, Zonnehoek, Dijkzicht, Federatie, Ons Lustoord. De groei van de stad zorgt ook voor een toenemende vraag naar
sportvelden en sportfaciliteiten. Via de referentienormen voor
6. Het ontwikkelen en beschermen van het duurzaam landschap maatschappelijke voorzieningen wordt inzichtelijk dat het om een fors
Amsterdam streeft naar een duurzaam en met de stad verbonden ruimtebeslag gaat. Deze sportvelden en daarbij behorende faciliteiten
landschap van hoge kwaliteit. Amsterdam stuurt daarom vanuit acht (kleedkamers, parkeren) moeten bij voorkeur dicht bij de gebruikers,
uitgangspunten: dat wil zeggen in de wijken, liggen. Ondanks inzet op innovatief
1. Respect voor wilde flora en fauna, cultuurhistorie en beleving van grondgebruik 5 het de komende Jaren mogelijk toch nodig om te gaan
het landschap kijken naar sport in bestaand stedelijk groen, of in de scheggen. Dit
. hangt samen met de keuzen die in projecten en grotere gebieden
2. Landschap is kostbaar en schaars goed gemaakt kunnen worden en vergt bestuurlijke besluitvorming.
3. Landschap is een publieke zaak
4. _Stad en land horen bij elkaar Het beleid voor de Hoofdgroenstructuur maakt dat nu alleen mogelijk
5. De scheggen zijn de belangrijke ruimtelijke verbindingen tussen in de gebieden met de hoofdgroenstructuur-typering ‘sportpark’.
stad en landschap De inbedding van sportparken in de Hoofdgroenstructuur werkt
6. Een heldere grens tussen stad en landschap beschermend voor de sportfunctie tegen ongewenste ruimtelijke
16
planvorming, maar bakent tegelijkertijd bestemde sportruimte strikt af. Door het ontwikkelen van groene routes ontstaan groene levensaders
Uitbreidingen van sportparken vallen al snel binnen andere groentypen die bijdragen aan de regenbestendigheid van buurten en verkoeling
behorende bij de HGS, wat in de planvorming een zorgvuldige afweging op snikhete dagen. Er ontstaan mooie en veilige routes in de stad, die
betekent ten opzichte van groenwaarden of andere gebruikswaarden. uitnodigen om bijvoorbeeld te gaan fietsen of wandelen. Plantsoenen,
groenstroken, pleintjes en speelplekken worden zo aan elkaar ‘geregen’
Het realiseren van de sportvoorzieningen is opgenomen in het SHP en zorgen voor mooie Amsterdamse stadswijken.
Sport. De middelen die in het SHP Sport zijn opgenomen dekken
alleen de sportvoorzieningen zelf en de functionele ingrepen die
daar voor nodig zijn. In het SHP Bovenwijks Groen is er daarom voor
gekozen om de landschappelijke inpassing in de Hoofdgroenstructuur
als groene ruimtelijke opgave op te nemen. Op deze manier
kunnen sportvoorzieningen landschappelijk worden ingepast in de
Hoofdgroenstructuur zodat er een vitale groenstructuur kan ontstaan
waarbij de kansen die sportparken voor uiteenlopende groenwaarden,
zoals waterberging, gebruiksgroen, biodiversiteit,
beschutting en voedsel/stadslandbouw worden benut.
Met het SHP Bovenwijks Groen wordt geen besluit genomen
over de afzonderlijke projecten. Dit geldt ook voor de genoemde
sportprojecten. Hiervoor is nog een nadere ruimtelijke afweging en een
investeringsbesluit nodig van het college van B&W en de gemeente
Raad.
8. Het realiseren van groene verbindingen
De stad Amsterdam groeit hard. Niet naar buiten maar naar binnen
toe: we breiden de stad niet uit, maar we breiden voornamelijk in. Dat
is goed voor de prachtige landschappen in en om de stad, maar dit
zet het groen in de stad wel onder druk. Deze ontwikkeling vraagt om
het versterken van de huidige Hoofdgroenstructuur en de ecologische
structuur zodat het groen niet geïsoleerd komt te liggen. Dat doen we
bijvoorbeeld door verbindingen te maken tussen de groengebieden
voor mensen, planten en dieren.
17
18
ee ® ® ® ®
3 Groene bovenwijkse projecten gebiedsontwikkeling
3.1 Groennormen de stad. Zoals eerder aangegeven kan dit alleen als de kwaliteit van het
. on . bestaande groen verbeterd wordt. Voor het bovenwijkse recreatieve
Amsterdam is in vergelijking met andere metropolen goed voorzien van stedelijke groen is daarom ook geen groennorm opgesteld. Wanneer de
groen, zeker wanneer ook de kwaliteit van het waternetwerk daarbij groei van de stad de opgave van Ruimte voor de Stad (Koers 2025: plus
wordt meegenomen. Dit moet de stad koesteren. Om een groene 50.000 woningen) heeft bereikt kunnen er ook voor het bovenwijkse
stad te blijven gekoppeld aan de groei van de stad is een stevige stedelijke groennormen worden opgesteld.
kwaliteitsimpuls in het groen, op alle schaalniveaus nodig: van buurt
tot regio. Groen is een harde factor in de economie van Amsterdam a.
en essentieel in haar internationale concurrentiepositie. Daarbij is 3.2 _Kwaliteitsimpuls Groen - Stadsparken
groen nodig voor verblijven, rust, ontmoeting en bewegen maar ook Op 28 maart 2017 heeft het college van B&W besloten om raadsbesluiten
voor biodiversiteit, natuur en een regen- en hittebestendige stad. Met te gaan voorbereiden om het Vereveningsfonds voor € 16 miljoen te
andere woorden: de referentienorm Groen is nodig om van Amsterdam betrekken bij de dekking van de aanpak van het Noorderpark, Sloterpark,
een economisch sterke en leefbare klimaatadaptieve stad te maken. Rembrandtpark, Groot Westerpark, Gaasperpark en het Martin Luther
De norm is bedoeld voor nieuwe buurten waar we alle kansen moeten Kingpark voor direct aan gebiedsontwikkeling gerelateerde opgaven.
benutten voor het realiseren van voldoende hoogwaardig en intensief
te gebruiken groen. De referentienorm gaat dan ook uit van twee typen . .
groen. Gebruiksgroen voor recreatie en verblijven en Ecosysteemgroen De achtergrond van het besluit is dat de huidige en toekomstige groei
voor biodiversiteit en klimaatadaptatie. van de stad via verdichting tot een verhoogde druk op de bestaande
stadsparken leidt. Meer inwoners in de stad betekent meer bezoekers
voor de stadsparken. Om die druk het hoofd te kunnen bieden en er
De referentienorm Groen heeft primair betrekking op het groen binnen voor te zorgen dat de parken hun functie als gemeenschappelijke tuin
en in de omgeving van de nieuwe gebiedsontwikkeling, binnen de voor de stad goed kunnen blijven uitoefenen is besloten een extra
gestelde afstandsnormen. Omdat groen in ontwikkelgebieden ook investering te doen in de kwaliteit van een aantal parken, in samenhang
voor bewoners in bestaande delen van de stad van betekenis kan met de uitvoering van de binnenstedelijke woningbouw.
zijn en omdat bovenwijks groen omgekeerd ook kan bijdragen aan
het oplossen van (een deel van) de opgave voor groennormen in
nieuwe gebiedsontwikkeling, is het belangrijk om bij het toepassen De kwaliteitsimpuls heeft tot doel de kwaliteit van de parken te
van de normen steeds goed naar de gebieden en de specifieke verbeteren. Inzet is het verbeteren van:
opgaven te kijken. Voor het stedelijke en regionale groen zoals de
Hoofdgroenstructuur en Amsterdamse Ecologische Structuur wordt e Gebruikswaarde (voor een grote groep mensen: sport, spel,
uitgegaan van de uitkomsten van de Verkenning Kwaliteitsimpuls verblijven) zoals bijvoorbeeld: toegankelijkheid park verbeteren
Groen. Uit de verkenning die in het kader van het ontwikkelprogramma (entrees); aanpassing padenstructuur en wandel-, hardloop-, fiets- en
Ruimte voor de Stad is uitgevoerd blijkt dat Amsterdam vooral een skeelerroutes; toevoegen (basis)voorzieningen (sport, spel, horeca,
kwalitatieve opgave heeft. De thematische studie toont aan dat er tot toiletten, watertappunten); programmering/evenementen (o.a.
2025 voldoende ruimte is in de bestaande groengebieden in en rondom robuustheid en duurzame voorzieningen); verbeteren verbindingen
19
tussen parken; activeren water en oevers; Ringspoorzone Noord
» Belevingswaarde, te denken valt aan: passende beplanting gericht op Deze locatie voor (bouwplan)ontwikkeling in de Kolenkitbuurt ligt in een
intensiever gebruik; vergroten beleefbaarheid water, ecologische zone. De groeninrichting (uit de grex) wordt op dezelfde
e Toekomstwaarde (klimaatbestendigheid), waaronder kunnen vallen: wijze vormgegeven als de reeds aangelegde ecologische waterzone van
bodemverbetering; verbeteren grasvelden; planten en bomen afgestemd de Kolenkitbuurt. Het overige groen rond het gebouw is buurtgroen.
op geohydrologische omstandigheden; biodiversiteit etc.
NNN-verbinding Oost en West Zeeburgereiland
D 1 ilj i i . . .
e € 16 mjoen is Over de parken verdeeld en komt niet overeen met Het Zeeburgereiland vormt een belangrijke ecologische schakel tussen
de werkelijke investeringsbehoefte van de projecten. Voor een aantal - . .
- . . Ni Waterland en de Gooi- en Vechtstreek. De westelijke dijk van het
parken is daarom aanvullende dekking nodig. Deze parken zijn daarom ; .
opgenomen in het SHP Bovenwiïks Groen Zeeburgereiland is door de provincie Noord-Holland aangewezen als
pg ) ' onderdeel van het ‘Natuurnetwerk Nederland (NNN)’ en is opgenomen
. . . . . in de gemeentelijke Structuurvisie als Hoofdgroenstructuur (corridor)
3.3 Groene projecten in gebiedsontwikkeling en Ecologische structuur Amsterdam. De inrichting van de ecologische
In de gebiedsontwikkeling wordt momenteel gewerkt aan de realisatie verbinding over de westelijke dijk langs de Zuider IJdijk (de zogeheten
parken en groene verbindingen. De projecten worden hieronder NNN-verbinding West) van het Zeeburgereiland is onderdeel van de
kort beschreven; ze zijn geborgd via de grondexploitaties van de ontwikkeling van de Sluisbuurt. Deze ecologische zone voldoet aan
gebiedsontwikkeling: de eisen maar is niet optimaal, maar is relatief kwetsbaar vanwege
de gebruiks- en recreatiedruk van de toekomstige bewoners onder
RI-O Zeeb iland meer vanuit de Sluisbuurt. De planning voor de realisatie van de NNN-
Oost Zeeburgereilan verbinding West is op ditmomentnog niet bekend. Een extra ecologische
Zeeburg Skate park wordt een openbaar park met een bijzonder element verbindingszone via de oostzijde van het Zeeburgereiland zorgt voor
voor skaters. Het park is niet alleen beschikbaar voor de bewoners van een extra en meer robuuste natuurverbinding tussen Waterland en
de Sportheldenbuurt en de rest van het Zeeburgereiland. Met een de Gooi- en Vechtstreek. De NNN-verbinding Oost is een belangrijke
grootschalige skatevoorziening krijgt het park een functie voor skaters toevoeging aan het optimaal functioneren van Zeeburgereiland als
uit Amsterdam en de regio. schakel in de ecologische verbinding vanuit de Gooi en Vechtstreek met
Waterland. Ook voegt de oostelijke ecologische verbinding (groene)
Buiteneiland - IJburg fase 2 kwaliteit toe aan Zeeburgereiland, wat van belang is op een plek waar
straks veel mensen gaan wonen en recreëren.
Het eiland is in zijn geheel een ‘groen project’ (veel natuur, sport, etc.).
Het gaat vooral om realiseren van buitenspor iteneil . .
gaat V Jean van buitensport op buiteneiland, ten Bella Vistapark (buurtpark Amstelkwartier 2e fase Weststrook)
behoeve van de groei van IJburg 2e fase.
Het park komt centraal te liggen in het Amstelkwartier en verbindt
hiermee de eerste en tweede fase. De combinatie van de volgroeide
20
bomen, de monumentale watertoren, de karakteristieke insteekhaven Sloterdijk-Centrum noordzijde Haarlemmervaart
be de strategische ligging vormen de ingrediënten van een klassiek Door herinrichting en vergroening/verrijking van deze strook, tevens
uurtpârk. wandelroute en onderdeel Ecologische Structuur Amsterdam (ESA),
wordt een kwaliteitsimpuls gegeven.
Sloterdijk | Zuid: Zuidpark Slotedijk | Zuid
Langs de zuidrand van het transformatiegebied Sloterdijk | Zuid wordt Sloterdijk-Centrum tussen Naritaweg en Spieringhorn
een bovenwijks park aangelegd. Daarvoor wordt de Sloterdijkerweg D . . .
. - oor watercompensatie met ecologische oevers en vergroening/
opgegeven. Het Zuidpark Sloterdijk | herbergt een veelheid aan ik d trook … tevens onderdeel Ecoloaische Structuur
functies: recreatie, sport, langzaam verkeer en ecologie. De bestaande net no van dede 8 Leener 9 .
. 8 msterdam, wordt een kwaliteitsimpuls gegeven. Dit kan potentieel
bosachtige structuren worden versterkt, de bestaande dijk wordt leid .
… . eiden tot upgrading van ESA naar HGS.
geïntegreerd en met het introduceren van een waterloop wordt
mede een ecologisch positief effect bereikt. Dit park is nadrukkelijk …
verbonden met het Toekomstbestendig Westerpark, aan de oostzijde Sloterdijk-Centrum Arlandaweg
rechtstreeks aansluitend op de nieuwe noordoostelijke entreezone van Door herinrichting met sterke vergroening van de Arlandaweg incl.
het Westerpark en op twee plaatsen onder het spoor door. nieuwe rechtstreekse verbinding naar sportpark Spieringhorn, worden
twee parken (Westerpark en Spieringhorn) op een groene en recreatieve
Beatrixpark zijde Beethoven manier verbonden voor voetgangers, fietsers en dieren. Langs de route
e In 2007 is het uitvoeringsbesluit Beethoven vastgesteld inmiddels komen ook speelplekken en plekken die uitnodigen tot bewegen.
zijn er een aantal veranderingen doorgevoerd welke in een nieuw . .
bestemmingsplan zijn vastgelegd. De rood-voor-groen regeling is 3.4 Overige projecten
hierin belangrijk. De HGS kan mogelijk vergroot worden in deze Een aantal bovenwijkse groen projecten worden gerealiseerd uit
hoek. middelen van derden of worden gedekt uit het Stedelijk Mobiliteitsfonds.
. . , _OphetGaasperdammertunnelparkwordteennieuwparkaangelegd.
Kwaliteitsimpuls groen Verdi Zuidas RWS levert vanaf 2020 stapsgewijs de Gaasperdammertunnel en
e In juli 2019 is het projectbesluit Verdi door het college vastgesteld. het Gaasperdammertunnelpark op aan de gemeente Amsterdam.
Voor Verdi wordt met name ingezet op vergroenen waarbij de De gemeente zal de programmatische invulling verzorgen.
kwaliteit en waar mogelijk de kwantiteit van het groen verbeterd e In het project Museumplein wordt ingezet op het vergroten van de
wordt om de biodiversiteit te vergroten maar ook om enkele plekken verblijfskwaliteit waarbij de balans tussen drukte en rust in evenwicht
aantrekkelijker te maken voor een grotere groep Amsterdammers. moet zijn. Door te vergroenen wordt het plein klimaatbestendig.
21
q
Geb twi B
ledsontwikkeling en Kwaliteïtsim
| |
ns puls project
er: En
En i
N nonoopnro, & EST
» ° EN LENEN
AA Eeen keg Or }
, , = 2
re — / es IN
eee oe Ln Ty vi iN > 4
5 (
voot , hi vn _ pe vpn! ds On /
Ke sl to IA he P ®
en, : ne, 4 vi bis Kl & el rs
2 ; LS %, 2e ° e= 2, Eis 5
; iE í; ne A DN tn
" 8 à 4 Rl tor ® / DN
„ ' % 08 ’ oe a
B Lr . » eo e ‚ er 8 Pl \
Se vostonronoorden, Ue : ne ted Or ot Pet 4 LEGENDA
, Ns ee », ld Ee
À À ° $ ú or °
en : aA br fd ige S E
‚ 7 : Re, ’ mn Lens ve PARIS noten, An \
% s Shoots 8 in ° PO AN ee
’ 2 vovonnorobsPonbsnnorren A, 8 SL a nen \
» e en
\ Ù Dor % ° vtt \
al ne . An 2 DA entente enn
2 7 e, í hi % here ev IL
8 ss, ZI ded í K nf terres LARAN Projecten
. ii . » . p
) . batt enennn . Poot . 5 i
dagen rb B rertst HEA Tet ens
Ln . set ° OR ,
’ Dd ', ent ENEN Ô k
, ’ ’ hoje À men
LER dea et 5 A © string
hast Moos, piel fn a AN AN SEL tn, dl
’ bos gm eist DAA LE wa ® overi j
pe ’ vj „ RNN ls eN ae Si groenproiect
A # ra OA ZS EEE rs kn SNP al Te
4 ,
| Ri … Á 7 err des ON deine : Ri „ a 4 mf “ Pr
en 7 % IR) en et : -
| Á Ë I , he â dr Hi Hr Re eg Es mt r © ai BeetaandiGroen
Î „ ere A Neen) ML e „40de gmt teng nt, Kl ogen Ht in a | mm
| ‚ red ’ ' 5E MENDE NDE vds RE, ' zal ! Hoofdgroenstruct
EE '. SAN Mes AW, : ; IE : heet” ED trede tend Ne heee DTE ee nn Î a
DD, zoete tnt WEEER be Er ven, ere beRern „ eerde, — | [-] Amsterdamse Ecologi
N “ „otor eert Md on 7 over? Eg gn en AEG A rooter? nj Kl 1 logische Structuur
gn En vol eet zoent \ Cn ’ ee …®: brenk eiek % ) ‘ 4 \ 20 ® _® Hoofd Bomenstruct
Rl s tr, eert 4 et A Oer oEE: Eten gen k 4 Dn
De Ri art e+ , , vanger boron GRAD OO gs an A err! N ts,
Î5 f sa sterkere ’ ‚ …? % . é
‚ \ f : dE De gerkoerdbnee tete rt et ze 1 ) > Kép
D er sh ’ sne Nette Men lk ,% Id  rn $
2 eneen nn vepree bold ts PA ere ® et * ER EES te
ooo bheeneen ° Ate eerd se eh teke ehertd Ar 3 N sn 4 a
EE, ; Veense eter ER, BAE, toss NI kt.
| , . vropeet sn B, AN ‘
Seia: be obrtiaeet etSel RN $
dee ’ NS eed, . » ',
me Hd WIE ende 4 0,7 > , p\ x
= .. IN 8 Ie
: » ’ Tm $ / ° En D
ES inn HEEN Kr Te LCR
Ms hooobervoosteesvhs Oe 7: 6 ens, \N, ’
: $
_ Am: ; ; : SD 4 5 %, Ae ul, 2
À ek tort te, Zen "ee, "
iere er Oc zn VMG
; A. ï $ 1 SZ , eetset! WL , 4 Ne
Wens eg sugncig oe zj) ET Named
ij ER ee, 5 45 p '
Wee K ’ Lr „£ & d, %
bp û Ed vert % ” Ò 4
: EER ef et? ver IN rg
. ’ ° A AG ’ nete N
8 's, N KJ ’ “ 2 '
1 Ô Te nt! de A
; e , ij, be D ie , \
5e Dn , ’ 7
: se te , 4 Ae \
: oe, a N Ö Ao
3 ot ee et % Nr \
: an vd ’ " “ \
e° OAN 9 \
on tt , Kd
d & Ne ° oe ’, 8 Wz À
, \ hee, . y a
:
Ô wt a, : nn
À Ö " o Ei
4 ’, „aentt : 4000 2000 3.000
RE
, Pnt ;
Ne \ ;
À $ : MX Gemeente
' ' % Amsterdam
NONE EN se C ' %
n Ee EN f
L ä Ruimte & D
ee: ee ’ uurzaamheid
Tm 2020
4 Investeringsopgave Bovenwijks Groen
41 Inleiding de Voorjaarsnota. De Voorjaarsnota is het verdeelmoment voor het
Het Amsterdamse groen wordt op verschillende manieren gefinancierd. opvolgende jaar waarbij besloten wordt over de verdeling van middelen.
We maken daarbij onderscheid in buurtgroen en het bovenwijkse groen.
Het buurtgroen bestaat uithet groen in bestaande buurten en het nieuwe Voor het groen beschikt Amsterdam over normbedragen voor de aanleg
groen in de gebiedsontwikkeling, de nieuwe woonbuurten of woon- en het beheer van verschillende groensoorten. We weten dus hoeveel
werkgebieden. In de nieuwe buurten werken we met de groennormen het kost om beplanting aan te leggen en te beheren. Normbedragen
en het groen in nieuwe buurten wordt gefinancierd uit de exploitatie voor een nieuw park of een kwalitatieve impuls in bestaand groen zijn
van de gebiedsontwikkeling (GREX). Groenprojecten in de bestaande niet beschikbaar. De bedragen zijn namelijk afhankelijk van de omvang
buurten kunnen gedekt worden uit het Stedelijk Mobiliteitsfonds (SMF), en de aard van de ingreep en de uitkomsten van het planvormingsproces
Groen in de buurt en de Groengelden. De dekking van de Groengelden en de participatie. Om tot een goede berekening van de kosten voor
regeling komen echter ook weer uit het SMF. bovenwijks groen te komen is de omvang en de aard van de ingrepen
nodig om tot een goede raming te komen. Om tot een definitieve
. . . … . . … raming te komen van bijvoorbeeld een nieuw park is een voorlopi
Voor de investeringen In het bovenwijkse groen zien We mn de praktijk ontwerp nodig van het bark. De inschatting van de werkelijke kosten
een veelheid van dekkingsbronnen per project. Voor het Amsterdamse -
: : zullen dus gedurende het proces steeds preciezer worden.
groen zijn dat de algemene middelen, het Vereveningsfonds,
grondexploitaties, het SMF etc. Naast de Amsterdamse bronnen zijn er
ook (potentiële) dekkingsbronnen van derden, bijvoorbeeld middelen Voor de eerste jaren van het SHP kan er dus een nauwkeurige
van Provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat, Natuurmonumenten en inschatting van de benodigde middelen gemaakt worden. Voor de
bedrijven. latere jaren wordt er een inschatting op hoofdlijnen gemaakt op basis
van de stedelijke ambities en behoeften in de gebieden en de hieruit
4.2 Financiën SHP Bovenwijks Groen voorvloeiende projecten in het bovenwijkse groen.
Het SHP Bovenwijks Groen geeft een doorkijk voor de benodigde 4.3 _Investeringsopgave 2021-2025 en verder
voorzieningen voor minimaal de komende 4 jaar. Streven is om te
komen tot een doorkijk voor 10 jaar zodat dit uiteindelijk aansluit bij De investeringsagenda 2021 tot en met 2025 bedraagt € 177 miljoen.
de planningshorizon in de gemeentelijke planningssystematiek voor Voor de periode 2026-2030 is de investeringssom op dit moment ruim
project- en gebiedsontwikkeling ‘Plaberum’. € 12 miljoen; in totaal is dit ruim € 190 miljoen. Deze som is als volgt
over de jaren verdeeld.
In dit hoofdstuk financiën is een financiële raming gemaakt van de
benodigde middelen. Hier wordt ingegaan op de kosten die ten
laste komen van de begroting Amsterdam. Het geeft inzicht in de
benodigde middelen voor de ambities uit het SHP en vormt input voor En |d| ora | as | Kas | Eaoses |G
23
In bijlage 1 is overzicht opgenomen van de investeringsagenda. Het SHP nota beoordeling investeringsvraagstukken.
vormt de input voor de aanvraag voor het Meerjareninvesteringsplan
(MIP) bij de Voorjaarsnota. Het ter beschikking stellen van de kredieten 4.5 Mogelijke toekomstige Projecten
vindt plaats bij het investeringsbesluit. Het SHP is richtinggevend, maar
kent geen bindend karakter, noch kunnen er garanties aan ontleend
worden. Hiernaast zijn in een dynamische stad als Amsterdam nieuwe
situaties en/of inzichten (en eventuele weerslag in de politiek-bestuurlijke
agenda) niet uit te sluiten.
4.4 Aanvraag middelen bij de Voorjaarsnota
De aanvraag van de benodigde middelen vindt jaarlijks plaats bij
de Voorjaarsnota. Het SHP geldt als de primaire onderbouwing
voor de MIP-aanvraag voor investeringen voor de maatschappelijke n
. En . … : Groenboog (herformulering) Waterlandse zeedijk
voorzieningen. De financiële aanvragen voor het jaarlijkse MIP sluiten
aan op de gedefinieerde ambities uit het SHP en hebben als doel Baanakkerspark Keerkringpark
de opgaven uit het vastgestelde SHP te realiseren. Het MIP sluit niet Schellingwouderbreekpark NDSM werf
altijd één op één aan op de projecten en financiën zoals opgenomen Buikslotermeerpark Sportpark Tuindorp Oostzaan
in het SHP. De opgave voor maatschappelijke voorzieningen beweegt Stadslaan IJdoornlaan Noorder IJplas
mee met de dynamiek van stad en landelijke ontwikkelingen. De MIP- Friendship Centre & golfterrein Uitwerking verbeteren gebruiksgroen Noord-
aanvraag wordt jaarlijks bijgesteld met een extra jaarschijf op basis van Landelijk Noord West
de meest recente ontwikkelingen. Voorbeelden van ontwikkelingen die
bepalend kunnen zijn voor de omvang en planning van investeringen Van Frederiksplein naar Frederikspark Vergroten “Artispark”
zijn de fasering van de woningbouwplanning, toegevoegde wettelijke
verplichtingen nieuwbouw en marktontwikkelingen. In de MIP-aanvraag De Oeverlanden De ecologische eilandjes langs het Zwarte Pad
wordt het effect van deze ontwikkelingen op de opgave en meerjaren
financiële effect inzichtelijk gemaakt. Natuurvriendelijke oevers Postjeswetering Kwaliteitsimpuls groen Cultuurpark-
Westerpark
Voor onderbouwing van aanvraag van de middelen gelden de regels Kwaliteitsimpuls groen Erasmuspark Biodiversiteitsmaatregelen op diverse locaties
van de nota P&C-cyclus en de nota Ramen en Bekostigen. Na het
vaststellen van het MIP volgt de verwerking en de begroting. Op basis Overbos Opstepark
van de vastgestelde begroting worden er investeringskredieten ter Groene, ecologische verbindingen met het | Park Frankendael
besluitvorming voorgelegd aan de raad. Voor de onderbouwing van de Darwinplantsoen en de Nieuwe Ooster
aanvraag voor investeringskredieten gelden aanvullende regels van de
24
kan worden over de toekomstige beheerkosten. Ook van bestaande
Groene _ oevers, bv. Westlandgracht, | Buurtgroen in verstedelijkte gebieden Zuid groengebieden blijkt het lastig te zijn om de huidige beheerkosten
Amsteloever in beeld te brengen. De meeste projecten zijn immers nog in de
Ecologische structuur Zuid Vondelpark, onderhoud en kwaliteitsimpuls ideeënfase, waarbij vaak globale ramingen worden gegeven van de
groen totale investeringskosten inclusief planvormingskosten. Definitieve
Aanleg groengebied Buitenveldert/Zuidas toekomstige beheerkosten kunnen pas in een volgende fase in beeld
gebracht worden, als de ideeën verder zijn uitgewerkt in een concreet
Diemerbos Oudekerkerplas ontwerp (VO, DO). Ook zijn beheerkosten pas noodzakelijk nadat de
uitvoering van een project is afgerond.
Binnen het SHP Bovenwijks Groen gaan we uit van het volgende proces
om te komen tot de realisatie van een project en de dekking van de beheer
middelen, in de opsomming hieronder wordt de financiële planning van
een fictief Bovenwijks Groenproject geschetst, vanaf aanmelding van
het project voor de Voorjaarsnota tot en met het gereed komen van
4.6 _ Duurzame instandhouding de uitvoering en de ingebruikname door de beheerorganisatie van het
roject.
Het SHP Bovenwijks Groen is vooral gericht op het in beeld brengen van ji Uitvraag en opstellen SHP Bovenwijks Groen
de incidentele investeringskosten voor het realiseren van bovenwijkse Ran , .
groenprojecten. Echter, voor duurzame instandhouding van groen zijn ® Aanvraag incidenteel geld Voorjaarsnota (planvorming en
niet alleen investeringskosten van belang, ook beheerkosten spelen een uitvoeringskosten groenproject)
grote rol bij. Immers, investeringskosten voor de aanleg van groen, de e _ Realisatie Groenproject volgens PBI of Plaberum
planvorming en de aanleg van een park of het planten van een boom, e _ Aanvraag beheerkosten structureel geld Voorjaarsnota
zijn slechts van korte duur (1 tot 5 jaar). Daarna begint de langdurige e _ Overdracht aan beheer
duurzame instandhouding van het groen dat vaak tientallen jaren duurt
tot soms wel ruim 100 jaar bij enkele bomen. Om een compleet beeld … Dn
te verkrijgen van de totale kosten voor groen is het dus belangrijk dat De werkelijke beheerkosten worden steeds duidelijker naargelang
zowel investerings- als beheerkosten in beeld worden gebracht. We de planvorming en het ontwerp concreter wordt. Op basis van het
gaan pas investeren als het beheer in beeld is en geborgd is. VO/DO kan dan een definitieve berekening van de toekomstige
beheerkosten gemaakt worden waarbij gebruikt gemaakt wordt van de
standaardsystematiek voor kostenramingen (SSK).
Voor het SHP Bovenwijks Groen willen we graag een compleet beeld
geven van de totale kosten voor bovenwijkse groenprojecten; echter, . .
de meeste projecten geven aan dat er nu nog geen informatie gegeven Om de dekking van de beheerkosten te borgen maken we onderscheid
tussen nieuw te realiseren groen en kwalitatieve verbetering van het
25
bestaande bovenwijkse groen. We hanteren deze ververdeling omdat de gebiedsontwikkeling geïnvesteerd in de kwaliteit van aanliggend
ze hun dekking uit verschillende bronnen ontvangen. Dit zijn: bestaand groen dan dient voor de eventuele meerkosten van het
e _ Nieuw bovenwijks groen via de Areaalsystematiek beheer een structurele aanvraag worden gedaan in de Voorjaarsnota
e __ Kwaliteitsimpuls via een aanvraag in de Voorjaarsnota om extra beheermiddelen toe te kennen aan het Fonds Stadsbehoud.
Stad maken - Nieuw Bovenwijks Groen
Projecten die nu nog geen onderdeel zijn van het te beheren groenareaal,
maar in de toekomst toegevoegd worden aan het te beheren areaal,
vallen onder de areaalsystematiek. Binnen de areaalsystematiek
worden extra middelen toegerekend aan het beheer op basis van het
toenemend aantal inwoners en bezoekers in het groen. Op deze manier
zijn de beheerkosten van nieuw te maken groen automatisch gedekt.
Stad verbeteren — Kwaliteitsimpuls Groen
Binnen het SHP Bovenwijks Groen gaan we er van uit dat een
kwaliteitsimpuls van het groen zal leiden tot een lichte verhoging van
de beheerkosten. We houden rekening met een verhoging (van 10-
30%) van de huidige beheerkosten van het bestaande groenproject.
Door beheerbewust te ontwerpen kunnen de beheerlasten beperkt
blijven. De verhoging is ook alleen van toepassing op het gedeelte wat
is aangepast. Indien er sprake is van meerkosten naar aanleiding van het
ontwerp dienen de extra benodigde middelen aangevraagd te worden
als structurele middelen in de Voorjaarsnota. Deze middelen worden
dan toegevoegd aan Fonds Stadsbehoud.
Bovenstaande is tevens van toepassing op groenprojecten binnen
gebiedsontwikkeling, waarvan de ontwikkelkosten voor de volle 100%
door grondexploitatie gedekt worden. In de grondexploitatie kunnen
structurele beheer- en onderhoudskosten namelijk niet geregeld
worden. Ook in deze gevallen moeten bij VO/DO van een project
de beheerkosten definitief berekend en geborgd worden. Indien het
nieuw groen betreft valt het onder de areaalsystematiek. Wordt vanuit
26
® .
5 Investeringsagenda Bovenwijks Groen
5.1 Opbouw SHP Bovenwijks Groen en sporten, evenementen of door een intensivering van het gebruik
door de groei de stad.
Het SHP Bovenwijks Groen is opgebouwd uit drie lagen: 9 ervan de 8 a . . . . .
‚ . an e Verandering naar aanleiding van nieuw beleid. Nieuw beleid op
* Stad maken: investeringen in nieuwe voorzieningen gekoppeld aan thema's als gezondheid, spelen en bewegen, klimaatadaptatie en
de vraag die ontstaat vanuit (groei van het aantal) inwoners in nieuwe biodiversiteit kunnen leiden tot aanpassingen in groengebieden
woningbouwlocaties om de invulling van het gebied op deze thema's te versterken.
e Stad verbeteren: investeringen in het verbeteren van kwaliteit, betere
spreiding en/of hogere gebruikswaarde, bijvoorbeeld als gevolg van Voor het stad verb d . d
demografische ontwikkelingen of veranderend gebruik van plekken) oor het stad verbeteren wordt een inventarisatie gedaan van grotere
e Stad zin: beheer en vervanainasinvesteringen vervangingsopgaven (achterstallig onderhoud), waar herinrichting
ad zijn: beheer en vervangingsinvesteringe de gebruikswaarde van het groen kan verhogen. Deze kennis wordt
aangevuld vanuit de ambities van de Groenvisie. De gebiedsgerichte
Stad maken opgaven zijn of worden is opgehaald in de stadsdelen. We gaan hier uit
Binnen stad maken gaan we uit van het realiseren van nieuw groen. van één proces voor alle maatschappelijke voorzieningen.
Een nieuw park, een nieuw bos, een groene verbinding of een nieuwe
ecologische zone. Er moet sprake zijn van een functiewijziging. Van Stad zijn
plein naar pocketpark, van weiland naar natuur of van straat naar groene Bij stad zijn gaat het om het beheer van groen en specifiek om
verbinding. De ee 1 veren tot het stad gaen povenwijss vervanging van het bovenwijkse groen als gevolg van einde levensduur.
groen word” geoaseerd op de amores van Ge sroenvisie en de We bedoelen hier niet de vervanging van individuele beplanting
strategische fasering die daarbij hoort in relatie tot de groei van de stad maar het vervangen van arote delen of het park in ziin geheel. In dit
(Koers 2025). De groenbehoefte in de gebiedsontwikkeling vindt plaats SHP Bovenwijks Groen Zin nog geen opdaven opgenomen. Door
op basis van de Amsterdamse referentienorm voor maatschappelijke Amsterdam wordt onderzoek gedaan naar de bodemgesteldheid van
voorzieningen, groen en spelen (vastgesteld op 30 januari 2018). parken, hieruit zouden grote vervangingsopgaven kunnen voortvloeien.
De opgaven met betrekking tot het stad zijn en stad verbeteren zijn zo
Stad verbeteren brede mogelijk opgehaald bij V&OR, Sport & Bos, Stadswerken en de
Onder stad verbeteren verstaan we het verbeteren van bestaande stadsdelen. Voor stad zijn zijn beheeropgaven en dekking bekend bij
groengebieden in Amsterdam. V&OR (Assetmanager Groen).
Er is sprake van een kwaliteitsimpuls/verbetering indien:
e _Defunctie vanhet groen een stedelijke betekenis krijgt. Bijvoorbeeld
van buurtpark naar wijk- of stadspark of van struingebied naar een
park met meerdere stedelijke functies.
e Het groen wordt aangepast op het veranderende gebruik. Hierbij
kan men denken aan een veranderende inrichting voor bewegen
27
5.2 Investeringen in het Bovenwijksgroen van Amsterdam e Met de aanpak van noordoostelijke entreezone Westerpark zijn we
2021-2025 voornemens te starten met het Toekomstbestendig Westerpark
. een volwaardige entree te geven naar de deelgebieden van Haven-
Deze paragraaf vertaalt de opgehaalde projecten naar groenopgave en Stad. Met beperkte ingrepen, deels permanent, deels tijdelijk/
benodigde investeringen in het bovenwijkse groen van Amsterdam. De verplaatsbaar, kan bij uitvoering een parkplek ontstaan voor
investeringen zijn per windrichting aangegeven, met een horizon tot en ontmoeting, natuureducatie, sport en spel en cultuurgerelateerde
met 2025. We hebben de projecten hier onderverdeeld in stad maken, bijeenkomsten aan het historisch originele deel van de
stad verbeteren en studie. Spaarndammerdijk.
Stad maken Nieuwe groene verbindingen
Bij stad maken zetten we in op het realiseren van nieuwe groene e Weesperstraat: inzet van deze plannen is het verbeteren van de leef-
voorzieningen zoals nieuwe stadsparken, nieuwe natuur, nieuwe groene en werkomgeving Weesperstraat (Knowledge Mile Park). Samen
verbindingen, stadslandbouw en landschappelijk ingepaste sport. met bewoners, ondernemers, organisaties en kennisinstellingen
wordt er gewerkt aan een groene(re) stadsstraat door onder meer
Nieuwe parken het toevoegen van hoogwaardig groen, zit- en speelgelegenheden,
e _Inhetcentrum zetten we in op het uitbreiden van het Wertheimpark. bomen en plantvakken. _
Als de plannen worden uitgevoerd zullen er twee tramsporen, een
rijbaan en parkeervakken verdwijnen. Hierdoor ontstaat er ruimte
om het bestaande park substantieel te vergroten.
e In Haven-Stad zetten we in op een pionierspark. De ambitie is de
aanleg van een innovatieve groene verblijfsplek voor ontmoeting,
natuureducatie, sport en spel en cultuurgerelateerde bijeenkomsten al ne B ee Ki
op een locatie aan of bij de Haparandapier, een van de meest unieke ee Sr bet det il een
plekken in deze fase van Haven-Stad, als placemaking project bij TE npe en
aanvang van de planvorming in Minervahaven-Zuid. Een project Et A
dat vorm, inhoud en gevoel geeft bij de Haven-Stad motto’s ‘water ne ee
(groen), stoer & stedelijk’. Sie, REE 05 od Pe A & Bors ns REE E
e Met het Groene Veld een terrein van de voormalige 4 EN Ae a B PN
rioolzuiveringsinstallatie Noord, dat door de gemeente verworven EN De 2 EE Aje
is van Waternet, kan bij uitvoering van de plannen een nieuw em EE; DR 4 Io Ea À
openbaar groen toegevoegd worden aan Noord. De ambitie is om SE EE TT Gie. lee | Wit IE
dit terrein inclusief naastgelegen slibvelden om te zetten naar een NES Ee, mm
groen recreatiegebied.
28
e Groene verbinding Schinkelhavenplein: inzet is een herinrichten Groene verbindingen
waarbij verharding wordt verwijderd en groen wordt ingericht voor e In het project verbindingen Gijsbrecht van Aemstelpark zijn we
flora en fauna, voetgangers en fietser. voornemens een groene verbinding te realiseren voor flora en
fauna, voetgangers en fietser.
Nieuwe natuur e Met het project verbindingen Amstelpark, Buitenveldert met de
e _ Aanleg van drijfeilanden bij Zeeburgereiland. Ontwikkeling nieuwe Amstelscheg zetten we in op het verwijderen van verharding en het
natuur op basis van een pilot. groener inrichten voor flora en fauna, voetgangers en fietser
e Nieuwe natuur Amsterdamse Bos; door functiewijzigingen en/ e _ Herinrichting Groene Oever Zuider Amstelkanaal: ambitie is om de
of het vertrek van partijen moet een aantal locaties worden identiteit van deze groene voetgangersroute te versterken door
herontwikkeld. Bepaalde locaties zoals de voormalige houtzagerij verhoging van de gebruiks- en groenwaarde.
en enkele woonhuizen kunnen na sloop een natuurbestemming e Bij het project herinrichting De Boelelaan Midden willen we
krijgen. verharding verwijderen en groen toevoegen voor flora en fauna,
voetgangers en fietser.
Groene inpassing nieuwe sportparken Impressie De Boelelaan, Zuidas
e Landschappelijke inpassing nieuwe sport: om invulling te geven En \ d\ en
aan de sportnorm worden er nieuwe sportlocaties onderzocht in de lt Se En
. . : - LE \ Ees
Oeverlanden/De Nieuwe Meer, Zuidoost. Buitenveldert, De Nieuwe El N dN Ee)
Kern, Strandeiland, Buiteneiland, Zeeburgereiland, Buiksloterham me GN B
en Hamerkwartier. \ N lm
B Or en
. mn: AN Nl nn)
Nieuw landschap en Stadslandbouw Jax N N Ts
e _ Stadslandbouw Geitenboerderij: naast de bekende Geitenboerderij El RN NN EE n
ligt een locatie van ca. 2 ha. Die zich leent voor de mogelijke WIE a EN N | nn
ontwikkeling van Stadslandbouw. De wisselwerking met de En IE IJ En
LE — n
Geitenboerderij is natuurlijk een kans. Het terrein grenst aan een en ® \ ON
terrein met fruitbomen en een moestuin. se \ NN
NIN ET
Stad verbeteren OR RAN
Bij stad verbeteren zetten we in op het verbeteren van bestaande Ae
groene voorzieningen zoals stadsparken, vergroten natuurwaarden,
groene verbindingen, vergroenen stedelijke ruimten, openbaarmaken
volkstuinparken en vergroenen bestaande sportparken.
29
e Vergroten van de toegankelijkheid Begraafplaats Buitenveldert:
in lijn met ambities van de HGS en de Visie Zuidas, willen we nr AT
gaan werken aan het vergroten van de toegankelijkheid van de as ey Ed ER RAF OER
begraafplaats om zo meer onderdeel uit te maken van de stad. _ ne Gn ie DE pn A2
e In het project Sloterdijk-Centrum tussen Heathrowstraat en ie ar „5 Cd
Spieringhorn kunnen we door herinrichting en vergroening/verrijking wi) el ee A0
van deze strook een kwaliteitsimpuls geven. De wandelroute is | nl eek i ,
tevens onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuuren en zal Be hen 7 Nt LA)
toegevoegd worden aan de AES. ee ge AE Ei Ï
Kwaliteitsimpuls Stadsparken ( rr ge A Ge ME
, Onder de noemer Bloesempark is het streven om de locatie in JI Orr iS Dg B Pl
het Amsterdamse Bos te ontwikkelen in samenhang met het en 5 on ef ( CO ilk
nabijgelegen gebied rond de Poel. Dit moet een kwaliteitsimpuls in ek HA le MM
geven voor dit deel van het Amsterdamse Bos en tevens een DO
mogelijkheid voor maatschappelijke ontwikkelingen en eventueel e Aanpak toekomstbestendig maken noordelijk deel Sarphatipark in
horeca. aansluiting op zuidelijk deel van het Sarphatipark: de aanpak richt
e Met het project verbeteren van de entree Amsterdamse Bos zetten zich op sport, het verhogen van de natuurwaarden en biodiversiteit
we in op een verbetering, zodat het gebied beter aansluit op de en het vergroten van het voorzieningenniveau voor de diverse
‘Sportas-route’ en de auto minder domineert. gebruikersgroepen.
° Bij de kwaliteitsimpuls Piet Wiedijkpark ligt de nadruk op het
versterken van ecologie (EHS), padenstructuur, waterberging,
bloemrijkere _groeninvulling, speelgelegenheid en betere FDD ES
zichtbaarheid 7 - Nn,
e Bij Kwaliteitsimpuls Kasterleepark liggen er kansen voor Zer jr Om
kwaliteitsverbetering van het park, waarbij vooral wordt ingezet op e E hg En ©
verbetering van de natuurwaarde en de recreatieve waarde. lees mn Ee _
e Voor de Gaasperplas is in co-creatie met de buurt een plan Pa Ie De Ln
opgesteld; de ambitie is om van de Gaasperplas een aantrekkelijk SO sf 4 @© „CB
groengebied te maken met ruimte voor spel, recreatie en sport en \ df ” A
natuur om van te genieten. h Saad Nn Kn
30
e Binnen het project ‘Van Weteringcircuit naar Weteringpark’ kan e Met de kwaliteitsverbetering Nelson Mandelapark werken we aan
de potentie van de plek worden benut om uit te groeien tot een toevoeging van groen, grondverbetering en aansluiting op het
prettige ‘groene’ en hoogwaardig binnenstedelijke verblijfsplek. dakpark van de A9.
e _Kwaliteitsimpuls Eendrachtsparkstrook: met de kwaliteitsimpuls e Voor de inrichting van het Westermanplantsoen kijken we samen
kunnen we de Hoofdgroenstructuur versterken en eventueel naar een eventuele toevoeging van functies zoals opgenomen in
vergroten; de Eendrachtsparkstrook wordt verbeterd als recreatieve de Groenvisie. De nieuwe inrichting van het Westermanplantsoen
en ecologische verbinding tussen De Bretten en het Sloterpark. kan ruimte bieden voor bewegen, spelen, recreëren, ontmoeten,
e Vernieuwing Diemerpark kan invulling geven aan intensiever hondenuitlaatplaats en tuinieren.
gebruik, rekening houdend met behoefte aan uitbreiding van sport, e De kwaliteitsimpuls van het Gerbrandypark zal het park meer
versterken natuurwaarden en andere recreatieve functies. ecologische waarde te geven. Het aantal bezoekers te vergroten
e _ Spoorpark Zuid: inzet van de herinrichting van het park is de natte dooreen prettiger verblijfsklimaat te creëren en meer voorzieningen
ecologische verbinding tussen de Sloterplas en Nieuwe Meer te toe te voegen. Ook bereikbaarheid speelt een belangrijk rol, denk
verbeteren en een levendig gebied voor bewoners te creëren. daarbij aan het vergroten van het aantal entrees, ook voor minder
e Voor het Rembrandtpark zijn we voornemens een kwaliteitsimpuls EUS
te geven op basis van renovatie en beheerplan. en
e Binnen het project Kwaliteitsimpuls Flevopark willen we de Natuurontwikkeling en ecologische knelpunten oplossen
maatregelen uit te voeren op basis van het ambitiedocument om e Groene As Ecologische knelpunten Haarlemmerweg: in dit
het park toekomstbestendig te maken. project kunnen we twee ecologische knelpunten oplossen bij de
_ 5 Haarlemmerweg.
mp Weeps e Groene As Bos: streeft naar het verbeteren van uitwisseling van
kas we ede NNN gebied en gelijktijdig inrichten tot bos.
EN BE 4 OR e Het project LaBGreen De Bretten betreft een participatief project,
in Ered e ee Beni: waarin 30 maatregelen voor het natuurgebied worden voorgelegd,
En BE lr met als doel het hoogwaardige natuurgebied kwalitatief te
EEN ee dd Re ot en : ’ Ie
he REE De EA RE Et. 3 verbeteren, recreatief aantrekkelijker te maken en toegankelijker te
NEW ET on Er .
BE er e- maken, onder andere via een langzaam verkeerbrug over de N200.
IJ | En „É Pl E Openbare volkstuinenparken
| an en. | 5 | e Vergroten toegankelijkheid volkstuinparken; mede vanwege
ke A Vn de toenemende druk op de (groene) ruimte door de groei en
eli he verdichting van de stad, wil het College het volkstuinenbeleid uit
ae re 2005 actief uitvoeren en in de periode 2020-2030 een ambitieuze
31
modernisering van de volkstuinparken doorvoeren. Doel is voor de Luchtfoto Spieringhorn, Sloterdijk
huidige volkstuinparken een robuust toekomstperspectief te bieden Ee } tl TA
… . A en nen
— de parken blijven behouden - op voorwaarde dat de (gebruiks) PS nn
i Re Re Nm eN
waarde voor de stad als geheel toeneemt. De volkstuinparken gaan ED 8 B FE Sleen. Een en
op deze manier meer bijdragen aan het opvangen van de druk van de RB FJ ada Et \ er
groeiende en verdichtende stad, ze worden beter toegankelijk met en : Je A Na
meer openbaar groen en er komen meer gebruiksmogelijkheden. d PD) Oh Vd : es jd :
TST Kel er ne ROL TID MAIN Jl SS" =d E | tene NS
EN En SMN rd AE 5e GN:
pm £ Ken SJ en Ms \
eren ne y rt Shi Ain a \
Ke. ie k ä k va es e 5 4 4 ke | Te Í 5 Pe N
sier as EET eN oe 0 — ige F me ee
ie aes pn ee a hem f ed |
be NE A: On f Pd Ee J e | NE
Ei EL EE ge Tt de / aad A it. N
ET Td z_ Ja Studie
Ô E Î e Soms is eerst studie nodig om tot de juiste ingrepen te komen,
. k hieronder vallen de ontwikkelperspectieven van de scheggen.
: Me \ e _Beheer-enontwikkelstrategie Diemerscheg en Amstelscheg: streven
: ee di zel Eer naar het beter verbinden en bereikbaar maken, aantrekkelijker
he : , iN en spannender maken van het Diemerbos en andere ingrepen
id waardoor de groen-recreatieve betekenis van de scheg toeneemt
(meer bezoek, beter benutten, meer natuurwaarde).
Groene inpassing sport
e Groene inpassing en natuur inclusieve maatregelen herinrichting
sportparken. Om invulling te geven aan de sportnorm worden er
locaties geoptimaliseerd: De Weeren, Diemerpark, Spieringhorn,
Oostzanerwerf, Melkweg, Drieburg, Sloten, Multatuli en
Heenvlietlaan.
32
Investeren in stedelijk groen van Amsterdam
Vergroten toegankelijkheid volksuinparken 'De ruim 40 volkstuinparken in Amsterdam maken mer |Amsterdam {20212025 | Verbeteren Topenbare Vokstuinparken
Nieuwe natuur A'damse Bos Natuurontwikkeling en ecologische knelpunten oplossen
Waterkwaliteit Amsterdamse Bos Natuurontwikkeling en ecologische knelpunten oplossen
LaBGreen De Breiten Natuurontwikeling en ecologische knelpunten oplassen
Drijfeilanden-Zeeburgereiland Natuurontwikkeling en ecologische knelpunten oplossen
Ecologische knelpunten Weesp Natuurontwikkeling en ecologische knelpunten oplossen
Groene As Ecologische knelpunten Haarlemmerweg Natuurontwikkeling en ecologische knelpunten oplossen
Groene As Bos Natuurontwikkeing en ecologische knelpunten oplossen
Stadslandbouw Geïtenboerderi Landschap rond Amsterdam &Stadslandbouw
Beheer- en ontwikkelstrategie Diemerscheg Landschap rond Amsterdam & Stadslandbouw
Beheer- en ontwikkelstrategie Amstelscheg Landschap rond Amsterdam & Stadslandbouw
kwaliteitsimpuls Piet Wiedijkpark kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
(walteitsimpuls Kasterleepark (walteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
kwaliteitsimpuls Gerbrandypark Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
ploesempark (walteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Entree Amsterdamse Bos Kwaïteitsimpuis en nieuwe Stadsparken
Gaasperplas (walteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Renovatie Sarphatipark Kwaïteitsimpuis en nieuwe Stadsparken
Van Weteringcircuit naar Weteringpark Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Wertheimpark itbreiding Kwaiteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Kwaliteitsimpuls Eendrachtsparkstrook Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Vernieuwing Diemerpark (walteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Spieringhorn, Intensivering en herinrichting Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Spoorpark Zuid (walteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
fembrandtpark Kwaïteitsimpuis en nieuwe Stadsparken
Flevopark Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering Nelson Mandelapark Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Haven-Stad - Het drijvende Haven-Stad pionierspark Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Buiksloterbreekpark Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Groene veld Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Haven-Stad - Westerpark noordoostelijke entreezone Kwaliteitsimpuls en nieuwe Stadsparken
Knowledge Mile Park WValkerburgerstraat, Weesperstraat, Wibautstraat _ |centrumenoost | amamsl Maken [groene verbindingen
Verbindingen Gijsbrecht van Aemstelpark Europabowlevard,Burterveldertselanen [ui [amis Verbeteren Groene verbindingen
Schinkelhavenplei Verbindingen Vondelpark met Rembrandtpark [uid |azms| Maken groene verbindngen
Verbindingen Amstelpark, Buitenveldert met de Amstelscheg Groene verbindingen
Groene Oever Zuider Amstelkanaal (zuidelijke oever Zuider Amstekanaaltussen |d| aams| Verbeteren Groene verhindngen
Vergroten toegankelijkheid Begraafplaats Buitenveldert Groene verbindingen
Herinrichting De Boelelaan Midden [De Boelelaan tussen Beethovenstraaten [Mid |zms| verbeteren Groene verhindngen
Sloterdijk-Centrum tussen Heathrowstraat en Spieringhorn Groene verbindingen
Sportpark De Weeren, herontwikkeling Noord, Sporparkbe Weeren, Nood Lomas) Verbeteren _____lGroeneinpassng Sport
Sportpark Kadoelen, breiding Noord Sportpark Kadoelen (Noord ems| Maken eroeneinpessing spent
Sportpark Diemerpark, uitbreiding (oost, SporparkDiemerpark foot Ls) Verbeteren lGroeneinpassng Sport
Studie Sport in de OeverlandenDe Nieuwie Meer INoordoeverDe Nieuw Meer \NeuwWet [amsal Maken eroeneinpassing spent
Studie zoeklocaties voor buitensport in Zuidoost Meerdere zoekloactiesbijmerweide, Tunnelparken [zuidoost |2o2ms| Maken \Groeneinpassng Sport
sportpark Oostzanerwerf Noord, Sportpark Oostzanemerf Noord [ams Verbeteren eroeneinpassing spent
Sportpark Sloten Nieuw-West, SportparkSloten — [Neuwwet —_|zouams| Verbeteren lGroeneinpassng Sport
Sportpark Multatu Nieuw-West, Sportpark Multatuli Wet Lems) Verbeteren |groeneinpassing sport
Studie herinrichting Sportpark. Heenvlitlaan zud,SporparkV. Heendietaan (wid es) Verbeteren eroeneinpassing spent
Verplaatsing Sportpark Buitenveldert Zuid, SportparkBuiterveldert le mel Maken [roeneinpassing sport
sportpark De Nieuwe Ker (nieuw) (Gemeente ouderAmstel ten zuidoostenvan __(emeenteouderAmste [amsal Maken eroeneinpassing spent
Strandeland, 3 sportparken Strandelandseensefsse loot es) Maken [eroene inpassing sport
Buitenland, sportpark Buitereland eet eo | Maken eroeneinpassing spent
Zeeburgereiland, ealsatie nieuw sportpark Zeeburgereiland, zoekgebied Baaïbuurten,oostpunt [oost |ameal Maken |roeneinpassing sport
Buiksloterham&Hamerkwartier, realiseren compacte sportparken Groene inpassing Sport
tensivering sportparken Melkweg Noord eed Ls | Verbeteren lGroeneinpassng Sport
Intensivering Sportpark Drieburg Sroene inpassing Sport
33
Sl ll: ijks G
eN 5 à Ss
Ee ve / EE
is: ES
N art Al De © | 4
5, RE } GP, > 7
oane? ° ni / e 5 1
), nn id Kk , Sn
WON vt ssd te, bpeert > DD N 1 ‚as le
ls ie 8 el / : nn
: e tete / U p 2 / NV | \
tn, zt tot 2 ot DNA LEGENDA
4 sf: ' 4 eet ‚ & l
hi ‚je e te D en 1/ Po,
î î À Een Eens HO LR \
oe faite, ' ie 4] ef t, Non) wr TEN Maken
’ . ie ° ens ed e N \
27 4 : ee, s TT de ® N: tn, à 4 ke, ’, %, # Nieuwe parken
’ 7 h Stoorsonnooosnnbe obsnorensn EEE en, Es Kl ij tent, OA
. ee ie. . , ’ e
9 jan = ie « nn ë kh ter ek n \ js ® Nieuwe natuur
\ „6 iS ne nek B à ° Nieuwe groene verbinding
-— =d TT 5 Gants heen, ee jp p . bes Á Ea
à betrenennnnd Vareig CAE. AN Nieuw landschap en stadslandbouw
Hannspree Booor "Poos » VPA eters De \ hé p
) EETNL nen die dd jl Za ST
bifa 7 "ng ú wet ä 8 ES wr, en bn a GN B A ® croene inpassing nieuwe
’ : ’ ern rn ee S
4 À ; BEEN hee, Ari Ban ALE ì, en „ Ed sportparken
Maele MEE HEE Ie Aer! © i
N Ki ent wer Bee An ner kdenk herst DRL, ' ®
| „ ‚o di 15 Es 9 BANG RENNEN Ne INEEN e sd e . S
il ed 8 AN : il 5 ne ' nn, ie anr . B) li Bend HR Dn
| ; ' ’ har
’ A É [ 5 , rte friezen ee
Í ! D 4 vee onb nets PE ER NEEN fl be 2e 0 I Verbet
| zet l Y | a netten derne winre 0 banen, ’, lerbeteren
As eN , | EE ette) ele re Pend ess td …, ©
Á e rant ke Arns 6 SLEE Ered: % arl ve OE) eN Nrs \ Pf EJ Kwaliteits impuls parken
\ 1, 4 „ehs , 7 en „ie ‚ " LA 3 Se »
N pe ' eh ’ Ae be 5 | JE GA : d B 8 U © Natuurontwikkeling en ecologische
®, ú je e .* . LJ ( = . . . ,
pk : tens Fn We 2 Dent, ine d engen? he, ’ ne jh e EN Be ZN Ve . ® ú knelpunten oplossen
„ rn st : 8 : h ee ebt S en A e, / Ù € bert?
s é se e ° PE: 8m vst pets on sho Va » ZEN N Adi
‚ \ 5 ® vogreolhie olles UE Bison FET te 8 tint, 5 ral 8 DIN N rÁ © heen
ER ’ ,
/ lanes 5 1 ie „ue arbrr ’, Hi tn 2e An ee, ir IN ad © Groene inpassing bestaande sport
/ eau eo Teln Go ZN 4 N
\ he Kes GEE kt egoepet wi oee tel FS an N Sr Ei Openbaar maken volkstuinen
! \ = 7 bren) ; er erk ON
id gd , , Ns \ Lem RON, ”
# n 5 iii®© Orr ’ hd EN kad , er EET 6, NSS
: jn
‘ En eN 3 Ne, St ten as Ontwikkelperspectief
PS je ee ; LON 7 hoet er Eer”)
d e 5 Se SZ 7 Ve an @: @ studie
N Boober eN \ Á :
, f RE 5% B S 8
Í rf sf 2 Ô \ :
r Í goenenahndrned b, 3 "A Se neet od ee :
e- 9 nd WOLTER ArNe 4EN Bestaand Groen
. 2e hi JN % “ „nt \
’ vb & € ; vn % w, \ [LL] Hoofdgroenstructuur
ve „ PN
u $ % EN ), wt a \ [LE] Amsterdamse Ecologische Structuur
ë ob s n° npe A ad
3 % / 4 X on NE _ ® ® Hoofd Bomenstructuur
p ’ £
; %, DE 1 De, Ke \
Á E HN 4 1
jp G
5 P GANSE ef A
0 Nete AS Eel
nn
4 @ \ a BEN R $ o 1.000 2.000 3.000
s \ 5 vn 4 ELEN : .f
Ae ; E
zh \ rl ;
IS 58” Ë. ‘
\ °, atb nnee :
A: % Someone
ie . sterdam
\ N ' %
\ / : %
:
i k 3
DEN 4 Ruimte & Duurzaamheid
GAN 8 SN MR ’ 2020
Bijlage 1 KABINET, Separate bijlage Investeringsagenda
Bovenwijks Groen 2021-2025
| Onderzoeksrapport | 35 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 410
Datum indiening 5 maart 2018
Datum akkoord 20 april 2018
Publicatiedatum 23 april 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Torn inzake de verkeersveiligheid
op de Stadhouderskade bij de kruispunten met de Ferdinand Bolstraat en
het Rijksmuseum.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op de Stadhouderskade doen zich geregeld ernstige verkeersongelukken voor. In juli
2017 publiceerde AT5 een reportage over een reeks verkeersongelukken (waarvan
vier met dodelijke afloop) die de afgelopen jaren plaatsvonden op het kruispunt van
de Stadhouderskade en de Ferdinand Bolstraat. Sindsdien hebben er nog twee
dodelijke ongelukken plaatsgevonden op de Stadhouderskade. Een in november ter
hoogte van de Van Woustraat.” De ander in augustus ter hoogte van de
Hobbemakade.* Bij veel van de ongelukken zijn vrachtauto’s betrokken.
Hoewel de meeste kruisingen op de Stadhouderskade inmiddels zijn aangemerkt als
verkeersonveilige locatie (blackspot) en er de nodige maatregelen (zoals het
aanbrengen van vluchteilanden en bolvormige spiegels) zijn getroffen, blijven
bewoners zich zorgen maken over de verkeersveiligheid op de kade. De fractie van
de VVD ontvangt verschillende berichten van bewoners die aangeven dat
verkeerslichten op kruisingen zoals bij de Weteringlaan, de Ferdinand Bolstraat of het
Rijksmuseum erg strak op elkaar afgesteld staan. Zo strak dat het oversteken bij een
stoplicht dat pas op groen is gesprongen niet zonder risico's zou zijn. Ook lijken er
veel (vrachtjautomobilisten — maar ook fietsers — te zijn die rode stoplichten negeren.
Met alle gevolgen voor de verkeersveiligheid van dien.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Torn, namens de fractie van de VVD, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Kan het college per kruising op de Stadhouderskade een overzicht geven
van de genomen maatregelen ter bevordering van de verkeersveiligheid”?
Antwoord:
Ja. In onderstaand overzicht zijn de genomen maatregelen weergegeven:
TT
http://www. at5.nl/artikelen/170702/vier doden in tien jaar waarom blijft kruispunt heineken brouwerij zo ge
vaarlijk
? https://www.parool.nl/amsterdam/ernstig-ongeval-op-de-stadhouderskade-a4539992/
3 http://www.at5.nl/artikelen/174769/aangereden-toerist-op-de-stadhouderskade-overleden
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam
Neng Lo Gemeenteblad R
Datum 23 april 2018 Schriftelijke vragen, maandag 5 maart 2018
Hobbemastraat 2012
Stadhouderskade - Dodelijk ongeval zomer Markeringsmaatregelen op
Oosteinde 2013 kruispunt en betere
aansluiting fietspad
Oosteinde (sept 2013)
Stadhouderskade Blackspot Verduidelijking palen in
Vondelpark-Max 2014 fietspad komend van Max
Euweplein Euweplein, verplaatsing
drukknop fietsers vanuit
Vondelpark
Stadhouderskade - Na opening Rijksmuseum Aanpassing (meer
Rijksmuseum (2013) veel klachten over opstelruimte) in 2015
opstelruimte voor fietsers.
Rijksmuseum januari 2015 opstelruimte 2015
Stadhouderskade - Dodelijk ongeval. Dodehoek | Verkeerssituatie wordt dit
Ferd.Bolstraat fietser-vrachtauto juni 2017 | jaar (2018) aangepast met
extra opstelruimte fiets
Stadhouderskade - Dodelijk ongeval zebrapad | Aanpassing
Hobbemastraat augustus 2017 verkeerslichtenregeling
najaar 2017
Stadhouderskade tussen Blackspot 2017 kantmarkering fietspad mei
Eerste van Der Helststraat | kans op conflicten 2017
en Nicolaas openslaande portieren en
Berchemstraat fietsers
Stadhouderskade- Ernstig ongeval. Dodehoek | Verkeerssituatie wordt
Van Woustraat fietser-vrachtauto aangepast met rechtsaffer
november 2017 vanaf de brug
2. Kan het college op basis van het aantal ongelukken dat heeft
plaatsgevonden op de Stadhouderskade inzichtelijk maken in hoeverre
deze maatregelen het gewenste effect hebben gesorteerd?
Antwoord:
Het is met de huidige informatie niet te achterhalen of de maatregelen effectief
geweest zijn. Er zijn geen ongevallen geregistreerd in 2017 op locaties waar
eerder ernstige ongevallen waren. Dat kan een aantal oorzaken hebben:
— hetis relatief kort geleden dat de maatregelen gerealiseerd zijn;
— de registratie van ongevallen laat te wensen over”;
— de maatregelen zijn effectief geweest.
De Stadhouderskade als wegvak blijft onze aandacht houden (zie ook vraag 7).
* Door gewijzigde procedures in de ongevallenregistratie door de politie is de registratie van
ongevallen door de politie in BRON sinds 2010 teruggelopen. De gegevens uit de Landelijke
Basisregistratie Ziekenhuiszorg zijn completer, maar bieden niet altijd een correct beeld (KIM,
2015). Zo is niet altijd goed te achterhalen hoeveel gewonden er precies vallen, waar
| ongevallen gebeuren, of welke oorzaken daaraan ten grondslag liggen.
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 25 april 2018 Schriftelijke vragen, maandag 5 maart 2018
3. Bij hoeveel ongelukken waren er vrachtwagens of touringcars betrokken?
Antwoord:
Er zijn 2 verkeersongevallen met vrachtwagens aanleiding geweest voor
maatregelen zoals onder 1 genoemd.
Door de beperkingen in de ongevallenregistratie is niet te achterhalen hoeveel
ongelukken er op de Stadhouderskade waren met vrachtwagens of touringcars.
— De exacte locatie van ongevallen wordt niet volledig geregistreerd.
— De betrokken voertuigen bij ongevallen worden alleen geregistreerd bij
ongevallen met ernstig gewonden of doden.
Touringcars worden niet als aparte categorie geregistreerd.
4. In hoeverre verwacht het college dat het touringcartransitieplan zal
bijdragen aan een veiligere verkeerssituatie op de Stadhouderskade?
Antwoord:
Het touringcartransitieplan heeft tot doel zoveel mogelijk touringcarverkeer uit de
binnenstad te weren door het instellen van inrijverboden. Het college verwacht
niet dat het touringcartransitieplan leidt tot extra touringcarverkeer met
bestemming Museumplein.
De meeste groepen passagiers met een bestemming in het centrum zullen,
vanwege de loopafstanden in het centrum, naar verwachting niet aan de zuidkant
van het centrum worden afgezet. Het college stimuleert de touringcars — in
aansluiting op het transitieplan — om zoveel mogelijk gebruik te maken van
touringcarvoorzieningen bij OV-knopen aan de rand van de stad.
De komende jaren zal gemonitord worden hoe het touringcarverkeer in en rond
de binnenstad zich ontwikkelt.
5. Zijn er volgens het college maatregelen nodig om vrachtverkeer te weren op
de Stadhouderskade om zo de verkeersveiligheid hier te bevorderen?
Antwoord:
Het college acht het niet wenselijk om vrachtverkeer te weren van de
Stadhouderskade omdat
— op locaties waar ongevallen met vrachtauto’s plaatsvonden passende
maatregelen zijn getroffen
— het aantal ongevallen met vrachtauto’s volgens de huidige gegevens beperkt
is ten opzichte van het aantal ongevallen met personenauto's
— de Stadhouderskade een belangrijke ontsluitende functie vervuld in de
bereikbaarheid van de binnenstad voor leveranciers
3
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng Lo Gemeenteblad
Datum 23 april 2018 Schriftelijke vragen, maandag 5 maart 2018
6. Bij de kruising van de Stadhouderskade met de Van Woustraat staat een
flitser opgesteld. Deze flitser kan automobilisten die vanuit oostelijke naar
westelijke richting rijden flitsen als zij te hard of door rood rijden. Heeft de
aanwezigheid van deze camera zichtbaar effect gehad op de
verkeersveiligheid op deze kruising en het aantal ongelukken hier
teruggedrongen? Hebben er zich sindsdien minder verkeersongelukken
voorgedaan met auto’s van west naar oost reden?
Antwoord:
De flitskast op deze locatie is geplaatst door de politie. Het is niet te achterhalen
of deze maatregel effect heeft op het aantal ongevallen, omdat:
— er geen informatie is over het aantal ongevallen dat op deze locatie
plaatsvindt door de manier waarop de ongevallenregistratie is ingericht
(zie ook het antwoord op vraag 2);
— de politie, vanwege capaciteitsgebrek, geen effectiviteitsmetingen uitvoert.
7. Verschillende onderzoeken tonen aan dat het plaatsen van camera's
ongeveer 20% reductie van letselongevallen bewerkstelligen op wegdelen
waar camera’s worden ingezet. Is het college bereid om bij het Openbaar
Ministerie te pleiten voor het plaatsen van snelheids- en roodlichtcamera’s
op drukke kruisingen op de Stadhouderskade, waaronder in ieder geval de
kruispunten bij de Weteringlaan, de Ferdinand Bolstraat en het
Rijksmuseum? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Omdat er op de Stadhouderskade relatief veel ongevallen worden geregistreerd
krijgt deze weg bijzondere aandacht van het team Verkeer van de politie.
Het college zegt toe in overleg te gaan met de politie en het Openbaar Ministerie
om de mogelijkheden voor het plaatsen van snelheid- en roodlichtcamera’s te
verkennen op de Stadhouderskade. Daarbij zal specifiek worden gekeken naar de
kruispunten waar de meeste ongevallen zijn geregistreerd, namelijk de kruisingen
bij het Leidseplein, de Hobbemastraat, de Ferdinand Bolstraat en de
Van Woustraat.
8. Hoe oordeelt het college over de wijze waarop de stoplichten staan
afgesteld op de Stadhouderskade?
Antwoord:
De ingestelde tijden van de verkeerslichten zijn gebaseerd op het handboek
Verkeerslichten Amsterdam. Dat handboek volgt de landelijke normen en
richtlijnen. Er is geen reden om de afstelling van de verkeerslichten aan te
passen.
De afstelling van verkeerslichten in Amsterdam, en ook op de Stadhouderskade is
erop gericht om een veilige oversteek te creëren, waarbij rekening wordt
gehouden met de doorstroming. Vaak botsen deze doelstellingen veiligheid en
doorstroming. Veiligheid gaat altijd boven doorstroming.
* https:/www.swov.nl/sites/default/files/publicaties/gearchiveerde-
factsheet/nl/factsheet snelheidscameras gearchiveerd.pdf
4
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
weing Lo Gemeenteblad
ummer = en
Datum 23 april 2018 Schriftelijke vragen, maandag 5 maart 2018
Door strakke tijden te hanteren, binnen de norm, wordt getracht om
de geloofwaardigheid van de verkeersregeling te optimaliseren. Te lange
oversteektijden / ontruimingstijden zorgen voor een hogere cyclustijd en dus lange
wachttijden. Er rijden dan meer mensen door rood. Daardoor neemt de
verkeersveiligheid af.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester
5
| Schriftelijke Vraag | 5 | train |
Bezoekadres
x Gemeente Beale
Am ste rdam 1021 PN Amsterdam
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 14 020
2x amsterdam.nl
Retouradres: Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 27 november 2018
Ons kenmerk
Behandeld door Mara van der Kleij, Ruimte & Duurzaamheid, 06-83627713,
m.van.der.kleij Damsterdam.nl
Onderwerp Reactie op motie 167 d.d. 14 februari 2018 van raadsleden Van Lammeren en
Boutkan inzake Evenementenbeleid, geluidbeleid en locatieprofielen - geen single-
use plastics
Geachte raadsleden,
In de motie Van Lammeren en Boutkan ‘Evenementenbeleid, geluidbeleid en locatieprofielen -
geen single-use plastics’ (TA2018-000108) verzoekt u het college van B&W “In de richtlijn
duurzaamheid op te nemen dat festivals vanaf 2018 zoveel mogelijk en vanaf 2020 volledig vrij zijn
van single-use plastic”.
Met deze brief informeren wij v over het feit dat dit verzoek is doorgevoerd. Dat betekent dat
‘Geen single use plastic! als voorwaarde is opgenomen in de Richtlijn Duurzaamheid, onder het
criterium ‘Afval’. Hier staat dat in 2018 en 2019 het gebruik van single use plastics (‘wegwerp’
plastic) op evenementen in Amsterdam ernstig afgeraden wordt en dat met ingang van 2020
festivals vrij moeten zijn van single use plastic om voor een evenementenvergunning in
aanmerking te komen.
De gemeente reguleert het gebruik van ‘single use plastics’ door het vanaf 2020 als voorschrift bij
evenementenvergunningen op te nemen. Het verlenen van evenementenvergunningen is
gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Daarin wordt geregeld welke
weigeringsgronden er voor een evenementenvergunning zijn. Het voorkomen of beperken van
schade aan het milieu als gevolg van een evenement is een van de belangen die de
evenementenvergunning beoogt te beschermen (artikel 2.43 APV).
De richtlijn staat sinds 1 maart 2018 (ingang nieuw evenementenbeleid) online op Amsterdam.nl
Korte toelichting en achtergrond:
Op 1 maart 2018 is het nieuwe evenementenbeleid ingegaan, vastgelegd in het beleidskader
‘Uitgangspunten voor een nieuw evenementenbeleid’. Hierin is opgenomen dat Amsterdam er
Een routebeschrijving vindt u op www.amsterdam.nl.
Gemeente Amsterdam Datum 27 november 2018
Kenmerk
Pagina 2 van 2
naar streeft om in 2020 alleen nog duurzame evenementen te laten plaatsvinden in de stad. Dit
betekent dat in 2020 alle grote (meer dan 2000 bezoekers) Amsterdamse evenementen aan
criteria op het gebied van organisatie, energie, water, afval en mobiliteit moeten voldoen om voor
een evenementenvergunning in aanmerking te komen. In de Richtlijn Duurzaamheid zijn deze
criteria verder vitgewerkt en is de route naar 2020 vastgelegd. De Richtlijn is zo opgesteld, dat de
voorwaarden per jaar aangescherpt worden. Zo wordt op het gebied van afval al vanaf 2019 van
organisatoren verwacht dat ze geen wegwerpbekers maar een systeem van hardcups gebruiken,
en vanaf 2020 dat er helemaal geen wegwerp plastic meer gebruikt wordt op festivals in de stad.
Overigens worden ook aan kleinere evenementen duurzame voorwaarden gesteld, deze gaan
echter minder ver en zijn afgestemd op hun grootte en organisatiegraad (meestal niet-
commerciële lokale initiatieven die werken met vrijwilligers). Voor het gebruik van ‘single-use
plastic! zijn de voorwaarden echter gelijk aan die voor grotere evenementen (namelijk: vanaf 2018
zoveel mogelijk en vanaf 2020 volledig vrij van single-use plastic).
Verder is en blijft de gemeente in gesprek met organisatoren, duurzame initiatieven en partijen vit
de stad (zoals ADE Green en de Plastic Promise) om evenementen te stimuleren en faciliteren
verder te verduurzamen en vrij te maken van single use plastic. Ook adviseert de gemeente
organisatoren over alternatieven voor plastics die geschikt zijn voor hun evenement.
Met het aanpassen van de Richtlijn, door voor de jaren 2018 en 2019 het gebruik van single use
plastics sterk af te raden en met ingang van 2020 ‘Geen gebruik van single use plastics’ als
voorschrift (op basis van artikel 2.43 APV) voor de evenementenvergunning toe te voegen,
beschouwen wij de motie als afgedaan.
Met vriendelijke groet,
Het college van burgemeester en wethouders van ie
Fe Wil Rutten
burifemeester waarnemend gemeentesecretaris
Richtlijn duurzaamheid evenementenvergunning Amsterdam
In 2020 streeft Amsterdam er naar alleen nog duurzame evenementen te laten plaatsvinden in de
stad (vastgelegd in het beleidskader ‘Uitgangspunten voor een nieuw evenementenbeleid’). Dit
betekent dat in 2020 alle grote (meer dan 2000 bezoekers) Amsterdamse evenementen aan
onderstaande, door de gemeente Amsterdam gestelde, criteria op het gebied van organisatie,
energie, water, afval en mobiliteit moeten voldoen om voor een evenementenvergunning in
aanmerking te komen. De basis hiervoor zijn de APV (artikel 2.43) en de Wet milieubeheer (artikel
1.1 tweede lid). De duurzaamheidscriteria worden gefaseerd ingevoerd tussen 2018 en 2020.
Stapsgewijs worden de criteria aangevuld en aangescherpt. Per thema staat aangegeven wat in
welk jaar verplicht wordt’.
Ook de gemeente zelf gaat haar steentje bijdragen en wil zich de komende jaren inspannen om de
gemeentelijke stroom- en watertappunten op veelgebruikte evenementenlocaties uit te breiden en
toegankelijker maken. Dit zal tot gevolg hebben dat minder tijdelijke voorzieningen en
transportbewegingen nodig zijn.
Onderstaande criteria gelden met ingang van 1 maart 2018 voor de evenementenvergunning.
Daarnaast staat vermeld wat in de jaren daarna gevraagd wordt, zodat organisatoren hierop kunnen
anticiperen dan wel vooruitlopen.
Festivals die een milieukeurmerk halen dat qua eisen gelijkwaardig is aan de Richtlijn Duurzaamheid
(A Greener Festival Award of de Barometer Duurzame Evenementen) kunnen volstaan met het
aanleveren van het certificaat voor het betreffende jaar. Zij worden dan niet gehandhaafd op
duurzaamheid.
Doelgroep
De richtlijn geldt voor grote evenementen (meer dan 2000 bezoekers en/of evenementen die
bedrijfsmatig of in omvang of naar aard bedrijfsmatig worden georganiseerd en waarvoor een
vergunningplicht geldt op grond van artikel 2.40 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008).
Voor evenementen tot 2000 bezoekers geldt een ‘light’ versie van de duurzaamheidscriteria,
waarbij in redelijkheid gekeken wordt wat haalbaar is.
Richtlijn duurzaamheid
NB: De bewijslast voor de duurzaamheid van het evenement ligt bij de organisator’.
1. Organisatie en communicatie
2018:
- Organisator heeft voor het evenement een milievcoördinator aangesteld, zodat er een
centraal aanspreekpunt is voor duurzaamheid. Naam en contactgegevens worden
doorgeven.
- Organisator heeft doelstellingen ten aanzien van preventie van milieubelasting,
commitment voor continve verbetering en integratie van de in de criteria genoemde
thema’s in de organisatie aantoonbaar geformuleerd
- Organisator heeft de duurzaamheidsdoelstellingen openbaar gemaakt via web en/of
1 de maatregelen zijn aanvullend op het voorgaande jaar, dus in bijv. 2019 moet men voldoen aan de
maatregelen zoals verwoord bij 2018+2019. Als alleen voor 2018 eisen vermeld staan, blijven deze
verplicht ook in de jaren daarna.
? De organisator kan aantonen te voldoen aan de criteria door documentatie te overleggen zoals
verbruiksnota’s (energie, water), afspraken (contracten) met leveranciers, bonnen.
1
social media, zodat ook derden (bezoekers, journalisten) hier kennis van kunnen nemen.
2. Energie
2018:
Organisator brengt middels een stroomplan de energiebehoefte en verbruiksgegevens?
van het evenement in beeld.
Uitgangspunt moet zijn de Trias Energetica, waarbij in de eerste plaats gekeken wordt
naar het voorkomen van de vraag naar energie. Vervolgens wordt voor de niet te
voorkomen energievraag gebruik gemaakt van duurzaam opgewekte stroom. Ten derde
wordt, als 100% duurzame stroom niet mogelijk is, gekeken naar het beperken van
‘gewone’ (grijze) stroom.
Onderdeel van het stroomplan is:
- een analyse van de beschikbare infrastructuur op locatie en een rapportage
hierover, ook indien geen voorzieningen aanwezig zijn
- een verantwoording van de inzet van externe stroomvoorziening (zoals
aggregaten) en gebruikt voor minimaal 5% van de totale stroombehoefte batterij-
opslag (autonoom, net-hybride of diesel-hybride) [zie ook bijlage 1]
-een overzicht van de genomen energiebesparingsmaatregelen (bijv. LED
verlichting, tijd of schemerschakelaars, maatregelen ter voorkomen van
stroomgebruik).
De organisator verzamelt en rapporteert binnen 4 weken na het festival de volgende
gegevens bij het bevoegd gezag:
a. Totaal geïnstalleerd vermogen aan netcapaciteit, batterij-opslag en
(diesel)aggregaten
b. Aantal draaiuren per gebruikte aggregaat
c. Totaal verbruikte liters dieselolie (uitgesplitst in liters GTL of HVO) of andere
brandstof t.b.v. stroomopwekking
d. Totaal gebruikte netstroom (kWh) in percentage groen en grijs
2019:
-__De organisator gebruikt voor minimaal 50% van de totale stroombehoefte een
netaansluiting met groene stroom’;
-_ Indien geen netaansluiting voorhanden, dient minimaal 50% van de gebruikte
dieselolie t.b.v. stroomopwekking met GTL of HVO dieselolie te worden ingevuld;
-___De organisator gebruikt voor minimaal 10% van de totale stroombehoefte batterij-
opslag (autonoom, net-hybride of diesel-hybride) of een andere groene externe
stroomvoorziening, zoals een aggregaat op zonne-energie, tenzij 100% netstroom
gebruikt wordt.
2020:
3 standaard formulieren hiervoor kunnen ter beschikking worden gesteld. Dit mag ook via een
milieukeurmerk of monitoringtool (zoals de Milieubarometer) aangeleverd worden.
4 Omdat grijze stroom te prefereren is boven aggregaten, mag hierop beargumenteerd afgeweken worden,
bijvoorbeeld omdat stroom van derden gebruikt wordt die niet groen is. Indien men zelf de netstroom
inkoopt is groen verplicht.
2
-_Evenementen draaien voor 100% op groene stroom’.
Dit betekent concreet:
- De organisator gebruikt een maximaal aandeel van de totale stroombehoefte via
een netaansluiting met groene stroom;
- Indien geen netaansluiting voorhanden is, dient 100% van de gebruikte
stroomopwekking te komen van batterij-opslag (autonoom, net-hybride) of andere
groene externe stroomvoorziening.
3. Water
2018:
- De organisator biedt gratis leidingwater aan voor bezoekers ( tenzij de organisator kan
aantonen dat dit technisch niet realiseerbaar is omdat geen wateraansluiting aanwezig
is).
- Organisator maakt verplicht gebruik van lokale watertappunten indien aanwezig.
- Minimaal 50% (op basis van het inkoopbedrag) van de schoonmaak middelen heeft een
milieukeurmerkf.
- Indien meer dan 5 kuub zuivere urine ingewonnen wordt (bijv met crosses) dan levert
de leverancier deze fracties aan bij Waternet of een andere verwerker binnen een straal
van 30 km. van de evenementenlocatie, ten behoeve van nutriënten terugwinning.
2019:
-_ Voor het aan-en afvoeren van (drink)water is een ontheffing nodig.
-_ Alle afvalwater (sanitair) afkomstig van evenementen naar duurzame verwerker en of
eigen installaties
-_Erwordt voor minimaal 80% gebruik gemaakt van milieuvriendelijke
schoonmaakmiddelen.
- Urine wordt zo veel mogelijk zuiver ingezameld en aangeleverd bijeen verwerker tbv
terugwinnen nutriënten. (Organisator eist dit van toilet-leverancier). Lozing op het riool
is niet toegestaan tenzij aantoonbaar noodzakelijk (bijvoorbeeld wegens gevaar van
overlopen urine).
2020:
-__ Erwordt uitsluitend (100%) gebruik gemaakt van milieuvriendelijke
schoonmaakmiddelen.
-_ Alle inhoud van vacuüm toiletten (dus naast de zuivere urine) wordt ook aangeleverd
voor een aantoonbaar duurzame verwerking, dit kan betreffen: fosfaatwinning maar ook
andere processen zoals vergisting (biogas, Biomassa). Dit laatste kan een RZWI
(waterschap) zijn maar ook commerciële partijen en of eigen installatie(s).
4. Afval
2018:
- Voorafgaand aan het evenement wordt een afvalcoördinator aangesteld (dit kan
tevens de milieuvcoördinator zijn) die centraal aanspreekpunt is voor afvalzaken
- De organisator neemt minimaal 5 maatregelen om afval aantoonbaar te verminderen
en te scheiden (reduce-reuse-recycle, zie bijlage 2 voor inspiratie).
> Voor het gebruik van diesel aggregaten is met ingang van 2020 een ontheffing nodig.
6 Europees Ecolabel, Milieukeur, Nordic Ecolabel of vergelijkbaar
3
- Organisator gebruikt zo min mogelijk (bij voorkeur géén) single use plastic. Met name
het gebruik van moeilijk in te zamelen plastic als bijvoorbeeld (plastic) confetti, rietjes,
wegwerpflesjes (dopjes!), lampionnen wordt sterk ontraden.
- De organisator levert de afvalgegevens aan ten behoeve van een o-meting (standaard
formulieren hiervoor kunnen ter beschikking worden gesteld).
- Alle schoonmaakkosten zijn voor de organisator. Ook de nacontrole en eventuele na-
schoonmaak door de gemeente zijn voor rekening van de organisator.
- Organisator kiest een leverancier die garandeert dat het gescheiden aangeleverde
afval (indien schoon genoeg aangeleverd) ook gescheiden afgevoerd en verwerkt wordt.
2019:
-__De organisator levert de afvalgegevens aan ten behoeve van de meting (na afloop
evenement)
- De organisator neemt minimaal 7 maatregelen om afval te verminderen en te
scheiden (reduce-reuse-recycle).
-_Frontstage worden gescheiden bakken aangeboden in de fracties rest, plastic
(organisator kiest een oilbased of biobased variant om recycling optimaal te maken),
papier, glas met een scheidingsdoelstelling van 50%
-__Eet- en drinkmateriaal (glazen, bekers, bakjes etc) moet duurzaam zijn. Voor bekers
is een statiegeld systeem verplicht, voor overig materiaal geldt dat gezorgd wordt
voor een schone, recyclebare monostroom.
-___Scheidingspercentage backstage is minimaal 50%,
-_Scheidingsdoelstelling’ frontstage is 50%
2020:
- De organisator levert de afvalgegevens aan ten behoeve van de meting (standaard
formulieren hiervoor kunnen ter beschikking worden gesteld).
-__De organisator neemt minimaal 10 maatregelen om afval te verminderen en te
scheiden (reduce-reuse-recycle).
-__ Organisator gebruikt geen single use plastic. Gebruik van alle moeilijk in te zamelen
plastic als bijvoorbeeld (plastic) confetti, rietjes, wegwerpflesjes (dopjes!),
lampionnen etc. is niet toegestaan.
-__Scheidingspercentage backstage is 100%
-__Scheidingsdoelstelling frontstage is 100%
5. Mobiliteit
2018:
- Organisator brengt middels een vervoersplan? de parkeerbehoefte en alternatieve
vervoersmogelijkheden? van het evenement in beeld. Onderdeel van het vervoerplan zijn
het stimuleren van duurzaam vervoer van bezoekers (bijv. door aanbieden groepsvervoer,
7 Backstage wordt een percentage gevraagd aangezien de organisator dit kan afdwingen. Frontstage wordt
gesproken van een scheidingsdoelstelling, aangezien het hier om bezoekers gaat die slechts gestimuleerd
kunnen worden.
8 standaard formulieren hiervoor kunnen ter beschikking worden gesteld. Dit mag ook via een
milieukeurmerk of monitoringtool (zoals de Milieubarometer) aangeleverd worden.
9 Onder alternatief vervoer wordt verstaan: Carpoolen in auto’s met brandstofmotor met minimaal 3
personen; GroepsBus; OV; Fiets; Lopen; Elektrisch vervoer.
4
faciliteren carpoolen, bewaakte fietsenstalling etc.) en het ontmoedigen van het gebruik van
auto’s met brandstofmotoren.
- Voor bezoekers met een auto met brandstofmotor, geldt het hoge parkeertarief tenzij
er sprake is van bijzonder vervoer zoals gehandicaptenvervoer (bijv. aan te tonen met
vignet).
- Leveranciers moeten voldoen aan de eisen voor milieuzone (vracht + bestel)
2019:
- Minimaal 80% van de bezoekers komt met alternatief vervoer
- Leveranciers: voldoen aan eisen milieuzones en minimaal Euro6* (vracht + bestel)
- Organisator stimuleert het clusteren van transporten door leveranciers
2020:
- Doelstelling ten behoeve van luchtkwaliteit is vanaf 2020 zero emissie.
- Parkeerplekken voor bezoekers worden alleen toegestaan als organisator kan
aantonen dat deze noodzakelijk zijn en voor schoon (elektrisch, waterstof, …) vervoer
(bijv. omdat op locatie geen OV voorhanden is).
- Leveranciers: minimaal zero emissie (bestel) en euro6 (vracht)
10 Indien organisator meent dat dit niet haalbaar is kan hierop beargumenteerd afgeweken worden. Dit
geldt ook voor de eisen in 2019 en 2020
5
> < Gemeente
Amsterdam
Uitgangspunten voor een nieuw evenementenbeleid
Van Burgemeester
Datum 24 mei 2016
Status Vastgesteld in het college van B&W
Inleiding
Deze notitie vormt de aanzet tot een nieuw te ontwikkelen stedelijk evenementenbeleid ingaande
per 2017. Het betreft een uitwerking van de zoektocht naar een goede balans tussen een stad waar
goed georganiseerde evenementen kunnen plaatsvinden en het inperken van overlast voor
bewoners. Het evenementenbeleid moet duidelijke kaders geven aan evenementen die in meer of
mindere mate impact hebben op de stad, zoals grootstedelijke en risicovolle evenementen (zoals
Amsterdam Gay Pride en SAIL), de grote festivals met stadsdeel overstijgende effecten (zoals
Amsterdam Open Air en Appelsap) en evenementen die subsidie ontvangen uit het
Evenementenfonds.
Het huidige debat dat gevoerd wordt over evenementen in de stad, heeft overeenkomsten met
het debat dat in 2011 is gevoerd over Koninginnedag. Koninginnedag was te groot, te druk en te
overlast gevend. De aanpak die destijds is gekozen om de overlast te bestrijden en Koninginnedag
weer leuk en toegankelijk te maken voor Amsterdammers, dient als voorbeeld voor deze herijking.
Een andere aanpak die als inspiratie dient voor deze herijking is die van de 24 vursvergunningen
voor de horeca. Op tien locaties buiten het centrum die niet overlastgevoelig zijn worden
(horeca)activiteiten toegestaan (zoals bijvoorbeeld (dance)feesten en optredens) zonder een
vooraf vastgestelde sluitingstijd. Zo ontstaat een divers nachtleven met meer mogelijkheden,
zonder dat dit leidt tot extra overlast.
Deze notitie heeft ten doel om te komen tot een duidelijker afwegingskader, waaraan
vergunningaanvragen worden getoetst en die duidelijke randvoorwaarden stelt. Zo is voorafgaand
aan een evenement voor iedereen - organisator, burger en bezoeker - duidelijk wat kan en wat niet
kan. Deze helderheid moet leiden tot een dialoog tussen belanghebbenden, die gaat over de
uitwerking van de vereiste maatregelen en niet over de vraag of een maatregel vereist is — met
alle (juridische)conflicten van dien.
Aanleiding
De afgelopen jaren is er veel gebeurd in de stad. Alle toonaangevende musea zijn weer open,
Amsterdam is populair bij bezoekers uit binnen- en buitenland. Het evenementenlandschap is
sterk veranderd. Het aantal evenementen neemt toe, het aantal festivalbezoekers groeit mee.
Stonden veel evenementenorganisaties een aantal jaren geleden nog in de ‘kinderschoenen’, nu
hebben we veelal te maken met professionele evenementenorganisatoren die soms ook
wereldwijd opereren. Jaarlijks ontvangen wij vele (inter)nationale bezoekers in onze stad die
deelnemen aan een van de vele (dance)festivals.
Evenementenbureau{/DS/AZ
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 2 van 15
Verder heeft Amsterdam als verantwoordelijke hoofdstad een taak en functie als het gaat om
nationale vieringen, herdenkingen en feestdagen (zoals bij een Troonswisseling, Koningsdag, 4 en
5 mei, 200 jaar Koninkrijk, en bij bijzondere sportprestaties (denk aan public viewings tijdens EK's
en WK’s).
Evenementen horen bij de stad en maken de stad voor veel bewoners en bezoekers aantrekkelijk.
Maar ze leiden ook tot overlast. De afgelopen periode is in de stad en in raadsvergaderingen in
toenemende mate aandacht voor evenementen en de overlast gevende gevolgen daarvan.
Bewoners verenigen zich en laten meer van zich horen. Organisatoren steken veel energie in
pogingen om de overlast te verminderen, maar hebben behoefte aan eenduidige stedelijke
kaders.
De keerzijde van de groei van Amsterdam is dat de belasting op de stad is toegenomen en vormen
aanneemt van een bad dat overstroomt en waarbij dweilen alleen vanzelfsprekend niet voldoende
is. De kraan moet op bepaalde plaatsen en tijden worden dichtgedraaid. Dit vereist een andere kijk
op het organiseren en het laten plaatsvinden van evenementen in de publieke ruimte. Alleen
organisatoren die in staat zijn voldoende draagvlak en kwaliteit te creëren in de omgeving, kunnen
in de toekomst aanspraak maken op een publieke locatie.
Op 3 februari 2016 heeft in de ambtswoning een gesprek plaatsgevonden met burgemeester,
wethouders Ollongren en Choho en diverse belanghebbende organisatoren en
bewoners(verenigingen). Tijdens dit gesprek werd bevestigd dat de impact van evenementen op
de openbare ruimte erg groot is. In Amsterdam is de openbare ruimte schaars en er zijn veel
gebruikers, die allemaal hun eigen gebruikswensen hebben. Een goed voorbeeld is het
intensievere gebruik van parken in de stad. Nu steeds meer gezinnen met kinderen in de stad
blijven wonen, dienen de parken voor steeds meer mensen als buitenruimte. Tegelijkertijd zijn er,
zeker in de zomerperiode, ook evenementen in parken. Daardoor zijn soms aanzienlijke stukken
van de groene ruimte niet openbaar toegankelijk. Niet alleen tijdens het evenement zelf, maar
vaak ook enkele dagen daarvoor en daarna, tijdens de opbouw en het afbreken ervan.
In het gesprek werd duidelijk dat bewoners begrip en waardering hebben voor het feit dat er
evenementen plaatsvinden in de stad en dat organisatoren inzien dat evenementen ook voor
overlast zorgen. De consensus kan worden gevonden in de condities en randvoorwaarden die
(moeten) gelden voor het gedeeld gebruik van de openbare ruimte door evenementen, zodat
helderheid ontstaat voor organisatoren en we een antwoord hebben op de meer fundamentele
vragen van bewoners over ‘kan het niet wat minder’, ‘waarom hier’ en ‘waarom op deze manier’.
Historie en context
In 2005 is het Draaiboek evenementen vastgesteld. Hierin wordt uiteengezet onder welke
voorwaarden een evenement in Amsterdam kan plaatsvinden. Het draaiboek stelt kaders voor de
vergunningverlening en beschrijft de rollen en verantwoordelijkheden van de organisator. Deze is
primair verantwoordelijk voor een feestelijk, veilig en ordelijk verloop van het evenement. Hieruit
vloeit voort dat de organisator maatregelen moet treffen op het gebied van veiligheid, mobiliteit,
communicatie en milieu (onder andere afval). De meeste stadsdelen hanteren daarbovenop eigen
locatieprofielen, die veelal in detail een nadere vitwerking geven aan de criteria zoals vastgesteld
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 3 van 15
in artikel 2.40 APV. Het is een bevoegdheid van de burgemeester om vergunningen te verlenen en
beleidsregels vast te stellen”.
Sinds 2009 werkt Amsterdam met een stedelijk subsidiebeleid voor evenementen. Doel van dit
subsidiebeleid is om (inter)nationale bezoekers naar Amsterdam te trekken om zo de economie te
stimuleren. Het verlenen van subsidies is een bevoegdheid van het college. Het subsidiebeleid
hangt samen met en vloeit voort uit het evenementenbeleid.
Naar aanleiding van een aantal incidenten dat zich buiten de stad heeft voorgedaan, is de
afgelopen jaren extra ingezet op de veiligheid bij evenementen? Sinds 2012 wordt gewerkt met de
‘Handreiking veiligheid evenementen’ en is het spreiden van evenementen een belangrijk
instrument om de belasting voor de stad zo goed mogelijk te verdelen.
In 2012 is het concept van Koninginnedag ingrijpend gewijzigd. Grote publieksevenementen
werden niet langer toegestaan in de binnenstad. Het evenement van Radio 538 op het
Museumplein, dat zo’n 200.000 mensen naar de stad trok, mocht niet langer in Amsterdam
plaatsvinden. Tegelijk is vanaf dat moment ingezet op het spreiden van evenementen over de hele
stad. Dit principe is een effectief middel gebleken om de grote aantallen bezoekers beter over de
stad te verdelen. We maken de stad groter en we gebruiken de beschikbare ruimte slimmer. De
aanpak maakte wel duidelijk dat spreiden alleen niet voldoende was, maar dat er ook principiële
keuzes moesten worden gemaakt om weer tot een aanvaardbare balans tussen feestelijkheid,
veiligheid en overlast te komen.
De brief van de burgemeester aan de gemeenteraad, augustus 2013, zegt over Koninginnedag:
‘De resultaten behaald met de nieuwe evenementenaanpak zijn gunstig. Het aantal incidenten als
gevolg van alcoholmisbruik is de afgelopen twee jaar verminderd, de schadekosten zijn gedaald, de
(extreme) overlast voor burgers en ondernemers en het aantal (kleine) incidenten tijdens evenementen
is afgenomen. Een dalende trend lijkt zich af te tekenen. Ook worden bewoners (in de binnenstad)
meer ontzien. Organisatoren zijn nauwer betrokken bij het proces en hebben meer
verantwoordelijkheid gekregen en genomen ten aanzien van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
Daarmee bereiken we een betere balans tussen het belang van evenementen voor Amsterdam en het
bevorderen van de veiligheid en het beperken van overlast voor Amsterdammers. We gaan door op de
ingeslagen weg, waarbij we kritisch blijven kijken naar de resultaten en de vitgangspunten aanvullen
of aanscherpen, waar nodig.”
In mei 2015 is het ‘Amsterdams beleidskader dance events’ vastgesteld. Dit beleid is opgesteld in
samenwerking met de branche en richt zich specifiek op drugs, gezondheid en veiligheid bij dance
events. In het Beleidskader is duidelijk vastgelegd aan welke eisen organisatoren van
Dancefeesten moeten voldoen, bijvoorbeeld op het gebied van visitatie, het hebben van een
drugskluis, gratis water verstrekken en voorlichting over de gevaren van drugsgebruik. De
organisatoren moeten zich aan deze regels houden, de gemeente en de partners van Openbaar
Ministerie, politie, GGD en brandweer van de vijfhoek zien er op toe.
“De bevoegdheid om vergunning te verlenen is gemandateerd aan de voorzitters van de
bestuurscommissies.
* Brief aan de raad, Nieuwe balans tussen evenementen en veiligheid’ 27 augustus 2013.
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 4 van 15
Een paar jaar later moeten we constateren dat er een grens is aan de mate waarin je kunt spreiden.
In 2015 vonden in Amsterdam ongeveer 2.000 evenementen plaats. Daarvan waren 170
evenementen te karakteriseren als grote evenementen met tenminste 2000 bezoekers of meer, en
met een aanzienlijke impact op de omgeving.
Nieuwe evenementen kunnen op dit moment geen plek meer vinden in de stad, aangezien de
bestaande locaties al maximaal worden benut. De evenementen die er zijn, groeien (in veel
gevallen) in omvang of tijdsduur. De kalender van geplande evenementen in Amsterdam laat zien
dat voor alle weekenden meerdere evenementen staan gepland.
Dit alles leidt ertoe dat een herijking van het evenementenbeleid op zijn plaats is. Wat is onze
ambitie als het gaat om evenementen? De stad is aantrekkelijk voor bezoekers en moet dat
blijven, maar hoe houden we haar leefbaar voor onze bewoners?
Wet- en regelgeving
Bevoegdheid verlenen evenementenvergunning
De burgemeester verleent, op basis van artikel 2.40 van de Algemene Plaatselijke Verordening
2008 (APV), de vergunningen voor evenementen. De wettelijk grondslag voor dit artikel is te
vinden in artikel 174 van de Gemeentewet, dat bepaalt dat de burgemeester is belast met het
toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek
openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de
burgemeester is belast met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben
op het in het eerste lid bedoelde toezicht.
Bevoegdheid instellen beleidsregels:
Omdat de burgemeester bevoegd is een aanvraag voor een evenementenvergunning te verlenen
of te weigeren, heeft de burgemeester ook de bevoegdheid om over deze afweging beleidsregels
op te stellen (op basis van artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). Binnen de door de
APV gestelde regels over de evenementen, heeft de burgemeester een grote mate van
beleidsvrijheid. Door beleidsregels op te stellen, is het voor iedereen duidelijk waarom voor het
ene evenement wel en voor het andere evenement geen vergunning wordt verleend.
Manifestaties
Bij manifestaties staat collectieve, openbare meningsuiting centraal. Hierbij is sprake van een
ander toetsingskader, namelijk de Wet openbare manifestaties (Wom). Al gaat het bij
demonstraties niet in de eerste plaats om vermaak, in de verschijningsvorm hebben demonstraties
tegenwoordig steeds meer weg van evenementen. Activiteiten als het draaien van muziek,
plaatsen van hekken, attracties en het verkopen of uitdelen van etenswaar kunnen onderdeel zijn
van een manifestatie, maar kunnen in beginsel geen, of in ieder geval minder aanspraak maken op
grondwettelijke bescherming en hoeven niet te vallen onder het regime van de Wom. Op deze
* Het recht op betoging is opgenomen in artikel 9 van de Grondwet. De Wet openbare manifestaties
(Wom) vormt het kader voor de wijze waarop het recht op betoging op gemeentelijk niveau kan
worden gereguleerd.
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 5 van 15
activiteiten kunnen reguliere vergunningstelsels (zoals de evenementenvergunning) van
toepassing zijn. Uitgangspunt bij manifestaties moet zijn dat zij, netals evenementen, met zo
weinig mogelijk overlast gepaard gaan.
Het actualiseren van het evenementenbeleid moet in goede dialoog met bewoners, organisatoren
en bezoekers tot stand komen. Het onderwerp staat niet op zichzelf; het heeft raakvlakken met
vele thema’s in de stad (leefbaarheid, veiligheid, economie, ruimte en duurzaamheid, schoon,
groen, geluid en mobiliteit). Op veel van deze thema’s zijn momenteel plannen en
uitvoeringsagenda’s in de maak, waar het beleid parallel aan moet worden vormgegeven.
Uitgangspunten nieuw evenementenbeleid
Evenementen dragen niet alleen bij aan de positionering en beleving van Amsterdam voor haar
bezoekers; ook voor bewoners vormen evenementen een positieve aanvulling op het aanbod van
activiteiten in de stad. Bewoners zijn een belangrijke doelgroep van evenementen in de stad.
Echter, de ene bewoner is de andere niet. Zo zijn er bewoners die graag een evenement bezoeken,
bewoners die geen hinder ondervinden van een evenement, bijvoorbeeld omdat ze op voldoende
afstand wonen en bewoners in de directe omgeving die door het evenement gestoord worden in
hun dagelijkse routine. Daarom is het van belang dat evenementen in juiste verhouding staan tot
wat ze teruggeven aan de stad en haar bewoners. Evenementen horen bij deze stad, maar wel
binnen aanvaardbare en veilige grenzen.
De stad is er primair voor de bewoners. Dit staat voorop. Daarom zullen in het stedelijke beleid de
thema’s leefbaarheid, verbinding met de stad en haar bewoners en duurzaamheid, naast de
economische, culturele en maatschappelijke waarde voor de stad, een prominente plek moeten
krijgen.
Evenementen in de openbare ruimte zijn in principe vrij toegankelijk en sluiten zo veel mogelijk
aan bij de identiteit van plekken en wijken. Daarnaast vinden in Amsterdam evenementen plaats
die horen bij de functie van culturele, maatschappelijke en economische hoofdstad. Het aanbod is
gevarieerd, van hoge kwaliteit en passend bij de stad.
We herformuleren de centrale doelstelling van evenementen als volgt:
“Evenementen leggen een duurzame verbinding met de stad en haar bewoners,
ondernemers en instellingen, dragen bij aan de leefbaarheid en houden zo goed mogelijk
rekening met de woonomgeving. Evenementen bevorderen de aantrekkelijkheid en
positieve beleving van de stad bij bewoners en bezoekers en positioneren de stad als
leefbare, creatieve, innovatieve en dynamische hoofdstad.”
We komen daarmee in een nieuwe fase. De nieuwe formulering leidt tot meer focus op ‘beter,
leefbaarder en slimmer’ in plaats van meer en groter. Het nieuwe beleid zet een koers in die
uitgaat van de vier strategische richtingen die ook Stad in Balans hanteert: we maken de stad
groter, we gebruiken de stad slimmer, we doen dingen anders en we doen dingen samen. Deze
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 6 van 15
uitgangspunten zijn overigens op zichzelf niet nieuw, en worden binnen het evenementendomein
reeds met succes toegepast bij de beleidswijziging van de Koningsdagviering en de organisatie van
de activiteiten rondom de Troonswisseling.
Het nieuwe stedelijke evenementenbeleid gaat uit van een overkoepelende ambitie: het vinden
van een balans tussen (veilig) feesten en het voorkomen van onredelijke belasting op de omgeving
en de stad. Nu is de benadering vooral om evenementen mogelijk te maken; om de juiste balans te
vinden moet meer regie worden genomen. Het moet niet langer zijn ‘u vraagt, wij maken het
mogelijk onder voorwaarden’ maar ‘het kan, maar alleen als v aan alle uitgangspunten kunt en
wilt voldoen’. Dit betekent dat er een strenger afwegingskader nodig is, waaraan
vergunningaanvragen worden getoetst en dat duidelijke randvoorwaarden stelt. Om dit te
bereiken moet een aantal inhoudelijke en principiële keuzes worden gemaakt ten aanzien van het
gebruik van de openbare ruimte voor evenementen. Dit resulteert in de volgende uitgangspunten:
Uitgangspunten
1. In Amsterdam zijn evenementen openbaar en vrij toegankelijk. Slechts bij vitzondering
kunnen in de openbare ruimte besloten evenementen plaatsvinden.
2. Voor parken, pleinen en grachten worden locatieprofielen opgesteld, die kaders stellen
voor het gebruik van de locatie ten behoeve van evenementen.
3. In parken mogen in beginsel per jaar maximaal drie grote“, geluidsbelastende
evenementen plaatsvinden.
4. Alle evenementen die gebruik maken van versterkt geluid moeten te allen tijde een
geluidsplan opstellen, gericht op het voorkomen van overmatige geluidshinder voor de
omgeving.
5. De op- en afbouwperiode is zo kort mogelijk, maar behoudens uitzonderlijke gevallen
beperkt tot twee dagen op- en twee dagen afbouw.
6. Aanvragen voor evenementen worden in samenhang met alle andere overlast gevende
activiteiten in de omgeving beoordeeld.
7. Voorevenementen in parken met een recreatief gebruik mag in beginsel maximaal een
kwart* van het park worden afgeschermd ten behoeve van het evenement.
8. Evenementen in parken kunnen alleen plaatsvinden indien de organisator alle nodige
maatregelen treft ter bescherming van voorzienbare schade aan flora en fauna.
Deze uitgangspunten leiden ertoe dat in bepaalde gebieden minder evenementen worden
toegestaan en per saldo in de stad minder evenementen kunnen plaatsvinden dan nu het geval is.
Alleen evenementen die goed worden georganiseerd en meer in balans zijn met de omgeving
blijven over. Voor die evenementen die op basis van de uitgangspunten niet langer op de door hen
* Het overzicht van parken is opgenomen in de Atlas Stadsparken Amsterdam. Het gaat hierbij om het
aantal vergunningen dat kan worden verleend. In de locatieprofielen is ruimte voor maatwerk en wordt
per locatie nadere uitwerking gegeven aan het aantal evenementen dat mag plaatsvinden, hoeveel
dagen evenementen op die locatie mogen duren en welk deel van het park in beslag mag worden
genomen.
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 7 van 15
gewenste locatie kunnen plaatsvinden wordt een alternatieve locatie ontwikkeld die gedurende
het gehele jaar beschikbaar is.
Sturing op twee niveaus
Op twee niveaus kan sturing worden gegeven aan het aanbod van evenementen:
1. toetsen van evenementaanvragen op basis van de bepalingen in de APV, waarbij
wordt gestuurd op:
a. locatieprofielen
b. spreiding in tijd en plaats
2. wijzigen huidig subsidiekader “Evenementen goed voor de stad, de stad goed voor
evenementen” in een kader dat aansluit bij deze notitie
Ada. Toetsen van evenementaanvragen
a. Locatieprofielen
De afgelopen jaren hebben verschillende stadsdelen al gewerkt met locatieprofielen. Die hebben
als doel om duidelijkheid te verschaffen over de mogelijkheden van het gebruik van de
betreffende locatie, over het aantal evenementen, de omvang, de maximale geluidsbelasting, etc.
De locatieprofielen van de stadsdelen zijn niet in samenhang opgesteld en houden geen rekening
met bijvoorbeeld stadsdeelgrenzen, met als gevolg dat op bepaalde plekken in de stad sprake is
van overbelasting. Voorbeelden daarvan zijn delen van Zuid, die worden belast door evenementen
bij Olympisch Stadion (stadsdeel Zuid), Amsterdamse Bos (gemeente Amstelveen), Nieuwe Meer
en Riekerhaven (stadsdeel Nieuw West) en woongebieden aan het IJ, die last (kunnen)
ondervinden van evenementen op NDSM-terrein (stadsdeel Noord), Kop van het Java-eiland
(stadsdeel Oost) en de IJ-oevers (stadsdelen Centrum en Noord) en Havens West.
De voorzitters van de bestuurscommissies worden vanuit hun positie “ogen en oren van de stad”
en gebiedsgericht werken gevraagd de locatieprofielen te herzien of alsnog op te stellen op basis
van de geformuleerde vitgangspunten en hierbij alle belanghebbenden te betrekken. Deze
locatieprofielen worden als advies aan de burgemeester voorgelegd. De voorgestelde
locatieprofielen worden op stedelijk niveau beoordeeld en in samenhang bekeken. Door
locatieprofielen volgens eenzelfde opbouw, op basis van dezelfde criteria en in samenhang op te
stellen, kan beter worden gestuurd op het voorkomen van overmatige belasting in bepaalde delen
van de stad. Ook wordt zo voor bewoners en organisatoren duidelijker wat wel en wat niet kan.
Bij het opstellen van de locatieprofielen is het vitgangspunt dat evenementen in principe openbaar
en vrij toegankelijk zijn. Het kan echter voorkomen dat om redenen van veiligheid,
beheersbaarheid, stedelijke beleidsdoelstellingen of het verdienmodel van de organisator hiervan
wordt afgeweken. Dit zal per locatieprofiel nader worden uitgewerkt. Evenementen die een deel
van de openbare ruimte onttrekken aan het reguliere gebruik kunnen alleen plaatsvinden als ze
aan de vitgangspunten van het beleid voldoen.
We stellen ook locatieprofielen op voor het openbaar groen en water. Ten aanzien van parken
streeft het college een goed en divers gebruik na. Evenementen horen hierbij en kunnen de
stedelijke levendigheid en de identiteit van parken en landschappen helpen versterken.
Evenementen kunnen nieuwe bezoekersgroepen naar onbekende groengebieden trekken. Ook
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 8 van 15
het water in de stad wordt in toenemende mate benut voor recreatie. In combinatie met de vele
evenementen die op of langs het water plaatsvinden, leidt ook dit tot overlast. Vaak niet zo zeer
tijdens het evenement, maar na afloop ervan. Zo ondervinden de bewoners van de Prinsengracht
de meeste overlast na afloop van de botenparade als de maatregelen die tijdens het evenement
van kracht waren zijn opgeheven.
Evenementen kunnen ook andere negatieve effecten hebben, zoals overlast, schade, vervuiling en
beperking van de requliere gebruiksmogelijkheid. Met beleid zoals de Ecologische visie
Amsterdam en wetgeving, zoals de Flora- en Faunawet zien we erop toe dat schade aan flora en
fauna wordt beperkt. Veel negatieve effecten kunnen we voorkomen door heldere
randvoorwaarden op te nemen in vergunningen voor evenementen.
Belangrijke aandachtspunten bij de afweging voor evenementen in groengebieden zijn: bijdrage
aan de bekendheid, openbaarheid van het groen tijdens en rondom het evenement en de
draagkracht van het groen.”
Elk park kent zijn eigen specifieke eigenschappen en recreatief gebruik. Veel bewoners gebruiken
de stadsparken als hun tuin. De ene bewoner gebruikt zijn tuin voor feestjes en barbecues, de
andere bewoner gebruikt zijn tuin vooral als rustpunt. Het nieuwe evenementenbeleid moet
antwoord geven op de vraag of en onder welke condities parken gebruikt kunnen worden voor
evenementen. Enerzijds is er een groep van mening dat evenementen in parken moeten kunnen
plaatsvinden, mits goed gespreid in tijd, in aantal en mits deze voldoende passen binnen de
afwegingen die worden genoemd in de agenda Groen. Anderzijds is er een groep die van mening is
dat parken bedoeld zijn voor rust en ontspanning en niet voor evenementen, zeker niet als er een
hek omheen staat en er moet worden betaald om het festival te kunnen bezoeken. Evenementen
moeten zo min mogelijk overlast veroorzaken en het regulier gebruik niet teveel beperken.
Samenvattend leidt dit ertoe dat ten aanzien van de locatieprofielen voor pleinen, parken en
grachten binnen de hiervoor genoemde uitgangspunten specifiek uitspraak wordt gedaan over:
-__ Of, en zo ja voor hoeveel dagen er op de locatie evenementen mogen plaatsvinden
-__ De duur van het evenement (enkel daags, meerdaags)
-_Het maximum aantal bezoekers
-__De geluidsnormen
-___Het aantal dagen dat er evenementen mogen plaatsvinden waarbij een deel van de
openbare ruimte wordt onttrokken aan de openbaarheid
-__Het percentage van de locatie dat door het evenement mag worden onttrokken aan de
openbaarheid
-__De maximum duur van op- en afbouwen
-__De minimale maatregelen ter bescherming van flora en fauna
-__ De rustperiodes tussen de evenementen
-__ Gewenste programmering en publieksprofiel
-__ Bereikbaarheid van de locatie voor overige gebruikers tijdens evenementdagen
- De relatie tot overige overlast gevende bronnen
> Uit: Agenda Groen 2015-2018, B&W, 30 juni 2015.
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina g van 15
b. Spreiding intijd en plaats
De afgelopen jaren is ingezet op spreiding van evenementen. Geconstateerd wordt dat er grenzen
zijn aan het spreiden in tijd. Niet alle seizoenen lenen zich voor buitenevenementen; slechts een
beperkt type evenement vindt in de dal maanden plaats (november t/m maart) plaats (De Coolste
Baan, Amsterdam Light Festival). De grote festivals vinden plaats van het voorjaar tot de herfst.
Met de toename van festivals zien we wel dat het seizoen steeds verder wordt opgerekt. Waar
voorheen Koningsdag de aftrap was voor het evenementenseizoen, worden nu al begin april de
eerste dance events op buitenterreinen georganiseerd.
Het festivalseizoen loopt momenteel van het vroege voorjaar tot de late herfst. In deze periode is
elk weekend wel op een of meerdere locaties in de stad een evenement van een bepaalde omvang
aan de gang. Aangezien dit type evenement een bepaalde mate van overlast met zich meebrengt,
is het belangrijk om de evenementen goed te spreiden in tijd en plaats, zodat de belasting op het
woon- en leefklimaat (o.a. geluid, belasting van de woon- en leefomgeving) zo veel mogelijk wordt
voorkomen en gelijkelijk wordt verdeeld. In de locatieprofielen en het prijsbeleid wordt nadere
uitwerking gegeven aan maatregelen die het aantrekkelijker moet maken voor organisatoren om
evenementen uit de piekmaanden te verplaatsen naar de periode november tot en met maart.
Als we kijken naar de spreiding van evenementen in het jaar 2015 (evenementen met meer dan
2.000 bezoekers), zien we dat met uitzondering van stadsdeel Noord (NDSM-terrein) de
evenementen qua aantal nagenoeg gelijkelijk zijn verdeeld over de stadsdelen.
Het spreiden in tijd en plaats heeft de afgelopen jaren veel opgeleverd maar is niet voor alles de
oplossing gebleken. Daarnaast is verdere spreiding in plaats op dit moment in Amsterdam feitelijk
niet mogelijk vanwege het ontbreken van nog niet benutte gebieden, met vitzondering van het
Westpoortgebied. Een onlangs uitgevoerde verkenning naar mogelijke evenemententerreinen
wijst vit dat er in Westpoort tijdelijke (voor de duur van 5 tot 10 jaar) locaties geschikt kunnen
worden gemaakt voor evenementen. Hoewel deze locaties afwijken van wat de meeste
organisatoren als decor voor hun festival wensen, zijn ze een goed alternatief omdat ze op grotere
afstand liggen van bebouwing en ze momenteel geen andere gebruiksfunctie hebben.
Vanuit de sector is de bereidheid uitgesproken om bij te dragen aan het ontwikkelen van een vaste
evenementenlocatie voor het houden van grote evenementen. De gemeente is bereid mee te
werken aan het faciliteren hiervan ten behoeve van evenementen die op basis van de nieuwe
uitgangspunten niet langer in aanmerking komen voor een vergunning. De vaste
evenementenlocatie moet in lijn met de 24 uurs vergunningen een positieve bijdrage leveren aan
de omgeving en weinig overlast veroorzaken.
Aangezien een flink aantal evenementen in Amsterdam een bovenregionale of zelfs internationale
uitstraling kent, zou in lijn met Stad in Balans ook gekeken kunnen worden naar spreiding op
regionale schaal. Daarbij moet wel bedacht worden dat er in de regio al een flink aantal
evenementen plaatsvindt en wellicht ook hier voor dit type evenement (hoge geluidsbelasting)
een verzadigingspunt is bereikt.
Het hanteren van strengere locatieprofielen zal de leefbaarheid verbeteren en overlast voor de
omgeving beperken. De vitkomst daarvan zal zijn dat er op bepaalde plekken in de stad minder
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 10 van 15
evenementen plaatsvinden. Ook zullen evenementen beter worden georganiseerd en gespreid.
Verdere spreiding kan alleen door de regio erbij te betrekken en door samen met de branche
nieuwe evenementenlocaties te ontwikkelen voor de komende vijf tot tien jaar.
Ad. 2 Wijzigen huidig subsidiekader Evenementenfonds
Sturen op criteria voor subsidie:
Naast de huidige criteria als citymarketing, groot publieksbereik, aantoonbaar plan voor
(inter)nationaal citymarketingperspectief) ten aanzien van grote, toonaangevende evenementen
in de stad wordt ook subsidie beschikbaar gesteld voor (kleinere) evenementen die de verbinding
leggen met de stad en haar bewoners en samenwerking zoeken met lokale Amsterdamse
ondernemers. Het nieuwe kader moet ruimte bieden aan vernieuwende evenementen die passen
bij de ambities van Amsterdam en iets toevoegen aan het aanbod van evenementen in de stad.
Om dit mogelijk te maken zal van dit (incidentele) budget voor evenementen jaarlijks een deel
beschikbaar worden gesteld voor buurt- en wijk gebonden initiatieven waarvoor zal gelden dat — in
afwijking van de huidige bijzondere subsidie verordening evenementen- meer dan 50% kan
worden bijgedragen aan de subsidiabele kosten.
Het is wenselijk dat Amsterdamse evenementen zich dieper wortelen in de stad en meer
bewoners, bedrijven, instellingen, musea, universiteiten en maatschappelijke organisaties
aanspreken, daarop inspelen en betrokkenheid tonen. Evenementen zijn zichtbaar in de hele stad,
daarom moeten zij betrokkenheid tonen bij de ontwikkelingen in de stad. Zo kunnen de
Amsterdammers zich meer betrokken voelen bij de evenementen in de stad. De diversiteit van
Amsterdam en haar inwoners moet ook terugkomen in het evenementenaanbod. Zo creëren we
evenementen voor en door de stad, niet alleen in de stad. Voorbeelden van evenementen die
diverse doelgroepen aanspreken zijn nu o.a. de Amsterdam Gay Pride, Sail Amsterdam en
Kwakoe Zomerfestival.
Duurzaamheid
Op dit moment maakt duurzaamheid nog geen onderdeel vit van de criteria voor
subsidieverlening. In het kader van duurzame evenementen gaan aanvragen worden getoetst aan
de mate waarop een organisator duurzaam onderneemt en heeft nagedacht over de wijze waarop
hij het evenement duurzaam organiseert en de betreffende locatie gebruikt. Gedacht kan worden
aan het invoeren van een duurzaamheidtoets als onderdeel van de criteria, die organisatoren
vooraf moeten overleggen. Alleen organisatoren die aan een nader te bepalen minimum aan eisen
voldoen, kunnen in aanmerking komen voor subsidie.
Uitwerking geven aan een pilot geluid
Geluidsoverlast en met name overlast van laag frequente (bas)tonen wordt gezien als een van de
grootste overlast gevende factoren bij evenementen. Geluid is een grillig fenomeen; het wordt
beïnvloed door weersomstandigheden (wind, wolken, regen) en de aard van het landschap
(bomen, bebouwing, water). Dit maakt dat bij vergelijkbare geluidsproductie de ene keer geen
sprake is van (al dan niet beperkte) geluidsoverlast en de andere keer juist in sterke mate en tot op
grote afstand.
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 11 van 15
Daarbij moet bedacht worden dat het niet alleen evenementen zijn die overlast veroorzaken, maar
dat bewoners ook worden geconfronteerd met (geluids)overlast van bijvoorbeeld horeca,
pleziervaartuigen en activiteiten bij sportverenigingen, en dat het veelal de cumulatie van al deze
geluidsbronnen is die de leefbaarheid onder druk zet.
De evenementenbranche geeft aan zich ervan bewust te zijn dat geluid hinder veroorzaakt en
individuele evenementorganisatoren experimenteren met maatregelen om de overlast te
verminderen en maken in toenemende mate gebruik van akoestische specialisten.
Ten aanzien van evenementen adviseert de Omgevingsdienst over maximale geluidsnormen bij
evenementen. Deze adviezen hebben in Amsterdam ook betrekking op de bastonen. De
Omgevingsdienst baseert zich op het handboek milieu. Ondanks de gehanteerde normen en de
voorschriften die worden gesteld in de vergunning, leidt geluid te vaak tot discussie en klachten.
Het ontbreken van heldere (landelijke)normen en inzicht in wat werkt en wat niet, maakt dat de
kans zich voordoet om als Amsterdam het voortouw te nemen om samen met de organisatoren en
bewoners(groepen) inzicht te krijgen in de overlastbeleving en op basis daarvan tot nieuwe
normen en werkende maatregelen te komen ter voorkoming van geluidsoverlast. Voorgesteld
wordt om samen met Omgevingsdienst, Ruimte en Duurzaamheid, evenementorganisatoren,
bewoners en akoestische experts lopende evenementenseizoen 2016 pilots uit te voeren.
Daarnaast is het noodzakelijk een goed werkend toezicht- en handhavingsregime te ontwikkelen
met voldoende expertise om adequaat te reageren en op te treden bij klachten en onwelwillende
organisatoren te sanctioneren en de goede te belonen.
Uitwerking geven aan prijsbeleid evenementenlocaties
Tot 1 januari 2016 gold voor de meeste evenementen dat voor het gebruik van de openbare ruimte
precario werd geheven. Ten aanzien van een enkele locatie (o.a. ArenaPark, Westerpark) wordt
een huurovereenkomst gesloten. Voorgesteld wordt om voor alle commerciële evenementen
(evenementen die plaatsvinden op basis van kaartverkoop) in de openbare ruimte huur in rekening
te brengen, waarbij het uitgangspunt is dat deze marktconform is, maar tenminste
kostendekkend®. Momenteel ontwikkelt de wethouder Vastgoed in samenwerking met
Economische zaken, Ruimte en Duurzaamheid en de stadsdelen huurbeleid ten aanzien van het
gebruik van de openbare ruimte. Dit moet in samenhang met de vitgangspunten van deze notitie
worden vormgegeven en in het college worden vastgesteld.
Om een gezond evenwicht te houden tussen commerciële evenementen, nieuwkomers en
culturele festivals, zal gewerkt worden met verschillende tarieven (prijsbeleid). De Gemeente
Amsterdam kan met deze inkomsten investeringen doen in de evenementenlocaties, bijvoorbeeld
voor beheer en onderhoud en het inrichten van veelgebruikte locaties met vaste voorzieningen
° Kostendekkend houdt in dat kosten worden vergoed voor o.a. schade, reiniging, beheer en onderhoud
en gebruik van aanwezige voorzieningen.
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 12 van 15
voor evenementen. Deze voorzieningen zorgen er ook voor dat er efficiënter kan worden
opgebouwd en daardoor de mate van overlast vermindert en de mate van duurzaamheid
vermeerdert. Vaste aansluitpunten voor elektra maken dat er geen aggregaten nodig zijn.
Waterpunten maken dat er geen vrachtwagens met watertanks naar festivalterreinen hoeven te
komen.
Een aantal grote festivalorganisatoren heeft positief op dit voorstel gereageerd. Wanneer zij een
meerjarige basisvergunning voor een locatie krijgen, zien zij mogelijkheden om, door gezamenlijk
te investeren in evenementenlocaties of parken, een duurzame relatie op te bouwen en voor
zichzelf meerjarige zekerheid te creëren.
Uitwerking geven aan een bonus/malus regeling
Voor organisatoren die meerdere jaren bewijzen de voorwaarden goed na te leven en die
kwalitatief goede evenementen organiseren, gaat gelden dat ze in aanmerking kunnen komen
voor een meerjarige huurovereenkomst’ of vergunning, zonder dat dit tot een eeuwigdurend recht
leidt; er moet namelijk altijd ruimte blijven voor vernieuwing.
In de stad vinden vele kleinere evenementen plaats die jaarlijks terugkeren. In 2015 vonden in
totaal bijna 2000 evenementen plaats, waarvan ruim 7oo op basis van een melding konden worden
afgedaan en 800 evenementen zijn vergund met minder dan 5oo bezoekers gelijktijdig. Voor de
laatste categorie gaan we onderzoeken of hier een bonus/malus regeling aan te verbinden is,
waarbij een goede past performance ertoe kan leiden dat in de toekomst geen vergunning meer
nodig is, maar met een melding kan worden volstaan.
Uitwerking geven aan de duurzaamheidsambitie
De gemeente Amsterdam streeft ernaar om in het jaar 2020 alleen nog duurzame evenementen te
laten plaatsvinden. Duurzame evenementen veroorzaken minder hinder, schade en belasting voor
de omgeving en zijn daarmee ook beter voor het leefklimaat. Om te bepalen of een evenement
duurzaam is, worden criteria opgesteld. De Amsterdamse duurzaamheidscriteria gaan op
hoofdlijnen over energie, water, afval, duurzaam inkopen en mobiliteit. Deze zullen ook
terugkomen in de locatieprofielen. De gemeente wil zelf haar steentje bijdragen en de komende
jaren de gemeentelijke stroom- en watertappunten op evenementenlocaties uitbreiden en
toegankelijker maken. Dit zal tot gevolg hebben dat minder tijdelijke voorzieningen en
transportbewegingen nodig zijn.
7 Hierover wordt opgemerkt dat een (meerjarige) huurovereenkomst los staat van een
evenementenvergunning. Wanneer een huurovereenkomst is vastgesteld tussen partijen (ook als één
van de partijen de gemeente is) zal er voor een evenement ook altijd een vergunning moeten worden
aangevraagd. De evenementenvergunning en de voorschriften hierin zijn altijd leidend voor het houden
van het evenement. In een huurovereenkomst kunnen daarom ook geen afspraken worden gemaakt
die een evenementenvergunning uitsluiten of wijzigen.
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 13 van 15
Momenteel is er een kleine groep organisatoren die duurzaam organiseren hoog in het vaandel
heeft. Tezamen met deze groep koplopers wil de gemeente Amsterdam de kwaliteit van
evenementen verhogen door beter en slimmer te organiseren en best practices als norm te stellen.
Interne organisatie
Festivals zijn populair en in Amsterdam zien we een toename van het aantal evenementen. Dit
betekent automatisch een toename van het aantal vergunningaanvragen. Het proces van
vergunningverlening voor grote evenementen is vaak complex, vraagt om maatwerk en om een
strakke sturing op het proces. Er is veelvuldig afstemming nodig met de organisator en
ketenpartners, soms ook met derde belanghebbenden zoals bewoners en ondernemers.
Knelpunten moeten worden gesignaleerd en op de juiste wijze worden opgepakt. Termijnen van
vergunningverlening moeten worden bewaakt en bij politiek gevoelige zaken is bestuurlijke
besluitvorming nodig. Daarnaast vereist ook de handhaving van het evenementenbeleid en het
aanpakken van overlast een sterke en gecoördineerde aansturing.
Organisatoren worden steeds professioneler, zijn vaak goed op de hoogte van (landelijke)
wetgeving en om dit complexe traject goed te kunnen begeleiden zijn binnen de gemeente
deskundige specialisten nodig die dit speelveld van organisator, ketenpartners en (mondige)
bewoners goed kunnen bedienen.
In het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over het monstertruckongeval in
Haaksbergen noemt de Onderzoeksraad de behandeling van een aanvraag voor een
evenementenvergunning een veiligheidskritisch gemeentelijk proces en benoemt als belangrijkste
aanbevelingen om in de toekomst de kans op een dergelijk incident te verminderen het
professionaliseren van de vergunningverlener en het verbeteren van de mogelijkheden voor
kennisdeling. “Positioneer de burgemeester nadrukkelijk als bestuurlijk eigenaar en stel hem in
staat om doorlopend zicht te houden op de kwaliteit van de vergunningverlening (regie).”®
In Amsterdam is de vergunningverlening van evenementen in de regel gemandateerd aan de
voorzitters van de bestuurscommissies. Onlangs heeft een externe werkprocesanalist een quick
scan bij de stadsdelen gedaan. Daaruit komt naar voren dat het managen van dit proces veel vergt
van de stadsdelen. De werkdruk is hoog als gevolg van de toename van het aantal aanvragen van
evenementvergunningen in relatie tot de beschikbare capaciteit. Ook vraagt het afhandelen van
vergunningaanvragen een bepaalde expertise, die nu niet altijd in voldoende mate aanwezig lijkt
te zijn. Vanuit het perspectief van de organisator heeft de wijze waarop Amsterdam momenteel is
georganiseerd ook het nadeel dat elk stadsdeel zo zijn eigen benadering heeft en dat eenduidige
kaders ontbreken.
Op basis van de quick scan kan geconcludeerd worden dat ook Amsterdam kritisch moeten kijken
naar de wijze waarop het vergunningenproces is ingericht. Festivals dragen bij aan het imago van
de stad. De zichtbaarheid ervan is groot en daarmee het afbreukrisico. Willen we meer sturing op
het proces van en regie op evenementen, dan is een verandering in de gemeentelijke organisatie
nodig.
f Monstertruck ongeval Haaksbergen, Onderzoeksraad voor Veiligheid, Den Haag mei 2015
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 14 van 15
Meer stedelijke regie
Gezien de toenemende professionalisering aan de zijde van de organisatoren en het toenemende
verzet vanuit omwonenden tegen bepaalde evenementen, is het noodzakelijk om een sterk en
centraal gepositioneerd evenementenbureau (met voldoende expertise en capaciteit) te hebben,
dat zorgt voor een helder stedelijk kader en regie voert over het gehele evenementenproces van
aanvraag tot en met toezicht en handhaving op de uitvoering. De taken en verantwoordelijkheden
van de stadsdelen blijven daarbij onveranderd.
Evenementenproces
Vergunmingaanyraad
Taezicht en nf $
Vergunningwerlening
Om die reden wordt een stedelijke Regietafel Evenementen ingevoerd, onder voorzitterschap van
het stedelijk evenementenbureau, waarin alle disciplines (stadsdelen, nood- en hulpdiensten,
Openbare Orde en Veiligheid) die een rol spelen in het evenementenproces vertegenwoordigd
zijn. Doel van de Regietafel Evenementen is om strak te sturen op het evenementenaanbod,
eenduidig invulling te geven aan het proces van vergunningverlening, het vroegtijdig in kaart
brengen van eventuele (veiligheids)risico's en knelpunten in het vergunningverleningproces aante
pakken en de prioriteiten te benoemen voor toezicht en handhaving. Hiervoor is nodig dat er per
stadsdeel een regiefunctionaris evenementen beschikbaar komt, die als verbindende schakel het
gehele proces overziet en hier sturing aan geeft. Dit betekent dat er 7 fte wordt aangewezen,
specifiek ten behoeve van coördinatie op evenementen in de stad, die onder regie van het
evenementenbureau de kwaliteit van de evenementen moet bewaken.
Aanpak
- actualiseren van het Draaiboek Evenementen door een compact en leesbaar
handboek dat het Draaiboek vit 2005 en het beleid van de stadsdelen vervangt (vierde
kwartaal 2016);
- subsidiekader Evenementenfonds dat de notitie ‘Evenementen goed voor de stad, de
stad goed voor evenementen’ vervangt (derde kwartaal 2016).
- invoeren Regietafel Evenementen;
- uitvoeren pilot geluid;
- aanpak commerciële evenementen op basis van huurovereenkomst;
- uitwerking geven aan een bonus/malus regeling;
- ontwikkelen van nieuwe evenementenlocaties;
- belasting en draagvlak (bodemonderzoek ten behoeve van locatieprofielen parken).
Gemeente Amsterdam Datum 24 mei 2016
Uitgangspunten vooreen nieuw evenementenbeleid Pagina 15 van15
In het startdocument Stad in Balans is een aantal maatregelen genoemd, waarvan twee relatie
hebben met evenementen, namelijk:
- Aanscherpen regels tegen geluidsoverlast door evenementen
- Experimenten om parken buiten het centrum beter te benutten en evenementen te
spreiden
Planning
Het nieuwe evenementenbeleid heeft een groot draagvlak nodig. Om dit te bereiken wordt de
volgende planning voorgesteld:
- Bespreken van deze notitie in B&W (17 en 24 mei 2016)
- Onderzoek naar de geluidsbelasting met de akoestische experts en de sector
(voorjaar/zomer 2016)
- Afstemming met de evenementensector (juni 2016)
- Ter kennisname en bespreking op agenda commissie AZ (g juni 2016)
- Ter kennisname en bespreking door de raad (13 + 14 juli 2016)
- Samenstellen van locatieprofielen in overleg met de bestuurscommissies (zomer
2016)
- Stedelijke locatieprofielen in concept vaststellen en vrijgeven ter inspraak (B&W
september 2016)
- Notities gereed voor bespreking met verantwoordelijk wethouders en college (najaar
2016)
- Definitieve notities vaststellen (vierde kwartaal 2016)
| Motie | 22 | discard |
VN2021-006391 N% Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, W B
ve wonen % Amsterdam Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
Voordracht voor de Commissie WB van 24 maart 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Bouwen en Wonen
Armoede en Schuldhulpverlening (23)
Agendapunt 15
Datum besluit 2 maart 2021
Onderwerp
Kennis te nemen van de brief inzake de afhandeling van motie 103.21 inzake oog voor de financiële
positie van huurders
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de bijgaande brief inzake de afhandeling van motie 103.21 van de leden
Mbarki (PvdA) en Ceder (ChristenUnie), inzake oog voor de financiële positie van huurders, met als
belangrijkste punten:
* dat de brief over huurbevriezing aan de Minister van Binnenlandse Zaken enKoninkrijkrelaties
is gestuurd;
* dat de raad voor de zomer van 2021 wordt geïnformeerd over het toekenningsbesluvitvan het
Rijk op de RREW aanvraag en het vervolg.
Wettelijke grondslag
Reglement van Orde voor de raad van Amsterdam, artikel 79 en 80.
Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raadvoordeuitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
In de gemeenteraad van 10 februari 2021 is het Nibudrapport “De financiële positievanhuurders
in Amsterdam besproken”. Het Nibudonderzoek is gedaan in opdracht van de partijen bij de
Samenwerkingsafspraken 2020-2023.
Bij de bespreking in de gemeenteraad is motie 103.21 aangenomen.
Reden bespreking
Op verzoek van het lid Leenders (PvdA)
Uitkomsten extern advies
Niet van toepassing
Gegenereerd: vl.23 1
VN2021-006391 % Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten,
rve wonen % Amsterdam . „ . oe
% Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging
Voordracht voor de Commissie WB van 24 maart 2021
Ter bespreking en ter kennisneming
Geheimhouding
Niet van toepassing
Uitgenodigde andere raadscommissies
Niet van toepassing
Welke stukken treft v aan?
10321 Motie Mbarki en Ceder oog voor de financiele positie van
AD2021-022403
huurders. pdf (pdf)
AD2021-022404 20210215 brief huurbevriezing.pdf (pdf)
Brief afdoening motie 103_21 (2).pdf (pdf)
AD2021-022401 | Commissie WB Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Directie Wonen, Karin Daman, k.daman@®amsterdam.nl, 06-836231g0 Directie Wonen, Roben Gort,
r.gort@&amsterdam.nl, 06-39270571
Gegenereerd: vl.23 2
| Voordracht | 2 | train |
Agenda van de
Commissie Jeugd, ICT en Financiën van
5 februari 2014
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Commissie Jeugd,
ICT en Financiën
Datum: woensdag 5 februari 2014
Aanvang: 13:30 tot 17:00 uur
Locatie: De Rooszaal
Algemeen
1. Opening procedureel gedeelte (13:30 tot 13:45)
2. Mededelingen
3. Vaststellen agenda
Commissie Agenda (Definitieve) (pdf)
4, Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie JIF d.d. 15
januari 2014.
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissie}[email protected]
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014 (pdf)
5. Termijnagenda, per portefeuille
Bijlage - JIF portefeuille Educatie (pdf)
Bijlage - JIF portefeuille Financien (pdf)
Bijlage - JIF portefeuille ICT (pdf)
Bijlage - JIF portefeuille Jeugdzaken (pdf)
6. TKN lijst
Commissie TKNLijst (pdf)
7. _ Opening inhoudelijk gedeelte (13:45 tot 17:00)
8. _Inspreekhalfuur publiek
9. Actualiteiten en mededelingen
10. Rondvraag
1
Commissie Jeugd, ICT en Financiën - woensdag 5 februari 2014
Financiën
11. Onderzoek van de rekenkamer naar verdieping informatiewaarde van de begroting
Nr. BD2014-000111
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeente-
raad d.d. 12.02.2014).
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
Bijlage - Gemeenteraad Flap (pdf)
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief (pdf)
12. Vaststellen eerste wijziging van de begroting 2014 Nr. BD2014-000185
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeente-
raad d.d. 12.02.2014).
e Via de dagmail zijn de leden van de overige commissies gewezen op de behande-
ling van dit punt in deze commissie.
e De begrotingswijziging is in hardcopy naar alle (duo)raadsleden verzonden.
Bijlage 1 Gemeenteraad Flap (pdf)
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014 (pdf)
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
13. Splitsing Amsterdams Investerings Fonds en herzien criteria Amsterdams Investe-
ringsfonds Nr. BD2013-014470
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht (Gemeente-
raad d.d. 12.02.2014).
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014 (pdf)
Bijlage - brief evaluatie AIF 2 20 11 2013 (pdf)
14. Openspending Nr. BD2014-000782
e Ter bespreking en voor kennisgeving aannemen.
e Er wordt een demonstratie / presentatie gegeven.
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
TER KENNISNAMELIJST
2
Commissie Jeugd, ICT en Financiën - woensdag 5 februari 2014
Educatie
TKN 1.Toezegging Cie JIF over schoolontbijtjes. (BD2014-000020)
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
Bijlage - Nationaal schoolontbijt 2013 (pdf)
Bijlage - Nationaal schoolontbijt 2013.xlsx (pdf)
TKN 2.Vaststellen van de verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en voorschoolse
educatie. (BD2014-000763)
Bijlage - 1Commissie Flap (pdf)
Bijlage Brief van de Wethouder Jeugd en Onderwijs aan de Commissie JIF d.d.
16 januari 2014 (pdf)
Bijlage - brief wethouder Onderwijs en Jeugd aan Cie JIF dd 16 januari 2014
(pdf)
TKN 3.Verdeling middelen Kwaliteitsimuls Voortgezet Onderwijs Amsterdam.
(BD2014-000660)
Bijlage 1 tabel (pdf)
Bijlage - Brief verdeling middelen Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs
Amsterdam (pdf)
Bijlage - Brief verdeling middelen Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs
Amsterdam (pdf)
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
TKN 4.Beantwoording vragen n.a.v. vrijval jaarrekening 2012 en financiering 4e gymnasi-
um. (BD2014-000661)
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
Bijlage - WethBrf 16 dec 2013 vrijval jaarekening en 4 marap def versie (3) (pdf)
Bijlage - brief aan cie JIF vrijval jaarrekening en 4de gym (pdf)
TKN 5.Vaststellen Mandaat- en Machtigingsbesluit Primair Onderwijs inclusief Voor- en
Vroegschoolse Educatie en Onderwijshuisvesting. (BD2013-013657)
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit (pdf)
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en machti-
gingsbesluit (pdf)
Bijlage B 1a Invulling Mandaatbesluit (pdf)
Bijlage B 2 Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (pdf)
Bijlage B 3 Beslispunten overdracht onderwijsvastgoed.docx (pdf)
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx (pdf)
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen (pdf)
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
bijlage B 5 Overzicht van de mutaties ten opzichte van de gemeentebegroting
2014 (pdf)
3
Commissie Jeugd, ICT en Financiën - woensdag 5 februari 2014
TKN 6.Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen en de voortgang van de pilot
Amsterdamse peuterschool. (BD2014-000762)
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters (pdf)
2013-12-12 Bijlage 3 Reactie VNG G4-32 en KopgroepWethouders voor Kindcen-
tra (pdf)
Bijlage 1 2013-12-12 Brief Hilhorst aan Commissie JIF (2) (pdf)
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
bijlage 4 Lijst 10 geselecteerde pilots peuterschool (pdf)
wordversie Bijlage 1 Brief Hilhorst aan Commissie JIF (pdf)
Jeugdzaken
TKN 7.Tussentijdse resultaten Preventief Interventie Team. (BD2013-013593)
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def ) (pdf)
Monumenten
TKN 8.Gebouw Felix Meritis. (BD2014-000738)
Bijlage - 01 brief stand van zaken Felix Meritis (pdf)
Bijlage - 01 brief stand van zaken Felix Meritis (pdf)
Voordracht - Commissie Flap (pdf)
TKN 9.Kabinet
Nr. BD2014-000740
e Stukken liggen ter inzage in de kluis bij de griffie.
VOOR DE OVERIGE PORTEFEUILLES GEEN PUNTEN TER
KENNISNAME
Ter visie/ter inzage (alleen voor raadsleden in de leeskamer raad)
Geen stukken
4
Commissie Agenda (Definitieve)
x Gemeente Amsterdam J I F
% Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
x Agenda, woensdag 5 februari 2014
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Tijd 13:30 uur tot 17:00 uur
Locatie De Rooszaal
Algemeen
1 Opening procedureel gedeelte (13:30 tot 13:45)
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 Conceptverslag van de openbare vergadering van de Raadscommissie JIF d.d.
15 januari 2014.
. Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissie JlF@raadsgriffie amsterdam.nl
5 Termijnagenda, per portefeuille
6 _Tkn-lijst
7 __ Opening inhoudelijk gedeelte (13:45 tot 17:00)
8 _Inspreekhalfuur Publiek
9 Actualiteiten en mededelingen
10 Rondvraag
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken, kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen en de verslaglegging daarvan zijn openbaar. Van deze vergaderingen worden geluids-
en beeldregistraties gemaakt. De agenda van de raadscommissie is ook te vinden op
internet: www gemeenteraad amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Commissie Agenda (Definitieve)
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Agenda, woensdag 5 februari 2014
Financiën
11 Onderzoek van de rekenkamer naar verdieping informatiewaarde van de
begroting Nr. BD2014-000111
« De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 12.02.2014).
12 Vaststellen eerste wijziging van de begroting 2014 Nr. BD2014-000185
« De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 12.02.2014).
… Via de dagmail zijn de leden van de overige commissies gewezen op de behandeling
van dit punt in deze commissie.
« De begrotingswijziging is in hardcopy naar alle (duo)raadsleden verzonden.
13 Splitsing Amsterdams Investerings Fonds en herzien criteria Amsterdams
Investeringsfonds Nr. BD2013-014470
« De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 12.02.2014).
14 Openspending Nr. BD2014-000782
* _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen.
… Erwordt een demonstratiefpresentatie gegeven.
2
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
x Gemeente Amsterdam J I F
% Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
% Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
Vergadering Openbare vergadering van de Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en
Financiën
Vergaderdatum Woensdag 15 januari 2014 van 13.30 tot 16.50 uur in zaal 0239
Verslag vastte stellen 05.02.2014
op:
Voorzitter: de heer Jager
Portefeuillehouders: de wethouders Van Es en Hilhorst
Commissiegriffier: de heer Tonningen
Verslaglegging: mevrouw Van de Belt
Aanwezige commissieleden: de heer De Bruijn (VVD), de heer Van Drooge
(CDA), mevrouw Gardeniers (CDA), de heer De Goede (GroenLinks), de heer Ivens (SP),
de heer Mulder (PvdA), de heer Paternotte (D66), mevrouw Van der Pligt (SP), mevrouw
Poot (VVD), de heer Poorter (PvdA), mevrouw Roodink (D66) en mevrouw Ulichki
(GroenLinks)
Afwezige commissieleden: de heer Benjamin (VVD), de heer Boomsma (CDA), de
heer Engels (Trots), de heer Evans-Knaup (RED), de heer Hogendorp (Trots), de heer
Klatser (RED), de heer Van Lammeren (PvdD), mevrouw De Soete (D66), de heer Toonk
(VVD), mevrouw Van der Velde (Trots) en de heer Verburg (PvdA)
Overige aanwezigen: de heer Van Pol (commissie-assistent) en de heer De
Ridder (RKC)
Algemeen
AA.
Opening procedureel gedeelte
De VOORZITTER opent de vergadering om 13.30 uur.
e Eris bericht van verhindering van de heer Toonk.
e _ Vanaf 19.30 uur vindt het avonddeel van de vergadering plaats. Voor de
middag- en avondzitting worden gescheiden spreektijden gehanteerd.
A2.
Mededelingen
De VOORZITTER geeft aan dat de heer De Ridder straks graag het
rekenkamerrapport Verdieping informatiewaarde van de begroting’ aanbiedt.
De commissie heeft een uitnodiging ontvangen voor een door stadsdeel West
georganiseerde themasessie inzake de Brede school West op 21 januari 2014 in de
avond. De voorzitter verzoekt de commissieleden aan te geven of ze belangstelling
hebben.
De heer POORTER doet de suggestie die over een paar maanden te organiseren.
Wethouder HILHORST kondigt aan dat de wethouders Van Es en Ossel bij het
avondonderwerp aanwezig zijn. Het college is bezig geweest zo veel mogelijk geld terug
1
7
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
te vorderen. Daarvoor is destijds een bestuurlijk team geformeerd en daarvan maken
beide collega's deel uit.
De heer DE GOEDE verzoekt of wethouder Wiebes op enig moment vanmiddag
of vanavond aanwezig kan zijn voor beantwoording van een vraag van GroenLinks.
A3.
Vaststelling agenda
De VOORZITTER geeft aan dat de punten 16 en 17 gevoegd worden behandeld
in aanwezigheid van wethouder Van Es. De agenda wordt vastgesteld.
A4.
Conceptverslag van de openbare vergadering van de raadscommissie JIF d.d.
11-12-2013 en het verslag van de besloten vergadering d.d. 11-12-2013
De beide verslagen van 11 december 2013, openbaar en besloten, van de
commissie JIF worden ongewijzigd vastgesteld.
A5.
Termijnagenda, openstaande toezeggingen en schriftelijke vragen
Mevrouw VAN DER PLIGT mist de toezegging van wethouder Hilhorst om met
een stuk te komen over de ouderbetrokkenheid in het Speciaal Onderwijs en de
huisbezoeken. Dat ziet ze graag op de toezeggingenlijst.
Ze is geschrokken over zaken rond Passend onderwijs op de termijnagenda. De
tijd dringt en nu heeft het BBO het overleg met de gemeente opgeschort. Pas 5 maart
komt er een stand van zaken. Dit verdient bespreking op de volgende vergadering, graag
met een stuk van de wethouder.
Het rapport Wat kost een school?’ staat nog niet geagendeerd. Ze bespreekt dat
graag de volgende keer in de raad.
Dat geldt ook voor de toezegging over Matchpoint. De wethouder zou een update
geven. Ouders moeten straks echt een keus kunnen maken.
Wethouder HILHORST draagt er zorg voor dat de toezegging op de
termijnagenda komt. Er is wel overleg met het BBO. Binnenkort vindt weer overleg plaats.
Hij begrijpt de wens om dit punt zo snel mogelijk te behandelen.
De heer PATERNOTTE benadrukt dat het OGO-overleg is opgeschort. Dat vraagt
echt een toelichting. Straks hebben ouders geen inzicht in Passend onderwijs voor hun
kind en in welke school dat gaat bieden. Hij hoort graag hoe het kan dat hierover in
december geen overeenstemming is bereikt.
Wethouder HILHORST benadrukt dat er in december OGO-overleg is geweest.
Een nieuwe afspraak wordt zo snel mogelijk gemaakt.
Bij Matchpoint is eerder onderzoek gedaan naar de vraag waarom hiervan zo
weinig gebruikgemaakt wordt. Daar komt een verslag van. Er bestaat huiver om een kind
of gezin te melden omdat dat altijd ook aan ouders gemeld moet worden.
De heer PATERNOTTE wijst inzake de kwaliteitsimpuls VO Amsterdam op de
toezegging van een brief over de verdeling van de gelden en hoe de verhouding is tussen
beroepsonderwijs, havo en vwo.
Wethouder HILHORST weet dat die brief onderweg is.
De heer PATERNOTTE memoreert zijn eerdere vraag naar de inventarisatie van
de huisvestingssituatie van het basisonderwijs. Dat was een motie van D66 bij de
begroting. Die zou hij graag volgende keer bespreken.
2
8
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
Wethouder HILHORST moet de commissie later informeren over de huidige stand
van zaken rond die inventarisatie. Hij doet zijn uiterste best om behandeling snel mogelijk
te maken.
De heer VENS memoreert het antwoord op zijn vragen over de onterecht
betaalde leges na de reparatiewet over de ID-kaart. Het college is in cassatie gegaan en
daarom zou de wethouder nog geen antwoord kunnen geven. De heer Ivens begrijpt niet
dat deze beantwoording twee maanden in beslag heeft genomen. Hij krijgt graag de
toezegging dat de wethouder deze vraag in behandeling houdt totdat de cassatie verlopen
is.
Wethouder HILHORST zegt dit toe.
A6.
Tkn-lijst
De heer VAN DROOGE merkt op naar aanleiding van de tkn-lijst dat GVB morgen
in EZP wordt besproken. Hij neemt aan dat de wethouder der Financiën morgen namens
de wethouder EZP kan optreden.
Wethouder HILHORST beaamt dit.
A7.
Opening inhoudelijk gedeelte
A8.
Inspreekhalfuur publiek
A9.
Actualiteiten en mededelingen
De heer DE RIDDER biedt de commissie het rapport ‘Verdieping
informatiewaarde van de begroting’ aan. Er is ook onderzoek gedaan naar de begrotingen
van de diensten. Die liggen redelijk in lijn met de gemeentebegroting. De rekenkamer
heeft een aantal aanbevelingen gedaan. Details daarover staan in de brief.
De kwaliteit van jaarstukken is belangrijk, zowel voor de controlefunctie als om te
kunnen uitleggen waaraan het belastinggeld wordt besteed. Met een nieuwe, digitale
begroting is veel te bereiken, maar dat stelt wel eisen aan de onderliggende
basisadministratie. Het vraagt een enorme koersvastheid om het proces echt te willen
verbeteren. De raad zou het college kunnen vragen een korte notitie te maken met
uitgangspunten voor de discussie over indicatoren. Dat zou een mooie laatste daad van
de huidige gemeenteraad kunnen zijn.
De VOORZITTER bedankt de heer De Ridder voor zijn inbreng.
Wethouder HILHORST memoreert de vraag naar het verschil van mening over de
kosten van de nieuwe Leeuwarderweg met stadsdeel Noord. Dat is de commissie
Gemeentelijke Decentralisatie voorgelegd. De commissie stelt de centrale stad in het
gelijk. Een bedrag van 11,6 miljoen euro moet het stadsdeel betalen en daarover vindt nu
overleg plaats. Uitbetaling kan op verschillende manieren, nu of bij de jaarrekening.
De heer VAN DROOGE bedankt de wethouder voor de uitvoering.
3
9
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
A10.
Rondvraag
De heer PATERNOTTE wijst op zijn eerdere motie om te komen tot een
Amsterdamse lerarenbeurs. Hij is benieuwd naar de terugrapportage van OSVO.
Wethouder HILHORST heeft nog geen terugrapportage van OSVO gekregen. De
vraag was of er wel behoefte bestaat aan een aanvullende regeling boven op de
landelijke regeling. OSVO peilt die behoefte bij eigen leden en ook om welke behoefte het
dan precies zou gaan.
Educatie
E11.
Vaststellen van de Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en
voorschoolse educatie. Nr. BD2013-011726
Mevrouw VAN DER PLIGT constateert dat peuterspeelzalen hetzelfde regime
opgelegd krijgen als de vroeg- en voorscholen. Als peuterspeelzalen hetzelfde
programma voor zestien peuters moeten aanbieden als de voorscholen, wordt dat in de
praktijk een probleem. Ze vraagt wanneer de raad een update van de controle door de
GGD krijgt.
Wethouder HILHORST meldt dat de gemeente ervoor heeft gekozen altijd
strenger te zijn dan de wettelijke norm van zestien kinderen. Nu is er voor zestien peuters
gekozen, omdat de wachtlijsten groot zijn. Zowel het aantal peuters per groep wordt
uitgebreid als het aantal peuterspeelzalen. De rapportage van de GGD komt binnenkort,
in het voorjaar.
De heer DE BRUIJN vindt het positief dat er nu zeven stadsdeelverordeningen
verdwijnen en dat er één document voor in de plaats komt. Hij hoort wel graag wat de
onderbouwing van die regels is. Van regels die én nodig én goed zijn, is de VVD
voorstander. Zonder onderbouwing kan de VVD niet instemmen.
De heer PATERNOTTE ziet eveneens geen onderbouwing voor de noodzaak van
deze regels. Hij krijgt graag nog voor de raad een uitleg waarom deze regels bovenop de
landelijke regels nodig zouden zijn. Het effect van deze verordening is dat er minder
plaatsen komen voor de niet-doelgroep van de vve. Dat leidt ertoe dat er meer segregatie
ontstaat. Hij hoort graag waarom de wethouder dan toch deze keuze maakt. De komst
van kinderen van buiten de doelgroep leidt ertoe dat de samenstelling van de groep
steeds meer zal variëren. D66 vraagt zich af of dat wel goed is.
Mevrouw GARDENIERS benadrukt het belang van goede taalvaardigheid van de
leidsters. Ze hoort daar graag meer over, ook over de controle daarop. Het CDA is groot
voorstander van een doelgerichte aanpak. Vve moet vooral worden aangeboden aan
kinderen met een taalachterstand, maar nu Krijgen ook kinderen van buiten de doelgroep
die indicatie. Eerder heeft de wethouder de raad verzekerd dat de gelden voor deze
doelgroep niet aangewend worden voor kinderen die niet tot deze doelgroep behoren. Ze
leest dat het vve vorm gegeven wordt door een van de door B en W aangewezen vve-
programma’s, maar het CDA vindt het niet wenselijk dat de gemeente een vve-
programma bepaalt. Ook dat vergt een toelichting.
De heer POORTER vindt het heel goed dat Amsterdam vooroploopt met haar
ervaring in de kinderopvang om ervoor te zorgen dat de kwaliteit toeneemt.
Taalbeheersing van leidsters is daarbij belangrijk. Het is van belang dat wachtlijsten
worden weggewerkt en dat er ook plaats is voor kinderen buiten de doelgroep. In een
nadere uitwerking ziet hij graag hoe er dan een goede mix komt. De PvdA complimenteert
de wethouder met de nieuwe verordening en kijkt uit naar de nadere uitwerking.
4
10
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
Wethouder HILHORST benadrukt dat er nu zeven verordeningen worden vervat
in één verordening. Hij kan vóór volgende week een toelichting geven op de regels.
Politieke wensen vertalen zich in regels. Goede taalvaardigheid van
peuterspeelzaalleidsters vormt zo’n regel. Kinderen moeten ook buiten kunnen spelen. Hij
komt zo snel mogelijk met een onderbouwing voor de regels.
Het gaat niet om minder plekken voor niet-doelgroepen, maar om minder uren.
Dat betekent dat er in plaats van twee dagdelen vier dagdelen zijn. Er komt dus inderdaad
meer variatie in de groep, maar mensen krijgen de gelegenheid meer uren bij te kopen.
Het gaat om het inzetten van de middelen. Voor peutergroepen bestaat er nu al een recht
op twee dagdelen. De praktijk laat zien dat er eerder meer ouders van de bestaande
kinderopvang naar een voorschool of peuterspeelzaal gaan. Het gaat er juist om dat een
peuter twee dagdelen vve heeft en op diezelfde plek naar de peuterspeelzaal gaat. Toch
ligt de keuzevrijheid uiteindelijk bij ouders.
De eisen voor het taalniveau van de leidsters zijn gebaseerd op een taalnorm. Die
is vastgesteld om ervoor te zorgen dat er leidsters voor de groep staan die het
Nederlands goed beheersen. Er is een enorme inhaalslag gemaakt voor leidsters die
daaraan niet voldeden. De normen zijn opgesteld door onder meer professor Kuipers,
gespecialiseerd in tweede taalverwerving. Het is ook niet zo dat de gemeente een
onderwijsprogramma bepaalt. Het Nederlands Jeugdinstituut heeft vier verschillende
programma's goedgekeurd die voldoen aan de normen en daaruit kunnen
peuterspeelzalen kiezen. Er is dus wel degelijk keuzevrijheid. In zijn brief over de
toelichting van de regels neemt hij ook dit punt mee.
De VOORZITTER constateert dat dit punt voldoende is besproken.
E.12.
Resultaten controles op schoolverzuim Bureau Leerplicht Plus Nr. BD2013-
014335
De heer PATERNOTTE vindt het lastig om de resultaten te beoordelen doordat
eerder geen doel is gesteld. Hij krijgt graag een evaluatie van het nieuw toegevoegde
instrument, de spijbelboete. Hij ziet graag dat daarin meegenomen wordt aan welke
middelen bepaalde resultaten kunnen worden toegerekend en ook of de mening van
docenten daarin meegenomen wordt. Wellicht is het goed om een volgende keer een
nulmeting te houden. Verzuimmeldingen gaan nu goed en dat wil D66 graag zo houden.
Wethouder HILHORST licht toe dat een evaluatie van de last onder dwangsom
pas zin heeft als er een redelijk aantal gevallen is. De suggestie om te kijken naar wat het
voor docenten betekent, is een waardevolle. Docenten kunnen geen keuze maken om
verzuim al dan niet te melden, ze zijn verplicht het te melden. Hij beziet nog hoe hij de
peiling onder leraren kan meenemen in de evaluatie.
De vraag waaraan bepaalde resultaten kunnen worden toegeschreven, is
ingewikkeld. De pilot is begonnen op het mbo-college Zuid en die is nu uitgebreid.
Alvorens te beginnen met een last onder dwangsom is het gedrag misschien inmiddels al
veranderd. Dit is een manier om te kijken of het helpt als een leerling op zijn
verzuimgedrag wordt aangesproken. De boete is bedoeld voor toekomstig, verkeerd
gedrag.
De VOORZITTER constateert dat dit punt voldoende is besproken.
E.13.
Jong Amsterdam 2013-2014, resultaten ambitiegesprekken stadsdelen en
schoolbesturen Primair Onderwijs (PO) Nr. BD2013-014336
Mevrouw VAN DER PLIGT is blij met deze rapportage. Ze spreekt haar zorg uit
over de mate waarin scholen meewerken aan de ambities. De helft van de scholen doet
het minimale van wat er nodig is om passende zorg te leveren en slechts 20% zit op het
5
11
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
hoogste ambitieniveau. Daar moet echt meer inzet komen. Driekwart van de scholen doet
het minimale als het om armoedevoorzieningen gaat. Slechts 4% zet actief in op
signalering van armoedeproblematiek en op actief doorverwijzen. Ze hoort graag hoe de
wethouder dat gaat aanpakken. Ook als het om onderwijs in gezond seksueel gedrag
gaat, doen scholen veel te weinig en aan seksuele diversiteit wordt nagenoeg geen
aandacht besteed. Ze vindt het onbegrijpelijk dat hiervoor op basisscholen zo weinig
aandacht is.
De heer POORTER is verheugd te zien dat scholen meer aandacht hebben voor
meer bewegen, een gezonde leefstijl, natuureducatie en ouderbetrokkenheid. Scholen die
hebben meegedaan aan de kwaliteitsaanpak basisonderwijs blijken ambitieuzer. Passend
onderwijs vraagt echter meer aandacht. Financiële educatie is eveneens belangrijk, want
schulden onder jongeren lopen op. Als scholen meer willen dan wat het Nibud aanlevert,
is dat prima. Scholen maken zelf een keuze, maar de wethouder zou dit kunnen
meenemen in zijn gesprekken.
Wethouder HILHORST benadrukt dat dit soort gesprekken met scholen worden
gevoerd. De gemeente wil scholen niet overladen met vragen, maar scholen moeten wel
ambities hebben als dat maatschappelijk nodig is. Dit is bedoeld voor scholen om zich te
kunnen profileren. Scholen die meedoen aan verbetertrajecten hebben hogere ambities.
Met die schoolbesturen is de gemeente in gesprek. Sommige scholen hebben geen
ambitie opgenomen, omdat ze het desbetreffende programma niet goed vonden. Met die
programma’s moet de gemeente dus aan de slag. Jong Amsterdam biedt de gelegenheid
om daarover in gesprek te gaan.
Aan schoolbesturen is gevraagd waarmee de gemeente kan helpen en waaraan
scholen behoefte hebben. Op die manier biedt Jong Amsterdam bij uitstek gelegenheid
voor dat soort gesprekken.
Mevrouw VAN DER PLIGT wijst erop dat middelbare scholen lessen kunnen
‘inhuren’ via bijvoorbeeld het COC en als nu blijkt dat basisscholen ook moeite hebben
met het geven van seksuele voorlichting, dan zou de gemeente die inhuurmogelijkheden
wellicht kunnen uitbreiden.
Wethouder HILHORST benadrukt dat juist Jong Amsterdam die gesprekken
aangaat over de behoefte van scholen. De vraag moet wel vanuit de scholen komen. Hij
wil voorkomen dat scholen overladen worden met allerlei maatschappelijke kwesties
waarvoor de gemeente dan al een plan heeft hoe scholen dat moeten doen.
De VOORZITTER constateert dat dit punt voldoende is besproken.
Algemene Zaken
A14.
Evaluatie Regeling Risicovolle Projecten (RRP) en programma LetOp. Nr.
BD2013-014337
De heer VAN DROOGE bedankt voor de evaluatie en het programma LetOp. Het
CDA stemt in met de collegebesluiten, maar bij het lezen van het rapport van het AIF
staat dat het AlF aanbevelingen doet aan de gemeenteraad. Dat vereist dat dit rapport
volgende keer geagendeerd wordt, want het gaat om aanbevelingen voor de raad om zijn
controlerende taak te kunnen uitvoeren. Wellicht kan het presidium dit voorbereiden.
De heer DE GOEDE onderschrijft de woorden van het CDA.
Dat geldt ook voor de heer DE BRUIJN, mevrouw ROODINK en de heer
MULDER.
De heer DE GOEDE hoort nog graag of een risk officer en een ambassadeur van
6
12
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
de tegenspraak dezelfde persoon is.
Wethouder HILHORST licht toe dat een risk officer een aanbeveling is geweest
van de ACAM. De wethouder zoekt dit verder uit.
Mevrouw ROODINK denkt gevoelsmatig dat het om mensen gaat met twee heel
verschillende profielen.
Mevrouw POOT zou het op prijs stellen als die informatie er vanavond al is, omdat
de discussie vanavond ook over de opvolging van aanbevelingen van de ACAM gaat.
De VOORZITTER constateert dat dit punt voldoende is besproken.
Financiën
F.15.
Intrekken van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2013 en
vaststellen van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2014 Nr.
BD2013-014480
Mevrouw POOT wijst erop dat er bij de vorige bespreking veel onduidelijkheid was
over de manier waarop de tarieven worden vastgesteld. De extra bijeenkomst heeft veel
duidelijk gemaakt. De tabellen zoals die door de stadsdelen zijn vastgesteld, komen
echter niet overeen met de tabellen die bij de raadsvoordracht zitten. Het is zeer slordig
dat de 27 bijlagen evenmin de meest actuele versies waren en ook afweken van de
stukken die in de stadsdelen zijn vastgesteld. Deze slordigheden zijn nog steeds niet
opgelost. Er ligt nog een tabel die anders is dan die in de stadsdelen is vastgesteld. In de
stadsdelen zijn de getallen voor 2013 de gemiddelde bedragen over de stadsdelen. De
tabel die hier voorligt, bevat de getallen over 2013 van Westpoort. Dat vereist een
toelichting.
Twee documenten corresponderen niet met elkaar. De toelichtende notitie bij de
raadsstukken is helder, maar die bevat een tabel zoals die door de stadsdelen is
vastgesteld. Bij de raadsstukken zit wederom een tabel met cijfers van Westpoort.
Ook ontbreekt in de samenvatting van de wijzigingen nog steeds een uitleg
waarom de tarieven voor de kinderopvang zo zijn gestegen.
In zijn brief geeft de wethouder aan waarom hij ervoor gekozen heeft het
onderwerp leges voor de raad in februari te agenderen. Agendering is echter aan de raad.
De heer MULDER meent dat de raad over Westpoort gaat en de stadsdelen over
hun eigen tarieven. Daar zit de logica.
Volgens mevrouw POOT kan het niet zo zijn dat de raad dat allemaal zelf moet
vaststellen. Stukken moeten op orde zijn en voor die tijd kan dit niet in de raad worden
vastgesteld.
De heer IVENS wijst op de kosten voor een ID en een rijbewijs. Voor de ID gelden
nog steeds vermissingskosten, terwijl die zijn afgeschaft. Bij de financiële uitwerking is
daarmee wel rekening gehouden. Afgesproken is met de burgemeester dat hij zich ervoor
zou inzetten geen vermissingskosten voor een rijbewijs bij een misdrijf te berekenen. Dat
deel van de vermissingskosten ziet de SP graag aangepast.
De heer MULDER is blij met de nadere toelichting. In de toelichtende stukken
wordt uitgelegd hoe er met de kosten wordt omgegaan.
De heer DE GOEDE vraagt of de wethouder nu invulling gegeven heeft aan de
motie-Verburg over de leges. Als leges verhoogd worden, moet erbij staan wat er is
gedaan om de kosten te verlagen. Dat ontbreekt. Onduidelijk is of dit voor Westpoort geldt
of stadsbreed. Daar krijgt hij graag duidelijkheid over. Twee verschillende tabellen met
7
13
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
verschillende cijfers — dat is verwarrend.
De heer MULDER ziet dat de kosten zijn uitgesplitst. Hij neemt dit voor de
zekerheid nog op met collega Verburg.
Wethouder HILHORST geeft toe dat de gang van zaken zeker geen
schoonheidsprijs verdient. Dat is ook 11 december al besproken. De stadsdelen hebben
dit voorbereid. Er is veel werk van gemaakt. Leges moeten kostendekkend zijn. De leges
voor Westpoort moet de raad vaststellen. Er is een sessie geweest met de heer
Lambrieks. Die heeft een uitgebreide toelichting gegeven, maar er zijn toen zaken naar de
raad gestuurd die niet met elkaar correspondeerden. Daarom is het uitgesteld. De
tabellen klopten, maar de cijfers ter toelichting niet. Omdat de tabel wel klopte, kon dit
opnieuw geagendeerd worden. Het is inderdaad aan de raad om dit te agenderen.
Vanwege de wens om leges kostendekkend te maken, zijn de leges voor kinderopvang
verhoogd. Dit is het directe gevolg van verscherpte controles vooraf na de Amsterdamse
zedenzaak. Vorige keer heeft de wethouder dit al verduidelijkt in de commissie. De raad
stelt de tarieven vast voor Westpoort en niet voor de hele stad. In 2015 gaat het om de
hele stad. Zo is het afgesproken bij het bestuurlijk stelsel. Wat er in 2014 is vastgesteld,
loopt door tot 1 januari 2015.
Burgemeester Van der Laan heeft erop aangestuurd in de vier grote steden
ambtelijk overleg te voeren over de vraag of het mogelijk is geen leges te berekenen voor
vermissing van een rijbewijs. Dat proces is gaande. In het eerste kwartaal vindt er een
gesprek plaats met twee ministeries. De wethouder benadrukt dat de gemeente moet
voldoen aan wettelijke voorschriften. Hij zoekt nog uit hoe dit zit met de ID-kaart.
Mevrouw POOT complimenteert de heer Lambrieks met zijn bijzonder heldere
presentatie. Duidelijk werd toen hoe de tarieven zijn opgebouwd. De VVD wil akkoord
gaan met de tabellen onder voorwaarde dat de wethouder nog verheldert wat de raad
precies vaststelt en wat de verschillen zijn in de tabellen en met de bestuurlijke notitie.
In de bestuurlijke notitie wordt gesproken over de tarieven en hoe die worden vastgesteld
en daar zit nu een andere tabel in. Het zou raar zijn nu twee notities vast te stellen waarin
tabellen zitten zonder toelichting.
Wethouder HILHORST geeft aan dat er afgelopen maandag een technische
sessie zou plaatsvinden waarin deze zaken aan de orde konden komen. Hij zegt toe dat
er een toelichting komt waarom er een afwijkende tabel ligt. Bij de leges is heel goed
uitgezocht hoe de kosten zijn opgebouwd en die kennis brengt mogelijkheden met zich
mee om de kosten naar beneden te brengen. Wellicht kan die kennis ook worden ingezet
voor andere processen.
De heer DE GOEDE weet dat niet alleen een tabel, maar ook een toelichting een
rol kan spelen bij eventuele rechtszaken.
De heer VAN DROOGE benadrukt dat de wethouder geen toelichting kan geven.
Hij kan wel aangeven wat hij gaat doen en ervoor zorgen dat het er voor de raad is. Wat
de raad besluit, is besloten. Als de wethouder een toelichting wil geven, vereist dat een
nieuw besluit van de raad. Dat raadt hij af.
Wethouder HILHORST komt voor de raad met een toelichting op de afwijkende
tabel en met een reactie op de rol van een toelichting bij rechtszaken en eventuele
consequenties daarvan. De raad besluit over de tabel in de stukken. Die tabellen kloppen.
De VOORZITTER constateert dat dit punt voldoende is besproken.
8
14
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
F.16.
Verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet Nr. BD2013-012636
en
F.17.
Nota Ramen en Bekostigen Nr. BD2013-013728
De heer MULDER is blij dat dit raamwerk er ligt. Gekeken is naar historische
budgetten, normatieve budgetten en beleidskeuzes. Bij de diverse punten is een grotere
rol voor de raad weggelegd als gevolg van het nieuwe stelsel. De PvdA heeft een aantal
ideeën voor een wijziging in de vormgeving ten gunste van de bestuurscommissies.
Als je maar een jaar vooruit kunt plannen, is het lastig om een meerjarig
perspectief in het achterhoofd te houden. Daarom oppert de heer Mulder een meerjarig
minimumbedrag af te spreken. Voorts is het onduidelijk wat de rol is in de
bestuurscommissies aan de voorkant bij het vaststellen van het budget voor de
gemeenteraad. De commissie BWK heeft daar allerlei systemen voor. Voorstelbaar is dat
de historische en de normatieve budgetten een grotere rol spelen, maar
bestuurscommissies zouden een verzoek kunnen doen voor beleidsmatig gewenste
budgetten. Die mening van die bestuurscommissies zou kunnen meewegen alvorens het
budget vast te stellen. Het gaat er dus om vooraf de beleidsmatige wens van de
bestuurscommissie te laten meewegen.
De heer DE GOEDE vraagt of de heer Mulder de coalitieprojecten wil behouden.
Wellicht kunnen die nu juist in een keer slimmer geregeld worden.
De heer MULDER ziet dat nu alleen het historische en normatieve aspect een
grote rol spelen. De vakwethouder komt apart in beeld naast zijn collega's en het college
als geheel als vragende partij. Dit zou nu in een keer veel praktischer geregeld kunnen
worden.
Mevrouw ROODINK leest in het stuk dat bestuurscommissies al a priori een soort
begroting kunnen aanleveren. Dat lijkt toch precies datgene wat de heer Mulder nu
voorstelt.
De heer MULDER leest dat de begroting nu wordt opgesteld op basis van
historische en normatieve budgetten en niet zo zeer op beleidsmatige wensen.
De heer DE GOEDE memoreert een eerdere discussie over waar het primaat
voor de begroting moet liggen. Die ligt nu vooral bij de diensten. Die leveren informatie
aan bij het college en dan komt het naar de raad. De raad zit dus achter in het proces. Het
zou mooi zijn als de raad meer vooraan in het proces zijn wensen kenbaar kan maken.
Dan zijn er straks twee soorten vertegenwoordiging: bestuurscommissies en de raad zelf.
Dat zou met elkaar kunnen botsen. Het lijkt dus verstandiger het primaat bij de raad neer
te leggen en die kan diverse partijen daarbij betrekken. Wellicht kan de PvdA nadenken
over de manier waarop de informatie die Amsterdammers belangrijk vinden, terecht kan
komen in de begroting.
De heer MULDER voorziet dat de raad de besluitvorming behoudt, maar de raad
kan besluiten wel beter geïnformeerd nemen.
De heer DE BRUIJN waakt ervoor dat er een nieuw model ontstaat waarbij
zwaarwegende adviezen naar de raad komen die de raad geacht wordt standaard over te
nemen. Het primaat ligt toch echt bij de raad.
De heer MULDER beaamt dat het primaat bij de raad blijft, maar de raad kan dan
wel beter toegerust besluiten nemen. Bij de afvalinzameling hanteren verschillende
stadsdelen verschillende normen en ook daar zou de PvdA graag expliciet in beeld krijgen
g
15
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
wat de mening van de bestuurscommissie is over die normen.
De heer VAN DROOGE begrijpt niet wat de PvdA erin ziet om alle
bestuurscommissies te bevragen naar hun meningen.
De heer MULDER bedoelt wel dat er één norm is, maar de verschillende
bestuurscommissies kunnen die wel toelichten. Als er echt verschil van mening is over
een norm, wil hij dat graag vooraf weten.
De heer DE BRUIJN vraagt of de PvdA-fractie ontevreden is over de
informatieverschaffing.
De heer MULDER constateert geen problemen met de informatievoorziening
vanuit stadsdelen, maar hij zou het graag correct willen regelen.
Tot slot hoort hij graag hoe totaal de totaalbudgetten zijn. Een procedure wordt
niet gevolgd als men het niet eens is. Uiteindelijk besluit de raad. Hij hoort graag hoe de
wethouder dat voor zich ziet in de praktijk.
De heer DE BRUIJN is blij dat dit document nu voorligt. Hij spreekt zijn zorg uit
voor de herverdeling. Met deze nieuwe structuur mag geen grote herverdeling van geld
plaatsvinden over de stad. Zo mag er geen parkeergeld van het centrum worden ingezet
als subsidie voor Zuid. Er moet immers een relatie bestaan tussen de inkomsten en de
uitgaven in een bepaald gebied.
De heer DE GOEDE vraagt of voor de VVD alles bespreekbaar is. Sommige
lijsttrekkers willen immers parkeergelden gebruiken om elders in de stad andere
problemen op te lossen.
De heer DE BRUIJN mengt zich niet in een discussie tussen lijsttrekkers. De VVD
is er geen voorstander van parkeermiddelen in te zetten voor heel andere doelen, maar
voor de VVD is alles wel bespreekbaar.
De VVD is ook bezorgd voor het optimaliseren van de inkomsten. Dat suggereert
dat de gemeente zo veel mogelijk belastinggeld wil binnenharken. Hij hoort graag wat dat
betekent en hoe zich dat verhoudt tot de invoering van bijvoorbeeld een
bezoekersparkeerkaart in een stadsdeel. Dan komt er immers minder parkeerbelasting
binnen.
De VVD is het eens met het standpunt van de PvdA dat het niet goed is dat
bestuurscommissies slechts voor één jaar een financieel kader hebben. Dat moet bij
voorkeur voor de hele bestuursperiode duidelijk zijn.
Als een bestuurscommissie een tekort heeft, bestaat de mogelijkheid om toezicht
in te stellen. De VVD ziet dat graag gerealiseerd. De voorkeur gaat uit naar centraal
toezicht.
Voor het benchmarken ter vaststelling van normen dient men ook buiten
Amsterdam te kijken. De heer De Bruijn hoort graag wat de procedure is als er aan het
eind van een jaar geld overblijft. Niet altijd wordt nu de zorgvuldige procedure gevolgd bij
de jaarrekening.
De heer VAN DROOGE leest dat de bestuurscommissie een reserve kan vormen.
Het is hem onduidelijk of de VVD daar nu al dan niet voorstander van is. In het ene geval
is het reservevorming, in het andere geval is het voor onderhanden werk dat nog niet is
afgerond.
De heer DE BRUIJN is benieuwd of er nog een limiet aan zo’n reserve wordt
gesteld. De mogelijkheid voor het instellen van een reserve is prima, maar dat kent wel
een grens. Andersom zou het ook goed zijn dat geld dat al lang op de plank ligt, zo'n
reserve uit gaat en dus niet meer bij de bestuurscommissie ligt. Het is goed als geld wordt
besteed in januari aan een project dat nog net niet in december was afgerond. Het mag
niet zo zijn dat middelen uit bijvoorbeeld 2013 zomaar aan andere doelen worden besteed
10
16
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
in 2015. Dat krijgt hij graag bevestigd.
In de beleidsnota, bladzijde 4, staan zeventien nota's die samenhangen met de
wijze waarop het financieel stelsel wordt vormgegeven. Hij hoort graag of het klopt dat de
raad deze allemaal vaststelt.
De heer De Bruijn vraagt hoe de beperktere, nieuwe budgetbevoegdheid van de
bestuurscommissie ten opzichte van het huidige budgetrecht van de stadsdelen gestalte
krijgt.
De heer DE GOEDE vraagt hoe sterk geld geoormerkt moet zijn.
De heer DE BRUIJN vindt het belangrijk dat het primaat bij de raad komt te
liggen. De raad stelt de kaders voor de besteding van het geld in de bestuurscommissies.
Een bestuurscommissie zou kunnen voorstellen daarvan af te wijken, maar het
eindoordeel is aan de raad.
Mevrouw ROODINK complimenteert de ambtenaren met de financiële
verordening. Voor de nota Ramen en Bekostigen moet nog veel werk worden verricht. In
de nota is al wel het een en ander geregeld. Bestuurscommissies kunnen al bepaalde
voorstellen doen. Dat moet allemaal nog wel gemanaged worden. Daar heeft D66 nog wel
zorgen over, vooral omdat gedurende het begrotingsjaar men voorstellen kan doen om
met budgetten te schuiven. Dat wordt nog lastig.
Een objectief ramingsmodel heeft nog weinig objectieve inhoud gekregen. Het is
wel goed om buiten Amsterdam te kijken naar benchmarks. Dat moet dan wel heel
transparant gebeuren en dat zal veel aandacht vergen.
In de nota wordt gemakkelijk gezegd dat rve’s eigenlijk hetzelfde zijn als
bestuurscommissies, zeker als het gaat om de verantwoording over eventuele tekorten.
D66 wil echt inzicht krijgen in de wijze waarop het toezicht daarop vorm krijgt.
De heer VAN DROOGE vindt de verordening prima. Het werk ziet er degelijk uit.
De beleidsnota Ramen en Bekostigen laat heldere gedachtegangen zien. Beide nota's
zijn goed doordacht.
Gefaseerde invoering krijgt in het voorjaar een nadere uitwerking. De heer Van
Drooge krijgt daar graag een meer exacte tijdsaanduiding voor. Hij is nieuwsgierig naar de
benchmarking. Bestuurscommissies en rve's kunnen eigen afwegingen maken over de
realisatie van voorzieningen, maar in het stuk zelf staat dat bestuurscommissies reserves
kunnen vormen. Bij voorzieningen kan hij zich nog iets voorstellen, maar reserves gaan te
ver.
De heer DE GOEDE vraagt of de regels voor de nieuwe reservestructuur ook van
toepassing kunnen zijn voor de bestuurscommissies. Dan is dat probleem meteen
opgelost en dan geldt er één regel voor de hele stad.
De heer VAN DROOGE aarzelt, omdat er staat dat bestuurscommissies hun
eigen afweging kunnen maken en ze kunnen voorzieningen treffen. De
ontwerpjaarrekeningen van de bestuurscommissies maken deel uit van de geïntegreerde
begroting van de gemeente. Wellicht wordt de jaarrekening bedoeld. De heer Van Drooge
ziet de wethouder knikken. De implementatie van de budgetten komt nog in januari,
misschien februari.
De heer DE GOEDE ziet dat er diverse begrippen in staan die tot onduidelijkheid
leiden. Het gaat of om spelfouten, of om het door elkaar halen van termen.
Wellicht vallen afspraken met de stadsdelen binnen de afspraken over het
functioneren van de gehele gemeente. Hij denkt daarbij aan het omgaan met reserves en
de eisen waaraan een accountantscontrole moet voldoen. Dat dient allemaal van
toepassing te zijn verklaard op de specifieke rve's. Hij vraagt of de documenten daarop
nog een keer nagelezen kunnen worden.
Afspraken met de stadsdelen vallen onder de manier waarop het geregeld is voor
de stad. De suggestie van de PvdA om naar meerjarenramingen te gaan, is een
11
17
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
verstandige. De wens van de VVD om echt alles te oormerken en alles vast te leggen is
geen goed idee. Lokale kennis moet gebruikt worden om problemen op te lossen. Tussen
clusters moet als er een goede reden voor is, met geld geschoven kunnen worden. Het
gaat om slim met elkaar omgaan en geen geld onnodig op de plank laten liggen. Spreker
kan zich niet voorstellen dat er enorme voorzieningen bij een bestuurscommissie
getroffen moeten worden. Dat gebeurt op centraalstedelijk niveau. Voorzieningen worden
daardoor beter beheerd. Het format waarmee de raad met de begroting gaat werken, zou
ook door de bestuurscommissies kunnen worden gebruikt. Dan vereenvoudigt
consolidering. Benchmarken met andere gemeenten kan waardevol zijn.
GroenLinks vindt dit een buitengewoon goede verordening, maar op bijna alle
terreinen moet nog het nodige worden ingevuld. Hij vraagt aandacht voor artikel 12, het
adviesorgaan. Straks is er geen raad voor de stadsdeelfinanciën meer. GroenLinks hoort
hierover graag wat meer en ook wie in dat orgaan komen te zitten.
GroenLinks is benieuwd of er een reactie van de rekenkamer is. Hij verzoekt de
voorzitter de rekenkamer te vragen hiernaar te kijken en te beoordelen of de terminologie
helder is.
Nergens in de stukken wordt gesproken over een redengevende verklaring bij het
verstrekken van financiële middelen. De heer De Goede ziet graag standaard bij elke
beslissing, begroting en elk officieel document opgenomen wat de reden is waarom een
besluit moet worden genomen. Dat vormt dan de basis waarop de raad een besluit neemt.
Artikel 4 van het 212-stuk gaat over de administratieve en financiële organisatie.
Vanavond komt aan de orde hoe dat beter kan. Die discussie vanavond kan wellicht
bijdragen aan verbetering van deze stukken.
De heer IENS vindt het goed dat deze notitie ruimte laat voor aanpassingen aan
de praktijk. De regels gaan naar verwachting in voor de begroting 2015. Dat vergt echt
meer helderheid. De begrotingen die voor 2014 zijn opgesteld, gelden voor heel 2014 en
vanaf 2015 gebeurt het op deze manier.
Hij vraagt in hoeverre er politieke invloed is op de begroting. Bestuurscommissies
vormen immers geen politieke laag. “Leden van bestuurscommissies kunnen moeilijk als
politieke ambtsdragers worden gekarakteriseerd.” Van belang is dus op welke wijze de
raad vooraan de processen kan zitten.
De VOORZITTER schorst de vergadering om 15.45 uur voor vijf minuten.
De voorzitter heropent de vergadering om 15.50 uur.
Wethouder HILHORST brengt de complimenten voor de verordening over aan de
desbetreffende ambtenaren. De meeste vragen hebben betrekking op de nota Ramen en
bekostigen. In het verleden werd vooral gekeken naar wat er vorig jaar in de begroting
stond, maar dit is een nieuwe manier om een begroting vanaf nul op te bouwen,
uitgaande van de gewenste voorzieningen in de stad en de beschikbare middelen. Die
voorzieningen moeten op de meest doelmatige manier tot stand worden gebracht en
daarom is er een benchmark. Die reikt uiteraard verder dan Amsterdam. De nota Ramen
en Bekostigen gaat gelijk op met het bepalen van de budgetten van de
bestuurscommissie. Het uitgangspunt is verlengd bestuur: het budgetrecht ligt bij de raad.
Input komt van de bestuurscommissies. Op basis daarvan wordt de kadernota gemaakt.
Per programma wordt bekeken welk deel door bestuurscommissies moet worden
uitgevoerd. Dat vormt het raamwerk voor de begroting van de bestuurscommissies. Het is
aan de bestuurscommissies om aan te geven hoe ze zouden willen schuiven tussen
programma’s. Dat voorstel is daadwerkelijk een voorstel aan de gemeenteraad. Die
bepaalt vervolgens wat er gebeurt. Binnen de begroting heeft een bestuurscommissie wel
de bevoegdheid om iets meer aan het een en iets minder aan het ander te besteden. Het
zijn niet zo zeer verzoeken. Er wordt gesproken over voorzieningen maar dat woord leidt
hier tot een misverstand. Bedoeld wordt hier een financiële voorziening. Bestuurs-
commissies kunnen aangeven dat het wenselijk is bepaalde voorzieningen op een hoger
niveau te brengen. Het gaat dus niet om een aanvraag voor meer geld. Die informatie
krijgt het college en die neemt die wensen mee in het voorstel voor de kadernota. Het
college kan dan laten zien wat er ingediend is. Dat is een goede suggestie.
12
18
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
De heer DE BRUIJN stelt dan wel dat er objectief naar gekeken wordt en dat de
raad niet met naar de mening van het college heel sterke argumenten moet komen om
daarvan af te wijken.
Wethouder HILHORST verduidelijkt dat het budgetrecht aan de raad is. Er
kunnen wensen komen voor voorzieningen, maar de raad maakt de afweging tussen de
verschillende wensen. Het gaat absoluut niet om een dictaat.
De heer MULDER leest op bladzijde 14 dat de raad aan de hand van historische
budgetten en objectieve ramingen besluit. Hij vraagt zich af of dit wel voldoende helder in
het stuk staat.
Wethouder HILHORST benadrukt dat er geen wensenlijst aangevoerd kan
worden. Het gaat om kaderstelling vanuit de gemeenteraad. Als een bestuurscommissie
signaleert dat er een hoger voorzieningenniveau nodig is, wil het college die
signaleringsfunctie van de bestuurscommissie gebruiken. Bestuurscommissies hebben
kennis van de wijken in Amsterdam. Die informatie gebruikt het college en de raad om
een afweging te maken.
Er is een meerjarenraming, maar er ligt geen meerjarenclaim. Het budgetrecht
van de raad heeft steeds het primaat. De raad kan instemmen en afwijken van de
meerjarenraming. Het is aan de raad om te besluiten over het trap-op-trap-af-systeem. Als
er nu meer geld binnenkomt, stijgt daarmee het budget van het stadsdeel gelijk aan dat
van de centrale stad qua percentage. Dat kan nu niet meer. Wat wel mogelijk is, is dat het
nieuwe college afspreekt dat trap-op-trap-af-systeem als uitgangspunt te nemen voor de
komende jaren. De raad richt het budgetrecht dan zo in dat helder is wat er de komende
vier jaar gebeurt. Maar het staat de raad vrij daar elk jaar op terug te komen.
Als het gaat om normen, dient er een uitspraak te komen over het
voorzieningenniveau. Als er in Amsterdam meer geld wordt besteed aan dienstverlening,
kan dat een politieke keuze zijn. Uit vergelijkingen kan ook blijken dat het Amsterdamse
voorzieningenniveau niet afwijkt, maar wel meer geld kost. Dat is dan een aandachtspunt.
De VVD wil geen herverdeling over de stad, maar er is wel iets veranderd in de
verhouding tussen stad en stadsdelen en ten opzichte van stad en bestuurscommissies.
Omdat er sprake is van verlengd bestuur, is er een scheiding tussen inkomsten en
uitgaven. Op basis van de begroting wordt bekeken wat er nodig is voor de objectieve
uitvoering van een taak. Inkomsten en uitgaven worden gescheiden. De raad bepaalt wat
er gebeurt met de inkomsten en die heeft daar een bepaalde verdeling voor. Dan gaat het
weer om het budgetrecht van de raad.
Voor het optimaliseren van de inkomsten geldt hetzelfde. Er is een kaderstelling
vanuit de gemeenteraad. Als er inkomsten komen over de leges, moeten die ook gewoon
binnenkomen. Het gaat daarbij om het nakomen van afspraken.
Als er geld overblijft, kan er een voorstel voor een reserve worden gedaan. Ook
hier heeft de raad weer het budgetrecht. Als de raad bij de jaarrekening de wens van een
bestuurscommissie om een reserve in te stellen honoreert, dan is het aan de
bestuurscommissie geld uit die reserve te besteden. De regels voor reserves en
voorzieningen worden stadsbreed toegepast. Bestemmingsreserves vallen na twee jaar
vrij tenzij de raad tot verlenging van zo’n reserve besluit.
Over de zeventien nota's die invulling geven aan de financiële verordening merkt
de wethouder op dat alle nota's die het budgetrecht van de raad raken, worden
besproken. Nota's die de verantwoordelijkheid van het college raken, worden in het
college besproken. De wethouder zal aangeven welke nota in welke categorie valt. De
planning vergt wat meer werk, maar ook die komt zo snel mogelijk naar de raad.
De heer DE GOEDE wil dat graag snel weten, want als er geen beleidsnota is,
kunnen bevoegdheden straks niet worden overgedragen aan deelcommissies.
Wethouder HILHORST verzekert dat dit zo snel mogelijk gebeurt. Hij beseft dat er
nog veel werkt verricht moet worden aan objectieve ramingen. Zo’n objectief
13
19
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
ramingsmodel zal tot veel discussie leiden. Daarom wordt dat gefaseerd ingevoerd.
Rve's worden behandeld als bestuurscommissies voor zover het financiële logica
betreft. Als een bestuurscommissie een onderschrijding of overschrijding van het budget
heeft, dan kan er in het eerste geval een voorstel komen voor een reserve en bij een
overschrijding zou die het jaar daarop gecorrigeerd moeten worden. Dan moet er wel
toezicht komen om te bewerkstelligen dat men zich wel houdt aan het budget. Het gaat
daarbij om centraal toezicht.
Mevrouw ROODINK benadrukt dat er vanaf 19 maart bestuurscommissies zijn en
dan moet wel bekend zijn hoe dat toezicht is geregeld.
Wethouder HILHORST verduidelijkt dat de regels voor toezicht strikt genomen
niet op 19 maart klaar hoeven zijn. De eerste overschrijding van het budget kan op z’n
vroegst geconstateerd worden bij de jaarrekening 2014. Maar dit is zeker geen vrijbrief.
De woorden jaarrekening en begroting worden aangepast. Op 23 januari komen
de budgetten voor 2014 aan de orde. Regels voor reserves gelden uiteraard
gemeentebreed en dat geldt ook voor accountantscontroles.
De heer DE GOEDE vraagt of de accountant direct rapporteert aan de
bestuurscommissie, zodat die nog een reactie kan geven. De gemeenteraad zal
opdrachtgever moeten zijn voor de controleverordening en het accountantsonderzoek,
maar een bestuurscommissie dient gelegenheid te krijgen een reactie te geven.
Wethouder HILHORST komt hierop schriftelijk terug.
Het format van een begroting is helder. Wat aan de bestuurscommissie gegeven
wordt, zit in datzelfde format. Die indeling is zo gemaakt, zodat wat uitgegeven wordt aan
bepaalde doelstellingen en wat bereikt wordt, bij elkaar gevoegd kan worden.
Het nieuwe orgaan dat in de plaats komt van de raad van de stadsdeelfinanciën is
breder van opzet dan alleen de verhouding tussen bestuurscommissies en centrale stad.
Het adviseert aan raad en college. De invulling komt nog aan de orde. Het adviesorgaan
adviseert raad en college.
Het woord redengevende verklaring komt niet in de nota voor, maar de opzet van
deze nota is het budgetrecht van de raad te versterken. De praktijk komt er wel aan
tegemoet.
De heer VAN DROOGE begrijpt dat resultaatverantwoordelijke eenheden vallen
onder een lid van het college. Hij hoort graag of er straks een lid van het college is dat
zorg draagt voor de bestuurscommissies.
Wethouder HILHORST legt uit dat op dit moment alle diensten voor het college
werken en niet voor één specifieke wethouder. Dat is straks met de clusters en de nieuwe
rve's ook zo.
Wethouder VAN ES voorziet eveneens een taakverzwaring voor de raad en een
andere verhouding tot de bestuurscommissie. Als het gaat om een escalatiemodel, is het
zo dat de huidige commissie binnen de gemeentelijke decentralisatie wordt afgeschaft.
Die manier van geschillenbeslechting is er straks niet meer. Logisch, want de verhouding
tussen bestuurscommissies, college en raad verandert. Als er sprake is van
meningsverschillen zal het dat orgaan zijn dat de definitieve besluitvorming neemt, de
raad of het college. Er is geen formele geschillenbeslechting meer.
De suggestie van de heer Van Drooge dat er één lid van het college
verantwoordelijk wordt voor de bestuurscommissie is het overwegen waard. Ze denkt dat
dit niet slecht zou zijn, maar dat is aan het nieuwe college.
Wethouder HILHORST legt nog uit dat de regels voor 2015 gelden. Aan het
Ramen en Bekostigenmodel moet nog veel gewerkt worden. De eerste onderdelen
moeten van de zomer klaar zijn.
14
20
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
De heer VAN DROOGE vraagt de wethouder naar de onzuiverheden in de tekst
te kijken, met name als het gaat om de term voorzieningen.
De heer DE GOEDE verzoekt de wethouder de rekenkamer te vragen hiernaar te
kijken. Bij een aantal onderdelen van artikel 212 staat niet aangegeven waarom die
verandering nodig is. Hij ziet dat graag toegevoegd. Het gaat vooral om het effect.
Paragraaf 4 leidt wellicht tot een amendement.
Wethouder HILHORST zal kijken op welke manier in de verordening daaraan
uitvoering wordt gegeven. Hij bekijkt het door het CDA gevraagde zorgvuldige
woordgebruik.
De VOORZITTER vindt het een goede suggestie om de rekenkamer te
benaderen. Dit punt gaat naar de komende raad. Hij constateert dat dit punt voldoende is
besproken.
F.18.
Vaststellen Voortgangsrapportage over de eerste 10 maanden van het
Programma Verbetering Financiële Functie re-integratiebudget Dienst Werk en
Inkomen (DWI)
Mevrouw VAN DER PLIGT had verwacht dat de wethouder Financiën vorige
week bij behandeling in de commissie WPA bij de bespreking aanwezig zou zijn geweest.
De SP is erg geschrokken van de gemaakte fout, het bedrag, maar vooral ook van de
trage reactie van DWI. In de zomer van 2013 is deze fout al aan het licht gekomen, maar
bijna een half jaar later is de fout gemeld. Pas na drie maanden is men gaan opschalen.
Het ontstaan van de fout gebeurde toen DWI nog niet onder verscherpt toezicht stond,
maar bij het ontdekken van de fout was dat verscherpte toezicht er wel. Nu gaat DWI het
alleen doen. De toetsingscommissie vindt de rapportage van DWI weinig concreet en ze
waarschuwt voor de stapeling van werkzaamheden die op DWI afkomt. Ze hoort graag
hoe de wethouder daar tegenaan kijkt.
Deze fout zou uit de reserve Taal en werk gehaald worden. Dat zou verkeerd in
het stuk staan volgens wethouder Van Es en het zou nu bij de dienst op de
apparaatskosten worden geboekt. Dat legt dan wel beslag op het W-deel en dat geld is
bedoeld om mensen aan het werk te helpen. De SP hoort graag hoe de wethouder dit
oplost.
Mevrouw POOT vindt het zeer bezwaarlijk dat de wethouder Financiën niet
aanwezig was bij de desbetreffende commissie WPA. Ze hoort graag de reden van zijn
afwezigheid. Dat zou de commissie immers kunnen doen twijfelen aan zijn betrokkenheid
bij dit dossier. Ze hoort graag welke betrokkenheid de wethouder Financiën heeft bij de
verbeterfunctie van DWI.
De fout van 1,5 miljoen euro bij DWI zou kunnen wijzen op een parallel bij de fout
bij de dienst Belastingen, namelijk dat beide fouten pas heel laat bij de verantwoordelijke
wethouder terecht zijn gekomen. Escalaties op de ambtelijke werkvloer worden kennelijk
niet snel opgevangen. Dat vergt een toelichting.
De heer VAN DROOGE vindt het lastig zich een weg te banen door het stuk met
alle verwijzingen en afkortingen. De ACAM zou effectief in control moeten komen en die
ziet dat zelf als een behoorlijke uitdaging. Het CDA maakt zich ernstig zorgen over de
reorganisatie van die financiële functie. Er moet nog heel veel worden gedaan. De
planning is er nog niet eens om gegevens op te schonen. Processen en formats zijn
ontwikkeld, maar er moet nog worden proefgedraaid. Hij hoort graag wanneer de
wethouder met alle antwoorden komt om dit te implementeren.
Wethouder VAN ES heeft vorige week in de commissie WPA gesproken over het
financiële toezicht en de betalingen in het kader van de IDWW. Dat had ze in december al
gemeld. Het ging over betalingen in 2013 en afrekeningen over 2012. Het betreft een
15
21
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
ernstige misser in de organisatie. Dat de fout zo laat doorkomt, is zowel zorgelijk als
ontroerend. Mensen hebben werkelijk alles op alles gezet om de fout zelf op te lossen,
maar ze zijn daar te lang mee doorgegaan. Dat is niet goed en dat moet veranderen. Als
iets niet goed gaat, moet men dat ogenblikkelijk melden. De brief van de wethouder
verduidelijkt dat apparaatskosten worden geboekt op het re-integratiebudget. Dit wordt
niet betaald uit de bestaande reserve. Ze gaat ervan uit dat er zoveel mogelijk middelen
betaald worden uit de apparaatskosten zelf — hoe belastend ook. Het mag zo min mogelijk
ten koste gaan van Amsterdammers die aan het werk moeten komen. Dat voorstel komt
later naar de raad.
Databeheeropschoning is onderdeel van de implementatie van de financiële
infrastructuur. Dat zit in fase 3 en dat loopt nog tot mei 2015. Dan moet dat opgelost zijn.
Fase 3 waarvan dit een onderdeel vormt, loopt tot mei en als het goed is, is dan alles
opgelost.
Wethouder HILHORST spreekt zijn vertrouwen uit in de Toezichtctommissie. Die
commissie is scherp en ze signaleert dat er verbetering is. De taak van de
Toezichtcommissie is vragen stellen en kritisch zijn. De commissie heeft wel degelijk
vertrouwen in de richting waarin het gaat en in het veranderingstraject. Bij de
toezichtcommissie wordt geregeld gesproken over tussenrapportages.
De reden van zijn afwezigheid bij de commissie WPA berust op een misverstand.
Zijn aanwezigheid is eerder toegezegd en die toezegging moet gestand worden gedaan.
De VOORZITTER constateert dat dit punt voldoende is besproken. Hij bedankt
iedereen voor zijn of haar inbreng en schort de vergadering om 16.50 uur tot 19.30 uur.
16
22
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
AVONDDEEL
Financiën
F.19.
Foutieve uitbetaling woonkostenbijdrage (WKB) 2013 Dienst Belastingen
gemeente Amsterdam (DBGA) Nr. BD2014-000429
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering van de raadscommissie
Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën. We hebben vanavond nog maar één
agendapunt te behandelen en dat betreft agendapunt 19, Foutieve uitbetaling
woonkostenbijdrage (WKB) 2013 Dienst Belastingen gemeente Amsterdam.
Dan heb ik nog even een procedurele mededeling. Van deze vergadering komt
een transcriptie beschikbaar aanstaande maandagmiddag ter voorbereiding op het debat
aanstaande woensdag als u daartoe besluit.
De wethouder heeft mij verzocht vooraf een mededeling te kunnen doen. Het
woord is aan de wethouder.
Wethouder HILHORST: Graag wil ik voorafgaand aan het debat op drie dingen
terugkomen. Dat is de huidige stand van zaken, dat is de raad van 18 december en de
conclusies van de onderzoeken.
Om met dat laatste te beginnen: dat laatste had voorkomen kunnen worden, als
de dienst Belastingen had gedaan wat de ACAM had geadviseerd en dat is een pijnlijke
constatering. In de jaren 2009, 2010 en 2011 heeft de ACAM in een managementletter
aan de directie dienst Belastingen aanbevelingen gedaan om bestedingslimieten in te
voeren. De werkwijze omtrent de managementletters is zo dat dit een brief is aan de
directie. Deze adviezen hebben dus nooit het college bereikt en ook nooit mijn
voorganger. Dat was op dat moment de bestaande praktijk. Dat ga ik veranderen, want ik
wil voorkomen dat dit soort fouten opnieuw gemaakt worden.
Dan over de raad van 18 december. Ik heb daar aanleiding gegeven voor een
misverstand. Tijdens dat raadsdebat heeft de heer Van Drooge maar ook andere
raadsleden over bestedingslimieten gesproken. Ik heb toen gezegd dat ik daar in januari
op terug zou komen. Dat doen wij hier. Maar ik heb ook de indruk gewekt dat een
bestedingslimiet de fout niet had kunnen voorkomen en dat klopt niet. De fout had wel
degelijk voorkomen kunnen worden met een bestedingslimiet en daarom heb ik nu bij de
dienst Belastingen die bestedingslimiet ingevoerd.
Dan even over de huidige stand van zaken. De afgelopen weken hebben we de
focus gelegd op de vriendelijke aanpak. Dat betekent dat huishoudens de kans kregen om
kosteloos het bedrag terug te betalen of een betalingsregeling af te sluiten. Dat heb ik
eerder uitgedragen. Dat is de lijn die we volgen: vriendelijk waar het kan, en streng waar
het moet. Deze week zijn we gestart met incassoprocedures, waarbij huishoudens die nog
geen betalingsregeling hebben afgesloten, een aanmaning krijgen en waarbij
gerechtelijke deurwaarders worden ingezet. Op dit moment is met 37 huishoudens
waarop de gemeente een vordering heeft van meer dan 1000 euro nog geen contact. Dat
komt omdat mensen niet open doen en niet reageren op onze pogingen tot contact en er
kunnen nog allerlei andere redenen zijn. Soms zijn ze verhuisd. We gaan onvermoeibaar
door, omdat wij willen dat niemand ermee wegkomt. Al het geld dat ten onrechte is
uitbetaald, moet terugkomen naar de gemeente. Ik wil een compliment maken voor de
enorme inzet van ambtenaren, want er is keihard gewerkt om het grootste deel van het
onterecht uitbetaalde geld terug te krijgen. Ook tijdens de feestdagen is er heel hard
doorgewerkt en ik wil daarom al deze ambtenaren bedanken voor hun inzet. Mede dankzij
hen is het verwachte verlies beperkt tot 1,5 miljoen euro. Dat is natuurlijk nog steeds 1,5
miljoen euro te veel en daarom zal ik alles uit de kast halen om zoveel mogelijk van het
openstaande bedrag terug te halen.
17
23
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
De VOORZITTER: Dank u wel. Dan nog even ter orde van de vergadering. We
hebben deze vergadering ingepland tot 22.30 uur. Dat is drie uur, dat is best ruim. Het
ging vanmiddag ook vlot. Wie mag ik als eerste het woord geven?
De heer MULDER: Dank u wel voor alle snelle acties en alle stukken die
voorliggen om deze vergadering gedegen te kunnen voeren. Een aantal dingen is nu toch
heel snel helder geworden. De basis van de fout zit in de omzetting van het systeem naar
de nieuwe Europese rekeningnummers. Het zou een spannend jongensboek kunnen zijn.
Er is een programmeerfout ontstaan die niet ontdekt is, omdat er op andere onderdelen is
gecontroleerd, namelijk daar waar fouten verwacht werden zoals bij het belasting innen.
De dienst is daar nu eenmaal mee bezig. Er is dus minder gewerkt aan die
woonkostenbijdrage wellicht omdat dat vanuit het perspectief van diegenen die de
controle deden, maar een klein bedrag was. De fout had natuurlijk wel opgemerkt moeten
worden. Er is wel gecontroleerd, maar de fout is gewoon niet gezien. De fout had
voorkomen kunnen worden door een bestedingslimiet. Daar had de heer Van Drooge voor
de kerst wel een punt. Het is fascinerend dat wel is besloten tot invoering van zo’n
bestedingslimiet, maar dat de wijze van invoeren is overgelaten aan diensten en
stadsdelen. De dienst Belastingen is daarop weliswaar gewezen, zelfs tot drie keer toe,
met managementsletters, maar daarmee is niets gedaan. En dat is ook niet geëscaleerd.
En dan kom ik op zaken die er samen toe hebben geleid dat dit soort dingen gebeuren.
Het is ons nu wel helder waar het zat. Het zit op verschillende punten. Het is deels het
ICT-systeem dat niet is gecontroleerd, het is deels een controleur die de verschillen niet
heeft gezien, het is deels een maatregel die niet is genomen. Wat ons betreft is de
omvang van dit probleem en de oorzaak van hoe het heeft kunnen ontstaan, uitputtend
boven tafel gekomen. Ik denk dat het belangrijk is voor alle betrokkenen, voor de mensen
die ten onrechte het geld hebben gekregen maar ook voor alle betrokkenen binnen de
organisatie, dat het nu snel duidelijk is. De fout is met 99,2% teruggebracht en 185,6
miljoen euro is gewoon terug. En er is nu een heel duidelijke maatregel en er staat helder
op papier hoe we dit in het vervolg kunnen voorkomen. Zowel het ICT-probleem wordt
aangepakt als het meer onderliggende probleem, die controlfunctie. Die wordt versterkt.
Plus dan nog het punt van die bestedingslimieten. En over hoe we omgaan met die
managementletters, daarover zegt de wethouder in zijn brief …
De heer VAN DROOGE: Als ik dan even mag interrumperen: als u het hebt over
het versterken van de controlfunctie, waar hebt u het dan over? Hebt u het dan over de
dienst of over DMC hier op het stadhuis? Waar hebt u het dan over? Kunt u mij dat
duidelijker maken?
De heer MULDER: In wezen spelen er twee dingen. Die adjunctfunctie die er bij
DMC bij komt en ook hoe het college beschrijft hoe de functie daarbij is: juist de
implementatie van dit soort aspecten van de gemeentelijke organisatie goed controleren.
De heer VAN DROOGE: Ik denk dat het nu bijna anderhalf jaar geleden is dat ik
een motie heb ingediend bij de raad om de functie van de control bij DMC te versterken.
Ik kan mij herinneren dat u die ook gesteund hebt. Wij zijn nu anderhalf jaar verder en nu
zegt het college dat het die functie gaat versterken. Wat is uw oordeel daarover? Wij
hebben dat als raad twee jaar geleden gedaan via woorden en we hebben onze zorg
uitgesproken, we hebben er een motie over ingediend dat het moet gebeuren en pas nu
zegt het college, nu het kalf verdronken is, dat het dit gaat doen. Wat is uw oordeel
daarover?
De heer MULDER: Allereerst mijnheer Van Drooge, slaat dit oordeel op u. U
verdient krediet omdat u voor dit specifieke punt al jarenlang op allerlei manieren
aandacht vraagt. Ten tweede is er in de praktijk blijkbaar niet genoeg gebeurd, want
anders was dit niet gebeurd. Ik meen dat er wel degelijk iets is gedaan met die motie, ik
meen dat hiervoor geld vrij is gemaakt bij de begroting juist om die controlfunctie te
versterken. Maar dat was niet genoeg.
18
24
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
Ik heb nog een paar belangrijke punten en ik heb ook een paar vragen. Wat gaat
u nu doen, wethouder, om de rest van het geld terug te halen? U zei iets over iets minder
de zachte kant inzetten. Ik lees in uw brief niets over de ING-mailing, terwijl KPMG er wel
het een en ander over zegt. Is er nog een route mogelijk om daar nog nadere afspraken
over te maken? Er wordt nu over gesproken de managementletters ook naar het college
te sturen. En nu kijk ik ook de andere raadsleden even aan. Zouden wij die niet ook als
raad mogen ontvangen? Ik kan me voorstellen dat er soms vertrouwelijke zaken in staan
waardoor dat ingewikkeld is en waardoor de accountant daar zelf ook keuzes in maakt.
Het zou een manier kunnen zijn om onze eigen rol te versterken of de
Rekeningencommissie te laten meekijken. En tot slot de manier waarop wij op de hoogte
worden gehouden van de concrete praktijk, van de implementatie van de maatregelen om
de controlfunctie te versterken. Hebt u daar zelf een beeld bij, hoe wij daar als raad verder
een vinger aan de pols kunnen houden?
Mevrouw POOT: Het leek mij nu bij uitstek een gelegenheid voor de oppositie om
hier het woord te voeren. Maar goed, dan doen wij dat gewoon. Voorzitter, voordat ik op
de inhoud kom, wil ik eerst mijn waardering uitspreken voor de snelheid en gedegenheid
waarmee zowel het Atos- als het KPMG-rapport is uitgebracht. Wat ons betreft is dat een
heel goede basis om een verbeterplan op te stellen.
Dan nu de inhoud. We zijn echt wel geschrokken van de inhoud. Het gaat hier niet
om één fout, maar het gaat hier echt om een stapeling van menselijke, automatiserings-
en systeemfouten met als klap op de vuurpijl het ontbreken van bestedingslimieten.
Wethouder, u kunt niet anders dan concluderen - en dat deed u ook al - dat de heer Van
Drooge gelijk had in de vorige raadsvergadering waarin hij u opdroeg die betalingslimieten
in te stellen. U hebt daarop al antwoord gegeven, maar wij zijn toch nog wel benieuwd
waarom u toen zo halsstarrig bleef weigeren dat te doen. Daar zijn wij heel erg benieuwd
naar, zeker omdat op dat moment het Atosrapport al bekend was. In dat Atosrapport
wordt ook gesproken over bestedingslimieten. Als die er geweest waren, was dit niet
gebeurd.
Het afhandelen van de crisis verloopt wat ons betreft goed. Wat ons nog wel een
klein beetje stoort, is dat de wethouder het doet voorkomen alsof dit ons 1,5 miljoen euro
kost — wat wij nog steeds een heel groot bedrag vinden — maar waarbij hij wel even
vergeet dat er ook nog 4000 uur intern aan is besteed en ook dat er mogelijkerwijs nog
wel incassokosten en meer ambtelijke kosten aankomen. Graag horen wij de wethouder
daar nog over. Als het gaat over de crisis vinden wij het nog wel interessant dat er zeven
zaken buiten beschouwing zijn gelaten. Waarom is dat zo? Wat zijn dat voor gevallen? En
wij moeten ook zeggen dat wij de maximale betalingstermijn, twee jaar voor de
terugbetaling, een beetje lang vinden. Wij dringen erop aan die termijn echt korter te laten
zijn en ik kan me voorstellen dat u voor ons een overzicht hebt van alle afspraken die er
zijn gemaakt.
Dan zou ik nu een aantal vragen willen stellen over het ontstaan van deze fout en
over de manier om dit in de toekomst te voorkomen. Wij begrijpen nog niet goed uit alle
stukken en rapporten hoe het nu mogelijk was dat er 220 miljoen euro op de rekening
stond. Ik lees dat niet terug in de stukken en wij zien ook niet terug wat daarop nu de
maatregel gaat zijn. Ja, er gaat vaker afgeroomd worden, maar ik begrijp gewoon niet wat
dat nu exact betekent. Daar willen wij echt helderheid over hebben. Wij willen het tot in
detail begrijpen: hoe is het mogelijk dat tot drie keer toe de aanbevelingen van de ACAM
niet zijn opgevolgd? Daar kunnen wij niet bij en daar voelen wij ons oncomfortabel bij.
Hoe kunnen wij er nu van uitgaan dat het straks daadwerkelijk gaat gebeuren als er zaken
worden aanbevolen door de ACAM of als het college iets toezegt? Wij willen graag een
toelichting, eigenlijk een debat en de verzekering dat toezeggingen van het college en
aanbevelingen van de ACAM echt uitgevoerd worden. Daar zou ik echt prijs op stellen.
De heer VAN DROOGE: Mevrouw Poot, ik begrijp dat u vragen stelt aan het
college over hoe u er op kunt vertrouwen dat iets daadwerkelijk gebeurt als het college
zegt iets te zullen doen. Mijn probleem ligt erin dat het college in 2009 zegt in een reactie
op een rapport van de ACAM dat men het heeft ingevoerd en dat de ACAM het verkeerd
ziet. Het college zegt dus niet: ik ga het doen, maar het zegt: ik heb het gedaan. Wat is
19
25
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
uw oordeel daarover? Het gaat dus niet om een toezegging. Het college zegt dat het dit
gedaan heeft, maar nu blijkt dat dit niet is gebeurd.
Mevrouw POOT: Mijn oordeel daarover is heel simpel. Dat is slecht. Dat is
waarom ik de wethouder nu probeer op te roepen tot actie. Wij moeten hier met elkaar het
gevoel krijgen dat het daadwerkelijk uitgevoerd wordt, als er iets wordt toegezegd. Dat is
op dit moment wel degelijk een probleem. Daarin hebt u helemaal gelijk.
De heer VAN DROOGE: Het gaat mij er niet zozeer om dat iets wordt toegezegd,
want er kan ook nog een kink in de kabel komen als wordt gezegd dat het al gedaan is.
Dan blijkt het niet gedaan te zijn en dat vind ik dan nog weer een graadje anders. Laat ik
het maar heel voorzichtig formuleren.
Mevrouw POOT: Wij verschillen daarover niet van mening. Ik wil nog even ingaan
op de brief van de wethouder met de aangekondigde maatregelen. Daarin wordt onder
andere gesproken over het KPMG-rapport. Ik heb het hele rapport gelezen en ik moet u
heel eerlijk zeggen dat ik vind dat daar heel goede aanbevelingen in staan. Wij zien die
echter niet allemaal terug in de brief die de wethouder stuurt. Eigenlijk vinden wij dat
jammer en eigenlijk zouden wij willen voorstellen, zouden wij willen vragen aan de
wethouder om ons ter aanbeveling uit het KPMG-rapport heel helder te maken wie dat
wanneer gaat oppakken. Ik denk dat het niet voldoende is om de brief zoals die er nu ligt,
als enig uitgangspunt te nemen. Wij denken dat wij heel scherp moeten zijn op het
uitvoeren van al die maatregelen uit het rapport van KPMG.
De heer MULDER: Kunt u heel specifiek zijn over de dingen die het college niet
noemt en KPMG wel?
Mevrouw POOT: Het KPMG-rapport bestaat uit vijftig, zestig, zeventig
maatregelen, heel concreet. Zelfs het aantal regels van de brief voldoet nog niet aan
zestig, zeventig regels, laat staan de hoeveelheid maatregelen die erin staat.
Dan heeft de wethouder het over het valideren, het SEPA-proof maken. De
wethouder zegt dat hij dat voor 1 februari wil variëren. Dat lijkt de VVD een heel goed
idee. Wij willen dat dan ook echt uitgevoerd zien dus wij stellen hier voor dat dit hier, in de
commissie van 5 februari, op tafel ligt. Wij willen dan de resultaten zien. En wij willen ook
zien dat voor het einde van de maand overal waar nog geen betalingslimieten zijn
ingevoerd, deze dan wel zijn ingevoerd. Wij gaan er dan ook van uit dat limieten van 100
miljoen euro wat ons betreft niet meer aan de orde zijn. Wij stellen voor dat wij de
komende maanden echt iedere keer met elkaar de voortgang van het verbeterplan
bespreken en met elkaar discussiëren over hoe dat gaat.
De heer PATERNOTTE: Het debat dat wij op 18 december met elkaar voerden,
ging wat D66 betreft over de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren, of de wethouder in
control is, of hij op dit moment de juiste maatregelen neemt om te voorkomen dat dit nog
een keer gebeurt en of deze blunder goed wordt afgehandeld. Op dat moment konden wij
niet al die vragen goed beantwoorden.
Als we er nu naar kijken, zien we dat het crisisteam goed functioneert. Wij krijgen
er in ieder geval geen klachten uit de stad over binnen. Er is veel geld in korte tijd weer
teruggehaald. De wethouder voert de instructies van de raad uit om een coulante
schuldeiser te zijn. Wij constateren dat dit probleem zich voordoet dertien maanden nadat
de wethouder Financiën is aangetreden en dat veel dingen in gang zijn gezet voordat hij
zelf begon. Dat doet natuurlijk niets af aan zijn politieke verantwoordelijkheid, maar het is
voor ons wel van belang bij het beoordelen van de vraag of de wethouder in control is.
Als we daarnaar kijken, vinden wij het problematisch te moeten constateren dat
18 december de oppositie veel vragen stelde over de situatie, dat de wethouder Financiën
er in zijn antwoorden finaal naast zat en eigenlijk onbegrijpelijke antwoorden heeft
gegeven. Ik zal dat even uitwerken. Als wij terugkijken op 18 december en we vergelijken
dat met het rapport en met de tweede belangrijkste vraag op dat moment, namelijk: hoe is
het mogelijk dat het zo mis gaat, terwijl de gemeente zo vaak gewaarschuwd is? Zijn de
20
26
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
juiste maatregelen getroffen om te voorkomen dat het ooit nog eens gebeurt? De
wethouder gaf net in zijn verklaring aan dat de dienst Belastingen met een aantal
managementletters geadviseerd is een bestedingslimiet in te stellen, maar dat die
berichten het college nooit hebben bereikt. Dat klopt. Tegelijkertijd heeft de ACAM in 2009
het rapport “Tussentijdse audits’ uitgebracht en daarin heeft hij gewezen op het belang
van duidelijke afspraken over bestedingslimieten. De heer Van Drooge verwees er net
ook naar. Daarin stond dat het toepassen van bestedingslimieten afhankelijk van de
omvang van het betalingsverkeer aan te bevelen was. En het is aan te bevelen de
noodzaak van de hoge bestedingslimieten per organisatie te analyseren en hierover
concrete afspraken te maken met zowel diensten, bedrijven als stadsdeel. Het college gaf
toen aan dat dat al gebeurd was. De bestedingslimiet is afhankelijk gemaakt van de
omvang van het betalingsverkeer. Dan zijn er weliswaar managementletters geweest
richting de dienst Belastingen, maar er is ook een heel duidelijk signaal geweest richting
college. De vraag is hoe het kan dat dit niet is opgevolgd, als het college zegt dat het wel
is opgevolgd. De verklaring in de verslagen van de ACAM inzake de controle van de
jaarrekeningen in 2010, 2011 en 2012 zijn wat dat betreft ook helder, want daarin staat
dat de autorisatiesystemen binnen de dienst Belastingen ruimer zijn dan noodzakelijk. Is
er een mechanisme waardoor kan worden voorkomen dat daarvan misbruik wordt
gemaakt, vraagt de ACAM. Er was onvoldoende kennis bij de ICT-afdeling van de
gemeente over de technische kant van de Belastingdienst. En nog erger: als er iets
verkeerd zou gaan, dan zou er geen noodrem zijn. En ook dit voorjaar waarschuwde de
gemeente-accountant weer voor de computersystemen bij de dienst Belastingen. Er zijn
geen back-upvoorzieningen of herstelmogelijkheden voor bepaalde fouten en er moest
worden gewerkt aan zichtbare, interne controle. Oftewel, bij een sterk geautomatiseerde
organisatie als de dienst Belastingen moeten de beheersmaatregelen nog op orde worden
gebracht. Er zijn te ruime autorisaties voor medewerkers, er is aandacht nodig voor
noodzakelijke functiescheiding, er is sprake van een verzwakte interne beheersing, het
vastleggen en documenteren krijgt niet de benodigde, interne aandacht en de beheersing
van de IT-processen bij de dienst Belastingen is niet op orde. Dat zijn de signalen die wij
de afgelopen vier jaar hebben gekregen. In het debat werd vooral bij de wethouder
aangedrongen op het instellen van bestedingslimieten en de wethouder zei dat er een
andere manier was die hetzelfde effect zou hebben. Wij vroegen de wethouder wat er nu
precies gebeurd was en toen zei de wethouder dat er een computer op hol was geslagen.
KPMG zegt nu: stel zo snel mogelijk een bestedingslimiet in. Er was geen computer op
hol geslagen, nee, er was een nieuw softwareprogramma en dat is door slechte
documentatie verkeerd ingevuld. Het enige wat de wethouder nu kan doen is erkennen
dat de raadsleden van de oppositie, GroenLinks en ik denk eigenlijk in het bijzonder de
heer Van Drooge het volledig bij het juiste eind hadden en dat de wethouder er finaal
naast zat.
Dan kijk ik naar de maatregelen en dan constateer ik dat de wethouder natuurlijk
politiek verantwoordelijk is, maar dat niemand kan beweren dat de wethouder er
persoonlijk schuld aan heeft dat deze fout is gemaakt. Desondanks willen wij wel graag
van de wethouder een uitleg over hoe het kon dat hij bij het beantwoorden van de vragen
in de raad op 18 december zo diep in het duister tastte. Vervolgens kijken we naar de
maatregelen. Een bestedingslimiet dus. We gaan vaker verschillende saldi van
rekeningen aanzuiveren of afromen. Dat was destijds het antwoord van de wethouder en
een topambtenaar van DMC gaf toen ook aan dat werken met bestedingslimieten eigenlijk
niet normaal is in het betalingsverkeer. De wethouder zei toen dat er verschillende
mensen zijn die toestemming geven voor een betaling, maar de laatste toestemming moet
door vier ogen worden gedaan. Dat betekent een verdubbeling van de laatste
toestemming, een extra veiligheidsmechanisme. KPMG geeft in het rapport aan dat
controle door drie mensen eigenlijk zacht is. Nummer drie kan zelfs het hele bestand
wijzigen zonder dat dit opgemerkt wordt. Ook checken de medewerkers zelf de
bankafschriften. En dan maakt het niet veel uit of je het laat controleren door drie mensen
of door vier, of door honderdachtentachtig, want de laatste kan altijd nog alles
veranderen. Verder wordt aangegeven dat overboekingen van meer dan 5 miljoen euro
een dag van tevoren bij Treasury moeten worden gemeld. Maar die regel gold al en het
enige wat nu wordt gezegd is dat men er scherper op gaat toezien. Oftewel, de volgende
21
27
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
keer zijn we wel wakker. Dat willen wij wel geloven, maar het is eigenlijk een vreemde
conclusie als je constateert dat die regel er al was. En ten slotte is er nog de maatregel
dat de dienst Belastingen onder verscherpt toezicht wordt gesteld en er een extra
directielid aan toegevoegd wordt. De vraag is welke gedachte daarachter zit. De
afgelopen jaren is de dienst ICT onder verscherpt toezicht gesteld, de DIVV, DWI en nu
de dienst Belastingen. Daarmee staan dan 3000 van de 8500 fte van de gemeente onder
verscherpt toezicht. Je zou dus kunnen zeggen dat de noodtoestand bij de gemeente is
afgekondigd. Een derde van de ambtenaren staat onder verscherpt toezicht. Ik hoor graag
van de wethouder, misschien wel los van deze situatie, waar hij de oorzaak ziet van het
feit dat zo'n groot deel van deze organisatie uit control is en waarom het toevoegen van
een extra directielid daarop het antwoord is. Volgens de conclusie van KPMG ging het mis
op het operationele niveau en niet op directieniveau. Dus hoe gaat een extra directeur
bijdragen aan het voorkomen van herhaling?
Voorzitter, ik wil nog een aantal specifieke vragen stellen. In 2009 zouden er na
een waarschuwing van de accountant al duidelijke afspraken gemaakt worden over de
bestedingslimieten. Toch zijn er nog heel veel diensten die nog altijd een onbeperkte
limiet hebben, bijvoorbeeld het stadsarchief. Hoe kan dat? Het college laat weten dat
aanbevelingen voor de dienst Belastingen over bestedingslimieten via een
managementletter door de ACAM nooit op het stadhuis terecht zijn gekomen. De vraag is
eigenlijk hoe het college nu beoordeelt dat die managementletters nooit aan het college
zijn voorgelegd. Hoe kon het dat er 220 miljoen euro op de rekening van de dienst
Belastingen stond? Volgens de wethouder is het staand beleid dat rekeningen worden
afgeroomd. Volgens KPMG is daar juist geen beleid voor. Welk van de twee is waar? De
gemeente had met bestedingslimieten moeten werken, sterker nog, in het uitbetalings-
systeem voor de woonkostenbijdragen Lucifer zat die mogelijkheid, maar die stond niet
aan. Hoe kan dat? KPMG heeft de managementletters betrokken bij het onderzoek, maar
de reguliere verslagen over de jaarrekeningen bij de dienst Belastingen niet. En ook niet
het rapport “Tussentijdse audits’ dat de ACAM in 2009 heeft uitgebracht. In het debat dat
wij op 18 december hadden, is juist gevraagd om die openbare ACAM-verslagen die
zowel de raad als het college gezien hebben, te betrekken bij het onderzoek. Mijn vraag is
of het een bewuste keuze is van het college om die niet te betrekken bij het onderzoek
van KPMG of dat dit een keuze is geweest van KPMG zelf.
De heer DE GOEDE: Het werd net al gezegd, de crisis is bezworen. Het probleem
is beheersbaar en dat verdient complimenten. Heel veel mensen hebben de afgelopen tijd
heel hard gewerkt om ervoor te zorgen dat allereerst de belofte gestand werd gedaan dat
iedereen die recht had op de loonkostenbijdrage, die voor kerst had. Dat is gelukt op, ik
geloof, zeven mensen na die niet te vinden waren. Dat is heel mooi. Dat was inderdaad
beloofd en ik ben blij dat dat is nagekomen.
Ik ben ook heel blij dat van de aanvankelijk uitgekeerde 88 miljoen euro al 86,4 is
teruggehaald en dat zal nog meer worden. Dat betekent dat het financiële probleem
waarover we praten, nog 1,5 miljoen bedraagt. Dat is veel geld. Er zijn genoeg
instellingen in de stad die daarvoor graag bij de raad aankloppen, maar gezien de situatie
en als er crisis is, dan gebeurt niet alles netjes en dan ben je blij als het zo goed mogelijk
gebeurt. Natuurlijk, als GroenLinks de wethouder Financiën had geleverd, was het
misschien nog beter gelukt, maar toch de complimenten voor de wijze waarop deze
wethouder dat gemanaged heeft. Dus wat ons betreft is de crisis afgelopen.
De heer MULDER: Dan rijst toch de vraag of het nog beter had gekund.
De heer DE GOEDE: Dat zullen we de volgende collegeperiode merken. Het kan
altijd beter, maar ik zei net al, het is goed gegaan. Het is opgelost, de crisis is goed
aangepakt. Wat ons betreft wordt dat nu afgesloten.
Dan ga ik zo kijken naar de toekomst en hoe het verder moet en naar wat er in het
verleden is gebeurd. Laten we eerst in de toekomst kijken. Er zijn diverse aanbevelingen
gedaan. We hebben het vanmiddag al kort gehad over hoe wij ervoor zorgen dat wordt
uitgevoerd wat beloofd is. En dat gecontroleerd wordt dat de afspraken die het college
maakt door de ambtenaren worden uitgevoerd en dat dit wordt teruggemeld aan de raad.
22
28
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
Want wat is er gebeurd in de raad? Op een gegeven moment werd het een discussie over
woorden. Als de wethouder zegt dat iets gedaan is, hoe moeten wij dat dan interpreteren?
Eerder hadden wij al discussie over als er iets is ingeboekt. De raad ging er toen van uit
dat, als je iets inboekt, dat de werkelijkheid is geworden. Na veel praten met elkaar bleek
dat niet zo te zijn. Inboeken is nog niet gedaan. Wij dachten dat daarmee de discussie
klaar was. Nee, want later bleek op 18 december dat, als iets is gedaan, het nog niet
uitgevoerd is. Ik vind toch dat we dat soort woordspelletjes niet met elkaar moeten willen
spelen. Mijn voorstel zal dan ook zijn bij de artikel 2.12-verordening over de
verantwoordelijkheid om heel helder te maken wiens verantwoordelijkheid het nu eigenlijk
is. Wat betekent dat? Wat betekent dat als iets is gedaan, of uitgevoerd, of
geïmplementeerd? Als een wethouder goed beleid maakt, wil dat nog niet zeggen dat het
beleid is uitgevoerd. Dat wil nog niet zeggen dat het ook geïmplementeerd is en dat het
tot in de haarvaten van de organisatie leeft. Dat is een van de dingen waarin het
onderzoek van KPMG heel duidelijk is. Het is niet teruggemeld, dus de opdrachten gingen
wel van boven naar beneden, maar ze kwamen niet terug bij het college. En dat moeten
wij natuurlijk niet hebben. Het systeem in deze gemeente werkt alleen maar als wij het
college goed kunnen controleren en het college de juiste informatie erover aan de raad
kan geven. Kan het college dan zeggen dat het de managementletter niet heeft gezien en
dat het college het dus niet wist? Nee, dat kan het college wel zeggen, maar dat is voor
ons niet voldoende. Het is niet aan de accountant om ervoor te zorgen dat de gemeente
in control is. De accountant kan hooguit signaleren en adviseren. Het is de primaire taak
van het college en binnen het college van de wethouder Financiën om ervoor te zorgen
dat alles in control is. Als de kapitein op het schip zegt naar bakboord te gaan, dan kan de
kapitein niet gaan slapen in de veronderstelling dat zijn stuurman dat doet. De kans is
groot dat hij dan misschien op een ijsberg botst. De kapitein moet ervoor zorgen dat er
een mechanisme is dat meldt dat de boot naar bakboord gaat. Dat is bijvoorbeeld een van
de lessen die ooit geleerd is van de Herald of Free Enterpriseramp. Je kunt er niet van
uitgaan dat iedereen zijn werk doet, hoe goed iemand dat ook bedoelt. Je moet er altijd
voor zorgen dat het ook gecontroleerd wordt. Ik denk dat daarover in het verleden al
diverse opmerkingen gemaakt zijn.
Ik ben gaan teruglezen over hoe de gemeente in control moet komen. Wij hebben
daar 19 mei 2011 het laatste, flinke debat over gevoerd. Toen kwam het college met een
nota Visie op control, waarin heel veel zinnige maatregelen stonden. We zien nu dat een
groot deel van die maatregelen niet is uitgevoerd. Waren die wel uitgevoerd, dan was dit
niet gebeurd. Als uitgevoerd was wat beloofd was, was er is niets mis mee dat het niet
zichtbaar was. Allemaal zagen we wat er moest gebeuren, maar het is niet tijdig gebeurd.
En daar kwam die ijsberg. Daar kunnen we met Z'n allen heel veel van leren door
artikelen en verordeningen aan te passen en ervoor te zorgen dat het personeel weet wat
zijn verantwoordelijkheid is. Je doet wat het beleid is, maar je zorgt er ook voor dat wordt
teruggerapporteerd dat je het gedaan hebt. En dan kunnen wij het politieke debat voeren.
En ik zie nu alle raadsleden knikken, ja, dat is zoals je met elkaar de gemeente bestuurt.
De raad kijkt, neemt waar, oordeelt, krijgt advies van de accountant, maar het college
zorgt ervoor dat de informatie juist is. En over de Visie op control moeten we het
binnenkort maar hebben, over wat daarvan is uitgevoerd, geïmplementeerd.
De heer VAN DROOGE: U bent het toch volstrekt met me eens dat de raad er
van uit moet kunnen gaan dat het ook daadwerkelijk gebeurt als het college zegt iets te
gaan uitvoeren? Dat zult u toch met mij eens moeten zijn.
De heer DE GOEDE: Ik zei net dat we geen discussie meer moeten voeren over
wat woorden betekenen. Het moet voor elke Amsterdammer duidelijk zijn dat, als je iets
hebt gedaan, het dan uitgevoerd is. Dus als wij het debat met de wethouder hebben, dan
moeten wij ervan uitgaan dat de wethouder zegt: ja, dat is uitgevoerd. Maar als de
wethouder niet over de juiste informatie beschikt, kan de wethouder twee dingen zeggen:
ik weet het niet, of hij kan naar zijn beste eer en geweten zeggen hoe hij denkt dat het is.
Dat heeft hij gedaan. En dan ga je zoeken en zoeken en als je maar genoeg zoekt, vind je
altijd wel iets. Nu is KPMG er heel duidelijk over: de wethouder had beter moeten worden
teruggerapporteerd vanaf de werkvloer, vanaf de uitvoering, door de dienst Belastingen
23
29
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
en door de werkgroepen die daaronder zitten. Ja, ik wil dat, als wij voortaan het debat
voeren en het college zegt dat iets gedaan is, dat de Amsterdammer daar iets van
gemerkt heeft en niet dat het alleen op papier is gezet en dat er alleen beleid is gemaakt.
Ik denk dat dat heel helder is.
We gaan naar SEPA en IBAN en allerlei moeilijke woorden. Eenvoudig toch, zei
de mijnheer van de Belastingdienst. Het bleek niet zo eenvoudig te zijn en dat is ook een
van de oorzaken van hoe het zo ver heeft kunnen komen. Voor de toekomst heeft de
wethouder nu maatregelen genomen, zodat uitkeringen verstrekt kunnen worden, zodat
betalingen gedaan kunnen worden met dat nieuwe systeem. Ik heb begrepen dat het Rijk
wat meer tijd heeft gegeven en dat we nu alle tijd hebben om ervoor te zorgen dat de
juiste testen nu wel worden gedaan. Dat bleek ook een van de fouten te zijn. De
Amsterdammer mag straks niet een maand zonder uitkering zitten of een maand zonder
teruggave van belasting of wat dan ook. Dan komen immers Amsterdammers in de
problemen en daar moet wat ons betreft steeds het primaat liggen. Het moet voor de
Amsterdammers niet te merken zijn dat wij hier onderling problemen hebben. Ik hoop dat
de wethouder ons gerust kan stellen dat dat aspect in de toekomst gewoon goed geregeld
is.
Ik had over SEPA en IBAN al eerder vragen gesteld in oktober en september. De
wethouder deelde toen mee dat hij ermee bezig was en dat het perfect op schema liep. 1
november hebben we begrepen, is de test bij de Belastingdienst geweest en 14 of 15
november is dat nog een keer gebeurd. Twee dagen voordat het misging, is volgens mij
de vlag uitgegaan en is er taart gegeten, want het ging goed. Het is dus wel degelijk
getest. En de wethouder laat ons dan natuurlijk weten dat de test goed ging. Dan wil ik
van de wethouder weten hoe hij het feit beoordeelt dat het dan allemaal fout gaat als zo'n
test is gedaan. We hebben gezien dat veel verscheidene partijen zich daarmee bezig
hebben gehouden, ik geloof wel acht verschillende mensen en niemand heeft dit
opgemerkt. Dat kan natuurlijk niet. Als wij de volgende keer een systeem testen, moet dat
gewoon goed gebeuren. En ook daar kom ik zo meteen op terug als we achteruitkijken.
En als je verder vooruitkijkt, dan gaat de wethouder nu voorkomen dat we weer tegen die
ijsberg varen. Je wilt die fout niet nog een keer maken. Maar er zijn nog meer fouten, er
liggen meer ijsbergen. Ik maak het niet te dramatisch, maar je bent altijd bezig de ramp
van het verleden te voorkomen. Juist de Visie op control is breder. Straks wordt ergens bij
een dienst een fout gemaakt tussen vierkante meter en hectare of blijkt een café een hotel
te zijn doordat het in bestanden anders staat. Het gaat erom dat de gemeente in control
is, de risico’s erkent en risico's voorkomt voordat ze optreden. We zijn goed in
risicomanagement, dat hebt u laten zien. Dat heeft de heer Van der Laan laten zien bij de
zedenzaak. En dat zullen we de komende paar jaar nog wel een paar keer zien. We zijn
daar goed in. Koningsdag, heel snel geregeld. Geweldig gedaan. Dat kunnen we. Maar
juist dat onzichtbare werk, het probleem zien voordat het optreedt en dat voorkomen, dat
is misschien niet heel spannend, maar dat maakt wel het verschil tussen een goede
wethouder en een heel goede wethouder. Mocht u een ijsberg zien, meldt u dat dan. Dan
zijn we bijzonder trots dat u een ramp hebt voorkomen. We zijn er allebei bij gebaat dat
het wat minder spannend wordt.
Dan de 220 miljoen euro die op de rekening stond. Dat bedrag gaat er niet meer
op staan. Ik wil nog wel duidelijkheid hebben over of het er nu wel of niet op staat, want
dat was bij het raadsdebat nog niet helder. U zei toen dat het elke avond werd
teruggestort bij Treasury. En dat betekent dat het er elke ochtend weer bij komt. Dat
betekent wel dat er elke dag 220 miljoen euro bij een dienst is, die in principe slechts 1,8
miljoen uitkeert. Het was niet nodig geweest. Sterker nog, als ik op vakantie ga, dan neem
ik een creditcard mee en dan zorg ik van tevoren dat er niet te veel geld op mijn rekening
staat. Stel dat die gestolen wordt. Ik kan altijd iemand opbellen en vragen iets op mijn
rekening te storten. Ik voorkom daarmee dat een probleem zich überhaupt voordoet.
Better safe than sorry. Bestedingslimieten kunnen daarbij helpen, maar in het rapport van
KPMG staat ook dat er een bestedingslimiet was waarvoor getekend moest worden en
dan was er nog steeds getekend voor 1,8 miljoen. De fout zat daarna, die zat in de
communicatie tussen het programma dat de dienst genereert en het naar de bank sturen.
De heer Van Drooge had helemaal gelijk, maar het had in dit geval niet alles opgelost. Als
het geld niet op de rekening had gestaan en als er bij de bank een uitgavelimiet was
24
30
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
geweest, had het wel werkt. Als ik dan zie in de bijlagen wat de bestedingslimieten van de
diverse diensten zijn, dan zijn die fors, op één dienst na, de ACAM. Dat is 100.000 euro.
Als we meer willen uitgeven, dan doen we iets aparts.
De heer VAN DROOGE: Ik wil nog even terugkomen op de woorden van een paar
minuten geleden over dat afromen. U zit waarschijnlijk nog langer in de raad dan ik, ook
ongeveer acht jaar. Ik kan mij goed herinneren dat wij met de wethouder Financiën over
afromen hebben gesproken. Die heeft ons toen met de hand op het hart verzekerd: dat
doen wij, wij romen af, wij brengen dat naar DMC. Kunt u zich dat herinneren?
De heer DE GOEDE: Ja, dat kan ik mij herinneren en ik dacht ook dat het zo in
elkaar zat. We hebben een Treasury, een schatkist binnen de gemeente die ervoor zorgt -
200 rekeningen hebben we - dat we kunnen uitlenen of erbij kunnen lenen. Dat scheelt
ons heel veel geld. Maar als nu bij elke dienst een paar miljoen euro staat, dan is dat in
strijd met wat we toen hebben gehoord.
De heer VAN DROOGE: Wat is nu uw oordeel daarover? Als raad stellen wij
vragen aan het college en aan de wethouder Financiën en die verzekert ons dat we rustig
kunnen gaan slapen, dat er geen probleem is, dat alles bij DMC terechtkomt en dat alles
wordt afgeroomd. Kunt u zich mijn grote verbazing voorstellen bij het constateren dat er
220 miljoen euro stond bij de dienst Belastingen?
De heer DE GOEDE: Die verbazing deel ik. De woorden die u nu gebruikt die zijn
niet genoemd. Ik hoor graag van de wethouder hoe dat zit, waar dat geld is, wie erbij kan
en wie daartoe is gemachtigd. Ik ging ervan uit dat dit in onze schatkist zat, maar blijkbaar
zat het in diverse schatkistjes ergens in onze organisatie.
De VOORZITTER: Mijnheer De Goede, ik wil u erop wijzen dat u nu door u
spreektijd heen bent. Ik verzoek u te gaan afronden. U hebt een interruptie van mevrouw
Poot.
Mevrouw POOT: U had het over bestedingslimieten en over de hoogte van
bestedingslimieten. Wat vindt u ervan dat DWI een bestedingslimiet van 50 miljoen euro
heeft en dat het grondbedrijf 100 miljoen euro bestedingslimiet heeft?
De heer DE GOEDE: Dan wil ik graag weten of dat nodig is. Dan vraag ik om een
redengevende verklaring. Waarom is dat zo? Waarom is het nodig? Als dat nodig is voor
de bedrijfsvoering, dan is het prima. Maar als het niet nodig is en te veel risico's met zich
meebrengt, dan moeten wij dat anders doen. Als je een bestedingslimiet hebt en je wilt
meer besteden, dan bel je met Treasury en dan geef je aan dat je de Noord-Zuidlijn
morgen moet afbetalen en dat je meer geld nodig hebt. Dat kan, maar je gaat niet de
bestedingslimiet zetten op het dagelijks afbetalen van de Noord-Zuidlijn.
Nu ga ik terug. Waar is dit probleem ontstaan? Vlak voor de kerst? Nee, een jaar
eerder? Nee. Als ik terugkijk naar het rapport, is dit ontstaan in 2008. In 2008 hebben we
met z’n allen besloten de uitbetaling van de woonkostenbijdrage onder te brengen bij de
dienst Belastingen. Ik hoor graag wat daarvan de motivatie was. Misschien moeten we dat
teruglezen in de notulen. We hebben daar een behoorlijk raadsdebat over gevoerd. Toen
het was niet slim volgens het KPMG-rapport, want de dienst Belastingen is een
inkomstendienst en de woonkostenbijdrage is een uitgave. Dat past niet bij het karakter
van die dienst. Daardoor lette men er niet op. Achteraf was het logischer geweest om het
onder te brengen bij de dienst Wonen of bij DWI. Waarom heeft het college daarvoor niet
gekozen? Wij waren er trouwens bij, dus waarom heb ik daar niet voor gekozen? Daar
ben ik eerlijk in. We hebben dat met z’n allen gedaan.
En daarna is er software ontwikkeld voor de woonkostenbijdrage. Daar is het ook
misgegaan, want men heeft ervoor gekozen het in centen te doen. Ik weet iets van
programmeren. Soms is dat heel handig, maar ik vergelijk het nu met de metafoor van
vanmiddag. Als een kok in de keuken iets schoonmaakt met wasbenzine en hij zet dat
daarna op de plank, de kok neemt ontslag, het labeltje gaat van de wasbenzine af en
25
31
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
twee jaar later komt er een andere kok en die denkt, ik heb wat water nodig, die pakt het
vat, gooit het erover en dan is er brand. Is dan de een of de ander fout? Nee, de
informatie gaat verloren en dat is hier ook gebeurd. Er was ooit gedocumenteerd dat het
in centen was, maar in de loop der jaren was iedereen dat vergeten. Dat staat in het
KPMG-rapport. Men was zich er niet van bewust dat het in centen was en niet in euro's.
Het had dus voorkomen kunnen worden en dan kijk ik naar hoe software wordt ontwikkeld
bij de gemeente. Bedrijven doen dat over het algemeen met een protocol. Er zijn allerlei
managementmethoden over hoe je documenteert opdat het in de toekomst niet fout gaat.
Ik ga de vraag stellen aan de wethouder Financiën maar ook aan de wethouder
ICT. Ik wil weten op wat voor manier DICT ervoor gaat zorgen dat software binnen de
gemeente volgens standaarden wordt ontwikkeld en beheerd zodat dit niet meer
voorkomt.
Ik sluit af met een droom. De wethouder had er ook al een over bouwen. Ik heb
een hele saaie droom dat de Amsterdammer een gemeentelijk apparaat krijgt dat in
control is, waarbij de bedrijfsvoering goed is, waar je weet dat je belastinggeld goed
terechtkomt. Niet meer en niet minder en ik hoop dat de wethouder die droom met ons
deelt. Je kunt die andere droom pas waarmaken als deze kleine droom is gerealiseerd.
De heer VAN DROOGE: Ik heb geen droom, een Van Droogedroom is niet zo
veel. Dank voor alle informatie. Allereerst: Ja, de gemeente Amsterdam is heel goed in
het oplossen van problemen en een crisissituatie. En dan moet ook wel. Maar ik heb toch
wel een aantal vragen en ik zal die in stukjes delen.
Eerst die bestedingslimieten. Een bestedingslimiet is datgene wat je in een keer
met een betaalopdracht kunt doen. Dat is niet voor het hele jaar, voor de hele week of
voor de dag. Dat is voor een keer. U zegt zelf in uw handboek dat een bestedingslimiet
altijd kleiner zal zijn dan de omvangrijkste betaling van de afgelopen twee jaar. Kan de
wethouder mij vertellen wat het stadsdeel West in de afgelopen twee jaar heeft gedaan
van 60 miljoen euro? Het gaat om een transactie van 60 miljoen euro op een begroting
van 100 miljoen euro. Dat bestaat gewoon niet. Er zijn niet alleen nullenfouten gemaakt in
de betaling, maar hier zitten ook op z'n minst twee nullen te veel bij, in één betaling! Dat
kan toch niet. In dit stuk staat ook dat DMC als enige limieten kan instellen en wijzigen.
Waarom heeft uw dienst DMC hier geen andere instellingen neergezet? U bent daarvoor
de eerst aangewezen instelling. Waarom doet u dat niet? Het gaat nog steeds per
transactie. Ik heb er nog een paar meer, maar onbeperkte limieten is natuurlijk helemaal
verkeerd. Hoe bestaat dat, hoe kan dat? Bij de betalingslimieten, zegt u, dat kan bij ING,
maar bij de andere niet. Kan het niet of hebt u het gewoon niet gedaan en waarom hebt u
het dan niet gedaan? Dat zijn de betalingslimieten en ik stel u voor dat u overal twee
nullen van aftrekt, behalve misschien bij de ACAM. De rest is allemaal kul.
Dan het protocol Verscherpt toezicht. Ik vond het een prachtig stuk. Ik heb
begrepen dat dit op 20 december is rondgestuurd naar allerlei mensen en ik was daarover
verbaasd. U kunt mij vast wel inlichten. Er staat namelijk in dat het bankrekeningsaldo
periodiek wordt afgeroomd of aangezuiverd ter voorkoming van grote positieve of
negatieve standen. En dan staat er de volgende zin bij: Indien DMC Treasury hierom
verzoekt, geeft de dienst hieraan onmiddellijk uitvoering. Daar lees ik uit, dat u het de
diensten de afgelopen jaren wel vroeg, maar dat daaraan geen uitvoering werd gegeven.
Zo'n zin zet je er alleen maar bij als je het wel hebt gevraagd maar niet hebt gekregen.
In dat stuk zegt u dat u het gaat beperken tot 5 miljoen, 2 miljoen, allemaal prima,
maar u stelt nu voor om dat verscherpt toezicht te beëindigen met ingang van volgende
week. Zolang u de betalingslimieten op onbeperkt hebt staan, op deze enorme bedragen,
zou ik u dringend aanraden dat niet te doen en u te houden aan 2,5 en 5 miljoen euro
totdat u de betalingslimieten goed hebt gezet zoals u van plan bent te doen. Dan pas kunt
u zeggen, oké, dat gaan we doen.
Dan gaat het om de managementletter. Bij een managementlietter gaat het om
wat de accountant naar de directie brengt en niet formeel naar iedereen. Als u dat als
college goed wilt controleren, wethouder, dan moet u kennisnemen van een
managementlettter. En als u dit niet persoonlijk bent, dan moet het uw controller zijn. Uw
controller moet dan tegen die directeuren hebben gezegd dat ze de managementletter
willen zien. Ik wil weten wat de accountant tegen u heeft gezegd. Want dan weet u van de
26
32
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
accountant dat u dit en dat moet doen. En het eerste jaar kunt u daar rustig op wachten,
maar als de accountant het het tweede jaar zegt, dan moet u op dat moment als
wethouder zeggen dat het moet. Zolang deze controle er niet in zit, kan ik niet anders dan
concluderen dat u out of control bent. U kunt zeggen dat u het niet weet. Maar als u niet
weet wat er in de dienst gebeurt, wie moet het dan nog wel weten? Hoe kunnen wij als
raad controleren, als u zegt dat u het niet weet en als uw controller het ook niet weet? Dan
zijn we de weg kwijt. Dan is er geen controle meer. Dan zijn we in een situatie waarin we
in Amsterdam zeggen dat de directeur van een dienst regeert. Dat kan toch niet.
Wethouder, dit zijn toch de eerste lessen die je in financieel beleid moet doen. Ik
maak me daar ernstig zorgen over. Dan kun je maar tot een conclusie komen: de controle
is er niet. Wij willen maar één ding. ledereen moet gecontroleerd te worden. Mijn
opmerking in de raad van december waarin u zei er een vierde man aan toe te voegen,
ging over verdunde aandacht. Eén man die verantwoordelijk is, is meer geneigd heel goed
te controleren dan drie mensen die elkaar controleren. De eerste denkt, mijn chef doet het
wel goed. De chef denkt, hij heeft getekend dus het zal wel goed zijn. Het effect daarvan
is een steeds verder verdunde controle. Dat moeten we niet hebben.
De VOORZITTER: Mijnheer Van Drooge, wilt u gaan afronden?
De heer VAN DROOGE: Ja. Dan het afromen van de diensten. Ik hoef niet
opnieuw een rapport van KPMG te hebben om te kijken of dat nog klopt, want ik weet het
zeker en mijn geheugen is nog goed. Dit zijn op dit moment mijn vragen. Ik denk dat wij dit
in de raad volgende week nog eens een keer rustig moeten bespreken.
De heer EVANS-KNAUP: Wat ons betreft zijn drie zaken relevant: wat heeft de
fout veroorzaakt, waarom was er geen succesvolle controle om die fout voortijds te
ontdekken en wat moet er gebeuren om deze fout in de toekomst te voorkomen?
Eerst de fout. De heer De Goede heeft zijn verhaal daarnet al vrij uitgebreid
gehouden. Het komt op het volgende neer. Het betalingssysteem moest geschikt worden
gemaakt voor de Europese overboekingsstandaard, SEPA. In het functieontwerp is men
vergeten een bestand waar de woonkostenbijdrage in zit, mee te nemen. Centen worden
gegenereerd in plaats van euro's en bij een test is deze fout niet ontdekt. Het testen in
een productieomgeving, een zogenaamde pennytest, blijkt niet te zijn uitgevoerd. Het
missen van een showstopper, een cruciale fout, is voor testen een doodzonde. De vraag
is dan ook wat de kwaliteit van deze test was. In het protocol Verscherpt toezicht
betalingsverkeer staat dat iedere aanpassing van software richting betalingsverkeer nu
uitgebreid getest moet worden. Ik zou dan ook graag willen weten waaruit deze testen
bestaan, of hiervoor een bekende methodiek wordt gebruikt en of deze in zowel de
verschillende testomgevingen als productieomgevingen worden uitgevoerd. Het zou goed
zijn als DMC hiervoor minimumvereisten zou opstellen. Graag krijg ik daarop een
toezegging van de wethouder.
Dan de controles. Wat opvalt, is dat gemakkelijke en effectieve controles niet
waren ingericht volgens het ING-systeem en dat de controles en verifiëringen die wel
aanwezig waren, alleen controleerden op wat de bedoeling was en niet op wat
daadwerkelijk werd uitgevoerd. Zo werd er vaak alleen gekeken naar de opdrachtbrief
waar het juiste bedrag op stond en niet naar het totaalbestand waarin de overboekingen
stonden met twee nullen meer. Op deze manier controleren legt dit soort fouten niet bloot.
Ik vraag me dan ook af waar de menselijke fout zit waarover u het voor het reces had.
ledereen lijkt de handeling in controles precies zo te hebben uitgevoerd zoals men
gewend is, zoals de procedures zijn ingericht. De fout lijkt niet zozeer bij de mensen te
zitten, maar in de procedures. Die klopten niet. We controleren voornamelijk op intenties
en nauwelijks op werkelijke overboekingen. Dat is niet zozeer een menselijke fout, maar
een systeemfout. Een systeemfout en een aantal gemiste kansen om de controles wel
goed in te richten zodat fouten voorkomen kunnen worden.
Maar goed, er wordt nu snel actie ondernomen. Het crisisteam heeft goed werk
verricht. KPMG is snel met een onderzoek gekomen, waarvoor dank. Het college gaat een
groot aantal maatregelen nemen. Er is verzwaard toezicht ingesteld, er zijn extra strenge
protocollen opgesteld om herhaling in de tussentijd te voorkomen. Het meest bijzondere is
27
33
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
natuurlijk het instellen van enkele bestedings- en autorisatielimieten. Het CDA heeft daar
voor het reces om gevraagd en was zelfs genoodzaakt om met de SP een motie van
wantrouwen in te dienen toen dat geweigerd werd. Het was immers niet nodig en het was
complex. Nu blijkt het toch te moeten en ook te kunnen. Ik zou daarop nog wel een
toelichting van de wethouder willen hebben. Waarom kon dat op 19 december niet en op
10 januari wel? Al met al lijkt het ons een goede maatregel, alhoewel ik wel merk dat ik
niet goed kan inschatten of deze te veel, te weinig of juist precies goed zijn. Als ik afga op
de aanbeveling van KPMG en de reactie van de ACAM dan zit het goed, zeker als de
extra opmerkingen uit het definitieve ACAM-advies worden meegenomen. Graag zou ik
van de wethouder daarop een toezegging krijgen. Ik verkeerde trouwens in de
veronderstelling dat alle K”MG-aanbevelingen waren overgenomen, maar nu hoor ik net
van mevrouw Poot dat dit niet het geval is. Ik heb graag dat de wethouder daar straks op
ingaat.
Als laatste een opmerking over de protocollen voor verscherpt toezicht. Dat lijken
me nu juist uitstekende maatregelen om die op hun plaats te hebben. Ik vraag me af
waarom die alleen tijdelijk worden ingevoerd. Het lijkt me iets om definitief te hebben.
Dan moet mij nog iets van het hart, namelijk het zo laat aanleveren van de
stukken die bij de agenda horen. Toen vrijdag bekend werd dat de stukken pas maandag
werden aangeleverd, heb ik meteen gevraagd dat deel dat al klaar was, te sturen. Toen
werd mij gemeld — en ik citeer uit de mail van uw assistent — “Deze stukken vormen één
geheel en kunnen niet los van elkaar gezien worden. De stukken worden naar aanleiding
van de bespreking vanmiddag in het college nog aangepast. Daar wordt nu en in het
weekend hard aan gewerkt.” Maandagochtend kreeg ik de stukken per mail toegestuurd.
Ruim honderd pagina's onderzoek, quick scan, protocollen, adviezen, historie en de
begeleidende brief. Wie schetst mijn verbazing? Alle stukken hebben een datum van
afgelopen vrijdag of eerder. Alleen de begeleidende brief was van maandag. Ik zou graag
willen weten waarom uw assistent vrijdag aangeeft dat stukken nog aangepast moeten
worden, terwijl dat achteraf niet zo blijkt te zijn. Of alle stukken zijn geantidateerd. Dat kan
natuurlijk ook. U hebt dus drie dagen gedaan over het schrijven van de begeleidende brief
van 5,5 bladzijde. Als u daar de voorgeschiedenis, de uitkomst, het onderzoek vanaf haalt
— die waren namelijk vrijdag al bekend — resteert er één A4'tje. Eén A4'tje waarover u drie
dagen hebt gedaan. Op vrijdagavond zat u bij Knevel en Van de Brink, op zaterdag was u
het lijsttrekkersdebat aan het voorbereiden en op zondagmiddag stond u met een aantal
van ons in de stadsschouwburg. Dat zijn allemaal geen activiteiten van de wethouder
Financiën. Ik ben daardoor op achterstand gezet. Ik heb nu in alle drukte honderd
bladzijden complexe informatie moeten doornemen en een mening moeten vormen. Mijn
verhaal was daardoor minder goed voorbereid dan u van mij gewend bent. Daar baal ik
van. Ik kan daardoor mijn taak minder goed uitvoeren. Ik wil graag weten waarom dat is.
Waarom hebt u niet vrijdag of desnoods zaterdag deze brief kunnen schrijven? En als u
dat echt niet kon, waarom hebt u dan niet een korter briefje geschreven en ons in ieder
geval de bijlagen gestuurd. Ik wil daar graag een heel duidelijk antwoord op hebben.
De heer IVENS: Deze brief is precies wat ik nodig had in december. Ik ben
eigenlijk heel tevreden over wat hierin staat. In december vroegen we ernaar, uw optreden
werd daarnet al als halsstarrig gekarakteriseerd. Verschillende maatregelen die
aantoonbaar nodig waren, werden toen opeens als onnodig ervaren, maar blijken nu toch
echt wel nodig te zijn. Daarom: als dit er in december was geweest, was de kous ermee af
geweest. Een fout kan vóórkomen, een fout oplossen is heel belangrijk, maar een fout
erkennen en zeggen dat het nu beter gaat gebeuren is ook heel noodzakelijk. Juist dat
laatste stukje misten we nog in december. Hetgeen KPMG schrijft, is natuurlijk nuttig,
maar het verandert niets aan de conclusies die we al in december konden trekken. Het is
een precisering van het beeld dat we in december hadden. Ik ben blij dat deze precisering
er nu is en ik ben blij dat u nu in beweging komt en een aantal zaken gaat verbeteren. Ik
ben ook heel benieuwd of u nu alle aanbevelingen gaat opvolgen van KPMG. Dat idee
had ik al, maar ik ben nu benieuwd of ze écht worden opgevolgd en of echt de
handelingen gaan gebeuren. Ik ben ook heel benieuwd net als de heer Evans-Knaup naar
wat er vrijdag in het college is gebeurd. Wij vreesden allen voor u dat het opeens nog drie
dagen extra duurde. Ik dacht dat u flink bakzeil had gehaald in het college. Dat is dan
28
34
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
jammer voor u, want al die stukken moesten kennelijk op de schop. Nu gaat u
waarschijnlijk vertellen dat u vanaf maart met mij in het college gaat zitten en dan zie ik
dat allemaal. Daar neem ik dan genoegen mee, met dat antwoord.
De heer MULDER: Toch een puntje over die timing. Wij zijn niet degenen die daar
kritisch op zijn. Wij zijn blij dat de brief die eind januari is toegezegd, er nu al is. Het is er
allemaal eerder dan toegezegd en verwacht.
De heer IVENS: Ik verwonder mij ook meer over vrijdag omdat er extra college
was. Daar schrik ik altijd van. Dan is er echt iets aan de hand. En daarna kwam het
bericht dat het nog drie dagen duurde om stukken te verwerken. Als ik dan dit lees, dan
snap ik niet waar die drie dagen zaten. Er is kennelijk vrijdag nog iets gigantisch
omgezwaaid. Dat was mijn verwachting. Ik weet niet of ik de details te horen krijg, maar ik
ben er wel heel nieuwsgierig naar.
Nog nooit heeft een college zo snel een motie van mij uitgevoerd en zo goed, en
dan nog wel een motie die niet eens is aangenomen. Dank daarvoor. Ook daarmee ben ik
heel blij. U schrijft dat u coulant omgaat met de klanten. Dat zie ik terug in wat ik lees. Ik
heb de afgelopen twee weken ook geen klachten meer gehoord. Daarmee heb ik de
indruk dat het nu goed gaat. Als mensen wel klachten hebben, laat het me dan vooral
weten. De wettelijke rentes vind ik een mooie manier om dit op te lossen om tot een
schappelijke lening te komen voor de mensen die nu in de problemen zijn gekomen. Ik
verwonder mij nog wel over die controle. Mensen hebben het gecontroleerd, ze hebben
de brief vergeleken maar ze hebben het verschil niet opgemerkt. Ik snap dat echt niet.
Waar zit ‘m dat in? Mijn zoontje van twee kan dat al: zoek de verschillen. Ik snap het echt
niet. Die menselijke fout, een technische fout. Die menselijke fout zit in de controle, maar
de voornaamste menselijke fout zit in het beleid dat tijdenlang verbeterd zou worden,
maar niet verbeterd is. Ik ben wat dat betreft blij met de fout die nu gemaakt is. Ik hoop dat
het beleid nu daadwerkelijk snel de verbeteringen doorvoert.
Mijn slotvraag gaat over de kosten. 1,5 miljoen zijn we vermoedelijk kwijt. Maar
volgens mij is het iets meer. Ik reken uit dat het ongeveer nog 0,5 miljoen euro heeft
gekost aan personeel extra. Ik denk dat we daarin eerlijk moeten zijn. Personeel dat
keihard heeft gewerkt om fouten te herstellen, is niet gratis. Die medewerkers hadden
anders andere nuttige dingen voor de stad kunnen doen. Ik vraag me ook af wat een
aantal van de maatregelen kost waarover u nu schrijft. DBGA onder verzwaard toezicht,
maar ook een extra directielid voor DMC. Wat brengt dat nog voor extra kosten met zich
mee om nu voor eens en hopelijk voor altijd het controlemechanisme financieel goed op
orde te krijgen? Ik ben benieuwd naar het totale kostenplaatje, ook van het herstellen van
de fouten in het beleid. Dat waren mijn vragen.
De VOORZITTER schorst om 20.45 uur de vergadering voor vijf minuten.
De voorzitter heropent de vergadering om 20.50 uur. Aan het woord is wethouder
Hilhorst voor de beantwoording.
Wethouder HILHORST: Dank u wel voor alle opmerkingen en vragen. Die wil ik
straks langslopen, maar vooraf is het misschien handig om nog even samen te ballen
waarom het hier gaat en wat het belangrijkste beeld is. De droom die de heer De Goede
noemde, vind ik een mooie droom. Het gaat erom als gemeente beter in control te komen.
Dat betekent dat afspraken die we maken, worden nagekomen en dat we ook toezien op
de naleving ervan. Bij die control is verbetering mogelijk. Dat is een van de redenen
waarom DMC wordt versterkt met een adjunct-directeur die specifiek gericht is op control.
Dat is een essentieel onderdeel om verder te gaan. Het moet niet alleen gaan om het
voorkomen van fouten zoals deze, maar ook om te voorkomen dat er andere ijsbergen die
we nu nog niet hebben gezien, aan onze aandacht ontsnappen. Daarom moet de control
worden versterkt. Een aantal opmerkingen is gemaakt over het versterken van die control.
Dat is de reden waarom we hebben gezegd dat de dienst Belastingen onder verscherpt
toezicht wordt gesteld en waarom er een extra adjunct-directeur wordt aangesteld op die
control. Dat is niet alleen een reactie op deze gebeurtenis, maar het is een versnelde
29
35
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
invoering van iets waartoe we eerder al besloten hadden. Bij de begroting, bij de
kadernota is al extra geld vrijgemaakt om DMC te versterken. Dat is gebeurd op herhaald
advies van de accountant. Ook mensen in de raad hebben daar herhaaldelijk om
gevraagd. De heer Van Drooge heeft daarop aangedrongen. Het betekent dat de motie
van destijds van de heer Van Drooge heeft geleid tot het beschikbaar stellen van extra
geld. Dat is misschien ook goed om de vraag van de heer Ivens te beantwoorden over
hoeveel een extra adjunct-directeur kost. Er was al eerder geld voor vrijgemaakt. Dat is
een belangrijk element. Het gaat er dus niet om alleen deze fout te voorkomen, we willen
als gemeente meer in control komen en daarom vond ik het mooi wat de heer De Goede
zei over die droom. Daar hoort ook bij dat een aantal van u heeft gevraagd hoe het zit met
alle aanbevelingen van de ACAM. We hebben gemerkt dat sommige aanbevelingen van
de ACAM niet in het stuk stonden en het klopt dat het college daarover niet heeft
besloten. Daar zijn we in het weekend achter gekomen en dat is de reden waarom we ook
dinsdag een extra besluit van het college hebben genomen om ervoor te zorgen dat alle
aanbevelingen van de ACAM zijn overgenomen. Dus alle aanbevelingen zijn
overgenomen. Datzelfde geldt voor de vraag van de extra opmerking van de accountant.
Ook die wordt overgenomen.
De heer DE GOEDE: De opmerkingen van de ACAM zijn bijna allemaal in lijn met
de Visie op control, het stuk van het college zelf van bijna drie jaar geleden. Ik hoor dan
toch graag van het college waarom het nu pas zo serieus wordt aangepakt. Dat had
natuurlijk ook twee maanden na het aannemen van de visie kunnen gebeuren.
Wethouder HILHORST: Binnenkort komt er een stuk bij u dat gaat over de Visie
op control en over het versterken. Daar werd al aan gewerkt. Al eerder was het besluit
genomen om extra geld uit te trekken om de control te versterken. Door deze kapitale fout
zijn we met onze neus op de feiten gedrukt wat er kan gebeuren. Tegelijkertijd is het niet
zo dat het eerder niet gezien is. De noodzaak van versterking van de control was eerder
al gezien.
De heer DE GOEDE: Ik vraag het nogmaals. In 2011 hebben we daar het debat
over gevoerd, bijna drie jaar geleden. Toen hebben we allemaal gezegd dat die control
versterkt moest worden. Blijkbaar is dat nog niet gebeurd, gedaan, geïmplementeerd,
uitgevoerd. Kan het college aangeven waarom het niet veel eerder is gedaan?
Wethouder HILHORST: Er zijn wel veel maatregelen genomen om de control te
versterken. Ik kom daar bij de beantwoording van de vragen op terug. De heer Paternotte
vraagt wat er precies is gebeurd met de aanbevelingen van de accountant. Heel veel
aanbevelingen van de accountant zijn overgenomen, bijvoorbeeld het scheiden van
autorisaties, het versterken van de rechtmatigheid van de woonkostenbijdrage. Heel veel
maatregelen zijn overgenomen. Tegelijkertijd blijkt hieruit dat de control niet sterk genoeg
is en dat is de reden waarom we die nu versterken en er één persoon voor
verantwoordelijk maken. Dat past bij wat de heer Van Drooge zei. Die zei dat het goed is
één persoon verantwoordelijk te maken voor de control binnen de gemeente en dat is wat
deze adjunct-directeur bij DMC gaat doen.
De heer VAN DROOGE: Dank hiervoor, maar nog even terug, wethouder. Enkele
jaren geleden is er een Visie op de control gekomen vanuit het college. Control oefen je
uit op je dienst, vervolgens gaat het naar DMC en in laatste instantie naar de ACAM. Toen
heeft het college gezegd dat het alles beter ging doen. De ACAM kon met minder mensen
toe, want de gemeente ging dat bij DMC allemaal goed doen. Dat was het eerste moment
dat de raad het college zei op te letten. In feite doet de accountant op dit moment dingen
die eigenlijk DMC moet doen, maar als u denkt dat u de ACAM kleiner kunt maken door
middel van de begroting, dan moet u op hetzelfde moment versterken. Daarom hebben
we er zo lang over zitten doorduwen, omdat u aan de ene kant de externe kant weghaalde
en de interne kant niet versterkte. U bent er dan absoluut niet, wethouder, het is nog veel
te weinig. U moet in control komen en die geschiedenis moet u in uw hoofd houden als u
denkt dat u er met een extra medewerker bent. Dat bent u niet.
30
36
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
Wethouder HILHORST: Ik ben niet voor niets begonnen met de droom die de
heer De Goede noemde. De gemeente moet in control zijn. Dat is geen droom in de zin
dat je streeft naar iets op termijn. Dat is iets wat snel moet gebeuren en dat is de reden
waarom we die maatregel hebben genomen. Het is niet alleen een medewerker, het is
alleen één persoon die daarvoor verantwoordelijk is. Als u het zich nog herinnert bij de
begroting en de kadernota, dan ziet u dat we extra geld hebben vrijgemaakt bij DMC. Dat
is om meer interne controle te genereren. Interne en externe controle zijn natuurlijk
communicerende vaten. Het is logisch dat die interne controle moet worden versterkt en
daarvoor is geld vrijgemaakt. Dat gaan we nu versterkt en versneld invoeren.
Mevrouw POOT: In uw brief presenteert u het toevoegen van een
concerncontroller als een van de maatregelen naar aanleiding van dit issue, van deze
blunder, terwijl u nu eigenlijk zegt dat dit de maatregel is die eigenlijk al veel eerder had
moeten worden uitgevoerd, namelijk naar aanleiding van de vele ACAM-aanbevelingen.
Dat vind ik toch een beetje raar. Eigenlijk zegt u daarmee ook dat het aanstellen van een
medewerker meer dan voldoende is om ook extra controle uit te voeren op de dienst
Belastingen en DMC. Hoe zit dat nu precies?
Wethouder HILHORST: Wat eerder is besloten, is extra geld uit te trekken voor
DMC. Wat naar aanleiding hiervan is besloten, is dat te gebruiken om ervoor te zorgen dat
we de control versterken en dat wordt gedaan door een extra control-directeur die de
verantwoordelijkheid draagt om de control te versterken. Op die manier past dat binnen de
eerdere aanzet om de control te versterken. Nu wordt daaraan versneld invulling gegeven.
Mevrouw POOT: Dat betekent dus dat die invulling er nog steeds niet was
geweest als dit niet gebeurd was?
Wethouder HILHORST: Als iets versneld gebeurt, betekent dit dat het sneller
gebeurt. Dat betekent niet dat er niets zou zijn gebeurd, maar het gebeurt nu sneller en er
wordt een andere invulling aan gegeven.
Ik loop de verschillende opmerkingen en vragen langs. De heer Mulder heeft
gevraagd wat er wordt gedaan om de rest van het geld terug te halen. Ik ben daar in mijn
openingswoorden op ingegaan. De vriendelijke fase is eigenlijk achter de rug, de
vriendelijke fase waarin mensen gevraagd is het geld kosteloos terug te betalen. Mensen
kunnen ook een betalingsregeling aangaan. Nu worden er ook aanmaningen gegeven en
er worden incassoprocedures gestart en zo nodig worden gerechtelijke deurwaarders
ingeschakeld. De boodschap moet heel duidelijk zijn: het geld dat is gegeven, is van de
gemeente en moet terug naar de gemeente. Tegelijkertijd hebt u in de discussie in de
raad gevraagd naar een inschatting van de kosten. Het bedrag van 1,5 miljoen euro
verwacht verlies is absoluut niet het bedrag waarmee wij genoegen nemen. Ik wil dat het
bedrag verder naar beneden gaat. Ik wil dat het bedrag lager wordt. ledereen die geld
verschuldigd is, moet dat geld teruggeven. Maar ik heb wel een inschatting willen geven
van het verlies, want daarom hebt u gevraagd. Dat is de reden waarom die 1,5 miljoen
euro er staat. Ik ga mijn uiterste best doen om dat bedrag verder naar beneden te krijgen.
De heer IENS: Fijn dat u uw best gaat doen, maar het bedrag is nu natuurlijk
nog hoger, namelijk 2,4 miljoen euro plus 300.000 euro en dan nog de kosten die verder
gemaakt zijn. Op wat voor termijn verwacht u dat het de komende tijd duidelijker wordt? Ik
kan me voorstellen dat er misschien mensen zijn die langduriger schuld zullen hebben.
Wethouder HILHORST: We hebben aan incasso-experts gevraagd om een
inschatting te geven van hoeveel geld je terugkrijgt. Tegelijkertijd moet u zich voorstellen
dat het voor incasso-experts ingewikkeld is. De reden daarvan is dat er geen vergelijkbare
situaties bestaan. Incasso-experts hebben ervaring met het terughalen van geld bij
mensen met een laag inkomen, maar ze hebben geen ervaring met de bedragen die ze
terugkrijgen bij mensen met een laag inkomen die nog geld op een andere rekening
hebben staan. Ook de experts hebben gezegd dat we hierop kunnen rekenen, maar het is
31
37
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
een bijzondere groep. Het betreft mensen die het geld wel hebben ontvangen. Er wordt
vaak gezegd dat je een kale kip niet kunt plukken, maar van een kip die een gouden ei in
haar nest heeft liggen, kun je wel dat ei terugpakken. Dat is wat er hier aan de hand is.
De heer IVENS: Goed, het is allemaal dus nog heel onzeker. Nu is het bedrag dat
we nog te goed hebben de afgelopen maand in een redelijk tempo afgenomen. Dat zal de
komende tijd minder hard gaan. Op welke manier wordt de raad daarover geïnformeerd?
Wethouder HILHORST: Het lijkt me goed een voortgangsrapportage aan de raad
te geven. U moet bedenken dat betalingsregelingen langzamer gaan. Op een gegeven
moment kun je wel zien hoeveel betalingsregelingen er zijn afgesproken. Ik reken erop dat
een deel van de mensen dat het geld wel heeft en heeft gedacht wel een
betalingsregeling te willen, daarop terugkomt op het moment dat men de betalingsregeling
ziet en zich realiseert dat daarover rente moet worden betaald. Nog moeilijker is het bij
mensen die helemaal niet willen meewerken. Die krijgen niet alleen de kosten van de
wettelijke rente, maar ook van de incasso. Die mensen doen er echt verstandig aan het
geld terug te geven. Zodra de volgende stap, strenger waar het moet, in gang wordt
gezet, reken ik erop dat een deel van de mensen eieren voor zijn geld kiest en alsnog het
geld terugstort.
De heer PATERNOTTE: Er staat nu nog 2,4 miljoen euro uit en u gaat ervan uit
dat u de helft daarvan terugkrijgt. Ik snap niet zo goed hoe dat dan werkt bij de andere
helft. U gaat er alle mogelijke middelen op inzetten, van incasso's tot deurwaarders.
Betekent dit dat al die mensen uiteindelijk in gebreke zullen blijven en in de
schuldsanering zullen komen? Dat is namelijk de enige reden waarom je op een gegeven
moment klaar bent met schuldeiser zijn.
Wethouder HILHORST: Als er iemand is met een schuld van 30.000 euro en die
zit in de schuldsanering bij verschillende schuldeisers, die heeft gedacht toen hij het geld
gekregen heeft, in een keer al zijn schulden af te lossen. Op dat moment heeft diegene
een schuld van 30.000 euro bij de gemeente. De kans dat zo iemand het helemaal zal
afbetalen, is klein. Wat je wettelijk na een aantal jaren kunt terugvragen, is beperkt en dan
is iemand op zeker moment uit de schuld. In die zin ben je een deel van het geld kwijt. In
de loop van de tijd zal duidelijk worden om hoeveel mensen het gaat. We hebben nu
contact met de mensen, we zijn langs gegaan en dan blijkt uiteindelijk ook dat mensen
weten waar dat geld is. Het lijkt me goed periodiek te rapporteren over hoe het gaat.
De heer IVENS: Zolang de persoon leeft, blijft die schuld staan, of is er een
bepaalde termijn waarin die schuld terugbetaald moet worden?
Wethouder HILHORST: We maken onderscheid tussen mensen die een schuld
hebben beneden de 1000 euro en boven de 1000 euro. Van de mensen met een schuld
beneden de 1000 euro is gezegd dat we na twee jaar stoppen met de incassering. Dat
betekent dus niet dat ze er twee jaar over mogen doen. Als er na twee jaar nog iets rest,
dan wordt bij deze ‘oranje’ groep het restant kwijtgescholden. Het gaat om kleine
bedragen. Wij verwachten dat het heel weinig is, want het zijn mensen die een kleine
schuld hebben. Daar kan volgend jaar al de woonkostenbijdrage van afgetrokken worden
en mogelijk nog andere inkomsten. Wij gaan ervan uit dat die groep met een schuld lager
dan 1000 euro zijn schuld over twee jaar heeft afbetaald.
De heer PATERNOTTE: Bij een schuld minder dan 1000 euro houd je op een
gegeven moment op met incasseren. Maar als je allerlei incassomaatregelen neemt en
die schuld wordt binnen twee jaar niet terugbetaald, dan zijn de incassokosten natuurlijk
gigantisch en dan loopt die schuld dus automatisch op waardoor die schuld minder klein
is. Wordt dat dan ook niet langer geïncasseerd?
Wethouder HILHORST: Nee, incassokosten worden ingezet bij mensen in de
‘rode’ groep: mensen die een schuld hebben boven de 1000 euro en niet willen
32
38
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
meewerken.
Op de vraag van de heer Mulder over wat er gebeurt als aanbevelingen niet
worden uitgevoerd kan ik aangeven dat het college mij opdracht heeft gegeven uit te
werken hoe je dat nu precies moet doen. Ik wil dat de bestaande praktijk stopt, dat er
aanbevelingen kunnen worden gedaan aan een dienst en dat het college daarvan op de
hoogte is. Dat betekent dat er een voorstel wordt gedaan waarbij een overzicht wordt
gegeven van welke aanbevelingen zijn gegeven en wat een dienst daarmee heeft gedaan
en welke niet zijn opgevolgd. Dat wordt gemeld bij zowel de wethouder als bij het centraal
managementteam. Uw suggestie om daar ook de raad van op de hoogte te stellen, vind ik
een goede. Ik zal dit meenemen in het voorstel dat ik voor het college zal uitwerken.
De heer VAN DROOGE: Datgene wat de wethouder nu zegt, dat hij een soort
managementletter ook aan de raad zou willen geven, dat zou ik hem van harte willen
afraden. Ik dacht het net zo begrepen te hebben. Dan krijgt u namelijk niets meer te
horen.
Wethouder HILHORST: Ik heb toegezegd dat de huidige praktijk waarbij een
aanbeveling tot drie keer toe in de wind kan worden geslagen en dat het college en de
wethouder dat niet weten, dat die praktijk moet veranderen. Het college heeft mij opdracht
gegeven een voorstel te maken. Een van de dingen is bijvoorbeeld dat er wordt
gerapporteerd over aanbevelingen die worden gedaan en daar horen ook de
aanbevelingen bij die niet opgevolgd kunnen worden. Als er aanbevelingen zijn die niet
kunnen worden opgevolgd, dan kan ook de raad daarover worden geïnformeerd. Dat gaat
dus niet over de hele managementletter, maar over aanbevelingen die niet worden
opgevolgd. Het voorstel daarvoor komt nog terug. Ik heb nu de opdracht gekregen van het
college om dit uit te werken en dat ga ik doen.
Mevrouw POOT: Ik probeer het gewoon toch nog een keer. We hadden het
namelijk net over de maximale duur van de betalingsregeling. Het staat hier toch echt: de
maximale duur van een betalingsregeling voor de categorie tot 1000 euro is ten hoogste
24 maanden. Dus u stelt wel degelijk voor mensen een afbetalingsregeling van twee jaar
te laten hebben.
Wethouder HILHORST: Nee. De afbetalingsregeling is zo snel mogelijk. Dat
betekent bijvoorbeeld dat iemand 100 euro per maand kan terugbetalen als hij een schuld
heeft van 500 euro. Als iemand een schuld heeft van 1000 euro, gaat daar volgend jaar
via de woonkostenbijdrage 200 euro van af en als zo iemand wettelijk gezien op basis van
het inkomen dat hij heeft, slechts 30 euro per maand kan betalen, kom je niet aan die 800
euro in 24 maanden. Dat betekent dat een klein restant overblijft en dat wordt na die twee
jaar kwijtgescholden. Dat is het voorstel dat hier staat. Dat gaat dus om kleine bedragen
en een kleine groep mensen. De reden waarom we dat hebben gedaan is precies om
invulling te geven aan de wens van de raad om met mensen die niets te verwijten valt,
coulant om te gaan.
De heer Mulder heeft gevraagd hoe de raad over het vervolg wordt geïnformeerd.
Het lijkt me goed dat hele traject met de raad te bespreken. Dat geldt zowel voor het
traject van het oplossen van de crisis als bij het traject van het versterken van de control.
Dat kan bijvoorbeeld elk kwartaal.
Mevrouw Poot vraagt waarom ik niet direct die bestedingslimieten heb ingevoerd.
U moet zich voorstellen dat vanaf het moment dat de crisis uitbrak, mijn focus heeft
gelegen op het beperken van de schade. Dat betekent dat ik heb ingezet op zoveel
mogelijk terug halen van het geld. We hebben mensen op pad gestuurd. Daar heeft de
focus bij gelegen. Tegelijkertijd heb ik maatregelen genomen om te voorkomen dat in de
tijd die we nodig hebben om definitieve maatregelen te treffen, nog een keer zo’n fout kan
optreden. Dat zijn de maatregelen die ik toen heb genoemd. Er zijn vier maatregelen
genomen om te voorkomen dat er in de tussentijd nog een keer zoiets fout zou kunnen
gaan. In de raad van december heb ik gezegd dat ik er in januari op wilde terugkomen. De
heer Van Drooge heeft toen gezegd dat hij wilde dat het nu gebeurde. Ik heb steeds
gezegd dat ik daar in januari op wilde terugkomen. Waarom was dat nu? Met die kapitale
33
39
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
fout is de betrouwbaarheid van de overheid in het geding. Ik wilde voorkomen dat ik
dingen zei die ik niet kon waarmaken. Op dat moment was er bij de dienst Belastingen
geen betalingslimiet, maar de prioriteit had die dagen niet bij het overzicht gelegen. De
prioriteit lag bij het beperken van de schade. Ik heb de raad gevraagd het te mogen
uitzoeken en er in januari op terug te komen. Dat is vandaag. Ik kom er nu op terug. Dat
betekent dat we nu hebben gezegd dat het een goede maatregel is. De heer Van Drooge
had daarin volledig gelijk. Die maatregel had toen al kunnen worden ingevoerd. Ik heb het
uitgezocht, het blijkt een goede maatregel en nu voeren we die in.
De heer PATERNOTTE: U zegt nu: de bestedingslimiet had toen kunnen worden
ingesteld. In het debat heb ik nog gevraagd of die kon worden ingesteld en toen zei u dat
het eigenlijk niet kon omdat u geen overzicht had van elke besteding die de gemeente
doet. Dan pas zou u bestedingslimieten kunnen instellen. Wat is er nu waar? Had die toen
wel kunnen worden ingesteld of houdt u vast aan de stelling dat er op dat moment
onvoldoende inzicht was in welke bestedingen gelimiteerd moesten worden?
Wethouder HILHORST: Een van de dingen die nu anders zijn, is dat een
bestedingslimiet wordt gekoppeld aan een bepaald programma. De maatregel die we
hebben ingevoerd, is voor de dienst Belastingen een limiet van 15 miljoen euro en voor de
woonkostenbijdrage 2,5 miljoen euro. De woonkostenbijdrage werd met een ander
programma ingevoerd. In de periode waarin dat speelde, waren wij bezig met het
beperken van de schade. Dit soort onderscheidingen, daarmee waren we niet bezig en ik
wilde de tijd hebben om dat uit te zoeken. Daarom heb ik de raad om tijd tot januari
gevraagd om dingen uit te zoeken en met een voorstel te komen.
Dan ga ik door naar de ambtelijke uren. Natuurlijk heeft mevrouw Poot gelijk dat
er inderdaad ambtelijke uren worden gemaakt en de mensen hebben hun tijd niet besteed
aan andere werkzaamheden. De reden dat we dat niet in de kosten opnemen, is dat er
een dekking moet worden gevonden als er kosten worden gemaakt. Dat is voor deze uren
niet het geval en om die reden hebben we dat onderscheid gemaakt. Bij de kroning is
hetzelfde mechanisme gehanteerd. Bij de kroning is ook gezegd dat er weliswaar extra
kosten zijn gemaakt, maar dat de andere diensten hun mensen ‘om niet’ leveren.
Mevrouw POOT: Het betekent wel dat die mensen hun reguliere werk niet hebben
kunnen doen. Misschien is het handig ook dat inzichtelijk te maken en ons daarvan netjes
op de hoogte te houden. Om hoeveel uur gaat het nu? Zijn er zaken die we bij de
begroting hebben afgesproken en die we hierdoor niet hebben kunnen doen?
Wethouder HILHORST: Het is goed om u hiervan op de hoogte te houden. Het
lijkt me goed om bij de vervolgtrajecten van de informatievoorziening dit mee te nemen.
De heer DE GOEDE: Ik heb dezelfde vraag als bij de burgemeester voor de
kroning: wat is er dan niet gebeurd? Dat is prima, dan weten we dat ook.
Wethouder HILHORST: Dan de zeven zaken die wel zeker zijn gesteld maar die
nog niet bekend zijn. Inmiddels zijn dat er minder. U moet daarbij denken aan een
overstapservice. Er zijn mensen die een andere rekening hebben en zodra er geld op
komt, wordt dat automatisch naar een andere rekening doorgestuurd. Dat is een
automatische service. Het geld komt wel terug, maar we weten niet precies waar dat is. Er
is nog veel over onbekend. Over de betalingstermijn hebben we het gehad.
Waarom stond er nu 220 miljoen euro op de rekening? De gemeente heeft als
regel met ING dat ze de verschillende tegoeden van de bankrekeningen met elkaar kan
gelijkstellen. Dat zou je kunnen vertalen als ’s avonds eraf halen en er 's ochtends weer
op zetten. Dat betekent dat er inderdaad veel geld op stond en het klopt ook dat die
betaling was geblokkeerd als er minder geld opstond. DBGA mag geen betaling doen
waardoor men op de eigen rekening onder nul komt. Dat is ook de reden waarom we dat
afromen hebben ingesteld. Nu staat er op de rekening van DBGA nog maar 10 miljoen
euro.
Dan ga ik naar de vraag waarom het advies van de ACAM drie keer in de wind is
34
40
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
geslagen. In het rapport stel ik duidelijk dat dat een verkeerde beoordeling is geweest. De
directie Belastingen heeft dat advies in de wind geslagen en daarvoor een reden gegeven.
Dat is verkeerd beoordeeld. De dienst Belastingen heeft gezegd dat ze vooral interne
betalingen deed en dat het dus niet uitmaakte hoe hoog die bestedingslimiet was. Als ik
iets overmaak van de dienst Belastingen naar Treasury of de Algemene dienst en ik maak
te veel over, dan is dat nog altijd binnen de eigen gemeente. Er is niet gekeken naar de
betalingen die niet binnen de gemeente vallen, namelijk de woonkostenbijdrage. En daar
zien we hetzelfde als bij het computerprogramma bij het invoeren van de SEPA. Er was
kennelijk niet voldoende aandacht voor het feit dat een bepaald onderdeel van de dienst
Belastingen een ander regime vraagt. Dat is de reden waarom men de aanbevelingen in
de wind heeft geslagen en dat is een verkeerde beoordeling van de toenmalige directie
geweest.
Ik heb het al gezegd: alle aanbevelingen van KPMG worden overgenomen.
Dan kom ik bij het SEPA-proof maken. Hier is gebleken dat bij de aanpassing van
het betalingsverkeer aan de Europese regels een fout is gemaakt en dat een test niet
goed genoeg is uitgevoerd. Ik heb in de raad gezegd dat het op schema liep, maar dat
betekent wel dat het goed moet worden gedaan. Ook hier is niet goed gekeken naar de
specifieke kenmerken van het programma waarmee de woonkostenbijdrage is uitbetaald.
Daarom heb ik opdracht gegeven om alle testen die er gedaan zijn in het kader van SEPA
opnieuw na te gaan om te kijken of het goed is. Een van dingen die daarbij horen, is dat er
ook een pennytest wordt gedaan. Dat betekent dat er een betaling wordt gedaan waarbij
gekeken wordt of het bedrag waartoe een opdracht wordt gegeven, ook het bedrag is dat
binnenkomt.
Mevrouw POOT: Eigenlijk een aanvullende vraag. Het is goed dat u dat doet. U
schrijft in uw brief dat dat op 1 februari gereed is. Ik zou dat heel graag direct op 1 februari
willen zien zodat wij dat hier in de volgende commissie op 5 februari met elkaar kunnen
bespreken.
Wethouder HILHORST: Ik wil u toezeggen dat wij dat zo snel mogelijk doen. Ik
heb gezegd dat we dat voor 1 februari doen. Als u zegt dat u dat op 5 februari wil
bespreken, moet het eigenlijk toch meer naar voren. Ik stel u voor dat er voor 15 februari
verslag van komt. Datzelfde geldt voor de bestedingslimieten, waarvan u ook zegt: eind
van de maand. Als u mij tot 15 februari geeft, dan kan ik zorgen dat het hier besproken
wordt. Dat zijn namelijk de twee zaken die nu met gezwinde spoed moeten worden
gedaan.
Mevrouw POOT: Ik moet even kijken naar de timing. Het gaat mij erom dat we dit
soort dingen steeds heel regelmatig met elkaar bespreken. Ik vind het niet zo erg om
stukken echt op het laatste moment te krijgen en met elkaar te bespreken. Ik kom er nog
even op terug als het gaat over de timing. Misschien moeten we even met elkaar als
commissie hiernaar kijken.
Wethouder HILHORST: Dan voortgaan op het verbeterplan. Dat gaat over het
versterken van de control. Ook dat moeten we bijvoorbeeld per kwartaal geregeld met
elkaar bespreken.
Dan kom ik bij D66. U stelde de vraag hoe het nu kan dat aanbevelingen niet zijn
opgevolgd. Dan is het goed te melden dat heel veel aanbevelingen van de ACAM wel zijn
opgevolgd, bijvoorbeeld als het gaat over de scheiding van degene die de opdracht geeft
en degene die de controle doet. Die scheidingen van autorisaties zijn opgevolgd.
Daardoor is het ook niet zo dat de laatste nog even de opdracht kan veranderen. Dat is
niet zo. Dat is juist de scheiding waarom de ACAM heeft gevraagd en die is ingevoerd.
Hetzelfde geldt voor de IT-processen. Daar zijn verbeteringen aangebracht. Hetzelfde
geldt voor de rechtmatigheid. Daar zijn eveneens verbeteringen aangebracht.
Tegelijkertijd resteert het feit dat deze kapitale fout is gemaakt en dat de verbeteringen
dus niet voldoende waren. Dat hebben we gezien. De tweede keer dat de ACAM heeft
gezegd dat er bestedingslimieten moesten worden ingezet, kruiste dat advies om dat in te
voeren het besluit van het college om bestedingslimieten in te voeren. Dat is de reden
35
41
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
waarom het twee keer is gezegd. Bij het besluit om bestedingslimieten in te voeren, is
ruimte gegeven voor maatwerk. Die ruimte voor maatwerk voor individuele diensten is zo
opgerekt, dat er zelfs diensten zijn waar een onbeperkte bestedingslimiet is. Dat is
natuurlijk niet de bedoeling van het instellen van een bestedingslimiet. Als je de regels van
het financieel handboek had toegepast, dus als je niet kijkt naar de geest van de regel,
maar als je puur naar de letter van de regel kijkt, dan staat er dat een bestedingslimiet
maximaal de op een na grootste betaling van de afgelopen twee jaar mag zijn. Bij de
dienst Belastingen bedroeg de op een na grootste betaling van de afgelopen twee jaar
220 miljoen euro. Het instellen van een bestedingslimiet van 220 miljoen euro is zinloos.
Sterker nog, die had deze betaling van 188 miljoen euro niet eens tegengehouden. Dus er
is wel degelijk een noodzaak voor maatwerk, maar dat maatwerk moet gericht zijn op
basis van het risico van betalingen. Daarin heeft de heer Van Drooge helemaal gelijk. Dat
is ook de reden waarom we de norm hebben aangescherpt en in het financieel handboek
hebben gezet dat er sprake moet zijn van een risicogestuurde bepaling van de
bestedingslimiet.
De heer PATERNOTTE: Mag ik even terug naar 2010? Wat u daarover zei, dat
die ruimte zo ver opgerekt is dat het mogelijk was een onbeperkte bestedingslimiet in te
stellen, dat kan niet de bedoeling zijn. Een bestedingslimiet zonder beperking is flauwe
kul, want dat is geen limiet. Mijn vraag is dus hoe het nu kan dat die ruimte zo ver is
opgerekt.
Wethouder HILHORST: Wat ik in het begin van mijn verhaal heb verteld,
refererend aan de droom van de heer De Goede, is dat de gemeente in control moet zijn.
Een van de belangrijkste dingen van in control zijn, is dat je doet wat je afspreekt en dat je
erop toeziet dat het wordt gedaan. Dat wordt nu verbeterd. Er kwamen
bestedingslimieten, maar er werd niet bekeken of het maatwerk op de juiste manier was
ingevuld. Dat gaan we nu wel doen en dat is een van de taken van de versterkte
controlfunctie bij DMC.
De heer DE GOEDE: Wie was er verantwoordelijk voor het oprekken van de
bestedingslimiet?
Wethouder HILHORST: De diensten konden hun eigen beoordeling maken over
hoe ze invulling gaven aan het financieel handboek.
De heer DE GOEDE: Wie was daarvoor verantwoordelijk’?
Wethouder HILHORST: Dat betekent dat er bij stadsdeel Zuid een onbeperkte
limiet was en bij stadsdeel Noord. Er was te veel vrijheid bij de diensten om dat te doen.
De heer DE GOEDE: Wie was daarvoor verantwoordelijk, wethouder?
Wethouder HILHORST: Het college is daarvoor verantwoordelijk. Het college
heeft dat ingesteld en dat betekent dat het college ervan uit is gegaan dat dit werd
gedaan. De control daarop is niet goed en die wordt nu dus versterkt.
De heer DE GOEDE: Dit is toch wel de kern. Als het college zegt dat het ervan
uitging dat het gebeurde, dan is dat precies waarom ik zeg dat het college blijkbaar out of
control was. Ik kan niet anders dan die conclusie trekken. U zegt dat u geen idee had dat
die diensten nogal ruimhartig omgingen met die bestedingslimiet. Nu gaat u dat
verbeteren. Dat vind ik heel goed. Gelijk aanpakken. Maar we gingen er allemaal van uit
dat de boel wel in control was. Daar hebben we met de heer Asscher regelmatig het debat
over gevoerd, juist over dit begrip. Ik hoor nu voor het eerst dat het college niet in control
was.
Wethouder HILHORST: Er is te veel uitgegaan van vertrouwen. Dat betekent dat
er is gedacht dat zaken waren afgesproken en dat men verwachtte dat die zaken werden
36
42
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
uitgevoerd. Als we naar de geschiedenis van de gemeente kijken, komt de stad uit een
situatie waarin grote autonomie bestond bij de verschillende diensten. Dat gaat nu
veranderen. Er wordt veel sterker gekeken naar hoe dat uiteindelijk wordt gedaan.
Mevrouw POOT: Ik begrijp dat er grote autonomie was, maar ook bij die grote
autonomie was u als wethouder Financiën verantwoordelijk voor het feit dat zaken wel of
niet gebeurden en dat er wel goed naar werd gekeken of een bestedingslimiet wel of niet
zinvol was. Een te grote autonomie is niet echt een goed argument. Als dit niet was
gebeurd, was u er nog steeds niet achter gekomen dat er geen bestedingslimieten waren.
Wethouder HILHORST: Dat er iets niet goed was, is volstrekt duidelijk. Dat is de
reden waarom we hebben ingegrepen. We zijn er door de dienst Belastingen nu achter
gekomen dat er ook op andere plekken sprake is van bestedingslimieten die onbeperkt
zijn. Dat is niet goed. Daarin hebt u absoluut gelijk. Ik ga niet in op als-vragen. Ik herinner
me dat ik ooit dienstweigeraar was en mij werd gevraagd wat ik zou doen als mijn vriendin
werd verkracht en ik zou toevallig een mes en een pistool bij me hebben. Dan zou ik mijn
vriendin pakken en aan die liaan over die muur slingeren. Daarop zou de ondervrager
vragen: welke liaan, welke muur? Als er een liaan was en als er een muur was … dus als-
vragen werken niet. Wat er wel gebeurt: de versterking van control is iets wat eerder is
ingezet. Had ik nu kunnen garanderen dat die versterking van de control ook hiernaar had
gekeken? Ik vind dat het een taak is van de versterking van control. Dat is ook de reden
dat we dit nu de adjunct-directeur opdragen. Kan ik u garanderen dat die versterking van
control dit had gezien als deze fout niet was gemaakt? Nee, dat kan ik u niet garanderen,
want dat is een als-vraag. Het is wel zo dat de versterking van de control versneld is
ingezet met dit doel: om ervoor te zorgen dat afspraken die worden gemaakt, ook worden
nagekomen, dat er wordt toegezien op naleving van de afspraken. Dat is de essentie van
de control en die ga ik versterken.
Dan ga ik door met de vraag over ambtenaren die onder verscherpt toezicht
worden gesteld. Er is een versterking van de control. Dat ziet u de afgelopen jaren. De
heer Van Drooge heeft daar vaak om gevraagd en u ziet dat dat gebeurt. Dat het niet
goed genoeg was, uit zich op een gegeven moment in een crisis. Als je de vergelijking
met de jeugdzorg maakt, moet je voorkomen dat er een crisisaanpak nodig is. Je moet
ervoor zorgen dat je al in een vroeg stadium dingen kunt voorkomen. Datzelfde geldt
hiervoor. Als je dingen kunt voorkomen, voorkom je ook dat je een crisismaatregel moet
nemen. Het allerbekendste criterium voor succes van de nieuwe adjunct-directeur en de
nieuwe versterking van de control is dat er op termijn minder ambtelijke diensten onder
toezicht worden gesteld. Aan dat criterium kun je afmeten of het de goede kant op gaat.
De heer PATERNOTTE: U zegt dat versterking van de control eigenlijk een
manier is om crisismaatregelen af te wenden, om te voorkomen dat die nodig zijn.
Volgens mij hoorde ik u zeggen dat verscherpt toezicht nu wordt ingesteld met als doel
toekomstige crises te voorkomen. In deze periode gaat het om DWI. In het verleden ging
het om DICT en DIVV. Kun je dan niet beter de control zo versterken dat je de hele
gemeente onder verscherpt toezicht stelt?
Wethouder HILHORST: Nee, ik heb gezegd dat je kunt afmeten dat de control
werkt als er minder diensten onder verscherpt toezicht worden gesteld. Het doel is de
control te verbeteren en het succes kun je aflezen van het feit dat er op termijn minder
vaak een dienst onder verzwaard toezicht moet worden gesteld.
De heer PATERNOTTE: Wat is dan het doel van verzwaard toezicht?
Wethouder HILHORST: Het doel van verzwaard toezicht is om de control te
verbeteren. Dat wordt gedaan om beter te weten dat gemaakte afspraken worden
nageleefd.
De VOORZITTER: Mijnheer Paternotte, u bent over uw spreektijd heen en dat
geldt ook voor het CDA en voor GroenLinks en de SP. Mensen, wees zuinig.
37
43
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
De heer PATERNOTTE: Het doel van verzwaard toezicht is de control verbeteren
en als die control voldoende is verbeterd, dan is verzwaard toezicht niet neer nodig.
Volgens mij is dat een cirkelredenering. Misschien kunt u nog een keer uitleggen wat u
beoogt met verzwaard toezicht.
Wethouder HILHORST: Met verzwaard toezicht komt de kwaliteit van de
processen bij de dienst Belastingen op orde. Dat is het doel van verzwaard toezicht bij de
dienst Belastingen. Bij DWI gaat het om de prognoses en verzwaard toezicht zorgt ervoor
dat die prognoses worden verbeterd.
Dan ga ik door naar de volgende vraag. Dat is de vraag over het stadsarchief. Die
heb ik net al behandeld bij de limieten.
Bij de verslagen werd gevraagd of KPMG nu gewoon heeft kunnen doen wat ze
wilde. KPMG heeft onafhankelijk onderzoek gedaan en heeft dat zelf kunnen doen.
Tegelijkertijd heeft het college zelfstandig gekeken naar de oudere aanbevelingen van de
ACAM en daar hebben we een overzicht van gestuurd.
De heer PATERNOTTE: Wat ik gek vond aan uw brief was dat u zei dat er
managementletters zijn geweest die het college nooit bereikt hebben. U kon dus niet
weten dat die aanbevelingen nooit waren opgevolgd, terwijl in het raadsdebat door
verschillende sprekers werd gewezen op dat rapport “Tussentijdse audits’ van de ACAM
uit 2009 en op andere aanbevelingen van de ACAM in rapportages die aangaven dat het
bij de dienst Belastingen alle hens aan dek was. Daarom heb ik gezegd dat ik het fijn zou
vinden dat dat betrokken werd bij extern onderzoek. Al die rapportages zijn niet betrokken
bij extern onderzoek en daarom is mijn vraag of het college heeft aangegeven dat die
rapportages wel betrokken hadden moeten worden of dat KPMG zelf heeft kunnen kiezen
welke ze wel en welke ze niet bij hun onderzoek zou betrekken.
Wethouder HILHORST: Ja, KPMG heeft zelf kunnen kiezen. KPMG heeft de
opdracht gekregen die we aan u hebben gestuurd en op basis daarvan heeft men zelf
gekozen wat ze erbij wilde betrekken.
Dan ga ik door naar GroenLinks. U zegt dat de crisis is bezworen, maar ik kan
niet zeggen dat de crisis is opgelost. Ik ben pas tevreden als dat andere geld ook terug is
en als de verbetermaatregelen ook zijn doorgevoerd.
U hebt over SEPA vragen gesteld. Uw ideaal is dat Amsterdammers niet merken
dat SEPA is ingevoerd. Dat klopt. Dat is ook mijn ideaal. Maar dat is wel mislukt. Dat
betekent eigenlijk dat we er nu voor moeten zorgen dat de controles die zijn uitgevoerd bij
SEPA nog een keer worden bekeken. Daarop wordt een extra controle uitgevoerd. Wat ik
daarvan vind? Dat is natuurlijk ongelofelijk vervelend. Ik heb gezegd dat het op koers lag
en ondertussen was de grond waarop ik stond al bezig uiteen te wijken. Dat is geen
prettig gevoel. Dat is heel vervelend en dat is ook de reden waarom ik daarop
maatregelen heb genomen.
Over de 220 miljoen euro hebben we al besproken.
Over de Visie op control hebben we ook al gesproken. Ik heb gezegd dat het
onderwerp van de verbetering van de control is waarmee we nu bezig zijn. Ik heb het net
gekoppeld aan de nieuwe adjunct-directeur DMC. Dat is een proces dat verder reikt.
Dan hebt u gevraagd hoe het zit met de woonkostenbijdrage, waarom die niet zit
bij DW maar bij de dienst Belastingen. Dat heeft te maken met de systematiek waarop de
woonkostenbijdrage wordt berekend. Daarvoor zijn gegevens nodig van de huurtoeslag
en de kwijtschelding. Destijds is geoordeeld dat het daarom beter bij de dienst
Belastingen kon komen, omdat die dienst beter over de gegevens kon beschikken.
Sterker nog, er zou een probleem zijn om die gegevens ter beschikking te stellen aan
DWI.
De heer DE GOEDE: Ik kan me herinneren dat het ook iets met privacy te maken
had. Een van de aanbevelingen van KPMG is dat de dienst Belastingen een heel andere
cultuur kent. Daar gaat het over geld naar binnen halen. Het kan het best bij de dienst
Wonen. Daarover is debat geweest, maar toch moest het bij de dienst Belastingen. Hoe is
38
44
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
dat afgelopen met het advies van KPMG? Misschien moeten we dat een keer
reconstrueren.
Wethouder HILHORST: Het klopt dat de dienst Belastingen bezig is met het
binnenkrijgen van het geld. Bij de beoordelingen die zijn gemaakt over bijvoorbeeld
bestedingslimieten is er te weinig aandacht geweest voor het specifieke karakter van de
woonkostenbijdrage. Hetzelfde is gebeurd bij het computerprogramma. Er is te weinig
aandacht geweest voor het afwijkende van de woonkostenbijdrage. Bij de dienst
Belastingen gaat het om grote bedragen die binnenkomen en eens per jaar wordt er een
relatief klein bedrag betaald. Daardoor is er te weinig aandacht voor geweest en dat is
verkeerd.
Dan gaan we naar de software. Hoe wordt software ontwikkeld? Wat u zegt, zo
hoort het te zijn. Als software wordt ontwikkeld, dan moet die software worden ontwikkeld
volgens een bepaald ontwerp. In een eerder stadium heeft men zich daar niet aan
gehouden en dan moet je dat bijhouden. Je mag een afwijking hebben, maar die moet je
bijhouden. Dat is ook bijgehouden, maar bij het invoeren van het SEPA-traject is niet
precies gekeken naar wat het functioneel ontwerp is. Dat staat ook in de KPMG-
rapportage. Daardoor is niet gezien dat er een afwijkende manier was waarop die
woonkostenbijdrage was geprogrammeerd.
De heer DE GOEDE: Misschien moet ik daar schriftelijk op terugkomen. Destijds,
bij de ontwikkeling in 2008 is dat gemaakt onder architectuur. Daar ga ik van uit. Nu is er
een andere module gemaakt, maar als het onder architectuur was geweest met een
bepaalde managementmethode, had dat nooit gekund. Dan moet je namelijk kijken naar
het functioneel ontwerp. Er is gekeken naar de broncode waar het blijkbaar niet in stond.
Hoe kan het? Wie is verantwoordelijk binnen de gemeente om erop toe te zien dat
software volgens bepaalde methodieken wordt getest, wordt geschreven en wordt
beheerd?
Wethouder HILHORST: Onder afwijking van architectuur is iets ingebouwd. Dat
kan, maar dan moet je wel duidelijk aangeven dat er iets onder afwijking van de
architectuur is gebouwd. Dat is wel gedaan, maar bij de invoering van het SEPA-traject is
niet gekeken naar dit onderdeel. Dat is wat KPMG beschrijft.
De heer DE GOEDE: Nogmaals de vraag: onder welke methode is die wijziging
gemaakt? Als er een standaardmethode was gehanteerd, dan had dit niet kunnen
gebeuren. Wie ziet hierop toe?
Wethouder HILHORST: Het is goed om hierover met wethouder Wiebes contact
te hebben en hierop schriftelijk terug te komen.
Dan ga ik door naar de SP. De vraag over KPMG heb ik beantwoord, vrijdag in
het college. Dat was een van de redenen. Ik herinner me nog in het debat dat mevrouw
Poot aangaf dat zij in januari zo veel mogelijk wilde bespreken. Ik heb toen gezegd dat we
ons dan niet aan de gewone termijnen zouden kunnen houden. U wilde het toch
bespreken en u zou daar coulant mee omgaan. We hebben een extra college speciaal
ingevoerd om ervoor te zorgen dat de stukken hier zijn. Ik heb steeds geprobeerd meer te
doen dan waarom werd gevraagd en wat ik heb beloofd. U vroeg mij in de raad te
garanderen dat de woonkostenbijdrage voor kerst werd betaald en toen heb ik gezegd dat
ik dat niet kon garanderen, maar ik heb er wel mijn uiterste best voor gedaan. En het is
wel gelukt. De heer Paternotte heeft in de raad gevraagd te garanderen dat een extern
onderzoek voor 1 februari gedaan zou worden. Ik heb die garantie gegeven en u hebt het
nu al. Ik heb steeds geprobeerd ervoor te zorgen dat we meer doen dan we beloven.
Waarom? Omdat we op grote achterstand staan als het gaat om de betrouwbaarheid van
de overheid. We hebben iets goed te maken. Dat is ook precies de reden waarom er
afgelopen vrijdag een extra college is geweest. Ik heb daar wel bij gemeld dat ik zeker
wilde weten dat de stukken die naar de raad gaan, zouden kloppen. Vorige keer stond er
een pijnlijke fout in de brief. In de brief was nog een fout gemaakt met het getal. Dat wilde
ik voorkomen. Daarom zijn zaken gecheckt, dubbel gecheckt. Met het bestuurlijk team is
39
45
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
nog overlegd over de juiste stukken en over de juiste manier. Dat was in het weekend.
Daarom zijn de stukken uiteindelijk maandagochtend naar de raad verstuurd.
De heer PATERNOTTE: Dat is toch wel lastig. U hebt honderd bladzijden naar de
raad gestuurd. Uw politieke assistent mailt ons dat de stukken nog aangepast moesten
worden en er is geen letter aangepast. Alle stukken zijn nog steeds gedateerd voor het
weekend. Hoe kan dat nou?
Wethouder HILHORST: Het rapport van KPMG is niet in het weekend aangepast.
Dat is logisch. Wel zijn sommige zaken nog in het weekend uitgezocht. Er is aan
doorgewerkt. Laten we wel wezen, u hebt gevraagd voor 1 februari onderzoek te hebben
gedaan, maar ik heb meer gedaan dan waarom u hebt gevraagd.
De heer PATERNOTTE: Daar heeft de wethouder volkomen gelijk in als het niet
zo is dat we acht dagen nadat we het hebben gekregen, het volgende week in de raad
moeten bespreken.
De heer EVANS-KNAUP: U geeft aan dat er wel stukken zijn veranderd. U hebt
dertien bijlagen meegestuurd. Kunt u mij aangeven welke van de dertien bijlagen zijn
gewijzigd in dit weekend?
Wethouder HILHORST: Ik heb gezegd dat zaken uitgezocht moesten worden in
het weekend. Dat heeft met allerlei verschillende dingen te maken. Daar zijn we mee
bezig geweest. Zoals u ziet, is er een bestuurlijk team en dat betekent dat er een versie
van de brief met de verschillende zaken besproken zijn met het team. Die zijn
maandagochtend geaccordeerd en toen zijn de laatste dingen veranderd. Direct daarop is
alles u toegezonden.
De heer EVANS-KNAUP: Dan nogmaals, wat is er veranderd in de stukken buiten
de begeleidende brief?
Wethouder HILHORST: Die brief is de essentie. Er zijn heel veel dingen
uitgezocht voor die brief en dat is in het weekend gebeurd. Die brief kon niet eerder omdat
zaken nog moesten worden uitgezocht. Ik ga geen stukken sturen waarbij ik wel het stuk
van KPMG stuur en niet de andere zaken. Dat doe ik niet.
De heer MULDER: Ik vind het te ver gaan om op deze manier te discussiëren
over die drie dagen waarin gezorgd wordt dat er een degelijke brief ligt en degelijke
stukken. Ik vind het te lang duren om over die drie dagen zoveel te spreken.
Wethouder HILHORST: Ik ga door met de opmerking van de heer Ivens. Nog
nooit is zo snel een motie uitgevoerd die niet is aangenomen. Ik denk dat dat een
voorbeeld is van meer doen dat je belooft. Dan stelt u de vraag wat nu precies de
menselijke fout is. De menselijke fout, dat staat in alle drie de rapporten. Het bedrag van
de woonkostenbijlage stond op het scherm zonder komma. Dat betekent dat er een
verschil was tussen het bedrag in de opdrachtbrief met een komma en het bedrag op het
scherm zonder komma. De cijfers rechts waren precies hetzelfde als de cijfers links en dat
hadden de medewerkers moeten opmerken. Dat is de menselijke fout.
De kosten van de adjunct-directeur heb ik al beantwoord.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Van Drooge. U hebt volledig gelijk. Ik heb
het net al bij de heer Paternotte aangegeven. Als het handboek precies zou zijn toegepast
op de dienst Belastingen, dan is de op een na grootste betaling een betekenisloze limiet.
Daarom heb ik nu de norm verscherpt en gezegd dat het een risicogestuurde limiet moet
zijn. Dat betekent dat er in eerste instantie gekeken wordt naar de onderdelen van de
gemeente die een onbeperkte betalingslimiet hebben. Maar ook gaat er gekeken worden
naar de onderdelen die een betalingslimiet hebben van 60 miljoen euro. Dat gaan we
doen.
40
46
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
De heer VAN DROOGE: Mee eens, prima, maar dan wil ik wel dat u het opheffen
van de tijdelijke maatregelen per 20 januari opschort totdat u nieuwe limieten hebt. Anders
zet u nog een keer de deur open. Dat moeten we niet doen.
Wethouder HILHORST: Dat vind ik een goede suggestie en die neem ik over.
Mevrouw POOT: Ik ben blij dat de wethouder ook vindt dat dergelijke
bestedingslimieten niet aan de orde zijn. Opvallend is dat ik concludeer dat u niet wist dat
deze hoge bestedingslimieten er waren. Dat vind ik verwonderlijk.
De VOORZITTER: Volgens mij valt u nu in herhalingen.
Wethouder HILHORST: Bij de invoering van het financieel handboek werd erover
gesproken dat er een ruime mate voor lokale invulling was. Dat betekent dat het niet goed
was. Het nakomen van afspraken is niet gebeurd en dat gaan we nu wel doen.
Een van de aanbevelingen van KPMG is eens te gaan praten met de banken om
toch nog een alarmeringssignaal te krijgen op het moment van een ongebruikelijk grote
transactie. Die mogelijkheid bestaat. Daar gaan we met de banken over praten.
Over de managementletter kan ik zeggen dat het niet zo is dat de volledige
managementletter naar de raad wordt gestuurd. Dan wordt er niets meer opgeschreven.
Dat is vergelijkbaar met de notulen van het college die openbaar worden gemaakt. Er
worden geen notulen gemaakt, dus dat kan ik rustig beweren. Er komt wel een voorstel
waarin ik laat zien hoe we omgaan met aanbevelingen van de accountant die niet worden
opgevolgd. De suggestie van de heer Mulder om mee te nemen wat we doen met
aanbevelingen die niet worden opgevolgd, wil ik wel delen met de raad. Daar kom ik op
terug.
De heer VAN DROOGE: De rol van de controller bij u zou toch moeten zijn dat die
wel automatisch kennis neemt van een managementletter zodat hij ook namens u kan
meekijken en waarschuwen dat het niet wordt uitgevoerd. Een managementletter zou in
mijn beleving toch altijd tenminste bij de controller moeten komen.
Wethouder HILHORST: Ik heb van het college opdracht gekregen met een
voorstel te komen hoe we hiermee moeten omgaan en daar neem ik dit in mee.
Dan gaan we naar het afromen. Mijn voorganger heeft herhaaldelijk gezegd dat
dat al gebeurt. Ik heb gevraagd om welke toezegging dat gaat. Het kan zijn dat het nog te
maken heeft met het verschil dat er elke dag wordt gesaldeerd. Dat hebben we eerder
geconstateerd. Het is wel zo dat de rekeningen worden gesaldeerd, waardoor ze elke dag
op nul staan. Dat betekent niet dat er geen geld bij komt elke dag. Dat is de praktijk
geweest en daarin gaan we nu verandering aanbrengen. Dat wordt ook gewoon
afgeroomd zoals nu bij de dienst Belastingen.
De heer VAN DROOGE: Ik ga het voor u opzoeken. Ik begrijp het verschil tussen
salderen en afromen, maar afromen was toch echt bedoeld om het bedrag naar DMC te
brengen om daar het beheer uit te voeren.
Wethouder HILHORST: Dan de vraag van de heer Evans-Knaup over de test, de
testomgeving en de praktijkomgeving. Volgens mij is het goed daar schriftelijk op terug te
komen. Dat zal ik zo snel mogelijk doen, nog voor het weekend. Op de vraag over
minimumvereisten aan testen door DMC kom ik eveneens schriftelijk terug.
Waar zit de menselijke fout? Dat heb ik net uitgelegd in antwoord op de vraag van
de heer Ivens.
Dan de extra aanbevelingen van de ACAM. Die worden overgenomen. De KPMG-
aanbevelingen eveneens.
De VOORZITTER: Commissie, het is bijna 10 uur. Bijna iedereen is door de
spreektijd heen behalve de PvdA en de VVD. CDA en Groenlinks zijn ver over hun
spreektijd heen. Is er nog behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. Het woord is
41
47
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
aan de heer Mulder.
De heer MULDER: Met wellicht de kortste inbreng. Het meeste is wel gezegd. De
vragen van ons zijn bevredigend beantwoord en volgens mij de overige vragen ook. We
hebben een goede behandeling gehad van dit onderwerp en de stukken zodat we er
volgende week in de raad over kunnen spreken.
De heer IVENS: Dank voor de vele antwoorden, maar met een aantal antwoorden
ben ik niet heel gelukkig. De essentie van control moet nu worden versterkt. Maar het gaat
een stap verder. We moeten het gaan herstellen. Als een aantal mensen erachter komt
dat de control er gewoon niet was, dan is versterken van de control te weinig. Als het gaat
om de menselijke fout, dan snap ik nu wat u zegt over die getallen, maar de grootste
menselijke fout ligt erin dat het beleid niet op orde was om een hoop aanbevelingen snel
te implementeren. De grootste fout ligt bij het beleid en niet zozeer bij die twee getallen.
Daar krijg ik nog graag een reactie op.
De heer PATERNOTTE: Het probleem is juist dat het beleid er wel was, maar de
uitvoering niet.
De heer IENS: Exact. Dus het implementeren van het beleid. De fout lag dus
niet in december, maar die sluimerde al lang voor die tijd. Daar ligt de menselijke fout.
Tot slot moet ik nog wat zeggen over het incassoprotocol. Ik vind het er goed
uitzien, uitvoering van de motie, prachtig, maar ik maak me toch zorgen. Mensen die
willens en wetens het geld hebben opgemaakt, daar gaan we wel achteraan. U gaf zelf
zo’n mooi voorbeeld van iemand die Z'n gebit had laten doen. Gaan we daar nu achteraan
zitten of niet? De alimentatieontvangsten worden wel meegerekend en dat snap ik ook
wel. Ik wil alleen van u horen waar de haperingen nog zitten op het moment dat de
betalingsregelingen zijn getroffen. Ik zou daar iets beter van op de hoogte gehouden
willen worden als het om de uitwerking bij die betalingsregelingen gaat.
De heer DE GOEDE: Ik begon met een droom en langzaamaan begint het een
duodroom te worden, want de wethouder voelt die droom ook aan. Ik voel echt de sense
of urgency, de noodzaak dat er verandering moet komen op de control. Daar zijn de
afgelopen jaren heel veel dingen over gezegd, in gesprekken, in de
Rekeningencommissie. Ik denk dat het goed is dat we nog eens nalopen wat afgesproken
is over de bedrijfsvoering. En is dat uitgevoerd of moet dat nog uitgevoerd worden? En
dan kijk ik de voorzitter van de Rekeningencommissie aan. Dat is niet heel spannend. Dat
zijn allemaal vertrouwelijke vergaderingen en dat wil ik ook zo houden, maar misschien
kan de voorzitter van de Rekeningencommissie dat nog eens nazien. Dat is één.
Er werd zojuist gezegd dat het voor de Amsterdammers in orde wordt gemaakt.
Wij maken ons nog wel zorgen over de beeldvorming die de afgelopen tijd in de media is
ontstaan. Een aantal kranten heeft opgeroepen het allemaal niet zo nauw te nemen.
Terugbetalen? Anderen doen dat ook niet. Ik denk dat het goed is dat heel duidelijk wordt
dat het geld van de gemeente is en dat het terug naar de gemeente moet. ledereen die
daar anders over denkt, heeft het echt bij het verkeerde eind. Als het niet kan, kan het
niet. Uitgangspunt is wel dat het geld terugkomt.
Ik heb nog een aantal vragen over de techniek van de softwareontwikkeling en
hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen. Ik ga ze mailen, dat lijkt me beter, want het
wordt echt techniek. We willen wel weten hoe dit heeft kunnen ontstaan.
Mevrouw POOT: Dank u voor de vele antwoorden, maar om helemaal eerlijk te
zijn, hebben we nog steeds niet alle antwoorden. Het is wrang te moeten concluderen dat
we nu weten op welke punten we niet in control zijn. Maar voordat dit gebeurde, waren we
dat ook niet, alleen wisten we dat niet. Dat is een ernstige constatering. Klaar, wat dat
betreft. Ik blijf wel zitten met de vraag hoe we er nu van kunnen uitgaan dat toezeggingen
en aanbevelingen echt worden uitgevoerd. Daarover is nog onvoldoende debat gevoerd.
De wethouder heeft aangegeven dat de control versterkt wordt, dat er een
concerncontroller bij komt, maar ik denk dat het probleem veel dieper zit. Een aantal
42
48
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
diensten staat onder toezicht. Mijn gevoel is dat het probleem veel dieper zit en dat het
iets is wat in de cultuur van diensten zit. Daar heb ik de wethouder niet over gehoord en
daar heb ik ook de rapporten niet over gehoord. Ik wil hier graag nog eens goed naar
kijken. Er zit iets in waarom mensen denken zich te kunnen permitteren aanbevelingen
niet uit te voeren.
De heer DE GOEDE: Kunt u zich vinden in mijn voorstel om bijvoorbeeld in een
gesprek tussen de Rekeningencommissie en directeuren van diensten dat langs de
meetlat te leggen en te kijken of dat toen speelde? En zijn er inderdaad zaken toegezegd
die uiteindelijk niet zijn waargemaakt?
Mevrouw POOT: Daar kan ik me heel goed in vinden, maar ik vraag me af of dat
voldoende is om het niet weer te laten voorkomen. Er moet lering uit getrokken worden.
Uit de tien lessen uit de Noord-Zuidlijn is een heel programma gestart in de organisatie. Ik
zou me kunnen voorstellen dat we zoiets hier ook gaan doen.
Als laatste nog ben ik niet tevreden over het feit dat we op 15 februari kunnen
spreken over SEPA-validatie en over de bestedingslimiet. Dat heeft er ook mee te maken
dat ik op dit moment nog onvoldoende beeld heb van wanneer onze commissie
geïnformeerd wordt en hoe de raad de voortgang op de plannen kan bekijken. Ik blijf erop
aandringen dat we dit de komende commissies met elkaar bespreken en niet pas op 15
februari. Dat is misschien niet plezierig, maar we zitten hier niet om het plezierig te
hebben maar om ervoor te zorgen dat dit niet meer voorkomt voor de Amsterdammers.
De VOORZITTER: En de volgende commissie is 5 februari.
De heer PATERNOTTE: Ik denk dat de heer Ivens het goed verwoordde. Het gaat
hier om het herstellen van control. De wethouder zei in december in een interview dat het
hem verbaasde dat het überhaupt mogelijk was dat de gemeente een bedrag van deze
omvang in een keer overmaakte. Net zoals ons allemaal. Dat is ook wat nu naar voren
komt uit het verhaal van de wethouder. Sinds 2009 toen het college in het beleid opnam
dat er bestedingslimieten waren, wist het college niet dat die limieten er niet op alle
plekken zo waren dat dit niet kon gebeuren. De echte droom is natuurlijk dat dit zich niet
had voorgedaan en dat alle waarschuwingen genoeg waren geweest. De droom is dat we
wakker worden en dat dit allemaal niet gebeurd is. De belangrijkste discussie gaat
eigenlijk over hoe we kunnen voorkomen dat dit soort dingen nog een keer ontstaat. Er
zijn in deze periode vier diensten onder verscherpt toezicht gesteld. De kans dat het
uiteindelijk nog een keer misgaat, is buitengewoon klein. Er zijn nu zoveel maatregelen
genomen, dat het risico stevig is ingeperkt — maar niet bij alle diensten. We willen er niet
op wachten dat we bij de volgende gemeentelijke dienst dezelfde conclusie moeten
trekken. Daarom steun ik het verhaal van mevrouw Poot en dan vraag ik of dit nu een
specifiek probleem van de gemeente Amsterdam is. Is dit iets bijzonders en wat is uw
analyse, wethouder? Het is in Amsterdam de laatste jaren wel erg vaak misgegaan.
De heer EVANS-KNAUP: Mijn vragen zijn uitgebreid beantwoord, waarvoor dank,
en ik kijk uit naar de voortgangsrapportages en de implementaties. Ik neem aan dat we dit
een aantal keer zien terugkomen om te horen hoe het ermee staat.
De heer VAN DROOGE: Dank aan de wethouder voor de beantwoording en de
toezeggingen. Ik denk dat het goed is dit te verankeren volgende week in de raad. Ik vind
dat het bestuur moet besturen en controleren en ik wil het controlemechanisme zo goed
mogelijk inrichten. Dan mag van mij het boek dicht. Ik wil wel volgende week in de raad
nog eens achterom kijken en bezien of het nu zo bijzonder is dat het hier gebeurt. Daar zit
nog wel iets achter wat ik naar het oppervlak wil trekken.
Wethouder HILHORST: De heer Mulder had de kortste bijdrage en daarop komt
ook het kortste antwoord. Bedankt voor uw tweede termijn.
Dan de inbreng van de heer Ivens. Er is gesproken over woorden en over het
belang ervan. Er is gesproken over het belang dat we ervoor zorgen dat zaken gaan zoals
43
49
Notulen - Conceptverslag cie JIF 15.01.2014
Gemeente Amsterdam J I F
Raadscommissie voor Jeugd, Onderwijs, ICT en Financiën
Concept Raadscommissieverslag, 15 januari 2014
ze afgesproken zijn. Er is gesproken over kwalificaties, over herstel van de control, over
verbetering van de control. Ik houd het erop dat de control wordt verbeterd. Datzelfde
geldt voor het onderscheid tussen menselijke en technische fouten. Uiteindelijk wist
degene die het ontwerp gemaakt heeft, niets zeker. Dat zijn ook menselijke fouten. Bij het
incassoprotocol is ook ruimte voor schrijnende gevallen en de directeur Belastingen kan
daarover een oordeel vellen. Die geeft dat door aan mij. Tegelijkertijd heb ik toegezegd
dat het goed is de voortgang van de incasso te monitoren. Op het moment dat blijkt dat
een bepaald type schrijnend geval steeds terugkomt, moeten we nadenken over wat we
daaraan doen.
De heer IVENS: Even voor alle helderheid, dat komt dus ook in de voortgang die
wij ook te zien krijgen?
Wethouder HILHORST: Als er een herhaald patroon zit, dan vind ik dat de raad
daarover moet spreken, maar de raad moet niet spreken over individuele, schrijnende
gevallen.
Dan het voorstel van de heer De Goede. Die oppert dat de Rekeningencommissie
kijkt naar de oude aanbevelingen. Het lijkt me goed als de voorzitter van de
Rekeningencommissie daarop reageert.
Dan ga ik door naar mevrouw Poot. Ik ga voor het weekend laten zien wat er
mogelijk is, welke extra controles bij SEPA mogelijk zijn en op welk moment ik u daarover
kan rapporteren. Datzelfde geldt voor de bestedingslimieten. Ik begrijp uw wens om dit in
de commissie van 5 februari te bespreken.
Dan kom ik bij de heer Paternotte. Die vraagt naar mijn analyse. We komen van
een situatie waarbij er grote autonomie bestond bij de verschillende diensten. Dat
verandert nu doordat we een versterkte control hebben. Dat is onderdeel van de
verklaring van de fout die hier is opgetreden rond de bestedingslimiet.
De heer Van Drooge, het lijkt me goed hierover in de raad te spreken.
De VOORZITTER: Mevrouw Van der Heijden, voorzitter van de
Rekeningencommissie. Aan u het woord.
Mevrouw VAN DER HEYDEN: Wij hebben deze maand nog een bijeenkomst met
de Rekeningencommissie en dan zal ik het verzoek van de heer De Goede overbrengen.
We brengen dat in stemming en u wordt daarvan op de hoogte gebracht.
De VOORZITTER: Dank u. Dan was dit een waardig debat. Ik zie u terug op 5
februari. De vergadering is gesloten.
44
50
Bi -J 2 d .
jlage - JIF portefeuille Educatie
oo st
un E
© 8 zo U >
1 See se 8E 5 @ ® st
=i x Ste Tage 8 co sz A 5 eN
DÛ 5 EU Zn OEsS > TD SS o
Sp 5 85e SPE EPE STdss 8
S d 2285 Seo Sa8 5 862öo !
A, 8 s O0 SN ELST 5 De SoE5eSBE —
c ® EABOT ares ves ES5SLESE =
© Ed De cocos 56 dn seo 8
e © kere SEA, 4 sen Ze5SSLos en
5 N =D sN LowooSss ‚ss sogeEn>S
È S S2e8s veste zoë So8esdoeg .
c 5 NSE Nee So® sLloLoegzEoEs :
S > s5382 ENE gE gûogesntEEcrg :
> EEN Sx08SL5 \ostessvoEEEe al
5 T sees 3 srcvarE ELLESDEE Ù
E Ss zes SEBEREG oEStESEn Sens „à
5 S Noges ESCLPEN ZECS5eEnALEnE 5
ö à zetos sÊsErEs SSrEirse geene |
DsSsETSs ZEOG SLC SES oes Ò
OTaoNEOeE BSRSSTSESEELS 5
ù Sten 8
5 5 > > e
= Á 5 £ E
Rij ec 0 = = ‚©
0
© 5 | sit 58 ze 2
Kl 5 Ez es ar 5
5 so coz sE Û
Gl ós Zes oeë SEE ua
Ó TEG SES Ee Dn
DEC 6
s| © 8
Ol 5 5 2
wie 2 ® © 5
= 0 5 z © ®
= + ö 5 5 0
E 5 ö Û
ol s Iè 3 8 2
zie ä 5 2
Tm 8
-
2 ‚2 5 - ke
Ol sE s 2 5 z
Hef 52 IE S 5 5
vlee £ 8 8,
bed ET T = Ss
am TE a
ol £ E
5
al 2 IE - 5
ie) bm D
md 5 SN 2 ed
© } OL T len!
o e > … 8 Ee
ed ú © — r DO
® ú = a 2
0 [oo] 8 \O
ol zl $ 3
= ù - sel N E id
eË ll 5 = Ss < 5
U AKN o © s
SBI Sl a 5 bd
mf > = ’
SO — T N 2 Ô
Olsslr T T ë ®
8 r
GS „ = 8 E
® 2 =
0 2 8
ë
s Ë D
= je} z 2
0 ù + 8 c
A el 8 Ie _ 8 E
cl 2 5 xe 5 ë
st 5 IE E 8
— > e Ë 8 8 ie
3 a = & 2
L c
7 ® 8 … 5 80 Ss 5 8
ban) ge | 2 o £ EEn EE
a 1 2 E88 < SESSEESERE 5
De ® = 20 © EO nn
Ne, 5 2 sa SL Seg>e 7
z me LoeNaec Z SS Sese ® en
z 2 0 SSev LEEG
2 [ssd otor He SESstesorde 5
ol e= |fsst5fe 22 85e ERRS 2
© s|ässijfe 35 |Sn2BöSsfosaosr D
= e = odes. OE GeSZsoEseser ® 0
5 Sl 8 Efbesel E8s |SEEEEEosros8e À
D ù esEeRSHenss vSEeEea5 oost =|
E E ol f [LABS LR SteeZsZoldpes 3
2 © b5tô 0 zAtssssess |NEcw E8oZeLge 8
iS © EF LEOCSOzESsEE CEES EEDE ca
eo SOGESE =S 0 DUOS 0 a ms,
ä, 8 Z SESEEA |VSESEESOEREEE A
. @ >
un E End
8 < E E 8 2
® 5 he So 8 ©
5 2 ® 28 _ 58 a
7 So EE "EE 5 „E5 £ BL Bn
5 0E Eg ï lozen L's @ un
2E Bv N sSLrN ss L
< ES a ISgés SÉ8>E oEsN S
z 85 ö Gago Soss8 vrSS E
5 8 ë Ze Ln DES SoSe 8
È ® © ù EES SSoEe Eeen u
3 SES 2 lpsêd SERSS Ber 5
D 5 u NN
à XXX o IZ2sE PELT Pu Ë
> Oi os es
& DO >> W SEE 5
5 E E 5
E ze 8 > D
8, 18 5 8 5
DW 5
5 EENE 2 Do
ES AAL 8 8
B= LZ ew = G
8 zêsí 8 Dv 2 7
nl S- fo a = ® E WD
3 8568 2 Is 5 E 9
= Heke F2 = g Er
9 Ù
==
Ee
Bij
jlage - JIF portef
euille Educati
atie
oo
u
Ö
8 c
E st
D 5 8
3 2 8 E 8
a ec 8 ek 5 : Ee
ES 5 3 5
s Eszé ä 3 k ir
B 8 2 Se 5 © of oe
bald : 885 »n »e 8% 5e
bl : ze? B Ss 2e ce ko st
© NES “> 4 No % zoe8 „EE8ELE 8
8 |s5E8 ë vo5 SES ct,APeE di î
roe 6 2 5 De 0 zis EEE 5
a 5 En 8 ss zEEES 5 Zò oe
8 88E id hik soë s 3e 5 BEERZER SE eg D
z NEEE as ET oe Voce Le095e5 Eeen -
El | BE Soes Yess 22e S0Pes5 \
5838 N65 © 5 2 „Ss 88 RE sten 7
so © NE zoas Ge EEEN EEE
ha 26 88 STE 8ISsNoë 2iEE S
® ba LEES SEO sf VEosers 8 EE
ej Do 83 N5EDE EE 5 Eet
is o 5 NEEZS & poss ë z588 |
| BE SE8EE SEESZSE Ne n88 :
E <8 E o geeen sGeHeEEr z885e 3
el „8E <8 2 > > To EEEN SEE
5 LEE zt s8 E Zoen vô88e 8
© eE OEE =DE c© E _ Te |
sES 58E DEE „SÉ 2 5 E |
ë Ei Bi Gar s8 E >
sEE lk ui à
== © SE nas g2 8 3
5 sEeS5 5E BE
ù ® ° oeË Bis
B = ® 56 SEE dE Î
® 8 > o SES Bi î
| | 58e sE
Ë 8 5 ë Ë ij
| | | - TEe 8
u 3 : |
= Ì | |
ij Î 2 ® Ö
- 2 ö | |
En S 5 © ®
EB Ë 8 5 | | j
2 ï ë 5 ® Û
| | ä oe _
E 2 E Ö ; |
E ° : | | |
ET E : Ö |
zE ‘ |
G kn] Z | | |
5 N S | |
7 \ S ; |
| . , TI £ =S
Lu © 3 5 3 | ij
- : à À j ij
- © î |
zie > ;
md € 5 $ | |
ef S z 2 |
| | à NN as
5 8
a : = ° D
| | | 5 5D
nm EE 8 Ë |
- 2 3 È |
- ä 5 ; |
NN |
= | | |
Se | | |
=S j
A 5 es 8 | |
4 | 5 5 &
st se |s28 5 ë | | | |
— © ce 5 Ë j | |
| | . 5 ® LZ
a 8 ISS 8 8 : | | |
SuS È 8 | |
=> dà 2 LS Ë2 Î | |
F 2 5E Ë |
= 2 85 É | |
en a 28 £ |
=a 8 $ Ë
z | |
: - E °
25 ©
Te 3 id | E |
5 Ee) de e
DÛ 5 =pdn 8 zeE ë
5 ® =torS ze © de
| | Siel Sns 8 oe ®
Em LEENE NS Ë 8 É
ol ® NEE En N55 ki:
8 © N56So5 NE 85 & 5% ZE
| BEE zene » e
ee zes ER 8 as En
| EE seg s E28 8
8 E5Ruëe ziee E be
ö 5 EENSES Teis A
5 E 8 sgESEP EEE zelst
o 8 6 SzoËs Ene? „SS —
z 8 | 25 © 88 [2858 HH
| E sE 288 sosg Ö
si En 5 c . N Ss8 2 Ö
= En gee SooS sc © En © cre he :
Ri E85 NE 8 5 B 5 CTS Lw
8 8E 285 a si 5ë 5 6E SedsE G (a)
5 2 |osce se Bes |< o EW zedE8 E
8 Ee 58 n GES „DE + oee on
Ö 5 o 2 >en ZoLses xs 85 Ee E58 858
a 2 208 ES gesn s2E8P85 ùsSBEN 8 R é
8 EE ge858 5 58288 osij DN ò tw 2 ©
: $ 2e 88 5ER >8ES Koso SESSES 8 X 5 25
3 885 22 Q8S5 goe Eras EN ê $
RES SELS SES dE sstsas Ne S 88 5
3 E [e88E5 SSESESR SSR? TE E28 :
ese SOES ESEEES Ee bn
5 o 2 SEEEESE ESEESR 525 LE $
| | EE E58 Sos BEE 8
8 S 3 > EIEESBEE ge EE
a ° > 8 2 e Ten ij
. £ Ë 3 5 - 28E 0
E 5 ä 8 8 ë N
5 v EI ij 5 : | |
| | î 5 8 a E u
lan EE E 2 8 | |
5 x 0 0 8
FE ú S EE ë Ee
Ü £ È Ee Ë |
8 G E 28 88 6
E) 8 EE 28 8
56 EE 5
FO EE EE ö
5e Ee 8
FO 55
E
es 3
5 oi
ù
==
dm
Bijlage - JIF portef
efeuille Educati
atie
oo
5
en 8 ©
Dv E 0 fe]
an o8 Got Ee ij se
5 87 E98 82 2 © 85 z
an ce 2% cEz8 ae er © 82 u E
ù Ee Z5SE Nese ed Ss 0 5 e
EERS „ess „Ees 5 EPE 2 s e >
© v5toeë ESoë 3 Eot OE - 5 = Ee
N LE,SAEE e8SLE 8 SS 505 5 2 x 5 +
N [9855 s 5 SSSR EUDEHESR S Og 5 ‚5 € 5
5 | 3BEREsD Reis SEE gE Sen S zee [Ê 88 8 S
© 5 ssp es 5 Eels =coë 25 O5 © z a
S 3:88 Es 5 Se 283828 Sos SENS6 2 5 q 8 ï
s ES5o5 sc58 geese 5 |E5e8e E55 XP Sg 08 Ls
5 ö Ss® on E DE © Soc ® 8
ö geEgiss SsEoirihsentgt REE ssc E8 Sese Z
eRË s8 g2558Esë geer „8585 SssseN SS ek hi
228 Sc Soho sd oe SSS NEEDE 5 ast
> 2e38t5o Sgoess òoP5 \5 < os
» Bies8EadEsesos 8S0er Sasss Se :
E SSRESESRS Nees SEES5S gee :
ü > a 2, 82565 SoosN SOES al
Ee ë > 2 SERRE EPSE ®
2 S88sde [ads ©
<® Sm e ZEE 5
5 „8E 2 28 &
o EEE 5 „9 2
sE „8E 2 TD
2 DE zes s3 <5 ao
= 5 Ie
5 SE ger ge ®
ù DE <2 o ==
Ss s Seë z8 z
8 v DES 2e 5
Ee & Le ®
ë 8 TO Ù
5 2 5
ke]
5 wl ë © 8
0 8 z
25 5 ä 3 8 ë
© 5 5 5 8 8
as £ Lu 5 O0
5 5 ä &
#
E E a — 5
z £ 2 °
5 = e Pr 5
3 2 E £ 2 7
8 Ss Ez s Ss
5 SY £ 0
ú 5 - ET En
wi 2 E 5
E 8 E 5
7 - N 5
5 Y & ni 8
ES En 5 $ S 5
5 © ET ò ; &
> o 5 kao)
EP 5 2 E 5
Z 5 5 Ke) ” 8 fes)
9 & 5 8 G
5 à 5 5 e
5 8 < N z >
5 © < 5 e
In @ Ks2] NT a
® ® + 5 un
En e 2 - 8 z
St 2 8 8 ® EL
—= 5 E 8
> S c Dei = …
a 7 E Z 5 ö Ù
e 5 2 Ed =
Ln ö Do a E z 5
1 ca 5 © © ®
5 8 55 î ; 2
d c c5 Be
— 8 85 S5 52 8
: Ë : os. 25 58 5
De -
Ù >| 2 dn? 5 gia C28 c&S 8
== e X nn s s® = Sos S SS5 ä,
bgn = 0 & „Te E ZEee8SgE vi
5 >| eë veeegs lk So gs < 5
D se ZAseES ZeReges 2ge Ea S D
da ö Ee Ssosie NgEgste BN co sf Bee =
D N e= ERE n Zones 2LsSoez 2ss Pera
E u an zoete 5 ESS 5 Yess Es <58 DA
8 2 IEg EERE 8558885 EEE ER „52e en
E = 2 Eede |S S ‚
A la, E83ies E8SuEes SSeNsESs SSE2eg 8
en zz En
2 S8E68 z2gdsns IEEE NS Saas s D
3 E28 H TSESSEaS gesong un
® SegiRes 5 > STELT NESs0e es
8sgEnS 5 Erncb5së SgESOë 5
7 sS5 SSR SEE
= £ go8E 5 ze8gte Ö
<< 5 Ens aEëzs5 3
= 2 @ 8 wers _
5 ú 5e E 0
ë Ees ese : S
tE 5 528 525 …® 5
5 8 8e Se8 583 E 8
A e oee “ats Eel 2 A ä
a © RS Sg Sse 2 S 5
1 Cc
5 E5e tSas 858 8e Eh
8 Tak o8°5 „85 SEZ 8
5 -_ Bee 8352 225 5
ù 5 oËÈE aeE oe5e2 0
ah a Te E8SE TESS ui
s Ss E Het ZOER TJ
S 2 5 Boz s
> E oek
8 se 8 E
@ 5 5 u
5 8 ER 5 a Ee 2
= © w 8 5
= > E 55 8 2 D
F EE Pa e ê a
5e 22 ee 8 5
„ö EE eg 5 o 2
55 EE 23 8
9
FÒ Ee SE A
£8 EE 5
55 Vv
mö on
Ù
EE
iz
Bijlage - JI
8 F portefeuille Educati
atie
co
u
Ö
+ 5
…
» B> c we
Sh Ee 8 2 ze
0
5 sn 5 5
Ë n Pes EEE 25 8 8 =
5 TER SSZ Se 5 BEZ Ds 5 5
x sss 83e 8 5 85 &
5 tes ae tasg 8 E82 58 zâ
à 8 © 5 ee 5 ® Pe St
N Ooo Seo 5HsE 8 ëo2 ze „SEES 3 -
c son „SgsSESs Dn BEEST 8058 Ì 7
© Een Tse 2e sec SO'= 0 neates
S reg SSEsEEoë Esc oErEgHaEbsEs “a
ë 35% SEGESRES EREEsprnesrdes Es
5 858 zEEREe8s BEAT EES
N= Stodor® re 35 5 ;
à Soo DEE5HOES za8iisTassostsens °
D>o NESS 5S zeRBESTESnSEEees
HLEngere „edes a ESSZEER 8
8 Sass OEEDRER gers obs? z
5 2 8bsobes8os8rgsts 3
Ë Ë oZner 0 SEO 3
e s8 2 5 > asen 5
© … BX © E 5
53 5 2 ë
2 2E zei 88 s8 3
© SE êEz zer GE ®
DÊs Ssë 25E ej 5
© TES Ssë SE2 5D
2 TES SEE Ù
= TES 5
& © 5
& % 2
È 8 î 8
6 5 S 8 2 5
a 5 5 8 8 5
ú 2 8 5 ©
n Lw T 5 8
ù 5 u ü 5
“3 2 nj 8
Es S ® €
© 0 £ 5 EZ 5 8
as z s 5 5
2
5 2 2 ® >
£ 8
E = ES 5
5 7 2 3
G T E
5 N o st 2 B
S T à 5 S E
ü = $ & 3 Do
5 & y & 3
5 N Id 5 Ee
s 2 hi 5
2 2 5 5 5
ES NS 5 8 5
zë 2 8 E 8 4
—_ NN 5
5 > ET N 8 5 5 4
8 3 $ $ 8 z 5
…_ _ 1 5
E - e 2 2
N ET ó
n 6
“ 2 ö
5 Ë E
8
= e ë 3 5 3
5 E © 2 5 2
ù e 8 5 5
st 5 ö E 8 je 2
zl li ENE 2
= 3 Ë E 2E 8 Ë 5
& 5 s8S 5 8 e
ï S es 2 ER 8
1 EES 2 5
1 - c © © aa
— „8 Sci 5 5 8 8
en 05 505 ge8 286 Ë
ve Zee „oë O5 eo Leh 8 5 a
È ce8 |äs5 s5% Es Ot z 2E 8
z Ss E02 zE E PS e_fdst SsÈ 5
» … | E88 885555 Des Sv Ee S5ot59 osgë z
SESEr3s E55 2 85 SEolsöe 5 gE
= ES osd GNOP E N58 5 EE 2Satoss Eaoê 5,
hel >| 282 StusSdrs zeer vt “es Lany vEsES 2
5 bend 85 25288558 55e SE E35 SESEPSES5EE 5
ee 9 | 58e TEAZongs 2885 NE Bogers dRi8Ë E
v PBS ESTE Tos 2& $SotiecS SNES ©
ë 8 835 s588a83. |ei88 55 ZERE EEE REEEDE A
9 Ed 2 … 2 :
5 885 EERE Soes 5% REET EEE =
SE west ® 5 i n
a, SE25 |28A8 Su 5 EER EE 3
B % ESR ESS tdnEEesEes e
5 2gSERLESREERE ns 3
8 8 5 RREEasELSe Pez
5 3 2 5 5 8
Rr 8 5 5
2 BE 5 ê5 Ss © 2
a 85 8e88 Ee? 3
= 5 se an “5 5 @
5 s 283 8ao8 zo5ë 8) 8 4
3 ses DES Deest = 2 5 A
2 5 zn SEIJe EES 8 8
8 225 SANT 385% 5 8 en
5 2 858 SEB 8888 SSC 8
ä, za 22e Bernet ON Ee
8 8 EE Be58 Barzan [Ss 3
a TE sss BANEENS E8 A
5 _ ses EEEN KE: 5
3 E szeod sk 5
E : : 3
8 S 2 5 5
3 Ed 5 a 5
a oe ë 8 5 2
Bz 28 8 8 8
23 So 8 8 E
E ù SE ®g EN 2
5 & TE eg 2u Ee 3
5 EE 2 2e Sa 8
= 5 E E EE 8 5
È 56 EE DE nf
FO 5 OQ Ee gE 2
FO kas) dE 5
FO Ë8 9
o In
oi
u
=
im)
Bijlage - JIF portefeui
Jtag portefeuille Educatie
oo
un
© «8 BEccSE 5
2 STeoEee 8 5 e
w STSP tEr o8 Zetor 0 5 On ® Ì
» SONESEdESE aë 3SsEoxsë ots Le c_=QEE 5
on oet GOH . caong Ss 8 ores fe)
a EEE EEE id To e GEOrse. - ll
c REKE Sese Ss Snes zAReS 2EegesEE _ 1
ja 8 Sj ikönepabó8Enlgsssnas 8e ScBgver 8 ns
8 EbEEirobenoESeeseB seen 25Eue8, |ONESR PO s =
ESstosxoofsberssse Eco5eiSoes Neo g 2 en
onser SNOLvSOS 5 0E E os N
8 saibibnsnterstsorgsrtstedsngien zoSa5së 55
S Es BE Dea toEnget EnSaEss e as 8e “8 :
5 EEE Et 80ont8z x8 ei
5 EERE EE EEE psEER5E 28
O5 8 ETH dEd 5 © © ® ne 0 ®
E TeotscsSPSEEPER SSSedooeEgeer E lenok Óe 0
“ EEE EEE SST EE z S
8s6cASsSEARHES Saesers No 9
© Sien oa >
E ke]
5 2 5
6 S 3
8 sx =|
D= zer 5
© EE ij ®
SE 5 ©
© TEe 2 2
2 2 8
= ä,
®
®
8 2 ë
> > © Dad
© 8 5 Ö
- ä ä 8
ö Ù 5
3 … ke
6 3 8 5 5
#
ae £ 8 on
= £ 5
E T E =
2 E
E E
5 “ 5
2 S 2 D
5 S 2 2
€ 1
N & ° 58
2 a 8 8 2
5 5
® NN
ES < N 5 Ll
5 © S = 5
S2 : 3 [5 S
as e “ 2 ó
\ 5 2 ham)
NN
5 = 8 Z
& ©
5 5 2
- 3 8 9
5 8 z 8
A 5 KJ 8 5
KE 3 8 5
+ 5 z 3 ë
— S S E 5
8 = 8 E 5
5 ° ©
_— 9 à
\
_ E46 5
en e ‚ Se8
ö o Ree @ ssl
> ss 8 53s 3e E
E Ere 582 Be 2
0 > Rot eë 8E0, ge 5
2 5 gEgrtoibeg |55 5
z Ledce totû 1 DÛ
z 5 GoooTEHEr zE u
5 8 22öSeontEre |28
45 Ni Zg5SSSostEs ES S
0 rasse To 8
® 8 Es 53 E T Ö
p Ë Eon eEd 5 ©
8 TEESE s 5
ä, 2SSPESSEORS 62 —
ä essheoecEenn [ZL A
Ie 2
5 >
ë 3 S
7 Es 8
5 8e — 2 £
<< a zo KR 5 A
Ee 5 om © 95 ap
= 8 E= 8 E&R 5
3 2 5 a Do 5
5 e5 © ze D
È 2 82 ®t ®
8, 5 FE EE 2
; ö
5: 588 25 3
5 Ork S 9
we nn
3 8
z 5
5 D
ce
> © ce 8
5 © © 2
. Do © 5)
E 2e Do °
© KN E 5
5 a nl 5% aA
ù > 2E Be 7
- F DE gE 9
ö ® EE S
e
Kö So Ù
FG =
ml
Bijlage - JIF portefeuille Educatie
oo
os 5 55 © z <% Ä
— 2e 5 © 5 =ö 9
© EL 5 58 ‚Ss e Eg a E „O0 o SS „ge geo 2
© Oz 0 EO 2 ® ed … Da as aes de A a
„2 „ER evô EE Do TO SeceS En > One Soecedss ï
o LOSE EOLatso LEL ct 2855 eceì ovonosSPeEEED ae —
5 zio5 ESESERS Boii | EBo5Sig HeLedegdaekesseps
5 s OPONHSTcENED 8 0 En Ser DT —
_ NOG n= eExsO STOUTE On ZOE C <
À 5 | SogEN88EstoEfdsio |etsentePgeBesiEErEnssise ie
5 mAENDoensesectsasres |<aACELSgsSecosdenLEEESSgesEs
RN |s5SeeneePsesESoaRss (sELgELaooOgdEes cb ARE :
s [NE OZegeesgEseBösse SÈELsEosgerPEssctsELoxseees ai
© woTdHEerE vaer GEST E55Serc PEBE EeaRE
> Seater sanSnteack |SouoLe Sv oss5seftront -@ Ù
asdvErLLonests ese SESECON0 Ge eossH Ls CEES D ve
3 HeEREGOESSEOTESE olnösSzecoor?tsSotdccnBEorsE5so D
von OLS SaolstEeees sOERSESoO5SoOnssE RS 0
e 5 <3 de bd N Sost ® ® 5 Ed 5
ENE Dessers notes 50 soe 2
5 DêRdensnccEse as2INeEesTt Sa gEE S5yeze 3
o stePsotossEGooLlseds >iecacHeHSsoseg ESUNEE5S
“ aLnENODO>>EANTENSO d<ESasisEaerGESSHSENEEsHER 5
ù > mz
5 £ > 3
E 5 8 z
RL SE <9 5
e nx 0% 0D
ë | 25 ez he)
D 2 CE Dd
2 id se z
© Ee TES S
® A
z 5
5
® 2 9
£ s 9
© 2 5
a Lw 5
E
-
5 5 8
ES 2 as
© 5 = 8
as E :
T ie
e E
E 5
2 DÛ
8 z E
5
5 5 DD
e 0 oo
ü 25 8 \©
ze 8 4
ë —J
3 <
5 2 z ©.
E5 8 2 5
5 &
Ss 5 N 2 Ù
z& 6 5 em)
as 8 8 7
5
3 _
8 ë
ë 5
Û
e 2
8 2
5 £
S ve
A © É 8 5
5 s
Ä £ Ss 8
8 8
1 a © 0
—r e kai ve Ee
— 7 o 288 D
on 8 285 ee
„Sese =
Nr ES DERSE : .S
5 ® oostd z
z 8 NS 008 s
z > „oat D
Ù e 2 vesps va
=z > 2, ScÊ5TE "S
e= 5 ee ESsSec5
5 ® so Isösc® 8
D 8 se soc? Q
2 8 [5e „80e 5
Ev o es voce
& EG 5% 5 lam
5 F ) soEons 0
© >
â z 2
Dh 8 2
ö 3 &
5 = Ss <= ED
7 @ E W
= a ‚Ss „90 S
<< a „88 Zag 5
& ijwes 50 Ò
Del 0 ee
A=] 2 ee ES u
5 Lan EES Ee
® oee ES 3
5 T TEN 5 BN s
8 Ss | S2E 252
&, © oat aak u
5 8
5
3 Û
5 E
5 & 5
Ù 8 o
Sb 5 3
3 Zo a
a Dg ZT
E © pe VW
Ee EE
N
5 2 dE 3
DÛ oo DÛ
af FE EE hal
Em
oo
5
c£ :
'p z58 5. È
En SeBcos Ss 8 —
S BosSElane5 25 < E
5 © = T rn
à e SEEEBGSENES xe EE EZ ci8 «
Ü Nete Scoeë 5 a 25 zes „eo
xe at vsorce z® „Ie @ Zool £ st
© 8 85 ves SE & ij 20 zo -cû
> DE 585 ES 5 Dd ER SE ==
N ses ess votes ok
e 25 E5Eod z eEsS Lens Soo Seo 2
hj SeESEgOeeSe SESS IS CEE ES® 09 er
> Cree SEL ass Sone Zeg a88 258 5
T S sisser 205 See wE eo ï
DEEEEEBRLNEE NESS SOE gs Ô c5OE —
5 Sabe BERDE „SE rg) Zia S8S5 en
de 5 5 a © 7 5 Se D +
n cERELBEDRSeg RESZ RE EE Sen
SSESSEsHEReS SEzË Roter 85 25 .
sdasâea 65E Oo8r5e 8E® Se 8 :
2 ses la3s52 NEE SEs5 ci
5 VES IAELR eesë DD
bj 828 ss88 Bel
€ ke] Se 8E 8
5 £ > Das a
5 5 5 2 5
o 2 se =
2Ez ver 58 2 zm
® 8e co per = DÛ
® 5eS oo BEE Ss Z
== O0 _—
TES ove DX Ted
2 TES Les 5
ù ö © 2 D
5 2Es us
0
E ® 9 Ë
0 & 2 =
a ö 5 © 8
3 8 8 5
5 LI 5 8 2 S
„5 w 5 5 ®
Ë wi 5
5 — 5 9
oo 5 = 5 ‚©
&e S 5 — u 5
8 5 5 o
£ 2 9
E T z 2 5 3
8 7 5 8 Z
8 2 2 5
3 ET
e Ss
ü 5 2 E
58 3 2 E
5 2
ss =ö 5
T ze 25 … Ö 3 Lel
S ze Re} 5 Ù
eë ze =ö =
53 se) “ 58 K
ps ® S 5 ks) ze 2 co
© 5 & 8 5 8 Ne)
a£ à à 8 ° 5 7)
ke]
Ó E ò 5 5 |
N ò T 5 Z
” 5 - 5 ©
en _ a Deed
© 5 85
5 N 3 =
AA 5 8 LZ
_
Ä 5 ë 3
mj ® =
o E E z E Ë 5
a 8 É 2 3 ®
c © Bl
ï o 6 8
— FE 5 5 8 Ss
1 % m4
= Ë S 8
en se 8 5
Nm 'N 0 Ss
= Pee S 8 v-ö = 7 s
= Bad @ 0 @
= zie 8 2 E55 OS 8 E
2 > bis |» 82 Shez 2 #|8Ehe} 5 5
z 5 ES Oe pEecSE X 2 8E5a8es © ad
5 5 ze0e Noe ® DSTELE 8 © SEE s < De
D 8 LEE zese SEZSEG Sag2 SSSSEEE 5 &
Se N ses Lo NEsze0 S=S0E PEcESES 2 én
Ù ® EES seng DeSz SorescE Sa5sees 2 5
5 o Eene EES 8 5 aScoe88sg NQ8ERes, ® S
SEE Tes Sole sesg Lo Ds 5
8 FE <88 ss 25e s 8 go Lgonse 2
a ESSE <23 zeesostsolt Sets Een D
In Se3® case TEgSEEnESg8 ESL SRTES u
u Sa s Seed 2 TS SSsees
8 é|sedes SE oEEEEnEE EERE E
= >te 2 0 5 E oe Xe
® SSEESSEESS SoEESNSos Ö
T c SOToc 5 BEecPN2 °
9 25888
s 5 sE Tess ma
<t 8 O ee
a 2 © 8
EN = Z 8 Dn S en)
5 5 se8 [E88 8 = S
3 ete oo EA 35
2 SEO 20 N o 2 0
E ö 5 05 Ses5 EF NS 5 ä
° 7 DEL 2008 En E ke) A
S E52 zere De e De 7
a e SED L gd
o 50 2 “ ac Öe an
A 28 SLS of 5& Ss
S ER EREN 2e „ES 8
05E E EN EES 5 SE De
23e SOB EsES 8 5
a a0 Say ege Ù
ke) Haak 2eet „88 A
a HoE sen
D had 85 ke
an 8
Ss dd 8
Cc
ES 5 S kl
=e ® 8 < s
E s 2e |2 $ < 5
5 a a S® fe} © 5
& > 2 Dg Ee 0
HF ve DÛ 5 5
N ® ke 5D
dE NE ge So 3
es ge ge og 8
5 es dE De GQ
8 8 ö ln
8 NE
-8 BE Ö
eg -
9 DE
Ù
Z
E
Ee
Bijlage - JIF portefeuille Educatie
2 Á
un
© F5 8
oo iel ï
DD 5 =
Sb 8 E
= an
An ú E
N E :
5 s2 a
> x® 8
7 zE 5
ce © I&]
5 56 5
w Do ke]
zm
w ù
5 2 =
RL <9 5
m4
5 z2ë 5
5 coz 83
2 ssë 5
Ö TES ©
A
© 5
5 2
® 2 o
ë E 5
È S 8
© 0
a Lj 5
E
3 ë sb
ES e 8
6 5 £ a
as E E
E 5
2 5
5 2 z
5 5 O\
9 = Ò co
2 25 2 Ne)
Li Ze 9 A4
ë —J
5 ® < ©
Ss 5 z Dd
© N 5 7)
ES & 2 3
ze - 5 hg)
ke] 1 > [aa
Se - v
OE - 2e _
5 DÛ
5 =
as
Ë DÛ
z &
E z Ss
Ke 8 S
ë a 8 Er
S ij
A ® 5 5
5 <
X £ s 2
2 E
a c @ EN © ®
> Ss | es 2 D © 5
ï 8 28 [8 £ 5 E
hd c Cc
— 0% 5 SCE == eh
en 88 |E goes & , 5
Ne, sus [5 SLoósdE 5
= EOo8 [lo EZosSög 5
z EsoÊ 5 Ssst
5 sce Pe LOD, T ul
Ù E Sen |Send Z
= D|öSZ5 |ESESSESDHL S
5 2 |écbalTosirpSonfe 2
> ® s & T2e48 5 °
D N EoSs lceo5lessEE Jd
E 8 ZEE (bet SöszErt lord
EZ F 8888 zeta REsecE8 8
°
A z
e En 2
[22] 2
S 2E TD
5 285 Eh
TT seh s
= 268 >
4 2 ses ©
9 SES
5 3 55+ va
5 5 de 7
E 8 8 HS S
8 S Ss
ä, © ost A
a s
Ë
> e 5
5 © ©
5 0 Ö
s Ze a
5 7
=S 88 W
5 8 dE =
5 Ë 85 ä
= ° E
Bijlage - J i i i
jlage - JIF portefeuille Financien
Ä +
E
5 8 2
£ 5 je 5 8 5 : 5
— - ® E =z
7 As Ee on SEn5 Pe gp 2 5 E
5 T co 5 v As ò : &
8 5 s EES R 2Ì8 GEEE ERES 0 B esus Ss Sf 5
3 ä ö sE 5 E Tee SEE NobEsiot INESEGES 22 in
& ë 5 IES. 5e EZSSHEES peins s SES SESGESE
= N EEP <0 SSRPU5SoLdEL KEO SoPOEEENSER a
5 RISE Ks BpitsnsgssEonl8os |SSBetnieb5s IG
3 SeEnoos ZZ ZESeL5 Ss [8eSs SG 6
8 S |sRsë ETE EEEN EEE
SN NDE HS Seger | 52 ceo ;
e E SIDE isos sr58gs See 2E ;
Tv =O cees SECTSBo |ENZERSEEECE ;
5 vS rESESEtorcoSsontgrs |2esENsorËss
S 5 253 esEdha Loss sen SEEENESGEE8 5
e EN EEE Bess ddgRiitssontdsnos heEssotisnn 3
2 58 ER Ez NEegsestertse lsssssteboet
5 SaA58elaeststisHes |oSSSHEESSES 5
® e 7 7 5
E ö 5 È
= 8 os 5 5 ©
S Zw0 250
cl 5 [E22 885 8 2
@® & D= 00 85 z
©| 5 (232 83E 58E 5
ol So [558 zE8 S85 8
2 » TEG KE
®
CG
el 3 5 5
_ 2 0 ‘5 © 5
wl 25 2 ö ö
= 6 E Ei e 2
_= e s ®
ol + zE i E 2
—_—_ 1e
mm 5 & n $
À
sle 5 ë Ë
£5 le 2 5
Leij: 5 E d
= EE
ol 5 T S
=| e 5
an ® d
ol 2 [z Ë
La e en E
8 8 “ st as
vs Ie 8 8 =
el 5 5 re à 5
Ol ü |= 5 $ 5
Bd ® 8 ©
8 «
Û 7 8 4
ij|-sl5 2 : E
ef E 5 5 3 5
G SBS a 3 5 °
©| ZS: & ‘ : 6
8E? & T 6 E
o E é z
5 ® è 5
el 5 2 E 3
ol s Ss5ö 8, Ë 5
S 8ESv 8 5 5 8
Cl o coëSsce® 8 $ 5
ol £ |EESEEË 85 3 8 2
A Srem “8 = 5
4 c s 9 5
® ® a Ss 5
= 5 8 8 EE: 8 3 8 38 2 8
& e ade = 28 ov 2e 22 2 8 2ë Ee a
N 855 5 3o B LE ESS zj S
d o2s 85 8 e 55e Seo Ee „6 8
z ® SEESS |De) 8. E58 85e 3 Bieb =
—_—_ 3 T 5 5 a
en sgesg Söcv ooiEEeSPE5Beoës zeesseE 7
® 8 ETS GE DEEL B
— gen535 PEEL SERZSOGBGSLENE Sos ä
= en Ades eraesSiseucsEesl EESSELE 2
2 Gj e= FoSBsE SÎorgogoctPHoSHEen EESERES 8
u ot gs 2fSsecEdoTESESE 2SESES ©
2 SZ site SAsSchäcHRREBROSES DES gE 2
e= SS5USe (beet 5òg SESSoS5 ® Saw S ua
5 cl 8 |882o8s | ES osdesecstatortsir GegePES
® z 5 Ooregos 5 zE Dx verde ®
ö E Ö| 8 SAE BE Eris Egeesnsgrn EES e 3
v o Esse s2S6sSorlosanEldng geeen
Ë 2 el Se Fe288z8 BSLHLELESKEELEERER EBSESEE Î
5 8 EF TEESE oSYESEIERKECAELERE SSESEES =
3 5 8 2 NSSSESLOSSSE özEsect &
e E e=" S
z < 8 e 3
5 > s 8 5 NES 5 ©
ö 8 |E 8 velt & 5 A
z SE ö z5ë 2 INSes 8 8 8 5
2E |l 2 ExENSS [een Zos HR 2
< 55 a ISEx988 Eed SEg Sg 9 5
N f Dis dE 5 zee 5 ë
2 83 Ss IEESsis [Sa SZBoer NED 8 5
5 berZofes <3ogsen 28E & D
5 ® Ego [LLP ES ERS 2
2 Ox 8 IePSSE8 |SesESES BeRTE 5
8 XX EN EEE pee E
‚ESE [56 “8E EEzË
: aso BeËSE 8
5 5 £ 5
©
8 zö 8 Ù
5 Ee 8 El
ah WW W
a EEaë 8
a tai S
= 22 ow
5 zage ® ® ® 5
5 S-2o ae Ns 5 v
® Ss 58 > Is 2 5 5
lan HEA EF = = s ö
8 u
©
E
W
5 v
T ® Dv
al Lee zû 4
® ü8o2 ve ED 5 St
5D. E evs ee
ap 5 IPSE loSSS5S 555 wo ö =
5 ® O0 NN 2 ® Ed - EC >
s vens EO + Ù eet © A
À ®et 8 Coos Ee ere oë es)
0 8 et lserzEL CZE vROev8 \
N St |SSeRsLoieosd ENeEeGaeS =
S SEO E HENS ED N55 E 1
© Ees NE B 6: 5 veNED 5eg-ELD —
> geco c5 ® Tite P2s ZstdstEse en
SET ERSEOES eyes OsEes8
7 D>0o SNESCOERECLES NECEZDX
S Lees SEÏNBENGeS ® ES Goet :
5 |2s8gaEBESSEREESES SSSEESE
== 0 Se c.S 5 Os Ee
à |=eêes lAeSWeSEsrsEl DEED E 8
imi DEED ET cSotoDE on 0
9 sesacse 5
E E Oezsasa 5
à 8 5
8 2 8
5 et 5 [a
5 Eee
2 DE 5 où
o tes ots z
TEG 88 5
© fes D
= TEG Ee
3 Em
c ES
$ 5 8
G
E & Cc
o 8 0 =
à E 2 8
È 5 8
5 z i 5
‚8 ö 3
Ë 5 o Ss
oo c 5 S
[ER == 2
T o &
£ 8
5 ET 5
el st Ss
3 5 Ee
8 5 z E
& E
S= e ©
Wi = & E
> 5 5
2 à a so
ö 2 8 o
ES 5 5
TD Q 5 A
zö N en 5 |
=
ES = 5 2 5
a E S 5 Er
a
T 5 8
nm S hg)
5 8 EZ
5 - Dd
® ®, 2 D
9 cs © Ë 5
E es 6 5 x ®
EN >Ad Pet 8 5
st ez E an,
T ® = c s= 5
> CE ®Ò ® © EC Ö
àl Lw et SE GC Cod 4
28 ge Er 55e a Ez ° 5 x 5
! Sese SEG 9 c — 0 2 ® 0
== > 2 @ G © £ vt
Ces onent 8 Wot Se 85 8 e8 a VSR 5
2 Hostesses gBEdsREoos 88e 858 |sôTene 9
7 Sten oes estote ETE EXE So 55 =
: SLCPEEEESSES SsSsEistee Ag8stes 23855 g A
= o 5 VilEtbikcoZeZihekstsgPislais ectie an
© E oop dseRERS Sp EERSBSnern oere seg ORELEer 5
= 5 Cober Söscistgrs Seer Se EEE Ron Ò 0
=| 5 oost Ercrrsteaes 2628: de SCL oEË SL ere Em)
5 5 SpeoPsbsou8oRsne LOESER SLO8E | cHEREL Ù
2 8 pEGsertnbieonEeRshsergbenhnn gen oEbaNdg u
oss Ee OotEGESOTE | Ecg P
D ® SED GEvteSouLHsolsE vest Ho SteEEEE _=
LEET £ > & S o®-5 ED zEeEGsT=
5 F EER Sirstes 5
05 8 >= 5 G pd c6 EE
a, 3BSHRobelsrEoSsSboRenoEoEEse0E SEEGEnS ©
shistasslesderiifBos (SSOESES J
B Gec |SoCEXEE A
5 5 &
D 5
5 a we =
8 s &8 5 3
< 8 EEN 2e 2
2 8 SE5S 828 En
5 22E BEERS 5
ö tes eens 2
£ 8 ore e oo EG 5
Ö 5 ps Eapen ù
A o PEEË E80E5 “
&: m8 SEEN 7
5 PERES Ss
5 asSxbE
z g
D 5
on DD
3 E
5 8
5
E 8 8
5 Ë 2 5
E 5 7
= = ® Ü
8 oi
= u
=
iz
Bijlage - JIF .
ortef i :
P euille Financien
W
ve
© 7
9 SS 8 ec 5
an ee 8 8 N ®
Sh = e8£ 8 5 25 Ì
2-0 : oee ww ‚© - a —
5 2 8 sE c.Ee NEoS Dees oe w 8 =
â ro SE ESE Eco 8. 9 BEDE Qs 5 8 a
es ® a
N 855 cEES Zoen e 2ELer Leg s 82 en
5 Znote 5 Ter DEES 5osEzo5 0 6 T 1
Ü Ea GeË Seres Eer SOL © 5 c ®
Ss |SSses2eR c520 AN ESO 58 Sg 288 =
3 |e2858EES |ESCR22 E5et8sk Sdgee5 | Se
c Gozv0LEe ETA BSooËfes Coc ® N
5 | Spin esSseë SNGNESS SRS5S8 SR :
ö SEeTEEL Ss ER vEErSoXx zENGe [SN ;
SASEEESE |osSr Sd sSEegten vers E e
Zeo SES TES SSsgen ES :D
2 DEGENS HESESS e= ‘5
® c 7 oo T s
8 © Ee 3
e c © 5 .
q vt c ® = ZL
5 zee ®® 5 ®
6 83E 209 es 5 2
ZES ESE 89 eo? =
TEG dok 20E 58 ie
© ZES TE 5 5
2 DEGO ZES vo D
= TES E 5
TE 0
3 El
® E 2
- 5 5
® 5 5 5
5 Ë 6 5 e A
G rd z
à Ë 5 g 8 5
Le È © Ee 5
5 ï E 8 D
iT hes]
3 z E €
oe è Z # 3
[ER z= a ze 5 0
T z £ 5 5
E T = £ En
3 TE T Ss
5 Et e
3 5 Hen
& Ì 5
Ss : = =
5 n 5 S + 5
Lu - a N 5 Û
” 5 5 5 5
2 © ® Dh D
eS ° 0 8 @
5 5 Fe 2
zo & = Ee on 3 a4
55 ! @ = = 5 JJ
T — SN e S
GE - D = 0
7 : = q 8 5 bl
… Nr = E a [2]
R 5 | £
È r
5 5 S 8 E
5 8 c ë pn
$ 2 5 5 ©
T A © ö 5
s 5 Ë Ë 5
DS 3 cE Rd =
st td 8 =
N Si 8 =
2 ® 8
a E € € 5 c 1
1 6 6 ©3 oë 5 = In S 8
Zo ®s © © 5 EB 8 ©
= bes 5 EZ X 5 SyS 5 Pe 5
an Sn5 28 Ez ee 8 ESER & © £x as
en „Ees tosë 2 X cc © 5 5% 8
<= © gOOLGLP © 0 5E à Ò 6 ® 5
== SSEErocËsE 288 votes & BE cë =
E LEGONSESSo5e? setes 8e ij 8 EL
z cETLopdLsLE EES cHES v 0 5 A
Do kes) Sorg ew? stcfaccE® ze ce ED
Ù eni SEE toëga A: DESC D we 5e
= = DO 5 hele Tov e5setm>2 SEL Le S
E > ogv cr OGEg Sese c 55 Te 0
5 5 STEDE OREAES ZEE5EZES sss gE E
5 ® Cx @ @ = zE 0 > ù 0
® ES DESERT EEGS ER SSToEtEesg Es ®c u
Ù ® EleheSiEEReSse SE ZeversEE 5 5
8 o zbeSSEDeRSLEL Ee ERBLEELRe [ESE Ez 8
8 E ELS SoSsEEEN BEoeSERe |ETE 82 8
Eca ects DET voe 5 bj 5 8
aA >0SES & oi DE DTe E20 E£
…. atotoo SSCSEELSE B EE J
À NOoij | ES '% c € lend
® ze 5
7 , —= s S
= a soe LEN të 8
EE _
<< 5 SOES <5 SSS Pa
_ NeEe TEN Ne EN PA
Te dES oen oONoE- an
5 o8sT RS E
ES 5 EcÈ53 c s
® S-P DSS Soes 5 ‚5
5 5 SED Z8n „8809 aë 2
© c ze 5N sr & Te © 0
o 26 oo Lo je °
a EEL ZEN vO ve u
a ms PES Ë55eS8 88
5 88E E88 82 Pp
S Ö FES ® 5 S
3 sE x 8
un
8 8
ao D
ä 5
Be @ 9
E ® ö 2 8
5 a u 8 2 A
Ù Eal > 5 © hae
= FE 8 ® & 8 7
= 8 4 5 Vv
= ë 8 5
& ®
mf
Bijlage - JIF portefeuille Financien
Wm st
m3 Cc end _— _—
se == 5 = ® 2 ® Be T
© EE c®& Ee ® -@ h 6 5 0 nl
St es So GD Ee QED „9 > 5 Po el
z& © 5 À so 5 o vNS8 so » Sn 8 O8 !
Dd Ce Sa Ö NO OET n-cesnE 5 Sz EC BEE hand
= == tE co? A VEE ZoevSds oe 6 Sa !
an ö Sg 58 == SofGEa ZO>TrE0 So3E 5 o 2 jan!
g|lsEfËnl eis | SSenis oratie, |SSuss |5,8% ië
NI Z5o8 |-S88 |oo RSE PEsERnSRa8s (NecoBt |eleë
s | ó>=o8 Heers l|Ee coog2s5sEeSDoERR |ecatxse lets :
8 EPsg? |e3O8E (SS SNES fensds |ENGESN ea 5% 5
Een E 50 5 Sebes T Te vs
B |ÊssEs leEES5 SE vESgEtoEeERe de lobeEns |LSTe 0
5 Beer IOSOEN |EE CSN oöoPEeZou8s |cscEES |SssEE 0
8 |s255s lots |e5 SEosksocdeEmseo8 |SEGSEE |ESes z
dn 25268 [aeozs [LS oeectSsaondssaEs |HLSHEn [Zea s
=
a
2 5 5 EZ
8 5 5 e e 5 ®
8 5 5 5 5 5 =
2 2 od od 2 =
5 [2 zE ue [588 588 ze E
ol 2 28 2 SBE SBE 28 ©
Ie ® ® e= ri 0
8 Lv Lo zE8 zE8 Lv D
© ö T0 TO TEG TEG T0 s
Ö
2 A
5 c c 5 5 c 5
® © © 0 0 © Ù
<5 0 0 e e 0 0
® e c S c e
È T T S ij q ®
Ö E E E E E „©
a ú ú iE iE ú ©
3
- … we
5 5 5 5 5 5 z
5 6 6
52 £ £ £ £ £ en
ac T T E E T a
ie
E Dn 5
2 + t en 5 5
9 5 5 5 a 2 =
5 o NN N & 2 ad
8 N & Ò = …Ò D
5 1
E q 8 8 ® 25 a
Lw WD - @ @ ze 8 2
5
Tv ° en 5 Ie
9 2 2 Ee 3
© © © N el T = Ö
es ON ON T T © 5 Pd
TD ! ! e e N u
5 ON OV N N L a D
55 5 > ò à ® 8 =
; mz
aE 2 2 ò + 8 8 EZ
5 Ed
®
- 5 DÛ
ö Ze ë 8
5 kl Se E 0
S 8 cs ®& x Se
9 8 5 @ & =
= 0 0 5 & an,
Tv % E
ë ® Tw © 5
E v û 0 ù 8
am 8
tt c c ® 5
= 8 se SE 5 5 28 5 s_ 8 E
8 N >E > Ce SoEE c 8 EE € D
\ 8 vg wv 8 “6 SLez Ee > 26 8
ns 2 koo koo EOS 5e Sa @ z
1 . ® & 0 sorse END Ovas 5
E Be Se 2E o.> Oez
ben s 85 8 6 Entes 50 & 5 9 bn
en ù Zo Zo orsoodgN 055 Ess 5
— se te te F8 5oas ONS Tee 2
z eo c 5 c 5 sESceaser se Noo 7)
7 2 | of s 8 s 8 2rR.OEs5 dN Boss u
E rn ooo > 2 Ee
® 2 © >ö >Ó vEELDECE ve® Ss ie=|
zz 5 | 78 =E 5 SaSEEËS 5 ZOE E85 S
5 PI 8E 85 85 SeegdoxE Spoë Töos 8
D ä 2e seu seu zove Ros sr ot ©
® N 22 ZS GS Sse5esss 550 Cet Z id
2 ss E88 Ege [82565885 28e E55 A
& FE En E80 E80 roetösor EFS zoas 8
2 5
ä ve 2
…… tt = T 0 ©
PA scCE DD « 2 ú A
q 588 Do E © © „8 5 En
3 >b © ES > Be | ES Se @ 2 an
5 Leg @ Ee Een |ss 5 5 en
© SSL NN |ott Css | Te Oo 2 De E
5 a „6 Ss lE£es Secs |ES v> 8 ES 2
Dl 5 |ENe 8 |S£8 >Ss9 | 58 5 8 8 8
me 8 SSess leLt5 LoZS | ES da 8 ze 5
5 EE 5 EE Neen | AN EE @ Ph A
= EET 6 6= oEEs BE gh Ss GT
5 ö DcELS [28 c5see | fe ie 2 ERS 7
D ZeEES ZEN BEEN ZN ND 5 N ZN S
5 Pre SEE 88e |5E ged Ee
8 o SHSSE |Y SE ook | PE Sant sE A
8
a 5
5 E E Û
5 2 z 5
2 8 8 5 5
TG TG
& 9 @ So 5e 8 0
8 ® ® 55 55 Zo A
e v De zi
Ss 7 7 Á Á D 9
5 ® ® EE EE De (©)
He 8 8 DE zE 8
5 v 5 5 E E NE Z
a 5 5 zE zE ®E Tr
5 > 5 5 5 OQ 5 OQ Ös Ke)
= E oe oe FO FO FG E
Bijlage - JIF portefeuille Financien
n 3
S ©
a S
9 Tr
ù c L
Sp ö 5
& 5
5 :
2 |E 2
Dv | 5
5 &
0 Ô E
a | Ss S
5
® LZ
5 ù
à 2
2 5
5 5
5 us
> DÛ
0 El
k 8
®
2 5
8 8
2 ©
È 5
d o
a 3
7
5 a
‚8 8,
E35 5
5 5 z
ae >
E
5 5
ë 5
[ief EL
3 &
ge es)
E ° 58
Ll 8 Z
5 je
2 d e
® Z ee
Eg 5 ö
2 8 8 hal
Ss s ZL
a 3 E
5 5
- ë 5
E Ie
® kel Z
s $ 2
GT 5 Er
E 8 5
A 5
st … Ë
3 8 Ë
el c 2 &
1 ® sa
_ Do en
1 En Bn
= 78 S
cn GE 0
z O5 8
= 5 HO A
2 5258 3
E 8 | OSE 8
D 8 eds Ä
Sn ® co A
® ö sn 5
El HF G> 3
8 _
5 E
2 TD
ö En
5 S
7 S
5 EN ©
<< ® 8
z ë 7
> & 5
GT
5 c a
o o 2
5 5
5 î
3 5
E 0
5 5
En A
3 se
E Ü
> © °
5 5 ä
DÛ F E
ern!
— : et
_—
5 8 5 &
— 1 > a
Re) BS u
Dv a 58 ï
on 8 ös —
3 5 N an
A 2
W ©
N k .
5 8 5 5 5 5 5 5 5 N
> Ee 2 2 2 2 2 2 2 5
2 8 5 5 5 5 5 5 5 dt
8 5 8 8 8 8 8 & & —_
2 5 5 5 5 5 5 5
ö Ö 5 5 5 5 5 5 5 >
&
©
í 5
5
S =S
5 Ie E E E E E E 2
o _—
a e e e e e e e Te
8
us
Ù
= ”
‚Elz |z 8 8 8 8 5 Ê
EB A 8 8 8 8 5 ©
S3I2 2 2 2 2 2 2 a,
als = = = = = T 5
-| € < 8
elle |E : 5 e e 8
El & IS 3 3 8 5 5 2 ‚®
ol 3 IE 5 5 - a 9 3 5
oo 8 &à 5 ne = cn “ 58 ©
| 5 Ie Z RN , a = 8
= ü 8 5 5 8 5 5 ze 3
ù ke
_ s
= 0
En
Bl Zie |e ° ° ° ° 2 3
SI 2 2 2 2 2
BESS [8 8 8 8 8 à e
„I28je |é ®& ®& ®& ®& T E
SSS 6 6 6 6 6 -
olaf El El El El El E 5
jen e e e e c e Ee
5 5 5 5 5 5 EL
hd © TG TG TG 5 5 len
Oo ® ® ® ® ® ®
Jl - | ® ® ® ® ® ® 9
5 2 8 8 8 8 8 8 @
® Ee 2 2 2 2 2 2 ®
s |E Ë Ë Ê Ê Ê 8 2 4
Gl 5 E E E E E E 8 mn,
cl 2 IS 8 8 8 5 5 > 8
£ 8 8 8 8 8 8 8 3 ©
® 3 =
Sam ® 5 un
© 5 2 DD
£5 z 8 Z
5 8 TE
ö | E
2 8 8 7
Ss 5 ë 5
® 5 5
8 5
z 2 Ee | 2
E 8 5 Ë 5
= E 2 ë
a 3 2
5
A ® 2 ® 2
Bens = a 5 ©
— <t £ Ss, as
S jn E 8: 8
® Ee? 0
q' 5 a 58 -
—r © E Nx ee
S 8 88 4
— © E 88 on
en 5 8 <8 8
== 6 FE E $g 5
z 5 5 5 5 5 5 0
E c 2 8 8 8 8 8 Ps
Km 8 8 8 8 8 8 Ns ua
® ‘Sl 2ië £ £ £ £ #3 5
z El IE 8 8 8 5 5 SZ el
Ted == > 8 2 2 2 5 5 Ee Ô
5 ol EIS |? 2 2 2 2 Ee 8
® El HIE 8 8 8 8 8 5 ms)
© G 5 5 5 5 5 0 and
î® ö S a a a & & ©
e £ lä 8 8 ö 8 ö zò 8
8 5
oe E 3
ta 8 he he he Dad Dad
q E 2 o o o o o &
5 5 ® ® ® ® ® u
5 8 ö 8 8 8 8 8 En
T 3 E ® ® ® ® ® E
z ê Oels els Ts els eis els = 5
E on la Ha Aa dia sla se = 5
<t € Se le le die die sle ds 2 …
5 eal28js 8e 8lE SIE SIE 8358 Û
z Zo s [sss S[& S|& s|[& S|I& 8 |£4S n
3 sE 8 Ee |5ee [See |see |bae [See |o2t 7
Es 5 [ess |Sss [Sös |Sö5 |Ss5 |Sö5 | ES
E 55 8 es stg [SEN [SEN 5E 5E EES
© 2e Ss |E 85e 85e [85e 354 854 Ee
ä, ER Ö FEE ZOE [SOE [SOE [SOE [SOE [BE A
a Ër 5
5 XN È
© = = = = = = >
5 5 5 5 5 5 5 5 5 8
® „3 8 a |ä ä 8 8 8 5 8
ap 28 8 Ss Ss Ss 8 8 8 8 A
8 Be & 2 |E 2 2 2 2 8 =
s ENE ge | 3e 82 82 82 82 2 )
Ben TEN 2 | PZ 28 28 28 28 55 VW
LZ ew EEZ 82 82 ER: Es 38 E
5 5E © ZE [SE ZE ZE zE zE sE EN
5 5-25 a lEENSE EE EE EE EE dE Ù
Sr 8 ö ö ö ö ö ö 85 &
Ee Hees land FO HO FO FO FO FO Fö EE
Bij
jlage - JIF portefeuille J
8 zaken
n=
un Een
ö 5
_— N
T o
Sh 5 :
3 7 5 E65 Do
a 8 E Co5 Le 5 3
s RE e8 5 SBE >
jd Ö EL © B Eto5
5 > Ee 8 Na 2 co 5 Ss >
8 5 vetes ax 8 <5on 8 2 Be st
ï EN KEEN: 8 zee Ë es ËS >
c © NEONS O6 25E 6 v mj
© N ne > Ô KE © zE Ö S oc}
ej 2srn sE® SENS 5 ® ve !
e os 3 Se et 2 > ê 28 —L
2 s IZdpoPsit KSOpge 8 Xx 7
® > SEEPSËR Sezokss NSE ve —
ö 8 PREEEsES Rao tS see EN en
S Sate s 5 NOG DLeR “Sr e
8 NE5ESeEs SEEN sS5. 88
ú NE88TeHe ANGELS Nen 5 9 5 :
SESSERSE Rafenasg ose2 j :
= KEEBSE NESSEBE 385 ës 8
ov = 55 8 8
el # o BESSSSP Ree > e q
ol à ë se veg SD S
6 z —88
x| 58 p dats No Sh
Gl & Her = 55 E
N 2 EE s8 2 en
jie sde „ZE E
0 oee ais <9 Ù
SEE 5x ==
® 5E DX hef
sl 5 S DES LEE >
= 5 ® 2 … D
0 z x Z85 1 ef
c kel c
>| 5 N 5 ° 5 ®
= Ë 8 2 2 ind
s s 8 d
Û a ® 7 Je
_ 2 5 © 5 Ss
== 5 S ©
== n v 5 5 ®ö
> 5 ||» > 5 N 0
„sl 5 5 N 2
lts S ® 8, ®
Zlssl= 5 5 5 5
ole a 2 o
E 2 5 5
= #
ol É Iz 2 8 z
al £ S = ú 8
me 3 S ” E 5 8
2
ol £ 5 2 5 RN
ee u 5 S « D=]
= N S 5
0 5 N ° 5
5 \
B SIE 7 5 8 E
Sles|S ® 5 &
Ol ze a ° T 2 ce
SP @ S « 8 z
olles 2 8 2 5
<
ES ® 8 5 5
0 - 2 1 “ 5 ©
5 u = a Dd
0 Es w 8 5 5
LGE - N
AA c „28 Ee ie Nn ë =
st s IE2 s8 + 8 iz
—= Ol s sek „85 se & eo
el 2 BEE E58 Eg ë 0
hae! Tc ® 2e 2e ER a
al T SES > û „ese Ed
" sl 2 seg EE ee 2 T
> 5 leS® 25 se? 3 3
! a „te SES 8E 8 Ee
- 258 85E 8 =
on v us SS ee ©
> = 555 3 5
z « 5 … 5 2 S |oo ni u 3
= 2 © 2 Ee 7 <0 v_es5 _ = s
3 … s £5 8 85e 5585o 8 > 2,
= 5 s Egs 5 ee, 2e Bose ‚El c © 8
hl „OEE oFE5SSE ESES & reke) css
5 © zoer s VeoNE E65 sE 5 To DD
5 En 0E Te 288 ssc eN 5 S „$cE jan
D 2 $ „jantes S Endor: s$s s8E
kn) Sl 5 See tigessr ede 8 gstes „25 „ESE IE zE
® ol 5 ESzaus Rr De EPS 5e 05 zons 58 ë
Ë E 5 > aes SBEDS ES2Schsgss Zeep 25e JE an
8 5 ol 8 EERESSEERS SE SS5o 4888 82 |es? BESESE IS &
A ë el Hgi5tghedagen BebeekiiEESE gE EES 85 5
In Ö 28855855 88eD Soos osSó zie 538s 8 0
vi % G FE pisnseiaresnn EE Enrbtstaês x5 8
D 5 = ERE EEE SERSEREEns 55 Z
S5an® octschertser 8% o8tuc5T ak 3
5 5 e 5 a SEERDE ZESS SS 33iSee8sE 85 S
8 So Ie SS 0 2setsers ESB ESS £ @
s 2 E 5 pn 2o SESESoRSER o7 5
< se IÈ 5 5 5 Ez ESeRsEE EE Z
z ES = 5 28 55 = sE jef @
3 82 a lS 5e 88 Ee Pis ë ©
25 5 IE E85 8 6 E88 £ 5
B ES SI S85 88 9 s28 >
5 8 £ »_ 08 „ SEW Ee Dn ©
9 2 5 8 58 TD 5 CES o 3
0 ee Ü 8 EEK R AL] Ss ZS So © : Zn
a 5 8 OEN5ÈS @ cS — 8 2
a XN Soes 8 S6 z2o 8 Et an
% Ss SsBA8S8 3 sÌa S2c 8 S an
8 o SPEL EE 8 DPS zes 8 Se
5 SEHR Dr E5S fer s NE Ss
so astk STe Eas ot se 5
ke, Ee € oe « o De © km]
5 - 8 ve83kE B: eSe © 2 @
ù 8 8 eo bove es n
Sh S5 © SEERE ER
5 88 & ssE 88 >
s EENÉ = Sz Ss
5 EENS xE
8 SAE ”
LZ we 2
5 Zas 5
DÛ Sero ù ® DÛ
= ess a ls E
Beds NES 2
= 2 2
Ö
8 s â
Ö B
@ Ô
s 2
3 8
= “
Ù
&
E
T
Bijlage - JIF .
ortef
P euille Jeugdzaken
D=
5
SC S
ù SG ù
5 d 0
a Soet Ss 8 … E85 ë _
DD Eos Ò ve B = . > St
see = vS er sok 6 Dad! g s st
op zen ss 8 522 5 ESS 8 «< 82 Ee ec 3 T
a E as 25 SSERG 5 NeSOTE à N2 Co 5 5 ie
Gevas 5 oESeSE p=] Sezneg Ex. 08 „EE EAN &
s | 5f£2e EjoscSEDeas 5G8BES Bo5oEg ses BEE —
D E :
8 [25583 5SREoPEEE SSSEEE egeErES [Lei „JES® =
: En ZOET „ie ®s IJ =
8 | E2e5? E5SSoHbs5oë Zsshd EaësEr ES 5 Serse en
e | 2E8rs ESSE EESL DS TSSSSEgsussos >E ed ESeSh
8 ShE6 sEEPSE Gers sS5S&RSECLEES os58 5856
r = > ZoÛ ® AT :
Zes heSTEESERER oZner oz [zE SE :
DosE Decr E Es NoE ZE2SoS5 © 8 5 )
2E 8d SEsEeSe5ieEs TEESE s gtae [SPeo8 5
5 | 8 es SEE Sen zEEESSSSSSES SES YERoë
pj Soor |N PEEL vaEg Z59SELLED TE SEL rasse
ERR EERE EE 288 SELis Ee SeEE |agsEë 5
SEGBALSLESGS No8sstostesDe Sob 2 SesEs >
v > 8 JOËFERSSSEESES sLë NÈcS& ap
5 ë 5 zsoE58 [S65E S5ESE 5
5 5 ce O>>ED ©
< z
Ee X 0 2
5 |Z 8 s » 5 o ©
ud rd de ie ® ce
% IÀ © _—
o vz ves 52 8 > = e=
ie s 2 <3 RX N & ct 5
o ES ost E's „ec € er 0D
Ö ZES cc EZ ù 5 Zx 5
SEG soe o © nes
2 € Ee sE DÛ
ù TES o5-E ES =
z= 5 os58 See Ie
= 5 ® TEG ©
2 5 5 ä
8 8 X 5 5 =
5 5 N © & 2
© 35 5 N © 0
a. Ò 2 5 N ®
5 5 5 © Be!
® D ©
- 5 ë 5
Ò Er 3 ® o
5 2 ” 3
5 5 5 7
oo ES 2 5 S
a.s = a 2 1 DD
T z S 5 ED
Ed e ° S
E T z 2
E z z 8
8 = z Hen
S S E 5
S ” 5
© _ 5 = 0D
S 1: 8 S hl
u e S N = sn
wi 7 “ à S zZ
ë E 2 8 5
€en 1 —_ a
z ® 3 8 ©
es 2 sel ” 8 a
s8 S T € —
2 8 S ” z ©
co ï 8 S - 5 Dd
as h < 8 S a A
+ E : N 5 Ù
NI > ò 3 ham
8 8 & LZ
5 ©
Z ®
- E Ë 8
ö s & 5
A e s z ®
- d
St 8 2 8 S
— 5 Kel z Ee ® E mn]
0 0 © 0 0
> S 2 È E A ©
al 7 5 8 5 E
—= a 8 E 5
7 n 2 s 8
— 5 ‚ ce — 0 a
en 2 ee © ® 8 =
D c
Na B 5 E38 5 5 £ 2 5 © Ù
= „5 ce 8 Ero5 see sz Ser ® VD Ee as
E Ee 5 Ts Ess sx50 8 vre 8 ® ZEP ZE
Ë Fik: ge B8SEE os 8 SOEN ® Le àn
ù Dos GecES HOLT „EEENe SS 8 No 5
‚© „09 Ss OX5 oes E55e55ess EE ea8
= > 88 5eS Boose s ges sEeetersag 5 Ss S
5 el88is5 |a8sctfiosiËn EZELS 3 Zie 5
2 AEEA Nd es s 55 ij
Stes [28E „NoEES sEHESBZN n 55
9 getest SSS SeE5es xs 8so5 B 55E 2
5 È Esse ZcesösSooasg vols .wdsE 6 >EX S
S 8 | SESSEE SGEPSRSERSS 8gS5xsoneh £ Bea 3
5 E on LS 5e 2E =
ä Pr |88565g EEE ED ode ZegEBSEnsEs Tess 8
5 PSEcseer2Eensse EoScSesSH5ë s-89e —
8 rESSdSSSLEe Dress A
® e zor6S ©
7 S ‚B 2
5 zE [ES 2 5 8
S0 © "__@ ®
ales 8 225 & TN Za E
Del FE = a N = u
E 9 „5 © SES ss sn ze én
5 2 0e 7 see Q 5 Ee weg
5 Sel osn A 5 <5 se 5
& 8 Sode Se5 SD & soes SS 2
9 e Sos SER ERE > goe ©
a zis 35e 55 sE ES
a: Ö |SEEE seg SES 8525 eos ke
3 sE et agaN Seg 7
5 DEE 558 Se S
kel desk sE
z un
5 5 E 5
Èp 8 E 8
s 8 a E
. 5
= 3 3
® 5 o
8 ® ES © ©
5 a 2 = 22
Ù > 5 ö © 6 a
& È ö 2 ë 22 ad
= 5 T me Ü
= S EE
G 55 T
0 2ö u
ù
EE
mf
Bijlage - JIF portefeuille Jeugdzaken
n=
5 2 c 85 5 sf - st
E ie 0 E E ë 5
on 25 Sen EE £ 5 EZ 2Sco - Ês ‚8 =
& TEESE 8e 2 8 Zgeu EN os E s s£ Ee &
saecsNe Sa 2 ee Teds 2E S > Ze. ES ï
5 855 es 8 NR SEE SSEE SES oaf E Tr
An Soens SS E SSEg ÜEsSE ESSE 258 55 !
= Len 8 2 E Ero ZwnEs oes „SZaoEes og —
5 |2E>8oe 8x € ÈEAgeEs “288 Eyes 8 ie
RJ o8:ESne PaocodscHë E55 ano SEE S
s | Sassén sESSSGSA5ESS eg o8ffasBE 23
SCtisë ISESSsBsorsts |ÀSse “SEsxtE5 |e5o :
e OEE sE a5SsgeE5C Seg NEE s=teins8 Eee s
s | SSEdsno |eeSSgesEReEgS zoë g8ESESco [SEZ
ancEcZE |Z6göegsedgees PSo5 Soss<7So Da 8
7 Odds t so Zoot Sasso o2EN Sgsols. u 5 N
Ss |ORERENS SLSdHErSSEaRE (EE Se S2SSEEeS <85 >
B) SsEssolNe-EsEcES „© 3 > . SEnZarEE To
8 |8S5seRt|8Snigsrecoret |Sesër vSEgelee [a3s 2
0 >oES > 5
ù 5 ONTAGLCR nes ©
= 5D 5 3
8 S 2 £ z
E <9 5 © 5
ET „EE S2 sE s D
> LZ ne DE … 8 us
0 58E cz 2E o£ ®
o SES SE oet SS 5
TES SES 28 0
u DE a
= c =
5 8 5 5 5 ®
® Fiel X X ® End
5 N © 5 x O0
> 5 N N 5 Ù
E ko] 5 © 8 ie]
0 5 9 5 5 „
a ® 5 le)
5 D ë 5 5
ae | == ®
- > 7
8 5 z = 5
: 5 =
5 8 s 2 n ab
© 5 E 8 8 5 8
â Ss E = £ s fl
E E z Ban
8 E
5 E E 5
hd
3 5 3 5 2 Ee
T “ 5 8 Ss DN
E op & ì q co
w 5 ï E ® 8 ©
° 5 = 8 8 ez
> @ Ee JJ
s 2 “ <
ö 5 2 ©
= S 5 e= z
E 5 N S e \ 5 EK
IJ NN a
ER: 2 ò \ Ss 5 Ù
co EL - ° AD! 5 zz
AS 8 ò 7 s ë EL
9 - @ 8 mn
e 8 z
© =
< 5 ë 5
" 8 5 2 8
Ke ® ® … © c
ë a ® KE 5 8 S
ZA S - 9 @ a ®
+ & 8 RK] 8 a Ö 5
T S c E E 8 z
2 E © s E E ©
al > o 8 © =
5 > 8
i e er) 5 © D
SS © G " c © 2 GG
- ® 0 sto Ee
S 5 ES: Ze bedie IË E sE2 5
— S 3 os es £Scosec Ss 2 OCs xe En
= NS Se DS & etos cs 2 s ® ®
E \ BN 0 „5 Z2E0S0 = TeP>g o a
= E Pf CE SZssote DEES 5 5
2 >| S NSEGS Seo PELrg SEEetueen| 8E ©
= c Hoe 5 VoH „Ed = S ui
= e ES Hoes „tess s Be cs E eg
== 5e @ ce CE 5 3 cz
5 B |E ssEee b8ssetshon |EERSEESEE ebs 3
ue ZOOG EE Ges oo Ö
® 8 ET 2e Z3tEPraSELS |=ohX Sos SE
Ù x Ë 0 ® EÀ > zE
Ë B | 8585 Tössghofss ESPrEREEs Eos 5
o 2 BERN cöEeosEHSen |sSESL DES Dee
8 E A0 HoE EoEnorPes es end
An Ee 7 s8 „oa Bord be SctseL > ra
Sofa Z Se eoSseLseg a
ss cteeHesSoe [zEocsomea HOE =
5 _=
2 ® 7 5,
< ë
S 3 E EE 8 D
8 n
- so 5 on
4 ea SE 8EN 6 5 5 z
En 25 Sa ve 0
hm] ® 220 8e s 8 ET] 2
5 2 CET O5 ve 8 © T 5
5 soo Ted 8 7 EE
& ú SCS Ee 4 =® ui
GT 05 So DS OS S
8 S 25 28 8 So >
5 LN oss Do N ES
Len Ö Gi sed Q oes
al vs 03E ee Ez SE8
5 = >ackh E58 2
pn _ 5
7 5 E 5 D
5 8 a Ee E
0 G © ce 5
ao ë 3 5 8 3
5 ge 5 © So > S
Ee 88 25 5 Ze 8
E 8 DE IN 2 38 zr
a E = 2 2
5 > 55 Ee EE gE 9
- F Zo 5 8 56 ö EE DN
FO EÒ © o ù
Fo zz
ml
Bijlage - JIF
8 portefeuille Jeugdzak
gdzaken
D=
5
e 52
5 2, EK ee & 2
ù Es s “do 5
E 5 8 ù © ® -
ap SE8gte 258 stâLs & 5 35 E
fe) seg 5 EN SOTO ® 58 = ® 5 5 o st
an go2Ne? OoSòRELE 8 s 22e 8 Ö 2 3Ew £E ns
„| S£E5e2 2esdtEShngs Eoi2e | s È „a Folotse 8 8
Te ==
8 | gssl5s PERES RE soles 8 po8 SH EERE 2e 8
5 8e eee EERS „NS SES 5 Eon 28 SnmEROËE sx —
8 Gete 5 EEr5E3NDESD nessen £ son SS g2nESeS e= ï
e SskjesBostEnraSPEhE egesses Eesse SEgERSEsEÛ ES —
S „Ea2e bile HEasssgE RSS SiesEerctcEs 2roecsr an
6 BEREGSEL SoeE Zo> EEn = OS 2 Ea
2 ZEREBREEE bonne bonen 55E STEetsogcEneerds %
T =SsoEOSErS 5 © EPE 5E ESoAESS E SEdoPe
2 ess ESE ;
8 banan d
à BEEZASN 2 Ed 8oSoscEBs5E 25StsEs Soar 2sere9
6 SEN SteoePESEESAEE EBnstEREaEseRPhERSbRBnEE
EE S
ele EE EE 0
|E 8 £baaZa5Ssaannstes zp
2 2 Eras DÛ
Xe mm
SIE
5 3 D
6 [5 =
z
° 8
2 5
5 6
S 8
ë 5
©
D
ö 5
„0 Ö
]
oo 3
a 2 S
E Sn
E S
5 .
5 =
3 E
u 5
len!
Ee
2 &
a
ee? 8 \O
5® ë s
82 < Ie
£ 5 ©
F4 un
s ®
2 =
& L
8 =
- ë 2
A ö ë a
e as
d 5 Î 8
8 Ë Ë S
cl _ 0
1 ©
+ 5
1 c te
= Sus s
an eo ä
_ cv 5
= eeen
z pe D
= zeês
>bEE z
© eir8se EE
== > Pra SS ê
5 ZSds8gs 5
® s|ess58s 8
® P | ESES ©
= NEsoES ®
5 N | 356>505 ua
8 8 Bess
a, Ö Size —
5 PF |e<ESHE 3
un
z ä
®Ò o he
5 c Wi
7 ER >
5 oe 5
<< al ss =
a oe @
Ie >e
z 6 | £8S &
> 2 Ee A
Ä
5 8 [38 5
Ë 5 | äÉ Ë
a B
5 À
Z 3
9, u
2
2 z
er ®
5
E v je
5 2 2
- 2 ä
zi
9
oi
ù
Z
iT
n=
un
Ö
W 5x
N 5525
8 2 greens vB ec
ap € DEEEF Sr 28 _ ceSt8
5 vs £ STe 5 De © ersse a 5e
an „EES Se jd 8 Hos 8 o252 5 a
HE5OSS8EE © 8 £ SePEs „5 SE 5E 2
e OSS esn 85 » SEESS ME — €
ù ESS5g s>&8 8 os 5 sos Tes SSe8s 258 ë E 5 tt
X BEE EE 5 Een geEpeEEsessess 825 Dv? =
R Sohn 8zes E &EErS Boikobgsrhalie „Est E58 >
OggENsdo8ses PETE gatos SE &
5 sCRESLORED 8 | SE ERGERE Prose 88885808 sE \
8 >$5s boss s Bnn: SSSERSBRE 5
> 2SaSarZiBises SEeToRreEsgeSEn LEogkEassrBesgEss 7
5 | gas aSEgEEES EEE stgrndcestgeseboek mn
s EogtegeE Sor BEE REE EEEN © 8 pen
5 Eros ses |E a EE SeE
n SEESE a8T 88 SEBESB oe ‚688 Dox ZnSgcEEsdlensg
ö SEESEeRdsREsh Angele, :
SörSsdosdsss GEEESERROReREE EER: SEBEAgosre Bie :
® SES deed denae ù
2 bensithe nnie elansE ent RSS
5 gekper heben edn Etant ned
B BEEREN EEE 5So5 N
Ee EERE HE >
© 5 SS8ESESERLeB ER En
> S vE5sdbs8E8 =
O SS 2" D
o LE 5
58# ©
2 2e =
= TES ==
3 8
2 < &
8 8 ®
E X 2
& S 5
8 A
o 5
5 3 5
es 8
© 5 = 5
as s ©
E Ö
e 3
5 E g
8 5
3 En
2 5
5 2 Kz!
wi 5 Hed
sê E
5 ©8 5
3 ze ù
ES =
ë À
ER: 2 a 5e)
so 5 8 ©
©
as 5 8 2
YT E
“ < —
e z 5
8 8
Cc 3 _—
A 5 8 ë T
® 9
st 5 0 a mn
S 2 8 Ë e
& £ E E 5
\ E 5
— e 5 =
8 5
en 8 8 Ss
en 8 5
> vor
z ss Z
= zE le,
ù oZE ä
© 8eevs E
am) 2e
5 > Dev Ù
5 s Eò
D 5 2585 el
© 5 S58ge À
5 z
® & Zo-85 6n
Se N SosSs =s
ä, ö 2hais 2
e Ee rEses ©
q Eels u
3 Ss3a8 4
ö 8288 3
P Ö
=
< Ë _
z 2 :) S
5 8 o2e s
ë Ze 2
2 ë z8 ©
8 g as 2
8 gd A
a S ger vn
8 ö 828 en
TN
5 88E 8
7 Ee D
5 u
2 >
s 5 el
Mad 8 ”
E > 2
E 8 So
Ù a De Ù
£ Ë Be ë
gE 2
og
F8 8
zi
9
oi
Ù
&
E
ml
D=
ve
° B « 2
5 We
\o 2-86 88 o 5 EEE ee
& eeh eistest s 225 En 2 B La
4 SSSSEHECEEZEGHE ob SES 58 ö S o8 e 5
& SeicEêSoststEs Ss 2 85ZE oes RDE n = c —
Gosc3sH sene SoanstErns ag, 858Ec So 5 ©2533 _ 5
„| SSESPErghetss 5 Zes SRSnBoiaPgdelsber s 2582 |E &
ENE SjêvelesostdhsSeniegs Se3855 |R —
3oPZENBENBSESË ZoPugsogsE SEE SubegERSNEEEr q L
K | PEEEREOesrEse de BSE OgE EES eRsbir8oboess bern 5 =
e Lt 5 ER © E ao 0 SEEC > TEE o. 5
S= @ : Ee e 05 ENA ed 0 SE ces ©
E |astSElinsosiobe bande ekbsngsnebbdenteacen 2
ago oe 5 ZotssEnes © & 8u Zor£ö 5 .
7 8CFTSosE Ex 28E © Le] sESosENceessö uSectenS :
2 ® DS Ee E © ce © ES —GexE 5 X :
S Set SOSESNSSLE s208 ESE Se ceBSErS Ees Er 58 © Ù
T gettuge m5eDox ì > 2E «SEE eRE ss N
1 Scies St Et” ec Eese 8Ee5e 5 © oecO5uLS
ö stsEs8h 25et 20 5 8 EEE c
TENS She2808 SE ESsoBeESLEe 2Eoesë 8AESEESea ©
SOS 38 BEE 5 5
® EE EE AE 2 5
Ez SSSR EsE covas Ss ® 5
5 SEeFSersSseRs là 5
ú SS | ò D
_ > ms
e E ù
5 <=
o 2 Z
2 EE: =
ö 283 5
sE 8
© o D
= 6
5 8
S 8 ä
0
Ë 5 5
5 8 5 3
a > X 9
© N ù
‚®
5 > 8 5
& ie,
0 5 e,
£3 5 8 3
Ë2 5 7
S
2 7 Sh
E 9
E 5 3
2 = ‚S
kj
5 Dv 5
5 5 Ù
LW 5e 2
2
ze A
S lg co
5 © 8 \©
ES © z|5 a4
Ze a < Ll
se S alg 5
as St 5 5 hl
ie)
“ 5 2 A
NIS Ù
< {2 ==
- ë ze
s|8 IL
al & 5
- 5 8
ù E 5
ZD Ss z )
st Ù © 2
— 5 ve 8 E
z
> Ed Ec ®
2 7 5 7 B
hs) z
— É 5
5 8 8
en 2 . 5 jen
Ne Ste g 8
= Dn DV
z Se > [onl
Ee © sa
Dv SS ë 5 äi
Z
_—i 5 Zelea @ ap
! e NEOP e © 5
Ez NEoc® = 2
& 5 BEES > > z
D ®ö Soes N u
E N Zes 0e bd
8 ù Teese 9 ==
© SE 9 © 5
A FE ESES £ 2
4 SEe8Ë E 3
5 ee 5 E
£ lend
D 0 Wi
TD en z >
£ EE 3
E ob <
z 5 6 82 5 &
_ 2 0
ze ie) un
> 3 5 28 2 ab
ke = =D c
5 5 © e &
6 6 Eh x =
o 8 A © e te] 2
a 6 B ES E 5
TLN T
5 25e 5 u
ee
5 Seer S 7
TJ Ee 8
5 k 5
2
en c S
S É Ë
Hi Zo & 5
E 8 2% 8 8
Ë gE 2 Ä
oe 5 bd
og 5D 7
8 N ©
N %
8 S
F ù
|
Ee
Bijlage - JIF portefeuille Jeugdzaken
m=
rm
5 X
e <
3, 5 z
5 S
A ® -
s|è 7
É 0
© 5 5
N 3
s |E S
> X 8
s | 5
S 5 5
sE d
2 © 5
á mm
& 2 5
ì = z
E48: 8
sl S82 E
o s8s 8
a,
e =
2 EN
5 5
Ë 8
ë 8
5
ES 8
oo 5
s2 ze
. E
5 DÛ
© 2 5
5 3 5
5 > a 8
e 8 8 8
u E 5 4
ê 5
5 :
5 3 3
ES 8 4
28 ê E
Eon 8 E
a 8 E
8 m
5 ù
ë 5
- $ z
8 ©
2 8 í
_— S 8
© £ Ë
&
8 5
Ee © D
E del, 5
a RES 5
= SeosS 8
= ceSER 3
ù S5Ee A
zz > Soes 8 5
Te = NGO OT 5
5 o cXELS 3
® ber Toec 8
® 8122855 À
Ë 8 258 a
8 re |ê88Ës 2
ä, 0 ze 5
à 2
8 5 ê
Ë Se &
7 2e Ë
E EE: 5
ke co Ë
2 8 IE 5
€
5 5 | ês 2
5 5 v N 2
8 Ss | ec
ä, © sE 3
E 2
5 5
>
3 E
E 5
8 ® :
Z ó 5
ele d
Ë 8e 5
D È 8 ö
- e 7
&
=
Commissie TKNLijst
x Gemeente Amsterdam J I F
% Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
% Ter kennisnamelijst, woensdag 5 februari 2014
Educatie
TKN 1 Toezegging Cie JIF over schoolontbijtjes. (BD2014-000020)
TKN 2 vaststellen van de verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en
voorschoolse educatie. (BD2014-000763)
TKN 3 Verdeling middelen Kwaliteitsimuls Voortgezet Onderwijs Amsterdam.
(BD2014-000660)
TKN 4 Beantwoording vragen n.a.v. vrijval jaarrekening 2012 en financiering 4e
gymnasium. (BD2014-000661)
TKN 5 Vaststellen Mandaat- en Machtigingsbesluit Primair Onderwijs inclusief
Voor- en Vroegschoolse Educatie en Onderwijshuisvesting. (BD2013-
013657)
TKN 6 harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen en de voortgang van de
pilot Amsterdamse peuterschool. (BD2014-000762)
Jeugdzaken
TKN 7 Tussentijdse resultaten Preventief Interventie Team. (BD2013-013593)
Monumenten
TKN 8 Gebouw Felix Meritis. (BD2014-000738)
TKN 9 kabinet
Nr. BD2014-000740
« _ Stukken liggen ter inzage in de kluis bij de griffie.
Financiën
Geen punten ter kennisname.
ICT
Geen punten ter kennisname.
Ter visie/ter inzage (alleen voor raadsleden in de leeskamer raad)
1
72
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2014-000111 x Gemeente Amsterdam J I F
Diectie rekenkamer % Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
lens
% Ter ‘advisering aan de gemeenteraad’ voor de
commissievergadering van
5 februari 2014
Portefeuille 12
Agendapunt 11
Datum besluit presidium «vrije tekst>
Onderwerp
Onderzoek van de rekenkamer naar verdieping informatiewaarde van de begroting
De commissie wordt gevraagd aan de gemeenteraad het volgende advies uit te brengen
|__Kennis te nemen van de rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de
begroting.
Il_Aan het college van B en W te vragen om aandacht te geven aan de punten die
in de rekenkamerbrief worden genoemd.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet artikel 185 lid 4.
Aanvullende informatie commissie
Met deze rekenkamerbrief wil de rekenkamer u informeren over de uitkomsten van
het verdiepende onderzoek dat de rekenkamer heeft uitgevoerd als vervolg op het
rapport Informatiewaarde van de begroting (februari 2013).
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Datum van behandeling in gemeenteraad
12 februari 2014
Stukken
Meegestuurd -__ raadsvoordracht
-__ rekenkamerbrief Verdieping van de informatiewaarde
Ter inzage gelegd Het onderzoeksrapport behorende bij dit onderzoek kunt u raadplegen op de website
van de rekenkamer (www.rekenkamer.amsterdam.nl)
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
1
73
Voordracht - Commissie Flap
Portefeuille 12 Gemeente Amsterdam J I F
Agendapunt 11 Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Ter ‘advisering aan de gemeenteraad’
voor de commissievergadering van 5 februari 2014
E.G. Visser (tel: 020-552 2676, email: [email protected])
2
Bijlage - Gemeenteraad Flap
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x Gemeenteblad
% Voordracht voor de raadsvergadering van
12 februari 2014
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 0
Publicatiedatum «vrije tekst griffie>
Agendapunt «vrije tekst griffie>
Datum besluit presidium <vrije tekst>
Onderwerp
Onderzoek van de rekenkamer naar verdieping informatiewaarde van de begroting
Met deze voordracht stellen wij u voor het volgende besluit te nemen:
Tekst van openbare besluiten De gemeenteraad van Amsterdam
wordt gepubliceerd Gezien de voordracht van het presidium,
besluit
|__Kennis te nemen van de rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de
begroting
Il_Aan het college van B en W te vragen om aandacht te geven aan de punten die
in de rekenkamerbrief worden genoemd.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet artikel 185 lid 4.
Bestuurlijke achtergrond
Voor het rapport informatiewaarde van de begroting (februari 2013) heeft de reken-
kamer twee vervolgactiviteiten ondernomen: 1) een vervolgonderzoek naar de door-
vertaling van de indicatoren uit de programmabegroting naar de bedrijfsvoering van
de diensten en 2) een vervolgonderzoek naar de mogelijke verbetering van de infor-
matievoorziening aan de raad door middel van nieuwe (digitale) hulpmiddelen, zoals
de website Buurtbegroting Oost.
Het onderzoek naar de doorvertaling van de effect- en prestatie-indicatoren is uit-
gevoerd bij DIVV en DMO. De bevindingen uit dit vervolgonderzoek onderstrepen het
belang van de eerdere aanbevelingen van de rekenkamer om met een conversietabel
in de gemeentebegroting inzichtelijk te maken hoe het programakkoord is vertaald
naar de begroting en de interne instructies voor het formuleren van doelstellingen te
verduidelijken. Het lijkt de rekenkamer nuttig om daarvoor - naast de begrotings-
circulaire - een aparte beleidsnotitie op te stellen met de achtergronden en filosofie
van de gewenste aanpak. Gelet op dat een dergelijke notitie ook een kaderstellende
kant heeft, doet de rekenkamer het voorstel om deze notitie ook voor te leggen aan
de raad.
Om de consistentie tussen indicatoren en activiteiten te verbeteren, raadt de reken-
kamer tevens aan een doelenboom op te stellen en de ‘going concern activiteiten’
beter zichtbaar te maken.
In de rekenkamerbrief wordt de gemeenteraad tevens geattendeerd op de ontwik-
keling van nieuwe (digitale) instrumenten zoals de buurtbegroting in stadsdeel Oost.
1
75
Bijlage - Gemeenteraad Flap
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
Dergelijke instrumenten kunnen de raad namelijk ondersteunen in zijn controlerende
en volksvertegenwoordigende rol.
Onderbouwing besluit
n.v.t.
Financiële paragraaf
Grondexploitatie: Ja/Nee Totale omvang krediet: €
Financiële dekking:
Investering: Ja/Nee Totale omvang krediet: €
Afschrijvingstermijn:
Gebruikt rentepercentage: _%
Looptijd krediet:
ls de regeling kredieten van Omvang aangevraagd €
toepassing: Ja/Nee krediet (excl BTW)
Regeling Risicovolle Projecten
van toepassing: Ja/Nee
Zijn er risico's en zo ja, hoe
worden deze beheerst?
Financiële gevolgen
Jaar T T+1 T+2 T+3 T+4 Volgnummer
Kapitaallasten
Overige exploitatielasten
Baten
Saldo ten laste van de
algemene middelen
Waarvan nog niet gedekt
Toelichting
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd - rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting
Ter inzage gelegd Het bijbehorende onderzoeksrapport kunt u raadplegen op de website van de
rekenkamer (www.rekenkamer.amsterdam.nl).
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
E.G. Visser (tel: 020-552 2676, email: [email protected])
Het presidium van de gemeenteraad van Amsterdam
M. Pe, raadsgriffier S.H.M. Ornstein, voorzitter
2
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamer Amsterdam
Verdieping informatiewaarde van de begroting
Rekenkamerbrief 2014 - 01
15 januari 2014
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief wil ik u informeren over de uitkomsten van het verdiepende onderzoek
dat de Rekenkamer Amsterdam (verder rekenkamer) heeft uitgevoerd als vervolg op het
rapport Informatiewaarde van de begroting van februari 2013. In dit onderzoek hebben wij
geconcludeerd dat de informatiewaarde van de begroting de afgelopen jaren is
toegenomen. Er zijn echter nog wel een aantal zaken die beter of anders kunnen.
Naar aanleiding van een bijeenkomst over dit onderzoek met een aantal raadsleden en
ambtenaren heb ik besloten om nog twee vervolgactiviteiten te ondernemen. Ten eerste
een vervolgonderzoek naar de betekenis van de indicatoren uit de programmabegroting
voor de bedrijfsvoering van DIVV en DMO. Ten tweede een inventarisatie van de
mogelijkheden van een instrument als de buurtbegroting in stadsdeel Oost om de
informatiewaarde van een begroting voor raadsleden te verhogen.
In deze brief staan de belangrijkste conclusies genoemd. Vanwege de sterke interesse
van de raad voor dit onderwerp is een bijlage toegevoegd met meer details over het
onderzoek bij de diensten. In de tweede bijlage is de bestuurlijke reactie en het nawoord
van de rekenkamer opgenomen. De rekenkamerbrief die we naar het stadsdeel Oost
hebben gestuurd over de buurtbegroting, is op onze website te vinden.
P&C-indicatoren bij DIVV en DMO
De indicatoren uit de gemeentelijke programmabegroting sluiten redelijk aan bij de
bedrijfsvoering van de onderzochte diensten. De indicatoren uit de gemeentelijke
programmabegroting komen over het algemeen overeen met de indicatoren in de
dienstbegroting en zij zijn meestal ook consistent met de beleidsnota’s. We hadden
verwacht dat er op het concrete niveau van de dienstbegroting en de beleidsnota’s naast
de P&C-indicatoren ook nog meer uitgewerkte prestatie-indicatoren zouden worden
gebruikt. Dat bleek echter niet het geval te zijn.
77
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde vande begroting 2
De bevindingen in dit vervolgonderzoek bevestigen onze eerdere conclusies en
onderstrepen daarmee ook onze eerdere aanbevelingen. Het is nuttig om (1) gebruik te
maken van een conversietabel om inzichtelijk te maken of en hoe de programakkoord-
ambities zijn verwerkt in de begroting en (2) een heldere instructie op te stellen voor het
formuleren van goede doelstellingen en indicatoren, waarin onder andere aandacht
wordt besteed aan het onderscheid tussen effect- en prestatie-indicatoren.
Daarnaast heeft het onderzoek ook nog een aantal nieuwe inzichten opgeleverd:
e De consistentie tussen de doelstelling / indicator en de activiteiten — in zowel de
programbegroting zelf als de beleidsnota’s - kan beter. Het opstellen van een
doelenboom is nuttig omdat daarmee dergelijke inconsistenties aan het licht worden
gebracht.
e De ‘going concern activiteiten’! worden onvoldoende afgedekt door de indicatoren
in de begroting. Die indicatoren beperken zich namelijk meestal tot de bestuurlijk
relevante ambities. Met de ‘going concern activiteiten’ is soms echter veel geld
gemoeid. Het is daarom belangrijk daar toch enige aandacht aan te besteden door:
o Op dienstniveau wel effect- en prestatie-indicatoren voor de ‘going concern
activiteiten’ worden gebruikt. Het zou passend kunnen zijn om deze indicatoren
in de dienstbegroting en -jaarrekening op te nemen.
o Het is ook te overwegen om in de gemeentebegroting bij elk programma op te
nemen welk deel van het budget gebruikt wordt voor ‘going concern
activiteiten’ 2
Buurtbegroting in stadsdeel Oost
De buurtbegroting van stadsdeel Oost is een website waarmee inzicht wordt verkregen
in de opgave, activiteiten en inzet per buurt. Deze website is in eerste instantie
ontwikkeld ter ondersteuning van de ambtelijke organisatie die zich bezighoudt met het
gebiedsgericht werken. Maar ook voor de (stadsdeel)raad kan het een zinvol instrument
zijn. Voor het invullen van de kaderstellende rol is het minder bruikbaar; hier is de
programmabegroting een geschikter instrument voor. De inzet van digitale hulp-
middelen, zoals de buurtbegroting, kan echter wel de afstand tussen de abstracte kaders
uit de programmabegroting en de concrete uitvoering door het college overbruggen,
zodat het mogelijkheden biedt om de raad te ondersteunen in haar controlerende functie.
Daarnaast kan de raad op basis van de concrete informatie het gesprek met de burger
aangaan over wat er in hun buurt door de overheid wordt gedaan. Dit versterkt de
volkvertegenwoordigende rol.
1 Onder ‘going concern activiteiten’ verstaan we activiteiten, die niet expliciet aandacht hebben gekregen in het
programakkoord, maar wel moeten worden uitgevoerd. In zekere zin gaat het om activiteiten waarover blijkbaar politieke
consensus bestaat, dat ze moeten worden gecontinueerd.
? Wij begrijpen dat dit in de praktijk lastig kan zijn, omdat dit een aanpassing van de huidige begrotingssystematiek vergt.
Er wordt nu namelijk gebruik gemaakt van overkoepelende doelstellingen. De bijbehorende indicatoren dekken echter de
‘going concern activiteiten’ veelal niet af.
78
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde vande begroting 3
In de verdere ontwikkeling van instrumenten zoals de buurtbegroting zien we nog een
aantal aandachtspunten:
e Zorg voor consistentie met de doelen en kosten uit de programmabegroting, maar
heb ook oog voor andere relevante informatie die niet direct is verbonden met de
programmabegroting.
e Probeer niet alle activiteiten en kosten buurtgericht weer te geven. Voor algemene
posten, zoals het stadsdeelkantoor, heeft dit weinig toegevoegde waarde.
e Denk bij de (nadere) invulling van de buurtbegroting na over het doel en de
gewenste doelgroep. Tevens dient nagedacht te worden over wat nodig is om
dergelijke instrumenten goed te laten functioneren, zoals het technisch
systeembeheer.
Samengevat zie ik in het vervolgonderzoek bij de diensten een onderstreping van onze
eerdere aanbevelingen om de informatiewaarde van de begroting nog verder te
verbeteren en bij de buurtbegroting van stadsdeel Oost aanknopingspunten om de
transparantie van de begroting verder te vergroten.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendeli i groet,
er Í /
ON |
(fe!
dr. J. A. de Ridder
directeuf Rekenkamer Metropool Amsterdam
n/)
hef
colofon Rekenkamer Amsterdam
Frederiksplein 1
1017 XK Amsterdam
Directeur: Jan de Ridder
projectleider: Evert Visser
onderzoeker: Caroline van Zon
79
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde vande begroting 4
80
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde vande begroting 5
Bijlage 1 - P&C-indicatoren bij DIVV en DMO
In het rapport Informatie van de begroting (februari 2013) hebben wij de kwaliteit van de
geformuleerde begrotingsdoelstellingen beoordeeld. Het gebruik van goede indicatoren
is een belangrijk aspect van die kwaliteit. Indicatoren zijn een instrument om de mate
waarin begrotingsdoelstellingen worden gerealiseerd te kunnen volgen.
In dit vervolgonderzoek is daarom nagegaan in hoeverre de indicatoren uit de
gemeentelijke programmabegroting worden doorvertaald binnen de bedrijfsvoering van
de diensten. Het onderzoek is uitgevoerd bij de Dienst Infrastructuur, Verkeer en
Vervoer (DIVV) en de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO). Voor beide
diensten zijn de volgende twee deelvragen beantwoord:
1. In hoeverre zijn de indicatoren uit de gemeentelijke programmabegroting onderdeel
van de P&C-cyclus van de dienst?
2. In hoeverre worden de indicatoren door de diensten consistent gebruikt en zijn de
meetresultaten afrekenbaar en betrouwbaar?
Het gaat hierbij alleen om indicatoren waarmee wordt gemonitord in hoeverre het
beoogd maatschappelijk effect wordt gerealiseerd door de gemeentelijke beleids-
activiteiten. Indicatoren die betrekking hebben op het functioneren van ondersteunende
functies zijn buiten het onderzoek gelaten.
Deze bijlage bevat een samenvatting van onze bevindingen en conclusies, op basis
waarvan wij een aantal aandachtspunten hebben opgesteld. In het onderzoeksrapport
zijn onze bevindingen en conclusies in detail terug te vinden. Deze is te downloaden op
onze website.
1. Bevindingen
Indicatoren binnen de P&C-cyclus van de dienst
De P&C-cyclus binnen DIVV en DMO is afgestemd op het aanleveren van informatie
aan de Bestuursdienst voor de gemeentelijke P&C-producten. Dit geschiedt door middel
van dienstproducten, te weten een dienstbegroting, 4-maandsrapportage, 8-maands-
rapportage en dienstjaarrekening. Ook leveren de diensten hun bijdrage aan de
zogenaamde wethoudersbrieven, die de vakinhoudelijke wethouders ten behoeve van
de Kadernota sturen aan de wethouder Financiën.
Conform de uitvraag van de Bestuursdienst is alleen in de oorspronkelijke dienst-
begroting en dienstjaarrekening informatie over de P&C-indicatoren opgenomen. In de
dienstbegroting dragen de dienstafdelingen indicatoren en streefwaarden aan voor de
gemeentebegroting en in de dienstjaarrekening verantwoorden zij zich vervolgens over
3 Aan de vakinhoudelijke wethouders wordt wel gevraagd om in de wethoudersbrieven op hoofdlijnen het effect van een
aantal kaders op de doelstellingen en indicatoren in de begroting te beschrijven.
81
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde vande begroting 6
de realisatie van de streefwaarden. De controlafdeling van de dienst speelt hierbij een
coördinerende, controlerende en consoliderende rol.
Voor de interne sturing en beheersing gebruikt DIVV het Meerjaren Werk- en Investerings-
programma (MWP) en de A3-jaarplannen. Deze instrumenten leveren ook belangrijke input
voor het opstellen van de P&C-dienstproducten. De P&C-indicatoren zijn hierin evenwel
niet terug te vinden. Deze documenten monitoren vooral de financiën, voortgang en
risico’s van de activiteiten, die zijn geordend op basis van de begrotingsdoelstellingen.
Het MWP is sinds 2013 alleen nog een ambtelijk document, maar voorheen werd het
MWP aan de raadscommissie Verkeer, Vervoer en Luchtkwaliteit toegezonden. Raadsleden
dienden soms op basis van het MWP moties en amendementen in voor de gemeente-
begroting.
Beoordeling indicatoren
DIVV en DMO zijn verantwoordelijk voor het realiseren van 35 indicatoren uit de
programma’s Verkeer en Infrastructuur, Educatie, jeugd en diversiteit en Cultuur en
Monumentent, Van deze indicatoren is 80% als effectindicator en 20% als prestatie-
indicator opgesteld. Omdat het belangrijk is dat de gemeenteraad en de diensten
dezelfde uitgangspunten hanteren, is voor deze 35 indicatoren nagegaan of zij
overeenkomen met de indicatoren in de dienstbegrotingen. Het blijkt dat 40% van de
indicatoren afwijkt. De belangrijkste redenen zijn slordigheidsfouten, actualisering van
het beleid en het niet overnemen van indicatoren door de Bestuursdienst vanuit de wens
van de Raad voor een compacte begroting.
Om te beoordelen of de indicatoren zijn doorvertaald naar de bedrijfsvoering van de
diensten zijn tevens vier indicatoren per dienst gescoord op de normen consistent,
afrekenbaar en betrouwbaar. In onderstaande tabel staan onze bevindingen samengevat.
Tabel 1 - Conclusies doorvertaling indicatoren naar bedrijfsvoering DIVV en DMO
norm/toetsaspect
Consistent 2,9 2,9 2,9
Relevant 2,8 2,8 2,8
Volledig 3 3 3
Afrekenbaar 2,6 2,9 2,8
Meetbaar 3,3 2,5 2,9
Tijdsgebonden 18 3,3 2,6
4 In het programma Cultuur en monumenten zijn nog twee andere indicatoren opgenomen, die niet onder de
verantwoordelijkheid vallen van DMO, maar van Bureau Monumenten en Archeologie.
82
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting 7
norm/toetsaspect
Betrouwbaar 3,8 3,7 3,8
Herleidbaar 3,5 4 3,8
Interne controle 4 3,3 3,7
Gemiddelde score 3,1 3,2 3,2
dienst
“Score loopt van 1 tot 4
Uit de gemiddelde score van DIVV (3,1) en DMO (3,2) blijkt dat de doorvertaling van de
indicatoren naar de bedrijfsvoering van deze diensten redelijk op orde is. Onze belang-
rijkste bevindingen met betrekking tot de normen consistent, afrekenbaar en betrouwbaar
lichten we hierna kort toe. Voor de specifieke beoordelingen per indicator verwijzen wij
naar het onderzoeksrapport.
Consistent
De consistentie tussen de indicatoren uit de gemeentebegroting en het gevoerde beleid
op dienstniveau is ruim voldoende. De indicatoren sluiten grotendeels aan op de
vermelde indicatoren en activiteiten in de beleidsnota’s. Dit is geen verrassing, omdat de
indicatoren uit de gemeentebegroting door de dienstafdelingen zijn aangedragen. Zij
zullen vaak kiezen voor indicatoren die al voorhanden zijn.
Er zijn echter wel twee aandachtspunten.
Het programakkoord sluit niet aan op de beleidseycli
Voor het monitoren van de programakkoordambities wordt ernaar gestreefd om de
indicatoren in de begroting vierjarig vast te stellen. De beleidscycli van de verschillende
beleidsterreinen volgen echter een ander ritme dan het programakkoord. Als er tijdens
een collegeperiode nieuw beleid tot stand komt, voelen de diensten de behoefte om de
indicatoren in de begroting hierop aan te passen. Dit gebeurt soms wel en soms niet. In
de begroting 2013 zijn de indicatoren bijvoorbeeld wel aangepast naar aanleiding van
het nieuwe Kunstenplan. Ook is een nieuwe indicator opgenomen voor het programma
Samen Doen in de buurt. In 2012 is daarentegen ook beleid tot stand gekomen met
betrekking tot de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. In de begroting is hiervoor
geen indicator opgenomen. De indicator in de begroting richt zich nog steeds alleen op
de kwaliteit van het basisonderwijs.
Het verschil in ritme tussen het programakkoord en de beleidscycli heeft ook gevolgen
voor de streefwaarden bij de indicatoren. Zo vult DMO in de gemeentebegroting geen
streefwaarden in voor de jaren die buiten de beleidsperiode vallen. Bij voortschrijdend
inzicht of ontwikkelingen op het beleidsterrein worden bovendien de streefwaarden wel
in de begroting aangepast, maar niet in de beleidsnota’.
83
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde vande begroting 8
De indicatoren dekken nog niet altijd de activiteiten volledig af
Bij 3 van de 8 onderzochte indicatoren (38%) zien we dat de indicatoren uit de
gemeentebegroting de vermelde activiteiten in de beleidsnota’s niet goed afdekken.
Soms dekt de indicator de activiteiten in de beleidsnota’s maar ten dele af, zoals de
indicator Bezettingsgraad fietsparkeervoorzieningen CS. De activiteiten in de beleidsnota
richten zich namelijk ook op andere locaties dan het Centraal Station. De indicator
Zwakke Basisscholen volgens oordeel inspectie sluit zelfs in zijn geheel niet aan op de
activiteiten van DMO. Zij stuurt namelijk op de kwaliteit van lesgeven op àlle
Amsterdamse scholen, waarvan het terugdringen van het aantal zwakke scholen
slechts een indirect gevolg is.
In het rapport Informatiewaarde van de begroting bleek dat ook de consistentie tussen
doelstelling, indicatoren en activiteiten in de programmabegroting zelf nog niet altijd op
orde is. Nog niet alle activiteiten van de diensten die onder een begrotingsdoelstelling
vallen, worden momenteel geraakt door de bijbehorende indicatoren. Uit het
verdiepende onderzoek is naar voren gekomen dat dit mede te maken kan hebben met
het samenvoegen van de ‘programakkoorddoelstellingen’ en ‘overige doelstellingen’ in
de begroting 2012 naar aanleiding van de wens van de raad voor een compactere
begroting. De ‘going concern activiteiten’s passen echter niet altijd goed bij de program-
akkoorddoelstellingen en -indicatoren.
Afrekenbaar en betrouwbaar
Ondanks dat de meetresultaten over het algemeen redelijk betrouwbaar zijn, leiden de
meetmomenten en meetfrequentie bij de diensten er veelal niet toe dat de indicatoren
jaarlijks afrekenbaar zijn in de jaarrekening. Dit is bij zes van de acht indicatoren (75%)
namelijk niet het geval. DIVV voert voor drie indicatoren een tweejaarlijkse meting uit.
Van de vijf indicatoren die wel jaarlijks worden gemeten, zijn de meetresultaten van drie
indicatoren niet op tijd beschikbaar voor het opstellen van de jaarrekening, zodat alsnog
geen tijdige verantwoording in de jaarrekening kan plaatsvinden.
Een mogelijke verklaring voor een tweejaarlijkse meting is dat het effect van de
activiteiten niet binnen één jaar zichtbaar zou zijn. Indicatoren waarvan het effect op
lange termijn zichtbaar is, worden echter soms jaarlijks gemeten, terwijl indicatoren
waarvan het effect al binnen een jaar zichtbaar is daarentegen soms weer tweejaarlijks
worden gemeten. Het tijdsverloop waarbinnen het effect zichtbaar is, lijkt dus geen
aannemelijke reden. De meetfrequentie hangt wellicht af van de kosten van de meting.
2. Hoofdconclusie
De doorvertaling van de indicatoren uit de programmabegroting naar de bedrijfsvoering
van de diensten is redelijk op orde. De P&C-cyclus op dienstniveau is afgestemd op het
aanleveren van informatie voor de gemeentelijke P&C-producten. Met de dienst-
begroting dragen de dienstafdelingen indicatoren en streefwaarden aan voor de
5 Onder ‘going concern activiteiten’ verstaan we activiteiten, die niet expliciet aandacht hebben gekregen in het
programakkoord, maar wel moeten worden uitgevoerd. In zekere zin gaat het om activiteiten waarover blijkbaar politieke
consensus bestaat, dat ze moeten worden gecontinueerd.
84
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde vande begroting 9
gemeentebegroting en in de dienstjaarrekening verantwoorden zij zich vervolgens over
de realisatie van de streefwaarden. De indicatoren uit de gemeentebegroting sluiten
daardoor grotendeels aan op de vermelde indicatoren en activiteiten in de beleidsnota’s,
aangezien de dienstafdelingen vaak kiezen voor indicatoren die al voorhanden zijn.
In het verdiepende onderzoek zijn echter ook een aantal aandachtspunten naar voren
gekomen:
e In de Amsterdamse gemeentebegroting worden onder de vraag ‘Wat willen we
bereiken?’ zowel effect- en prestatie-indicatoren geplaatst.
e De indicatoren in de gemeentebegroting wijken regelmatig af van de indicatoren in
de dienstbegrotingen. Het lijkt er echter niet op dat de raad en de dienst structureel
op andere zaken sturen, omdat voor deze afwijkingen meestal logische verklaringen
zijn te vinden.
e Indicatoren en streefwaarden worden soms binnen de vierjarige collegeperiode
tussentijds gewijzigd. De reden is dat het programakkoord en de beleidscycli een
ander ritme volgen. Ook andere ontwikkelingen op het beleidsterrein kunnen
hieraan debet zijn.
e De aansluiting tussen doelstelling, indicatoren en activiteiten is niet altijd op orde.
Zo dekt 38% van de onderzochte begrotingsindicatoren de activiteiten in de
bijbehorende beleidsnota's onvoldoende af. Ook binnen de programmabegroting
zelf kan de consistentie tussen doelstelling, indicator en activiteiten beter. Uit het
verdiepende onderzoek kwam het samenvoegen van de ‘programakkoord-
doelstellingen’ en ‘overige doelstellingen’ als een mogelijke verklaring naar voren.
Daarmee zijn de ‘going concern activiteiten’ geschaard onder de program-
akkoorddoelstellingen en -indicatoren, terwijl zij eigenlijk een aparte categorie
vormen.
e De meetresultaten in de jaarrekening geven niet altijd de actuele situatie weer. De
meetmomenten en meetfrequentie bij de diensten leiden namelijk vaak niet tot een
jaarlijkse verantwoording in de jaarrekening. Bij 75% van de geselecteerde
indicatoren vindt geen jaarlijkse meting plaats of zijn de meetresultaten niet op tijd
beschikbaar voor de jaarrekening. De meetresultaten zijn over het algemeen wel
redelijk betrouwbaar.
3. Aandachtspunten
In het rapport Informatiewaarde van de begroting van februari 2013 hebben wij een aantal
aanbevelingen gedaan om de informatiewaarde van de begroting verder te verbeteren.
De bevindingen uit ons verdiepende onderzoek naar de indicatoren uit de P&C-cyclus
onderstrepen een aantal van deze aanbevelingen. Wij bouwen dan ook voort op de
aanbevelingen uit ons vorige rapport en geven aan waar specifieke aandacht voor de
indicatoren is gewenst.
85
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting _ 10
1, Het programakkoord en de beleidscycli sluiten niet op elkaar aan. Gebruik de conversietabel om
de wijziging van indicatoren toe te lichten,
In het programakkoord zijn de beleidsambities vastgelegd voor de vierjaarlijkse
collegeperiode. Met de doelstellingen en indicatoren in de begroting volgt de raad de
uitvoering van de ambities door het college, zodat het streven is om de doelstelling en
indicatoren in de begroting vierjarig vast te stellen. In het rapport Informatiewaarde van de
begroting kwam naar voren dat de aansluiting tussen het programakkoord en de
begroting nog niet optimaal is, aangezien slechts 29% van de ambities is omgezet naar
indicatoren. Daarbij is 35% van de programakkoordambities op geen enkele wijze
ingebed in de begroting.* In het rapport Informatiewaarde van de begroting hebben wij
aanbevolen om met een conversietabel inzichtelijk te maken waar de ambities uit het
programakkoord in de begroting zijn terug te vinden. Tevens kan hier worden
aangegeven welke ambities niet (meer) terugkomen in de begroting en de reden
daarvoor.
In het verdiepende onderzoek is naar voren gekomen dat indicatoren en streefwaarden
soms wijzigen binnen de vierjarige collegeperiode. Dit komt mede omdat het
programakkoord en de beleidscycli een ander ritme volgen. Het gelijk laten lopen van
het programakkoord en de beleidscycli is in een dynamische omgeving veelal
onhaalbaar, omdat het vaak enige tijd duurt om beleid op te stellen en omdat het beleid.
afhankelijk is van bijvoorbeeld landelijke regelgeving. Daarom is een conversietabel ook
hiervoor een handige oplossing. Als nieuw beleid leidt tot andere prioriteiten binnen de
collegeperiode en daarmee tot het wijzigen van de doelstellingen, indicatoren en
activiteiten in de begroting, kan dit in de conversietabel worden toegelicht. Nieuw
beleid is dan de reden waarom een programakkoordambitie niet meer terugkomt in de
programmabegroting.
2. De interne instructies zijn niet helder met betrekking tot het opstellen van de indicatoren.
Maak een nieuwe handleiding.
Het onderzoek Informatie van de begroting van februari 2013 laat ook zien dat zaken die
nog niet op orde zijn in de begroting vaak worden veroorzaakt door onzorgvuldigheden
en inconsistentie. Dit kan mogelijk samenhangen met het niet goed uitgewerkt zijn van
de begrotingssystematiek in de interne instructies. Daarom hebben wij aanbevolen om
de systematiek van de programmabegroting te verhelderen door de begrotingscirculaire
te herschrijven op basis van de achtergrondnotitie uit 2005 die DMC ter beschikking stelt
op intranet.”
$ Hiermee bedoelen we dat de programakkoordambitie ook niet op andere plaatsen in de begroting terugkomt, zoals de
activiteiten of kosten.
7 Bestuursinformatie, Gemeente Utrecht, Handleiding meetbare doelstellingen 2005, te vinden op de Amsterdamse
intranetsite van Concern Financiën.
86
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting _11
In het verdiepende onderzoek hebben wij van de diensten aanwijzingen gekregen dat de
interne instructies inderdaad weinig houvast bieden. De diensten geven aan dat zij
weinig input krijgen van de Bestuursdienst voor het opstellen van kwalitatief goede
indicatoren, zoals het onderscheid tussen effect- en prestatie-indicatoren. Door de wens
van de gemeenteraad voor een compactere begroting stuurt de Bestuursdienst vooral op
het beperken van het aantal doelstellingen en indicatoren. De diensten worstelen echter
met het opstellen van een beperkt aantal overkoepelende indicatoren, die jaarlijks
afrekenbaar zijn. De meetmomenten en meetfrequentie bij de diensten leiden bovendien
vaak niet tot tijdige verantwoording in de jaarrekening. In de jaarrekening zijn zodoende
meetgegevens opgenomen die meer dan één jaar oud zijn. Hierdoor is het voor de raad
niet goed mogelijk om zich een oordeel te vormen over de voortgang van het gevoerde
beleid.
Het verdiepende onderzoek onderstreept dus onze aanbeveling om de interne
instructies te verhelderen. Omdat de begrotingsopzet sinds 2005 is gewijzigd, lijkt het
ons verstandig om nieuwe handleiding te maken die specifiek aansluit op de
Amsterdamse situatie. In deze handleiding dient ook aandacht te worden besteed aan
het opstellen van kwalitatief goede indicatoren, zodat de diensten meer houvast krijgen.
Daarbij zien we drie stappen voor ons.8
Stap 1: Kies indicatoren die passen bij de informatiebehoefte
Bij de vertaling van de programakkoordambities naar meetbare doelstellingen dient
rekening te worden gehouden met de informatiebehoefte van de raad. De rekenkamer
geeft de voorkeur aan effectdoelstellingen en —-indicatoren als antwoord op de eerste W-
vraag: ‘Wat willen we bereiken”. Deze gegevens zijn nuttig voor de raad vanwege hun
kaderstellende en controlerende rol. Prestatie-indicatoren geven daarentegen antwoord
op de tweede W-vraag: “Wat gaan we ervoor doen?’ en passen zodoende bij de
activiteiten. Het realiseren van de activiteiten is de verantwoordelijkheid van het college
en het ambtelijk apparaat.
Stap 2: Kies voor indicatoren die daadwerkelijk te volgen zijn
Bij de keuze van een indicator dient nagegaan te worden of de benodigde informatie
voor het volgen van de indicator wel voorhanden is. Daartoe dienen drie vragen te
worden beantwoord:
1. Wordt de benodigde informatie momenteel al bijgehouden en door wie?
2. Zoja: met welke periodiciteit gebeurt dat? Worden er metingen op bepaalde
tijdstippen gehouden en stemmen die tijdstippen overeen met de meetmomenten die
we nodig hebben voor het volgen van onze doelstelling?
3. Zo nee: is het überhaupt mogelijk de benodigde informatie te verzamelen? Welke
kosten en inspanningen zijn daaraan verbonden en wie zou dat kunnen doen?
8 Deze drie stappen zijn mede gebaseerd op de Handleiding meetbare doelstellingen (2005) van de gemeente Utrecht, die
DMC op intranet ter beschikking stelt als achtergrondnotitie bij de begrotingscirculaire.
87
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting 12
Idealiter staan in de begroting bij de vraag ‘Wat willen we bereiken? een beperkt aantal
effectindicatoren, die SMART zijn geformuleerd en een betrouwbaar beeld geven van de
maatschappelijke effecten dat het resultaat is van het gevoerde beleid. Bij de keuze voor
een indicator zal echter de mate van zekerheid die de indicator kan bieden, moeten
worden afgewogen tegen de kosten die zijn verbonden aan het meten van de indicator.
Als deze afweging negatief uitvalt, kan ook nagedacht worden om in de begroting
tweejaarlijks te meten? of gebruik te maken van ‘second best indicatoren’, zoals
tevredenheidsindicatoren. Indicatoren in de begroting dienen immers vooral om aan de
gemeenteraad de ontwikkelingen op het beleidsterrein te schetsen, zodat de raad kan
controleren of het de gewenste richting opgaat. Het beoordelen of de beleidsinterventies
doelmatig en doeltreffend zijn, vereist veelal meer onderzoek. De resultaten daarvan
kunnen worden gerapporteerd via de periodieke beleidsevaluaties.
Stap 3: Leg informatie over de indicator vast
Als de indicator eenmaal is gekozen, dienen een aantal zaken over de indicator te
worden vastgelegd. Denk hierbij aan de definitie van de indicator, de precieze bron
waarvan gebruik wordt gemaakt (met waar mogelijk een uitspraak over de
betrouwbaarheid), de eigenaar van die bron en het moment/frequentie waarmee
nieuwe gegevens beschikbaar komen. Indien de gemeenteraad. daadwerkelijk wil sturen
op de indicatoren, is inzicht in deze gegevens een vereiste. Bij de begroting 2008 heeft de
gemeente Amsterdam een definitieboekje ontwikkeld, waarin dergelijke informatie
stond gebundeld. Dit definitieboekje is echter inmiddels weer afgeschaft. Aangezien de
diensten verantwoordelijk zijn voor de rapportage over de voortgang van de
indicatoren, zou de diensbegroting ook een geschikte plaats kunnen zijn om deze
informatie op te nemen.
3. De consistentie tussen de indicatoren en de activiteiten kan beter. Maak de structuur van het
programma inzichtelijk door middel van een doelenboom.
Uit het rapport Informatiewaarde van de begroting bleek dat de consistentie tussen
doelstelling, indicatoren en activiteiten in de programmabegroting nog kan verbeteren.
Deze bevinding zien wij terug in dit verdiepende onderzoek, aangezien 38% van de
onderzochte indicatoren uit de gemeentebegroting de activiteiten in de beleidsnote’s
niet goed afdekt.
In het rapport Informatiewaarde van de begroting hebben wij de raad meegegeven om na te
denken over welke wijzigingen in de programmabegroting gewenst zijn. Eén van de
door ons aangedragen opties was om het document gebruiksvriendelijker te maken,
bijvoorbeeld met behulp van een doelenboom. Een doelenboom maakt immers in één
oogopslag de structuur het programma inzichtelijk. In de achtergrondnotitie, die DMC
op intranet ter beschikking stelt, wordt ook aanbevolen om een doelenboomanalyse uit
te voeren. Dit dwingt om de samenhang tussen het maatschappelijk effect, doel
9 Indien voor een tweejaarlijkse meting wordt gekozen, dient in de begroting ook een tijdshorizon te worden afgesproken
die aansluit op periodiciteit van de gegevensverzameling.
88
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting 13
stellingen, indicatoren, activiteiten en kosten binnen het programma kritisch tegen het
licht te houden. Inconsistenties komen hiermee eerder aan het licht. Relaties, die in
eerste instantie niet voor de hand liggen, kunnen worden voorzien van een toelichting.
4, De indicatoren dekken niet alle activiteiten af. Probeer ook de raming en verantwoording van
‘going concern activiteiten’ zichtbaar te maken.
Uit het verdiepende onderzoek kwam ook naar voren dat de inconsistentie tussen
doelstelling, indicatoren en activiteiten in de programmabegroting te maken kan hebben
met het feit dat er in de huidige begroting meestal geen onderscheid wordt gemaakt
tussen activiteiten die bestuurlijke aandacht krijgen en overige activiteiten. In de
begroting 2011 werd nog wel onderscheid gemaakt tussen ‘programakkoorddoelstellin-
gen’ en ‘overige doelstellingen’. Deze zijn nu meestal samengevoegd door de wens van
de raad voor een compacte begroting met een beperkt aantal doelstellingen en
indicatoren. De ‘going concern activiteiten’ passen echter niet altijd onder de
programakkoorddoelstellingen en -indicatoren, omdat zij eigenlijk een aparte categorie
vormen.
Het college en het ambtelijk apparaat zijn verantwoordelijk voor het realiseren van de
‘going concern activiteiten’. Het is daarom belangrijk dat de betreffende dienst wel
beschikt over indicatoren om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de ‘going
concern activiteiten’ te monitoren. Het zou passend kunnen zijn om deze indicatoren
voortaan in de dienstbegroting en -jaarrekening op te nemen.
Bij de gemeentebegroting ligt het iets anders. Het is begrijpelijk dat er in de begroting
vooral aandacht is voor de bestuurlijke relevante indicatoren waar het politieke debat
over gaat. Indicatoren bij beleidsterreinen waarbij min of meer sprake is van politieke
consensus zijn vanuit dat perspectief minder informatief. Het gaat echter bij de ‘going
concern activiteiten’ soms om veel geld. Het is daarom niet juist als de ‘going concern
activiteiten’ voor raadsleden helemaal achter de horizon verdwijnen. Het lijkt minimaal
wenselijk om duidelijk te maken welk deel van het budget besteed wordt aan dit soort
activiteiten. Dat kan door bij ieder programma die activiteiten met elkaar in een aparte
categorie te plaatsen met het bijbehorende budget. Indirect ontstaat er daarmee ook een
scherper zicht op welk deel van het budget voor een bepaald programma wordt besteed
aan de bestuurlijk relevante indicatoren.
89
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting _ 14
90
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting _ 15
Bijlage 2 - Bestuurlijke reactie en nawoord rekenkamer
De rekenkamer heeft deze rekenkamerbrief op 10 december 2013 voor bestuurlijk
wederhoor voorgelegd aan het college van B&W. De wethouder Financiën heeft namens
het college B&W op 7 januari 2014 een reactie gegeven op de rekenkamerbrief.
Hierna volgt de integrale tekst van de bestuurlijke reactie van het college van B&W en
vervolgens het nawoord van de rekenkamer.
1. Bestuurlijke reactie
Met veel belangstelling heeft het college kennis genomen van de concept-rekenkamerbrief
Verdieping informatiewaarde van de begroting en het concept-onderzoeksrapport P&C indicatoren bij
DIVV en DMO.
In de concept-rekenkamerbrief en het concept-rapport bent u nagegaan in hoeverre de
indicatoren uit de gemeentelijke programmabegroting worden doorvertaald binnen de
bedrijfsvoering van de diensten. Verder heeft u van een viertal indicatoren per dienst onderzocht
hoe deze scoren op het gebied van consistentie, afrekenbaarheid en betrouwbaarheid.
Hieronder geven wij onze reactie op de door u genoemde bevindingen.
Bevinding 1: De indicatoren uit de dienstbegrotingen van DIVV en DMO komen voor 40% niet overeen
met de 35 indicatoren uit de programma’s Verkeer en Infrastructuur, Educatie, jeugd en diversiteit en
Cultuur en monumenten.
Zoals u zelf schrijft komt dit inderdaad onder meer doordat de raad een compacte begroting
wenst. Hierdoor wordt het aantal indicatoren per programma beperkt, maar het onvermijdelijke
gevolg hiervan is dat niet alle indicatoren terugkomen in de programmabegroting. De
indicatoren uit de dienstbegrotingen zullen dan ook nooit 100% overeenkomen met die uit de
programmabegroting.
Bevinding 2: De consistentie tussen de indicatoren uit de gemeentebegroting en het gevoerde beleid op
dienstniveau is ruim voldoende.
Deze conclusie stemt het college tevreden. De door u genoemde aandachtspunten, te weten de
onvoldoende aansluiting van het programakkoord op de beleidscycli en het feit dat indicatoren
nog niet alle activiteiten volledig afdekken!? zal het college meegeven aan de schrijvers van het
programakkoord respectievelijk betrekken bij het opstellen van de Begroting 2015.
Bevinding 3: Hoewel de meetresultaten over het algemeen redelijk betrouwbaar zijn, leiden de
meetmomenten en meetfrequenties bij de diensten er veelal niet toe dat de indicatoren jaarlijks afrekenbaar
zijn in de jaarrekening.
10 Voor de indicator ‘bezetinggraad fietsparkeervoorzieningen CS’ geldt dat het Meerjarenplan fiets inderdaad breder is
dan alleen deze locatie. DIVV voert dan ook op andere plekken in de stad metingen uit. Over de voortgang van het
Meerjarenplan fiets wordt de Raad echter in de reguliere P&C-documenten afdoende geïnformeerd om te kunnen sturen.
91
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting _ 16
Het college onderkent dat dit hier sprake van kan zijn. Voor het verbeteren van de lage score op
tijdigheid zijn wel oplossingsmogelijkheden, zoals het vaker uitvoeren van onderzoeken. Deze
oplossingen zijn echter kostbaar en daarom is in dit geval vanuit kostenoverwegingen gekozen
voor de huidige onderzoeksfrequentie. Een tweede argument tegen het frequenter doen van
onderzoek is dat dit indruist tegen het voornemen van een vereenvoudiging van de Planning en
Controlcyclus.
In uw rapport noemt u verder nog een vijftal aandachtspunten met de daarbij behorende
aanbevelingen. Het college zal die ter harte nemen. Hieronder geven wij een reactie op deze
aanbevelingen.
Aanbeveling 1: Het programakkoord en de beleidscycli sluiten niet op elkaar aan. Gebruik de
conversietabel om de wijzigingen van indicatoren toe te lichten.
Zoals al in de bestuurlijke reactie op het rekenkameronderzoek Informatiewaarde van de begroting is
gemeld, wordt vanaf de Begroting 2015 een conversietabel in de begroting opgenomen.
Aanbeveling 2: De interne instructies zijn niet helder met betrekking tot het opstellen van de indicatoren.
Maak een nieuwe handleiding.
Het college beaamt dat heldere instructies kunnen helpen om tot goede indicatoren te komen. In
de circulaire Begroting 2015 zal hier dan ook aandacht aan worden besteed. Hierbij zullen de
stappen die u in uw rapport noemt worden gevolgd.
Aanbeveling 3: De consistentie tussen de indicatoren en de activiteiten kan beter. Maak de structuur van
het programma inzichtelijk door middel van een doelenboom.
Vanaf de Begroting 2015 wordt een doelenboom in de begroting opgenomen.
Aanbeveling 4: De indicatoren dekken niet alle activiteiten af. Probeer ook de raming en verantwoording
van ‘going concern activiteiten’ zichtbaar te maken.
De beperking van het aantal indicatoren in de programmabegroting leidt er inderdaad toe dat
indicatoren niet alle activiteiten afdekken. Dit betekent volgens het college niet dat “going
concern” activiteiten voor raadsleden “achter de horizon verdwijnen”. In elk programma uit de
programmabegroting worden de belangrijkste budgetten per doelstelling opgesomd. Het betreft
hier ook budgetten die betrekking hebben op “going concern” activiteiten. Het is niet altijd
mogelijk om deze budgetten onder te verdelen in “going concern” budgetten en budgetten die
worden besteed aan bestuurlijk relevante indicatoren.
Het college streeft ernaar de informatiewaarde van de begroting verder te vergroten en daarmee
ook de leesbaarheid daarvan te verbeteren. In dat proces zijn de constateringen, aanbevelingen en
suggesties van de Rekenkamer ons behulpzaam.
92
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting 17
2. Nawoord rekenkamer
Het college reageert overwegend positief op de rekenkamerbrief en geeft aan dat de
bevindingen en aandachtspunten van de rekenkamer behulpzaam zullen zijn bij het
streven om de leesbaarheid van de begroting te verbeteren. Wij bespreken hieronder de
reactie van het college op de bevindingen en aandachtspunten.
Bevindingen
Het college geeft aan dat de indicatoren in de dienstbegroting en gemeentebegroting
nooit 100% overeen kunnen komen, omdat in de gemeentebegroting vanwege de
leesbaarheid het aantal opgenomen indicatoren wordt beperkt. Dit begrijpen wij. Daar
hebben de verschillen tussen dienst- en gemeentebegroting echter meestal niet mee te
maken. Verschillen worden vaak veroorzaakt door slordigheidsfouten en beleids-
wijzigingen in de periode tussen de vaststelling van de dienst- en gemeentebegroting.
We vinden het bijvoorbeeld slordig als er in de dienstbegroting streefwaarden staan bij
een indicator die in de gemeentebegroting bij diezelfde indicator niet worden over-
genomen. Gelet op het belang van een consistente informatievoorziening vragen wij het
college dit soort slordigheidsfouten zoveel mogelijk te voorkomen. Inconsistenties door
tussentijdse wijzigingen in het beleid zijn niet altijd te vermijden. Het is dan wel
belangrijk om een en ander in de gemeentebegroting goed toe te lichten.
Het college zet ook een kanttekening bij onze bevinding dat metingen van de indica-
toren veelal niet zijn afgestemd op de jaarlijkse verantwoording in de jaarrekening.
Het college wijst daarbij vooral op de kosten. Indien vanwege kostenoverwegingen de
meetfrequentie wordt beperkt, ligt het in de reden om dit expliciet voor te leggen aan de
gemeenteraad bij bijvoorbeeld de vaststelling van een beleidsnota. Actuele cijfers zijn
namelijk van belang om het beleid goed te kunnen volgen en zo nodig te kunnen
bijsturen. Soms zijn er ook minder kostbare alternatieven aanwezig. Met frequente
tevredenheidsmetingen in combinatie met minder vaak uitgevoerde harde metingen
kunnen ontwikkelingen op een bepaald beleidsterrein vaak ook redelijk gevolgd
worden.
Aandachtspunten
Het college neemt drie van onze vier aandachtspunten over.
Aandachtspunten 1 en 2 sluiten grotendeels aan bij de aanbevelingen uit ons rapport
Informatiewaarde van de begroting van februari 2013. We zijn blij dat het college nogmaals
bevestigt dat het onze eerdere aanbevelingen overneemt om een conversietabel in de
begroting op te nemen en de interne instructies in de circulaire Begroting te verhelderen.
De conversietabel gaat over het systematisch inzichtelijk maken hoe het program-
akkoord is vertaald naar de begroting of waarom een eventuele vertaling achterwege is
gebleven. De conversietabel zou ook kunnen worden gebruikt om wijzigingen van
indicatoren en streefcijfers gedurende een collegeperiode nader toe te lichten. Voor het
instrueren van het ambtelijk apparaat lijkt het ons nuttig om, naast de circulaire
Begroting, een aparte beleidsnotitie op te stellen met de achtergronden en filosofie van
93
Bijlage - verdieping _infowaarde_RKbrief
Rekenkamerbrief Verdieping informatiewaarde van de begroting 18
de gewenste aanpak. Een dergelijk notitie, die specifiek aansluit op de Amsterdamse
situatie, is op dit moment niet aanwezig. Gelet op de kaderstellende kant van een
dergelijk notitie en de belangstelling van de raad voor dit onderwerp, ligt het voor de
hand om deze notitie ook met de raad te bespreken.
Aandachtspunt 3 neemt het college ook ter harte. Dit gaat over het opnemen van een
zogenaamde doelenboom in de begroting. Hiermee wordt systematisch inzicht verschaft
in de samenhang tussen doelen en activiteiten binnen een beleidsveld. Ook kunnen
daaraan eventueel de budgetten worden gekoppeld.
Aandachtspunt 4 gaat over het beter zichtbaar maken van de ‘going concern activiteiten’.
Dat aandachtspunt neemt het college niet over. Het college geeft aan dat het niet altijd
mogelijk is de budgetten te verdelen in ‘going concern budgetten’ en ‘bestuurlijk relevante
budgetten’. Dat begrijpen we. De huidige begrotingssystematiek is hier ook niet op
ingericht. Het gaat ons bij dit aandachtspunt vooral om de richting die zou moeten
worden ingeslagen. Idealiter wordt in een dienstbegroting het hele beleidsterrein gedekt
met effect- en prestatie-indicatoren. Bij de programmabegroting kan het dan gaan om een
bepaalde selectie van die indicatoren met het bijbehorende budget. Het overige budget is
dan voor de going concern activiteiten en wordt als algemene categorie in de
gemeentebegroting vermeld.
In de praktijk zijn er natuurlijk vele praktische problemen. Wat het vooral lastig maakt is
dat prestaties kunnen bijdragen aan meerdere effecten. Bij de toerekeningen van
budgetten van bepaalde effectindicatoren zijn dan schattingen nodig. Dat soort details
kunnen in dienstbegrotingen worden opgenomen. In de digitale gemeentebegroting zou
de achterliggende informatie in de dienstbegroting voor de raadsleden met een
doorklikfunctie eenvoudig ontsloten kunnen worden.
Buurtbegroting stadsdeel Oost
In de Rekenkamerbrief Verdieping Informatiewaarde van de begroting waren ook onze
conclusies voor het vervolgonderzoek naar de buurtbegroting van stadsdeel Oost
opgenomen. Het college is hier niet op ingegaan. Met dit nawoord willen wij de raad.
nog eens extra attenderen op de ontwikkeling van nieuwe instrumenten zoals de
buurtbegroting. Er zijn verschillende digitale hulpmiddelen in en buiten de stad in
ontwikkeling. Dat soort hulpmiddelen kunnen de raad ondersteunen in zijn
controlerende en volksvertegenwoordigende rol. Stadsdeel Oost heeft ons gemeld de
aandachtspunten mee te zullen nemen in de verdere ontwikkeling van de buurt-
begroting.
94
Bijlage 1 Gemeenteraad Flap
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x Gemeenteblad
% Voordracht voor de raadsvergadering van
12 februari 2014
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 0
Publicatiedatum «vrije tekst griffie>
Agendapunt «vrije tekst griffie>
Datum besluit B&W <vrije tekst>
Tekst van openbare besluiten Onderwerp
wordt gepubliceerd Vaststelling 1e wijziging begroting 2014
Met deze voordracht stellen wij u voor het volgende besluit te nemen:
Tekst van openbare besluiten De gemeenteraad van Amsterdam
wordt gepubliceerd Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 14 januari 2014,
Besluit
| Vast te stellen de volgende begrotingswijzigingen. Tezamen vormen deze met
beslispunten Il en II de 1° begrotingswijziging 2014:
a) de verdeling van de taakstelling ICT van € 7,4 miljoen over de verschillende
programma’s
b) Vervolmaking centralisatie Primair Onderwijs van € 12,8 miljoen
c) Uitname stadsdeelfonds ‘Programma Samen Doen’ van € 0,4 miljoen
d) het overzicht van vervangingsinvesteringen, waarvan de kredietverlening door
uw Raad wordt geautoriseerd
e) het overzicht van investeringsprojecten, waarvan de kredietverlening door ons
college en/of uw Raad zal plaatsvinden
f) Alternatieve dekking voor amendement 938 begroting 2014 (beveiliging
religieuze en maatschappelijke instellingen)
g) Een budgettair neutrale begrotingswijziging (overheveling van programma
Milieu en Water naar Algemene Dekkingsmiddelen) van € 4,3 miljoen ten
gevolge van de opheffing van de dienst Milieu- en Bouwtoezicht
Il Kennis te nemen van de verwerking in de 1° begrotingswijziging 2014 van de door
uw Raad eerder genomen besluiten:
a) de op 6,7 november 2013 aangenomen amendementen met betrekking tot de
begroting 2014 (gemeenteblad 2013 afd. 1, nr. 925 t/m 1027)
b) 1 stad 1 opgave (1810) extracomptabele verwerking (gemeenteblad 2013
afd. 1, nr. 979)
c) ‘Actualisatie 2014 Meerjarenbeleidsplan 2012-2015 Inkomen en
Armoedebestrijding’ (gemeenteblad 2013 afd. 1, nr. 1096)
IN Vast te stellen de begrotingen van de stadsdelen per programma zoals
opgenomen in bijlage 1
1
95
Bijlage 1 Gemeenteraad Flap
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
Wettelijke grondslag
Gemeentewet en Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)
Bestuurlijke achtergrond
De Begroting 2014 is op 6 en 7 november 2013 door uw Raad, inclusief de
aangenomen amendementen, vastgesteld. De stadsdeelbegrotingen 2014 zijn door
de stadsdeelraden vastgesteld. Zoals in voorgaande jaren stelt de gemeenteraad
formeel de begrotingen van de stadsdelen vast als onderdeel van de eerste
begrotingswijziging. Dit is de laatste keer dat dat gebeurt, in verband met het invoeren
van een nieuw bestuurlijk stelsel per 19 maart 2014. Tegelijk met deze voordracht
ontvangt u een voorstel ter vaststelling van de begrotingen van de
bestuurscommissies. Deze laatste voordracht dient volgtijdelijk na vaststelling van de
1° begrotingswijziging 2014 vastgesteld te worden door uw Raad.
Onderbouwing besluit
Ad | (a) De ICT taakstelling van € 7,4 miljoen was in de vastgestelde begroting 2014
als stelpost opgenomen in het programma algemene dekkingsmiddelen. Deze
bezuinigingsmaatregel is ingevuld door de stelpost te verdelen over de verschillende
programma’s. Deze verdeling is verwerkt in de 1° begrotingswijziging.
Ad 1 (b) Vervolmaking Centralisatie Primair Onderwijs: op 17 december 2013 heeft
ons College, in overleg met de stadsdelen, het besluit genomen dat een aantal zorg/
en welzijnsactiviteiten geen deel uitmaken van de centralisatie primair onderwijs
(Raadsbesluit 3 juli 2013. Gemeenteblad 2013 afd. 1, nr. 524). Het gaat daarbij om
schoolmaatschappelijk werk, schoolbegeleiding, PO-VO mentoraten en Brede
Talentontwikkeling. Indien uw Raad deze wijziging vaststelt leidt dit tot de volgende
wijziging van de begroting 2014 van de centrale stad: in het programma algemene
dekkingsmiddelen worden de lasten van het stadsdeelfonds (doelstelling 14.2)
verhoogd met € 12,8 miljoen en in het programma Educatie Jeugd en Diversiteit
(doelstelling 4.1) worden de lasten verlaagd met € 11,8 miljoen en de baten verhoogd
met € 1,0 miljoen (per saldo € 12,8 miljoen).
Ad 1 (c) Programma Samen Doen.
Op 2 oktober 2012 heeft het college ingestemd met de invulling van het bedrag van €
2 miljoen dat vanuit het programma Samen Doen in de Begroting 2013 wordt
bijgedragen aan de overeengekomen efficiencybezuiniging voor stad en stadsdelen.
Deze bezuiniging was in eerste instantie in de begroting 2013 als stelpost in het
programma Algemene Dekkingsmiddelen opgenomen. Voor € 1,6 miljoen heeft de
centrale stad deze bezuiniging ingevuld en verwerkt in de 8-maandsrapportage 2013.
Stadsdelen dragen € 0,4 miljoen bij. De stelpost (doelstelling 14.7) wordt in de 1e
begrotingswijziging 2014 gerealiseerd door het stadsdeelfonds (doelstelling 14.2)
structureel met € 0,4 miljoen te verlagen.
Ad 1 (d) + (e) Overzicht investeringen: In de begroting 2014 is de
investeringsparagraaf opgenomen (p. 438 t/m 443). In deze paragraaf zijn de
investeringen opgenomen die direct door uw Raad worden geautoriseerd (de
vervangingsinvesteringen) of waarvan de kredietverlening door uw Raad aan het
College worden gemandateerd of waarvan de kredietverlening nog separaat aan uw
Vergadering wordt voorgelegd. De Raad autoriseert het totale investeringsbedrag van
een investering. Abusievelijk is in de presentatie van de begroting (p. 443) alleen de
2
9%
Bijlage 1 Gemeenteraad Flap
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
verwachte uitgaven in het jaar 2014 opgenomen i.p.v. het totale investeringsbedrag.
In de begroting is echter wel rekening gehouden met de volledige kapitaallasten die
behoren bij het volledige investeringsbedrag. In de 1° begrotingswijziging 2014 vindt u
daarom naast de uitgaven 2014 ook het volledige investeringsbedrag waar autorisatie
over benodigd is. De overzichten zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van de 1°
begrotingswijziging.
Ad 1 (f) Alternatieve dekking voor amendement 938 (beveiliging religieuze en
maatschappelijke instellingen):
In amendement 938 staat dat dekking voor € 50.000 gevonden moet worden door
onttrekking aan de reserve Wij Amsterdammers. Op pagina 57 / 58 van de Begroting
2014 is echter te lezen dat de reserve Wij Amsterdammers eind 2013 geheel
onttrokken en opgeheven is en de resterende middelen ondergebracht zijn in de
reserve decentralisatiegelden OOV. Ons College stelt daarom voor om de dekking
van amendement 938 ten laste te brengen van de nieuwe reserve
decentralisatiegelden OOV.
Ad 1 (g) Op 17 december 2013 heeft het college van B&W besloten tot opheffing van
de dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB). De taken van deze dienst gaan voor een
groot deel over in de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NKZG). De OD
NKZG zal vanuit dezelfde programma’s als DMB worden bekostigd, behoudens € 4,3
miljoen welke van programma milieu en water naar programma algemene
dekkingsmiddelen gaat. Het stadsdeelfonds wordt met € 4,3 miljoen verhoogd, zodat
het budget overgaat naar de stadsdelen voor taken die feitelijk al stadsdeeltaken
waren (de bouw- en woningtoezichtstaken en milieutaken). Deze stadsdeeltaken
werden door de stadsdelen ingekocht bij DMB en nu bij de OD NKZG.
Ad Il (a) Alle moties en amendementen die door uw Raad zijn aangenomen op 6,7
november 2013 worden in hoofdstuk 1 van de 1° begrotingswijziging 2014 herhaald.
Tevens zijn de amendementen cijfermatig verwerkt. Zie hiervoor hoofdstuk 2 van de
1° begrotingswijziging.
Ad Il (b) In de begroting 2014 is een besparing voor 1810 opgenomen van € 64,8
miljoen. Als gevolg van latere besluitvorming van het bestuurlijk team 1810 en
verwerking van de begrotingsmutaties van 1810 zijn enkele mutaties niet meer in de
Begrotingscijfers 2014 verwerkt. Met deze aanvullende mutaties is wel rekening
gehouden in het totale begrotingkader. Daarvoor is in de begroting € 0,8 miljoen als
compensatie voor deze nog te verwerken mutatie gedoteerd aan de reserve
frictiekosten in het programma algemene dekkingsmiddelen.
In de 1° begrotingswijziging worden de nog te verwerken mutaties alsnog verwerkt
waardoor de lasten in 2014 structureel met € 0,2 miljoen verhogen. Deze lasten
worden incidenteel gecompenseerd met een onttrekking aan de reserve. In de
begroting 2015 worden de resterende correcties verwerkt in de desbetreffende
programma’s van de gemeentebegroting, waarmee alsnog alle besparingen uit 2014
op de juiste doelstellingen en volgnummers zijn verwekt in de Begroting 2015. Voor
de volledigheid wordt hier de tabel ‘extracomptabele wijzigingen Een stad 1 opgave’
herhaald die bij de Raadsvoordracht begroting 2014 (Raadsbesluit 6, 7 november
2013. Gemeenteblad 2013 afd. 1, nr. 979) als bijlage was toegevoegd. De in de tabel
genoemde bedragen zijn cijfermatig verwerkt in de 1° begrotingswijziging:
Programma Doelst | Volgnr. Maat Begrotin | Begroting Begroting
Bedragen* 1€ elling- regel g 2013 2014 2015
nr
3
97
Bijlage 1 Gemeenteraad Flap
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
A
1. Openbare orde en
veiligheid 1.1 1400601 16 200.000
5 Verkeer en infrastructuur 2140105 el |
6. Openbare ruimte en
groen, sport en recreatie 6.1 5600105 | 5+6 51.540 -53.970
8. Milieu en water
8.1 7210203 -200.000 -550.000
10. Facilitair en bedrijven 9220246 ie || 113.180 -86.820
10. Facilitair en bedrijven 8100102 be || 515.390 -539.690
10. Facilitair en bedrijven 9220229 be || 46.580 -21.970
11. Stedelijke ontwikkeling 8100101 a | | 271.430 | _ -284.240
11. Stedelijke ontwikkeling 7230120 a | | 20.620 -21.590
11. Stedelijke ontwikkeling 8220101 al || „1.800
15. Algemene
dekkingsmiddelen 15.0 9600132 | 5+6 858.980 -899.490
Stadsdee
|-
15. Algemene fonds
dekkingsmiddelen 15.0 9210202 uitkering -200.000 1.191.445 1.092.090
Gemeentebrede
maatregelen NVT NTB 13 24.753
Gemeentebrede
maatregelen NVT NTB 13 -8.251
Gemeentebrede
maatregelen NVT NTB 13 -8.251
Gemeentebrede
maatregelen NVT NTB 13 -8.251
ten
5. Verkeer en infrastructuur
54 2140105 16 30.000 70.000
10. Facilitair en bedrijven 9220246 be || 113.180 -86.820
10. Facilitair en bedrijven 8100102 be || 515.390 -539.690
10. Facilitair en bedrijven 9220229 be || 46.580 -21.970
15. algemene A
4
Bijlage 1 Gemeenteraad Flap
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
|dekkingsmiddelen _|150 |osoorse |se | | ssecso| -oos00 |
Stadsdee
|-
15. algemene fonds
dekkingsmiddelen 15.0 9210202 | uitkering -14.736 -34.385
DO
Saldo ten laste van
algemene middelen 399.420 180.490
Ad Il (c) Het Raadsbesluit van 18, 19 december 2013 “actualisatie voor 2014 van het
Meerjarenbeleidsplan Inkomen en Armoedebestrijding 2012-2015” leidt tot een
verschuiving van € 0,9 miljoen aan lasten van doelstelling 2.6 (armoedebestrijding)
naar doelstelling 2.7 (schuldhulpverlening) binnen het programma Werk & Inkomen.
Ad III begrotingen stadsdelen
In voorgaande jaren werden de begrotingen van de stadsdelen door u vastgesteld per
IV3-functie. Dit jaar vragen wij u de begrotingen vast te stellen per programma, zoals
vastgesteld in Besturen zonder Ballast. Door de begrotingen van de stadsdelen nu
per programma vast te stellen zijn de wijzigingen in de begrotingen bij de overgang
op een nieuw bestuurlijk stelsel transparant. Voor de begrotingen van de
bestuurscommissies zal de indeling van Besturen zonder ballast worden gevolgd,
zoals de stadsdelen die nu zelf al hanteren. Deze indeling wijkt overigens op enkele
onderdelen af van de programma’s in de gemeentebegroting. Met ingang van het
begrotingsjaar 2015 zal één programma-indeling voor de gehele gemeentebegroting
worden gebruikt, zoals toegelicht in de Nota ramen en bekostigen, welke op 22
januari 2014 ter besluitvorming aan uw raad wordt aangeboden .
De begrotingen van de stadsdelen worden u zodanig voorgelegd dat zij een correcte
grondslag kunnen vormen voor de begrotingen van de bestuurscommissies. De
begrotingen van de stadsdelen, zoals vastgesteld door de stadsdeelraden, zijn
daartoe op een aantal punten gewijzigd. Deze wijzigingen zijn nodig om de
begrotingen in overeenstemming te brengen met de vaststelling van de overige
onderdelen van de gemeentebegroting. Tevens zijn enkele wijzigingen van
technische aard aangebracht. Het gaat om de volgende wijzigingen.
1. De lasten en baten voor primair onderwijs + VVE (per saldo € 87,7 miljoen) en
bibliotheken (per saldo € 11,3 miljoen) zijn verlaagd in verband met de
uitname als gevolg van het plaatsen van primair onderwijs, VVE en
bibliotheken op de A-lijst van de verordening op de stadsdelen (raadsbesluit
van 3 juli 2013, gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 524). Op de verwerking van de
uitname voor primair onderwijs en VVE in de begroting 2014 vindt middels
beslispunt | (b) een wijziging plaats van € 12,8 miljoen waarbij het programma
Educatie Jeugd en Diversiteit wordt verlaagd en het stadsdeelfonds wordt
verhoogd. De stadsdeelbegrotingen zijn op bovenstaande punten aangepast.
2. De stadsdelen Centrum, West en Zuid hadden nog een onttrekking aan de
parkeerfondsen ten behoeve van de algemene middelen opgenomen, in
verband met de invoering van het BTW compensatiefonds. Aangezien de
Verordening op de mobiliteitsfondsen voorschriften bevat over de bestedingen
van de middelen in de parkeerfondsen van de stadsdelen, is deze onttrekking
vervangen door een onttrekking ten behoeve van het programma Openbare
ruimte en groen.
5
99
Bijlage 1 Gemeenteraad Flap
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
Op basis van een globale beoordeling van de begrotingen 2014 van de 7 stadsdelen
is te concluderen dat:
- bij alle stadsdelen de begroting 2014 sluitend is;
- bij alle stadsdelen de meerjarenraming na 2014 sluitend is, alle stadsdelen
hebben voor de komende jaren een bezuinigingsopgave in de
meerjarenraming verwerkt.
Financiële paragraaf __N.V.T.
Grondexploitatie: Ja/Nee Totale omvang krediet: €
Financiële dekking:
Investering: Ja/Nee Totale omvang krediet: €
Afschrijvingstermijn:
Gebruikt rentepercentage: _%
Looptijd krediet:
ls de regeling kredieten van Omvang aangevraagd €
toepassing: Ja/Nee krediet (excl BTW)
Regeling Risicovolle Projecten
van toepassing: Ja/Nee
Zijn er risico's en zo ja, hoe
worden deze beheerst?
Financiële gevolgen
Jaar T T+1 T+2 T+3 T+4 Volgnummer
Kapitaallasten
Overige exploitatielasten
Baten
Saldo ten laste van de
algemene middelen
Waarvan nog niet gedekt
Toelichting
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd Bijlage 1: “Wijziging nr. 1 van de begroting van baten en lasten en de 7
stadsdeelbegrotingen”
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Levent Tükenmez, 020-552 2730, [email protected]
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
A. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
6
Bijlage 1 Gemeenteraad Flap
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
7
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
> Gemeente Amsterdam
Wijziging nr. 1 van de
begroting van baten en
lasten en de 7
stadsdeelbegrotingen 2014
102
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Dit is een publicatie van de Gemeente Amsterdam
Directie Middelen en Control
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Bezoekadres:
Stadhuis, Amstel 1
Telefoon: 020-6241111
Internet: www.amsterdam.nl
Dit boek is gedrukt op milieuvriendelijk papier
103
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Inhoudsopgave
1. Aangenomen amendementen 1
2. Verwerking amendementen 19
3. Administratieve wijzigingen 25
4. _Begrotingswijziging per programma 29
5. Recapitulatie begroting inclusief wijziging 39
6. Overzicht investeringen 41
7. Begrotingen van de 7 stadsdelen 45
8 Errata Begroting 2014 67
104
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
105
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
1. Aangenomen amendementen
Dienstjaar 2014
106
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 925
Publicatiedatum 1 november 2013
Ingekomen op 30 oktober 2013
Ingekomen in raadscommissie JIF
Te behandelen op 6/7 november 2013
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Molenaar inzake de begroting voor 2014
(Groene Lopers).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— steeds grotere aantallen fietsers elkaar verdringen op te smalle fietspaden, zodat
de bestaande fietsinfrastructuur bijna uit zijn voegen barst;
— de E-bike sterk in opkomst is, waardoor dagelijkse woon-werkafstanden tot
15 kilometer steeds makkelijker haalbaar zijn met de fiets;
— voor een hoogwaardig regionaal fietsnetwerk de verdere vervolmaking en uitrol
van het hoofd- en plusnet voor fietsers noodzakelijk is;
— het initiatiefvoorstel Groene Lopers voor de Fiets een comfortabel, veilig en groen
fietsnetwerk voorstaat, waarbij zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij
de aangewezen hoofd- en plusnetten,
Besluit:
1. een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden voor een
regionaal netwerk van fietsboulevards, die de binnenstad over comfortabele,
veilige en groene routes verbindt met alle Amsterdamse OV-knooppunten en met
de groene gebieden buiten de stad;
2. bij positieve uitkomst hiervan zo spoedig mogelijk een aantal Groene Lopers uit te
werken en te realiseren, en daarbij prioriteit toe te kennen aan de binnenring en
ten minste één route tussen de binnenstad en het buitengebied;
3. hiervoor in de begroting 2014 een bedrag van € 100.000 op te nemen, en
daarnaast de mogelijkheden voor subsidiëring en cofinanciering door onder
andere de Stadsregio (SRA) en de stadsdelen in kaart te brengen en daarop
actief in te zetten;
4. ditte dekken door de verlaging van de beschikbare middelen in 2014 voor de
reconstructie van de Weesperstraat met het genoemde bedrag.
Het lid van de gemeenteraad,
F.M. Molenaar
2
107
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 928
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 6 november 2013
Ingekomen onder 863’
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Winsemius, de heer Molenaar,
de heer Toonk en de heer Bouwmeester inzake de begroting voor 2014
(uitvoering Amsterdams snorfietsbeleid; invoering scootercontroles).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— de raad in 2012 heeft ingestemd met het raadsinitiatief Dus Niet Brommen! —
nieuw scooterbeleid voor Amsterdam;
— uitvoering van maatregelen gericht op het beperken van overlast, waaronder het
weren van snorfietsen van te smalle fietspaden, voetgangersgebieden, parken,
controle op snelheid en voldoen aan wettelijke uitstootnormen niet van de grond
komt;
— de voorlichtingscampagne Slow Riders mislukt mag worden genoemd;
— scooters ongeveer 1% van de verkeersdeelnemers uitmaken en bij ongeveer
16% van de ongelukken betrokken zijn;
— de problemen rondom scooters eerder groter zullen worden dan kleiner, gezien
de huidige verkoopcijfers van snorfietsers en bromfietsers in Amsterdam;
— _op dit moment ouderen, fietsers met kinderen, mindervalide Amsterdammers,
maar ook scooterrijders zelf de rekening betalen voor dit onverantwoord
rijgedrag;
Voorts overwegende dat:
— het stimuleren van het gebruik van P&R en het beperken van zoekverkeer ook
reeds wordt meegenomen in het programma Beter Benutten;
— de gereserveerde middelen voor brom en snorfiets juist voor deze zaken bedoeld
zijn,
3
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Jaar ‚ 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 928 Amendement
Datum 15 november 2013
Besluit:
1. metde stadsdelen vóór 1 maart 2014 een uitvoeringsprogramma op te stellen,
gericht op het beperken van overlast en het weren van snorfietsen van smalle
fietspaden, en hierbij de wens van de raad om snorfietsen van (delen van)
het Plusnet te weren te betrekken;
2. per 1 januari 2014 controle in te stellen op constructie- en rijsnelheid, het voldoen
aan wettelijke uitstootnormen van snorfietsen, voor handhaving van snorfiets-
verboden in voetgangersgebieden, parken en op aangewezen fietspaden en
het bestrijden van scooteroverlast op evidente black spots;
3. hiervoor in de begroting 2014 een bedrag van € 400.000 op te nemen en dit te
dekken:
a. uit de resterende middelen voor de Slow Riders campagne blz.149,
€ 150.000;
b. uit de visie en strategie voor verkeer vervoer en infrastructuur, € 100.000;
c. door het stimuleren van gebruik van P&R en het beperken van zoekverkeer,
€ 50.000;
d. uit beleidsproducten en coördinatie van grootstedelijke gebieden, €100.000;
e. door eventuele problemen in de dekking op te vangen uit de reconstructie
van de Weesperstraat (blz. 150).
De leden van de gemeenteraad,
R. Winsemius
F.M. Molenaar
W.L. Toonk
G.J. Bouwmeester
2
4
109
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 933
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 6 november 2013
Ingekomen onder 878’
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Van der Ree van de heer Mulder inzake
de begroting voor 2014 (gemeentelijk vastgoedbezit).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Constaterende dat:
— de gemeente Amsterdam circa 2300 verhuurbare vastgoedeenheden in bezit
heeft met een totale WOZ-waarde van ruim 2 miljard euro;
— de wethouder in het vierde kwartaal van 2013 met een concept-vastgoed-
strategie naar de raad komt;
Overwegende dat:
— de raad al sinds begin 2011 aandringt op een vastgoedstrategie en het afstoten
van gemeentelijk vastgoed;
— de vastgoedstrategie al in 2014 tot resultaten zoals het afstoten van gemeentelijk
vastgoed moet leiden,
Besluit:
de tekst in de begroting 2014 op blz. 36 onder maatregel 18, Vastgoedstrategie als
volgt te herschrijven:
“De maatregelen 19 Facturatie- en Incasso en 21 Huisvesting stadsdelen leveren
geen besparing in 2014. Deze (nog niet aan de lijn overgedragen) maatregelen
wordt uitgewerkt onder de verantwoordelijkheid van het programma
Organisatieontwikkeling. Maatregel 18 Vastgoedstrategie is gericht op hoe om te
gaan met de vastgoedportefeuille van de gemeente Amsterdam. Eind september
wordt door de trekker gerapporteerd over mogelijke besparingscenario's en dan wordt
er een taakstelling aan verbonden. In 2014 wordt gestart met de verkoop van
gemeentelijk vastgoed dat de gemeente op de markt wil brengen.”
De leden van de gemeenteraad,
D.A. van der Ree
M. Mulder
5
110
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 935
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 7 november 2013
Ingekomen onder 881”
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden mevrouw Van Roemburg en mevrouw Ulichki inzake
de begroting voor 2014 (behoud de Rechtswinkel Amsterdam).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— de Stichting Rechtswinkel Amsterdam een laagdrempelige voorziening is en
de manier om juridische vraagstukken en (beginnende) conflicten op te lossen
zonder dat daar direct de advocatuur en de rechtbank mee belast worden;
— de Rechtswinkel Amsterdam functioneert als een wegwijzer binnen het
rechtssysteem;
— de Stichting Rechtswinkel Amsterdam aan meer dan 5000 rechtzoekenden
juridische hulp biedt, waaronder ruim 4600 telefonische adviezen en ruim
1200 mensen die het inloopspreekuur bezoeken;
— de Rechtswinkel Amsterdam er tevens voor zorg draagt dat mensen met weinig
financiële middelen toegang blijven houden tot juridische bijstand;
Constaterende dat:
— de Stichting Rechtswinkel Amsterdam wordt bedreigd met stopzetting van
subsidie;
— alternatieve inkomsten, zoals sponsoring, geen duurzame financiering van
het werk van de Stichting Rechtswinkel garanderen;
— indien de subsidie aan de Stichting Rechtswinkel wordt beëindigd, de stichting zal
ophouden te bestaan en een waardevolle traditie van 40 jaar sociale rechtshulp
zal worden beëindigd;
Voorts constaterende dat:
— in 2012 het besluit is genomen door de gemeenteraad om de Stichting
Rechtswinkel Amsterdam in 2013 te bekostigen vanwege vorenstaande redenen;
— toen is besloten dat het college aan de gemeenteraad een voorstel zou doen
over de toekomst van de rechtswinkel;
— het college dit voorstel nog niet heeft gedaan,
6
111
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— de Rechtswinkel Amsterdam in elk geval het komende jaar te behouden voor
de stad door een toe te kennen subsidie van maximaal £ 25.000;
— deze subsidie te bekostigen uit de reserve OOV;
— alsnog binnen twee maanden met een voorstel te komen over de toekomst van
de Stichting Rechtswinkel Amsterdam, zoals reeds in 2012 is besloten.
De leden van de gemeenteraad,
E.T.W. van Roemburg
F. Ulichki
2
7
112
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 938
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 7 november 2013
Ingekomen onder 888"
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden mevrouw Poot en de heer Mulder inzake
de begroting voor 2014 (beveiliging religieuze en maatschappelijke instellingen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Constaterende dat:
— bepaalde groepen in de maatschappij vaker slachtoffer worden van discriminatie,
intimidatie, bedreigingen en (gewelds)delicten;
— bijde behandeling van de begroting voor 2011 een incidenteel bedrag van
200.000 euro beschikbaar is gesteld voor het beveiligen van religieuze
instellingen;
— dit bedrag in 2011 is aangewend voor het meebetalen aan de beveiligingskosten
van Joodse instellingen;
— stadsdeel Zuid structureel 135.000 euro ter beschikking stelt als tegemoetkoming
voor de beveiligingskosten die de Joodse gemeenschap zelf maakt
(800.000 euro structureel} om in haar eigen veiligheid te kunnen voorzien in
Joodse gebouwen, zoals scholen en synagogen;
Overwegende dat:
— de redenen voor de incidentele subsidie niet zijn weggevallen;
— in het Programakkoord 2010-2014 de bestrijding van discriminatie als essentieel
wordt aangemerkt;
— het niet redelijk is om de rekening voor veiligheidsmaatregelen voor het overgrote
deel bij Joodse instellingen, ouders etc. neer te leggen, aangezien veiligheid een
kerntaak van de overheid is;
— momenteel vooral Joodse instellingen met deze problematiek te kampen hebben,
maar niet uitgesloten kan worden dat ook andere instellingen hier in de toekomst
mee te maken krijgen, waardoor ook deze in beginsel in aanmerking zouden
moeten komen voor een bijdrage;
— het wenselijk is dat structureel een oplossing wordt gevonden waardoor de
beveiligingslast voor de Joodse gemeenschap omlaag kan,
8
113
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Jaar ‚ 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 938 Amendement
Datum 15 november 2013
Besluit:
— vooruitlopend op structurele afspraken met de Joodse gemeenschap, het rijk en
stadsdeel Zuid voor 2014 een bedrag van 125.000 euro ter beschikking te stellen
voor een bijdrage aan de kosten voor de beveiliging van religieuze en
maatschappelijke instellingen;
— dit bedrag te dekken door:
e 50.000 euro te onttrekken aan de reserve Wij Amsterdammers;
* 75.000 euro te onttrekken aan de reserve OOV.
De leden van de gemeenteraad,
M.C.G. Poot
M. Mulder
2
9
114
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 940
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 6 november 2013
Ingekomen onder 898’
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Flos inzake de begroting voor 2014
(aanpak zakkenrollerij).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Constaterende dat:
— het delict zakkenrollerij in Amsterdam in 2012 ten opzichte van 2011 met 36% is
gestegen naar 8681 diefstallen;
— alleen al in 2013 tot en met 23 augustus reeds 4093 telefoons zijn gestolen
tegenover 2273 in geheel 2011 en 3991 in geheel 2012;
— dit aantal in werkelijkheid waarschijnlijk nog veel hoger ligt aangezien niet alle
slachtoffers aangifte doen;
— door de politie bevestigd wordt dat zakkenrollers in Amsterdam veelal
georganiseerde, professionele ‘beroepsrollers’ zijn;
— het aantal gevallen zakkenrollerij vooral hoog is in horecagelegenheden, op en
rond de uitgaanspleinen in het centrum en tijdens grootschalige evenementen;
Overwegende dat het terugdringen van zakkenrollerij bijdraagt aan de verbetering
van zowel de objectieve als de subjectieve veiligheid in Amsterdam en extra inzet
gewenst is,
Besluit:
— inde begroting 2014 € 50.000 in te zetten voor extra preventieve maatregelen in
de vorm van twee voorlichtingscampagnes voor zakkenrollerij/straatroof
(voor Koningsdag en Gaypride} en andere preventieve activiteiten;
— dat de burgemeester de politie zal vragen extra inzet te plegen bij evenementen
waar piekmomenten kunnen worden verwacht;
— hetbedrag van € 50.000 te dekken uit het flexbudget in het Veiligheidsplan,
waaruit de activiteiten in de gebiedsgebonden aanpak worden gefinancierd.
Het lid van de gemeenteraad,
R.E. Flos
10
115
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 941
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 6 november 2013
Ingekomen onder 899’
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden mevrouw Moorman, de heer Flos, mevrouw
Van Doorninck, de heer Paternotte, de heer Ivens, mevrouw Shahsavari-Jansen,
de heer Evans-Knaup, mevrouw Van der Velde en de heer Schimmelpennink inzake
de begroting voor 2014 (opkomstbevordering gemeenteraadsverkiezingen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2010 51,4% was;
— veel groepen in Amsterdam een nog lager opkomstpercentage vertonen,
zoals jonge Amsterdammers, Amsterdammers met een Turkse, Marokkaanse
en Afro-Caraïbische herkomst en de stemgerechtigde Internationals;
— _ voor goed functioneren van lokale democratie een goede opkomst belangrijk is,
Besluit:
1. op blz. 21, in de bestuurlijk hoofdlijnen onder 10, de volgende paragraaf op te
nemen:
“Voor een goed functionerende democratie is representativiteit en draagvlak van
belang. In 2014 zijn gemeenteraadsverkiezingen en verkiezingen voor het
Europese Parlement. De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010
was een teleurstellende 51,4%. Het gemeentebestuur streeft naar een opkomst
van minimaal 65% in heel Amsterdam en een substantiële verhoging van de
opkomst in de stadsdelen waar de opkomst laag was en onder specifieke
groepen. De uitdaging is de kenbaarheid van de verkiezingen en de
verkiezingsdatum te vergroten alsook het besef onder de Amsterdammers van
het belang dat zij hebben. Het college zal een campagne (doen) organiseren ter
bevordering van de opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2014.
Hiervoor wordt € 400.000 bestemd uit het budget communicatie en externe
betrekkingen. Bij de campagne worden zoveel mogelijk (nieuwe) Amsterdamse
initiatieven voor opkomstbevordering betrokken”;
11
116
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Jaar ‚ 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer 941 Amendement
Datum 15 november 2013
2. de begroting 2014 als volgt te wijzigen:
— op blz. 294, onder 13.2.2, als laatste punt toe te voegen:
“Voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 wordt een campagne ter
bevordering van de opkomst georganiseerd. Hierbij wordt zowel een
mediacampagne ingekocht alsook (nieuwe) Amsterdamse initiatieven voor
opkomstbevordering betrokken.”
— op blz. 294, onder 13.2.3 (lasten), toe te voegen:
“€ 400.000, Campagne opkomstbevordering gemeenteraadsverkiezingen en
Europese verkiezingen 2014.”
— _op blz. 279, onder 12.1.3 (bestuur en concern, lasten), het derde punt, thans
luidende: “€ 4,6 miljoen voor communicatie en externe betrekkingen van
de Gemeente Amsterdam”, te wijzigen in:
“€ 4,225 miljoen voor communicatie en externe betrekkingen van
de Gemeente Amsterdam.”.;
— voorts dit bedrag voor € 25.000 te dekken uit het raadsbudget (blz. 284),
post Raadscommunicatie en -wisseling.;
3. indien dit naar de mening van het college tot onverantwoorde situaties bij
communicatie-onderdelen elders binnen de organisatie leidt, het college
alternatieve dekkingsvoorstellen aan de raad kan voorleggen bij
de viermaandsrapportage.
De leden van de gemeenteraad,
M. Moorman
R.E. Flos
G.A.M. van Doorninck
J.M. Paternotte
L.G.F. ens
M.D. Shahsavari-Jansen
LR. Evans-Knaup
A. van der Velde
LMH. Schimmelpennink
2
12
117
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 944
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 6 november 2013
Ingekomen onder 906’
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer Poorter en de heer Mulder inzake
de begroting voor 2014 (stimuleringsgelden informele respijtzorg).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— de raad het amendement van het raadslid de heer Poorter heeft aangenomen
waarin 1,5 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor het verbeteren van de respijtzorg
voor mantelzorgers;
— mantelzorgers onmisbaar zijn voor de stad en voor de mensen die zij dagelijks
verzorgen;
— mantelzorg een zware wissel kan trekken op het leven van familieleden en
vrienden, en respijtzorg dus cruciaal is om mantelzorgers af en toe te kunnen
ontlasten;
— het nodig en wenselijk is om nu te investeren in nieuwe en aanvullende vormen
van respijtzorg zodat Amsterdam in 2015 klaar is voor de decentralisatie van
de langdurige zorg uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en
de omvorming van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);
— diverse mantelzorgorganisaties hebben aangegeven dat het belangrijk is te
investeren in de ‘infrastructuur’ van respijtzorg, beter dan in enkele projecten,
Besluit:
— de uitgave van middelen voor de respijtzorg te spreiden over twee jaar (2014
en 2015, elk 750.000 euro} en voor het jaar 2015 een reservering te maken;
— de middelen aan te wenden voor initiatieven op het gebied van het verbeteren
van informatievoorziening, lotgenotengroepen, Alzheimercafés, startsubsidies
voor nieuwe projecten, bemiddeling bij maatjesprojecten, enz.;
— het college op te dragen voorwaarden voor de aanvraag op te stellen en deze
vóór januari 2014 voor te leggen aan de raad.
De leden van de gemeenteraad,
M.F. Poorter
M. Mulder
13
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 947
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 15 november 2013
Ingekomen onder 909’
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Toonk inzake de begroting voor 2014
(stimuleren onderwijs van meer- en hoogbegaafden).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Constaterende dat:
— de gemeenteraad in 2012 een initiatiefvoorstel van Toonk c.s. heeft aangenomen
getiteld: ‘Bijzonder talent verdient bijzondere aandacht’, waarmee de ambitie
werd onderschreven om passend onderwijs te realiseren voor meer- en
hoogbegaafde leerlingen;
Overwegende dat:
— in vorenstaand initiatiefvoorstel het college werd opgeroepen om voorafgaand
aan de begroting 2013 met concrete voorstellen te komen ten behoeve van het
stimuleren van onderwijs aan meer- en hoogbegaafden;
— uit onderzoek dat dit jaar door O+S is uitgevoerd blijkt dat er een veel grotere
behoefte aan dit type onderwijs is dan op dit moment wordt aangeboden;
— mede uit dit onderzoek naar voren komt dat vroegsignalering een van de zaken is
die meer aandacht verdient;
— de gemeente Amsterdam hierbij een ondersteunende rol kan spelen en dit vanuit
het belang van de Amsterdamse kinderen en schoolbesturen zeer gewenst is,
Besluit:
— de begroting 2014 zodanig te wijzigen dat een bedrag van 200.000 euro binnen
het budget Passend Onderwijs / Speciaal Onderwijs (SO) (voormalig budget
bestedingsplan SO) expliciet gelabeld wordt voor beter onderwijs aan meer- en
hoogbegaafde kinderen;
— de helft van dit bedrag (100.000 euro) vóór 1 maart 2014 als aanjaagpremie te
verdelen onder de één tot drie schoolbesturen die vóór 1 februari 2014 de beste
plannen presenteren om het onderwijs aan meer- en hoogbegaafde kinderen te
verbeteren.
Het lid van de gemeenteraad,
W.L. Toonk
14
119
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 953
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 6 november 2013
Ingekomen onder 917’
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden de heer De Goede, mevrouw Van der Heijden en
de heer Ivens inzake de begroting voor 2014 (Amsterdam als Fair Trade gemeente).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— Amsterdam zijn welvaart in het verleden voor een groot deel verdiend heeft met
oneerlijke handel (waaronder slavenhandel);
— het dit jaar 150 jaar geleden is dat Nederland de slavernij heeft afgeschaft;
— _hettijd wordt dat Amsterdam iets terugdoet door een stad van eerlijke handel te
worden;
— onderdeel hiervan is het predicaat “Fair Trade gemeente” te worden;
— er binnen en buiten de gemeentelijke organisatie hier een aantal activiteiten voor
nodig zijn, zoals actieve deelname van de gemeente in de lokale Fair-Trade-
werkgroep, het organiseren van evenementen en het opzetten en onderhouden
van een website,
Besluit:
een bedrag van € 30.000 uit te trekken om als Amsterdam een Fair Trade gemeente
te worden door onder meer het certificaat “Fair Trade gemeente” te behalen en dit te
dekken uit begrotingspost 3100401 (Citymarketing en toerisme).
De leden van de gemeenteraad,
M. de Goede
L.B. van der Heijden
L.G.F. vens
15
120
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 955
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 7 november 2013
Ingekomen onder 923”
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van de raadsleden mevrouw Combrink en de Poorter inzake
de begroting voor 2014 (boerderij-educatie).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— _boerderij-educatie de afgelopen jaren duizenden schoolkinderen heeft laten
ervaren waar hun voedsel vandaan komt met een educatief boerderijbezoek,
naar heel veel tevredenheid van alle betrokkenen;
— de gemeenteraad in 2012 heeft besloten, boerderij-educatie te laten
voortbestaan;
— intussen gewerkt wordt aan een voedselvisie, waar vele partijen samenwerken
aan een breder samenhangend pakket voor voedseleducatie waar boerderij
educatie onderdeel van uit kan maken;
— het zeer zonde en vreemd zou zijn gedurende dit proces boederij-educatie alsnog
te laten vallen;
— het voornemen bestaat dit te dekken uit het deel van de groengelden,
gereserveerd voor de voedselvisie, maar aangezien deze nog niet is vastgesteld,
nog onduidelijk en onzeker is of boerderij-educatie voortgezet kan worden in
2014,
Besluit:
— te zorgen dat boerderij-educatie in 2014 kan worden voortgezet;
— de benodigde 25.000 euro hiervoor te dekken uit de groengelden.
De leden van de gemeenteraad,
T.J. Combrink
M.F. Poorter
16
121
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 1020
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 6 november 2013
Ingekomen onder R
Behandeld op 7 november 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Van Lammeren inzake de begroting voor 2014
(doelstellingen subsidie dierenwelzijn).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— in de begroting slechts in enkele zinnen aandacht wordt besteed aan
dierenwelzijn (blz. 172, paragraaf 6.4);
— hetineen begroting en bij het verstrekken van subsidies van belang is om
transparant te zijn over de doelen, lasten en baten;
— de gemeente geen doelen en baten heeft omschreven ten aanzien van
dierenwelzijn;
— de stad wel degelijk profiteert van een goed dierenwelzijnsbeleid, zodat gemaakte
kosten zich gedeeltelijk laten terugverdienen,
Besluit:
in de begroting van 2014 de volgende tekstuele wijzigingen door te voeren:
— _na het tussenkopje ‘Lasten’ op blz. 172 van de begroting 2014 een tussenkopje
‘Baten’ toe te voegen, met daaronder de volgende tekst:
“Verbetering van dierenwelzijn in de stad, reductie van de zwerfkattenpopulatie,
diervriendelijk en duurzaam populatiebeheer van vrij levende dieren, een groter
maatschappelijk bewustzijn van belangen en welzijn van dieren in de stad”;
— _na het tussenkopje Wat gaan we ervoor doen’ de volgende alinea toe te voegen:
“Kwalitatieve en kwantitatieve prestatieafspraken maken met de dierenwelzijns-
organisaties in Amsterdam over hoe zij de wettelijke taken en de zorgplicht van
de gemeente uitvoeren, professionalisering van de dierenwelzijnsketen, realisatie
van goede opvang voor alle diersoorten, verbetering van de noodhulp aan dieren,
voorkomen van gedwongen afstand, afremmen van impulsaankopen.”
Het lid van de gemeenteraad,
J.F.W. van Lammeren
17
122
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
18
123
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
2. Verwerking amendementen
Dienstjaar 2014
124
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
De volgende tekstuele aanpassingen aan de begroting zijn gedaan naar aanleiding van
aangenomen amendementen:
Amendement 933, gemeentelijk vastgoedbezit
Op pagina 36 van de (raadsversie van de) Begroting 2014 staat de volgende tekst:
Maatregel 18 Vastgoedstrategie
De maatregel 18 Vastgoedstrategie, 19 Facturatie- en Incasso en 21 Huisvesting stadsdelen
leveren geen besparing in 2014. Deze (nog niet aan de lijn overgedragen) maatregelen wordt
uitgewerkt onder de verantwoordelijkheid van het programma Organisatieontwikkeling.
Maatregel 18 Vastgoedstrategie is gericht op hoe om te gaan met de vastgoedportefeuille van
de gemeente Amsterdam. Eind september wordt door de trekker gerapporteerd over
mogelijke besparingscenario’s en dan wordt er een taakstelling aan verbonden.
Deze tekst wordt vervangen door de volgende tekst:
Maatregel 18 Vastgoedstrategie
De maatregelen 19 Facturatie- en Incasso en 21 Huisvesting stadsdelen leveren geen
besparing in 2014. Deze (nog niet aan de lijn overgedragen) maatregelen wordt uitgewerkt
onder de verantwoordelijkheid van het programma Organisatieontwikkeling. Maatregel 18
Vastgoedstrategie is gericht op hoe om te gaan met de vastgoedportefeuille van de gemeente
Amsterdam. Eind september wordt door de trekker gerapporteerd over mogelijke
besparingscenario’s en dan wordt er een taakstelling aan verbonden. In 2014 wordt gestart
met de verkoop van gemeentelijk vastgoed dat de gemeente op de markt wil brengen.
Amendement 941, opkomstbevordering gemeenteraadsverkiezingen
Op pagina 21 van de (raadsversie van de) Begroting 2014 ín de bestuurlijk hoofdlijnen onder
10, wordt de volgende paragraaf opgenomen:
Voor een goed functionerende democratie is representativiteit en draagvlak van belang. In
2014 zijn gemeenteraadsverkiezingen en verkiezingen voor het Europese Parlement. De
opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 was een teleurstellende 51,4%. Het
gemeentebestuur streeft naar een opkomst van minimaal 65% in heel Amsterdam en een
substantiële verhoging van de opkomst in de stadsdelen waar de opkomst laag was en onder
specifieke groepen. De uitdaging is de kenbaarheid van de verkiezingen en de
verkiezingsdatum te vergroten alsook het besef onder de Amsterdammers van het belang dat
zij hebben. Het college zal een campagne (doen) organiseren ter bevordering van de
opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2014. Hiervoor wordt € 400.000 bestemd uit
het budget communicatie en externe betrekkingen. Bij de campagne worden zoveel mogelijk
(nieuwe) Amsterdamse initiatieven voor opkomstbevordering betrokken.
Op pagina 294, onder 13.2.2, wordt als laatste punt toegevoegd:
Voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 wordt een campagne ter bevordering van de
opkomst georganiseerd. Hierbij wordt zowel een mediacampagne ingekocht alsook (nieuwe)
Amsterdamse initiatieven voor opkomstbevordering betrokken.
Op pagina 294, onder 13.2.3 (lasten), wordt als laatste punt toegevoegd:
€ 400.000, Campagne opkomstbevordering gemeenteraadsverkiezingen en Europese
verkiezingen 2014.
Op pagina 279 staat de volgende tekst onder 12. 1.3 (Bestuur en Concern, lasten), het derde
punt
€ 4,6 miljoen voor communicatie en externe betrekkingen van de Gemeente Amsterdam”
20
125
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Deze tekst wordt vervangen door de volgende tekst:
€ 4,225 miljoen voor communicatie en externe betrekkingen van de Gemeente Amsterdam.
Amendement 1020, doelstellingen subsidie dierenwelzijn
Op pagina 162 van de (raadsversie van de) Begroting 2014 staat de volgende tekst:
6.4.2 Wat gaan we ervoor doen?
Voor het toekennen en afwikkelen van subsidies aan dierenwelzijnsorganisaties is in de
gemeentebegroting een klein budget opgenomen voor ambtelijke ondersteuning. Het budget
is net voldoende voor uitvoering van de werkzaamheden op uurbasis. Het gaat uitsluitend om
wettelijke taken. Voor bestuursondersteuning, beleidsvorming en communicatie is geen
budget beschikbaar.
Deze tekst wordt aangevuld met de volgende alinea:
Kwalitatieve en kwantitatieve prestatieafspraken maken met de dierenwelzijns-organisaties in
Amsterdam over hoe zij de wettelijke taken en de zorgplicht van de gemeente uitvoeren,
professionalisering van de dierenwelzijnsketen, realisatie van goede opvang voor alle
diersoorten, verbetering van de noodhulp aan dieren, voorkomen van gedwongen afstand,
afremmen van impulsaankopen.
Verder wordt op pagina 162, onder het kopje Lasten, de volgende tekst toegevoegd
Baten
Verbetering van dierenwelzijn in de stad, reductie van de zwerfkattenpopulatie, diervriendelijk
en duurzaam populatiebeheer van vrij levende dieren, een groter maatschappelijk bewustzijn
van belangen en welzijn van dieren in de stad.
21
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Verwerking amendementen
Motie Verwerking
# _ Omschrijving Volgnummer Bedrag Programma
925 Groene Lopers (865') 2140105 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds 100.000 5 Verkeer en infrastructuur
voor mobiliteit in de stad
9809529 Dotatie Mobiliteitsfonds voor een 100.000 5 Verkeer en infrastructuur
goed beheerde stedelijke infrastructuur
928 Uitvoering 2140108 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds 250.000 5 Verkeer en infrastructuur
Amsterdams voor een verkeersveilige stad
snorfietsbeleid;
invoering
scootercontroles
9809525 Dotatie Mobiliteitsfonds voor 100.000 5 Verkeer en infrastructuur
behoud en verbeteren OV
9809527 Dotatie Mobiliteitsfonds voor betere 150.000 5 Verkeer en infrastructuur
bereikbaarheid in stad en regio
935 Behoud de 6200301 Maatschappelijke opvang en 25.000 3 Zorg
Rechtswinkel drugshulpverlening
Amsterdam
938 Beveiliging religieuze 1400601 Veiligheidsplan 125.000 1 Openbare orde en veiligheid
en maatschappelijke
instellingen
940 Aanpak zakkenrollerij 1400601 Veiligheidsplan 50.000 1 Openbare orde en veiligheid
941 Opkomstbevordering 0020204 Communicatie 400.000 12 Bestuur en concern
gemeenteraadsverkie
zingen
944 Stimuleringsgelden 9802677 Dotatie reserve Stimuleringsgelden 750.000 3 Zorg
informele respijtzorg _ informele respijtzorg
947 Stimuleren onderwijs 4800413 (V)SO en Passend Onderwijs 200.000 4 Educatie, jeugd en diversiteit
van meer- en
hoogbegaafden
353 Amsterdam als Fair 3100401 Citymarketing en toerisme 30.000 9 Economie en haven
Trade gemeente
955 Boerderij-educatie 5600106 Incidentele groenmiddelen 25.000 6 Openbare ruimte en groen, sport
en recreatie
2.305.000
22
127
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Dekking amendementen
Motie Dekking
# _ Omschrijving Volgnummer Bedrag Programma
925 Groene Lopers (865') 2140109 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds 100.000 5 Verkeer en
voor een hele en mooie stad infrastructuur
9809525 Dotatie Mobiliteitstonds voor 100.000 5 Verkeer en
behoud en verbeteren OV infrastructuur
928 Uitvoering Amsterdams _ 2140105 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds 100.000 5 Verkeer en
snorfietsbeleid; voor mobiliteit in de stad infrastructuur
invoering
scootercontroles
2140107 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds 150.000 5 Verkeer en
voor betere bereikbaarheid van de stad infrastructuur
9809528 Dotatie Mobiliteitsfonds voor een 250.000 5 Verkeer en
veiligere stad infrastructuur
935 Behoud de 9801024 Dotatie reserve OOV (BMO) 25.000 1 Openbare orde en
Rechtswinkel veiligheid
Amsterdam
938 Beveiliging religieuze en 9801024 Dotatie reserve OOV (BMO) 75.000 1 Openbare orde en
maatschappelijke veiligheid
instellingen
9801063 Dotatie reservering 50.000 1 Openbare orde en
Decentralisatiegelden OOV veiligheid
940 Aanpak zakkenrollerij 1400601 Veiligheidsplan 50.000 1 Openbare orde en
veiligheid
941 _Opkomstbevordering 0020204 Communicatie 375.000 12 Bestuur en concern
gemeenteraadsverkiezin
gen
0060101 Raadsbudget 25.000 12 Bestuur en concern
944 _ Stimuleringsgelden 6220104 Maatschappelijk meedoen 750.000 3 Zorg
informele respijtzorg
947 Stimuleren onderwijs 4800413 (V)SO en Passend Onderwijs 200.000 4 Educatie, jeugd en
van meer- en diversiteit
hoogbegaafden
953 Amsterdam als Fair 3100401 Citymarketing en toerisme 30.000 9 Economie en haven
Trade gemeente
955 _Boerderij-educatie 5600106 Incidentele groenmiddelen 25.000 6 Openbare ruimte en
groen, sport en recreatie
2.305.000
Pagina 1 van 1
23
128
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
24
129
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
3. Administratieve wijzigingen
Dienstjaar 2014
130
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Verwerking administratieve reden
Reden Verwerking
Omschrijving Volgnummer Bedrag Programma
Aanpassen budget 4800420 Onderwijsbudget stadsdeel Oost 30.000 4 Educatie, jeugd en
centralisatie Onderwijs diversiteit
(stadsdelen en
stadsdeelfonds)
4800422 Onderwijsbudget stadsdeel Zuid 600.492 4 Educatie, jeugd en
diversiteit
9210201 Uitkering uit het Stadsdeelfonds 12.818.366 14 Algemene
dekkingsmiddelen
Lastenverlichting 9380101 Reclamebelasting 100.974 14 Algemene
ondernemers dekkingsmiddelen
Maatregelen 1 Stad 1 0020102 Bestuursdienst 24.753 12 Bestuur en concern
Opgave
1400601 Veiligheidsplan 300.000 1 Openbare orde en
veiligheid
5600105 Beleidscapaciteit openbare 53.970 6 Openbare ruimte en
ruimte en groen groen, sport en
recreatie
7230120 Milieu 21.590 8 Milieu en water
8100101 Dienst Ruimtelijke Ordening - 284.240 11 Stedelijke
Ruimtelijke Ordening ontwikkeling
8100102 Dienst Ruimtelijke Ordening - 539.690 10 Facilitair en
Overige opdrachten bedrijven
9210201 Uitkering uit het Stadsdeelfonds 1.240.566 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9220229 Ingenieursbureau Amsterdam 46.580 10 Facilitair en
bedrijven
9220246 Projectmanagementbureau 113.180 10 Facilitair en
bedrijven
9600132 Dienst Ruimtelijke Ordening 931.491 14 Algemene
dekkingsmiddelen
Taakstelling DICT 9220112 Nog functioneel te verwerken 2.697.081 14 Algemene
posterioriteiten dekkingsmiddelen
Actualisatie meerjaren 6140201 Armoedebeleid 300.000 2 Werk en inkomen
beleidsplan 2012-2015
inkomen en
armoedebestrijding
Jeugdwerkloosheid 4800410 Voortijdig schoolverlaten 1.500.000 4 Educatie, jeugd en
diversiteit
Uitname stadsdeelfonds 9220110 Prioriteiten met een budgettair 400.000 14 Algemene
ivm ‘programma samen neutraal karakter dekkingsmiddelen
doen!
Investeren in toezicht; 9801070 Dotatie reserve Regie-unit OBT 2.500.000 1 Openbare orde en
tranche 2014 veiligheid
Opheffing Dienst Milieuen 7230105 Dienst Milieu en Bouwtoezicht 13.717.180 8 Milieu en water
Bouwtoezicht (milieu)
8220106 Dienst Milieu en Bouwtoezicht 8.818.510 11 Stedelijke
(bouwtoezicht) ontwikkeling
9210201 Uitkering uit het Stadsdeelfonds 4.270.740 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600119 Dienst Milieu en Bouwtoezicht 20.891.860 14 Algemene
dekkingsmiddelen
72.801.263
26
131
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Dekking administratieve reden
Reden Dekking
Omschrijving Volgnummer Bedrag Programma
©
Aanpassen budget 4800418 Onderwijsbudget stadsdeel 906.208 4 Educatie, jeugd en
centralisatie Onderwijs Centrum diversiteit
(stadsdelen en
stadsdeelfonds)
4800419 Onderwijsbudget stadsdeel 1.851.626 4 Educatie, jeugd en
Noord diversiteit
4800420 Onderwijsbudget stadsdeel Oost 2.170.739 4 Educatie, jeugd en
diversiteit
4800421 Onderwijsbudget stadsdeel 1.333.456 4 Educatie, jeugd en
Zuidoost diversiteit
4800422 Onderwijsbudget stadsdeel Zuid 1.942.162 4 Educatie, jeugd en
diversiteit
4800423 Onderwijsbudget stadsdeel 3.693.811 4 Educatie, jeugd en
West diversiteit
4800424 Onderwijsbudget stadsdeel 1.550.856 4 Educatie, jeugd en
Nieuw West diversiteit
Lastenverlichting 9220301 Onvoorziene uitgaven 7.418 14 Algemene
ondernemers dekkingsmiddelen
9380101 Reclamebelasting 93.556 14 Algemene
dekkingsmiddelen
Maatregelen 1 Stad 1 0020805 Bureau Gemeentelijke 8.251 12 Bestuuren concern
Opgave Ombudsman
0060103 Griffie 8.251 12 Bestuur en concern
0060205 Gemeenschappelijke regeling 8.251 12 Bestuuren concern
Rekenkamer
1400601 Veiligheidsplan 100.000 1 Openbare orde en
veiligheid
2140105 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds 100.000 5 Verkeer en
voor mobiliteit in de stad infrastructuur
7210203 Gemeentelijke 200.000 8 Milieu en water
afvalsorteerstations
8100102 Dienst Ruimtelijke Ordening - 539.690 10 Facilitair en bedrijven
Overige opdrachten
9210201 Uitkering uit het Stadsdeelfonds 1.300.000 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9220229 Ingenieursbureau Amsterdam 46.580 10 Facilitair en bedrijven
9220246 Projectmanagementbureau 113.180 10 Facilitair en bedrijven
9600132 Dienst Ruimtelijke Ordening 931.491 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9800147 Dotatie reserve frictiekosten 1 200.366 14 Algemene
Stad 1 Opgave dekkingsmiddelen
Taakstelling DICT 0020102 Bestuursdienst 196.034 12 Bestuur en concern
0020201 Dienstverlening en Facilitair 82.151 10 Facilitair en bedrijven
Management
0020526 ABC-pool 1.680 10 Facilitair en bedrijven
0020527 AGA 2.406 10 Facilitair en bedrijven
0020702 Dienstverlening (incl. CCA) 31.776 13 Dienstverlening
2110213 Stelpost bezuiniging 78.212 5 Verkeer en
apparaatskosten dIVV infrastructuur
3100501 Ondernemerschap 3.381 9 Economie en haven
3100902 Apparaatskosten Economische 22.535 9 Economie en haven
Zaken
5600103 Amsterdamse Bos 529 6 Openbare ruimte en
groen, sport en recreatie
6110102 Pantar 65.245 2 Werk en inkomen
7140203 Overige activiteiten 285.739 3 Zorg
8100303 Bestuurlijke begeleiding Zuidas 4,847 11 Stedelijke ontwikkeling
9220224 Onderzoek en Statistiek 1.111 12 Bestuur en concern
27
132
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Omschrijving Volgnummer Bedrag Programma
9220240 Materiaaldienst 14.232 10 Facilitair en bedrijven
9220246 Projectmanagementbureau 37.770 10 Facilitair en bedrijven
9220247 ACAM Accountancy en Advies 35.015 10 Facilitair en bedrijven
9600137 Dienst Maatschappelijke 182.076 14 Algemene
Ontwikkeling dekkingsmiddelen
9600138 Apparaatskosten DWZS 60.089 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600303 Stelpost nominaal 11.829 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600304 Stelpost Nominaal 39.417 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600312 Stelpost Nominaal 26.740 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600320 Stelpost Nominaal 67.040 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600329 Stelpost nominaal 76.147 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600331 Stelpost Nominaal 352.438 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600332 Stelpost Nominaal 62.493 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600334 Stelpost Nominaal 65.171 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600337 Stelpost Nominaal 15.815 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600350 Stelpost nominaal 242.873 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600370 Stelpost nominaal 44.591 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600380 Stelpost Nominaal 510.923 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600395 Stelpost Nominaal 56.876 14 Algemene
dekkingsmiddelen
9600396 Stelpost nominaal 19.900 14 Algemene
dekkingsmiddelen
Actualisatie meerjaren 6140301 Schuldhulpverlening en 300.000 2 Werk en inkomen
beleidsplan 2012-2015 Inkomensbeheer
inkomen en
armoedebestrijding
Jeugdwerkloosheid 6110419 Bestrijding jeugdwerkloosheid 1.500.000 2 Werk en inkomen
Uitname stadsdeelfonds 9210201 Uitkering uit het Stadsdeelfonds 400.000 14 Algemene
ivm ‘programma samen dekkingsmiddelen
doen’
Investeren in toezicht; 9800116 Dotatie reserve meerwaarden 2.500.000 14 Algemene
tranche 2014 afkoopsommen Grondbedrijf dekkingsmiddelen
Opheffing Dienst Milieu en _ 7220406 Analyse bedrijfsafvalwater 71.880 8 Milieu en water
Bouwtoezicht
7230105 Dienst Milieu en Bouwtoezicht 12.269.220 8 Milieu en water
(milieu)
7230116 Budget ten behoeve van de 5.199.570 8 Milieu en water
stadsdelen voor uit te voeren milieutaken
8220106 Dienst Milieu en Bouwtoezicht 9.930.530 11 Stedelijke ontwikkeling
(bouwtoezicht)
9600119 Dienst Milieu en Bouwtoezicht 20.221.090 14 Algemene
dekkingsmiddelen
72.801.263
28
133
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
4. Begrotingswijziging
per programma
Dienstjaar 2014
134
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Volgnummer Omschrijving Lasten Baten
€ €
1 Openbare orde en veiligheid
11 De veiligheid in alle 78 buurten is verbeterd
1400601 Veiligheidsplan
Rompbegroting 15.535.204 1.630.000
Motie 940: Aanpak zakkenrollerij 0 0
Motie 938: Beveiliging religieuze en maatschappelijke 125.000 0
instellingen
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 200.000 0
Begroting na wijziging 15.860.204 1.630.000
9801024 Dotatie reserve OOV (BMO)
Rompbegroting 0 322.665
Motie 935: Behoud de Rechtswinkel Amsterdam 6 25.000
Motie 938: Beveiliging religieuze en maatschappelijke 0 75.000
instellingen
Begroting na wijziging 0 422.665
9801063 Dotatie reservering Decentralisatiegelden OOV
Rompbegroting 0 850.000
Motie 938: Beveiliging religieuze en maatschappelijke 0 50.000
instellingen
Begroting na wijziging 0 900.000
9801070 Dotatie reserve Regie-unit OBT
Rompbegroting 0 300.000
Administratief: Investeren in toezicht; tranche 2014 2.500.000 0
Begroting na wijziging 2.500.000 300.000
2 Werk en inkomen
2.1 Meer Amsterdammers ontwikkelen zich naar werk
6110419 Bestrijding jeugdwerkloosheid
Rompbegroting 5.098.660 0
Administratief: Jeugdwerkloosheid -1.500.000 0
Begroting na wijziging 3.598.660 0
2.3 Een deel van de Amsterdammers in de Wet Sociale
Werkvoorziening werkt bij reguliere werkgevers
6110102 Pantar
Rompbegroting 0 7.000.000
Administratief: Taakstelling DICT -65.245 0
Begroting na wijziging -65.245 7.000.000
2.6 Amsterdamse minima krijgen aanvullende
inkomensvoorzieningen aangeboden en hun participatie
wordt bevorderd
6140201 Armoedebeleid
Rompbegroting 41.834.320 1.774.000
Administratief: Actualisatie meerjaren beleidsplan 2012-2015 900.000 0
inkomen en armoedebestrijding
Begroting na wijziging 42.734.320 1.774.000
2.7 Versterken van de schuldhulpverlening
6140301 Schutdhuipverlening en Inkomensbeheer
Rompbegroting 17.084.000 0
Administratief: Actualisatie meerjaren beleidsplan 2012-2015 900.000 0
inkomen en armoedebestrijding
Begroting na wijziging 16.184.000 0
30
135
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Volgnummer Omschrijving Lasten Baten
3 Zorg
3.1 Amsterdammers kunnen volwaardig participeren en kiezen
uit een samenhangend pakket van zorg- woon- en
mobiliteitsvoorzieningen
6220104 Maatschappelijk meedoen
Rompbegroting 5.217.836 0
Motie 944: Stimuleringsgelden informele respijtzorg -750.000 0
Begroting na wijziging 4.467.836 0
9802677 Dotatie reserve Stimuleringsgelden informele respijtzorg
Rompbegroting 0 0
Motie 944: Stimuleringsgelden informele respijtzorg 750.000 0
Begroting na wijziging 750.000 0
3.2 Amsterdammers die dak- of thuisloos zijn, of dreigen te
worden, ontvangen zorg
6200301 Maatschappelijke opvang en drugshulpverlening
Rompbegroting 58.465.940 235.000
Motie 935: Behoud de Rechtswinkel Amsterdam 25.000 6
Begroting na wijziging 58.490.940 235.000
3.5 Amsterdammers hebben toegang tot kwalitatief goede
openbare gezondheidszorg
7140203 Overige activiteiten
Rompbegroting 4.926.066 3.492.222
Administratief: Taakstelling DICT -285.739 0
Begroting na wijziging 4.640.327 3.492.222
4 Educatie, jeugd en diversiteit
4.1 De Amsterdamse jeugd doorloopt een volledige
schoolloopbaan op goede en aantrekkelijke scholen
4800410 Voortijdig schoolverlaten
Rompbegroting 7.595.561 4.000.000
Administratief: Jeugdwerkloosheid 1.500.000 0
Begroting na wijziging 9.095.561 4.000.000
4800413 (V)SO en Passend Onderwijs
Rompbegroting 2.017.001 0
Motie 947: Stimuleren onderwijs van meer- en hoogbegaafden 0 0
Begroting na wijziging 2.017.001 0
4800418 Onderwijsbudget stadsdeel Centrum
Rompbegroting 6.610.798 1.000.000
Administratief: Aanpassen budget centralisatie Onderwijs 606.208 300.000
(stadsdelen en stadsdeelfonds)
Begroting na wijziging 6.004.590 1.300.000
4800419 Onderwijsbudget stadsdeel Noord
Rompbegroting 18.345.156 5.410.456
Administratief: Aanpassen budget centralisatie Onderwijs -1.851.626 0
(stadsdelen en stadsdeelfonds)
Begroting na wijziging 16.493.530 5.410.456
4800420 Onderwijsbudget stadsdeel Oost
Rompbegroting 21.151.160 5.753.242
Administratief: Aanpassen budget centralisatie Onderwijs -2.170.739 -30.0600
(stadsdelen en stadsdeelfonds)
Begroting na wijziging 18.980.421 5.723.242
4800421 Onderwijsbudget stadsdeel Zuidoost
Rompbegroting 15.672.947 6.019.574
Administratief: Aanpassen budget centralisatie Onderwijs 1.333.456 0
(stadsdelen en stadsdeelfonds)
Begroting na wijziging 14.339.491 6.019.574
31
136
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Volgnummer Omschrijving Lasten Baten
4800422 Onderwijsbudget stadsdeel Zuid
Rompbegroting 17.430.683 4.077.469
Administratief: Aanpassen budget centralisatie Onderwijs 1.942.162 -600.492
(stadsdelen en stadsdeelfonds)
Begroting na wijziging 15.488.521 3.476.977
4800423 Onderwijsbudget stadsdeel West
Rompbegroting 16.882.031 3.397.530
Administratief: Aanpassen budget centralisatie Onderwijs -2.352.559 1.341.252
(stadsdelen en stadsdeelfonds)
Begroting na wijziging 14.529.472 4.738.782
4800424 Onderwijsbudget stadsdeel Nieuw West
Rompbegroting 27.531.131 10.113.263
Administratief: Aanpassen budget centralisatie Onderwijs -1.550.856 0
(stadsdelen en stadsdeelfonds)
Begroting na wijziging 25.980.275 10.113.263
5 Verkeer en infrastructuur
5.1 Minder ernstige verkeersslachtoffers
2140108 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds voor een verkeersveilige stad
Rompbegroting 5.000.000 0
Motie 928: Uitvoering Amsterdams snorfietsbeleid; invoering 250.000 0
scootercontroles
Begroting na wijziging 5.250.000 0
9809528 Dotatie Mobiliteitsfonds voor een veiligere stad
Rompbegroting 0 5.000.000
Motie 928: Uitvoering Amsterdams snorfietsbeleid; invoering 0 250.000
scootercontroles
Begroting na wijziging 0 5.250.000
5.3 Amsterdam is bereikbaar
2140107 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds voor betere bereikbaarheid
van de stad
Rompbegroting 10.227.000 0
Motie 928: Uitvoering Amsterdams snorfietsbeleid; invoering 150.000 0
scootercontroles
Begroting na wijziging 10.077.000 0
9809527 Dotatie Mobiliteitsfonds voor betere bereikbaarheid in stad en
regio
Rompbegroting 0 10.227.000
Motie 928: Uitvoering Amsterdams snorfietsbeleid; invoering 0 -150.000
scootercontroles
Begroting na wijziging 0 10.077.000
5.4 Goede mobiliteit in Amsterdam
2110213 Stelpost bezuiniging apparaatskosten dIVV
Rompbegroting -2.044.349 0
Administratief: Taakstelling DICT -78.212 0
Begroting na wijziging -2.122.561 0
2140105 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds voor mobiliteit in de stad
Rompbegroting 22.962.000 0
Motie 928: Uitvoering Amsterdams snorfietsbeleid; invoering -100.000 0
scootercontroles
Motie 925: Groene Lopers (865') 100.000 0
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 0 100.000
Begroting na wijziging 22.962.000 100.000
9809525 Dotatie Mobiliteitsfonds voor behoud en verbeteren OV
Rompbegroting 0 22.962.000
Motie 928: Uitvoering Amsterdams snorfietsbeleid; invoering 0 -100.000
scootercontroles
Motie 925: Groene Lopers (865') 0 100.000
Begroting na wijziging 0 22.962.000
32
137
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Volgnummer Omschrijving Lasten Baten
5.6 Amsterdam is schoon en heel
2140109 Uitgaven uit het Mobiliteitsfonds voor een hele en mooie stad
Rompbegroting 5.082.000 0
Motie 925: Groene Lopers (865') -100.000 0
Begroting na wijziging 4.982.000 0
9809529 Dotatie Mobiliteitsfonds voor een goed beheerde stedelijke
infrastructuur
Rompbegroting 0 5.082.000
Motie 925: Groene Lopers (865') 0 -100.000
Begroting na wijziging 0 4.982.000
6 Openbare ruimte en groen, sport en recreatie
6.1 Een sterkere groenstructuur voor een leefbare en
aantrekkelijke metropoolregio Amsterdam
5600103 Amsterdamse Bos
Rompbegroting 6.201.611 858.770
Administratief: Taakstelling DICT -529 0
Begroting na wijziging 6.201.082 858.770
5600105 Beleidscapaciteit openbare ruimte en groen
Rompbegroting 1.091.970 0
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 53.970 0
Begroting na wijziging 1.145.940 0
5600106 Incidentele groenmiddeten
Rompbegroting 1.683.988 0
Motie 955: Boerderij-educatie 0 0
Begroting na wijziging 1.683.988 0
8 Milieu en water
8.1 Afval en rioolslib worden zo duurzaam mogelijk verwerkt,
binnen het financiële kader
7210203 Gemeentelijke afvalsorteerstations
Rompbegroting 0 0
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave -200.000 0
Begroting na wijziging -200.0600 0
8.2 Amsterdam is vitaal, leefbaar en duurzaam
7220406 Analyse bedrijfsafvalwater
Rompbegroting 77.880 0
Administratief: Opheffing Dienst Milieu en Bouwtoezicht -77.880 0
Begroting na wijziging 0 0
7230105 Dienst Milieu en Bouwtoezicht (milieu)
Rompbegroting 12.049.900 4.999.330
Administratief: Opheffing Dienst Milieu en Bouwtoezicht -109.900 -1.557.860
Begroting na wijziging 11.940.000 3.441.470
7230116 Budget ten behoeve van de stadsdelen voor uit te voeren
milieutaken
Rompbegroting 5.199.570 0
Administratief: Opheffing Dienst Milieu en Bouwtoezicht -5.199.570 0
Begroting na wijziging 0 0
7230120 Milieu
Rompbegroting 547.320 0
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 21.590 0
Begroting na wijziging 568.910 0
33
138
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Volgnummer Omschrijving Lasten Baten
9 Economie en haven
9.2 Een onderscheidend (inter)nationaal vestigingsklimaat
3100501 Ondernemerschap
Rompbegroting 2.593.634 19.230
Administratief: Taakstelling DICT -3.381 0
Begroting na wijziging 2.590.253 19.230
3100902 Apparaatskosten Economische Zaken
Rompbegroting 8.156.477 510.960
Administratief: Taakstelling DICT -22.535 0
Begroting na wijziging 8.133.942 510.960
9.3 Vermarkten van de metropoolregio Amsterdam
3100401 Citymarketing en toerisme
Rompbegroting 6.861.988 1.634.970
Motie 953: Amsterdam als Fair Trade gemeente 0 0
Begroting na wijziging 6.861.988 1.634.970
10 Facilitair en bedrijven
10.2 Efficiënt en effectief uitvoeren van beleidsondersteuning,
projectmanagement en bedrijfsvoering
0020201 Dienstverlening en Facilitair Management
Rompbegroting 48.406.948 43.778.805
Administratief: Taakstelling DICT -82.151 0
Begroting na wijziging 48.324.797 43.778.805
0020526 ABC-pool
Rompbegroting 6.267.755 6.829.593
Administratief: Taakstelling DICT -1.680 0
Begroting na wijziging 6.266.075 6.829.593
0020527 AGA
Rompbegroting 8.651.345 9.487.743
Administratief: Taakstelling DICT -2.406 0
Begroting na wijziging 8.648.939 9.487.743
9220240 Materiaaldienst
Rompbegroting 22.640.000 21.940.000
Administratief: Taakstelling DICT -14.232 0
Begroting na wijziging 22.625.768 21.940.000
9220246 Projectmanagementbureau
Rompbegroting 22.851.810 24.401.480
Administratief: Taakstelling DICT -37.770 0
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 113.180 113.180
Begroting na wijziging 22.927.220 24.514.660
10.3 Efficiënt en effectief uitvoeren van financiële activiteiten
richting burgers en concernonderdelen
9220247 ACAM Accountancy en Advies
Rompbegroting 6.028.000 6.410.000
Administratief: Taakstelling DICT -35.015 0
Begroting na wijziging 5.992.985 6.410.000
10.4 Efficiënt en effectief uitvoeren van beheer, onderhoud en
productontwikkelingstaken binnen de ruimte
8100102 Dienst Ruimtelijke Ordening - Overige opdrachten
Rompbegroting 11.637.505 11.637.505
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 539.690 539.690
Begroting na wijziging 12.177.195 12.177.195
9220229 ingenieursbureau Amsterdam
Rompbegroting 27.359.494 25.708.823
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 46.580 46.580
Begroting na wijziging 27.406.074 25.755.403
34
139
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Volgnummer Omschrijving Lasten Baten
11 Stedelijke ontwikkeling
11.1 De metropoolregio groeit economisch sterk en duurzaam
8100101 Dienst Ruimtelijke Ordening - Ruimtelijke Ordening
Rompbegroting 5.564.503 0
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 284.240 0
Begroting na wijziging 5.848.743 0
8100303 Bestuurlijke begeleiding Zuidas
Rompbegroting 112.500 0
Administratief: Taakstelling DICT -4.847 0
Begroting na wijziging 107.653 0
11.7 Adequaat uitvoeren van de gemeentelijke bouw- en
woningtoezichtstaken
8220106 Dienst Milieu en Bouwtoezicht (bouwtoezicht)
Rompbegroting 9.002.530 6.858.510
Administratief: Opheffing Dienst Milieu en Bouwtoezicht -1.042.530 69.490
Begroting na wijziging 7.960.000 6.928.000
12 Bestuur en concern
12.1 Adviseren en ondersteunen van het college en organiseren
van de bestuurlijke besluitvorming
0020102 Bestuursdienst
Rompbegroting 48.073.388 8.569.696
Administratief: Taakstelling DICT -196.034 0
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 24.753 0
Begroting na wijziging 47.902.107 8.569.696
0020204 Communicatie
Rompbegroting 4.141.257 2.043.904
Motie 941: Opkomstbevordering gemeenteraadsverkiezingen 25.000 0
Begroting na wijziging 4.166.257 2.043.904
12.3 Beschikbaar stellen, publiceren en presenteren van
onderzoeks- en statistische informatie
9220224 Onderzoek en Statistiek
Rompbegroting 5.299.834 3.454.870
Administratief: Taakstelling DICT 1.111 0
Begroting na wijziging 5.298.723 3.454.870
12.5 Griffie
0060101 Raadsbudget
Rompbegroting 1.006.052 0
Motie 941: Opkomstbevordering gemeenteraadsverkiezingen -25.0600 0
Begroting na wijziging 981.052 0
0060103 Griffie
Rompbegroting 1.439.245 10.587
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave -8.251 0
Begroting na wijziging 1.430.994 10.587
0060205 Gemeenschappelijke regeling Rekenkamer
Rompbegroting 1.738.700 0
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave -8.251 0
Begroting na wijziging 1.730.449 0
12.6 Ombudsman
0020805 Bureau Gemeentelijke Ombudsman
Rompbegroting 2.089.612 230.000
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave -8.251 0
Begroting na wijziging 2.081.361 230.000
35
140
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Volgnummer Omschrijving Lasten Baten
13 Dienstverlening
13.1 De gemeente Amsterdam verstrekt informatie en producten
aansluitend op de vraag en behoefte van burger en
ondernemer
0020702 Dienstverlening (incl. CCA)
Rompbegroting 13.266.063 11.075.553
Administratief: Taakstelling DICT -31.776 0
Begroting na wijziging 13.234.287 11.075.553
14 Algemene dekkingsmiddelen
14.2 Uitkering Stadsdeelfonds
9210201 Uitkering uit het Stadsdeelfonds
Rompbegroting 560.390.577 0
Administratief: Opheffing Dienst Milieu en Bouwtoezicht 4.270.740 0
Administratief: Uitname stadsdeelfonds ivm ‘programma samen -400.000 0
doen’
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave -108.555 -49.121
Administratief: Aanpassen budget centralisatie Onderwijs 12.818.366 0
(stadsdelen en stadsdeelfonds)
Begroting na wijziging 576.971.128 -49.121
14.3 Belastingen
9380101 Reclamebelasting
Rompbegroting 0 154.300
Administratief: Lastenverlichting ondernemers -93.556 -100.974
Begroting na wijziging -93.556 53.326
14.4 Erfpacht
9800116 Dotatie reserve meerwaarden afkoopsommen Grondbedrijf
Rompbegroting 0 8.150.000
Administratief: Investeren in toezicht; tranche 2014 0 2.500.000
Begroting na wijziging 0 10.650.000
14.7 Overige algemene dekkingsmiddelen
9220110 Prioriteiten met een budgettair neutraal karakter
Rompbegroting 0 5.505.000
Administratief: Uitname stadsdeelfonds ivm ‘programma samen 400.000 0
doen’
Begroting na wijziging 400.000 5.505.000
9220112 Nog functioneel te verwerken posterioriteiten
Rompbegroting -2.697.081 0
Administratief: Taakstelling DICT 2.697.081 0
Begroting na wijziging 0 0
9220301 Onvoorziene uitgaven
Rompbegroting 2.000.000 0
Administratief: Lastenverlichting ondernemers -7.418 0
Begroting na wijziging 1.992.582 0
9600119 Dienst Milieu en Bouwtoezicht
Rompbegroting 0 0
Administratief: Opheffing Dienst Milieu en Bouwtoezicht 670.770 0
Begroting na wijziging 670.770 0
9600132 Dienst Ruimtelijke Ordening
Rompbegroting 23.020.658 23.425.197
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 899.491 899.491
Begroting na wijziging 23.920.149 24.324 688
9600137 Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Rompbegroting 22.266.725 22.266.725
Administratief: Taakstelling DICT -182.076 0
Begroting na wijziging 22.084.649 22.266.725
9600138 Apparaatskosten DWZS
Rompbegroting 23.911.581 23.911.581
Administratief: Taakstelling DICT -60.089 0
36
141
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Volgnummer Omschrijving Lasten Baten
Begroting na wijziging 23.851.492 23.911.581
9600303 Stelpost nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -11.829 0
Begroting na wijziging -11.829 0
9600304 Stelpost Nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -39.417 0
Begroting na wijziging -39.417 0
9600312 Stelpost Nominaal
Rompbegroting „1 0
Administratief: Taakstelling DICT -26.740 0
Begroting na wijziging -26.741 0
9600320 Stelpost Nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -67.040 0
Begroting na wijziging -67.040 0
9600329 Stelpost nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -76.147 0
Begroting na wijziging -76.147 0
9600331 Stelpost Nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -352.438 0
Begroting na wijziging -352.438 0
9600332 Stelpost Nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -62.493 0
Begroting na wijziging -62.493 0
9600334 Stelpost Nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -65.171 0
Begroting na wijziging -65.171 0
9600337 Stelpost Nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -15.815 0
Begroting na wijziging -15.815 0
9600350 Stelpost nominaal
Rompbegroting -3 0
Administratief: Taakstelling DICT 242.873 0
Begroting na wijziging -242.876 0
9600370 Stelpost nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -44.591 0
Begroting na wijziging -44.591 0
9600380 Stelpost Nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT 510.923 0
Begroting na wijziging 510.923 0
9600395 Stelpost Nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -56.876 0
Begroting na wijziging -56.876 0
9600396 Stelpost nominaal
Rompbegroting 0 0
Administratief: Taakstelling DICT -19.900 0
Begroting na wijziging -19.900 0
9800147 Dotatie reserve frictiekosten 1 Stad 1 Opgave
Rompbegroting 55.100.000 11.065.490
Administratief: Maatregelen 1 Stad 1 Opgave 0 200.366
Begroting na wijziging 55.100.000 11.265.856
37
142
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
38
143
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
5. Recapitulatie begroting
inclusief wijziging
Dienstjaar 2014
144
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Recapitulatie Rekening 2012 Bedragen in €
Nummer Programma Lasten Baten Nadelig saldo Batig saldo
1 Openbare orde en veiligheid 125.722.202 17.011.612 108.710.590 0
2 Werk en inkomen 1.038.272.597 806.141.939 232.130.658 0
3 Zorg 382.669.553 155.491 695 227.177.858 0
4 Educatie, jeugd en diversiteit 206.294.142 76.990.316 129.303.826 0
5 Verkeer en infrastructuur 425.414.088 300.910.690 124.503.398 0
6 Openbare ruimte en groen, sport en recreatie 62.752.382 17.286.589 45.465.793 0
7 Cultuur en monumenten 156.120.976 22.756.756 133.364.220 0
8 Milieu en water 449.734.130 429.699.788 20.034.342 0
9 Economie en haven 151.034.218 166.131.840 0 15.097.622
10 Facilitair en bedrijven 367.994.477 345.164.203 22.830.274 0
1 Stedelijke ontwikkeling 1.488.694.662 1.436.510.326 52.184.336 0
12 Bestuur en concern 84.241.567 16.041.803 68.199.764 0
13 Dienstverlening 69.600.639 36.949.347 32.651.292 0
14 Algemene dekkingsmiddelen 1.811.289.621 3.088.821.799 0 1.277.532.178
Totaal generaal 6.819.835.254 6.915.908.703 1.196.556.351 1.292.629.800
Recapitulatie Begroting 2013 (*) Bedragen in €
Nummer Programma Lasten Baten Nadelig saldo Batig saldo
1 Openbare orde en veiligheid 137.081.894 21.582.950 115.498.944 0
2 Werk en inkomen 1.018.065.336 785.290.440 232.774.896 0
3 Zorg 391.630.132 158.698.289 232.931.843 0
4 Educatie, jeugd en diversiteit 202.287.182 78.232.420 124.054.762 0
5 Verkeer en infrastructuur 795.107.742 655.296.689 139.811.053 0
6 Openbare ruimte en groen, sport en recreatie 62.407.974 14.397.034 48.010.940 0
7 Cultuur en monumenten 138.908.698 23.827.619 115.081.079 0
8 Milieu en water 442.519.310 419.562.083 22957.227 0
9 Economie en haven 125.676.190 148.285.352 0 22.609.162
10 Facilitair en bedrijven 338.907.878 310.469.331 28.438.547 0
1 Stedelijke ontwikkeling 360.521.061 309.370.532 51.150.529 0
12 Bestuur en concern 68.792.516 6.891.508 61.901.008 0
13 Dienstverlening 64.497.358 32.151.813 32.345.545 0
14 Algemene dekkingsmiddelen 1.848.707.166 3.031.054.377 0 1.182.347.211
Totaal generaal 5.995.110.437 5.995.110.437 1.204.956.373 1.204.956.373
gramma ingedeeld dan in de begroting 2013. De cijfers 2013 zijn hierop aangepas
Recapitulatie Begroting 2014 Bedragen in €
Nummer Programma Lasten Baten Nadelig saldo Batig saldo
1 Openbare orde en veiligheid 132.340.418 19.735.147 112.605.271 0
2 Werk en inkomen 1.070.958.353 847.271.664 223.686. 689 0
3 Zorg 395.617.952 161.151.281 234.466.671 0
4 Educatie, jeugd en diversiteit 337.220.705 114.688.987 222.531.718 0
5 Verkeer en infrastructuur 595.642.534 468.477.421 127.165.113 0
6 Openbare ruimte en groen, sport en recreatie 47.684.399 6.478.681 41.205.718 0
7 Cultuur en monumenten 138.077.621 21.967.677 116.109.944 0
8 Milieu en water 445.007.459 421.307.907 23.699.552 0
9 Economie en haven 48.826.775 3.444.548 45.382.227 0
10 Facilitair en bedrijven 352.081.422 327.929 642 24.151.780 0
1 Stedelijke ontwikkeling 396.033.984 342.937.309 53.096.675 0
12 Bestuur en concern 83.201.671 15.709.179 67.492.492 0
13 Dienstverlening 69.170.077 33.453.900 35.716.177 0
14 Algemene dekkingsmiddelen 1.772.876.290 3.100.186.317 0 1.327.310.027
Totaal generaal 5.884.739.660 5.884.739.660 1.327.310.027 1.327.310.027
40
145
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
6. Overzicht investeringen
Dienstjaar 2014
146
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Vervangingsinvesteringen waarvan de kredietverlening door uw raad
worden geautoriseerd
a a
(bedragen in 8 [Investerings
som (bedragen
in 9
Afval Energie Bedrif
Dienst Basisinformatie
Dienst ICT
Dienst Infrastructuur, Verke
A
95.14.0203 |averse machines eninstalates2 | ________| 105.000)
Dienst Maatschappelijke O
Geneeskundige en Gezond
23.14.0965
42
147
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsarchief Amsterdam _ [04.14.0007
04.14.0010
04.14.0013 |Machines en apparaten3 | | 171110]
04.14.0016
04.14.0019 _|Machines en apparatens | … | 21300]
04.14.0023
04.14.0026
04.14.0029
LL Fret | _30026245| 34.933.314 |
43
148
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Investeringsprojecten waarvan de kredietverlening door het college en/of door
uw raad zal plaatsvinden
Naam dienst Omschrijving (nieuwe) investering Uitgaven 2014 [Totale Krediet
(bedragen in [investerings [besluit door
9 som college of
(bedragen in [raad
Dienst
Basisinformatie
[20.14.0019 |Gegevensdistrbutiebasisregistraties(oa. Diva) | - | 4.200.000Jcolege |
Dienst
Infrastructuur, [95.14.0205 |Kadeenwalmurenstadsdeelcentrum 2008 4m 2011 | - | 12318000Jcolege |
Verkeer en
Vervoer
DFM
92.14.0002 |ProjectschictA | _____- | _250.000|colege |
joea_______|3114.0024 |Marineetabissement | - | ssooooofraad |
LL kee | ses42475| 11150395) |
44
149
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
7. Begrotingen van de 7 stadsdelen
Dienstjaar 2014
150
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Centrum X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
1 Dienstverlening
Baten 10.541 10.541
Lasten 16.196 16.196
Saldo voor bestemming -5.655 -5.655
Dotatie reserve 250 250
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -5.905 -5.905
2 Openbare Orde en Veiligheid
Baten 80 80
Lasten 2515 2.515
Saldo voor bestemming -2,435 -2.435
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -2.435 -2.435
3 Verkeer en Infrastructuur
Baten 44.534 44.534
Lasten 30.945 30.945
Saldo voor bestemming 13.589 13.589
Dotatie reserve 45.441 45.441
Onttrekking reserve 31.799 31.799
Saldo na bestemming -53 -53
4 Werk, Inkomen en Economie
Baten 4.153 4.153
Lasten 7.808 7.808
Saldo voor bestemming -3.655 -3.655
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -3.655 -3.655
5 Jeugd en Onderwijs
Baten 1.000 -1.300 Onderwijs -300
Lasten 12.057 _ -6.005 6.052
Saldo voor bestemming -11.057 4.705 -6.352
Dotatie reserve 1.425 1.425
Onttrekking reserve 1.425 1.425
Saldo na bestemming -11.057 4.705 -6.352
6 Welzijn en Zorg
Baten 1.171 1.171
Lasten 7.680 7.680
Saldo voor bestemming -6.509 -6.509
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -6.509 -6.509
46
151
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Centrum X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
7 Sport en Recreatie
Baten 1.057 1.057
Lasten 3.864 3.864
Saldo voor bestemming -2.807 -2.807
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 6 6
Saldo na bestemming -2.801 -2.801
8 Cultuur en Monumenten
Baten
Lasten 2.067 -414 Bibliotheken 1.653
Saldo voor bestemming -2.067 414 -1.653
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 50 50
Saldo na bestemming -2.017 414 „1.603
9 Openbare Ruimte en Groen
Baten 12.744 12.744
Lasten 65.401 65.401
Saldo voor bestemming -52.657 -52.657
Dotatie reserve 11.260 11.260
Onttrekking reserve 29.837 2.100 BTW Compensatie Fonds 31.937
Saldo na bestemming -34.080 2.100 -31.980
10 Milieu en Water
Baten 19.104 19.104
Lasten 25.715 25.715
Saldo voor bestemming -6.611 -6.611
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 2.190 2.190
Saldo na bestemming -4,421 „4,421
11 Stedelijke Ontwikkeling
Baten 12.912 12.912
Lasten 20.885 20.885
Saldo voor bestemming -1.973 -1.973
Dotatie reserve 3.245 3.245
Onttrekking reserve 4.720 4.120
Saldo na bestemming -6.498 -6.498
12 Bestuur en Ondersteuning
Baten
Lasten 8.770 8.770
Saldo voor bestemming -8.770 -8.770
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -8.770 -8.770
47
152
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Centrum Centrum x€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
13 Financiering en Algemene Dekkingsmiddelen
Baten 11.386 -5.119 72.267
Lasten 4.446 4.446
Saldo voor bestemming 72.940 -5.119 67.821
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 15.261 -2.100 13.161
Saldo na bestemming 88.201 _ -7.219 80.982
48
153
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Nieuw West X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
1 Dienstverlening
Baten 5.864 5.864
Lasten 11.608 11.608
Saldo voor bestemming -5./44 -5./44
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -5.744 -5.744
2 Openbare Orde en Veiligheid
Baten
Lasten 4.062 4.062
Saldo voor bestemming -4.062 -4.062
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -4.062 -4.062
3 Verkeer en Infrastructuur
Baten 6.595 6.595
Lasten 4677 4.677
Saldo voor bestemming 1.918 1.918
Dotatie reserve 2.940 2.940
Onttrekking reserve 2.523 2.523
Saldo na bestemming 1.501 1.501
4 Werk, Inkomen en Economie
Baten 259 259
Lasten 3.064 3.064
Saldo voor bestemming -2.805 -2.805
Dotatie reserve 8 8
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -2.813 -2.813
5 Jeugd en Onderwijs
Baten 1.698 -10.959 Onderwijs -9.261
Lasten 34.338 _-26.826 1.512
Saldo voor bestemming -32640 15.867 -16.773
Dotatie reserve 879 879
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -33.519 15.867 -17.652
6 Welzijn en Zorg
Baten 1.780 1.780
Lasten 15.762 15.762
Saldo voor bestemming -13.982 -13.982
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „13.982 „13.982
49
154
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Nieuw West X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
7 Sport en Recreatie
Baten 1.657 1.657
Lasten 10.444 10.444
Saldo voor bestemming -8.787 -8.787
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 60 60
Saldo na bestemming -8.727 -8.727
8 Cultuur en Monumenten
Baten 33 33
Lasten 4633 _-1.795 Bibliotheken 2.838
Saldo voor bestemming -4.600 1.795 -2.805
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -4.600 1.795 -2.805
9 Openbare Ruimte en Groen
Baten 1.079 1.079
Lasten 33.001 33.001
Saldo voor bestemming -31.922 -31.922
Dotatie reserve 786 786
Onttrekking reserve 950 950
Saldo na bestemming -31.758 -31.758
10 Milieu en Water
Baten 17.426 17.426
Lasten 19.087 19.087
Saldo voor bestemming -1.661 -1.661
Dotatie reserve 1.804 1.804
Onttrekking reserve 2.402 2.402
Saldo na bestemming „1.063 „1.063
11 Stedelijke Ontwikkeling
Baten 7.162 7.162
Lasten 20.002 20.002
Saldo voor bestemming -12.840 -12.840
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 941 941
Saldo na bestemming „11.899 „11.899
12 Bestuur en Ondersteuning
Baten
Lasten 6.379 6.379
Saldo voor bestemming -6.3/9 -6.379
Dotatie reserve 315 315
Onttrekking reserve 385 385
Saldo na bestemming -6.309 -6.309
50
155
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Nieuw West X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
13 Financiering en Algemene Dekkingsmiddelen
Baten 125.761 -17.662 108.099
Lasten 343 343
Saldo voor bestemming 125.418 -17.662 107.756
Dotatie reserve 2.556 2.556
Onttrekking reserve 112 112
Saldo na bestemming 122974 -17.662 105.312
51
156
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Noord X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
1 Dienstverlening
Baten 4.080 4.080
Lasten 6.941 6.941
Saldo voor bestemming -2.861 -2.861
Dotatie reserve 22 22
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -2.883 -2.883
2 Openbare Orde en Veiligheid
Baten
Lasten 2.525 2.525
Saldo voor bestemming -2.525 -2.525
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -2.525 -2.525
3 Verkeer en Infrastructuur
Baten 4.300 4.300
Lasten 3.102 3.102
Saldo voor bestemming 1.198 1.198
Dotatie reserve 5.399 5.399
Onttrekking reserve 4.332 4.332
Saldo na bestemming 131 131
4 Werk, Inkomen en Economie
Baten 1.639 1.639
Lasten 3.692 3.692
Saldo voor bestemming -2.053 -2.053
Dotatie reserve 91 91
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -2.144 -2.144
5 Jeugd en Onderwijs
Baten 208 -218 Onderwijs -10
Lasten 23622 -11.301 12.321
Saldo voor bestemming -23.414 11.083 -12.331
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -23.414 11.083 „12.331
6 Welzijn en Zorg
Baten
Lasten 7.566 7.566
Saldo voor bestemming -1.566 -1.566
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -1.566 -7.566
52
157
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Noord X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
7 Sport en Recreatie
Baten 1.685 1.685
Lasten 7.505 7.505
Saldo voor bestemming -5.820 -5.820
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -5.820 -5.820
8 Cultuur en Monumenten
Baten
Lasten 3417 _-1.798 Bibliotheken 1.619
Saldo voor bestemming -3.417 1.798 -1.619
Dotatie reserve 400 400
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -3.817 1.798 -2.019
9 Openbare Ruimte en Groen
Baten 764 764
Lasten 19.226 19.226
Saldo voor bestemming -18.462 -18.462
Dotatie reserve 2.996 2.996
Onttrekking reserve 3.818 3.818
Saldo na bestemming „17.640 -17.640
10 Milieu en Water
Baten 13.635 13.635
Lasten 14.643 14.643
Saldo voor bestemming -1.008 -1.008
Dotatie reserve 125 125
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „1.133 „1.133
11 Stedelijke Ontwikkeling
Baten 16.252 16.252
Lasten 21.626 21.626
Saldo voor bestemming -5.3/4 -5.374
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -5.374 -5.374
12 Bestuur en Ondersteuning
Baten
Lasten 5.393 5.393
Saldo voor bestemming -5.393 -5.393
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -5.393 -5.393
53
158
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Noord X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
13 Financiering en Algemene Dekkingsmiddelen
Baten 92201 -12.881 79.320
Lasten 14.884 14.884
Saldo voor bestemming 71.317 -12.881 64.436
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 261 261
Saldo na bestemming 71578 -12.881 64.697
54
159
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Oost X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
1 Dienstverlening
Baten 5.442 5.442
Lasten 9.997 9.997
Saldo voor bestemming -4.555 -4.555
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -4,555 -4.555
2 Openbare Orde en Veiligheid
Baten 930 930
Lasten 3.461 3.461
Saldo voor bestemming -2.531 -2.531
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -2.531 -2.531
3 Verkeer en Infrastructuur
Baten 25.800 25.800
Lasten 20.708 20.708
Saldo voor bestemming 5.092 5.092
Dotatie reserve 6.600 6.600
Onttrekking reserve 2.700 2.700
Saldo na bestemming 1.192 1.192
4 Werk, Inkomen en Economie
Baten 844 844
Lasten 1.890 1.890
Saldo voor bestemming -1.046 -1.046
Dotatie reserve 250 250
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „1.296 „1.296
5 Jeugd en Onderwijs
Baten 5.671 -5.123 Onderwijs -52
Lasten 34.681 _-18.980 15.701
Saldo voor bestemming -29.010 13.257 -15./53
Dotatie reserve 500 500
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -29.510 13.257 „16.253
6 Welzijn en Zorg
Baten 1.934 1.934
Lasten 15.332 15.332
Saldo voor bestemming -13.398 -13.398
Dotatie reserve 250 250
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „13.648 „13.648
55
160
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Oost X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
7 Sport en Recreatie
Baten 1.648 1.648
Lasten 9.741 9.741
Saldo voor bestemming -8.093 -8.093
Dotatie reserve 305 305
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -8.398 -8.398
8 Cultuur en Monumenten
Baten 170 170
Lasten 3.236 _-1.658 Bibliotheken 1.578
Saldo voor bestemming -3.066 1.658 -1.408
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -3.066 1.658 „1.408
9 Openbare Ruimte en Groen
Baten 3.762 3.762
Lasten 26.709 26.709
Saldo voor bestemming -22.947 -22.947
Dotatie reserve 2.449 2.449
Onttrekking reserve 9.441 9.441
Saldo na bestemming „15.955 -15.955
10 Milieu en Water
Baten 16.836 16.836
Lasten 19.917 19.917
Saldo voor bestemming -3.081 -3.081
Dotatie reserve 50 50
Onttrekking reserve 678 678
Saldo na bestemming -2.453 -2.453
11 Stedelijke Ontwikkeling
Baten 5.343 5.343
Lasten 14.089 14.089
Saldo voor bestemming -8.746 -8.746
Dotatie reserve 378 378
Onttrekking reserve 463 463
Saldo na bestemming -8.661 -8.661
12 Bestuur en Ondersteuning
Baten
Lasten 9.679 9.679
Saldo voor bestemming -9.679 -9.679
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -9.679 -9.679
56
161
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Oost X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
13 Financiering en Algemene Dekkingsmiddelen
Baten 100.259 -14.916 85.343
Lasten 5.603 5.603
Saldo voor bestemming 94.656 -14.916 79.740
Dotatie reserve 5.000 5.000
Onttrekking reserve 8.579 8.579
Saldo na bestemming 98.235 -14916 83.319
14 De Nieuwe Ooster
Baten 5.780 5.780
Lasten 5.365 5.365
Saldo voor bestemming 415 415
Dotatie reserve 90 90
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming 325 325
57
162
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel West X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
1 Dienstverlening
Baten 7.158 7.158
Lasten 16.282 16.282
Saldo voor bestemming -9.124 -9.124
Dotatie reserve 200 200
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -9.324 -9.324
2 Openbare Orde en Veiligheid
Baten 40 40
Lasten 3.684 3.684
Saldo voor bestemming -3.644 -3.644
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 24 24
Saldo na bestemming -3.620 -3.620
3 Verkeer en Infrastructuur
Baten 19.067 19.067
Lasten 23.573 23.573
Saldo voor bestemming -4.506 -4.506
Dotatie reserve 16.984 16.984
Onttrekking reserve 24.100 24.100
Saldo na bestemming 2.610 2.610
4 Werk, Inkomen en Economie
Baten 728 728
Lasten 2.267 2.267
Saldo voor bestemming -1.539 -1.539
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „1.539 „1.539
5 Jeugd en Onderwijs
Baten 3616 -5931 Onderwijs -2,315
Lasten 21139 -15.721 12.018
Saldo voor bestemming -24.123 9.791 -14.332
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 184 184
Saldo na bestemming -23.339 9.791 „13.548
6 Welzijn en Zorg
Baten 874 874
Lasten 17.122 17.122
Saldo voor bestemming -16.248 -16.248
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „16.248 „16.248
58
163
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel West X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
7 Sport en Recreatie
Baten 623 623
Lasten 6.850 6.850
Saldo voor bestemming -6.227 -6.227
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 51 51
Saldo na bestemming -6.176 -6.176
8 Cultuur en Monumenten
Baten 212 212
Lasten 4.431 -2.075 Bibliotheken 2.356
Saldo voor bestemming -4,219 2.075 -2,144
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -4,219 2.075 -2.144
9 Openbare Ruimte en Groen
Baten 3.979 3.979
Lasten 23.201 23.201
Saldo voor bestemming -19.222 -19.222
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 4.613 1.251 5.864
Saldo na bestemming „14.609 1.251 „13.358
10 Milieu en Water
Baten 18.729 18.729
Lasten 24.120 24.120
Saldo voor bestemming -5.391 -5.391
Dotatie reserve 1.000 1.000
Onttrekking reserve 1.022 1.022
Saldo na bestemming -5.369 -5.369
11 Stedelijke Ontwikkeling
Baten 19.016 19.016
Lasten 32.081 32.081
Saldo voor bestemming -13.065 -13.065
Dotatie reserve 1.000 1.000
Onttrekking reserve 5.315 5.315
Saldo na bestemming -8.750 -8.750
12 Bestuur en Ondersteuning
Baten
Lasten 10.340 10.340
Saldo voor bestemming -10.340 -10.340
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 549 549
Saldo na bestemming -9.791 -9.791
59
164
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel West X€ 1.000
Programma Vastgestelde 1e begrotingswijziging Totaal
begroting
13 Financiering en Algemene Dekkingsmiddelen
Baten 101.774 -11.866 89.908
Lasten 5.657 5.657
Saldo voor bestemming 96.117 -11.866 84.251
Dotatie reserve 3.000 3.000
Onttrekking reserve 1.256 _ -1.251 6.005
Saldo na bestemming 100.373 _-13.117 87.256
60
165
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Zuidoost X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
1 Dienstverlening
Baten 2.741 2.741
Lasten 1.416 1416
Saldo voor bestemming -4,675 -4.675
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -4675 -4675
2 Openbare Orde en Veiligheid
Baten
Lasten 2.106 2.106
Saldo voor bestemming -2.106 -2.106
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -2.106 -2.106
3 Verkeer en Infrastructuur
Baten 1.631 1.631
Lasten 2.719 2.719
Saldo voor bestemming -1.088 -1.088
Dotatie reserve 155 155
Onttrekking reserve 200 200
Saldo na bestemming „1.043 „1.043
4 Werk, Inkomen en Economie
Baten 850 850
Lasten 2617 2.617
Saldo voor bestemming -1.767 -1.767
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 190 190
Saldo na bestemming „1.577 „1.577
5 Jeugd en Onderwijs
Baten 6.787 _-6.020 Onderwijs 767
Lasten 23.746 -14.339 9.407
Saldo voor bestemming -16.959 8.320 -8.639
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „16.959 8.320 -8.639
6 Welzijn en Zorg
Baten 2474 2.474
Lasten 13.883 13.883
Saldo voor bestemming -11.409 -11.409
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „11.409 „11.409
61
166
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Zuidoost X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
7 Sport en Recreatie
Baten 889 889
Lasten 5.557 5.557
Saldo voor bestemming -4.668 -4.668
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -4.668 -4.668
8 Cultuur en Monumenten
Baten 162 162
Lasten 3.194 __-1.235 Bibliotheken 2.559
Saldo voor bestemming -3.632 1.235 -2.397
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -3.632 1.235 -2.397
9 Openbare Ruimte en Groen
Baten 2.319 2.319
Lasten 21.991 21.991
Saldo voor bestemming -19.672 -19.672
Dotatie reserve 200 200
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „19.872 „19.872
10 Milieu en Water
Baten 10.394 10.394
Lasten 12.097 12.097
Saldo voor bestemming -1.703 -1.703
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming „1.703 „1.703
11 Stedelijke Ontwikkeling
Baten 10.262 10.262
Lasten 15.326 15.326
Saldo voor bestemming -5.064 -5.064
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 580 580
Saldo na bestemming -4.484 -4.484
12 Bestuur en Ondersteuning
Baten
Lasten 8.396 8.396
Saldo voor bestemming -8.396 -8.396
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -8.396 -8.396
62
167
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Zuidoost X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
13 Financiering en Algemene Dekkingsmiddelen
Baten 18.884 -9.555 69.329
Lasten 761 761
Saldo voor bestemming 18.123 -9.555 68.568
Dotatie reserve 75 75
Onttrekking reserve 2.339 2.339
Saldo na bestemming 80.387 _ -9,555 70.832
63
168
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Zuid X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
1 Dienstverlening
Baten 7.381 7.381
Lasten 16.374 16.374
Saldo voor bestemming -8.993 -8.993
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -8.993 -8.993
2 Openbare Orde en Veiligheid
Baten 219 219
Lasten 4.532 4.532
Saldo voor bestemming -4.313 -4,313
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -4,313 -4.313
3 Verkeer en Infrastructuur
Baten 51.628 51.628
Lasten 28.024 28.024
Saldo voor bestemming 23.604 23.604
Dotatie reserve 54.198 54.198
Onttrekking reserve 40.039 40.039
Saldo na bestemming 9.445 9.445
4 Werk, Inkomen en Economie
Baten 1.163 1.163
Lasten 3.899 3.899
Saldo voor bestemming -2.736 -2.736
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 200 200
Saldo na bestemming -2.536 -2.536
5 Jeugd en Onderwijs
Baten 383 -350 Onderwijs 33
Lasten 25.731 _-12.362 13.369
Saldo voor bestemming -25.348 12.012 -13.336
Dotatie reserve 142 142
Onttrekking reserve 349 349
Saldo na bestemming „25.141 12.012 „13.129
6 Welzijn en Zorg
Baten 1.453 1.453
Lasten 13.393 13.393
Saldo voor bestemming -11.940 -11.940
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 36 36
Saldo na bestemming „11.904 „11.904
64
169
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Zuid X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotingswijziging Totaal
2014
7 Sport en Recreatie
Baten 6.963 6.963
Lasten 15.365 15.365
Saldo voor bestemming -8.402 -8.402
Dotatie reserve 606 606
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -9.008 -9.008
8 Cultuur en Monumenten
Baten
Lasten 4.388 _-2,287 Bibliotheken 2.101
Saldo voor bestemming -4.388 2.287 -2.101
Dotatie reserve
Onttrekking reserve 152 152
Saldo na bestemming -4.236 2.287 „1.949
9 Openbare Ruimte en Groen
Baten 1.713 1.713
Lasten 43.452 43.452
Saldo voor bestemming -41.739 -41.739
Dotatie reserve 30 30
Onttrekking reserve 15.696 2.945 BTW Compensatie Fonds 18.641
Saldo na bestemming -26.073 2.945 -23.128
10 Milieu en Water
Baten 25.481 25.481
Lasten 21.617 21.617
Saldo voor bestemming -2.136 -2.136
Dotatie reserve 100 100
Onttrekking reserve 576 576
Saldo na bestemming „1.660 „1.660
11 Stedelijke Ontwikkeling
Baten 15.195 15.195
Lasten 26.026 26.026
Saldo voor bestemming -10.831 -10.831
Dotatie reserve 1.617 1.617
Onttrekking reserve 3.114 3.114
Saldo na bestemming -9.334 -9.334
12 Bestuur en Ondersteuning
Baten 70 70
Lasten 8.308 8.308
Saldo voor bestemming -8.238 -8.238
Dotatie reserve
Onttrekking reserve
Saldo na bestemming -8.238 -8.238
65
170
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Stadsdeel Zuid X€ 1.000
Programma Begroting 1e begrotinsgwijziging Totaal
2014
13 Financiering en Algemene Dekkingsmiddelen
Baten 105281 -14,298 90.983
Lasten 5.171 5.171
Saldo voor bestemming 100.110 -14.298 85.812
Dotatie reserve 1.650 1.650
Onttrekking reserve 3.530 _ -2.945 585
Saldo na bestemming 101.990 -17.243 84.747
66
171
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
8. Errata Begroting 2014 van
Gemeente Amsterdam
Dienstjaar 2014
172
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
7___Cultuur en monumenten
7 Het gebouwde, archeologische en cultuurlandschappelijke erfgoed wordt
. behouden, versterkt en duurzaam ontwikkeld
Toelichting mutaties — Begroting 2013 naar Begroting 2014
Het resultaat ná reservemutaties ten laste van de algemene middelen bedraagt in 2013
voor deze doelstelling € 3,6 miljoen en in 2014 € 3,8 miljoen. Dit is een toename van
€ 0,2 miljoen. De dotaties en onttrekkingen wijzigen niet ten opzichte van 2013.
Lasten
= Voor 2014 is een incidentele prioriteit groot € 1,5 miljoen toegekend voor subsidie
ten behoeve van het renoveren/herstellen van monumentale gebouwen
= Voor 2014 is een structurele prioriteit van € 0,25 miljoen toegekend voor de wettelijke
taken voortvloeiend uit de Unesco-status en het gemeentelijk depot voor
archeologische bodemvondsten
= De lasten voor Noord/ Zuidlijn archeologie lopen met € 0,14 miljoen terug
= In het kader van de taakstelling Integratie stedelijke websites zijn de budgetten van
BMA vanaf 2014 structureel verlaagd (€ 21.920)
= De verhoging van de leges inkomsten uit inzet op herstel 1 blijkt niet realiseerbaar.
De lasten voor deze doelstelling worden daarmee verlaagd met € 0,1 miljoen
= De lasten stijgen met € 0,1 miljoen wegens structureel technisch onderhoud
= De lasten dalen met circa € 0,17 miljoen wegens het verwerken van de bezuiniging
maatregelen
Baten
» _ De baten voor Noord / Zuidlijn archeologie lopen met € 0,14 miljoen terug
» De inkomsten voor bureau monumenten stijgen met circa € 0,2 miljoen als gevolg
van de nieuwe richtlijnen met betrekking tot personeel en formatie beheer
Kunstenplan: Pluriform aanbod voor een breed publiek, cultureel
7.2 ondernemerschap, cultuureducatie en talentontwikkeling, wereldklasse en
cultureel erfgoed
Toelichting mutaties — Begroting 2013 naar Begroting 2014
Het resultaat ná reservemutaties ten laste van de algemene middelen bedraagt in 2013
voor deze doelstelling € 95,7 miljoen en in 2014 € 94,4 miljoen. Dit is een toename van €
1,9 miljoen. De dotaties aan reserves zijn in 2014 € 0,4 lager dan in 2013 en de
onttrekking aan de reserves zijn in 2014 € 0,4 hoger dan in 2013. Hieronder worden de
belangrijkste mutaties toegelicht.
Lasten
» De uitgaven zijn niet in alle jaren van het Kunstenplan gelijk vanwege de
uitstapregeling. In 2014 zijn de uitgaven incidenteel € 0,8 miljoen lager
» De lasten dalen met € 0,1 miljoen vanwege de bezuinigingen op de
subsidieverleningen van het kunstenplan in het kader van 1810.
» De kapitaallasten op de doelstelling Kunstenplan dalen met € 0,3 miljoen
» Vanwege de in mei besloten investering in het danshuis, stijgen de lasten met € 0,1
miljoen aan kapitaallasten
» Met de vaststelling van het Kunstenplan is besloten om de reserve cultureel
beleggen in te zetten voor de implementatie van het basispakket. De lasten voor het
basispakket zijn in 2014 € 0,3 miljoen hoger. Ter dekking wordt hetzelfde bedrag
onttrokken aan de reserve cultureel beleggen
» De lasten stijgen met € 0,1 miljoen voor het jongeren cultuurfonds
» De kapitaallasten voor de Waag stijgen met € 0,2 miljoen. Conform het
kredietbesluit van 13 maart 2013 wordt dit voor € 0,1 miljoen gedekt uit de prioriteit
68
173
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
De Waag van de Kadernota 2013 en voor € 0,1 miljoen binnen de exploitatie van de
cultuurpanden gedekt.
» _ De huurinkomsten voor de gemeente van de Stadsschouwburg, het Muziekgebouw
aan t IJ, het Amsterdam Museum en het Stedelijk Museum zijn aangepast met € 0,3
miljoen. Omdat de subsidies aan de instellingen voor het huurgedeelte op basis van
bestaande afspraken evenredig worden verhoogd, is deze wijziging budgettair
neutraal
» Lasten dalen met € 0.4 miljoen doordat de lasten van de kunstraad in het programma
bestuur en concern (doelstelling 12.2) zijn verantwoord
Baten
» De baten stijgen met € 0,3 miljoen wegens verhoging huurinkomsten
» De baten dalen met € 0,1 miljoen voor de exploitatie kunstenplan
Dotaties reserves
» De dotaties aan de reserve dalen met € 0,4 miljoen
Onttrekking reserves
1 _ Onttrekking reserves € 0,3 miljoen ten behoeve van cultuur educatie
» Vanwege cultuureducatie en talentontwikkeling wordt € 0,1 miljoen aan de reserve
talentontwikkeling onttrokken voor het jongeren cultuurfonds
7.3 pluriformiteit van de media bewaakt wordt, zodat deze een weerspiegeling vormt
van de samenleving; het actief stimuleren van innovatie en experiment
Toelichting mutaties — Begroting 2013 naar Begroting 2014
Het resultaat ná reservemutaties ten laste van de algemene middelen bedraagt in 2013
voor deze doelstelling € 1,7 miljoen en in 2014 € 4 miljoen. Dit is een toename van € 2,3
miljoen. Er zijn geen dotaties of onttrekkingen voor deze doelstelling. Hieronder worden
de belangrijkste mutaties nader toegelicht:
Lasten
De prioriteit lokale media (€ 2,2 miljoen) is ingezet om het wegvallen van de inkomsten
kabelgelden te compenseren.
Baten
De baten dalen met € 2,3 miljoen door het wegvallen van de inkomsten kabelgelden.
7.4 Overig kunst en cultuur
Toelichting mutaties — Begroting 2013 naar Begroting 2014
Er zijn voor deze mutatie geen significante mutaties van de Begroting 2013 naar de
Begroting 2014.
69
174
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
Errata Begroting 2014
47 1 OOV 1.1.3 Onder toelichting Moet zijn: Aanpassing cijfers
Begroting 2014 staat: Saldo € 25,5 mio | door budget
Resultaat €23 miljoen Lasten € 41,6 mio | handhaving,
Lasten € 36,6 miljoen Baten € 13 mio verzuimd tekst te
Baten € 10,5 miljoen corrigeren
84 2 WEI 2.8.1 In de tabel staan in Alle negatieve Vanwege een
kolom ultimo 2013 en standen moeten aantal fouten in de
ultimo 2014 ten onrechte | nul worden 4-Maandsrap-
negatieve reserve portage 2013
standen (totaal ultimo kloppen de
2014 € 25,2 miljoen te standen in de
lage reservestand) kolom verwachte
stand ultimo 2013
niet
De verwachte
onttrekkingen en
dotaties voor 2014
zijn wel juist
Correcties zullen
bij de 8-
Maandsrap-
portage 2013
worden
doorgevoerd
84 2 WEI 2.8.1 Toelichting onder Afwikkeling volgt Bij tussentijdse
Decentralisatie uitkering | bijde rapportages 2013
pilot loondispensatie: Jaarrekening niet juist
Reeds afgewikkeld bij de | 2013 afgewikkeld
Jaarrekening 2012 en
verwerkt in de 4-
Maandsrapportage 2013
84 2 WEI 2.8.1 Toelichting onder kosten | Afwikkeling volgt Bij tussentijdse
Laarderhoogteweg: deze | bij de rapportages 2013
reserve wordt bij de 8- Jaarrekening niet juist
Maandsrapportage in 2013 afgewikkeld
2013 afgewikkeld
85 2 WEI 2.8.2 In de tabel staat een Het gaat om een Onvoldoende
verwachte negatieve onttrekking van check tussen
dotatie van 0,1 miljoen 0,1 miljoen in tabel en
2014 toelichtende tekst
144 5 VEI 5.7.1 In de tabel zijn op Juiste weergave Informatie
regel 6 de is opgenomen abusievelijk over
onttrekkingen aan de onder aan deze twee regels
reserve lijst. verdeeld
Gemeentelijk aandeel
NoordZuidlijn als
aparte regel
gepresenteerd. Deze
onttrekkingen
hadden gecombineerd
moeten worden met
regel 9 Gemeentelijk
aandeel NoordZuidlijn
luidt
70
175
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
168 7 CEM 71.3 De incidentele prioriteit Voor 2014 is de Prioriteit is in de
uitvoering wettelijke structurele Kadernota 2014
taken groot € 0,25 prioriteit ten onrechte als
miljoen is voor het jaar uitvoering incidenteel
2014 toegekend en valt wettelijke taken aangemerkt
vanaf 2015 vrij van € 0,25
miljoen
toegekend
335 2 WEI 2.6 Er staat dat er sprake is Onvoldoende
van een lastenstijging gerealiseerd dat
door het vertrek van de dienstbegroting
stadspas van DMO naar geen
DWI van € 1,5 miljoen. concernbegroting
Stadspas blijft echter is.
binnen hetzelfde
programma en de
overgang naar DWI
heeft dus op de
programmabegroting (in
tegenstelling tot de
dienstbegroting) geen
effect
346-348 7 CEM Doelstellingen | In dit onderdeel van het Er is een juist Versiebeheer
11-74 overzicht ‘Mutaties overzicht van de
Begroting 2013 naar mutaties
Begroting 2014 per beschikbaar.
doelstelling’ Zijn de
doelstellingen niet
correct weergegeven.
Daardoor is aan enkele
doelstellingen de
onjuiste informatie
gekoppeld
346 7 CEM 72 Er wordt aangegeven Dat moet zijn: Onvoldoende
dat er een enamevan | een afname van check tussen
lasten van € 1,9 miljoen € 1,3 miljoen tabel en
toelichtende tekst
71
176
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
347 7 CEM 7.3 Onder 7.3 Kunstenplan: Lasten
prachtstad staat de tekst | De prioriteit lokale
die bedoeld is voor media (€ 2,2
doelstelling 7.3 Een miljoen) is ingezet
Amsterdams om het wegvallen
mediabeleid waarbij de van de inkomsten
functie van de media kabelgelden te
centraal staat, de compenseren.
pluriformiteit van de
media bewaakt wordt, Baten
zodat deze een De baten dalen
weerspiegeling vormt met € 2,3 miljoen
van de samenleving; het | door het
actief stimuleren van wegvallen van de
innovatie en experiment. | inkomsten
kabelgelden.
Deze tekst zelf is echter
onjuist. Bij de toelichting
lasten staat de zin: ‘De
lasten nemen toe met
structureel € 2,2 miljoen
door het verwerken van
de structurele prioriteit
lokale media.’
Echter de lasten wijzigen
niet. De prioriteit is
ingezet om het
wegvallen van de
inkomsten te
compenseren. Zoals het
er staat lijkt het of de
lasten met 2,2 stijgen en
de baten met 2,3 dalen,
per saldo plus 4,5
miljoen ten laste van de
algemene middelen
369 13 DV Bij implementatie Dit moet zijn een Overdracht
basisregister NHR staat | investering van vakantie
een investering van € 0,6 miljoen
€ 0,1 miljoen
318 14 AD 14.8.1 Samen Doen € 5,5 Moet zijn: Samen
miljoen Doen € 2 miljoen
(was stelpost in
Begroting 2013
en is in 8-
Maands-
rapportage 2013
ingevuld
TL
Reserve gemeentelijk aandeel NoordZuidlijn
In de tabel op pagina 144 zijn op regel 6 de onttrekkingen aan de reserve Gemeentelijk
aandeel NoordZuidlijn als aparte regel gepresenteerd. Deze regel had gecombineerd moeten
worden met regel 9 ‘Gemeentelijk aandeel NoordZuidlijn’. De optelling van de regels 6 en 9
geven het juiste beeld van de stand van deze reserve:
Werkelijk Verwacht Verwachte | Verwachte Verwacht | Verwacht Verwacht | Verwacht
ultimo ultimo dotatie onttrekking | ultimo ultimo ultimo ultimo
2012 2013 2014 2014 2014 2015 2016 2017
[494,3 [3986 |oo [1477 [2239 [4701 |1o2s |1es |
72
177
Bijlage 2 le Begrotingswijziging 2014
73
178
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2014-000185 x Gemeente Amsterdam J l F
Directie grectie middelen % Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
en contro
Dienst % Ter ‘advisering aan de gemeenteraad’ voor de
commissievergadering van
5 februari 2014
Portefeuille 12
Agendapunt 12
Datum besluit B&W 14 januari 2014
Onderwerp
Vaststellen eerste wijziging van de begroting 2014
De commissie wordt gevraagd aan de gemeenteraad het volgende advies uit te brengen
In te stemmen met de Raadsvoordracht ‘vaststelling eerste wijziging begroting
2014’, waarin de volgende beslispunten zijn opgenomen:
| Vast te stellen de volgende begrotingswijzigingen. Tezamen vormen
deze met beslispunten Il en II de 1° begrotingswijziging 2014:
a) de verdeling van de taakstelling ICT van € 7,4 miljoen over de
verschillende programma’s
b) Vervolmaking centralisatie Primair Onderwijs van € 12,8 miljoen
c) Uitname stadsdeelfonds ‘Programma Samen Doen’ van € 0,4 miljoen
d) het overzicht van vervangingsinvesteringen, waarvan de
kredietverlening door uw Raad wordt geautoriseerd
e) het overzicht van investeringsprojecten, waarvan de kredietverlening
door ons college en/of uw Raad zal plaatsvinden
f) Alternatieve dekking voor amendement 938 begroting 2014
(beveiliging religieuze en maatschappelijke instellingen)
g) Een budgettair neutrale begrotingswijziging (overheveling van
programma Milieu en Water naar Algemene Dekkingsmiddelen) van €
4,3 miljoen ten gevolge van de opheffing van de dienst Milieu- en
Bouwtoezicht
Il Kennis te nemen van de verwerking in de 1° begrotingswijziging 2014
van de door uw Raad eerder genomen besluiten:
a) de op 6,7 november 2013 aangenomen amendementen met
betrekking tot de begroting 2014 (gemeenteblad 2013 afd. 1, nr.
925 t/m 1027)
b) 1 stad 1 opgave (1810) extracomptabele verwerking
(gemeenteblad 2013 afd. 1, nr. 979)
c) ‘Actualisatie 2014 Meerjarenbeleidsplan 2012-2015 Inkomen en
Armoedebestrijding’ (gemeenteblad 2013 afd. 1, nr. 1096)
Il Vast te stellen de begrotingen van de stadsdelen per programma zoals
opgenomen in bijlage 1 “Wijziging nr. 1 van de begroting van baten en
lasten en de 7 stadsdeelbegrotingen”
Wettelijke grondslag
Gemeentewet en Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)
Aanvullende informatie commissie
1
179
Voordracht - Commissie Flap
Portefeuille 12 Gemeente Amsterdam J I F
Agendapunt 12 Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Ter ‘advisering aan de gemeenteraad’
voor de commissievergadering van 5 februari 2014
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Datum van behandeling in gemeenteraad
12 februari 2014
Stukken
Meegestuurd Bijlage 1 Raadsvoordracht
Bijlage 2 “Wijziging nr. 1 van de begroting van baten en lasten en de 7
stadsdeelbegrotingen”
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
L. Tukenmez, 020 — 552 2730, [email protected]
2
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2013-014470 x Gemeente Amsterdam J l F
Directie grectie middelen % Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
en contro
Dienst % Ter ‘advisering aan de gemeenteraad’ voor de
commissievergadering van
5 februari 2014
Portefeuille 12
Agendapunt 13
Datum besluit B&W 14 januari 2014
Onderwerp
Splitsing Amsterdams Investerings Fonds en herzien criteria Amsterdams
Investeringsfonds
De commissie wordt gevraagd aan de gemeenteraad het volgende advies uit te brengen
In te stemmen met de raadsvoordracht inzake de splitsing van het Amsterdams
Investeringsfonds en herzien criteria Amsterdams investeringsfonds.
Wettelijke grondslag
Artikel 189 Gemeentewet (budgetrecht), artikel 43 Besluit begroting en
verantwoording provincies en gemeenten (bepalingen inzake reserves)
Aanvullende informatie commissie
De gemeente Amsterdam heeft in het Programakkoord 2010-2014 € 200 miljoen
opgenomen voor de voeding van het Amsterdams Investerings Fonds (AIF). Daarbij
is besloten dat de investeringen uit het AIF zichzelf ‘maatschappelijk en/of
economisch’ zouden moeten terugverdienen.
Op 13 juli 2011 zijn door de raad algemene criteria aangenomen die gelden voor
bestedingen vanuit het Amsterdams Investeringsfonds. Tegelijk met het aannemen
van de criteria is door de raad besloten tot een evaluatie van de werking van het
fonds en de resultaten van het fonds eind 2013. Deze evaluatie is in het najaar van
2013 uitgevoerd.
De evaluatie en een brief van het College met de bestuurlijke reactie en een voorstel
op hoofdlijnen voor het vervolg van het AIF zijn op 1 november 2013 aan de raad
verstuurd. Het College heeft op 20 november 2013 de evaluatie en het voorstel met
de Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën besproken. Ten
vervolge daarop ligt nu de besluitvorming over aanpassing van de criteria en het
vervolg van het AlF voor.
Uitkomsten extern advies
Niet van toepassing
Geheimhouding
Niet van toepassing
Uitgenodigde andere raadscommissies
Niet van toepassing
Datum van behandeling in gemeenteraad
1
181
Voordracht - Commissie Flap
Portefeuille 12 Gemeente Amsterdam J I F
Agendapunt 13 Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Ter ‘advisering aan de gemeenteraad’
voor de commissievergadering van 5 februari 2014
12 februari 2014
Stukken
Meegestuurd Splitsing Amsterdams Investerings Fonds en herzien criteria Amsterdams
Investeringsfonds
- Brief aan gemeenteraad evaluatie AlF met daarin als bijlage de huidige
pijlerspecifieke criteria
Ter inzage gelegd Niet van toepassing
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Martin Doorgeest, 020-5522710, [email protected]
2
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x Gemeenteblad
% Voordracht voor de raadsvergadering van
12 februari 2014
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 0
Publicatiedatum «vrije tekst griffie>
Agendapunt «vrije tekst griffie>
Datum besluit B&W <vrije tekst>
Onderwerp
Splitsing Amsterdams Investeringsfonds en herzien criteria Amsterdams
Investeringsfonds
Met deze voordracht stellen wij u voor het volgende besluit te nemen:
Tekst van openbare besluiten De gemeenteraad van Amsterdam
wordt gepubliceerd Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders,
Besluit
In te stemmen met
1. Splitsing van de reserve AIF in een reserve AlF Maatschappelijk en een reserve
AIF Financieel, conform de verdeling in de huidige reserve AlF naar de stand per
31 december 2013.
2. Het verlaten van de eerder vastgestelde vaste verdeling voor toevoegingen aan
de reserve AlF Maatschappelijk (20%) en reserve AIF Financieel (80%) en het
staken van toevoegingen aan de reserve AlF Financieel.
3. Het verlaten van vaste verhoudingen voor toevoeging aan pijlers in de in te
stellen reserve AlF Maatschappelijk en te bepalen dat bij iedere dotatie aan de
reserve een voorstel wordt gedaan over de verdeling van de dotatie over pijlers.
4. De algemene criteria voor de reserve AlF Maatschappelijk:
a. Aan de reserve vindt rentetoerekening plaats op basis van de omslagrente
over het nog niet bestede deel. Deze rentebaten zijn beschikbaar voor
besteding.
b. Leverage is niet toegestaan.
c. Er bestaan ultimo 2013 drie pijlers, Economie en Innovatie (E&I), Stedelijke
ontwikkeling en Bereikbaarheid (SOB) en Klimaat, Duurzaamheid en
Luchtkwaliteit (KDL). Het toevoegen van andere pijlers of het beëindigen van
de opname van een pijler op voorstel van het college of door de Raad is
mogelijk.
d. De pijlers kunnen subsidies, bijdragen of leningen voor projecten verstrekken
en deelnemen in risicovolle participaties die anders niet van de grond komen.
De maximale termijn van verstrekking van leningen of het aanhouden van
participaties is vijftien jaar.
e. Een bijdrage kan alleen worden verleend als dat geoorloofd is binnen de
geldende staatssteun- en aanbestedingsregels.
f. Het minimale bedrag voor een bijdrage vanuit het AIF is 1 miljoen euro. Het is
mogelijk projecten of andere initiatieven die afzonderlijk deze grens niet
1
183
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
bereiken te bundelen, mits dat gebeurt onder een gemeenschappelijke
doelstelling.
g. Een Maatschappelijke Kosten/Baten Analyse (MKBA) waarin een
stappenplan wordt gevolgd is verplicht voor alle bijdragen uit het AIF. De
diepgang van de analyse dient toe te nemen naar gelang de omvang van de
bijdrage. Als sprake is van bundeling dan geldt de MKBA eis voor het niveau
van de gebundelde projecten. Voor E&I en voor SOB geldt dat er een
positieve MKBA moet zijn. Voor KDL is een in geldwaarde uit te drukken
opbrengst van ten minste het percentage van de omslagrente over de
investering vereist.
h. Voor een bijdrage uit het AIF in de vorm van een subsidie of vergelijkbare
bijdrage door de gemeente geldt als uitgangspunt dat € 1 bijdrage een
bijdrage van € 4 van andere participanten uitlokt.
i. De bijdragevoorstellen worden door het college gedaan. Het besluit over de
bijdrage wordt genomen door de gemeenteraad. Als een bijdrage een
bundeling betreft, dan kan het college verder besluiten over de toekenning
van de bijdrage aan afzonderlijke projecten of initiatieven, mits dat binnen het
geheel van de door de Raad vastgestelde bijdrage blijft.
j. Jaarlijks wordt een (integrale) rapportage gemaakt over de aanwending van
het fonds en de fondsprestaties via een aparte paragraaf in de begroting en
rekening;
5. de algemene criteria voor de reserve AlF Financieel
a. Aan de reserve vindt rentetoerekening plaats op basis van de omslagrente
over het nog niet bestede deel. Deze rentebaten zijn beschikbaar voor
besteding.
b. Leverage is niet toegestaan.
c. Er bestaan ultimo 2013 drie pijlers, Economie en Innovatie (E&I), Stedelijke
ontwikkeling en Bereikbaarheid (SOB) en Klimaat, Duurzaamheid en
Luchtkwaliteit (KDL).
d. De pijlers dienen bij voorkeur bij te dragen aan risicovolle participaties of
deelname in investeringsfondsen. Het is ook mogelijk leningen voor projecten
verstrekken die anders niet van de grond komen. De maximale termijn van
verstrekking van leningen of het aanhouden van participaties is vijftien jaar.
e. Het vermogen in de reserve per pijler dient financieel te renderen. Het te
behalen rendement dient ten minste gelijk te zijn aan het
omslagrentepercentage. In alle gevallen geldt dat terugbetaling van de
hoofdsom voorwaarde is.
f. Een bijdrage kan alleen worden verleend als dat geoorloofd is binnen de
geldende staatssteun- en aanbestedingsregels.
g. Het minimale bedrag voor een bijdrage vanuit het AlF is 1 miljoen euro. Het is
mogelijk projecten of andere initiatieven die afzonderlijk deze grens niet
bereiken te bundelen, mits dat gebeurt onder een gemeenschappelijke
doelstelling.
h. Bij de pijler E&I zal de Amsterdam Economic Board een advies uitbrengen. Bij
de pijler KDL heeft de Klimaatraad die rol.
i. De bijdragevoorstellen worden door het college gedaan. Het besluit over de
bijdrage wordt genomen door de gemeenteraad. Als een bijdrage een
bundeling betreft, dan kan het college verder besluiten over de toekenning
van de bijdrage aan afzonderlijke projecten of initiatieven, mits dat binnen het
geheel van de door de Raad vastgestelde bijdrage blijft.
j. Jaarlijks wordt een (integrale) rapportage gemaakt over de aanwending van
het fonds en de fondsprestaties via een aparte paragraaf in de begroting en
rekening;
6. het hanteren van een ingangsdatum voor de nieuwe criteria per datum van dit
besluit onder de verdere bepaling dat projecten die in de uitvoeringsfase
2
184
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
verkeren en projecten waarvoor al een bijdrage gecommitteerd is voor
vaststelling van dit besluit onder het regime van de “oude” criteria blijven
vallen.
N.b. de door de gemeenteraad vastgestelde pijlerspecifieke inhoudelijke criteria
wijzigen niet.
Wettelijke grondslag
Artikel 189 Gemeentewet (budgetrecht), artikel 43 Besluit begroting en
verantwoording provincies en gemeenten (bepalingen inzake reserves)
Bestuurlijke achtergrond
De gemeente Amsterdam heeft in het Programakkoord 2010-2014 € 200 miljoen
opgenomen voor de voeding van het Amsterdams Investerings Fonds (AIF). In het
fonds werd een deel van de opbrengsten gestort van de verkoop van de
gemeentelijke NUON-aandelen. Het fonds zou ten goede moeten komen aan
investeringen in de stad, die aansluiten bij de ambities van het College. Daarbij is
besloten dat de investeringen uit het AIF zichzelf ‘maatschappelijk en/of economisch’
zouden moeten terugverdienen.
Op 13 juli 2011 zijn door Uw raad algemene criteria aangenomen die gelden voor
bestedingen vanuit het Amsterdams Investeringsfonds. Tegelijk met het aannemen
van de criteria is door Uw raad besloten tot een evaluatie van de werking van het
fonds en de resultaten van het fonds eind 2013. Deze evaluatie is in het najaar van
2013 uitgevoerd. Daarbij is onderzocht of:
1. de criteria van het AlF - en de wijze waarop ze uitgewerkt zijn - aansluiten bij de
doelstellingen van de gemeente met dit fonds
2. deze criteria en hun uitwerking in de praktijk werkbaar zijn om investeringen op
gang te brengen, die de structuur van Amsterdam — op de drie pijlers — versterken en
voldoende rendement opleveren om zichzelf terug te verdienen.
De evaluatie en een brief van het College met de bestuurlijke reactie en een voorstel
op hoofdlijnen voor het vervolg van het AIF zijn op 1 november 2013 aan Uw raad
verstuurd. Het College heeft op 20 november 2013 de evaluatie en het voorstel met
de Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën besproken. Ten
vervolge daarop ligt nu de besluitvorming over aanpassing van de criteria en het
vervolg van het AlF voor.
Onderbouwing besluit
Algemeen
De belangrijke kernpunten in de evaluatie zijn dat de huidige criteria van het AlF in
bepaalde opzichten belemmerend werken bij de inzet van middelen in projecten met
overwegend maatschappelijk rendement en dat investeringen met financiële
rendementseisen beperkt worden door rendement- en terugbetalingeisen op
projectniveau. De aanpassingen die in het voorstel worden gedaan zijn er daarom
specifiek op gericht deze elementen qua impact te beperken. Ten aanzien van de
organisatie rond het opstellen, indienen en toetsen van de voorstellen voor bijdragen
vinden geen wijzigingen plaats. In het financieel beheer vindt wel een aanvulling
plaats. Dit omdat uit de beslispunten voortvloeit dat de coördinatie van en regie over
de voeding en besteding van het AlF en de instelling of opheffing van pijlers breder
3
185
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Jaar Ì 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
en concernomspannend moet worden bezien. Het financieel beheer en de
verantwoordelijkheid daarvoor op concernniveau zal net als de uitbreiding met de
hiervoor genoemde uitbreiding van de regie en coördinatie op het AIF bij de
wethouder Financiën (blijven) berusten.
1. Splitsing van de reserve AIF in een reserve AIF Maatschappelijk en een reserve
AlF Financieel, conform de verdeling in de huidige reserve AIF naar de stand per
31 december 2013.
Het onderzoek heeft geleid tot bevindingen en overwegingen en de formulering van 8
aanbevelingen. Een van de op meerdere plaatsen voorkomende opmerkingen betreft
de spanning in de hiërarchie van de doelstellingen van het huidige AIF.
Het AIF is gestart met als doelstellingen:
a) (duurzame) structuurversterking van de stad op het vlak van economie, stedelijke
ontwikkeling en duurzaamheid
b) investeringen die zichzelf financieel en/of maatschappelijk terugverdienen.
Het huidige AlF is een enkel fonds in de vorm van een reserve. Het doel daarvan is
nu tweeledig: het financieren van investeringen die zichzelf financieel terugverdienen
(een revolverend fonds) en het dienen als fonds om uitgaven te dekken die zich zelf
maatschappelijk terugverdienen. De criteria voor deze twee delen verschillen op
onderdelen. Het feitelijk scheiden van de twee delen die nu in 1 reserve zijn
ondergebracht naar twee reserves is daarom een verdere stap in de ontwikkeling van
het AlF en wat met het AlF beoogd wordt. Belangrijk is dat hierdoor ook de
verschillende doelstellingen die bestaan worden gescheiden omdat het niet wenselijk
is reserves te vormen voor meerdere doelstellingen. Omdat iedere reserve slechts
een doelstelling kent, is er ook geen sprake meer van hiërarchie. Die komt dan in de
toekomst dan tot uitdrukking in de mate waaraan prioriteit wordt gegeven aan een
doelstelling door het al dan niet toevoegen aan de betreffende reserve.
2. Het verlaten van de eerder vastgestelde vaste verdeling voor toevoegingen aan
de reserve AlF Maatschappelijk (20%) en reserve AIF Financieel (80%) en het
staken van toevoegingen aan de reserve AlF Financieel.
Doelstelling a die genoemd is bij de voorgaande toelichting is omvattend voor het
fonds als geheel, maar de doelstelling onder b bevat een inherente spanning, omdat
zij geen hiërarchie tussen de financiële en maatschappelijke doelstelling kent. Gelet
op de huidige verhoudingen binnen het AIF (uitgangspunt is 80% financieel
terugverdienen en 20% maatschappelijk terugverdienen) ligt het zwaartepunt nu op
het financieel terugverdienen van de AIF investeringen. Door de kredietcrisis en de
risicoaversie bij banken is er voor initiatieven en ondernemingen met een relatief
hoog risicoprofiel een financieringsgat op de markt. Daardoor kan de gemeente een
rol spelen in de financiering van initiatieven die voorzien in een financieel (en
maatschappelijk) rendement, rekening houdend met de Europese voorschriften. Er is
weliswaar ruimte, maar de markt ervoor is niet onbeperkt. Dat heeft ook als
achtergrond de rol van de overheid in de markt: investeringen met een hoog
maatschappelijk rendement en een laag financieel rendement komen gewoonlijk
alleen via publiek optreden tot stand. Andere combinaties zijn voorbehouden aan de
markt of (al dan niet door Europese restricties) niet of beperkt uitvoerbaar.
4
186
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
Vanwege de marktruimte en de marktverhoudingen ligt het vasthouden aan de
huidige vaste 80/20 verdeling voor toevoegen dan niet voor de hand. Voortzetting er
van zou er dan slechts toe leiden dat sprake is van een toenemende mismatch in
middelen beschikbaar voor financieel renderende projecten en maatschappelijk
renderende projecten, met als uiteindelijk resultaat dat de gemeente daardoor
gewenste maatschappelijke investeringen niet kan doen. Daarbij komt nog dat het
financieel deel revolverend moet zijn, zodat ook op langere termijn middelen
beschikbaar zijn (en blijven). Gezien het relatief lage uitputtingsniveau van het
financieel deel en de daardoor nog resterende beschikbare middelen zijn
toevoegingen op dit moment niet voor de hand liggend. Kaderstellend wordt dan wel
dat het vermogen in het fonds zichzelf in stand houdt en investeringen geen beslag
leggen op de verdere gemeentelijke investeringsruimte. De ruimte die door het
nemen van deze maatregelen ontstaat geeft dan gelegenheid om aan de tweede
doelstelling, investeren in initiatieven met maatschappelijk rendement meer ruimte en
aandacht te geven, door toevoegingen juist aan dit deel van het fonds toe te wijzen.
Het loslaten van vaste verhoudingen geeft overigens ook voor de toekomst meer
ruimte om flexibel met de omvang van de twee deelfondsen om te kunnen gaan om
zodoende vraag en aanbod optimaler op elkaar af te kunnen stemmen en draagt bij
aan het prioriteren van de hiërarchie in doelstellingen door bij toevoegingen te
focussen op de dan meest gewenste optie:
a. Primair financiële doelstelling (beleggen)
b. Financiële doelstellingen binnen maatschappelijke randvoorwaarden
(maatschappelijk beleggen)
c. Maatschappelijke doelstelling binnen financiële randvoorwaarden (publiek
ontwikkelen)
d. Primair maatschappelijke doelstelling (publiek investeren)
3. Het verlaten van vaste verhoudingen voor toevoeging aan pijlers in de in te stellen
reserve AlF Maatschappelijk en te bepalen dat bij iedere dotatie aan de reserve
een voorstel wordt gedaan over de verdeling van de dotatie over pijlers
Eerder was besloten om binnen een deel van het AIF (financieel of maatschappelijk)
een vaste verhouding te volgen bij toevoegingen aan de afzonderlijke pijlers (in casu
de in het Programakkoord genoemde verdeling van 30% (E&I), 30% (KDL) en 40%
(SOB)). Omdat toevoegingen aan het financieel deel niet meer zullen volgen, zou
deze verdeling alleen nog voor het maatschappelijk deel relevant zijn. Met het
verlaten van deze vaste verdeling wordt de mogelijkheid om toevoegingen aan te
laten sluiten bij de prioriteiten die in de bestuursperiode (programma-akkoord)
relevant zijn verbeterd. Dit beslispunt volgt daarmee logisch beslispunt 2 en is ook
noodzakelijk in verband met de mogelijkheid pijlers te verwijderen of toe te voegen
die onder de algemene criteria voor het maatschappelijk deel geïntroduceerd wordt.
Het gevolg daarvan is wel dat voor iedere toevoeging afzonderlijk een verdeling zal
moeten worden voorgesteld respectievelijk vastgesteld wat in dit beslispunt dan ook
expliciet is gemaakt. Voor de volledigheid: de rentetoerekening is ook een
toevoeging, maar daarvoor gelden de bepalingen die bij de algemene criteria voor
beide reserves zijn opgenomen.
4. De algemene criteria voor de reserve AlF Maatschappelijk
5
187
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
Het scheiden van het huidige fonds in een maatschappelijk en een financieel deel
maakt het noodzakelijk de algemene criteria dan ook per reserve te beschrijven. De
criteria worden integraal benoemd om te voorkomen dat gewerkt moet worden met
meerdere besluiten waarin de oorspronkelijke criteria en wijzigingen moeten worden
opgezocht. In de criteria die nu worden voorgesteld zijn de wijzigingen verwerkt, het is
echter niet zo dat alles is gewijzigd. De wijzigingen beperken zich tot de onderdelen c,
f‚, gen h. De overige criteria zijn niet of alleen redactioneel gewijzigd. De wijziging in
criterium c heeft alleen betrekking op het kunnen toevoegen of afvoeren van pijlers, of
het beëindigen van de opname van een pijler. Ook hiermee wordt beoogd het AlF
flexibeler in te kunnen passen bij de prioriteiten die in de bestuursperiode
(programma-akkoord) relevant zijn of worden.
De wijziging in criterium f heeft betrekking op de verlaging van de ondergrens voor
een bijdrage naar € 1 miljoen (was € 2,5 miljoen) en ziet er ook op toe dat meerdere
projecten gebundeld kunnen worden tot een enkele bijdrage mits deze onder een
doelstelling wordt gebracht. Dat laatste is geen verandering omdat compartimenten al
gevormd konden worden. Met de verlaging van de ondergrens wordt wel de
mogelijkheid verhoogd om waardevolle initiatieven die een relatief geringe bijdrage
vereisen makkelijker onder een gezamenlijke doelstelling te brengen waardoor de
flexibiliteit ten aanzien van de inzet van bijdragen stijgt.
Criterium g is beperkt gewijzigd ten opzichte van de voorgaande vaststelling. Met de
vaststelling van een lagere bijdragegrens was ook aanpassing van het MKBA vereiste
noodzakelijk. De hantering van een enkele grens voorkomt dat voor de toepassing
van het MKBA vereiste een grijs gebied ontstaat. Een belangrijke wijziging in dit
criterium is wel dat een eis wordt gesteld aan de kwaliteit van de MKBA. De
maatschappelijke kosten-batenanalyse is een instrument voor de economische
beoordeling van een project of voorgenomen beleid. Landelijk bestaat consensus
over een stappenplan, wat in beginsel geschikt is voor de analyse van grote èn kleine
projecten. Het onderscheid tussen grote en kleine projecten komt tot uiting in de
breedte van het onderzoek naar de projecteffecten. Terwijl bij kleine projecten het
voordeel vaak duidelijk aanwijsbaar is en andere effecten minder relevant zijn, zijn bij
grote projecten de effecten omvangrijker en vaak diffuus. Dat impliceert dat de
stappen met betrekking tot directe effecten ook voor
kleine projecten relevant zijn; andere delen zoals indirecte effecten kunnen voor
kleine projecten bijvoorbeeld in veel gevallen van minder belang zijn. Het stappenplan
wordt daarom wel doorlopen voor kleinere en grotere projecten, maar de diepgang
mag verschillen. Wel wordt verlangd dat naar mate het project financieel in omvang
toeneemt de diepgang van de analyse toeneemt. Absolute grenzen worden daarbij nu
nog niet gesteld om eerst ervaring op te doen met de toepassing van een vast
stramien.
De vaste stappen voor de MKBA die gevolgd moeten worden zijn:
1. Probleemanalyse
2. Vaststellen nulalternatief
3. Vaststellen projectalternatieven
4. Bepalen kosten
5. Identificeren en kwantificeren van effecten
6. Monetariseren van effecten
6
188
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Jaar Ì 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
7. Opstellen overzicht van kosten en baten
8. Varianten- en risico-analyse
Deze stappen worden toegelicht in de handreiking Handreiking voor beleidsmakers,
een kennismaking met de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). Een
uitgebreide uitwerking voor het opstellen van een MKBA is verder te vinden in de
Leidraad Overzicht Effecten Infrastructuur.
Naast deze wijziging is in dit criterium is een zogenaamd multipliereffect
geïntroduceerd in criterium h. Met de instelling van een gewenst effect van een
bijdrage van de gemeente in relatie tot bijdragen van anderen wordt beoogd de
effectiviteit van de verstrekking van subsidies en vergelijkbare bijdragen te verhogen.
Ook de gedeelde verantwoordelijkheid voor te bereiken maatschappelijke effecten
tussen gemeente en maatschappelijke partners wordt hiermee geaccentueerd. Het
effect kan echter onhaalbaar blijken, terwijl de bijdrage toch zeer gewenst kan worden
geacht. Om die reden is een formulering in de vorm van een uitgangspunt gekozen.
De streefwaarde staat daarmee vast, maar omstandigheden kunnen een afwijking
rechtvaardigen die dan echter wel bij in te dienen voorstellen zal moeten worden
beargumenteerd. Op zich zelf kan dit uitgangspunt bij strikte handhaving de
verstrekking van bijdragen beperken. Het ligt dan aan het specifieke initiatief of de
Raad een afwijking gerechtvaardigd vindt. Het voorbeeld van AMS toont aan echter
aan dat het effect, zeker bij grootschaliger bijdragen, haalbaar is. Ten slotte: een
belangrijk criterium dat wel geldt voor het financieel deel, maar niet voor het
maatschappelijk deel is de rendementeis. In het maatschappelijk deel staat de
rendementseis niet centraal, maar wel het maatschappelijk nut.
5. de algemene criteria voor de reserve AlF Financieel
Ook hier geldt dat het scheiden van het huidige fonds in een maatschappelijk en een
financieel deel het noodzakelijk maakt de algemene criteria dan ook voor de reserve
AlF Financieel apart te beschrijven. In de criteria die nu worden voorgesteld zijn de
wijzigingen verwerkt. De wijzigingen beperken zich voor deze criteria tot de
onderdelen d, e en g. De overige criteria zijn niet of alleen redactioneel gewijzigd.
In onderdeel d is aanvullend tot uitdrukking gebracht dat pijlers zich bij voorkeur
richten op risicovolle participaties of deelname in investeringsfondsen. Hiermee wordt
beoogd effectiever investeringsprojecten te kunnen kiezen met gebruikmaking van
expertise uit de markt. Deelname mag ook worden gelezen als samenwerking.
Hiermee kan mede uitvoering gegeven worden aan de motie van het raadslid de heer
Mulder inzake de begroting voor 2014 [Amsterdams Investeringsfonds Plus (AlF+)].
Deze aangenomen motie roept op om samenwerking te zoeken met de Nederlandse
Investeringsinstelling teneinde Amsterdamse initiatieven, waaronder het huidige
Amsterdams Investeringsfonds, te koppelen aan (co)financiering door
pensioenfondsen, als 'plus' op het huidige Amsterdams Investeringsfonds (AlF+).
Zodra de oprichting van deze instelling een feit is, zal de gemeente Amsterdam deze
instelling benaderen om te zien hoe samenwerking concreet gestalte kan krijgen.
Verdere aanpassingen in de criteria die moeten leiden tot een flexibeler inzet van de
middelen zijn opgenomen in criterium e. Kern daarvan is dat de rendementseis op het
niveau van een project wordt losgelaten, maar nu gericht wordt op de pijler als
geheel. Met deze flexibilisering wordt bereikt dat voor afzonderlijke projecten een
7
189
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam
Afdeling 1 Gemeenteraad R
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
afgestemde mix van rente en risico-opslag kan worden gekozen die aansluit op de
risico’s. Achtergrond van de rendementseis en de bepaling over de voorwaarde van
terugbetaling van de hoofdsom is de instandhouding van de middelen in de reserve
als geheel. Hiermee wordt bereikt dat de beschikbare middelen in de tijd gezien
opnieuw beschikbaar komen voor (nieuwe) projecten zodat het fonds een revolverend
karakter heeft en behoudt. Zonder dat dit in dit criterium is opgenomen blijft uiteraard
gelden dat (vooral) neerwaartse aanpassing van de rendementen op projectniveau
niet mag leiden met strijdigheid met Europese regelgeving of de eigen gemeentelijke
regelgeving op het gebied van leningen en garanties.
In criterium g is tenslotte analoog aan hetgeen bij het maatschappelijk deel gebeurt
en om dezelfde redenen als daar genoemd de bijdrage grens verlaagd en
bundelingmogelijkheid opgenomen.
6. het hanteren van een ingangsdatum voor de nieuwe criteria per datum van dit
besluit onder de verdere bepaling dat projecten die in de uitvoeringsfase
verkeren en projecten waarvoor al een bijdrage gecommitteerd is voor
vaststelling van dit besluit onder het regime van de “oude” criteria blijven
vallen.
Beslispunt 6 regelt de ingangsdatum voor de nieuwe criteria. Projectbijdragen die al
voor de datum van dit besluit door de Raad zijn vastgesteld en al in uitvoering zijn of
nog in uitvoering moeten komen blijven onder het regime van de toen bestaande
criteria. In praktijk betekent dit dat de nieuwe criteria vanaf de datum van dit besluit
alleen van toepassing zullen zijn op de dan nog besteedbare delen van de pijlers.
Financiële paragraaf
Grondexploitatie: Ja/Nee Totale omvang krediet: €
Financiële dekking:
Investering: Ja/Nee Totale omvang krediet: €
Afschrijvingstermijn:
Gebruikt rentepercentage: _%
Looptijd krediet:
ls de regeling kredieten van Omvang aangevraagd €
toepassing: Ja/Nee krediet (excl BTW)
Regeling Risicovolle Projecten
van toepassing: Ja/Nee
Zijn er risico's en zo ja, hoe
worden deze beheerst?
Financiële gevolgen
Jaar T T+1 T+2 T+3 T+4 Volgnummer
Kapitaallasten
Overige exploitatielasten
Baten
Saldo ten laste van de
algemene middelen
Waarvan nog niet gedekt
Toelichting
De financiële paragraaf is niet van toepassing omdat de criteria pas effect hebben bij
het indienen van voorstellen tot bijdragen uit het AlF.
8
190
Bijlage - Raadsvoordracht splitsing AIF en nieuwe criteria 8 1 2014
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 0
Datum _ «vrije tekst griffie> Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014
Geheimhouding
Niet van toepassing
Stukken
Meegestuurd Brief aan gemeenteraad evaluatie AIF met daarin als bijlage de huidige
pijlerspecifieke criteria
Ter inzage gelegd Niet van toepassing
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Martin Doorgeest, 020-5522710, [email protected]
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
9
191
Bijlage - brief evaluatie AIF 2 20 11 2013
Bezoekadres Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1 Best di t
1011 PN Amsterdam estuursdiens
Postbus 202
1000 AE Amsterdam
Telefoon 020 552 9111
Fax 020 552 3426
www.amsterdam.nl Retouradres: BDA, Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
Aan de leden van de Gemeenteraad
Datum 31 oktober 2013
Ons kenmerk
Behandeld door C.B. Spaanderman
Doorkiesnummer 3694
Onderwerp Evaluatie Amsterdams Investerings Fonds (AIF)
Geachte leden van de Raad,
Bij de behandeling van de Kadernota 2014 heeft het College u toegezegd om de criteria van
het Amsterdams Investerings Fonds (AIF) te evalueren en deze evaluatie voor de vaststelling
van de begroting 2014 (6-7 november) aan u toe te zenden. De evaluatie is medio oktober
afgerond en is gevoegd bij deze brief. De evaluatie is uitgevoerd door de heer B. Teulings,
een onafhankelijk organisatieadviseur op het raakvlak van bestuurlijke en financiële
vraagstukken. Het College dankt de heer Teulings voor zijn heldere evaluatie en adviezen.
Het College concludeert dat de evaluatie laat zien dat:
-__het AIF in zijn huidige vorm werkt daar waar sprake is van maatschappelijke
investeringen die ook financieel renderen. Het instrument AIF verhelpt hier een
specifieke marktimperfectie.
- de gemeente een breder spectrum van maatschappelijke investeringen te bedienen
heeft, maar dat de huidige financiële randvoorwaarden van het AIF de gemeente niet
in de gelegenheid stellen deze gewenste maatschappelijke investeringen te doen.
Op basis van deze conclusies stellen wij voor om geen verdere toevoegingen aan het huidige
AIF te doen en voor het vervolg een onderscheid te maken tussen
-_ AIF Financieel en
-__ AlF Maatschappelijk
Maar eerst geven wij in deze brief op hoofdlijnen onze reactie op de bevindingen en
aanbevelingen van de evaluatie. Vervolgens geven wij aan welke richting wij voorstellen ten
aanzien van de toekomst van het AIF. Deze richting willen wij graag met u bespreken en
mede op basis van deze bespreking uitwerken in concrete voorstellen die ter vaststelling aan
de Raad begin 2014 zullen worden voorgelegd.
1. Evaluatie AIF
Wat betreft het College laten de bevindingen en de aanbevelingen zich op hoofdlijnen
samenvatten in 4 kernpunten.
192
Bijlage - brief evaluatie AIF 2 20 11 2013
a. Spanning financiële en maatschappelijke doelstellingen
In het Programakkoord 2010-2014 zijn de doelstellingen voor het AIF beschreven:
-__ (duurzame) versterking van de stad op het vlak van economie, stedelijke ontwikkeling
en duurzaamheid en
- investeringen die zichzelf financieel en/of maatschappelijk terugverdienen.
De evaluatie spreekt van het ontbreken van een hiërarchie tussen de financiële en
maatschappelijke doelstelling, wat leidt tot inherente spanning.
Het College deelt de conclusie van de evaluatie dat er een spanning zit tussen de financiële
en maatschappelijke doelstellingen. Hoewel het een bewuste keuze is geweest om het AlF
deze doelstellingen mee te geven, blijkt deze spanning in de uitvoeringspraktijk een
onbevredigend beeld op te leveren ten aanzien het AlF en de investeringsmogelijkheden die
met het AIF geboden konden worden. Dit komt ook mede door de wijze waarop wij het AIF
hebben uitgewerkt. Wij hebben als College en Raad verschillende intensieve discussies
gehad over de uitwerking van het AIF. Hierbij is door verschillende partijen ook gewezen op
mogelijke knelpunten. Vanuit de overtuiging de opzet van het AIF een kans te geven heeft het
College tot nu toe vastgehouden aan de oorspronkelijk afgesproken en door de raad
vastgestelde uitwerking.
De aanbevelingen om een duidelijker onderscheid te maken tussen de doelstellingen nemen
wij mee in ons voorstel voor het vervolg van het AIF (zie onderdeel 2 van deze brief).
b. Ruimte voor investeringen met financiële én maatschappelijke rendementseisen
De evaluatie spreekt van een financieringsgat op de markt voor (startende) ondernemingen
en initiatieven met een relatief hoog risicoprofiel, als gevolg van de kredietcrisis en
risicoaversie bij banken. Hierdoor kan de overheid een waardevolle rol spelen in de
financiering van initiatieven die voorzien in een financieel en maatschappelijk rendement.
Het College deelt de conclusie dat er ruimte is en blijft voor investeringen die zowel een
financiële rendementseis inhouden als een maatschappelijke opbrengst hebben. Zoals ook in
de evaluatie verwoord is, behoren investeringen met een maatschappelijk rendement
vanouds tot de taken van de overheid. Die met een financieel rendement niet. Hoewel
uiteraard aan beide rendementeisen zal moeten worden voldaan, zal het maatschappelijke
element bij dergelijke investeringen doorgaans zwaarder wegen zijn dan de financiële
randvoorwaarden. Het College onderschrijft de conclusie in de evaluatie dat gezien het
karakter van dit type investeringen, de ruimte hiervoor in Amsterdam voor de gemeente
relatief beperkt zal zijn. Daarbij is het college van mening dat dit type investeringen met
financieel rendement wel thuis hoort binnen het palet van gemeentelijke investeringsdoelen,
omdat het totaal palet breder is dan investeringen met enkel maatschappelijke rendement.
c. Versterken inzet en kansen voor investeringen met financiële rendementseisen
In de aanbevelingen (36 en 37) wordt een aantal suggesties gedaan voor de aanpassing van
de criteria: meer gebruik maken van investeringsinstrumenten als fondsen en participaties;
het bundelen van initiatieven in compartimenten, het verlagen van de rendementsdoelstelling
en het loslaten van de terugbetalinggarantie per initiatief.
Het College staat positief tegenover deze voorstellen en zullen die betrekken bij de
vervolgstappen. De aanpassingen hebben vooral betrekking op de voorwaarden bij
investeringen met financiële rendementeisen.
193
Bijlage - brief evaluatie AIF 2 20 11 2013
Wij delen de opvatting (aanbeveling 41) dat een actieve investeringstrategie nodig is bij het
onderdeel waarbij financiële rendementseisen worden gesteld. De huidige actieve
investeringsstrategie binnen de economische pijler van het AIF zal zich nog meer kunnen
richten op het zoeken naar mogelijkheden die passen bij de criteria.
d. Bij een focus voor het AIF op investeringen met financiële rendementseisen liggen
verdere toevoegingen nief voor de hand.
Het rapport bevat de aanbeveling om de vraag of in de toekomst nog middelen aan het AIF
moeten worden toegevoegd, te beoordelen in het licht van de een heroverweging van de
verhouding tussen financiële en maatschappelijke rendementsdoeleinden.
Het College vindt deze aanbeveling waardevol. Wij erkennen dat verdere toevoegingen van
middelen niet in de rede liggen bij een instrument gericht op investeringen met financiële
rendementeisen. Ten eerste omdat, zoals de evaluatie aangeeft en hiervoor onder b. in deze
brief is opgemerkt, de markt voor dergelijke investeringen niet onbeperkt is. Ten tweede
omdat het revolverende karakter ervoor moet zorgen dat het beschikbare volume op de
langere termijn in stand blijft.
2. Hoofdlijnen vervolg AIF
Op grond van de voorliggende evaluatie en onze ervaringen met het AIF tot nu toe, stellen wij
voor de volgende hoofdlijnen nader uit te werken voor het vervolg van AIF.
Het AIF wordt gescheiden in investeringsinstrumenten voor:
1. AIF Financieel en
2. AIF Maatschappelijk
Door twee afzonderlijke investeringsinstrumenten te maken wordt de hiervoor onder a.
beschreven spanning weggenomen. Hieronder wordt nader ingegaan op de contouren van
beide instrumenten.
Ad 1. AIF Financieel
Voor dit instrument wordt gebruik gemaakt van het huidige 80% deel binnen AIF:
investeringen met financieel rendement. In lijn met de aanbevelingen uit de evaluatie en in
het verlengde van de hiervoor aangegeven opvatting van het College hierover, stellen wij de
volgende aanpassingsrichtingen voor:
* _de ondergrens van projecten bij te stellen van € 2,5 miljoen naar € 0,5 miljoen
e mogelijk te maken dat binnen een pijler de rendementseis gesteld wordt, maar deze
niet per individueel initiatief vooraf gegarandeerd hoeft te zijn, zodat er meer ruimte is
om risico’s te nemen
e gerichter inzetten op het gebruik maken van investeringsfondsen en participaties
Met de reeds beschikbare middelen in het huidige AIF is het College van mening dat er geen
verdere toevoegingen voor dit deel nodig zijn.
Ad 2. AIF Maatschappelijk
Mede op basis van het maatschappelijk deel (het 20%-deel) zoals dat nog in het huidige AIF
zit, wordt een afzonderlijk instrument opgezet dat zich richt op maatschappelijke
investeringen met inhoudelijke en financiële randvoorwaarden.
De volgende hoofdrichting stellen wij ons daarbij voor:
194
Bijlage - brief evaluatie AIF 2 20 11 2013
e _ uitgaan van de door de raad vastgestelde inhoudelijke criteria binnen huidige 3 pijlers
(zie bijlage)
e _aan het volgend college nader te bepalen toevoeging van andere pijlers
* _de ondergrens van projecten bij te stellen van € 2,5 miljoen naar € 0,5 miljoen
e _ verplichte MKBA voor investeringen boven € 1 miljoen
e uitgangspunt van multipliereffect van 4 (€ 1 van gemeente tegenover € 4 van derden}
Gezien ons voorstel onder om aan het AlF-instrument met de financiële rendementseis (zie
Ad 1) geen nieuwe middelen toe te voegen, kan -indien sprake is van vrijval- de vrijval van de
voorziening voor het vereveningfonds (max. € 60,9 miljoen) toegevoegd worden aan het
afgescheiden AlF-instrument voor maatschappelijke investeringen. Overige toevoegingen aan
het AIF, zoals de nog komende tranche van de NUON-gelden en vrijvallende middelen vanuit
de risicoreserve voor de Noord/Zuid-lijn, worden ter besluitvorming aan het volgend College
overgelaten.
3. Relatie met lopende projecten
Voor de pijler stedelijke ontwikkeling en bereikbaar (SOB) is de uitwerking van de criteria in
de commissie BWK van 16 oktober j.l. gehamerd en ligt dit in november voor in de Raad.
Hierbij is met bovengenoemde aanpassingen geen rekening gehouden.
Het College is voornemens de onder 2 geschetste richting voor het vervolg van het AIF begin
2014 uitgewerkt te hebben en aan uw Raad ter instemming voor te leggen. Wij zijn
voornemens om tot die tijd bij voorstellen ten laste van het AIF de ‘oude’ criteria als leidend te
beschouwen in ons advies aan de Raad.
Op dit moment zijn besluiten in voorbereiding betreffende de financiering van een aantal
projecten uit de pijler (SOB) en de pijler economie'.
4. Tot slot
De evaluatie van het AIF geeft een belangrijke bijdrage en goede suggesties voor het vervolg
van het AIF. Het College heeft met deze brief de hoofdlijnen voor dit vervolg aan willen
geven. We willen blijven investeren in de stad. Daarvoor biedt het AlF unieke mogelijkheden
en is met enige aanpassingen optimalisatie mogelijk. Begin 2014 willen wij op basis van
concrete uitwerking van deze hoofdlijnen het gesprek met uw Raad hierover voeren.
Met vriendelijke groet,
Pieter Hilhorst
Wethouder Financiën
! parallel aan deze evaluatie ontvang de commissie EZP een stand van zaken ten aanzien de
ontwikkeling van economische projecten, waaronder een aantal die mogelijk leiden tot voorstellen voor
het AIF
195
Bijlage - brief evaluatie AIF 2 20 11 2013
Bijlage
Hieronder vindt u de inhoudelijke criteria van de 3 pijlers:
Pijler Economie en Innovatie (raadsbesluit d.d. 15 februari 2012)
Aan twee van zeven onderstaande criteria dient te worden voldaan:
, de 1% hogere economische groei (per jaar} dan de Europese benchmark
e het aantrekken van 100 nieuwe buitenlandse bedrijven per jaar
e significante intensivering van Research & Development inspanningen per jaar in de
metropoolregio Amsterdam (MRA)
e het aantrekken van 2,5% meer talent/studenten (per jaar) in de MRA
e de opname in de top 10 van de Amsterdamse kennisinstituten in de relevante
Europese benchmarks
e _een minimaal gelijke ontwikkeling van de werkgelegenheid in de MRA ten opzichte
van Nederland als geheel.
e een vergelijkbare groei van de concurrentiekracht van de MRA, in relatie tot
concurrerende Europese regio’s, met als criteria specialisatiegraad, groei van de
toegevoegde waarde en arbeidsproductiviteit
Pijler Klimaat, Duurzaamheid en Luchtkwaliteit (raadsbesluit d.d. 30 november 2011)
EEE
zacht deel deel
Energiestrategie 2040
gebracht en waar mogelijk gekwantificeerd
kapitaal aan een bedrijf
Nn nn
opslag
8. Investeringen vinden plaats inde metropoolregio | hard | X | |
9. Investeringen hebben gecombineerd financieel en CO2- hard X
rendement van 4,5% per jaar (financieel, CO2, NOx)
| 10. Investeringen vinden plaats in Amsterdam __| hard | | X |
A
Pijler Stedelijke Ontwikkeling en Bereikbaarheid (ligt 6 november 2013 ter
besluitvorming voor aan de Raad)
e Bestedingen vanuit de fysieke pijler van het AIF zijn gericht op realisatie van de
Structuurvisie; de investeringen versterken de vier in de Structuurvisie benoemde
bewegingen.
e Bestedingen vanuit de fysieke pijler passen binnen de kaders van het nog aan uw
vergadering voor te leggen Strategisch Plan.
e Bestedingen vanuit de fysieke pijler van het AIF zijn in lijn met de Mobiliteitsaanpak
Amsterdam (“Amsterdam Aantrekkelijk Bereikbaar”), dat de uitwerking vormt van de
Structuurvisie voor verkeer, vervoer en openbare ruimte.
196
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2014-000782 x Gemeente Amsterdam J l F
Directie grectie middelen % Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
en contro
Dienst % Ter bespreking en ter kennisneming voor de
commissievergadering van 5 februari 2014
Portefeuille 12
Agendapunt 14
Datum besluit B&W n.v.t.
Onderwerp
Openspending
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
Een korte inleiding van Openspending en het belang van financiële transparantie door
de directeur van Open State, Arjan El Fassed. De inleiding wordt gevolgd door een
demonstratie van de tool Openspending van de stichting Open State waarmee open
data (in dit geval financiële gegevens) ontsloten en gebruikt kunnen worden. De
demonstratie geeft de commissieleden de gelegenheid zich een zich een beeld
vormen van de (huidige) reikwijdte van Openspending. Het geheel duurt circa 15
minuten.
Wettelijke grondslag
n.v.t.
Bestuurlijke achtergrond
De wethouder stuurde op 22 november 2013 een brief naar deze commissie waarin
hij berichtte over de uitvoering van motie 385. In deze motie verzoekt de raad het
college:
- in het najaar van 2013 een voorstel te doen aan de raad om Open Spending als
standaard te gebruiken voor de financiële huishouding van de Gemeente
Amsterdam;
-__ hiervoor aan te sluiten bij initiatieven die reeds lopen bij de stadsdelen Oost en
Centrum waar begrotingen tot vier jaar terug op detailniveau ter beschikking
worden gesteld.
In de brief geeft de wethouder aan dat hij het verzoek in de motie om ‘Open Spending
als standaard te gebruiken voor de financiële huishouding van de Gemeente
Amsterdam’ uitlegt als dat de gemeente er voor moet zorgen — op termijn — in staat te
zijn haar financiële gegevens als open data beschikbaar te stellen, zodat die gebruikt
kunnen worden — door Open Spending, maar ook door andere geïnteresseerde
partijen.
Het ingaan op het voorstel van Open State betekent op dit moment voor een
belangrijk deel het stimuleren van het initiatief van deze stichting. Hiermee sluit de
Gemeente Amsterdam in een vroeg stadium aan bij het Actieplan Open overheid dat
het ministerie van BZK onlangs (september 2013) publiceerde. Daarin worden de
acties beschreven voor de komende twee jaar ‘met betrekking tot het inzetten van
openheid voor verbetering van het openbaar bestuur en de publieke dienstverlening.”
Reden bespreking
Toezegging wethouder
1
197
Voordracht - Commissie Flap
Portefeuille 12 Gemeente Amsterdam J I F
Agendapunt 14 Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Ter kennisneming voor de commissievergadering van 5 februari 2014
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd n.v.t.
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Peter Bego, 020 552 3126, [email protected]
2
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2014-000020 x Gemeente Amsterdam J l F
Directie directie sb Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Dienst dienst maatsch X , , , , ,
ontwikkeling % Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 5 februari 2014
Portefeuille 17
Agendapunt TKN 1
Datum besluit B&W n.v.t.
Onderwerp
Toezegging Cie JIF over schoolontbijtjes
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
Kennisnemen van onderstaande beantwoording van vragen over schoolontbijtjes
Wettelijke grondslag
Gemeentewet artikel 169: informatieplicht college naar de gemeenteraad
Bestuurlijke achtergrond
In de commissie JIF van 30 oktober 2013 heeft mevrouw Ulicki (GL) de wethouder
gevraagd 1 - hoe de sponsoring van de schoolontbijtjes is geregeld en
2 - hoeveel scholen deelnemen aan deze voorziening.
Hierbij beantwoordt de wethouder deze vragen.
Antwoord:
1. Het Nationale Schoolontbijt wordt gesponsord door het Voorlichtingscentrum
Brood en georganiseerd door het Voorlichtingsbureau Brood. Scholen kunnen
zich bij het bureau aanmelden. In februari 2013 hebben 80 Amsterdamse scholen
zich ingeschreven voor het Nationaal Schoolontbijt. Nadat de scholen zich
hebben ingeschreven, geven bakkers en supermarkten zich op en kiezen zelf
voor een koppeling met een school of scholen. Dit jaar is er een koppeling met 27
scholen gemaakt. Het overzicht van Amsterdamse scholen vindt u in de bijlage.
2. Het Voorlichtingsbureau Brood organiseerde in 2013 het Nationaal Schoolontbijt
voor de laatste keer. De subsidie die hiervoor werd gegeven, houdt op. Er is gezocht
naar een andere sponsor, maar die is (nog) niet gevonden.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
1
199
Voordracht - Commissie Flap
Portefeuille 17 Gemeente Amsterdam J I F
Agendapunt TKN 1 Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Ter kennisneming voor de commissievergadering van 5 februari 2014
Meegestuurd Nationaal Schoolontbijt 2013
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Dienst maatschappelijke ontwikkeling, Petra Coffeng (Onderwijs, 06-13242946)/
Marijke Andeweg (AAGG)
2
200
Bijlage - Nationaal schoolontbijt 2013
School (deelname aan het NSO Straat Pc Plaats
KBS Aloysiusschool Westerstraat 1015 mh AMSTERDAM
basisschool as-siddieg Dijkmanshuizenstraat 1024 xj AMSTERDAM
OBS de Weidevogel Dorpsweg Ransdorp 1028 BK AMSTERDAM
obs De klimop Varenweg 1031 CB AMSTERDAM
obs De Poolster Plejadenplein 1033 VL AMSTERDAM
Basischool de Botteloef Overslag 1034 RR AMSTERDAM
BS de Driemaster Binnenvaart 1034 SG AMSTERDAM
de Krijtmolen Molenwijk 1035 EE AMSTERDAM
De Bongerd Boomgaardlaan 1036 KJ AMSTERDAM
de Wiltzangh Hertspieghelweg 1055 KK AMSTERDAM
Admiraal de Ruijterschool Bestevaerstraat 1056 HP AMSTERDAM
Scholengemeenschap Signis Jan Sluijtersstraat 1062 CJ AMSTERDAM
SBO De Kans Thomas van Aquinostraat 1064 NE AMSTERDAM
SBO De Driesprong Sloterweg 1066 CV AMSTERDAM
Alphons Laudyschool Meer en Vaart 1068 KV AMSTERDAM
osdorpse montessori school Hoekenes 1068 MR AMSTERDAM
Johannesschool Evertsweertplantsoen 1069 RK AMSTERDAM
Mr. G.T.J. de Jonghschool Terpstraat 1069 TV AMSTERDAM
3e Daltonschool Van Ostadestraat 1073 TN AMSTERDAM
BS Elout Cornelis Krusemanstraat 1075 NS AMSTERDAM
E.J. van Detschool IJsbaanpad 1076 CV AMSTERDAM
Buitenveldertse Montessorischool Sandenburch 1082 GN AMSTERDAM
OBS Olympus Erich Salomonstraat 1087 JA AMSTERDAM
SBO Het Spectrum Eva Besnyostraat 1087 LG AMSTERDAM
o.b.s. De Kaap Christiaan de Wetstraat 1091 NG AMSTERDAM
St.Barbaraschool Eikenplein 1092 CC AMSTERDAM
Het Spectrum James Wattstraat 1097 DM AMSTERDAM
School (geen deelname NSO) Straat Pc Plaats
Brede School De Zeeheld Roggeveenstraat 1013 PV AMSTERDAM
De Kinderboom Adelaarsweg 1021 BZ AMSTERDAM
OBS Het Vogelnest Mussenstraat 1021 CS AMSTERDAM
EBS Tanisha Beemsterstraat 1024 BV AMSTERDAM
Mgr. bekkersschool Volendammerweg 1024 jr AMSTERDAM
IJdoornschool Werengouw 1024 NN AMSTERDAM
Montessori Boven 't IJ Kampina 1025 dd AMSTERDAM
Orion college Beijerlandstraat 1025 nn AMSTERDAM
het wespennest Breedveld 1025 pz AMSTERDAM
Buikslotermeerschool Breedveld 1025 PZ AMSTERDAM
bs De IJsbreker Chrysantenstraat 1031 HT AMSTERDAM
OBS Overhoeks Chrysantenstraat 1031 HT AMSTERDAM
Oranje Nassau Ribesstraat 1032 JR AMSTERDAM
professor-waterinkschool Kopjachtplein 1034 jg AMSTERDAM
Dorus Rijkersschool Kofschipstraat 1034 JM AMSTERDAM
O.b.s. Twiske Pandorinastraat 1035 VR AMSTERDAM
BS De Kinkerbuurt Borgerstraat 1053 PE AMSTERDAM
Annie M.G.Schmidt Pieter Langendijkstraat 1054 ZB AMSTERDAM
al wafa Buskenblaserstraat 1055 ag AMSTERDAM
El Amien II Admiraal de Ruijterweg 1055 ND AMSTERDAM
kbs De Boomgaard Gibraltarstraat 1055 NK AMSTERDAM
KBS de Springplank Orteliuskade 1057 AA AMSTERDAM
joop westerweelschool Balboaplein 1057 vs AMSTERDAM
bos en lommerschool Flierefluiterpad 1061 ER AMSTERDAM
El Kadisia Piet Mondriaanplein 1061 SC AMSTERDAM
Scholen gemeenschap Signis Jan Tooropstraat 1062 BK AMSTERDAM
Prof. H. Burgerschool Jan Sluijtersstraat 1062 CJ AMSTERDAM
obs. Slootermeer Burgemeester Fockstraat 1063 cw AMSTERDAM
Sint Henricus Louis Naarstigstraat 1063 EN AMSTERDAM
gbs Veerkracht Slotermeerlaan 1063 JW AMSTERDAM
201
Bijlage - Nationaal schoolontbijt 2013
Immanuelschool Jan de Louterstraat 1063 KX AMSTERDAM
Scholengemeenschap Signis Herman de Manstraat 1064 bx AMSTERDAM
Goeman Borgesiusschool Aalbersestraat 1067 ez AMSTERDAM
J.P.Coenschool Balistraat 1094 JE AMSTERDAM
As-Siddiegschool Sumatraplantsoen 1095 HW AMSTERDAM
Flevoparkschool Soembawastraat 1095 VX AMSTERDAM
Valentijnschool Soembawastraat 1095 VZ AMSTERDAM
Van Koetsveldschool Archimedesplantsoen 1098 KB AMSTERDAM
OBS de Rozemarn Huntum 1102 JA AMSTERDAM ZUIDOOST
Shrilaksmi basis school Janusz Korczakstraat 1102 JR AMSTERDAM ZUIDOOST
Klaverblad Darlingstraat 1102 MX AMSTERDAM ZUIDOOST
OBS Bijlmerhorst EGoli 1103 AC AMSTERDAM ZUIDOOST
Orion College Frankemaheerd Bijlmerdreef 1103 TV AMSTERDAM ZUIDOOST
OBS Bijlmerdrie Kantershof 1104 HJ AMSTERDAM ZUIDOOST
Samenspel Kantershof 1104 HJ AMSTERDAM ZUIDOOST
Onze Wereld Kortvoort 1104 Na AMSTERDAM ZUIDOOST
De Blauwe Lijn Kortvoort 1104 NA AMSTERDAM ZUIDOOST
De Knotwilg Vreeswijkpad 1106 DV AMSTERDAM ZUIDOOST
De Brink Mijehof 1106 HW AMSTERDAM ZUIDOOST
de Holendrechtschool Holendrechtplein 1106 LP AMSTERDAM ZUIDOOST
EBS de Morgenster Holendrechtplein 1106 LP AMSTERDAM ZUIDOOST
ABBS Het Gein Cornelis Aarnoutsstraat 1106 ZG AMSTERDAM ZUIDOOST
OBS Cornelis Jetses Jaargetijden 1109 AR AMSTERDAM ZUIDOOST
202
Bijlage - Nationaal schoolontbijt 2013.xlsx
School (deelname aan het NSO Straat Pc Plaats
KBS Aloysiusschool Westerstraat 1015 mh AMSTERDAM
basisschool as-siddieg Dijkmanshuizenstraat 1024 xj AMSTERDAM
OBS de Weidevogel Dorpsweg Ransdorp 1028 BK AMSTERDAM
obs De klimop Varenweg 1031 CB AMSTERDAM
obs De Poolster Plejadenplein 1033 VL AMSTERDAM
Basischool de Botteloef Overslag 1034 RR AMSTERDAM
BS de Driemaster Binnenvaart 1034 SG AMSTERDAM
de Krijtmolen Molenwijk 1035 EE AMSTERDAM
De Bongerd Boomgaardlaan 1036 KJ AMSTERDAM
de Wiltzangh Hertspieghelweg 1055 KK AMSTERDAM
Admiraal de Ruijterschool Bestevaerstraat 1056 HP AMSTERDAM
Scholengemeenschap Signis Jan Sluijtersstraat 1062 CJ AMSTERDAM
SBO De Kans Thomas van Aquinostraat 1064 NE AMSTERDAM
SBO De Driesprong Sloterweg 1066 CV AMSTERDAM
Alphons Laudyschool Meer en Vaart 1068 KV AMSTERDAM
osdorpse montessori school Hoekenes 1068 MR AMSTERDAM
Johannesschool Evertsweertplantsoen 1069 RK AMSTERDAM
Mr. G.T.J. de Jonghschool Terpstraat 1069 TV AMSTERDAM
3e Daltonschool Van Ostadestraat 1073 TN AMSTERDAM
BS Elout Cornelis Krusemanstraat 1075 NS AMSTERDAM
E.J. van Detschool IJsbaanpad 1076 CV AMSTERDAM
Buitenveldertse Montessorischool Sandenburch 1082 GN AMSTERDAM
OBS Olympus Erich Salomonstraat 1087 JA AMSTERDAM
SBO Het Spectrum Eva Besnyostraat 1087 LG AMSTERDAM
o.b.s. De Kaap Christiaan de Wetstraat 1091 NG AMSTERDAM
St.Barbaraschool Eikenplein 1092 CC AMSTERDAM
Het Spectrum James Wattstraat 1097 DM AMSTERDAM
School (geen deelname NSO) Straat Pc Plaats
Brede School De Zeeheld Roggeveenstraat 1013 PV AMSTERDAM
De Kinderboom Adelaarsweg 1021 BZ AMSTERDAM
OBS Het Vogelnest Mussenstraat 1021 CS AMSTERDAM
EBS Tanisha Beemsterstraat 1024 BV AMSTERDAM
Mgr. bekkersschool Volendammerweg 1024 jr AMSTERDAM
IJdoornschool Werengouw 1024 NN AMSTERDAM
Montessori Boven 't IJ Kampina 1025 dd AMSTERDAM
Orion college Beijerlandstraat 1025 nn AMSTERDAM
het wespennest Breedveld 1025 pz AMSTERDAM
Buikslotermeerschool Breedveld 1025 PZ AMSTERDAM
bs De IJsbreker Chrysantenstraat 1031 HT AMSTERDAM
OBS Overhoeks Chrysantenstraat 1031 HT AMSTERDAM
Oranje Nassau Ribesstraat 1032 JR AMSTERDAM
professor-waterinkschool Kopjachtplein 1034 jg AMSTERDAM
Dorus Rijkersschool Kofschipstraat 1034 JM AMSTERDAM
O.b.s. Twiske Pandorinastraat 1035 VR AMSTERDAM
BS De Kinkerbuurt Borgerstraat 1053 PE AMSTERDAM
Annie M.G.Schmidt Pieter Langendijkstraat 1054 ZB AMSTERDAM
al wafa Buskenblaserstraat 1055 ag AMSTERDAM
El Amien II Admiraal de Ruijterweg 1055 ND AMSTERDAM
kbs De Boomgaard Gibraltarstraat 1055 NK AMSTERDAM
KBS de Springplank Orteliuskade 1057 AA AMSTERDAM
joop westerweelschool Balboaplein 1057 vs AMSTERDAM
bos en lommerschool Flierefluiterpad 1061 ER AMSTERDAM
El Kadisia Piet Mondriaanplein 1061 SC AMSTERDAM
Scholen gemeenschap Signis Jan Tooropstraat 1062 BK AMSTERDAM
Prof. H. Burgerschool Jan Sluijtersstraat 1062 CJ AMSTERDAM
obs. Slootermeer Burgemeester Fockstraat 1063 cw AMSTERDAM
Sint Henricus Louis Naarstigstraat 1063 EN AMSTERDAM
gbs Veerkracht Slotermeerlaan 1063 JW AMSTERDAM
203
Bijlage - Nationaal schoolontbijt 2013.xlsx
Immanuelschool Jan de Louterstraat 1063 KX AMSTERDAM
Scholengemeenschap Signis Herman de Manstraat 1064 bx AMSTERDAM
Goeman Borgesiusschool Aalbersestraat 1067 ez AMSTERDAM
J.P.Coenschool Balistraat 1094 JE AMSTERDAM
As-Siddiegschool Sumatraplantsoen 1095 HW AMSTERDAM
Flevoparkschool Soembawastraat 1095 VX AMSTERDAM
Valentijnschool Soembawastraat 1095 VZ AMSTERDAM
Van Koetsveldschool Archimedesplantsoen 1098 KB AMSTERDAM
OBS de Rozemarn Huntum 1102 JA AMSTERDAM ZUIDOOST
Shrilaksmi basis school Janusz Korczakstraat 1102 JR AMSTERDAM ZUIDOOST
Klaverblad Darlingstraat 1102 MX AMSTERDAM ZUIDOOST
OBS Bijlmerhorst EGoli 1103 AC AMSTERDAM ZUIDOOST
Orion College Frankemaheerd Bijlmerdreef 1103 TV AMSTERDAM ZUIDOOST
OBS Bijlmerdrie Kantershof 1104 HJ AMSTERDAM ZUIDOOST
Samenspel Kantershof 1104 HJ AMSTERDAM ZUIDOOST
Onze Wereld Kortvoort 1104 Na AMSTERDAM ZUIDOOST
De Blauwe Lijn Kortvoort 1104 NA AMSTERDAM ZUIDOOST
De Knotwilg Vreeswijkpad 1106 DV AMSTERDAM ZUIDOOST
De Brink Mijehof 1106 HW AMSTERDAM ZUIDOOST
de Holendrechtschool Holendrechtplein 1106 LP AMSTERDAM ZUIDOOST
EBS de Morgenster Holendrechtplein 1106 LP AMSTERDAM ZUIDOOST
ABBS Het Gein Cornelis Aarnoutsstraat 1106 ZG AMSTERDAM ZUIDOOST
OBS Cornelis Jetses Jaargetijden 1109 AR AMSTERDAM ZUIDOOST
204
Bijlage - 1Commissie Flap
Nummer _BD2014-000763 x Gemeente Amsterdam J l F
Directie directie sb Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Dienst dienst maatsch X , , , , ,
ontwikkeling % Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 5 februari 2014
Portefeuille 17
Agendapunt TKN 2
Datum besluit B&W n.v.t.
Onderwerp
Nadere onderbouwing Verordening Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen en
Voorschoolse Educatie 2014
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
De brief van de Wethouder Jeugd en Onderwijs aan de Commissie JIF d.d. 16 januari
2014.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet art.169, actieve informatieplicht college naar gemeenteraad.
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de Commissie JIF d.d. 15 januari 2014 heeft de Commissie bij
bespreking van de Verordening Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen en Voorschoolse
Educatie 2014 op enkele punten een nadere onderbouwing gevraagd. Die is
opgenomen in bijgevoegde brief. De Wethouder Onderwijs heeft bijgevoegde brief op
17 januari 2014 per dagmail aan de gemeenteraad verzonden met het oog op de
raadsvergadering van 22/1 waarin de Verordening wordt behandeld. .
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd Brief van de Wethouder Jeugd en Onderwijs aan de Commissie JIF 16 januari 2014.
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
dienst maatschappelijke ontwikkeling, Jan Willem Sluiskes, 06-45748472
1
205
Bijlage Brief van de Wethouder Jeugd en Onderwijs aan de Commissie JIF d.d. ….
Bezoekadres Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN AMSTERDAM
Postbus 202
1000 AE AMSTERDAM
Telefoon
Fax
Teksttelefoon 020 620 9279 Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE AMSTERDAM
www.amsterdam.nl
Leden van de Commissie JIF
Datum 16 januari 2014
Behandeld door DMO/ team VVE, Jan Willem Sluiskes
Geachte leden van de Commissie JIF,
In uw vergadering d.d. 15 januari 2014 heeft u gevraagd om een onderbouwing van
de regels die het college in Verordening Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen en
Voorschoolse Educatie 2014 stelt.
Het college heeft ervoor gekozen om in de periode 2010-2014 hogere kwaliteitseisen
te stellen dan de landelijke regelgeving voorschrijft. Deze eisen betreffen bijvoorbeeld
onderwerpen als taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers, ouderbetrokkenheid
en een doorgaande lijn van voorschool naar vroegschool. Het college vindt deze
aanvullende eisen van doorslaggevend belang om achterstanden van jonge kinderen
in Amsterdam in te lopen. Dit heeft tot goede resultaten geleid. Het eindrapport van de
Inspectie van het Onderwijs (2013) over de voor- en vroegschoolse educatie laat zien
dat Amsterdam op kop loopt waar het de kwaliteit van VVE betreft.
Daarnaast zijn in de Verordening regels opgenomen op terreinen waarin landelijke
regelgeving niet voorziet, zoals de binnen- en buitenspeelruimte peuterspeelzalen.
Deze eisen zijn noodzakelijk omdat in de wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen
Peuterspeelzalen alleen accommodatie-eisen zijn opgenomen voor
kinderdagverblijven, niet voor peuterspeelzalen. Het is aan de lokale overheid om ook
de accommodatie-eisen voor peuterspeelzalen te regelen. Indien de lokale overheid
dit nalaat, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan als zich teveel kinderen in een kleine
ruimte bevinden.
Zeven afzonderlijke verordeningen vormden in de stad de juridische basis voor deze
kwaliteitseisen. Deze verordeningen worden nu samengevoegd in deze nieuwe
Verordening.
In uw vergadering van 15 januari 2014 heb ik toegezegd uiteen te zetten hoe
Amsterdam omgaat met VVE programma’s. Landelijke regelgeving schrijft voor dat in
de voorschoolse educatie een programma wordt gebruikt waarin op gestructureerde
en samenhangende wijze de ontwikkeling van jonge kinderen wordt gestimuleerd op
het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Amsterdam heeft vijf programma’s geselecteerd die zijn erkend door een
206
Bijlage Brief van de Wethouder Jeugd en Onderwijs aan de Commissie JIF d.d. ….
Gemeente Amsterdam
Pagina 2 van 2
onafhankelijke, landelijke commissie die interventies beoordeelt op kwaliteit en
effectiviteit.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Pieter Hilhorst
Wethouder Onderwijs en Jeugd
207
Bijlage - brief wethouder Onderwijs en Jeugd aan Cie JIF dd 16 januari 2014
Bezoekadres > 4 Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN AMSTERDAM > 4
Postbus 202
1000 AE AMSTERDAM > <
Telefoon
Fax
Teksttelefoon 020 620 9279
www.amsterdam.nl
Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE AMSTERDAM
Leden van de Commissie JIF
Datum 16 januari 2014
Behandeld door DMO/ team VVE, Jan Willem Sluiskes
Geachte leden van de Commissie JIF,
In uw vergadering d.d. 15 januari 2014 heeft u gevraagd om een onderbouwing van
de regels die het college in Verordening Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen en
Voorschoolse Educatie 2014 stelt.
Het college heeft ervoor gekozen om in de periode 2010-2014 hogere kwaliteitseisen
te stellen dan de landelijke regelgeving voorschrijft. Deze eisen betreffen bijvoorbeeld
onderwerpen als taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers, ouderbetrokkenheid F
en een doorgaande lijn van voorschool naar vroegschool. Het college vindt deze |
aanvullende eisen van doorslaggevend belang om achterstanden van jonge kinderen |
in Amsterdam in te lopen. Dit heeft tot goede resultaten geleid. Het eindrapport van de
Inspectie van het Onderwijs (2013) over de voor- en vroegschoolse educatie laat zien
dat Amsterdam op kop loopt waar het de kwaliteit van VVE betreft.
Ì Daarnaast zijn in de Verordening regels opgenomen op terreinen waarin landelijke
regelgeving niet voorziet, zoals de binnen- en buitenspeelruimte peuterspeelzalen.
Deze eisen zijn noodzakelijk omdat in de wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen
Peuterspeelzalen alleen accommodatie-eisen zijn opgenomen voor
kinderdagverblijven, niet voor peuterspeelzalen. Het is aan de lokale overheid om ook
de accommodatie-eisen voor peuterspeelzalen te regelen. Indien de lokale overheid
‚ dit nalaat, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan als zich teveel kinderen in een kleine
ruimte bevinden.
Zeven afzonderlijke verordeningen vormden in de stad de juridische basis voor deze |
kwaliteitseisen. Deze verordeningen worden nu samengevoegd in deze nieuwe
Verordening.
|
Het Stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein
208
Bijlage - brief wethouder Onderwijs en Jeugd aan Cie JIF dd 16 januari 2014
Gemeente Amsterdam |
Pagina 2 van 2 |
In uw vergadering van 15 januari 2014 heb ik toegezegd uiteen te zetten hoe
Amsterdam omgaat met VVE programma’s. Landelijke regelgeving schrijft voor dat in
de voorschoolse educatie een programma wordt gebruikt waarin op gestructureerde
en samenhangende wijze de ontwikkeling van jonge kinderen wordt gestimuleerd op
het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.
Amsterdam heeft vijf programma’s geselecteerd die zijn erkend door een
onafhankelijke, landelijke commissie die interventies beoordeelt op kwaliteit en
effectiviteit.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. |
Met vriendelijke groet,
HN |
Pieter Hilhorst |
Wethouder Onderwijs en“Jeugd |
|
|
|
209
Bijlage 1 tabel
T
=
+ 0
© 5
25 DE DS DS) DE) DE| | MX XJ XS
85
>
©
9
a
ö x| x x
v
>
o
Zx x x|
>
E
9
,
8 Zx x|x| x x| >
2 ET
B)
yv)
T
Oo
BX XX
>
o
2e
Ds | x| x| x
>
YT BS BS AS SS) BS| AS SS) AS SS) AS| SS
5 2 or NN eN em ef Of No,
Ee 2 ol st) 0 ol || W| + WDO
5e = N= s
0
5
û
vv |W | 0} | | Of ol W| | Oo} 0
ERS Nerem Ne
See INS JN sss |
Le =
ES wl Wi wl WW WW WW WI ww
Û
>
St ale eel stele el '| te
SS ora oo So
SS jole) oeloes) ol oe V| of 5
& wl Wi wl wl} wf wl wl w w| w
eo el ol | 0} O| B ND NN
9 5 or st NO Of 4 Im) Of
vS doa es sol s
2d wi wf wf wf WW WI WI WI WI Ww
©
de c
58 e
O Ü
2,
® E
8 E c
G ol 5 E
el | ® c
® | Al ol «| wl ol nl | | & 5
8 A
5 © O| | © © © ©| © ol Sl 5
= ó| ó| ©| Ol Ol Of Of ZIN 5 Sl ©
a IRI IK IK IK IK IKK ANNEE
Bijlage - Brief verdeling middelen Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs .…
setes Gefbente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN AMSTERDAM x
Postbus 202 Wethouder Pieter Hilhorst
1000 AE AMSTERDAM > 4 |
Telefoon
Fax
Teksttelefoon 020 620 9279 Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE
www.amsterdam.nl AMSTERDAM |
Aan de Commissie Jeugd, ICT en Financiën
Datum 15 januari 2014
Behandeld door Tineke Kuypers
Doorkiesnummer 020 -25 18471
E-mail [email protected]
Bijlage Tabel middelen KVA per doel
Onderwerp Verdeling middelen programma Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs Amsterdam
2012 - 2014
Geachte commissieleden,
Op 11 december 2013 is de tussenrapportage van de Kwaliteitsimpuls Voortgezet
Onderwijs Amsterdam (KVA) in uw vergadering besproken. Daarbij heb ik uw commissie
toegezegd u per brief te informeren over de verdeling van de middelen van dit
programma over de verschillende doelen van KVA.
In totaal is voor de KVA € 13,8 miljoen begroot in de jaren 2012 tot en met 2014. Dit
bedrag is voor € 9,3 miljoen gedekt uit de reguliere middelen van Onderwijs en voor € 3,1
miljoen uit de prioriteit Kwaliteit Onderwijs.” De reserve Kwaliteit Voortgezet Onderwijs
dekt de resterende € 1,4 miljoen.
Met deze middelen worden activiteiten uitgevoerd om de onderstaande zeven
beleidsdoelen te realiseren. U ziet de uitsplitsing van de middelen over de afzonderlijke
doelen in de bijgevoegde tabel. |
1) vergroten aanbod aantrekkelijk havo — vwo; |
2) herkenbare profilering van het VMBO basisberoeps; |
3) goed geprofileerde technieklocaties; |
4) onderwijskwaliteit VO op orde; |
5) onderwijskwaliteit VSO op orde; |
6) versterken van het taalonderwijs aan VO leerlingen; |
7) schoolveiligheid VO: de basis op orde.
De laatste vier doelen zijn expliciet gericht op het versterken van de kwaliteit van het
onderwijs op individuele VO-scholen in de stad. De eerste drie doelen zijn gericht op het
realiseren van een zo evenwichtig mogelijk aanbod van voortgezet onderwijs.
De begroting van KVA is onderdeel van doelstelling 4.1 “De Amsterdamse jeugd doorloopt een
volledige schoolloopbaan op goede en aantrekkelijke scholen” van Programma Educatie, Jeugd en
Diversiteit. De middelen maken deel uit van volgnummer 480.04.14.
2 „De prioriteit Kwaliteit Onderwijs is in 2012 en 2013 door de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs
Amsterdam (KBA) en de KVA samen besteed.
*_De reserve valt eveneens onder doelstelling 4.1 en heeft volgnummer 980.37.25.
Het Stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein
211
Bijlage - Brief verdeling middelen Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs .…
|
Gemeente Amsterdam |
|
In de tabel in de bijlage kunt u in de eerste kolom zien welke bedragen in 2012 en 2013 |
per doel zijn gerealiseerd. In de kolom daarnaast staat het begrote bedrag in 2014, |
gevolgd door een kolom met de verwachte realisatie over de jaren 2012 tot en met 2014. |
De 5° kolom laat het aandeel van het doel in het gehele budget van KVA zien en de
laatste serie kolommen geeft aan welke schoolsoorten aan de activiteiten van de doelen
meedoen.
In de tabel ziet u ook de projecten School2Care (S2C) en School2Work (S2W). Deze
twee projecten lopen in het kader van de sluitende aanpak kwetsbare jongeren en zijn in
2012 en 2013 voor € 766.125 uit de KVA gedekt (€ 250.000 voor S2C in 2012 en
€ 516.125 in totaal voor S2W in 2012 en 2013). Op de Onderwijsbegroting was geen
volledige dekking voor deze projecten. Bij de KVA was er enige ruimte omdat de |
kwaliteitstrajecten trager op gang kwamen dan van tevoren gedacht. Omdat niet alle |
scholen met een onvoldoende oordeel van de Inspectie zich hebben aangemeld voor |
een kwaliteitstraject is deze aanwending van de KVA-middelen niet ten koste van het |
aantal trajecten gegaan. Aanmelding is inmiddels niet meer mogelijk vanwege de looptijd |
van het programma en de duur van de trajecten. |
|
Voor verdere inhoudelijke toelichting over de doelen van KVA verwijs ik u naar de
tussenrapportage van dit programma.
Ik ga ervan uit u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de besteding
van de middelen van het programma Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs Amsterdam
2012 — 2014.
Met vriendelijke groet,
Pieter Hilhorst,
Wethouder Jeugd, Onderwijs en Financiën
212
Bijlage - Brief verdeling middelen Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs .…
|
7
C
A 0 |
e 2
Ue |
OL
mn 0
6 |
o
2
a
Ö “| x x
@ |
7 |
|
Oo |
2 x x| x |
|
1
o
8 2 |
Ss ZIXIx|xIx| | X| X
o
ee TE
0
(92)
EE
©
MI xx) =| Xx} Xx x| x
=
>
ò
DE xxx x| x
5
Er: SS Sf Sf Sf Sf Sf AS) | SS KS
s 8 olN NO le hj Sl eN S
Ee ol soll solu tolol es
BE - N[ = ©
8 2
zz ©
Û >
a.
vv | Woe} ol =f 2| ©} Dl W| | Of 0
ERS) fe No DN
EO Goff Wo) WJ WW WI WI WW pp
®
0
>
e E ol of Of Of | | OO) O| '} jj O
85 off af} 0) Dl = RAK:
En ol ol of ol ol ol ol 5) W| ol 5
8 WP Wo) WG WW U) WW Wi Www
5 T 0 Of of mf Sf Of | D| ON Delf ON ON
5 55 ol Sf NJ Sf oo} 4 4 mj |
8 ® SQ Jole |oo oo) »
Ee Lr WW) WI U WF WW) WW WI W| WW
<< SS
8 so 5
5 8S 8
® 0
E ©
ö ==
o E
Sl [es
RIS Is
ol 5 3
=| Af Of | | Om ot ZS Pl
=| el =| al =| =| sl & se
O| © © Ù| © © ù Ù ol Sl 5
ol of ol ol of ol 9 ZANY Sl Sl 5
oo o| ol oo TT 0 4 Zia
Bijlage - Brief verdeling middelen Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs .…
bezovasee Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN AMSTERDAM
Postbus 202 Wethouder Pieter Hilhorst
1000 AE AMSTERDAM
Telefoon
Fax
Teksttelefoon 020 620 9279 Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE
www.amsterdam.nl AMSTERDAM
Aan de Commissie Jeugd, ICT en Financiën
Datum 15 januari 2014
Behandeld door Tineke Kuypers
Doorkiesnummer 020 -25 18471
E-mail [email protected]
Bijlage Tabel middelen KVA per doel
Onderwerp Verdeling middelen programma Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs Amsterdam
2012 - 2014
Geachte commissieleden,
Op 11 december 2013 is de tussenrapportage van de Kwaliteitsimpuls Voortgezet
Onderwijs Amsterdam (KVA) in uw vergadering besproken. Daarbij heb ik uw commissie
toegezegd u per brief te informeren over de verdeling van de middelen van dit
programma over de verschillende doelen van KVA.
In totaal is voor de KVA € 13,8 miljoen begroot in de jaren 2012 tot en met 2014. Dit
bedrag is voor € 9,3 miljoen gedekt uit de reguliere middelen van Onderwijs en voor € 3,1
miljoen uit de prioriteit Kwaliteit Onderwijs? De reserve Kwaliteit Voortgezet Onderwijs
dekt de resterende € 1,4 miljoen.”
Met deze middelen worden activiteiten uitgevoerd om de onderstaande zeven
beleidsdoelen te realiseren. U ziet de uitsplitsing van de middelen over de afzonderlijke
doelen in de bijgevoegde tabel.
1) vergroten aanbod aantrekkelijk havo — vwo;
2) herkenbare profilering van het VMBO basisberoeps;
3) goed geprofileerde technieklocaties;
4) onderwijskwaliteit VO op orde;
5) onderwijskwaliteit VSO op orde;
6) versterken van het taalonderwijs aan VO leerlingen;
7) schoolveiligheid VO: de basis op orde.
De laatste vier doelen zijn expliciet gericht op het versterken van de kwaliteit van het
onderwijs op individuele VO-scholen in de stad. De eerste drie doelen zijn gericht op het
realiseren van een zo evenwichtig mogelijk aanbod van voortgezet onderwijs.
1__De begroting van KVA is onderdeel van doelstelling 4.1 “De Amsterdamse jeugd doorloopt een
volledige schoolloopbaan op goede en aantrekkelijke scholen” van Programma Educatie, Jeugd en
Diversiteit. De middelen maken deel uit van volgnummer 480.04.14.
*_De prioriteit Kwaliteit Onderwijs is in 2012 en 2013 door de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs
Amsterdam (KBA) en de KVA samen besteed.
$__De reserve valt eveneens onder doelstelling 4.1 en heeft volgnummer 980.37.25.
214
Bijlage - Brief verdeling middelen Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs .…
Gemeente Amsterdam
ran 2
In de tabel in de bijlage kunt u in de eerste kolom zien welke bedragen in 2012 en 2013
per doel zijn gerealiseerd. In de kolom daarnaast staat het begrote bedrag in 2014,
gevolgd door een kolom met de verwachte realisatie over de jaren 2012 tot en met 2014.
De 5° kolom laat het aandeel van het doel in het gehele budget van KVA zien en de
laatste serie kolommen geeft aan welke schoolsoorten aan de activiteiten van de doelen
meedoen.
In de tabel ziet u ook de projecten School2Care (S2C) en School2Work (S2W). Deze
twee projecten lopen in het kader van de sluitende aanpak kwetsbare jongeren en zijn in
2012 en 2013 voor € 766.125 uit de KVA gedekt (€ 250.000 voor S2C in 2012 en
€ 516.125 in totaal voor S2W in 2012 en 2013). Op de Onderwijsbegroting was geen
volledige dekking voor deze projecten. Bij de KVA was er enige ruimte omdat de
kwaliteitstrajecten trager op gang kwamen dan van tevoren gedacht. Omdat niet alle
scholen met een onvoldoende oordeel van de Inspectie zich hebben aangemeld voor
een kwaliteitstraject is deze aanwending van de KVA-middelen niet ten koste van het
aantal trajecten gegaan. Aanmelding is inmiddels niet meer mogelijk vanwege de looptijd
van het programma en de duur van de trajecten.
Voor verdere inhoudelijke toelichting over de doelen van KVA verwijs ik u naar de
tussenrapportage van dit programma.
Ik ga ervan uit u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de besteding
van de middelen van het programma Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs Amsterdam
2012 — 2014.
Met vriendelijke groet,
Pieter Hilhorst,
Wethouder Jeugd, Onderwijs en Financiën
215
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2014-000660 x Gemeente Amsterdam J l F
Directie directie sb Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Dienst dienst maatsch X , , , , ,
ontwikkeling % Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 5 februari 2014
Portefeuille 17
Agendapunt TKN 3
Datum besluit B&W Nvt
Onderwerp
Verdeling middelen Kwaliteitsimuls Voortgezet Onderwijs Amsterdamwaliteitsimpuls
Voortgezet Onderwijs Amsterdam
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
Bijgaande brief van de wethouder onderwijs met bijlage over de verdeling van de
middelen van de Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs Amsterdam (KVA).
Wettelijke grondslag
Gemeentewet artikel 169 over actief informeren van de gemeenteraad door het
college.
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de Commissie JIF van 11 december 2013 is bij de behandeling
van de tussenrapportage van de Kwaliteitsimpuls Voortgezet Onderwijs Amsterdam
(KVA) gevraagd om de Commissie per brief te informeren over de verdeling van de
middelen van KVA.
In bijgevoegde brief is opgenomen hoe de middelen van KVA over de jaren 2012 tot
en met 2014 zijn geïnvesteerd en verdeeld. In de bijlage bij deze brief is de verdeling
uitgesplitst in een tabel met daarin zichtbaar:
e de realisatie over 2012 en 2013 samen
e de begroting per doel voor 2014
e de totale verwachte realisatie
e en het aandeel van het doel als percentage van KVA als geheel.
In de tabel is tevens zichtbaar welke schoolsoorten betrokken zijn bij de betreffende
doelen.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd Brief wethouder onderwijs aan commissie JIF dd 15 januari 2014 met bijlage
1
216
Voordracht - Commissie Flap
Portefeuille 17 Gemeente Amsterdam J I F
Agendapunt TKN 3 Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Ter kennisneming voor de commissievergadering van 5 februari 2014
Ter inzage gelegd nvt
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Tineke Kuypers, [email protected]
020-2518471
2
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2014-000661 x Gemeente Amsterdam J I F
Directie directie sb Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Dienst dienst maatsch X , , , , ,
ontwikkeling % Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 5 februari 2014
Portefeuille 17
Agendapunt TKN 4
Datum besluit B&W n.v.t.
Onderwerp
Beantwoording vragen n.a.v. vrijval jaarrekening 2012 en financiering 4e gymnasium
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
Bijgaande brief van wethouder Hilhorst, die u reeds in december 2013 per dagmail is
toegezonden
Wettelijke grondslag
n.v.t.
Bestuurlijke achtergrond
Wethouder Hilhorst heeft in de commissievergadering van 11 december 2013
toegezegd een aantal technische vragen van de heer Paternotte (D66) aangaande de
financiering van onderwijspanden schriftelijk te beantwoorden.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd Brief d.d.17-12-2013, vragen n.a.v. vrijval jaarrekening en financiering 4° gymnasium
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
C.Beerhorst, 0624269931, [email protected]
1
218
Bijlage - WethBrf 16 dec 2013 vrijval jaarekening en 4 marap def versie (3)
Bezoekadres Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN AMSTERDAM
Postbus 202 Wethouder Pieter Hilhorst
1000 AE AMSTERDAM
Telefoon
Fax
Teksttelefoon 020 620 9279 Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE AMSTERDAM
www.amsterdam.nl
Aan de leden van de raadscommissie JIF
Datum
Behandeld door mw. C. Beerhorst
E-mail [email protected]
Onderwerp vragen n.a.v. vrijval jaarrekening en financiering Vierde gymnasium
Geachte commissieleden,
De heer Paternotte (D66) heeft in uw vergadering van de commissie JIF van 11
december jl. vragen gesteld over agendapunt 22, “brieven inzake
onderwijshuisvesting” van de wethouder Onderwijs van 2 september en 9 oktober jl.
Deze brieven gaan over besteding van “vrijgevallen” middelen. De wethouder heeft
toegezegd om de technische vragen schriftelijk te beantwoorden. Het gaat om vragen
over de financieel administratieve regels en de techniek rondom vrijval en
onderschrijding van onderwijshuisvestingsbudgetten en kredieten, zowel uit de
jaarrekening 2012 als de 4-maandsrapportage 2013.
Vrijval in de jaarrekening 2012
Bij de jaarrekening 2012 heeft het College voor onderwijshuisvesting een vrijval
gemeld van in totaal € 5.2 miljoen. In 2012 heeft DMO een opschoningsactie
uitgevoerd met betrekking tot de openstaande dossiers “huurvergoedingen/
doorlopende verplichtingen” uit oudere jaren. Deze actie heeft geleid tot lagere
vaststellingen van een aantal dossiers. Dat leidde in 2012 tot € 3,5 miljoen lagere
lasten. Daarnaast zijn de kapitaallasten 2012 met € 1,4 miljoen naar beneden
bijgesteld op basis van de werkelijke investeringen in 2011 en de rentestand in 2012.
Samen met nog een aantal kleinere posten leidde dit tot de vrijval van € 5,2 miljoen.
Met de vaststelling van de jaarrekening 2012 is deze € 5,2 miljoen vrijgevallen in de
algemene middelen van de gemeente Amsterdam. Dit is in het preadvies bij de door
de heer Paternotte aangehaalde motie van 3 juli 2013 correct opgenomen.
4 maandsrapportage 2013
Bij de voorbereidingen van de 4-maandsrapportage 2013 is geconstateerd dat een
aantal toegekende kredieten niet binnen afzienbare tijd tot besteding zou komen,
omdat de geplande bouw van een aantal schoolgebouwen niet of niet binnenkort zou
starten. In een aantal gevallen zijn daar andere investeringen voor in de plaats
gekomen, in andere gevallen zal in de toekomst opnieuw een aanvraag worden
ingediend.
219
Bijlage - WethBrf 16 dec 2013 vrijval jaarekening en 4 marap def versie (3)
Gemeente Amsterdam
Pagina 2 van 3
Ook deze constatering was het resultaat van een opschoningsactie. De actie
beoogde o.a. om het jaar van toekenning en het jaar van daadwerkelijke besteding zo
dicht mogelijk bij elkaar te brengen. Het betrof hier scholen in Voortgezet Onderwijs
(VO) en Speciaal Onderwijs (SO).
De kredieten die waarschijnlijk niet meer volledig tot besteding komen, zijn ambtelijk
gemeld in de voorbereiding van de 4-maandsrapportage 2013. Vervolgens zijn ze
abusievelijk in de bestuurlijke 4-maandsrapportage opgenomen als “vrijval”. Deze
vermelding was voorbarig omdat kredieten formeel pas bij de jaarrekening worden
afgesloten en er lopende het jaar ook herbestemmingvoorstellen kunnen worden
gedaan. In de “procedure herbestemming onderschrijding” in het financieel handboek
van de gemeente Amsterdam staat dit als volgt omschreven:
Een onderschrijding kan als compensatie worden aangeboden bij het overschrijden
van een ander krediet. (.)Voor een herbestemming van onderschrijdingen is in alle
gevallen goedkeuring van de gemeenteraad nodig voor kredieten waarvan de
kredietverlening door de gemeenteraad heeft plaatsgevonden.
De voorbarige melding bleek naar aanleiding van de vragen over de 4-maands
rapportage in de commissie en is in de brief van 9 oktober 2013 gemeld. Overigens
was in de € 9,6 miljoen aan niet bestede kredieten die genoemd werden in de 4
maandsrapportage 2013, niet het bedrag van € 5,2 miljoen opgenomen uit de
jaarrekening, zoals in de commissievergadering van 11 december jl. werd
verondersteld. Het genoemde bedrag van € 5,2 miljoen betrof posten (voor exploitatie
en kapitaallasten) die al bij de jaarrekening waren vrijgevallen, zoals hierboven
uitgelegd.
Vierde gymnasium
In de zomer van 2013 ontstond de noodzaak, als gevolg van de planontwikkelingen en
planning op het Houthavensgebied, om de bouw van het Vierde gymnasium te
versnellen. Binnen de in de Kadernota 2014 in het vooruitzicht gestelde gelden
(prioriteit € 2,0 miljoen kapitaallasten} voor investeringen in onderwijshuisvesting in
2014 was echter geen ruimte meer voor deze versnelde bouw. Daarom heeft de
wethouder Onderwijs bij de begrotingsbesprekingen van het college, eind augustus
2013, een voorstel gedaan om de bouw van het Vierde gymnasium te bekostigen uit
de onderschijdingen op eerder toegekende kredieten. Het college heeft toen
ingestemd met het voorstel om ‘uit de reeds toegekende budgetten uit
huisvestingsprogramma’s die niet tot besteding komen, een bedrag van ruim € 11
miljoen ter beschikking te stellen voor de bouw van het Vierde Gymnasium in de
Houthaven. Het Vierde gymnasium zal vervolgens worden opgenomen in op het
onderwijshuisvestings-programma 2014,
220
Bijlage - WethBrf 16 dec 2013 vrijval jaarekening en 4 marap def versie (3)
Gemeente Amsterdam
Pagina 3 van 3
Het college heeft het Onderwijshuisvestingsprogramma 2014 in oktober jl.
vastgesteld. De gemeenteraad heeft vervolgens in november 2013 de kredieten
beschikbaar gesteld die nodig zijn voor de uitvoering van het
onderwijshuisvestingsprogramma. Hieronder was, conform de regels uit het financiële
handboek van de gemeente Amsterdam, ook het krediet voor het Vierde gymnasium.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende toelichting heb gegeven op de gerezen
vragen.
Met vriendelijke groet,
Pieter Hilhorst,
Wethouder Jeugd, Onderwijs en Financiën.
221
Bijlage - brief aan cie JIF vrijval jaarrekening en 4de gym
geze 2% Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1014: PN AMSTERDAM x
Postbus.202 Wethouder Pieter Hilhorst
1000 AE AMSTERDAM x
Telefoon
Fax : ‚ …
Teksttelefoon 020 620 9279, Retöuradres: B&W, Postbus 202; 1000 AE AMSTERDAM
www.amsterdarh.nl
Aaän-de leden:van de-räadscommissie JIF
Datum Tt2- tol
Behandeld-door. mw..G, Beerkofst
E-mall e.beerhorst@amsterdam:n!
Onderwerp vragen:n.a.v: vrijval jaarrekening-en financiering Vlerde gymnasium
Geachte commissieleden,
De heer Paternotte (D66) heeft in uw:vergadering van de commissie-JIF van 11
december jl. vragen gesteld'over agendapunt:22, "bleven Inzake
onderwijshüisvesting” van de wethouder Onderwijs van 2 september en 9 oktober jl.
Deze briëven gaan over besteding van “vrijgevaller’ middelen. De wethouder heeft
‚ toegezegd om de technische vragen: schriftelijk te‘beantwoorden. Het gaat om vragen
over de:financieel administratieve fegelá. eh. de tachriiëk random vrijval. en
onderschrijding. vain onderwijshuisvestingsbudgetten enkredieten, zowel uit de
jaarrekening 2012 als-de 4-maandsrapportage 2013.
Vrijval in de jaarrekening 2012
Bij de jaarrekening 2012 heeft het-College voor onderwijshuisvesting een vrijval
gemeld van intotaal € 5:2 miljoen. In: 2012 heeft DMO een opschoningsactle.
uitgevoerd-tet betrekking tot de openstaande dossiers "tuurvergoedingen/
doorlopsndeverplichtingen” uitoudere jaren, Deze actie heeft geleid tot lagere
vaststellingen van een aantal dossiers. Dat leidde In 2012-tot € 3,5 miljoen lagere
lasten..Daarnaast zijn de kapitaallasten 2012 met € 1,4-milljoen haar beneden
bijgesteld op: basis van de werkelijke investeringer in 2011 en de rentestand in 2012,
Samen miet nog een-aantal Kleinere posten leldde-dit tot-de: vrijval van € 5,2 miljoen.
Met de vaststelling van de jaartekenifig 2012 is. deze €:5,2 miljoen vrijgevallen in de.
algemene middelen van de.gemeente Amsterdam. Dit is:in het preadvles bij de door
de heer Paternotte aangehaalde motie van 3 Juli. 2013 oorrect opgenomen.
4 maandsrapportage 2013
Bij de voofbereldingen vari de 4-maandsrapportage 2013 is geconstateerd dat een
aantal toegekende kredieten niet binnen afzienbare tijd tot besteding zou komen,
omdat de-gepländé bouw Van een aantal schoolgebouwen.niet of niet binnenkort zou
starten, In een-aantal gevallen zijn daar andere investeringen voorin de plaats
gekomen, in andere gevallen zal in de toekomst-opnieuw een aanvraag worden
ingediend.
Het-Stadhuis:is berelkbaar per iretro eh tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein
222
Bijlage - brief aan cie JIF vrijval jaarrekening en 4de gym
Gemeente Amsterdam
Pagina 2 van 3
Ook deze constatering was het fesultaat van een opschoningsactie. De actie |
beoogde o.a. omi het jaar van toekenning en het jäar van daadwerkelijke besteding zo
dicht.mogelijk bij elkaar te brengen. Het betrof hier scholen. In Voortgezet Ondefwijs
(VO) en Speciaal Onderwijs (SO).
De kredieten die waarschijnlijk-niet meer volledig tot besteding kofnen, zijn. ambtelijk
- gemeld in de voorbereiding van de 4-maandsrapportage 2013. Vervolgens zijn ze
abusievelijk In de bestuurlijke.4-maandstapportage-opgenomen als "vrijval". Deze
vermelding was voorbarig omdat kredieten formeel pas. bij de jaarrekening worden
afgesloten en er lopende het jaar ook herbestemmingwoorstellen kunnen worden
gedaan. In de “procedure‘herbestemming oriderschrijding” ín het financiee! handboek
van. de gemeente Amsterdam staat dit als volgt omschreven:
Een onderschrijding kàn als compensatie worden aangeboden bij het overschtijden
van een ander krediet: (.)Voor een herbestemming van onderschrijdingen is-in alle ‚
gevallen goedkeuringvan de gemeenteraad nodig voor kredieten waarvan de
kredietverlening doór de gemeenteraad freeft plaatsgevoridert.
De voorbarige melding:bleek naar-aanleiding van de. vragen:over de 4-maands
rapportage in de commissie en is in de-brief van 9 október 2013: gemeld. Overigens
was In. de-€.9,6 mlljoeh aan.niet bestede kredieten die gefioernd werden in de 4
maandsrapportage- 201 3, nlethet bedrag van €5,2 miljoen opgenomen uit de
jaarrekening, zoals ín de commissievergaderingvan 11 december Jt. werd
verondersteld Het gehoêmde bedraä‘van € 5,2 fniljden' betrof posten (voor exploitatie
' en. kapitaallasteri) die al bij de jaarrekening waren vrijgevallen, zoals hierboven
uitgelegd,
Vierde gymnastum
In de zomer van:2013 ontstond de noodzaak,:als gevdlg van de planontwikketingen en
planning op het Houthavensgebled, om:de:bouw-van het Vierde gymnasium te
versnellän. Bihrien de in de Kadernota 2014.in het vooruitzicht gestelde gelden
(prioriteit. € 2,0 miljoen kapitaallasten) voor investeringen In onderwijshuïsvesting: in
2014 was’echter geen ruimte meer voor deze versnelde bouw. Daarom heeft de
wethouder Onderwijs bij de begrotingsbesprekingen van het college, eind augustus
2013, een voorstel gedaan om de bouw van het Vierde gymnasium te bekostigen uit
de onderschijdingen op eerder toegekende kredieten. Het college heeft toen
ingestemd rhet het vaarstel om. “túit.de reeds toegekende budgetten uit
hulsvestingsprogramma's die niet tot besteding komen, een bedrag van ruim € 11
miljaen ter beschikking te stellen voor de bouw van het Vierde Gymnasium In de
Houthaven. Het Vierde gymnasium zal vervolgens worden opgenomen in op het
ondetwijshuisvestings-progranima: 2014,
223
Bijlage - brief aan cie JIF vrijval jaarrekening en 4de gym
Gemeente Amsterdam
Pagina 3-van 3
_ Het college heeft.het Onderwijshuisvestingsprogramma 2014 in oktober jl,
vastgesteld. De gemeenteraad heeft vervolgens in november 2013 de kredieten
' beschikbaar gesteld die nodig. zIjn voor de uitvoering van het
onderwijshulsvestingsprogramma. Hieronder was, conform de regels uit het financiële
handboek van de gemeente Amsterdam, ook het krediet voor het Vierde gymnaslum.
Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende toelichting heb gegeven op de gerezen
vragen.
Met vriendelijke groet, | | | |
Pieter Hilhorst,
Wethouder Jeugd, Onderwijs en Financiën.
224
Bijlage - brief aan cie JIF vrijval jaarrekening en 4de gym
225
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit
Nummer _BD2013-013402 Gemeente Amsterdam
Directie directie sb % College van burgemeester en wethouders B&W
Dienst dienst maatsch X ,
ontwikkeling % Voordracht voor de collegevergadering van
17 december 2013
Portefeuille 17
Agendapunt A3
Tekst van openbare besluiten Onderwerp
wordt gepubliceerd Vaststellen Mandaat- en Machtigingsbesluit Primair Onderwijs inclusief Voor- en
Vroegschoolse Educatie en Onderwijshuisvesting
Tekst van openbare besluiten Het College van burgemeester en wethouders besluit
dt bliceerd
wordt geduneeen 1. Vast te stellen het mandaat- en machtigingsbesluit Primair Onderwijs (PO)
inclusief Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en Onderwijshuisvesting,
zoals opgenomen in deze voordracht. De stadsdelen kunnen hiermee in de
periode 1 januari tot 19 maart 2014 namens het College besluiten nemen op
gebied van VVE en het PO (bijlage 1 en 1a).
2. Inte stemmen met de besluiten van het bestuurlijk trio van 21 november 2013
over:
a. de contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO). De GOO wordt
verantwoordelijk voor de uitvoering van onderwijshuisvesting (bijlage 1).
b. de overdracht onderwijsvastgoed van stadsdelen naar centrale stad
(bijlage 2 en 2a)
c. de herschikking van personeel en middelen van stad naar stadsdelen voor
o.a. de taken schoolbegeleiding, integrale zorgbudgetten, mentoraten
primair- en voortgezet onderwijs (PO/VO), Brede talentontwikkeling (BTO)
en ten aanzien van organisatiekosten, loonkosten en formatie van o.a.
onderwijsbeleid, onderwijs huisvesting en VVE (bijlage 3 en 5).
3. Inte stemmen met het effectueren van de besluitvorming onder 2c en overige
mutaties door de budgetten Primair Onderwijs in de gemeentebegroting 2014
ad € 10,5 miljoen te verlagen en het stadsdeelfonds met een gelijk bedrag te
verhogen, onder voorbehoud van vaststelling van de 1°° begrotingswijziging
2014 door de gemeenteraad op 12 februari 2014.
4. De wethouder voor de Onderwijs te machtigen tot het doen van wijzigingen
die betrekking hebben op de financiële uitwerking van de besluitvorming van
beslispunt 2c, voor onder andere:
-__ alternatieve invulling van de verdeling van de 7 FTE Brede Talent
Ontwikkeling en Netwerkfunctie door de stadsdelen. Het voorstel kan
leiden tot kleine verschuivingen tussen de stadsdelen, maar de
totaalbedragen blijven ongewijzigd en daarmee ook de herschikking
van de budgetten in de gemeentebegroting 2014.
Bestuurlijke achtergrond
De gemeenteraad heeft op 3 juli 2013 (Gemeenteblad afd. 3A, nummer 114/524)
besloten tot centralisatie van het beleid Primair Onderwijs, inclusief Voor- en
Vroegschoolse educatie en Onderwijshuisvesting.
1
226
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit
Portefeuille onbekend Gemeente Amsterdam
Agendapunt onbekend College van burgemeester en wethouders B &W
Voordracht voor de collegevergadering van 17 december 2013
De gemeenteraad heeft tevens ingestemd met het verlenen van een mandaat aan de
afzonderlijke stadsdeelbesturen voor de periode van 1 januari 2014 tot aan de
verkiezingen op 19 maart 2014, waardoor zij in staat worden gesteld het staande
beleid van het stadsdeel voor de huidige bestuursperiode af te ronden.
Sinds het besluit van de gemeenteraad over de centralisatie is er door de wethouder
onderwijs gesproken met de stadsdelen over de concrete invulling van de
centralisatie. Hierover is op 21 november 2013 in het Tripartiteoverleg (wethouder
Onderwijs namens het college en twee portefeuillehouders onderwijs van de
stadsdelen) overeenstemming bereikt. Daarbij is besloten dat een aantal zorg- en
welzijnsactiviteiten geen deel uitmaken van de centralisatie. Het gaat daarbij om
schoolmaatschappelijk werk, schoolbegeleiding, PO/VO-mentoraten en Brede
Talentontwikkeling.
In het Mandaat- en machtigingsbesluit PO (incl. VVE en Onderwijshuisvesting) is
de concrete invulling verwerkt.
er
Ad 1 het mandaat- en machtigingsbesluit luidt als volgt:
Mandaat- en machtigingsbesluit Primair Onderwijs inclusief Voor- en Vroeg-
schoolse Educatie en Onderwijshuisvesting
Gelet op:
-__ Verordening op de stadsdelen;
-__de Algemene wet bestuursrecht;
-_ Titel IV Bekostiging, Afdeling 3 voorziening in de huisvesting en artikel 140 en
165 tot en met 170 van de Wet op het primair onderwijs;
-__ Wet Maatschappelijke Ondersteuning;
-__ Wet op de kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
- Besluit kwaliteit peuterspeelzalen en kinderopvang;
-__ Besluit kwaliteitseisen voorschoolse opvang
Artikel 1
Aan het dagelijks bestuur van ieder afzonderlijk stadsdeel alsmede aan zijn als
zodanig aangewezen plaatsvervangers wordt mandaat en machtiging verleend met
betrekking tot de volgende aangelegenheden:
1. __Huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs
a. Het nemen van besluiten op grond van de Verordening
huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam 2009, voor
zover het voorzieningen betreft die opgenomen zijn op een door het
college goedgekeurd huisvestingsprogramma.
b. Het nemen van besluiten op grond van de Verordening
huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam 2014 voor zover
het aanvragen betreft voor voorzieningen met een spoedeisend karakter.
2. Voorzieningen lokaal onderwijsbeleid
Het nemen van besluiten inzake voorzieningen zoals opgenomen in de
2
227
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit
Portefeuille onbekend Gemeente Amsterdam
Agendapunt onbekend College van burgemeester en wethouders B &W
Voordracht voor de collegevergadering van 17 december 2013
Verordening voorzieningen lokaal onderwijsbeleid of de Verordening
materiële en financiële gelijkstelling onderwijs van het desbetreffende
stadsdeel als genoemd in de van dit mandaatbesluit onderdeel uitmakende
bijlage.
3. _Voor-en vroegschoolse educatie en peuterspeelzaalwerk
a. Het nemen van besluiten inzake subsidie voor zover deze gericht zijn op de
uitvoering van het Kwaliteitskader Voor- en vroegschoolse educatie (VVE)
2010-2014, de Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en VVE van
het desbetreffende stadsdeel en de Amsterdamse uitwerking van het
bestuursakkoord VVE en extra leertijd jonge kinderen 2012-2015.
b. Het nemen van besluiten inzake erkenning van een voor- of vroegschool of
een intrekking daarvan, voor zover deze besluiten gericht zijn op de
uitvoering van het Kwaliteitskader Voor- en vroegschoolse educatie (VVE)
2010-2014 en de Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en VVE
van het desbetreffende stadsdeel.
c. In de van dit mandaat onderdeel uitmakende bijlage is per stadsdeel een
overzicht opgenomen van de regelingen op grond waarvan de in het eerste
lid genoemde besluiten worden genomen.
4. _ Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In aanvulling en voor zover van toepassing op de hiervoor genoemde
bevoegdheden, het nemen van besluiten als genoemd in:
a. titel 4.2 Subsidies van de Awb op grond van de Algemene
subsidieverordening Amsterdam 2012 van het betreffende stadsdeel.
b. titel 4.4 Bestuursrechtelijke geldschulden van de Awb.
5. Machtiging
a. het verrichten van feitelijke handelingen ter voorbereiding of uitvoering
van de hierboven vermelde publiekrechtelijke rechtshandelingen.
b. het aanwijzen van vertegenwoordigers van het college in
bestuursrechtelijke procedures;
c. het beslissen of een rechtsgeding zal worden ingesteld, alsmede of
verweer zal worden gevoerd naar aanleiding van een tegen de gemeente
ingestelde vordering, een en ander voor zover deze betrekking heeft op
een taak of bevoegdheid van het college
d. het behandelen en afdoen van Klachten met in achtneming van afdeling
9.1 van de Awb.
Artikel 2 Ondertekening
Er wordt ingestemd met het besluit van de burgemeester om het ondertekenen
van stukken die betrekking hebben op de in artikel 1 vermelde aangelegenheden,
op te dragen aan de voorzitter van het betreffende stadsdeel alsmede aan de door
hem aangewezen plaatsvervangers.
Artikel 3 Budget
Het dagelijks bestuur en zijn als zodanig aangewezen plaatsvervangers dienen
zich bij de uitoefening van het mandaat en de machtiging te houden aan het
budget dat de gemeenteraad voor het betreffende stadsdeel in de vergadering van
3
228
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit
Portefeuille onbekend Gemeente Amsterdam
Agendapunt onbekend College van burgemeester en wethouders B &W
Voordracht voor de collegevergadering van 17 december 2013
6 november 2013 in de begroting 2014 heeft vastgesteld met inachtneming van
het voorstel tot wijziging van de begroting 2014 (1° begrotingswijziging) op 12
februari 2014.
Artikel 4 Begrenzing bevoegdheid
1. Het dagelijks bestuur en zijn als zodanig aangewezen plaatsvervangers
dienen bij de uitoefening van het mandaat en machtiging de aanwijzingen,
richtlijnen en het daarover vastgestelde beleid van het college van
burgermeester en wethouders in acht te nemen.
2. In ieder geval geldt dat een besluit dat op basis van dit mandaat is genomen:
a. niet verder strekt dan het kalenderjaar 2014;
b. geen betrekking heeft op het schooljaar 2014-2015.
3. In het kader van de uitvoering van dit besluit is het dagelijks bestuur van het
stadsdeel niet bevoegd nieuw beleid over de in dit besluit geregelde
onderwerpen vast te stellen.
4. Het dagelijks bestuur draagt er voor zorg dat DMO een afschrift ontvangt van
alle besluiten die hij in het kader van dit mandaatbesluit neemt.
Artikel 5 Uitoefening namens college
In de ondertekening dient tot uitdrukking te worden gebracht dat het besluit wordt
genomen of de feitelijke handeling wordt verricht namens het college.
Artikel 6 Ondermandaat
Het dagelijks bestuur dan wel zijn als zodanig aangewezen plaatsvervangers
kunnen ondermandaat en ondermachtiging verlenen aan ambtenaren werkzaam
bij het stadsdeel met in achtneming van de door hen daarbij te stellen
voorwaarden en/of beperkingen.
Artikel 7 :
Het mandaatbesluit treedt in werking op de dag nadat het besluit is gepubliceerd in
het gemeenteblad en wordt ingetrokken op 19 maart 2014.
Onderbouwing beslissing 2 — 4
- De stad geeft straks uitvoering aan de VVE taken en wettelijke onderwijstaken
(Onderwijshuisvesting, Toezicht openbaar onderwijs, Instandhouding openbaar
onderwijs en Plan van scholen)
-__De stad geeft tevens ondersteuning aan schoolbesturen en scholen bij de
uitvoering van hun onderwijstaken. Het gaat hierbij om KBA, Hoogbegaafdheid,
Taalinterventies (bijv. vakantieschool taal, leerondersteuning/Leerlab),
Kerndoelen (financiële educatie / bewegen / seksueel gedrag, weerbaarheid en
diversiteit / veiligheid / cultuureducatie), Ouderbetrokkenheid (ouder als
educatieve partner en VVE), Toelatingsbeleid,
Huiswerkbegeleiding/leerbegeleiding)
-__BTO, PO/VO mentoraten en zorgtaken blijven bij de stadsdelen.
-__ Omdat de scheidslijn tussen verlengde onderwijstijd en brede talentontwikkeling
na schooltijd nog vaag is, gaan stad, stadsdelen en schoolbesturen gezamenlijk
een visie ontwikkelen op hoe de verlengde onderwijstijd en brede
talentontwikkeling zich tot elkaar verhouden en hoe gezamenlijk zorg te dragen
voor een aantoonbaar effectieve en efficiënte samenwerking hierin.
-_ Consensusvoorzieningen (schoolzwemmen, Natuur en milieueducatie (NME)
/{Schooltuinen, basispakket cultuureducatie) worden centraal uitgevoerd. De
4
229
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit
Portefeuille onbekend Gemeente Amsterdam
Agendapunt onbekend College van burgemeester en wethouders B &W
Voordracht voor de collegevergadering van 17 december 2013
taken, mensen en middelen komen centraal.
Onderwijshuisvesting; Besloten is dat de formatie voor onderhuisvesting is
vastgesteld op 17,5 fte per 1 januari 2014 en dat deze formatie
financieel/administratief wordt overgeplaatst van de stadsdelen naar de centrale stad.
Onderwijsbeleid en VVE: Besloten is dat 7 fte bij de stadsdelen blijft voor uitvoering
van BTO en de netwerkfunctie van de school . De formatie Onderwijsbeleid en VVE
wordt daarmee vastgesteld op 15,5 fte (22,5 fte —7 fte BTO). Per 1 januari 2014
wordt deze formatie financieel/administratief overgeplaatst van stadsdelen naar de
centrale stad.
NME/Schooltuinen: Besloten is dat de formatie voor NME/Schooltuinen is vastgesteld
op 31 fte per 1 januari 2014 en dat deze formatie financieel/administratief wordt
overgeplaatst van de stadsdelen naar de centrale stad.
In het kader van de organisatievorming van de RVE Onderwijs (nu gepland op 1 juli
2014) wordt de verdere wijze van formele overplaatsing van mensen bepaald.
Financiën
Per stadsdeel is vastgesteld welke bedragen herschikt worden, doorgaans van stad
naar stadsdelen. De grootste posten zijn brede talentontwikkeling en overige
organisatiekosten (indirecte loonkosten en bureaukosten).
| sel en rel
Sept 2013 123.623.905 -35.771.534 87.852.371
Nov 2013 114.166.299 -36.782.294 77.384.005
Uitkomsten advies
Binnen de gemeente Stadsdelen: Akkoord
DMC: Akkoord
DJZ: geïnformeerd
Buiten de gemeente n.v.t.
Uitkomsten inspraak en/of maatschappelijk overleg
n.v.t.
Behandeling in raadscommissie
Ter kennisname Commissie JIF 15 januari 2014
Datum van behandeling in gemeenteraad
n.v.t.
Financiële paragraaf
5
230
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit
Portefeuille onbekend Gemeente Amsterdam
Agendapunt onbekend College van burgemeester en wethouders B &W
Voordracht voor de collegevergadering van 17 december 2013
Grondexploitatie: Ja/Nee Nee Totale omvang krediet: €
Financiële dekking:
Investering: Ja/Nee Nee Totale omvang krediet: €
Afschrijvingstermijn:
Gebruikt rentepercentage: _%
Looptijd krediet:
ls de regeling kredieten van Nee Omvang aangevraagd €
toepassing: Ja/Nee krediet (excl BTW)
Regeling Risicovolle Projecten Nee
van toepassing: Ja/Nee
Zijn er risico's en zo ja, hoe Nee
worden deze beheerst?
Financiële gevolgen
Jaar T T+1 T+2 T+3 T+4 Volgnummer
Kapitaallasten -
Overige exploitatielasten -9.457.606 4800418 (Centrum), 4800419 (Noord),
4800420 (Oost), 4800421 (Zuidoost),
4800422 (Zuid), 4800423 (West), 4800424
(Nieuw West)
10.468.366 9210201 (Stadsdeelfonds)
Baten (een — betekent hogere -1.010.760 4800418 (Centrum), 4800419 (Noord),
baten) 4800420 (Oost), 4800421 (Zuidoost),
4800422 (Zuid), 4800423 (West), 4800424
(Nieuw West)
Saldo ten laste van de 0
algemene middelen
Waarvan nog niet gedekt
Toelichting
Naar aanleiding van de besluitvorming van de raad op 3 juli 2013 zijn de
onderwijsbudgetten van de stadsdelen herschikt van het stadsdeelfonds naar de
centrale stad. Dit is verwerkt in de gemeentebegroting 2014 die is vastgesteld door de
Raad op 6 november 2013.
De budgetten (lasten en baten) zijn in de gemeentebegroting 2014 opgenomen onder
het Programma Educatie, Jeugd en Diversiteit. Deze ophoging wordt gecompenseerd
door een verlaging van bijdragen aan de stadsdelen via de parkeerstrook van het
stadsdeelfonds. De budgetten zijn herkenbaar voor de stadsdelen in de stedelijke
begroting 2014 gepresenteerd
In de begroting 2014 is een bedrag van € 123,6 miljoen aan lasten en € 35,8 miljoen
aan baten opgenomen. Het stadsdeelfonds is per saldo met € 87,8 miljoen verlaagd.
Zie het onderstaande overzicht voor de verdeling per stadsdeel:
Stadsdelen Lasten Baten Saldo
6
231
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit
Portefeuille 17 Gemeente Amsterdam
Agendapunt A3 Burgemeester en Wethouders B &W
Voordracht voor de collegevergadering van 17 december 2013
[Zuid | 17430683) -4077460\ __ 13.353.214 |
[Totaal____|123.623.905| -35.771.534| 87852371)
Gemeentebegroting 2014 pagina 116
In de periode september / oktober 2013 is in samenwerking met de stadsdelen dit
budget verder uitgewerkt en dit heeft geleid tot een aantal mutaties (zie bijlage bij
besluit 2). Daarnaast heeft het bestuurlijk trio op 21 november 2013 een aantal
besluiten genomen met betrekking tot uitvoering van bepaalde activiteiten, die leiden
tot mutaties, waaronder zorgactiviteiten (waaronder schoolbegeleiding), PO/VO-
mentoraten en Brede Talentontwikkeling.
Tot slot maken alleen de directe loonkosten onderdeel uit van de herschikte bedragen
en worden de budgetten voor PIOFACH-taken en bureaukosten bij het stadsdeel
gelaten. Voor de gemeente Amsterdam wordt op dit moment een norm ontwikkeld
voor de PIOFACH-taken en bureaukosten in het kader van het oprichten van de
bestuurscommissies. In afwachting van deze norm wordt dit budget niet betrokken bij
de herschikking van de budgetten stadsdeelfonds naar de centrale stad. Hierbij wordt
de kanttekening geplaatst dat de stadsdelen de PIOFACH taken blijven uitvoeren en
dat eventuele kosten bij de centrale stad bij de jaarrekening 2014 worden betrokken.
Dit leidt tot het volgende overzicht:
Stadsdelen __ Lasten Baten Saldo stadsdeel
1.333.456)
Zuid | 15.488.521| -3476077| 12.011.544)
1.343.811)
De wijzigingen worden betrokken bij de besluitvorming over de 1°°
begrotingswijziging 2014 op 12 februari 2012. Het budget voor het Primair Onderwijs
in de begroting 2014 is € 114,1 miljoen aan lasten en € 36,8 miljoen aan baten.
In de bovenstaande tabel is inclusief het besluit gemiddeld 1 FTE per stadsdeel à
€ 80.000 te verwerken (totaal € 560.000) voor de uitvoering van de taken Brede
Talentontwikkeling en Netwerkfunctie. Aangezien nu € 80.000 per stadsdeel is
verwerkt, is de volledige besluitvorming van het bestuurlijk trio geëffectueerd. De
stadsdelen is gevraagd met een voorstel te komen voor de verdeling van de 7 FTE
over de stadsdelen. Het voorstel kan leiden tot kleine verschuivingen tussen de
stadsdelen, maar de totaalbedragen blijven ongewijzigd en daarmee ook de
herschikking van de budgetten in de gemeentebegroting 2014.
Bovengenoemde wijzigingen is onder voorbehoud van definitieve besluitvorming van
7
232
Bijlage A. Mandaat en machtigingsbesluit
Portefeuille 17 Gemeente Amsterdam
Agendapunt A3 Burgemeester en Wethouders B &W
Voordracht voor de collegevergadering van 17 december 2013
de gemeenteraad bij de vaststelling van de 1°° begrotingswijziging op 12 februari
2014.
Geheimhouding
n.v.t.
Voorlichting en communicatie
Binnen de gemeente Opnemen in de te publiceren besluitenlijst.
Publicatie mandaat- en machtigingsbesluit in gemeenteblad 3B.
Buiten de gemeente n.v.t.
Stukken
Meegestuurd Bijlage bij besluit 1:
1. _ Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en
machtigingsbesluit PO (incl. VVE en Onderwijshuisvesting)
1a. De invulling van het mandaatbesluit
Bijlagen bij besluit 2:
2. _ Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO)
3. _ Beslispunten overdracht Onderwijsvastgoed
2.a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel
4, Beslispunten t.a.v. herschikking van personeel en middelen.
5. _ Overzicht van de mutaties ten opzichte van de gemeentebegroting
2014 (6 november 2013)
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Simone Timman, 2518499, [email protected]; Lysbeth Sloot, 2518437,
[email protected].
Besluit college van burgemeester en wethouders
Akkoord
8
233
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
Bijlage bij besluit 1 Mandaat-, en machtigingsbesluit PO incl. VVE en
onderwijshuisvesting.
A. VOOR ALLE STADSDELEN GELDENDE AMSTERDAMSE REGELINGEN DIE TOT
19 MAART 2014 IN MANDAAT ZULLEN WORDEN UITGEVOERD DOOR DE
STADSDELEN:
1) Kwaliteitskader Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) 2010-2014:
Vastgesteld door B&W op 14 december 2010. Het kwaliteitskader omvat de eisen voor de
voorschool en de vroegschool. De afspraken met schoolbesturen primair onderwijs over de
vroegschool zijn op 5 oktober 2011 vastgelegd in de Lokale Educatieve Agenda (LEA).
2) Modelverordening en stadsdeelverordeningen kwaliteitseisen peuterspeelzalen en
VVE:
Op 22 januari 2014 ligt aan de gemeenteraad ter vaststelling voor de stedelijke Verordening
kwaliteitseisen peuterspeelzalen en VVE, waarmee de stadsdeelverordeningen
Kwaliteitseisen peuterspeelzalen en VVE komen te vervallen. De stedelijke verordening treedt
met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2014.
3) Subsidieregeling individuele voorschoolplaatsen kindercentra 2014-2015
Deze subsidieregeling ligt ter vaststelling voor aan het college op 17 december 2013.
4) Verordeningen Huisvestingsvoorzieningen Primair Onderwijs 2009 en 2014:
De Verordening Huisvestingsvoorzieningen Primair Onderwijs Amsterdam 2014 ligt ter
vaststelling voor aan de gemeenteraad op 18 december 2013 vastgesteld en geldt vanaf 1
januari 2014 voor spoedaanvragen.
B. TOELICHTING BIJ OVERZICHTEN VAN DE PER STADSDEEL GELDENDE
REGELINGEN DIE TOT 19 MAART 2014 IN MANDAAT ZULLEN WORDEN
UITGEVOERD DOOR DE STADSDELEN:
Voorzieningen schooljaar 2014-2015
In deze overzichten zijn ook onderwijsvoorzieningen voor het schooljaar 2014-2015
opgenomen vanwege het feit dat het stadsdeel nog gemachtigd is om feitelijke handelingen
uit te voeren voor het lopende schooljaar, maar het verlenen van nieuwe voorzieningen voor
het schooljaar 2014-2015 is nadrukkelijk uitgesloten van dit mandaat.
1
234
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
STADSDEEL CENTRUM
[____Onderwijs | _Voorziening, beleidsregel of naderregels |
Verordening materiële en financiële Bijlage A1 Basispakket cultuureducatie
gelijkstelling onderwijs stadsdeel
Amsterdam-Centrum 2007
Lr [BiegeA2 [Theorefischverkeersexamen |
Bijlage A3 Schoolzwemmen (basisonderwijs,
lan
speciaal onderwijs)
Le [BilegeM4 __[Schooltuinenwek |
Lr [BileeeB! _[Cultuuressenoplocatie |
Le [BilegeB5 | Extrapersoneel_ |
Lr [BilegeBô | Extametereel |
Verordening materiële en financiële Bijlage B5 Extra personeel
ee
Amsterdam-Centrum 2007
Lr [Beleidsregels Kwaliteit Peuterspeelzaalwerk |
Verordening kwaliteitseisen
peuterspeelzalen en voorschoolse educatie,
stadsdeel Centrum.
2
235
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
STADSDEEL NIEUW-WEST
[__Onderwijs ________ | Voorziening, beleidsregel of nader regels |
onderwijsbeleid stadsdeel Nieuw-West cultuureducatie
verkeersexamen
Bijlage Alll Schoolzwemmen
(basisonderwijs, speciaal
basisonderwijs en speciaal
onderwijs
Le LBilegeAV __ | Schooltuinenwerk |
Bijlage AV Maatregelen verbetering
a a
binnenklimaat
Bijlage B Il Educatief Programma
Natuur- en
Milieueducatie (NME)
Le _[BjegeBV! _ [Ouderbetrokkenheid |
Verordening voorzieningen lokaal Bijlage B VII Coördinatie uren
onderwijsbeleid stadsdeel Nieuw-West Vroegschoolse Educatie
Algemene Subsidieverordening Amsterdam | Nadere regels subsidieverlening 2014:
stadsdeel Nieuw-West 2012 4 Subsidieregeling Voor- en vroegschoolse
educatie
Verordening kwaliteitseisen
EEE
stadsdeel Nieuw-West
3
236
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
STADSDEEL NOORD
[__Onderwijs _________ | Voorziening, beleidsregel of nader regels |
Verordening materiële en financiële Bijlage A1 Basispakket
Ee
Amsterdam-Noord 2007
Le [BiegeA2 _ [Schootinwek |
Bijlage A3 Schoolzwemmen
(basisonderwijs, speciaal
basisonderwijs en speciaal
onderwijs
Bijlage A5 Maatregelen verbetering
energieverbruik en
binnenklimaat
[___[BilegeB2 _[Vakleerkracht gymnastiek |
5
schoolzwemmen
Le ___[BilegeB4 __[Minimazondermarge |
Bijlage B4 Gewenningsbijdrage
verzelfstandiging openbaar
schoolbestuur
Le ________ÎBilegeB6 _|Geldexamen |
gelijkstelling onderwijs stadsdeel Noord a& hb erkenning vroegschool (en
2007 vroegschoolvariant)
Algemene Subsidieverordening Amsterdam | Nadere regels subsidieverlening 2014:
stadsdeel Noord 2012 4 Subsidieregeling Voor- en vroegschoolse
educatie
Verordening kwaliteitseisen
peuterspeelzalen en voorschoolse educatie,
stadsdeel Noord.
4
237
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
STADSDEEL OOST
[___Onderwijs | Voorziening, beleidsregel of naderregels |
onderwijsbeleid Oost 2013 cultuureducatie
verkeersexamen
Bijlage Alll Schoolzwemmen
(basisonderwijs, speciaal
basisonderwijs en speciaal
onderwijs
MN
Bijlage BI Voorziening ondersteuning
beleidskader JOOST /
Uitvoeringsplan JOOST
onderwijs:
e Cultuureducatie,
flankerend aan
basispakket
cultuureducatie
e Vakleerkrachten
Bewegingsonderwijs
Ll
Bijlage V Tegemoetkoming
exploitatiekosten
schoolgebouwen
Bijlage VI Maatregelen verbetering
energieverbruik en
binnenklimaat primair
onderwijsgebouwen
Verordening voorzieningen lokaal Bijlage IV WVE/Voorschool:
onderwijsbeleid Oost 2013 Ouderbetrokkenheid,
exploitatiekosten
ouderkamer (in het
schoolgebouw gevestigde
voorschool),
coördinatie,scholing
personeel.
Algemene Subsidieverordening Amsterdam | Nadere regels subsidies versterking Sociaal
stadsdeel Oost 2012 Domein (vastgesteld 11-6-2013):
Subsidieregeling Voor- en Vroegschoolse
Educatie
Verordening kwaliteitseisen
peuterspeelzalen en voorschoolse educatie,
stadsdeel Oost
5
238
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
STADSDEEL WEST
[___Onderwijs ________[ Voorziening, beleidsregel of naderregels |
onderwijsbeleid stadsdeel West 2013 cultuureducatie
Bijlage A2 Schoolzwemmen
(basisonderwijs, speciaal
basisonderwijs en speciaal
onderwijs)
Bijlage A5 Theoretisch
a
NN
bewegingsonderwijs
NN
energieke scholen
onderwijsbeleid stadsdeel West 2013
Algemene Subsidieverordening Amsterdam | Nadere regels Subsidie Voor- en vroegschoolse
stadsdeel West 2012 educatie en ouderbetrokkenheid (VVE)
Verordening kwaliteitseisen Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen
peuterspeelzalen en voorschoolse en voorschoolse educatie, stadsdeel Centrum.
educatie, stadsdeel West.
6
239
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
STADSDEEL ZUID
[___Onderwijs | Voorziening, beleidsregel of naderregels |
onderwijsbeleid stadsdeel Zuid cultuureducatie
EE Ee |
verkeersexamen
Bijlage Alll Schoolzwemmen
(basisonderwijs, speciaal
basisonderwijs en speciaal
onderwijs
Bijlage BI Coördinatie uren brede
school en coördinatie uren
Vroegschoolse Educatie
Bijlage Billa Extra personeel
bewegingsonderwijs
(bewo), beeldende vorming
(bevo) en een
ondersteunend
medewerker
Le [BiegeBVv _ [Extramaterieel |
Le LBilegeBV__ |AnneFrankkrant |
Le ___[BilegeBVl___[Minimazondermarge |
Bijlage BVIII Middelen in het kader van
begeleiding van
hoogbegaafde kinderen
Bijlage BIX Eenmalige extra
voorziening onderhoud
schoolgebouwen
a
balletklassen
Algemene Subsidieverordening Amsterdam Subsidieregeling Brede
stadsdeel Zuid 2012 talentontwikkeling nieuwe
stijl vastgesteld op 28-5-
2013, voor zover het betreft
artikel 3, aanhef en onder
lid 5:
Activiteiten die bijdragen
aan een succesvolle
schoolloopbaan (in ieder
geval huiswerkbegeleiding)
voor de leeftijdsgroep 10-23
jaar.
Verordening voorzieningen lokaal Bijlage BI Coördinatie uren brede
onderwijsbeleid stadsdeel Zuid 2013 school en coördinatie uren
Vroegschoolse Educatie
Bijlage BVII Bijscholing personeel
Vroegschoolse Educatie en
(onderwijs)materiaal
Vroegschoolse Educatie
7
240
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
Verordening kwaliteitseisen
peuterspeelzalen en voorschoolse
educatie, stadsdeel Zuid
Algemene Subsidieverordening Amsterdam | Nadere regels Subsidie Voor- en vroegschoolse
stadsdeel Zuid 2012 educatie en ouderbetrokkenheid (VVE)
vastgesteld 18-5-2013
8
241
Bijlage B 1 Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en .….
STADSDEEL ZUIDOOST
Verordening Voorziening/ taak
Beleidsregels of nadere regels
Verordening Materiële en Financiële Basispakket Cultuureducatie
gelijkstelling 2007
LL Theorefisch verkeersexamen
Schoolzwemmen —
basisonderwijs
LLL Schooltuinenwerk
Voor en vroegschoolse educatie Voorziening, beleidsregel of nader regels
Verordening Kwaliteitseisen
peuterspeelzalen en voorschoolse
educatie, stadsdeel Zuidoost
9
242
Bijlage B 1a Invulling Mandaatbesluit
2% Gemeente Amsterdam
x Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Afdeling centralisatie PO
Mandaatbesluit
Het bestuurlijk trio is op 21 november jl. akkoord gegaan met de volgende invulling van
het mandaatbesluit.
Het mandaat
Een mandaat houdt in dat de stadsdelen in de periode 1 januari tot 19 maart 2014
namens het College van B&W besluiten kunnen nemen op gebied van VVE en onderwijs.
De regelingen waarover het gaat worden expliciet in het mandaatbesluit opgenomen.
Verder geldt dat de besluiten die in mandaat worden genomen alleen kunnen gaan over
reeds vastgesteld beleid door het stadsdeel of centrale stad
Voorwaarden besluiten
Aan het nemen van besluiten in mandaat zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- Het stadsdeel blijft binnen haar eigen budgettaire kaders zoals de gemeenteraad die in
de begroting 2014 heeft vastgesteld;
- Het besluit heeft alleen betrekking op het kalenderjaar 2014 (en niet over schooljaar
2014 — 2015);
- Het besluit heeft betrekking op uitvoering van vastgesteld beleid (door stadsdeel of
centrale stad);
Wat te doen bij het voornemen tot nieuw, of wijzigen van, beleid / financiële
kaders?
Wanneer een stadsdeel voornemens is om nieuw beleid te formuleren, om een
beleidswijziging door te voeren of buiten de financiële kaders te treden dan kan dat alleen
met instemming van het College van B&W. Dit traject valt niet onder het mandaatbesluit.
Zodra het College akkoord is, kan het College het stadsdeel mandateren de uitvoering
van het nieuwe of gewijzigde beleid uit te voeren.
245
Bijlage B 2 Contouren gebundelde onderwijsorganisatie
Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO)
Vastgesteld door bestuurlijk trio Centralisatie PO op 21 november 2013
4. Aanleiding
In het kader van 1810 heeft de gemeenteraad de opdracht verstrekt tot het maken van een
gebundelde onderwijsorganisatie (GOO) die met ingang van 2014 uitvoering geeft aan de
stedelijke taken ten aanzien van VVE, onderwijsbeleid en onderwijshuisvesting. Het
bestuurlijk trio (Hilhorst, Kukenheim en Rengelink) is bestuurlijk opdrachtgever van deze
reorganisatie.
De ontwikkeling van de gebundelde onderwijsorganisatie liep voor op — maar na
besluitvorming samen met - de ontwikkeling van de bestuurscommissies en RVE Onderwijs.
Het bestuurlijk trio besluit over het takenpakket van de gebundelde onderwijsorganisatie. In
deze memo staat uitgewerkt welke taken het bestuurlijk trio de GOO toebedeelt.
In de memo wordt allereerst ingegaan op het doel van de GOO. Vervolgens wordt uitgelegd
langs welke principes is bepaald welke taken bij de GOO liggen, hoe te komen tot de
bezuinigingstaakstelling en tot slot wordt aangegeven wat het vervolgproces is om te komen
tot een operationele GOO.
2. Doel van de GOO
Het doel van de gemeentelijke inzet op VVE en Onderwijs (beleid en huisvesting) is:
= _ Kinderen krijgen voorschoolse voorzieningen en onderwijs van voldoende kwaliteit.
Dit geldt voor elk kind, ongeacht school, wijk en gezinssituatie.
= __ Kinderen kunnen zich breed ontwikkelen en hebben een succesvolle schoolloopbaan.
= __ Kinderen groeien op in een omgeving die stimulerend en veilig is. Wijken hebben een
sterke dragende samenleving. Ouders, de school en de buurt dragen zorg dat de
omgeving van het kind zo is georganiseerd dat het zich maximaal kan ontwikkelen.
= Scholen en de aanbieders van voorschoolse voorzieningen zijn verantwoordelijk voor
het leveren van voldoende kwalitatief goed aanbod. De gemeente ondersteunt hen
hierin, zowel onder als na lestijd.
= __ Uitvoering geven aan gemeentelijke taken op het gebied van onderwijshuisvesting
zoals vastgelegd in de WPO, WVO en WSO en uitgewerkt in de Amsterdamse
huisvestingsverordeningen. Dat wil zeggen: zorgen voor voldoende en kwalitatief
goede onderwijshuisvesting evenredig verspreid over de stad.
Uitgangspunt van de GOO is dat deze in staat is tot een efficiënte en effectieve uitvoering van
WVE, het lokale onderwijsbeleid en onderwijshuisvesting. De GOO maakt optimaal gebruik
van de kracht van de lokale kennis en netwerken enerzijds, en de toegevoegde waarde van
de bundeling van kennis anderzijds.
3 Jong Amsterdam als ordeningsprincipe
Het gemeentelijk onderwijsbeleid krijgt vorm in Jong Amsterdam. Dit is de Lokale Educatieve
Agenda, het gezamenlijke onderwijs- en jeugdprogramma van de schoolbesturen, jeugd- en
welzijnspartners en de gemeente. In lijn met de ambities die door de scholen en
schoolbesturen zijn geformuleerd, zijn de geïnventariseerde VVE- en onderwijstaken
ingedeeld in 4 categorieën:
— Categorie 1: Wettelijke taken
— Categorie 2: Zorg
— Categorie 3: Ondersteuning bij onderwijstaken
— Categorie 4: Welzijn en Jeugd (incl. BTO}
Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO), vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013,
pagina 1 van 5
244
Bijlage B 2 Contouren gebundelde onderwijsorganisatie
Categorie 1: Wettelijke Taken
Dit zijn de gemeentelijke taken conform Wet op het Primair Onderwijs en de Wet op de
Kinderopvang.
Categorie 2: Zorg
Kinderen krijgen passend onderwijs en passende zorg. Dit in relatie tot Om het kind.
Categorie 3: Ondersteuning bij onderwijstaken
De gemeente ondersteunt de scholen bij de uitvoering van de Wet op het Primair Onderwijs
door direct en indirect het curriculum van de school te versterken. Het aanbod is voor een
deel uniform (bv schakelklassen of KBA) maar wordt altijd op maat op een school uitgevoerd.
Bij de gemeentelijke ondersteuning aan scholen bij haar onderwijstaken wordt gewerkt met
stedelijke kaders die worden ontwikkeld met de schoolbesturen en de gemeente. De
uitvoering geschiedt direct samen met de scholen. In een aantal gevallen (zoals VVE) zullen
er accounthouders aangesteld worden. Deze accounthouders zijn de aanspreekpunten voor
de scholen en bestuurscommissies.
Bij dit takenpakket vervult de schooldirecteur en soms ook leerkrachten een actieve rol.
Enerzijds omdat de meeste activiteiten onder schooltijd plaats vinden. Anderzijds omdat in
het kader van verlengde onderwijstijd de leerkrachten of directeur zeer actief betrokken zijn
bij de uitvoering van de activiteiten na schooltijd zoals de Vakantieschool Taal of Leerlab. Een
belangrijke voorwaarde bij ondersteunende onderwijstaken is dat deze een doorgaande
leerlijn vormen met het aanbod onder schooltijd en zijn bedoeld om de schoolresultaten te
versterken.
Categorie 4: Welzijn en Jeugd (incl. BTO)
De activiteiten onder jeugd- en/of welzijnsbeleid zijn gericht op het realiseren van een
‘dragende samenleving’. Dit is een kerntaak van de bestuurscommissies en ook zo
vastgelegd in de verordening op de bestuurscommissies.
Het doel is het vergroten van de ontwikkelingskansen van kinderen die verbonden zijn met de
drie leefdomeinen school, buurt en gezin. Dit is gebiedsgericht maatwerk, gebruik makend
van de kansen in een gebied en van de partners die er actief zijn. Bewoners en lokale partijen
kunnen met activiteiten bijdragen aan een goed opgroeiklimaat. Scholen zijn één van de
betrokken partners. Bestuurscommissies kennen de lokale situatie en de lokale partners,
faciliteren en stimuleren deze ontwikkelingen en zijn partner. De specifieke kenmerken van
een wijk bepalen wat de prioriteiten zijn in het gebied. Ook verschilt het per wijk wat centrale
(ontmoetings)plaatsen zijn, dit kan de school zijn, een ouder- en kindcentrum, maar ook een
huis van de wijk, jongerencentrum of activeringscentrum of informele ontmoetingsplaatsen.
Een van de mogelijkheden die de bestuurscommissies hebben om hun doel te bereiken is
brede talentontwikkeling (BTO). Via BTO kunnen kinderen kennis maken met hun talenten en
deze desgewenst verder ontwikkelen. BTO kent nu 4 gebieden: Kunst en cultuur; Natuur en
techniek; Sport, lijf en gezondheid; Media en communicatie. Doorgaans vinden de activiteiten
plaats na schooltijd (naschoolse activiteiten) en hebben de scholen een belangrijke functie in
het mede bepalen van het aanbod, regelen van ruimtes op of nabij de school en toeleiding
van de kinderen naar de activiteiten. De bestuurscommissies faciliteren dit aanbod.
Dit is uitgewerkt in onderstaand schema:
Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO), vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013,
pagina 2 van 5
245
Bijlage B 2 Contouren gebundelde onderwijsorganisatie
Onderwijsbeleid: middelen en mensen bij de GOO (Straks RVE Onderwijs)
Centrale uitvoering Centrale sturing, Decentrale uitvoering
Categorie 1: Wettelijke taak Categorie 1: Wettelijke taak
- Toezicht openbaar onderwijs - Onderwijshuisvesting
- Instandhouding openbaar onderwijs
- Plan van scholen Categorie 3: Ondersteuning bij
onderwijstaken
Categorie 2: Zorg - VVE
- Passend onderwijs - Ouderbetrokkenheid (educatief Werken met
accounthouder
partnerschap en VVE) per gebied
Categorie 3: Ondersteuning bij - Huiswerkbegeleiding/leerbegeleiding
onderwijstaken -NME/schooltuinen
- KBA
- Hoogbegaafdheid
- Taalinterventies (bijv. vakantieschool taal,
leerondersteuning/Leerlab)
- Kerndoelen (financiële educatie / bewegen
/ seksueel gedrag, weerbaarheid en
diversiteit / veiligheid / cultuureducatie)
- Schoolzwemmen
- Ouderbetrokkenheid (ouder als educatieve
partner)
- Toelatingsbeleid/buurtscholenbeleid
Decentrale sturing, Decentrale uitvoering
Categorie 2: Zorg
- Schoolbegeleiding (hoort bij Om het Kind)
Categorie 4: Welzijn en jeugd (inc BTO)
- Brede school
- Talentontwikkeling((bijv. sport, muziek,
cultuureducatie, kooklessen, zomerschool,
beeldende vorming, leerlab }
- PO/VO mentoraten
- Vreedzame wijk
- Ouderbetrokkenheid (OKC)
Welzijn en jeugdbeleid (incl. BTO), middelen en mensen bij bestuurscommissies
Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO), vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013,
pagina 3 van 5
246
Bijlage B 2 Contouren gebundelde onderwijsorganisatie
1. Besluit t.a.v. taakverdeling onderwijsbeleid
A De GOO is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken in de categorie 1 en
categorie 3.
B Omdat de scheidslijn tussen verlengde onderwijstijd en brede talentontwikkeling na
schooltijd nog vaag is, gaat de GOO samen met de schoolbesturen en bestuurscommissies
een visie ontwikkelen op hoe de verlengde onderwijstijd en brede talentontwikkeling zich tot
elkaar verhouden en hoe gezamenlijk zorg te dragen voor een aantoonbaar effectieve en
efficiënte samenwerking hierin.
C De middelen en formatieruimte van de NME/schooltuinen vallen onder de GOO. Door
middel van decentrale uitvoering moet recht worden gedaan aan de lopende afspraken en
wensen om NME/schooltuinen ook voor een breder publiek en na schooltijd beschikbaar te
stellen.
5. Onderwijshuisvesting
Het voortbestaan van een school hangt af van het leerlingaantal. De ligging van het
schoolgebouw, de ligging van omringende schoolgebouwen, de omvang en kwaliteit van het
gebouw, het openen van nieuwe gebouwen of sluiten van oude gebouwen zijn allemaal van
belang voor het voortbestaan van een school. Daarnaast kan een niet optimaal gebruik van
een gebouw leiden tot grote financiële risico's voor een schoolbestuur.
De komende jaren heeft onderwijshuisvesting met enkele essentiële opgaven te maken. De
decentralisatie van het buitenonderhoud gaat per 1 januari 2015 naar de schoolbesturen. Het
is voor de schoolbesturen nog onduidelijk welke organisatorische gevolgen dit heeft voor het
onderhoud aan de gebouwen. In ieder geval zal dit in 2014 voor de gemeente en
schoolbesturen tot extra werk leiden om afspraken te maken over hoe m.i.v. 2015 aan de
wetswijziging uitvoering wordt gegeven. Ook zal in 2014 onder andere een opschoning van
het bestand van circa 360 schoolobjecten plaats moeten vinden en zullen allerlei
systematieken en werkwijzen moeten worden geüniformeerd. Tot slot kent de stad in de
toekomst voor bepaalde gebieden een groei die ruimtelijk maar moeilijk kan worden
opgevangen met de bouw van nieuwe scholen, terwijl er tevens een groot aantal te kleine
scholen zijn die mogelijk niet levensvatbaar zijn. In het integraal huisvestingsplan (IHP) zijn
hierover per stadsdeel afspraken gemaakt, maar de 7 IHP’s zijn onderling niet vergelijkbaar
en kennen op grensgebieden soms onwenselijke ontwikkelingen. Daarom moet er voor de
stad één IHP worden opgesteld.
Kerntaken onderwijshuisvesting (reguliere workload’) met cursief de functienaam
- Dagelijkse leiding van het team; vertegenwoordiging van het team naar andere teams en
RVE's; schakelfunctie en escalatiepunt. Manager met managementondersteuning.
-___Bestuursadvisering (ook eindverantwoordelijk voor het
Onderwijshuisvestingsprogramma), afstemming met schoolbesturen, interne contacten
(bv Financiën) en externe contacten (zoals G4); bewaking van de verordeningen.
Strategisch adviseur.
-__ Financiële controle en advies tijdens proces van realisatie van voorzieningen; afspraken
met RvE Vastgoed; koppeling met begroting, rekening en financiële administratie.
Financieel adviseur.
- Gebiedsgericht accounthouderschap; kennis van de gebouwenvoorraad; advies over
aanvragen en begeleiding van aanvraagtrajecten tot vaststelling; kan fysiek werkzaam
zijn bij de bestuurscommissie; accounthouder van AMOS en ASKO; beleidsadviseur PO,
VO, SO; behandeling aanvragen passend onderwijs; gesprekspartner / adviseur
schoolbestuur indien wordt afgeweken van de kaders bij een verbouwing of nieuwbouw.
Beleidsadviseur PO, VO, SO.
Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO), vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013,
pagina 4 van 5
247
Bijlage B 2 Contouren gebundelde onderwijsorganisatie
- __ Bouwtechnisch advies van toegekende aanvragen i.s.m. schoolbestuur; gevraagd en
ongevraagd advies over bouwplannen aan het schoolbestuur; advies aan de
accounthouder{beleidsadviseur bij afwijkingen; bewaken van de uitvoering en voortgang
van realisatie van voorziening; rechterhand van de beleidsadviseurs; signaleert aan het
bouwteam. Is geen lid van het bouwteam en niet verantwoordelijk voor het bouwproces.
Bouwtechnisch adviseur
-__ Opdrachtgever RVE Vastgoed (beheer); verzekeringen; contractbeheer;
publiekrechtelijke heffingen; brandveiligheid; registratie en bewaking leegstand.
Uitvoerend medewerker.
-__In behandeling nemen van aanvragen voor voorzieningen; behandeling juistheid en
volledigheid in overleg met de schoolbesturen; data-invoer en archief. Behandelaar
-__ Faciliteren van uniforme registratie van aanvragen voor voorzieningen in het programma
onderwijshuisvesting; databeheer mbv DSD, Vastgoedmaps en Excel. Databeheerder.
-__ Contact met RvE Vastgoed, bestuurscommissies, schoolbesturen, beleid en
onderwijshuisvesting; opdrachtgever voor prognoses; contactpersoon plan van scholen.
Adviseur vastgoed
Opdrachtgeverschap bij (ver)nieuwbouw.
Indien het schoolbestuur het opdrachtgeverschap niet kan of wil dragen, dan vraagt het
schoolbestuur de gemeente het bouwheerschap over te nemen. Het bouwheerschap kan in
de toekomst worden uitgevoerd door de Bestuurscommissie, RVE Vastgoed en RVE
Projectmanagement. De RVE Onderwijs is doorgaans geen opdrachtgever omdat deze in dit
proces een wettelijke (toetsende) taak heeft en de kosten van het bouwheerschap uit de
verordeningsgelden betaalt. Uiteraard is goede samenwerking tussen alle partijen
noodzakelijk om tijdig adequate resultaten te bereiken. De financiële en inhoudelijke
verantwoordelijkheid ligt doorgaans bij het schoolbestuur, tenzij dit in het kader van een
multifunctionele accommodatie is overgedragen en bijvoorbeeld een marktpartij
opdrachtgever is.
2. Besluit t.a.v. overdracht taken onderwijshuisvesting
De GOO wordt conform bovenstaand overzicht verantwoordelijk voor de uitvoering van
onderwijshuisvesting.
6 Overdracht onderwijsvastgoed PO
In de notitie Beslispunten overdracht Onderwijsvastgoed vastgesteld op 21 november 2013
zijn de afspraken hierover verder uitgewerkt.
Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO), vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013,
pagina 5 van 5
248
Bijlage B 3 Beslispunten overdracht onderwijsvastgoed.docx
Beslispunten overdracht Onderwijsvastgoed
Vastgesteld door bestuurlijk trio Centralisatie PO op 21 november 2013
Aanleiding
Het bestuurlijk trio is akkoord gegaan met een aantal uitgangspunten ten aanzien van
onderwijshuisvesting. Conform deze uitgangspunten is per stadsdeel een lijst van over te hevelen
onderwijsobjecten en projecten uitgewerkt waarover ambtelijk overeenstemming is. Op deze lijst staan
ook de Multi Functionele Accommodaties (MFA'’s). Voor deze gebouwen gelden afwijkende of
ongewone afspraken over gebruik en over deze gebouwen moeten nadere afspraken worden
gemaakt.
De 7 lijsten van objecten onderwijsvastgoed (per stadsdeel een lijst) maakt onderdeel uit van deze
besluitvorming.
Op basis van de 7 lijsten van objecten zijn de volgende besluiten genomen:
1 Akkoord met de overdracht (van stadsdelen naar stad) van de activastaat van 295
onderwijsobjecten en 16 huurcontracten voor onderwijs zoals opgenomen in bijgevoegde
lijsten per stadsdeel per 1 januari 2014;
2 Akkoord met de overdracht (van stadsdelen naar stad) van het onderwijsgedeelte van de 85
bouwprojecten onderwijshuisvesting (vervangende) nieuwbouw en aanpassingen (inclusief
frisse scholen) zoals opgenomen in bijgevoegde lijsten per stadsdeel per 1 januari 2014;
3 Akkoord met de procesafspraak dat voor de nog 10 multifunctionele accommodaties (MFA),
nog 6 resterende bijzondere onderwijsobjecten en 8 resterende projecten een ambtelijk
voorstel wordt opgesteld t.a.v:
a. de financiële overdracht ten aanzien van de activastaat onderwijshuisvesting;
b. de afspraken omtrent beheer/onderhoud- en exploitatietaken;
c. afwijkende afspraken per object.
Het voorstel wordt voor 1 januari 2014 ter besluitvorming voorgelegd aan de betreffende
portefeuillehouder van het stadsdeel en de wethouder Onderwijs.
4 Akkoord dat in de loop van 2014 een herschikking (activa-overdracht) plaatsvindt van de op 1
januari 2014 overgenomen bedragen. Dat gebeurt op basis van de activastaten zoals
opgenomen in de jaarrekening 2013, de werkelijke stand van de reserves en de
onderhoudsvoorzieningen (31 december 2013). Eveneens akkoord met dat er een
risicoanalyse plaatsvindt, onder meer ten aanzien van de uniformering van de
afschrijvingstermijnen, op basis waarvan eveneens een herschikking noodzakelijk kan zijn.
Toelichting
Punt 1 en 2
Ter voorbereiding op de vorming van de Gebundelde Onderwijsorganisatie (GOO) is in de aanloop
naar 1 januari 2014 door de onderwijshuisvestingsmedewerkers van de stadsdelen en het
ontwikkelteam de inventarisatie van het vastgoed Primair Onderwijs (PO) gedaan. Naast het vastgoed
zijn ook de projecten voor (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding/renovatie (PO) geïnventariseerd.
Hiermee is de vastgoed- en projectenportefeuille onderwijshuisvesting volledig in kaart gebracht. In
gezamenlijkheid zijn de uitgangspunten voor de overdracht geformuleerd. Dit heeft geleid tot de
bijgevoegde lijsten van het vastgoed en projecten per stadsdeel. Bij elk project is aangegeven of de
activastaat onderwijshuisvesting overgedragen kan worden. Het economisch claimrecht gaat hiermee
ook over. Indien het object in eigendom is van het stadsdeel dan gaat deze ook over. Bij opmerkingen
zijn de specifieke aandachtspunten voor de overdracht aangegeven. Over deze lijsten is ambtelijke
overeenstemming tussen medewerkers onderwijshuisvesting van de stadsdelen en het ontwikkelteam.
1
Beslispunten overdracht onderwijsvastgoed , vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013, pagina 1 van 2
249
Bijlage B 3 Beslispunten overdracht onderwijsvastgoed.docx
Voor bouwprojecten geldt dat het bouwheerschap bij de schoolbesturen blijft. Indien het
opdrachtgeverschap bij onderwijshuisvesting van de stadsdelen ligt, dan gaat dit ook over. De
contracten/de afspraken ten aanzien van het opdrachtnemerschap (bijvoorbeeld de projectleider)
worden eveneens overgenomen.
Punt 3
Bij de verdere uitwerking van de uitgangspunten zijn een aantal zaken naar boven gekomen die de
uitvoering van de overdracht van MFA’s, bijzondere situaties rondom gebouwen en projecten, op dit
moment gecompliceerd maakt. Het gaat hierbij om de financiële uitvoering, beheer/onderhoud en
exploitatietaken en afwijkende afspraken voor deze objecten en projecten.
3a.Financiële uitvoering
In de activastaten en investeringsbesluiten van de stadsdelen is niet altijd opgenomen welk bedrag
van de boekwaarde van een gebouw aan onderwijs is toegekend en welk deel aan overige functies
(bijvoorbeeld welzijn- of kantoorfuncties). Daarom is het op voorhand niet mogelijk een uitsplitsing te
maken van al die activa.
Uitgangspunt bij de overdracht van deze gebouwen is dat de scholen geen hinder ondervinden en hun
onderwijstaken kunnen blijven uitvoeren conform de Wet op Primair Onderwijs. Gezien eerder
genoemde onduidelijkheden stellen wij voor om de wijze van overdracht van activa van complexe
objecten verder uit te werken. Hierbij worden de financiële consequenties, de positionering van
beheer/onderhoud- en exploitatietaken, de ingebruikgeving aan de schoolbesturen (inclusief
exploitatieovereenkomsten) en de afwijkende afspraken betrokken. Mede afhankelijk van de
uitwerking van de nieuwe kaders/financiële spelregels met betrekking tot de activa zal voor
besluitvorming worden voorgelegd wat wel en niet over te dragen.
3b-c.Beheer/onderhoud- en exploitatietaken & afwijkende afspraken
Aan het bezit van MFA ’s zijn beheer-, onderhoud- en exploitatietaken verbonden. Het uitgangspunt is
om deze taken niet over te dragen naar de onderwijshuisvesting binnen de GOO omdat deze taken
niet behoren tot de kerntaken van de GOO. Omdat in een aantal gevallen onderwijs de hoofdgebruiker
van het pand is, kan het wenselijk zijn de beheer-, onderhoud- en exploitatietaken toch bij het
onderwijshuisvestingsdeel binnen de GOO te leggen. Voor de meeste objecten zijn afwijkende of
ongewone afspraken gemaakt met betrekking tot gebruik, verhuur en exploitatie. Per object dient
onderzocht te worden wat de beste oplossing is.
Punt 4
Bij de jaarrekening 2013 komt een financieel voorstel voor de overdracht van de activa (stand 31
december 2013). In het voorstel worden ook de reserves en (onderhouds)voorzieningen (die de
stadsdelen gevormd hebben met betrekking tot onderwijshuisvesting) meegenomen evenals een
uitgebreide risicoanalyse. De reserves en (onderhouds)voorzieningen bij de stadsdelen maken
onderdeel uit van de financiering systematiek voor de dekking van onder andere de kapitaallasten.
Bijlagen
Bijlage 1: Overzicht objecten en projecten per stadsdeel behorende bij beslispunt 1 en 2
Bijlage 2: Toelichting overzicht bijzondere objecten en bijzondere projecten behorende bij beslispunt 3
Bijlage 3: Overzicht risico's bij overdracht vastgoed onderwijshuisvesting bij beslispunt 4
2
Beslispunten overdracht onderwijsvastgoed , vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013, pagina 2 van 2
250
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
—l
Cc
ki}
G
2 5
Ö ® 5
ed T >
= Ö << B 2
5 2 3 8 2
& c oc 20 2
ie 5 o © 5
Ee S 5 8
Ee
5 E 5 € ©
8 8 Xe 0
5 =
E 5 & U 5
n 5 2 ® 5
ed Ke == ee —
7 5 5 @ ij
5 6 © ú
N < Ez Se <a 8 2 Sz
à sQ = Ce 8 © eb c ä
e 4 5 E Le OSE a 5 Ee 8 5
S 2e Saase 5 Ge 9 > z 2 g
0 ö ao GAGE <08 OO € Z Ee ©
dE sS 5 EE 5
c re c cos ce 5 2 c
_ 5 = @ ooo 5 5 © ao 5 © > 5 Ss. @
© 2 & cooooo0 SO © © © @ 2 ES @
rn „Oo 5e eres „DE Fe Ef B OOST e
5 X ve SSS S She S T SS ES = >> EE
= 9 A rg SS VEEG SYS WU 9 0 5 T DoS
ES OE EEEELE GE SEESE EE 8 8 SLESE
> Es AE PESSE S Cres Se p ssSES
a oe Oe Seseesgy vrgyE 5e 5 z sesog
> © Tt > >>>>>e > > E > > > 3 Oe >
a Oc m8 066808: …0c005 6 6 Ö o se See
mn w stee seeceeceR Begeer ses ec 2 UbmSe
_—_ DET ie U 200 0 CT
0 5E IESETE EEEEEESSERESE EE EE DESSE
E orste soecoecEssstTeOLF 6 6 LotTEULsS
® 5 SLITE ovv Er > keik=) © 8 Shae's e
CSG CEES 5 £ <8 < Seres
2 € os EYES gE ij ij ECT 0 Ss ©
a we 5 TE 0 ‚…o bo bo Bo bo 5 5 Dy WAE „ao af ‚ao Vv o22Eu
ny [e) word u Wid Www wTrEuSuw > úi ü üi > SOS oo
em
Ke) =
® 5
0 53
T El
5
S 88 ER 3
0 Ösc cc cHcHz=ECERc:EncEn: KME EB
Le
© TETE ZETTE: To TE 5 TUT ©
Kom VV VE UV U sv 5 Vv & Vv U Ù Vv U U ij
un En == oe cees @ Se ce < ce Cc Cc
@® ë |Jessss sssssesssss sE SS S Se S
S 6066 G wGGGEGEEE Le 6e GG Ee u 66 0
O2 a SSS sS SSS SS 5 Se Se e 5 ss S
_n 9 ZEEF EASSLELELE PEES EENES |
5 66066 «655 660SEsE oEses Esse 6
® 5 SCEE Sec eesesseseeN cc EEeoseseses S
® 3 SSSSS GESSSSSSLEG SSSSES SSH ESSS 8
5 n 22222 >er 2222 2>eage222 2
v c ce Fed
o & SS && Sl _N
ved = G GG ke}
0 5 a © TE sl 5
ca % © S Se 2
Sn SN Kc En wij
2N E55 d € d ul 2
0 Ee En B Sf XI S
a. Si SEE zhe kul dd | a
5 ol TE —= ke @ DD
vu 6 © Dee © 8 © SS — u el
ö a a SS o eN 5D
Ss ESE HEE SE 5 SSTO & sl 8
0 e Eze 85 855 28 53 SZ 3 8 ò s of à
s Sese 26 ij8 8 El AE TEE S g sl =
Tí es [2e Ë sE OZ AS 2e A8 8958 @ of ©
[& e oSooo Ce EE 8 <8 88e U u cl ©
ET S Erber EE 6885 aa sl Ss
0 e vEUvWU wu ELSE Sed 4 = „ee SC U Oz al e
e See EC onb 0 O op an oe sE ES 0 e ele al 5
© 5 ISSEES SSSSEeSSEee 89 SOS 5 a88 Bl 5
o à sn223 GaaatFFeaaasn Fe zeil SZ Záé al 2
®
[en 2
®
S z 5
pe 8 5 6 B
® 5 8 * s B + 8
Ë Z sE sE Sl 8
S ë 5 88 5 8 ze 2
2 © 84 Pe 2 2 Bel —
0 KT, B Be eE EER 8e ve 8 8 £ Sal 2
1 ECT G
0 E [BP Ss HEEE 58 E38 8 B an Pl o
© ij ce ® Osse EE “8 ve Ä a a © sol ©
5 Es SeeSee HLD PE FE 28 88
0 e vS UU hm sSsSwALL ol Dn wv u Xe 5
_ z [299 EESoSegeesste L£3 88 2 ZE Geesa ©
2 Lj SEEING D TE ee 5 5 Oes 0
5 ESSE gsssesdL 5 © TC U U veuS Es
o à |zSozzsorrsdassss <u wu 2 2 taxssl 2
©
ad - in c
GS 5 @ ®
2 N FONN Pd o 0
oo E 5 Isen @ ONtdamnene WS aa a pm 8 ol ©
—_ TE FWN OM ON oh st ed ed OO ON NN ded nst mn St MN ed ed 5
N => o
© 5 8 |ze aeaeaats Ww < 5
Dd A a —l En > U — wl 0
® S 8 OokS$ Caso SZEE 2 ER 5 B ZEN E N
> LT) Pe] dd el el ed mm ML LN 1 LN LN LN LN nw @ WG In In IP 60 00 €
U dd dd ddddddd dd dd dd ed Td Td dd dd Td ®
© Ö C |eooooe ooooooosooosoo oo se oso al Z
a a nd ed ed ed dd dadadada dd a ed a ed hal hal ae md el Ö
per stadsdeel.docx
5
E
E frl
EZ
58
85
2 5
=ä «
© € 5 @,
s8 Ee? as es 2,
Enis 58E 83e 5 ed
SER etdesse8g ce & 98
gEEtengsbrdbaopscngrds
gösSatdESrabahesdesgan
8ESRnuStrdbidosszessg
KEE EEE EET EEE
CRE ou85 EI Ù 8 5
5 EERE EERE EE
8 SES ss BEEN
zl £ EEE EEE ENEN
ä 5 SSdargiisbatssdienee
8 SE8SeSnreEigs SeS8F io
< E zes sEzgiilolgs3e 8E
Ö Re) EERE REE ER EEE]
o & nÔsthisrinsiaBbiErins
== 2 > 2 e a
9 8SvûreSedisdErdss
5 z
@ ë
3
- 8
EC >
6
Ei 88
© 28E
g ER
3 Bez
> S
8 dé
e ol bn
2 E e er
E 5 5 E
El 8 R 5
8
ge ä
5 Ö
\
aa 5
u E 5 T E
E E 5 5
… 8 8 5
Ee
5 5
2 e e
8 5 S
5 2 8 8
5 2 2 8
s Ë È
S 8
zis
ui >
ved
cie E
ole
ze E
EP:
Ue
EEE 5
o B Ds
Sl 5 8
sé i
Er 4
Ed
ä
2E
E -
2 5
z 8
8 8
8 8
E
NN
C
Ë ij
S —_
| Ee E
ut 5E) Ss
„| ee 2
ats 8
| W
s 8
A
mil a 2 5
oël £: ä 5
nel £ IN @
ee CO 58 5 3
3 3 5
2
Eö 5
8 2
8 8
2 z 8 5 &
8 8 el , le? £
5 8 SEstslsssts 3
% E 5 sdesslsdess 8
SSeSelsSeee
t sSésslasées 5D
5 3 5SS6BSSEse 4
zl 2 8 8 Eh
v 5 ä 8 n
al Zl 8 2 pe
U E 2 2 ®
5 5 EE 3
5 2
v 5 5
È : „| Ir? 5
o Sl OEE 8
4 3 8
à o
e
sli a
als Tc
oi a ©
00 sj C
MEE 5 5
af®) 80
al2lë S Ö
S ess ols 2 z 8
Ni 88 5 _ o
EISTE 4 ER 5
[2 5 ER 58 2
5 2e gs s EE z
Sj mIHE ME Ok 5
hal loll aje 2 8e 2
sj 5 N
d 2 | ®
>
Ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
en
Ke Bo
al E
6 ©
2 2
bh ab
& U
5 5
e 5
Cc .
5 Ù E >
e € u T
S 5 e o
E 5 iS E
& ao Ee 5
& & 5 ®
o © En 5
2 ao 2
Id Cc Cc
5 5 5 5
5 5 5 €
ZE T g g
5 © Ö 2 tE
ap 5 5 5 u 8
€ 3 5 5 5 = a
z Ee E E E =
Ee Ls ö S 5
5 „8 8 5 2 5
€ 25 5 E wi Ù
a ë 5 5 a > 2
© Zie T X > sd
e
® 5
EE a
U à
Se ú
52
9 5 U U
voos U EEKEREN! vv U VEE U Vve vE u
VSS Ly SSU U VV U V U Vv U U VV V U VEE VE U
Ka] cc Ooo eG c cc ecc ce ec Ce Cc ceo Ce
® oes oe L ee ‚e oee eo oe oee oog soe
2 IBEN IES 5 EEBSEE PET BSEELE BEEEUSEEE
5 OC boo CT ao a 0 0 ovt G oet oet oeCweve LT
à SCwwEEvweEe S ccece See sees Scenes
U ss 5 sa 5 5 SSS a SS 5 SSS 5 SS 5 SSS 5
SS Mcc: Kc McA: MeAcee
E oss eosse o oo oce oes o oes osescooes
5 CC NNECN NE Cc CeCe ce Cc Ce Cc CCENeCG
z SS 5ueSsssse S oooecse Seo ooo Spes
à 22e > 22222 222 2222 2222222
…
CG
ku}
©
5
5
a
U
ES s
se 5
y o
c ä
En U
el © N
on < rd Cc
bd © 2 ®
88 = E E 2
== ij
== bo bo T 8 Ú E
En © 5 EE 5 oo 5 Ss
ie oo - ss L SE OE a
AE 5 ze Ke 8 88 E 8
© 5 ea U U 0 kzal nn =
e 2E8 85 aa 8 8 55 Elle ele 5
ES oo u © te ES U 8 8 Vv W 0
e [Bve EE … BAER 8 E 55 EOITE ol Â
TE 5 TD nn Bnn UI:
s [SÉ88es 28 3 BSseste lg zE Tr 8 @ssaâl 5
T eere Ee EES u u ve uu e a a „SCE
e VES neLE SC set En Go bn © De Ssesl et
= ij & LL a de 5 ouESEeE c a Pan oons E nl 0
o Sn TT Ek yv TI 8 … CEVA ceEe sl CE
a cn NN aa E E Ho G0 5 7 Ea SS RntOv Eel H
Ee SSS Sas 8 „eG EeE oooz 2e s
0 OSL 2 SUSE SS 2E2o onse ze
pi 2ÓrrruAt 10 HO>r>aaNEzZY aaa S aartiaAAsls
A
® 8
hed 7
SS kl de 0
8 Tie 8 EE HE HE 8 eee © u 8
Tc ST e 5 © © @ © 5 GO 0 O © B q
c oet p= Si =S ei Le W VG Se de 5 2
vC % 1 he + @ SS 5 heTG mel #
S 8 EK: 2 DL nù 5 Ss 5 5 5 5
5 Zeus 5 5 war 0 Le nn ESE x Rc ES
Se Tee 8 u 228 2 „888 EEE x 2
el © a ao & SE Ou 0 Voceckh Lee LES E Sl ©
€ il S SEE 5 Dores = 555 enne Zl
© TTS 0 USS Sag a Ed
T Sc sere EEE oe os sEEES EEE El Ee
S EREA Ike GES E ne OSE) OGO
To ERE tessterges SaeELLeszesaE GLE ©
o reke U oute X 55E So sEEESSeoeersEgE sl à
Ed Ss U w Ee SS < So 0 5 a
= Sasss Soer 2
“ Zomaar muaAAnsSS Aak <EITETJSaSSSnanLOeE|a
dd C
Kl) e ij
Ke] NN C
0 2 eo oo a © eo e @ 9
3 u oo WO wm Od NN En Ps En St 0% AO TO 5
TE on NN MP st ON Ps ed 05 ed MN OD ad ON Dead NN 00 00 00 A SSW dd 0
2
2 je
> 8 ZENE A 2 ze ws 3 > NE:
ea N ger u Elte» S
© 8 Wwaebdadxed OV EEESE SUE XXS >> >caOWwTEl N
_ a GSE VV GEGEE VW ee GeeEewWeEBG ESE U
ed © ocoocoecsses o ooo Soo Soo dosesssl >
a dd ed nd ed ed ed hal a nd ed dl ed add Td a dd dddddddeel Ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
st
jaa] jaa]
n DD,
Cc Cc DO
ki} B MN
a KE ® c
2 - … 5
e 5 5 ©
5 8 8E
s ge es
2 ij 0 E
aa > > 0
ES e= a © do
B 4 ST E ©
< Yv: 50 O —
5 8 == E EE
ie) 2 SE 5 S 8 =
ee 5 © O0 © SE 0
5 58 ij ù e Co &
3 Le 5 5 v, Y 5 5
p= zo el £ E RE © 4
es S 5 ij U ui u 5 U
Er U 5 Ss U 5 >
U ö EE Ù >= & >= ec 7
8 52 BE: 5 5e &
ij © 5 ed … Oo Oo 5
S — 5 5 © 0 zE nd E
T U ao G 5 2 5 wo De
ao ù U ae 2 5 5 Se Ee
© GS & TG TO Ee 5 0 c
S 5 o D 5 n 2 5
en <9 SC S Ss 3 Ss 2
< Ee ë 3 5 2e 28 2
ug zt zz 5 eG © 02 T
= ET Ee ET d> ZE OQ
U U
ccm: Bec: Hei He E
VVE ve vosEEv VEE 3 zE
VVV Vv UV U U U UV SS U VVS ú 3 Ss 3
SSS Ee ce ce Cc Cc ec SC 8 Ee © © ©
eos oee oes ee Oos Ee a G
SSS SEE SEULES SUS Oet U
Soet CO eV Se VL OO VC bi HO U O0 HT Ab 5 ao LO
SseceE See ee SCCwweEsE Sue u So
SSS 5 SSS 5 SS 5 SS 5 SS 5 ©
sees e2 AZS ZZEs_ IES EE
ooooErsesses OO ses eo Bes Ere 5 5
ScecCewesesc sc CC N NEC CCNELNTNN
SSSSSsSeSeS SSS SSGES ot 5
22222222 2222 22225
Cc
U
RS
5
8 5
=| . E N
© © > 5
5 8 En ©
& 5 : wE —
2 g é sE e
Ez ee 5 2 oi 5
ES … vou @ . zo 60 5
20 wv ZE EE 5 =S ee 2
vans ev vg & a S 5 5 B
Ast esse S > >3e ®
„ne EES 5 Oo tE ave a
doa See Ss Oo oe ==
Mm ess =
scass SSrrr 8% <t SSEB 8 5
ev CU ese 5 2 5 SSAEEdY S 3
ar 8 ESGGG mEe8SE FEeGSsSsEe 5 ë
Cc C
SES Oce GSEEER ZAG SEE 5
est oEoeose REELS SsEeZsSSS S 9
Sea OfFdàáà dossus ZSuvoa8ë à 5
A
2 8
Cc ied CC Cc
iS Ee 0 ok) ij 3
Ke 5 GS oo o B
sa 3 Ö B 22 2 8
5 se 5 Ei © 0 „PPE E Ee 5
E85 8 5 GER SELS 8 < 2
asen 85 ec 8 Be SES Sm & 5
ESSEZ S8 8e 6 SOE HEEES EE & 5
e= SED. ZEE
SEESE Beed ESL LEL VE 5 5
SUE Les ty U asaAESLLSEE 20 2 5
Tr € SRE Z c © Ss B à B 5 2
LETA 5 555 ae eES Laat tT E 5 © D
Teds Eos SSS eens SE B 8
E vo 5 5
darse 24522 SrSSAEFrSSûe ZS @ a
C
0
C
© on N St ®
nd u sf NO d a o ch ©
0 Fed NO an ND nt We ed In ew en mn en wn ed 0
2
0
E
Zeeuw NSAONN zE 3 se Va ge 9
TXeSa NEBEN Sagen KEEN 25 HK N
WO WO WO nn In In Ps 69 69 09 E09 0 OO DD A NN DN OD D
@ WO WO WW WO oe B 0 WO WO WO WO WO ® WO WW WO ® WO ® ®v
ooo 0 ooo ooo ooo oo oo Z
a nd ed nd ed dd dd ad Td ad ded dd a dd ed a hal Ô
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
Ln
E
5
So
Es
ES
58
oe
8
sä 5, 5, 5, 5, 5, 5, 5, 5, 5, 5, 5, 5, 5, 5,
5 z
8 3,3
5 ze 2 sC8z 2
E E 5 De DT EE se
ee 28 8 DES d E © 5
5 5 8 3 E58 SEE
E E 8 3 s 5525 ES
& 5 ® 2 E55 5 5
8 ê ga 85
o ak ERSRN es 8
lo = 5 5 5 s io Er 5 5 5 mi 5
eo E 8 8 8 E 3 2 8 8 8 5 3
je jr ad bid el Wid IS hd Dl Dl Doel jo pd
8 = S 5 Ë re S ig 5 5 B IS 5
e E 5 8 S E Ki 8 ig ig 8 5 S
5 et 5 0 5 5 io Ki 8 8 5 & 5
Ei 5 <t ie Ss < < Wi 5 E IS E
wo wo wo wo wo wo wo B B B B wo wo
er 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Ei 5
> 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Ss È
2 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 R 8
€
5
8
ä
à
Ö
@ 5 EE EE EE EE EE 5 E 5 5 EE |E
> 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 Ss È
2 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 R 8
5
«8
88
m5
2 2 2 2 5 2
5 5 5 5 5 5
Do Do Do Do a 0
2 2 2 2 2 Ê 2 5
2 > > [5
g g g g g
5 5 5 5 5 8 3 E 2 IE Be
8 8 ë ë ë 5 ë E LE E 28
$ 8 8 8 8 8 8 8 5 8 25
£ 5 5 5 5 ie E ë 8 EN
5 8 9 8 8 9 8 Kd 8 & 2 5 IE2
5 5 > 5 5 > 5 5 5 a El a a 5
s
EE
É
5
5 8
5 Er Á Á
as a a a a 5 s |8
ö 58 3 3 3 3 5 Ss _|&
a a a a a a a
8 8 8 8 8 8 8 e
O O O a. a. a. O a. > a.
a LE LE LE LE LE LE LE LE LE LE
z s & s Els 8 |eë s Els Els Els Sleë les pE s Se le &
s > 8 Ss el 8 8 Ss elfs ef els sss IE& E 5 2 SE RE &
3 Est 2sal2sä Eá ecklesslecaleckljk [25 EE se EE pe &
3 25 [EshlEss |25 EsBlEsslEsslEsslgk WZ 5 z8 £ Ae EE &
£ Ere EcElEce 2 EcElEcEllcElEc Ege (82 ge 2 OM BE 2
5 ë5S gosle5s [SS cElicslsgslsgsiss [SS Ss ë_ EE |e_£
8 285 Z85lëRs 25 SREIERSIERSIER SIZE 123 23 ds3le 53
2 Ss 8 SSEISSE [EE SSEISSEISSEISSEIES [22 28 Salla g
8 258 2s4s4 pet FséfFsêfsäliséleseer s4sl 2424
5 5 5 B8s |s3 5 5 sSRsslefs B85 sBs s
> S8r |S&zls&z Jeeia IS&rjs&zjs&rjs&rjeralere Siza} See ez
5
8
2
3 ep ep ep gp lo Ie
Ó Ó Ó Ó 8 Sa sl N
8 = = = 2 B 4 =
L L LL LC LL LL Cc
- 0
E B
5 LE 5
s ERS Je 8 8 e 3 E
Ë 558 Ies Es Es Wis 5
9 5 5 5 5 5 5
es nE8 ei PE Pi kÈ 8 a
Eel DEE e e e 2
sE 5 5 5 5 5 5
SH B B Sjees |e3 [E35 JES Et 2
So 5 5 lo ST wfo 5 wo 5 lo5 le 5 E 0
Es 3 Sr eleë es jes jeë 2 8
ë 2 5 8srf & es [ES |r 8 Es ®
s 0 EW 5 XC CT Pes ==
ES ox È Sr se 8 TElesEls? Ee 5
Ss 2 le ez | EZ IS Soloi 5
e 2 8 Sl = se8 bes \P8 nti sr|lseÀ 8 ®
Em - Z SE dieo8 [sw 8 2 dmrleerlse 5
Zl 5 8 SI2 5 ESS WES lo 8 SoslEsslseN 2 Ke
5 E55 El 8 EE ICES ISS ScelsselsesE u S
ss ECENEES [ERG [ERS |F icltSSIEÈSISSIE 'E ie E ®
23 stesSlef leÒS loN8 |soEleNéles4ls ele io e È 5
8 8 Ss st 5elë 8 IS els „ISssltEsisSsle 5 ele 2 5 Ss |S
ë SsrBsls8 WNExelbSxelsEeBEElgeBl8gje 5 3 8 8 2
à BsEssjeS Waeztlartjberljafje8le Sal 5 5 Se 8 5
3 8 8 Le 8 8, Je. Ie, Is. 2. 8 5
2 EE EE 3 Ez Ez Ez Ez Ez Ez [Ez Ez ®
o ij 5 ij 5 ij 5 5 5 5 5 v 5 v 5 v 5 v 5 Dn Dn Dn 0
E a a a aa aa aa aa aa aa a a ES ES ES
5 82 sE |EE sE sE EE EE IE EE |eÀ sE 5 8 3
5 8 8 |B
a EE 2E [22 25 EE [EE [EE IEEE [EE [EE ë B 5 ES IE 8
2m| » U » U » U » e » e » e » e » e » e » e » e IS IS IS
jad > E > E > E > E > E > E > E > > [> S > 5 55 5
W
e
5 0
€ a
5
Em C
8 8
8
É ®
©) 5 e
B a
8
2 C
elE ©
s[ö C
„4 Kb]
afz Re 5
Els 5 ®
582 8 ©
aje 8 a
LL |
zE 8 2
8 2 =
ilef5 5 E
sle ES 2
e 5
pels S N
Wss 2 9
E EZ
LC llZIÈ 5 ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
0
Eel
5
5 ol
ERE!
5E
$8
se
|
za Een 5 5
7 7 TE
8 En 22
ese esc8 „58
5 8588 | 45s8 | =88
88 ‚88 5
5 zBetg zoets 288
2 zhhER [BEBEE GES
EE BEB5E BES5SE (ssp
ë ESEER leSESs PSH2
5 8558 BSBE& 588
8 3ËbBgol2bsBgoiëns
& 2E sRS
8 EEE EERE
s s 5
8 8 8
8 8 8
es isd 5
Ee 8 6
4 Mm WD
5 5 5
2 8 8 8
E
5
8
Ee
8
Ö
5 5 5
2 R R R
5
E 2
82
05
2 2 2
5 5 SE
Ë Ë 8
2 2 2
IJ
8 8 8
5 5 4
Ë Ë Ë
8 8 8
LC LC L
se
EE
8 5
58
St
288
SER
a
2
5
zl
8
8
8
3
d
8
>
5
5
8
3 N
& Cc
0
5 >
Ë 5
Es 2
8 - - = 5
2E E E E 8
5
e 0
E a >
EE &
sÈ ©
s8 5
8e 5
Eö 5 5 2 5
E E E 5
3 5 5 5 2
8 5 5 5 2
5 Ee |eëe |eëe 3
5 s558s Wo5ös SS58s 3
8 ENS Ss ENSPs ENZ 25 D
5 28485 B84es Beds 8
E 5SSE5s [SSESs |SSE5 6 5
0
2
5 ®
E a
El <=
= 0
3 8
8 ®
€ … ®
5 2
8 a
2 8 5
e E 5
s sE 8 =
>| les 5 ®
af fe È 2 8
load 4 IN ERZ ë 5
nisl |E 2 zE 2
Wiel [2 5 82 o
zlelelg £ s 8 e=
ilstElë z 5E 5
slelaje 2 Ë 8 2
STEEK 85 N
wife > 5 @ ®
EA 5 >
GelZERP PP 1 ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
— m
S
ad
o
S T
Ke] ki}
& ©
an fs
E Y
5 e
>
ë 8
ea S
. o @
©” Dad _—
Lu Cc
8 8 2
E Ke] ©
5 Ee @
0 Ko > &
S y Te
8 8 =
S 8 05 El
& G LG
oo G TD e= Vv U
…— 5 vez EE
5 — el 0 U
& = DU 5 5E
9 … SEE 5 0
5 0 SEE > >
5 … Ee DE & © Oo
5 2 858 ë elk
Ss 8 à5eE8 85
: U
2 5 CESTE E et
os @ vue Es ez So
2 A EES E E se
S 5 VEE oi Ke) 5 3
S B EN ce E EE:
7 s oog S TD ET
& se ot E > A.
<t c Oad 8 tt
nn dl ed
v 8 GELS & 9 5
En 0 sE>=®S © NN
£ _ 2 Ore = kijke)
ZE € 3 sc Soery CS El
5 s 8 ss 5® eo 5
ù | GC TC
iv, 5 oei 5 Kiks;
€ ral U 5 U > U Si U U
ein s 2
à SA Sec g 5 28
o IT a Tui EE LL
3 #
E @
53
à
Se 0
52
85 8 3 Ee
ccm Ez Ec Emm: eE
VV U T 0 0 T Eire VEEL EVV U
v Uv U Vv U ij ij SV VVE U VVE VEEL U v U UV U
u CC ce Cc Cc oc ecec eG cc Oce ce Cc ec
Ka oo oe Ke) ‚e Seoees es oogseesess s oee
2 IES OS Ss 5 WEEESLS SEE GESESSES OS 858
5 Cts CEev VC TC HoetEte tvoctwtecEEE tHTG
A CC SS © Cc Cc u SEEC EG CEC uE EG ce ce
U SS 5 sa ve 5 SSS 5 SS 5 SSS 5 SS 5
RS EE dE EET Ur E EERE ER ERE EE EERE RE EEE
E Coe G6SE6 GC «oe 00666 GECECeLsSesS Ge'G sl N
5 See Seve S NECCESE SECNEEEESE SS
3 ss GONS 6 Heessses sseHeesessese sos sel 5
n 222 2e2anse2 2 >222222 22222222 2222
E
a
U —
â 5 2
ee . ES 8
E 0 Me: —
5 CG
v 8 o ® 8 JUB 8 2
a SS 5 SE TGA S 55 5
Et 8e 2 8 eo 8 Belt. u 888 ®
EE [EE c OSE 8 GAS SEB vOs ess Ss
@ O+ T „Vv ù X TE Sel … KS SS b0 42058 Ee
5 ö % ao RE 22 50 ersaSZELSE Tezz ©
EE ek: Zee Gesso dedsoEdalsr dovotEl S
CE hert = ze ms mn
8 Vo € 5 vS8 GESTELSE egdaeert ss Sens 2
2 © oo U 5e E 5 2 hHenzes>r>ssalzDoEeEstssssE el
ij CO ON ij0E OSE VG OC @ 5 SEn>G SEE El &
a [Zsa ue a 9 < 2 <sbaazrodzasnssdazoonsls
5
cl a 5
ao 8 5 E
— S
5 el 9 B _ 5 5 & 5
S 5 ® 2 5 ® el 2 8 © sol =
… ES, 3 a ij ke e se vul 5
os SEÊS B zz HNE 8 5 5 ER
e Ù © Vars © 5 EES 5 Kl a cc „EE
ij zs5UAoLsS u 5, EUR Soc wwuwagg Rs veel GC
8 [CEES EL 2 P shSsese Fers ddees EES SIE
ce eZ Dn Cc == c U de
G Din G G CC = > > WV
5 8e Ege yy 8 EGELS e Houtse 8Se 28 vol ©
o ijesEtSEEe 5 5 Esse Severs veeel Ss
2 5 5 y= G re T 5 0 U SS EE SG & 5
5 5 Oe 0 © 0 mc © 5 voLtesSsssese N 2e2ssel a
à [S=2=0Eza2 0 > >3arkreS re@aama>rsood reyse
©
ee C
5 5
2 cn @ oo o a ©
3 el OO WM ON ON PM ed @ 00 ed WP 0 MD nwn NSE
o
r | 5
o |] Was eo 8 4 eZaidr8 EENNxOnEEL zm@EslS
Ss lede zao 9 wi Zxedoa TSaanguorra EE al N
© p=] dd ed ON St St st st dT FN iN MN WN LN OO eN NN MM M
kj ON ON ON ON ON ON ON NN NONANO EN ON AN NN NANON 0 Mm MM mma U
zZz C |Soe soo ò oo socsosooo soocooocososoes osssel 2
a el ed ad ed hal hal dd ed nd ed ed dd dd dd dd dd md dadel 0
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
oa
0 TETE TET CG
EEDE U
VEV EE U
cecececec
eeore ec eo goes
SSS
oocGvEELEE
cecececec eG
SSS SSS 5
FES EE
oossesecssesse N
cecececec <
Sossesossss 5
22e -
>
Cc
5
a
3 2
à B
D ®
5 A
X U 5
u avg a
va25S8saa u
GAT Ene 5
eert ES besl
Cseh — ®
EN EEN: 5
es ESSEX ES
eaesELeAERS 5
voooLtsssE ze à
Nam OA ma 5
0
7
W
ke)
5
5D
5e
…= 2e 5
3 + Ss a
Ss
zer, Seis 5
SEEN SEEEG 3
ces EeEs ®Ò
ESL € 5
Zeste E 5
BEL E Eee 2
EOS 5 © a
aasvaoOm>22a ad c
5
C
5
N 0
ond © ®
a Tt daden Nd 2
a
>
3 x ge E
_ u S
SSSEREESS N
amdstststiniuniúüie
mm mc md mon en ®
ooocesocesoesse 2
addaddaddadddd Ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
a
E
ce
DD
EE
ES
58
ORT
ORS
E-
S eò Se ER
Ser 5 |e5 SE Ss
o58 8 [28 sg 3 ss
oe BES 5 183 ber 8 8
en 5 IPS8 2 28 gea ë 5 SE 5e ® 2
9 58 B D BE se Sans g_Sol5sanNs
& s PES 2 [83 35835 ISS 88 Base Ë8
£ à Hsegs laë esSaî le EeZ 2ERleErg
E 2 ISES E ss 53e |B855 BREEZES
opesls 828 BEE, Sale 8EE
s sE [BESZEElsn Sost [ssd SSERIESESd
E Ey See 50SI5 S20 See suse 5s8e
ä 28 \hesstelss (PE58 [D8828 Buga
5 <5 PSSESESS Zas |ee5Eg 2d8sjed52s
a io 2 5 a 0 ey 5 ey
8 8 8 8 x 8 9 8 5
Dn e 2 2 = @ hd 2 2
5 5 st 8 5 Nq à 5 5 5
5 Ss 5 8 8 5 8 S 8 5
8 5 5) Ld & 5 Led = 3 El
3 5 5 5 et ii = 5 5
8
E w WW w WW WW w WW WW WW
a E E 2 2 Ld E 2 Ld
2 3 5 5 5 5 5 5 8
E 8 8 8 8 E 8 8 ë
5
>
2
2 Xt 3 2 d 2 a a d
2 g 5, 8 & E 8 Rt Rt E
E &
tr 8
Ss &
5
2 2 2 2 2
2 2 3 5 5 2 5 5
5 5 3 3 3 5 3 3
5 5 5 2 5 5
E 5 £ Ê Ê 3 5 Ê Ê
E E 5 5 5 8 E 5 5
> > S S S Ù > S S
E E > > > 0 En > >
5 8
Se Ss [2E
EE 2 ls 52
5 E z2eol5sSE85o
ES SG kol BLD
® 5 zE
bet Pe ls ePE
Se Vn eEittnEE
aso V jaa} y
5 59 252258 3
5
2
2
7
8
zo
KE a le a a a a le a a
> E 5 5 5 5 5 3 3 3 3
< [8 e
3 gesa
5 es 2 |E582 N
z 2 8 Ie 5 5
£ 3 2 Bo BE:8 8 5
5 8 8 8r8 1558 o 2 ®
3 8 2 288 |eass S 8 =
2 8 3 825 |E2S5 & 8 E
À 5 Ë …&s [oz ö £ Ee 5
a
n
e ws 5
E > el kj
5 > 5 a
sE 5 =
sa 5 5 5
BN ® ®
So we á EN 8 ®
ge > é > ó 8
à S > at > 3 2
- Ë
- - 5 -
T -_ D — 7 Ea
e E E 8 Ee
ER „5 |- 9 5 - 5 8e 5 55 3
Ea zes IEë z 3 zE SS 53 88 5
s È Ssi s Se SS 5 ® 8 5 5 SS ó 85 0
55 ss less ss SS 8 NS Ee 8 8 8 SS 8 ®
Bs SSS EED $ 2 ó 8 N Sg NH 8 8 3 8 8 S 7
SgEe 8 KE 8 8 8 5 5 8 8 8 z
S8 zo ä5 > ê el 5 eo lS 8 8 io & dl 5
a. Nn Oje 1» 5 0 = n G — 0 6 hed St Kali — 0 5 8
En 8
5 2 n
5 5 5 5 5 5 5 sels 3 5 5
9 3 3 3 3 3 3 ERR EN 3 3
5 ä 8 ä ä ä ä 5E [28 ä
@ E E E 2 2 2 SES: E c
5 5 5 5 5 5 NS Ele 2 5 5
8 ë ë ë ë ë ë 3 E52 ë
F =| [2 2 2 2 2 2 SS al> £ 2 0
2 %
@ S
8 S
<lZ C
s[o 0
>[&
afz C
[5 8
s[2 ©
afs ©
al 2
els o
& a
aAlsfs E
82 5
8E Ë
old
ie >
LL ell=iËË ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
nd
a
es
8 N N N
SE oJ NV N
5 o @ ©
to Do : NN ON
cd 5 6 6 ©
52 E Bo B
22 ö EE €
ow 5 = © © T
EE 8 8 8 ë
8 o 2 E E E
eN kat 5 Ke] Ke] Ke]
2 0 o S S S
© 5 ® 5 5 5 5
sa 2 8 < 8 &
ve 5 bo st e e e
55 s 8 Ì ES Ke
28 5 2 g EN Ei
G
EE 3 2 E 5 0 5
® E 2 2 2 8
ct : 5 5 nn n A
se < 29 5 5 5 5
S 0 Bô £
5 2 & 5 3 8 7
EN ö 8 2 2 8 2
Y o o o
a © c c Ln ES CS ES
2e S - ij Ee SS 5 &
52 2E: RN ER KE
es 8 Eed ET IT 5
US 3 © oo Wo u 6 ©
so E85 è RE 5 % E EE
S as 5 5 5 a x xe xe
zE a 5 oo Ee] >
5 ave na 0 D ES © 5 0
v @ 5 5 5 S S g © g
€ vX 8 2 2 2 tE a a a
a S © © 2 8 & S 2 2 2
o ósE Ss 4 8 a << E <
e
® 5
EE a
U à
Se ú
52
85 8
ÖejS S 8 8 8 8 8 2 8 88 5 8 5 EN S 8 5
E
ù
5 E 5 5 2e 5 E
Ez EZ E OE PETER VET VET VETTEN TT VB 7
5 5 5 5 EELEEES EET 8E EEE 8 8 8
2 0 5 0 5 SoCosSose cot sac CoCo € e e
v 1 £ S f Seres Seo ee See 2 8
5 |[e & 0 u OCE HE CAE eHE CHLHOL B ©
à U U U U Su SuSùs Soc SvS Su Sus S S S
U Ee Ee e E 5 5 5 5 5 3 5 5 5 5 5 5 5 5
= oEsEoEs SEe 6E oECES SS 6 5
5 Ss Ss Ss Ss csSeSesse ce s8e see es c <
3 ei 5 ei 5 obsteses obs es oScsde ses © s | \
= Ù Dv Ù Dv D ù D D D D ù =
5 > > > > 2525252 25e 252 25252 2 = 2e
>
Cc
a
e B
N 8 2
U E W
00 u Ee) 0
— —= — — En 2 A
Kr o QG © 5 OS — ne
8 B 8 2 88 3 8/5
e |ä 8 2 3 2 8 A EBELERS ES u SS
En B 2 £ A A SES B 8 se
® £ c 5 £ El ° 8 4 ij Loto s Bs en © | 5
e U = = U 5 B HL U 0 0 2 LvZz 5 5 S
= © U U © © 0 S Ö NN 8E 6 T0EDS Oo U © o o
e E IT T E c S 3 U ES co VEVEGSS Ss 2 5 el
8 5 + E coc > 4 HEWEMES SS E vg =| 8
Ss [5 © u OS SV SS EZ oousSvet zz 8 a =|
5 g U 0 5 > rik G 5 SUSE y 5 © =
a d ä àä << GO ENY & A zhe 2 2 áà 2 3
3
Ss B OE & 8
8 © © © 5 8
© ev 8 s © 5 5
wv wv wv wv =S © @ 5 5 8 — pn —
es | 8 8 8 8 BE 8 z ed é 6 8 2 5 8 [5
Ed eeys verg 5 £ 5 S Sat s zo 5 tE 5 s © a
0 rr re Ard 5D me, S U 9 5 © c a Em ml c
e SR £ Ted © kl Oos © TG 5 2 5 il n 5
= rr rr rr rr U € Ce E T T U 5 5
U U U U 5 u U Ee Cc NN U U 5
s [Zets ZeLs Su 8 5 ES ec Cc (E E NUNEN
5 DEE DEEL s 5 8 © © a pn SooS mo 0
5 000 OTSTwu o Ö SEL 6 5 6 OL LEVEL
ä OrÓr OTOrTSES à fp da SS SS SS à A dNtNüù/|S
5
8
- se c
E 85 5
2 a o en „£ ot a =| 9
5 @ e 2 OB oo OO GON — do @ © ©
a
ve v E
n ij 2 2 2 2 U zz NE aA ee 2 8 5 sz 2 zls
S le @ @ ® A 5 Z ee FP > 3 3 GT ET EIN
© 2 5 5 5 5 5 a ” 5 ” © @ @ @ ms DN De me
4 — dd dd d dd d dd d dd 6 60 00 6 99 | ®
© Ö °e e °e e °e e °e e °e © © © © ö e © © Ss |A
a hal hal hal hal hal hal hal hal hal ed el el el md el el Ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
NN qd
Ke]
- e
Vv 2
ë 5 E
E
ij 5 < 5
a u E > : 5
® c E x z z
n 5 8 g = 5 5
dd © 2 5 8 8 &
8 SS 8 5 S &
Za 8 a Z
' ss) 8 NN E ij 0
de ne > mn Ei ND 3 E Ee
So do st e dd OO
a Ss … E 5 € 5 5
ST . 5 < UV U Ss 5
2 U 5 z & > >
0E 2 2e 5) a a
T 5 5 5 5 bad de
S Oo W 5 0
oe 8 2 5 3 oe 5 iS
Sc @ 2 a U 5 6 6
Ev U U v 3 < U @ A 5
o 5 ao a 5 > De c c
Eea @ as & 5 & . 5 5
SE 5 ve eo Ce ao Dô
SME 58 2 BE OK
ET a a 5 c ec E90 N N
DEE c c © 5 2e 5 v u
co & & ijv U > > U 5 TG 0
5 E=yd] 0 60 © 5 28 2 5
© B Bô 50 U 2 Oo WC U U
ET & U © 5 8 86 2 £
SEN ON NE 5 2 88
£ Ye € SF E S Ce € ied
oe Ù © 3 8 9 55 Ù Ù
Ee >5 Ee > > > >
9 5 T T Tos Ss 0 % TL T T
© > @ o oes TG EE ù o o o
TUe _ Pe) 5 ao _ Ee
SE 5 5 od 5 u Ex 5 TD 0
SEE 8 Sten D 55 8 Ss 2
oo 5 ELS u Se 5 A A
Ee: © © 88 2 5 T ij ©
SÁE2 2 28e S ve > 2 2
298 3 ESE Re 8 8 3
TA 5 d> tO Oo £S 5 d 4
8 8
2 OR ES EN ER En En mm ES B
— c
2 ë
SS = E= ® S c
VE TV BEVEL 5 PET Vv Vv B Vv BE B Vve ZE TET
ij ij 83E g v gEE ij ij ij ij uv S ij Vw 3 Eg
fes les CS OoCoe e eos S S S S MN S see Sos
2 2 ae 0 S oa 8 2 2 2 8 5 2 Scots eas
= = US UE 5 SUE = = = = = = Ess ®& FU
G Ö G wo wo © G Ee 0 G Ö G Ö SG w G ek ww CG bo GO
S S Cn Sn S e Sn S S S S S SS 5 S SES SS
5 5 sYsSsLS Ss U 5 5 5 5 5 5 5 z Ee sts
dE E EES 2 EER dE E dE E EE TO dE EE EE EEE
o 0 Oes E Oo 5e o 0 o 0 o s o oes oo
S < eNeSe E NE S < S < S @ S son ese N
5 S stee 5 ess 5 S 5 S o NN © SSS es e
2 2 25252 2 252 22e 2 2e2an 2 22e> 252 5
Dn
ec
3
— D a
U a n
E — … =
U W
8 8 3 ®
8 8 8 5 z
WW == Ea} ==
Ss ge = 8 8 8 ® 5
Eb 8 Z sg 5E â ®
5 ® Er 8 DT se e 3
NS EB EEE u u wu Zeo En vo 8 2 ve & ®
5 EN 5 > © 5 ij EES & 8 2 5 Es as ; 5
a € el 2se < 5 < ut y > 5 u © 7 — E
E 5 5 seas y ij ij = nx & € ei 5 al — 8 ES 5
5 5 Sos Ö Ö Ö Se © > c E EN u Es)
> 8 £ Le 5 2 VS SEE 8 EE E S= EE Sl 5
Oo á 3 arà € Lt << Za 4 OZ a OO Za 0 3
7
8
S & = & 8 & 5 5 5 5 8
En s s 5 © © © e e S © n
T 5 = T 5 5 5 U Sw 5 Sl 3
… G 5 0 Dn Se Er Er 0 Dn DD DD c ee tn
@ 5 ir : = @ D n 8 eo pe 5 5 5 De 5
ke Z TE ©. ij & & vS Ec Se © Ebo U © 8 a
5 Ss 25 5 fou S v8usg vESsSEe 2 82 5 S 5 =
o 8 8 8 @ @ @ SSU Dae 2 S Ki 5
5 & & U 5 5 5 a TG ba … 5 ë 2
5 Ecg LES Eee EEFT E VOG SS ES 5
ES 5 2 A 2 ES ET ET E U +0 0 Ee ao Dv + U 5 X
Pee s Se ev EEL3 Zet do LEEGEL EE SEE ES Huell &
Vv SC * S fe] fe] fe] CS EG o LZ o
KN a8STd à weFa FaFAS FOGSéEHu SS AOË é az) 2
2 5
S Cc
on
ij
NN a — o 0
on Ker) Ker) 0 hal je) ON In on on Kerl st 0 09 0
o
E
= — 2 2 WY > YW a U OX Ll a Ss U A 9
2 35 5 2e 2 Eu TE 2 XxX 98 ht SZ 2x BN
In In In In In bnl bnl bnl bnl dd bnl dd ON ON ON an a mn st
oo oo oo oo oo ND ND ND ND ND ND ND DN DO ND ND DN Dd Ea} ®v
o ò ò & & ò ò 6 ò 5 & & ó & Z
el el el el el el el el el el el el ei el el md el Ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
; a
à
ve
EE ao kar
ES È
Se o
28 x
ij G u
25 € E .
a E 5
IT 5 E U E c E
E 8 S
© © cc WD 7 EF ©
£ 5 5 3 8 EE S 5
6% 7 EE << 8 á n
EZ 5 v © u 2 = 0
SW > 2 2 Kel yv © >
8 ® c zn _ a 8 <
.S 8 5 5 E E > 8
D EE) Ù n 2
TD € öo © S 5 5 T
zo 5 e 5 z © u
5 8 zo > Sui Ee ESS zo
5 ij U
85 5 EE 2 3 B 8 B 5
S © 5 6 > a Cs a ©
os a > > Cc an 9 u 2 a
5 > 5 5 8 © c 2 eo 5
S ij o G E 2e 5
se 3 tee 5 85 3
> 5 © Ss Ss SC 3 S 5 > 0
xe en Ss 8 © U … © O on
EN: a Ss ö > < SD … ed
Ss — a
z ® o 0 9 5 a SS € * o
Ss & 5 Vv 9 6 ‚ > 6 8 S
u © XZ 5 = za
do 5 N Vv U Ss >= 5 N
c 2 Tr EE U e 25 ko
5 U be] Go 5 © a es ed
35 en 9 0 S o 05 & en
Se = a a © S ao Y A0 =
ae 8 ne € cc 2
v & SE
EE 5 > bo 0 Z a EX >
5 53 = Vv 9 5 >= BEEZ >
8e eg zE 2 8 8 vo 8 eg
SES 8 SE Ss B52 8
D dn z > > 0 = ch z
8 8 & 8 8
SS ZENE ERS MR CEM EMAS EB
c c
_ 5 4 ER LS nn 2 4 ne _ — — —
vv U E U | VEE ES W U U OE OE ij 7 Vv © U u u u
vu 3 EEESR B EEE E 5 3 Uv U U tv © U U U U
Ss 6 2 Ss SC Cos sos Ss El 2 SS SS Ss SS S S S S
2 8 5 oo 8 a 5 SAS 5 5 2 8 ee 8 2 &
Ss & Ss > 5 0 EUS & Ss EES SS ES B & [&
ov eG w o 0 Oev vw Ve VC v v o 0 G GS 6 G G Ö G
SS 5 S SS Soo v SwSs Ss 5 5 Se SC S Ss SS S S < S
5 5 5 5 5 U 5 5 5 SS Se SS 2 5 5 5
8 Se EE EEV ELSE B OV EEE EE EEE
o e s 6 6 OSS Ss o5o 6 S S o os & o (e 5 o 0 o
Cc € CC CC ENOS 8 CNE CC © © CC € € Cc SS € ind c ind NN
Se NS Ss O5 A A 8 se Ss © 5 S 5 e
22 0 2220 0 2522 40 4 222 222 2 2 2 ©
o o Ed
® a
3 ë 8 2
= d Où @
5 E u 5 gu ® 8
6 = 8 2 5 EE
e < > 0
5 8 5 = 8 Ec 6 88 =
2 5 ce 8 5 8 … 9 5 vseueus ge 5
Kj 0 LS € ö T ve 5 _ EPE EneEe w
8 © 558 8 se ES B ESEEEREE 2
- 8 So 2E @ 8 2 CS S > E Ss eUVSEsre sd 5
& & 3 HE SE 2 Ez EE EEIJ B CORE Eestor È
Ss 8 DL 5 ee e Sr 8 5 2 SE 5 DEL Ln we o
sE ö S 28 8 EE Soi 5e Zr LS sos 5Ssel S
SS 5 El S 8 9 5 5 dz Oo 5 care teeLEeLLYLsS Ù
5 2 sl n ® © 2 RE ER - vd U sE 5 ECOLO LEEE a
8 2 9 v ij & 5 So S as ES eSseseess =
Os 4 NON LW > nan A ui u A A A 5
7
Ss sn = 3
g - Ge - Ge
0 EEE B ZE 8 — me 8 8 à
5 SME: EN € ZS & Le 5 5 2
8 c 8 S 6 8 8 B 8 EE SC 2 oo 28 5 8 3
—_ B U 2e 5 2 2 2 E ss & B © ao 5 5 d d a
8 8 ae Sc 5 8 5 5 & © Lv ES 2 8 Esc 8 8 5
Ss 5 ov TE 5 23 0 @ Em c 2 E 2e SyS E ES ®
F © 8 Ss a © voe Sf — a NG 0
0 Ee £ a ce ae € EE EE 2E < eee 8 8 5
= Re 8 @ @ ij 5 È Eë < © ER ©
5 5 E a > 5 Sas £ 5 & SE 0 a a
A << oss € 8 Soer asss SE zer Ö & 2
Cc
ij
AN 5
VP A ®
u en PS ë
on R @ dn WW U aA St @ @N 9 wm a 0 9 @ D
RK @ u A dd tt EP ON A SS AunG dB A ON an F Do
o
E
aa s
e 3 a xe 2 x N U wi 1 a a 2d Ö
u 5 a ET 225 Bd & 0 Aue 00 LS 2 E N
Sa st tn WA DB Nn RN IN MN 09 0 @
O à 0 9 000 00 9 A AA AA A Dd A ®
6 © oo 6 6 66 6 ò 60 6 6 ò & Z
ad dd Td a Od ed ad dd md a md el el a On ed ad ed el el el Ö
el.docx
£
H
S >
EE
EE
SS
8
e S
| Ù 3
5
8 5
8 2
ao E 3 3
ë 5 sd ik? ô
ë ë sE Ie Bie 2 8 Ô
c 8 88 IEEE gj E é
8 25 E56 85 aj Ë
5 si Biej 58 85 î
> 2 8 fs à S 8 58 is
“ a = à à
5 à n Sé S & EE
ä E zz Je E -
6 5 2 I Ë 5
2 ë 3 IE EE î É
c 5 83 NS 5 ë É È
S s „EIS a la S 8 : de
80 Ee Ë SIS 2 2 5 î ï H
U en jz 2 É Ë
NL 5 ed Ef 5 s s Ee
ne me zE 8 8 Sa
Ë ee ER s | eo Kd 8
Sl EE EE EE 5 d D
5 eej 8 5 B 8 î
pn Sa 5 ‘IS 5 B 5 ä ï
el Eee ER KE 5 5 Ë s
E ES & , . :
e wle ew Ì Ì ì
5 B EE K 5
8 2 sE EE 5 5 je
2 5 RIE IR R R Ë E
> " ij i S
5 $ R R R
E 5
| 3 e
8 > it
MD 5 5 L
S È RE RR 8 3
@ N s R
= Ee DE Ì Ì Ì É
é si 3 3 3 5
É 5 Ì |
3
5 >
e |e 2 IE 8
£ E LE Ee 5 8
EE KE Ë Ë E
E 8 8 |
ER KK Ë i E
© £ es |E 8 8 8 8 é E
Ss 8 © 5 3
d. 7 ë 8 5 S
T 5 5 E 5
Ed | ' Ì
it R 8 R E
She Ì
Sei
Oo 68
E
z 8 ole
‚A- 8 2 Sla 5 E
U 8 D & ê 7 ë 5 5
< u ie 2 ele RE iT 5
RE 5 SES = |E t 5 5 2
sE Ë Be z Els 8 lo = Da 4 So
U kad km EE ds d Ë î
Cc go U sE En k E
S S € 5 E df E :
ER E Î Ì Ì
o ‘eo 8 8
5 5 ® 2 EE Ì
5 s 8 E 5 5 9
ke
zz > 2 mn: E
8 5 LL 5 8 Ë
8 NE 8 é
2 3
LL & 8
s Ì
ö
Es
EA
55
eg
às
E
5
a
€ € ë 8 Ô Ô
N s, NE 8 2 5 2
sE 5E 55 Js sag. E '
So 5 5 Is 3 lSe8s 25, Ë :
33 8 8 sl 5 slzE2e2 2ss 5
oa 63 ERI ER 8sl5 sE S 5 5 ed E: 8
EE Eé sESE SHEER 8 bet he Î
A jS e SS & REEDE ë EE 5
5 es es So é 8 £ öje S 585 [385 8
ä 2 2 iN es 8 288 8
0 E E 5 3 En mn
Ee z 5 3 ä ä RE
ä EN EENE 5
5 8 SE ER ê E i
e= ö EF 2 3 z | 8 Ë 5 ä 3
de 2 5 D 5 E 8 8 ë Ë
if 3 EE 2 8 8 3 Ù
N 5 5 8 B sn 0
s ERS E 5 o = e Et é
2 ge _ ler |E -£ TE 5
5 & U es [Ss le ë 568 En Ì
e= zals Ë Ef 8 SE sE En En E
CE © ZEE 5 aj: 81e sE 3E Bos È :
SS &© ERE ER ERE: sog8 j sE
55 8 A ses EER EE ZEE zel Reis pris
Sl | 5 SES sgSSlss 285 IE 5 IFE
5 BER LE 3428 Biés BEE ë
3 3D ESSE 8 88 Ss 2 585 =
a 26e 88 2 Cd 8 Om seg 2585 0
gs E 5558 BEES IEEEË
elz 8 [IÊss8 Bass hest $
. 8 8565 E5ZS
JE 38 [8825 8
 PD Od B |
ál 2 8
allo 8
Ez sl |
EO 2
5
SS lS|2 ê
8 9 X Diels 8
8: zi 2 :
hal hal E
s SE le é
a. [5 Ë
î ud
: e
kj
>
Ö
jlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
<t
dd
Sg=
S5s
d 26
O5 5
- D D m
|
- D D -
|
Ë E E Ë
5 5 5 5
8 8 8 8
| LS LL LL LS
Cc
0
z
ec
E
a
2
È È Ë È 8
A
5
Ss
Cc
0
8
en en en en a
E E E E 5
A
: : : : 5
sis leë oÈ sÈ 8
SESSslsb5öslsshsslssess 3
ENopSlsNopSlsNoDoSleNepsS
ESSRPESZRRESSPEEE ZEE E
5SSE5ESSEsSoSSEGESSEs 5D
5
0
a
Cc
0
0
- 2
ä 2
a
2
5 3 5
> =
Cc
A 8 8
5 5 5 ë & 8
sj ë 8» 8 555 &
a ä ER 8 zeg 8
Slof 3 28 g& ZEN 2
cfefs © 5 eo ES 5 pj
slalk £ 05 e 8 S% & £
-IËl&|s 5 6 £ 88 sô 9
nlolsjes ê a. & EEn EE N
ols EZ el: CAE sas E
de jo ®
Bl P 5
Ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
E Ln
5 dl
Cc
8 5
— U
U ==
ë 8
‚e 2
8 5
e 2
2 €
e z
8 5
Cc
8 8
5 . €
Bo 5 aô Vv
E 2 Et E
5 Dd Ù
5 5
Ù s KS 8 >
> ES > TE
2 5 Se e Oo
s [>= ë = EN 8 >
& EE E ® 5 5 a Ee 5
£ © 8e ev £ s 8
z je X 5e 28 Ss &
U im = TD X z= U Ied 5
E ë ij zt ij 5 SS >
a Lw 5 = @ Se =
=S 5 e= 2e 5 ij
o << De de 5 IT é
e
_
en 25
Vv À 5 X
eo 5 U
5 Vv U
Ü 5 v> 2 u u
> U rE U U
oc cacsEizEcEcEmc: Be Mes He OcEme Me
o
T T 0 0 VET TV U U 5 U U 0 U VV U T 0 U
Ù Vv U ij Vv 3 V UV U Vv U U V 7 Vv U V U v Uv U ù V U
un ES ce ind Oec Ee ce c SC CC Cc C CC < Cc C
ë 5 2e © os eee oe 2e © eo © eo oe 5 © eo
22 ss SE SUCSES EEE B EE Er Bes 8 EE
5 5 oe ew 0 0 wotvO oe 0 SS 0 0 0 0 eee © 0 0
A € SS © Cc Cu SEE ce Cc S € CC Cc C CC € Cc C
U se 5 5 SS Se 5 5 SS 5 SS 5 SS 5 SS 5
RS PEES EEE ERE ESS EE EE dE ESS
E Ereese oc Ooo oee ore Oo 0 ese Erres
5 ERSTE CNES SSC css SC See ESS
z SSSR S S5ess Sos SS eS8 oo ooo ses
à 22e 2222 222 2222 22 222 2222
Cc
S
U U
ee
SIS
6 5 =
E 2e 8
re ku}
= 5 5 5 s N
% 5 2 5
s 5 cc 2 E
8 5 SS Vv 5
ad Nn U
ik 23 5 0 E z
8 & eer u u 8 3 S E
ä 8e TI E 9, 5 2
@ SEE _ 5 ao 2 a
ö E > U qd A …— E E 0
B 2 SEES 88 8 E 2
© S Oo ST 5
A « £ 8858 - SSL ZE SL e 8
Wv 2 uv S 5 S Aä ves 5 58 5 8 sl 5
8 ZE Zet CA Ades ER EL 8 ZE Oe 25
E [3 Ff Z809 ve ALLSEE EU SE ZS 5 Sl ©
8 @ & 5 ES zr ES Tos 89 ER EL = 5 =5l 0
8 ls SS3 So Sue GAELSE Ss E55 WSe 8 Gals
£ 2 TEE Gergass ZE == 2 El se U See wo Yol e
8 e 285 Sese s SEE Se 85 NSE E E ol e
8 Ig S828 SSSSoxx ESSDEt EE Se ss 8 <56
ö |A Gôs Sáadsare sz2ráös ze ZE Z2u & wel
3
pn
G Bel 7
c 5 ol © tE _ 5 8 5
5 © ® iS © ie de 6 ke | OG
— 5 3 5 5 T TS 5 ol G
tE el @ % 5 = — 5 5 —_ 0 kh Bo 5 sl 5
C … G aa e S TO 7D vS 0 ve e=
t ze 5 5 55 + Uv Da n 5 Sn © % 5 ol 5
SS EEE SSEES SET = 8 SE8 SE S SE ä
E 5 SE SES Wu ö hit £ uE 9 5 et vE w g 5 U
c 5 B = CC 5E 0 Ca TG © Ze jen CE U GT HO B Tol Cc
ij ij ee UUDHE KE ELW B 5 Ln =S 5 Do U P 2 rl ©
5 Ù Xe © 0 OG TX Tio t XG a Tec UE Es T 5
e > == e E Oe ru TS 4 Ss 2 © Se U aes U ©
5 s EN EISIa % car Dv 0 Ve GTE GOES of ©
| Do ENE = dS -OUYa Ba Otus En EAS ele
5 a s 2e scEeceAdeGTAe a 5 SE ea © SS CS cl 2
Br] Ö 58 2 SUSE EE 0 OC =sV S= VT se ssl a
A ac NO X >>ad>>zZ>O0OamrsS Zan za mj Ende > Sf c
5
e C
5
G
2 — dad st cn ND o © ©
3 st u ed ON OO ON SE ON OL 09 el LW St OO © 4 Wed u ed md DO af U
a
>
el U £
0 S [> zer suSerEde gat Bw Za Ox Sea x wl Ss
8 |& SS x SOIL HOU Sa EN dU SEZ ZZ asl N
0 Ed on mm Mm dn dd ON ON Nm Mm a mn am st LW LN Lt LN LN Li LD LN
kj bnl dd dd LE LN LD LN LD LN LO LL LN Ln LN u LN LD LN Lt LN LD Lj LD LN ®v
© o ooo ooo ooo So es oo sce eol
a hal add dd dd dd dd dd ed ad ed el ed ee ed el ef O
proj per stadsdeel.docx
0
d
2
= E
5
E &
8 >
S 2
2 5
5 Ea
2 2
ë =
5 U
8 2
2 z
2 ©
ö
U UV U
SSZ SS 5
Es EET TE TET
VT 3 Ù Tv 0 Tv 0 UVV YU
3 vyE Ù Vv U U U
De BEBEEE SBEGEBEEE PE
Ss ses So 65585 ss6s 5
S Se ses
St BEES EE Sdstssus B
S S Cc CS CC % eee e
Ss-Bigel 28 2BiRERER: 2
BEB 5 2 ZEEEEEEEE 2
: ee se “eoees
SSESSSS © © 6 ss S6e6sse s
2855 55 SSSCEESES 2
>2e22r22 >=
c
e 5 =
Cc © 8
5 8 5
3 3
aa 2 5 5
Cc = &
8 2 @ 5 5
a A 3 8 =
ne = © 8 8 E
_ ve & & d 8 5
LS 85 8 & 8 (2 E
„58 8% 5 B Ee 8 8
Ee 5» 5 F4 < &
& EEn S ú 8 Ù g 8
SA Xs OZ 8 ë 8e 5 8
5 st © ze ES 58 5 5 Ë
ET GC T 5 TT 5 Kes 23 2 E 5 s
52 5e a En A55 Ess W 5
3 5 ZS 0 58 sere E8S 2
di oizait SESgsless & 8
5 OALESAFE Zeste 8 ë
SE are8ai5 SEESBEES & 8
5 5 SENS mT Esens 6 8
85 EE3eEis Eds8zödde 8
sE
nas mna dT S 8
8
Ì 2
Kd %
Ee 8 ES e 8
B © @ Se 5 8 ö
5 U NN 5 sE
Se Sets 3 5 5
On EERE S 8 Be #83 2 5
5E Se E28 De Ev 8 88S 58 5
Co wens StractgSER ds 8
ES Gea s DePestHse DE 8
El eee 4 SES 28 5
= ez 7 ne ac
EE EE EE Ù
c 8 HEERE 3
5 ee = S® E SE
SS BSSSESERSSSRSOLEESE 8
var S
° a
8 C
en
So SNP N ze
SN en 4 ODO ed ERETTe
“ 0
0
u 2
N vrage 2 ë
z3 SEEEESA «zensAr@sa 2
m8 GG EON m RERRRGSES 8
a SSSSES8 SSS s 8
5 ooo
ö
„docx
5
5
>
ES
ES
85
58
e5
sä
m
5
5
5
5 2e
E Sis 8
5 2Ses
E ERE |
5 s828 2
8 BEER |
kil LE E E
E | 5 s 8
B sl 5 5 Er
EERE KE zi
5 & Hi E ig
2 u In = 8 8 baj kil
5 w 5 5 28 en 8 EREN le & SE
S 8 w 2 Ep EG = 8 Ee r 5
î „ w 8 22E 2 8 & 2 85 ®
È EE BEsE2 ar Led LE ie
dE k5 Es ERR "€ 83 ses
ai 8e Slee 55 5, 2 Es É zel
>p ET EE BEES SS zS8s ES ig Ì Ean Î
z 5 E zg Se BSS B5oë EE Bust n
E 5 e 2E Zee 8 Sg [SS EEEg kie el
5 5 mas 288 EE hese EE
& ë E 285 [28 85E B8fg de
8 E zis Er E38 sais vtsS
ë 5 Z 5 5
5 _ 5 885 EER bre
Ee [ee 8 EERE Beef
8 [58 5 en pred
| : =88
El Ee 24 B8 Ë E
= bad En kij |
5 . 2 EE ° i
E 5 E ii | |
52 ÈE E | |
À I e je 28
zi
28 8 zl
; E ER
Ì 2 ZES 5
| _ IS 5S E
2 8 [8 2 zsise Ë
2 Ssl58 Rais Ì
en 2 Ë jd :
Ë tE E 5 8sj8s Rees
Kf 5 ® 2 Z£ „5528 E
R > RS] 5 2 0
2e 8 8 5 2 5 Ss En :
88 8 8 Belk IE ER 8 E
<t 5 8 53 8 5 Ê _
E > 88 5 5 EE E
e S 5 E 8 8 8
N > S 8 8 8 E
5e | | |
F ES 8 k E
8 8 2
25 |
8 > %
52
Ö& |
5
E
s 5
s „5
8 8 EE
8 EE |
@ @ 0 SIE % 8 à DN re hac 5
B SEZ Es |E E ij |
Ei SEEDS 8E Ee Ù
Sa a Ss SERE 5 î
>E 0) Sa 5 5% [£ s 8 El a
Ee Sefees = ® ba 5 Ee : |
Hide EN 82 88 5 2 5
SSS 28 I5 Ees E Ë
Siene ss È ga5 82 8sl8s 5
m zE BE |B 298 AN 52152 =
ö 4 2 5 A 5 = 2slieg = 5
8 82 E 2 255 ESE silt sd
2 85 5 52 Ë BES ziet zi À
3 25e 5 =$ 5D 5 2 EEE B d d
En 7 ese DEI © 2 5 ®
ä Ei 8_Eig - SES EER rÉ 5
EEE Ss El 52 5 E«ë SES 2e 2
5888 IE 8 ge ES 886: ,
ER) 858 SE : it
= GERE 58 EES gs
Ss << Be Erst se 8
ë EAN EEEN sE Ì
E 88E 5E Ë ii
Es 5
} E
s8 5 | ie
Ì E Bess 5
5 52 nm
| r OERS
: 5 2 _ |
6 |
5 É
E ES
8 5 — |
Ee Ss Eske |
ee 58 u nn E 5 5
8E … Eô8 R zi E E |
F 5e 2 NE al Is È e=
E Ea 5 Ë 8 8 8 Ë | |
EE Baer BEET EEE |
2858 sEssalss [2 ä IE: E |
5 BEE BSESEES E85 IE î É E
E=3 8 8 E
sie: BEE De js Ez R . 4
5 2 Sel ES 5 s |
2 8E 8) ES 2 8 les Ë |
ál EE 3 z 2 85E |E E
ij 5
8 55 8 3 2 > [£3 Ba Bs in
s ë 3 u 5 Lj
£ 5 2 3 2 8 ° ” if
Ss 2 3 3 2 8 î Hú d
2 3 Ì 8 E EE ‚
E se É Ê Ë EER EE bel
2 8 5 8 EEE 25
2 8 588 285 ERE |
E 22 5 5 BEER E58 8
5 53 8 E RESERES EN Ë
88 2 5 5 25855 ENE Ê
7 : E 8 2 5 2 8885 8 q
& 22 ® 5 8 „588 8 E
58 8 8 8 BE8E : É |
E 6 5 eros 2 e 5 5 od
8 ss8sS EB 5 É
5 5 8 o s3SEsl2 [23 Be 8 j
5 8 5 SES sSls 28 s 3 Erhalt
5 S 2 Ss 5 SE 3 es 8 : :
® Ô 2 zesSle 8 é 8 8 8 Ë
8 528588 28 SE 2 5 E55 Do
Ì Eië dE 8 Ss: 5 ERR ERE a
e ses a 5 & 25E BEE
| Ël BE SEE 55255538 @
s[2 [Bes EEE
£ 2SS5ö EEREEE TE Td
als 58 ESESESIEE Ë
Ì 83585 Ens ö
| „88 8
are |
ij e
5 8
s{5 Ë
EIZ
Ales ê
se 8
sil É
[2 6
8
5
‚docx
2
5
>
ERS
EE
85
53
e5
=ä
5
| oo
5 RS s8
$ 55 A Ss
f 5 5 5
5 2 Bel he
E 2 S2e 8 8 Ei
ál 8 DEE SPE E EE
© 2 E85 255 zE : KE } E
et Det 5E 5 > EE BE 5
dE EE 2E Sg ES BE 5 E
EN 88 58 ses [8 « 188
nl 5 a 5 2 ® 85 Ee 8 ê
s a 5 SS 5 5 e 55 SEE [DEE
5 WS äl 5 5 & & 5 xs 25 285
5 STeg 8 5 5 & EER [EEE 282
2 SusS 5 za BER EEÂ
Ersin 5 5 - ES Ee 8 6E
Ë EREN wt 1 î 8 le
ERE v5 It ä 5 = à
E34 eSeE EEN EE ke è
Ss sjas 283 |D83 8 EE ä
> En 55 SS 4 SS 8 Do = e 8 mn
z 8 |E 8 SS8 |ES8 EE Bë 5
5 E85 858 $8 8 8 wp ä 5
5 5 Ja 8 88 BS8 ES 8 ä
5 er ES 25 SS8 |DS8 BE EE 5
5 5 Sâ BS8 &88 [SS3 E8
8 S E85 [B85 z8s 8 EE
8 En BES BES Bäs |8
8 |B 8 SeE E58
8 25 0 So Ë
| | hd 25 8
| | | Ss 8
Ë 5 È E El
=, 5 5 il
EE zE 2 je EE BE BE |
EE Ì | Ì | |
bs 8 s Ei 28 BÉ ge 5 Ë
8 5, 5 en 5 EE EE ei
: : Ë ge s2 SS
5 5 Ë 8 |EÉ
E 5 E 28
5, : 5
| 5, E
_ | 5,
8 E 2 2
EE E 5 E 2
EE È E 5 Ë 2
st > E 5 8 Ö i
ke 5 2 3 8 Ë Ë
8 5 E 8 E 8 Ë |
5 5 ë 3 8 Ë i
5 8 > E 5 8
sE | | | |
oE | | | |
ee | | |
ER: | |
85 |
5
5
5 EN:
s je St :
8 je EMM:
3 5 S8 RS sE KE
2 E RE RE EE BEE
Se EE st R er & dE ep
| ] Es SE 8 2 52 ai 3 2 5 ap
& . 8 55 SE 8E 5 2 es S 2 5 eg
. i ie SE SE Rd 5 ei 8 ES en
Ol EE 22 SS 82 2 pe E 5
Ë3 E: sz Er En 5 6 Ss 4 es SN a @ 8
E3 E: Sz E > 8 8 8 5 5 es & 8
| Ei 82 82 28 > SS Ss 5 er 5
Ei E5 85 Ee EE 8 & 5%
5 EE: 57 83 B: 8 E
ox mn 8 38 8 ÈE E
o ® ® SO 38 Pi ii É
À Je 5 ® 5 28 5 52 BE
2 8 5 8 5 7 u E En
E 8 ë IE 8 8 ’
= 5 LE 2 É : Ë n
| | , E 85
E 5 8 5 ë |
zl ö 8 k 8 Ì
8 2 . : |
© S LE 2 , | |
ss e 2 . |
> A ERE E 5 8 : |
So ESA 58 53 8 |
à 2 s 8 EE 53 ek 8 :
- SS S2E Ejz E8 5 6
be : Ea 3 Es 2 5 3
E <52 52 Er 2 585 Ë Ë É
sE 5 ss [SE SEE BES Ë IE
5 ls È 5 Se 8 828 SEE EE Ë E
RJ 5 ls 85 Se 8 828 8E EE Ë EE
Eg 5 Je85 288 Se 2 SE Efe DE E
EE 5 [585 238 252 IEEE Eis Bd
E 5 Js 85 238 252 IEEE EEE 5
5e 5 685 s8ë EL Ei 6
ss SENS Ef d
| ë E8ë 228 8
5 IS85
ss 2
| D
; 2
El |
kb 8 e |
| | | | 5
@ 2 5 5 2e 8
4 | | =
: det zet ER EE 8 5 5
Ë 282 [ä 8 alâ ss alf SE :
ERR ses 8 5 gls 2E Ë |
SES 8 BRIE s BEES 518 sli : Ô
8 Ss ens ene 85258512 Se 5 0
BEE gils 8E ale 5 S
: dekerk Sla 5 5
2 8 2 dekerk IE Ô
2 8 5 2 dertdkr tds EE Ô
= E 8 $ © girtdrt intikt 2 8
sê sE 8 2 E62! ses 0 sle BE R
S Zes 55 ö e ERR: 5 2828 Z585 8
5 5 2 32 sE 8 8 25 S8 Ss Sas SEE 8 3
8 gek |2E2 58 -P $ F) EE Ze Else ls sE
EN „85 55 8 9 EAS sars 358 8
ei „Hi b 5E <2 $ $ 9 sieg Se 55 0
EE Bs Ee 25 5 2 es 2 ® s esslsesg8 0
ü BEsokts pë „25 5 5 Ó 8 SIE 5 8
e 85 [S8 £oSsk 55 25 s? P 8 EI é
el SE Baha ESant gE: êe
5 s SERRE EAS eES je88 d Ö
: TEE „25 |o5 58 8 $ 9
2 BEER AEt ERE Eis E B ;
a akira nad EE Be È
= B 5 EE Ë î |
E A EE gE: 8
S BE EE 0
| BEEBEZEEERE sis 5 5
| bah beibsiheen a
4 LE Ss 288 BEER
zl IES 3 = SSESÉERE SS 8
8 ES 5 8 E st | |
5 i E sE = 2 0
al 152 Es $ b8 Ee Ì | ‘
al Is 8 Ek eZ 82 SS a 8 5 :
E EE sé e 6 Ë 5 Ss 8 < 5 o
ciële 3 5 8 a ER E 5 8 E 8 5 ë
REE 8 Zà D w S EE € 8 € 5 a
sle À 2d Fi 2e 5 & 52 so a ì Zo
ll: 5 Ë 8 52 5 ë 35 se ë 8 5 c
Bee > z 5 8 88 88 8 À d
HE 58 8 5 2 gs £ s 5 N = Ee = 0
sief 8 ES 5 E 8 Ee é
ZIElsf 5 = ö 8 5 Ee s ê i
ij 8 ae 8 8 5 EA u Z 8 se 5
$ Ei 85 =S Ee) 2 sE ES 0
E 5 B ZS SE 8 ë5 8 8; EE 5
5 Ss u £ 2 55 3 Sé ®
e = S 5 » j SE ë :
Ër 8 Ë 3 x 9 2
E } 8 4 ë 55
ë s Ë hi E & E
5 SS zi 8
= E
Pr È | Ë
5
ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
ND
Td
—
ap ® ce
Ee > &
2 sE
u sg
E 2e
a S >
o T 6
e
ö 5
E @
52
ù
eo
52
v St U U U U
ö SIE © Ù Ù ©
oj2 2 ASSESS SS 2 Sm Ez EME
TL 4
ù w
2 2 = =
ij ij VEE s vz T U U EEE
Ù Ù VVS ys v 5 ij Vv U VVV vp U U
Kal < < cees se c © c cc CC oss
ë 5 c eos ee 2 ee oeps e
22 2 Ssst EU 5 5 SEEGSS
5 5 5 GGG CwGEGEELE LEG 4 Ge 6 elke) 065
u € € SSS CusSsSSESEHsS su CS U c ec SS SRS S
U eee Ree] zE E 5 5 ss 5 ZEE
KM: Becca cm: Be BEEMEE
z EE OE ooooeoorceosesSsEes S © 0 0 0 ooosoo
5 = = SCeCECEeNEE ECE SG N SN < e= SCEE
z 5 5 oseesHeESEesEE HE 9 5 S So SSS
ú 2 2 2222222222 2e 2 22 222022
U
ON
7
5
Kd
8
- © oo e S
yo ö 8
5E Ee ES 8
6 2 5 2 8 5
ES SC n D N
Ee) Oo Oo 3 di c
Se EES 5 el Ù
AS © © 5 TE -
A AA a B = — >
S U u U U 5 = == Ee
SS Den oh eh ” O8 8 5
U 5 © 8 - u e e a
u So € EE 5 © 5 G 5
G A == B 5 aA A 5
ESE 5 ESE Se 4 S 5 E u vol
E Vv 5 os epa kik Q 9 © ge £ 8 à
a x oet CE CE x Me A — 2e © :
5 5 EZS EZ GE SS HG SE 28 8 sl =
8 5 5 SES oEgL EERE CC Sn & 0 S 5 © 5 A
£ Sl x zZz G Los 85 El 5 B 5 © B sO OD sf w
s [S $ GE2t88 SOEEE BED FE > B Pe vS
a EE SEC G E © SS U us 0 ol s
s [2 5 228688 ZES08 SAE QE B > 885 Zl 5
â [|Z 2 FFEOrT2Z aOL2 Ea a ww @ ov U wufs
£
Ù
A
> T pn - 5
ee EES 5 8
BIES „E8E_ „ee Es 5 g
„EEE SE SOS SS 0 IE see 8
Sonne Saves SES Ss 8 EEZ 8
v uv EEG ETESE ft GS 5 Haut CEE 5
e 5 5 soo Y 0E os 00E pe 5 5 ZL LZ ce
u vor vuyz=Ee Se 55 S z 28e kl EE 5
@ == YY>e>nEEEEss 5 5 5 En Ene 8e 8 sol 8
Ss IS5Spsevottdeteaol Het GEEZESS EEL Pele
z 5 5 c S
5 |eZegsseesstsefss OOs ZEYELSS Sos SUS
Lj ESTE sLEsSnLe cc ESSE S8S8 Dv 0 6 wl 5
5 cocsLLss EVE LSsEL 5 5 U ZO toOocsS vEt L EES
à FûFAEA>>IZItdEX> >en SOZOZRS WEùù Tels
a
a
on on 5
@ o D
e a © AR en c
5 7 me ' D < i of ®
3 e a 5 ON NG m 5 2 mil 5
5 & & ellae N OM st ORN og hel SNT if ©
o
paf
ij IE le v xxEZersEns zee os 1 2u aaa amel S
ae zl u Re
_ 8 > > >>00Srasank Okee E2X ij 2 2 ea 0 Le ce gef N
Eed oo oo DON NeNMN mm st LLN Lw @ WO OW ® 0
=> kj Lj Li ED LD Dn Dn nn Den In Dn Dn In Dn In In In In In In In In In In In mf ©
N o o © ooooosoocooococsses oe oe © oo soe ©el 2
a el el dd ed ed a dd ld ed ed ed el ed ee ed ef O
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
jj
5
U U Vv U U U
sees es Sees Zeses sSas SegesZEeEs 2 £ 8
Z
5 EN -
e EE £
N= = = = 2 2 2
TETE VETSTE 5 7 E
VVV VEE vS gp Ù Ù 3
SecsSocossss sss eoeessessecsesoossesss Et El 8 ©
SSSSSssssss SSSeSsSssSeosSEsssssSEsSes 5 5 &
cCoterELrEE EE GetceLsECEEL EE www E E Es aol
SsSeSHeHes eee SSeeHeeEecCEeHFEenwsEwvwesE s 2 3 2 u
EEE EEE: sr 2 zE
PEERS EEEE OM HEEM HA HE: ER
CoooeGeceesT oooeeGGELeLCECssessooE EE 5E &
ceceseEeeeEesesG ESSE CESSNNENNESE-E = = N
sesosessecoeoe EseesessseesessshHeeHHerseer 5 5 &
zere ZeeeeMeereereerrr>aer>r>e2e2>z 2 2 >
E
vv S
id 0
28E
see En
Y vw LY 0
a TG a) En mn
5 SEE B ze 3 ©
5 356T 8 EC Ee 8 c
— MO — NN 5 5 Ss © wi Ld e=
dd EREN NE 8 8 ZOO
- E
Sie Ze En Sr? A RAE 0 u 5 w T
ass 5 Vv 5 e Sc > & Zi a ©
5 c c ats 5 tT 5 Ö -_
s$8s g sis £ u Ù 8 = ù
SSS 8 @s8ö B Ee 8 E 8 ez
stes « (a SOE GS GG — >= o a S
SES G ASSE 5 DD kl 5 3
ASS A SSS > © © v 2 5 8
VG U U ooo T o 0 © = Kel] © =
NOTEN ON CG 8 Se E © NN 5 S À
"SE > 568 ee 83 S sEros E 6 &
EZEE E LRGERS ej 2 Lw v9EEeS ij ce c 2 &
SS «ae 5 OEE s CE o 6 sa QsssSS ke} 5 5 ==
Zas Z BESSE8 88 S= Tse RD vS 8 a ef
Xo8xX xe a8Se 5 A 5 DE CSA y>2e Z À c
Eus 8 ETL eutY gy vaeu®Y 0 VASSE ES EV U y el ®
Aga cû Seg 5 boe ES a boa oe 5 goose DX X e 2
„zz 0 … gene ES eee & LOE 5 —l 5
VsEU U os ae 0 Oo 0 O5 > ce € hd X U U Oo 0
© U U ss 6 GOG8L> ZaEstosetsS 6 2
äEdà á ZOO<tAtArrá AAAZE EAgsgdnGcar 2 > m@lc
Ea
®
A
BEER 8 E pe 8 3
0000 © 0 pe C Z se 0
We La Se CG CG herl G ke]
Cee È & E z 8 8 8
Cee c 5 E 2 © < = 6 5 5 5 ol 0
Ss 888 8 s U e ee © 5 S SS S 8 8 85
2e 2 o z CO 5 5E EO OEE EEN DS Dy Tl
De EEE eos Ee © U Sese e 2 ol 0
2223 3 5 TV Os E50 SEE 8 5 GSEESLESE as < < 2e
88e ESES SE 5 ® TE5ACGTEE Ess
EEE Ee 25590 CRE EEE © Danes EaRSE e
rik Sas vuuEs ster tsIideZeZeLE
KR £ vee eee „sea DESSortovetErnEntEssl®
ZEE 5 GESS ESEES SSLX ZECESGESELELES ED
2223 2 Ooo dazZzzâ A4465 8 ASZSENENNSSususwueld
e
a
C
©
C
8
St o NN @ @
ON + OO 0 DN ed St U OON Ed ed ON en of 0
o
E
NN NN N 4d < 2 aazZ 22e2enz= 2 > >Een a a als
VENS 9 Toes 335 SSEN5 EGZZESRHOA & & al N
In En Dn In In and ms 09 50 % 5 0 0 ODD NNNDDdNNEN NN NN ON en
In En In Pe In In Dn En In En Dn Fn In Dn Fn En Dn Fn In In In Ps Ds Ps OO 69 OO O9 OO 60 60 ef U
ooo 6 oocoo ococe coocoos cocobedos à & SZ
dd dl ed hal a nd ed a nd ed ed ed add ded dd dd dad dd dd Td hal hal af O
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
—d
ON
3
8
&
Vv
5
ON
5
@
8
2 5
É 8
5 8
ac o
8
3
7
3
5 5
£ Dn
2 E
3 5
u 0
Z 2e
2
a
5
5
0
8 5
0
a 5
271
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
\
T
Ee
5 >
E£
ES
58
5
za 2 Ss 2 5 5 5 5, 3 3 5, 5, 5, 5, 5, 5, 3
3 ls 8 e - 8
E ss a dt 5 es |E 8
d8 s EE 8 ER 2 ke zE BE ë
5 Es 8 8 Ee 8 8 5 |E 3e ES Ee 8
8 5 Evas PE Elk be el KE EE BS Bg 2
e 2E EEes let &fl le 2 8 se IE s> gers 8 2
s TE ZSESreE Sl IE 58 Es | az able Ss E
5 3 S55Elhs &l 82 EMK 85 IEX 8 5
Ë Ei 3EEESIES ZI Ego IFE E s3 IeESIEZS 2
El 85 ZEER sl Ie 5 os |Z 2 Sels 58 5
ö 8 25abijkáss) |S EE ós |SS5ESÉ È
5
2
8
8
8
8
EE e E Ee EE ff E EE EE E
> 5 B [2 5, 8 2 5 Ie |8 8 5 B [2 5,
5
8
2
8 e
EE FE 2 2 2 EE RER | 2 2 FE E E
» s |E Js 3, 3, 3 s B B kk Ss Ie IE 5 5
> Ss |s |s 3 5 5 Ss |s |k 5 5
8
58 Ls
55 E
2 2 2 2 2 le
5 il il 5 5 ö
8 3 > 5 le [8 3 Ë
E le fe _ 8 2 ae It le IE m 8 & En
8 5 5 5 8 3 5 8 3 8 5 E 8 8 5 (3
Ss BE 8 3 IE 1E 3 IE 3 8 5 3 5 8 RE
LL 5 5 |= > 2 5 > 2 > |= 0D > LE LE LE
s
8 le le le le
5e R R R R
sE 8 8 8 8
2E 5 5 5 5
EN: 5 5 5 5
ER s s 2 s s |E 2 s 8 Ie
Ö ä S S Ë S es |ä 8 |s E |s
E
5
ie
ö
3
ka
da
ST Ss js |s S S ss |s Ss js |s S Ss js
5 n n n LL 3 | n 5 |
E ë ë 2 ë ï 5 RE ë t RE
5 2 B B EE 9 ä E Is B | s B B IE WB 2 Is
5 0 5 5 5 8 Se 0 Ei 5 5 0 5 0 5 5 5 3 5
a 5 5 8 88 5 5 LE Ô 1E 5 IS 8 5 5 8 = [Ô
5 S 5 5 2 er 5 el Ö Ë 5 S 5 S 5 5 je _|S
s ON
E
E C
sE Ù
DE =
Pe | ee Je ke Ie
ÈE En 2 B EE E Eer
E 5 a
ë 3 SE 2
8 & 5 na ES js , el 2
Ea En SE DEES a Ie Ie |s 2 7
BE 22 28 Set elë 5 5 |E 8 5 8 Js ©
55 88 8: sins En En EN 8 E22
25 28 4 2E ge 5 Ki 5 5 é à SS
a 5 5, io 5, 5 5 joo 5 — jn ko Jl 5, 5, 5, | JL
TD
ke]
83 5 EE E 5
Ez 3 $ 8 8 ®
8 8 > 8E zl 2 B | B lo =S
8, 8 2 28 Ele Ss B B EB Ie 2
5 3 55 |2 3 5 v a e ISES 3 2 2 2 E EN
à 8 sä [2 8 3 5 5 8 [Ss sl2 5 e e e 3 8 5 8
8 z Ez |: 3 ë ë s | [kot è EE BE BE | zg
El ë 5e |2 2 5 5 8 5 58 slo 5 8, 8, 8, 5 2 IS ©
F 2 > ET 2 2 > JE [2 JE LS Of 2 m m m > 2 >_d
z 5 5 le e v : 5 9
5e 8 zE | 8 h zalig le Ie à ER
23 85 2 R 2 IBEESE SE |E | ä E90
558 58 z s8 | 3 [22888 7 7 5 a S &
. 35 38 B BEE ke 8 Bessles jj 3 Bel Fsò È 5
3 588 85 IÊ_ss [8 | 3 [Bepolaë 8 Sa IBE eRSlkee ®
8 EnÊ Be axe IS 5 5e IBEESles (2e (2e [E52 28 SEE
sa5 5 8EEs (Eon [2 2 |EeSelof o& les le 25l sE SEI 0
5 82 8 SEBs [ES |e zE |P5s®5slos 22 22 |Sô ol Zels Sis
5 z5ö 58 SSÈE Be 8 Sa le5sslee 8 e8 Sas <Sêls Sje A
® 82e 28 Bece [s@ [& 23 REeselie Wes [85 [Se 8lèes Sj 2e
E ve 5 Ee Z55 Ke |5 S ls58SleS es [es Sese seelë els &
8 pâ en [P2ss B ls [EZ lo£S8lê5 [rs ales ole 5 Sloë 2 slt Sn
È_ ke sBe SE GSst ps B [ie |eagilopespeoperestan ng
Sr | 355 Se 88 SE & lessig Balssagtal es sjees ©
88 [2 SSS | IE3 (E8sE PS SEERDE Bose E ies EE sss 5
ë ezë EZ Sos Bs |5 5ysloeseleseleesl2esls gels 5 els 2E
gs Ss & [2 52 5 5 Sost SE |P WPSs|SEESSSsosslososje sels se Sje 25
3 z
8 8
slë se Is 5
slë se Ie &
sI8 Ì E pf È
42 8 5 2 s EE 2
Ze , Ì ë Sail? 8
ë 5 8 5
âfE ER ë EERENS
als E5ë ê EEE
SfË 3 8 e 35 ED
el5 58 Ei SSEB EE
sl& gi: 2 EEE E
SIE SS 0 SESEg
Ss Ss 5 roles?
RAR zz 5 8 Fos 2E
55 Gì ë 2E
Clint ll 5 2E
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
on
HEEE
|
|
ele
2 le |P |P
5 5 B [2
EE EE É
5 5 5 5
5 5 5 5
2 2 2 2
de |De [Ee [Ò ov
as as as as
bE GE WE GS
| EEL
LE EE Ee
8 BER |o
Cc
0
z
ec
3
a
2
@
0
A
U
5 5 5 5 0
3 Je |8 5
E sl sl sE 5 9
$Sol4b dogs 5 a
SONEeNE ennn
SCEE EES 8
8
ke)
U
5
W
5
0
a
Cc
0
0
2e
2
IE a
8e 5
2 8 Tc
ir 5
51E Re E ö
5 2 2e … |E 0
ERE e ä
8 Pb [25 3 | o
2 8 [F8 jeë [5 o
E s Re [Ee [2 Pe]
ol e> [EE Je S
SE leg IRE [8 9
ols Ee E 0 5 0
Bla ss [O8 Ie N
Sms SS es IS ©
INES PF FE | ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
St
\
Ee
5 5
sE a
2 5 u
iK Ke)
ZE Ee
2 U Re
68 Si
Er En
55 3
Se Ë
Ss bos 8
ca B
353 8
a © G
0
G> © Ea 5
© 2 0 5 5
— ka B
oes % 5
Soc
> t 5 Ke =
Sr 8
ST a Ee
„Us @ 6
ws a ö %
SES 7 =
eek) U U
AG & 8
ES © == o ab}
SUA BSX e
SS 68 8
w [Se E 8 5 o
E Sn = >
X HO 4 2 5
5 [Ze Se 3
Re RE S
€ U & U U ==
a [SES 88 S
o © ie TD ao S
e
ö 5
E @
v
Ee o
se
0.2 u
Eed Oer U
ls cs 8 e8 S8 8 SESES 8 ZE8 8 8 L8 SS
B 5 Ov ve Zetu EEEEGTEEtrte Tv
U ù U ko 50 8 wu S5SSSeSeSEELESE ë 8 zE
2 S S S e= Soc ooo SS © ©
ö [Ss Ss 8 ss s6265 SS880SeceSorSs SO S&
Ss | & 8 te Hott HhmbTtatatovELd TH
} [Ssse5 S5 2585 Sese sarnsssdsas SS 2e
3 IZAEZE2 22 E28 EEEESSESELSEEEE PE EE
5 Onee oe © © 8 oeee0e T ooesose oe © ©
5 sgere se SeeEeeS NENNeENENeSeSESEe EE NN
Z see So 80 ouer uLL Eese Ss ö 5 0
n 222 22 >2 > >>>>e20sAssresNe 22 >>
U de
2 Ce € == NN
E SS 6 © c
5 CE 5 ES 0
E SE 2 @ -
3 ES 8 & z
vw E T S
S u & T T 5
5 oo 4 B a
U Vv U U U 2
® RR OR & 8
- Y SS 8 & v 8
u U a Ö © Ö ö Q
T nn =
E eo Om um d zeg Vv <zEm 5 . 5
ss [2 © @® ce SS 8 2 ä TE tv B LA 5 pn
8 S S 5 5 OS . WEET 2 Eee 2 A SE 8
ER 2 2 eZ SE € EEZD X 628 dà B ES v 9
5 a a a En 2 U U USE 8 8e < T 52
o Ie 2 5 ST TX x o B 7 NV U ij ij Ù 2 ®
8E 2 £ Ze ZE 8 AEZS G BEE E£ & Es Zos
5 G En & 5 Oo Z Sal <
a 4 4 25 SL A Ld é 638 8 8 5 meal 9
8
7
W
E 8 58 5 8
SSS Ee 5
5 SSS ee Se 8 8 25 vels
8 Ee Ee ee ee ZueLos ce 5 5 ge sel &
E 5 5 5 55 SG SSS 8 55 5 En 55 S ö
D DNEGEgE Ee ij y vg sal c
> = 2 ESES = zE > ej 2 5 28
0 Cc c c c ee Vv U U Tc El ©
3 S S E ö sä oeesce CG © Ee OE OE
Pr] 5 S 6 CSS EE Z bi Go bh bo bh ao at & 5 5 5 & S of ©
n 25 IT ET ITS WW wu ur ús ul wi D OD X X ZD Ll 0
8
0 0 c
0 u Fn MD ON WM 0
- 65 on mn nt OD
e u m ® © WP OW OD 5
5 TE a : : © 5
» I2 18 8 ss em Ss 7 en 7 CEM: ME cl ë
© je
® 2
© 8 za 8 VUUYUY U Vaa «el 6
a a aa S
<= 8 IS 8 ZS EE 23 3 dage << dee 2 TT EE 22
Eed NN NN NN NN ON AN NN nm mm mm an nm N
=> a o ò © oe es @ 83838 8 838 dS d ZS Sf o
N 0 An! An! An! ad ed a ed An! dd ed nd ed An! a nd ed An! An! ad ed daf 2
a hal hal hal a ed a ed hal add ed nd ed hal a nd ed hal hal a ed ef O
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
Ln
N
U U
SEEELE LC E8 SLEE LES LEE 8 LEL LEL
3 EEE vG veer tuese teu ve U vS 0uz 3 Ev 0
sv U vs ge U Vv U U SVS SV U
ooo s SosSssSsoseseeseeoss se Se So Ys a ass
SSS SESOSZESOSLSS SSS SLS SASS
SHSEEE SEEEEBEESSEEE SEE ESCRS HOER
ZE sss miei Ss @ sis sig za
etste eee sere case Besse EEZ
S 5 5 OO ocoocoesscess o os oeoeos “eoa
NON NN EC G ces eEeecescEse s Sec SEC SEN NNC G
5o5ues SeSOCOeHSSS Seo 950005 Soes
>er>>e2e 2422222 222 2222» >>22
5
5 N
E 5 5
E En 8 ew ®
5 5 s 5 -
S he c EE e
D Ke] © =
ú je TD U 5
@n ® S U U U > — a
U a Ln caASA Ge 5 5
E Ss © Se USS veg 8 2
Ee o rev sey oe == Eg S 0
S & SS u v & a ce 3 Z ®
2 E Le a âLyeEe 5 8 Za &
El 5 5 8 Sag dg à c U iz
5 Zes SES DL “©. „DO . 5 8 5
ö U kl SS a 5 SST dE so 8 5E
© bad Ke] oo == 0 © a U
E 5 5 6 vO 6os5ee 2 ae ke 0
ES wen wt Zet 2 U 5e LaREe TE w 3
ES sE 5 Te 8 S OE Sese rEs HEE c
U Eej RN Ss Ye E a ES Ss & == O YES ost ®
38% 6586 Ot 209 5 SC ELEEGSENSOE LE o
c 5 BS ST il © U U U soe u SG ES
Gao Z205 Za G> 2 0 F=rArezranrsS zE 8
EE EE 8
EE EE 8 8 88 3
SEM = ZS EE SEC Se 4
ZES EB 2e 88 @& ê Ë eeTO u 0 T
cm B EE 2E S aa aass 5
aa a a sl S 5 kel Ea a U Ù u U u U 0
TETE A X DD D © 308 OS SEE EES 5
sl5 55 == = DS et L SSA 5 Sie SS SS EE 3
oooozs 3 z Oo ossT SES WE 5 EE EE
SSS sh A & DC ECE CT CEV OTE © oee sEe&& c
Less U U ® U 5 000 U OU E C bs do 2 5 535 a Sg PL 5
soos ® Y Le SEO eSEgveL 8 SEG GES 5
SSEESS 5 sE SSrr rrO8tfeE 3 234% Gee ®
2
a
C
5
C
= T 8
eeu o NO on wm 5 0
Add S OCs Ne Od! meg Od ®
a
E
<aea>> > »>8 BEaa aa0 NNW WW OOS aem 5
2ese2eeszaa A AT TT iN We 2 2 2e uw We N
SSSSee 8 8E SESS SE BEB B BEES PSD 5
oó ò 66 ooo de soo ss odd Hede
dd ded dd ed An! a a nd ed a nd ed add dd An! dd dd ed add dd ed z
dd ded dd ed hal el a el ed ee ed ade md el ed el ed a ed dl ed Ö
P sdeel.docx
s
E
ER
ES
EE
| 0
| ON
za
a
e kek |s_5z
58
s 5 [5 ZEER ss 5 Ess [25 î
2 BeBelkfes B8 5 E25 85 à 3
8 ESIESlêt & Ss 5 lsËs [8E 8 3 5
E SEEERIEE Bor? Pei Es à5 Bs 4?
5 BEIBSES es Parse sg BEE Beraipt
Sm zl 88 GsSS.legEL JEES & ss
3 ER esBee Estoliienpet berbshe 8
8 TEEN B BE
Ö BEREA SSE SeES0 sEBEEESDEbeSER 85
BESS 2 5 OE 5 2GeSbENZEE 85
HeZsleidslehigsgdnd5dg 8e
a Je HAFFNER 8
e T odSEEELEGE 5
5 5 = OD ENG E
a jo er 5 8 8
5 us je 5 ee E
Ss Ie [2 8 s
sE 8 8 5 Bi
- 8 5 5
' 5 5
8
E
Il
Ë ow jw
lo lo
55
mn 2E Ir 5 5 ee
2 R RR R R Ek
é E E E R
Î R
8
©
5
5 5 5
€ S R 8 8
ë R R R R E
e | \ \
À R R
m5
2
r >
Eel 5 3
EREN 53 Ë
5E ES | î
EE En 3 2
| Ë 5 5 Ë ë s
> > G EE 8 Ö Ë
Er ä 8 Ë
5 8 8
er 5 LL
ew E
ERS
5
ER
BEE
ESS
E58
s
El
3
B
5
5
E
© A
si
- =
E :
Ë ä
© 8 8
Oo 8 8 Ë
8 3 3 8 8
ID 8 8
5 3 3
ON
C
Es
Î —
Ps :
ds
a
| 2
5 \ 5 E
€ a Ee e 3
EE + E 5
s co Lal er Ì 5 8
85 SE B5 2 8 3
83 se ke 5 5 Ë
8 eb Je lee eb à 5 Ë
En Ee Ie A 2 3 5 è
ö Ee IeE E Ë Ë 8
8 Ë Ë 8
8) 8 8
8 el eli: EN: gi
àl sl [88 5 ä 5 É 8
„El IE 55 s 5 3 5 5
se Sle SIDE 8 2 58 53 8 8 0
al 5 LE EE z 85 sE 28 Ee 5 3
Ea DP 83 8 3 ë Ee
áls lS 5 83 Ee En Ei 8
Ë 228 Ss 2 83 ER: EEDE
EEE s 8 ENNE Stsbitsoë Ë
> 0 2 5 ® ® Sape Ë Ë 8
> SE se 6 EEBERSRAEË
v es [2 SEE ESgSSIESZES 3
ET SSSGSeE 5E z
k en î ES 8
sE EENgS bs Ô
5 of Ne ERE)
BElpsssige SE 8
SS Stes Is 5
ze Rs En 5 ES E
zal alst slk £ 8
=| RASSE EERS: i
5 oss SS&S È
8
2 :
els 5 8 :
HE E ë :
zE 8 8 a
afs à 8
slël 2 : :
afre T ië
se 5 E ë
-lSlSfesl_ Ie 2 Be Ë
wlefs|s £IE SIS È é H }
E50 6 E
OlslSfE EE E55 p= Ì Ee 8
5[S/5 Sje fs EE EE 8
slale sls sl 2 5 $ EE :
Bal SEE 55 of 9 axe
Alolsl SIE 25 2 55 än Ee E
SIJL ZEE 2E dE H Ë
RIEN El 22 gE HH 8
Se ë 2 sle? ER: H
EE NGO 5
ml A SP | 5
Ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
In
z ON
| 2 8 2
ö 2 8 S
© Xx
© TD 0 5
S 5 o - $
S 5 Brerd vt
5 X U 5 > E
® 2 EE, cs > 5
G 2 st 5 @ ù
& 3 Ea > ® 0
à 0 ® ® 5
8 ® 28 2 0
® KE vo EN 8
E a Be 288 5
Ë 2 85 E58 Ee
5 z Oo 5 s Xx Tv
5 2 <t 5 L5 0 ©
® 8 SS 2x > ER
8 ® Ke SE 5 82
©
8 5 22 328 88
® Ú ij 0 tú S ®,
> TI € 5 > Doc 2
‚® c Oo Ee © en
z jQ & = R4 Ù 2
8 Wz 2E TO 0 ec 35
Ed 2 Ed sc E cs 8
ö > 8 © = 8
© 5e 86 soe ez
® c 55
Ss © so 22 esp v ®
se Do 2 ow ge 8 85
9 ù 28 o® Sep eZ
o È Do £5 npe zes
® =
© 8 2e so 56 52
AS Es Ee ss 83
© 5 28 28 cs 9 D 0
= 20 > © Z 5 E à
RE ov E > 8 ®ö
a 8 ps o8 ER En
Y
® £ S8 wi S ES 5 8 5
en 5 se Wd B 0 ö
0 kij >
0 5 a > ee ed 2
ù oo > 0 5z 5 PK <>}
GS Pe OU Cc 95 > We
ö To ù S Ss 8 Ss 5
Ss S Pc g a 8 s 8
OO > oo 22 ooE ge
N 8 go se ve 26
en e > @ 2 5
am E SS az EE en 5 E
5 9 82 Sc 5 2E
OQ & ij D 5 5 80 8 5
ö ce S8£ ® So 8
GC 8 „8 PBP 5 © @ 5
® 8 ue sE a8e Se
& ES oo 258 28
Se & co S@ © e ® 3 0
v oe se
® © Le GE 8-2 Ss ®
0 ET © ù 0 se
Oo 5 36 oz * 5 5
a Ke) ON
® £ 28 5ö oss es \
mm E ze Ès XS 8 c ©
& Ö= Es 5 = ® zz © -
2 > 5 EZ do 8 =
o ® 22 5% Zeg Ss ® e
® 5 È 58 ® 9 a
Xx zo E ve 22 a
® EF v £ 9 Cc 0 > 5
: De DG Dd © 5 2 ® 5
> 5E w
0 E << 0 ® Z meT Cc a
5 8 < d 2
5 qe 5 82g <8 5
GS ® <7 22 Se 5 5 9
o SE OQ & 28 5 u 2 a2 E
® OR 0 > > 8 = © 9
N 2 Z 8 2 5 d 2
G =O o a 2
ES SG 5 zi ES 5 ES 5
2 8 C Ë he 5 so EN Dn a EN a
„ 8 OE 28 45 8E & 2e 8 3
_ EE 7
Ss & 2 ze Ô 8 a$ S 5 2 Ss 7
5 Oc OZ o Û == 5 2 Ó
9 a & AST o® © “ 5 e “ 8
== oe ® DS 0 vo ® sa 8 5
N 8 B En3ae SEE & 8 8 5
® =
® & 8 Snöxro Sv Ss 5 Xe 5 2
= 26neoo — oo ® 8 T © 5
> ® 8 = 2 Ees E 5 8 2
Ld .
o 8 8 o8sisS $s5 8 io E ö
= 3 Ove re © 6 Ed 2
8 Tess g> 0 Ss — © 8 o
nà 8 gre8E @ voe 8 u 852 8 a
e 5 8 OPI B HEEG © 5 5 8 5
== 8 v Hoeve Tt HTS ® E 230 =
me) ® EAR 3 5 ®t — Ad ® EI ®
S Ons) & ù © ij ®Ö o Ec E ö ij
Ken Ö 5 Cee 5 LLS 5 ö TE 3
N S GoZvse P SE Ss 5 2 SES S 8
Oo ES B UTFztTo 8 SAEË 8 8 ev sEw S 5
_ G E 8 u 0 ö Jaa 5 0 5 z2rö 8 8
=
v 4 ES 8 DS © Ss E
0 E88 ‚ S Pe È 9 5 5
L sE S ' 5 : ö 1 „5
© o 8 “5 N
u 3 ‚N N
Eel os zn ® 5 ©
FH 3 OS ö zs ö ss ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
a > E 8
5 a
Tc 9 5
° 5 5Eeê 3 2 5 5
== 5 0 o 5 G
st 83 8558 3e ES 8
& ® Ù 5 es > ve 5 5 e
0 ze Coc DT 2 © ©
© 2 “TO 5e 0 — ® 3 8 8
Vv B _N DV nT KS @ Ns
Do 0 8 © A Ec 0 ES © ù So
EE EPs sE zi 8 È
SE sE gesn. oä 352 w
£ oa SS 85 S= 50 no SO 6 EN
@ 8 Ge 5 ao 5 GO a 2
a= Ss @ LNE 8 950 S
O 5 ss S 0 o co ms >
… 8 > 0 O ToseZ s vee Do
… ) A S =
53 Bet PES 85 re9 5
X 9 ENE swe8s 85 SS 2
5 2 Save EB ER 5
0 9 E82 DooNeB Ë go 55 5
= 8 ud Dons 25 os >
® Se se yv ® Û 5 ®
EC co © == 5 & W GO ® ZG
V Cc 6 © av 3 ® 9 8
o cc S ® oe : ù © w 2
® T 5 5 3 o @
5E Ne ® Sôov5e Sw BSE &
— Ù 52 nSeso > 5D” >
ZS 28 c5Oc 8 5 0
ss @® ie 0 5 5 ù oo S
2 ® 0 © 0 > ©
2 0 v 5 S= O0 © o Ö
2 8 > e ® 5 ze …_ 0 Cs S >
En Z 2 ë Ee ts 5% Y Le}
0 > 5 0 — ® ® © Cc 5 ©
ME —_ Ù OVSE 5 we S
ec U vo > ce5ijo c & En S
gr co seg Tc Ss85 8
CT
5 55 2 ss e 58 dvs >
® "2 3 Oo == 0 v D SOES n
v ù Ee So 2E CG a D @ 5
T > = N Cc & Ss 8
E <t £ 0 Ö © 7 GV 5 <5
<= Vv ù 5 ® ® 5 no 0
O © — 2 0 0 TJ 0 > 5 Ce © ==
25 WE NSS 5e © 5 Sta 2
> 0 c'5 £ zoo ez cvt SD Z
N= © 2 Sox 5 Tor oo oY Ü
® 5 fe)! EC o VD mn 5 O D= Vo Ke]
oe ë So vx ee Te Loe 0 Ec
50 So Zot s ene vtoZ ©
6 0 X 5 N a ® = 0 SERRE
vS o® 5 ES Sos vO, ® 5
vS Bee ek; oek opg 8
e © CN ERR Oc GoSe 0
5 © ® ec ER: cc U st Vs 20 =
T To Oo OCS E st - Pez Ke)
Vv 0 VD es nv o Le 25 5
gd v £ e© 2 ® 8 S S
5 O6 >On EC 0 vu ë 99 5
Ve 58 Ss E25 oke) >
25 38 8otog ets sos ù
ij 3 Sa ES 5e ö ijoec En 2 2
® on 288 SS @Ts où 5505
ö 5 o 28 DESSE EET sE @ 2
2 Dv v © …_ © BET veg =
8 5 ocesS 5 es Ò To 5 5
Ss S ® Xx 0 so @ 3evo o 4 x
Lg EÜe Ss Et aes Ess Te
Ü OQ Gat Sonoe 53 Cz oe
0 O 2 5 > 5 zoe vt ©
Oo 0 > ® v DE ec 5 > … z
0 Ge Ze8>e seg gode ha
on CET gEt0> 2gs=s Sv ZE ® eg
0e ec 5% See T zz SRS Ea
osë ss? essaë 588 zeges 58
oo ss 5 0 2
SoSEES S85 ws 2228 s2Ls <7
os vo es setes st zog © 8
EEAsSgee oes “88 zee 82
sewer „85e ® SS Zos5 8
BEERSSEs SEON OTB RSS 28
x o : 2 e
Tooters EEL 5 fect ET Vv 5
Eb PD wo © 0 KA RE = 5 COOS A5
SCVO dU ETC Û SVV Vec TE 8
LZEecSeng ETE wo 2220 265 28
5385528 EDES S teg 25088 ZE 3
22ste = 5 Sc ® © Ux O TS ec 5 gn ®
CS Uce So EEE OQV> aEE® Se 8
SoNtS8EE ERoEse eN naerg eo
or 5D o © EO OTE == a EN YS
= Sov®tsS verse ® jp tso ON 8
W o ® 0 S 5 S Ye Es _
® Ens ast 0 oC Ee ET B n
0 a T 0 Lt & =@ oss E
Enos 5e oeLvso UE ONTOOS8 G> ©
55gPeaf ss Ze8es vEE8 Neos 5 gee
ses SEL zgsses oSed He B WES
DD Bed 5 5 2e Em 0
ov see E m6? SESEI © Es
soostvorEË sjsêeer 2e goet Ss 20e
„Stee … atESa voos B35s8 SS ©O55
5 Esc # ò@vS5PL S oct SEENS a sta
vSESSESE 2 Looe s Sol> asENo ® 22e
s35SsetSe 8 FAaesoX ssES 820% = a 0
pee Oe Z © VOXEE Ne OEE > 0 © ET
SEoESvE 8 ESES] « BNF POTS 3 E38
® © © 5 ze u = u 0 @ D Oo “
ogY85Eie 5 E55stn Ss EESR Ages 6 ZEë
C 0 E w 8 5 o ® © 0 —
DEeonOrTes 5 XIoAoEe es KZSS KIO 5 OA e
© 8 © 5
: : 8 : L® : SN
PAN
‚N ö ‚N ©
Eel End Pel >
C Q. C Ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
5 n
c8— aa a
= LW se © ©
0 mn SE
dc S U © Oo 0
528 8 4 | EE
S®w 2 ® Oo Seo
© 9
| 2 'o s 88
oo Cc 2 ee
Eö 5 S ® 0
en © 2 2 < 8 NN
ES a V 5
nk © ® LE E ©
SI 5 ® = nee
_ LC
88à & 5 55
Ez E Lw z =e
=O 2e
08 LL > 8 55 8
Toe > > 8 22
ES > > Ù EN
ee ES = Cc o WD U
Zet le} © ® Sg
A65 S > ce
0E ej ä E NG ©
Se G > o . ij Ò =O
vn a 5 c N To 0
vg 8 5 5 N 29
sE 2 5 © cs 5
2s5 8 E 2 > =S ET
TO ow S Ze a 5 ®5SO0
elo Ze 8 5 ® SEE
> .
Ln E o had ® 8e ®
8E 5 = 2 S EL
Bis Ee OE 8 5 ES
Er 8 OE 2 x 885
on ==
<88 os 8 È B ge
wser e EG 2 © VD
e E S 5 Ss o 5 5 vo £
ot 5 ov LS 5 [e) DB «> …e
8 >= 0 5 „A 3 RN
8 ù BZ © 5 Go Oo
EC 9 a T Oo 4 z <0
e55 Ss Sg € > É 8e
Eee o 85 Oo = Ss
oz d 2 2 DD 20
ste 5 G2 5 a 2 Za 5
TX o oo 9 sE sn 8
55 6 ® S © Q 5 Ee ®
ERS S 5 ù a o . DE
25 E 83 > < 8 5 gE
Y Dn
en 5 25 © ss 5 8 Oo w
5e E 28 ET a ® 8 55 ©
E 2e .
EE 5 E53 # 8 5 8 588
g5a 5 ze 8 5 N @ 258
a == =
oss ® Se S + £ 5 zeg
e55 & E25 oo 5 E E8E
m8 2 Eee X ® 5 de8
58 © EAN Ee 8e
vg D TE ct 2 52 Ss N
Deo _ in OD 3 vo © o ©
sat s SOZ CEE & ols 5
aoe cvs U ee, oJ Cc
Enz 8 corus Ex ú sc 2
brrrd Z zZz S e= £ s£ E
De 0 v 5 Te DET ci c
ERT 5 E8X-L Suf £ oN 4 2
5 : Le csLöz cg 5 ss ® B
Ee. 6 meSevs ES E Ò 2 O 7
SLS Z DEcda TES @ oZ0 8
zeg vo CSS 5 DES ij oo &
se8s „eo Laer zee s ss 5
E59 De ZaVec EEE 2 29 5 ®
te so ot®So SEG KS: 5
EG 5 S BSE 0 Spang TD | 0 5
EXS as Eno Ee co ®
So 5 EPRS Leei5 See Ss
Neoga 23 Gov: ö Tosa so 2 ®
St ow ZE ONNEN > SSENTE So 2 ö
enso tT PZ evcsh 0 v PO on Ù Ec ®
> Ls Oe vet Serene 9 op ®
v 285 Lt Te LE>EX Teno SE 3
Sos 3 es Eowts 20 ETO Dos 5
© 8 LZ Go ij @ es SS Tsu . T © ij
ES rl “ ES SEP 0 o = z u fs] Tc 8
0 o Oc &'G 0 5D > e co Ze 0 Dn
g8os ö SaSHorseE PEeILe 2 5905 5
830 = Ee ® =
25e ® syst 8E ELgToe S 825 3
8882 8 Gealesn? 888058 8 528 5
o2= 5 Ee Sense OrIsS 25enon E E52 8
NESS 8E SNao8N2 8 geze S se 5 8
SETS Ss azNzets Loreto 6 SS 8 5 o
28 E g = Nn
ses ö sons You s ö NOBEB ue
scoSs Ö E52 SLS OA 8 z5st8 ® 5
=T53 © ToSSoNes scsBas o SSP Ee
als LV LOENEN 4 SEE 9 OsLL SS 5
SEO 2 SsErsie, tt Negsrg Lt ot] 5 8
Ln == a ì = 0
Stee Ss dosgoEng 2 OStoo S 50 2
== 5 5 == U ES on ® a
ZEN 8 FEESTTENT Ss ELOWON 8 BLPE 8 2
OT VD E
5 © 5 Zò ® 6
SE B zE Serg sn
SE Sn ES nE5® N
5 Ss e os U > in A 2
NS ù os Ooss EH ö
Bijlage B 3a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel.docx
o T 5 > 2
5 T 8 Ee ii
e ® ù sE
c 5 w zz
5 cC - ú 2
kij B 0 LW 8
A Ò ò . ES
LD CT
= St 8 5 z5
© Se 2 2 E ®
2 > 3 = ne
c Ss © « en 0
5 ys Le b 20
2 ej = c ® 25
2 <0 5 © Do 8
® D 5 — 2 fe)
o oe > Oo 28
Ke] o z CT c © ©
Ò 52 s ® 5 8
8 ® 5 9 0 2 old
Buf ce o a% SC 0
= 5 2 ke, 3 G>
T „® ® EN: 3 DC
5 … 8 Do © % 8 kooike!
LL ì DO Cc >
c „E E Ss © kad
® De 5 se ‚® c
Xe ES 8 nun c ©.
ù © 9 À E © « > 5
Ss © & SE „2
3 aN > E E35
2 8 dÒ 5e 2 5 ®
5 zo 5 SS > va
vz ® ù 9 So
T 5 ® Oo 5 5 ®
5 SE 5 oo Do Ù on ®
® Ko D C 5 led vS
Ed 0 5 Ss 0 se v 5
5 ce u > ® == E
8 © 0 5 a T S ©
S wz X, Ë 5 : za
® > = 5 Ll 5
G > N Ù ot 20
0 Ze 2 ® Ss
2 © W El cz 5 >0
DP Es oë So 8 Ex
© 5 ® dd O 5 OQ g 0
5 ES ca ; 20 ä Ke,
a 5 © E o 35
0 5 CS z Ee 5
® 5 5 0 2e 0
5 ú ® 3 3
0 pel Dl .£ 0 2 ©
ma n X Û © c ‚®
S ù ® 5 5 S VE
= S e E D o ë Z o
z 85 ij _ 2 - v.£
2 Xe ® ® A ®} ®
ke] so Ee E hed U
o zE ij Ee 0 SO
8 5E ov © c © Z ® Oo
® Do 5 8 È ijo E : Dr
o o 8 © ) [4 - T
eend E "9 El ö D=
U 5 ® Lu 5 ®% © r®8
: s 8 za È 2
et - GO
3 5 ® o W 8 © Ë 85
ö 5 Cc > > Cc 5 ss D
5 So 9 > 2 v ze
8 as ö ” > Ss E B N
® 5 Le OO — 0 5 ES T
aL 8e là ù DJ w > ® 5
®Ò E O5 pe 5 @
T N > © X 9 sE >
= N5 5 v 2 ù > Ee
os X 0 2 o S
e e 2 X Oo > vz 2
S 5 ® E ro 2 =O c &
ES 0; : E= == : Ec 5
=C 0 ©) a st G
5 Sese 8 Xx vh © @ 286 8
8 ee5e = == où > 0 z=® a
ZS 58 5 T 8, ® Ss Ûc =
. 0 0 G a 0 a
zes ® © ® c =O vet
2 Ero8 Dc a 8 sî Joë 8
Ee oP zt ù X 2 VE 2
co —Ù E7} 5 5
® DE U 50 © ce 2 Ò 5 Leo ®
o SE 0 ON SS 3 0 DEE» o
2 22e: Os Ó eo eo ù > £
Ss 5 EOV Lea ESV pts ®
Oev tov Ss Lov oo ets 2
5 Ù 53 53 SO Du see ®
es Nv dus ë LE Ut VW osez® 8
Ss ooss ED vt ® cc oe 3
ze 0 SO So TI DP 0 5 > SS @ ó
Xx LB eIJsc ee os£ Owvz3 5
2. Tos Gwe 8 osd E29 EES ®
Soes zeoee SE CÔE NSS NEE 3
Ev aer ns rs as „8E a
o LU 5 G ov T …
cotes zee? 2 2e5 889 s2eg 3
TO 0 ss Sg Czn ZE u Ss 0 5
2ESESEG GELE 8 eNE BL Bee 6 ®
oZ8Ress dies Ss azt 229 … SÌ6s 2
etos T08 ë 23e 23E é 588 a
®.= x5e DT 0 Ied ì 2 5 =S og >
a O5 0 a Si AK? U
BESEBÔS zz 8585 v 85 SEP 8 pee à 5
8880855 È EN25 8 Ef sE 5 2250 zz È
9 = = 2
ESSEN 3 ETos Y SS LO5 SOS 6 SEB3 Ee &
<OeuAES Ss XZOS $ 8 ÚSe LE 5 SEEE u 9
ë z È 8 8
: : ® : 5 8E : 8 8 N
EN 5 5 N
° 2 3 A 5 2
ù z 2 ä N Ö
Bijl i Ì
jlage B 3a Overzicht objecten j
en projecten per stadsdeel.d
eel.dOCX
Cc
OO … © 2
== @ % S < m
5 5 vS ® v 8 7
5 9 v w E 2
8 © EO © ®
8 no Ee5 B 5E Y
2 © © z= Û 0
o 6 co 2 25 <8
B 8 euo 8 EO ED
2 5 285 DÛ >= >
2 8 2 Ss <9
ö 5 cn £ 5 ES
2 ec OEE a 85 52
o 5 Sos » ZE B>
E ® o ZE) ©
3 © oo8 Ss UO =
5 5 229 5 Tt Ps
Ss = 228 Bs SP
2 Oo 253 E 55 ‘0
vis 8 Pal Bo
2 eg 82E E 28E E38
Z ® 0 2 SS SP
© Ke) Tt DO 5 S 2 òs
o S De Sg ve
9 5 St S3>is 25
8
_ 6 & Sin Zôco Le
v Ì 8 ig SEEC ep
n 5 2 & SED eget cs ©
2 8 = E
e E © 5 DES 25588 EE
S 8E e 3 zen 5785 28
6 BE So Ge82 Ee
n — 8 £ Sôz Eotus 85
® 5 zes
SS U 5 ost SOPSE Zo
> 8 8 OEV S38o 89
5 È Zoë vel ESERS Ee
&, „55 5D oce88 ng
5 8 255 88E SBEES pe
E 5 St Se vo8Es £s
G 8 8ôe So8 SESSE 5
3 se 7 8 ® ®
A 8 His Ens 3iEjs 85
5 c 22 3
5 258 583 VOSs ke
8 s5 2 2E Ea
ô =s52 CE verse @ ©
© 5 28% 855 Pots 88
8 ZEG o88 LE 3
5 8 255 SNE PEEES 8e
B 5 HEE euî GOESE 22
== - EE 5
Oo £ ssN gs S5oËi ZE
E 5 N ss Sous zE
a S c 2 o ®
o 8 sz EEE Teen Se
S oe 0 Û TD z ek
® 8 es ZUS a 85
9 8 555 z8s 2sasr s 0
d ons ZES BE8D8 a8s
5 o ev 5 toss to? 53
OOS HE ESESSERES 8E
ZS
2 ES EZEL EE 2eg
E Ee® ovt oc Oo
5 E Sha pftsElsEn 5e
rel 5 SdvvsSc85 Zoe ESH
© 2SEEFEEBEESE ve 5
GS Sost VeE sooo SEv 5
s ®@ ZeLHESsHe E58 =
o 5 Bosssehasgst 32E 5
© 8 Sostsc8h8tree 25E 8
de 5 PShssgSnozoie 205 î
2e & ww Ee DT ®
= Ss Piehssersee5g 588 :
ij 3 2 ® 8
© 5 ZTESBZEGSSNS 22 5
> 2 S2SEESalEs 2 Poe 5
© 5 GOSSE 548 8
O 3 85EAeRereELEe zie Ë
2 BEES vee
Tm o OgovP s 3 SS 8
= 4 REESSDEoecErl E35 8
5 odette? 2esg SE 3
u 5 SBAEc5S8sEssn SC :
{ B „S8S5SotEseE 5 o &
o È LSolLsoSolors ER) E
Oo 5 c5eSLuS Es goa 328 d
_ C @® ctsogsSieers gee 8
a ó BEEESCESPEdE ET Ô
0 SSSssPostges Eje :
TE ev ErobosscHstrg 25 8
2 Ssvbvirstöes os :
s EuonBesS se € 5
c 5 5 vESSEPGsSE eV 9
8 NO SG 2ofses EZ Ù
S 8 c ) co5oSe 0 v
5 EMESES5ESsErissEE 3
> € EEPGEeSPirBEr se Ë
DV 5 Spe E 2 EE 5 ä
re © cont® SS 5 8
vo 3 Le 2e
srt „Sss5 5
EE TO . Rand DP 2 ®
E SEEncSBRosEHS5oss 8
Oo » Stots VSELLHENES 5
5 sEËScEL 8
. % watec SSEESPGEE
o 8 ® ESS ge ® 2 3
u os Os 8 8 5 È
N T c so8usuetr £5
N 5 SssStageeisBenE 25 Ë
ë cg
5 2 nEEonS 8
> 8
5 E
Ö S I 1 È
= 1
1 1 1 5
ö
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen
Beslispunten t.a.v. herschikking van personeel en middelen
Vastgesteld door bestuurlijk trio Centralisatie PO op 21 november 2013
Aanleiding:
Op 3 juli jl. heeft de gemeenteraad onder meer besloten om in het kader van 1810 alle
bevoegdheid voor Onderwijshuisvesting, Onderwijsbeleid en VVE per 1 januari 2014 over te
hevelen van stadsdelen naar de stad. Vervolgens is besloten de stadsdelen te mandateren
tot het uitvoeren van deze taken tot aan de verkiezingen van 19 maart 2014.
Na de zomer heeft een grove inventarisatie plaatsgevonden van onderwijs(gerelateerde)
taken en cijfers op basis van de (stadsdeel}begrotingen 2013. Dit heeft geleid tot een voorstel
in september aan B&W, waarna B&W heeft besloten tot overheveling van de
onderwijsgerelateerde bedragen uit het stadsdeelfonds naar de gemeentebegroting 2014.
Tevens is daarbij aangegeven dat de bedragen gebaseerd zijn op een eerste globale
inventarisatie en dat het noodzakelijk is dat zorgvuldig gekeken wordt of de overheveling wel
compleet en correct is.
De budgetten (lasten en baten) worden in de gemeentebegroting 2014 opgenomen onder het
Programma Educatie, Jeugd en Diversiteit. Deze ophoging wordt gecompenseerd door een
verlaging van bijdragen aan de stadsdelen via de parkeerstrook van het stadsdeelfonds. De
budgetten worden vooralsnog ook herkenbaar voor de stadsdelen in de stedelijke begroting
2014 gepresenteerd
Het betreft de volgende bedragen voor de verschillende stadsdelen:
Stadsdelen _ Lasten Baten Saldo
lZua | 174068) 4077460) 13.353.214|
[Totaan____|+123,623.905) -35.771.534|__ 87.852371 |
Gemeentebegroting 2014 pagina 116
Verfijning
Afgelopen maanden heeft een verfijning van taken en middelen plaatsgevonden. Dat heeft
geresulteerd in een overzicht per stadsdeel waarin aangegeven staat welke middelen terecht
zijn overgeheveld en op welke onderdelen nog een herschikking plaats moet vinden. De 7
overzichten (als bijlage bijgevoegd) zijn op maandag 18 november door de controllers van de
stadsdelen gevalideerd en vormen de basis waarop het bestuurlijk trio tot besluitvorming is
gekomen.
Daarnaast zijn de contouren van de gebundelde onderwijsorganisatie (GOO) uitgewerkt en is
duidelijk welke onderwijsgerelateerde taken als welzijnstaken bij de bestuurscommissie
blijven. Dit heeft geresulteerd in een werknotitie “Contouren gebundelde onderwijsorganisatie
(GOO) die eveneens op 21 november ter besluitvorming voorligt.
Dit alles leidt tot een aantal beslispunten tot herschikking van middelen op de onderdelen
Onderwijshuisvesting, Onderwijsbeleid en VVE.
Na de besluitvorming wordt op voordracht van het bestuurlijk trio een voorstel tot herschikking
voorgelegd aan B&W en de gemeenteraad. Na een raadsbesluit hierover zal bij het
eerstvolgende P&C moment de herschikking geëffectueerd worden.
Beslispunten t.a.v. herschikking van middelen, vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013 1
pagina 1 van 8
282
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen
De beslispunten zijn gebaseerd op:
1 Inhoudelijke wijzigingen van taakverdeling en bevoegdheden zoals beschreven in de
notitie “Contouren gebundelde onderwijsorganisatie”.
2 Ontwikkelingen in de organisatiekosten
3 Financieel administratieve correcties, inclusief bezuinigingstaakstelling 1810
Na de beslispunten volgt een toelichting per beslispunt.
Het bestuurlijk trio heeft de volgende besluiten genomen:
Inhoudelijke wijzigingen
1) Akkoord met herschikking (van stad naar stadsdelen) van € 2.204.320 voor
‘schoolbegeleiding’, ‘integrale zorgbudgetten’ en ‘zorg vrij gedeelte’. Deze activiteiten
en budgetten hebben een relatie met Om het Kind en worden vanaf 2015 mogelijk
naar de centrale stad overgeheveld.
2) Akkoord met herschikking (van stad naar stadsdelen) van € 1.216.007 op PO/VO
mentoraten.
3) Akkoord met herschikking (van stad naar stadsdelen) van € 4.298.030 voor Brede
Talentontwikkeling.
Organisatiekosten
4) Akkoord met :
a. Herschikking (van stad naar stadsdelen) van € 7.092.363 voor overige
organisatiekosten (overhead en bureaukosten). Alle
overheadwerkzaamheden die gedekt worden uit deze budgetten, worden
door de stadsdelen uitgevoerd.
b. Voor wat betreft de overige organisatiewerkzaamheden ingaande 20 maart
2014 en financiële vertaling daarvan, de voorstellen daaromtrent af te
wachten en daarbij de bedrijfsvoering van de GOO te betrekken.
5) Ten aanzien van directe loonkosten akkoord met:
A.) Onderwijshuisvesting: De formatie vast te stellen op 17,5 fte en per 1 januari 2014
deze formatie financieel/administratief over te plaatsen van stadsdelen naar de
centrale stad. In het kader van de organisatievorming van de gebundelde
onderwijsorganisatie (z.s.m. na de verkiezingen) wordt de verdere wijze van
overplaatsing van mensen bepaald.
B.) Onderwijsbeleid en VVE: De formatie vast te stellen op 22,5 fte en per 1 januari
2014 deze formatie financieel/administratief over te plaatsen van stadsdelen naar de
centrale stad. In het kader van de organisatie tot de gebundelde onderwijsorganisatie
(z.s.m. na de verkiezingen) wordt de verdere wijze van plaatsing van mensen
bepaald.
C.) Brede talentontwikkeling en netwerkfunctie van de school: De formatie vast te
stellen op in totaal 7 fte en de daarmee gepaard gaande loonkosten van € 560.000 (€
80.000 per fte) te herschikken van stad naar stadsdelen. Hiermee komt de formatie
voor onderwijsbeleid / VVE uit op 15,5 fte.
Beslispunten t.a.v. herschikking van middelen, vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013 2
pagina 2 van 8
283
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen
VVE en Bezuinigingstaakstelling 1810
Ten aanzien van stadsdeelmiddelen ten behoeve van de VVE:
6) Vast te stellen dat met de herschikking van de bedragen van de stadsdelen naar de
centrale stad in de gemeentebegroting 2014 de eigen stadsdeelmiddelen ten
behoeve van de VVE ad € 8,4 miljoen hiervan onderdeel uitmaakt.
Ten aanzien van 1 stad 1 opgave (onderwijshuisvesting en onderwijsbeleid t:
7) Vast te stellen dat de ombuigingstaakstelling 1810 ten aanzien van onderwijsbeleid
en onderwijshuisvesting en consensusvoorzieningen ad € 1.540.000 op de herschikte
bedragen in de gemeentebegroting 2014 in mindering wordt gebracht en het
stadsdeelfonds met dit bedrag te corrigeren. De correctie wordt ingevuld op
formatieve en materiële zin bij de organisatie GOO. Omdat stadsdeel Oost de
taakstelling zelf al had ingevuld ad € 233.926 en Noord deels ad € 20.000 wordt het
bedrag dat wordt herschikt van de centrale stad naar het stadsdeelfonds bepaald op
€ 1.286.074 (€ 1.540.000 - € 253.926).
8) Voor zover de (structurele) bezuinigingen niet meer kunnen worden gerealiseerd in
2014, zullen dit tot maximaal € 1.286.074 ten laste worden gebracht van de
beschikbare middelen die is ontstaan uit de “schuif van de VVE gelden” over 2012.
Na effectuering van de besluiten van het bestuurlijk trio leidt dit tot het volgende beschikbare
budget in de begroting 2014. Deze informatie wordt betrokken bij de 15° begrotingswijziging
2014.
verschil per
Stadsdelen Lasten Baten Saldo stadsdeel
6.004.590 | __-1.300.000 4.704.590 „906.208
16.493.530| _ 5410456 | _ 11.083.074 1.851.626
18.980.421 | _ -5.723.242| _13.257.179 „2.140.739
14.339.491 6.019.574 8.319.917 || ___ 1.333.456)
15.488.521 | __ -3476.077|_ 12.011.544) 1.341.670
16.879.472| __4738.782| _ 12140.690| ____ -1.343.811|
25.980.274| _-10113.263| _ 15.867.011 1.550.856
114.166.299 | _ -36.782.294| _ 77.384.005 -10.468.366
Beslispunten t.a.v. herschikking van middelen, vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013 3
pagina 3 van 8
284
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen
Toelichting bij de verschillende voorstellen
Inhoudelijke wijzigingen
4. Zorgbudgetten
In Gemeentebegroting 2014 is opgenomen een bedrag van € 2.204.320.
Toelichting:
De zorgbudgetten ‘schoolbegeleiding’, ‘zorg vrij gedeelte’ en ‘integraal zorgbudget’ zijn
onderdeel van de stadsdeelverordeningen lokaal onderwijsbeleid en worden beschikt aan
schoolbesturen. Deze budgetten maken vanaf 2015 onderdeel uit van Om het Kind. Ambtelijk
is hier overeenstemming over.
Overzicht zorgbudgetten
Noord IMD
[Totaal |L _______€2.204.320 |
2. PO/VO Mentoraten
In gemeentebegroting is opgenomen een bedrag van € 1.216.007.
Toelichting
PO/VO Mentoraten zijn bedoeld om de overstap van het PO naar het VO te
vergemakkelijken. De toeleiding naar de kinderen gebeurt via het PO. Mentoren richten zich
breder dan alleen op de schoolresultaten, vaak ook op sociale vaardigheden en thuissituaties
van de kinderen. Ambtelijk is hier overeenstemming over.
Overzicht budgetten PON/O mentoraten
Totaal || €1.216.007|
“Centrum stelt middelen voor PO/VO mentoraten beschikbaar uit het budget veiligheidsgelden ad
33.000 euro. Dit bedrag is niet opgenomen in de Gemeentebegroting 2014 en komt daarom niet voor
herschikking in aanmerking
Beslispunten t.a.v. herschikking van middelen, vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013 4
pagina 4 van 8
285
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen
3. Brede Talentontwikkeling
In de Gemeentebegroting is opgenomen een bedrag van € 4.298.030.
Toelichting
Conform het voorgenomen besluit om Brede Talentontwikkeling onder Categorie Welzijn te
plaatsen, worden de middelen ad € 4.298.030 herschikt vanuit de centrale stad naar de
stadsdelen.
Uit de inventarisatie blijkt dat stadsdelen het onderwerp Brede Talentontwikkeling op diverse
manieren invullen en uitvoeren. Zo vindt in een aantal stadsdelen kennismakingslessen plaats
onder schooltijd. Een aantal stadsdelen stelt via de Verordening Lokaal Onderwijsbeleid (LOB)
BTO activiteiten beschikbaar als voorziening aan schoolbesturen, zodat zij zelf kunnen inkopen,
passend voor hun leerlingen. Soms compenseren stadsdelen via de LOB coördinatie-uren voor de
school. Een groot deel van de stadsdelen beschikt direct aan welzijnsinstellingen of lokale
aanbieders voor de uitvoering van BTO activiteiten. Een talentmakelaar makelt dan tussen de
scholen en aanbieders.
Gezien de diversiteit in de stad op dit onderwerp is het voorstel om het totale budget voor Brede
Talentontwikkeling ad € 4.298.030 te herschikken.
Overzicht Brede Talentontwikkeling
| Stadsdeel | Omschrijving [Opmerking | Bedrag
A
(geen onderdeel LOB)
(deels onderdeel LOB) school in LOB
Oost Brede talentontwikkeling jeugd 4 Incl. cultuureducatie, € 330.701
t/m 10 jaar (onderdeel LOB) bevo/bewo middelen en
bewegingsonderwijs en sport
West 1. Talentontwikkeling (onderdeel 1. onder schooltijd € 270.000)
LOB) 2. onder schooltijd
2. Talentontwikkeling ‚na schooltijd € 365.000)
Waaier(onderdeel LOB)
3. Activiteiten talentontwikkeling 12- € 947.846)
geen onderdeel LOB
Nieuw- BTO en brede school gerelateerde [Incl BTO, brede school € 702.500
West voorzieningen (onderdeel van LOB) fkoördinatie-uren en educatief
partnerschap school
| Zuidoost | BTO projecten VO || €127404
DOT Fgeenonensamtog |
geen onderdeel van LOB
[Totaal__ ||| €4.298.030
LOB = (Verordening) Lokaal Onderwijsbeleid
Organisatiekosten
4. Overige organisatiekosten
In de begroting 2014 is een bedrag opgenomen voor organisatiekosten van € 11,8 miljoen,
waarvan € 4,2 miljoen onderdeel uitmaakt van de organisatiekosten NME/schooltuinen.
Onderdeel van de organisatiekosten zijn de directe loonkosten, PIJOFACH-taken (indirecte
loonkosten) en bureaukosten (waaronder werkplekkosten). In de periode september —
november hebben de stadsdelen een onderverdeling gemaakt in directe loonkosten en
overige kosten (PIJOFACH-taken en bureaukosten) ad € 7.092.363. Dit leidt voor de
verschillende onderdelen tot het volgende overzicht:
Beslispunten t.a.v. herschikking van middelen, vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013 5
pagina 5 van 8
286
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen
es)
organisatiekosten loonkosten overige kosten
eens | rme] so ce
Onderwijshuisvesting/beleid 7.585.286 3.059.424 4.585.862
en VVE
*VVE: 1 fte ad € 60.000 sd Oost wordt betaald uit de doeluitkering Onderwijsachterstandenbeleid.
Onderwijshuisvesting Organisatiekosten _||Deel loonkosten Deel overige kosten
Totaal 3.167.231 1.329.590 1.837.641
Onderwijsbeleid
(exclusief
NME/Schooltuinen) Organisatiekosten _||Deel loonkosten Deel overige kosten
Totaal 3.291.077 1.337.650 1.953.427
‘zie ook onderdeel VVE.
NME/Schooltuinen Organisatiekosten _|Noonkosten overige kosten
Totaal 4.204.661 1.698.160 2.506.501
VVE Organisatiekosten _||Deel loonkosten Deel overige kosten
[Oss 800
Totaal 1.126.979 392.184 794.795
* wordt gedekt uit materiële uitgaven.
Beslispunten t.a.v. herschikking van middelen, vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013 6
pagina 6 van 8
287
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen
Vanuit de directie Middelen Control van de Bestuursdienst wordt voorgesteld uitsluitend de
directe loonkosten te betrekken bij de overheveling van de bedragen tussen stadsdelen en
centrale stad. De overige organisatiekosten worden vervolgens herschikt bij de ontwikkeling
van de Bestuurscommissies (BCO) en Resultaatverantwoordelijke Eenheden (RVE's).
5. Directe loonkosten
Stad en stadsdelen hebben momenteel het volgende aantal fte's werkzaam op de VVE en
onderwijs.
Onderwijsbeleid
Stadsdelen OHV Algemeen NME/Schooltuinen | VVE TOTAAL
Centum | ______ 065) 077 ol 02| 17)
10,61 15,01
oost |__anl af | ______10| 7e2|
12,18
zie | 20 29 | ______10| 597)
west_____|______ 20 43 | ______05| 68
15,33 21,72
subtotaal
stadsdelen 17,45 16,69 31,26 5,78 71,18
CT ou 0 10,78] _ 25,89
Totaal
(inclusief DMO) 97,07
FTE Brede Talentontwikkeling (BTO)
leder stadsdeel voert BTO op een andere wijze uit. Het uitvoeren van BTO wordt nu onder
welzijn geplaatst omdat de stadsdelen de vrijheid willen behouden om deze taak naar eigen
inzicht met het netwerk van partners in het gebied te willen blijven uitvoeren. De school wordt
daarbij als onderdeel van het netwerk gezien.
Omdat de inschatting is dat ieder stadsdeel gemiddeld 1 fte nodig heeft voor het uitvoeren
van brede talentontwikkeling en netwerkfunctie van de school (conform bijlage B van de
Verordening op de stadsdelen), wordt voorgesteld 7 fte ad € 80.000 per fte te herschikken
van stad naar stadsdelen.
Met het voorgenomen besluit van het bestuurlijk trio om BTO bij de bestuurscommissies te
laten onder de noemer welzijn, moeten niet alleen de middelen hiervoor herschikt worden
maar ook de fte's.
Onderwijshuisvesting
Voorgesteld wordt de formatie voor Onderhuisvesting vast te stellen op 17,5 fte per 1 januari
2014 en deze formatie financieel/administratief over te plaatsen van de stadsdelen naar de
centrale stad.
Onderwijsbeleid en VVE
Voorgesteld wordt de formatie Onderwijsbeleid en VVE vast te stellen op 14,5 fte (22,5 fte — 7
fte BTO) en per 1 januari 2014 deze formatie financieel/administratief over te plaatsen van
stadsdelen naar de centrale stad.
In het kader van de organisatie tot de gebundelde onderwijsorganisatie (zsm na de
verkiezingen op 19 maart 2014) wordt de verdere wijze van overplaatsing van mensen
bepaald.
Beslispunten t.a.v. herschikking van middelen, vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013 7
pagina 7 van 8
288
Bijlage B 4 Beslispunten herschikking personeel en middelen
VVE en ombuigingstaakstelling 1 stad 1 opgave
6. VVE
De stadsdelen besteden naast de middelen uit de doeluitkering Onderwijsachterstanden-
beleid, eigen stadsdeelmiddelen. In de inventarisatie is een bedrag van € 8,4 miljoen
opgenomen als uitgaven stadsdelen Voor- en Vroegschoolse Educatie, inclusief
Peuterspeelzaalwerk en middels de herschikking in de GOO-begroting 2014 opgenomen.
7. Taakstelling 1 Stad 1 Opgave
De gemeenteraad heeft in februari 2013 besloten tot een structurele bezuinigingstaakstelling
van personele lasten van stad- en stadsdelen.
De centrale stad heeft in het kader van ombuigingsoperatie 1 stad 1 opgave € 1.218.000
verwerkt in de begroting 2014. In 2015 resteert voor het toekomstige cluster Sociaal een
taakstelling van € 755.850.
Voor de stadsdelen is een taakstelling opgenomen van € 1.540.000 voor 2013 en 2014.
-__ Voor onderwijshuisvesting is de totale taakstelling in 2013 bepaald op € 400.000. In
2014 en 2015 zijn geen aanvullende taakstellingen opgenomen.
-__ Voor onderwijsbeleid is de taakstelling voor 2013 bepaald op € 560.000 en voor 2014
op € 500.000. Voor 2015 is er geen taakstelling.
-__Op consensusvoorzieningen € 400.000 voor 2013.
De volgende bedragen dienen te worden gerealiseerd per stadsdeel:
Nieuw
istadtopgave — |connm [noors |oo |zuccost|aua [wont [West [roan
Onderwijshuisvesting
Onderwijsbeleid
LL -sersel +esarel 233926) +81258| 248402] 243166] -2ote7e | 4.540.000)
Invulling taakstelling 1 stad 1 opgave:
- Stadsdeel Oost heeft de ombuigingstaakstelling ad € 0,2 miljoen voor het stadsdeel
reeds ingevuld en deze maken reeds onderdeel uit van de herschikte bedragen in de
gemeentebegroting 2014.
- _ Stadsdeel Noord heeft op het gebied van Onderwijshuisvesting € 20.000 verwerkt. Dit
bedrag maakt onderdeel uit van de herschikte bedragen in de gemeentebegroting
2014.
- ___Resteert een nog niet invulde taakstelling van € 1.286.074
reeds ingevulde nog in te invullen in de
1s1o (maatregel 1 + 4 SD taakstelling begroting 2014 GOO
Onderwijshuisvesting „400.000 80760| _-319.240)
Onderwijsbeleid -740.000 -112.406 -627.594
-400.000 50760] 339.240]
LL | -1.540.000| 253.926 | 1.286.074
De ombuigingstaakstelling 1810 ad € 1,5 miljoen betrokken bij de herschikte bedragen. Het
bedrag dat nog niet is ingevuld, wordt in mindering gebracht op de herschikte bedragen ad
€ 1,3 miljoen. En het stadsdeelfonds met dit bedrag te corrigeren, waarbij de correctie op
formatieve en materiële zin bij de organisatie GOO ingevuld wordt.
Voor zover de (structurele) bezuinigingen niet meer kunnen worden gerealiseerd in 2014,
zullen dit tot maximaal € 1.286.074 ten laste worden gebracht van de beschikbare middelen
die is ontstaan uit de “schuif van de VVE gelden” over 2012.
Beslispunten t.a.v. herschikking van middelen, vastgesteld door bestuurlijk trio op 21 november 2013 8
pagina 8 van 8
289
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2013-013657 x Gemeente Amsterdam J l F
Directie directie sb Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Dienst dienst maatsch X , , , , ,
ontwikkeling % Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 5 februari 2014
Portefeuille 17
Agendapunt TKN 5
Datum besluit B&W 17 december 2013
Onderwerp
Vaststellen Mandaat- en Machtigingsbesluit Primair Onderwijs inclusief Voor- en
Vroegschoolse Educatie en Onderwijshuisvesting
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
Het Mandaat- en Machtigingsbesluit Primair Onderwijs, inclusief Voor- en
Vroegschoolse Educatie en Onderwijshuisvesting, zoals is vastgesteld door het
College van B&W op 17 december 2013.
Wettelijke grondslag
-__ Verordening op de stadsdelen;
-__de Algemene wet bestuursrecht;
-_ Titel IV Bekostiging, Afdeling 3 voorziening in de huisvesting en artikel 140 en
165 tot en met 170 van de Wet op het primair onderwijs;
- Wet Maatschappelijke Ondersteuning;
-__ Wet op de kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
- Besluit kwaliteit peuterspeelzalen en kinderopvang;
-__ Besluit kwaliteitseisen voorschoolse opvang
- Gemeente wet art.169, informatieplicht college naar gemeenteraad
Bestuurlijke achtergrond
De gemeenteraad heeft op 3 juli 2013 (Gemeenteblad afd. 3A, nummer 114/524)
besloten tot centralisatie van het beleid Primair Onderwijs, inclusief Voor- en
Vroegschoolse educatie en Onderwijshuisvesting.
De gemeenteraad heeft tevens ingestemd met het verlenen van een mandaat aan de
afzonderlijke stadsdeelbesturen voor de periode van 1 januari 2014 tot aan de
verkiezingen op 19 maart 2014, waardoor zij in staat worden gesteld het staande
beleid van het stadsdeel voor de huidige bestuursperiode af te ronden.
Sinds het besluit van de gemeenteraad over de centralisatie heeft de wethouder
onderwijs gesproken met de stadsdelen over de concrete invulling van de
centralisatie. Hierover is op 21 november 2013 in het Tripartiteoverleg (wethouder
Onderwijs namens het college en twee portefeuillehouders onderwijs van de
stadsdelen) overeenstemming bereikt. Daarbij is besloten dat een aantal zorg- en
welzijnsactiviteiten geen deel uitmaaktvan de centralisatie. Het gaat daarbij om
schoolmaatschappelijk werk, schoolbegeleiding, PO/VO-mentoraten en Brede
Talentontwikkeling.
In het Mandaat- en machtigingsbesluit PO (incl. VVE en Onderwijshuisvesting) is
de concrete invulling verwerkt.
1
290
Voordracht - Commissie Flap
Portefeuille 17 Gemeente Amsterdam J I F
Agendapunt TKNS Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Ter kennisneming voor de commissievergadering van 5 februari 2014
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
nvt
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd A. Mandaat- en Machtigingsbesluit Primair Onderwijs inclusief Voor- en
Vroegschoolse Educatie en Onderwijshuisvesting
B. Bijlagen bij het Mandaat- en Machtigingsbesluit zoals vermeld onder A.:
1. _ Overzicht stadsdeelregelingen behorende bij Mandaat- en
machtigingsbesluit PO (incl. VVE en Onderwijshuisvesting)
1a. De invulling van het mandaatbesluit
2. _ Contouren gebundelde onderwijsorganisatie (GOO)
3. _ Beslispunten overdracht Onderwijsvastgoed
3.a Overzicht objecten en projecten per stadsdeel
4, Beslispunten t.a.v. herschikking van personeel en middelen.
5. Overzicht van de mutaties ten opzichte van de gemeentebegroting 2014
(6 november 2013)
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Simone Timman, 2518499, [email protected]; Lysbeth Sloot, 2518437,
[email protected].
2
291
5 Ts asiel elst el = 8 58
2 2e sl 8 EEE:
5 Sas 8) SRB SÉ & 3 | SAS
ai les] 5 sle sel sl 5 Bd
sl 8 8 2 8e
El Er STIR SA A EEE
8 je EL 26 ES
E hi slee) =je R| EER
s
é
E
jo
afels t 2 al | elelel efil el = Nl roe
3 z . 5 . s “ll 2 il Sf 8 SI ESE
8 BISL 5 EE: 2 Be z sg | SB Ee 3 8 sl 35
d ESS Ze … 5 ER t jes Sr SS 5
E EIS) 3 EK E E TE EED Ê ec ses 8 SIS alt 2 5 B 228
3 4 [Si Eë a E ö 5 weif 8 5 wet 8 SIE SS Sj | RT
E slo) | ls ek ê En of = 2 PE 2 a8| =ew 5 e B ssd
5 7 Deitf veel 85 5 8 SS2s 5 88) 83 8 7 sp 8ee
Eos Eos 8656 SE SS S486 8 Bal SSZ
28t5 8358 85 fo seo So55ó & So
stee EELS) pe Ess sage 8+| oe 2
2 2E255 Caicees Pa 22e Zeizen Dal Zen
ö 45208 9Sonjg 28 828 28dzof AE 248
28Ep8 E8EES4L SE 252 52588 AEN SEE
Z 5 €58 “cs Ee 6 cheats Ee 5
2 Eriës Bets inebEs 2Geheögibetel GEE
Z 5555 Zöbnet5tse SdseZanBiieBslts8
ë 2efeietestssEeSen 2EEnSEEozt als Seg
z| STESTErGATAOSSTO &S6SFEEEErSAErES
5 slelsl | + + 5 Es € Ec 5 sl | selel iel 5 NSE
E BE) 5 È Ex EE È, E 8 8 g … 8 | Br Sa 8 8 EE
ä [Se 5 5 2, Sje 8 2 Ie sl 8 SEE
sl | 8 2 z=2 sö 84 assEei 8 2e sl} sell sil 2 EEE
U OPAE E ett eîi ÈE 8 8iE8ERad 8 & N&G © EE
5 IIe? 8 E58 Epi 88 5 sEenSs 5 È 3 SPR SI F5
e 5 Pa 8 BE8 BZB 38 5 EE EREEN 2 5 8 d IRA
24 ä 8535 855 85 4 ELBE 2 5
dE 8 Zó2 Zóó Sz & sE S+0 EN
Zo Söo Sáä8 Er 8 SNELDE o 2e88
SE 6 o5E 55 co ® Ee Eenes Ee 8
2E 8 PZ Pes 52 E EEEGoedes SEEN
55 5 Ean E85 BE 5 45858505 Balt
25 8 E25 Eichel ZeRE2aeEE gee
Ziesetrieisiessen (Ro8Stgsoë EE
# SOEPEESGEESELEE GS SESES4SE 5 was E8
ö 2 BSE bESogEg? BEBBREnEË 2358
| OST: O0H:OIS: SH Olo 8 TE NE
E afs = sl 1 elsiel sel s dl 55
ë 8 5 5 2 sel 2 E
5 8 - Ee E B SRE Sel 8 Ed
j fes 5 EE EE = 5 fel) fs 5 el SEE
Ss €$ 5 sl & sl Sz
E EI ez ze EB s SI RL äpl © Sl 335
5 "IE DSE ön 58 E 3 af Sa
5 EEN LSseö tE
32e „sr8EbeËS
e+ Seoog Sese
8 SosEsZEEî
25 sZeiseeeg
58 g2sEASSE
sir zarBdrë
aas SfoESeBEs
5 SER SSEB SS E
N STE SSS STRTe2 En
2 afsl : sl | ksk) sief = El Ere
se z Ì sl 8 El sir
5 EIS X e Sl ER SA e al 355
ils 5 3 £ il) sal) ziel 2 sl soe
ë Rij ef & 2 gee
8 ES | & z of « 8) SES 25 5 B 285
EJ DS TE 28 ë e sj Fe
ze ä 8% 8:
28 ë 8 88 85
ä8 s & 28 Z
2e Sel EE sÌ
5 8 A58 55 88
ú zú EDE BEE z8
Ei 368 2
8 se SpEestE uee
5 2 8 28ENSER EEE
sl ed SÔS ES sT&
ES aaf [asl 5 5 lels| of el = al <40
5 8 5 5 5 2
EE 8 25 BIE KA E88
De [fe ® 5 a we =Ie[e) Fe sl & ml Sm
2 EN: 8 sl | & 8
5 SJ 8 i 8 5 E ER s| 8R8
2 8 2 85 8 de S 8 see
5 3 Eion BE 8
N ë sS&88 Se 8
5 & 52285 dn zt
5 En 588 55 Ì
8 22 38588 87 58
5 28 elst Zi Îp
e SEKS ëe SS
é ä 2 5
El, zE gEEZEg? ves
Sië 53 EEEN 237
wle 57 SSGENNSS Ss 78
: alsje Ee OZ 215 sla) sief a EREEE
E 8 Sels 5 ss 8 s | 5 88 Si) 3 B 855
i |l eó| Ss 8 =8 2 8 : sf là 5 doed
al BE EE: Sé E zet | PB EES 888
5 Ils #5 5 EE Beë & 2E sl soe
z ë 2 «2 8 s2isie gei x el EPE
5 dela à sSgssoee 848
5, Esse 8 sSofsstsE 555
5 Saf 8 Sofssë 85
8 Boek TE Soos ETE
ä 2Eo2 BE Erpse 525
8 4345 32 254 a 388
Blo EGER 5+ 222558 E Sa
de 5266 Si Gidsen 5 EEE
EI8 S3EEeEs SSEB SER 23888
s2 STGSESS ST6STERSS SSZT8
5 | Ee zleftf of @| eea
5 HE =| 8 888
8 Ê 8 e£ ot 8 | AB SE Bj 388
S E « 8 il | Sell sl s Ss
E s 2 Si
Sj à ä zie 8 SSR SES B BES
> 8 B Els eN 8 sert
2 ZeteS ëe
E 1888 „58
5 gseeg 88
8 BEES 223
ä 5S5o5 nd
a ESE 235
55 EE EER
sl 8£958 8588 äi
als SSa5E EES 5
ZI 57285 5 TES S,
3 hel 5
2 le ol alz ë |e s
2 s II 5 8 al | $l-
Es | 2 lj fg = e lSafl les | | os
sl EE 8 Iélol |) 2 2 laaZlS el js =S el
Slips les |alal (28 2 [SSS ESL là ges
83 laf) EI 8 8 (SSS (EES) v E25
zl RS (ES [oel (Els Ei 8 [ER gla) |E Tél sf EZS
See 2 a Zie 5 le alSlz Bel |= SÌs ej? ols SE Se
SI ESols 5 al EE 5 S SlSlpelsos Ha BeEle ss ss
3 See £EEBwels E E 5 Sla? SOS SSL RR ei IEEE
5 3 & sl2IEEN 5 £ &lsloj= Sól és os 8 88
ÖL B ERIS 2 RISISEIED 7 7 zj BE ZO SP Sja SSS SE
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters
Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid
> Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer
Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Binnenhof 1 A Anna van Hannoverstraat 4
2513 AA S GRAVENHAGE T 070 333 44 44
F_070 333 40 33
TL AAA Len LALA www.rijksoverheid.nl
Onze referentie
2013-0000166225
Datum 1 december 2013
Betreft Een betere basis voor peuters
Kabinetsvisie: Een betere basis voor peuters
In het regeerakkoord is opgenomen dat onderwijs, kinderopvang,
peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie (vve) meer op elkaar
worden afgestemd. Daarom is afgesproken dat de financiering van het
peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang wordt gebracht. In deze brief
schetst het kabinet zijn nadere plannen hiervoor. Deze brief beschrijft de
kabinetsinzet. Overleg met de betrokken branchepartijen en gemeenten is nodig
voor de verdere uitwerking van de kabinetsinzet en de financiering hiervan.
Daarbij is het van belang dat er voor gemeenten ruimte blijft om lokaal maatwerk
te voeren.
De brief is als volgt opgebouwd. De inleiding bevat een korte beschrijving van de
recente ontwikkelingen in het stelsel van voorschoolse voorzieningen. In
paragraaf 1 wordt een analyse van de knelpunten in het huidige stelsel van
voorschoolse voorzieningen gepresenteerd. In paragraaf 2 geeft het kabinet zijn
toekomstvisie op het stelsel van voorschoolse voorzieningen. In paragraaf 3 volgt
een beschrijving van de kabinetsinzet en de relatie tussen deze inzet en
bestaande gemeentelijke initiatieven. In paragraaf 4 komt de financiering van de
kabinetsinzet aan bod. Tot slot wordt in paragraaf 5 het vervolgproces
beschreven.
Inleiding
In Nederland bestaat het huidige stelsel van voorschoolse voorzieningen uit
kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en vve! (zie bijlage 1 voor een uitgebreidere
beschrijving van het huidige stelsel). De kinderopvang (0- tot 12-jarigen) heeft
twee doelen: het vergemakkelijken van de combinatie arbeid en zorg en het
aanbieden van kwalitatief goede kinderopvang die aansluit bij de wensen van
ouders. Kinderopvang biedt ouders de mogelijkheid om deel te nemen aan het
arbeidsproces. Net zoals de kinderopvang, heeft de peuterspeelzaal een
pedagogische opdracht. Naar een peuterspeelzaal gaan kinderen (2- tot 4-jarigen)
van niet werkende ouders, alleenverdieners en werkende ouders. Vve is bedoeld
voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar met een risico op een taalachterstand. Zij nemen
binnen een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf deel aan voorschoolse educatie
om de taalachterstand weg te werken.
1 Yve staat voor voor- en vroegschoolse educatie. In deze brief wordt de afkorting vve
gebruikt voor voorschoolse educatie.
Pagina 1 van 8
293
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters
Er gaan circa 240.000 kinderen van 2,5 tot 4 jaar (hierna peuters genoemd) naar
een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf. Daar zorgen pedagogisch
medewerkers voor onze peuters en begeleiden ze in hun ontwikkeling. Aandacht Datum
voor de ontwikkeling in de voorschoolse periode helpt peuters om een goede start 1 december 2013
te maken in het basisonderwijs. Daarom is het belangrijk dat de voorschoolse Onze referentie
voorzieningen van goede kwaliteit zijn en goed samenwerken met het 2013-0000166225
basisonderwijs. Voorzieningen van goede kwaliteit zijn ook van belang voor de
arbeidsparticipatie van ouders. Zij moeten hun kinderen met een goed gevoel
naar een voorschoolse voorziening kunnen brengen.
Op 1 augustus 2010 is de Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie
(Wet Oke) in werking getreden. Met de Wet Oke is er een landelijk kwaliteitskader
gekomen voor peuterspeelzalen, waarmee een groot deel van de kwaliteitsregels
voor de kinderopvang ook van toepassing zijn geworden op het
peuterspeelzaalwerk. Daarnaast zijn peuterspeelzalen opgenomen in het Landelijk
Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen en vindt er, net zoals in de
kinderopvang, toezicht en handhaving plaats op de kwaliteit van de
peuterspeelzalen. De wet heeft gemeenten de regie gegeven over de realisatie
van een dekkend voorschools aanbod voor alle jonge kinderen met een risico op
een taalachterstand. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de
kwaliteit van vve.
De Wet Oke heeft ertoe geleid dat er binnen peuterspeelzalen een kwaliteitsslag
gemaakt is, de voorschoolse educatie is geïntensiveerd, de kwaliteit van vve is
versterkt en peuterspeelzalen en kinderopvang meer naar elkaar zijn toegegroeid.
Er zijn belangrijke stappen gezet, maar er is zeker nog ruimte voor verbetering.
De uitvoering van de Wet Oke zal daarom aandacht blijven krijgen. De gemeenten
zijn hierbij aan zet. Over de maatregelen die dit kabinet hiertoe neemt, is uw
Kamer onlangs geïnformeerd (Kamerstukken 2012-2013, 31293, nr. 181).
De tijd is nu rijp voor een volgende stap. Doel hierbij is om de pedagogische
kwaliteit van voorschoolse voorzieningen verder te versterken en overgebleven
knelpunten voor de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven
zoveel mogelijk weg te nemen. Hierin ziet het kabinet zich gesteund door een
sterke roep vanuit de sector en gemeenten.”
1. Knelpunten in het huidige systeem van voorschoolse voorzieningen
In het huidige stelsel van voorschoolse voorzieningen gelden nu verschillende
kwaliteitskaders en financieringsstromen. Dit zorgt voor een aantal ongewenste
situaties en dit biedt ruimte voor verbetering.
Meer ontwikkelingsstimulering
De investeringen in vve, waaronder de versterking van de aansluiting tussen
voor- en vroegschoolse educatie, hebben tot doel dat peuters zonder achterstand
kunnen starten op de basisschool.
Ontwikkelingsstimulering in een voorschoolse voorziening en een goede
aansluiting met het basisonderwijs kunnen echter ook voor peuters zonder een
risico op een achterstand bijdragen aan een goede start in het basisonderwijs. In
het werk van de pedagogisch medewerker gaat het daarbij om het vermogen om
kinderen te betrekken, interacties te stimuleren met en tussen kinderen en om
? Brief van Brancheorganisatie Kinderopvang, MOgroep, PO-Raad en VNG van 16 september
2013.
Pagina 2 van 8
294
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters
kinderen op diverse manieren te ondersteunen en uit te dagen. De meest recente
landelijke kwaliteitspeiling van het NCKO in 2012 laat een stijging van de
pedagogische kwaliteit in kinderdagverblijven zien, maar toont ook aan dat er nog
veel ruimte voor verbetering is op het vlak van ontwikkelingsstimulering.® Datum
1 december 2013
Verschillende kwaliteitseisen voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen Onze referentie
Vanuit de Wet Oke zijn de wettelijke kwaliteitseisen voor kinderopvang en 2013-0000166225
peuterspeelzalen grotendeels gelijkgeschakeld. Op een aantal punten zijn er nog
verschillen tussen de kwaliteitseisen aan beide voorzieningen. De belangrijkste
verschillen zitten in de regels ten aanzien van de beroepskracht-kindratio en de
inzet van vrijwilligers. Voor de kinderopvang zijn deze regels strenger dan voor
peuterspeelzalen. Het kabinet vindt het ongewenst dat er verschillende
kwaliteitseisen worden gesteld aan voorschoolse voorzieningen, omdat dit
belemmerend kan zijn voor de samenwerking tussen voorzieningen. In de
kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk moet voor alle kinderen hetzelfde
minimale kwaliteitsniveau gegarandeerd zijn.
Twee financieringsstructuren voor werkende ouders
Werkende ouders kunnen kinderopvangtoeslag aanvragen voor opvang in een
kinderdagverblijf en kunnen terecht bij de gemeente voor peuterspeelzaalwerk.
Een deel van de werkende ouders kiest voor een peuterspeelzaal, al dan niet in
combinatie met kinderopvang.* De keuze tussen kinderopvang en peuterspeelzaal
wordt beïnvloed door het verschil in financiering tussen kinderopvang en
peuterspeelzalen. In sommige gemeenten is de peuterspeelzaal gratis of wordt
een geringe ouderbijdrage gevraagd. Tegelijkertijd zijn de kosten van
kinderopvang voor ouders gestegen de afgelopen jaren. Het verschil in de twee
financieringsstromen leidt in sommige gemeenten tot lange wachtlijsten bij
peuterspeelzalen en werkt verstorend voor de kinderopvangmarkt.®
Ook de keuzes van gemeenten worden beïnvloed door de uiteenlopende
financieringsstromen. Steeds meer gemeenten bezuinigen op hun investeringen in
peuterspeelzalen. Ten gevolge daarvan is het aantal peuterspeelzalen tussen
2007 en 2011 met ongeveer een derde (34%) gedaald. Uit onderzoek van
Regioplan (2012) blijkt dat in ruim een vijfde van de gemeenten
peuterspeelzaalwerk (deels) is overgegaan naar kinderopvangorganisaties. Na de
omvorming naar kinderopvang krijgen werkende ouders recht op
kinderopvangtoeslag. Dit zorgt voor een besparing op de financiering van
peuterspeelzaalwerk voor gemeenten, maar zorgt voor extra uitgaven aan
kinderopvangtoeslag voor het Rijk.
2. Toekomstvisie kabinet
Vroege ontwikkelingsstimulering maakt peuters kansrijker in hun latere
schoolloopbaan en op de arbeidsmarkt. Voorschoolse voorzieningen van hoge
kwaliteit kunnen daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Binnen deze
voorzieningen kunnen peuters doelbewust, maar op een speelse wijze,
gestimuleerd worden in hun ontwikkeling. Voor een deel gebeurt dit al op een
goede manier. Het kabinet wil dat dit in alle voorschoolse voorzieningen
plaatsvindt, zodat voor peuters die naar een voorschoolse voorziening gaan het
aanbod van goede kwaliteit is. Voor peuters met een risico op een taalachterstand
3 Kamerstukken 2012-2013, 31322, nr. 216.
* Peuterspeelzalen bieden gezien de kortere openingstijden geen volledig alternatief voor
kinderopvang, maar in combinatie met gastouderopvang of informele opvang kan dat wel
het geval zijn.
5 Kamerstukken (Aanhangsel) 2012-2013, nr. 2490.
Pagina 3 van 8
295
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters
blijft extra aandacht nodig. Zij nemen deel aan voorschoolse educatie van hoge
kwaliteit om zo zonder achterstand te starten in het basisonderwijs.
Het kabinet wil de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk en Datum
kinderopvang optimaliseren. Hiervoor is het noodzakelijk dat de kwaliteitseisen en _ 1 december 2013
de financieringsstructuur van voorschoolse voorzieningen sterker worden Onze referentie
geharmoniseerd. Een vereenvoudiging van het stelsel van voorschoolse 2013-0000166225
voorzieningen komt dan tot stand. Daarmee wordt de basis gelegd voor betere
onderlinge afstemming. Voor ouders is het belangrijk dat het eenvoudig is om hun
kind naar een voorschoolse voorziening te brengen en dat zij dit met een gerust
hart kunnen doen. Een goede kwaliteit van het voorschoolse aanbod draagt
hieraan bij. Voorschoolse voorzieningen van hoge kwaliteit kunnen zo stimulerend
werken voor de arbeidsparticipatie van ouders.
3. Kabinetsinzet
Op basis van de eerder benoemde knelpunten in het huidige stelsel van
voorschoolse voorzieningen en de toekomstvisie, zet het kabinet via drie wegen in
op een verbetering van het huidige stelsel en gaat daarover in gesprek met
gemeenten en branchepartijen:
1. versterking van de pedagogische kwaliteit;
2. één kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen;
3. één financieringsstructuur voor werkende ouders.
Door een versterking van de pedagogische kwaliteit worden kinderen in
voorschoolse voorzieningen meer gestimuleerd in hun ontwikkeling. Door de
introductie van één kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen en één
financieringsstructuur voor werkende ouders worden bestaande belemmeringen
voor samenwerking tussen voorzieningen zo veel mogelijk weggenomen.
In dit voorstel is het Rijk verantwoordelijk voor de kinderopvangtoeslag voor
opvang van kinderen van werkende oudersé in de kinderopvang of een
peuterspeelzaal. Het organiseren van een aanbod voor kinderen van
alleenverdieners of niet-werkende ouders? blijft een verantwoordelijkheid van de
gemeente. De VNG en andere belanghebbende partijen uit de sector hebben
aangegeven voor alle kinderen een aanbod te willen doen. Daarom zal het kabinet
met de VNG in overleg gaan over het gemeentelijk aanbod aan peuters van
alleenverdieners en niet-werkende ouders, Daarnaast ziet het kabinet een
belangrijke rol voor gemeenten om op lokaal niveau de samenwerking tussen
voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs tot stand te brengen.
Voor doelgroepkinderen (kinderen met een risico op een taalachterstand) blijven
de huidige vve-kwaliteitseisen van kracht. Gemeenten blijven verantwoordelijk
voor het realiseren van voldoende aanbod van vve van goede kwaliteit voor alle
doelgroepkinderen? en behouden hiervoor de benodigde middelen.
$ Voor het recht op kinderopvangtoeslag moet(en) de alleenstaande ouder of beide partners
arbeid verrichten, gebruik maken van een voorziening die is gericht op arbeidsinschakeling,
dan wel scholing, een opleiding of een cursus volgen.
7 Onder alleenverdieners en niet-werkende ouders wordt verstaan: huishoudens waarbij één
van de partners werkt (kostwinners) of waarbij beide partners niet werken.
8 Zie ook brief ‘Kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie’ (Kamerstukken 2012/2013,
31 293, nr. 181).
Pagina 4 van 8
296
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters
3.1. Versterking van de pedagogische kwaliteit
Het kabinet streeft naar een kwaliteitsverhoging voor de reguliere kinderopvang
en het reguliere peuterspeelzaalwerk. De ambitie van het kabinet richt zich op
onderstaande elementen. Het kabinet zal in gesprek gaan met de Datum
Brancheorganisatie Kinderopvang, MOgroep en PO-Raad over de vertaling van de 1 december 2013
inzet in concrete kwaliteitseisen. Daarbij wordt ook gekeken naar goede Onze referentie
voorbeelden in de huidige voorschoolse voorzieningen. 2013-0000166225
« Peuters doelgericht stimuteren in hun ontwikkeling
In de voorschoolse voorzieningen moet meer nadruk worden gelegd op het
stimuleren van de ontwikkeling van kinderen. Van pedagogisch medewerkers
wordt verwacht dat zij kinderen op een goede manier betrekken, interacties
met en tussen kinderen stimuleren en kinderen op diverse manieren
ondersteunen en uitdagen. Dit vergt specifieke vaardigheden en kennis van
pedagogisch medewerkers. Daarom zijn scholing en een goede ondersteuning
op de werkvloer van groot belang. Het kabinet wil met branchepartijen
afspraken maken over structurele scholing van pedagogisch medewerkers om
kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling. Onderdeel van deze scholing moet
een goede beheersing van de Nederlandse taal zijn. Een taalrijke omgeving is
namelijk een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van jonge
kinderen. Daarnaast wil het kabinet dat er een betere mix van mbo- en hbo-
functies komt op de werkvloer. Hbo-geschoolde krachten kunnen (op de
groep) een coachende rol vervullen bij het gericht werken aan de ontwikkeling
van kinderen.
« Een betere aansluiting tussen voorschoolse voorzieningen en het
basisonderwijs
Binnen voorschoolse voorzieningen moet zoveel mogelijk worden toegewerkt
naar het startniveau van het basisonderwijs (bijvoorbeeld aan de hand van
ontwikkeldoelen). De ontwikkeling van peuters kan met een kindvolgsysteem
worden gevolgd. Kind-volgsystemen zijn een praktisch hulpmiddel voor het
observeren en registreren van de ontwikkeling van kinderen op sociaal-
emotioneel, motorisch en cognitief gebied. Goed kijken naar en observeren
van de ontwikkeling van kinderen staat centraal. Het hanteren van deze
systematiek draagt bij aan een goede overgang van kinderen tussen
voorschoolse voorzieningen en basisscholen en de totstandkoming van een
doorlopende ontwikkel- en leerlijn.
3.2. Eén kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen
Om toe te werken naar de hiervoor geschetste ambitie om de pedagogische
kwaliteit te versterken, is het allereerst van belang om de huidige kwaliteitseisen
aan kinderopvang en peuterspeelzalen gelijk te schakelen. De belangrijkste
verschillen tussen beide voorzieningen zitten in de regels ten aanzien van:
e de beroepskracht-kindratio;
* de inzet van vrijwilligers;
« het vierogen principe;
e de buitenruimte.
Het kabinet wil samen met de branchepartijen tot één landelijk kwaliteitskader
voor alle voorschoolse voorzieningen komen, waarin bovenstaande verschillen
worden geharmoniseerd. In dit kwaliteitskader worden vervolgens ook de
afspraken ten aanzien van de versterking van de pedagogische kwaliteit
vastgelegd. Belangrijk aandachtspunt daarbij is het verminderen van regeldruk.
Dit mede gelet op de motie Van Tellegen c.s. over een maatwerkaanpak regeldruk
Pagina 5 van 8
297
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters
voor de sector kinderopvang.” Voor vve blijft het bestaande kwaliteitskader van
kracht.
3.3. Eén financieringsstructuur voor werkende ouders Datum
Voor werkende ouders wordt de financiering van voorschoolse voorzieningen 1 december 2013
gestroomlijnd. Zij krijgen recht op kinderopvangtoeslag voor opvang in de Onze referentie
voorschoolse voorziening van hun keuze: kinderdagverblijf en/of peuterspeelzaal. 2013-0000166225
Dat gebeurt op het moment dat de kwaliteitseisen aan peuterspeelzalen en
kinderopvang zijn gelijkgeschakeld. Het gelijktrekken van de financiering
stimuleert een eerlijker speelveld tussen kinderopvang en peuterspeelzalen en
vergroot de keuzevrijheid van ouders. Werkende ouders kunnen terecht bij beide
voorzieningen, zonder dat er een onderscheid bestaat in kwaliteitseisen en
financieringsstructuur. Hiermee verdwijnen de prikkels voor ouders om uit
kostenoverwegingen voor een peuterspeelzaal te kiezen en voor gemeenten om
een bezuiniging te realiseren door een peuterspeelzaal om te vormen tot een
kinderdagverblijf. De kinderopvangtoeslag blijft in dit voorstel voorbehouden aan
werkende ouders voor de combinatie van arbeid en zorg. Zij kunnen terecht bij
één loket. Dit is een vereenvoudiging ten opzichte van het huidige stelsel.
3.4. Relatie met bestaande gemeentelijke initiatieven
In verschillende gemeenten zijn er initiatieven om te komen tot een betere
afstemming tussen verschillende voorschoolse voorzieningen en het
basisonderwijs. In de ene gemeente is ervoor gekozen om alle peuterspeelzalen
om te vormen tot kinderopvanginstellingen. In andere gemeenten is er juist voor
gekozen om peuterspeelzalen in nauwe samenwerking met basisscholen in stand
te houden. Ook zijn er gemeenten die plannen hebben om op lokaal niveau een
basisvoorziening te creëren. Gemeenten hebben vaak veel tijd en geld
geïnvesteerd in deze initiatieven. Het kabinet wil dat deze initiatieven ook in de
toekomst de ruimte krijgen, maar benadrukt dat het hier gaat om lokale
initiatieven die ook door de betreffende gemeenten zullen moeten worden
gefinancierd. Dit betekent dat het kabinet geen blauwdruk voorschrijft in het
harmonisatieproces van voorschoolse voorzieningen en gemeenten de ruimte
biedt voor lokale maatwerkoplossingen.
4. Financiering
Uitgangspunt is dat de plannen voor het stroomlijnen van de financiering voor
voorschoolse voorzieningen worden gefinancierd uit bestaande middelen. Het Rijk
neemt in dit voorstel de financiering van het reguliere peuterspeelzaalwerk voor
kinderen van werkende ouders (circa 60% van de kinderen in peuterspeelzalen)
voor haar rekening. Daarom ligt het in de rede om hiervoor middelen over te
hevelen van gemeenten naar het Rijk. De voorstellen in deze brief leiden niet
alleen tot minder uitgaven (stroomlijnen van de financiering), maar mogelijk ook
tot extra kosten (versterken kwaliteit) voor gemeenten. Het kabinet is bereid de
overheveling van middelen daarom te beperken tot het stopzetten van de
decentralisatie-uitkering in het kader van de Wet Oke!®, Deze uitname uit het
gemeentefonds is dan kleiner dan de kosten die het Rijk van gemeenten
overneemt. Dat betekent dat gemeenten eigen middelen behouden om lokaal
maatwerk te leveren aanvullend op de kabinetsmaatregelen.
Over de definitieve vormgeving en bijbehorende financiering van de voorstellen
vindt overleg plaats met de VNG. Een deel van de financiering zal gevonden
worden in het verminderen van de regeldruk voor kinderopvangondernemers.
9 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2013-2014, 31322, nr. 221
0 Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie
Pagina 6 van 8
298
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters
Uiteraard zullen de budgettaire kaders zoals gesteld binnen het regeerakkoord
hierbij in acht genomen worden.
5. Tijdpad en vervolg Datum
Deze brief betreft een visie en bijbehorende inzet van het kabinet. Deze inzet 1 december 2013
moet nog verder worden uitgewerkt. Daarover gaat het kabinet verder in gesprek _ onze referentie
met de VNG, brancheorganisaties en andere betrokken partijen. Met de 2013-0000166225
brancheorganisaties en de belangenvereniging van ouders wordt in ieder geval
gesproken over alle kwaliteitsaspecten van het plan.
Met de VNG heeft op 20 november jl. een eerste bestuurlijk overleg
plaatsgevonden. De VNG is blij met de erkenning in het regeerakkoord van het
belang van het optimaliseren van de afstemming van onderwijs,
peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en voorschoolse educatie. De gemeenten zijn
het eens met de invoering van één kwaliteitskader en de verhoging van de
kwaliteit van alle voorschoolse voorzieningen, maar kunnen niet instemmen met
het onderbrengen van de financiering van peuterspeelzalen onder de Wet
kinderopvang. Over het vervolgproces is afgesproken dat we met elkaar in
overleg blijven om overeenstemming te bereiken. Het kabinet vindt het van
belang dat gemeenten ruimte blijven houden voor lokaal maatwerk. Bijvoorbeeld
op het gebied van de financiële toegankelijkheid van voorschoolse voorzieningen
en de aansluiting op het basisonderwijs.
De kabinetsinzet kan worden opgedeeld in twee fases. Eén kwaliteitskader voor
alle voorschoolse voorzieningen en één financieringsstructuur voor werkende
ouders (fase 1) vergen onder andere aanpassing van wetgeving en de uitvoering
van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast moeten gemeenten en voorschoolse
voorzieningen voldoende tijd hebben om zich voor te kunnen bereiden op de
wijzigingen. Het kabinet streeft daarom naar invoering per 1 januari 2016.
De versterking van de pedagogische kwaliteit (fase 2) zal meer tijd kosten en
vergt extra inspanning van de sector. Dat is een proces dat stapsgewijs
plaatsvindt. Samen met de betrokken partijen wordt dit zo snel mogelijk in gang
gezet.
Uw Kamer zal in het voorjaar van 2014 worden geïnformeerd over de uitkomst
van bovengenoemde gesprekken en de verdere uitwerking van de plannen.
De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van
en Werkgelegenheid, Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap,
L.F. Asscher Sander Dekker
Pagina 7 van 8
299
2013-12-12 Bijlage 2 Brief SZW - Een betere basis voor Peuters
Bijlage 1 Beschrijving huidig stelsel
Kinderopvang
Kinderopvang bestaat uit kinderdagopvang (0- tot 4-jarigen), buitenschoolse Datum
opvang (4- tot 12-jarigen) en gastouderopvang (0- tot 12-jarigen). Ouders die 1 december 2013
allebei werken of een traject naar werk volgen, hebben recht op Onze referentie
kinderopvangtoeslag. De kinderopvangtoeslag is inkomensafhankelijk en 2013-0000166225
afhankelijk van het aantal gewerkte uren van de minst werkende partner. De
hoogte van de toeslag is afhankelijk van het aantal kinderen dat gebruik maakt
van kinderopvang, de prijs van de kinderopvang en het aantal uren kinderopvang
per kind. Voor kinderopvanginstellingen en gastouders gelden landelijke
kwaliteitseisen. Op deze kwaliteitseisen wordt toezicht gehouden door de GGD en
zij worden gehandhaafd door de gemeente.
Peuterspeelzaalwerk
Peuterspeelzaalwerk is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Peuterspeelzalen
zijn, afhankelijk van de gemeentelijke invulling, toegankelijk voor peuters van
werkende en niet-werkende ouders. Over het algemeen kunnen peuters
gedurende twee dagdelen per week terecht in een peuterspeelzaal. Gemeenten
hebben de vrijheid om hiervoor zelf een ouderbijdrage te vragen. In sommige
gemeenten zijn peuterspeelzalen gratis. Andere gemeenten vragen een vaste
eigen bijdrage of een inkomensafhankelijke bijdrage voor een kind dat naar de
peuterspeelzaal gaat. Ook voor peuterspeelzalen gelden landelijke kwaliteitseisen,
waar GGD'en en gemeenten respectievelijk op toezien en handhaven. Deze
kwaliteitseisen komen voor een groot gedeelte overeen met de kwaliteitseisen die
gelden voor kinderdagverblijven.
Voorschoolse educatie (vve)!!
Voorschoolse educatie is bedoeld voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar met een risico
op een achterstand in de Nederlandse taal (doelgroepkinderen).
Gemeenten zijn verplicht zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorschoolse
educatie. Gemeenten kunnen hiertoe subsidie toekennen aan kinderopvangcentra
en/of peuterspeelzalen. Tevens maken gemeenten afspraken met partijen over de
doelgroepdefinitie, de toeleiding en de doorlopende leerlijn. Ten behoeve van deze
verplichting ontvangen gemeenten jaarlijks een specifieke uitkering voor
onderwijsachterstandenbeleid (voorschoolse educatie, zomerscholen en
schakelklassen) van € 261 miljoen. De G37 ontvangen daar bovenop € 95 miljoen
om de kwaliteit en het bereik van vve te versterken. Hierover zijn
bestuursafspraken gemaakt tussen Rijk en de G37, voor de periode 2012-2016.
Op de wettelijke basisvoorwaarden uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen houdt de GGD toezicht. Voor voorschoolse educatie gelden
aanvullende kwaliteitseisen. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de
kwaliteit van de voorschoolse educatie op basis van het vve-toezichtkader.
1 yve staat voor voor- en vroegschoolse educatie. In deze brief wordt de afkorting vve
gebruikt voor voorschoolse educatie.
Pagina 8 van 8
300
2013-12-12 Bijlage 3 Reactie VNG G4-32 en KopgroepWethouders voor Kindcentra
Vereniging van
Tweede Kamer der Staten-Generaal Nederlandse Gemeenten
Vaste commissies voor SZW en OCW
t.a.v. de griffier
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
doorkiesnummer uw kenmerk bijlage(n)
(070) 373 8077 / (06) 22031919
betreft ons kenmerk datum
Reactie kabinetsvisie 'Een BAOZW/U201301565 2 december 2013
betere basis voor peuters’
Geachte leden van de Vaste commissies voor SZW en OCW,
Het kabinet heeft zijn plannen gepresenteerd voor een betere afstemming van onderwijs,
kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie (vve), met als doel ‘een
betere basis voor peuters’. De gemeenten onderschrijven de noodzaak tot harmonisatie van de
voorzieningen voor peuters en kleuters, maar hebben bezwaren tegen het door het kabinet
gepresenteerde voorstel voor uitwerking. In deze brief schetsen wij de gewenste ontwikkeling van
peuterspeelzaalwerk en kinderopvang zoals door ons overeengekomen met de PO-raad,
Brancheorganisatie Kinderopvang en MO-groep. Vervolgens zetten wij onze bezwaren tegen de
plannen uiteen. Wij eindigen met een voorstel voor het vervolg.
Onze bezwaren hebben wij in een bestuurlijk overleg op 20 november jl. met minister Asscher en
staatssecretaris Dekker kenbaar gemaakt. Wij zijn daarin niet nader tot elkaar gekomen en hebben
met beide bewindslieden afgesproken dat wij eind februari 2014 een alternatief voorstel voor de
kabinetsplannen presenteren.
Ook in de Vaste commissie voor SZW is gesproken over de harmonisatie van kinderopvang en
peuterspeelzaalwerk. Verschillende partijen, waaronder de hierboven genoemde, hebben hun visie
kenbaar gemaakt tijdens de door uw commissie georganiseerde hoorzitting op 3 juni jl.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl 01
301
2013-12-12 Bijlage 3 Reactie VNG G4-32 en KopgroepWethouders voor Kindcentra
De gewenste ontwikkeling van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang
Zowel VNG als G4/G32 hebben het kabinet het afgelopen jaar geadviseerd over de gewenste
uitwerking van het kabinetsvoornemen om de onderlinge afstemming van onderwijs,
peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en voor- en vroegschoolse educatie (vve) te optimaliseren
(brieven van de VNG van 25 april en 20 juni 2013 en brieven van de G4/G32 van 14 maart en 19 april
2013; zie bijlage 1 tot en met 4). Op 16 september hebben PO-raad, Brancheorganisatie
kinderopvang, MOgroep en VNG negen uitgangspunten voor een geharmoniseerd stelsel
gepresenteerd. U vindt deze uitgangspunten in bijlage 5.
Kern is dat er sprake is van een ontwikkelrecht voor peuters, waarin gemeente, kinderopvang,
peuterspeelzaalwerk en onderwijs een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben en waarbij ruimte is
voor lokaal maatwerk. De uitgangspunten kunnen wellicht niet alle negen op korte termijn gerealiseerd
worden, maar worden wel door alle betrokken partijen gedragen. De kabinetsplannen zouden een
eerste stap in de richting van deze uitgangspunten moeten zijn.
Bezwaren tegen het kabinetsvoorstel
De uitwerking die het kabinet nu in haar brief van 2 december 2013 geeft is wat ons betreft geen stap
vooruit. Het kabinet stelt voor om de kinderopvangtoeslagregeling open te stellen voor werkende
ouders van kinderen die gebruikmaken van een peuterspeelzaal, mits beide ouders werken. De
kwaliteitseisen voor regulier peuterspeelzaalwerk en kinderopvang worden gelijkgeschakeld. De
gemeente blijft verantwoordelijk voor het realiseren van voldoende aanbod van vve en de huidige
kwaliteitseisen voor het aanbod blijven van kracht. In het voorstel verdwijnt het wettelijk onderscheid
tussen kinderopvang en peuterspeelzalen. De gemeente is in het voorstel verantwoordelijk voor
financiering van peuters van ouders die niet beiden werken.
We zijn voorstander van harmonisatie van het stelsel, zowel wat betreft financiering als wat betreft
kwaliteit en toezicht. De plannen van het kabinet stuiten bij ons echter op de volgende bezwaren:
1. Het voorstel leidt niet tot harmonisatie
Er blijven verschillende verschillende financieringsstromen bestaan. Waar tweeverdieners en
ouders die niet beiden werken nu nog bij de gemeente terechtkunnen, gaan alle
tweeverdieners straks voor financiering naar het Rijk en alle overige ouders naar de
gemeente. Ook het toezicht op kinderopvang en vve blijft gesplitst en vindt plaats deels door
de regionale GGD's en deels door de Inspectie van het Onderwijs.
2. Toenemende segregatie
In de praktijk zullen de verschillende financieringsstromen evenals in het huidige stelsel leiden
tot segregatie, vooral in de grote steden. Kinderen van tweeverdieners en kinderen van
ouders die niet beiden werken komen in de grote steden in verschillende voorzieningen
terecht. Dat heeft in veel gevallen als effect dat doelgroepkinderen gescheiden van niet-
doelgroepkinderen in een voorziening komen. Dat is niet goed voor de verwerving van de
Nederlandse taal.
3. De kosten voor ouders nemen toe
De kosten voor de kinderopvang stijgen omdat de kwaliteitseisen van de reguliere
peuterspeelzaal nu gelijk worden met die van de kinderopvang. Dat leidt met name tot een
aanzienlijke kostenstijging voor inzet van personeel. Daarnaast nemen in veel gemeenten de
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl 02
302
2013-12-12 Bijlage 3 Reactie VNG G4-32 en KopgroepWethouders voor Kindcentra
kosten van kinderopvang toe voor tweeverdieners die hun kind nu naar de peuterspeelzaal
brengen. (De ouderbijdrage voor de peuterspeelzaal wordt bewust laag gehouden om de
toegankelijkheid van de voorziening te vergroten). Kinderopvangorganisaties geven nu al aan
de gevraagde kwaliteit niet te kunnen leveren voor het maximum bedrag dat
kinderopvangorganisaties nu mogen vragen.
4. Het bereik van jonge kinderen daalt en daarmee stijgt het aantal kinderen dat met een
achterstand aan de basisschool begint
In de afgelopen jaren hebben we gezien dat de toenemende kosten voor kinderopvang
hebben geleid tot daling van het bereik van het aantal peuters in de kinderopvang. Daar komt
bij dat het toeslagensysteem voor veel ouders (te) ingewikkeld en bureaucratisch is, waardoor
zij daarvan geen gebruik willen maken. De door het kabinet voorgestelde maatregelen leiden
dan ook tot vraaguitval in de peuterspeelzalen. Het bereik van de doelgroep- en niet-
doelgroeppeuters daalt en daarmee stijgt het aantal kinderen dat met een achterstand in
groep 1 van de basisschool begint.
5. Aansluiting op het onderwijs wordt niet gerealiseerd
Het aanbod in de kinderopvang zou in nauwe samenwerking met het basisonderwijs tot stand
moeten komen, zodat sprake is van een doorlopende ontwikkelingslijn. Er is en wordt in veel
steden kennis en ervaring opgedaan met betrekking tot de samenwerking met het
basisonderwijs in relatie tot onderwijsresultaten van kinderen. De doorgaande
ontwikkelingslijn wordt met het kabinetsvoorstel niet gerealiseerd.
6. Het stelsel blijft sterk conjunctuurgevoelig
De kinderopvangtoeslagregeling is sterk conjunctuurgevoelig en zorgt voor instabiliteit in de
voorschoolse voorzieningen. Het aantal ouders dat recht heeft op kinderopvangtoeslag wisselt
als gevolg van schommelingen in de economie. Voor ouders met een flexcontract is sprake
van een onzekere financiële situatie, want de kinderopvangtoeslag wordt afgestemd op het
aantal arbeidsuren van de ouder. Daarnaast is de ook de kinderopvangtoeslagregeling
bijzonder conjunctuurgevoelig. Andersom ondersteunt het kabinetsvoorstel niet de flexibiliteit
die op de huidige arbeidsmarkt wordt gevraagd.
7. De voorzieningeninfrastructuur kalft af
Door de toenemende vraaguitval in de kinderopvangmarkt neemt het aantal voorzieningen
voor kinderopvang verder af. Voor gemeenten levert dit problemen op bij vooral de uitvoering
van de wettelijke taak om voor voldoende vve-aanbod te zorgen. De gemeente mist in het
voorstel de sturing om voldoende aanbod te kunnen blijven bieden.
8. Het voorstel brengt financiële risico’s met zich mee voor gemeenten
Het Rijk neemt aan dat de kosten voor gemeenten zullen dalen. Deze aanname klopt niet en
is op verouderde gegevens gebaseerd. Een groot deel van de ouders heeft geen recht op
kinderopvangtoeslag en wordt dus niet bekostigd door het Rijk. De gemeente heeft de
wettelijk taak zorg te dragen voor voldoende aanbod van vve-voorzieningen van hoge
kwaliteit. De meerderheid van deze kinderen komen voor rekening van de gemeente. De niet-
doelgroepkinderen die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag zijn het kind van de
rekening. De gemeente kan alleen voor deze kinderen een aanbod doen indien zij daar
middelen voor vrij kan maken. Het intrekken van de gemeentelijke decentralisatieuitkering
voor kwaliteit van peuterspeelzalen van € 35 miljoen leidt ertoe dat gemeenten deze middelen
niet of nauwelijks vrij kunnen maken.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl 03
303
2013-12-12 Bijlage 3 Reactie VNG G4-32 en KopgroepWethouders voor Kindcentra
Het vervolg
Al met al leidt het voorstel van het kabinet niet tot ‘een betere basis voor peuters’, eerder tot het
omgekeerde. Daar kunnen wij als gemeenten niet achter staan.
Wij hebben met minister Asscher en staatssecretaris Dekker afgesproken alternatieven voor de
kabinetsplannen te ontwikkelen, waarbij we streven naar een naar een zo groot mogelijk bereik van
alle peuters in kwalitatief hoogwaardige voorschoolse voorzieningen, met als stip op de horizon een
ontwikkelrecht voor alle peuters van 2,5 tot 4 jaar voor twee, respectievelijk vier dagdelen per week
(voor niet-doelgroep- respectievelijk doelgroeppeuters).
In onze eerdere brieven hebben wij dit streven onderbouwd. Het ontwikkelrecht kan volgens de VNG
en brancheorganisaties het best geborgd worden door de publieke verantwoordelijkheid bij de
gemeente neer te leggen. In ons alternatieve scenario gaan we van deze publiek borging uit.
Hoogachtend,
Vereniging van Nederlandse Gemeenten Namens de wethouders onderwijs van de G4
Jantine Kriens, Hugo de Jonge,
Voorzitter directieraad VNG wethouder Rotterdam
Namens de Kopgroep Wethouders voor Namens de wethouders onderwijs van de G32
Kindcentra Corrie Noom,
René Peeters, Wethouder Zaanstad,
Wethouder Almere Voorzitter sociale pijler G32
EE DER
BHES Of
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl 04
304
Bijlage 1 2013-12-12 Brief Hilhorst aan Commissie JIF (2)
|
Bezoekadres % Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN AMSTERDAM xX
Postbus 202
1000 AE AMSTERDAM x
Telefoon
Fax
Teksttelefoon 020 620 9279 Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE AMSTERDAM |
www.amsterdam.nl |
Leden van de Commissie JIF
Datum 12 december 2013 |
Ons kenmerk 13/11746
Behandeld door Marieke Kleiboer, Programmamanager Klaar voor de Start
Bijlagen 1. Brief SWZ
2. Reactie VNG
3. Pilots Peuterscholen Amsterdam |
Geachte leden van de Commissie JIF,
Graag informeer ik u over het kabinetsvoorstel voor de harmonisatie kinderopvang en
peuterspeelzalen en de voortgang van de pilot Amsterdamse peuterschool.
Kabinetsvisie: een betere basis voor peuters
Op 1 december hebben minister Asscher en staatsecretaris Dekker de lang verwachte |
brief aan de Kamer gezonden over de plannen van het kabinet met betrekking tot de |
harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen (bijlage 1). Het kabinet erkent dat
ontwikkelingsstimulering ook voor kinderen zonder risico op een achterstand kan
bijdragen aan een goede start in het basisonderwijs, er sprake is van verschillende
kwaliteitseisen voor kinderopvangverblijven en peuterspeelzalen en dat verschillende
financieringsstructuren voor voorschoolse voorzieningen bestaan die verstorend
kunnen werken. Het kabinet zet daarom in op:
1. Versterking van de pedagogische kwaliteit: peuters doelgericht stimuleren in
hun ontwikkeling en een betere aansluiting organiseren tussen voorschoolse
voorzieningen en het basisonderwijs;
2. Een kwaliteitskader voor kinderopvang en peuterspeelzalen (voor vve blijft het
bestaande kwaliteitskader van kracht);
3. Een financieringsstructuur voor werkende ouders: tweeverdieners krijgen
recht op kinderopvangtoeslag voor opvang in zowel kinderdagverblijven als
peuterspeelzalen. Ter dekking van de kosten hiervan wordt de tijdelijke
decentralisatie-uitkering peuterspeelzaalwerk aan gemeenten in kader van de
Wet Oke niet gecontinueerd.
1 Voor Amsterdam wordt vanuit de decentralisatie-uitkering versterking kwaliteit peuterspeelzaalwerk in de
periode 2010-2015 jaarlijks 1,1 miljoen euro toegevoegd aan het Gemeentefonds.
Het Stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein
305
Bijlage 1 2013-12-12 Brief Hilhorst aan Commissie JIF (2)
|
12 december 2013 Gemeente Amsterdam
Ons kenmerk 13/11746
Pagina 2 van 4 |
Het kabinet ziet een belangrijke rol voor gemeenten om op lokaal niveau de
samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs tot stand te
brengen. Zij geeft ruimte aan lokale initiatieven om een basisvoorziening te realiseren
voor alle peuters tussen 2,5 — 4 jaar mits gefinancierd door gemeenten. Het rijk streeft
ernaar om de punten 2. en 3. van de plannen in te voeren per 1 januari 2016. Het
eerste punt, de versterking van de pedagogische kwaliteit ziet het rijk als een proces
dat meer tijd zal kosten.
Op 2 december 2013 is namens de VNG, wethouders van de G4/32 en de Kopgroep
Wethouders voor Kindcentra een reactie op deze brief naar de Kamer gezonden
(bijlage 2). De ondertekenaars betreuren het dat kinderopvang vooral een
arbeidsparticipatie-instrument blijft en er geen ontwikkelrecht komt voor alle peuters |
‚ tussen de 2,5 en 4 jaar. Amsterdam heeft vooral het bezwaar naar voren gebracht van |
de toegankelijkheid van de voorzieningen en de negatieve effecten hiervan op het |
_ bereik van kinderen. Het stelsel van kinderopvangtoeslag heeft in de praktijk laten |
zien zeer conjunctuurgevoelig te zijn (afgelopen 2 jaar is elk jaar sprake geweest van |
een daling van gebruik van 10%) wat betekent dat de gemeente steeds moet blijven |
inspringen indien de kosten voor ouders niet langer zijn op te brengen. Ik zie het als |
een gemiste kans dat financieringsstromen gescheiden blijven en niet gestapeld
kunnen worden om alle peuters goed te kunnen bereiken. |
Wat betekent dit voor de verdere ontwikkeling van de peuterschool? De plannen van
het kabinet bieden voldoende ruimte om gestaag verder te gaan met de ontwikkeling |
van het beleid voor de peuterschool. Bundeling van financieringsstromen |
vergemakkelijkt het ontstaan van peuterscholen, maar is daar niet van afhankelijk. Het |
kabinet heeft in de brief aangegeven dat voor de verdere uitwerking en de financiering
van de voorgestelde plannen nader overleg nodig is met betrokken branchepartijen en
gemeenten. Amsterdam zal hier actief aan bijdragen. |
Voortgang pilot Amsterdamse peuterschool
Op 10 september jl. heeft het College van B&W ingestemd met de startnotitie en het
subsidiekader voor de start van een aantal pilots met de Amsterdamse peuterschool
per 1 januari 2014. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie 636 ingediend
door mw. Ulichki (GroenLinks), dhr. Toonk (VVD) en mw. Moorman (PvdA) te
onderzoeken wat de mogelijkheidheden zijn om VVE, peuterspeelzalen en
kinderdagverblijven te integreren en te bezien wat hiervan de inhoudelijke en
financiële consequenties in de praktijk zijn. Zoals toegezegd in de raadsvergadering
op 6 november jl. zal ik gezamenlijk blijven optrekken met vertegenwoordigers vanuit
onderwijs, welzijn en kinderopvang om de ontwikkeling van de peuterschool verder
vorm te geven. Ook ouders zullen actief bij de pilots worden betrokken.
Aanbieders van erkende Amsterdamse voorscholen konden uiterlijk 1 november jl.
een subsidieaanvraag indienen bij DMO. Vanuit het veld bleek veel belangstelling
voor de pilot. Er zijn achttien aanvragen ontvangen waarvan er twaalf zijn
geselecteerd op basis van de weigeringgronden en het afwegingskader uit de
subsidieregeling. De weigeringgronden zijn:
306
Bijlage 1 2013-12-12 Brief Hilhorst aan Commissie JIF (2)
|
12 december 2013 Gemeente Amsterdam
Ons kenmerk 13/11/46
Pagina 3 van 4
- De peuterspeelzaal en/of het kindcentrum voldoet niet aan de big five,” de
wettelijke vve-eisen of het Amsterdams beleidskader vve;
-__De onderwijsinspectie heeft bij het meest recente bezoek aan de basisschool
het arrangement zwak of zeer zwak toegekend. |
Het afwegingskader houdt rekening met:
-__de diversiteit van aanbieders (welzijn/kinderopvang) en schoolbesturen;
-__de geografische spreiding over de stad;
- de wijze waarop ouders worden betrokken bij de pilot;
-__de concrete resultaten die met de uitvoering van de pilot worden beoogd;
Bij het openstellen van de subsidieregeling was de verwachting dat tien pilots het
maximaal haalbare was. Ik ben zeer verheugd over het aantal en de diversiteit aan
partijen (zowel welzijn als kinderopvang, scholen met diverse onderwijsconcepten) die
graag mee willen doen aan de pilot. De grote belangstelling uit het veld geeft aan dat
de peuterschool al kan rekenen een redelijk draagvlak in de stad.
Ik heb daarom twaalf in plaats tien pilots geselecteerd. Bij de twaalf pilots zijn negen
voorschoolaanbieders en dertien schoolbesturen betrokken. In bijlage 3 vindt u een
overzicht van de geselecteerde pilots. Deze twaalf bieden mijns inziens allemaal een
interessant concept en meerwaarde voor de ontwikkeling van de peuterschool. De
keuze voor deze twaalf pilots maakt bovendien dat de ouders voldoende keuzevrijheid
houden om hun kind naar de peuterschool van hun voorkeur te laten gaan. De
€100.000,- (€ 50.000,- per pilot) extra past binnen het bestaande financiële kader van
het onderwijsachterstandenbeleid (begroting 2013).
Het overzicht laat zien dat een aantal aanbieders binnen één pilot een
samenwerkingsverband zoeken tussen meerdere basisscholen en/of meerdere
voorschoolaanbieders. Tijdens de bespreking van de startnotitie in de Raad van 6
november j.l. heeft dhr. Paternotte (D'66) de vraag gesteld of een school met
meerdere partijen mag samenwerken. Het antwoord luidde toen dat we er in principe
van uitgingen dat één school met één partner de peuterschool zouden vormen, maar
dat daarbij ook de behoefte van het veld afgewacht zou worden. Uit de
subsidieaanvragen bleek die behoefte te bestaan. Wij hebben er daarom voor
gekozen de lijn van D'66 te volgen en hierin niet restrictief te zijn. Bij de selectie is
vooral gelet of er voor ouders één aanspreekpunt is.
2 De ‘big five! zijn de vijf belangrijkste kwaliteitscriteria uit het GGD inspectierapport waar een kindcentrum
of peuterspeelzaal aan moet voldoen. Dit zijn: voldoende gekwalificeerd personeel, goed pedagogisch
klimaat, veilige situatie, gezonde omgeving en goede accommodatie.
|
307
Bijlage 1 2013-12-12 Brief Hilhorst aan Commissie JIF (2)
12 december 2013 Gemeente Amsterdam
Ons kenmerk 13/11746
Pagina 4 van 4 |
Vervolgstappen
Ik had u toegezegd in december een beleidsnotitie over de peuterschool toe te
zenden, De brief van het kabinet heeft echter een half jaar vertraging opgelopen. De
kabinetsplannen moeten vervolgens nog verder moeten worden uitgewerkt. Hierover
zal hopelijk aan het einde van het voorjaar 2014 meer helderheid worden verschaft.
Daarna kan ik ook de kosten en dekkingsmogelijkheden voor de verdere ontwikkeling
van de peuterschool berekenen en aan u presenteren. In augustus zal een tussen-
evaluatie plaatsvinden van de pilots. Deze zal ik samen met een financieel kader voor
de toekomst met u bespreken, zodat de Raad sturing kan geven aan de ontwikkeling
van de peuterschool in Amsterdam. Hierna zal het beleidsdocument worden
opgesteld. \ 4
Hoogachtend, _
bd df |
Db |
Pieter Hilhorst,
Wethouder Jeugd, Onderwijs en Financiën.
308
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2014-000762 x Gemeente Amsterdam J l F
Directie directie sb Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Dienst dienst maatsch X , , , , ,
ontwikkeling % Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 5 februari 2014
Portefeuille 17
Agendapunt TKN 6
Datum besluit B&W n.v.t.
Onderwerp
harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen en de voortgang van de pilot
Amsterdamse peuterschool
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
Kennis te nemen van de brief van de wethouder Onderwijs, met bijlagen, d.d. 12
december 2013
Wettelijke grondslag
Gemeentewet artikel 169, actief informatie plicht college naar gemeenteraad.
Bestuurlijke achtergrond
Op 1 december hebben minister Asscher en staatssecretaris Dekker de lang
verwachte brief aan de Tweede Kamer gezonden over de plannen van het kabinet
met betrekking tot de harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen. Kern van de
brief:
1. Versterking van de pedagogische kwaliteit: peuters doelgericht stimuleren in
hun ontwikkeling en een betere aansluiting organiseren tussen voorschoolse
voorzieningen en het basisonderwijs;
2. Eén kwaliteitskader voor kinderopvang en peuterspeelzalen (voor vve blijft het
bestaande kwaliteitskader van kracht);
3. Eén financieringsstructuur voor werkende ouders: tweeverdieners krijgen
recht op kinderopvangtoeslag voor opvang in zowel kinderdagverblijven als
peuterspeelzalen. Ter dekking van de kosten hiervan wordt de tijdelijke
decentralisatie-uitkering peuterspeelzaalwerk aan gemeenten in kader van de
Wet Oke niet gecontinueerd.
Op 2 december hebben VNG, wethouders van de G4/32 en de Kopgroep Wethouders
voor Kindcentra een reactie op deze brief naar de Kamer gezonden. Kern van de
kritiek op de visie van het kabinet:
1. Kinderopvang blijft een arbeidsparticipatie instrument en geen instrument om
de ontwikkeling te bevorderen van alle peuters
2. Toegankelijkheid voorzieningen blijft issue — negatief effect op bereik
3. Stelsel blijft conjunctuurgevoelig. Financiering kinderopvang en VVE blijft
gescheiden.
Peuterschoolontwikkeling
De plannen van het kabinet bieden de gemeente voldoende ruimte om in Amsterdam
te experimenteren met pilots peuterscholen. Zoals in de brief werd vermeld heeft de
wethouder Onderwijs 12 pilots geselecteerd om er zeker van te zijn dat er 10 goede
projectvoorstellen over zouden blijven; dat is gelukt.
Akros/Combiwel hebben de ambitie om de peuterschool breed uit te rollen op alle
locaties. Dit past in deze fase minder goed in de plannen van de gemeente om eerst
op beperkte schaal in pilotvorm ervaring op te doen met de peuterschool. In goed
1
309
Voordracht - Commissie Flap
Portefeuille 17 Gemeente Amsterdam J I F
Agendapunt TKN 6 Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Ter bespreking en ter kennisneming voor de commissievergadering van 5 februari
2014
overleg met de gemeente heeft Akros/Combiwel daarom besloten niet met de pilot
mee te doen, maar in eigen beheer de ontwikkeling van de peuterschool verder vorm
te geven in de stadsdelen Noord, Zuid en West. De kinderopvangorganisatie
Tinteltuin was in één van de pilots van Akros/Combiwel de samenwerkingspartner.
Afgesproken is dat Tinteltuin hun onderdeel van deze pilot in Noord zal voortzetten.
In noord deed de Tinteltuin mee in de pilot en deze kinderopvangorganisatie zal
blijven deelnemen in de pilot peuterschool.
De bijgevoegde brief van de wethouder is, inclusief bijlagen, op 16 december 2013
per dagmail naar de raadsleden gestuurd.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Stukken
Meegestuurd Bijlage 1 : Brief dd 12 december 2013 inzake informatie over het kabinetsvoorstel
voor de harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen en de voortgang van de pilot
Bijlage 2: Brief SZW — Een betere basis voor peuters
Bijlage 3: Reactie VNG, G4/32 en Kopgroep Wethouders voor Kindcentra
Bijlage 4: Overzicht pilots Amsterdamse peuterscholen
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling
Marieke Kleiboer, Programma manager Klaar voor de start, 06-2098 3901
2
310
bijlage 4 Lijst 10 geselecteerde pilots peuterschool
Bijlage 4: Overzicht 10 geselecteerde pilots
Voorschool School Voorschool/kdv Schoolbestuur
aanbieder (stadsdeel)
(aanvrager van
de subsidie)
1 | Tinteltuin IKC NoordRijk IKC NoordRijk SOON
Dorus Rijkersschool De Banne, Dorus
IJpleinschool Rijkers, IJkleintje,
Buikslotermeerschool | Nieuwendam.
(Noord)
2 | Impuls Multatuli Multatuli AWBR
(West) Groeiparadijs
3 | Impuls BS Nieuw Sloten: Groeipark
- De Zevensprong Groeiland St. BSVOAGA
- De Mijlpaal Groeiplaneet ASKO
- Vlaamse reus Haasje Over St. OBWT
(Nieuw-West)
4 | Impuls 't Koggeschip De Groeijungle St. KBA
(Nieuw-West) ‘t Koggeschip
5 | Swazoom De Ster De Sterretjes Sirius
(Zuidoost)
Swazoom DE Brede School: De Egeltjes
De Blokkenhut - Bijlmerhorst De Blokkenhut Sirius
- De Polsstok St. Bijzonderwijs
- As-Soeffah St. IQRA
(Zuidoost)
7 _{ Dynamo Sint Catharina Kaftrijntje/Skippy ASKO
(Zuid)
Dynamo De Dapper De Dapper StAIJ
(Oost)
Partou IKC Zeeburgereiland | IKC Zeeburgereiland | StAIJ
(Oost)
10 | Estro De Brink Mondriaan Sirius
(Zuidoost)
311
wordversie Bijlage 1 Brief Hilhorst aan Commissie JIF
Bezoekadres Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN AMSTERDAM
Postbus 202
1000 AE AMSTERDAM
Telefoon
Fax
Teksttelefoon 020 620 9279 Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE AMSTERDAM
www.amsterdam.nl
Leden van de Commissie JIF
Datum 12 december 2012
Ons kenmerk 13/11746
Behandeld door Marieke Kleiboer, Programmamanager Klaar voor de Start
Bijlagen 1. Brief SWZ
2. Reactie VNG
3. Pilots Peuterscholen Amsterdam
Geachte leden van de Commissie JIF,
Graag informeer ik u over het kabinetsvoorstel voor de harmonisatie kinderopvang en
peuterspeelzalen en de voortgang van de pilot Amsterdamse peuterschool.
Kabinetsvisie: een betere basis voor peuters
Op 1 december hebben minister Asscher en staatsecretaris Dekker de lang verwachte
brief aan de Kamer gezonden over de plannen van het kabinet met betrekking tot de
harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen (bijlage 1). Het kabinet erkent dat
ontwikkelingsstimulering ook voor kinderen zonder risico op een achterstand kan
bijdragen aan een goede start in het basisonderwijs, er sprake is van verschillende
kwaliteitseisen voor kinderopvangverblijven en peuterspeelzalen en dat verschillende
financieringsstructuren voor voorschoolse voorzieningen bestaan die verstorend
kunnen werken. Het kabinet zet daarom in op:
1. Versterking van de pedagogische kwaliteit: peuters doelgericht stimuleren in
hun ontwikkeling en een betere aansluiting organiseren tussen voorschoolse
voorzieningen en het basisonderwijs;
2. Een kwaliteitskader voor kinderopvang en peuterspeelzalen (voor vve blijft het
bestaande kwaliteitskader van kracht);
3. Een financieringsstructuur voor werkende ouders: tweeverdieners krijgen
recht op kinderopvangtoeslag voor opvang in zowel kinderdagverblijven als
peuterspeelzalen. Ter dekking van de kosten hiervan wordt de tijdelijke
decentralisatie-uitkering peuterspeelzaalwerk aan gemeenten in kader van de
Wet Oke niet gecontinueerd.
tyoor Amsterdam wordt vanuit de decentralisatie-uitkering versterking kwaliteit peuterspeelzaalwerk in de
periode 2010-2015 jaarlijks 1,1 miljoen euro toegevoegd aan het Gemeentefonds.
312
wordversie Bijlage 1 Brief Hilhorst aan Commissie JIF
12 december 2012 Gemeente Amsterdam
Ons kenmerk 13/11746
Pagina 2 van 4
Het kabinet ziet een belangrijke rol voor gemeenten om op lokaal niveau de
samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs tot stand te
brengen. Zij geeft ruimte aan lokale initiatieven om een basisvoorziening te realiseren
voor alle peuters tussen 2,5 — 4 jaar mits gefinancierd door gemeenten. Het rijk streeft
ernaar om de punten 2. en 3. van de plannen in te voeren per 1 januari 2016. Het
eerste punt, de versterking van de pedagogische kwaliteit ziet het rijk als een proces
dat meer tijd zal kosten.
Op 2 december 2013 is namens de VNG, wethouders van de G4/32 en de Kopgroep
Wethouders voor Kindcentra een reactie op deze brief naar de Kamer gezonden
(bijlage 2). De ondertekenaars betreuren het dat kinderopvang vooral een
arbeidsparticipatie-instrument blijft en er geen ontwikkelrecht komt voor alle peuters
tussen de 2,5 en 4 jaar. Amsterdam heeft vooral het bezwaar naar voren gebracht van
de toegankelijkheid van de voorzieningen en de negatieve effecten hiervan op het
bereik van kinderen. Het stelsel van kinderopvangtoeslag heeft in de praktijk laten
zien zeer conjunctuurgevoelig te zijn (afgelopen 2 jaar is elk jaar sprake geweest van
een daling van gebruik van 10%) wat betekent dat de gemeente steeds moet blijven
inspringen indien de kosten voor ouders niet langer zijn op te brengen. Ik zie het als
een gemiste kans dat financieringsstromen gescheiden blijven en niet gestapeld
kunnen worden om alle peuters goed te kunnen bereiken.
Wat betekent dit voor de verdere ontwikkeling van de peuterschool? De plannen van
het kabinet bieden voldoende ruimte om gestaag verder te gaan met de ontwikkeling
van het beleid voor de peuterschool. Bundeling van financieringsstromen
vergemakkelijkt het ontstaan van peuterscholen, maar is daar niet van afhankelijk. Het
kabinet heeft in de brief aangegeven dat voor de verdere uitwerking en de financiering
van de voorgestelde plannen nader overleg nodig is met betrokken branchepartijen en
gemeenten. Amsterdam zal hier actief aan bijdragen.
Voortgang pilot Amsterdamse peuterschool
Op 10 september jl. heeft het College van B&W ingestemd met de startnotitie en het
subsidiekader voor de start van een aantal pilots met de Amsterdamse peuterschool
per 1 januari 2014. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie 636 ingediend
door mw. Ulichki (GroenLinks), dhr. Toonk (VVD) en mw. Moorman (PvdA) te
onderzoeken wat de mogelijkheidheden zijn om VVE, peuterspeelzalen en
kinderdagverblijven te integreren en te bezien wat hiervan de inhoudelijke en
financiële consequenties in de praktijk zijn. Zoals toegezegd in de raadsvergadering
op 6 november jl. zal ik gezamenlijk blijven optrekken met vertegenwoordigers vanuit
onderwijs, welzijn en kinderopvang om de ontwikkeling van de peuterschool verder
vorm te geven. Ook ouders zullen actief bij de pilots worden betrokken.
Aanbieders van erkende Amsterdamse voorscholen konden uiterlijk 1 november jl.
een subsidieaanvraag indienen bij DMO. Vanuit het veld bleek veel belangstelling
voor de pilot. Er zijn achttien aanvragen ontvangen waarvan er twaalf zijn
geselecteerd op basis van de weigeringgronden en het afwegingskader uit de
subsidieregeling. De weigeringgronden zijn:
313
wordversie Bijlage 1 Brief Hilhorst aan Commissie JIF
12 december 2012 Gemeente Amsterdam
Ons kenmerk 13/11746
Pagina 3 van 4
- _ De peuterspeelzaal en/of het kindcentrum voldoet niet aan de big five,” de
wettelijke vve-eisen of het Amsterdams beleidskader vve;
- De onderwijsinspectie heeft bij het meest recente bezoek aan de basisschool
het arrangement zwak of zeer zwak toegekend.
Het afwegingskader houdt rekening met:
- de diversiteit van aanbieders (welzijn/kinderopvang) en schoolbesturen;
- de geografische spreiding over de stad;
- de wijze waarop ouders worden betrokken bij de pilot;
- de concrete resultaten die met de uitvoering van de pilot worden beoogd;
Bij het openstellen van de subsidieregeling was de verwachting dat tien pilots het
maximaal haalbare was. Ik ben zeer verheugd over het aantal en de diversiteit aan
partijen (zowel welzijn als kinderopvang, scholen met diverse onderwijsconcepten) die
graag mee willen doen aan de pilot. De grote belangstelling uit het veld geeft aan dat
de peuterschool al kan rekenen een redelijk draagvlak in de stad.
Ik heb daarom twaalf in plaats tien pilots geselecteerd. Bij de twaalf pilots zijn negen
voorschoolaanbieders en dertien schoolbesturen betrokken. In bijlage 3 vindt u een
overzicht van de geselecteerde pilots. Deze twaalf bieden mijns inziens allemaal een
interessant concept en meerwaarde voor de ontwikkeling van de peuterschool. De
keuze voor deze twaalf pilots maakt bovendien dat de ouders voldoende keuzevrijheid
houden om hun kind naar de peuterschool van hun voorkeur te laten gaan. De
€100.000,- (€ 50.000,- per pilot} extra past binnen het bestaande financiële kader van
het onderwijsachterstandenbeleid (begroting 2013).
Het overzicht laat zien dat een aantal aanbieders binnen één pilot een
samenwerkingsverband zoeken tussen meerdere basisscholen en/of meerdere
voorschoolaanbieders. Tijdens de bespreking van de startnotitie in de Raad van 6
november j.l. heeft dhr. Paternotte (D'66) de vraag gesteld of een school met
meerdere partijen mag samenwerken. Het antwoord luidde toen dat we er in principe
van uitgingen dat één school met één partner de peuterschool zouden vormen, maar
dat daarbij ook de behoefte van het veld afgewacht zou worden. Uit de
subsidieaanvragen bleek die behoefte te bestaan. Wij hebben er daarom voor
gekozen de lijn van D'66 te volgen en hierin niet restrictief te zijn. Bij de selectie is
vooral gelet of er voor ouders één aanspreekpunt is.
? De ‘big five’ zijn de vijf belangrijkste kwaliteitscriteria uit het GGD inspectierapport waar een kindcentrum
of peuterspeelzaal aan moet voldoen. Dit zijn: voldoende gekwalificeerd personeel, goed pedagogisch
klimaat, veilige situatie, gezonde omgeving en goede accommodatie.
314
wordversie Bijlage 1 Brief Hilhorst aan Commissie JIF
12 december 2012 Gemeente Amsterdam
Ons kenmerk 13/11746
Pagina 4 van 4
Vervolgstappen
Ik had u toegezegd in december een beleidsnotitie over de peuterschool toe te
zenden. De brief van het kabinet heeft echter een half jaar vertraging opgelopen. De
kabinetsplannen moeten vervolgens nog verder moeten worden uitgewerkt. Hierover
zal hopelijk aan het einde van het voorjaar 2014 meer helderheid worden verschaft.
Daarna kan ik ook de kosten en dekkingsmogelijkheden voor de verdere ontwikkeling
van de peuterschool berekenen en aan u presenteren. In augustus zal een tussen-
evaluatie plaatsvinden van de pilots. Deze zal ik samen met een financieel kader voor
de toekomst met u bespreken, zodat de Raad sturing kan geven aan de ontwikkeling
van de peuterschool in Amsterdam. Hierna zal het beleidsdocument worden
opgesteld.
Hoogachtend,
Pieter Hilhorst,
Wethouder Jeugd, Onderwijs en Financiën.
315
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2013-013593 x Gemeente Amsterdam J I F
Directie directie sb Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
Dienst dienst maatsch X , , , , ,
ontwikkeling % Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 5 februari 2014
Portefeuille 18/5
Agendapunt TKN 7
Datum besluit B&W n.v.t.
Onderwerp
Tussentijdse resultaten Preventief Interventie Team
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
Kennis te nemen van de tussentijdse resultaten van het Preventief Interventie Team
(PIT). Daaruit blijkt onder meer dat kinderen na minimaal 6 maanden begeleiding
door het PIT op nagenoeg alle leefgebieden flinke vooruitgang laten zien, variërend
van 56% tot 75% per leefgebied.
Wettelijke grondslag
Artikel 169 Gemeentewet, actieve informatieplicht college naar de gemeenteraad.
Bestuurlijke achtergrond
Op 20 december 2013 hebben de commissieleden bijgaande resultatenrapportage
reeds via de dagmail ontvangen.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Stukken
Meegestuurd Preventief Interventie Team, Resultatenrapportage november 2013
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
R. Brandon, 0610395418, r.brandon@&amsterdam.nl
1
316
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Preventief Interventie Team
Resultatenrapportage november 2013
Amsterdam, november 2013
317
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
INHOUD
4. Inleiding … nonnen eneneneeeeneereneeeneerenveneveneevenvennnerenveneneennee verevenen eneen Ô
Het PIT in het kort … … … nennen veneeneveneenevenvenevenvenvenseenveneenvenveeneenevenveven ennen eneene Ô
Leeswijzer … … nennen oneeenvenenereneereneereneeeneevenvennvenvervenvennnerenveneneenvenvenveenneeenven eneen À
2. Resultaten Preventief Interventie Team (PIT) … nn nennen nennen nnen
2.1. Vroegtijdig signaleren van risicokinderen … …… …… nn ennen oneven evene eenveneeenneennneenn D
21.1. Leeftijdsverdeling … nnee eneen eenen ereen eeenven eeen Ô
2.1.2. Hulpverleningsgeschiedenis … nnn enenennenenenvenevensnvenereenveneeeenvenenenen Ê
2.1.3. Problemen bij aanvang … nnen nnee eneneneenenerenneneneevenevensneenvervenvenve rennen eneen Ô
2.2. Inzetten van passende hulverlening op basis van grondig onderzoek … 9
2.2.1. Het voorkomen van zware interventieS … nnn nnee eeen 1Û
2.3. Bevorderen van een goede schoolgang van basisschool tot startkwalificatie … … … … 11
2.3.1. Schoolverzuim nennen neneenennenvenreneenenvenveneneeevenen svenn eevenersverenerven Î2
2.3.2, Schoolresultaten … annen even nervenreneenenenvenene eeens svenn eevenensvereneerven Î2
2.3.3. Probleemgedrag op school … annen enenenneneneevenevenseeneneneneenve rennen ÎÔ
2.4. Voorkomen van politie contacten … nennen enevenneeeneevenevensvenvereenvene rennen 14
3. Evaluatie Universiteit van Leiden … nn nonnen eenen Î5
3.1. Resultaten Basisonderwijs …… nnen eneen neemen eneeenee vennen eenver eenen renee 16
3.2. Resultaten broertjes en zusjes top 600 .… nn ennen vennen vennen eenvene neren ÎÀ
EE CT EK:
5. Slotopmerking … nanne nnen nennen renenne eene eener ereen eeen ÎÖ
Bijlage 1: Toelichting Onderzoek sociale leerbaarheid … nennen 19
Bijlage 2: Uitleg meetinstrument PIT … nennen eneen erenveneneeenenvenvenenvenverenveeneneen 2Ó
2
318
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
1. Inleiding
De afgelopen jaren is gezocht naar manieren om jongeren van criminaliteit af te houden. Alle
inspanningen hebben maar een beperkt resultaat opgeleverd. De heersende aanpak was
onderhevig aan kritiek vanwege:
= hoge recidivecijfers
= een stapeling van trajecten
= een ineffectieve match tussen jongeren en beschikbare interventies
= en een te hoog geachte kostprijs.
De opdracht aan het Preventief Interventie Team (hierna: PIT) was dan ook:
“Ontwikkel een nieuwe werkwijze om jeugderiminaliteit te voorkomen en onveiligheid te
verminderen.” In mei 2011 is het PIT gestart. Het voorliggend document bevat de resultaten
per november 2013.
Het PIT in het kort
Het PIT is een mulfidisciplinair team dat actief en vroegtijdig risicokinderen
opspoort. Als vindplaatsen gebruikt het PIT hiervoor drie doelgroepen: (1)
minderjarige broertjes en zusjes van Top 600 daders, (2) basisschoolleerlingen
waarbij sprake is van grensoverschrijdend en/of agressief gedrag, (3)
schoolverzuimers bij wie Leerplicht Plus niet slaagt. Binnen 48 uur na aanmelding
gaan de PIT medewerkers in duo's op de kinderen en hun gezin af. Bij 98 procent
komt het PIT binnen, soms na lang aanhouden.
Na een periode van actieve inzet, trekt het PIT zich terug zodra het kan, maar blijft
zo lang als nodig (tenminste 2 jaar) monitoren hoe het met het kind gaat.
Wezenlijk onderdeel van de aanpak is een onderzoek naar de sociale leerbaarheid
van de minderjarige kinderen in het gezin. Dit onderzoek is gebaseerd op de
nieuwste wetenschappelijke inzichten (op basis van de neurowetenschap). Hiervoor
werkt het PIT nauw samen met de Universiteit van Leiden. Het onderzoek kijkt naar
de biologische, onderliggende mechanismen van gedrag. De uitkomsten van het
onderzoek levert een nauwkeurig profiel op van de sterke en zwakke punten van
een kind. De informatie van de PIT-medewerker en het onderzoek op sociale
leerbaarheid vormen samen de basis van een plan van aanpak (wat is er aan de
hand en wat is er dan nodig?)
3
319
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Het PIT richt zich op vier doelstellingen:
1. Vroegtijdig signaleren van risicokinderen (kinderen die een grote kans lopen af te
glijden naar schooluitval, overlast en criminaliteit).
2. Inzetten passende hulpverlening op basis van grondig onderzoek.
3. Bevorderen van een goede schoolgang van basisschool tot startkwalificatie.
4. Voorkomen van politie en justitiecontacten
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft inzicht in de resultaten van de werkwijze op basis van de door het PIT
verzamelde informatie. De resultaten worden gepresenteerd aan de hand van de hierboven
genoemde vier doelstellingen. Paragraaf 2.1. (Vroegtijdig signaleren van risicokinderen),
paragraaf 2.2. (Inzetten passende hulpverlening), paragraaf 2.3. (bevorderen van een goede
schoolgang van basisschool tot startkwalificatie), paragraaf 2.4. (voorkomen van politie en
justitie contacten).
Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de resultaten van de werkwijze op basis van de door de
Universiteit van Leiden verzamelde en geanalyseerde data.
Hoofdstuk 4 sluit af met conclusies.
4
320
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
2. Resultaten Preventief Interventie Team (PIT)
Vanaf de start van de aanpak (mei 2011) heeft het PIT in totaal 535 risicokinderen
gesignaleerd en in begeleiding genomen. De kinderen zijn afkomstig uit 258 gezinnen! Meer
dan de helft van de kinderen zijn gesignaleerd via de Aanpak Top 600. Het PIT werkt samen
met 15 basisscholen in Amsterdam. Vanuit het basisonderwijs zijn 174 kinderen aangemeld.
Via Leerplicht worden aanzienlijk minder risicokinderen gesignaleerd.
Naar schattingen van O&S behoort 3,9% van alle jongeren in de leeftijd van 0-18 jaar tot de
groep risicojongeren, in absolute aantallen telt Amsterdam ruim 4800 risicojongeren’.
Tabel 2.1 Instroom periode 1 mei 2011 — 1 november 2013
___LATee Leerplicht
Instroom kinderen
Instroomgezinnen [476 |69 |4 |29 |
Aanpak Top UU
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de resultaten van de werkwijze op basis van de door het PIT
verzamelde informatie. De resultaten worden gepresenteerd aan de hand van de eerder
genoemde vier doelstellingen van het PIT:
= 2.1. Vroegtijdig signaleren van risicokinderen,
= 2.2. Inzetten passende hulpverlening
= 2.3. bevorderen van een goede schoolgang van basisschool tot startkwalificatie
= 2.4. voorkomen van politie en justitie contacten
2.1. Vroegtijdig signaleren van risicokinderen
De aanpak van risicokinderen kan niet vroeg genoeg beginnen. Alleen door vroege
interventie kan de negatieve ontwikkeling afgewend worden, zo blijkt uit onderzoek’. De
noodzaak voor vroegtijdig ingrijpen is ook een belangrijke conclusie uit de analyse over de
daders van de Top 600 door de GGD: “De vroege aanwezigheid van verscheidene
risicofactoren in de gezinssituatie biedt ondersteuning voor het bestaan van Pijler 3 van de
Top 600 aanpak, waarbinnen men vanuit preventief oogpunt met de broertjes/zusjes van Top
! Niet alle kinderen uit een gezin zijn automatisch cliënt van het PIT. Het gaat alleen om de kinderen die bij start van
het PIT jonger dan 18 jaar zijn.
2 Hierbij dient opgemerkt te worden dat de definitie van risicojongeren divers en slecht meetbaar is. Bij bovenstaand
aantal is uitgegaan van de hoeveelheid jongeren die in aanraking is gekomen met politie. Bron: Staat van de Jeugd,
2013
$ Onder andere : Put van der, C.E., Dekovic, M., Stams, G.J.J.M., Hoeve, M. & Laan van der, P.H. (2012). Het
belang van vroegtijdig ingrijpen bij jeugderiminaliteit: onderzoek naar de samenhang tussen risicofactoren en recidive
op verschillende leeftijden. Kind en Adolescent, 33(1), 2-20. Loeber, R., Wung. P., Keenan. K., Stouthamer- Loeber,
M., Kammen, W.B. van. & Maughan. B (1993). Developmental pathways in in disruptive child behavior. Development
and Psychopathology 5, 101-132. Tremblay, R.E. en W.M. Craig. Developmental crime prevention (1995). In: M.Tony
& D. Farrington (eds) Building a safer society: Strategic Approaches to crime prevention. University of Chicago.
5
321
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
600 cliënten aan de slag gaat“. Bovendien bleken interventies die de gemeente in het
verleden inzette voor risicojeugd te weinig effectief 5,
Vanuit de gegevens bij aanvang blijkt dat het PIT inderdaad vroegtijdig hoog-risico kinderen
signaleert die hulp nodig hebben en nog niet in beeld zijn. Dit blijkt uit:
= 21.1. Leeftijdsverdeling
= 2.1.2. Hulpverleningsgeschiedenis
= 2.1.3. Problemen bij aanvang
2.1.1. Leeftijdsverdeling
Figuur 2.1 geeft de leeftijdsverdeling van de kinderen die het PIT begeleidt. Ruim 60% van de
kinderen die het PIT begeleidt is jonger dan 13 jaar (zie figuur 2.1). Vergeleken met
deelnemers die voorheen deelnamen aan trajecten Jeugd en Veiligheid’ is dit een grote
verschuiving: slechts 15% van de deelnemers aan deze trajecten’ was onder de 14 jaar. Als
we naar de verschillende ‘vindplaatsen’ kijken dan zien we dat vooral de groep die via het
basisonderwijs is ingestroomd bijzonder jong is, voor 85% bestaande uit kinderen onder 13
jaar. De reden dat in dat figuur ook kinderen in de leeftijd van 13 t/m 17 jaar voorkomen, is
dat het PIT niet alleen het kind in begeleiding neemt dat reden is voor de aanmelding, maar
naar het hele gezin kijkt (ook broers en zussen).
*GeD (2013) In de Nesten, Analyse van de voorgeschiedenis van de Top 600, een groep jonge gewelddadige
veelplegers uit Amsterdam.
8 Nauta, O, Loef, L, Abraham, M. (2010) Recidivemeting interventies Jeugd en Veiligheid.
8 Nauta, O, Loef, L, Abraham, M. (2010) Recidivemeting interventies Jeugd en Veiligheid.
7 Het gaat om de trajecten Nieuwe Perspectieven, Nieuwe Perspectieven Preventief, Nieuwe Perspectieven bij
Terugkeer, Resocialisatie en Begeleiding, Traject Vroege Starters, de Uitdaging en Aanpak 8 tot 8.
6
322
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Figuur 2.1 Leeftijd van kinderen per vindplaats
AT 600 (n=333) Basisonderwijs (n=172)
2%
13%
26%
0 t/m 8 jaar
47% =9 t/m 12 jaar
=13 tm 15jaar
m16t/m 17 jaar
28%
Leerplicht (n=28) Totaal (n=533}
18%
32%
=0 t/m 8 jaar
m9 t/m 12 jaar
23% 13 Um 15jaar
25% m16 tm 17 jaar
2.1.2. Hulpverleningsgeschiedenis
De resultaten van de check op hulpverlening bij aanvang geeft een beeld van de doelgroep
van het PIT en onderstreept het belang van de signalering door het PIT. Bij 58% van de
kinderen en gezinnen is op het moment van aanvang van het PIT geen hulpverlening actief
(zie tabel 2.2). Bij 40% van de kinderen is er in het verleden wel hulpverlening geweest, maar
is niet geacteerd op de aanwezige risicokinderen. Het PIT constateert bij deze kinderen en
gezinnen wel vaak problemen op diverse leefgebieden en er is dus wel noodzaak om het
gezin in te gaan (zie ook paragraaf 2.1.3.)
Tabel 2.2 Hulpverleningssituatie bij aanvang PIT en in verleden per gezin
AT 600 Basis Leerplicht Totaal
(n=176) onderwijs (n=14) (n=258)
n=68
Reeds hulpverlening 54 (35%) 34 (53%) 8 (67%) 96 (42%)
aanwezig
-_Actieve hulpverlening 12 (8%) 8 (13%) 1 (8%) 21 (9%)
- Afgesloten en actieve 42 (27%) 26 (41%) 7 (58%) 75 (33)
hulpverlening
Geen hulpverlening 100 (65%) 30 (47%) 4 (33%) 134 (58%)
aanwezig
-_ Alleen afgesloten 66 (43%) 22 (34%) 4 (33%) 92 (40%)
hulpverlening
-_Nooit hulpverlening 34 (22%) 8 (13%) 0 (0%) 42 (18%)
gehad
Geen info beschikbaar
7
323
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
2.1.3. Problemen bij aanvang
Op basis van de gegevens die bij de start worden verzameld, vult het PIT in samenwerking
met school en het gezin bij aanvang per kind een voormeting in. Voor deze voormeting wordt
het functioneren van het kind op de verschillende leefgebieden beoordeeld waaronder school,
gedrag, politiecontacten en opvoedingssituatie. Per leefgebied wordt een score van 1 tot 10
gegeven. Daarbij is 1 het meest ongunstig en 10 het meest gunstig. Deze meting wordt na
aanvang van de begeleiding door het PIT iedere 6 maanden herhaald.
In figuren 2.2. (broertjes en zusjes Top 600 daders) en 2.3. (vindplaats’' basisschool) worden
de uitkomsten van de voormeting op de belangrijkste leefgebieden weergegeven. Daarbij
worden kinderen met problemen en zonder problemen onderscheiden. Een score van 6' of
lager wordt hierbij gezien als probleem. Een groot deel van de kinderen heeft problemen op
de genoemde leefgebieden. 88% van de broertjes en zusjes van Top 600 daders en 96% van
de kinderen gesignaleerd op school scoren negatief op één of meer leefgebieden.
Figuur 2.2. Problemen bij aanvang kinderen instroom via AT 600
Motivatie (n = 219) 42
Opvoeding (n = 202) 44
Gedrag school {n =202) En 60
Gedrag thuis (n=194) EN 71
m probleem
Vrije tijd (n= 196) 45 geen probleem
Schoolverzuim {n =202) 73
Schoolresultaten (n = 209) 59
Eén of meer leefgebieden (n=227) 2
0% 10% 20% 30% 40% 50% 80% 70% 80% 90% 100%
8
324
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Figuur 2.3. Problemen bij aanvang kinderen instroom via Basisonderwijs
Motivatie (n= 76) 44
Opvoeding (n= 80) 25
Gedrag school (n= 74) 26
Gedrag thuis (1 =77) nn 27
= probleem
Vrije tijd (n =70) 7 geen probleem
Schoolverzuim (n=73) Gn 67
Schoolresultaten (n= 76) 20
Eén of meer leefgebieden (n=85)
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 9% 100%
De leefgebieden waarop de PIT kinderen hoog scoren zijn factoren die bekend staan als
risicofactoren of eriminogene factoren. Terugkijkend, werd bij jongeren die later uitgroeiden
tot Top600 dader? op deels dezelfde gebieden problemen gevonden:
= __ Opvoedingsproblemen en onmacht bij ouders, vaak leidend tot een onveilige
thuissituatie (waaronder bijvoorbeeld een criminogene leefomgeving)
= __ Problemen op school
= Vroege start van gedragsproblemen (grensoverschrijdend en agressief gedrag)
= Weinig probleembesef en inzicht en daardoor gebrekkige motivatie voor hulp
Kortom, bij de PIT kinderen zijn de ingrediënten aanwezig voor een criminele carrière. Het
PIT zet vroegtijdig in op deze risicofactoren, met als doel de negatieve ontwikkeling te keren.
2.2. Inzetten van passende hulverlening op basis van grondig onderzoek
De gedachte tot nu toe was dat een bewezen effectieve of wetenschappelijk beschreven
interventie voor een omschreven doelgroep op die gehele doelgroep toegepast kon worden.
Dit wordt ook wel de “blanket-gedachte” genoemd’. Inmiddels is duidelijk geworden dat de
kennis van onderliggende neurologische oorzaken van gedrag essentieel zijn voor het maken
van de juiste match tussen probleem en interventie. Zo heeft een dader-slachtoffer
confrontatie geen enkel effect, als je dit toepast bij een persoon die niet in staat is om
empathie te voelen.
8 GGD (2013) In de Nesten, Analyse van de voorgeschiedenis van de Top 600, een groep jonge gewelddadige
veelplegers uit Amsterdam.
9 Prof. S. Van Goozen, University of Cardiff, tijdens een lezing van WODC over neurowetenschap, september 2013
9
325
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Het onderzoek op sociale leerbaarheid levert, in combinatie met een analyse van de het PIT
m.b.t. de mogelijkheden van de omgeving in brede zin, de bouwstenen voor een kindgerichte
aanpak op maat. Er bestaat dus geen standaard lijst van wat het PIT doet. Er wordt per
individu gekeken wat nodig is om te zorgen dat een kind en het gezin de juiste ondersteuning
krijgt. Dit kan vaak door eenvoudig ingrijpen in de directe omgeving van het kind (school,
gezin, eigen netwerk), bijvoorbeeld door een leerkracht met een kind te laten oefenen met het
herkennen van emoties.
2.2.1. Het voorkomen van zware interventies
Een van de doelen van het PIT op het gebied van hulpverlening is om zo licht mogelijk in te
zetten en doorstroom naar zwaardere — duurdere — interventies te voorkomen.
Het PIT werkt met een registratiesysteem waarin wordt vastgelegd welke interventies worden
ingezet. De interventies variëren van lichte interventies zoals praktische ondersteuning op het
gebied van vrije tijd, wonen, werk of financiën tot zware interventies zoals uithuisplaatsing of
begeleid wonen. Uit de huidige registratie kan een globaal beeld worden afgeleid van typen
interventies die het PIT heeft ingezet.
Hieruit blijkt dat het PIT bij 79% van de kinderen helemaal geen interventie hoeft in te zetten.
Bij die kinderen kan worden volstaan met begeleiding door het PIT en daaraan gekoppeld
inzet van hulp door de eigen omgeving (zie tabel 2.3). In slechts 5% van de gevallen worden
zware interventies zoals behandeling / diagnostiek of residentiele opname ingezet (zie tabel
2.3).
10
326
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Tabel 2.3 Ingezette interventies
Zwaarst ingezette interventie’? Aantal kinderen in Percentage
begeleiding PIT
Licht
Je Begeleiding PIT i.c.m. inzet directe 420 79%
J omgeving.
!
J Praktische ondersteuning
J =__schuldhulpverlening 34 6%
J = _ aanvraag sportfonds
J = __fraject DWI
J Onderwijs
J »__huiswerkbegeleiding 26 5%
! »___ naschoolse opvang
J Individuele begeleiding
! » Nieuwe Perspectieven 19 4%
! » _ Care express
! »_ALTRA opvoedingsondersteuning
J Groepstraining
! =__ Tools4U 4 1%
! = Agressie regulatietraining
! Behandeling/diagnostiek
! = __fraumabehandeling bij Opvoedpoli 23 4%
! =__ individuele therapie de Waag
! = _ MST gezinstherapie
} Residentiele plaatsing of begeleid wonen
Zwaar = _ Spirit Beter met Thuis, 7 1%
Uithuisplaafsing,
= HVO Querido begeleid wonen
2.3. Bevorderen van een goede schoolgang van basisschool tot startkwalificatie
Uit onderzoeken naar de achtergrond van o.a. de Top 600 daders bleek — terugkijkend — dat
daders al op jonge leeftijd een lage binding met school hadden, leidend tot verzuim en
uiteindelijk schooluitval!!. Het PIT wil er daarom voor zorgen dat kinderen op school zitten en
blijven. Belangrijk is dat het kind op een passende school zit, die aansluit bij zijn niveau. Ook
zorgt het PIT dat de school advies krijgt hoe om te gaan met de risicokinderen, op basis van
de screening op sociale leerbaarheid. De zorg van het PIT begint bij voorkeur op de
basisschool, maar stopt daar niet. Juist de overgang naar het voortgezet onderwijs is een
periode waarin het vaak misgaat op school. Het PIT volgt ook deze fase.
Het PIT stelt zichzelf verschillende doelen op het gebied van de schoolgang. In deze
paragraaf gaan we in op:
1 2.3.1. Schoolverzuim
= 23.2. Gedrag op school
= 2.3.3. Schoolresultaten
10 De in tabel 2.3 genoemde interventies zijn indicatief en niet uitputtend
1 eep (2013) In de Nesten, Analyse van de voorgeschiedenis van de Top 600, een groep jonge gewelddadige
veelplegers uit Amsterdam.
11
327
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
2.3.1. Schoolverzuim
Een eerste doelstelling op het gebied van schoolgang is het voorkomen van schoolverzuim.
Zoals beschreven in paragraaf 2.1.3. voert het PIT een voormeting uit zodra een kind
aangemeld wordt. Uit de registraties van het PIT blijkt dat bij aanvang van het PIT een relatief
klein deel van de kinderen (27%-33%) problemen heeft op het leefgebied schoolverzuim (zie
figuren 2.2 & 23). Bij de meeste kinderen die bij aanvang problemen hadden met
schoolverzuim is de situatie verbeterd (zie figuur 2.4).
Figuur 2.4 Ontwikkeling leefgebied schoolverzuim van kinderen die minstens een half jaar in
begeleiding zijn bij het PIT en die bij aanvang problemen hadden
Alle kinderen (n=47}
m vooruitgang
Instroom AT600 (n=16) = gelijk
m achteruitgang
Instroom basisonderwijs (n=28)
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
2.3.2. Schoolresultaten
Een tweede doelstelling op het gebied van schoolgang is het verbeteren van
schoolresultaten. 41% van de kinderen aangemeld via de vindplaats Top 600 had problemen
op het leefgebied schoolresultaten (zie figuur 2.2}. 71% van deze kinderen hebben na een
half jaar begeleiding betere schoolresultaten geboekt (zie figuur 2.5). 80% van de kinderen
aangemeld via het basisonderwijs had problemen met betrekking tot schoolresultaten (zie
figuur 2.3}. Bijna de helft van deze kinderen heeft na een half jaar begeleiding van het PIT
betere schoolresultaten geboekt (zie figuur 2.5).
Figuur 2.5 Ontwikkeling leefgebied schoolresultaten van kinderen die minstens een half jaar in
begeleiding zijn bij het PIT en die bij aanvang problemen hadden
Alle kinderen (n=80)
= vooruitgang
Instroom AT600 (n=34) …
= gelijk
m achteruitgang
Instroom basisonderwijs (n=43)
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
12
328
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
2.3.3. Probleemgedrag op school
Een derde doelstelling op het gebied van schoolgang is het verbeteren van het gedrag op
school. Op basis van de metingen die het PIT bij aanvang van de begeleiding uitvoert weten
we dat 40% van de kinderen aangemeld via Top 600 en 74% van de kinderen aangemeld via
het basisonderwijs bij de start van het PIT problemen hadden met het gedrag op school (zie
figuren 2.2 & 2.3). Bij 75% van deze kinderen is na een half jaar een verbetering te zien van
het gedrag op school (zie figuur 2.6).
Figuur 2.6 Ontwikkeling leefgebied gedrag op school van kinderen die minstens een half jaar in
begeleiding zijn bij het PIT en die bij aanvang problemen hadden
Alle kinderen (n=65)
m vooruitgang
Instroom AT600 (n=29) = gelijk
m achteruitgang
Instroom basisonderwijs (n=30)
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Scholen en leraren zijn op zoek naar effectieve manieren en methoden om met name de
externaliserende gedragsproblemen (agressief en grensoverschrijdend gedrag) de baas te
worden. Vaak weten leraar en de school geen raad met dit gedrag, waardoor dit een
negatieve invloed op de sfeer en vervolgens ook prestaties in de klas leidt?
Uit een rapport over de samenwerking tussen scholen en het PIT geven de scholen het
volgende aan: “ Door de pit aanpak wordt de zorg rondom specifieke leerlingen sneller en
beter vorm gegeven, waardoor leerkracht en intern begeleider meer bezig kunnen zijn met de
vormgeving en kwaliteit van het onderwijs. De screening geeft de leerkracht duidelijke tools
om de kinderen effectiever les te geven en om te gaan met problemen. Dit, samen met de
toegenomen betrokkenheid van ouders bij hun kind en school, zorgt voor tijdwinst bij de
leerkracht en verminderde onrust in de klas, wat de algehele kwaliteit van het onderwijs ten
goede komt”."°
1 De school en leerlingen met gedragsproblemen, Onderwijsraad 2010
1 Rapport PIT samenwerking met primair onderwijs, augustus 2013
13
329
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
2.4. Voorkomen van politie contacten
Op dit moment wordt in samenwerking met het programmabureau Top 600 de gegevens
over politiecontacten van broertjes en zusjes in kaart gebracht. Deze rapportage verschijnt in
januari 2014. Daarnaast is er onlangs toestemming gekregen om ook politiegegevens op te
vragen voor de gehele PIT populatie, om in kaart te brengen of de doelstelling voorkomen
van criminaliteit voor de gehele groep gerealiseerd wordt. Deze resultaten worden in het
eerste kwartaal van 2014 opgesteld.
14
330
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
3. Evaluatie Universiteit van Leiden
De Universiteit van Leiden heeft een evaluatie verricht bij kinderen die meer dan een half jaar
begeleid worden door het PIT. De evaluatie is uitgevoerd bij risicokinderen uit het
basisonderwijs en broertjes en zusjes van de top600 groep. In totaal zijn 109 kinderen
meegenomen in de evaluatie. De groep kinderen aangemeld vanuit leerplicht is buiten
beschouwing gelaten, de aantallen waren vooralsnog te beperkt. In de onderstaande
grafieken treft u de resultaten aan. Bij de start van de PIT aanpak worden er door de ouders
en de school twee uitvoerige vragenlijsten ingevuld. Na een half jaar zijn deze vragenlijsten
opnieuw door ouders en school ingevuld. De vergelijking van de vragenlijsten leveren de
onderstaande resultaten op.*
Uitleg grafieken
Op de X-as zijn acht domeinen te zien waar de vragen uit de vragenlijst betrekking op
hebben. Een score tussen de 65 en 70 geeft aan dat er zorgen zijn omtrent dat gedrag en
een scoren boven de 70 geven ernstige zorgen aan. Primaire doel van het PIT is het
reduceren van het grensoverschrijdende en agressieve gedrag.
4 TRF, teachers report form en CBCL, child behaviour checklist.
15
331
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
3.1. Resultaten Basisonderwijs
Te zien is dat de kinderen bij aanvang problemen hebben op meerdere domeinen. Na een
half jaar zijn de problemen op alle domeinen afgenomen. Op het domein grensoverschrijdend
gedrag zijn de zorgen het sterkst afgenomen.
Grafiek 3.1 Resultaten basisonderwijs
Vergelijking gemiddelden, onderzoek basisscholen
20
75
70
B Meestmomert 2
50
55
50
A h
£ 2 E & Ë f # sé
Ef
E: A se sí ze T 7 À
& £ E # t ed F É
7 5 # ? É Ei
zi Pi
Voor de basisschool kinderen geldt dat leerkrachten goed in staat zijn om kinderen te
signaleren met grensoverschrijdend gedrag. Ruim 80% van de kinderen die worden
aangemeld door de basisscholen doorlopen het volledige onderzoek op sociale leerbaarheid.
Het zijn kinderen in de leeftijd van gemiddeld 7 tot 12 jaar, die opvallen doordat zij moeilijk
aanstuurbaar zijn en agressief gedrag vertonen. Bijna een derde van de groep is Licht
Verstandelijk Beperkt (LVB), zonder dat dit door de omgeving is opgemerkt. Ter vergelijking:
van de totale bevolking is 2,3% LVB. Bij een deel van de groep geldt dat de agressie en
grensoverschrijdend gedrag voortkomt uit het voortdurend overvraagd worden en het niet
kunnen herkennen van emoties.
Na een periode van een half jaar laat deze groep een forse vooruitgang zien.
16
332
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
3.2. Resultaten broertjes en zusjes top 600
Bij de broertjes en zusjes uit de top 600 groep is ook een verbetering zichtbaar, maar minder
significant dan bij de basisonderwijsgroep. Het agressieve gedrag van deze groep neemt
zelfs helemaal niet af‚ maar blijft statistisch gezien min of meer gelijk. Het
grensoverschrijdende gedrag neemt wel af. De grafiek treft u hieronder aan.
Grafiek 3.2 Resultaten broertjes en zusjes top 600
80
75
70
65
60
55 Ì 1 EB meetmoment 1
& O& & & 5 5
SEE À & Ni ge
& Se Se 3e òe F5 Ei
Ef ES © 7 ©
or 5 3e Q 2 A 5
2e ve È 2 Da 5 Sr 2
A B
5 Ö À ö ù g
® SOC 8 £ &
4 ® &
& S
& 2
x &
De broertjes en zusjes van de top 600 groep groeien op in een zeer criminogene omgeving.
Ruim 70% van deze groep is benedengemiddeld intelligent tot laagbegaafd, ruim 25% is Licht
Verstandelijk Beperkt. Van deze groep is ruim 50% ouder dan twaalf jaar. Ook hier is sprake
van problemen op meerdere domeinen en grensoverschrijdend en agressief gedrag. De
vooruitgang bij deze groep na een half jaar is beperkter. Dit is te verklaren door de
criminogene omgeving en de leeftijdopbouw. Naarmate kinderen ouder zijn, wordt het lastiger
om het gedrag te beïnvloeden.
Momenteel wordt gewerkt aan een nadere analyse op deze eerste resultaten, onder andere
door voor beide groepen nauwkeurige profielen te schetsen (is er bijvoorbeeld met name
sprake van proactieve of reactieve agressie en zijn er bepaalde combinaties van coördinaten
dominant?). Een volledig rapport van de Universiteit van Leiden begin januari beschikbaar.
17
333
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Belangrijke kritische noot bij deze resultaten:
Het PIT opereert op basis van vrijwilligheid. Dit betekent onder andere dat ouders
toestemming moeten geven voor het onderzoek naar de sociale leerbaarheid. Niet alle
ouders geven hier toestemming voor, terwijl het eigenlijk voor ieder kind de benodigde
handvatten biedt om een aanpak op maat te kunnen bieden. Juist voor deze doelgroep, zou
het wenselijk zijn om een vorm van drang/dwang te hebben om ouders mee te laten werken
met dit onderzoek.
4. Kosten
De kosten van de PIT werkwijze per risicojongere is € 6.450. Totale kosten van de aanpak
per jaar is € 1.600.000. Op dit moment wordt een MKBA gemaakt van het PIT. Deze zal in de
volgende voortgangsrapportage (maart 2014) worden bijgevoegd.
5. Slotopmerking
Om aanbevelingen te kunnen doen over hoe de PIT werkwijze geborgd kan worden in het
nieuwe stelsel, zal het PIT deelnemen aan 1 of meerdere zgn. Proeftuinen. Naar verwachting
kunnen de eerste resultaten en aanbevelingen vanuit de proeftuin rond maart 2014
opgeleverd worden.
18
334
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Bijlage 1: Toelichting Onderzoek sociale leerbaarheid
Onderzoek vanuit de neuropsychologie toont aan dat tekorten op het gebied van sociaal leren
en het vertonen van agressief en/of grensoverschrijdend gedrag de kans verhogen dat een
kind problematisch gedrag gaat vertonen en uiteindelijk in criminaliteit afglijdt. Het onderzoek
op sociale leerbaarheid is een belangrijk en vernieuwend element van de PIT werkwijze. Het
onderzoek richt zich op de onderliggende mechanismen van het gedrag. De uitkomsten van
het onderzoek levert een nauwkeurig profiel op met de zwakke en sterke punten van het kind.
Dit profiel maakt het mogelijk met lichte interventies, die zich richten op de onderliggende
mechanismen (deels biologische oorzaken) van het gedrag in plaats van op het gedrag zelf
zoals in het verleden gebeurde, problemen aan te pakken. Primaire doel van de interventie is
het reduceren van het grensoverschrijdende en agressieve gedrag.
Het onderzoek richt zich op vier coördinaten:
1. Sociale informatie verwerken: snappen van sociale informatie: emotieherkenning
(visueel, auditief}, sociaal oorzaak-gevolg redeneren.
2. Sociaal perspectief nemen: zich kunnen verplaatsen in de positie van een ander;
meevoelen met een ander: empathiseren en verplaatsen in een ander: mentaliseren.
3. Sociale scripts: welk gedrag is kind aangeleerd en wordt als adequaat gezien/morele
ontwikkeling.
4. Zelfregulatie: beheersing van eigen behoeften en emoties en de mogelijkheid dit te
leren (heeft kind grip op zijn eigen gedrag?).
Het onderzoek kent 2 fasen:
1. Onderzoeken of de aangemelde kinderen inderdaad verhoogd scoren op
grensoverschrijdend en agressief gedrag. Zo ja:
2. Uitgebreid onderzoek op bovengenoemde 4 coördinaten en intelligentie, gevolgd
door een plan van aanpak op maat.
19
335
Bijlage - Resultaten rapportage november 2013 (def )
Bijlage 2: Uitleg meetinstrument PIT
De voor- en nametingen die door het Preventief Interventie Team worden ingevuld zijn
voorzien van een 10-punts Likertschaal. De Likertschaal methode wordt vaak gebruikt in
wetenschappelijk onderzoek om moeilijk te kwantificeren gegevens toch te kunnen
ondervragen en te kunnen voorzien van een ordinaal meetniveau. Er is gekozen voor een 10-
puntsschaal om een ruime spreiding van data mogelijk te maken. Dit geeft een genuanceerd
en uitvoerig beeld van de resultaten en maakt het gemakkelijker om — ook geringe — effecten
te meten. Een schaal met een even aantal keuzemogelijkheden heeft het voordeel dat geen
neutraal midden antwoord beschikbaar is en de invuller gedwongen wordt om een keuze te
maken voor meer negatief of positief. Bovendien is het werken met een 10-puntsschaal een
veelgebruikte scoringsmethode is, bijvoorbeeld op scholen, waardoor dit (ook voor leken)
goed toe te passen is.
Het PIT vult de metingen in met behulp van informatie van verschillende bronnen: het gezin,
hulpverleners en school. Bij tegenstrijdige informatie vanuit deze bronnen is het belangrijk dat
de PIT medewerker de waarde van de informatie weegt, alvorens deze te gebruiken bij
invulling van de schaal. Over het algemeen geldt dat informatie van derden betrouwbaarder is
dan de informatie die het gezin zelf verschaft. Met name leerkrachten zijn betrouwbaarder
dan ouders bij de rapportage van gedragsproblemen (Doreleijers, 2004).
20
336
Bijlage - 01 brief stand van zaken Felix Meritis
Bezoekadres Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN Amsterdam
Postbus 202 Mevrouw drs. C.G. Gehrels
1000 AE Amsterdam wethouder
Telefoon 020 552 2200
Fax 020 552 2215 Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
www.amsterdam.nl Commissieleden KSZ en JIF
Datum 15 januari 2014
Behandeld door R. Panneman
E-mail [email protected]
Onderwerp Stand van zaken Felix Meritis
Geachte commissieleden KSZ en JIF,
Conform mijn toezegging aan de raadscommissie KSZ hedenochtend, informeer ik u
middels deze brief over de laatste stand van zaken met betrekking tot Felix Meritis.
Felix Meritis Beheer (FMB) is eigenaar van het pand Felix Meritis. De gemeente heeft aan
de financiers van FMB een garantie verstrekt (ca. € 2,8 miljoen) voor de financiering van
het pand. De gemeente heeft een recht van eerste koop. FMB heeft het pand op 4
december 2013 te koop aangeboden aan de gemeente. De gemeente is voornemens het
pand aan te kopen.
Felix Meritis Foundation (FMF; de gebruiker van het pand) verkeert sinds 19 december
2013 in surseance van betaling. De bewindvoerder van FMF heeft op 8 januari jl. de
rechtmatigheid van het huidige bestuur van FMB betwist en daarmee ook de te koop
aanbieding van het pand door FMB. De rechter heeft op 14 januari jl. in overleg met de
gemeente, FMF en het voormalige bestuur van FMB een nieuw bestuur samengesteld. Het
nieuwe bestuur bestaat uit Jacques Kwak en Wienke Bodewes namens de gemeente
Amsterdam en Felix Rottenberg en André Jansen namens FMF. De rechter heeft
geoordeeld dat het bestuur conform de statuten uit een oneven aantal dient te bestaan en
zal een dezer dagen een onafhankelijk lid benoemen.
De gemeente zal nu in gesprek treden met het nieuwe bestuur van FMB en de betrokken
financiers over de verwerving van het pand.
Na verwerving van het pand start de gemeente een procedure met het doel een geschikte
partij te vinden die de eigendom van het pand verwerft en/of exploitatie ter hand zal
nemen. De uitkomst van die procedure moet o.a. recht doen aan de cultureel
maatschappelijke bestemming en aanvaardbare financiële consequenties voor de
gemeente hebben.
Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein
337
Bijlage - 01 brief stand van zaken Felix Meritis
Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam
Wethouders
Ik ga er vanuit u voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
Carolien Gehrels
Wethouder Kunst & Cultuur
2
338
Bijlage - 01 brief stand van zaken Felix Meritis
Beznekadies > 4 Gemeente Amsterdam
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN Amsterdam > 4
Postbus 202 > 4 Mevrouw drs. G.G. Gehrels
1000 AE Amsterdam wethouder
Telefoon 020 552 2200
Fax 020 552 2215 Retouradres: B&W, Postbus 202, 1000 AE Amsterdam
amatmsterdarenl Commissieleden KSZ en JIF
Datum 15 januari 2014
Behandeld door R. Panneman
E-mail [email protected]
Onderwerp Stand van zaken Felix Meritis
Geachte commissieleden KSZ en JIF,
Conform mijn toezegging aan de raadscommissie KSZ hedenochtend, informeer ik u
middels deze brief over de laatste stand van zaken met betrekking tot Felix Meritis.
Felix Meritis Beheer (FMB) is eigenaar van het pand Felix Meritis. De gemeente heeft aan
de financiers van FMB een garantie verstrekt (ca. € 2,8 miljoen) voor de financiering van
het pand. De gemeente heeft een recht van eerste koop. FMB heeft het pand op 4
december 2013 te koop aangeboden aan de gemeente. De gemeente is voornemens het
pand aan te kopen.
Felix Meritis Foundation (FMF; de gebruiker van het pand) verkeert sinds 19 december
2013 in surseance van betaling. De bewindvoerder van FMF heeft op 8 januari jl. de
rechtmatigheid van het huidige bestuur van FMB betwist en daarmee ook de te koop
aanbieding van het pand door FMB. De rechter heeft op 14 januari jl. in overleg met de
gemeente, FMF en het voormalige bestuur van FMB een nieuw bestuur samengesteld. Het
nieuwe bestuur bestaat uit Jacques Kwak en Wienke Bodewes namens de gemeente
Amsterdam en Felix Rottenberg en André Jansen namens FMF. De rechter heeft
geoordeeld dat het bestuur conform de statuten uit een oneven aantal dient te bestaan en
zal een dezer dagen een onafhankelijk lid benoemen. |
De gemeente zal nu in gesprek treden met het nieuwe bestuur van FMB en de betrokken |
financiers over de verwerving van het pand.
Na verwerving van het pand start de gemeente een procedure met het doel een geschikte
partij te vinden die de eigendom van het pand verwerft en/of exploitatie ter hand zal
nemen. De uitkomst van die procedure moet o.a. recht doen aan de cultureel
maatschappelijke bestemming en aanvaardbare financiële consequenties voor de
gemeente hebben.
Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein
339
Bijlage - 01 brief stand van zaken Felix Meritis
Pagina 2 van 2 Gemeente Amsterdam
Wethouders
|
Ik ga er vanuit u voldoende te hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groet,
roli rels
Wethouder Kunst & Cultuur
2
|
340
Voordracht - Commissie Flap
Nummer _BD2014-000738 x Gemeente Amsterdam J I F
Diectie directie sb % Raadscommissie voor Jeugdzaken, Educatie, ICT en Financiën
lens
% Ter kennisneming voor de commissievergadering
van 5 februari 2014
Portefeuille 32
Agendapunt TKN 8
Datum besluit B&W n.v.t.
Onderwerp
Gebouw Felix Meritis
De commissie wordt gevraagd kennis te nemen van
De laatste stand van zaken aangaande het pand Felix Meritis en de voorgenomen
verwerving daarvan door de gemeente, zoals verwoord in bijgaande brief.
Wettelijke grondslag
n.v.t.
Bestuurlijke achtergrond
In de raadscommissie KSZ van woensdag 15 januari 2014 is de commissie
mondeling geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Tevens heeft u diezelfde
dag via de dagmail bijgaande brief reeds ontvangen. Ten behoeve van adequate
dossiervorming wordt deze brief ook via Andreas u ter kennisneming aangeboden.
Reden bespreking
n.v.t.
Uitkomsten extern advies
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t. (de raadscommissie KSZ ontvangt deze brief ook tkn)
Stukken
Meegestuurd 01 brief stand van zaken Felix Meritis
Ter inzage gelegd n.v.t.
Behandelend ambtenaar (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
R. Panneman, [email protected]
1
| Agenda | 341 | discard |
VN2023-005466 Raadscommissie voor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten
Clusterstaf Ruimte x Gemeente 9 9 Erfaoed WV
en Economie X Amsterdam en goe
Voordracht voor de Commissie WV van 22 februari 2023
Ter kennisneming
Portefeuille Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Armoedebestrijding en Schuldhulpverlening (41)
Agendapunt 6
Datum besluit 7-2-2022, college van B&W
Onderwerp
afdoening van motie 136 inzake concrete kansen voor de Volewijck van het lid Mbark (PvdA)
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling van motie 136 d.d. 16-02-2022 van
PvdA-raadslid Mbarki over de Principenota / Verkenning van Kansen Volewijck
Wettelijke grondslag
Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80.
Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Op 16 februari 2022 heeft de raad bij de bespreking van de Principenota/Verkenning van kansen
Volewijck motie 136 aangenomen van het raadslid Mbarki waarin het college/de burgemeester
wordt gevraagd om:
1. Binnen een jaar een dwingend tijdpad uit te werken om de verkende kansen voor de
Volewijck concrete invulling te gaan geven;
2. Daarbij de prioriteit die de Volewijck heeft in de aanpak van energiearmoede door de
gemeente mee te nemen;
3. En Step2Save waar mogelijk in de hele Volewijck aan te bieden;
4. De raad te informeren over de respons op de actie om de stadspashouders groene stip een
cadeaubon van 7o euro aan te laten vragen;
5 _Deraadte informeren over de mate van succes en opvolging van de actie om in april
mei bij alle huurwoningen in de Volewijck een gratis energieadvies te geven en daarbij
energiebesparende producten te geven;
De energiecoaches van Stichting Woon expliciet onder de aandacht te brengen bij de bewoners.
Reden bespreking
nvt.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.15 1
VN2023-005466 9 Gemeente Raadscommissie vaor Woningbouw, Volkshuisvesting en Monumenten
Clusterstaf Ruimte € Amsterdam
: en Erfgoed
en Economie %
Voordracht voor de Commissie WV van 22 februari 2023
Ter kennisneming
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, Motie 136 van raadslid Mbarki van de PvdA wordt afgedaan
Welke stukken treft v aan?
Meegestuurd Registratienr. | Naam
B - 22 Duurzaamheid Energietransitie en Circulaire Economie (42)
AD2023-012785 ‚
Raadsinfor.pdf (pdf)
AD2023-012409 Commissie WV Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Registratienr. | Naam
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Bestuurs- en Managementadvisering, [email protected], 0628175009
Gegenereerd: vl.15 2
| Voordracht | 2 | train |
% Gemeente Amsterdam R.
% Gemeenteraad
x Motie
Jaar 2021
Afdeling 1
Nummer 054
Behandeld op 10 februari 2021
Status Verworpen bij schriftelijke stemming op 15 februari 2021
Onderwerp
Motie van het lid Kreuger (JA21) inzake reactienota Regionale
Energiestrategie Noord-Holland Zuid: Draagvlak buiten een zoekgebied is
geen draagvlak.
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over Reactienota Regionale Energiestrategie.
Constaterende dat:
- Het college in 2020 een persbericht getiteld ‘Bijna twee derde
Amsterdammers positief over extra windturbines” verspreidde;
- Deze ‘twee derde’ betrekking had op inwoners uit de gehele stad;
-_In de meeste zoekgebieden waar daadwerkelijk windturbines
kunnen worden geplaatst een meerderheid van de bewoners juist
tegen de plaatsing van windturbines is.
Overwegende dat:
- Het college met dit persbericht de indruk wilde wekken dat er veel
draagvlak bestaat voor het plaatsen van extra windturbines, en dat
er dus maar weinig tegenstand is.
De raad spreekt uit dat:
Het draagvlak voor extra windturbines van bewoners buiten een
zoekgebied, niet mag worden aangemerkt als draagvlak voor extra
windturbines binnen een zoekgebied.
Het lid van de gemeenteraad
K.M. Kreuger
1 https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/college/wethouder/marieke-
doorninck/persberichten/bijna-twee-derde-amsterdammers-positief/
1
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 1229
Datum indiening 14 mei 2019
Datum akkoord 8 juli 2019
Publicatiedatum 9 juli 2019
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Martens en De Heer inzake
de uitstroom van alleenstaande ouders uit de bijstand.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
Uit berichtgeving van de Volkskrant bleek dat bijna 15.000 alleenstaande ouders
de laatste vier jaar van een bijstandsuitkering aan het werk zijn gekomen.’ Dit scheelt
gemeenten in totaal 200 miljoen euro aan uitkeringslasten. Een mooi succes van
voormalig PvdA-minister Asscher.
De daling is het gevolg van het afbouwen van subsidies voor alleenstaande ouders in
de bijstand en daardoor het beperken van de zogeheten armoedeval. Daardoor wordt
werken lonender. Voorheen leverden bijstandsmoeders duizend euro in als zij vier
dagen per week gingen werken. Het werkt averechts om op die manier werken te
ontmoedigen en fracties van de VVD en PvdA zijn dan ook verheugd over de
resultaten, maar ook benieuwd naar de uitwerking voor Amsterdam.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Martens en De Heer, respectievelijk
namens de fracties van de VVD en PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement
van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen aan het
college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Welke cijfers met betrekking tot het aantal alleenstaande ouders in
de bijstand zijn beschikbaar voor de gemeente Amsterdam? Is ook hier
sprake van een daling?
Antwoord:
Tabel 1 geeft het aantal bijstandsuitkeringen naar huishoudtype weer. In totaal is
het aantal bijstandsuitkeringen in de periode van 2012 tot 2018 gestegen van
36.392 naar 40.281. Met uitzondering van de alleenstaande ouders is binnen alle
huishoudtypen sprake van een stijging van het aantal bijstandsuitkeringen.
1 https://www. volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/afschaffen-armoedeval-heeft-succes-
bijstandsmoeder-werkt-zichzelf-uit-de-uitkering-bcf1 364a/ (13 mei 2019).
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ui 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 14 mei 2019
Tabel 1. Bijstandsuitkeringen (levensonderhoud
|Huishoudtype _| 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
alleenstaande 24463 26254 27449 28468 | 29642 29518 28872
alleenstaande ouder 7831 8062 7977 | 7871 | 7581 7404 6873
echtpaar met kinderen 2645 2720 2696 2786 2873 2927 2918
echtpaar zonder kinderen 1453 1514 1590 1483 1592 1625 1618
36392 38550 39712: 40608 41688 41474 40281
Noot. Standcijfers 31 december van het betreffende jaar.
In de periode van 2012 tot 2018 is het aantal alleenstaande ouders met een
bijstandsuitkering gedaald van 7831 naar 6873. Tabel 2 toont dat het aandeel
alleenstaande ouders in het totaalbestand van ontvangers van een bijstandsuitkering
is gedaald van 22% naar 17%.
Tabel 2. Aantal en aandeel bijstandsuitkeringen onder alleenstaande ouders
Bijstandsuitkeringen
(levensonderhoud) 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
Totaal 36392 38550 39712 40608 41688 41474 40281
waarvan alleenstaande ouder 7831 8062 7977 7871 7581 7404 6873
waarvan alleenstaande ouder (% 22% 21% 20% __ 19% 18% 18% 17%
Noot. Standcijfers 31 december van het betreffende jaar.
Figuur 1. Aantal bijstandsuitkeringen per jaar
45000
40000 nn —
35000
30000
25000
20000
15000
10000
nn
5000
0
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
Totaal waarvan alleenstaande ouder
Noot. Standcijfers 31 december van het betreffende jaar.
2
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam
Neng 120 Gemeenteblad R
Datum 9 juli 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 14 mei 2019
2. Hoeveel alleenstaande ouders zijn er de afgelopen vier jaar vanuit een
bijstandsuitkering daadwerkelijk aan het werk geraakt en in welke sectoren
hebben zij werk gevonden?
Antwoord:
Tabel 3 geeft de cijfers van de totale uitstroom vanuit de bijstand weer voor de
jaren 2012 tot en met 2018. De afgelopen vier jaar zijn er 5199 alleenstaande
ouders uitgestroomd vanuit de bijstand.
Tabel 3. Uitstroom uit bijstand
alleenstaande 6872 6817 8051\ 8165\ 7518 7670 7176
alleenstaande ouder 1382 1253 1364: 1514: 1318 1169 1198
echtpaar zonder kinderen 405 _ 370 394: 400, 344 358 _ 321
Noot. Standcijfers 31 december van het betreffende jaar.
Het aandeel alleenstaande ouders dat is uitgestroomd vanuit de bijstand ten opzichte
van het totaal aantal uitstromers is sinds 2012 licht gedaald (tabel 4).
Tabel 4. Aantal en aandeel uitgestroomde alleenstaande ouders
Totaal 9189 8902 10328 10533 9617 9630 9135
waarvan alleenstaande ouder (% 15% 14% 13% 14% 14% 12% 13%
Tabel 5 toont dat de afgelopen vier jaar 2707 alleenstaande ouders zijn uitgestroomd
vanuit de bijstand naar werk. Over uitstroom naar specifieke sectoren is op dit niveau
geen informatie beschikbaar.
Tabel 5. Uitstroom uit bijstand naar werk
Huishoudtype _____} 2012 2013 2014’ 2015’ 2016 2017 2018|
alleenstaande ouder 402 376 480: 691. 669 636 711
echtpaar met kinderen 219 230 256 282| 268 257 270
echtpaar zonder kinderen 84 104 121 129: 141 136 125
Noot. Standcijfers 31 december van het betreffende jaar.
Het aandeel alleenstaande ouders dat is uitgestroomd naar werk van het totaal aantal
alleenstaande ouders dat is uitgestroomd vanuit de bijstand, is toegenomen in de
periode van 2012 t/m 2018 (tabel 6). Ten opzichte van 31 december 2014 is het
aandeel alleenstaande ouders dat is uitgestroomd richting werk op 31 december 2018
met 24 procentpunt gestegen. Van 31 december 2014 tot 31 december 2015 is er
sprake van een stijging van 11 procentpunt; van 31 december 2015 tot 31 december
2016 is er sprake van een stijging van 5 procentpunt.
3
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Neng 120 Gemeenteblad
Datum 9 juli 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 14 mei 2019
Tabel 6. Aantal en aandeel uitgestroomd naar werk binnen de groep alleenstaande
ouders
EEEN:
uitgestroomd uit bijstand 1382 1253 1364 1514 1318 1169 1198
waarvan uitgestroomd
naar werk 402 376 480 691 669 636 711
waarvan uitgestroomd naar werk
% 29% 30% 35% 46% _ 51% 54% 59%
Ook op het totale bestand zien we over de hele periode een stijging van de uitstroom
naar werk als percentage van de totale uitstroom, maar die is minder sterk dan bij de
alleenstaande ouders (tabel 7). Van 2017 op 2018 is het percentage zelfs
ongewijzigd.
Tabel 7. Aantal en aandeel uitgestroomd naar werk binnen het totaalbestand
| Uitstroomuitbijstand ___|2012 2015 |20t4 |aot5 [2016 2017 | 2018
alle huishoudtypen
3. In hoeverre is het college van mening dat de daling laat zien dat een
financiële prikkel om aan het werk te gaan werkt? Graag een toelichting.
Antwoord:
De evaluatie van de maatregelen in de WHK toont aan dat deze er toe hebben
geleid dat (weer) gaan werken lonender is geworden voor alleenstaande ouders. °
Een alleenstaande ouder die vanuit de bijstand 4 dagen gaat werken, gaat er niet
meer in inkomen op achteruit.
In 2015 is er sprake van een stijging van arbeidsparticipatie van alleenstaande
ouders, hetgeen erop lijkt te wijzen dat een financiële prikkel helpt om aan het
werk te gaan. Het college deelt de conclusie uit het evaluatierapport WHK van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat het niet te zeggen is of er
een directe relatie is tussen de stijging en de WHK door de gelijktijdige
doorvoering van wijzigingen in de Participatiewet en het herstel van de
economie®. De financiële prikkel is dus mogelijk niet de enige component die
meespeelt in de afweging om weer te gaan werken.
Gemeente Amsterdam probeert samen met de HvÂ, de UvA en OIS het inzicht in
het effect van financiële prikkels op uitstroom naar werk te vergroten. Binnen het
Amsterdams Experiment met de Bijstand (AEB) wordt onder andere onderzocht
wat het effect is van een premie (financiële prikkel) op de keuze om (weer) aan
het werk te gaan. Het AEB is gestart op 1 februari 2018 en loopt tot begin maart
2021.
? Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. (december 2018). Evaluatie Wet Hervorming
Kindregelingen.
3 bidem, p. 29.
4
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer ui 2019 Schriftelijke vragen, dinsdag 14 mei 2019
4. Op welke manier is het college voornemens om de armoedeval in
Amsterdam te beperken?
Antwoord:
Het college geeft in het beleidskader Amsterdamse Agenda armoede en
schuldhulpverlening uitwerking aan het voornemen uit het Coalitieakkoord om de
inkomensgrens voor minimaregelingen te verhogen naar 130% WSM. Bij de
invulling daarvan zal het college expliciet aandacht besteden aan het effect van
de maatregelen op het voorkomen van terugval en te stimuleren dat mensen
(meer) gaan, en vervolgens blijven, werken.
5. Zijn er op dit moment in Amsterdam financiële regelingen beschikbaar voor
bijstandsgerechtigden die vervallen zodra iemand een baan (of andere
werkzaamheden) heeft?
Antwoord:
Nee. De minimaregelingen in Amsterdam zijn gekoppeld aan een inkomensgrens,
niet aan een inkomensbron (werk of uitkering). Dit houdt in dat iedere aanvrager
met een inkomen tot de inkomensgrens kan worden toegelaten tot de regeling en
de volledige vergoeding ontvangt die hierbij hoort. ledereen met een inkomen
boven de inkomensgrens wordt volledig uitgesloten van de regeling. Bij werk is de
kans wel groter dat het inkomen boven de gestelde inkomensgrens uitkomt.
Het recht op bijzondere bijstand (een vergoeding voor onvoorzienbare en niet uit
het reguliere inkomen te betalen, noodzakelijke kosten) wordt bepaald aan de
hand van een (inkomens-)draagkrachtberekening. Een belangrijk criterium is dat
de aanvrager in verhouding tot het inkomen hoge kosten maakt. De draagkracht
is het bedrag dat de aanvrager geacht wordt zelf te kunnen bijdragen in de
kosten; de vergoeding is dan het gedeelte van de kosten dat aanvrager niet kan
betalen. Hoe hoger het inkomen, hoe meer de aanvrager zelf moet betalen. Ook
hierbij geldt dat deze regeling niet gekoppeld is aan het wel of niet hebben van
werk, maar aan de hoogte van het inkomen (in dit geval dus in verhouding tot de
gemaakte kosten).
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
5
| Schriftelijke Vraag | 5 | discard |
x% Gemeente
Amsterdam
% Zuidoost
Overlegvergadering stadsdeelcommissie Zuidoost
Datum : dinsdag 16 janvari 2024
Aanvang - 19.00 UUr
Locatie : raadzaal (2°** verdieping), Anton de Komplein 150
Voorzitter : Neumine Marshall
Secretaris : Peter Vrieler
Agenda
1. Opening en vaststellen agenda 19.00
2. Bewoners aan het woord 19.05
3. Mededelingen 19.15
4. Vaststellen (concept) besluitenlijst 19 december 2023 19.20
5. a. Mondelinge vragen 19.25
b. Moties
6. Ingekomen stukken 19.55
BESPREEKPUNTEN
Gevraagde adviezen
7. _ Agenda Dieren 2024-2026 (vaststellen) 20.00
8. _Locatiekeuze OBA NEXT (vaststellen) 20.05
g. Concept participatieverordening (bespreken) 20.10
10. Vormgeving pierenbadje Zuidoost (bespreken) 20.25
11. Ontwerp Programma van Eisen nieuwe concessie GVB (bespreken) 20.40
12. Rondvraag en sluiting 20.55
Ter kennisname:
Toezeggingenlijst SDC januari 2024
| Agenda | 1 | discard |
a dela: f
*® Amste
A en En
EE en AE 5 Re
ie mn OD 7 mol
an Nn én) IN ne
nn
Mn
Tt a En he te Strategie 2021-2025
ie na 4 B ii | OREN ee me
ri Ee
Pe id B Ef EEN ME EN
HAN q B ae ka EEA
5, A: ï EE ig pe E {3 ES aid me s
UA Ae EN OEELSN
vS | IJ, Ee
EN 1 ER Í
KAN | Ed En
ZN BE
Á Ë n \ E
AN ES, =)
B art ee zn 5 on
/ / | 1 fh of hi Ei: ers
Ae g Ii: | | I EA
ie), Á NN) A 1 5
5 EN OM ANN
De Ë SE É u KN Rd
| qe ER. 5
si mi tr Eee eN Re
IR Ee NN, Ten 5 A Nt RE je September 2020
NEEN en Bn kN EN Re se 6
: GARDEN ENNE SE Rr
Inhoudsopgave 1 pe haven vandaag 7
2 Trends en ontwikkelingen 16
3 De haven in 2025 26
4 Dit doen we de komende vier jaar 34
Bijlage |:
Meerjareninvesteringsplan 51
Bijlage II:
Een gezonde organisatie 54
Bijlage III:
Havenbedrijf Amsterdam N.V. 58
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
“In tijden van
verandering willen we
zekerheid bieden met
een duidelijke koers.”
Vooraf
De Amsterdamse haven Deze groei maken we door in een grillige periode.
staat er goed voor Als we kijken naar de Brexit, het protectionisme van
De afgelopen jaren zijn er beduidend meer goederen de Verenigde Staten en een assertiever China lijkt de
overgeslagen en bedrijven gevestigd. Onze functie wereldhandel zich naar binnen te keren. Ondertussen
als internationaal logistiek knooppunt en gateway worden in Nederland en Europa belangrijke stappen
to Europe is solide. Met de nieuwe, grotere zeesluis gezet om broeikasgassen te reduceren. Dit raakt het kj
in IJmuiden zorgen we voor een toekomstbesten- Noordzeekanaalgebied en biedt tegelijkertijd kansen
dige toegangspoort tot ons havengebied, via Velsen voor de Amsterdamse haven. Daarnaast zet de
en Beverwijk tot aan Zaanstad en Amsterdam. Als stikstofproblematiek de vergunningsverlening aan
metropolitane haven versterken we bovendien vitale bedrijven op een laag pitje. Deze ontwikkelingen
functies voor de regio. Met zo’n 68.000 arbeids- zorgen voor onzekerheid.
plaatsen en een toegevoegde waarde van circa 7,2
miljard euro levert de haveneconomie in het Noord- De impact van corona
zeekanaalgebied (NZKG) een stevige bijdrage aan de Daar komt de coronacrisis bovenop. De ‘harde stop’
Metropoolregio Amsterdam. Recycling en circulaire van economieën kwam hard aan bij bedrijven in en
activiteiten in de haven groeien bovendien sterk. buiten de haven. Voor sommige klanten hield de
Samen met klanten, kennisinstellingen, overheden handel van de ene op de andere dag op. Denk aan
en andere partners maken we vorderingen in de containerlijndiensten van en naar het Verenigd
energietransitie en de circulaire economie. Koninkrijk. Aan Amsterdamse toeleveranciers
“Als we bedrijven
willen helpen om te
groeien In groene of
voor de Duitse industrie. Of aan de zee- en rivier- een actieve haven en havengemeenschap en betrokken circul Vide activiteiten,
cruisesector, die geen gasten kon verwelkomen. overheden op elk niveau. Als Havenbedrijf voelen we
Ondertussen bleef de bevoorrading van de een grote verantwoordelijkheid, maar we kunnen het enke KOR (S daar de
metropoolregio gegarandeerd. Zo liet de crisis ook niet alleen. We zoeken nadrukkelijk de samenwerking IS ch Poh I el Pra ohe| el Pes
het vitale fundament van de logistieke sector zien. met alle partners ín en ook buiten het Noordzeekanaal-
gebied. Samen maken we deze transitie waar. VA u eh a dd
Koersvast
Onze voornaamste ambities als Amsterdamse Zeker nu duidelijk zijn
haven staan nog ferm overeind. We blijven een sterk In tijden van verandering willen we zekerheid bieden
Europees knooppunt en een sterke Europese verwer- met een duidelijke koers, zonder onze ogen te sluiten
kingshaven voor vitale goederen en grondstoffen. voor actuele uitdagingen. Er is een toekomst na de
We geven bedrijven ruimte voor duurzame groei, coronacrisis, waarin de noodzaak voor een efficiënt en 7
zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid in duurzaam haven- en industriegebied groot is. En
de regio. We staan voor vermindering van broeikas- waarin we concrete stappen zetten naar een klimaat-
gassen en scheepsemissies. Voor een industrie en neutrale samenleving. We zijn het aan onze klanten,
regio die draaien op hernieuwbare elektriciteit en investeerders, de stad en de samenleving verplicht om
alternatieve brandstoffen. Voor toekomstbestendige het voortouw te nemen en helder te zijn over onze
mobiliteitsoplossingen. En voor slim hergebruik van ambities. Om te bouwen aan coalities, partnerships
grondstoffen. en vernieuwende projecten. Zo werken we aan een
concurrerend én duurzaam investerings- en vestigings-
Deze ambities bereiken we niet vanzelf. Als we bedrij- klimaat in het gehele Noordzeekanaalgebied. En lopen
ven willen helpen om te groeien in groene of circu- we voorop in de energietransitie.
laire activiteiten, moeten we daar de schouders onder
zetten. De energietransitie vraagt om andere voorzie- Namens de directie,
ningen en nieuwe infrastructuur. Om versterking van
de elektriciteitscapaciteit, om stoomvoorzieningen, Koen Overtoom, CEO
om slim gebruik van waterstof en hergebruik van Michiel de Brauw, CFO
CO. Om versnelde aanleg van windparken voor de Alexander Kousbroek, CFO ai.
Noord-Hollandse kust. Maar bovenal vraagt het om
Le & S- U leest de strategie van Port of Hoofdstuk 1. De haven vandaag
oo Amsterdam voor de periode 2021 tot We laten de ontwikkeling zien die we de afgelopen jaren doormaakten en zetten de
verwachtingen van onze belangrijkste stakeholders op een rij.
Wijzer 2025. Deze strategie wordt eens in de
Hoofdstuk 2. Trends en ontwikkelingen
vier jaar opgesteld - of eerder, wanneer . Rn .
We leggen uit welke ontwikkelingen we op de Amsterdamse haven zien afkomen
dat nodig is. en wat ze voor ons betekenen.
De strategie is bestemd voor onze organisatie, Raad Hoofdstuk 3. De haven in 2025
van Commissarissen en de aandeelhouder, als middel We lichten in dit hoofdstuk toe wat voor een haven we in 2025 willen zijn:
om sturing te geven en zicht te houden op de ambities een toonaangevende Europese zeehaven die voorop loopt in de transitie naar
zoals vastgesteld in de Visie 2030. Klanten, overheden een duurzame samenleving.
en andere stakeholders hebben meegewerkt aan de
totstandkoming van deze strategie en informeren we Hoofdstuk 4. Dit doen we de komende vier jaar
met dit document over onze keuzes en kansen We werken onze keuzes uit in realistische acties. Zo beschrijven we hoe we de
voor investeringen. Onze omgeving leest hoe we komende jaren aan het werk gaan om onze ambities te realiseren.
onze verantwoordelijkheid nemen als duurzame en
economische motor voor de regio. Bijlage |: Meerjareninvesteringsplan
We onderbouwen onze keuzes en acties met een meerjareninvesteringsplan.
Bijlage Il: Een gezonde organisatie
We omschrijven hoe we ervoor zorgen dat onze competenties, reputatie en manier
van werken meegroeien met onze ambities.
Bijlage Ill: Havenbedrijf Amsterdam N.V.
We beschrijven de statutaire doelen van de haven en haar dochterondernemingen.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
® …
Metropolitan neue hops!
/ T— e en nn am
or | / |
NS | L 7
A LL |
Ld
Be en E men
Internationale hub \ \ Zi | k
P
Onze visie voor 2030 Dn
In 2030 is de Amsterdamse havenregio meer dan een overslagpunt en nn nn
doorvoerhaven. De haven is dan een dynamische, internationale metro- n
poolhaven waar internationale industrie en de lokale circulaire economie
samen komen, waar wereldwijde ladingstromen en regionale recycling Metropolitaan centrum
elkaar ontmoeten en waar lokale energieproductie, maakindustrie, logistiek
en zakelijk-financiële dienstverlening een plek hebben. Door die verwevenheid
van stromen en sectoren kunnen we kennis en kunde mobiliseren om samen
sneller te innoveren.
kmsterdam
' è Le canlik
men
Ll Ee EEE emme
En eN TTE
wanvaezas Fm: %
in 2% Le EA aen NT EN
ET ib Ee 1e eN
id Er
[|
Er] E
&
Er a}
RTRA : me f
„ fi Ri A
Ne jr f |
| ‚kn e naven vanaaa
si | END IA U
En : SÂ vi vi E E De afgelopen jaren werkten we hard aan het realiseren
RES el SS A Ak dr sl
RN Ee PD KS De | / vi À, 9 9
en ent Re SN ú s van onze strategie 2017-2021. We ontwikkelen ons tot
Se Ei el nds NE eN À &
Á Ki in IE en nt ann Amsterdam Metropolitan Port, sterk verankerd in de
Ee ers oe
A0 Le red Le stad, regio en Europa. In dit hoofdstuk beschrijven
ras. np Foni 5 we waar we staan, welke resultaten we hebben
OK OT | er
, Í MAK | | pr behaald en wat onze klanten en stakeholders
mi hé k ib Î 5 uee
ij Î OEE 2 Oe van ons verwachten.
f Ê é 1 Î ' Pe 5
Í «18 Ë 4 Î 4
k Û Ë É DP BN 4 Î
TE De 3 bli an d
bit TT ge”, 4e
mt ej zl En zi ú 55
Í 4 5 4e s Ef »
TETN nr
IN
NU ge SES z Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Ne |
Overslag Totale Totale
(2019) werkgelegenheid toegevoegde
(2017) waarde (2017)
1 a
Md Ke
Ì = se ___Circulair mm
BE Agri Eneroy Dry i N N
Bouw-
grondstoffen KKK
J 2
ee ne : sG De
al en B Ne, Logistiek a
an Ey En ZE 73 | 31.054 3,2 mld
EK TET pn (Amsterdam) (Amsterdam)
\ 68.400 7,2 mld
ih m INZK 3) (NZKG) Dl
EE Energy Liquid nn ad
Dm en En
nn En EE _
> SL A
hen _ 5 Bs ig 5 3 in penn hk
a, nf a, eg i
hee n= Le E sale Fn 8
a En rr ks st
ee. Ne re zE ks « DT S=
B Te ee Eee Des Ee ke
ee a ©
Real men pr d 4 Pe me
Estate TTT Le = mi d
ee 4 z Ald
PO OA ==
Energy Dry & 2 an ee”
Energy Liquid ie JN \ TP
De haven van nu Dr 4 nf, se E
wordt gekenmerkt door vijf Aggigpew- ha n u Ee En
gronds offen & Dy ra fh Te
sterke clusters. Dankzij sterk MBE oistiek circular & 1 e= n
veranderde havenactiviteiten 4 Renewable En d
hebben we ons de afgelopen FP 5 Industry ei >
periode ontwikkeld tot een haven VP 4 en
die een duurzame bijdrage levert 45 ee mn
aan de metropool. 4 en,
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam Cruise
De Amsterdamse haven sat erannosozo oedvoor. De krach d
Meteen overslag van 86,7 mien ton perjaar (zo19) e kracht van de NS
Amsterdam de grooste zechavenin dere wa Amsterdamse haven EE
en Velsen /IJmuiden (Zeehaven IJmuiden NV en Tata Amsterdam is een mondiale spil voor KE
Steel). De totale overslag in deze havenregio bedroeg brandstoffen, agri en cacao EE
in 2019 zo’n 105 miljoen ton. Daarmee wordt de regio De Amsterdamse haven is dé benzinehaven van ke
gerekend tot de vierde haven van Europa. Het markt- de wereld. Er vindt veel aan- en afvoer plaats van
aandeel van de havenregio in de Hamburg-Le Havre (fossiele) brandstoffen, maar geen raffinage als in de
range steeg van 6,6% in 1990 naar 8,2% in 2019. Rotterdamse haven, waar vooral ruwe olie wordt Ee a
ingevoerd. Wel worden er alternatieve brandstoffen Kn ee À d
We zorgen ervoor dat mondiale stromen, geproduceerd, zoals tweede generatie biodiesel. EE
Europese markten en regionale voorzieningen elkaar Deze brandstoffen worden in Amsterdam gemengd nn
versterken. Samen maken ze immers gebruik van de- of bewerkt volgens klantspecificaties, die per markt En
zelfde infrastructuur en nautische voorzieningen. Zo flink kunnen verschillen. Vanuit Amsterdam wordt Ke
versterken ze elkaar. De haven hoort bij Amsterdam, ook kerosine geleverd aan Schiphol. Onze rol in Ee
bij de metropoolregio, bij Nederland en bij Europa. de brandstoffenhandel is daarmee van strategische Kn
Onze license to operate hangt af van de manier waarop waarde voor Schiphol. kn en
we de verwachtingen van onze stakeholders waarma- Kn
ken - en rekening houden met uiteenlopende belan- De Amsterdamse infrastructuur voor verwerking Ke
gen en ambities. We gaan eerst kort in op de unieke van brandstoffen maakt een verschuiving naar Ke
karakteristieken van onze haven. Daarna zetten we hernieuwbare brandstoffen aantrekkelijk. Een Ke
op een rij wat onze belangrijkste stakeholders van ons actueel voorbeeld is het bijmengen van 10% (bio -) kl En En
verwachten. ethanol aan benzine als gevolg van EU-eisen. Ook ® pe ij 5 | 5
onderzoeken we de productie van schone syntheti- d A
sche kerosine op basis van groene waterstof. î Ls »
K
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam A B
Marktaandeel in In de agrisector heeft Amsterdam van oudsher een De Amsterdamse haven heeft historisch gezien een sterke
Noordwest-Euro pa sterke positie. Wat betreft cacao-import is de Am- relatie met de landen om de Oostzee. Nog steeds vindt er
sterdamse haven zelfs de grootste ter wereld. In onder in Amsterdam op- en overslag plaats van veel hout- en
meer Zaanstad is een grote verwerkingsindustrie papierproducten. Deze worden onder meer overgeslagen
| gevestigd en in Amsterdam zijn meerdere bedrij- op overdekte terminals, waar schepen droog in een loods
NN ven gespecialiseerd in cacao-opslag. Cacaoladingen afmeren. Daarnaast speelt de Amsterdamse haven een rol
AN worden getransporteerd naar onder meer Duitsland in de Europese distributie van voertuigen en werktuigen.
Ean en Zwitserland, bijvoorbeeld naar Nestlé. Ook andere
2019 agrifood-grondstoffen worden verwerkt in Amster- In het Europese containervervoer groeit onze positie.
dam. Denk aan de koffiebranderij van Starbucks, waar Inmiddels bedraagt het containertonnage ongeveer
8,2% koffie voor de Europese vestigingen gebrand wordt. 1 miljoen ton per jaar. Dat zijn zo’n 100.000 containers.
Lijndiensten via binnenvaart en shortsea verbinden
De Amsterdamse haven is Amsterdam met andere havens in West-Europa.
een gateway to Europe
Rotterdam De Amsterdamse haven is onderdeel van de De Amsterdamse haven huist maak-
Antwerpen Hamburg-Le Havre range. De haven en bedrijven- industrie en voorzieningen voor de
Hamburg terreinen in het Noordzeekanaalgebied verbinden metropoolregio
Znsterdam Noordzeekanaalgebied Europese goederenstromen via drie belangrijke De Amsterdamse haven en de rest van het Noordzee-
Le Havre trans-Europese transportcorridors (TEN T-corridors) kanaalgebied zijn samen een belangrijke vestigingsplaats
Duinkerken met intercontinentale diepzeegerelateerde handels- voor verwerkende industrieën en (havengerelateerde)
Zeebrugge stromen. Deze strategische bevoorradingsfunctie bedrijvigheid. Van Tata Steel in Velsen tot de voedsel-
North Sea Port* maakt Amsterdam voor de Europese Unie een core verwerkende industrie in de Zaan: zeer uiteenlopende
Wilhelmshaven network port. Binnen Nederland is Amsterdam de bedrijven in de regio maken gebruik van onze haven-
TD tweede haven en door de Rijksoverheid aangewezen infrastructuur, nautische dienstverlening en verkeers-
* Gent, Terneuzen, Vlissingen Bron: ESPO rapportages . a.
als haven van nationaal belang. begeleiding.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
EE
Hi 5 Tl | rt zr ee le
zl Re DEN NINE zE iS Es
KREEK INN SQ
RE NELE B ZN IE
ARIE RR
ee NL oe MAN
EENS ME SS
k N N Ek | 3 En en en | # Baas
DEE EE En
Daarnaast huist de haven kritieke stedelijke voor- den met de economie van het Noordzeekanaalgebied. iN de \ == el |
zieningen als afvalwaterzuivering, elektriciteitsop- Denk aan de food-, materials- en energy-sectoren N \ Ni KE en, N ge 3
wekking en afvalverwerking. Bouwafval en bouw- van Velsen, Beverwijk en Zaanstad en aan luchthaven A NAS pa of S \ /
grondstoffen worden steeds vaker via het water af- en Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer. Die \á B là BES É
aangevoerd van en naar bouwhubs in de haven. Ook verbondenheid geldt ook voor ladingstromen en hf NS ehs Î
wordt in de haven beton en asfalt voor de lokale markt productieprocessen. Cacao uit Amsterdam wordt he à EN z AS
geproduceerd en hergebruikt. verwerkt in de Zaanstreek. Wind en waterstof uit \ N SC ai AN Ban cÀ
IJmuiden vinden hun weg naar Amsterdam. We incisies Di Í NE
De afgelopen jaren verwelkomden we startups en Arbeidskrachten uit bijvoorbeeld Beverwijk |
gerenommeerde bedrijven waarmee we kansen werken in Amsterdam en vice versa. Passagiers en d LN Ss
realiseren op het raakvlak van logistieke, industriële ladingstromen verlaten de haven via Schiphol. en Ne
en grootstedelijke functies. Denk aan restafval dat Meer dan ooit hebben de Amsterdamse haven en
wordt verwerkt tot alternatieve brandstoffen. Aan de regio elkaar nodig.
organisch afval dat een tussenproduct wordt voor de
voedingsindustrie. Aan rioolwater, waaruit circulaire Landelijk werkt Amsterdam nauw samen met
grondstoffen worden gehaald. Of aan brandstoffen andere havens. Met Port of Den Helder en Groningen
voor Schiphol. Zo brengen we de metropoolregio Seaports werken we aan de ontwikkeling van
samen verder. waterstof. Met Havenbedrijf Rotterdam werken
we al langer intensief samen, onder meer aan digitale
Regionale samenwerking tussen dienstverlening met onze dochteronderneming
havenregio's is van groot belang Portbase.
De Amsterdamse haven is onderdeel van een breder
regionaal, landelijk en Europees haven-ecosysteem.
De verkeersbegeleiding en verkeersveiligheid op
het water zijn in handen van het Centraal Nautisch
Beheer. Binnen de regio zijn industrieën sterk verbon-
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Wat bedrijven in de haven nodig hebben
de h dig hebb
Een haven die waarde toevoegt Ruimte om te ondernemen om deze energie en grondstoffen te transporteren.
De havengebonden activiteiten in het Noordzeeka- We willen klanten genoeg ruimte bieden om te De scheepvaart vraagt om een (bunker)infrastructuur
naalgebied zijn goed voor een toegevoegde waarde van ondernemen, op elk niveau. Zo kunnen ze investeren die schonere scheepvaart mogelijk maakt.
7,2 miljard euro en meer dan 68.000 banen. De ruim in nieuwe markten, een duurzamere operatie en Daarom geven we prioriteit aan het versterken
1.400 bedrijven in de Amsterdamse haven leveren een circulaire productieprocessen. Fysieke en van elektriciteitsvoorzieningen en hergebruik van
belangrijke bijdrage, van directe arbeidsplaatsen op ter- milieuruimte (samen ontwikkelruimte) is schaars in restwarmte. Ook maken we de haven geschikt voor
minals voor slepers en machinisten tot indirecte werk- de Amsterdamse haven. Dit vraagt om vermindering toekomstige energiedragers als waterstof en groen gas,
gelegenheid voor kwaliteitsinspecteurs, handelaren en van bureaucratie bij vergunningverlening en snelle samen met regionale overheden en netbeheerders.
installateurs. De regio rekent op deze banen, zeker in doorlooptijden. Daarom werken we aan een beter
onzekere tijden als nu. Wij rekenen op deze bedrijven: vestigingsklimaat waarbij we ons concentreren op Snelle doorvoer en slimmere
de toekomst van de haven hangt van hen af. Daarom het havengebied, de bereikbaarheid van de haven en verbindingen
laten we zien dat ze ook op ons kunnen rekenen, onder onze dienstverlening. Elk bedrijf in onze haven heeft baat bij snel, veilig
meer door te helpen bij het aantrekken van lading en en transparant vervoer van goederen via de weg, het
door verbindingen naar het achterland te versterken. Een duurzame energie-infrastructuur spoor en via het water richting zee en achterland. Het
Bedrijven in de haven leveren een belangrijke bijdrage wordt steeds drukker in de haven en de nautische
‘ e aan een duurzaam energie- en grondstoffensysteem. ruimte is beperkt. Daarom verbeteren we onze bereik-
8 Dat stelt andere eisen aan onze energie-infrastructuur. baarheid via het water, weg, spoor en buisleidingen.
4 Bedrijven vragen om meer elektriciteit, stoom, Dat doen we onder meer door samen met het Centraal
(groene) waterstof, CO, - en om een infrastructuur Nautisch Beheer en Portbase te werken aan betere
mn N uitwisseling van informatie.
4
ei
En 4 en. \ Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Ne E/
AMAR.
ral Lon 0
Ei Kr TR A
Wat de Metropoolregio Amsterdam nodig heeft ei A'4 KL TRED
. Ef meant - ‚ |
De haven als nautisch en maar noodzakelijk voor de energietransitie en circulaire Tis Te k ì en
logistiek knooppunt ambities van haven, stad en regio. Daarom willen we TU vid 98 Î |
Onze nautische en logistieke functies met onze kades, bestaande en nieuwe circulaire bedrijven laten groeien. e in Tk H
havenbekkens, wegen, spoorlijnen, de zeesluis en Hiervoor moeten we de benodigde milieuruimte orga- 3 : Ln Á |
onze digitale infrastructuur zijn essentieel voor de niseren, samen met de regionale overheden. Ti d
ontwikkeling van de metropool. Bevoorrading van de | En | |
stad wordt belangrijker, denk bijvoorbeeld aan Food Een haven die bijdraagt aan de Ras = — U 8
Center Amsterdam. Distributiecentra vragen om klimaatdoelstellingen an :
vervoer over water en spoor en last-mile-transport De gemeente Amsterdam wil in 2050 klimaatneutraal W 7 a ij D
zonder uitstoot. Daarom investeren we in verster- zijn. Ook verwacht de regio dat we blijven werken aan Je ir
king van basisvoorzieningen. We vernieuwen kades, betere luchtkwaliteit door fijnstof, stikstof en zwavel vm ni | |
wegen en multimodale aansluitingen om de haven terug te dringen. Het Actieplan Schone Lucht van de Ia EL
bereikbaar te houden. gemeente Amsterdam vraagt om emissieloos vervoer. Tu ij IJ an
De Regionale Energiestrategie (RES) van Amsterdam | | S
Het havengebied als en Noord-Holland Zuid vraagt daarnaast om ruimte Zn |
duurzaam industriegebied voor windmolens en zonnepanelen. Het Haven- Í | |
Het havengebied is het voornaamste industriegebied bedrijf werkt met overheden en het bedrijfsleven in 8
in de metropoolregio voor bedrijven uit de hogere de regio aan het Klimaatakkoord Noordzeekanaal- ij | kad
milieucategorieën als AEB Amsterdam, Vattenfall en gebied. Samen met partners uit de energieketens ®
Orgaworld. Al deze bedrijven dragen bij aan een duur- willen we duurzame waardeketens realiseren voor | |
zame toekomst. De milieu- en risicoruimte is schaars, bijvoorbeeld alternatieve brandstoffen en waterstof. | |
Û
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam rn) |
A
4 En 8
Een haven die meedenkt over ruimte Een haven voor bezoekers
De metropoolregio wil haar inwoners prettig, veilig en recreanten
en rustig laten wonen. Het inwoneraantal neemt toe, Water in Amsterdam heeft een grote aantrekkings
terwijl de beschikbare ruimte is achtergebleven. Daar- kracht, zowel voor recreatievaarders als cruisebezoe-
naast worden zaken die bijdragen aan leefbaarheid als kers. Tegelijkertijd is het IJ een belangrijke Europese - Ee B
stedelijke distributie, energie, afvalverwerking, water- waterweg. We moeten ervoor zorgen dat de recrea- hi PT
zuivering en bouwlogistiek belangrijker. Voor beiden tievaart veilig kan groeien, zonder dat het IJ daar als han „ - ee \
Te af
is ruimte nodig. Dat vraagt om zorgvuldig grondbe- hoofdtransportader onder lijdt. De groeiende zee- en K | ze ij Tam
leid, waarbij we het watergebonden karakter van de riviercruise vraagt daarnaast om duurzaamheid en een EE | if == |
haven behouden. Daarom staat intensief ruimtege- betere spreiding. Daarom werken we aan regionale oe hf TE Ri li a en 14 u
Alle ar 8 ul
bruik centraal bij het vestigen van nieuwe bedrijven spreiding van cruiseschepen (onder meer samen met AAN OEE TD we D B 4 maid!
. . . . A Birra M Ddl:
en hergebruik van bestaande terreinen. Zaanstad en Zeehaven IJmuiden) en verduurzaming En B | hj”
van de cruisevaart. 5 amal: LK
49 EAA P,
> ij he 4
fd " AL
En EE _
DE ee an EN | |
EEE ES EE A
Ee AE | =j jn
Ee EI | ee
En FJ i E
 il | | ER
Ee De nn m
pe | =- : SS mmm Se 5 } be
ei
a q KA
SE | A |
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam SE | en -
me Ea NN 8
Vooraf De haven vandaag Trends en ontwikkelingen De haven in 2025 Dit doen we de komende vier jaar Bijlagen
Het Europese TEN-T-beleid is van belang voor de
achterlandverbindingen van de Amsterdamse haven en
het Noordzeekanaalgebied. Amsterdam heeft als core
network port toegang tot drie van de negen Europese
transportcorridors. De nieuwe zeesluis maakt groei in
overslag en ontvangst van grotere schepen mogelijk
en een optimaal gebruik van het multimodale TEN-T
vervoersnetwerk. Dit strekt zich via spoor, binnenvaart,
shortsea en wegvervoer uit tot het Verenigd
Koninkrijk, Italië, de Alpenlanden, de Baltische
regio, en de Middellandse Zee-regio. Daarmee is
®
Wat Nederland en Europa nodig hebben de Amsterdamse haven één van de essentiële
havens voor de bevoorrading van Europa.
De Amsterdamse haven als vitaal me he Rn i ed
onderdeel van het nationale havensysteem e ed p a De a _ en
Met de andere Nederlandse havens vormen we een geïnte- EE" em OS Tt) is en ZÔ
greerd havensysteemn. Amsterdam onderscheidt zich hierin ee \ Bi # Berlijn _ Goansk
. 8 p= “ 4 On
als energiehaven en Europees knooppunt. De Havennota ad EA Amien 5 e
5 ee m 5 North Sea - Baltic Corridor :
(2020) van het Rijk benadrukt ons belang als cruciale han- hal De .
. … eran pn £
delsschakel en vestigingsplaats die bijdraagt aan de Neder- enen el
landse concurrentiepositie. Het Rijk vraagt zeehavens om tf Pe en /
samen het logistieke systeem van zee- en binnenhavens te Pae” f =
versterken en efficiënter te maken en zo de spil te zijn van | en
r mm
de Nederlandse verduurzaming. EE Rhine - Alpine Corridor
Lager energieverbruik en y
lagere CO‚-uitstoot North Sea - en
: : : …. Mediterranean s
Ook op het gebied van klimaat willen we een haven zijn on (LS Dl
van nationaal belang. De Europese ambitie voor een Green ò
Deal en de landelijke klimaatagenda hebben hetzelfde doel:
klimaatneutraal in 2050. Daarvoor is een CO -reductie in _ 8
2 Ì
alle havengebieden nodig. Ook wij hebben grote stappen E3 Es A Genua
Mr A KR
te maken. Er moeten genoeg alternatieve brandstoffen B ”\ : ek EK
beschikbaar zijn en afvalstromen verwerkt kunnen worden a IR
tot nieuwe grondstoffen. Daarnaast blijft CO,‚-reductie van al 4 |
onze eigen organisatie belangrijk. Ei  a
r 8 jp \ SN - Marseille mn.
r & De j Í Be ak BE mh,
en ie ak / ka Ee md
Ve P Ee
= mt ij
| dd Le Le! | Te I
Ì e= \ Ì |
Be O8 fi f Ta k | |
__ : heli
| ARV ê Ty Ts N
JR ; ge N £ SN
an VELE
iin N nn
a
he '
: Kel
_
a
Als sterke Europese haven spelen we
p p Naar globaal denken met Europese focus
een belangrijke rol in de aan- en afvoer
. De grenzen van globalisering Het energiesysteem wordt
van goederen voor de metropoolregio rr:
worden duidelijk decentraler en duurzamer
en Noord-Nederland - en zijn we De handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en We zien dat oliemaatschappijen investeren in duurza-
China, de Brexit en handelsverdragen die onder druk me elektriciteit, dat Nederland de gaswinning ver-
een voorname toegangspoort naar _ In
staan, laten de grenzen zien van globalisering - en van kleint en dat er plannen zijn om het huidige gasnet-
het Europese continent. Op de wereldwijde handel. De samenleving stelt vrij verkeer werk geschikt te maken voor waterstof. Door slim
van goederen en personen bovendien steeds vaker ter hergebruik worden we bovendien minder afhankelijk
brandstoffenmarkt nemen we een De . .
discussie. Waar het jarenlang draaide om het uitbeste- van de grondstoffenhandel en geopolitieke invloe-
sterke positie in met een opslagcluster den van productieprocessen, zien we een kentering. den. Er ontstaan kansen voor een duurzaam energie-
. Industrie vestigt zich weer dichter bij huis. Het belang systeem dat meer lokaal geproduceerde elektriciteit
voor olieproducten. In de land- en . . .
van handel binnen Europa neemt hierdoor toe, net als combineert met nieuwe vormen van energieopslag,
tuinbouwsector trekken internationale het belang van het Noordzeekanaalgebied als logis- duurzame brandstoffen en groene waterstof om in
. tiek-industrieel knooppunt. onze energiebehoefte te voorzien.
spelers in en om de haven
importstromen aan uit Zuid-Amerika De coronacrisis remt de Europa werkt na ‘Parijs’ aan beleid, instrumenten
. . . wereldwijde verbondenheid en wetgeving. Met de Green Deal doet de Europese
en West-Afrika. Een internationale J en: . ann6 zon
Het coronavirus laat op een pijnlijke manier de keer- Commissie een aanzet voor een groeistrategie die van
positie om trots op te zijn. Toch zien zijde zien van globalisering. Lockdowns, minimaal Europa in 2050 het eerste klimaatneutrale, circulaire
. vliegverkeer en gesloten grenzen halen de vanzelf- en grondstoffenefficiënte continent moet maken. De
we dat werken en groeien zoals we dat
sprekendheid van internationalisering onderuit. De Green Deal omvat een uitgebreid pakket aan maatre-
kennen snel verandert. We zetten de impact van de coronacrisis is nog onduidelijk, maar gelen. Met name voorstellen voor verduurzaming van
belanarijkste trends op een rii een recessie is onvermijdelijk. Blijvende beperkingen transport hebben invloed op de haven. Denk hierbij
gr p )- uit angst voor een nieuwe besmettingsgolf zijn niet uit aan uitbreiding van het emissiehandelssysteem, wet-
te sluiten. geving voor energiesystemen en belastingen.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
N a it af
an k Ee x ed
Naar digitale, duurzame en dn
toekomstbestendige distributie
De digitalisering van Stedelijke distributie wordt efficiënter
havenprocessen versnelt en duurzamer u
In een sector waarin efficiëntie cruciaal is, maken Vervoer in de metropoolregio moet verduurzamen.
voorspelbaarheid en flexibiliteit het verschil. Dat We helpen bij het duurzaam bevoorraden van de 4
kan niet zonder verdere digitalisering, met data als regio en industrie door groen transport over water en EE EE NE
brandstof. In hoog tempo ontstaan er initiatieven emissieloos vervoer naar de stad te ondersteunen. Dit ee BE uE:
als autonome scheepvaart, apps die samenwerking gaat om uiteenlopende stromen: van consumenten- ee
stimuleren en drones die helpen met inspecties. Met goederen en bouwmateriaal naar de stad tot afval en ; 5 pr ne mr 5
open, veilige en schaalbare producten kunnen we reststromen naar de haven.
werken aan een slimme haven waarin informatie de-
len vanzelfsprekend is. Als neutrale partij helpen we
door data en informatie van onszelf én anderen in de
keten te ontsluiten en waar mogelijk te delen. Samen
met betrokken partijen en andere havens zetten we
Nederland zo neer als efficiënt logistiek knooppunt.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
‘ | KL
K
Pi
an
ge
Dg
z | 4
- Ei
B Ai
B ore Ef
is de haven als brandstoffenknooppunt de ideale plek ee ges
voor opslag en productie van alternatieve brandstoffen Sie | N dg
Er is hard gewerkt aan plannen voor een duurzamere en voor schoon goederenvervoer. Le e TE j Ed
samenleving. De eerste resultaten zijn geboekt en eN BN rg NL PJ LAN ú \
bieden perspectief. Nu is het tijd om tempo te maken Zo wordt voor de Noord-Hollandse kust tot 2025 2,1 IN Nai Bel el |
persp ij p ; 52, S Á ER ere |
op te schalen en kosten te drukken. De overstap naar GW aan offshore windparken gebouwd en verder uit IN \ Ae î A eN da
alternatieve energiebronnen en -productieprocessen de kust nog eens 4 GW. De bouw en het onderhoud ENDE Vn Hi Ì IJ tr J mm I/ |
is echter kostbaar en nog vaak afhankelijk van sub- wordt gecoördineerd vanuit havenlocaties in de buurt. ' ij ij Nt Ì Ì 8 Û Eil NI Ni id E
sidies. Om aarzeling in de markt te doorbreken, is Ook producenten van turbine-onderdelen en bekabe- Ki ll iN IN Al | a 4 ie EN 5
stimulering door de overheid nodig. Duidelijke doel- ling vestigen zich bij voorkeur dicht bij de windparken. Il | ä IN | Ik ss (AN AN
stellingen, eerlijke beleidsinstrumenten en gerichte De Amsterdamse haven ligt gunstig voor de offshore Ba: Pe ON F
investeringen zijn goed voor het vertrouwen in de windindustrie, zeker nu aan de zeezijde van de nieuwe RT
energietransitie, ook voor bedrijven in de haven. zeesluis de Energiehaven wordt ontwikkeld. È î wd
Amsterdam heeft de ambitie om in 2030 55% minder Nederland wil in 2050 100% circulair zijn. Volgens = D
CO, uit te stoten ten opzichte van 1990. Ook de Euro- het landelijke Grondstoffenakkoord betekent dat 50%
pese Commissie ziet ten minste 55% CO‚-reductie minder gebruik van primaire grondstoffen in 2030. es
in 2030 als noodzakelijk om uiteindelijk in 2050 Twee ambitieuze doelstellingen. In 2019 produceerde En !
klimaatneutraal te zijn. Als Havenbedrijf spelen we de gemiddelde Nederlander nog zo’n 490 kilo afval per % B Ee
een belangrijke rol bij het realiseren van deze plannen. jaar. Slechts 55% daarvan werd gescheiden ingezameld. Se En
We investeren in infrastructuren en brengen kennis Om circulair te ontwerpen, produceren en hergebrui- eis neen
samen om groener te werken en leven. Bovendien ken, moeten we om te beginnen beter scheiden. In de Se
es
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam er
Ee
rs vk
ä ET OR 5 ES. 5 fe Ë iij
Zas es \
Oe, nnn
È f _ En Oer nina 4 Ke
a N y aal Ie EE mt N
y Vai Ê } PE _ \ E
eN a ze dl Se ank PO
ES : Dh
B Â (E- EEE En 7 EK ee er
haven worden al op grote schaal plastics, rubber, me- vangen door alternatieve brandstoffen en elektriciteit. Ee ne RE RT
talen, glas en hout ingezameld, gescheiden en gerecy- ge Ais en en Ä De mn
cled. Daarmee zijn er meerdere zuivere afvalstromen Met de Green Deal Zeevaart, Binnenvaart en Havens 4 4 0 i B re
beschikbaar. Dit maakt de haven een aantrekkelijke wil het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de 3 A Ln | _
: . . … … . . . \ eN Re EB
locatie voor circulaire bedrijven. Zo dragen we bij aan uitstoot van binnen-en zeevaart met 20% reduceren in N Meen Ee a
de circulaire ambities van de gemeente Amsterdam. 2030. De Gemeente Amsterdam legt in het Actieplan Ee KN
. . 4 eci ded i @ ze
Schone Lucht vast dat wegverkeer in de stad in 2030 ae aar Ei OR B s
Scheepvaart, transport en logistiek volledig uitstootvrij moet zijn. Een forse uitdaging y ae ol B % pd
moeten emissie-arm voor logistieke stromen vanuit de haven naar de stad. Ken 5 Nn ol mi
Internationale scheepvaart valt buiten het Parijs-ak- pn àl 3 { @ 40 rs
koord. Toch heeft de Internationale Maritieme Orga- Ook de luchtvaart is buiten het Parijs-akkoord en 3 S — Hà Bed A Ì B
nisatie (IMO) doelen gesteld: een vermindering van gehouden, maar staat voor een verduurzamings- % r) ON Bin à ne
uitstoot van CO, per transporteenheid met 70% in opgave. Regelgeving voor het bijmengen van „AB in 8 U
2050 en van zwavel met 85% vanaf 2020. De Europese alternatieve brandstoffen wordt concreter. Door NN mn 5
Unie onderzoekt strengere reductiemaatregelen voor onze pijpleiding naar Schiphol kunnen we veel r as [ I=
de scheepvaart. Het Klimaatakkoord bevat al afspraken betekenen op het gebied van productie, opslag en Î En
over duurzamere mobiliteit. De kern: transport moet distributie van alternatieve kerosine. | be
snel schoner, onder meer door benzine en diesel te ver- Ee
a
Investeringsopgave voor een tot 2030 cumulatief voor 9 tot 15 miljard euro moet voor een derde van het emissiereductiepotentieel NE
klimaatneutrale industrie investeren om de klimaatdoelstellingen te realiseren van de Nederlandse industrie. Om dit voor elkaar al
De transitie naar een duurzame Nederlandse industrie (bron: SER, 2018). De noodzakelijke investeringen te krijgen, zijn investeringen nodig in de publieke A A
vereist investeringen in nieuwe technologieën, voor het industriecluster in het Noordzeekanaalgebied energie-infrastructuur zoals het elektriciteitsnet í a |
energiebesparende maatregelen en circulaire inzet van bedragen naar schatting tussen de € 3 tot 5 miljard. en de waterstofinfrastructuur. Deze benodigde
grondstoffen. De Sociaal-Economische Raad geeft aan Die investeringen leiden tot concreet resultaat: publieke investeringen komen bovenop de NE
dat de Nederlandse industrie in de periode van 2020 de maatregelen van het NZKG-cluster zijn goed investeringsinschattingen voor de industrie. ss KS
me HE
Se 5 EE
Van fossiele ladingen naar diverse en duurzame ladingen
Corona tempert de groei Totaal overslagprognose in miljoenen tonnen tot 2024:
De afgelopen jaren groeiden we constant. Met een
overslag van 86,7 miljoen ton per jaar (2019) zijn 86,7 77,0 77,9 78,9 78,4 80,0
Ü
we de grootste haven in het Noordzeekanaalgebied.
. 80,0
Samen met de havens van IJmuiden/Velsen, |
Beverwijk en Zaanstad vormen we de vierde 70,0
I
haven van Europa, met een marktaandeel van 8,2%. 60.0 |
We versterkten deze positie te midden van stevige
I
concurrentie en tijdens onze ontwikkeling naar een 50,0 7
metropolitane haven. Op lange termijn zien we de 40,0
I
groei in overslag bij zeehavens afvlakken.
30,0 :
I
I
Voor 2020 verwachten we een neergang in overslag 20,0
I
als gevolg van de coronacrisis, lage olieprijzen, geopo- 10.0
litieke spanningen en de aanstaande recessie. Mogelijk i
I
treedt in 2021 herstel op, maar het niveau van 2019 0,0
2019 | 2020 2021 2022 2023 2024
wordt zeker niet bereikt. Kansen voor herstel van het
. . . . B Energy Liquid Logistiek B Bouwgrondstoffen WM Agri Circulair MN Energy Dry
overslagniveau zien we in diverse markten, al zal de
mate van herstel afhangen van eventuele volgende ‚ On ‚ ‚ ‚
. De impact van corona is duidelijk zichtbaar in de overslagprognose voor 2020. Er is sprake van daling van alle
virusgolven. overslagstromen, met uitzondering van de circulaire stromen in de haven. De komende jaren verwachten we een
herstel van de overslag, waarbij met de opening van de nieuwe sluis kansen voor groei in met name de logistiek
ontstaan. De dalende trend in de kolenoverslag zet door, waardoor de totale overslag naar verwachting in
2024 uitkomt rond de 80 miljoen ton.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
iik in de
48 ee k
anr f
Ot /
MRE) fs ik
Be
Alternatieve brandstoffen nemen de Nieuwe kansen buiten JA
plaats in van fossiele brandstoffen de fossiele energie mk |
Volgens de World Energy Outlook 2018 van het Inter- We zien kansen voor groei in ladingstromen voor Hus ZIG 7 f
EO RE —
national Energy Agency (IEA) neemt het gebruik van land- en tuinbouwproducten, general cargo en Zed AD 4 f
OEOOEG LT Li ri 4
kolen, aardolie en raffinageproducten naar verwach- containers, mineralen, bouwgrondstoffen en DZ EN
EE (SONT Ae
ting langzaam maar zeker af ten gunste van energie alternatieve brandstoffen. Deze markten zijn wel 4 A Lr / Ma /
van niet-fossiele oorsprong. We voorzien in Amster- erg volatiel. Bovendien ervaren we er flinke concur- / 4 f df
dam een verdere daling in kolenoverslag. Zo nemen rentie van andere Europese zeehavens. Daarom dl ’ 4 V‚- on 7
op kolenterminals andere ladingen al steeds vaker de spannen wij ons in om samen met klanten nieuwe / Zij D/A W
plaats in van kolen. De komende vier jaar verwachten markten en activiteiten aan te trekken. Daarbij worden Ze MS a pe và /
we een stabilisatie van de traditionele brandstoffen- we geholpen door de nieuwe zeesluis, waardoor we A C/D f DA hital
markt en een opkomst van hernieuwbare brandstof- vanaf 2022 grotere schepen kunnen verwelkomen. en Jil MED: a NT
7 RE 6 0 er j Diez (f lp nd Tea
fen. Na 2025 verwachten we dat de wereldwijde tran- / NL KES af Je / flh Ji
sitie van olieproducten steeds meer kansen biedt voor / ) a Ln ) Zij 5
deze alternatieve brandstoffen. We zien in Amster- JÂ Ee Sei / 40 UL
. … De grootste zeesluis ter wereld wordt naar mesi, ) dd 3
dam al de eerste initiatieven ontstaan. Een belangrijke f 8 8 f PV AE /- TN rl
verwachting eind januari 2022 in gebruik ri fe Ee #77 Dh / Ll |
. . . . Ee A / Ô
nieuwe markt is die voor de productie, op- en overslag genomen. De sluis wordt 500 meter lang, 70 Ad td Á
: : r Se if d ON OO,
van biobrandstoffen, grondstoffen en energiedragers meter breed en 18 meter diep. Het schutproces ii Vv is 7d BN ij ME,
° ze en Ef Sn ee Zi zn
voor de opwek van warmte en elektriciteit. Met onze vindt getij-onafhankelijk plaats. Doordat rl. PR Avena. U 400 7
Hi Ok ZO Arm
gunstige ligging en goede faciliteiten, infrastructuur A ld sa Le A RA ee, Pf jj 0 3
: …: es . ii i ij Nene val 7 70
en expertise zijn we goed gepositioneerd. en expertise schutten, zijn hale cie nieue sluis beter En
… . voorbereid op pieken in het scheepvaartverkeer. A
zijn we goed gepositioneerd. ne EN
24 uur per dag, 7 dagen per week. TA
i /
Ö es ee p dú á
ri En 5
Strategie 2021-2025 3 Port
De haven als Europese spil voor Werkgelegenheid wordt Buiten de grenzen van
hernieuwbare energiedragers bedrijvig en duurzaam de haven gebeurt het
De Amsterdamse haven is een sterke internationale Havengerelateerde werkgelegenheid is bij uitstek een We zijn verantwoordelijk voor de activiteiten binnen
energiehub. Dat kunnen we in de toekomst ook zijn regionale aangelegenheid. We zien nieuwe, arbeids- de grenzen van ons havengebied. Maar daar eindigt
voor bijvoorbeeld waterstof, biobrandstoffen en intensieve bedrijvigheid ontstaan in de Amsterdam- onze invloed niet. Juist wat betreft de energietransi-
synthetische energiedragers. In de haven zijn de se haven, met jachtenbouwers Feadship en Royal tie moeten we over grenzen kijken en partnerships
voorzieningen, expertise en netwerken aanwezig Huisman als aansprekende voorbeelden. De energie- aangaan, of het nu gaat om nieuwe infrastructuren of
voor deze bijdrage aan een duurzamere metropool. transitie vraagt om personeel met nieuwe en andere om scherpere Europese brandstofrichtlijnen. Samen
Dit vraagt om hernieuwbare energieproductie en vaardigheden. We verwachten dat het aantal arbeids- met klanten en regionale overheden kunnen we onze
-opslag, om circulaire verwerkingscapaciteit en om plaatsen in de transitieperiode verder toeneemt. Om verantwoordelijkheid nemen door duurzamere goe-
slimme en schone logistieke oplossingen. blijvend te kunnen voldoen aan de vraag naar goed ge- derenstromen aan te trekken. We stellen ons zo op als
schoold personeel zijn initiatieven als House of Skills doortastende haven die de regie neemt door samen-
en Techport van groot belang, net als samenwerking werkingsverbanden aan te gaan.
met de Amsterdamse Universiteiten en Hogescholen.
= en rd WE me
ns dn ME een eea ne + kh
7 TR Rd 7 a
ge rs dS LNE
N a! 4 ; 8 ee ld Z jr Ln À
Ed Tl on
le. Sn ] Ek Ed 5 _ 2
neet i add Ten
En Fn Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
| ;
uit 3 Û a,
kh Ì Ee wanne
AP ie 8 En CE
man | Te Tame , nr ik |
Tare nnn j
| EK ne
1 = ;
EN d ,
|E sn
Se
. . . TE
Westpoort verder intensiveren. Daarbij is het zaak DS Ee
om verschillende belangen en ruimteclaims zorgvul- En ee Ed
en IE
De vraag naar woningen in de metropoolregio is dig en verantwoord te verenigen. Dit zien wij als een me En ee
groot. De regio en stad Amsterdam zoeken naar gezamenlijke opgave. P/ ee hs ee
PE sj Se
ruimte voor hun woningbouwopgave. Een oplossing 4 od Ge,
. os Ü
is Haven-Stad: de haventerreinen in de Coen- en Vlo- ú Et
thaven worden na 2040 woongebieden. Dit betekent neren m_:
= fl
een afname van de beschikbare ruimte in de Amster- Din b
damse haven. Ook komen industrie en woningbouw Voor circulaire activiteiten is vaak meer ruimte nodig. zi EE 8
dichter bij elkaar. Om invulling te geven aan de Zo vergt het verbranden van afval relatief weinig 3 ATR AK
belangen van de gemeente Amsterdam en toekomsti- ruimte, terwijl voor scheiding en hergebruik van a er dn, a
ge inwoners van Haven-Stad én ruimte te maken voor afval vaak meerdere processen naast elkaar ingericht AE eN 7
de energietransitie, moeten we het ruimtegebruik in moeten worden. Daarnaast vragen ze om een leidin- 7 en
ES
gennetwerk voor stoom, groene waterstof en CO, Industriegebieden voor bedrijven in hogere RE |
bunkerfaciliteiten voor alternatieve brandstoffen, milieucategorieën zijn schaars in Nederland. KE
waterstofpompstations, walstroom en een robuust In de regio zijn naar verwachting onvoldoende
elektriciteitsnetwerk. Alleen met deze combinatie van industrieterreinen beschikbaar voor alle ambities.
connectiviteit en infrastructuur kunnen we de transi- De complexe wet- en regelgeving over externe /
tie naar duurzame havenindustrie maken. De uit- veiligheid richt zich op het ruimtelijk scheiden y/
gangspositie van de Amsterdamse haven is goed, de van risicoveroorzakers en -ontvangers door
basisinfrastructuur voor veel van dit soort activiteiten het aanhouden van veiligheidsafstanden. Dit en
is aanwezig. Wel moet de omvang en capaciteit voor maakt intensiveren van ruimte en meervoudig ge ij R dn
stoom, groene waterstof en CO, worden verbeterd. ruimtegebruik uitdagend. Daarom moeten we de 4 ed \ vd
gebruiks-, milieu- en (externe) veiligheidsruimte ge ”
De Amsterdamse haven is het slim gebruiken en inrichten. Hierover gaan en |
belangrijkste industrieterrein in de blijven we met onze stakeholders in gesprek. Ook |
regio voor hogere milieucategorieën vraagt het om nauwe samenwerking met overheden
De duurzame ambities van de regio leggen binnen en buiten het Noordzeekanaalgebied en met et |
een (milieu}ruimteclaim op de beschikbare netbeheerders. |
haventerreinen. We willen deze ambities faciliteren Dn D
en versnellen én bijdragen aan een leefbare regio. | \ pes m
daarom monitoren we emissies, geluid en stof en l wa
brengen deze waar mogelijk verder terug. | |
|
« :
ä ei EN 4
|
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam " | B ee
3 D |
“ e haven in 2025
| 26
We weten waar we staan en wat erop ons afkomt.
f Ook zien we de noodzaak van het definiëren en delen
/ | van een heldere koers. In dit hoofdstuk lichten we
toe wat voor haven we in 2025 willen zijn: een
Y toonaangevende Europese zeehaven die voorop
| ei | loopt in de transitie naar een duurzame
| IP oe : À | rf | | samenleving. Hieraan koppelen we meetbare
‚ò elk m- | nà 3 doelen voor 2025.
ES ed \ he Vaan
tt | 11 ga
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Vooraf De haven vandaag Trends en ontwikkelingen De haven in 2025 Dit doen we de komende vier jaar Bijlagen
In 2025 is het karakter van de havenactiviteiten in We laten zien dat het kan
Amsterdam zichtbaar veranderd. We versterken Als haven met een voorname internationale positie in Een haven waar duurzame
onze positie als Europese zeehaven door duurzaam te op-en overslag van fossiele brandstoffen voelen we werkgelegenheid hik toegevoegde
groeien. Dat zien we aan bedrijven die we vestigen, ons verantwoordelijk om het verschil te maken. Door waarde blijven groeien
klanten die duurzamer werken en ladingen die te laten zien wat er kan, door met partners gedurfde Kee Kle EEA Ee Aal IAS LKS de
worden overgeslagen. Bedrijfsprocessen worden initiatieven te ondersteunen. We willen voorop lopen havengerelateerde Kle als Maar:
geëlektrificeerd en gas wordt steeds vaker vervangen in de transitie naar een duurzame samenleving als Neten ln Nn
door restwarmte of stoom. Het aantal circulaire sterke Europese zeehaven met een duurzaam ves- one IE. a DOE Vans a 5
bedrijven is sterk gegroeid. Groene waterstof doet in tigingsklimaat. Zo helpen we bestaande en nieuwe dat de toegevoegde waarde en werkgelegen-
2025 haar intrede in de haven als schoon alternatief klanten om succesvol te ondernemen. En zetten we heid verder zijn gegroeid, maar dat het type
voor fossiele grond- en brandstoffen. Een groeiend belangrijke stappen naar een klimaatneutrale haven. activiteiten dat eraan ten grondslag ligt sterk d
aantal schepen ligt aan walstroom. Dat is gelukt Scherp geformuleerd is onze belofte voor 2025: veranderd lar Khad nils Ide
dankzij nieuwe ruimte, een duurzame infrastructuur olene el adh Loe
Daarnaast vestigen we steeds meer bedrijven
en een aantrekkelijk werkklimaat, waarin bedrijven TANN ENE ENTS
makkelijk zaken kunnen doen. Als Europese zeehaven hebben. Recent onderzoek door het Internatio-
e. . nale Energy Agentschap bevestigt de verwach-
Bovendien vertrekt in 2025 vrijwel elk zeeschip in zijn we voorloper In ting dat investeringen in duurzame energie en
onze haven op tijd. Voor de binnenvaart is het gemak de transitie naar een ae Ike aid Ae si
om onze haven te bezoeken zichtbaar en merkbaar duurzame samenleving. ki Adle beha halen
vergroot. Doordat we meer informatie delen, lukt
het ons samen met ketenpartners en klanten om het Zo werken we toe naar een
proces steeds verder te verbeteren. Tenslotte zijn we klimaatneutrale
dan trotse gastheer van SAIL2025. haven in 2050.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
EE B
Doel 1:
We houden ons marktaandeel van 8% in
Noordwest-Europa vast door groei van 20% in
de segmenten: alternatieve brandstoffen,
ee bouwgrondstoffen, logistiek, agri en circulair.
ES
—f oe | I Doel 5:
„ L b Ë JN Circulaire activiteiten groeien
ee . nn ‚ door uitgifte van 25 hectare aan
EN ml __— circulaire procesindustrie. Doel 3:
nd, nn Ten minste 95% van de zeevaart vertrekt
s op tijd uit en komt op tijd aan in de haven.
NE
Ny Doel 2:
ANN en, Onze non-fossiele
AN Se Omzet is 65% van ee
enn “destotale omzet.
mms” he een De
$ &= 5 / ON
ee zi z Dj PS G
GLE es ad Jg en ze € S
en a p iS en : Nm Pa N
“en ee " EE = a | Tes Ea
mn EE en SDP p | rn zi
n Ee : À ed mn 4 dk Sn EE
he Se ss A En | A
em SRA Ì gn Ea En enn
a EE 35 | rn 2 Eens = ië
ee B mn ene ERE -
en nn mi P — ®
eN A _… O N
ene Vn ‘Een Emm
Doel 4: in a ee” Nn pe
12,5% van de d vR pe
opslagcapaciteit wordt LL ns
ingezet voor alternatieve
en brandstoffen. Doel 7: = . d ma
We creëren 45 hectare aa ms
ontwikkelruimte voorde transitie ee, zen ze
" naar een duurzamé economie. Di Imar Ze == pe
De haven in 2025 oo a, HP = oe
is zichtbaar veranderd. hj jn d Ea
We hebben ons ontwikkeld Doel 6: 8 . d Te
tot voorloper in de duurzame De havent ie: .
transitie. Dat zien we aan bedrij- scheepvaar art of ==
B Mdd, Amsterdam realisë ee
ven die we vestigen, klanten die samen een CO,-reductie el en
duurzamer werken en ladingen die van 10%. ens
worden overgeslagen. Ee
Zeven meetbare doelen om vaart te maken
| Doel 1. Doel 2. Doel 3.
À We versterken onze We groeien in We zorgen ervoor dat
concurrentiepositie non-fossiele omzet vrijwel alle zeevaart
en behouden ons op tijd aankomt en
marktaandeel vertrekt
Het Noordzeekanaalgebied is een aantrekkelijke De haven is meer dan een overslagpunt. Bedrijven Bedrijven vestigen zich vooral in onze haven vanwege
vestigingslocatie voor maritieme dienstverleners. maken er industriële producten, bieden havenge- de toegang tot zee en achterland. Daarom moet ons
Daardoor kunnen we het vliegwiel zijn voor de lateerde diensten aan en voorzien in nutsdiensten scheepvaartproces veilig en vlot zijn. Klanten ver-
verduurzaming van logistiek in de regio en Europa. voor de haven en de stad. We willen meer activiteiten wachten dat we hierin blijven investeren. Dat doen
We hebben nu een marktaandeel van 8% binnen de aantrekken die niet te maken hebben met fossiele we onder meer door infrastructuur te ontwikkelen,
Noordwest-Europese zeehavens. Dat willen we energiedragers. Zo maken we ruimte voor de produc- protocollen en spelregels af te spreken (bijvoorbeeld
behouden, ondanks een afname van de overslag in tie en opslag van alternatieve brandstoffen en ener- over planningen) en digitale initiatieven te ontplooien
kolen. We groeien in de segmenten alternatieve giedragers, voor de circulaire procesindustrie en voor waarmee we klanten helpen om efficiënter te werken
brandstoffen, bouwgrondstoffen, logistiek, agri en een sterk Europees logistiek cluster. Door de groei van en er zo min mogelijk vertraging ontstaat. We zorgen
circulair van een totale (verwachte) overslag van 19 non-fossiele ladingstromen en nieuwe activiteiten ervoor dat 5% meer schepen op tijd aankomt en
miljoen ton in 2020 naar 23 miljoen ton in 2024. Zo worden onze inkomstenstromen diverser. We werken vertrekt.
maken we onze haven diverser en duurzamer. aan een groei in non-fossiele omzet naar 65% in 2024
Concreet: we houden ons marktaandeel Concreet: onze non-fossiele omzet is Concreet: tenminste 95% van de
van 8% in Noordwest-Europa vast 65% van de totale omzet zeevaart vertrekt op tijd uit de haven en
door groei van 20% in de segmenten komt op tijd aan in de haven
alternatieve brandstoffen, bouw-
grondstoffen, logistiek, agri en circulair
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
EE B
a Ù
En ne . „Er (5 Ì EE en
re 4
A 8 B N
" À . en pî 4:
in '
a Lal
Doel 4. Doel 5.
We groeien in We gaan voor df
. . . . «.
opslagcapaciteit meer circulaire N :
voor alternatieve procesindustrie En ,
brandstoffen P 4
ke | , mf Pp
In de Amsterdamse haven is meer dan zes miljoen m? Bedrijven als Chaincraft, Paro, Plastic Recycling % Dn EN
opslagcapaciteit beschikbaar voor olieproducten als Amsterdam en Argent Energy laten zien dat we een bj
benzine, diesel en kerosine. We willen een belang- aantrekkelijke vestigingslocatie zijn voor de circulaire we m ij
Ld
rijke energie- en brandstoffenhaven blijven op weg industrie. Met een groeiende metropool in de buurt & ie
naar een klimaatneutrale haven in 2050. Dit lukt ons zijn we zeker van diverse reststromen. We stimuleren
alleen samen met onze klanten. We hebben goede circulaire klanten en nieuwe circulaire bedrijven in
achterlandverbindingen, er is kennis en infrastruc- hun groei. Daarom maken we ruimte, koppelen we
tuur voor het blenden van brandstoffen en er zijn nieuwe en bestaande bedrijven aan elkaar en zorgen
biobased productiefaciliteiten in de buurt. Dat maakt we voor optimale faciliteiten. Zo groeien de circulaire
Amsterdam perfect als dé duurzame brandstoffenha- activiteiten in de haven met 20%.
ven van Europa. In 2020 wordt minder dan 5% van de
opslagcapaciteit gebruikt voor de opslag van alterna-
tieve brandstoffen. We anticiperen op alternatieve
brandstoffen door meer opslagcapaciteit geschikt te
maken. Met deze aangepaste opslagcapaciteit wordt
de energietransitie bereikbaar.
Concreet: 12,5% van de opslagcapaciteit Concreet: circulaire activiteiten groeien
wordt ingezet voor alternatieve door uitgifte van 25 hectare aan
brandstoffen circulaire procesindustrie
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
18%
e)
25% 920 kiloton
-10%
-55%
18% 100%
39%
2015 2020 2025 2030 2035 2040 2050
Ook de CO‚-emissie van het havengebied moet
omlaag. Met reducerende maatregelen, meer (Bron: Amsterdam Klimaatneutraal)
duurzame energie, meer circulaire procesindustrie
en een toekomstbestendige energie-infrastructuur B B
el ede Te N 5 n Klimaatneutraal in 2050
elpen we bedrijven en de scheepvaart om hun
, P i J hel n dri d De industrie in het Noordzeekanaalgebied stoot jaarlijks 14,4 megaton CO, uit. Het grootste deel daarvan is
uitstoot te verlagen. We helpen bedrijven onder toe te rekenen aan het industriecomplex in IJmuiden. De Klimaattafel Industrie Noordzeekanaalgebied heeft
meer door infrastructuur te realiseren die transport een koers bepaald om deze uitstoot in 2050 met 95% teruggebracht te hebben. Dit vereist een Noordzee-
van CO, en aanvoer van alternatieve energiebronnen kanaalgebied nieuwe stijl. Door het grondstoffen- en energieverbruik bij bedrijven in de haven te verminderen,
mogelijk maakt. De uitbreiding van walstroom blijft energie-efficiency centraal staan. Daarnaast spelen CO-afvang en -hergebruik, waterstof en synthetische
voor binnenvaart en riviercruise zorgt voor minder brandstoffen een belangrijke rol in de transitie naar een duurzamer Noordzeekanaalgebied. Deze opgave is
. IT [felt î
uitstoot aan de kade. Daarnaast gaan we door met neeluselijj een megfonells opgrve
het reduceren van de CO,-uitstoot van onze eigen In Amsterdam bedraagt de uitstoot van de haven en industrie circa 18% van de totale Amsterdamse CO
organisatie. We verduurzamen onder meer onze eigen uitstoot. Haven- en industriële bedrijven (zowel binnen het havengebied, als ook elders in de gemeente) zijn
vaartuigen. Daarmee laten we zien wat er kan. goed voor circa 920 kton aan CO-uitstoot (bron: Amsterdam Klimaatneutraal), waarvan meer dan de helft bij
AEB Amsterdam vandaan komt. We zijn vastberaden om bedrijven in het havengebied te helpen hun uitstoot
te reduceren naar nul in 2050. De tussenliggende streefwaarde is een reductie van 55% in 2030. Gezien de
bijzondere positie van het AEB bij het realiseren van deze opgave is intensieve afstemming met de gemeen-
te Amsterdam noodzakelijk. Hiervoor investeren we in infrastructuur voor transport van duurzame energie-
dragers, maken we transport mogelijk van CO, en maken we waterstof beschikbaar. Daarnaast breiden we
onder meer bestaande voorzieningen uit voor walstroom, versterken we de bestaande elektriciteitsvoorzie-
ningen en breiden we zonnepanelen uit in de haven.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
rd
rid 4
a P AN # P
„ — /
EP) p S/
id L S
Doel 7. el
We creëren |
ontwikkelruimte kb \
Á
De ontwikkelruimte voor nieuwe activiteiten in de Pá
haven is schaars. Er is fysieke ruimte en milieu- en Daf e
(externe) veiligheidsruimte nodig om bedrijven te ST En.
vestigen die het verschil maken. Samen met omge- E }
vingsdiensten en regionale overheden binnen het AP Dn | ge y
Noordzeekanaalgebied gaan we op zoek naar passende zn | A ( 3 y
oplossingen. We onderzoeken manieren om ruimte Ai DN Î v
binnen ons areaal intensiever te gebruiken. Zo kan er : Nt
door de energietransitie ruimte vrijkomen bij bedrij-
ven in de haven. Deze moeten we zo goed mogelijk | À
benutten. Ook zoeken we met partners naar ruimte nee a
om te verwerven en ontwikkelen. Voorbeelden hier- ee
van zijn HoogtTij met Zaanstad en de Energiehaven
in IJmuiden. Dit breiden we verder uit.
Met deze strategie 2021-2025 integreren we duurzaamheid nadrukkelijk in de strategische doelstellingen.
Dit is essentieel om een klimaatneutrale haven te worden in 2050. De impact van de haven blijft zo niet
Concreet: we creëren 45 hectare aan beperkt tot het havengebied. Met onze inspanningen dragen we bij aan de realisatie van de United Nations
ontwikkelruimte voor de transitie naar Sustainable Dvelpumant Sla Wij maken als haven het verschil op 5 doelen en richten ons op de drie
. doelen waar wij de meeste impact kunnen maken.
een duurzame economie
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Idd © ® ©
Als Europese zeehaven zijn we voorloper in de transitie
Met een duurzaam vestigingsklimaat in de Metropoolregio Amsterdam
N Strategieën: Doelen:
Û san: |
an Doel 1: We houden ons marktaandeel van 8%
We laten klanten, in Noordwest-Europa vast door groei van 20%
H2 E ade ladingen en activiteiten in de segmenten: alternatieve brandstoffen,
De duurzamer groeien bouwgrondstoffen, logistiek, agri en circulair.
3 spaan Doel 2: Onze non-fossiele omzet is
65% van de totale omzet.
11
01 4001001119010010
10 0 4 nn Doel 3: Ten minste 95% van de
STgars zeevaart vertrekt uit en komt op
We maken het tijd aan in de haven.
scheepvaartproces vlotter,
veiliger en transparanter Doel 4: 12,5% van de
En opslagcapaciteit wordt ingezet
277 Praaierahta voor alternatieve brandstoffen.
8 À atas:
nn At Doel 5: Circulaire activiteiten groeien
me: SE door uitgifte van 25 hectare aan
Hil Ee SS iS, circulaire procesindustrie.
4 zi Doel 6: De havenindustrie, scheepvaart
‚ en Port of Amsterdam realiseren samen
ì We ontwikkelen een een CO‚reductie van 10%.
EE le toekomstbestendig
ee havencomplex
Doel 7: We creëren 45 hectare aan
k | E ontwikkelruimte voor de transitie naar
Naets We far pr an f een duurzame economie.
Dn
/ Î N - u ma
1e nn mage
# -
in - Nr ne Galens ” vet
Ke lg een,
RK Se
em eN
DE We gE
en kn a im, nr
m meen be =, Ee bs
eN ne Ee
wr f Es wi Nel ve p
pe £ ke ks
, Pe,
„ed ss
nr a NE Ds pr
ERE en al ak TP ne
BME 1907, Fe} ; Pe gsf
PED wenden ee A TS rn
ne _ ene er De
: hl ek. me
wntcen N ed - dt BE ij = f\
gn ant en. nf
E a RO
“oee 4 Dit doen we de
Es … fed Ne A e pe d 5 Ee Le me m
ad ir E en - a ve A rn md | Ere fsf!
tT TO Lr DS ° 34
4e jj os mel 5 nt
PE Bt Pe omenae VIEer Jaar
5D Ve
Ed P, Á Ë/ Ik lee In 2025 zijn we zichtbaar voorloper in de transitie en
PRA
AN ek 4 : a an 9 5
Pi 5 le Fes duidelijk op weg naar een klimaatneutrale haven in
zere | id j
Pd ron El 2050. In dit hoofdstuk laten we zien welke keuzes we
E Pp Ee J be Á
id a Sd maken om de komende vier jaar versnellen. Klanten,
hrs Ô
bad E Re
4 stakeholders en onze aandeelhouder kunnen erop
w rekenen dat we alles op alles zetten om deze
strategie samen te realiseren.
Ee
® ® ® ® ì
Keuzes voor een toekomstbestendig vestigingsklimaat E el
We gaan voor een havencomplex waar- Bedrijven hebben behoefte aan een vestigingslocatie
. … z die past bij hun ambitie, ook in onzekere tijden. Die de
in bedrijven met ons en elkaar álles en ‚ ’
nutsvoorzieningen, infrastructuur, ruimte en onder-
halen uit de energietransitie. Een haven steuning biedt die ze nodig hebben. Met klanten en |
partners staan we voor belangrijke uitdagingen. Die
van doeners en durvers, waar we op On ”
vragen om lef om kip-eidiscussies te doorbreken. Ook RE
basis van vertrouwen samenwerken aan vragen ze om heldere keuzes. 35
een duurzame samenleving.
9 Deze lichten we toe aan de hand van drie strategieën:
hmmm
1. We laten klanten, ladingen en activiteiten
duurzamer groeien.
2. We maken het scheepvaartproces vlotter, ans
veiliger en transparanter.
3. We ontwikkelen een toekomstbestendig
havencomplex.
Î Bn
end
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam B
| | | AAT A \
DD
np] 4 Ë me ha 1 Jan,
ne
®
Strategie 1.
®
We laten klanten, ladingen
® ® . ®
en activiteiten duurzamer groeien We realiseren deze strategie met de volgende prioriteiten:
In de haven opereren uiteenlopende bedrijven, nutsleveranciers, logistieke dienst-
p , p , J , … , 5 * Groeien in alternatieve brandstoffen, bouwgrondstoffen, logistiek, agri en circulair
verleners en overheden. Ladingen en activiteiten zijn minstens zo divers. Door
nieuwe verbindingen tot stand te brengen, laten we klanten, ladingen en activiteiten * Groeien in duurzame energieproductiecapaciteit
duurzamer groeien. We koppelen bijvoorbeeld producenten van duurzame energie . . . . .
‚ ‚ ‚ . + Meer circulaire procesindustrie vestigen
aan bestaande klanten in de haven. Verbinden terminals in Amsterdam met havens
en verladers in Europa. Of zorgen ervoor dat de reststroom van de één de grondstof e Zakendoen makkelijker maken
wordt van de ander. Met strategische samenwerkingen geven we onze rol als match- . .
e De verduurzaming van handelsketens aanjagen
maker vorm.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Groeien in alternatieve brandstoffen, Daarnaast verkennen we samenwerking met opko- We werken bijvoorbeeld aan:
bouwg rondstoffen, logistiek, ag ri en mende regio’s voor import van hernieuwbare brand-
circulair stoffen. Daarvoor verwelkomen we op- en overslag van * Een treinshuttle voor containerverkeer
Samen metklanten koppelen we overzeese ladingstro- duurzame brandstoffen als biofuels, synthetische kero- tussen Amsterdam en Duisburg.
men aan het Europese achterland. Hiervoor verbinden sine, synthetische methanol en waterstof en maken we . . .
‚ … ‚ , . , e De Energiehaven voor de installatie
we onze terminals met verladers, rederijen, expedi- de infrastructuur op terminals geschikt. Samen met ‚
. , . van offshore windparken.
teurs en andere havens in binnen- en buitenland. Zo terminals werken we zo aan duurzame alternatieven.
versterken we onze positie op de Europese markt en e Uitbreidingsmogelijkheden van shortsea-
binden we nieuwe ladingstromen aan de haven. In nau- Ook maken we duurzame bevoorrading van de regio verbindingen naar nieuwe bestemmingen
we internationale samenwerking met partnerhavens en industrie mogelijk. Met ruimte en infrastructuur sti- in Scandinavië en de Baltische Staten,
en klanten brengen we netwerken bij elkaar. Samen muleren we groen transport over water en emissieloos samen met klanten en partnerhavens.
creëren we kansen, in het bijzonder voor shortsea en vervoer richting de stad en regio. Vanuit de haven kun-
intermodaal goederenvervoer van en naar het Verenigd nen distributiecentra en last-mile-vervoerders samen-
Koninkrijk, Ierland, Scandinavië, de Baltische Staten en werken aan de distributieketen van de toekomst. Een sterkere el CR el
Duitsland. shortsea-containermarkt
De markt voor offshore wind biedt concrete kansen. Samen met onze klanten versterken we onze
Met de Energiehaven maken we bouw en onderhoud alkeen lele lll Ade
. … helpen om het potentieel in het achterland te
van windparken voor de kust mogelijk. Daarnaast 5
‚ ontsluiten: de regio Amsterdam, Noord-Neder-
trekken we producenten aan van turbine-onderdelen. 8
ne . land en delen van Duitsland. Ook versterken
Een vlotte en veilige doorgang naar het achterland, via we bestaande verbindingen naar het Verenigd
weg, binnenwateren en spoor blijft een aandachtspunt. Koninkrijk en Scandinavië. Samen met terminals
Daarom werken we met partners als ProRail, Rijkswa- ET AKEe KTAT(CIA Zl Sn TATAR Zee EET TnT EL Lie
terstaat, Vervoerregio Amsterdam en regionale overhe- EAR Geels lS aast Nsderkel ek eke ielale
=d Ni veen zi den aan een goede bereikbaarheid van de haven. Aleh hdd ANA eelde hale
en _ Á E Baltische Staten.
en
te — AE E if fy
hoef bri ú Kate
ne on . Í
pn
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Vooraf De haven vandaag Trends en ontwikkelingen De haven in 2025 Dit doen we de komende vier jaar Bijlagen
Biopark stimuleert duurzame en
circulaire activiteiten
. …. Zo’n 18 hectare in de haven ontwikkelen we als
Groeien in duurzame We werken bijvoorbeeld aan: elemen olen loezie voor broteesd en deuk.
energieproductiecapaciteit re activiteiten. Op het Biopark kunnen bedrijven
De afgelopen jaren versterkten we de opwekcapaciteit * Een pilotplant voor synthetische kerosineproductie. op commerciële schaal nieuwe duurzame en cir-
voor hernieuwbare energie via onshore wind en zon. In Het pl dol ikkel EETL okee AR A GRAN ILA
* Het plug-and-play ontwikkelen van fi fi e
de komende periode verbreden we onze blik en zoeken P 5 P y . . ole KAL ele Aedes kds
. … het Biopark om biobased- en circulaire via water en zorgen voor goede afvoermogelijk-
we naar aanvullende manieren om bij te dragen aan een . De , 8 5
. . productie activiteiten te vestigen. heden via weg en spoor. Oro} erna WIS
hernieuwbaar energiesysteem. een duurzame energie- en grondstoffeninfra-
* 150.000 m? extra zonnepanelen met een geschat structuur die groene waterstof, stoom en CO,
Op- en overslag van fossiele brandstoffen zorgen vermogen van 22,5 MW en 10 MW wind op land. beschikbaar maakt.
niet voor uitstoot in Amsterdam, maar dragen wel
bij aan uitstoot elders. Daarom transformeren we het
energiecluster naar een duurzaam energie- en brand-
stoffencluster in 2050. We streven ernaar om fossiele
brandstoffen voor 2050 uit te faseren en de transitie Een Europese markt voor alternatieve brandstoffen
te maken naar duurzame energie en brandstoffen. _ _ _
‚ . De brandstoffenmarkt is een wereldmarkt. De transitie naar _ brandstofgebruik voor weg- en railtransport her-
Daarvoor ondersteunen we productie van alternatieve . . . . . … ee
‚ alternatieve brandstoffen is daarmee een internationale nieuwbaar zijn, waarbij lidstaten zelf zorgen voor
brandstoffen in de haven. Samen met partners maken ontwikkeling. Daarom werken we op Europees niveau mee doelstellingen voor implementatie. Ook voor de zee
we duurzame alternatieven voor kerosine en scheeps- aan de verduurzaming van brandstofregelgeving als de -en luchtvaartsector (IMO en de Alternative Fuels
brandstoffen mogelijk, in het bijzonder synthetische Renewable Energy Directive Il (RED II) en aanscherping van Infrastructure Directive) worden doelstellingen voor
kerosine als groene methanol. Dit doen we met onder Europese CO beprijzing binnen de ETS. RED Il scherpt 2030 aangescherpt en vertaald naar (inter)nationale
meer Schiphol, KLM, SkyNRG, Nouryon en Vattenfall. eisen voor bijmenging van alternatieve brandstoffen in regelgeving.
de transportsector verder aan. In 2030 moet 14% van het
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
|
° NE:
Meer circulaire procesindustrie vestigen NES
Met financiers, vergunningverleners, de stad en nuts- tn | ì
enne
voorzieningen helpen we kansrijke circulaire bedrijven ki | Er
om te groeien, van startup tot fullscale. We werken 5 an 4 ln
ke sd dn d ï 8
samen met kennisinstellingen (onder meer de Hoge- Prodock Il gaat open A Ml :
school van Amsterdam, de TU Delft en de Universiteit In onze innovatiehub Prodock testen (startende) mcn eme
van Amsterdam), en investeringsfondsen (bijvoorbeeld bedrijven tijdelijk hun producten en productie.
Invest-MRA, PDENH, MIF-2 en Shift Invest III) om We richten ons op bedrijven die zich bezig
start- en scale-ups naar de Amsterdamse haven te halen. TET NADA deld Le AE AAP ee
Met Prodock II bieden we ruimte en faciliteiten aan 15 da 5 digitale Wish Wis starten is Kh,
. . Prodock in 2016, na drie jaar zat het vol. Net nen H
vernieuwers om hun technologie te testen en eerste a | |
‚ 0 als de bedrijven in Prodock schalen we nu dus RE
klanten te bedienen - en vervolgens door te groeien in ook Prodock zelf op. We bouwen een duurzaam SN mn AN
de haven. en circulair pand, met meer loods-, kantoor- en nt
buitenruimte. \deale omstandigheden voor deze di i
We werken bijvoorbeeld aan: bedrijven om nog meer impact te maken. En TE, | | IJ |E
na verloop van tijd door te groeien naar een « | | Ë
; rotere locatie in de haven! N
e De opening van Prodock II. 9 me &
BS
CRE f- |
e Het vestigen van twintig circulaire | î EN ei |
startups en scale-ups in de haven. =| En Ee Ì
E \
é / WE
* Een versterkt waste-to-value-cluster wr \
. . WREE Bli,
waarin reststromen optimaal worden benut ú RE RE ij
door klanten met elkaar te verbinden.
Artist impression
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Vooraf De haven vandaag Trends en ontwikkelingen De haven in 2025 Dit doen we de komende vier jaar Bijlagen
Zakendoen makkelijker maken De verduurzaming van We werken bijvoorbeeld aan:
Het moet makkelijk zijn om duurzaam te groeien in handelsketens aanjagen
de haven. Daarom nemen we belemmeringen voor We willen een betrokken ketenpartner zijn in een * Een duurzaam vestigingsbeleid.
onze klanten weg. Zo werken we met partners als de verantwoorde internationale handelsketen voor
‚ . ‚ . ‚ ‚ ‚ * Een engagementprogramma voor
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied aan duide- ladingstromen als cacao, soja en mineralen. Transpa-
„ , , . , . , … klanten om ketens te verduurzamen en
lijke en voorspelbare vergunningverlening, zorgen rantie en traceerbaarheid van ladingstromen is daarbij .
nn „5 en . ketentransparantie te bevorderen.
we voor een snelle aansluiting op nutsvoorzieningen een belangrijk uitgangspunt. We nemen de leiding en
en zoeken we naar manieren om klanten met elkaar gaan voor ‘verbinden voor verbetering’. We houden e Duurzaamheidsprojecten met internationale
in contact te brengen om bijvoorbeeld personeel uit een overzicht bij van de ladingstromen in het ha- partnerhavens en klanten om nieuwe
te wisselen. Met klanten en partners signaleren we vengebied en zorgen ervoor dat onze actiepunten op duurzame ketens aan Amsterdam te binden.
continu verbeterpunten voor onze dienstverlening. MVO-ketenagenda’s komen. De OESO-richtlijnen
voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
We werken bijvoorbeeld aan: gelden hierbij als uitgangspunt. We zetten ketenver- Een bekroning voor verantwoord
antwoordelijkheid en transparantie voorop in onze ondernemerschap
* Het optimaliseren en digitaliseren van relaties met regionale partners en klanten, maken We zijn trots op de World Ports Sustainability
het facturerings- en betalingsproces. concrete afspraken en brengen partijen in contact met Award die we in 2020 wonnen met de Neder-
. sn landse zeehavens van Rotterdam, Terneuzen/
. . … duurzame innovaties in ons netwerk. he oe )
* Beter advies voor en ondersteuning bij Vlissingen, Moerdijk en Groningen. We werden
het vestigingstraject, vergunningen . . . beloond voor een gezamenlijk project rondom
en nutsvoorzieningen Ook zetten we onze kennis en ervaring in om met de toepassing van OESO-richtlijnen voor zeeha-
buitenlandse partnerhavens te werken aan keten- vens. Deze richtlijnen stimuleren maatschappe-
e Het automatiseren van marketingactiviteiten verantwoordelijkheid en duurzame ontwikkeling. lijk verantwoord ondernemen bij internationaal
en communicatie, zodat we gerichter Daarnaast verkennen we via Port of Amsterdam zakendoen. De Sustainability Award is een
. ‚ ‚ langrijke erkennin [eN annen tear:
communiceren met stakeholders. International samenwerkingsmogelijkheden met 25E hennes: ele emee
, . Association of Ports and Harbors (lIAPH) voor
partnerhavens om duurzame en circulaire handelske- 8 8 5
‚ onze inspanningen op gebied van verantwoord
tens aan te trekken en te versterken. Tot slot willen we andememen.
circulaire waardeketens als E-Waste sluiten.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
0010110 ' 5 | _N
SR)
©
Strategie 2.
We maken het scheepvaartproces
ene
vlotter, veiliger en transparanter
We geloven in een voorspelbare haven, waarin klanten op tijd kunnen anticiperen We realiseren deze strategie met de volg ende prioriteiten:
op veranderingen. Om goederenstromen optimaal te verwerken, moet er informatie
worden uitgewisseld tussen havenautoriteiten, rederijen, schepen, agenten, terminals Dn
‚ . * Het zeevaartproces optimaliseren
en nautische dienstverleners. De grootste voordelen behalen we als alle ketenpart-
ners informatie delen om processen realtime inzichtelijk te maken. We identificeren * Belemmeringen wegnemen voor de binnenvaart
kansen en ontwikkelen digitale oplossingen die schaalbaar en open zijn, zodat ze ook Dn
, … * Het scheepvaartproces digitaliseren
buiten de metropool van waarde zijn. Door samen te werken met andere Nederlandse
havens innoveren we sneller, spelen we beter in op veranderingen en versterken we
onze concurrentiekracht. Binnen de regio werken we samen met partners binnen de
veiligheidsregio’s en de havens binnen het Centraal Nautisch Beheer.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
yv De haven vandaag Trends en ontwikkelingen De haven in 2025 Dit doen we de komende vier jaar Bijlagen
Het zeevaartproces optimaliseren We werken bijvoorbeeld aan:
Samen met onze klanten stellen we de belangrijkste Portbase
verbeterinitiatieven vast om het zeevaartproces te e Het digitaal factureren van het zeehavengeld. Portbase is een succesvol samenwerkingsver-
optimaliseren. Hiervoor versterken we de samenwer- , band van Port of Amsterdam en Havenbedrijf
‚ e Het verkennen van bredere inzet van sensoren en
king met ketenpartners. We testen en evalueren hoe d de hand del ‚ it pilot Were voor de enceliecalng van een
initiatieven het scheepvaartproces in het Noordzeeka- Tones aan €6 MANE Van 66 GOTPENGN ME DNOLS: landelijk Port Kee Systeem. Portbase
naalgebied verbeteren. Deze verbeteringen reduceren e Het ontsluiten en beschikbaar stellen heeft een positie verworven als neutrale Single
‚ an 7 , , Window voor het havenbedrijfsleven en ha-
vertragingen en onnodige inname van ligplaatsen en van data en informatie tussen betrokken venbedrijven en is het centrale kanaal voor alle
maken de administratieve afhandeling van een bezoek partijen in het Noordzeekanaalgebied. verplichte (scheeps)meldingen tussen bedrijfsle-
aan onze haven makkelijker. , , ven en overheid.
* Het verder uitbouwen en borgen van interne
en externe cybersecurity met (keten}partners De komende jaren werken we met Portbase q
binnen en buiten het Noordzeekanaalgebied. aan het verder versterken van dit landelijke
platform. Door het Port Community System
als neutrale basis te gebruiken, is het voor
gebruikers een centrale en vertrouwde ingang
Een Cyber Security programma voor cyberincidenten door Port of Amsterdam bij voor datadeling. Ook borgen we zo eventueel
Port of Amsterdam heeft een cybersecurity- Port Security van de Divisie Havenmeester (DHM). hergebruik van data. De landelijke dekking
programma dat bestaat uit drie delen: de interne Het meldpunt verbindt de drie deelprogramma’s en bestaande aansluitingen van het Port
cybersecurity, de Port cybersecurity en een awa- en staat in nauw contact met de interne crisisorga- Community System zorgen voor maximaal
reness-programma. Het programma moet Port of nisatie van Port of Amsterdam. Door informatie te bereik. Zo creëren we een verbinding tussen
Amsterdam en het Noordzeekanaalgebied weer- delen met (keten)partners over cyberdreigingen en bestaande klanten, nieuwe spelers en het
baarder maken op het gebied van cybersecurity, risico's dragen we bij aan de weerbaarheid van het logistieke ecosysteem.
zowel wat betreft preventie als de respons op Noordzeekanaalgebied.
incidenten. Onderdeel hiervan is een meldpunt
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
NN
yv De haven vandaag Trends en ontwikkelingen De haven in 2025 Dit doen we de komende vier jaar Bijlagen
Belemmeringen wegnemen Het scheepvaartproces digitaliseren
. Het duwbakvolgsysteem . en
voor de binnenvaart 8 We investeren in verdere digitalisering van het
> Poseidon
Met binnenvaartrederijen en -schippers ontwikkelen scheepvaartproces in het Noordzeekanaalgebied. Met
: Het door Port of Amsterdam ontwikkelde . ‚ … …
we manieren om bezoek aan onze haven nog aangena- ’ en en gebruiksvriendelijke toegang maken we het dagelijk-
‚ Poseidon maakt het mogelijk om de verblijftijd …
mer maken. We werken aan de verbetering van wacht- n E se werk voor elke partner makkelijker. Ook maken
van varende objecten (duwbakken) in de haven
en ligplaatsen in de haven, verhogen de capaciteit, te berekenen op basis van locatie- en tijdinfor- we het gebruik van de haven, voorzieningen en de
verbeteren de kwaliteit van ligplaatsen en communi- matie. Deze data krijgen we op regelmatige administratieve afhandeling makkelijker. Daarnaast
ceren beter over de mogelijkheden. Verder maken we basis van onze klanten, vanuit hun loT-platform. verkennen we slimmere scheepvaart - of zelfs auto-
de opgave van binnenhavengeld makkelijker door het BEES el STAL 0e Ee MAES Ae GLG ee noom varen - en een bredere inzet van het Internet of
… . . uurbasis. Dat scheelt de klant en ons adminis- . .
zoveel mogelijk te automatiseren. Hiervoor werken ) ij Things. Hoe bereiden we ons daar op voor?
, tratieve lasten. De klant hoeft ook niet meer te
we samen met de partners binnen het Centraal Nau- Dn en
zoeken naar een vrije ligplaats: die brengen we …
tisch Beheer. We willen dat de binnenvaart Amster- nu eek in keert. We werken bijvoorbeeld aan:
dam nog beter zal waarderen.
ee e Het onderzoeken van vereiste aanpassingen
We werken bijvoorbeeld aan: pannns
. b deli d aan processen, informatiesystemen
Heth . sonal Directe beoorde en 5 en haveninfrastructuur om slimme
* Het harmoniseren van regionale
5 aanvraag voor een bezoe schepen te ontvangen.
havenverordeningen. aan de haven
* Een veiliger haven door voorspellingsmodellen
e Continue verbetering van voorzieningen We zorgen ervoor dat we een aanvraag voor 8 . p . 5
. een bezoek van een schip aan de haven bijna en geautomatiseerde communicatie.
voor de binnenvaart. °
realtime beoordelen en beantwoorden. Zo weet ikkel del kenni h
®
* Eenvoudigere communicatie met de aanvrager direct wat er mogelijk is, spelen Het ontwikkelen en delen van kennis op het
fi fi ebied van big data, artificial intelligence,
de binnenvaartschipper. we snel in op de continu verardanele vraag 8 5 8
en werken we aan een vlotte en veilige scheep- Internet of Things en cybersecurity
e Volledig automatische opgave van binnenhavengeld. vaartafhandeling. Dit helpt om ons voor te in samenwerking met universiteiten,
bereiden op de komst van slimmere schepen. kennisinstellingen en de rijksoverheid.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
ZE) WI
Sn EE Dn Hen
nent ne U VEE nn
tik PSL "A7
LL be EE
qd Ï 4 aten Te el 4070
rij LAND En Ik 4 Zi
| | en HL ik
Jitte
U, Vammenns, Cn
Tens |”
Ä
dl
. tua |
Strategie 3. î
We ontwikkelen een
toekomstbestendig havencomplex
De infrastructuur is het fundament van onze In de afgelopen jaren hebben we veel nieuwe klanten voor onder meer offshore wind en de productie van
haven. Deze ontwikkelen we onder meer door met gevestigd. Daartegenover stond een beperkte groene waterstof en alternatieve brandstoffen.
de zeesluis en sterkere achterlandverbindingen uitbreiding op HoogTij. Hiermee liep onze virtuele
via water, weg en spoor. Tegelijkertijd zien we dat ruimtevoorraad terug onder de 5% van het totale Bovendien hebben we duurzame infrastructuur
bedrijven die het verschil maken anders produceren, areaal. Dat is te weinig voor de ruimte die nodig is nodig als walstroom, waterstoftankstations en
verwerken en vervoeren. De weg naar een duurzame voor de energietransitie en circulaire activiteiten. bunkerfaciliteiten voor nieuwe brandstoffen. Ook
en klimaatneutrale haven heeft daarnaast ingrijpende Daarom intensiveren we het grondgebruik: we is er energie-infrastructuur nodig voor duurzame
consequenties voor voorzieningen in de haven, die doen meer binnen het bestaande areaal. Grond die verwerking van rest- en grondstoffen. We maken
duurzame productie en transport mogelijk moeten niet wordt benut, nemen we in overleg met klanten werk van de beschikbaarheid van (groene)
maken. Dat vraagt om fysieke, milieu- en (externe) terug. Daarnaast zoeken we met partners in het waterstof, stoom, CO, en de verzwaring van het
veiligheidsruimte. Noordzeekanaalgebied naar gebied dat geschikt is elektriciteitsnetwerk.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Efficiënter railgoederenvervoer
. . . . . . met sensoren en camera’s
We realiseren deze strategie met de Intensief ruimtegebruik stimuleren Be Te
ett : : : : ailgoederenvervoer maakt het achterlan
volgende prioriteiten: We helpen klanten om ruimte in de haven in te richten Se f 5
, , . u , duurzaam bereikbaar. Samen met ProRail plaats-
en intensiever te gebruiken. We zijn bereid om te (voor) EE
* Intensief ruimtegebruik stimuleren investeren in initiatieven die intensiever ruimtegebruik placement Aziëhavenweg en de westelijke
Ontwikkelruimt - op langere termijn rendabel maken. Zo creëren we ruimte goederensporen in de haven. Deze sensoren
* Ontwikkelruimte creëren / Aare Arnell fl f
voor duurzame activiteiten. Daarnaast maken we het LAK MAGER Ie ARS LC Lade gKe CN Kerec like
* Een duurzame nautische en havengebied geschikt voor multimodale ontsluiting door ree ee
‚ ‚ roRail in de tweede helft van lela Na’
landinfrastructuur realiseren meer parkeerplaatsen voor vrachtwagens aan te leggen en blanningssysteem voor goederentreinen. De
. Een duurzame energie- en te zorgen voor optimale ontsluiting via het spoor. EEE ER EAT re
grondstofinfrastructuur ontwikkelen … aansturen van goederentreinen in de haven effi
We werken bijvoorbeeld aan: ciënter. Dit draagt bij aan een optimaler gebruik
e Werk maken van schonere scheepvaart van de havensporen.
. DD. e Richtlijnen voor intensief parkeren
e De CO -uitstoot en andere emissies .
, : , voor elke nieuwe vestiging.
in het havengebied reduceren
* Een nieuwe inrichting van ruimte-extensieve . .
1E nn MIENSIEV Slim parkeren en slimme
activiteiten, samen met klanten. .
’ verkeerslichten voor trucks
* Het optimaliseren van het spooremplacement Parkeerplaatsen voor trucks zijn in de haven
DS / in de Aziëhavenweg. voorzien van sensoren die aangeven of een
X parkeerplaats beschikbaar is. Als de terminal
\ nog geen ruimte heeft om de truck te behande-
TE lei len, gaan trucks niet rondrijden en worden de
… | mie MN Cet wachtrijen voor de gate voorkomen. We onder-
' Ln Ie DS 1 Ee | zoeken slimme verkeerslichten voor Westpoort.
nn : a RE \ Deze signaleren bijvoorbeeld dat er een truck
Em Hm | | | ml al Ne aan komt en zorgen voor betere doorstroming
Ì 5 1 rs LEEN m: | ek) op de weg.
í 8 5 TEI ik tn — _IN -
rl ' LL ul } | HN
ie y Li Ì _
el nl Ia B OO
had 8 a Be he Strategie 2021-2025 $3 Port of Amsterdam
gp A
Vooraf De haven vandaag Trends en ontwikkelingen De haven in 2025 Dit doen we de komende vier jaar Bijlagen
Ontwikkelruimte creëren
De fysieke en milieuruimte in de haven is schaars.
Door de energietransitie en de groei naar een circulaire
economie neemt de vraag naar haventerreinen de ko- De Energiehaven in IJmuiden
mende jaren alleen maar toe. Daarom zoeken we met De nieuwe Energiehaven is een terrein van 15 hectare uitvalsbasis voor aanleg) El) kiss welt windpar-
partners in het Noordzeekanaalgebied, met de regio naast Tata dk Het wordt ar Port of Amsterdam Th es: biedt ad EW alek puis voor
Zeehaven IJmuiden, de Provincie Noord-Holland en toekomstgerichte voorzieningen als de import van
en met andere havens naar ontwikkelruimte. Met de de gemeente Velsen ontwikkeld tot nieuw haventer- waterstof en transport van CO. Het nieuwe terrein is
verworven grond gaan we selectief om. We vestigen rein voor duurzame energieactiviteiten. De ligging uiterlijk 2025 operationeel.
het juiste bedrijf op de juiste plek. Ook ontwikkelen vóór de zeesluizen van IJmuiden maakt het de ideale
we een vestigingsregime dat goed uitlegt en priori-
teert welke activiteiten we accommoderen.
We werken bijvoorbeeld aan: Oe
Slimmer en flexibeler Tegelijkertijd willen we de schaarse ruimte
+ Het verder ontwikkelen van HoogTij EAS eneen bodijven dichter elkaar win vastigen. Met
samen met Gemeente Zaanstad. toekomstbestendig Westpoort de huidige milieu- en risicocontouren (met veel
Westpoort is het belangrijkste categorie-4-5- afzonderlijke contouren) is dit beperkt mogelijk.
e De ontwikkeling van de Energiehaven gebied binnen de metropoolregio: ideaal voor Voor een duurzame haven is daarom een nieuwe
samen met Zeehaven IJmuiden, Gemeente de transitie naar alternatieve brandstoffen ruimtelijke zonering nodig, binnen en buiten
Velsen, Provincie Noord-Holland, het en energiedragers. Ondertussen zien we dat de haven. De Omgevingswet maakt dat vanaf
Ministerie van I&W en Tata Steel. ek NE B SEA 2022 mogelijk. Met regionale overheden in het
worden aan de nieuwe (circulaire) procesindustrie Noordzeekanaalgebied en de Omgevingsdienst
* Toekomstbestendige ruimtelijke en opslagvoorzieningen. Het bestaande moeten we deze publieke kaders aanpassen
risicozonering van Westpoort. Re SS 5 gebaseerd op de op-en overslag on toewerken naar een toekomstbestendig en
van fossiele brandstoffen en biedt onvoldoende flexibel zoneringskader.
risicoruimte voor de toekomst.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Een duurzame nautische en Een duurzame energie- en
Walstroom Geeks CRE landinfrastructuur realiseren grondstofinfrastructuur ontwikkelen
Akke We maken onze nautische en landinfrastructuur We investeren in een toekomstbestendige energie- en
KAARS TIEL alle RAN A Ae PTSS geschikt voor duurzaam transport per schip, trein, grondstofinfrastructuur die de industrie versneld ver-
Kelsi ad ae alan over de weg en voor de gevestigde bedrijven. Daar- duurzaamt. Duurzame energie en grondstoffen (CO,
bij de Passenger Terminal Amsterdam. Dankzij . . . . . .
walstroom liggen schepen zonder uitstoot en voor investeren we in laadinfrastructuur, elektra- en H,) willen we voor elke klant in de haven beschikbaar
ET TEEN stoomnetwerken en in toekomstbestendige weg- en maken. Met partners werken we aan productie en
is gebruik van walstroom op ligplaatsen voor waterwegen. Ook willen we voorzieningen opzetten distributie van waterstof, CO,‚en een verzwaard elek-
riviercruise verplicht. Zo reduceren we de emis- voor veilige bunkering van alternatieve brandstoffen. triciteitsnetwerk (hoogspanning). En met onder meer
sies op deze ligplaatsen naar vrijwel nul. Met de nieuwe zeesluis kunnen we grotere schepen Gasunie, EBN en Tata werken we aan een regionaal
verwelkomen. We bereiden ons hierop voor door Carbon, capture, utilize and storage (CCUS)-netwerk
waar nodig draaicirkels, havenbekkens, vaarwegen en (project Athos). Zo maken we CO‚-reductie bij het
kades geschikt te maken. AEB mogelijk en leggen we de basis voor hergebruik
van CO. Met Port of Den Helder, Groningen Seaports
We werken bijvoorbeeld aan: en Gasunie werken we bovendien aan een landelijke
waterstof-backbone tussen de havengebieden. We
E e Een verzwaard elektriciteitsnetwerk (midden- en verwachten deze infrastructuren tussen 2024 en 2027
e Dr hoogspanning) samen met Tennet en Liander. te realiseren.
Er, ’ é 2 mt . Walstroomvoorzieningen voor zeecruise, We werken bijvoorbeel d aan:
rn riviercruise en binnenvaart. ‚ .
eN * Een regionale H-infrastructuur en
] Pe * Een stoomnetwerk in het havengebied. -distributienetwerk in de haven.
pr 5
Dn ì * Een regionale backbone voor CO, in
Es a Amsterdam-IJmuiden (Athos).
aas SE a * Een aanvullende hoogspanningsvoorziening
, (15o kV) en uitbreiding bestaande onderstations.
EE 3 on enne EN Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Woningen, walstroom,
elektrisch varen
Energie-infrastructuur 2.0:
de springplank voor verduurzaming B ren
Ï Ee
De transitie naar een duurzaam energiesysteem vraagt f /
een andere kijk op onze energie-infrastructuur. Winde TL nd
. se p zee Ca Se
Hernieuwbare elektriciteit, groen gas en schone dd
Neil Tatter Eert)
brandstoffen raken verweven. In de Amsterdamse B er
a hiken lere Ie Ed ded … EP
haven komen deze stromen (ondergronds) samen. 5 hd bn
Hernieuwbare stroom van windparken op zee (voor So renta reunie ©
. a » Westpoort Warmtenet
de kust van IJmuiden) zorgt voor groene elektriciteit. « Haven stoomnet
Sectoren die lastig te elektrificeren zijn (bijvoorbeeld
Woningen
_ ì T ZE
lucht- en zeevaart, zware transport en chemie) Y id edt en 5 B
Luchtvaart,
moeten overstappen naar groene waterstof (H,). oenen ar ed Scheepvaart
In combinatie met de afvang van CO niiet en Amsterdam) < re Mobiliteit
2 * H-regio backbone / De, Transport d Ed
(bijvoorbeeld bij het AEB) wordt fl en LLT TS
productie van (groene) synthetische 4 e ndi A
brandstoffen mogelijk. Restwarmte import H‚ El €
. * Waste 2 Chemicals en
van productieprocessen gaat vervolgens ET RE
naar stadswarmtevoorzieningen. 1 „Asse mehanl 5
D= Kei 8KA
lele) 2 Groen gas en
* CO -afvang
NS e CO, als grondstof (CCU)
* CO-regio backbone Athos
Samenwerken aan de
regionale waterstof-backbone
Gasunie en Port of Amsterdam gaan
samenwerken aan een regionale water- VE
stof-backbone in het Noordzeekanaal-
giteiecl Beas Infrastructuur 5 elerghûjs ê Deze transitie begint bij het verbeteren van noodzakelijke (ondergrondse)
om de waterstofeconomie in de regio op . . ver .
EN infrastructuren. Onze uitgangspositie is goed, met windparken op zee, de
om mee te investeren in deze duurzame luchthaven in de buurt en de connectiviteit met het landelijke energienet.
sprong voorwaarts. Potentiële afnemers CE De komende jaren investeren we met netwerkbedrijven, industrie, overheden
arvamverbranding
van waterstof en andere stakeholders en kennisinstellingen in het geschikt maken van deze energie-infrastructuur
betrekken we in dit proces. voor de klimaatneutrale haven.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Groene waterstof in het
Noordzeekanaalgebied
Groene waterstof krijgt een prominente rol in
de duurzaamheidsambities van Port of Amster-
dam. Groene waterstof is een CO‚-vrij alterna-
tief voor onder meer wegtransport (in combi-
natie met een brandstofcel), voor de opwek Werk maken van schone scheepvaart
van warmte en stoom en voor de productie We stimuleren schone scheepvaart en zorgen zo voor Waterstof en groene methanol
van schone brandstoffen voor de scheep- en minder uitstoot van CO, stikstof, zwavel en andere als alternatieve brandstof voor
ads Port of Amsterdam is partner in We emissies. Dit doen we onder meer met een stimu- scheepvaart
ede: hae met Neue en (kie eo 2 lerend prijsbeleid. Zo maakt een prijsbeleid voor de Port of Amsterdam maakt schone brandstoffen
es oek ne lon An ye ad cruisesector het met ingang van januari 2022 aantrek- bereikbaar voor zee- en binnenvaartschepen.
ed Aen 215 Ste mer de Oe kelijker voor duurzame schepen om Amsterdam te Eee en
nils esb ey essen of daan Ea 5 J ë Pp de CO‚-uitstoot en zorgen voor een betere
SLAAN LES NUUR Eek dele dolle SZOEKEN. luchtkwaliteit in de regio. We zijn partner in het
Interreg Europe-project H2SHIPS en het Ne-
We werken bijvoorbeeld aan: derlandse project Green Maritime Methanol. In
deze projecten wordt onderzocht hoe waterstof
* Een volledig functionerend en groene methanol een boost kunnen krijgen
Rn . als scheepsbrandstof. Ook wordt wet- en re-
scheepsemissiereductieplan voor aa
ki Tachtk waliteitsui gelgeving in kaart gebracht en wordt de supply
ic / Ee Er À maat en TUChtk walttertsuitstoot. chain ontworpen, van productie tot het bunke-
Ei | y al | EN « Veilig bunkeren van nieuwe (duurzame) ren in de zeehaven. Daarnaast worden in beide
En A=: : É mi Ee n od ING. methanol projecten pilots ontwikkeld. In het kader van
| An scheepsenerglecTagers: ‚ methano,, H2SHIPS krijgt onze MS Havenbeheer een elek-
ge waterstof en waterstofdragers. trische aandrijving met batterijen en waterstof.
Û man emme) Ï
ML zE Ee e Het tot nul reduceren van ladingemissies De toepasbaarheid var seen methanol wordt
ij Bei Es … … onderzocht in onze patrouillevaartuigen.
ne las ee a , van schadelijke stoffen bij overslag
AN CTW hiep Len en reiniging van tankschepen.
rue tuun) bn
Vun ee os
" 8 oi 1 | hae!
\ Jan eenden IG IE E
RE. a nn zn nt
7 nl 4
fe ii Ne
] t - 0
:” MEL & rend Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
De CO‚-uitstoot in het havengebied er
reduceren ie ie
We werken aan de reductie van emissies in het NN ee k
havengebied. Daarbij concentreren we ons op CO: EVE | \ _
directe uitstoot van industrie, indirecte uitstoot door Ì € ge EN Ke Ed SS
gebruik van aardgas en onze eigen activiteiten. We jn) 5 PROJECT Ne _E -
: ed MIN PENN SER
geven het goede voorbeeld door duurzaam reisgedrag 5 IE Working towards azroenissienpert Ii 2
te stimuleren en ons wagenpark en vaartuigen te an Í | = en Te B _
vergroenen. Met klanten onderzoeken we innovatieve IL Ed zE Died - IN
oplossingen als afvang en gebruik van CO, en het
gebruik van industriële restwarmte voor het warmtenet. OEE EE NT
De markt voor rivier- en zeecruise in Amsterdam is flink gegroeid. Dat maakte cruisetoerisme een onderwerp
We werken bijvoorbeeld aan: in de discussie over de druk van toerisme op de stad. Jaarlijks komen circa 750 duizend cruisetoeristen naar
Amsterdam, op een totaal van circa 21 miljoen toeristen (circa 3,6% in 2019). De directe toegevoegde waarde
* CO-besparing bij bedrijven. van cruisetoeristen is significant. Zeecruise voegde in 2018 34 miljoen euro toe aan de Amsterdamse eco-
2 nomie. Riviercruise realiseerde in 2017 87.6 miljoen euro voor de regio met riviercruisehavens die loopt van
* Het vergroenen van vrachtverkeer in de haven. Huizen tot Den Helder, de Amsterdam Cruise Port regio. Het merendeel van deze opbrengsten komt tot stand
in de Metropoolregio Amsterdam.
* Een nieuw havenvaartuig dat vaart op waterstof.
De impact van corona op de cruisemarkt is groot. Het cruiseseizoen is geëindigd voor het kon starten. Wereld-
wijd zien we dat cruiserederijen het zwaar hebben. De vooruitzichten voor de cruisemarkt zijn op korte termijn
onzeker. Ook na corona zal Amsterdam een aantrekkelijke toeristische locatie blijven dankzij de internatio-
nale luchthaven, goede hotels en het culturele aanbod. We richten ons op het verder verduurzamen van het
toerisme. We stimuleren schone scheepvaart met ons prijsbeleid en met aanleg van walstroomvoorzieningen
voor cruiseschepen. Samen met de gemeente Amsterdam werken we aan een optimale spreiding van rivier- en
zeecruise in de regio.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
NN
IJ
d
à |
ie
Ee
ed We.
D is At ke
Ie SEAN ld,
h Ee. pn
ke % F En
—— 5 ú es ' pr
DA Os R
5 #
hac
Tr
$ nd
Bas
eee
En En Za 6 Á
en aai
mente
It
NS . _
Tl Te
re | * Tar
Á i ij Á
Lb | e Ef
| we
end
Í En nd É É
kg en en el ET
Nn EE
A
RE ge TE ed LNE
Dr Dt el
en
de Ee Ene
Ee
2 en Ne enn
„2 tn
ee
ne
re
EE
Meerjarenbegroting 2020-2024
* 1.000 2020 2021 2022 2023 2024
Zeehavengelden 61.113
…… . . Reserveringsgelden riviercruise 3.735
In lijn met onze missie, visie en belofte bestaat de kern van onmens Ton
onze strategie uit drie delen: Contractopbrengsten 108.779
Overige bedrijfsopbrengsten 4.472
1. Welaten klanten, ladingen en activiteiten duurzamer groeien. som der bedrijksopbrengsten 185119
2. We maken het scheepvaartproces vlotter, veiliger en transparanter. Personeslslasten 12.658
3. We ontwikkelen een toekomstbestendig havencomplex. Exploiatielasten 34121
Onze strategie 2021-2025 concentreert zich op de transitie naar duurzame som der bedrijfslasten 101.866
activiteiten. Het accent ligt daardoor minder op absolute groei van tonnage en |
meer op diversificatie. Dit betekent dat havengelden minder snel groeien dan Onsedendheiet EEM | soszl ésssel zascel 78210 83.253
de totale contractopbrengsten. Gerichte investeringen in onder meer energie- Financiële baten en lasten 1435
infrastructuren versnellen de energietransitie, maken intensiever gebruik van de Bijdrage nieuwe zeesluis Lol |
haventerreinen mogelijk en versnellen de verwachte private investeringen*. Resultaat deelnemingen 2e
© Resultaat voor belastingen (EBT) | 6o477| 63265| 34307) 77260 | 83.079
Begroting vero va
Bij de vertaling van onze strategie naar de meerjarenbegroting houden we rekening met Wei reen ze aante Wp Sns
voorzichtig herstel in 2021. De verwachting is dat de overslag als gevolg van de coron-
acrisis in 2020 terugvalt naar 77 miljoen ton. In 2021 verwachten we een voorzichtig In 2022 wordt naar verwachting de bouw van de zeesluis afgerond. Onze bijdrage
herstel naar 78 miljoen ton tot 80 miljoen ton in 2024. aan de sluis voldoen we dan ook. Dit leidt tot een (fiscaal) niet aftrekbare last in dat
boekjaar van € 38,7 miljoen, wat resulteert in een netto resultaat na acute VpB van
De omzet zal met € 26 miljoen toenemen tot €185 miljoen in 2024. Doelstelling is een € 23,2 miljoen.
groei van de EBIT met € 22 miljoen: van € 60,9 miljoen in 2020 naar € 83,3 miljoen in
2024.
*De Sociaal-Economische Raad geeft aan dat de Nederlandse industrie in de periode van 2020 tot 2030 cumulatief
voor €g tot 15 miljard moet investeren om de klimaatdoelstellingen te realiseren (bron: SER, 2018). Totale private
investeringen in het Noordzeekanaalgebied worden geraamd op circa € 3 tot € 5 miljard tot en met 2030.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
ON
Investeringen Nog niet opgenomen zijn investeringen in de regionale CO,-backbone.
Veranderingen in de markt - en kansen op het gebied van de energietransitie - vragen Realisatie hiervan verwachten we in 2025. Wel nemen we voor deze planperiode
om nieuwe prioriteiten in onze investeringen. De basis van onze investeringsagen- kosten voor voorbereidende werkzaamheden en plankosten op. Mochten de
da blijft het op peil houden van een voortreffelijke haveninfrastructuur. Daarnaast investeringen voor deze infrastructuren eerder vallen, vragen we om een separate
investeren we in modernisering en innovatie van energie-infrastructuren om een investeringsbeslissing.
toekomstbestendig havencomplex te ontwikkelen.
Investeringsbegroting 2021-2024
We onderscheiden drie hoofdgroepen, gekoppeld aan de strategieën:
Per strategie Havencomplex | Klanten, lading Scheepvaartproces | Bedrijfsvoering | Totaal
toekomst- en activiteiten vlotter, veiliger en
. a. . . . . bestendig duurzaam laten transparanter
1. Klanten, lading en activiteiten duurzaam laten groeien: investeringen in ontwikkelen _ | groeien maken
ontsluiting en bereikbaarheid van afzonderlijke percelen (onder meer havenspoor Nautische infra en kades EZ EE EE 91.066.003
en steigers), voor klanten die passen bij de haven van de toekomst. (Spoor)wegen en gebied | sessozol 1s7so00| _______-| 100000, 52.355.200
2. Scheepvaartproces vlotter, veiliger en transparanter maken: investeringen Grond zooo | 20.00.000
om onze dienstverlening rondom het scheepvaartproces te verbeteren, onder Duurzame 37.545.000 2.000.000 OO 4.340.333 43.885.333
. . energievoorzieningen
meer door te digitaliseren.
3. Ontwikkelen van een toekomstbestendig havencomplex:
e Alle investeringen in de (nautische) hoofdinfrastructuur van de haven,
waaronder kades, binnenvaartvoorzieningen, (spoor)wegen en het bouwrijp
maken van terreinen.
° Ontwikkelinvesteringen: alle investeringen gericht op de ontwikkeling “Exclusief mogelijke investeringen gerelateerd aan de verplaatsing van de Passenger Terminal Amsterdam
van een toekomstbestendig havengebied. Ontwikkeling van duurzame . . . .
DD. . . han De investeringen toetsen we aan de investeringscriteria van Port of Amsterdam, met
energie-infrastructuur (verzwaring elektriciteitsvoorzieningen, stoom, etc.), . . . nn
. De 7 En behoud van de license to operate, koppeling aan de strategische doelen en diversifiëren
aankoop en intensivering van terreinen voor de transitie. . .
, . . en innoveren in de haven als kern.
* Vervangingsinvesteringen en investeringen voor onderhoud en
duurzame vervanging van bestaande objecten.
4. Bedrijfsvoering: investeringen in de professionalisering, verduurzaming en
digitalisering van onze havenoperaties.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
DO d we Ö
Lat L Ei
| dn ii A f
Í A À
d [ 8
NK Pp | | ) | |
NE 8 Pr If Ber Í # dt ij
MN an
rt F ij p B k ie:
ml £ Ü | [
m, p EO | 4 Ei EE ì
a zi \ | ki á Nrd } 8
Ae kle fi
Te URG, A
ú ke us 4 : ak
pf AN NE
Em IA ar
| Ai
8 G
zn oe ï }
nne A ad B EE
== en En
Tm
%
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Een gezonde organisatie
gezonde org
Port of Amsterdam verenigt twee verschillende organisatie-onderdelen in één bedrijf. Reputatie en klanttevredenheid
De Divisie Havenmeester (DHM) oefent de publieke taken uit van Port of Amsterdam Onze reputatie is een onmisbare richtingaanwijzer voor management en directie.
en taken van het Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied. Deze betreffen In de dagelijkse praktijk peilen we onze reputatie met gesprekken, bijeenkomsten,
onder andere de verkeersbegeleiding- en veiligheid, inspecties van gevaarlijke stoffen overleggen, partnerships, marktconsultaties, interviews, debatten, evaluaties en
en assistentie bij calamiteiten. De divisie heeft hiervoor mandaat van het Ministerie dialogen via (social) media. Deze interacties zijn ons basisinstrument als luisterende
van Infrastructuur en Waterstaat, van Rijkswaterstaat en van de Gemeente Amster- organisatie. Eens per twee jaar voeren we een reputatieonderzoek uit onder zeven
dam. Naast onze publieke taak hebben we ook een commerciële, civiele en ruimtelijke stakeholdergroepen. Deze waardevolle informatie is leidend voor onze beleids- en
taak. Deze betreffen met name de exploitatie van het havengebied (waaronder aanleg, besluitvorming. Het meest recente reputatieonderzoek is van maart 2020.
beheer en onderhoud van kades, wegen en sporen), de vermarkting van de haven naar
klanten en gebruikers en het aantrekken van nieuwe partners. Om snel en naar tevredenheid in te spelen op vragen van klanten, werken we in- en
extern in multidisciplinaire teams. De behoefte van de klant staat altijd centraal.
Onze HR-visie draait om het omgaan met en inspelen op de onzekerheid om ons We doen binnen onze strategie wat nodig is om hen optimaal van dienst te zijn. De
heen, zodat we op langere termijn onze commerciële en publieke continuïteit kunnen tevredenheid van onze klanten volgen we met klantreviews per project en jaarlijks
waarborgen. Hiervoor hebben we een wendbare organisatie nodig die zich makkelijk met een klantbelevingsonderzoek.
aanpast, met medewerkers die hun verantwoordelijkheid nemen. Deze wendbaarheid
is essentieel om deze strategie te realiseren en onze beloftes na te komen.
JINC in de haven
JINC helpt kinderen van 8 tot 16 jaar om een vliegende start te maken op de
arbeidsmarkt, ongeacht hun thuissituatie. Zo krijgt iedereen een kans. JINC
mn me es deelt kennis over beroepen, helpt jongeren ontdekken welk werk bij hun
3 dt : 5 EN talenten past en leert ze solliciteren. Onze organisatie levert een bijdrage met
ee 5 Ee ge en sollicitatietrainingen aan jongeren. Ook ontvangen we jaarlijks kinderen die op
een En: De En net wen en Taaltrip zijn om hun vocabulaire een boost te geven en hun blik op de wereld
ke Nn en Ee ren == te verbreden.
ee
die SS El
ne rd jm B pe EN
Ne De ES
en m4 Kimstereám —_
ng 4 ft er: pee = A. eeN - bed
ze Ë Las 5 EN ne , Ee pe mn 5 2025 83 Port of Amsterdam
ee ei EE
NZ IEN
ee df A |
IP A id) pe
Er |
we à 3 Iene |
Gezonde, betrokken en bevlogen medewerkers MS í ; ee
We geloven dat een tevreden klant begint bij gezonde, betrokken en bevlogen Ee gn ä 4 | PD ij e
medewerkers. Daarom willen we een organisatie zijn waar mensen zich welkom, Pi y Le E V) IL / :
betrokken en gewaard voelen. Dit doen we door: ed Ei s 7 Ì
e _ Medewerkers te laten werken in rollen en aan opdrachten die passen bij s ed > À el
hun talenten en drijfveren. n. _
HavenSpot
* _Tezorgen voor een goede balans tussen werk en privé, waarin medewerkers Samen met Watertalent, het carrièreplatform voor haven en industrie, lanceer-
flexibel kunnen werken. den we het online arbeidsplatform Havenspot. Hierop brengen we werkgevers
in de haven die talent willen uitwisselen bij elkaar.
* _ Zoveel mogelijk een afspiegeling te zijn van de maatschappij, door een
organisatie te zijn waarin iedereen welkom is, ongeacht geslacht, geloof,
etniciteit of arbeidsbeperking.
e _ Actief en vrijwillig aan maatschappelijke projecten mee te werken.
Banen voor jongeren met een chronische aandoening
* _Te zorgen voor aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden. Emma at Work is ontstaan vanuit het Emma Kinderziekenhuis/AMC. De stich-
ting specialiseert zich in arbeidsbemiddeling voor jongeren met een chronische
e _ Frequent onderzoek te doen onder medewerkers, zowel centraal als per team fysieke aandoening. Emma at Work helpt talentvolle, gemotiveerde jongeren
of afdeling tussen de 15 en 30 jaar met een lichamelijke beperking of chronische ziekte
op weg naar een baan. Bij vaste en tijdelijke vacatures kijken we met Emma at
Work of zij geschikte kandidaten hebben.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Ì
ij id fl
Onze visie op de organisatie en ontwikkeling MMA, 4
naar meer wendbaarheid Í BS he fe
Als organisatie willen we altijd kunnen inspelen op maatschappelijke ontwikke- Le 4 A
lingen en veranderende klantvragen. De doelen uit dit strategische plan vragen om 4 La ge
nieuwe en aanvullende kennis en competenties, bijvoorbeeld voor vraagstukken 4 a Î
rondom de energietransitie en ondergrondse infrastructuur en digitalisering. eel ennn
ID Gat mn
We verwachten dit binnen onze bestaande personeelsformatie voor elkaar te krijgen ee
door te investeren in huidige en nieuwe medewerkers. Ook moeten we ons als or- N 8
ganisatie verder ontwikkelen. Er zijn meer en andere kennis en competenties nodig. Ne Ä ey,
Daarom investeren we in ontwikkeling, coaching en begeleiding van medewerkers AN, NN Ne f
en teams. Daarnaast investeren we in strategische personeelsplanning, waardoor we kk NN Ee Se
medewerkers flexibeler kunnen inzetten. h N b > S U
Voor openstaande vacatures trekken we talenten aan die passen bij onze kernwaar- he ke RS an
den en manier van werken en die een afspiegeling zijn van de samenleving. Waar A: R RS a
mogelijk werken we samen met partners en waar nodig huren we tijdelijk specifieke he EQ
expertise in. |
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
)
n
sE
_
___ eN
: en k 5 zes
Nn OO en arb, aes a f 7 Per, Ee ed Pr ak
a KE Bul nn 4 je nd En 5
á Ne P. 7E _ S
mn leen SN d 0 nF
Td 5 ú f
De A \7 Ä == D, id 7 Il il
NT
A Ge e nd gn Pe nn
Eke en Td
et _ ä , é
4 B á
pn pe N k
et N >
aa g k 8
UE 4 Á
|
En „den 5 2
ge ij land
ea 5
zi E 4
Pa
ee. .
Doe Ü Ó msch rijVI n g e _ het deelnemen in, het financieren van, het samenwerken met en het besturen
H aven b e d rijf Am st e rd am N V, van vennootschappen en ondernemingen, alsmede het verlenen van adviezen en
© © . .
andere diensten aan vennootschappen en ondernemingen;
Havenbedrijf Amsterdam N.V. heeft als doel: … . . n
e _ hetverkrijgen, exploiteren en vervreemden en bezwaren van industriële en
. … . intellectuele eigendomsrechten, registergoederen en andere vermogensbestand-
e het doen uitoefenen van het havenbedrijf en in dat kader de positie van het Am- del 8 siers 5
. . ‚ . ‚ . . elen;
sterdamse haven- en industriecomplex in regionaal, nationaal en internationaal
erspectief zowel op de korte als de lange termijn te versterken;
POTSP P 8 ) e _hetfinancieren, het geven van garanties, het stellen van zekerheden of het zich
De. … . op andere wijze sterk maken of zich hoofdelijk of anderszins verbinden voor
e _ hetzorgdragen voor de inrichting van een afzonderlijke organisatie-eenheid, te . …
2 . n verplichtingen van dochtermaatschappijen;
weten de Divisie Havenmeester en toereikende personele en materiële voor-
zieningen voor de uitvoering van de publieke taken en bevoegdheden van de . .
8 . 8 Pp , . 8 e _ hetverrichten van alle handelingen welke met het vorenstaande rechtstreeks of
havenmeester ter bevordering van een effectieve, veilige, milieuverantwoorde ee . en
u . zijdelings verband houden of aan het doel bevorderlijk zijn.
en efficiënte afhandeling van het scheepvaartverkeer en het zorgdragen voor
nautische en maritieme orde en veiligheid, alsmede het optreden als bevoegde
havenautoriteit in het Amsterdamse havengebied, de ontwikkeling, aanleg, be-
heer en exploitatie van het haven- en industriegebied in de regio Amsterdam, in
de ruimste zin van het woord, en ter ondersteuning daarvan, het ontplooien van
(haven)activiteiten in het binnen- en buitenland;
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Dochterondernemingen Doelomschrijving Bouw- en
Onder dochtermaatschappij wordt op grond van artikel 2:24a BW kort Handelmaatschappij Hallum B.V.
gezegd verstaan: De vennootschap heeft ten doel:
* _een rechtspersoon waarin Havenbedrijf Amsterdam N.V. of een meer van haar a. het oprichten van en participeren in de exploitatie en financiering van zowel
dochtermaatschappijen. alleen of samen meer dan de helft van de stemrechten nationale als internationale ondernemingen op het gebied van intermodaal en
in de algemene vergadering kan uitoefenen; multimodaal vervoer, overslag en distributie, met als doel:
e een rechtspersoon waarvan Havenbedrijf Amsterdam N.V. of een meer van () hetin stand houden en uitbreiden van de economische bedrijvigheid in het
haar dochtermaatschappijen lid of aandeelhouder zijn en alleen of samen meer Noordzeekanaalgebied en/of de Zeehavens Amsterdam; en/of
dan de helft van de bestuurders of van de commissarissen kunnen benoemen of
ontslaan, ook indien alle stemgerechtigden stemmen. (ti) de overdracht en uitwisseling van kennis en ervaring op het gebied van
intermodaal en multimodaal vervoer, overslag en distributie; en
Havenbedrijf Amsterdam N.V. heeft de volgende juridische structuur, met daarin
drie dochtermaatschappijen: Hallum BV, Hallum Cruise BV en Regionale Ontwik- b. het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande in de ruimste zin verband
kelingsmaatschappij voor het Noordzeekanaalgebied N.V. houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Oe
Doelomschrijving Hallum Cruise B.V. c. deelnemen in vennootschappen die ten doel hebben de financiering van de onder a.
De vennootschap heeft ten doel: bedoelde vennootschappen;
a. het oprichten van en participeren in de exploitatie en financiering van d. het voor eigen rekening of rekening van derden verkrijgen, vervreemden,
ondernemingen; waarvan de activiteiten (mede) op de bevordering van de bezwaren, exploiteren, huren of verhuren van registergoederen;
zeecruisevaart in de Amsterdamse haven zijn gericht;
e. het deelnemen in, het op andere wijze een belang nemen, het voeren van beheer
b. de met het vorenstaande verband houdende ontwikkeling, huur, verhuur en over andere ondernemingen, van welke aard ook, en voorts het financieren van
aan- en verkoop van registergoederen; etc. het verrichten van al hetgeen met het derden en het op enigerlei wijze stellen van zekerheid of het zich verbinden voor
vorenstaande in de ruimste zin verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn verplichtingen van derden; en het verrichten van alle verdere handelingen, die
met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk
Doelomschrijving Regionale Ontwikkelingsmaatschappij voor kunnen zijn.
het Noordzeekanaalgebied N.V.
De vennootschap heeft ten doel: f. De vennootschap richt zich bij de uitoefening van haar onderneming mede
naar het belang van de met haar in een groep verbonden rechtspersonen en
a. deelnemen in vennootschappen die zich richten op terreinontwikkeling, vennootschappen.
met name in het Noordzeekanaalgebied, onder meer door grondexploitatie,
opstalontwikkeling of een combinatie van die beide;
b. het verstrekken van adviezen en het verlenen van diensten aan derden en aan
ondernemingen en vennootschappen waarmee de vennootschap in een groep is
verbonden, alsmede het verrichten van overige commerciële activiteiten;
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Oe
Overzicht
d | . Havenbedrijf Amsterdam N.V.
… . Regionale Ontwikkelingsmaatschappij
Bouw- en Handelsmaatschappij Hallum B.V. Hallum Cruise B.V. Saher eeen Eren
FINANCIEEL BELANG : 100% FINANCIEEL BELANG : 100%
FINANCIEEL BELANG : 33,33%
Bin 2 Barrel Holding B.V. Waterkant B.V. RON Achtersluispolder | B.V.
FINANCIEEL BELANG : 10% FINANCIEEL BELANG : 100% FINANCIEEL BELANG : 100%
Port of Amsterdam Activities B.V. Waterkant C.V. RON Deelnemingen | B.V.
FINANCIEEL BELANG : 100% FINANCIEEL BELANG : 100% FINANCIEEL BELANG : 100%
Port of Amsterdam International B.V. RON Deelnemingen Il B.V.
FINANCIEEL BELANG : 100% FINANCIEEL BELANG : 100%
Portbase B.V. RON Nieuw Bruynzeel B.V.
FINANCIEEL BELANG : 25% FINANCIEEL BELANG : 100%
Sail Beheer B.V. RON Westzaan B.V.
FINANCIEEL BELANG : 47,50% FINANCIEEL BELANG : 100%
Mainport Innovation Fund II Ringvaart Participatie B.V.
FINANCIEEL BELANG : 23,03% FINANCIEEL BELANG : 100%
Windpark Ruigoord B.V.
FINANCIEEL BELANG : 50%
Hafen Duisburg / Amsterdam BmbH
FINANCIEEL BELANG : 34%
Shared Energy Platform Holding B.V.
FINANCIEEL BELANG : 50%
Strategie 2021-2025 3 Port of Amsterdam
Port of Amsterdam
De Ruijterkade 7 4 % Po a of
1013 AA Amsterdam
www.portofamsterdam.com/nl M Md Am ste rd Pe | A
| Onderzoeksrapport | 63 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 695
Publicatiedatum 1 juli 2016
Ingekomen onder AF
Ingekomen op woensdag 22 juni 2016
Behandeld op woensdag 22 juni 2016
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het lid Shahsavari-Jansen inzake de invoering van eeuwigdurende
erfpacht voor nieuwe uitgiften (eerlijke bezwaarprocedure).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de invoering van eeuwigdurende erfpacht voor nieuwe
uitgiften (Gemeenteblad afd. 1, nr. 664).
Overwegende dat:
— artikel 18 stelt dat de gemeente de erfpachter een boete kan opleggen van
“ten hoogste tienmaal het bedrag van de dan geldende canon” die bovendien
betaald zou moeten worden “binnen een maand nadat de boete is opgelegd”;
— artikel 23 stelt dat de gemeente het erfpachtrecht kan beëindigen als de
erfpachter in verzuim is de canon twee jaar achter elkaar te betalen;
— artikel 27, lid 5, van de Algemene Bepalingen 2016 stelt dat betalingen van
— _erfpachters aan wie een boete is opgelegd in de eerste plaats worden
toegerekend aan de opgelegde boete en pas in de laatste plaats aan de
canon, en die volgorde ook geldt als de erfpachter bezwaar maakt tegen de
boete, wel de canon wil betalen en de betalingen zelf aanmerkt als canon;
— bovenstaande zou kunnen betekenen dat een erfpachter die bezwaar maakt
tegen een boete alleen zelf via de rechter zou moeten proberen die aan te
vechten, maar onderwijl moeten betalen, en anders zelfs riskeren zijn woning te
verliezen, hetgeen niet redelijk of gebruikelijk is bij betalingsconflicten.
Besluit:
aan artikel 27 van de Algemene Bepalingen voor eeuwigdurende erfpacht
2016 Amsterdam de volgende bepaling 6. toe te voegen:
“6. De volgorde geschetst in artikel 5 Is niet van toepassing indien de erfpachter
schriftelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de aan hem opgelegde boete, wel de canon
doorbetaalt en zijn betaling omschrijft als canon of afkoopsom. In dat gevalwordt de
betaling door de gemeente in de eerste plaats aangemerkt als canon of afkoopsom.”
Het lid van de gemeenteraad
M.D. Shahavari-Jansen
1
2
| Motie | 2 | discard |
Amsterdam.nl %
Formulier raadsadres
Naam
Adres
Postcode
Plaats
Amsterdam
Telefoon
Uw bericht
Op 25 oktober 2012 rond 14:15uur werd ik in tram 24 beroofd van mijn portemonnee
waarin onder meer mijn rijbewijs zat. Ik deed daarvan aangifte bij de Politie.
Voor het nieuwe rijbewijs moest ik bij mijn stadsdeel, boven het normale tarief van €46
een extra leges van €44 betalen omdat ik mijn rijbewijs was kwijtgeraakt.
Ik heb het van meet af aan als buitengewoon onbillijk en volstrekt onbegrijpelijk
ondergaan dat ik, naast de ellende van de beroving met alle financiele schade, nog eens
extra werd gestraft door mijn eigen gemeente. Ik vermoedde dat sprake was van een
landelijke regeling. Echter: uit onderzoek heden begrijp ik dat de beleidskeuze om de
burger de extra €44 te laten betalen een zuiver Amsterdamse keuze is. In Rotterdam is in
geval van beroving geen extra leges verschuldigd!
Ik verzoek de Raad het daarheen te leiden dat deze wrange legesheffing, die inhoudt dat
het slachtoffer drievoudig wordt gestraft (beroving zelf + kosten nieuw rijbewijs + extra
leges) en de dader hoogstwaarschijnlijk vrijuit gaat, zo spoedig mogelijk wordt
opgeheven.
| Raadsadres | 1 | train |
En nn nen en mn Oe
|
Np à |
SS LN WZS :
ks cie WEE
25
11 MEI 101 Aan de gemeenteraad van Amsterdam, Di |
ed Ny Amstel 1 el re
e) SA rw. / RETE KE
T- AN | mee nn nne Amsterdam DD d
7 1 1 MEL 2013
Amsterdam, 25 april 2012 Doss: |
Aid: P. fach . | |
Raadsadres over hergebruik van trapliften ed |
Kopie: |
Geachte leden van de gemeenteraad,
De werkgroep Ouderen Nieuwmarkt e.o.* heeft vastgesteld dat trapliften die werden
aangebracht om woningen bereikbaar te houden of te maken voor mensen met een fysieke
beperking, bij vertrek of overlijden worden verwijderd. Dit betekent onnodige
kapitaalvernietiging. Dergelijke trapliften worden op indicatie gesubsidieerd door de
gemeente.
Veel oude woningen blijken niet geschikt of voldoen niet aan de
voorwaarden voor trapliften, een reden temeer om bestaande trapliften in woningen te
behouden.
Makkelijk toegankelijke woningen op de begane grond zijn in het Centrum dun gezaaid, en
worden bovendien vooral door ouderen als onveilig ervaren.
De werkgroep verzoekt hierbij de Raad om te onderzoeken |
-_ef het mogelijk is bestaande trapliften te laten zitten vaor de doelgroen;
-_of het mogelijk is vervolgens deze specifieke woningen te laten labelen voor de
doelgroep;
- hoe dergelijke gelabelde woningen zo effectief mogelijk te huur aangeboden kunnen
worden, niet alleen via www.woningnet.nl maar ook via voor ouderen toegankelijker
manieren; wij denken hierbij aan een te ontwikkelen Servicepunt Verhuizen;
-_ water tot nog toe met de gebruikte trapliften gebeurde;
-__of het mogelijk is een overzicht te krijgen van de bestaande woningen met een
traplift.
Werkgroep Ouderen Nieuwmarkt e.o.
C 2
\ 7 / Nene ‚ Sestuursdienst Amsterdam
de Datum in: == 56 a
nee a | pe
a wijkcentrum d'Oude Sta Class. nl
p/a wij EN ak “onver
De werkgroep bestaat uit leden van de bewonersraad Nieuwmarkt en van de bewonersraad Raan
Ersot Waterloo | van BM / Weth.:
5 ter kennisname |
1 ter verdere beh. Â) IA
cc: deelraad stadsdeel Centrum [LJ om advies SL
Im |
Wijkcentrum d'Oude Stadt e Nieuwe Doelenstraat 55 ® 1012 CP Amsterdam
tel 020 - 638 22 05e fax 020 - 638 40 26 ® e-mail wijkcentrum @ oudestadt.nl e www.oudestadt.nl
| Raadsadres | 1 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering _ 10 november 2022
Ingekomen onder nummer 4ooaccent
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Hoogtanders, Namane en Boomsma inzake de
Begroting 2023
Onderwerp
Verhogen ambities ‘mensen aan het werk’
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Begroting 2023
Constaterende dat,
— _Ergrote krapte heerst op de arbeidsmarkt, met het uitvallen en verschalen van essentiële
diensten tot gevolg
— _In Amsterdam nog circa 36.000 mensen met een bijstandsuitkering aan de kant staan
— Het college bij de begroting 2023 drie concrete doelen heeft geformuleerd ten aanzien
van werk: 5405 mensen vit de bijstand, 8100 uitstroom naar werk en 17.000 mensen die
participeren en er geen specifieke doelen zijn gesteld voor het aantal gesubsidieerde ba-
nen
— Deze doelen niet substantieel afwijken van de doelen vit 2022 en ook niet van de doelen
voor de komende 3 jaar
— _Erveel programma's gericht op werk zijn, maar het niet duidelijk is in welke mate die bij-
dragen aan de vitstroomambities
— _ Het bijstandsbestand met de geformuleerde ambities niet substantieel daalt
Overwegende dat,
— Werk van grote maatschappelijke waarde is voor mensen om mee te doen en in hun eigen
inkomen te voorzien
— Effectievere en efficiëntere inzet van middelen en programma’s op het gebied van werk
mogelijk is door doelen aan te scherpen en de inzet van middelen meer te coördineren
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
— In 2023 stevig in te blijven zetten om zoveel mensen aan het werk te helpen, en waar mo-
gelijk de vitstroomambitie te verhogen
— Bij de uitwerking van de aankomende voorstellen op het gebied van ‘mensen aan het werk
helpen’, waaronder ledereen Kans op Werk, inzichtelijk te maken in welke sectoren de
meeste kansen liggen op regulier werk en hoe ze deze kansen denkt te gaan verzilveren
— Bij de uitwerking van de bovenstaande voorstellen inzichtelijk te maken wat het college
voor specifieke doelgroepen wil gaan doen en op welke manier zij dit wil vitvoeren
Indieners
Y.F.W. Hoogtanders
F.A. Namane
D.T. Boomsma
| Motie | 2 | discard |
VN2022-018557 Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Basisinformatie x Gemeente Jee 9 TAR
% Amsterdam
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Algemene Zaken
Agendapunt 43
Datum besluit n.v.t.
Onderwerp
Onderzoeksvoorstel Verkiezingsopkomst
De commissie wordt gevraagd
Kennis te nemen van het onderzoeksvoorstel Verkiezingsopkomst waarmee invulling wordt gegeven
aan motie 203 van lid Moorman c.s.
Wettelijke grondslag
Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
In de vergadering van de gemeenteraad van 24 maart 2022 heeft uw raad, bij de nabeschouwing van
de gemeenteraadsverkiezingen, motie 203 inzake de bevordering van de opkomst van lid Moorman
(PvdA) c.s. aangenomen. Hierin wordt het college gevraagd om:
1. De onderliggende oorzaken van de lage verkiezingsopkomst nader te onderzoeken;
2. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek een plan te ontwikkelen om de opkomst bij de
volgende gemeenteraadsverkiezingen te bevorderen en dit plan uiterlijk 1 janvari 2023 aan de
gemeenteraad voor te leggen.
Reden bespreking
o.v.v. de leden Wijnants en Garmy
Uitkomsten extern advies
nvt.
Geheimhouding
nvt.
Uitgenodigde andere raadscommissies
nvt.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Gegenereerd: vl.10 1
VN2022-018557 % Gemeente Tijdelijke Algemene Raadscommissie
Basisinformatie % Amsterdam
%
Voordracht voor de Tijdelijke Algemene Raadscommissie van 30 juni 2022
Ter bespreking en ter kennisneming
Betreft een update m.b.t. motie 203.
Welke stukken treft v aan?
AD2022-059100 Onderzoeksvoorstel Verkiezingsopkomst.pdf (pdf)
AD2022-059101 Tijdelijke Algemene Raadscommissie (1) Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Directie Basisinformatie, Vincent Barneveld, 0623160056, v.barneveld@&amsterdam.nl
Gegenereerd: vl.10 2
| Voordracht | 2 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2017
Afdeling 1
Nummer 124
Datum akkoord 10 februari 2017
Publicatiedatum 14 februari 2017
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van de leden Duijndam en De Heer van 16 januari
2017 inzake de ontheffing voor mensen met een beperking om te fietsen in de
waterleidingduinen.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstellers:
In 2016 werden de ontheffingen voor mensen met een fysieke beperking om te
mogen fietsen in de waterleidingduinen, ingetrokken. Dit leidde tot protest onder de
mensen die geen ontheffing meer kregen. Raadsbreed was er consensus dat deze
maatregel teruggedraaid moest worden. Daarop heeft de wethouder toegezegd dat
dit te doen. Echter nu blijkt dat er nogal wat beperkingen zijn opgelegd op de
ontheffingen.
In de brief die mensen ontvangen hebben staat: "Waternet geeft voor 2017 een
beperkt aantal ontheffingen uit en kan helaas niet alle aanvragen honoreren. Een
aantal mensen komt op de wachtlijst. Voor 2018 kunt u opnieuw een fietsontheffing
aanvragen. Mensen die op de wachtlijst staan gaan volgend jaar voor.”
Bij de ontheffing zijn strenge voorwaarden gesteld, zo mag je met een ontheffing
alleen ‘wandelen’ op betonnen/beklinkerde wandelwegen, mag je maar 2 dagen in de
week de duinen in en moet je er ook eerder weer uit zijn (1 tot 2 uur voor
zonsondergang) dan wandelaars zonder fysieke beperking.
Gezien het vorenstaande hebben de leden Duijndam en De Heer, respectievelijk
namens de fracties van de SP en de PvdA, op grond van artikel 45 van
het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke
vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Waarom worden er maar een beperkt aantal ontheffingen uitgegeven?
Antwoord:
In vervolg op de bespreking in de commissievergadering Financiën
d.d.3 november 2016 heeft Waternet de maatregel om geen ontheffingen meer te
verlenen voor fietsers met een beperking in de Amsterdamse Waterleidingduinen
(AWD) teruggedraaid. Per 1 januari 2016 was de regeling ingetrokken. De oude
regeling zoals die vóór 2016 werd gehanteerd, is weer ingevoerd en deze kent
een maximum van 200 te verlenen ontheffingen per jaar.
Waternet heeft destijds het aantal te verlenen ontheffingen gemaximeerd op 200
ter bescherming van het wandelprimaat in de AWD. In de door ons vastgestelde
Beheervisie Amsterdamse Waterleidingduinen 2011-2022 (BD2012-000014) is
als uitgangspunt opgenomen “het behouden en versterken van het unieke
1
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer Te ebruar 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 januari 2017
wandel- en struinkarakter van de AWD in samenhang met het versterken van de
recreatiemogelijkheden aan de randen”. Ook de raad heeft zich — met name bij de
besluitvorming over de aanleg van een nieuw, doorgaand fietspad aan de
noordoostgrens van de AWD — meerdere malen uitgesproken tegen uitbreiding
van de fietsfaciliteiten in het duingebied ter bescherming van de wandel-
faciliteiten. Het fietsen in een exclusief wandel- en struingebied betekent een
extra recreatieve belasting en daarom was en is er sprake van een beperkt aantal
ontheffingen. Deze maximering heeft tot nu toe niet geleid tot onbegrip bij de
aanvragers.
2. Hoeveel ontheffingen worden verleend voor 2017? Hoeveel waren dit in
voorgaande jaren?
Antwoord:
Net als in voorgaande jaren verleent Waternet 200 ontheffingen. Voor 2017 is dit
aantal nog niet bereikt, er zijn nu (januari 2017) 13 ontheffingen aangevraagd en
verleend.
3. Hoeveel mensen worden uitgesloten van een ontheffing in 2017 en verder?
Antwoord:
Vooralsnog is niemand, die een ontheffing heeft aangevraagd, uitgesloten, het
maximum aan te verlenen ontheffingen is nog niet bereikt.
4. Waarom mag iemand met een ontheffing slechts 2 dagen in de week daar gebruik
van maken?
Antwoord:
De bestaande regeling is destijds bedoeld om het wandelprimaat zo goed
mogelijk te beschermen. Daarom wordt de vergunning toegekend voor of de even
of de oneven dagen om de drukte te kunnen spreiden. Deze maatregel maakte
ook deel uit van de oude regeling.
5. Kan het college omschrijven wat precies de overlast is die mensen met een
ontheffing zouden veroorzaken?
Antwoord:
De AWD kent door het wandelprimaat een natuurlijke zonering van drukte aan de
rand naar rust in de kern van het gebied. De AWD wordt hierom hoog
gewaardeerd door bezoekers en natuurliefhebbers. Fietsers kunnen in korte tijd
de rustige gebieden bereiken die voor wandelaars moeilijker te bereiken zijn. Zo
wordt de natuurlijke zonering doorbroken en wordt het drukker in gebieden die
rustig zouden moeten zijn.
Om de kernwaarden van de AWD, rust en ruimte, te kunnen blijven waarborgen
zijn er in het verleden keuzes gemaakt in het toegangsbeleid, in dit geval een
maximering van het aantal ontheffingen voor mindervalide fietsers. Deze keuzes
zijn met het terugdraaien van het ontheffingsbesluit gehandhaafd.
2
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam
Neng Te Gemeenteblad R
Datum 14 februari 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 januari 2017
6. Is het college het met de fracties van de SP en PvdA eens dat mensen met een
beperking zoveel mogelijk gestimuleerd en geholpen moeten worden om een zo
gewoon mogelijk leven te kunnen leiden? Kan het college het antwoord
toelichten?
Antwoord:
Ja, het college hecht eraan om mensen met een beperking te helpen en te
stimuleren een zo gewoon mogelijk leven te leiden. Daarom zijn er verschillende
faciliteiten voor mensen met een beperking om van het duingebied te genieten.
Loophulpmiddelen, rolstoelen en scootmobielen zijn toegestaan voor mensen die
zelf het duin willen bezoeken. Er zijn speciale fietsexcursies en natuurtochten met
paard en wagen voor mindervaliden. Waternet heeft ook met enkele
verzorgingshuizen in de regio maatwerk afspraken gemaakt, zodat de bewoners
van deze huizen ook van de natuur in het duingebied kunnen genieten. Bewoners
kunnen een rondrit maken met een busje of met een duofiets het duin in.
7. Is het college het met vragenstellers eens dat de overheid mensen met een
beperking daarbij zoveel mogelijk moet ondersteunen? Kan het college het
antwoord toelichten?
Antwoord:
Ja, zie het antwoord bij vraag 6.
8. Kan het college uitleggen waarom fietsers met een ontheffing eerder het park
moeten verlaten dan wandelaars”?
Antwoord:
Deze voorwaarde werd gesteld vanwege de veiligheid van mindervalide fietsers
en maakte ook deel uit van de oude regeling. In het (verre) verleden werden
hierover door boswachters en betrokken fietsers aan de poort afspraken gemaakt.
In de loop der jaren is het onderdeel geworden van de regeling. In het geval van
pech of een ongeval konden de fietsers door de boswachters en/of hulpdienst
tijdig (voor het donker) worden geholpen. Met de opkomst en het algemeen
gebruik van mobiele telefonie is deze maatregel minder van belang geworden.
Na overleg heeft Waternet toegezegd deze voorwaarde te schrappen uit de oude
regeling en dezelfde toegangstijden te hanteren voor de mindervalide fietsers als
voor de overige bezoekers.
9. Kan het college uitleggen waarom fietsers met een ontheffing zich alleen mogen
bevinden op verharde (betonnen dan wel beklinkerde) wegen?
Antwoord:
De onverharde zandpaden zijn ongeschikt voor fietsers. Het onderhoud van deze
paden is gericht op het gebruik door wandelaars. Deze voorwaarde is niet
veranderd ten opzichte van 2015.
3
Jaar 2017 Gemeente Amsterdam R
weing Te Gemeenteblad
ummer - =: . :
Datum 14 februari 2017 Schriftelijke vragen, maandag 16 januari 2017
10. Is het college bereid, in overleg te treden met de beheerder van de waterleiding-
duinen, Waternet, en de restricties ongedaan te maken? Kan het college
het antwoord toelichten”?
Antwoord:
De bestaande regeling is op verzoek van de Raad weer ingevoerd. Het tijdstip
waarop de mindervalide fietsers de AWD moeten verlaten is aangepast. In de
regeling zijn verder de oude, weloverwogen voorwaarden opgenomen om de
kernwaarden van de AWD te beschermen en de veiligheid van houders van een
ontheffing te garanderen. Het oude ontheffingenbeleid is hersteld en het college
ziet geen aanleiding dit aan te passen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 26 januari 2022
Ingekomen onder nummer 48
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Mbarki, Van Dantzig en Poot inzake de Wildemanbuurt
Onderwerp
Buurtkamer/Tijdelijke politiepost Osdorperban (Wildemanbuurt)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de vitkomsten van het onderzoek naar lokale en bovenlokale crimi-
nele structuren Wildemanbuurt
Constaterende dat:
— De burgemeester al vaker panden en bedrijfsruimten heeft gesloten op o.a. de Osdor-
perban die werden gebruikt voor criminele doeleinden;
— een zichtbaarheidsoffensief in wijken waar ‘de overheid’ in de vorm van handhavers,
politie of buurtwerkers van cruciaal is belang is voor (het gevoel van) veiligheid;
— _indeze buurt jarenlang te weinig vertegenwoordigers van de overheid en/of maat-
schappelijke organisaties aanwezig zijn geweest in de Wildemanbuurt.
Overwegende dat:
— Buurtbewoners en ondernemers al jaren overlast ervaren van jongeren en criminaliteit
op en rond de Osdorperban;
— buurtbewoners zelf ook aangeven een actieve rol te kunnen spelen bij de buurtveilig-
heid en buurtparticipatie.
— een huis van de wijk of een buurtkamer het gevoel van sociale cohesie in een wijk kan
versterken en de ontmoeting tussen mensen kan bevorderen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
— Onderzoekte doen naar een buurtkamer i.c.m. een tijdelijke politiepost op de Osdor-
perban.
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
— Samen met stadsdeel Nieuw-West, de politie en de buurt hier een geschikte locatie
voorte vinden op de Osdorperban en de raad te informeren over de uitkomsten.
Indieners
S. Mbarki
R.H. van Dantzig
M.C.G. Poot
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad
x Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 419
Ingekomen op woensdag 22 april 2020
Behandeld op woensdag 22 april 2020
Status Verworpen via schriftelijke stemming op 28 april 2020
Onderwerp
Motie van de leden Simons, Ceder, Kili en Van Soest inzake aanpak Coronacrisis
(dak- en thuislozen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over aanpak Coronavirus (dak- en thuislozen).
Constaterende dat:
- De gemeente op dit moment diverse dak- en thuisloze personen en gezinnen
opvangt in hotels;
- Deze vorm van opvang een lager besmettingsrisico voor dak- en thuislozen met
zich meebrengt dan opvang in een groep van 50 personen in één gymzaal.
Overwegende dat:
- Het de verantwoordelijkheid van het college is om de veiligheid en gezondheid
van alle dak- en thuislozen zoveel mogelijk te waarborgen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Het streven uit te spreken dat er zoveel mogelijk dak- en thuislozen zo snel
mogelijk worden ondergebracht in hotelkamers;
2. Bij iedere verzamelbrief specifiek te benoemen hoe dit proces verloopt.
De leden van de gemeenteraad
S.H. Simons
D.G.M. Ceder
A. Kilig
W. van Soest
1
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering _ 23 december 2021
Ingekomen onder nummer 850
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Vink, Türkkol en Kuiper inzake Rapportage
enquêtecommissie Afvalenergiebedrijf (AEB)
Onderwerp
Herijking deelnemingen
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over Rapportage enquêtecommissie Afvalenergiebedrijf (AEB).
Constaterende dat:
— _ het rapport belangrijke conclusies trekt over de verzelfstandiging van het AEB, waaronder dat
het publiek belang onvoldoende expliciet en operationeel werd gemaakt;
— de enquêtecommissie hiertoe een belangrijke aanbeveling doet: “Expliciteer het publiek be-
lang van iedere deelneming. [..]”
— de reactie op deze aanbeveling vanuit het college aangeeft dat het staand beleid is dat de ge-
meente alleen taken uitvoert die voortkomen vit een gemeentelijk publiek belang en daarbij
geldt dat de gemeente beziet of volledige gemeentelijke betrokkenheid noodzakelijk is, in
hoeverre de markt een activiteit kan uitvoeren, of dat de gemeente andere instrumenten tot
haar beschikking heeft waarmee het publieke belang ook of beter kan worden geborgd (Colle-
gebrief bestuurlijke reactie raadsenquête AEB, 10 december 2021, p. 3);
— bijde verzelfstandiging van het AEB, en de jaren daaropvolgend, desondanks onvoldoende is
getoetst of de markt deze activiteit beter kon uitvoeren dan wel of de eerdere aanleiding voor
het aangaan van de deelneming nog onverkort bestond;
— bijde verzelfstandiging, en de jaren daaropvolgend, desondanks het publiek belang onvol-
doende expliciet werd gemaakt.
Overwegende dat:
— de casus van het AEB het college en de raad belangrijke lessen leert over de omgang met deel-
nemingen;
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
— _hetrapport laat zien dat het AEB niet zo zeer de kenmerken van een “publieke dienstverlener”
bezat (die zich richt op de nutsfunctie voor de bewoners van de gemeente en zich vooral met
huishoudelijk afval bezighoudt), maar eerder die van een marktspeler (die min of meer gelijke
hoeveelheden huishoudelijk en bedrijfsafval verwerkt, innovaties in gang zet en diverse markt-
risico’s loopt), maar dat dit er desondanks niet toe leidde dat de aandelen van het bedrijf wer-
den verkocht;
— de meeste andere overheden in ons land hun afvalverwerker deze eeuw hebben geprivati-
seerd, inclusief de grote van Rotterdam (AVR) en Noord-Brabant (Attero);
— ook geprivatiseerde afvalverwerkers zoals AVR en Attero, mede op basis van de bij verkoop
aan hen gestelde eisen, goede resultaten boeken op het gebied van duurzaamheid;
— het rapport laat zien dat de verzelfstandiging van het AEB niet tot de gewenste resultaten
heeft geleid;
— de gemeente in principe alleen een deelneming neemt en aanhoudt als er sprake is van een
expliciet publiek belang én van “marktfalen” waardoor het betreffende belang niet of niet vol-
doende tot zijn recht zou komen in een private c.q. vrije marktsituatie.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
— __bij volgende herijkingen van de gemeentelijke deelnemingen per deelneming expliciet de
vraag aan de raad voor te leggen of het instrument ‘deelneming’ nog altijd wenselijk is door in
elk geval te toetsen op de criteria van publiek belang en marktfalen;
— in lijn met de aanbeveling van de enquêtecommissie, daarbij het eventuele publiek belang ex-
pliciet te formuleren en te operationaliseren;
— daarbij deskundigen te betrekken die kunnen adviseren en de voor- en nadelen van eventuele
uitvoering door de markt in beeld brengen.
Indieners
B.L. Vink
N. Türkkol
T. Kuiper
| Motie | 2 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2021
Nummer 139
Datum indiening 11 december 2020
Datum akkoord 6 mei 2021
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Veldhuyzen inzake mensenrechtenschending
bij het GVB.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragensteller:
Op 10 december 2020 kwam een persbericht van Cliëntenbelang Amsterdam uit waarin
werd vastgesteld dat het College voor de Rechten van de Mens geoordeeld heeft dat het
GVB een man in een elektrische rolstoel heeft gediscrimineerd. Dit is een incident dat helaas
niet op zichzelf staat, blijkt uit gesprekken met Cliëntenbelang Amsterdam en
Amsterdammers met een beperking.
Mensen met een beperking hebben recht op onbelemmerd reizen net als elke andere
Amsterdammer. Dat betekent onder andere dat rolstoelplanken toegankelijk, veilig en
betrouwbaar moeten zijn. Dat is nu niet het geval, wat leidt tot incidenten zoals hierboven
beschreven.
Zeker gezien de ambitie van de Vervoerregio Amsterdam om mobiliteit inclusiever te
maken, is fractie van Bl1 van mening dat de gemeente Amsterdam zich harder moet
inzetten voor de rechten van mensen met een beperking, door ervoor te zorgen dat
rolstoelplanken altijd werken en medewerkers klantvriendelijk zijn en mensen met een
beperking niet onjuist bejegenen of lang laten wachten, zodat dit soort incidenten
voorkomen worden.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Veldhuyzen, namens de fractie van Bl1, op grond van
artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Heeft het college kennisgenomen van dit incident, of soortgelijke incidenten waarbij er
sprake is van discriminatie van mensen met een beperking?
Antwoord:
Ja. In de vergadering van de Vervoerregio Amsterdam op 15 december 2020 is deze
kwestie aan de orde geweest. Sharon Dijksma, toenmalig wethouder Verkeer en
Vervoer van de gemeente Amsterdam en toenmalig lid van het dagelijks bestuur van de
VRA, is in deze vergadering op het incident ingegaan. Ook heeft de Vervoerregio heeft
contact opgenomen met de reiziger.
1
Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R
Nummer 139 Gemeenteraad
Datum 6 mei 2021 Schriftelijke vragen, dinsdag 11 december 2020
2. Iser zicht op de frequentie van dit soort incidenten, en de mate waarin deze
plaatsvinden in de verschillende vormen van vervoer?
Antwoord:
Klachten hierover komen bij GVB binnen. GVB laat weten dat er afgelopen jaar 130
klachten binnengekomen over toegankelijkheid (in de breedste zin van het woord).
Hiervan ging ongeveer 1/3 over de toegankelijkheid van stations en haltes en 2/3 over de
toegankelijkheid van voertuigen (tram, bus, metro en pont). De klachten zijn zeer divers
en uiteenlopend. Klachten over de voertuigen zijn dit jaar vooral ingegeven door corona
(mondkapjes, afstand, deuren automatisch open).
3. Ziet het college mogelijkheden om de klachtafhandeling te verbeteren en toegankelijker
te maken? Zo ja, hoe? En zo nee, waarom niet?
Antwoord:
GVB is verantwoordelijk voor de klachtafhandeling. De Vervoerregio is opdrachtgever
van GVB en stuurt in die hoedanigheid op goede klachtafhandeling. Bijvoorbeeld aan de
hand van training van het personeel. Om de vitvoeringskwaliteit te toetsen spreekt de
Vervoerregio maandelijks met Cliëntenbelang Amsterdam en de RAR. Wanneer hier
klachten uit naar voren komen, legt VRA deze aan de desbetreffende afdelingen voor.
Ook doet VRA navraag bij GVB naar de stand van zaken en denkt mee in een oplossing.
De Vervoerregio herkent de vraag naar een toegankelijkere klachtenafhandeling van
Cliëntenbelang Amsterdam en is dan ook met hen in gesprek over de rol van de
Vervoerregio en GVB hier in.
4. Is het college van mening dat mensen met een beperking recht hebben op dezelfde
onbelemmerde manier van reizen als andere Amsterdammers? Zo ja, is het college dan
van mening dat dit recht gewaarborgd moet worden, ook als dit ten koste gaat van
punctualiteit?
Antwoord:
Ja. ledereen heeft het recht om te kunnen deelnemen aan de maatschappij, ongeacht
een beperking. Mobiliteit speelt daarin een belangrijke rol. De mate waarin iemand zich
zelfstandig kan verplaatsen, is bepalend voor de mate waarin iemand kan deelnemen
aan de samenleving. We moeten ervoor zorgen dat het openbaar vervoer inclusief is,
ook als dat betekent dat we soms iets langer moeten wachten op in- en uitstappers. Dit
wordt ook onderschreven in de Toekomstvisie Sociaal Vervoer die voor de zomer met de
raad wordt gedeeld.
5. Welke mogelijkheden zijn er om veilige en betrouwbare rolstoelplanken in de
voorwaarden van de Vervoerregio op te nemen?
Antwoord:
De Vervoerregio stelt eisen aan de toegankelijkheid van het materieel dat wordt ingezet
in de concessies. De Vervoerregio heeft de techniek van rolstoelplank tegen het licht
gehouden en deze bleek niet adequaat. Deze zijn te gevoelig voor storingen. Er komen
steviger eisen bij de aanschaf van nieuw materieel en in toekomstige concessies. Deze
eisen worden gelijkgetrokken met landelijke richtlijnen die worden bijgehouden vanuit
DOVA. Bij concessieaanbestedingen worden deze richtlijnen gehanteerd en wordt
gekeken of er nieuwe ontwikkelingen zijn op het gebied van toegankelijk materieel.
Veilige en betrouwbare rolstoelplanken zijn daar onderdeel van.
2
Jaar 2021 Gemeente Amsterdam R
Nummer 139 Gemeenteraad
Datum 6 mei 2021 Schriftelijke vragen, dinsdag 11 december 2020
GVB gaat daarnaast ook beter toezicht houden op het functioneren van de planken en
regelmatig checken of de planken het doen. De elektrische oprijplaten zijn extra
gecontroleerd en waar nodig gerepareerd. Het onderhoudsproces is geïntensiveerd en
storingen worden met prioriteit opgelost.
6. Welke mogelijkheden zijn er om wettelijke afspraken met vervoerders te maken over
bijvoorbeeld de aanschaf van materiaal, klantvriendelijkheid en rijgedrag, zodat mensen
met een beperking net zo onbelemmerd kunnen reizen als anderen?
Antwoord:
Het Uitvoeringsprogramma Inclusieve Mobiliteit van de Vervoerregio is december 2020
vastgesteld. Het programma bevat verschillende activiteiten die de fysieke en mentale
toegankelijkheid van het OV vergroten. Onderdeel van het programma is de training
rijdend personeel. Hulpvaardigheid van de chauffeur wordt een standaard onderdeel bij
trainingen van nieuwe medewerkers. Cliëntenbelang en GVB hebben een training
ontwikkeld voor het rijdend personeel, waarin zij leren hoe om te gaan met reizigers met
een mobiliteitsbeperking. Doordat het rijdend personeel bij de training in aanraking
komt met ervaringsdeskundigen, worden zij zich bewuster van het soort hulp dat nodig
is onderweg.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
Femke Halsema, burgemeester Peter Teesink, secretaris
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | test |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
Amsterdam
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 22 december 2022
Portefeuille(s) Deelnemingen
Portefeuillehouder(s): _ Shula Rijxman
Behandeld door DMC-Deelnemingen, [email protected]
Onderwerp Benoeming de heer Freguin als directeur bij AEB
Geachte leden van de gemeenteraad,
Met deze brief informeert het college v over het volgende.
Op 20 december heeft het college besloten de heer Michel Frequin te benoemen tot statutair
directeur bij AEB Holding N.V. voor een periode van een half jaar.
In verband met het vertrek van de huidige algemeen directeur Paul Dirix per 16 janvari 2023
aanstaande, heeft de Raad van Commissarissen (RvC) een voorstel gedaan om tijdelijk een
algemeen directeur te benoemen in de statutaire directie van AEB. Dit in verband met het lopende
verkoopproces. De huidige inschatting is dat we een besluit van de ACM begin 2023 tegemoet
kunnen zien. Partijen hebben vertrouwen in een goede uitkomst.
De RvC heeft voor deze benoeming de heer Michel Frequin voorgedragen. De heer Frequin brengt
veel kennis en ervaring mee, ook in de afvalbranche, die AEB op dit moment goed kan gebruiken
om de bedrijfsvoering te bestendigen.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Shula Rijxman
Wethouder Deelnemingen
| Brief | 1 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 685
Publicatiedatum 30 augustus 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.J.A. Visser van
11 juni 2013 inzake de verkoopprocedure van zelfbouwmarkten.
Amsterdam, college van b&w van 27 augustus 2013
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster:
Op 8 juni 2013 vond de jaarlijkse zelfbouwmarkt plaats in de Toren Overhoeks.
Gegadigden voor een zelfbouwkavel konden een optie nemen op zelfbouwkavels op
verschillende locaties in de stad. Hierbij gold het principe ‘wie het eerst komt, wie het
eerst maalt’ Geïnteresseerden moesten zich op zaterdag 8 juni 2013 melden om
11.00 uur bij de Toren en een nummertje trekken. Vervolgens moesten zij wachten tot
zij aan de beurt waren bij een van de 5 loketten. Alle kavels gingen om 12.00 uur
gelijk in de verkoop. Je kon je niet aanmelden voor een specifieke kavel. Indien je
een optie kon nemen, moest ter plaatse € 500 worden gepind. De optie blijft een
maand geldig en kan zonder kosten worden beëindigd. Bij annulering komen de
kandidaten op de reservelijst aan bod.
De ervaring leert dat de eerste geïnteresseerden voor bouwkavels zich al dagen van
tevoren melden op de locatie van de te houden zelfbouwmarkt. Dit jaar was dat twee
weken van tevoren. Er werden zelfs tentjes opgezet en in de daarop volgende dagen
bivakkeerden er steeds meer gegadigden op locatie. Tevens blijkt ook dat veel
oudere gegadigden worden afgeschrikt door deze vorm van verkoop. Er zijn
voorbeelden van mensen die ruim acht uur hebben moeten wachten voordat zij aan
de beurt waren, nadat zij zich om 06.00 uur hadden gemeld bij de deur.
Uit berichtgeving van de Volkskrant van 11 juni 2013 is gebleken dat mensen die in
de rij stonden voor de zelfbouwmarkt het onderling op een akkoord hebben gegooid
door elkaar te machtigen. De gemeente zou het voorval aan het onderzoeken zijn.
Voor de fractie van D66 is de verkoop van zelfbouwkavels een belangrijke manier om
de woningbouw in Amsterdam op gang te houden. Zelfbouwers genereren via de
erfpacht en/of erfpachtafkoop miljoenen voor de gemeente. Zeker nu project-
ontwikkelaars en woningcorporaties het laten afweten, is de particuliere ontwikkelaar
zeer belangrijk voor de stad. De gemeente moet daarin fungeren als facilitator en de
geïnteresseerden zo goed mogelijk van dienst zijn.
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing des Gemeenteblad
Datum 30 augustus 2013 Schriftelijke vragen, dinsdag 11 juni 2013
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 11 juni 2013, namens de fractie van
D66, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Kan het college aangeven waarom gekozen is voor deze vorm van het opteren
voor zelfbouwkavels?
Antwoord:
Voor de te volgen selectiemethode is een afweging gemaakt tussen verschillende
methoden waarbij het uitgangspunt was dat de methode moet passen in
het Amsterdamse beleid ten aanzien van selectie marktpartijen dat uit gaat van
openbare meervoudige selectie bij gronduitgifte. De verschillende methoden die
tegen elkaar zijn afgewogen zijn: wie het eerst komt het eerst maalt, loting, veiling
(bieding) en selectie op kwaliteit. Tevens is onderscheid gemaakt tussen
individuele zelfbouw en bouwgroepen.
Voor individuele zelfbouw is gekozen voor optieneming volgens de methode “wie
het eerst komt het eerst maalt”, omdat deze methode:
— eenvoudig en overzichtelijk is;
— _ potentiële kavelkopers in staat stelt direct een kavel te verwerven (waarbij
men door er voor te zorgen er als eerste bij te zijn, zelf kan afdwingen dat het
eerste voorkeurskavel in optie genomen kan worden) en
— veelal wordt toegepast bij een overaanbod van kavels, zoals in Amsterdam
op dit moment het geval is.
De periode van optieneming start (veelal) op een te houden zelfbouwmarkt en
loopt daarna nog geruime tijd door. De sluitingsdatum voor optieneming verschilt
per zelfbouwproject en wordt door de betrokken stadsdelen of grootstedelijke
projecten bepaald.
Voor bouwgroepen is gekozen voor een simpele meervoudige openbare
selectiemethode waarbij groepen zich tijdens voorselectie inschrijven voor een
kavel. De partijen die voldoen aan de randvoorwaarden gaan door naar de
definitieve selectie. Tijdens de definitieve selectie krijgt de inschrijver de tijd een
groep te vormen en een visie te schrijven. Indien er bij de gunning meerdere
partijen overblijven die voldoen aan de randvoorwaarden (visie, groepsvorming)
dan wordt de partij geselecteerd met de ‘beste visie’. Vooraf wordt bepaald waar
de visie op wordt beoordeeld (haalbaarheid, organisatievorm en/of kwaliteit). Dit is
afhankelijk van locatie en is maatwerk.
2. Is het college het met de fractie van D66 eens dat de dienstverlening bij de
verkoop van bouwkavels aan particulieren beter kan, bijvoorbeeld door de
inschrijving (inclusief betaling van het inschrijfgeld) digitaal te laten verlopen?
Graag een toelichting.
Antwoord:
Het College deelt uw standpunt niet. Er is en wordt alles aan gedaan om de
dienstverlening zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Daarbij zijn voor wat
betreft kaveluitgifte ondermeer de volgende belangrijke aspecten als uitgangspunt
genomen:
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing des Gemeenteblad
Datum 30 augustus 2013 Schriftelijke vragen, dinsdag 11 juni 2013
— goede communicatie (over: het aanbod, de randvoorwaarden van het
aanbod, de startdatum van de uitgifte van de zelfbouwkavels, de toegepaste
uitgifte/selectie methode, etc);
— _ transparantie (de wijze waarop de kaveluitgifte plaatsvind moet voor iedereen
inzichtelijk zijn);
— _ toegankelijkheid (iedereen moet er aan kunnen deelnemen) en
— betrouwbaarheid (vaste randvoorwaarden vooraf, afspraak is afspraak).
Er is breed over het kavelaanbod en de wijze van uitgifte gecommuniceerd via:
de websites van het Team Zelfbouw en de betrokken stadsdelen/grootstedelijke
projecten; de media; de diverse brochures die voor het kavelaanbod zijn
opgesteld; mondeling op de kijkdagen die in aanloop naar de zelfbouwmarkt op
de verschillende zelfbouwlocaties zijn gehouden en bij verschillende bezoeken
aan de mensen die voorafgaand aan de zelfbouwmarkt in de rij stonden.
De toegepaste selectie methode voor individuele zelfbouw en die voor
bouwgroepen is transparant. Op de zelfbouwmarkt is de volgorde van
optieneming door de uitreiking van volgnummers helder en na de zelfbouwmarkt
is op de websites van Team Zelfbouw en de betrokken stadsdelen/grootstedelijke
projecten te volgen welke kavels al in optie zijn en welke nog vrij zijn.
Het is altijd mogelijk om je bij de optieneming te laten vertegenwoordigen door
een ander door gebruikmaking van een volmacht. Dit maakt de optieneming voor
iedereen toegankelijk.
Men neemt een optie door het invullen en ondertekenen van een optieformulier
en het overmaken van het inschrijfgeld. Op de zelfbouwmarkt gebeurt dit in het
optieloket. Na de zelfbouwmarkt is het optieformulier te downloaden vanaf de
websites van betreffende zelfbouwlocaties of op te vragen. Hierbij is niet gekozen
voor verdere digitalisering.
3. Deelt het college de mening van de fractie van D66 dat een betere
dienstverlening bij kan dragen tot een beter verkoopresultaat dan de onderhavige
methode? Graag een toelichting.
Antwoord:
Zie de antwoorden op de vragen 1 en 2.
4. Ziet het college mogelijkheden om de dienstverlening van de inschrijf
procedure van zelfbouwmarkten te verbeteren? Zo ja, op welke punten? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Zie de antwoorden op de vragen 1 en 2.
5. Is het college bereid om de inschrijfprocedure te evalueren en deze evaluatie in
de raad te bespreken? Graag een toelichting.
Antwoord:
Het college ziet geen aanleiding om de inschrijfprocedure van de zelfbouw-
markten te evalueren. Elke selectiemethode heeft zowel voor als nadelen.
De methode van optieneming volgens het principe “wie het eerst komt het eerst
maalt’ is een gebruikelijke methode die ook door andere gemeenten bij de uitgifte
van zelfbouwkavels wordt toegepast. Verandering van methode zou bovendien
3
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer %0 aucustus 2013 Schriftelijke vragen, dinsdag 11 juni 2013
verwarring tot gevolg (kunnen) hebben nu iedereen gewend is aan deze methode
van optieneming.
De Gemeente doet (gaandeweg) ervaring op met deze methode en het College
staat altijd open om daar waar nodig verbeteringen toe te passen.
6. Klopt het dat de gemeente het voorval onderzoekt waarbij mensen die in de rij
stonden het op een akkoord hebben gegooid door elkaar te machtigen?
Kan het college de uitkomsten van dit onderzoek meenemen in een evaluatie van
de inschrijfprocedure. Graag een toelichting.
Antwoord:
Op de zelfbouwmarkt van 8 juni jl. hebben twee mensen die beide gedurende
langere tijd hebben gekampeerd op het terrein van de zelfbouwmarkt van
rangnummer gewisseld door gebruikmaking van volmachten. Dit heeft de vraag
opgeroepen of de optieneming op basis van een volmacht rechtmatig is.
De Gemeente heeft dit onderzocht en is tot de volgende conclusie gekomen:
Een persoon kan zich door een andere persoon laten vertegenwoordigen door die
ander een volmacht te verlenen. Dat is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Deze
bevoegdheid heeft de Gemeente voor wat betreft de optieneming op individuele
zelfbouwkavels op geen enkele wijze beperkt.
Op de gemeentelijke zelfbouwwebsite heeft de Gemeente de volgende tekst
gepubliceerd: “Indien u verhinderd bent om zelf naar de Zelfbouwmarkt te komen
op 8 juni dan kunt u een andere persoon een volmacht verlenen om namens uzelf
een optie te nemen of in te tekenen voor een plaats op de reservelijst voor een
kavel”. Met deze tekst heeft de Gemeente beoogd zelfbouwers te informeren en
te attenderen op de mogelijkheid van vertegenwoordiging. In deze aangehaalde
tekst is het geval waarin potentiële inschrijvers verhinderd zijn, genoemd als
voorbeeld waarin van de vertegenwoordigingsbevoegdheid gebruik gemaakt kan
worden. Daarmee is echter niet beoogd om vertegenwoordigingsbevoegdheid in
andere gevallen uit te sluiten. De tekst is met andere woorden niet bedoeld als
beperkende regeling.
De Gemeente heeft gelet op het voorgaande geen gronden op basis waarvan zij
de optienemingen ongedaan kan maken. Wel zal de Gemeente voor het
toekomstig zelfbouwaanbod onderzoeken of deze gang van zaken aanleiding is
tot bijstelling van de mogelijkheid om door middel van een volmacht een optie te
nemen op een kavel.
De deelnemers aan de optieverlening op de zelfbouwmarkt van 8 juni jl. die hun
bezwaar tegen de gang van zaken hebben kenbaar gemaakt zijn van het
voorgaande schriftelijk op de hoogte gesteld. Daarbij hebben de optienemers van
de zelfbouwkavels op Steigereiland van het College het aanbod gekregen tot
bemiddeling.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
> Gemeente
Amsterdam
DS Motie
Datum raadsvergadering 9 november 2022
Ingekomen onder nummer 375
Status Ingetrokken
Onderwerp Motie van het lid Koyuncu inzake Begroting 2023
Onderwerp
Onderzoek hoe fietsverhuurders hun huurders kunnen informeren over de verkeersregels ten be-
hoeve van de verkeersveiligheid
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2023
Overwegende dat:
-_ verkeersveiligheid belangrijk is;
-_we als doel hebben om het aantal verkeersslachtoffers in 2050 terug te brengen naar nul“;
-_ veel toeristen naar Amsterdam komen om hier fietservaring te beleven en hierbij soms
ook gebruik maken van elektrische fietsen die behoorlijk hard kunnen rijden;
-__ook onervaren mensen en mensen die de verkeersregels niet kennen een fiets kunnen hu-
ren;
-__ hierdoor zeer gevaarlijke verkeerssituaties ontstaan.
Voorts overwegende dat:
-__bij bootverhuur wel regels zijn opgenomen om verhuurders te verplichten om huurders te
informeren over de vaarregels in Amsterdam;
-_dit niet het geval is voor fietsers.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
om te onderzoeken hoe fietsverhuurders verplicht kunnen worden om voorafgaand aan fietshuur
de huurders te informeren over de regels die voor fietsers gelden in Amsterdam en de resultaten
terug te koppelen aan de raad.
Indiener(s),
S. Koyuncu
1 https://vervoerregio.nl/artikel/20200908-gezamenlijk-doel-nul-verkeersslachtoffers-in-2050
| Motie | 1 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Schriftelijke vragen
Jaar 2021
Volgnummer 22
Datum indiening 22 januari 2021
Onderwerp
Schriftelijke vragen van het lid N.T. Bakker inzake de aanleg van kelders onder woningen in
Amsterdam Zuid
Aan het college van burgemeester en wethouders
Toelichting door vragensteller:
Op vrijdag 22 janvari berichtte AT 5 dat de eigenaar van drie panden aan de Van
Eeghenstraat in de Vondelparkbuurt van de rechtbank geen ondergrondse parkeergarage
mag bouwen. De bewoners kregen gelijk, er was ten onrechte toestemming verleend door
de gemeente. Helaas ging dit niet zonder slag of stoot, pas na duizenden euro's in
advocatenkosten gaf de rechtbank de bewoners gelijk. En dit allemaal omdat de gemeente
bij het beoordelen van de vergunningsaanvraag niet duidelijk heeft gemaakt dat er rekening
is gehouden met de buurtbewoners. Dit moet namelijk wel gebeuren als iemand bij een
verbouwing wil afwijken van het bestemmingsplan.
Helaas is dit niet het enige geval waar de aanleg van een kelder of een zolder problemen
veroorzaakt voor de rest van de buurt. De torenhoge huurprijzen in Amsterdam maken het
zeer aantrekkelijk om een kamer erbij te bouwen die zichzelf in een paar jaar terugverdient.
Zeker nu het leven grotendeels stilligt door de coronapandemie voeren sommige mensen
grote verbouwingen uit. Dit veroorzaakt veel geluidsoverlast terwijl het de bedoeling is dat
mensen thuiswerken. De fractie van de SP ontvangt signalen dat in de Willibrordusstraat en
ook op andere plaatsen in de Pijp kelders en zolders worden aangelegd zonder dit af te
spreken met de rest van de buurt. Ook in andere delen van de stad speelt dit probleem.
Gezien het vorenstaande stelt ondergetekende, namens de fractie van de SP, op grond van
artikel 84 van het Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, de
volgende schriftelijke vragen:
1. Klopt het dat er een toename is geweest in de hoeveelheid vergunningen voor het
bouwen van een kelder of zolder in het laatste jaar?
2. Iser bij het verlenen van deze vergunningen altijd gekeken naar wat de buurtbewoners
willen, zeker als het bestemmingsplan gewijzigd wordt?
3. Is het college het met de fractie van de SP eens dat er meer rekening met de
buurtbewoners moet worden gehouden bij het aanvragen van vergunningen en dat bij
veranderingen de bewoners opnieuw betrokken moeten worden?
4. Deelt het college de mening van de fractie van de SP dat dit soort grote verbouwingen
altijd met goedkeuring van de buurt moeten gebeuren en nooit ten koste moeten gaan
van de leefbaarheid van de buurt?
5. Deelt het college de mening dat dit soort vergunningen minder verleend moeten
worden om de grote overlast die ze veroorzaken, zeker nu iedereen de hele dag thuis zit
vanwege de pandemie?
1
Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
Schriftelijke vragen,
Het lid van de gemeenteraad,
N.T. Bakker
2
| Schriftelijke Vraag | 2 | train |
X Gemeente Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, WB
% Amsterdam Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare Ruimte
Ee en Groen, Reiniging
Agenda, 30 juni 2021
Tijd: og:oo tot 12:30 vur
Locatie: Raadzaal / digitaal
1 Algemeen deel
a Opening procedureel gedeelte
b Mededelingen
C Vaststellen agenda
d Conceptverslag van de openbare e Tekstuele wijzigingen worden
vergadering van de Raadscommissie voor de vergadering aan de
WB d.d. 9 juni 2021 commissiegriffier doorgegeven,
[email protected]
e Termijnagenda, per portefeuille
f___TKN-lijst
g Ingekomen stukken
Stadsdeelcommissies
2 Inhoudelijk deel
a Opening inhoudelijk gedeelte
b Inspreekmoment Publiek
C Actualiteiten
d Rondvraag
2021-06-18 09:35:25 1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging W B
Agenda 30 juni 2021
Bespreekpunten
Financiën
3 Vaststellen van de Voorjaarsnota » De gemeenteraad te adviseren in te
2021 en de daarin voorgestelde stemmen met de raadsvoordracht
begrotingswijzigingen van de Begroting (Gemeenteraad d.d. 7en 8 juli 2021).
2021. * Dit betreft behandeling in tweede
Nr. VN2021-016492 termijn. De eerste termijn ís
besproken tijdens de vergadering van
9 juni.
* Moties en amendementen kunt
u voorafgaand of tijdens de
vergadering digitaal indienen via
[email protected].
Bouwen en Wonen
4 Wijzigingsverordening e De gemeenteraad te adviseren in te
Huisvestingsverordening nieuwe stemmen met de raadsvoordracht
woonruimteverdeling en differentiatie (Gemeenteraad d.d. 7 en 8 juli 2021).
boetebedragen toeristische verhuur
Nr. VN2021-009658
5 Vaststellen van de Verordening e De gemeenteraad te adviseren in te
Stimuleringslening wooncoöperaties stemmen met de raadsvoordracht
Amsterdam houdende regels over (Gemeenteraad d.d. 7 en 8 juli 2021).
het verstrekken van leningen aan
wooncoöperaties voor het realiseren van
sociale en middeldure huurwoningen in
Amsterdam.
Nr. VN2021-016632
6 Kennisnemen van de Rapportage 1e e Terbespreking en voor kennisgeving
kwartaal 2021 over het Woningbouwplan aannemen.
2018-2025 (stand van zaken per 31 maart * Geagendeerd op verzoek van de
2021) leden Leenders (PvdA) en Havelaar
Nr. VN2021-016493 (CDA).
e WasTKN1 in de vergadering van 9
juni 2021.
7 Bespreken en kennisnemen e Terbespreking en voor kennisgeving
van de Voortgangsrapportage aannemen.
Ouderenhuisvesting 2020 in het kader * Geagendeerd op verzoek van het
van het Programma ouderenhuisvesting raadslid Havelaar (CDA).
2019-2022 e _WasTKN g in de vergadering van 19
Nr. VN2021-016934 mei 2021.
8 Voorrangsregeling voor * Terbespreking en voor kennisgeving
beroepsgroepen, stand van zaken en aannemen.
vervolgkeuzes * Geagendeerd op verzoek van het lid
Nr. VN2021-016948 Havelaar (CDA).
e _WasTKN zo in de vergadering van 19
mei 2021.
2021-06-18 09:35:25 2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Bouwen en Wonen, Ontwikkelbuurten, Dierenwelzijn, Openbare Ruimte en Groen, Reiniging W B
Agenda 30 juni 2021
9 Raadsinformatiebrief Aanpak * _Terbespreking en voor kennisgeving
Rolstoelwoningen aannemen.
Nr. VN2021-016494 * Geagendeerd op verzoek van de
leden Leenders (PvdA), Van Soest
(PvdO) en Kilig (DENK).
e _WasTKN 2 ín de vergadering van 9
juni 2021.
Openbare Ruimte en Groen
10 _ Kennisnemen en bespreken e Terbespreking en voor kennisgeving
van uitvoeringsprogramma aannemen.
Klimaatadaptatie * Geagendeerd op vezoek van de leden
Nr. VN2021-016950 Bakker (PvdD) en Van Renssen (GL).
e Was TKN 8 in de vergadering van 19
mei 2021.
11 _ Kennisnemen van de reactie van het e Terbespreking en voor kennisgeving
college op motie 1630 van de leden aannemen.
|. Rooderkerk en N.A. van Renssen * Geagendeerd op verzoek van het lid
inzakevergroening van Roderkerk (D66).
Amsterdamse pleinen.Nr. VN2021- e Was TKN 4 in de vergadering van 9
016491 juni 2021.
12 Werken rond bomen, reactie op advies * Terbespreking en voor kennisgeving
stadsdeelcommissie West aannemen.
Nr. VN2021-017328
Reiniging
13 Raadsbrief inzake Afvaloffensief e Terbespreking en voor kennisgeving
Nr. VN2021-016949 aannemen.
* Geagendeerd de leden Leenders
(PvdA) en Havelaar (CDA).
e _WasTKN 2 in de vergadering van 19
mei 2021.
e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd
te behandelen met agendapunt 14.
14 Raadsbrief inzake ongevraagd * Terbespreking en voor kennisgeving
adviesstadsdeelcommissie West aannemen.
aanpak afvalproblematiek e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd
Nr. VN2021-017215 te behandelen met agendapunt 23.
2021-06-18 09:35:25 3
| Agenda | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2019
Afdeling 1
Nummer 202
Publicatiedatum 22 februari 2019
Ingekomen onder AX
Ingekomen op donderdag 14 februari 2019
Behandeld op donderdag 14 februari 2019
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Kilig, Simons, Ceder en Groen inzake het uiten van wensen en
bedenkingen over de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 (diversiteit bij
de gesprekken)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie inzake het uiten van wensen en bedenkingen over
de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 114).
Constaterende dat:
— De Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal breed gedragen moet worden in de
stad;
— Het aangaan van gesprekken met bewoners en burgers een onderdeel uitmaakt
van de routekaart;
— Bij bewonersavonden vaak dezelfde personen en organisaties aanschuiven en
dat die groep niet perse een representatieve afspiegeling vormt van de
Amsterdamse demografie;
— Het in de routekaart onduidelijk is hoe alle groepen van de stad betrokken worden
in het proces.
Overwegende dat:
— Rechtvaardigheid en duurzaamheid als topprioriteiten niet los van elkaar kunnen
worden gezien;
— Een participatietraject waar de diversiteit van Amsterdam in wordt meegenomen,
kan leiden tot meer draagvlak voor de te vormen klimaatplannen:;
— Onze stad vele lokale organisaties en stichtingen van verscheidene
achtergronden rijk is, die hun achterban kunnen betrekken bij de gesprekken.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— Te onderzoeken hoe er een representatieve afspiegeling van de Amsterdamse
demografie inspraak kan hebben in het proces; hoe lokale organisaties daarin
een rol zouden kunnen spelen om burgers van allerlei achtergronden te betrekken
bij 'de gesprekken met de stad’;
— Vervolgens hierover terug te rapporteren aan de raad.
1
Jaar 2019 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteraad
Nummer 202 Moti
Datum _ 22februari 2019 Cue
De leden van de gemeenteraad
A. Kilic
S.H. Simons
D.G.M. Ceder
R.J. Groen
2
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering _ 21 december 2022
Ingekomen onder nummer 533
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Belkasmi, Schmit, Bentoumya, Khan en Hoogtanders
inzake gezamenlijke introductieweek studenten
Onderwerp
gezamenlijke introductieweek studenten
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de Werkagenda MBO
Constaterende dat:
- Er een kloof bestaat tussen wo-mbo-hbo studenten.
- Onderwijsinstellingen apart hun introductieweek organiseren.
- Het mbo ten onrechte wordt ondergewaardeerd.
Overwegende dat:
- Dat we de kloof tussen hbo-mbo-wo studenten dienen te verkleinen.
- Meer verbinding en ontmoeting tussen verschillende studenten noodzakelijk is.
- Er ruim 10.000 eerste jaar studenten zijn en dat organisatorische uitdagingen oplevert.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
-__De mogelijkheden voor het organiseren van een gezamenlijke introductieweek te
verkennen samen met mbo, hbo en wo instellingen.
-_ In het verkennen van de mogelijkheden ook alternatieve oplossingen worden besproken,
zoals een gezamenlijke introductiefestival, faculteitsgerichte introductieweken tussen
mbo-hbo-wo studenten en aanvullende gezamenlijke introductieactiviteiten.
-__ Vertegenwoordigers van het mbo, hbo en wo uit te nodigen voor een gezamenlijk gesprek
hierover.
Gemeente Amsterdam Status
Pagina 2 van 2
Indieners,
M. Belkasmi
E. Schmit
Y.E. Bentoumya
S.Y. Khan
Y.F.W Hoogtanders
| Motie | 2 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
D Motie
Datum raadsvergadering 15 februari 2023
Ingekomen onder nummer 76
Status Verworpen
Onderwerp Motie van het lid Boomsma inzake de bestuursopdracht Inclusie en
Diversiteit (diversiteits en privilegetrainingen niet verplichten)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over de bestuursopdracht Inclusie en Diversiteit,
-_In het kader van de bestuursopdracht wordt aangegeven dat verschillende types
cursussen worden gegeven om de ‘inclusieve werkcultuur’ te vergroten;
-__ Dit betreft tevens cursussen die mensen ‘bewust’ zouden moeten maken van verschillen
en patronen, en zogenaamde privileges;
- Deze cursussen geladen worden met en uitgaan van wetenschappelijk en ideologisch
omstreden begrippen, zoals intersectionaliteit, ‘wit-privilege’, micro-agressies etc. die
bovendien een dwingende en eenzijdige betekenis geven aan opvattingen over identiteit;
-_ Wethouder Groot Wassink eerder in de commissie heeft bevestigd dat dergelijke
cursussen nooit worden verplicht aan werknemers van de gemeente;
Spreekt uit:
Dat cursussen in het kader van de bestuursopdracht Inclusie en Diversiteit over bewustwording
van verschillen en patronen dan wel privileges, nooit voor medewerkers worden verplicht, maar,
als ze al worden aangeboden, dat dit geheel vrijwillig blijft.
Indiener(s),
D.T. Boomsma
| Motie | 1 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2016
Afdeling 1
Nummer 929
Publicatiedatum 29 juli 2016
Ingekomen op 13 juli 2016
Ingekomen onder X
Behandeld op 14 juli 2016
Uitslag Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Flentge, Moorman en Groot Wassink inzake de Voorjaarsnota
2016 (stop de blokhokken).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Voorjaarsnota 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 449).
Constaterende dat:
— het kabinet van plan is om voor nieuwe kleine woningen in de regio's Amsterdam
en Utrecht fors hogere aanvangshuren mogelijk te gaan maken;
— ereen motie is aangenomen in de Tweede Kamer die de regering oproept om de
voorgestelde aanpassing van het Besluit Huurprijzen Woonruimte voor woningen
tot 40 m2 te beperken tot woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend in
2017, 2018, 2019, 2020 of 2021;
— deze motie wellicht aanknopingspunten biedt om te voorkomen dat kleinere
woningen hogere aanvangshuren krijgen.
Spreekt uit:
dat het onwenselijk is dat door de plannen van de regering betaalbare
markthuurwoningen tot 40 m2 voor mensen met een laag of middeninkomen, kunnen
worden verhuurd voor veel hogere huren in de vrije sector.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
zich er maximaal voor in te zetten om te voorkomen dat nieuwe, kleine woningen die
als sociale woning geprogrammeerd en getenderd worden en nu nog binnen het
woningwaarderingsstelsel vallen, straks kunnen worden geliberaliseerd en voor hoge
bedragen verhuurd mogen worden.
De leden van de gemeenteraad
E.A. Flentge
M. Moorman
B.R. Groot Wassink
1
| Motie | 1 | discard |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 564
Datum akkoord 29 augustus 2014
Publicatiedatum 5 september 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M. Moorman van
26 augustus 2014 inzake de verkoop van sociale huurwoningen aan Patrizia.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster.
In Het Parool van 25 augustus 2014 wordt bericht over de overname van
5500 woningen uit de portefeuille van Vestia door het Duitse vastgoedbedrijf Patrizia.
Van de 5500 woningen zijn 180 woningen sociale huurwoningen in Amsterdam.
Patrizia heeft in Duitsland eerder een groot aantal sociale huurwoningen verkocht.
Ook wordt bericht over ‘terugkerende klachten’ over ‘grote huurverhogingen, slechte
service en het streven naar snelle winst door doorverkoop van de woningen.’
Volgens Hugo Priemus, emeritus hoogleraar volkshuisvesting, zullen de huizen uit de
sociale voorraad verdwijnen.
Volgens Het Parool is de heer L.G.F. vens, wethouder Bouwen en Wonen, in
gesprek met Vestia (de verkopende partij). Het is onbekend of het college ook in
gesprek is met Patrizia (de koper). Ook zegt de wethouder ‘erop te letten dat de
verkoop aan Patrizia geen gevolgen heeft voor de huur.’ Het is de fractie van de PvdA
niet duidelijk wat de wethouder hiermee bedoelt.
De fractie van de PvdA Amsterdam is van mening dat verkoop van sociale
huurwoningen enkel zou mogen plaatsvinden in het kader van de afspraken met
de corporaties (BADSII) en vanuit het belang van stedelijke vernieuwing.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 26 augustus 2014, namens
de fractie van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor
de raad van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van
burgemeester en wethouders gericht:
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 8 september 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 26 augustus 2014
1. Is het college in gesprek met Patrizia of een van haar dochterondernemingen
over de overname van de 280 woningen, waarvan 180 sociale huurwoningen?
Zo ja, wat is het doel van de gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Vanuit de gemeente Amsterdam is er contact met de directeur van de
Nederlandse tak van Patrizia. Doel van dit contact is om meer duidelijkheid te
verkrijgen over de plannen van Patrizia Zijn met de complexen. Het ging daarbij In
eerste instantie om de punten waarop eerder een voorlopig negatieve zienswijze
is gegeven: de plannen van de toen nog onbekende koper voor de verkoop van
de huurwoningen en de plannen voor het woon/zorgconcept in één van de
complexen.
Daarnaast is wethouder Ivens van plan om binnenkort in gesprek te gaan met de
directeur van de Nederlandse tak van Patrizia om concrete afspraken te maken
over de plannen die de nieuwe eigenaar heeft met de woningen (zie de brief van
29 augustus jongstleden aan de gemeenteraad over de verkoop).
2. Om wat voor soort woningen gaat het qua aantal vierkante meters, de grootte van
te huisvesten huishouden en eventuele bijzondere voorzieningen?
Antwoord:
Op de IJdoornlaan (125 woningen) gaat het om tweekamerwoningen van
minimaal 33 en maximaal 42 vierkante meter bruto. Op 115 woningen staat één
persoon ingeschreven, op negen woningen staan twee personen ingeschreven,
op één woning staan vier mensen ingeschreven.
De 155 woningen op de Beemsterstraat zijn groter: van minimaal 60 tot maximaal
9% vierkante meter bruto. Op 134 woningen woont één persoon, op de overige
woningen wonen twee personen.
3. Deelt het college de inschatting van professor Priemus dat, gezien de historie van
Patrizia, deze woningen uit de sociale voorraad zullen verdwijnen? Zo ja, wat gaat
zij hiertegen doen? Zo nee, wat zijn de overwegingen die leiden tot een ander
oordeel?
Antwoord:
Het college vindt deze conclusie voorbarig. Woningen kunnen op twee manieren
verdwijnen uit de sociale huurvoorraad: door verkoop of door huurliberalisatie.
Patrizia heeft de toezegging gedaan dat de woningen de komende zeven jaar niet
verkocht worden. En als er na die periode verkocht wordt, dan zal het gehele
complex verkocht worden aan een nieuwe eigenaar. Met Patrizia als eigenaar
gaan er geen sociale huurwoningen verloren door verkoop.
Huurliberalisatie is de tweede mogelijkheid. Patrizia moet zich, net als elke
verhuurder, houden aan de regelgeving voor de hoogte van de huren. Woningen
die niet geliberaliseerd kunnen worden, worden niet geliberaliseerd. Voor
woningen waar dit wel mogelijk is, is bij nieuwe verhuur de keuze aan Patrizia.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer 8 september 2014 Schriftelijke vragen, dinsdag 26 augustus 2014
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 1 gaat wethouder Ivens
binnenkort in gesprek met Patrizia om tot een aantal concrete afspraken te
komen. Inzet is om ook over de ontwikkeling van de huurhoogte tot afspraken te
komen.
Overigens: Vestia heeft aangegeven dat wanneer de huidige complexgewijze
verkoop aan Patrizia niet doorgaat, zij gedwongen is om de woningen te verhuren
in het geliberaliseerde segment of te verkopen aan eigenaar-bewoners. Vestia
kan dit ook doen zonder toestemming van de gemeente.
4. Is het college voornemens om met Patrizia te overleggen teneinde te voorkomen
dat deze woningen worden verkocht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Patrizia heeft de toezegging gedaan dat de woningen de komende zeven jaar niet
verkocht worden. En als er na de periode van zeven jaar verkocht wordt, dan zal
het gehele complex verkocht worden aan een nieuwe eigenaar. Wethouder Ivens
gaat binnenkort in overleg om deze toezegging in concrete afspraken vast te
leggen.
5. Wat bedoelde de wethouder met ‘erop te letten dat de verkoop aan Patrizia geen
gevolgen heeft voor de huur”? Betekent dit dat een eventuele inzet door het
college uitsluitend gericht is op de huidige huurovereenkomsten en niet op het
voorkomen van huurverhogingen of verkoop bij vertrek van de huidige huurders?
Antwoord:
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 3 moet Patrizia zich, net als
elke verhuurder, houden aan de regelgeving voor de hoogte van de huren.
Woningen die niet geliberaliseerd kunnen worden, worden niet geliberaliseerd.
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 1 gaat wethouder Ivens
binnenkort in overleg met Patrizia om ook over de ontwikkeling van de
huurhoogte afspraken te maken.
6. Wat gaat het college doen om te voorkomen dat huurders van Patrizia of
eventuele dochterondernemingen te maken krijgen met slecht onderhoud en hoge
huurverhogingen zoals in Duitsland is gemeld?
Antwoord:
Binnenkort gaat wethouder Ivens het gesprek aan met de directeur van Patrizia
Nederland. Naast de toekomstige huurverhogingen komt daarbij ook de staat van
onderhoud aan de orde.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | test |
Xx Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 1365 accent
Behandeld op 16 en 17 december 2020
Status Aangenomen bij schriftelijke stemming op 18 december 2020
Onderwerp
Motie van de leden Boomsma en Van Pijpen inzake de Begroting 2021 (Maak schone
en vuile straten inzichtelijk)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Begroting 2021.
Overwegende dat:
-— De gemeente Amsterdam op basis van de CROW-normen monitort hoe schoon
de stad is;
— Erin hetverleden voor het publiek de mogelijkheid bestond om online de status
hiervan online in te zien;
— Het belangrijk is om voor Amsterdammers inzichtelijk te maken hoe schoon of
vervuild hun omgeving is;
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
Uit te zoeken wat er nodig is om een online toegankelijke publieksversie te hebben
van de actuele crow-waarden van de 481 Amsterdamse buurten en de raad hierover
in het eerste kwartaal van 2021 te berichten.
De leden van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
J.F. van Pijpen
| Motie | 1 | discard |
> Gemeente
Amsterdam
Amendement
Datum raadsvergadering 1juni2022
Ingekomen onder nummer 217
Status Verworpen
Onderwerp Amendement van het lid Koyuncu inzake het coalitieakkoord 2022-2026
Onderwerp
Serieuze buurtparticipatie bij vitbreiding betaald parkeren
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende(n) hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over het coalitieakkoord 2022-2026 “Amsterdams Akkoord”
Constaterende dat:
-__Buurtparticipatie van groot belang is bij elk onderwerp dat directe gevolgen heeft voor
alle bewoners in de buurt;
-__Een zo groot mogelijke buurtparticipatie gewenst is.
Overwegende dat:
-__ Buurtparticipatie geen wassen neus zou moeten zijn;
-_De uitkomsten van een buurtparticipatie altijd zou moeten worden gevolgd indien dit on-
derwerpen betreft die enkel de bewoners van een bepaalde buurt direct treft.
Besluit:
In hoofdstuk 3 “Verantwoorde groei” onder de paragraaf “Verkeer en vervoer” op pagina 60 de ali-
nea
“Daar waar de auto een te groot beslag legt op de openbare ruimte en de parkeerdruk (en de daar-
mee samenhangende overlast) hoog is, breiden we betaald parkeren uit.”
Te vervangen door:
“Daar waar de auto een te groot beslag legt op de openbare ruimte en de parkeerdruk (en de daar-
mee samenhangende overlast) hoog is, breiden we bij positief resultaat van een bindend buurt-
referendum betaald parkeren uit.”
Gemeente Amsterdam Status Verworpen
Pagina 2 van 2
Indiener(s),
S. Koyuncu (DENK)
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 855
Publicatiedatum 16 oktober 2013
Ingekomen onder BV
Ingekomen op woensdag 2 oktober 2013
Behandeld op woensdag 2 oktober 2013
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het raadslid mevrouw Shahsavari-Jansen inzake het koersbesluit
Amsterdamse Zorg: ‘Noodzaak Voorop’ (toegespitste vormen van dagbesteding voor
specifieke groepen).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de voordracht van het college van burgemeester en
wethouders van 2 juli 2013 inzake het koersbesluit Amsterdamse Zorg, getiteld:
‘Noodzaak Voorop’ (Gemeenteblad afd. 1, nr. 666);
Overwegende dat:
— dagbesteding waarschijnlijk een verantwoordelijkheid van de gemeenten gaat
worden;
— ook de dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten hiermee een
verantwoordelijkheid van de gemeenten wordt;
— dit een hele specifieke groep betreft met specifieke noden en wensen en een
eigen toegespitste vorm van dagbesteding daarmee zeer wenselijk kan blijven;
— onduidelijk in de plannen van het college is of zij hun aparte vormen van
dagbesteding behouden of dat deze wordt samengevoegd met de dagbesteding
van andere groepen, zoals bijvoorbeeld de Openbare Geestelijke
Gezondheidszorg (OGGZ);
— dit ook voor andere specifieke groepen kan gelden,
Verzoekt het college van burgmeester en wethouders:
zorg te dragen dat, wanneer wenselijk, zoals bijvoorbeeld voor verstandelijk
gehandicapten, er toegespitste vormen van dagbesteding blijven bestaan voor
specifieke groepen met specifieke noden en wensen.
Het lid van de gemeenteraad,
M.D. Shahsavari-Jansen
1
| Motie | 1 | discard |
VN2023-008417 N% Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West, S O
Clusterstaf Ruimte Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord
en Economie X Amsterdam
Voordracht voor de Commissie SO van 12 april 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
Portefeuille Duurzaamheid, Energietransitie en Circulaire Economie
Armoedebestrijding en Schuldhulpverlening (41)
Agendapunt 6
Datum besluit 7-2-2022, college van B&W
Onderwerp
Ter bespreking en ter kennisneming de afdoening van motie 136 inzake concrete kansen voor de
Volewijck van het lid Mbark (PvdA)
De commissie wordt gevraagd
Te bespreken en kennis te nemen van de raadsinformatiebrief over de afhandeling van motie 136
d.d. 16-02-2022 van PvdA-raadslid Mbarki over de Principenota / Verkenning van Kansen Volewijck
Wettelijke grondslag
Reglement van orde gemeenteraad en raadscommissies Amsterdam, Artikel 79 en 80.
Gemeentewet, artikel 169: het college van burgemeester en wethouders en elk van zijn leden
afzonderlijk zijn aan de Gemeenteraad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde
bestuur (lid 2); zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig
heeft (lid 2).
Bestuurlijke achtergrond
Op 16 februari 2022 heeft de raad bij de bespreking van de Principenota/Verkenning van kansen
Volewijck motie 136 aangenomen van het raadslid Mbarki waarin het college/de burgemeester
wordt gevraagd om:
1. Binnen een jaar een dwingend tijdpad uit te werken om de verkende kansen voor de
Volewijck concrete invulling te gaan geven;
2. Daarbij de prioriteit die de Volewijck heeft in de aanpak van energiearmoede door de
gemeente mee te nemen;
3. En Step2Save waar mogelijk in de hele Volewijck aan te bieden;
4. De raad te informeren over de respons op de actie om de stadspashouders groene stip een
cadeaubon van 7o euro aan te laten vragen;
5 _Deraadte informeren over de mate van succes en opvolging van de actie om in april
mei bij alle huurwoningen in de Volewijck een gratis energieadvies te geven en daarbij
energiebesparende producten te geven;
De energiecoaches van Stichting Woon expliciet onder de aandacht te brengen bij de bewoners.
Reden bespreking
Op verzoek van het lid Van Renssen (GL) ter bespreking geagendeerd voor de volgende commissie
SO. Nadat voor kennisgeving is aangenomen in commissie WV.
Uitkomsten extern advies
Gegenereerd: vl.17 1
VN2023-008417 %X Gemeente Raadscommissie voor Stadsontwikkeling, Masterplan Nieuw-West,
Clusterstaf Ruimte € Amsterdam ‚ .
. Masterplan Zuidoost, Aanpak Binnenstad, Aanpak Noord
en Economie %
Voordracht voor de Commissie SO van 12 april 2023
Ter bespreking en ter kennisneming
n.v.t.
Geheimhouding
n.v.t.
Uitgenodigde andere raadscommissies
n.v.t.
Wordt hiermee een toezegging of motie afgedaan?
Ja, Motie 136 van raadslid Mbarki van de PvdA wordt afgedaan
Welke stukken treft v aan?
AD2023-028493 136.22.Motie Mbarki concrete kansen voor de Volewijck.pdf (pdf)
B - 22 Duurzaamheid Energietransitie en Circulaire Economie (42)
AD2023-022431 ‚
Raadsinfor.pdf (pdf)
AD2023-022432 | Commissie SO Voordracht (pdf)
Ter Inzage
Behandelend ambtenaar of indienend raadslid (naam, telefoonnummer en e-mailadres)
Bestuurs- en Managementadvisering, [email protected], 0628175009
Gegenereerd: vl.17 2
| Voordracht | 2 | train |
x Gemeente Amsterdam R
% Gemeenteraad
Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2018
Afdeling 1
Nummer 537
Datum indiening 11 mei 2018
Datum akkoord 7 juni 2018
Publicatiedatum 8 juni 2018
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het lid Simons inzake de tijdelijke
nachtopvang in de Havenstraat.
Aan de gemeenteraad
Toelichting door vragenstelster:
Naar aanleiding van de in de raadsvergadering van 14 maart 2018 aangenomen
motie 312.18 van Groot Wassink, Mbarki, Peters en Van Dantzig inzake
de omvorming van de winteropvang tot tijdelijke voorziening) is de zijbeuk van de
Havenstraat onder beheer van HVO Querido in gebruik genomen als tijdelijke
nachtopvang. Wij hebben van verschillende gebruikers van deze tijdelijke
nachtopvang klachten ontvangen over de wijze waarop de nachtopvang is
georganiseerd. Het is ons onder andere ter oren gekomen dat:
— er zijn zeer strenge regels voor mensen die gebruik maken van de nachtopvang
(zie huisregels);
— mensen zich niet bewust zijn van de inhoud van de huisregels wanneer zij dit
tekenen, het tekenen van de huisregels gebeurt bovendien in aanwezigheid van
een bewakers;
— iedereen iedere keer bij binnenkomst wordt gefouilleerd, ook wanneer mensen
naar buiten gaan om afval weg te gooien, en vrouwen worden door mannen
gefouilleerd;
— mensen geen eten mee naar binnen mogen nemen;
— zes mensen in één kamer slapen;
— er slechts twee douches en twee wc's voor zo’n 50 mensen zijn, de wc's stinken
en de douches regelmatig verstopt zijn;
— mensen het gevoel hebben dat de bewakers agressie proberen uit te lokken;
— erin eerste instantie geen mogelijkheid was om kleding te wassen, nu schijnt
het wel te kunnen.
Gezien het vorenstaande heeft het lid Simons, namens de fractie van BIJ1, op grond
van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van Amsterdam, de volgende
schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders gesteld:
1. Is het college op de hoogte van deze en soortgelijke klachten over de tijdelijke
nachtopvang?
Antwoord:
Het college is niet bekend met deze klachten maar heeft ze laten onderzoeken
door aanbieder Hvo Querido. Ook Hvo was niet bekend met de klachten en vindt
het jammer dat zij niet eerder van deze klachten heeft gehoord, noch op de
1
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Neng az Gemeenteblad
Datum 8 juni 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 11 mei 2018
voorziening zelf, noch via de cliëntvertrouwenspersonen of de klachten-
functionaris. In dat geval had Hvo direct de klachten kunnen oppakken.
2. Is het college van plan om de situatie voor de mensen die gebruik maken van de
tijdelijke nachtopvang te verbeteren? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Als eerste wil het college graag aangeven dat Hvo deze tijdelijke opvang in een
zeer korte termijn moest opzetten en hiervoor personeel moest werven, zonder
dat we wisten hoeveel mensen er in het begin gebruik van zouden maken. Dit
waren uiteindelijk meer mensen dan we van te voren hadden ingeschat, waardoor
er opstartproblemen waren in de maand april. Daarna kwamen in mei plotseling
mensen van de We are Here groep naar de opvang. Daarnaast verbleef er
onverwacht een groep van 75 man van een bed-bad-brood locatie die tijdelijk uit
hun eigen opvang moesten (deze groep is inmiddels weer terug naar hun eigen
locatie). Het maximum aantal mensen was in mei 150, naar verwachting zal het
aantal mensen begin juni rond de 100 zijn.
In deze tijdelijke opvang zijn 1-, 2- of 3-persoonskamers tot maximaal 6- en 8-
persoonskamers, waarbij de grotere slaapvertrekken in de minderheid zijn. Dit is
inherent aan het pand. Het aantal sanitaire voorzieningen is ruimschoots volgens
de norm, er zijn 5 toiletten en 5 douches.
In iedere opvanglocatie worden huisregels gehanteerd. De huisregels van de
tijdelijke opvang Havenstraat zijn gebaseerd op de huisregels die gelden voor de
twee bed-bad-brood locaties. Nieuwe cliënten worden in diverse talen op de
hoogte gebracht van deze huisregels. Cliënten mogen de huisregels rustig
doorlezen en op een later tijdstip ondertekenen. Indien zij nog extra mondelinge
uitleg wensen, dan wordt deze gegeven. Dus bewakers hebben geen bemoeienis
met het ondertekenen van de huisregels. Indien een regel vanwege persoonlijke
omstandigheden niet kan worden nageleefd, is het uiteraard altijd mogelijk om bij
het Hvo personeel hiervoor een verzoek in te dienen. Op individuele basis worden
dergelijke verzoeken door Hvo beoordeeld.
In de huisregels wordt onder andere ingegaan op de toegangscontrole op drugs,
alcohol, etenswaren, wapens en voorwerpen die als wapens gebruikt kunnen
worden. Wij zijn ons er zeer van bewust dat een strenge beveiliging onprettig kan
overkomen. Gezien het grote aantal cliënten, de ervaringen op andere
voorzieningen en hetgeen bij de controles tot nu toe is aangetroffen aan artikelen
die echt niet mee naar binnen kunnen, is dit op dit moment echter nog
noodzakelijk om de veiligheid van medecliënten en medewerkers te garanderen.
Bij de toegangscontrole geldt dat vrouwen niet worden gefouilleerd, maar met een
scan worden gecontroleerd. Hier komt geen lichamelijk contact bij kijken. Indien
een vrouwelijke cliënt wel gefouilleerd wordt, gebeurt dit door een vrouw.
Tevens wordt in de huisregels ingegaan op bijvoorbeeld eten en kleding wassen.
In verband met hygiëne mag er inderdaad geen voedsel mee naar binnen worden
genomen. Kleding wassen kan inmiddels wel op de locatie, als tussenoplossing
bestond de mogelijkheid om kosteloos gebruik te maken van de wasserette in de
buurt. Tot slot wordt in de huisregels ook ingegaan op het schoon houden van
2
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer B hunt 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 11 mei 2018
de slaapkamers en gemeenschappelijke ruimten; als de wc's stinken, kunnen
de mensen ze ook zelf even schoonmaken.
Er is nu weer meer ruimte in deze opvanglocatie. De verhouding Hvo-
medewerkers — cliënten is ook beter in balans.
Het college heeft vertrouwen in de aanpak van Hvo Querido en ziet daarom geen
reden om verbeteringen door te voeren.
3. Hoe denkt het college over de strenge beveiliging in de Havenstraat?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 2: de beveiliging is nodig om de veiligheid van
cliënten en medewerkers te garanderen. Daarnaast wordt er naar gestreefd
eventuele overlast voor de omgeving te voorkomen en de openbare orde en
veiligheid te bewaren.
4. Welke afspraken heeft de gemeente gemaakt met HVO Querido over de
nachtopvang?
Antwoord:
Hvo Querido beheert deze tijdelijke opvanglocatie voor de gemeente net als de
twee bed-bad-broodlocaties.
5. Komt HVO Querido deze afspraken volgens het college na? Zo ja, denkt het
college dat er, met het oog op de bovenstaande klachten, nieuwe afspraken
moeten worden gemaakt met HVO Querido? Wat moet er volgens het college dan
veranderen? Zo nee, welke afspraken komt HVO Querido niet na? Welke
gevolgen heeft dit voor de samenwerking tussen de gemeente en HVO Querido’?
Antwoord:
Ja, de afspraken worden nagekomen.
6. De voorwaarde die HVO Querido stelde om de nachtopvang te beheren was dat
zij financiële middelen zouden krijgen om een pilot te starten met als doel
opgevangen mensen te stimuleren om mee te werken aan een duurzame
oplossing. Hoe groot is het bedrag dat HVO Querido hier precies voor gekregen?
Antwoord:
Aangezien de kosten voor opvang en begeleiding (de pilot) afhankelijk zijn van
het aantal mensen dat van deze opvang gebruik maakt, is gekozen voor een
declaratie op basis van de werkelijk gemaakte kosten. Hvo heeft dus nog geen
bedrag gekregen. De kosten voor de pilot zijn lastig los te zien van de totale
personeelskosten. De medewerkers ‘Persoonlijk Begeleider’ doen hun normale
werk naast de gesprekken met de aan hen toegewezen cliënten. Ze zijn daarbij
continue aanspreekbaar en de tijd die ze aan de cliënten besteden is afhankelijk
van hun zorg- en begeleidingsvragen. Verschil met de inzet in de BBB is dat er
minder medewerkers ‘Ondersteunend Begeleider’ worden ingezet en meer
‘Persoonlijk Begeleider’. Daarnaast is in de BBB overdag 1 medewerker aanwezig
en zullen vanaf juni in het kader van de pilot, 2 à 3 medewerkers overdag
aanwezig zijn om de cliënten te helpen bij het werken aan hun actieplannen.
3
Jaar 2018 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Nummer B hunt 2018 Schriftelijke vragen, vrijdag 11 mei 2018
7. Wat houdt deze pilot precies in? Wat bedoelt HVO Querido met ‘stimuleren om
mee te werken aan een duurzame oplossing’? Hoe is de stimulus geformuleerd?
Wat verstaat het college in deze onder “duurzaam”?
Antwoord:
De pilot houdt in dat elke cliënt een persoonlijk begeleider krijgt, een actieplan
opstelt en werkt aan het vinden van een oplossing te weten legaal verblijf in
Nederland of doormigratie naar een ander land of terugkeer naar het land van
herkomst. Elke cliënt die aan zijn actieplan werkt, kan vanaf juni 24 uur per dag
gebruik maken van de opvang. Er zal minimaal 1 x per twee weken een
voortgangsgesprek plaatsvinden met de cliënt, persoonlijk begeleider en
ketenpartners die helpen bij de uitvoering van het actieplan.
Aangezien veel cliënten naar verwachting geen perspectief op legaal verblijf
in Nederland hebben, maakt Hvo gebruik van de methodiek Safe Future.
Deze methodiek is gericht op het bespreekbaar maken van terugkeer,
het ondersteuning bieden bij de beslissing over terugkeer, ondersteuning bij de
voorbereiding op terugkeer en de ondersteuning bij de herintegratie in het land
van herkomst na terugkeer. De methodiek is krachtgericht en sluit daarin goed
aan bij de basismethodiek Krachtwerk. Meer informatie over deze methodiek is te
vinden op http://www.opvang.nl/site/item/safe-future.
Duurzaam betekent in dit geval een goede oplossing voor de langere termijn. Dit
kan dus zijn legaal verblijf, doormigratie naar ander land of terugkeer naar het
land van herkomst.
8. Met welke organisaties wordt er samengewerkt in deze pilot?
Antwoord:
De ketenpartners zijn ASKV Steunpunt Vluchtelingen, Vluchtelingenwerk
Nederland, 10M (International Organisation of Migration), Bridge to Better en
Goedwerk Foundation.
Het komt voor dat ook van andere organisaties gebruik wordt gemaakt
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris J.J. van Aartsen, waarnemend burgemeester
4
| Schriftelijke Vraag | 4 | train |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2020
Afdeling 1
Nummer 860
Behandeld op 2 juli 2002
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van de leden Boomsma, Taimounti en Martens inzake het herstel van de
vrijetijdseconomie (niet alle toeristen ontraden naar Amsterdam te komen)
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de actualiteit van de leden Martens, Taimounti, Kreuger,
Boomsma, Ceder en Van Soest inzake het herstel van de vrijetijdseconomie en de
visie en het beleid van het college hierover (Gemeenteblad afd. 1, nr. 814).
Overwegende dat:
-_ Veel bedrijven in de toeristische kampen met een desastreuze instorting van
omzet en inkomsten, en elke euro inkomsten de komende maanden telt in het
streven om het hoofd boven water te houden;
- de wethouder schrijft dat de gemeente “in wil zetten op het zoveel mogelijk
ontraden van toeristen om Amsterdam te bezoeken, zolang de beperkende
Coronamaatregelen gelden” en deze boodschap via gemeentelijke en landelijke
communicatielijnen wil verspreiden ook richting het buitenland;
- het ontmoedigen van internationale bezoekers veel bedrijven extra dupeert;
- de anderhalvemeter-maatregel beperkingen oplegt aan gebruik van de openbare
ruimte, maar het cruciaal is om de ruimte die er is zo goed mogelijk te benutten;
- het onzeker is in hoeverre dagjesmensen uit de regio zullen komen;
- door de Coronacrisis het aantal toeristen op korte termijn toch al veel lager zal
blijven dan de afgelopen jaren,
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Niet over te gaan tot het actief ontraden van toeristen om Amsterdam te bezoeken,
behalve als aantoonbaar blijkt dat drukte zodanig toeneemt dat de coronaregels in de
openbare ruimte niet meer kunnen worden gehandhaafd en andere maatregelen
zoals crowdmanagement onvoldoende zijn gebleken;
2. In communicatiekanalen aangeven dat toeristen welkom zijn in Amsterdam en dat
verblijf mogelijk is binnen grenzen van de geldende Coronaregels.
De leden van de gemeenteraad
D.T. Boomsma
M. Taimounti
C. Martens
1
| Actualiteit | 1 | train |
> < Gemeente Amsterdam
Stadsdeel Centrum
x Publicaties Stadsdeelbestuur 2011
Stadsdeelraad
Moties en amendementen
26 juni 2012 - 2
Ingediend onder nummer 1
Motie van De raadsleden Nuijens, Mos (GroenLinks), Noyon, Versteeg (PvdA),
Duijndam, Icke (SP)
Over De toekomst van inloophuizen in het Centrum (actualiteit)
Aan De stadsdeelraad
Wij stellen voor dat de stadsdeelraad het volgende besluit neemt:
De raad van stadsdeel Centrum,
Overwegende:
e de beraadslagingen over de actualiteit inzake Daklozenvoorzieningen de Kloof en de Volksbond en
onder verwijzing naar de tekst van die actualiteit;
besluit het dagelijks bestuur te verzoeken om:
1. Zo spoedig mogelijk aan de Wethouder Zorg duidelijk te maken dat de specificiteit van de doelgroepen
van de opvangvoorzieningen en de ‘papieren werkelijkheid’ omtrent niet-rechthebbenden het zeer
twijfelachtig maken dat daadwerkelijk voldaan is aan de voorwaarde voor spreiding (voldoende en
afdoende voorzieningen elders).
2. Daarbij aan te geven dat bovenstaande kan leiden tot onaanvaardbare openbare orde en overlast
consequenties in Amsterdam Centrum.
3. Zo spoedig mogelijk, na overleg met de Regenbooggroep, met de Wethouder Zorg om tafel te gaan
om de consequenties te bespreken van de sluiting van de voorziening van de Regenbooggroep.
4. Afhankelijk van de uitkomst van dat overleg met de wethouder Zorg om tafel te gaan om te bespreken
of en op welke voorwaarden de voorziening subsidie kan blijven ontvangen.
5. Zo spoedig mogelijk met de Volksbond om tafel te gaan om te kijken of en op welke termijn de
Volksbond zou kunnen verzelfstandigen op een toekomstbestendige manier, en wat voor
overgangskosten daarmee gemoeid zouden zijn.
6. Zo spoedig mogelijk met de Wethouder Zorg te overleggen over het ondersteunen van de
totstandkoming van een haalbaar en houdbaar plan voor de (mogelijke) verzelfstandiging van de
Volksbond.
Bovenstaande motie is ingetrokken.
Verschenen op 5 juli 2012
| Actualiteit | 1 | train |
xX Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
4
Vergadering Stadsdeelcommissie
Agenda
Datum 06-01-2021
Aanvang 19:30
Locatie Digitaal vergaderen
1. Opening en vaststellen agenda
2. Algemene inspraak
3. Actualiteiten en mededelingen
4. Stem van Zuid
5. Terugkoppeling gebieden
6. Adviesaanvragen
Ga. Adviesaanvraag regels voor het aanbrengen van feestverlichting
Gb. Adviesaanvraag concept ‘Bijstelling 2020 van het
Handhavingsbeleid Wabo 2e helft 2017-2018’
6c. Adviesaanvraag invoering betaald parkeren op zondag in de Pijp en
het Museumkwartier
6d. Adviesaanvraag Kader Hondenlosloopgebieden
Ge. Adviesaanvraag aan te wijzen en op te heffen afvalinzamellocaties
bij het Europaplein Oost
1
xX Gemeente Amsterdam
% Stadsdeel Zuid
4
of. Adviesaanvraag inzake afvalinzamellocatie Kuiperstraat 152-148
6g. Adviesaanvraag over de te wijzigen en op te heffen
afvalinzamellocaties nabij het Cornelis Troostplein
bh. Adviesaanvraag ontwerp bestemmingsplan Zuidas-Vivaldi kavel 13,
kavel voormalig Drenthestaete en 2e partiële herziening
6î, Adviesaanvraag Ontwerpverkeersbesluit 7,5 t-zone - Programma
Bruggen en Kademuren
6j. Adviesaanvraag Strategisch Plan Sporten en Spelen in de Openbare
Ruimte 2021-2024
7. Rondvraag
8. Sluiting
9. Ter kennisname
2
| Agenda | 2 | train |
> Gemeente
Amsterdam
Motie
Datum raadsvergadering 27 mei2021
Ingekomen onder nummer 400
Status Aangenomen
Onderwerp Motie van de leden Boutkan, Groen en De Jager inzake vitstootvrije
zeecruise bij toekomstige PTA
Onderwerp
Amsterdam in toekomst alleen toegankelijk voor vitstootvrije zeecruise
Aan de gemeenteraad
Ondergetekenden hebben de eer voor te stellen:
De Raad,
Gehoord de discussie over agendapunt Toekomst Passengers Terminal Amsterdam (PTA)
Constaterende dat:
— de raad het advies van de Commissie D'Hooghe integraal overneemt en door de aanleg van
de Westbrug naar Noord de huidige PTA locatie onbruikbaar wordt en de PTA verplaatst
wordt naar een nieuwe locatie bij de Coenhaven;
— cruiseschepen een substantiële bijdrage leveren aan uitstoot van vervuilende stoffen en lo-
kaal voor overlast en vervuiling zorgen;
— _op dit moment nog slechts een klein deel van de cruisevloot geschikt is voor walstroom;
— _ het ongewenst is dat op de nieuwe PTA locatie vervuilende cruiseschepen -mogen blijven-
aanmeren
— andere steden zoals Venetië, Dubrovnik, Oslo ook strenge eisen stellen aan zeecruise;
— Amsterdam een ambitieus Actieplan Schone Lucht heeft voor uitstootvrij Amsterdam in 2030
en de cruise-industrie hierop geen uitzondering mag zijn;
— _ selectief toelatingsbeleid door Havenbedrijf en PTA een stimulans kan worden voor verduur-
zaming van de cruisevloot;
Overwegende dat:
— de cruise-industrie pre-corona een onstuimige groei heeft laten zien aan en niets er op wijst
dat deze groei bij het herstel van de economie zal afnemen;
— _ Amsterdam Europees koploper kan worden in het stellen van eisen aan schone cruisesche-
pen;
Gemeente Amsterdam Status Aangenomen
Pagina 2 van 2
— _ verduurzaming van de cruise-industrie versneld kan worden door scherpere landelijke en lo-
kale milieuregels;
— _ opde nieuwe PTA-locatie alleen nog plek kan zijn voor cruiseschepen die een walstroom aan-
sluiting hebben;
— _ landen zoals Noorwegen doelstellingen hebben voor volledig emissievrije zeecruise voor ‘en-
try en exit’ van Noorse cruise bestemmingen, te beginnen met UNESCO heritage fjorden per
2026
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders
Bij de ontwikkeling van de nieuwe PTA exclusief in te zetten op selectief toelatingsbeleid door het
ontvangen van de meest duurzame cruiseschepen ter wereld. Hiertoe vroegtijdig convenantaf-
spraken te maken met andere Europese (cruise) steden en de branchevertegenwoordigers Cruise
Lines International Association Europe (CLIA).
Dat betekent concreet:
1. dat alle cruiseschepen op de nieuwe PTA-locatie gebruik maken van groene walstroom, waar-
mee Amsterdam zero-emissie bij de PTA realiseert;
2. hettraject tussen Zeesluis IJmuiden en de nieuwe PT A-locatie in principe volledig emissievrij
dient te worden afgelegd. Indien hiervan door rederijen van afgeweken wordt het principe
‘comply or explain’ geldt en er een selectief ligplaatsbeleid is voor cruiseschepen die voldoen
aan emissievrije entry vanaf Zeesluis IJmuiden;
3. alle logistieke bewegingen waarvoor PTA verantwoordelijk is of inkoopt via een tender voor
het vervoer van passagiers en goederen van en naar de PT A-locatie geheel emissievrij zijn.
Indieners
D.F. Boutkan
RJ. Groen
D.O.C. de Jager
| Motie | 2 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Raadsagenda, woensdag 19 november 2008
De burgemeester van Amsterdam nodigt de leden van de gemeenteraad uit voor de
raadsvergadering.
Datum en tijd woensdag 19 november 2008 13.00 uur en, zo nodig, 19.30 uur
Locatie Raadzaal, Stadhuis
Algemeen
1 Mededelingen.
2 Notulen van de raadsvergadering op 29 en 30 oktober 2008
(wordt nagezonden).
3 Vaststelling van de agenda.
4 Mededeling van de ingekomenstukken.
5 Mondeling vragenuurtje.
Lucht- en Zeehaven
6 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 16 september
2008 tot vaststelling van de nota Slimme Haven, havenvisie gemeente
Amsterdam 2008-2020. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 532)
7 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober
2008 tot beschikbaarstelling van een krediet voor de renovatie van de huisvesting
van de Haven Amsterdam in het Havengebouw. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 638)
Grote Stedenbeleid
8 Preadvies van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2008
op de notitie van de raadsleden mevr. Van der Garde en mevr. Bos van 18
december 2007, getiteld "De Amsterdamse Aanpak".
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 639)
Zorg
9 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 17 juni 2008 tot
vaststelling van de notitie Prostitutiebeleid m/v Amsterdam — Weerbaar en
Zelfstanding Amsterdam 2008-2010 en de notitie Oud beroep, nieuw beleid —
nota prostitutie 2007-2010. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 640)
1
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Raadsagenda, woensdag 19 november 2008
Ruimtelijke Ordening
10 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober
2008 inzake onteigeningsplan Overamstel Buitendijks. (Gemeenteblad afd. 1, nr.
641)
11 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober
2008 inzake tervisielegging onteigeningsplan Overamstel Binnendijks.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 642)
12 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober
2008 tot vaststelling van het voorbereidingsbesluit Riekerpolder. (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 643)
Waterbeheer
13 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober
2008 inzake de besluitvorming Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 645)
ICT
14 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 7 oktober 2008
inzake Fase B1 Open. Amsterdam, Open standaarden en Raamcontract
Microsoft. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 646)
Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
15 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 2 september
2008 tot vaststelling van de nota beheren op niveau, visie op het beheer van de
stedelijke infrastructuur. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 647)
Volkshuisvesting
16 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 24 juni 2008
inzake de kennisneming van de Voortgang 2006-2007 Uitvoeringsplan
Studentenhuisvesting. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 528)
17 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 23 september
2008 inzake het voorstel aan de regioraad van de stadsregio Amsterdam de
Verordening tot wijziging van de Partiële Regionale Huisvestingsverordening
2007 voor het grondgebied van Amsterdam vast te stellen. (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 648)
(Wordt nagezonden)
2
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Raadsagenda, woensdag 19 november 2008
Kunst en Cultuur
18 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 19 augustus
2008 tot kennisneming van het rapport ‘Voorstelling van Uitvoering’ naar
aanleiding van de motie-Riem Vis inzake onderzoek cultuuraccommodaties.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 517)
Bedrijven
19 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 14 oktober
2008 tot kennisneming van het Definitief Besluit tot oprichting Parkeer BV en
ontwerpbesluit tot ontvlechting Stadstoezicht en verzelfstandiging Parkeer BV.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 649)
Deelnemingen en Inkoop
20 Voordracht van het college van burgemeester en wethouders van 11 november
2008 inzake Nuon NV: update strategische vervolgstap productie- en
leveringsbedrijf. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 650)
BESLOTEN VERGADERING
Grondzaken
21 GEHEIM (Gemeenteblad afd. 1, nr. 644)
3
Gemeente Amsterdam
Gemeenteraad R
Raadsagenda, woensdag 19 november 2008
Ingekomen stukken
1 Raadsadres van een burger van 10 oktober 2008 inzake herhaalde klacht tegen
TCA voor het berekenen van een te hoge ritprijs.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
2 _Raadsadres van mevr. T. Baaij, namens Werkgroep Politiek HIV Vereniging
Amsterdam van 20 oktober 2008 inzake marktwerking thuiszorg.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres in handen te stellen van het college van
burgemeester en wethouders ter afdoening en een afschrift van het antwoord te
zenden aan de leden van de Raadscommissie voor Zorg, Milieu, Personeel en
Organisatie, Openbare ruimte en Groen.
3 Raadsadres van een burger van 20 oktober 2008 inzake ontwerp van een ark.
Voorgesteld wordt, dit voor kennisgeving aan te nemen.
4 Raadsadres van de heer T. Brouwer, voorzitter van het bestuur Bouwend
Nederland Regio Randstad Noord van 20 oktober 2008 inzake belangrijke
onderwerpen in de bouw.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
5 Raadsadres van de heer mr. A.H.P. van Gils, voorzitter Vereniging van
Gemeentesecretarissen en prof.dr.M.J.W. van Twist, voorzitter Vereniging voor
Bestuurskunde van 30 oktober 2008 inzake aanbieding veerkracht en
democratie.
Voorgesteld wordt, dit raadsadres voor kennisgeving aan te nemen.
4
| Agenda | 4 | discard |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Raadsactualiteit
Jaar 2010 Vergaderdatum 17 en 18 februari 2010
Afdeling 1 Agendapunt 60
Nummer 106
Publicatiedatum 10 februari 2010
Onderwerp
Actualiteit van het raadslid de heer Flos van 3 februari 2010 inzake asociale gevolgen
van de torenhoge parkeertarieven
Aan de gemeenteraad
Uit onderzoek is bekend geworden dat de enorme verhoging van de parkeertarieven
tot gevolg heeft dat een kwart van de Amsterdammers minder bezoek krijgt. Ruim
30% van de ouderen en mensen met een laag inkomen geeft in het rapport aan, dat
in opdracht van de gemeente is gemaakt, minder bezoek te krijgen. De VVD was,
mede vanwege de sociale gevolgen voor Amsterdammers, tegenstander van de
verhoging van de parkeertarieven en diende in het verleden meerdere malen
voorstellen in voor een algemene bezoekerspas, waarmee bezoekers tegen een
gereduceerd tarief of gratis kunnen parkeren. Deze voorstellen werden door PvdA en
GroenLinks systematisch tegengehouden, op een pilot in stadsdeel Westerpark na.
Vandaag is in de Telegraaf te lezen dat de PvdA nu opeens óók een bezoekerspas
wil.
De VVD heeft de volgende vragen aan het college:
1) Wat is de mening van het college over de resultaten van het rapport opgesteld
door Ecorys met als onderwerp de effecten van de hoge parkeertarieven? Graag een
toelichting.
2) Is voor het college als het gaat om de parkeertarieven het sociale gezicht van het
college belangrijker, of de vermindering van de uitstoot van fijnstof en stikstofdioxide?
3) Deelt het college de mening van de VVD dat nu een meerderheid van de raad
verklaard voorstander van de invoering van een algemene bezoekerspas is, zeer
spoedige invoering, nog dit jaar, niets meer in de weg staat? Zo nee, waarom niet?
De spoedeisendheid van deze actualiteit is het net uitgekomen rapport over de
evaluatie van de parkeertarieven en de consequenties die dit heeft voor partijen ten
aanzien van hun standpunt over een algemene bezoekerskaart (PvdA geeft voor het
eerst aan hier ook voor te zijn).
Het lid van de gemeenteraad
dhr. R.E. Flos
1
| Actualiteit | 1 | train |
mn
mm mm Instroom in de bijstand Positief Negatief
scenario scenario
Hoeveel mensen zullen er de komende tijd beroep doen op een jan
bijstandsuitkering? De tijdelijke maatregelen TOGS en Tozo en 2020
WW-uitkeringen zorgen nu nog voor behoud van inkomen van veel
mensen in getroffen sectoren. Maar in hoeverre kunnen eind
Amsterdamse huishoudens zich financieel staande houden als
ann ae 2020
deze regelingen of uitkeringen aflopen? Scenario's voor de
economische ontwikkeling en registratiecijfers van regelingen en eind
uitkeringen bieden hierin inzicht. 2021
mn
men Flexwerkers flexwerkers
mn flexwerkers
zonder partner
Er zijn 113.000 Amsterdammers met een flexibel of tijdelijk
contract. Dat is 24% van de werkzame beroepsbevolking. Van de
werkenden met een flexibel contract volgt 43% onderwijs en komt
niet in aanmerking voor bijstand, 34% kan niet terugvallen op een
werkende partner.
—… Werkloze beroepsbevolking Positief Negatief
ST scenario scenario
In 2019 waren er in Amsterdam 21.000 werklozen. Dit aantal zal 2019
volgens het CPB toenemen tot tussen de 25.000 en 39.000 in 2020
en tussen de 28.000 en 59.000 in 2021. Volgens het CBS ontvangt
landelijk 18% van de werklozen bijstand. Dat komt voor 2020
Amsterdam neer op 10.620 bijstandsontvangers in 2021. Dat is
bijna drie keer zo veel als in 2019. 2021
miss WW naar bijstand
ll
Na ontslag volgt meestal eerst een periode waarin een persoon een
werkloosheidsuitkering (ww) ontvangt. Na afloop van de ww- .
periode stroomt niet iedereen door naar de bijstand, personen met met
een werkzame partner en/of vermogen hebben geen recht op 2020
bijstand. Het aantal personen met bijstand is de afgelopen
maanden sterk gestegen.
Tozo naar bijstand
TOZO 1 aanvragen
Ongeveer 40.000 ondernemers hebben tozo 1 aangevraagd. Van
hen komt ongeveer 37% in aanmerking voor een bijstands- Mogelijk recht op
uitkering als de TOZO stopt en zij een aanvraag doen. Deze groep TOZO
heeft een huishoudensinkomen onder het sociaal minimum 2
wanneer inkomsten vit de onderneming wegvallen. Ook kan deze Mogelijk recht op
groep geen beroep doen op eigen vermogen. bijstand
Achtergrond ontwikkeling bijstand
. EE
De Amsterdamse beroepsbevolking EEN
Flexibele schil
TOZO 1
Able en aanvragen/toekenningen
bevolking Î
Zelfstandig
ondernemers
Potentiele De
VAT aanvragen/toekenningen
Amsterdam
Kenmerken en ontwikkeling werkloze
Werkloze beroepsbevolking
beroepsbevolking/niet
beroepsbevolking
Kenmerken en ontwikkeling ww
De instroom in de bijstand hangt samen met tal van factoren
(bouwstenen). Een deel daarvan staat weergegeven in deze
figuur. In deze factsheet wordt per blok gekeken naar welk deel Kenmerken en ontwikkeling bijstand
van de groep mogelijk in gaat stromen in de bijstand. Daarbij
wordt uitgegaan van het meest negatieve scenario van het CPB.
Er wordt steeds gekeken in hoeverre iemand in 2018 vermogen
had boven de bijstandsgrens (meest recente gegevens) en of er
een partner is al dan niet met inkomen (naar soort inkomen).
Scenario's CPB In mei heeft het CPB 4
scenario's gemaakt voor de
economische ontwikkeling.
In deze factsheet wordt naar
1 2 deze scenario’s gekeken
vanuit Amsterdams
Contactmaatregelen Contactmaatregelen Contactmaatregelen Maatregelen duren perspectief. In juni kwam
duren drie maanden duren zes maanden duren zes maanden twaalf maanden h .
5 ES et CPB met een nieuwe
2 Eerste herstel al in Industrie zwaarder Problemen in de Recessie houdt 2 ra ming. Daarbij komt de
a 2020 getroffen wereldeconomie anderhalf jaar aan, a werkloosheid bii zwak
Ë _ en het financiële mededoorproble- B e J 4
5 Productiecapaciteit Wereldhandel Ef emt menner 5 herstel of 2 golf om 10% in
= | behouden mede zaktweg langere en diepere le sector en in het > 2021 Uit.
door steunpakket Ed Te Tate
overheid
Omdat de werkloosheid in
NN p Amsterdam altijd wat boven
- - het landelijke gemiddelde
ligt wordt er in deze
2 2 factsheet nog iets bij
z el el > opgeteld. Daarbij wordt
En 20e 2081 20 pj aak PN £ uitgegaan van het verschil
9 8 het landelijke en
s be lo JAN z tussen he ij
eN ‚4 ed 3 Amsterdamse
Mede door Tijdelijke contracten Ee PT Werkloosheid werkloosheidspercentage
steunpakket blijft minder verlengd, langer in staat al loopt door lange tijdens de vorige crisis in
aantal ontslagen starters vinden hun personeel in en diepe recessie J 9
beperkt moeilijk een baan dienst te houden hard op 2012. Toen ag de
werkloosheid in Amsterdam
AR 1,3 keer zo hoog.
Economische context Amsterdam
De Amsterdamse economie wordt relatief sterker geraakt door de coronacrisis dan de landelijke economie. Dit
komt doordat een aantal kwetsbare sectoren relatief sterk vertegenwoordigd zijn. Onderstaande figuur laat zien
hoeveel banen er in Amsterdam zijn binnen de sectoren waar het sterkste werkgelegenheidseffect wordt geraamd
volgens een studie door SEO. Deze banen vormen
4 Vo van de totale werkgelegenheid in Amsterdam.
Aantal werkzame personen per sector
Kunsten amusement nn 2
Creatieve zakelijke diensten
Autohandel en -reparatie HM
Holdings en managementadviesbureaus Oe
Sporten recreatie MEM 5
Schoonmaakbedrijven, hovenierse.d. MN o
Vervoer over land GN
Eet-en drinkgelegenheden
Logiesverstrekking NN <2
Detailhandel (niet in auto's) mn
Groothandel en handelsbemiddeling nn zo
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling GN o X 1.000
Oo 10 20 30 40 5O 60
Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)
De sectoren waarbinnen landelijk volgens het CBS de meeste TOGS aanvragen zijn toegekend, zijn horeca en
catering’ (23.295), ‘detailhandel’ (22.213) en ‘overige commerciële dienstverlening! (19.455). Onderstaande figuur
laat zien hoe deze sectoren in Amsterdam vertegenwoordigd zijn in termen van vestigingen en banen.
60000
50000
40000 oe
m vestigingen
30000
20000
m banen
0
Horeca Cultuur, sport en Overige
recreatie dienstverlening
In totaal 37% van alle vestigingen in Amsterdam, en 25% van alle werkgelegenheid, valt binnen een sector die
aanspraak maakt op TOGS. Dat gaat om bijna 75.000 vestigingen en 211.000 banen.
Werkzame beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking naar demografische kenmerken
1%
13% 13%
5 laag onderwijs
33% m 15 tot 25 jaar
m middelbaar
m25tot 45 jaar onderwijs
26% hoog onderwijs
45 tot 75 jaar
609 onbekend
54%
Meer dan de helft van de Amsterdamse werkzame beroepsbevolking bestaat uit 25-45 jarigen. Landelijk betreft dit
40%. De Amsterdamse werkzame beroepsbevolking is relatief hoogopgeleid: 60%, vergeleken met 38% landelijk.
Ongeveer de helft van de werkzame beroepsbevolking heeft een migratieachtergrond. Landelijk gaat het om 22%.
Zorgen om baanbehoud onder werkzame Amsterdammers
ja, in sterke mate mja, inenige mate =ja, inbeperkte mate mnee = weet ikniet, geen antwoord Van alle werkenden
maakt 43% zich in
vestconvacttn=4s) SS nn: april 2020 in sterke
zorgen over het
opoeptzend ns) MS os behoud van hun
*
werknemers met
zelfstandige zonder personeel (n=115) RN en een tijdelijk contract
of uitzendkrachten
Bron: REB april 2020 col 2 ME: ocernerers
o 20 Lo 60 30 200 maken zich zorgen.
Banen die onder druk staan
34% van de banen van werknemers in Groot-Amsterdam staat onder druk van (zeer) grote krimp. Dit is meer dan
gemiddeld in Nederland (32%). Van de uitzendbanen is dit 95% en van de vaste contracten 24%. Dit wordt dus
gevoeld bij een deel van de werkzame Amsterdammers.
ZEER GROTE KRIMP 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100%
Verhuur en overige zakelijke diensten
Horeca
Cultuur, sport en recreatie 25% van de
Luchtvaart werknemers
Sierteelt
GROTE KRIMP
Detailhandel - non-food
Overige dienstverlening
Metaal en technologische industrie oan de
Personenvervoer over land
Autohandel
mvast contract mtijdelijk contract wuitzendwerk wm oproepkracht
Bron: UWV Polisadministratie (werknemers) gecombineerd met SUWI Bedrijvenregister voor indeling naar sectoren. Peildatum eind okt'19
Van de ruim 182.300 banen die volgens UWV in de regio Groot-Amsterdam onder (zeer) grote druk staan (34% van
alle banen van werknemers) betreft een groot deel banen in de verhuur en overige zakelijke diensten. Twee nuances
zijn hierbij op zijn plaats. Ten eerste zijn de eveneens kwetsbare ZZP-ers hierbij niet meegerekend. Ten tweede zijn
uitzendkrachten toebedeeld aan de sector Verhuur en overige zakelijke diensten, maar het maakt uiteraard groot
verschil binnen welke sector een uitzendkracht werkzaam is.
mn
mn Flexwerkers
mn nn
Hoeveel Amsterdammers werken in de flexibele schil?
Werkzame Amsterdammers in 2019 naar soort contract
469.000 Amsterdammers
tussen de 15-74 jaar zijn
werkzaam (2019). Hiervan 360.000 loondienst 49.000
heeft 52% een vast contract, (76%) onderwijsvolgend (43%)
n et: In
zeelt sen Kler of al = 4 EE
ee rac 121 0 Wer oen ne onderwijsvolgend(57%)
zzp'er en 3% is zelfstandig a
ondernemer met personeel. SD 12.000
IS Ke onderwijsvolgend (13%)
ene wersencen met een EN E NE
exibe contract volgt 43% ik onderwijsvolgend (87%)
13%. Zij hebben bij dla
werkloosheid geen recht op ro
een bijstandsuitkering. gezinslid (<1%)
Demografische kenmerken flexwerkers
Van de werkzame Samenstelling huishoudens van werkzame Amsterdammers in de flexibele schil, 2019
Amsterdammers (procenten) m alleenstaand m alleenstaande ouder
met een flexibele = paar zonder kinderen paar met kinderen
arbeidsrelatie is bijna a En
een derde kind in gezin overig lid van huishouden
alleenstaand (31%)
en 3% is Werknemers vaste arbeidsrelatie nn
alleenstaande ouder.
Zij kunnen bij een Werknemers flexibele arbeidsrelatie EN OO
inkomensverlies niet Zelfstandigen met personeel EN
terugvallen op een %%
partner. Zelfstandigen zonder personeel nn
Van de zzp'ers is
eveneens een derde a OD
alleenstaand, 6% is
alleenstaande ouder. 0 20 40 60 80 100
In welke beroepen werken flexwerkers?
Flexibele arbeidsrelatie ZZP'ers
(% met flexibele arbeidsrelatie) (% met binnen beroepsgroep werkzaam als zzp'er)
1. Hulpkrachten transport en logistiek (61%-5.600) 1. Vakspecialisten op artistiek en cultureel gebied
2. Medewerkers persoonlijke dienstverlening (5o%- (59%-4.000)
10.740) 2. Auteurs en kunstenaars (58%-8.800)
3. Verkopers (48%-8.200) 3. Bouwarbeiders (5o%-2.000)
bh. Schoonmakers en keukenhulpen (43%-3.600) bh. Sportinstructeurs (50% - 1.000)
5. Elektriciens en elektronicamonteurs (41%-600) 5. Vakspecialisten ICT (34%-1.200)
Voedselverwerkende beroepen (41%-1.050)
Sportinstructeurs (41%-800)
Hulpkrachten transport en logistiek hebben het vaakst een flexibele arbeidsrelatie, 61% van de werkzame
Amsterdammers met zo’n beroep heeft een flex-contract (ong. 5.600 personen). Vakspecialisten op artistiek en
cultureel gebied werken vaak als zzp'er (59%, ong. 4.000 personen).
T | b bevolki
== Werkloze beroepsbevolking
mn mn
Werkloze beroepsbevolking 2003-2019 en prognose 2020-2021
Het CPB schetst in scenario 4 een landelijk werkloosheidspercentage van 9,4% in 2021. In Amsterdam ligt de
werkloosheid altijd hoger. Op basis van de verhoudingen in 2012 schatten wij deze in op 11,8% in 2021. Dat gaat om
59.000 werkloze Amsterdammers. In 2020 gaat het om 7,7% en 39.000 personen. Scenario's 1, 2 en 3 komen voor
2021 uit op respectievelijk 28.000, 33.000 en 53.000 werklozen.
7o X 1.000
60 / 59-000
mm SC@NArIO
/4 53-000 *
50
/ scenario 3
40 /
o , „. 33-000 —==scenario 2
3 Pp — 28.000
20 == scenario 1
21.000
10
o
20032004 20052006 200720082009 2010 201120122013 2014 2015 2016 2017 2018201920202021
Bijstandsuitkeringen
Ontwikkeling 2008-2019 Recente instroom
X 1.000
„2 X1.000 42 10E 40.267
40 40 38.893
38 38 39.644
36 36
34 34
32 32
30 30 oe . .
‘08 ‘og To ‘u 2 13 14 H5 16 17 18 '19 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei
19 ‘20
Tussen eind april en eind mei is het aantal bijstandsuitkeringen met 1,6% toegenomen tot 40.267. Een maand eerder
was de groei 1,9%. In mei werd het hoogste aantal uitkeringen in de afgelopen 1,5 jaar bereikt, het hoogste punt lag
daarvóór in februari 2019.
Op basis van de BUIG-methode, die het CPB gebruikt om de financiën bijstand in gemeenten te bepalen, komt het
aantal bijstandsuitkeringen eind 2020 op 42.765.
mn b eije d
ms Van WW naar bijstan
mn mn
Hoeveel WW-uitkeringen zijn er in Amsterdam?
Ontwikkeling 2008-2019 Recente instroom
X 1.000
25 21.559 25 X1-000 20.811
20 20 19.624
15 15 15.078
10 10 13-120
5 5
0 O0 . . .
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei
2019 2020
maart-mei 2020
2014 december 2019 Je
WW Door de coronacrisis groeit de
piek in aantal WW- aagste aanta - Î ‚ 7
uitkeringen uitkeringen sinds werkloosheid snel, vooral in april. Het
9 2012 aantal WW-uitkeringen stijgt in maart
met 8%, in april met 30% en in mei met
6%.
Kenmerken WW-ontvangers
Huishoudenssamenstelling WW'ers WW-uitkeringen per gebied
(december 2019) 2
alleenstaand — TN >, 7
ês P | kh le
paar zonder kinderen GN NE „
paarmetkinderen _— NN >, Ae 4 sg
eenoudergezin __ MN «1 7,
. WW-uitkeringen
overIg | 2 % aantallen december 2019 Gee
200 tot 400 , vel
OD OW 28 0 49 59 mn oo tot Boo NE
laagopgeleid _= middelbaaropgeleid _m hoogopgeleid erbinnen
Bron CBS bewerking OIS
Komt WW-gerechtigde na uitkering in aanmerking voor bijstand?
Het sociaal
n 0 minimum voor
(ouder dan 20 jaar)
bedraagt €1.219 per
0 20 LO 60 80 100 maand. Voor een
gezamenlijk
= inkomen partner boven sociaal minimum hwishouden is dit
… €1.654 per maand.
m geen partner, vermogen boven bijstandsnorm
= inkomen partner boven sociaal minimum en vermogen boven bijstandsnorm
Het vermogen van
een alleenstaande €)
mag niet hoger zijn
| 0 dan €6.225 om in
Jä EN / aanmerking te
komen voor
bijstand. Voor een
0 20 40 60 80 100 gezamenlijk
huishouden ligt de
= inkomen partner onder sociaal minimum, vermogen onder bijstandsnorm grens op 613.450.
m geen partner, vermogen onder bijstandsnorm
* Van 13% van de personen met WW-uitkering is het vermogen of de situatie van de partner niet bekend. Eris gepercenteerd over het aantal personen
waarvan deze gegevens bekend zijn.
mm u u u nn
man Ontwikkeling instroom bijstand
mn nn
Overlap werkloze beroepsbevolking en bijstand
Van de 21.000 mensen die tot de werkloze
beroepsbevolking behoren ontvangt
ongeveer 18% bijstand (2019).
Van de mensen in de bijstand geeft
ongeveer 9% aan tot de werkloze
PAROOL) beroepsbevolking te horen (actief op zoek
werkloze ASSETS MeT TOT In en direct beschikbaar). De overlap tussen
e=Igelc else met bijstand beide groepen is ongeveer 3.780.
olaf ST}:
Uitgaande van dezelfde verhouding tussen
werkloze beroepsbevolking en bijstand
zijner in 2021 tussen 46.000 en 56.000
bijstandsgerechtigden.
Ontwikkeling bijstand bij ttename werkloosheid
Ontwikkeling huishoudens met bijstand Ontwikkeling personen met bijstand
dec 2019-dec 021 dec 2019-dec 2021
X 1.000
60
O 60, 1.000 é 6
Bo Kad 5 43 Kee = = 3
39 z25z4g il === 50
meses 44 pees S 26
„1 4 4
30 30
20 20
10 mn
fo)
2019 2020 2021 0
2019 2020 2021
—_ == Scenario 4 =_ me scenario 3
— — Scenario 2 — => Scenario1
Aan de hand van de CPB scenario's is een schatting
gemaakt van de ontwikkeling van de werkloze werkloze
beroepsbevolking. Aan de hand van de werkloze beroepsbevolking scenario 4 21 39 59
beroepsbevolking en de bestaande overlap met de scenario 3 21 40 53
bijstandsgroep is de verwachtte ontwikkeling van de .
bijstand doorgerekend. Hierbij is aangenomen dat van scenario 2 21 26 33
de werkloze beroepsbevolking 18% bijstand ontvangt en scenario 1 21 25 28
dat van de bijstandsontvangers naarmate de personen scenario 4 43 46 56
werkloosheid oploopt een groter deel tot de werkloze scenario 3 43 48 53
beroepsbevolking gaat behoren (actief zoekt naar werk, ‚
omdat zij dichter bij de arbeidsmarkt staan). scenario 2 43 47 20
scenario 1 43 45 46
Naar verwachting komt het aantal huishoudens met huishoudens met
bijstand eind 2021 uit tussen de 41.000 bij scenario 1 en ls Sash 4 s) 42 ze
50.000 bij scenario 4. Het aantal personen met bijstand scenario 3 39 43 48
(een deel heeft een partner) komt uit tussen de 46.000 scenario 2 39 42 AA
(scenario 1) en 56.000 (scenario 4). .
scenario 1 39 40 41
mm
mm Ondernemers
|
Hoeveel Amsterdammers werken als zelfstandige?
pd
U
js
js 7
Ee 12.000 onderwijsvolgend
5 (13%)
a 360.000 loondienst (76%) LRE PAN
Ee 82.000 niet
E onderwijsvolgend (87%)
5 }
8 111.000 zelfstandigen 15.000 zmp (3%)
a (24%)
U
Ed
o
5 2000 meewerkend
5 gezinslid (<1%)
5 89.200
zelfstandigen werken 24 uur
of meer en maken bij
inkomensterugval
aanspraak op tozo 1.
Zorgen van ondernemers
In mei 2020 geeft 21% van de Amsterdammers die werken als zelfstandige aan dat zij de financiële situatie van
hun bedrijf als slecht beoordelen. Een sterke toename ten opzichte van januari (9%). Het aandeel ondernemers
dat de financiële situatie als (zeer) goed beoordeelt daalde in dezelfde periode van 50% naar 31%.
Er is een sterke toename in het aandeel ondernemers dat zich zorgen maakt om de toekomst van de
onderneming. Achttien procent maakt zich vaak zorgen om de toekomst van de onderneming (jan 9%) en 42%
doet dit soms (jan 31%).
mslecht mmatig =redelijk mgoed mzeergoed weet ik niet
%
o 20 40 60 80 100
Mja, vaak mja,soms Enee =weetikniet
%
o 20 40 60 80 100
* REB april 2020
mm
mn
am Tozo 1 aanvragen
Ruim 40.000 aanvragers van tozo 1 in Amsterdam
Hiervan zijn er 39.990 geanalyseerd.
Oververtegenwoordigd onder aanvragers 60 opleidingsniveau
tozo 1 40
Vergeleken met alle zelfstandig ondernemers in Amsterdam 20 IJ
o m %
laag middelbaar hoog
25-34 NEET & 30
jarigen EEENEEN 5 Nood stadsdelen
EE a zo
En LE IE
ie EA WE
middelbaar cultuur/sport en I E %
opgeleiden vervoer (o.a) 0
Ca U, Ny; 4; OQ Ny, Sy
7) es e, ly Os Op Voy,
Pur) C A Wa las ry Oos,
Sy
40 _ 20
leeftijd oververtegenwoordigde sectoren
30 15
20 10
10 5
9,
E Ì % Ì Ï j Ï /
Oo Te ° h
Ci Ve, o . O,
18-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65+ “to, spo ren ige, Cms °C
'E recre °Pslag VStverfe
ie Ding
% zelfstandig ondernemers __m%tozo aanvragen
. en . » ®
Meeste aanvragen in de Jordaan, Landlust en Oostelijke Eilanden Hi
42% van de aanvragers heeft
LAN pe een partner
hi MP Ze Van die partners is de helft
_ _ SR Á SN ZL | werknemer, en een kwart werkt
Ì … Pr 2 58 als zelfstandige:
— et EE VAN jj
à en ke ef
A Za nn ZNA ij
É: Ù sr gp UL werknemer
elk ” B AN zelfstandige MSN
on MA jn) / * È
heien Cn AA _/ —e directeur-grootaandeelhouder 1:
aantal Tozo 1 aanvragen OO as & overig aftieffstudent fr
_] minder dan 100 aanvragen N Sn ontvangt uitkering
100 tot 300 \ e — m
300 tot 500 Ó i der ink
Ee \ overig Zonder Inkomen | %
mm 7oo tot goo \
mm goo en meer O0 10 20 30 40 50
mn .. 5
mm _ Tozo 1 aanvragers naar de bijstand?
Hoeveel aanvragers komen in aanmerking voor Tozo 2 en bijstand?
Door ontbreken ander inkomen, inkomen partner en vermogen
Geen recht op tozo 2
5.930 (15%)
EW ENV NA boven vermogensgrens
bedel ee A A Inkomen huishouden (nog)
boven sociaal minimum 2.820 (7%)
onder vermogensgrens
Inkomen van… Recht op tozo 2 KOMEN NDA)
boven vermogensgrens
31.220 (78%)
Inkomen huishouden onder
sociaal minimum
14.740 (37%)
partner onder vermogensgrens
GC) Niet in aanmerking voor bijstand
Mogelijk in aanmerking voor bijstand
OO ) In aanmerking voor bijstand
37% komt waarschijnlijk in Als ook aanvragers met een vermogen tot
aanmerking voor bijstand. Dit komt 1,5 keer de bijstandsgrens worden
meegerekend, komt 40% in aanmerking
neer op ongeveer 14.700 voor bijstand (ongeveer 16.100
ondernemers. ondernemers).
Inkomen onder sociaal minimum Vermogen onder bijstandsgrens
Het sociaal minimum voor alleenstaanden (21+) De vermogensgrens voor bijstand ligt op €6.225
bedraagt €1.219 per maand. Voor een gezamenlijk voor een alleenstaande. Voor een gezamenlijk
huishouden is dit €1.654 per maand huishouden is dat €12.450.
Tozo 1 aanvragers naar de bijstand?
Welke aanvragers komen relatief vaak in aanmerking voor bijstand?
Ondernemers uit
à De Zuidoost die een
p Pl beroep hebben
CV ie 5 B / gedaan op TOZO1
ee [DA \ P, EN. / lijken het vaakst in
dal SAE </ aanmerking te
k: ie F A) f komen voor
NC \ } rp 5 ká bijstand, wanneer
| Je 5 \ En 2 ° de TOZO stopt.
Se Kn \ LE
De
® NN SN
U \ me E IN
Ë SAT ee B
A ae È Td
/ a k
% van alle aavragers dat TT ed,
in aanmerking komt voor bijstand N Á E
tot 20% le e oe
20 tot 30% ê '
30 tot 4,0% »
40 tot 50%
Em 50% en meer
L_ minder dan 200 aanvragen
Welke aanvragers komen relatief vaak in aanmerking voor bijstand?
Vergeleken met alle aanvragers tozo 1 in Amsterdam
Van de ondernemers die
Laag/middelbaar huurders TOZO 1 hebben
. 25"34 Sociaalen De aangevraagd hebben
Jarigen | vrije sector | HEN 25-34 jaar, laag en
ern 558! middelbaar opgeleiden,
HH huurders en
alleenstaanden Cultuur, vervoer, bouw alleenstaanden het
& vaakst recht op TOZO 2
° . Gy O/ en mogelijk ook in een
| Ï | | Ï | later stadium bijstand.
Dit betreft relatief vaak
emma ondernemers uit de
culturele sector, de
vervoerssector en de
bouw.
| Factsheet | 12 | train |
Van:
Verzonden: vrijdag 21 februari 2020 11:33
Aan: Info gemeenteraad
Onderwerp: Uitkomst onderzoek
Geachte Gemeenteraad,
Twee jaar geleden, 24 januari 2018, is deze motie in de gemeenteraad ingediend:
58° Motie van de leden Ermsting en Vroege inzake beleidskader
Puccinimethode (Kwaliteit en comfort vaor Hoofdnet en Plusnet fiets (Gemeenteblad afd,
1, nr. 56)
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— in 30 km-wegen waar Klinkers worden toegepast en die deel uitmaken van
Haoofd- en Plusnet fiets en waar fietsstroken nedig blijven, de mogelijkheid
open te houden om voor die stroken gebruik te maken van asfalt,
— in 30 km-wegen waar Klinkers worden toegepast en die deel uitmaken van
Haofd- en Plusnet fiets zonder fietsstroken bij voorkeur te kiezen voor een
fietsstraat in asfalt, tenzij zwaarwegende overwegingen in het kader van
beschermd stadsgezicht zwaarder wegen.
En door de wethouder opgevat als een “onderzoeksmotie”.
Hij zou onderzoeken wat op 30km mogelijk is.
Wij willen graag weten tot welk resultaat dit onderzoek heeft geleid.
Vriendelijk groetend,
| Raadsadres | 1 | train |
X Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
% Gemeenteblad
% Amendement
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 958
Publicatiedatum 15 november 2013
Ingekomen op 6 november 2013
Ingekomen onder C
Behandeld op 7 november 2013
Status Verworpen
Onderwerp
Amendement van het raadslid de heer Ivens inzake de begroting voor 2014
(scholierenvergoeding).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de begroting voor 2014;
Overwegende dat:
— de scholierenvergoeding is bedoeld voor gezinnen die de kosten voor
bijvoorbeeld school, sport of culturele activiteiten niet kunnen financieren;
— dat voor gezinnen met een minimuminkomen broodnodig kan zijn;
— er1 miljoen euro bezuinigd is op de scholierenvergoeding;
— het verlagen van de kapitaallasten voor de gemeente nuttig is maar momenteel
niet de eerste prioriteit moet hebben,
Besluit:
— _ het college van burgemeester en wethouders te verzoeken, de scholieren-
vergoeding te verhogen;
— hiervoor 1 miljoen euro uit de reserve incidentele ruimte over te hevelen naar
de post Armoedebeleid (volgnummer 6140201).
Het lid van de gemeenteraad,
LGF. vens
1
| Motie | 1 | test |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2013
Afdeling 1
Nummer 989
Publicatiedatum 1 november 2013
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid mevrouw M.C.G. Poot van
12 september 2013 inzake het SZW-rapport over de invloed van ontheffingen op de
arbeidsparticipatie van WWB'ers.
Amsterdam, 31 oktober 2013
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragenstelster:
In het rapport ‘Ontheffing van de arbeidsverplichtingen in de WWB’ concludeert de
Inspectie SZW dat een groot deel van de mensen met een bijstandsuitkering door
gemeenten niet aan de arbeidsplicht wordt gehouden. Een andere conclusie van het
rapport was dat de meeste gemeenten nauwelijks over beleid voor het verlenen van
ontheffingen beschikken en vaak te ruimhartig zijn in het verstrekken van deze
ontheffingen. Dit kan leiden tot rechtsongelijkheid of zelfs tot ontheffingen die in strijd
zijn met de wet. Dit laatste gebeurt volgens het rapport veelvuldig bij ouderen boven
57,5 jaar.
VVD Amsterdam is van mening dat mensen met een uitkering waar mogelijk naar een
baan moeten worden geleid en dat met ontheffingen van arbeidsplicht zo prudent
mogelijk moet worden omgesprongen.
Gezien het vorenstaande heeft vragenstelster op 12 september 2013, namens de
fractie van de VVD, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad
van Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Welk percentage van de WWB'ers wordt in Amsterdam vrijgesteld van
arbeidsplicht? Zit hier een stijgende of juist dalende lijn in ten opzichte van de
afgelopen jaren?
Antwoord:
Aan 27% van de WWB-gerechtigden is een ontheffing verleend van de actieve
sollicitatieplicht.
Ten opzichte van de afgelopen jaren vertoont dit percentage een dalende lijn.
Twee jaar geleden had nog 36% een ontheffing van de actieve sollicitatieplicht.
In Amsterdam worden bijstandsgerechtigden in beginsel nooit volledig ontheven
van de verplichtingen gericht op arbeidsintegratie. Zo is elke bijstandsgerechtigde
in Amsterdam verplicht te verschijnen op een oproep voor een gesprek over diens
mogelijkheden voor werk, mee te werken aan een onderzoek hiernaar en — als
hem of haar dit wordt aangeboden — mee te werken aan re-integratietraject.
1
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neeing deo Gemeenteblad
Datum 4 november 2013 Schriftelijke vragen, donderdag 12 september 2013
Hierbij moet uiteraard rekening worden gehouden met diens mogelijkheden en
eventuele belemmeringen.
2. Kan het college door middel van een top 5 aangeven welke groepen WWB'ers in
Amsterdam recht hebben op en gebruikmaken van ontheffing van de
arbeidsplicht?
Antwoord:
De meest voorkomende reden voor een ontheffing zijn medische redenen (71%),
gevolgd door sociale redenen (17%) en een grote afstand tot de arbeidsmarkt
(10%).
Van de 11.512 bijstandsgerechtigden met een ontheffing van de actieve
sollicitatieplicht zijn de meesten ingedeeld op trede 1 van de Participatieladder:
7.475 personen. In trede 2 gaat het om nog eens 3.566 personen.
3. Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen wie in aanmerking komt voor
ontheffing van arbeidsplicht? In welke en hoeveel gevallen wordt van deze criteria
afgeweken? Wie bepaalt in deze gevallen dat er mag worden afgeweken van de
criteria?
Antwoord:
Dringende redenen voor een ontheffing van de actieve sollicitatieplicht kunnen
zijn dat de betrokkene volledig arbeidsongeschikt is of volledig in beslag wordt
genomen door sociale omstandigheden. Daarnaast kan ontheffing worden
verleend wanneer iemand door een te grote afstand tot de arbeidsmarkt
vooralsnog geen kans heeft op werk. De klantmanager beslist over het verlenen
van een ontheffing, waarbij zo nodig arbeidsmedisch advies wordt ingewonnen.
De adviesvraag is met name ook gericht op de mogelijkheden die iemand heeft
voor werk.
Wanneer er aanleiding is voor een ontheffing, verleent DWI deze voor de duur
van maximaal een jaar; ook als de keuringsarts heeft vastgesteld dat een klant
gedurende een langere periode niet is te belasten met arbeid. Dit omdat DWI
iedere klant minimaal eens per jaar wil spreken om te bezien of in de situatie van
de klant veranderingen zijn opgetreden. Slechts in uitzonderlijke situaties kan een
ontheffing van langer dan een jaar worden gegeven. Tegen de beslissing om wel
of geen ontheffing te verlenen staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep
open.
4. Zijn er bij het college voorbeelden bekend van het ontheffen van WWB'ers van de
arbeidsplicht die in strijd zijn met de wet? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?
Zijn onder deze gevallen ook ouderen die vanwege hun leeftijd worden ontheven
van arbeidsplicht?
Antwoord:
Dergelijke voorbeelden zijn het college niet bekend. Niet valt echter uit te sluiten
dat een ontheffing is gebaseerd op een verkeerde inschatting van iemands
omstandigheden of mogelijkheden. Of dat de redenen waarom eerder een
ontheffing is verleend, niet langer actueel zijn. Daarom is het belangrijk dat ten
minste jaarlijks wordt beoordeeld of er voor een ontheffing van de actieve
sollicitatieplicht nog aanleiding is. Een hoge leeftijd is overigens in het
Amsterdamse beleid op zichzelf geen reden voor een ontheffing.
2
Jaar 2013 Gemeente Amsterdam R
Neng 1 Gemeenteblad
Datum 20 ember 2013 Schriftelijke vragen, donderdag 12 september 2013
5. Kan het college aangeven welke maatregelen zij gaat nemen om dit in de
toekomst te voorkomen?
Antwoord:
Zoals gezegd is het beleid om ontheffingen ten minste jaarlijks te heroverwegen.
Daarnaast loopt momenteel het Kanstraject om voor alle bijstandsgerechtigden
die zijn ingedeeld op trede 2, te beoordelen welke mogelijkheden zij hebben om
aan het werk te gaan of op een andere manier actief te worden.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | train |
x Gemeente Amsterdam BWK
% Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken,
Klimaat en energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort,
x Volkshuisvesting, Wijkaanpak en Stedenbeleid
Agenda, woensdag 6 oktober 2010
Hierbij wordt u uitgenodigd voor de openbare vergadering van de Raadscommissie
voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en energie,
Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Tijd 09.00 tot 12.00 uur en van 19.30 uur tot 22.30 uur
Locatie De Boekmanzaal
Algemeen
1 Opening
2 Mededelingen
3 Vaststellen agenda
4 _Inspreekhalfuur Publiek
5 Actualiteiten
6 Conceptverslag van de openbare vergadering van
de Raadscommissie BWK d.d. 15 september 2010
e Tekstuele wijzigingen worden voor de vergadering aan de commissiegriffier
doorgegeven, commissieBWK@raadsgriffie. amsterdam.nl
Degenen die bij één van de agendapunten wensen in te spreken kunnen tot 24 uur voor de aanvang van de
vergadering spreektijd aanvragen bij de raadsgriffie telefoon 020-5522062. De vermelde aanvangstijden zijn
slechts richtlijnen waaraan geen rechten zijn te ontlenen. Men dient derhalve tijdig aanwezig te zijn.
Voor degenen die gebruik willen maken van het “inspreekhalfuur” geldt het bovenstaande ook, met dien
verstande dat men het onderwerp dient aan te geven en dat het onderwerp niet als agendapunt op de agenda
staat. De vergaderingen zijn openbaar en hiervan worden geluids- en beeldregistraties gemaakt.
De agenda van de raadscommissie is ook te vinden via internet: www.gemeenteraad.amsterdam.nl.
Voor algemene informatie: [email protected]
1
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Agenda, woensdag 6 oktober 2010
7 Openstaande toezeggingen
e Vanwege een langdurige technische storing in Andreas is er geen geactualiseerde lijst
meegezonden
8 Termijnagenda
e Vanwege een langdurige technische storing in Andreas is er geen geactualiseerde lijst
meegezonden
9 Openstaande Schriftelijke vragen
10 Rondvraag - Tkn lijst
Ruimtelijke Ordening
11 Vaststelling van het voorbereidingsbesluit Zeeburgereiland Nr. BD2010-005175
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 20 oktober 2010)
12 Vaststelling voorbereidingsbesluit Middenmeer Noord Nr. BD2010-005172
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 20 oktober 2010)
13 Locatiebeleid: afhandeling van motie 146 van het raadslid Van Doorninck inzake
de evaluatie van de werking van het locatiebeleid Nr. BD2010-005245
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 20 oktober 2010)
e _Deleden van de Raadscommissie voor Economische Zaken, Bedrijfsvoering en
Inkoop, Bedrijven en Deelnemingen, Personeel en Organisatie, Dienstverlening,
Luchthaven, ICT, Dierenwelzijn en Waterbeheer en de leden van de
Raadscommissie voor Verkeer, Vervoer en Infrastructuur zijn hierbij uitgenodigd
2
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Agenda, woensdag 6 oktober 2010
Grondzaken
14 Initiatiefvoorstel van het raadslid Mulder (PvdA) van 1 maart 2010, getiteld:
Bestrijding leegstand kantoren. Nr. BD2010-005776
e Bespreking tweede termijn
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Aangehouden in de raadscommissie BWK d.d. 15 september 2010
e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd te behandelen met agendapunt 15
15 jaarverslag kantorenloods 2009, bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel van
het raadslid Mulder inzake bestrijding leegstand kantoren en beantwoording van
raadscommissievragen in relatie tot transformatie kantoorpanden Nr. BD2010-
005805
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Voorgesteld wordt dit punt gevoegd te behandelen met agendapunt 14
Volkshuisvesting
16 publicatie ' Kiezen voor Studentenhuisvesting' , 2010 Nr. BD2010-005804
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e _Portefeuillehouders Ossel en Van Poelgeest zijn hierbij aanwezig
17 zienswijze op fusie Ymere met Goed Wonen Noord-Kennemerland Nr. BD2010-
005793
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
18 Zienswijze fusie Eigen Haard en Woongroep Holland Nr. BD2010-005774
e Bespreking tweede termijn
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Aangehouden in de raadscommissie BWK, d.d. 15 september 2010
3
Gemeente Amsterdam
Raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Wonen, Grondzaken, Klimaat en BWK
energie, Openbare Ruimte en Groen, Zeehaven en Westpoort, Volkshuisvesting, Wijkaanpak
en Stedenbeleid
Agenda, woensdag 6 oktober 2010
Zeehaven en Westpoort
19 Gebiedsvisie externe veiligheid Westpoort Nr. BD2010-005775
e _Terbespreking en voor kennisgeving aannemen
e Geagendeerd op verzoek van commissielid De Goede (GrLí)
e Was Tkn 11 in de raadscommissie FEZ d.d. 4 februari 2010
, _ Uitgesteld in de raadscommissie BWK d.d. 23 juni, 25 augustus
en 15 september 2010
e _ Stukken zijn reeds in uw bezit
20 Beschikbaar stellen van een krediet van € 5.750.000, exclusief verhaalbare
BTW voor de aanleg van een boord-overslagfaciliteit in de Afrikahaven Nr.
BD2010-004912
e De gemeenteraad te adviseren in te stemmen met de raadsvoordracht
(Gemeenteraad d.d. 20 oktober 2010)
BESLOTEN DEEL
4
| Agenda | 4 | train |
> < Gemeente Raadsinformatiebrief
| Amsterdam Afdoening toezegging en motie
Aan: De leden van de gemeenteraad van Amsterdam
Datum 11 oktober 2022
Portefeuille(s) Lucht-en zeehaven en Deelnemingen
Portefeuillehouder(s): Hester van Buren en Shula Rijxman
Behandeld door A.M. Reussink
Onderwerp Afdoening toezeggingen commissie FKD en afdoen motie 306 van het lid
Ernsting van GroenLinks c.s.
Geachte leden van de gemeenteraad,
Op 8 september zijn, tijdens de vergadering van de raadscommissie FKD, v enkele toezeggingen
gedaan. In de vergadering van de gemeenteraad van 14 september 2022 heeft uw raad bij de
behandeling van de Commissieactualiteit inzake Plannen Schiphol bouw nieuwe terminal ook een
motie van het lid Ernsting inzake Plannen Schiphol voor bouw nieuwe terminal aangenomen.
In deze brief gaat het college in op deze toezeggingen en de motie.
Arbeidsomstandigheden
De leden lid Asruf (PvdA), Bobeldijk (SP) en Ernsting (GroenLinks) hebben gevraagd een
terugkoppeling te geven van motie 93 inzake onderzoek naar gezondheid grondpersoneel
Schiphol. Deze motie is op 11 mei 2022 afgedaan. Kern van de beantwoording is dat de
(toenmalige) wethouder Lucht- en zeehaven eind vorig jaar een serie gesprekken heeft gevoerd
met CEO en Raad van Commissarissen. De wethouder Lucht- en zeehaven heeft zijn zorgen geuit
over de arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en de gezondheid van de mensen die op
platforms werken. Het college wil dat alle deelnemingen van de gemeente ‘best in class’ zijn op
het gebied van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, conform ons beleid voor verbonden
partijen.
Er is tevens verzocht om een terugkoppeling van het gesprek met de inspecteur-generaal van de
Arbeidsinspectie. Op 21 september jongstleden heeft wethouder van Buren een gesprek gevoerd
net de Inspecteur-generaal, de heer Rits de Boer. Tijdens dit gesprek heeft de inspecteur-generaal
een algemene toelichting gegeven op de werkwijze van de Arbeidsinspectie. De wethouder heeft
de handelswijze van inspectie in de casus zoals onlangs ter sprake gebracht door Nieuwsuur
besproken en heeft gewezen op alertheid van de inspectie.
De inspecteur-generaal is geschrokken van de berichtgeving en is vooruitlopend op de uitzending
met een team van inspecteurs ter plaatse geweest. Resultaten zijn nog niet bekend, omdat het
onderzoek nog loopt.
De Arbeidsinspectie heeft aangegeven dat Schiphol niet in formele zin kan worden aangesproken
door de inspectie, omdat het niet de werkgever is. Schiphol heeft als opdrachtgever wel een
belangrijke rol om te zorgen dat bedrijven die voor Schiphol werken zorgen voor veilige en
gezonde werkomstandigheden en goede arbeidsvoorwaarden op de luchthaven.
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 oktober 2022
Pagina 2 van 4
Op 10 oktober is ook een gesprek geweest met de heer Benschop. Hierin is ook gewezen op de rol
van Schiphol. En het blijvende belang van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en goede
arbeidsvoorwaarden op Schiphol.
Daarnaast heeft de wethouder Lucht- en zeehaven op 28 september j.l. ook een gesprek gevoerd
met de heer Joost van Doesburg, campagneleider Schiphol bij de FNV over de
arbeidsomstandigheden en -voorwaarden op Schiphol. Dit gesprek heeft bijgedragen aan inzicht
en kennis over beide onderwerpen. Onlangs heeft de CNV Vakmensen een brief gestuurd aan de
Tweede Kamer over de situatie van werknemers op Schiphol. CNV roept op om niet meer op prijs,
maar op kwaliteit van werk en sociale criteria te sturen.
Doelstellingen aandeelhouderschap
Tijdens de raadscommissie is op aangeven van leden lid Asruf (PvdA), Bobeldijk (SP) en Ernsting
(GroenLinks) toegezegd duidelijkheid te geven over de doelstellingen van het
aandeelhouderschap van Schiphol voor de komende jaren.
De doelstellingen van het college ten aanzien van Schiphol heeft zijn vastgelegd in het
coalitieakkoord: “Wat Amsterdam betreft is de groei van het aantal vluchten van Schiphol
uitgesloten vanuit klimaatoogpunt, veiligheid, overlast en volksgezondheid. Ook beperkt Schiphol
te vaak de bouwambitie van Amsterdam en de regio. Voor ons gaan leefbaarheid, klimaat en
woningen altijd boven vliegreizen. We blijven ons inzetten voor minder nachtvluchten en het
schrappen van korte vluchten door meer internationale treinverbindingen. We borgen goede
verbindingen aangezien deze noodzakelijk zijn voor de economie in de Metropoolregio.”
Naar aanleiding van de daarna door het Kabinet aangekondigde krimpbesluit heeft het college
nader gesproken aan de hand van bovenstaande doelstellingen.
Het college vindt het goed dat de minister het belang van de leefomgeving nu erkent. Het is
zoeken naar een balans tussen de verschillende publieke belangen en opgaven. Schiphol draagt als
multimodaal knooppunt en haar bestemmingennetwerk bij aan de internationale verbondenheid
van Amsterdam en is een drager van werkgelegenheid in onze regio. Daar staat tegenover dat de
impact van Schiphol via geluidsbelasting, CO2, stikstofuitstoot en (ultra)fijnstof onevenredig groot
is. Een gezonde en veilige leefomgeving voor onze inwoners staat voorop. Daarom moet de
uitstoot van Schiphol over de volle breedte worden teruggedrongen. Ook om zo ruimte te houden
voor bijvoorbeeld de woningbouwambities. Vliegen is geen doel op zich voor het college. Niet voor
het milieu, niet voor de omgeving en ook niet voor de mensen die werken op Schiphol.
In de discussie over de toekomst blijft het college de woon- en leefomgeving voorop stellen. Dat
betekent dat het college krimp van uitstoot wil. Dat levert ruimte op voor een gezonde
leefomgeving, met minder hinder en meer ruimte voor belangrijke opgaven zoals de woningbouw.
Het is cruciaal dat er een plan komt voor slimme krimp. Als het aantal vluchten vermindert, maar
deze vervolgens worden uitgevoerd met grotere, vervuilende en lawaaiige vliegtuigen, verbetert
er weinig voor de omgeving. Daarom vindt het college het ook belangrijk dat er meer sturing komt
op het type vluchten; de vluchten die belangrijk zijn voor onze regionale economie en niet de
zoveelste ‘prijsknaller’. Daarnaast pleit het college voor uitbreiding van duurzame alternatieven,
zoals het vervangen van korte afstandsvluchten door internationaal treinverkeer. Dat heeft wat
het college betreft echt prioriteit.
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 oktober 2022
Pagina 3 van 4
Het college draagt deze doelstellingen uit als aandeelhouder en gesprekspartner voor alle
betrokken partijen.
Notulen Aandeelhoudersvergadering Schiphol
Het raadslid Boomsma heeft verzocht om de notulen inclusief de relevante stukken van de
aandeelhoudersvergadering van 12 april 2022 te delen en aan te geven wanneer dit gebeurt. Op 8
juni 2022 zijn hier schriftelijke vragen over gesteld. Deze zijn op 5 juli j.l. beantwoord. De concept
notulen en de relevante stukken van de aandeelhoudersvergadering zijn toegevoegd als geheime
bijlage bij deze brief. Hierbij wordt dezelfde lijn gehanteerd als de minister van Financiën onlangs
richting de Tweede Kamer heeft gehanteerd.
Ontwikkelruimte
Raadslid Meerburg (PvdD) heeft gevraagd een opheldering te geven over de term
‘ontwikkelruimte! in het manifest over het vestigingsklimaat in de Amsterdamse regio, mede-
ondertekend door de Burgemeester als voorzitter van de Amsterdam Economic Board. In de brief
staat de zin “Er moet ontwikkelruimte voor Schiphol als multimodaal vervoersknooppunt zijn,
inclusief het doortrekken van de Noord-Zuidlijn.” Uw raad is hierover geïnformeerd in de
vergadering van 23 december 2021. Daar is toegelicht dat in deze zin specifiek ontwikkelruimte
van Schiphol als multimodaal vervoersknooppunt wordt genoemd. Dit omvat nadrukkelijk alle
modaliteiten zoals internationaal treinverkeer. Door een sterke ontwikkeling van internationaal
treinverkeer en Schiphol als multimodale hub kan substitutie (vervangen vliegverkeer door
treinen) bereikt worden.
Publicatie Tenderned Terminal Zuid
Raadslid Ernsting (GroenLinks) heeft gevraagd om terug te komen op de vraag of het college vóór
de publicatie op Tenderned op de hoogte was van de plannen van Schiphol met betrekking tot de
nieuwe terminal. En om aan te geven of de bouw van de terminal nieuw licht werpt op de aanleg
van een metrolijn naar Schiphol waar Amsterdam in investeert.
Het plan om mogelijk een extra Terminal Zuid te bouwen is onderdeel van een groter
investeringsprogramma van € 1,5 miljard. Dit masterplan is goedgekeurd door het toenmalige
college in 2016 en in 2018 is ingestemd met een budgetwijziging voor het plan. In 2018 is de raad
geïnformeerd. De specifieke uitwerking van de bouw van de terminal wordt nu onderzocht (via
een publicatie in Tenderned). Een dergelijke uitvraag in Tenderned valt onder de operationele
bevoegdheid van Schiphol. Een goedkeuring van de aandeelhouders is niet nodig hiervoor.
De investering voor de bouw van de terminal zal naar verwachting eind 2024 aan de
aandeelhouders worden voorgelegd. Bij een uiteindelijk afweging door het college zullen
genoemde doelstellingen voorop staan. Tegenover investeringen met name gericht op
capaciteitsuitbreiding staat het college afwijzend.
De bouw van een terminal zou geen nieuw licht werpen op het aanleggen van de Noord-Zuidlijn
naar Hoofddorp. Deze investering is nodig om het drukbezette treinspoor te ontlasten en meer
internationaal treinverkeer mogelijk te maken, ongeacht of de terminal Zuid al dan niet gebouwd
wordt.
Motie 306 - Plannen Schiphol voor bouw nieuwe terminal
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
Gemeente Amsterdam, raadsinformatiebrief Datum 11 oktober 2022
Pagina 4 van 4
In de vergadering van de gemeenteraad van 14 september 2022 heeft uw raad bij de behandeling
van de Commissieactualiteit inzake Plannen Schiphol bouw nieuwe terminal motie 306 van
raadsleden Ernsting, Schmit, Bakker, Asruf en Khan aangenomen. Daarin wordt het college
gevraagd om
1. Nuten noodzaak voor de ontwikkelingen rond Schiphol te beoordelen in het licht van een
vermindering van het aantal vluchten, zoals bijvoorbeeld die door het kabinet besloten.
2. Actiefte sturen via het aandeelhouderschap op in elk geval het in compliance zijn van
Schiphol aan alle geldende wet- en regelgeving in de bedrijfsvoering; ook als die is
uitbesteed aan derde partijen.
Het college geeft als volgt uitvoering aan de motie:
1. Bij beoordeling van ontwikkelingen rondom Schiphol gaat het college uit van de eigen
genoemde doelstellingen en de doelstellingen van het Kabinet om het aantal vluchten te
verminderen. Het college staat afwijzend tegenover investeringen met name gericht op
capaciteitsuitbreiding.
2. Hetcollege verwacht van de deelnemingen en haar onderaannemers dat zij voldoen aan
geldende wet- en regelgeving. Het college benut alle mogelijkheden om aandacht te
vragen voor dergelijke compliance. De gesprekken met de arbeidsinspectie, de FNV en
Schiphol kunnen in dit licht worden bezien.
Het college beschouwt de motie hiermee als afgehandeld.
Met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
Hester van Buren Shula Rijxman
Wethouder Lucht- en zeehaven Wethouder Deelnemingen
Bijlagen
1. Motie 306 Commissieactualiteit inzake Plannen Schiphol bouw nieuwe terminal
2. GEHEIM Notulen en relevante stukken AvA Schiphol
Een routebeschrijving vindt v op amsterdam.nl
| Motie | 4 | discard |
x Gemeente Amsterdam R
Gemeenteraad
x% Gemeenteblad
% Motie
Jaar 2015
Afdeling 1
Nummer 949
Publicatiedatum 9 oktober 2015
Ingekomen onder AB
Ingekomen op woensdag 30 september 2015
Behandeld op woensdag 30 september 2015
Status Aangenomen
Onderwerp
Motie van het lid Alberts inzake de Agenda Groen (Amsterdamse Bos).
Aan de gemeenteraad
Ondergetekende heeft de eer voor te stellen:
De raad,
Gehoord de discussie over de Agenda Groen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 806);
Overwegende dat:
— erin Nederland een formeel definitieverschil bestaat tussen een bos en een park;
— de agenda groen geen onderscheid maakt tussen een aantal grote Amsterdamse
stadsparken en het Amsterdamse Bos;
— het Amsterdamse Bos en het karakter daarvan onder druk staan van plannen in
het kader van de sportas en onder druk staat van festivals en andere
evenementen.
Verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
— het Amsterdamse Bos niet als park te behandelen, maar als bos en daarbij de
Boswet in acht te nemen;
— rekening te houden met het Amsterdamse Bos en het karakter van het bos bij
activiteiten en plannen.
Het lid van de gemeenteraad
R. Alberts
1
| Motie | 1 | discard |
NOTA VAN UITGANGSPUNTEN
Transformatie Burgemeester Röellstraat
he ile Ee ON dans À at ern:
ee ETT
eN a :
= Lm TE mr nee a Ee É
1959 mn
apr Je A ne "
Rd LAZ ee Y ù Gon | R
b 3 et BT RM Ee
Binh
A0 veen |
SR De ee en. Lr
Ere
LEEN teel Ned: Ker ee
| ZIEN en It ad en Slam CEST rd
He llsvell Al: ie A
2030 Mar
Versie 3.4, 22 april 2021
Colofon
Verantwoordelijk wethouder
Dhr. E.J. de Vries, Verkeer, Vervoer, Water en Luchtkwaliteit
Opdrachtgever project
Nabila Bovabbouz, Grond en Ontwikkeling
Senior projectmanager
Bouke Kapteijn, Projectmanagementbureau
Projectmanager
Adri Hofstra, Ingenieursbureau
Projectgroep
Projectmanager — Adri Hofstra, ingenieursbureau PM
Manager projectbeheersing — Ronald Groot/Michiel Dubbelaar, ingenieursbureau PB&KD
Contractmanager — Jasper Smidt, ingenieursbureau PM
Omgevingsmanager — Willeke Schrama, ingenieursbureau PM
Technisch manager — Nenad Sinadinovic, ingenieursbureau MV
Ondersteuning — Elma de Jong, ingenieursbureau MV
Adviesgroep
Vervoerregio Amsterdam — Titus Reijntjes
MET — Alex Muller
GVB — Debora Zijdenbos
GVB — Simon de Vroege
V&OR — Onno van het Groenewoud
Beleidsmedewerker verkeer en parkeren — Lars Duin
Opdrachtgeversoverleg
Ambtelijk opdrachtgever G&O - Nabila Bouabbouz
Ambtelijk opdrachtgever V&OR — Sander Smit
MET - Thomas van Egmond
Vervoerregio Amsterdam — Menko Noordegraaf
GVB — Peter Tigchelaar
Projectmanager IB — Adri Hofstra
Senior Projectmanager (G&O, PMB) — Bouke Kapteijn
2
Vooraf
De Burgemeester Röellstraat is een straat in Amsterdam Nieuw-West. De straat loopt van het
Lambertus Zijlplein in oostelijke richting naar metrostation Jan van Galenstraat, waar de straat overgaat
in de Jan van Galenstraat. De familienaam Röell wordt uitgesproken als Reu-el, daarom staat het trema
op de letter o. Een veelgemaakte fout is de uitspraak Ro-el door mensen die denken dat het trema op de
e staat zoals in Joël.
De straat kreeg zijn naam in 1952 en werd vernoemd naar Antonie baron Röell (1864-1940),
burgemeester van Amsterdam van 1910 tot 1915, daarna commissaris van de Koningin voor Noord-
Holland.
es
3 ee
LJ
# dn 5 ETT
De straat is, net als de Cornelis Lelylaan, gedeeltelijk verhoogd aangelegd met ongelijkvloerse, maar ook
gelijkvloerse, kruisingen. Over de Burgemeester Cramergracht en de Burgemeester Van de Pollstraat
liggen een brug en een viaduct van Piet Kramer vit 1953; brug nr. 604 staat sinds 2011 op de
gemeentelijke monumentenlijst. Bij de kruising met de Slotermeerlaan is er een rotonde, het
Burgemeester Röellcircuit. Het verhoogd liggende deel tussen de Burgemeester Van Leeuwenlaan en
het Lambertus Zijlplein is in 2000 afgegraven en de viaducten zijn gesloopt. Sinds 2001 ligt hier een
gelijkvloerse trambaan.
Tussen de Slotermeerlaan en het Lambertus Zijlplein rijdt tramlijn 13 sinds 1974. Tussen de Jan van
Galenstraat en de Slotermeerlaan rijdt lijn 13 sinds 1989 door de straat.
(Bron: Wikipedia)
3
Inhoud
Samenvatting
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
1.2 Plangebied en onderdelen
1.3 Doel Nota van uitgangspunten
1.4 Relatie Plaberum — besluiten gebiedsontwikkelingen
1.5 Aanpak
2 Doel van het project
2.1 Onderzoeksvraag
3 Context project
3.1 Beleidskader
3.1.1 Visiedocumenten
3.1.2 Stedelijke kaders
3.1.3 Agenda's en Programma's
3.2 Omgevingsprojecten
4 Analyse en probleemstelling huidige situatie
4.1 Algemene sterktes en zwaktes
4.2 Deel A, Lambertus Zijlplein tot Dr. H. Colijnstraat
4.3 Deel B, Dr. H. Colijnstraat tot Burgemeester Röellcircuit
4.4 Deel C, Burgemeester Röellcircuit
4.5 Deel D, Burgemeester Röellcircuit tot rijweg viaduct Burgemeester van de Pollstraat
4.6 Deel E‚ Burgemeester van de Pollstraat tot Jan Tooropstraat incl. metrostation Jan van Galenstraat
5 Ontwerpverkenning
5.1 Randvoorwaarden ontwerpverkenning
5.2 Toetsingsproces
5.3 Geraadpleegde partijen
5.4 Participatie omwonenden, ondernemers, bezoekers
5.5 Centrale Verkeerscommissie
6 Beschrijving oplossingsrichtingen
6.1 Herkenbaarheid door standaardprofiel
6.2 Fietsverkeer
6.3 Tram
6.3.1 Tramhalte Lambertus Zijlplein
6.3.2 Tramhalte Dr. Colijnstraat
6.3.3 Tramhalte Burgemeester Van leeuwenlaan
6.3.4 Tramhalte Röellcircuit / Slotermeerlaan
6.3.5 Tramhaltes Burgemeester Rendorpstraat en metrohalte Jan van Galenstraat
6.3.6 Route ov-nachtbus
6.4 Verkeersveiligheid
6.5 Duurzaamheid
6.6 Kunst
6.7 Deel A, Lambertus Zijlplein tot Dr. H. Colijnstraat
6.8 Deel B, Dr. H. Colijnstraat tot Burgemeester Röellcircuit
6.8.1 Onderzoek noodzaak verleggen trambaan
6.9 Deel C, Burgemeester Röellcircuit
6.10 Deel D, Burgemeester Röellcircuit tot rijweg viaduct Burgemeester van de Pollstraat
4
6.11 Deel E‚ Burgemeester van de Pollstraat tot Jan Tooropstraat incl. metrostation Jan van Galenstraat
6.12 Conclusies ontwerpverkenning
7 Randvoorwaarden en uitgangspunten ontwerp
Bijlage
1 Verslag virtuele wandeling d.d. 3 oktober 2020, herinrichting Burgemeester Röellstraat
5
De Burgemeester Röellstraat is de belangrijkste ontsluitingsweg voor Geuzenveld, Slotermeer.
Gekoppeld aan de vernieuwing van de aanliggende buurten, vanuit het programma Ontwikkelbuurten, is
de ambitie om de Burgemeester Röellstraat om te vormen tot een aantrekkelijke stadslaan. Hiermee
verbetert niet alleen de uitstraling, (sociale) veiligheid en verblijfskwaliteit, maar ontstaat ook ruimte om
ca 1.600 woningen toe te voegen.
Ren ee kaa 5 Jaeden rd ter nr eer
Ne Ln We EE nd NG nn Neen
US ed Nm en WE geen
de Re nan Ee
ee gt, PP zr Es B
Kn E | d 5 beed 5 , se . ef / el vin Á
Ee en oh en Ie Bn ERR. ze
2 Ln IL BV 5 EO Er 1E OE nn rp
Re B tide gens vr Hf Erle ee 2
Sr Keener PO Jo) mn peer en EA ien named
id „en a dean rn ee ien Kr en zi ke Dn P hes E dm
oe gef h NE 8 BE E fi if aan ei Se 5 nn En B In
B EEN nn
sn BENEN Kaar af mdk ER mm Mee en
Er LE ee RN
e es D/E —- k rn Á ai
dn 7 AL Nene ma | :
ENE VA dia sal amd nb am
Luchtfoto van de Burgemeester Röellstraat, gezien richting het oosten
De voorliggende Nota van Uitgangspunten is in samenwerking met stadsdeel Nieuw-West, GVB en de
Vervoerregio Amsterdam tot stand gekomen. Hierin worden de oplossingsrichtingen en
randvoorwaarden omschreven voor de herprofilering van de straat, met als voornaamste doelen het
verbeteren van de ruimtelijk kwaliteit en de veiligheid naast het minimaal gelijk houden, maar liever nog
verbeteren van de doorstroming van het verkeer, met name tram en fiets.
Hiertoe zijn samen met betrokken partijen verschillende mogelijkheden verkent. Ook hebben twee
(digitale) bijeenkomsten plaatsgevonden met bewoners. Op basis van een analyse van de opgave en
verschillende ruimtelijke verkenningen is gekomen tot een oplossingsrichting (voorkeursscenario) dat
bestaat uit de volgende hoofdlijnen:
1. Eenstandaard profiel voor de gehele straat met 4-dubbele bomenrijen, hagen langs de
trambaan die in gras ligt en bloemrijke bermen rond de rijweg.
2. Het hiertoe verplaatsen van de trambaan tussen Burgemeester van Leeuwenlaan en het
Röellcircuit.
3. Geen aanpassingen aan het Röellcircuit zelf.
6
4. Het opnemen in het project van het deel ter hoogte van het metrohalte Jan van Galenstraat tot
aan de Jan Tooropstraat.
Met deze oplossing kunnen de volgende doelen worden behaald:
a. Hetverbeteren van de uitstraling en verblijfskwaliteit.
b. Het behoud van de doorstroming van het autoverkeer en verbetering van die van de tram.
c. Destraat aantrekkelijker maken voor voetgangers en fietsers.
d. Het verbeteren van de veiligheid, met name van een aantal kruispunten.
e. Het verhogen van de ecologische waarde en klimaatbestendigheid.
Met het vaststellen van deze nota worden de uitgangspunten vastgelegd zodat de straat zowel
verkeerstechnisch als ruimtelijk in samenhang kan worden ontworpen en gerealiseerd. Bij de vaststelling
hiervan wordt nog geen besluit voorgelegd over de financiering. De herinrichting van de verschillende
delen van de Burgemeester Röellstraat is namelijk onlosmakelijk verbonden met de aanpak
(gebiedsontwikkeling) van de naastgelegen buurten: Lodewijk van Deysselbuurt, Dichtersbuurt en Louis
Couperusbuurt. De kosten worden daarom meegenomen in de betreffende grondexploitaties en
investeringsbesluiten van deze projecten.
Een uitzondering hierop is het deel rondom het metrostation Jan van Galenstraat (tot de Jan
Tooropstraat). Duidelijk is dat hier een grote verbetering mogelijk is, zowel qua uitstraling als qua
verkeersveiligheid. Gezien de complexiteit en het grote aantal stakeholders vergt dit deel nader
onderzoek. Ook maakt dit deel geen direct onderdeel vit van de gebiedsontwikkelingen in Geuzenveld,
Slotermeer, waardoor de financiering op een andere manier moet worden geregeld. Het voorstel is
daarom om hier een aanvullende Nota van Uitgangspunten op te stellen.
7
1 Inleiding
1.1 Achtergrond
Voor de start van dit project gelden meerdere aanleidingen. De belangrijkste is de wens om het gebied
als geheel, samen met de herontwikkeling van de aangrenzende buurten te versterken en beter te laten
aansluiten op de stad binnen de ring. Nieuw-West is sterk in ontwikkeling. De Burgemeester Röellstraat
heeft veel potentie. Door herprofilering kan de openbare ruimte beter worden ingericht en ontstaat
ruimte voor het bijbouwen van woningen.
In Koers 20-25 wordt hierover het volgende geschreven:
“Juist stadsstraten kunnen een centrale rol spelen in het faciliteren van de gemengde stad. De
Burgemeester Röellstraat heeft de potentie om te transformeren van een verkeersweg tot een nieuw
type stadsstraat: een straat waaraan ruimte is voor de vraag naar extra wonen, bedrijvigheid en
voorzieningen”.
Het einddoel van het project is de herprofilering van de Burgemeester Röellstraat; om de straat om te
vormen tot een aantrekkelijke stadslaan en ruimte te creëren voor nieuwbouw aan de noordzijde als
onderdeel van de gebiedsontwikkeling van de aanliggende buurten (Louis Couperusbuurt, Dichtersbuurt
en Lodewijk van Deysselbuurt). Door het verleggen van de trambaan verdwijnt de huidige slinger in het
spoor en verbetert de aansluiting op de rotonde bij de Slotermeerlaan.
De mogelijkheid van het verleggen van de trambaan is onderzocht. De slinger verdwijnt en de
aansluiting op de rotonde bij de Slotermeerlaan verbeterd. De trambaanverlegging geeft meer ruimte
voor de herontwikkeling van de Van Deysselbuurt.
Het Burgemeester Röellcircuit (de rotonde) maakt geen onderdeel vit van het project. Wel wordt bij de
aansluitingen rekening gehouden met de mogelijkheid om in de toekomst de tram rechtdoor, over het
hart van het circuit, te laten kruisen met de Slotermeerlaan.
In maart 2020 is de Startnotitie herprofilering Burgemeester Röellstraat opgesteld. De startnotitie was
het resultaat van de initiatieffase PBl-1 en beschrijft de projectopdracht en de oplossingsrichtingen voor
de herprofilering van de Burgemeester Röellstraat. Op basis van de Startnotitie heeft de ambtelijk
opdrachtgever het besluit genomen om verder te gaan met PBl-fase 2, het opstellen van de Nota van
Uitgangspunten.
Het opdrachtgeverschap zal na PBl-fase 2 overgaan naar Grond en Ontwikkeling. De uitvoering van de
herprofilering wordt namelijk meegenomen in de grondexploitaties en investeringsbesluiten van de
betrokken ontwikkelbuurten.
1.2 Plangebied en onderdelen
De volgende onderdelen van de Burgemeester Röellstraat vormen gezamenlijk het plangebied (zie A, B,
C, D en E in schema hieronder).
Ais het gedeelte Lambertus Zijlplein tot Dr. H. Colijnstraat
B is het gedeelte Dr. H. Colijnstraat tot Burgemeester Röellcircuit
Cis het Burgemeester Röellcircuit
D is het gedeelte Burgemeester Röellcircuit tot rijweg viaduct Burgemeester van de Pollstraat
E is het gedeelte Burgemeester van de Pollstraat tot Jan Tooropstraat incl. metrostation Jan van
Galenstraat
8
1
1
1
A 1
B 1
C 1
1
D 1
1
1
Ei,
Ï
1
Ï
I
Plangebied
Ten aanzien van deel E‚ het gedeelte van de Burgemeester van de Pollstraat tot de Jan Tooropstraat,
geldt dat nog nader onderzoek moet worden gedaan naar de precieze plek van de overgang van het
bredere profiel (oostzijde) naar het smallere profiel (westzijde) om een zo natuurlijk mogelijk overgang
naar de bestaande situatie te creëren.
1.3 Doel Nota van Uitgangspunten
Bij grotere herinrichtingsprojecten wordt eerst een Nota van Uitgangspunten opgesteld. Hierin staan de
knelpunten van de huidige inrichting en de kaders en vitgangspunten voor de nieuwe inrichting. Voor de
Nota van Uitgangspunten geldt een formeel inspraaktraject voorafgaand aan de behandeling in de
gemeenteraad, in aanvulling op de participatie die bij de voorbereiding al heeft plaatsgevonden. De
Nota van Uitgangspunten vormt de basis voor de volgende fases, inclusief het Programma van Eisen en
het ontwerp.
Bij het opstellen van deze Nota van Uitgangspunten is rekening gehouden met:
= De woningbouwcorporaties die bezig zijn met woningbouwplannen/renovatieplannen in de
woonblokken naast de straat.
= _ De inpassing van het tramspoor; mogelijke verplaatsing naar het zuiden en
versnellingsmogelijkheden.
= Het advies om de route als 5o-km route te behouden, met vitzondering van deel A (tussen
Lambertus Zijlplein en Dr. H. Colijnstraat).
= _ De bussen van het GVB die over het traject rijden.
=De verkeersveiligheid, in het bijzonder de kruising met de Burgemeester van Leeuwenlaan.
= __ Delopende onderzoeken naar de constructieve veiligheid van de bruggen op dit traject.
= __ Beleidskaders van de gemeente Amsterdam zoals autoluw, fietsbeleid, parkeerbeleid,
beperking beheer en onderhoudskosten, etc.
1.4 Relatie Plaberum-besluiten gebiedsontwikkelingen
De voornaamste aanleiding voor de herprofilering van de Burgemeester Röellstraat is de vernieuwing
van de naastgelegen buurten in het kader van de aanpak Ontwikkelbuurten. Door de herprofilering
ontstaat in deze buurten ruimte om woningen toe te voegen en tegelijk de verblijfskwaliteit en
uitstraling te verbeteren.
9
Vanwege deze nauwe samenhang, zowel qua planvorming als financieel, is besloten de besluitvorming
over de herprofilering te koppelen aan de besluitvorming over de gebiedsontwikkelingen:
Deel A is onderdeel van de aanpak van de Ruychaverflat.
Deel B is onderdeel van de aanpak van de Lodewijk van Deysselbuurt.
Deel C blijft vooralsnog buiten beschouwing.
Deel D is onderdeel van de aanpak van de Dichtersbuurt en Couperusbuurt.
1
Lodewijk van Deysselbuurt 2
I
A Dichtersbuurt 1
B Ï
C Couperusbuurt
1
Ruychaverflat D 1
1
Ei,
1
1
1
I
I
I
I
ï
Plangebied Burgemeester Röellstraat met aanliggende gebiedsontwikkelingen
Concreet betekent dit dat de uitwerking van ieder deel van de Burgemeester Röellstraat wordt
meegenomen in het investeringsbesluit van de betreffende buurtaanpak (conform de Plaberum-
systematiek) en de kosten ervan worden opgenomen in de grondexploitatie van de betreffende
buurtaanpak.
Met het vaststellen van deze Nota van Uitgangspunten wordt daarom geen financieel besluit genomen,
maar uitsluitend de uitgangspunten en randvoorwaarden vastgelegd zodat de Burgemeester Röellstraat
zowel verkeerstechnisch als ruimtelijk in samenhang kan worden ontworpen. Hierbinnen zal de
uitwerking gefaseerd plaatsvinden, per deelgebied, zoals op bovenstaande kaart is aangegeven.
Een uitzondering hierop is deel E‚ de omgeving van het metrostation Jan van Galenstraat. Deze is niet
direct gekoppeld aan één gebiedsontwikkeling, maar wel van groot belang voor het hele gebied (en
daarmee voor verschillende ontwikkelingen). Daarom is dit deel nu globaal meegenomen en zal hiervoor
op basis van nader onderzoek een apart besluit worden voorgelegd.
1.5 Aanpak
Om te komen tot een Nota van Uitgangspunten is een aantal stappen doorlopen.
Zoals aangegeven is eerst de context van het project in kaart gebracht en is een analyse van de huidige
situatie gemaakt. Uit diverse overleggen met de verschillende betrokkenen, bestaande onderzoeken en
nader onderzoek van de huidige situatie, kwamen knelpunten en wensen naar voren.
Door middel van een eerste ontwerpverkenning en overleg met de betrokken diensten is onderzocht aan
welke wensen tegemoet kan worden gekomen en aan welke wensen niet. De consequenties van de
verschillende wensen zijn hierbij globaal in beeld gebracht. Als wensen niet te realiseren zijn of
knelpunten niet kunnen worden opgelost wordt er een afweging en keuze gemaakt uit de verschillende
10
mogelijkheden. Deze keuze resulteert in een aantal oplossingsrichtingen en de bijbehorende
uitgangspunten en randvoorwaarden.
Eind september 2020 is een flyer verspreid onder 2050 geadresseerden in de omgeving van de
Burgemeester Röellstraat met informatie over de herinrichting. Daarin werden bewoners uitgenodigd
om deel te nemen aan twee wandelingen langs de straat om nader te worden geïnformeerd, om vragen
te kunnen stellen en hun mening te kunnen geven. Vanwege de coronamaatregelen zijn de wandelingen
omgezet naar digitale bijeenkomsten. Hieraan hebben in totaal ongeveer 45 bewoners deelgenomen.
Op basis van het beschreven proces zijn algemene uitgangspunten opgesteld voor de straat als geheel.
Doel hiervan is voor eenheid te zorgen in de inrichting, verkeersmaatregelen en uitstraling. Per
deelgebied wordt op basis van deze uitgangspunten het ontwerp nader uitgewerkt als onderdeel van de
naastgelegen gebiedsontwikkeling.
De concept Nota van Uitgangspunten wordt onder andere voorgelegd aan de Centrale
Verkeerscommissie en aan diverse stakeholders waarna bestuurlijke besluitvorming plaatsvindt.
Tenslotte wordt de Nota van Uitgangspunten vastgesteld door de gemeenteraad.
11
2 Doel van het project
Het einddoel van het project is de herprofilering van de Burgemeester Röellstraat en deze om te vormen
tot een aantrekkelijke stadslaan en ruimte te creëren voor nieuwbouw aan de noordzijde als onderdeel
van de gebiedsontwikkeling van de aanliggende buurten: Louis Couperusbuurt, Dichtersbuurt en
Lodewijk van Deysselbuurt.
Stadslaan
Een stadslaan wordt gedefinieerd als een straat met een belangrijke groene verblijfsfunctie en
economisch-maatschappelijke functie op verschillende schaalniveaus met daarnaast een belangrijke
verkeersfunctie. Een stadslaan heeft de volgende karakteristieken:
=_ Ligt in een intensief bebouwd gebied.
"Heeft verblijfs- en verkeersfuncties.
"Ligt in verkeersnetwerken: fiets, ov, auto.
= Bevattal van voorzieningen.
=_|s relatief druk.
= Is vaak een brede({re) en lange(re)straat.
= Iseen bekende(re)straat.
= Bevat grote(re), hoge(re) representatieve({re) gebouwen.
„rt
Ne
En
RP 5 s >
SZ NRD EN
VES A hs NT
Za MD nà FS
Dn RD r< LAP
SIT en EENS OS
nc ESS ERN
Hi Si Dn aub E ho B
IE is:
BS Ji mn, en
DE AN
DRE
Ee S= En P PRS si
Sk, nd Ï Ne EN en
TS AS
SS Si E FF
5 TN
Impressie vit Principenota Geuzenveld-Slotermeer(2019) waarbij Burgemeester Röellstraat als belangrijke
verbindende groene as de Röellbuurten verbindt met elkaar en de rest van de stad.
De Burgemeester Röellstraat heeft een relatief breed profiel. Vooral het gedeelte gelegen tussen de Dr.
H. Colijnstraat en het Burgemeester Röellcircuit en het gedeelte tussen de Cramergracht en de Jan
Tooropstraat. Door versmalling van het straatprofiel ontstaat ruimte voor extra woningbouw en wordt
de verkeersveiligheid verbeterd. Nieuwe bebouwing met voorkanten aan de Burgemeester Röellstraat
12
transformeren deze lange as van een verkeersweg tot een stadslaan: een straat met een groen karakter
waaraan ruimte is voor extra wonen, bedrijvigheid en voorzieningen. Daarnaast ontstaat de
mogelijkheid voor een verbeterslag in de verkeersveiligheid en de verblijfskwaliteit van de openbare
ruimte.
Het deel vanaf de Burgemeester van de Pollstraat tot de Jan Tooropstraat is belangrijk in verband met
de metrohalte Jan van Galenstraat. Hier liggen grote kansen om de sociale- en verkeersveiligheid te
verbeteren evenals de uitstraling verblijfskwaliteit en overstap tussen metro en tram. Dit deel is sterk
verbonden met de ontwikkelingen aan de oostzijde van het spoor: Laan van Spartaan en OLVG West/Jan
Evertsenstraat West.
Overige projectdoelen:
= Realisatie van een aangename leefomgeving voor de huidige en de toekomstige bewoners.
= Verbeteren van de sociale veiligheid op straat door zicht op straat vanuit de nieuwbouw.
=_ Zorgen voor meer levendigheid door het toevoegen van functies en het verbeteren van de
openbare ruimte.
= Verbeteren van de auto-ontsluiting van het winkelcentrum Lambertus Zijlplein.
= Verbeteren doorstroming en betrouwbaarheid tram
"Verbeteren van de langzaam verkeersroutes (voetgangers en fietsers).
= Verbeteren van de oversteekbaarheid.
= __OV haltes toegankelijk maken en aanpassen aan toekomstige ontwikkelingen
= _ Beperken van de beheer- en onderhoudskosten.
= Verbeteren van de duurzaamheid, waaronder waterberging en ecologische diversiteit.
2.1 Onderzoeksvraag
Hoe combineer je de gewenste verblijfskwaliteit en een smaller profiel met alle verkeersfuncties, zodat
ook deze worden verbeterd?
13
3 Context project
3.1 Beleidskader
Voor het maken van keuzes bij aanpassingen in de openbare ruimte en straatprofielen zijn diverse
beleidskaders opgesteld. Hieronder wordt ingegaan op de beleidskaders waarmee rekening moet
worden gehouden.
3.1.1 Visiedocumenten
Structuurvisie Amsterdam
In de Structuurvisie (2011) staan faseringsbeelden omschreven voor de periode tot 2040. In het
faseringsbeeld 2020 — 2030 is Slotermeer, waaronder de Lodewijk van Deysselbuurt valt, aangewezen
als een gebied voor stedelijke vernieuwing. Verder wordt de ‘uitrol van het centrummilieu’ omschreven
en deze wordt vertaald naar de versterking van de ‘radialen’ (stadsstraten). Uit de Structuurvisie komen
de volgende doelstellingen:
= 70.000 woningen aan de voorraad toevoegen (tot 8.000 in Nieuw-West) — met bijbehorende
(maatschappelijke) voorzieningen.
= Mogelijk maken van meerdere bestemmingen in de plint in stadsstraten.
= Voordeur nieuwe publieke voorzieningen direct aan de straat.
"Stad robuust maken tegen extremer weer.
=_Opleveren van klimaatneutrale nieuwe wijken.
Koers 2025
In Koers 2025 heeft de gemeente, als uitwerking van de Structuurvisie, Geuzenveld-Slotermeer
aangewezen als een van de tien gebieden om kwalitatieve en kwantitatieve ambities voor te benoemen.
Daarbij is voorzien dat aanvullend op de transformatie van de Ringzone West en Sloterdijk tot
hoogstedelijke gebieden, ook Geuzenveld en Slotermeer aanvullend ruimte kunnen bieden aan zowel
bestaande bewoners als ook midden- en hogere inkomens (lokale stijgers, spijtoptanten vit groeikernen
en nieuwe stedelingen). Amsterdam heeft daarbij het verhogen en op peil houden van de leefbaarheid in
deze voormalige stedelijke vernieuwingsgebieden benoemd als expliciete opgave. Daarvoor zijn
besluiten nodig ten aanzien van projecten voor gebiedsontwikkeling, bijbehorende ingrepen in de
infrastructuur en andere fysieke maatregelen.
Principenota Geuzenveld Slotermeer
De Principenota Geuzenveld Slotermeer kent de volgende programmatische uitgangspunten:
=De verbetering vindt plaats vanuit het perspectief van de huidige bewoners (wooncarrière,
betaalbaarheid en herhuisvesting / terugkeermogelijkheid staan centraal).
=_Het absolute aantal sociale huurwoningen per buurt blijft gelijk.
= Divers woningaanbod voor verschillende doelgroepen waar mogelijk.
= Binnen het Rijkswederopbouwgebied Westelijke Tuinsteden en de gemeentelijk beschermde
stadsgezichten Noordoever Sloterplas en Van Eesteren worden ingrepen extra zorgvuldig
afgewogen in relatie tot de cultuurhistorische waarden.
14
EEKE EENKE. EERE KOK
<A pe Sr EEG . perd Alf chr
rin pie PN NAT Vi ak kt4 E EN B ” zé rn. re E Ken, hee 4 oi
es de. Od Js Ll LM wk Kat Ea) Es hik zk jk ed ik
Inn En WS ee K k A RN EN ek 4 ú
IL “ ve pe 6) jer Á E Ks SE
Ë A dn » Dr MR EES el ir
Al k | FS tt Gh Än ER RE a k 3 = er) |
Ik PAT =p en | L | rd EA ie ad | le en Bk EE: fs ke ;
NE el 2 ECT TP td 40 ks PS EAN k Fe Tek
WEN Be II ll Te Keng eej 2 7 26 A
AA Ve keek AT Oi er ar ren È, dE
ee Le heen | Tie IEEE es en NE LE 0e
Eed a In ELL TEE Sa RR ie 7 VAE hed
Nr | Pe Ek Bn de P
LESA en 8 PEST Inr RE See ie AR KEN Oe
aa Na TTE N Ridin HE Dt ee Se
(A of ii el ht Wa Re: ee HE. En i & iS FL 6 7
| hi ei. NM Eis mr ied end
| bek II ER Bs. Oer r iN LÁ Bie: WEN EE Ilf
L Hi gn B ot Ë RE 5 ES ge EE 5
} d de , f A EEn re En a ne me 5 Ee od FE Z et
$ i di ei / Lal Ï El el AEL B men Ee re : 2 re ii a omm: 4 ij Th
A FP er Bn a De + B er d Ge se 7 en 4 mn
Impressie van de Burgemeester Röellstraat; benoemd als stadslaan in de Principenota Geuzenveld-Slotermeer
Mobiliteitsaanpak 2030
De Mobiliteitsaanpak Amsterdam is het overkoepelende kader voor het Mobiliteitsbeleid van de
gemeente Amsterdam in de periode tot 2030. De aanpak beschrijft op welke wijze de economische
vitaliteit van Amsterdam op duurzame wijze versterkt kan worden door de bereikbaarheid in en van de
stad en de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte te vergroten.
Dit komt tot uiting in de plusnetten waarmee Amsterdam laat zien welke vervoerwijze prioriteit
verdient; in de toegemeten ruimte op straat, in de voorrangsverlening op kruispunten en in de inzet van
de investeringsmiddelen. Het gebruik van fiets en openbaar vervoer zal de komende periode toenemen.
Hierbij zijn betere verbindingen tussen de delen buiten en binnen de ring noodzakelijk.
Mobiliteitsplan Nieuw West 2030
Parallel aan deze Nota van Uitgangspunten is een mobiliteitsplan opgesteld voor Nieuw-West voor de
periode tot 2040. De besluitvorming hierover zal waarschijnlijk in de eerste helft van 2021 plaatsvinden.
De onderzoeken en vitgangspunten vit het mobiliteitsplan zijn meegenomen in deze Nota van
Uitgangspunten en vice versa.
Visie Openbare Ruimte (2013)
In de Visie Openbare Ruimte worden ambities voor de Amsterdamse Openbare Ruimte van 2025
geformuleerd. De stad groeit harder dan ooit tevoren en de druk op de openbare ruimte neemt steeds
meer toe. In deze visie ligt de nadruk op de verblijfsfunctie van de openbare ruimte. Vooral in
stadsstraten is dit een punt van aandacht. De visie ziet kansen voor afname van het autogebruik, het
optimaliseren van het tramnet, het geven van prioriteit aan verblijven en het verbeteren van de
doorstroming van het verkeer.
15
Investeringsagenda Openbaar Vervoer
De Investeringsagenda Openbaar Vervoer (2013) noemt een flinke reeks van OV-trajecten die de
Vervoerregio Amsterdam wil verbeteren. De Vervoerregio sluit hiermee aan op de ruimtelijke
ontwikkelingen die de komende tien jaar in de regio zijn voorzien.
In de Investeringsagenda is de ambitie geformuleerd voor het traject Mercatorplein — Lambertus
Zijlplein om de gemiddelde snelheid van het OV met 10% te verhogen ten opzichte van 2012.
3.1.2 Stedelijke kaders
Beleidskader Verkeersnetten Amsterdam
In het Beleidskader Verkeersnetten worden de belangrijkste routes voor voetgangers, fietsers en het
openbaar vervoer en auto aangegeven. Tevens wordt aangegeven welk doel ze hebben en aan welke
kwaliteitseisen ze moeten voldoen. Er wordt een duidelijk hiërarchie aangegeven in de structuur van de
wegen in de stad. Hierbij is onderscheid gemaakt in Plusnetten, Hoofdnetten en overig.
Leidraad Centrale Verkeerscommissie (CVC)
De leidraad CVC is een nadere uitwerking van het Beleidskader Verkeersnetten Amsterdam en geeft
specifieke inrichtingseisen voor de openbare ruimte. Er worden eisen aangegeven voor Plusnet OV, voor
Plusnet Fiets en voor autoverkeer en voetgangers. De CVC-leidraad is niet bestuurlijk vastgesteld. Het is
een toetsingsdocument.
Beleidskader Puccinimethode
Dit betreft het Handboek Puccini Rood en Puccinimethode Groen. De handboeken geven standaarden
voor de inrichting van de openbare ruimte ten aanzien van materiaalkeuze, vormgeving van openbare
verlichting, straatmeubilair en groen.
3.1.3 Agenda's en Programma's
De integrale aanpak van de transformatie van de Burgemeester Röellstraat is onderdeel van
onderstaande agenda's en programma's:
=_Investeringsagenda Mobiliteit
=_Uitvoeringsagenda Mobiliteit
= Meerjarenplan Fiets 2017-2022
1 Amsterdam Rainproof
= Meerjarenplan Verkeersveiligheid
= Stad in Balans
"Agenda Duurzaamheid
=_Programma Ontwikkelbuurten
3.2. Omgevingsprojecten
Projecten Lodewijk van Deysselbuurt, Dichtersbuurt en Couperusbuurt
Deze drie buurten in Slotermeer liggen direct ten noorden van de Burgemeester Röellstraat. De
komende jaren vindt in deze buurten een ingrijpende vernieuwing plaats in het kader van de aanpak
Ontwikkelbuurten. Afstemming met de planontwikkeling in deze buurten is noodzakelijk. De plannen
voor de Burgemeester Röellstraat zijn een randvoorwaarde voor de planontwikkeling in deze gebieden
en tegelijkertijd zijn de plannen die in deze gebieden worden ontwikkeld randvoorwaardelijk voor de
transformatie van de Burgemeester Röellstraat. Hetzelfde geldt voor de voorziene herontwikkeling van
de Ruychaverflat en de mogelijke ontwikkelingen bij het Lambertus Zijlplein in Geuzenveld.
16
Sloterplas
Een goede ontsluiting naar het Sloterpark en de Sloterplas is een must. Dit is een gebied waar veel
bewoners dicht bij huis kunnen recreëren. Een goede bereikbaarheid is daarom belangrijk.
Confuciusbuurt/herprofilering Burgemeester van Leeuwenlaan
De Burgemeester van Leeuwenlaan, ten zuiden van de Burgemeester Röellstraat wordt heringericht. De
aanpak van de kruising moet hierop aansluiten om de veiligheid van het kruispunt (blackspot) te
verbeteren.
Metrostation Jan van Galenstraat
Er dient een goede aansluiting te zijn van de nieuwbouw op het metrostation, zodat de bewoners van de
Burgemeester Röellstraat en omgeving optimaal van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Ook
vanuit het project OLVG West/Jan Evertsenstraat West wordt gekeken naar aanpassingen van de
metrohalte.
Meer en Vaart/Centrum Nieuw-West
Het nabijgelegen centrum van Osdorp groeit en fungeert steeds meer als centrum voor Amsterdam
Nieuw-West. Er komen meer winkels, betere pleinen, terrassen en voorzieningen en meer dan 3000
woningen. Het vernieuwingsgebied is gelegen tussen de Sloterplas, Osdorpplein, L. van
Sonsbeeckstraat, Hoekenes en Hoekenspad. Eventuele verkeersmaatregelen bij Meer en Vaart hebben
directe gevolgen voor de Burgemeester Röellstraat.
VO-school
In de Principenota Geuzenveld Slotermeer wordt rekening gehouden met de komst van een VO-school
aan de Burgemeester Röellstraat, ter hoogte van het Eendrachtspark. Hiervoor is het van belang dat er
goede fietsverbindingen zijn en de tramhaltes toegankelijk, bereikbaar en van een goede kwaliteit zijn.
17
4 Analyse en probleemstelling huidige situatie
4.1 Algemene sterktes en zwaktes
De Burgemeester Röellstraat als geheel kent in de huidige situatie een aantal sterktes en zwaktes.
De sterke punten zijn:
=De groene middenberm.
= Hagen aan de middenberm.
"Vrij liggende fietspaden.
=__ Vrij liggende trambaan met directe verbinding met de binnenstad en met overstap op de metro.
De zwakke punten zijn:
=De slechte verblijfskwaliteit van de openbare ruimte.
= _ Gebrek aan sociale controle doordat er geen zicht is vanuit omliggende bebouwing.
= Rommelig straatbeeld.
*__ Onveilige verkeersituaties op een aantal kruispunten.
=_Onvolledige fietsroutes.
=__ Autoverkeer is dominant.
= __ Busbanen en tijdelijk afgezette rijbanen worden niet gebruikt en zien er sleets uit.
=__ Slinger in profielftramspoor.
=__ OV haltes voldoen niet aan de moderne eisen wat betreft toegankelijkheid
De Burgemeester Röellstraat is opgedeeld in meerdere delen. Hierna wordt per wegdeel de huidige
situatie en opgave nader omschreven.
® en ME } NE er Ä À ze vj ik raf de EA # : lj |
En € DRIE A
DE Bn ge rn KE ie Fe ál Ee / Ee: zi
kde : EE HE N ot EK
e En ea à an k A „et wid. EA Fan 5 ee Ke Lief Re zn Á
at tf Td 1 ms Tg:
Â
Het groen is een van de sterke punten van de straat
18
4.2 Deel A, Lambertus Zijlplein tot Dr. H. Colijnstraat
Omschrijving huidige situatieprobleemstelling
In de huidige situatie kunnen auto's op dit deel niet van oost naar west, richting het Lambertus Zijlplein
rijden. Gevolg hiervan is dat met regelmaat auto’s onrechtmatig over het fietspad aan de noordzijde
rijden, wat leidt tot gevaarlijke situaties.
Doordat de weg hier vroeger op een dijklichaam lag, wordt een groot deel van het profiel ingenomen
door een talud dat het hoogteverschil overbrugt van de lagergelegen trambaan naar de weg langs de
Ruychaverflat op het oude niveau.
| a \T 4 ies IE Û ji (EE |
T IJ ane NS rn
ENE
Ar: Ee - at JE HIEES E N
pe T 7 Wd er NUR \ en
| i Ptn Var me 7 |
Gm en
| d Î
Û ä |
d
2 LA E
E | it 4 =
5 —_—— 1
e PE , Es E- ä re ; _
Huidige situatie met links de Ruychaverflat op het dijklichaam
In de Principenota Geuzenveld Slotermeer is aangegeven dat het gewenst is om de Burgemeester
Röellstraat als stadslaan door te trekken tot het Lambertus Zijlplein. Daarnaast wordt door middel van
een ruimtereservering, rekening gehouden met het doortrekken van de tram via het plein naar de
Troelstralaan richting Osdorp. Het Lambertus Zijlplein zelf valt niet binnen scope van dit project.
Aan de zuidkant van de Burgemeester Röellstraat staat de Ruychaverflat. Woningcorporatie Eigen
Haard onderzoekt hiervan de mogelijkheden voor renovatie of sloop{nieuwbouw. Sloop/nieuwbouw lijkt
hierbij het meest kansrijk waarbij het huidige talud zal verdwijnen.
De huidige tramhaltes in de keerlus voldoen niet aan de toegankelijkheidseisen. Ze liggen in de bocht
waardoor ze niet verhoogd kunnen worden voor gelijke instap. Ook worden de haltes niet als sociaal
veilig ervaren omdat ze uit het zicht liggen.
Onderdelen verkeersnetwerk
=_Plusnetfiets
=_Plusnet tram
Opgave
"Toevoegen rijbaan vanaf Dr. H. Colijnstraat naar Lambertus Zijlplein.
= Verbeteren toegankelijkheid tramhaltes.
= Verbeteren (gevoel van) sociale veiligheid rondom de tramhaltes.
19
4.3 Deel B, Dr. H. Colijnstraat tot Burgemeester Röellcircuit
Omschrijving huidige situatie/probleemstelling
Met het verwijderen van het viaduct over de Eendrachtsparkstrook en de Dr. H. Colijnstraat is de tramlijn
deels in zuidelijke richting verplaatst waardoor een slinger in de trambaan is ontstaan tussen de
Burgemeester van Leeuwenlaan en de Eendrachtsparkstrook. Mede hierdoor heeft het profiel een grote
overmaat met name aan de noordkant. Aan deze onbenutte groenstrook liggen eengezinswoningen
met de achtertuinen aan de straat.
8 EN he $ pe we í id id 2 Ee gd
MENE Oc de CE
S= A AE. OO LE 5
Re EN le. AU ERE
B. 5 anal ES WE, ad ed Zan SZ
Ten zaadl Mn REI
E LL E8 LLL RN EN k NN pn Ge
| fi IN | kl i Ì Er } er! Lr - El td EM « E, F | 4 En A
SS
en
Huidige situatie, met links de achtertuinen van de eengezinswoningen
Van de transformatie van de Lodewijk van Deysselbuurt zullen de grootste wijzigingen plaatsvinden aan
de noordzijde van de Burgemeester Röellstraat. Bij de nieuwe bebouwing van 7 bouwlagen zijn de
voorkanten gericht op de straat. De nieuwbouw bestaat vit woningen met bij de kruisingen
voorzieningen in de plint. Parkeren langs deze zijde van de Burgemeester Röellstraat is gewenst
vanwege de bereikbaarheid van voorzieningen in de plint en de parkeerbalans voor de Lodewijk van
Deysselbuurt.
De rijweg voor de auto wordt ervaren als druk waarbij de maximumsnelheid nogal eens wordt
overschreden. Vooral bij het kruispunt met de Burgemeester van Leeuwenlaan is de snelheid een
probleem. De kruising met de Burgemeester van Leeuwenlaan is aangemerkt als een blackspot en al
enkele malen aangepakt, maar nog steeds verkeersonveilig. Ook de oversteekplaats (fiets en
voetgangers) aan de westzijde van de rotonde is geschouwd door de Werkgroep Blackspots Amsterdam
(WBA), naar aanleiding van een aantal ongelukken.
Doordat de slinger vlak naast de kruising met de Burgemeester van Leeuwenlaan ligt, beperkt dit het
overzicht op de kruising. Ook is het door de slinger niet mogelijk om een verkeersdrempel vlak voor het
zebrapad te leggen. Verder is de slinger nadelig voor de doorstroming van de tram en het onderhoud van
de tramrails.
Tussen Dr. H. Colijnstraat en de Burgemeester van Leeuwenlaan voldoet het trottoir aan de zuidzijde
niet aan de norm: het trottoir is hier grotendeels maar 1,5m breed. Ook ligt hier aan weerszijde van de
weg een 1-richtingsfietspad van ca 2,40m breed. Tussen de Burgemeester van Leeuwenlaan en het
circuit ligt aan weerszijde een 2-richtingsfietspad, waarvan de noordelijke 3,85m breed is en de zuidelijke
3,5m. Alle drie voldoen hiermee niet aan de CVC-leidraad.
20
Op het traject bevinden zich 3 tramhaltes: Dr. H. Colijnstraat, Burgemeester van Leeuwenlaan en
Slotermeerlaan. Deze moeten worden aangepast aan de toegankelijkheidseisen, dat betekent o.a. dat
ze verhoogd en verbreed moeten worden. De haltes Dr. H. Colijnstraat en Burgemeester van
Leeuwenlaan liggen voor de kruising. De haltes bij de Slotermeerlaan liggen na de kruising aan twee
zijden van het Röellcircuit. Door de grote afmeting van de rotonde liggen deze ver uit elkaar. Dit leidt tot
minder herkenbaarheid, en lange loopafstanden tussen haltes en voorzieningen. De belangrijkste
voorzieningen en verdichting vinden plaats aan de westzijde van het circuit. Aan deze kant is de
oversteek voor voetgangers ook beter omdat deze aanzienlijk minder autoverkeer kruist, dan aan de
oostzijde.
De huidige bushaltes gekoppeld aan de tramhaltes worden alleen door de nachtbus richting stad in
gebruikt. De overstapwaarde van bus op tram en de verkeershinder bij haltering op de rijweg is miniem,
waardoor hier ruimte kan worden bespaard.
Onderdelen verkeersnetwerk
=_Plusnet voetgangers (Eendrachtspark)
=_Plusnetfiets
=_Plusnet tram
Opgave
=_Versmalling profiel ten behoeve van woningbouw Lodewijk Van Deysselbuurt.
= Verbeteren veiligheid kruisingen.
=_Verbreden trottoirs en fietspaden.
= Aanleg langsparkeerplaatsen noordzijde.
= Verbeteren toegankelijkheid en sociale veiligheid tramhaltes.
=_ Verminderen rijtijd tram.
4.4 Deel C, Burgemeester Röellcircuit
Omschrijving huidige situatie/probleemstelling
Deel C zal zoveel mogelijk worden gehandhaafd en valt daarmee grotendeels buiten de scope van dit
project. Het circuit is onlangs opnieuw ingericht, mede vanwege de komst van de Westtangent. Een
mogelijke, toekomstige optimalisatie voor de vervoerswaarde van de tram is om het tramspoor
rechtdoor te trekken door het hart van de rotonde waardoor een kruising ontstaat met de
Slotermeerlaan. Hiermee is in de voorkeursvariant rekening gehouden.
Een aandachtspunt is om bij de toekomstige nieuwbouw in de Lodewijk van Deysselbuurt en in de
Dichtersbuurt voldoende ruimte te reserveren voor de trottoirs aan de rotonde.
Onderdelen verkeersnetwerk
=_Plusnetfiets
=_Plusnet tram
= _Plusnet auto
Opgave
= Goede aansluiting op de delen Ben D.
= Behoud van de mogelijkheid voor rechtdoor trekken van het tramspoor in de toekomst.
= Behoud van de mogelijkheid tot omzetting naar kruising in de toekomst.
21
4.5 Deel D, Burgemeester Röellcircuit tot rijweg viaduct Burgemeester van de Pollstraat
Omschrijving huidige situatie/probleemstellig
Deel D van het traject is het meest drukke weggedeelte wat betreft autoverkeer en onderdeel van het
Plusnet auto. Daarmee wordt bij de herinrichting rekening gehouden. Met de nieuwe
bereikbaarheidsplannen voor Nieuw-West en de gewenste toevoeging van woningen is de verwachting
dat dit wegdeel nog drukker wordt. Dit heeft vooral consequenties voor de kruising met de
Burgemeester Rendorpstraat.
nn pn
an ‚e tn Ee sh ms en == Di — 5 |
WE Ri al F : 5 Ee =| % 4 4 kin A = Sau! ED eh ' g
eN NK | j 7
MOET ik LE die RED et De ET El
nn, a EM
j LN
EE Dd =
Bd Ee
v4 <= |
De kruising met de Burgemeester Rendorpstraat
Tussen de trambaan en de rijbanen liggen momenteel busbanen, die niet meer worden gebruikt. Deze
geven een stenig beeld en kunnen worden verwijderd. Hiermee ontstaat ruimte voor meer groen en voor
nieuwbouw als onderdeel van de ontwikkeling van de Dichtersbuurt en de Couperusbuurt.
De tramhaltes bij de Burgemeester Rendorpstraat moeten worden aangepast omte voldoen aan de
toegankelijkheidseisen. De locaties van de haltes functioneren goed. De haltes blijven 62m lang om te
voldoen aan calamiteit eisen.
De huidige halte aan de oostzijde van het Röellcircuit wordt verplaatst. Op deze plaats blijft een perron
aanwezig voor een calamiteitenhalte (stad in).
Onderdelen verkeersnetwerk
=_Plusnetfiets
=_Plusnet tram
= _Plusnet auto
Opgave
=_Versmalling profiel ten behoeve van woningbouw Dichtersbuurt en Couperusbuurt.
= Verbeteren veiligheid kruising met Burgemeester Rendorpstraat.
= Verwijderen busbanen.
" Toevoegen groen.
= Verbreden trottoirs.
= _Serviceplekken noordzijde voor laden/lossen.
= Verbeteren toegankelijkheid en sociale veiligheid tramhaltes.
22
4.6 Deel E‚ Burgemeester Van de Pollstraat tot Jan Tooropstraat incl. metrostation Jan van
Galenstraat
Integraal ontwerp nodig vanuit diverse ontwikkelingen in de omgeving
Rondom metrostation Jan Van Galenstraat spelen naast de vernieuwing van Slotermeer nog diverse
andere grote ontwikkelingen, zoals de projecten Laan van Spartaan, Jan Evertsenstraat West, OLVG
West en Tennispark. Hoewel de belangen op deelaspecten kunnen verschillen, hebben alle projecten
baat bij een betere inrichting van dit deel van de Burgemeester Röellstraat.
Het gedeelte tussen het station Jan van Galenstraat en de Jan Tooropstraat valt formeel buiten de scope
van het project Transformatie Burgemeester Röellstraat. Vanuit de verbinding van Geuzenveld-
Slotermeer met de rest van de stad en de verwevenheid met de inrichting rondom het metrostation,
wordt het gedeelte tussen het station Jan van Galenstraat en de Jan Tooropstraat als onderzoeksgebied
meegenomen in deze Nota van Uitgangspunten.
Voor het gedeelte tussen het station Jan van Galenstraat en de Jan Tooropstraat moet uiteindelijk een
eigen Nota van Uitgangspunten worden opgesteld. Dan moet ook duidelijk zijn hoe de aanpak van dit
gedeelte gefinancierd en georganiseerd wordt.
Omschrijving huidige situatie/probleemstelling
a. Toename reizigers door vele ontwikkelingen in de omgeving, m.n. toevoegen woningen.
b. De huidige kruising Burgemeester Cramergracht is dichtgezet met tijdelijke maatregelen.
c. De voetgangersoversteekplaats (VOP) onder het metrostation is aangemerkt als Blackspot.
d. Hele gebied oogt rommelig door de vele tijdelijke maatregelen en onvoldoende en niet goed
georganiseerd fietsparkeren.
e. De voormalige bushalte, met veel asfalt, naast de kruising Burgemeester Cramergracht is buiten
gebruik.
f. _De boomstructuur is versnipperd door ongebruikte busbanen en bushaltes.
g. De paralelwegen met aansluitingen op Burgemeester Röellstraat zijn niet goed aangesloten op
de omgeving.
h. Het langsparkeren op de brug over de Cramergracht doet afbreuk aan de bijzondere
vormgegeven brug (monument) en de zichtlijn over het water.
i._De kruising met de August Vermeylenstraat en Johan Broedeletstraat is ingericht voor
autoverkeer. Hier moet in de toekomst een doorgaande (snel)fietsroute in noord/zuid-richting
de Burgemeester Röellstraat kruisen.
j. Aan zowel de August Vermeylenstraat als de Johan Broedeletstraat wordt bouwprogramma
toegevoegd. Nader onderzoek is nodig naar de effecten hiervan op de aansluiting.
k. Fietsparkeerplekken rond het metrostation Jan van Galenstraat dienen verbeterd te worden.
|___De stoepen langs de winkels zijn te smal.
m. Het materiaalgebruik in de openbare ruimte is verouderd en niet conform Puccini.
n. Hettrottoir tussen de kolommen van het viaduct en de poortjes van de metrohalte is te smal.
o. Door de kolommen van het viaduct en situering van de poortjes hebben voetgangers die uit het
metrostation komen slecht zicht op het fietsverkeer.
p. Detramperrons zijn smal voor deze locatie, waar veel reizigers overstappen op de metro.
qg. Door de ligging van de tramhaltes na de kruising ontstaat een conflict tussen de loopstromen
van uitstappende reizigers richting metro en instappende reizigers richting stad.
r. De bushalte bij de Jan van Galenstraat 335 worden gebruikt als illegale parkeerplaats.
s. Aan noordzijde van Burgemeester Röellstraat is een tweerichtingenfietspad gewenst tussen
Johan Broedeletstraat en Wim van Estlaan.
t. De nutijdelijk aangelegde versmalling van de rijweg aan de noordzijde biedt de mogelijkheid
om de weg te verleggen en meer ruimte te maken voor fietsers en voetgangers.
23
PDE Al En Pr, B PE
ne ES dd B mg Pl 5 ee Dee | It j
zt a et En
U RB 5
HN 4 ERS
erder 1 iid 5 n : gala” 5
EE m5 : ft ED in = ee TE
ne en ET ne 7 é
LN
EL rf B ade EAA, Fe
en _ EE ne EMMEN HE
pe ed ä De An EE ven
EE EE En iS | ze
Het materiaalgebruik in de openbare ruimte is verouderd en niet conform Puccini
PL |
E- ee ik
a = be aag
pris — Sa
a eht en ne IE p en mm - mm
| ke ——— he nl Ë mn Ei — Dd
RE ad eri nt En Ee
Nd Dn Ï et EEE he erde he
mi Í dz BE ed aten EE ei ln ed Ep
cit e Dn Kk | ep eN Eames Se |
ken ane bain he KEE HL el lm d en
EN ket | is 8 DE
en ° nn ‚ - “ Ze kh { mn
z, 4 | \
FA A
Fn > Ee h Ee
Ed 3 p Ù Ee | ie AN he
De ruimte en routes voor voetgangers kunnen worden verbeterd
24
a
Te
ms En hege
d Lt H bed B Uk MeT Ì tier id
Û eN mrt, ME i EEES
EE mn ed | ad ; E
Le ij Hui MM tie ee . an Gen |
7 BEI TEON I ii , 5 id ES he Wi: En me
KE A Ii Ea 4 Rn
ld AA S/E BREE NN
sn Ee KE, RT er if É Td Á BIE ie, in ee ER Er in re
De nu tijdelijk aangelegde versmalling van de rijweg aan de noordzijde biedt de mogelijkheid om de weg te
verleggen en meer ruimte te maken voor fietsers en voetgangers
Onderdelen verkeersnetwerk
= _Hoofdnet voetgangers
=_Plusnetfiets
=_Plusnet tram
= _Plusnet auto
Opgave
= Verbetering uitstraling.
= Tijdelijke maatregelen vervangen door permanente inrichting.
= Verbeteren routes voor voetgangers.
= Verbeteren veiligheid oversteekplaatsen voor voetgangers.
= Verbeteren toegankelijkheid en sociale veiligheid tramhaltes.
= Verbeteren doorstroming auto's en tram.
Inpassing toekomstig (snel)fietspad noord/zuidrichting aan de westzijde van het spoor.
= Verbreden (vrije ruimte) trottoirs.
= Verbreden fietspaden.
" Toevoegen groen.
"Toevoegen parkeerplaatsen voor de fiets.
= Verwijderen busbanen.
25
5 Ontwerpverkenning
5.1 Randvoorwaarden ontwerpverkenning
Hieronder worden puntsgewijs de randvoorwaarden voor de herinrichting weergegeven:
Algemeen
1. Ontwerp en maatvoering dienen te voldoen aan de eisen die daaraan vanuit de
verschillende beleidsdocumenten worden gesteld.
2. De verblijfskwaliteit dient verbeterd te worden.
3. Vervoerwaarde dient verbeterd te worden.
Verkeersveiligheid
4. De verkeersveiligheid dient verbeterd te worden.
5. De tramveiligheid dient verbeterd te worden.
Groen
6. Zoveel mogelijk behoud en versterking van het groen, incl. de groene trambaan.
Voetgangers
7. Hettrottoir dient aan beide zijden geschikt te zijn voor voetgangers en mindervaliden
conform de CVC-leidraad.
8. Behoud van het huidig aantal oversteekplaatsen.
Fietsers
g. De gehele straat is Plusnet Fiets. Dit betekent dat de doorstroming van de fiets minimaal
gelijk moet blijven, maar bij voorkeur moet worden verbeterd.
Openbaar Vervoer
10. De gehele straat is Plusnet Tram. De herinrichting dient te zorgen voor een verbetering van
de doorstroming en betrouwbaarheid van de tram.
11. Rekening houden met de Ontwerp Voorschriften Nieuwe Sporen (OVNS) van Metro en
Tram.
12. Het aantal en de globale locatie van de ov-haltes blijft gelijk.
13. Alle ov-haltes moeten voldoen aan de toegankelijkheidseisen.
14. De minimale lengte van de tramhaltes in delen A en B is 31 meter en in deel D en E 62 meter.
15. Rekening houden met ruimte voor calamiteitenhaltes voor zowel bus als tram.
16. Handhaving van de huidige middenmasten tussen de sporen voor de bovenleidingen.
Gemotoriseerd Verkeer
17. Deel D en E dienen te voldoen aan de eisen van het Plusnet auto.
18. De doorstroming dient voldoende te zijn voor de situatie tot 2040, rekening houdend met
de ontwikkelingen in het gebied, zoals extra woningbouw.
19. Deel D en E (en verbinding met President Allendelaan van deel C (circuit) zijn een
calamiteitenroute voor nood- en hulpdiensten en dienen aan de eisen hiervoor te voldoen.
20. Deel B is geen calamiteitenroute, maar wel een alternatieve route voor nood- en
hulpdiensten richting Geuzenveld. Het streven is daarom ook dit deel te laten voldoen aan
de handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid.
21. Maximumsnelheid autoverkeer is 5o km/uur, met uitzondering van deel A, hiervoor geldt
30 km/uur.
26
Technische eisen inrichting
22. De nieuwe inrichting mag geen hogere beheerkosten met zich meebrengen.
23. Streven is om de beheerkosten te verlagen.
24. De nieuwe inrichting moet een levensduur van 30 jaar hebben.
5.2 Toetsingsproces
Alle oplossingsrichtingen en voorstellen zijn besproken in het projectteam. Daar zijn conclusies
getrokken ten aanzien van de consequenties van de voorliggende opties/vraagstukken. Maatregelen
vallen af als:
=_Niet wordt voldaan aan de wet- en regelgeving en/of richtlijnen uit de beleidsstukken.
= De verkeersveiligheid in de nieuwe situatie verslechterd ten opzichte van de huidige situatie.
Voorts is rekening gehouden met:
=De invloed op bomen en groen.
=De invloed op de doorstroming van de verschillende verkeersstromen (voetgangers, fiets, auto).
= _ Bereikbaarheid van de ov-haltes en de afstanden tussen de haltes.
=__ Meerwaarde verblijfskwaliteit.
5.3 Geraadpleegde partijen
Voor deze Nota van uitgangspunten heeft afstemming plaatsgevonden met de volgende partijen:
a. Vervoerregio Amsterdam
b. GVB
c. Waternet
d. Liander
e. Nood-en hulpdiensten (brandweer)
Binnen Gemeente Amsterdam
f. _Verkeeren Openbare ruimte (V&OR), wegbeheerder
g. Metro en Tram (MET), asset-owner, beheerder Wls en strategisch beheerder tram en metro
infrastructuur
h. Stadsdeel Nieuw-West, beheerder openbare ruimte
5.4 Participatie omwonenden, ondernemers, bezoekers
Om van bewoners en ondernemers te horen hoe zij over een deel van de straat en de (schets)ontwerpen
denken, waren op 3 oktober 2020 oorspronkelijk twee schouwen gepland, elk over een deel van de
straat. Bewoners en ondernemers kregen op 26 september 2020 een 4-zijdige folder in de bus met uitleg
over de plannen en een uitnodiging om aan de schouw({en) mee te doen. De folder is verstuurd naar 2050
adressen op en rond de Burgemeester Röellstraat.
Online participatiebijeenkomst in plaats van schouw
Op 29 september 2020, vier dagen voor de schouwen, scherpte de overheid de coronamaatregelen aan.
De schouwen konden daarom niet doorgaan en zijn in no time omgezet in twee online bijeenkomsten.
Dezelfde 2050 adressen kregen daarover 30 september 2020 een brief, inclusief een korte uitleg hoe aan
de online bijeenkomsten mee te doen via MS Teams. Volgers van stadsdeel Nieuw-West zijn
27
uitgenodigd via een Facebook-bericht op 1 oktober 2020. De uitnodiging stond verder als nieuwsbericht
op verschillende webpagina's van de gemeente en 1 oktober 2020 in de digitale nieuwsbrief van
stadsdeel Nieuw-West. Wie niet aan de bijeenkomst kon of wilde deelnemen kon zijn reacties op de
plannen mailen naar de omgevingsmanager.
Deelname en sfeer online bijeenkomsten
De online bijeenkomsten gingen net als de oorspronkelijke schouwen over twee delen van de
Burgemeester Röellstraat:
-_Van het Röellcircuit naar de Dr. H. Colijnstraat (het deel van de straat ten zuiden van de
Lodewijk van Deysselbuurt).
-_ Vande Dr. H. Colijnstraat naar het Lambertus Zijlplein (waar het fietspad mogelijk verandert in
een fietsstraat).
Aan beide sessies deden tussen de 20 en 25 bewoners mee. De projectmanager deelde bij beide sessies
Google Maps streetview via het scherm en deed zo dezelfde route als die bij de schouwen zou zijn
gelopen. Deelnemers konden input geven over de huidige situatie in de straat met het ‘handje
opsteken’. De ontwerper lichtte de toekomstplannen toe met schetsontwerpen. Ook daar konden
deelnemers op reageren. Beide sessies verliepen rustig en gestructureerd. Bewoners gaven aan het fijn
te vinden om op deze manier gehoord te worden. Veel mensen leken gewend aan overleg via MS Teams.
Bij de tweede sessie was het sentiment wat negatiever, vanwege de plannen om het fietspad aan de
noordzijde van de Burgemeester Röellstraat naar het Lambertus Zijlplein te veranderen in een
(fiets)straat.
Samenvatting reacties bijeenkomst Burgemeester Röellcircuit - Dr. H. Colijnstraat (planfase)
Onderwerpen waar bewoners zich zorgen over maken zijn de verkeersveiligheid en verkeersdruk(te).
Een paar bewoners wijzen op onveilige situatie nu, o.a. bij het Burgemeester Röellcircuit en vooral bij de
kruising met de Burgemeester van Leeuwenlaan (een bekend probleem). Verschillende bewoners vragen
zich af hoe het moet met de files rond de rotonde, zeker als de verkeersdruk alleen maar groter wordt,
gezien de bouwplannen. Een bewoner pleit voor een parallelstraat voor lokaal verkeer, met ook
ingangen naar de ondergrondse parkeergarage die waarschijnlijk in de nieuwbouw langs de
Burgemeester Röellstraat komt. Dit is beter dan die ingangen via de hofjes in de Lodewijk van
Deysselbuurt te laten lopen. Ook wordt geopperd om het openbaar vervoer aan te passen op de
bewonerstoename om zo de verkeersdruk te verlagen. Verder zijn er zorgen over het effect van de
hoogbouw op de leefbaarheid in de buurt.
Samenvatting reacties bijeenkomst Dr. H. Colijnstraat - Lambertus Zijlplein (schetsfase)
Verschillende bewoners zijn ontstemd over het idee om de rijbaan van de Burgemeester Röellstraat door
te trekken naar het Lambertus Zijlplein. Ook als het een fietsstraat wordt waar auto’s maximaal 30 km
mogen rijden. Zij willen de situatie laten zoals hij is, met rust, groen en een fietspad. Een paar bewoners
zijn bang voor waardevermindering van hun koopappartement. Ook wijzen bewoners op gevaarlijke
situaties die zijn ontstaan toen auto’s gebruik maakten van het fietspad tijdens werkzaamheden. De
toegevoegde waarde van het aanbrengen van een rijbaan wordt niet begrepen. Ook niet als verbinding
naar het Lambertus Zijlplein. Opgemerkt wordt dat al veel andere wegen richting het plein gaan. Dat het
gevaarlijk wordt als bij tramlijn 13 nv ook nog auto’s gaan rijden. En dat de parkeerterreinen hier
regelmatig vol staan. Niet wenselijk of nodig dus om het plein verder te ontsluiten voor autoverkeer. Een
bewoner wijst op de ‘ring’ die nu al rondom het gebied ligt. Met de aanleg van een doorgaande stadslaan
in relatie tot de Troelstralaan en een doorgaande weg richting het Lambertus Zijlplein wordt het een
verkeersknelpunt.
Het volledige verslag van de bijeenkomsten is bijgevoegd (bijlage 1).
28
Samenvatting reacties op sociale media
Ook op het Facebookbericht van 2 oktober 2020 met de uitnodiging voor de online bijeenkomsten
kwamen wat kritische reacties over het doortrekken van de straat richting Lambertus Zijlplein. Een paar
bewoners geven aan dat ze dat niet nodig en/of gevaarlijk vinden. Andere bewoners vinden de
herinrichting van de Burgemeester Röellstraat sowieso onnodig omdat de straat nu prima is en (volgens
hen) nog niet zo lang geleden al is aangepakt. Een paar bewoners trekken het nut van participatie en
deze bijeenkomsten in twijfel (“Alles is al besloten”). In totaal hebben zo’n 10 bewoners op het
Facebookbericht gereageerd.
Naar aanleiding van de publicaties van de bijeenkomst en het verslag zijn nog enkele schriftelijke
reacties binnengekomen. Een belangrijk onderwerp daarbij was het meenemen van het deel van de weg
ter hoogte van het metrostation Jan van Galenstraat (deel E) vanwege de slechte en onveilige situatie.
Naar aanleiding van de participatie zijn de volgende zaken aangepast:
= Het verbeteren van de veiligheid en de doorstroming waren al belangrijke uitgangspunten voor
de herinrichting, hier was dus geen wijziging nodig.
= _ De mogelijkheid van een parallelstraat is besproken met de verkeerskundige. Dit is niet mogelijk
vanwege de verkeersveiligheid bij de kruisingen, welke juist verbeterd moet worden.
= Eventuele aanpassing van het openbaar vervoeraanbod maken onderdeel vit van het
mobiliteitsplan Nieuw-West, dat momenteel wordt opgesteld. Hier zijn voor de Burgemeester
Röellstraat geen aanpassingen voorzien. Wel wordt mede gezien de reacties van bewoners
voorgesteld om de tramhalte Dr. Colijnstraat te handhaven, ondanks de korte afstand tot
andere haltes.
=_Naar aanleiding van de reacties is nogmaals kritisch gekeken naar de noodzaak om het fietspad
tussen de Dr. Colijnstraat en het Lambertus Zijlplein te veranderen naar een 30 km straat. Op
basis daarvan wordt voorgesteld het fietspad hier vooralsnog te handhaven, aangezien de
omzetting alleen zinvol is als deze onderdeel is van een grotere aanpassing van het
verkeerssysteem in Geuzenveld.
= __Hetdeelterhoogte van het metrostation Jan van Galenstraat (deel E) wordt gezien als
belangrijk onderdeel van het project. Vanwege de complexiteit en het grote aantal
belanghebbenden bij dit deel zal hiervoor een aanvullende nota van uitgangspunten worden
opgesteld.
5.5 Centrale Verkeerscommissie
De concept nota van uitgangspunten is tweemaal besproken in de CVC. Daarnaast hebben afzonderlijke
besprekingen plaatsgevonden met de brandweer, de Fietsersbond, het GVB en MET, over deelaspecten.
De notulen van het laatste CVC overleg, op 30 maart 2021, zijn op het moment van schrijven nog niet
beschikbaar. Belangrijkste adviezen hieruit waren:
=De CVC adviseert positief op de nota van vitgangspunten.
"Enkele tekstuele opmerkingen: deze zijn verwerkt in de definitieve tekst.
=__ Het advies is de rijbaan in het profiel van deel A smaller te maken, wanneer hier fietsverkeer in 1
richting op rijdt.
= Het GVB en Metro en Tram adviseren de tramhalte bij het Röellcircuit niet te verplaatsen en de
haltes bij de Burgemeester Rendorpstraat te verleggen naar na de kruising.
"Stem goed af met brandweer en politie in verband met de routes voor nood- en hulpdiensten.
r _De CVC wordt graag betrokken bij de aanvullende nota van uitgangspunten voor deel E.
29
6 Beschrijving oplossingsrichtingen
6.1 Herkenbaarheid door standaard profiel
Zoals aangegeven in de Principenota Geuzenveld Slotermeer zal de Burgemeester Röellstraat als
herkenbare route een belangrijke verbindende werking krijgen tussen Geuzenveld, Slotermeer en de
rest van de stad. Doel daarbij is om het gebied als geheel, samen met de herontwikkeling van de
aangrenzende buurten te versterken en beter te laten aansluiten op de stad binnen de ring.
„rt
Ne
RP 5 at >
Á RL), A
pn pe EN
an AR See el df pf Ei
ON NOS >
nn PEN dh
NRN
Ze Ji nn er enn n
AS Sie.
=n == Dd ij Ane ESS en
NN Ae
Sen Sil A 18 Ô
EEn Ì Ü
5 5
Impressie vit Principenota Geuzenveld Slotermeer(2019) waarbij Burgemeester Röellstraat als belangrijke
verbindende groene as de Röellbuurten verbindt met elkaar en de rest van de stad.
Om de ruimtelijke eenheid van deze belangrijke stadslaan te benadrukken is een standaardprofiel
opgesteld voor de hele route van de Burgemeester Röellstraat. Naast de ruimtelijke component zijn
hierin integraal ook andere beleidsdoelen meegewogen. Het profiel is opgebouwd uit een brede, groene
middenberm met hierin de tramrails in gras. De tramzone wordt door twee gemengde hagen omzoomd.
Hiernaast liggen de twee gescheiden rijbanen die door laanbomen worden begeleid. De groene bermen
krijgen een bloemrijke beplanting van vaste planten en zaaimengsels. Onderzocht moet worden of deze
groene bermen tevens als infiltratiezone van het regenwater kunnen worden ingericht. Hiermee
ontstaat niet alleen het beeld van een groene stadslaan met een begeleidend bomendak, maar zal deze
lange as ook betekenis krijgen voor Geuzenveld, Slotermeer als biodiverse, ecologische verbinding.
30
® a
Á
if E É en
È OE
RAK,
ZA SEE À 5 el ze
BA
Impressie voor de versmalde Burgemeester Röellstraat als groene as met de nieuwe bebouwing noordzijde
De lange route van de Burgemeester Röellstraat is opgedeeld in meerdere profieldelen die hierna
worden beschreven per wegdeel. Elk wegdeel kent zijn eigen vitgangspunten voor verkeer en groen en
verschil in breedtemaat.
6.2 Fietsverkeer
In de huidige situatie liggen er overwegend vrijliggende, 1-richting fietspaden aan beide zijden van de
straat. Alleen tussen het Lambertus Zijlplein en de Dr. H. Colijnstraat en tussen de Burgemeester van
Leeuwenlaan en het circuit, liggen 2-richtingenfietspaden. Alle fietspaden zijn te smal volgens de
huidige richtlijnen (leidraad CVC).
i Ni} Ehle MS Dn edel " 4
eT a 1
Un
ii 1
I 1
3 v 1 |
ii
if Ll:
nanne
Fietspaden bestaand Pep — T
Eer PRJ ° | f
—__e== ongelijkvloerse kruising
4
| —= voldoet niet aan minimale breedte ZL) /
== voldoet wel aan minimale breedte val
8 |
4D :
== A d ;
veur AK 5 =!lell:
Huidige situatie
31
In de nieuwe situatie worden de fietspaden verbreed, conform de leidraad CVC. Daarbij is het van belang
dat snorfietsers op het fietspad rijden (en dus niet op de rijbaan), aangezien de hele straat buiten de ring
Azo ligt.
Het fietspad tussen de Burgemeester van Leeuwenlaan en het circuit, aan de zuidzijde, wordt omgezet
van 2-richtingen naar 1-richting. Dit is nodig vanwege het verleggen van de trambaan naar het zuiden,
het verbreden van het trottoir naar de minimale breedte en het behoud van de bomen. Doordat dit
fietspad richting het westen weinig wordt gebruikt en er in de wijk zelf goede routes zijn in de andere
richting, is het nadeel voor fietsers hiervan beperkt.
Bij het Röellcircuit wordt het westelijk deel van het fietspad omgezet van 1- naar 2-richtingen. Nu rijden
hier veel fietsers tegen het verkeer in, wat leidt tot gevaarlijke situaties.
1
1
1
AN Eb Î 1
d d U nr SLD Et
e il Ï
NET ll |, 1
Tr iT re
Fietspaden nieuw 1 wen
== 2-richtingfietspad 4 Jd d
— z-richtingfietspad
—> pijltjes: aansluiting buurt 1
F1 geen aansluiting vanuit buurt 1
=== ongelijkvloerse kruising
== mogelijke zokm straat / fietsstraat Ï
—= voldoet niet aan minimale breedte
—= voldoet wel aan minimale breedte t
Ï
n__n Ï
_— À :
Ï
Nieuwe situatie
Het z-richtingen fietspad tussen het Lambertus Zijlplein en de Dr. H. Colijnstraat, ten noorden van de
trambaan, wordt in de verdere toekomst mogelijk omgezet in een 30 km straat of fietsstraat.
Vooralsnog is het uitgangspunt echter dat het bestaande fietspad wordt gehandhaafd.
32
6.3 Tram
Onderdeel van het project is het toegankelijk maken van de tramhaltes. Wel is het op sommige punten
nodig een halte iets te verschuiven. Op onderstaande kaart zijn deze verschuivingen schematisch
weergegeven.
I
1
N 1
S
E
8 ú
Ï
1
1
ï
1
ordi, I
Tramhaltes 1
zin? '
1
O Bestaande tramhalte te behouden
WX Bestaande tramhalte te verwijderen 1
O Nieuwe tramhalte
O Calamiteit tramhalte Ï
1
I
Ï
Enkele tramhaltes worden verplaats i.v.m. toegankelijkheid, verkeer- en sociale veiligheid
6.3.1. Tramhalte Lambertus Zijlplein
De halte stad in wordt verplaatst naar het oosten. Dit omdat het toegankelijk maken van deze halte op
de huidige locatie niet mogelijk is. Hierdoor komen de haltes tegen over elkaar te liggen in het rechte
deel van de straat, waardoor ook de sociale veiligheid op de haltes verbetert.
6.3.2. Tramhalte Dr. H. Colijnstraat
Als gevolg van deze verplaatsing van de halte Lambertus Zijlplein wordt de nu al korte halteafstand
tussen halte Lambertus Zijlplein en halte Dr. H. Colijnstraat teruggebracht tot circa 170 meter. Een
dergelijke halteafstand is ook voor Amsterdamse begrippen zeer kort. Gemiddeld is de halteafstand in
Amsterdam circa 450 meter. Voor Plusnet trajecten, zoals hier het geval, wordt doorgaans 5oo meter
gehanteerd.
33
eg En En =m, r
el eh Se !
7 SN EN aar 1
/ ‚À hi en 5 S
/ | hr De Jr 1
/ / j 7 LEET IN I SN ZEE
| / Á h \ ) ri aa À
| 1] \ Pf nk 1
| | | Z\ nc
| Eu ME) De han
N ij , | / : / | „ N 1 SS
\ \ / by / Í Z sf nn
\ vi  / / \ 1 \
Mi Ml X / IM he / Ù 7 ut Ì 1 ze
fil S@ ze an Z U 4 Pamijde) \ ze
EENS, ZZ Er nd B \ / Jha Ji Ï \
ssl: FI A | ij |
A Nn En \ \ / ä Î
Tramhaltes ANS EN ij / 1 4
mm Tramlijn 23 N \ / /
mm Tramlijn 7 ns Se Î pr
estaande tramhalte te behouden Pe N Î ]
2 B En Ea F II
8 Camee ramhalte TB
Dn ____ Ï
== TT A '
1
Tramhaltes lijn 13 met haltecirkels (4oom). Het rood gearceerde gebied is het extra bereik van de halte Dr. H.
Colijnstraat
Met het oog op de gestelde versnellingsambitie voor dit traject in de Investeringsagenda OV uit 2013 en
de wens om daar waar mogelijk de exploitatiekosten te drukken, is onderzocht wat de effecten zijn van
een mogelijke opheffing van halte Dr. H. Colijnstraat. Hiermee kan een rijtijdswinst van circa 30
seconden per rijrichting worden gehaal, mits er een regeling komt op de kruising waardoor de tram hier
niet hoeft te stoppen.
Gezien de geringe afstand met de halte Lambertus Zijlplein en het feit dat een groot deel van de
haltecirkel parkachtig gebied omvat (zie tekening) is het nadelig effect voor reizigers beperkt. Hierbij
komt dat halte stad-uit, per gemiddelde werkdag, de rustigste halte is van lijn 13. Desondanks maken
gemiddeld 466 reizigers per dag gebruik van de halte.
Op basis van overleg met GVB en stadsdeel Nieuw-West wordt voorgesteld om de halte op dit moment
te handhaven, ondanks de korte afstand tot de halte Lambertus Zijlplein. Dit omdat de halte toch
redelijk wordt gebruikt en er al diverse beperkingen zijn geweest van het OV-aanbod in deze buurt,
onder meer het vervallen van tram 214 en buslijnen 21 en 69 in dit gebied. Daarnaast zou voor een goede
route voor reizigers een extra oversteek nodig zijn aan de oostzijde van de halte Lambertus Zijlplein, wat
nadelig is voor de rijtijd en verkeersveiligheid.
6.3.3. Tramhalte Burgemeester van Leeuwenlaan
Ter hoogte van de Burgemeester van Leeuwenlaan blijven de haltes op de huidige plek, te weten voor de
kruising. Dit is gewenst vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid.
6.3.4. Tramhalte Röellcircuit / Slotermeerlaan
De tramhalte Slotermeerlaan (stad in) wordt verplaatst naar de westzijde en komt tegenover de halte
stad uit te liggen. Hierdoor komen beide haltes centraler te liggen ten opzichte van de winkels en
supermarkt aan de westzijde van de Slotermeerlaan. Ook is aan de westzijde minder kruisend
autoverkeer dan aan de oostzijde, waardoor zowel de verkeersveiligheid voor de voetgangers aan de
westzijde, als de doorstroming van het autoverkeer aan de oostzijde verbeteren. Op onderstaande
tekening is dit schematisch weergegeven:
34
Belangrijkste route
voetgangers, gecombineerd
met tramhaltes
Drukste route autoverkeer
(plusnet)
Schematische weergave voordelen van verplaatsen tramhalte stad in
Vanuit verkeersveiligheid is het sowieso beter om haltes voor de kruising te leggen, hetgeen daarom ook
is opgenomen in de CVC-richtlijn. Nadelen hiervan zijn een minder goede doorstroming van de tram en
een minder duidelijke situatie bij calamiteiten, omdat de calamiteitenhalte, aan de andere kant van de
rotonde, ver weg en vit het zicht ligt van de normale halte.
Deze nadelen wegen volgens het project echter niet op tegen de voordelen. Zeker gezien de verwachte
toename van het autoverkeer aan de oostkant en het feit dat, gezien het aantal recente ongelukken, het
zeer gewenst is de verkeersveiligheid te verbeteren.
6.3.5. Tramhaltes Burgemeester Rendorpstraat en metrohalte Jan van Galenstraat
Hier worden geen wijzigingen voorgesteld ten aanzien van de locatie van de tramhaltes.
6.3.6. Route ov-nachtbus
In de huidige situatie rijdt de nachtbus ‘stad-in’ via de Burgemeester van Leeuwenlaan en de
Burgemeester Röellstraat. Het voorstel is om de route te wijzigen en de bus niet meer via de
Burgemeester van Leeuwenlaan, maar via de De Savornin Lohmanstraat, Dr. H. Colijnstraat en de
Burgemeester Röellstraat te laten rijden. Hierbij worden de volgende haltes verplaatst:
= __ Halte De Savornin Lohmanstraat wordt verplaatst naar het westen
=__ Halte Dr. H. Colijnstraat verschuift naar voor de kruising met de Burgemeester Röellstraat.
= _ Halte Burgemeester van Leeuwenlaan komt voor de kruising en aan de rijweg te liggen, net als
halte Slotermeerlaan.
35
t
1
1
1
1
4
1
: 1
Î 1
ij 1
N83 À
1
1!
Route nachtbus 1
To Beraad nachtbus robtete verwijderen !
© Bestaande bushalte te behouden 1
SC oestaande wamhalte te verwijderen 1
Reservering (calamiteiten) halte Ï
I
t
Huidige en voorgestelde route Nachtbus N82
Vanuit het GVB is geen bezwaar tegen dit voorstel, omdat het een minimale impact heeft voor de
reizigers.
6.4 Verkeersveiligheid
Zoals benoemd in de probleemanalyse per deel, zijn er een aantal specifieke aandachtspunten ten
aanzien van de verkeersveiligheid: de kruising met de Burgemeester van Leeuwenlaan, de oostzijde van
het Röellcircuit en de voetgangersoversteek bij metrohalte Jan van Galenstraat. Bij de verdere
uitwerking zal daarom extra aandacht worden besteed aan het veiliger maken van deze punten, in
overleg met de Werkgroep Blackspots Amsterdam (WBA) en conform de leidraad van de CVC.
Bij de vitwerking van de kruising met de Burgemeester van Leeuwenlaan zullen eerdere onderzoeken en
voorstellen van de WBA worden meegenomen. Een belangrijke aanpassing is het verleggen van de
nachtbusroute. Doordat deze hier niet meer afslaat, ontstaat bijvoorbeeld de mogelijkheid om de
trottoirs van de Burgemeester Röellstraat ‘door te trekken’ over de Burgemeester van Leeuwenlaan, wat
de veiligheid voor voetgangers ten goede komt. Op basis van de verkeerscijfers zal worden onderzocht
of deze en andere maatregelen verkeerskundig mogelijk zijn en/of dat het noodzakelijk is
verkeersregelinstallaties toe te passen.
Naast bovengenoemde locaties is het doel ook de verkeersveiligheid te verbeteren van de andere
oversteeklocaties voor fietsers en voetgangers.
6.5 Duurzaamheid
De groene inrichting, met vier rijen bomen, een trambaan in het gras en weerszijden hagen, biedt
mogelijkheden voor verschillende soorten dieren. De groene bermen worden zoveel mogelijk ingezaaid
met een mengsel van inheemse bloemen en kruiden, wat gunstig is voor bijen en andere insecten.
Doel is zoveel mogelijk regenwater te laten infiltreren, bijvoorbeeld door de groene bermen verdiept aan
te leggen. Hierbij moeten we echter rekening houden met de benodigde vitwijkmogelijkheden voor
nood- en hulpdiensten en strooizout in de winter.
Door het hanteren van de Puccini-methode voor de te gebruiken materialen, kunnen deze goed worden
hergebruikt en wordt verspilling zoveel mogelijk voorkomen. Daarnaast zal worden onderzocht welke
(aanvullende) maatregelen genomen kunnen worden, zodat de gekozen oplossingen “toekomstvast”
zijn.
36
6.6 Kunst
In september 2020 is een percentageregeling kunst vastgesteld door de gemeenteraad. Hierdoor moet
minimaal 0,5 % van de inrichtingskosten van de openbare ruimte gebruikt worden voor kunst.
Uitgangspunt is om kunst bij de Burgemeester Röellstraat in te zetten voor:
= Het versterken van de identiteit van de straat als geheel.
"Gericht op (stimuleren van) langzaam verkeer (fietsers en voetgangers).
= Het verbeteren van de verblijfskwaliteit.
Het idee is om kunst nadrukkelijk in te zetten op de schaal van de hele straat en dus niet als incidentele
kunstwerken op enkele locaties. Wel leent de onderdoorgang bij het metrostation Jan van Galenstraat
zich goed voor een uitgebreidere kunsttoepassing, welke onderdeel kan zijn van het totale kunstwerk en
zo letterlijk en figuurlijk de verbinding maakt met de rest van de straat.
_ made pe E EE " EEn ae En 5 an Ee
j Pe en ER a AR
el j 3 \ Wi — En mn ER _… a
ET Nd ne _ É ee Ë
EE E ans de id E >
Es ne E == en = en : ’ À NE en El
Ge Te en ARS EEE me Wee
Ee J 5 p E == Sn Sn E
he IN en: == Se mn
3 rn De = nn ES Ge
à Wer? EE i ee pr # s
“Moving Dunes” ín Montreal, stimuleert interactie met voetgangers
37
8 / /i |
SP a
en ‚/ PZ
er in.
| Dn AÂ
Dn B: me 4
| md nn
| em
nk pr
ï KS B Pl
Lichtinstallatie van Herman Kuijer in Zutphen
6.7 Deel A, Lambertus Zijlplein tot Dr. H. Colijnstraat
Uitgangspunt is dat de Ruychaverflat inderdaad vervangen wordt door nieuwbouw en het dijklichaam
kan worden verwijderd. Door de nieuwbouw richting de Ruychaverstraat te schuiven, ontstaat aan de
zijde van de Burgemeester Röellstraat meer bruikbare ruimte. In de plint van de nieuwbouw komen
voorzieningen met entrees aan de Burgemeester Röellstraat. Een brede stoep als verblijfsruimte biedt
plaats aan de entreefunctie van de voorzieningen. Door het vervallen van het dijklichaam komt de 3okm
rijweg, met langsparkeren, gelijk te liggen met de rest van de straat. Door de rijweg te omzomen met
dezelfde eikenbomen als op te rest van de Burgemeester Röellstraat wordt ook dit deel ruimtelijk
onderdeel van deze lange stadslaan.
De tramhalte stad-in wordt verplaatst naar het oosten. Hierdoor komen de haltes tegen over elkaar te
liggen in het rechte deel van de straat. Hierdoor verbetert de sociale veiligheid en kunnen ze voldoen aan
de toegankelijkheidseisen.
Voor een betere toegankelijkheid naar het winkelplein kan de autoweg worden doorgetrokken richting
het Lambertus Zijlplein. Hiervoor zijn twee varianten onderzocht:
1. Een tweezijdige 3okm rijweg aan de zuidzijde van de trambaan.
2. Een3okm rijweg, mogelijk als fietsstraat, richting Lambertus Zijlplein aan de noordkant van de
trambaan (in plaats van het huidige fietspad) en een rijweg richting de Dr. H. Colijnstraat aan de
zuidzijde.
Variant 2, een tweezijdige 30 km weg aan de zuidzijde van de trambaan, blijkt verkeerskundig niet
mogelijk. Dit vanwege de aansluiting op de kruising met de Dr. H. Colijnstraat, waar hierdoor een zeer
onduidelijke en daarmee gevaarlijke situatie zou ontstaan.
38
> /C
TE
PP
== _
ee) MO
— en | —=
‘ í
Bij variant 1 moeten de auto’s stad vit een vreemde slinger maken, wat veel ruimte kost en leidt tot een
gevaarlijke situatie. Dit maakt deze variant niet mogelijk
Bij variant 2 ontstaat er geen probleem op de kruising met de Dr. H. Colijnstraat, al vergt de aansluiting
en overgang naar 30 km-straat wel een zorgvuldige uitwerking.
sik d N zE - kn = Ä br zl k 0
| 33,6 LS gf de
SNT SNE
Ts NE EE OE NEE
EI MN
/ L al IN ete
Ra is |=. . (B __ |
[ ef: | EE jd
Lela) ee ju om ja) jamal
EE | | | Te
il |
E
8 8 El s |l,
en B 5
Blo 8 [El 8 í n
8 = 8 È
Î > el 8 Ì 2 Ë 8 65
Profiel variant 2, met een rijbaan in één richting aan beide zeiden van het spoor, zoals ook elders in de
Burgemeester Röellstraat
Wanneer niet wordt gekozen voor het doortrekken van de autoweg naar het Lambertus Zijlplein, maar
wel voor het afgraven van het talud, wordt het profiel als volgt:
39
30,50
en Á} 3
j Ï HEE Bie Er Ln
I biesen Ì |
| [| |
Ì 2,61 225 | 4,00 11,41 1,93 2,50 | 4,50 L_2,50 } 300 |
E ®
Q
2 Tc 5 E ==
8 8 2 8 E EE: z
© 5 8 D E 8 8 5
8 Els e ë 3 » 9 7 8
8 [88 Sp 8 sl 2 8 8 ò
5 W D ve D 9 a Z 5 3 Z
8 (ES 22E 8 Èl E 8 8
Profiel variant 3: wanneer niet gekozen wordt voor het doortrekken van het autoverkeer naar het Lambertus
Zijlplein
Vooralsnog wordt uitgegaan van variant 3: zonder het doortrekken van de rijbaan naar het Lambertus
Zijlplein. Dit is de voorkeursvariant. Het doortrekken van de rijbaan is alleen zinvol als het onderdeel
uitmaakt van een aanpassing van de totale verkeercirculatie in het gebied en het Lambertus Zijlplein. Dit
is op dit moment niet opportuun, maar mogelijk wel in de toekomst.
6.8 Deel B Dr. H. Colijnstraat tot Burgemeester Röellcircuit
Uitgangspunt is het voorgestelde groene profiel dat de hele Burgemeester Röellstraat zijn herkenbare
karakter geeft met 4-dubbele bomenrijen, hagen langs de trambaan die in gras ligt en bloemrijke
bermen rond de rijweg.
6.8.1 Onderzoek noodzaak verleggen trambaan
Vanwege de hoge kosten van het verleggen van de trambaan, is voor dit wegdeel zowel een variant met
verplaatsing en een variant zonder verplaatsing van de trambaan onderzocht.
Variant 2, Behouden van slinger en huidige ligging trambaan
In theorie is het mogelijk om ruimte te maken voor de nieuwbouw in de Van Deysselbuurt, zonder de
trambaan te verleggen. Dit maakt de uitvoering aanzienlijk eenvoudiger en goedkoper, niet alleen door
de trambaan zelf, maar ook doordat in deze variant niet nodig is om de straat ten zuiden van de
trambaan her in te richten. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld drie van de vier huidige bomenrijen blijven
staan. De totale kostenbesparing wordt ingeschat op € 2,5 mio
40
EE De A 5 5 5 Á At dt
| Se MP ME en
LL $ Sale
Huidige situatie
le 7 ke Oe
EE BEA 07 | En ei, A ee RA
MTS a LEE es
EN moan |
Variant 2, nieuwe situatie: Drie bomenrijken kunnen blijven staan, één rij vervalt definitief
Door de beperkte ruimte ten noorden van de trambaan is het noodzakelijk om één van de huidige
bomenrijen te laten vervallen. Ook is er geen ruimte voor een bredere stoep, een dubbelzijdig fietspad
aan de noordzijde en voor langsparkeerplekken. Voor de gewenste uitstraling, levendigheid en
verblijfskwaliteit zijn deze onderdelen essentieel. Dit vooral omdat in de nieuwbouw op de begane grond
voorzieningen zijn voorzien, zoals een kinderdagverblijf en huisartsenpraktijk. In deze variant zijn deze
functies niet met de auto bereikbaar vanaf de Burgemeester Röellstraat. Dit beperkt de kans op een
aantrekkelijke invulling van de begane grond aanzienlijk. Ook leidt het tot een hogere parkeerdruk en
meer bezoekersverkeer in de Van Deysselbuurt.
Wellicht het grootste nadeel is dat deze variant geen structurele oplossing biedt voor de kruising met de
Burgemeester van Leeuwenlaan (blackspot). Dit omdat in deze variant de situatie voor een groot deel
hetzelfde blijft, inclusief de slinger direct ten oosten van de kruising. Ook het afwaarderen van het
dubbelzijdige fietspad naar een enkelzijdig fietspad, zal de verkeersveiligheid waarschijnlijk niet ten
goede komen. Vanwege de beperkte oversteekbaarheid is de kans namelijk groot dat fietser en scooters
tegen de richting in gaan rijden, met een grotere kans op ongelukken tot gevolg.
41
Variant 2, Verleggen van de trambaan en verwijderen van de slinger
In deze variant is het mogelijk om hetzelfde profiel te maken als in de rest van de Burgemeester
Röellstraat, met vier bomenrijen, hagen langs de trambaan die in gras ligt en bloemrijke bermen langs
de rijweg. Met het verwijderen van de huidige slinger in de tramlijn net naast de tramhalte
Burgemeester van Leeuwenlaan ontstaat een continu wegprofiel tot de Doctor H. Colijnstraat.
Malik 4 ei ei Wes k zo
N _ ls LS al4
__l ii
Huidige situatie
EE hd
AE ae
DS he She
EL
SN dea LG el,
- 8 _ =S ESS elen
| AE a
Variant 2: Mogelijkheid voor 4 bomenrijen net als in huidige situatie
Het verwijderen van de slinger uit de trambaan geeft een betere vervoerswaarde voor de tram en
beperkt bovendien het onderhoud aan de trambaan.
In deze variant wordt ook de rijbaan rechtgetrokken. Hierdoor is het mogelijk de drempel op de
Burgemeester Röellstraat ter hoogte van de Burgemeester van Leeuwenlaan —stad-in- dichter bij de
kruising te leggen. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede.
Bovendien zal een rechte weg en rechte trambaan het zicht op de kruising verbeteren. Doordat het hele
profiel wordt aangepakt, zijn er maximale mogelijkheden om de kruising optimaal verkeersveilig in te
richten. De exacte inrichting van de kruising Burgemeester Röellstraat met de Burgmeester van
Leeuwenlaan moet nog nader worden uitgewerkt waarbij het uitgangspunt is de meest verkeersveilige
oplossing voor alle weggebruikers te bewerkstellingen.
42
Langsparkeren wordt gerealiseerd aan de noordzijde van de weg voor de nieuwbouw in de Van
Deysselbuurt en voor de voorzieningen die zijn gelegen aan de Burgemeester Röellstraat. Er komt vanaf
de Burgemeester Röellstraat geen directe aansluiting op de parkeergarages van de nieuwbouw. Een
dergelijke aansluiting komt de doorstroming op de Burgemeester Röellstraat niet ten goede en
bovendien is het niet gewenst om de trambaan te kruisen.
Aan de noordkant van de Burgemeester Röellstraat blijft een vrij liggend fietspad in 2 richtingen, dat
wordt verbreed naar 4,5m. Aan de zuidkant is een z-richting fietspad, van 2,5m breed, voldoende omdat
de fietsers in de andere richting via de Descartesstraat kunnen fietsen. Een 2-richting fietspad is hier ook
niet inpasbaar, conform de huidige voorschriften.
Ter hoogte van het Burgemeester Röellcircuit wordt deels een dubbelzijdig fietspad aan de westkant
voorgesteld in verband met een goede fietsverbinding met de zuidkant van de Slotermeerlaan. Hiermee
ontstaat een veilige oplossing voor het fietsverkeer dat hier nu regelmatig tegen de richting in rijdt.
Een brede stoepzone voor de nieuwbouw van de Van Deysselbuurt geeft ruimte voor nadere invulling
afhankelijk van de functies in de nieuwe plinten. Bij woningen valt te denken aan een groene invulling
met extra regeninfiltratie voorzieningen. Bij plinten met voorzieningen is er ruimte voor flexibel in te
richten verharding voor terrassen, uitstalling, fietsenstalling e.d.
Aan de zuidzijde wordt de vrijkomende ruimte van het fietspad benut om het trottoir te verbreden en te
verbeteren, zodat deze voldoet aan de CVC leidraad.
Een bijkomend voordeel van het rechttrekken van het tramtracé zijn de verminderde beheer- en
onderhoudskosten doordat spoorstaven in rechtstand minder snel slijten dan de gebogen spoorstaven in
de slinger.
Controle varianten op uitgangspunten
Beide varianten zijn gecontroleerd op basis van de vitgangspunten (zie hoofdstuk 5). Hieruit blijkt dat
variant 1 niet voldoet aan verschillende eisen:
a. Verbeteren verkeersveiligheid, met name bij de kruising met de Van Leeuwenlaan.
b. Verbeteren tramveiligheid.
c. Verbeteren verblijfskwaliteit.
d. Verbeteren vervoerwaarde.
e. Langsparkeerplaatsen aan de noordzijde.
f. _Hettrottoir dient aan beide zijden geschikt te zijn voor voetgangers en mindervaliden.
g. De doorstroming van de fiets moet minimaal gelijk blijven, maar bij voorkeur worden verbeterd.
h. Zoveel mogelijk behoud en versterking van het groen.
i. De huidige bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd.
j. Hettotaalaantal bomen blijft minimaal gelijk, maar neemt bij voorkeur toe.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat variant 1 niet voldoet. Variant 2, het verleggen van de
trambaan, is daarom de voorkeursvariant.
6.9 Deel C, Burgemeester Röellcircuit
Deel C zal zoveel mogelijk worden gehandhaafd en valt daarmee grotendeels buiten de scope van dit
project. Het circuit is onlangs opnieuw ingericht, mede vanwege de komst van de Westtangent. Een
mogelijke, toekomstige optimalisatie voor de doorstroming van de tram, is de tram rechtdoor, door het
hart van de rotonde te laten kruisen. Hiermee is in de voorkeursvariant rekening gehouden, zodat dit in
de toekomst mogelijk blijft.
Een aandachtspunt is verder om bij de toekomstige nieuwbouw in de Van Deysselbuurt en Dichtersbuurt
voldoende ruimte te reserveren voor de trottoirs aan de rotonde.
43
6.10 Deel D, Burgemeester Röellcircuit tot rijweg viaduct Burgemeester van de Pollstraat
Uitgangspunt is het voorgestelde groene profiel dat de hele Burgemeester Röellstraat zijn herkenbare
karakter geeft met 4-dubbele bomenrijen, hagen langs de trambaan die in gras ligt en bloemrijke
bermen rond de rijweg.
De bruggen zullen worden aangehouden als vaste lijn voor het profiel. Vanuit het midden zal de weg
worden opgebouwd als volgt: een groene trambaan, bomenrij, rijbaan, bomenrij, fietspad en voetpad.
EN B
a GEE ANA ee
Ee K a … k 7 Ù
Í T nn í El
Ee
Huidige situatie
ll EE eN
7 St " an to 4 En : Et
DE |
al 4 e
j en — en ef
2.25 2.25
Voorgesteld profiel ter hoogte van de Dichtersbuurt
De nieuw te bouwen woningen ter hoogte van de Dichtersbuurt en de Couperusbuurt krijgen voorkanten
aan de Burgemeester Röellstraat. Aangezien de weg onderdeel is van Plusnet auto is parkeren aan de
Burgemeester Röellstraat hier niet mogelijk. Hetzelfde geldt voor toegangen tot parkeergarages van de
nieuwbouw. Aan de hand van de verkeerscijfers zal in overleg met Team Verkeerstactiek onderzocht
worden of het mogelijk is om serviceplekken te maken voor laden/lossen.
De zuidelijke rijbaan, van het circuit richting de ring Azo, is een calamiteiten route. In het nieuwe profiel
is naast de rijbaan daarom rekening gehouden met een uitwijkstrook van 2,5m, in het groen,
bijvoorbeeld in de vorm van grastegels.
bb
k po \ n Ef k
Ol da
| nn En
_
Huidige situatie ter hoogte van Couperusbuurt
Pe, a A p7 A or RE Pd =
AE VA ME
EPE |____|
Voorgesteld profiel ter hoogte van de Couperusbuurt
Met het situeren van voorkanten aan de zijde van de Burgemeester Röellstraat en eventuele functies in
de plint is het gewenst voldoende brede stoepen te realiseren voor de goede entreefunctie,
fietsparkeren van bezoekers, e.d. De verblijfskwaliteit van de trottoirs is hierbij leidend.
De kruising met de Burgemeester Rendorpstraat moet nader worden vitgewerkt op basis van
verkeerscijfers. Met name in de situatie dat er een ‘knip’ gemaakt wordt bij Meer en Vaart, wat het
uitgangspunt is in de Mobiliteitsvisie, moet de doorstroming hier verbeteren.
De tramhaltes worden toegankelijk gemaakt conform de uitgangspunten.
6.11 Deel E‚ Burgemeester Van de Pollstraat tot Jan Tooropstraat, incl. metrostation Jan
van Galenstraat
Oplossingsrichting
Uitgangspunt is het voorgestelde groene profiel dat de hele Burgemeester Röellstraat zijn herkenbare
karakter geeft met 4-dubbele bomenrijen, hagen langs de trambaan die in gras ligt en bloemrijke
bermen rond de rijweg.
Door het opheffen van de ongebruikte bus-frijbanen kan ruimte gewonnen worden voor fiets en
voetgangers.
45
ze k A ie WEL
ARE Ae:
EE NA be
ERE B n En u
Huidige situatie
4 War la) Ls Mia) u En W
ee ad
Eil ee Pld
HERE AREN AREN ME
Aa" ZR k PVT KR " np dagt
Î m Î L | Ì IJ il
Mogelijk profiel (indicatief) met meer groen en bredere trottoirs
Gezien de vele aspecten en stakeholders op dit deel, zal voor dit deel eerst nader onderzoek
plaatsvinden en vervolgens een aparte Nota van Uitgangspunten worden vastgesteld.
De volgende aspecten zullen hierbij in ieder geval worden onderzocht:
=__ Het opheffen van de ongebruikte bus- en rijbanen ten gunste van fiets en voetgangers.
=___Het herinrichten van de poortjes.
=De wijze waarop in de toekomst de doorgaande (snel)fietsroute in noord-/zuidrichting de
Burgemeester Röellstraat kan kruisen ten westen van het spoor.
=De mogelijkheden voor het verbeteren en toevoegen van fietsparkeerplekken.
"Het verbeteren van de uitstraling en verblijfskwaliteit onder het viaduct, met speciale aandacht
voor verlichting, groen en kunsttoepassing.
=__ Het opheffen dan wel inkorten van de paralelwegen.
" __Hettoevoegen van groen.
46
6.12 Conclusies ontwerpverkenning
Op basis van de ontwerpverkenning en diverse overleggen met betrokken partijen en bewoners, kan het
volgende worden geconcludeerd:
a. Ondanks de verwachte toename van het autoverkeer zijn er veel mogelijkheden om de
uitstraling en verblijfskwaliteit te verbeteren.
b. Daarbij is het mogelijk de doorstroming van het autoverkeer te behouden en die van de tram te
verbeteren.
c. _Indeel Bis het noodzakelijk de trambaan te verleggen, ondanks de hogere kosten.
d. De aantrekkelijkheid van de straat voor voetgangers en fietsers kan sterk worden verbeterd.
e. De veiligheid van een aantal kruispunten kan sterk worden verbeterd.
f. _De ecologische waarde en klimaatbestendigheid kan sterk worden verbeterd.
In overleg met de betrokken partijen zijn vervolgens randvoorwaarden en uitgangspunten opgesteld
voor de verdere uitwerking van de verschillende delen.
47
7 Randvoorwaarden en uitgangspunten ontwerp
Hieronder worden puntsgewijs de randvoorwaarden en vitgangspunten voor de herinrichting
weergegeven:
Algemeen
1. Ontwerp en maatvoering dienen conform de kwaliteitseisen van het Beleidskader Verkeersnet,
de Leidraad Centrale Verkeers Commissie (CVC) en Aanbevelingen voor Stedelijke Verkeer
Voorzieningen (ASVV), de principes van duurzaam veilig en de Puccinimethode te zijn.
2. De verblijfskwaliteit dient verbeterd te worden.
3. De vervoerwaarde dient verbeterd te worden.
Verkeersveiligheid
4. Ontwerp en maatvoering moeten leiden tot een verbetering van de verkeersveiligheid, vooral bij
de kruising met de Burgemeester van Leeuwenlaan.
5. De tramveiligheid (Wet Lokaal Spoor) dient verbeterd te worden.
6. De voetgangersoversteekplaatsen dienen te voldoen aan de vereisten waaronder
toegankelijkheid met of zonder steunpunten die horen bij de intensiteit van langzaam verkeer
versus gemotoriseerd verkeer.
Groen
7. Zoveel mogelijk behoud en versterking van het groen.
8. Handhaven van de groene trambaan en de aanwezige hagen en deze in de gehele straat door te
zetten, zodat het een kenmerkend en verbindend element wordt.
g. Hagen staan minimaal 2,25m uit hart spoor. Bij kruispunten mogen de hagen het zicht niet
belemmeren in verband met de verkeersveiligheid.
10. De huidige bomen worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Waar dit niet mogelijk is, is
verplaatsen het vitgangspunt. Pas wanneer dit niet mogelijk is, wordt overgegaan tot kap en
herplant.
11. Hettotaalaantal bomen blijft minimaal gelijk, maar neemt bij voorkeur toe.
Voetgangers
12. Het trottoir dient aan beide zijden geschikt te zijn voor voetgangers en mensen met een
beperking.
13. Handhaven van het aantal en locatie van de voetgangersoversteekplaatsen (VOP’s).
Fietsers
14. De gehele straat is Plusnet Fiets. Dit betekent dat de doorstroming van de fiets minimaal gelijk
moet blijven, maar bij voorkeur moet worden verbeterd.
15. Voor onderdeel A, het gedeelte tussen het Lambertus Zijlplein en de Dr. H. Colijnstraat, is het
uitgangspunt om het huidige fietspad aan de noordzijde, in 2 richtingen, te handhaven, maar
het doortrekken van de rijbaan als 30 km weg, in de toekomst als mogelijkheid te behouden.
16. Fietspaden van minimaal 2,5m breed, in rood asfalt.
Openbaar Vervoer
17. De gehele straat is Plusnet Tram. De herinrichting dient te zorgen voor een verbetering van de
doorstroming hiervan.
18. Rekening houden met de Ontwerp Voorschriften Nieuwe Sporen (OVNS) van Metro en Tram.
48
19. Het aantal en de globale locatie van de ov-haltes blijft in principe gelijk. Een aantal haltes
verschuiven naar de andere zijde van de kruising, omdat de vervoerwaarde of verkeersveiligheid
hierdoor toeneemt.
20. Alle Ov-haltes moeten voldoen aan de toegankelijkheidseisen.
21. De minimale lengte van de tramhaltes is 31 meter voor deel A en deel B en 62 meter in deel D en
E.
22. De minimale breedte van de tramhaltes is 2.70 meter.
Gemotoriseerd Verkeer
23. Uitgangspunt is de verkeersprognose 2040 (VRA model) conform het Mobiliteitsplan Nieuw-
West.
24. Deel Den E dienen te voldoen aan de eisen van het Plusnet auto.
25. Deel D en E (en verbinding met President Allendelaan van deel C (Circuit) zijn een
calamiteitenroute voor nood- en hulpdiensten en dienen aan de eisen hiervoor te voldoen.
26. Deel B is geen calamiteitenroute, maar wel een alternatieve route voor nood- en hulpdiensten
richting Geuzenveld. Het streven is daarom ook dit deel te laten voldoen aan de handreiking
bluswatervoorziening en bereikbaarheid.
27. Maximumsnelheid autoverkeer is 5o km/uur, met uitzondering van deel A, hiervoor geldt 30
km/uur.
28. Langsparkeerplaatsen aan de noordzijde van deel B.
1
1
A 7
B !
C 1
1
D Ï
1
1
en
Î
1
Ï
I
Eisen autoverkeer verschillen per weggedeelte
Technische eisen inrichting
29. De nieuwe inrichting mag geen hogere beheerkosten met zich meebrengen.
30. Streven is om de beheerkosten te verlagen.
31. De nieuwe inrichting moet een levensduur van 30 jaar hebben.
Ontwerpvrijheden
a) Vrij liggend fietspad in 1 of 2 richtingen, afhankelijk van verkeersbewegingen en -veiligheid.
b) Horizontale en verticale alignement spoorontwerp (binnen richtlijnen die hiervoor gelden) met
mogelijke verplaatsing.
49
BIJLAGE 1
Verslag virtuele wandeling dd. 3 oktober 2020 herinrichting Burgemeester Röellstraat
Vooraf
De bijeenkomst op 3 oktober 2020 was bedoeld als wandeling. Er waren twee wandelingen
gepland.
1 van het Röellcircuit naar de Dr.H. Colijnstraat
2 van de Dr. H. Colijnstraat naar het Lambertus Zijlplein
Op 29 september 2020 kwam het bericht dat vanwege de verscherpte corona maatregelen
de wandelingen niet door konden gaan.
Vervolgens is er een bewonersbrief uitgegaan aan 2000 huishoudens en aan de personen
die zich al hadden aangemeld voor de wandeling dat er een digitale bijeenkomst zou
worden gehouden op 3 oktober 2020 via MS teams.
De digitale bijeenkomst is in twee gedeelten gehouden.
1 van het Röellcircuit naar de Dr.H. Colijnstraat
2 van de Dr. H. Colijnstraat naar het Lambertus Zijlplein
Aanwezig namens de gemeente Amsterdam:
Bouke Kapteijn Senior Projectmanager Geuzenveld-Slotermeer
Adri Hofstra Projectleider
Guido Nas Ontwerper openbare Ruimte
Mohamed el Faghloumi Verkeersontwerper
Willeke Schrama Omgevingsmanager
Inleiding
Herprofilering Burgemeester Röellstraat
Belangrijkste aanleiding voor de herprofilering is de wens om het gebied als geheel, samen
met de herontwikkeling van de aangrenzende buurten te versterken en beter te laten
aansluiten op de stad binnen de ring. De Burgemeester Röellstraat heeft veel potentie door
de verdichtingsmogelijkheden en de verbeterslag die gemaakt kan worden in de kwaliteit
van de openbare ruimte. Einddoel is om de Burgemeester Röellstraat om te vormen tot een
aantrekkelijke stadslaan en ruimte te creëren voor nieuwbouw aan de noordzijde als
onderdeel van de gebiedsontwikkeling van de Lodewijk van Deysselbuurt, Dichtersbuurt en
Couperusbuurt. De Burgemeester Röellstraat kan zo transformeren van een straat met
verwaarloosde achterkanten naar een aantrekkelijke stadslaan met voordeuren aan de
straat.
De herprofilering maakt onderdeel uit van de Principenota Geuzenveld/Slotermeer. Het
college heeft vorig jaar opdracht gegeven om voor de verschillende deelgebieden
waaronder de Burgemeester Röellstraat, concrete plannen uit te werken en ter
besluitvorming voor te leggen.
De belangrijkst vitgangspunten zijn:
e _Versmalling van het profiel aan de noordzijde met circa 18 meter.
e Minimaal behoud en eventueel verbeteren snelheid tram.
50
e Verwijderen slinger uit de trambaan.
e Tram blijft in het groen liggen en behoud van 4 rijen bomen.
e Aan beide kanten van de straat een vrijliggend fietspad.
e Nieuwe, veilige inrichting kruising Burgemeester van Leeuwenlaan.
e Fietspad naar Lambertus Zijlplein veranderen in (fiets)straat waar auto’s maximaal
30 km mogen rijden.
e Onderzoek naar het verbeteren van de aansluiting op en omgeving van het
metrostation Jan van Galenstraat.
De herprofilering van de Burgemeester Röellstraat wordt grotendeels gefinancierd vanuit
de grondexploitaties voor de herontwikkeling van de aanliggende buurten. Daarom vindt
de besluitvorming over de aanpak van de Burgemeester Röellstraat plaats via de
Investeringsbesluiten (Plaberum) voor de herontwikkeling van deze buurten. Dit betekent
dat de aanpak van het betreffende deel van de Burgemeester Röellstraat integraal wordt
opgenomen in het investeringsbesluit van die buurt. De aanpak van het eerste deel (van dr.
H. Colijnstraat tot Röellcircuit) wordt opgenomen in het investeringsbesluit van de
Lodewijk van Deysselbuurt, dat dit najaar de besluitvorming ingaat. De aanpak van het
tweede deel (van het Röellcircuit tot Cramergracht) wordt meegenomen in het
investeringsbesluit voor de Dichters- en Couperusbuurt.
Via Google Maps, streetview en aan de hand van een concept tekening wordt de virtuele
wandeling bekeken.
De ontwerper geeft een toelichting bij het conceptvoorstel voor de herinrichting van de
straat.
De burgemeester Röellstraat is de verbindende factor tussen alle buurten en wijken al
jarenlang.
Het is een belangrijke fietsverbinding en een belangrijke voetgangersroute.
Door de trambaan te verleggen naar de zuidzijde en de weg te versmallen aan de zuidzijde,
ontstaat er ruimte voor nieuwbouw. De nieuwbouw krijgt ingangen en voorzieningen aan
de straat, zodat er meer levendigheid ontstaat.
De tramhaltes komen tegenover elkaar te liggen vanuit het oogpunt van sociale veiligheid.
De slinger gaat uit de trambaan. De huidige bomen blijven zoveel mogelijk behouden of
worden verplaatst. Alleen wanneer dit niet mogelijk is worden bomen gekapt en herplant.
De huidige 4 bomen rijen blijven dus behouden. Doel is de groene uitstraling van de straat
te behouden en zo mogelijk zelfs te verbeteren. Aan beide zijden van de straat komt een
vrij liggend fietspad.
De deelnemers hebben de volgende opmerkingen/reacties gegeven.
e Graag aandacht voor de fietsers op de rotonde vanaf Slotermeerlaan richting
Osdorp. Er is een gevaarlijke situaties met auto’s die hier rechtsaf slaan. Bij voorkeur
een 2 richtingen fietspad aanleggen zodat je niet de hele rotonde rond hoeft te
rijden.
51
= a Er ar Ee en bn
zu Ba mn
Ee
PA
Fietspad rotonde richting Osdorp
e Erstaat altijd file vanuit de President Allendelaan richting de rotonde Burgemeester
Röellstraat. Ook vanuit de richting Lambertus Zijlplein, richting rotonde
Burgemeester Röellstraat. In de ochtend en tussen 14.00 en 15.00 uur.
e Defileiser al vanaf de Azo. Door de extra woningbouw zal het alleen maar drukker
worden. Zeker in de ochtend en avondspits vooral als er andere toegangswegen
gestremd zijn bijvoorbeeld vanwege werkzaamheden.
e Hetis belangrijk dat er gekeken wordt naar de kruising met de Burgemeester van
Leeuwenlaan. Dit is een punt waar regelmatig ernstige ongelukken gebeuren.
En tt Ge — Tp E
ne je gn} mT s Ee
TE 7 SES
nad ie | En af nn Se
} A:
Sr En ER | En
dd pe |
Ee |
Kruising met Burgemeester van Leeuwenlaan |
e Kaner bijde inrichting van de weg ook rekening worden gehouden met het
beperken van de snelheid? Er zijn nu regelmatig motoren en auto’s die veel te hard
rijden over de Burgemeester Röellstraat.
e De Burgemeester Röellstraat is een belangrijke verkeersadder die het verkeer van
de Azo de buurten stuurt. Maar de vraag is waar het verkeer straks naar toe moet.
De hoeveelheid verkeer zal niet afnemen, gezien de bouwplannen. Hoe is het
mogelijk om het verkeer te laten toenemen en de straat toch aantrekkelijker te
maken?
Antw: Het doel van de herinrichting ís niet om het autoverkeer te verminderen, aangezien dan
het risico op sluipverkeer door de buurten toeneemt. Wat wel kan is het verkeer beter te
faciliteren en de kwaliteit en uitstraling van de straat te verbeteren. Bijvoorbeeld door het
52
verwijderen van de ongebruikte busbanen. Ook worden de kruispunten bij een smaller profiel
overzichtelijker en makkelijker om over te steken.
e Een bewoner geeft aan dat problemen met de doorstroming van het verkeer in
combinatie met het bereikbaar maken van de garages in de nieuwbouw in de Van
Deysselbuurt, misschien kan worden opgelost door het aanleggen van een
parallelweg voor het lokale verkeer.
e De verkeersdrempels die bij de gevaarlijke kruising met de Van Leeuwenlaan zijn
aangelegd in beide richtingen hebben effect op de verkeersveiligheid.
PVEN
EE AS
Drempel bij kruising met Van Leeuwenlaan, stad in
e Echterde drempel aan de kant - Geuzenveld stad in - ligt verkeerd. De afstand tot
het zebrapad is te groot. Deze zou verlegd moeten worden richting het zebrapad en
de kruising.
Antw: dit komt waarschijnlijk door de huidige slinger in de weg. Die verdwijnt bij de
herprofilering.
We nemen dit punt in ieder geval mee bij de verdere vitwerking.
e Opgemerkt wordt dat het openbaar vervoer moet worden aangepast op de
toename van de bewoners in de wijk bijvoorbeeld met meer trams. Een goed
openbaar vervoer in de buurt voorkomt autoverkeer.
e Bijhet fileparkeren in de Colijnstraat, ter hoogte van de grote speeltuin wordt het
zicht ontnomen op het fietspad. Autoverkeer dat rechtsaf de Dr. Colijnstraat in wil
rijden heeft geen zicht op aankomende fietsers.
53
E RE, Ee S
3 kt] me ie vald ie, NEN An PN
E En == Eee EE - ed _ - En
en Ee
Afslaan richting Dr. H. Colijnstraat
e Aangegeven wordt dat erbij de strook waar de buis van de stadswarmte ligt altijd
veel wateroverlast is langs het fietspad aan de zuidzijde. Ook zijn er na de laatste
herinrichting weinig bomen teruggekomen. Graag het dubbelzijdig fietspad
behouden en het trottoir aan de zuidzijde verbreden.
Antw: het doel is om vier rijen bomen te krijgen inde straat, het gras te vervangen door meer
bloemen zodat er biodiversiteit ontstaat.
Het waterprobleem zal nader worden onderzocht. Het trottoir aan de zuidzijde wordt verbreed.
e Gevraagd wordt naar betaald parkeren in het stadsdeel
Antw: dit is geen onderdeel van dit project. Op 29 september heeft het college van B&W
besloten het beleidsvoornemen ‘invoeren betaald parkeren ín Geuzenveld, een deel van
Slotermeer Zuidwest en een deel van Eendracht’ vrij te geven voor inspraak. Bewoners en
belanghebbenden kunnen van 7 oktober tot en met 18 november een zienswijze indienen via de
inspraakpagina van de gemeente Amsterdam. Het onderwerp wordt naar verwachting in het
tweede kwartaal van 2021 geagendeerd in de commissie MLW en gemeenteraad.
e Nogmaals wordt gemeld dat met het vernieuwingsplan Lodewijk van Deysselstraat
meer verkeer zal komen. Spreker geeft aan dat het parkeren zoveel mogelijk
ondergronds in de hoogbouw zal plaatsvinden. Hij pleit ervoor de ingang van de
parkeergarages niet via de hofjes aan te leggen maar een parallelstraat te realiseren
als entree voor de parkeergarages.
e De vraag is of als er ondergronds parkeerruimte is het realiseren van
parkeerplaatsen langs de Burgemeester Röellstraat nog wel nodig is.
e Een bewoner kaart de parkeerproblematiek aan en vraagt zich ook af of hoogbouw
bevorderlijk is voor de leefbaarheid in de buurt.
54
Antw: zaken als zorgen over de hoogbouw, bezonning en de kwaliteit van de hoogbouw voor
de buurt is onderdeel van de gesprekken met woningbouwcoöperaties over de Van
Deysselbuurt.
De verwachting is dat voor de huidige bewoners en de terugkerende bewoners de ontheffing
voor parkeren in de blauwe zone blijft.
Het parkeren op eigen terrein is een kwestie van afspraken die gemaakt worden tussen
ontwikkelaars en woningbouwcorporaties.
Deel 2 van de Dr. H. Colijnstraat naar het Lambertus Zijlplein
Aanwezig namens de gemeente Amsterdam
Bauke Kapteijn Senior Projectmanager Geuzenveld/Slotermeer
Adri Hofstra Projectleider
Guido Nas Ontwerper openbare Ruimte
Mohamed el Faghloumi Verkeersdeskundige
Willeke Schrama Omgevingsmanager
Toelichting door Guido Nas:
In dit gedeelte wordt aangegeven dat de Burgemeester Röellstraat kan worden
doorgetrokken als verbindende lijn naar het Lambertus Zijlplein.
De planontwikkeling is afhankelijk van de keuze die Eigen Haard gaat maken voor het
slopen of renoveren van de Ruyschaverflat. Het is gewenst om de wegsituatie te verbeteren
en het Lambertus Zijlplein beter te ontsluiten.
Er is op dit moment alleen sprake van schetsen en verkenningen.
Als de Ruychaverflat wordt gesloopt dan kan het talud zakken en kan er een gebouw met
duidelijke voorkanten en functies komen op deze locatie. De bomenrij kan dan in zijn
geheel worden doorgetrokken
Op dit gedeelte kan in de toekomst dan een “normale” straat worden aangelegd waar auto-
en fietsverkeer in de richting van het Lambertus Zijlplein worden gecombineerd.
De tramhalte wordt aangepast en toegankelijk gemaakt voor mindervalide reizigers. De
haltes worden tegenover elkaar gesitueerd voor het verbeteren van de sociale veiligheid.
Te
Er DS PEEN NE oe ee
el ane rene liet lei
Gedeelte Ruychaverflat en ligging met talud
55
De deelnemers hebben de volgende opmerkingen/reacties gegeven
e Men is ontstemd over de aanleg van een gedeelte rijbaan in de richting van het
Lambertus Zijlplein. Het is gewenst om de situatie te laten zoals die nu is met rust,
groen en een fietspad.
| TE en 7 d 1 Ee 5 Re En EN
Ì ze: r re 4 : 1 BE TT id Ë # nj ne
Î : RS EN A a olet or)
Hen = hi
P Z
2 5 5
Groen en voetpad, fietspad richting Lambertus Zijlplein
e Tijdens werkzaamheden is er door auto's van het fietspad gebruik gemaakt. Dit was
een erg gevaarlijke situatie. De toegevoegde waarde van het aanbrengen van een
rijbaan op dit punt wordt niet begrepen. En ook de toegevoegde waarde voor het
Lambertus Zijlplein wordt niet onderkend. Er gaan al veel wegen richting het
Lambertus Zijlplein zoals De Sam van Houtenstraat en de Nolensstraat. Bewoners
zijn bang voor waardevermindering van hun koopappartement.
Antw: de verkeersveiligheid staat op nummer 1. Het idee is om een fietsstraat aan te leggen
waar maar 30 km mag worden gereden en waar de auto te gast is. Deze zal voldoen aan alle
veiligheidseisen en kaders, net als andere wegen.
De visie is gebaseerd op het openbreken van de verbinding met het Lambertus Zijlplein, maar
we bevinden ons nog maar in een préschets fase. De reacties zullen worden meegewogen in de
uiteindelijke afweging om dit wel of niet voor te stellen.
e Bewoners geven nogmaals aan geen auto’s langs de flat te willen. Ook wordt de
parkeerproblematiek aangekaart. Er wordt veel foutgeparkeerd op het trottoir en
het fietspad in de buurt en bewoners verwachten dat dat hier dan ook gaat
gebeuren. Men stelt voor de bestaande situatie te behouden aan de noordzijde en
een dubbele rijbaan bij de nieuwe bouwlocatie aan de Ruychaverstraat te maken.
Daar is nu een heel brede stoep.
e Hetiseen drukke buurt. Het wordt gevaarlijk als er bij tramlijn 13 nu ook nog auto's
gaan rijden.
56
e Erisveel verkeer rondom het Lambertus Zijlplein met onvoldoende parkeerplekken.
Alle parkeerterreinen staan regelmatig vol. Het aantrekkelijker maken om er met
de auto te komen is dus niet wenselijk.
e Erligtnueen soort van ring rondom het gebied. Met de aanleg van een doorgaande
stadslaan in relatie tot de Troelstra laan en een doorgaande weg richting het
Lambertus zijlplein wordt het een verkeersknelpunt.
Antw: we zullen dit meenemen in de uitwerking waarbij de voorstellen worden getest in
uitgebreide verkeersmodellen zodat alle voor- en nadelen verkeerstechnisch duidelijk worden.
e Gevraagd wordt naar de verdere planning van het project
Antw: De herprofilering van de Burgemeester Röellstraat bestaat vit verschillende delen, met
ieder een eigen planning.
Het gedeelte ter hoogte van de Lodewijk van Deysselstraat gaat als eerste in verband met de
woningplannen. Voor dit gedeelte is er nog geen planning. Dit is ook afhankelijk van het
onderzoek van Eigen Haard naar renovatie of sloop van de flat.
ki (Cn B | ae
WL AN atas …
=S Hi: k RL IA, Te a
UEA Z
(SE
NTP
iN A Ee
iP en
Ruychaverflat |
Er zal sowieso nog ook nog een participatie en/of formeel inspraak traject met bewoners
volgen.
De getoonde tekeningen kunnen helaas niet worden gedeeld omdat deze geen status hebben.
De tekeningen waren uitsluitend bedoeld voor dit gesprek. Zodra deze verder zijn onderzocht
en vitgewerkt zal dat wel gebeuren.
Tenslotte
Er wordt een verslag van de bijeenkomst gemaakt. Dat wordt gemaild aan de personen
waarvan er een mailadres bekend is. Daarnaast wordt het verslag op de website geplaatst.
ledereen wordt hartelijk bedankt voor zijn of haar inbreng tijdens deze bijeenkomst.
57
| Onderzoeksrapport | 57 | val |
Gemeente Amsterdam
% Gemeenteraad R
% Gemeenteblad
% Schriftelijke vragen
Jaar 2014
Afdeling 1
Nummer 609
Datum akkoord 9 september 2014
Publicatiedatum 10 september 2014
Onderwerp
Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid de heer H.B. Boldewijn van
13 augustus 2014 inzake de sluiting van de gerenoveerde Coentunnel vanwege
technische storingen.
Aan de gemeenteraad
inleiding door vragensteller.
Onder de kop "Deel Coentunnel dicht door storing” berichtte De Telegraaf op vrijdag
8 augustus 2014 dat de Coentunnel door een technische storing voor onbepaalde tijd
gesloten zal zijn
(http://www telegraaf .nl/feed/22945220/ Veel storingen Coentunnel html).
Ook werd gemeld dat de problemen volgens Rijkswaterstaat te maken hebben met
problemen bij de verkeersinstallatie, waardoor ook de verkeerslichten niet werken.
Volgens het ANP zorgde de sluiting enige tijd voor levensgevaarlijke situaties op de
A10-Noord en was op donderdagochtend 7 augustus 2014 een deel van de
Coentunnel ook al dicht vanwege een storing. De fractie van de PvdA maakt zich net
als de Eigen Verladersorganisatie (EVO), de Ondernemersorganisatie voor logistiek
en transport, en vele andere automobilisten zorgen over de storingen bij de
gerenoveerde Coentunnel en wil dat het college snel maatregelen neemt om de
storingen te verhelpen en zoveel mogelijk te voorkomen.
Gezien het vorenstaande heeft vragensteller op 13 augustus 2014, namens de fractie
van de PvdA, op grond van artikel 45 van het Reglement van orde voor de raad van
Amsterdam, de volgende schriftelijke vragen tot het college van burgemeester en
wethouders gericht:
1. Heeft het college kennisgenomen van het artikel zoals genoemd in de inleiding?
Antwoord:
Ja, het college heeft kennisgenomen van het artikel.
2. Deelt het college de zorg van de fractie van de PvdA, de Verladersorganisatie
EVO en vele andere automobilisten met betrekking tot levensgevaarlijke situaties
op de weg en de gebrekkige doorstroming van het verkeer?
Antwoord:
Ja, het college deelt de zorg van de fractie.
1
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Afdeling 1 Gemeenteblad
Demmer do september 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 13 augustus 2014
3. Is het college bereid om van Rijkswaterstaat duidelijkheid te vragen over de
volgende zaken:
a. Welke maatregelen van duurzame aard zullen er genomen worden om het
aantal storingen in de toekomst tot een minimum te beperken?
Antwoord:
Het college heeft Rijkswaterstaat gevraagd om een reactie.
Reactie Rijkswaterstaat: de tunnelsystemen van de nieuwe en gerenoveerde
Coentunnel zijn duurzaam ontworpen en gebouwd. De storing welke recent
2 keer heeft plaatsgevonden (op 30 juli en 7 augustus), betrof een storing in
een bewakingsunit in de verkeersregelinstallatie, waardoor onder meer de
verkeerslichten niet werkten. Te hoge vrachtwagens konden niet worden
gewaarschuwd, waardoor het risico bestond dat ze zouden rijden en schade
aan de tunnel zouden veroorzaken. De oorzaak van de storing is gevonden
en op 8 augustus verholpen. Sindsdien is de storing niet meer opgetreden.
Naast deze incidentele storing treden er regelmatig stremmingen op van korte
duur als gevolg van te hoge vrachtwagens. Zo ook op 19 augustus.
De kortdurende stremmingen voor de tunnels worden veroorzaakt door te
hoge vrachtwagens (of vrachtwagens die te hoog beladen zijn),
Vrachtwagens mogen niet hoger zijn dan 4 meter. Dat is een Europese norm.
Bij een te hoge vrachtwagen treedt de hoogtedetectie in werking en wordt het
verkeer stilgezet, waarna de te hoge vrachtwagen voor de tunnel weggehaald
moet worden. Dit leidt onnodig tot stremmingen.
De hoogtedetectie is een systeem dat dient als veiligheidsmechanisme ter
bescherming van de tunnel. Rijdt een te hoge vrachtwagen de tunnel in, dan
kan deze veel schade veroorzaken, onder meer aan het plafond.
Rijkswaterstaat overlegt met de transportsector over de problematiek. Het is
zaak dat de vrachtwagens zich aan de wet houden om zo onnodige
stremmingen bij de Coentunnel te voorkomen.
De gerenoveerde Coentunnel, van Noord richting Amsterdam, heeft ongeveer
30 hoogtemeldingen per week. Voor de renovatie waren dat er ongeveer 4 tot
10 per week. De Nieuwe Tweede Coentunnel, van Amsterdam naar Noord,
heeft max 1 hoogtemelding per week.
Daarnaast heeft de minister heeft in reactie op vragen uit de Tweede Kamer
van lid Visser op 2 september geantwoord bekend te zijn met de
berichtgeving over automobilisten die op de A10-Noord omkeerden en zo op
de vluchtstrook aan het spookrijden waren. Rijkswaterstaat heeft maatregelen
genomen tegen spookrijden op de vluchtstrook op de A10-Noord. Er zijn
stalen barriers (verplaatsbare geleiderail) geplaatst op de locaties waar dit is
voorgekomen om het spookrijden en keren op de snelweg onmogelijk te
maken.
2
Jaar 2014 Gemeente Amsterdam R
Neng í Gemeenteblad
Datum do september 2014 Schriftelijke vragen, woensdag 13 augustus 2014
Met deze genomen fysieke maatregelen heeft Rijkswaterstaat het maximale
gedaan om veiligheid te waarborgen. Daarnaast ligt er ook een uitdrukkelijke
verantwoordelijkheid bij weggebruikers om zichzelf noch anderen in gevaar te
brengen. Rijkswaterstaat overlegt met de politie over
handhavingsmaatregelen.
De gemeente Amsterdam heeft de zorg uitgesproken richting Rijkswaterstaat
over de vele verstoringen en de gevolgen hiervan. Op het gebied van
verkeersmanagement is er dagelijks contact tussen de Verkeerscentrale van
de Gemeente Amsterdam en de Verkeerscentrale van Rijkswaterstaat.
b. Binnen welk termijn zullen de maatregelen genomen zijn?
Antwoord:
De maatregelen zijn reeds getroffen. (zie reactie op vorige vraag).
ce. Kan de gemeenteraad geïnformeerd worden over de te nemen maatregelen?
Antwoord:
De maatregelen zijn reeds getroffen.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
A.H.P. van Gils, secretaris E.E. van der Laan, burgemeester
3
| Schriftelijke Vraag | 3 | discard |
Pr a
Gemeente
De NES EN 6, LP Ee AEM We hk
mn E. eN SN ns 8 RAN LAN IN |, hj hit we B
Amsterdäm
RR En Ne SENA
ETR CSR: 1075 SNE NAT
Ee A A ENNE Aike B
nt Nee TANN VORORKUN: 4 AIR NN VBR / p
E Tre Ens A EE LOENEN KAI, \ En EN \ a NI / A
PE = En ee P/R a :
0 in on Rani ha. SE Î
d' po ke in 5, N cd p ke Ri \
Bk id 6 of
ia é | KR: f
ie. % valk we p he
ka … |
N
El | f
he E,
% 4 BE
Ì EK Wel
bh ER A 4 a
N \ AN
E ï
\ di ‚ he
Onderzoek, Informatie en Statistiek
here A Oe EE \
Ep Gr an Ed AS. e
5 ho Ba en he
he. es
B en ” Ree.
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
In opdracht van: OJZ
Projectnummer: 20211
Soufyan Ahamiane Laura de Graaff
Merel van der Wouden Sjors Verhaar
Bezoekadres: Weesperstraat 113-117 Telefoon 020 251 0333
Postbus 658, 1000 AR Amsterdam data.amsterdam.nl
s.ahamiane@&amsterdam.nl
Amsterdam, juli 2021
Foto voorzijde: MBO docent en student, fotograaf Alphons Nieuwenhuis (2016)
2
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Inhoud
Samenvatting 4
Inleiding 8
1 Achtergrondkenmerken studenten 10
1.1 Aantal instromende mbo-studenten in Amsterdam neemt toe 10
1.2 Achtergrondkenmerken Amsterdamse mbo-vestigingen 10
1.3 Amsterdamse studenten hebben vaker een migratieachtergrond dan landelijk 11
1.4 Steeds meer jongere studenten, maar niet bij ROC TOP 12
1.5 Aandeel vrouwelijk studenten hoger in Amsterdam en stijgend 13
1.6 Meer studenten met laag opgeleide ouders, laag huishoudinkomen en uit
eenoudergezinnen dan landelijk 14
2 Overstap voortgezet onderwijs naar mbo 15
2.1 Samenstelling van de studentenpopulatie naar diploma voortgezet onderwijs
vergelijkbaar met landelijk 15
2.2 Aantal vo-mbo sectorwisselaars stijgt en is hoger dan landelijk 16
2.3 In Amsterdam minder samenhang tussen opleiding Zorg en Welzijn en vo-diploma dan
landelijk 17
3 Eerste jaren in het mbo 19
3.1 Toename in startersresultaat 19
3.1.1 Startersresultaat hangt samen met leeftijd en diploma vo, verschilt ook naar niveau 20
3.2 Grote verschillen tussen instellingen in het aandeel sectorwisselaars 21
3.2.1 Vanuit technische opleidingen relatief veel wisselingen 22
4 De eindstreep: behaalde diploma’s en stapelen van diploma’s 23
4.1 Driekwart van de mbo-studenten in Amsterdam behaalt studiesucces 23
4.1.1 Studiesucces het hoogst bij niveau 1 en niveau 4 24
4.1.1 Studiesucces hoger onder vrouwen en jongere studenten 25
4.1.2 Vaker studiesucces als studenten niet van sector wisselen en startersresultaat behalen25
4.2 Vijfentachtig procent behaalt een startkwalificatie 26
4.2.1 Het behalen van een startkwalificatie ook hoger onder vrouwen en jongeren 27
4.3 Aandeel stapelaars Amsterdamse instellingen gelijk aan Nederland 27
4.3.1 Jongere studenten, vrouwen en studenten met een migratieachtergrond stapelen
relatief vaker diploma's 28
Toelichting data en analyses 29
3
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Samenvatting
In deze monitor staan drie momenten in de onderwijsloopbaan van studenten in het middelbaar
beroepsonderwijs (mbo) centraal: de overgang van het voortgezet onderwijs (vo) naar het mbo,
de eerste paar jaar in het mbo en het moment van het behalen van het diploma. Studenten die in
studiejaar 2011/12 tot en met studiejaar 2015/16 op een Amsterdamse mbo-locatie zijn gestart
worden door de jaren heen gevolgd. In onderstaande figuur zijn de studenten die in studiejaar
2011/12 (cohort 2011) zijn gestart als voorbeeld genomen om de relevante meetmomenten te
laten zien. De analyses zijn gebaseerd op registergegevens van het Centraal Bureau voor de
Statistiek (CBS).
Figuur S.1 Cohort 2011 met relevante momenten mbo-onderwijsloopbaan
Cohort 2011
onderwijs-
situatie
voor start diploma diploma
mbo niveau 2 niveau 4
WE zorsn WE 2412 VO 12/23 OE 23/1, OE 24/15 OE 15/10 WW 16/2) WE 27/18 WM 287210 dd
eerste diploma doorstuderen of diploma behaald met
jaar mbo niveau 3 studievertraging
Het aantal mbo-studenten in Amsterdam is gestegen van 4.700 studenten in cohort 2011/12 tot
ongeveer 5.500 studenten in cohort 2015/16. Amsterdam kent vier mbo-instellingen. Het ROC
van Amsterdam (ROCvA) heeft de meeste studenten, gevolgd door ROC TOP, het Hout- en
Meubileringscollege (HMC) en het Mediacollege Amsterdam (Ma). Het aanbod van de
instellingen verschilt. Zo volgt 35% van de studenten aan ROC TOP een niveau 4 opleiding,
terwijl dit voor studenten op het Ma 86% is. En bij ROC TOP is bijna driekwart van de studenten
(72%) woonachtig in Amsterdam, terwijl dit op het HMC slechts 10% is.
Steeds meer sectorwisselingen tijdens overstap van vo naar mbo
Steeds vaker gedurende de cohorten wordt er van sector gewisseld tijdens de overstap van het
voortgezet onderwijs (profiel waarin examen is gedaan op vmbo-basis, vmbo-kader of vmbo-
gemengd{/theoretisch) naar het mbo. In Amsterdam wordt er meer gewisseld dan gemiddeld in
Nederland. In cohort 2015/16 is 60% van de Amsterdamse studenten van sector gewisseld
tussen het vo en het mbo, ten opzichte van 51% landelijk.
4
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Vooral mbo-studenten in de sector Zorg en Welzijn zijn in Amsterdam vaak van sector gewisseld,
meer ook dan we landelijk zien. Mbo-studenten in de sector Techniek zijn het minst van sector
gewisseld bij de overstap.
Toename in startersresultaat
Een toenemend deel van de studenten studeert een jaar nadat ze zijn ingestroomd nog aan
dezelfde instelling, of is na het eerste jaar met een diploma uitgestroomd. Dit noemen we het
startersresultaat. In Amsterdam ligt het startersresultaat voor cohort 2015/16 op 82%, lager dan
gemiddeld in Nederland (85%). Van de verschillende Amsterdamse mbo-instellingen ligt het
startersresultaat het hoogst op het HMC (85%) en op het ROCVA (84%). Het startersresultaat van
de mbo-studenten woonachtig in Amsterdam is vergelijkbaar met de andere Gá4 steden
Het startersresultaat hangt samen met de leeftijd van studenten op het moment van instroom
en het behaalde diploma in het vo. Startersresultaat wordt vaker gehaald door studenten die een
vmbo-b diploma hebben gehaald en door studenten die bij de start aan het mbo jonger waren
dan 17 jaar.
Figuur S.2 Startersresultaat van mbo-studenten in Amsterdam (per instelling) (procenten)
“:
RocvA
ROCTOP
:
HMC
.
Ma
mmm
gemiddeld Amsterdam
%
fe) 20 40 60 80 100
B 2015/16 2014/15 — 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
Grote verschillen in sectorwisselaars tussen Amsterdamse instellingen
Gedurende de mbo onderwijsloopbaan wisselt 15% van de studenten in Amsterdam van sector,
en van de studenten woonachtig in Amsterdam is dit zelfs 19%. Deze percentages liggen hoog
vergeleken met Nederland als geheel (12%). Vooral op ROC TOP (25%) wordt in elk cohort vaak
van sector gewisseld. Bij het wisselen van sector zien we een samenhang met de sector van de
opleiding en migratieachtergrond: studenten die een Techniek opleiding volgen en studenten
met een migratieachtergrond wisselen relatief vaker van sector.
5
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Figuur S.3 Sectorwisselaars in het mbo, Amsterdam (per instelling) en landelijk (procenten)
zos6 < Oije
E zenafss 5 ns
à zorafs 2011/12
< aaan Ön
sourse 8 Bins
2011/12
20156
fn
zons En
2 souls zorf'12
201314 5 2015/16
zor mmm
2012/13 %
on 20u12
o zo zo 60 30 100 o 20 40 60 80 100
m geen sectorwissel __m wel sectorwissel Wm geen sectorwissel m wel sectorwissel
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
Driekwart behaalt studiesucces
Driekwart van de mbo-studenten in Amsterdam uit cohort 2015/16 heeft studiesucces behaald,
dit wil zeggen dat de studenten een diploma hebben behaald binnen de tijd die ervoor staat plus
eventueel een jaar extra. Als we specifiek kijken naar de studenten woonachtig in Amsterdam
dan ligt het aandeel studiesucces met 72% iets lager. Beide percentages liggen ook bij deze
indicator weer lager dan gemiddeld in Nederland (79%). Het percentage voor de Amsterdamse
studenten is vergelijkbaar met Den Haag en Rotterdam, en iets lager dan in Utrecht (75%).
Studenten op het HMC behalen met 82% het hoogste aandeel studiesucces van de
Amsterdamse mbo-instellingen. Bij niveau 1 en niveau 4 is sprake van het hoogste aandeel
studiesucces. Daarnaast is studiesucces ook hoger onder vrouwen en jongeren (jonger dan 17
jaar op het moment van instroom).
Figuur S.4 Aandeel studenten dat studiesucces heeft behaald in Amsterdam (per instelling) en landelijk
(procenten)
eN
Nederland
gemiddeld Amsterdam
RocvA
ROCTOP
HMC
N°
Ma
%
o 20 40 60 80 100
HE 2015/16 M2014/15 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
6
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Aandeel stapelaars in Amsterdam vergelijkbaar met landelijk
Na het behalen van een diploma in het mbo kunnen studenten doorstromen naar een volgende
opleiding en op deze manier meerdere diploma's halen. Als het niveau van het laatste diploma
van een student hoger is dan het eerder behaalde diploma, dan noemen we de student een
stapelaar. Zowel in Amsterdam als in Nederland stapelt ongeveer een vijfde (22%) van de mbo-
studenten diploma's. Op het ROCvA ligt het aandeel stapelaars met 25% het hoogst van de
verschillende instellingen. Jongere studenten, vrouwen en studenten met een
migratieachtergrond stapelen relatief vaker diploma’s.
Meer studiesucces onder studenten die niet van sector wisselen en startersresultaat behalen
Van de studenten die van sector wisselen binnen het mbo, zien we dat 70% studiesucces behaalt,
ten opzichte van 83% onder studenten die niet van sector zijn gewisseld. Ook studenten die
startersresultaat behaalden, hebben veel vaker studiesucces behaald (83% tegenover 49%). Voor
sectorwisselen bij de overstap van vo naar mbo zijn de verschillen minimaal.
Figuur S.5 Aandeel studenten dat studiesucces heeft behaald, naar sectorwisselen en startersresultaat
(procenten)
en EER
25
vo-mbo
mbo
vo-mbo
EE ===
30
mbo
ne BR
mbo ad
Sosua MEN
startersresultaat el
res
startersresultaat %
o 20 40 60 80 100
m geen studiesucces e wel studiesucces
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
7
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Inleiding
De gemeente Amsterdam wil graag weten hoe het staat met de kansengelijkheid in het
onderwijs. In het coalitieakkoord ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ staat dat ieder kind de
kans verdient om zich te ontwikkelen tot wie zij of hij kan of wil zijn, los van haar of zijn
achtergrond.* Sinds 2012 monitort OIS de schoolloopbanen van middelbare scholieren in
Amsterdam, vanaf het moment dat ze een basisschooladvies ontvangen en de overstap maken
naar de middelbare school tot aan het behalen van een diploma.? Om de onderwijsloopbanen
van leerlingen nog beter in beeld te krijgen, is ervoor gekozen om ook te kijken naar de
onderwijsloopbanen van Amsterdamse studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
Op deze manier hebben de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse mbo-instellingen in beeld
hoe de onderwijsloopbanen van mbo-studenten eruit zien, en kan er beleid ontwikkeld worden
op het moment dat dit nodig blijkt te zijn.
Voor de onderwijsloopbanen mbo vormt de overstap van het voortgezet onderwijs naar het
middelbaar beroepsonderwijs het uitgangspunt. Hierbij staan de volgende vragen centraal:
1. Hoe verlopen de onderwijsloopbanen van studenten op Amsterdamse mbo-locaties?
2. Hoe ontwikkelen de onderwijsloopbanen van Amsterdamse mbo-studenten zich in de tijd?
3. Hoe verhouden de onderwijsloopbanen van verschillende groepen Amsterdamse mbo-
studenten zich tot elkaar?
4. Hoe verhouden de onderwijsloopbanen van Amsterdamse mbo-studenten zich tot de
verschillende instellingen en studenten in Den Haag, Utrecht, Rotterdam en de rest van
Nederland?
Aanpak
In deze monitor staan drie momenten in de onderwijsloopbaan centraal: de overgang van het
voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs, de eerste paar jaar in het mbo en
het moment van het behalen van het diploma. Studenten die in studiejaar 2011/12 tot en met
studiejaar 2015/16 op een Amsterdamse mbo-locatie zijn gestart worden door de jaren heen
gevolgd. In onderstaande figuur zijn de studenten die in studiejaar 2011/12 (cohort 2011) zijn
gestart als voorbeeld genomen om de relevante meetmomenten te laten zien. De analyses zijn
gebaseerd op registergegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In de bijlage
“Toelichting data en analyses” kan meer informatie hierover worden gevonden.
* Coalitieakkoord GroenLinks/D66/PvdA/SP: Een nieuwe lente en een nieuw geluid. Mei 2018.
* https://data.amsterdam.nl/artikelen/artikel/amsterdamse-schoolloopbanen-verschillende-leerlingen-ongelijke-
kansen/086ba4e7-24a9-4244-8a08-08cch9d5f321/?term=schoolloopbanen
8
| Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Figvuri.l Cohort 2011 met relevante momenten mbo-onderwijsloopbaan
Cohort 2011
onderwijs-
situatie
voor start diploma diploma
mbo niveau 2 niveau 4
BE zornn WE za VN 22/23 OE 23/2, OE 225 WO 25710 WE 36/1, WE 27/18 W 20730 Ld
eerste diploma doorstuderen of diploma behaald met
jaar mbo niveau 3 studievertraging
Landelijk worden specifieke indicatoren in kaart gebracht om de kwaliteit in het mbo te kunnen
meten. 3 Omdat er in dit onderzoek uit wordt gegaan van instroomcohorten, wijken de
indicatoren in dit onderzoek af van deze landelijke indicatoren. Wel is er geprobeerd om zoveel
mogelijk hierop aan te sluiten. De indicatoren die in dit onderzoek zijn gebruikt, worden in de
bijbehorende paragrafen verder toegelicht.
Leeswijzer
In het eerste hoofdstuk van deze monitor worden de achtergrondkenmerken van de studenten
aan de verschillende Amsterdamse mbo-instellingen besproken. Er wordt gekeken naar
achtergrondkenmerken van de studenten (zoals leeftijd, migratieachtergrond en het
opleidingsniveau van de ouders) en kenmerken van de instellingen (bijvoorbeeld het aandeel
studenten dat een niveau-2 opleiding volgt of een techniek opleiding).
In het tweede hoofdstuk staat de overstap van het voortgezet onderwijs naar het mbo centraal.
Het aandeel sectorwisselaars en hoe de behaalde diploma’s in het voortgezet onderwijs zich
verhouden tot de instroom in het middelbaar beroepsonderwijs komen onder andere aan bod in
dit hoofdstuk.
Hoofdstuk 3 focust zich op de eerste jaren in het mbo. Er wordt gekeken naar het
startersresultaat en sectorwisselaars binnen het mbo.
In hoofdstuk 4 wordt de eindfase van de mbo-studenten besproken. Er wordt gekeken naar
studiesucces, behaalde startkwalificaties en het stapelen van diploma’s.
9 Zie https://informatie-encyclopedie.nl/indicatoren/ voor een lijst met indicatoren die landelijk gehanteerd worden en
de definties daarvan.
9
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
1 Achtergrondkenmerken studenten
In dit hoofdstuk wordt de samenstelling van de studenten op Amsterdamse mbo-instellingen
beschreven en vergeleken met de verdeling landelijk. Allereerst wordt gekeken naar de
samenstelling van de cohorten en naar kenmerken van de Amsterdamse instellingen, zoals de
niveaus en sectoren die zij aanbieden. Vervolgens wordt gekeken naar de samenstelling van de
studenten naar leeftijd, geslacht en migratieachtergrond. Ook een aantal kenmerken van de
gezinssituatie van studenten komt aan bod. De kenmerken over de studenten gaan over het jaar
van instromen (zie bijlage “Toelichting data en analyses” voor verdere toelichting).
1.1 Aantal instromende mbo-studenten in Amsterdam neemt toe
Het aantal instromende mbo-studenten in Amsterdam neemt toe: bij cohort 2011/12 ging het
om ongeveer 4.700 studenten en bij cohort 2015/16 om ongeveer 5.500 studenten. Van de
Amsterdamse mbo-instellingen is het ROCvVA het grootst, per cohort studeren zeven op de tien
studenten aan deze instelling.
Figuur 1.1 Samenstelling van de cohorten naar mbo-instelling (absoluut en procenten)
o 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 o 20 40 60 80 100
EROCYA _ mROCTOP HMC Ma
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
1.2 Achtergrondkenmerken Amsterdamse mbo-vestigingen
De mbo-instellingen die in Amsterdam zijn gevestigd verschillen in hun aanbod van niveaus en
sectoren. Het ROC van Amsterdam (ROCVA) en ROC TOP hebben een divers aanbod. Beide
instellingen bieden opleidingen op alle vier de niveaus aan en in vier sectoren“. Het ROCVA heeft
vergeleken met ROC TOP meer studenten die in de sectoren Economie en Techniek studeren, en
meer studenten die op niveau 2 of 4 studeren. Op ROC TOP volgen relatief veel studenten een
studie in de sector Zorg en Welzijn, op deze instelling is de spreiding van de studenten over de
niveaus het meest geljkmatig (zie figuur 1.2). Studenten die aan ROC TOP studeren wonen vaker
in Amsterdam dan studenten die aan de ROCvVA in Amsterdam studeren ( 72% versus 54%).
4 De aantallen voor de sector Landbouw zijn in Amsterdam te klein om hier uitspraken over te doen.
10
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Het Hout- en Meubileringscollege (HMC) en het Mediacollege Amsterdam (Ma) zijn specifieker in
hun aanbod. Het HMC biedt opleidingen in de sectoren Economie en Techniek aan. Er zijn geen
niveau 1 opleidingen en rond twee derde van de studenten studeert op niveau 4. Op het Ma valt
het merendeel van opleidingen onder Techniek en studeren negen van de tien studenten op
niveau 4. Ook hier zijn geen niveau 1 opleidingen. Het HMC en het Ma trekken relatief vaak
studenten aan die buiten Amsterdam wonen, waarschijnlijk vanwege hun specifieke aanbod.
De grote meerderheid van de studenten volgt de Beroepsopleidende Leerweg (BOL). Op het
ROCVA ligt het aandeel studenten dat de Beroepsbegeleide Leerweg (BBL) volgt met 6% hoger
dan op ROC TOP.
Figuur 1.2 Samenstelling van de Amsterdamse mbo-instellingen, naar niveau,sector, woonplaats studenten
en leerweg (procenten)
% %
mA il 9 a
E niveau 4 RE = Combinatie
m niveau 2
hi 3 . 3 hie Zorg &
15 niveau 2 Welzijn
niveau 1 45 Em Economie
16 vk] Ga
2 Em Techniek
Ki
32 25 20
8
» 16 1 5 ph e
ROCvA ROC HMC _ Ma ROCYA ROC HMC _ Ma
TOP TOP
% %
m woont in 6 BBL
Amsterdam u 30L
EA
vr] woont
buiten
go 83 Amsterdam 94
46
28
ROCvA ROCTOP HMC _ Ma ROCvA ROC TOP
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
1.3 Amsterdamse studenten hebben vaker een migratieachtergrond dan
landelijk
Studenten aan Amsterdamse mbo-instelling hebben vaker een migratieachtergrond dan
landelijk (figuur 1.3). In Amsterdam heeft net wat meer dan de helft van de studenten een
migratieachtergrond. Landelijk heeft gemiddeld ongeveer een kwart van de studenten een
migratieachtergrond. Zowel in Amsterdam als landelijk is er door de jaren heen weinig verschil in
de samenstelling naar migratieachtergrond. In Amsterdam schommelt de samenstelling wel wat
meer, terwijl dit landelijk relatief stabiel blijft.
De studentensamenstelling naar migratieachtergrond verschilt duidelijk tussen de mbo-
instellingen in Amsterdam (figuur 1.4).
S Voor het HMC en Ma zijn de aantallen te laag om hier uitspraken over te doen.
11
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Op het HMC en het Ma heeft het grootste deel van de studenten geen migratieachtergrond
(respectievelijk 87% en 78%). Op ROC TOP en ROCVA heeft het merendeel van de studenten
juist wel een migratieachterond (respectievelijk 69% en 59%). Op het ROCVA stijgt het aandeel
studenten met een migratieachtergrond heel geleidelijk, bij de andere drie instellingen blijft het
redelijk stabiel.
Figuur 1.3 Samenstelling eerstejaars studenten naar migratieachtergrond, Amsterdam en landelijk
(procenten)
2015/16 52
5 20 55
zn 5
Zn 52
2011/12 53
2015/16 26
of 26
z
20/1 26
20121 25
20/2 26 %
o 20 40 60 80 100
m geen migratieachtergrond wel migratieachtergrond
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
Figuur 1.4 Samenstelling eerstejaars studenten naar migratieachtergrond per Amsterdamse instellingen
(procenten)
zoas/'16 59 zoasf6 =
es 60 zou OC:
8 aon 5 8 zont 5
zonafn3 57 zouf3 5
zona B zur zu
zoas/16 65 zensfa6 n
a 20u15 n zoals 5
o
5 zou 7 8 actu 7
Ö
E zoas ce zoals z
zoraf sa HO sour 7u
B geen migratieachtergrond wel migratieachtergrond
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
1.4 Steeds meer jongere studenten, maar niet bij ROC TOP
Vergeleken met de landelijke situatie zijn studenten aan een Amsterdamse mbo-instelling wat
vaker 17 jaar of ouder bij start in het mbo; 54% tegenover 50% landelijk. Het aandeel jongere
studenten neemt echter toe in Amsterdam en dit is een trend die ook landelijk zichtbaar is.
12
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
De Amsterdamse mbo-instellingen verschillen enigszins in de samenstelling naar leeftijd. Het
HMC en het Ma hebben in cohort 2015/16 het hoogste aandeel studenten jonger dan 17 jaar
(respectievelijk 54% en 50%). Bij deze instellingen zien we dat hoe recenter het cohort is, des te
hoger het aandeel jongere studenten is. Bij het ROCvA en ROC TOP zien we deze ontwikkeling
niet zo sterk. Op het ROCvA lijkt het aandeel jongere studenten geleidelijk licht toe te nemen, op
ROC TOP lijkt juist eerder sprake van een lichte afname. Dit laatste zou kunnen betekenen dat er
steeds meer studenten die al enige vertraging hebben opgelopen in het voortgezet onderwijs
studeren aan ROC TOP.
Figuur 1.5 Samenstelling eerstejaars studenten naar leeftijd, Amsterdam (per instelling) en landelijk (procenten)
< zohie
zor EN en 5
E zoufis ë ah
8 zou a zon E
5 2012/13 Ë Torre
zom: EE
2011/12
zons 6 vos
> 20u/15 En
5 zonfia zon/a
zo12'13 2015/16
zon/12 EEE
2012/13
o 20 40 60 80 100 2012 %
B jonger dan 17 jaar = 17 jaar en ouder ? menger daa sr we renovde oo 1
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
1.5 Aandeel vrouwelijk studenten hoger in Amsterdam en stijgend
Op de Amsterdamse mbo-instellingen studeren evenveel mannen als vrouwen, landelijk zijn er
gemiddeld net wat meer mannen onder de mbo-studenten. De aandelen zijn zowel voor
Amsterdam als landelijk vrij stabiel.
Op het Ma studeren meer mannen dan vrouwen, maar het aandeel vrouwen stijgt. De andere
drie instellingen hebben onder de meer recente cohorten meer vrouwelijke studenten dan
mannelijke studenten.
Figuur 1.6 Samenstelling eerstejaars studenten naar geslacht, Amsterdam (per instelling) en landelijk (procenten)
£ 206 aman 8 zals nn man
Eg Sn
3 zona DD fn EEN ree vrouw
Ë outs TMS zeg
<q u Ô Gj
zon Sn
2011/12
zo5/16 EN
_ zat Eze
Eon tn
onaf en „5
zonfrz % EE
pn
0 20 40 60 80 100 o 20 40 60 30 100
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
13
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
1.6 Meer studenten met laag opgeleide ouders, laag huishoudinkomen en
uit eenoudergezinnen dan landelijk
Studenten die aan een Amsterdamse mbo-instelling studeren hebben (bij instroom) vaker
laagopgeleide ouders dan landelijk. In Amsterdam ligt dit aandeel bij het cohort 2015/16 op
Lh%, gemiddeld in Nederland gaat het om 35%. Net als landelijk neemt dit aandeel af en neemt
tegelijkertijd het aandeel mbo-studenten met één of meer hoogopgeleide ouders juist toe. Het
aandeel Amsterdamse studenten met hoogopgeleide ouders is wel ongeveer gelijk aan het
landelijk gemiddelde.
De Amsterdamse studenten zijn verder vaker onderdeel van een eenoudergezin en komen vaker
uit een gezin met een laag inkomen. Van de studenten vit cohort 2015/16 komt 28% uit een
gezin met een laag inkomen en komt 34% uit een eenoudergezin. Gemiddeld in Nederland komt
20% van de instromende studenten uit een gezin met een laag inkomen en groeit 23% op in een
eenoudergezin. Zowel in Amsterdam als landelijk lijkt het aandeel instromende studenten dat in
een eenoudergezin opgroeit licht toe te nemen. Het aandeel studenten dat vit een gezin met een
laag inkomen komt schommelt.
Van de studenten die aan Amsterdamse mbo-instellingen studeren, woont net iets meer dan de
helft buiten Amsterdam. Het aandeel studenten dat alleen woont is, is zowel in Amsterdam als
landelijk laag en ligt rond de 1%.
Figuur 1.7 Samenstelling eerstejaars studenten naar achtergrondkenmerken van gezin- opleidingsniveau
ouders, huishoudinkomen, huishoudenstype, Amsterdam en landelijk (procenten)
Amsterdam (%) Nederland (%)
ë mn: 7 mm
S 7 laag 2 laag
52 47 5,5 39
Ss 3 20 Ss 5 21
E ° hoog m 5 ° hoog mm
6 17 6 17
28 20
ce 5 laag inkomen en, e 5 laag inkomen en
u Do u 0
E 8 28 EZ 19
25 B: 25 mn
2 hoog inkomen 2 hoog inkomen
12 13
nn lk
5 paar met kinderen 5 paar met kinderen
el 67 5 77
5 34 5 23
Ee eenoudergezin mn E eenoudergezin mm
32 21
8 woont buiten nr > m 2015/16
8 Amsterdam 49 m 2014/15
5 7 2013/14
S woont in Amsterdam , 2012/13
> 2011/'12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
14
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
2 Overstap voortgezet onderwijs naar mbo
Dit hoofdstuk gaat in op hoe de overgang van het voortgezet onderwijs naar het middelbare
beroepsonderwijs verloopt bij de studenten. Op welk niveau volgden de studenten onderwijs op
de middelbare school voordat zij aan het mbo kwamen studeren? En in hoeverre zijn studenten
gewisseld van sector toen zij de overstap maakten van het voorgezet onderwijs (vo) naar het
mbo? Dit zijn vragen die in dit hoofdstuk worden beantwoord.
2.1 Samenstelling van de studentenpopulatie naar diploma voortgezet
onderwijs vergelijkbaar met landelijk
De meeste studenten hebben voordat zij aan een Amsterdamse mbo-instelling kwamen
studeren, op het voorgezet onderwijs een vmbo-theoretisch (vmbo-t) diploma gehaald (41%) of
een vmbo-kader (ymbo-k) diploma (28%). Dit komt overeen met landelijk. In Amsterdam hebben
studenten alleen wat vaker vmbo-gemengd (vmbo-g) gedaan (7% versus 3%). De Amsterdamse
studenten uit de recente cohorten hebben net wat vaker een vmbo-t diploma gehaald en wat
minder vaak een vmbo-basis (vmbo-b) diploma vergeleken met de cohorten die eerder zijn
gestart.
Tussen de Gá4 steden zijn er kleine verschillen in de samenstelling van de studenten naar vo-
diploma. Mbo-studenten die in Amsterdam wonen hebben iets vaker een vmbo-k diploma dan in
de andere steden. De samenstelling van de studenten die in Amsterdam wonen lijkt veel op die
van Den Haag en Rotterdam. Mbo-studenten die in Utrecht wonen hebben wat vaker een
diploma voor vmbo-b dan in de andere steden en wat minder vaak een vmbo-k diploma.
Figuur 2.1 Op welk niveau behaalden de studenten in het voortgezet onderwijs hun diploma in Amsterdam
en landelijk? (procenten)
2015/16 4 3
5 2014/15 41 3
v
ZE 2013/14 41 3
5 2012/13 39 3
2011/12 38 3
2015/16 41 3
_, 2014/15 43 3
S z013'14 43 4
2012/13 42 3
2011/12 42 4 %
0 20 40 60 80 100
B vmbo-basisberoeps Mm vmbo-kaderberoeps mvmbo-gemengd — vmbo-theoretisch = havo of vwo
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
15
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
De samenhang tussen het behaalde vmbo diploma en het niveau waarop men op het mbo in
Amsterdam gaat studeren verschilt weinig met het landelijk gemiddelde. Voor deze analsye zijn
alle cohorten samen genomen (2011/12 t/m 2015/16). Degenen die een vmbo-b diploma
hebben gehaald kiezen voornamelijk voor een mbo-2 studie (92%). De scholieren met een vmbo-
k diploma waaieren uit over de verschillende niveaus maar kiezen het vaakst voor een niveau 3 of
niveau 4 studie, vergelijkbaar met landelijk. Van degenen met een vmbo-g/t diploma stromen
acht van de tien studenten door naar een niveau 4 studie. In Amsterdam is bij deze groep het
deel dat voor niveau 3 kiest iets groter dan landelijk (16% versus 12%).
Figuur 2.2 Samenhang tussen het vmbo-diploma en het mbo-niveau waarop men gaat studeren,
Amsterdam en landelijk, 2011/12 t/m 2015/16 (procenten)
%
En E niveau 4
80 36 Bi Em niveau 3
60 78 82 niveau 2
92 92 niveau 1
40 4b A
20
19 15 16 lp)
o 4 1 6 3 2 8
vmbo-b _vmbo-k vmbo-g/t vmbo-b _vmbo-k vmbo-g/t
Amsterdam NL
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
2.2 Aantal vo-mbo sectorwisselaars stijgt en is hoger dan landelijk
Zowel in Amsterdam als landelijk kiezen studenten bij de start aan het mbo steeds vaker voor
een studie in een andere sector dan de sector die zij in het vo volgden. Het aantal vo-mbo
sectorwisselaars neemt toe. In Amsterdam gebeurt het vaker dan landelijk dat studenten in de
overgang van het vo naar het mbo een overstap maken naar een andere sector. Sinds cohort
2013/14 ligt bij Amsterdamse mbo-instellingen het aandeel vo-mbo sectorwisselaars hoger dan
het aandeel sectorblijvers. In cohort 2015/16 is dit aandeel 60%, in cohort 2011/12 was dit nog
42%. Landelijk koos in cohort 2015/16 50% van de leerlingen voor een andere sector dan zij in
het vo volgden.
Op alle Amsterdamse mbo-instellingen zien we de trend dat het aantal vo-mbo sectorwisselaars
toeneemt, al verloopt deze ontwikkeling niet bij alle instellingen even geleidelijk. Bij studenten
die aan het HMC gaan studeren is het minst vaak sprake van een sectorwissel tussen het vo en
het mbo (47% van cohort 2015/16). Studenten die aan het Ma gaan studeren hebben juist wel
vaak een andere sector gevolgd in het vo. In het meest recente cohort in de meting ligt het
aandeel vo-mbo sectorwisselaars echter het hoogst bij ROC TOP (64%).
16
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Figuur 2.3 Sectorwisselaars bij overstap vo naar mbo, Amsterdam (per instelling) en landelijk (procenten)
zashn6 EE
5 atis 8 B
È zout 2011/12
À zout Re
zo15/'16
zoasf:6 mmm en
z as Ts
5 aan zong 16
zons EN ZZ
on Zn ”
o 20 40 6o 80 100 o 20 40 6o Bo 100
m geen sectorwissel = wel sectorwissel Em geen sectorwissel _m wel sectorwissel
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
Kijken we naar de mbo-studenten die in Amsterdam wonen, dan blijkt dat het aandeel studenten
dat van sector wisselt tussen het vo en het mbo vergelijkbaar is met het aandeel sectorwisselaars
in Rotterdam en Den Haag. Studenten die in Utrecht wonen wisselen relatief vaker van sector.
Figuur 2.4 Sectorwisselaar bij overstap vo naar mbo in de Gá4-steden (woonplek) (procenten)
%
80
65
bo 50 54 52 52
41 43 43
40
20
0
Rotterdam Utrecht Den Haag Amsterdam
2011/12 2012/13 2013/14 B 2014/15 B 2015/'16
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
2.3 In Amsterdam minder samenhang tussen opleiding Zorg en Welzijn en
vo-diploma dan landelijk
Per mbo-sector verschilt de mate waarin studenten dezelfde sector gaan volgen als waarvoor zij
in het vo een diploma hebben gehaald. Bij studenten mbo Techniek zijn relatief weinig
sectorwisselaars. Van de Techniek studenten in cohort 2015/16 haalde 75% ook een diploma in
deze sector in het vo, dat aandeel schommelt enigszins per cohort. Van de mbo Economie
studenten behaalde 67% ook een vo-diploma in dezelfde richting. Voor mbo Techniek en mbo
Economie verschillen de Amsterdamse cijfers niet veel van de landelijke cijfers. Bij de sector mbo
Zorg en Welzijn is bij de Amsterdamse studenten echter minder vaak samenhang tussen de
mbo-sector en het diploma in het vo dan landelijk (55% versus 65% bij cohort 2015/16).
Voor mbo Landbouw zijn de aantallen in Amsterdam te klein om er uitspraken over te doen.
17
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Bij mbo Combinatie® kan dat alleen voor de samengenomen cohorten, omdat slechts een kleine
groep leerlingen een Combinatie diploma in het vo hebben gehaald. Daarom is het ook niet
verwonderlijk dat de aansluiting hier net als landelijk op een laag aandeel vitkomt (3%).
Figuur 2.5 Aandeel studenten waarbij mbo-studie aansluit bij gevolgde sector op het vo* per mbo-sector,
Amsterdam en landelijk (procenten)
Amsterdam (%) Nederland (%)
, ”:
MBO Techniek MBO Techniek
nr €
7 “
MBO Economie MBO Economie
nn mn °°
‘: nn.
MBO Zorg en MBO Zorg en
Welzijn Welzijn
nn Kn
nn
MBO MBO
Landbouw Landbouw 30
En
Lb:
MBO MBO
Combinatie Combinatie 3
3 Ï
B 2015/16 B 2014/15 2013/14 2012/13 2011/12 EB 2011/'12 t/m 2015/16
*bij de overstap van het voortgezet onderwijs naar het mbo
MBO Combinatie betreft brede kwalificatiedossiers op niveau 1 opleidingen tot arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent
zonder differentiatie naar een bepaalde specialisatie.
18
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
3 Eerste jaren in het mbo
In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe het de mbo-studenten vergaat in de eerste jaren van hun
opleiding. Om zicht te krijgen op de onderwijsloopbanen in deze eerste jaren van de studenten is
er gekeken naar twee indicatoren:
1. Startersresultaat: het aandeel studenten dat een jaar nadat ze zijn ingestroomd nog
studeert aan dezelfde instelling, of na het eerste jaar met een diploma is uitgestroomd;
2. Sectorwisselaar binnen het mbo: het aandeel studenten dat in het tweede jaar een
opleiding volgt binnen een andere sector dan de opleiding waarmee ze zijn gestart in het
eerste jaar.
Per indicator is er ook gekeken welke kenmerken van studenten de indicator het meest
beïnvloeden.
3.1 Toename in startersresultaat
Mbo-studenten die in Amsterdam wonen, studeren steeds vaker een jaar nadat ze zijn
ingestroomd nog aan dezelfde instelling (startersresultaat). Het startersresultaat is landelijk
gestegen van 81% in studiejaar 2011/12 naar 85% in 2015/16, en ligt daarmee hoger dan in de
verschillende G4 steden. In Utrecht is het startersresultaat met 29 procentpunt het sterkst
gestegen van de Gá4, en in Amsterdam gaat het om een stijging van 2 procentpunt. In Rotterdam
is het startersresultaat het laagst met 79% in 2015/'16.
Figuur 3.1 Startersresultaat van mbo-studenten landelijk en in de G4 (woonplek) (procenten)
*
Amsterdam
En
Rotterdam
nr
Den Haag
Utrecht
“*
Nederland
%
o 20 40 60 80 100
E 2015/16 M 2014/15 — 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
19
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
In figuur 3.1 zien we een stijging van het startersresultaat bij de studenten die in Amsterdam
wonen. Als we kijken naar de instellingen met (een) Amsterdamse locatie(s) zien we dat het
startersresultaat gemiddeld relatief stabiel is gebleven. Verder zijn er wel verschillen tussen de
instellingen. Het startersresultaat op ROC TOP is door de jaren heen juist gedaald in plaats van
gestegen en is met 74% relatief het laagst in studiejaar 2015/16. Het startersresultaat op het
ROCVA (84%) en HMC (85%) is juist relatief het hoogst.
Figuur 3.2 Startersresultaat van mbo-studenten in Amsterdam (per instelling) (procenten)
el
RocvA
ogg
HMC
.:,
nn
gemiddeld Amsterdam
%
o 20 LO 60 80 100
ME 2015/16 M2014/'15 — 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
3.1.1 Startersresultaat hangt samen met leeftijd en diploma vo, verschilt ook naar
niveau
Of studenten startersresultaat behalen hangt sterk samen met het niveau van de opleiding. Dit is
bepaald aan de hand van een liniaire regressieanalyse?’ die verder wordt beschreven in de bijlage
“Toelichting data en analyses". Startersresultaat wordt vaker gehaald door studenten die bij de
start aan het mbo jonger waren dan 17 jaar. Verder zien we juist dat niveau 2 studenten minder
vaak startersresultaat halen.
Als er wordt gekeken naar het effect van achtergrondkenmerken van de studenten valt op dat
niveau 1 en 2 studenten met hoogopgeleide ouders vaker startersresultaat halen dan studenten
met lageropgeleide ouders . Ook vrouwelijke niveau 3 en 4 studenten halen vaker
startersresultaat.
TEris gekeken naar: mbo-niveau, mbo-sector, advies vanuit het voortgezet onderwijs (vmbo-b, vmbo-k, vmbo-g/t),
woonachtig of niet woonachtig in Amsterdam, opleidingsniveau van de ouders, migratieachtergrond, inkomen van
de ouders, soort onderwijs (BOL/BBL), geslacht en leeftijd.
20
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
3.2 Grote verschillen tussen instellingen in het aandeel sectorwisselaars
Amsterdamse mbo-studenten wisselen relatief veel van sector binnen het mbo (19% t.o.v. 12%
landelijk). In hoofstuk 2 zagen we dat het aandeel sectorwisselaars van het vo naar het mbo is
gestegen door de jaren heen. Als we kijken naar het aandeel sectorwisselaars binnen het mbo,
zien we dat dit relatief stabiel is gebleven.
Figuur 3.3 Aandeel sectorwisselaars landelijk en in de G4 (woonplek) (procenten)
EE ‘*
Amsterdam
mmm
Rotterdam
mn:
Den Haag
nn :
Utrecht
ig Er
%
o 5 10 15 20 25
2015/16 M2o14f15 — 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
Als we kijken naar de verschillende Amsterdamse mbo-instelingen dan zien we grote verschillen.
Het aandeel sectorwisselaars bij ROC Top en bij het Ma is flink gestegen door de jaren heen en is
ook relatief hoog in het studiejaar 2015/16 (respectievelijk 25% en 22%). Op het HMC wisselen
studenten relatief het minst vaak van sector. Dit kan worden verklaard doordat het HMC een
vakschool is binnen een specifieke sector, waardoorh et wisselen van sector nauwelijks mogelijk
is.
Figuur 3.4 Aandeel sectorwisselaars in Amsterdam (per instelling) (procenten)
:
RocvA
Me 5
ROC TOP
nn:
HMC
>
Ma
<
gemiddeld Amsterdam
%
o 5 10 15 20 25
B 2015/'16 M 2014/15 — 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
21
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
3.2.1 Vanuit technische opleidingen relatief veel wisselingen
Niveau 1 studenten en studenten die een Combinatie opleiding volgen wisselen vaker van sector.
Dit is ook wel te verwachten, niveau 1 studenten hebben vaak na het eerste jaar al een diploma
en kunnen ervoor kiezen kiezen om verder te studeren in een andere sector. Studenten die een
Combinatie opleiding volgen kunnen ervoor kiezen om een jaar later toch een specifiekere
opleiding te volgen. Verder wisselen studenten die een Techniek opleiding volgen en studenten
met een migratieachtergrond relatief vaker van sector. Studenten die een BBL-opleiding volgen
wisselen juist minder vaak van sector. Vrouwelijke studenten die een niveau 1 opleiding volgen
wisselen vaker van sector terwijl vrouwelijke niveau 3 en 4 studenten juist minder vaak wisselen.
22
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
mn = mn F
4 De eindstreep: behaalde diploma’s en
: 1
stapelen van diploma's
Naast de overstap van het vo naar mbo (hoofstuk 2) en de eerste jaren van het mbo (hoofdstuk
3), is een derde peilmoment om te kijken hoe het gaat met het behalen van een mbo-diploma.
Hierbij kijken we naar drie verschillende indicatoren die samen iets zeggen over de
onderwijsloopbaan van de Amsterdamse mbo’ers tot aan de eindstreep, namelijk:
1. Studiesucces: het aandeel van de mbo-studenten dat een diploma heeft behaald binnen
de tijd die ervoor staat plus eventueel een jaar extra. Voor de mbo-studenten op niveau
1 gaan we uit van 2 jaar, op niveau 2 van drie jaar, op niveau 3 van vier jaar en op niveau
4 van vijf jaar.
2. Startkwalificatie: het aandeel studenten dat een startkwalificatie heeft behaald of nog
studeert. Een startkwalificatie is havo-diploma en hoger of een diploma op mbo niveau 2
en hoger.
3. Stapelen: het aandeel studenten dat meerdere diploma’s heeft behaald, waarbij het
niveau van het hoogst behaalde diploma hoger is dan het niveau van het eerst behaalde
mbo-diploma.
Per indicator is er ook gekeken welke kenmerken van studenten de indicator het meest
beïnvloeden.
4.1 Driekwart van de mbo-studenten in Amsterdam behaalt studiesucces
Driekwart (75%) van de mbo-studenten die in schooljaar 2015/16 in het eerste studiejaar
ingeschreven stonden op een Amsterdamse mbo-vestiging heeft studiesucces behaald, dus
heeft een diploma behaald binnen de tijd die ervoor staat plus eventueel een jaar extra. Als we
specifiek kijken naar de Amsterdamse mbo-studenten (dus woonachtig in Amsterdam) dan ligt
het aandeel studiesucces met 72% iets lager.
In Nederland als geheel ligt het aandeel studiesucces met 79% hoger dan in Amsterdam. De
andere Gá4 steden liggen ook onder het gemiddelde van Nederland. Mbo-studenten woonachtig
in Den Haag hebben in cohort 2015/16 het laagste aandeel studiesucces (71%), in Rotterdam
gaat het om 73% en in Utrecht om 75%.
Zowel in Nederland als geheel als in de verschillende G4 steden (behalve in Utrecht) zien we
tussen cohort 2011/12 en cohort 2013/14 of 2014/15 een stijging van het studiesucces, maar
daarop volgend weer een (lichte) daling.
Studenten op het HMC behalen het hoogste aandeel studiesucces van de Amsterdamse mbo-
instellingen. In cohort 2015/16 ging het om 82% ten opzichte van 76% op het Ma, 75% op het
ROCvA en 73% op ROC TOP.
23
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Figuur 4.1 Aandeel studenten dat studiesucces heeft behaald in Amsterdam (per instelling) en landelijk
(procenten)
mmm >
Nederland
;
gemiddeld Amsterdam
el
RocvA
A.
ROCTOP
,
HMC
n°
Ma
%
o 20 40 60 80 100
ME 2015/16 M2o14f15 — 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
4.1.1 Studiesucces het hoogst bij niveau 1 en niveau 4
Net als landelijk ligt het studiesucces in Amsterdam het hoogst bij niveau 1 (80%) en bij niveau 4
(77%). Het studiesucces bij niveau 1 is vergelijkbaar met Nederland als geheel (80%), terwijl dat
bij niveau 4 in Amsterdam wat lager ligt dan landelijk (77% versus 81%).
Bij elk niveau zien we in het meest recent cohort het studiesucces wat terugvallen, nadat in
eerdere cohorten het studiesucces juist toenam. Met name bij niveau 3 is dit het geval. Hier zien
we een daling van 77% in cohort 2014/15 naar 72% in cohort 2015/16. In Nederland als geheel
zien we ook een daling in deze periode bij niveau 3, maar de daling is hier een stuk geringer (van
71% naar 75%).
24
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Figuur 4.2 Aandeel studenten dat een studiesucces heeft gehaald, naar niveau, Amsterdam en
landelijk (procenten)
n°
niveau 1
NE
& niveauz
3 :
Z niveau3
, *:
niveau 4
niveau 1
|
5 niveauz
eg
Z nn
Ë niveau 3
7
niveau 4
%
0 25 50 75 100
2015/16 WM 2014/15 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
4.1.1 Studiesucces hoger onder vrouwen en jongere studenten
Ook voor studiesucces is aan de hand van een lineaire regressie analyse bepaald welke
kenmerken invloed hebben op studiesucces. Van de variabelen die zijn meegenomen zien we dat
studiesucces vooral hoger is onder BOL-studenten en niveau 1 studenten. Verder zien we dat
vrouwen en studenten die jonger dan 17 jaar waren op het moment van instroom relatief vaker
studiesucces behalen. Studenten met een laag huishoudinkomen en studenten met een
migratieachtergrond behalen daarentegen juist relatief minder vaak studiesucces.
4.1.2 Vaker studiesucces als studenten niet van sector wisselen en startersresultaat
behalen
In de voorgaande paragrafen zijn verschillende indicatoren (sectorwisselen en startersresultaat)
besproken van de onderwijsloopbaan van studenten. Voor deze indicatoren is het interessant om
te kijken in hoeverre ze samenhangen met het uiteindelijk behaalde studiesucces. Van de groep
die van sector wisselt binnen het mbo, zien we dat 70% studiesucces behaalt, ten opzichte van
83% onder studenten die niet van sector zijn gewisseld. Ook studenten die startersresultaat
behaalden, hebben veel vaker studiesucces behaald (83% tegenover 49%). Voor sectorwisselen
bij de overstap van vo naar mbo zijn de verschillen minimaal.
8 Deze samenhang zien we ook tussen sectorwisselaars in het mbo en het behalen van een startkwalificatie.
Startersresultaat heeft echter geen effect op het behalen van een startkwalificatie.
25
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Figuur 4.3 Aandeel studenten dat studiesucces heeft behaald, naar sectorwisselen en startersresultaat
(procenten)
ee ombo
vo-mbo
mbo
vo-mbo
Do
mbo 5
ne Re
mbo ad
eN
startersresultaat 7
res
startersresultaat %
o 20 40 60 80 100
m geen studiesucces e wel studiesucces
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
4.2 Vijfentachtig procent behaalt een startkwalificatie
Vijfentachtig procent van de studenten op een Amsterdamse mbo-vestiging van cohort 2015/16
heeft een startkwalificatie behaald (of staat nog ingeschreven in het mbo). De andere vijftien
procent heeft dus een diploma op mbo niveau 1 behaald of is voortijdig uitgestroomd. Als we
specifiek naar de mbo'ers woonachtig in Amsterdam kijken dan ligt het aandeel behaalde
startkwalificaties met 82% wat lager. Net als bij de indicator studiesucces zien we bij het aandeel
behaalde startkwalificaties dat Amsterdam vergelijkbaar is met Rotterdam (83%), iets hoger dan
Den Haag (80%) en iets lager dan Utrecht (84%). In alle G4 steden ligt het aandeel behaalde
startkwalificaties lager dan gemiddeld in Nederland (88%).
Figuur 4.4 Aandeel studenten dat een startkwalificatie heeft behaald of nog studeert, naar G4 (woonplek)
en Nederland (procenten)
nr
Amsterdam
‘
Rotterdam
nr
Den Haag
ed
Utrecht
Nederland
%
0 20 40 60 80 100
2015/16 WM 2014/15 2013/14 2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
26
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Net als bij de indicator studiesucces zien we ook bij de behaalde startkwalificaties dat dit op het
HMC het hoogste ligt (88%). Bij het Ma en het ROCVA gaat het om 85% en bij ROC TOP om 82%.
Bij het ROCvVA en bij ROC TOP is sprake van een stijgende trend, terwijl we bij het HMC en bij het
Ma in het meest recente cohort 2015/16 een daling zien.
Figuur 4.5 Aandeel studenten dat een startkwalificatie heeft behaald of nog studeert in Amsterdam (per
instelling) en landelijk (procenten)
nr
Nederland
gemiddeld Amsterdam
n°
RocvA
ROCTOP
mmm
HMC
A
Ma
%
o 20 40 60 80 100
EB 2015/16 Mm 2014/15 2013/14 2012/13 2011/'12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
4.2.1 Het behalen van een startkwalificatie ook hoger onder vrouwen en jongeren
Bij de kans op het behalen van een startkwalifcatie zien we bijna dezelfde verschillen tussen
groepen als bij studiesucces. Studenten met een laag huishoudinkomen en migratieachtergrond
hebben relatief minder vaak een startkwalificatie gehaald (of staan ook niet meer ingeschreven
in het mbo). Studenten jonger dan 17 jaar bij de start van de opleiding, vrouwen en BOL-
studenten daarentegen halen juist relatief vaker een startkwalificatie.
4.3 Aandeel stapelaars Amsterdamse instellingen gelijk aan Nederland
Na het behalen van een diploma in het mbo kunnen studenten doorstromen naar een volgende
opleiding en op deze manier meerdere diploma's halen. Als het niveau van het laatste diploma
van een student hoger is dan het eerder behaalde diploma, dan noemen we de student een
stapelaar. Hierbij kijken we enkel naar de twee oudste cohorten en het stapelen binnen het mbo.
Deze studenten hebben inmiddels een flink aantal jaren de tijd gehad om diploma’s te stapelen.
Zowel in Amsterdam als in Nederland stapelt ongeveer een vijfde (22%) van de mbo-studenten
diploma's (zie figuur 4.7). Als het gaat om de studenten die in Amsterdam wonen dan ligt het
aandeel stapelaars hoger (26%). Op het ROCVA (25%) en ROC TOP (22%) wordt meer gestapeld
door studenten dan op het HMC (16%) en het Ma (6%). Dit is te verklaren doordat de laatst
genoemde instellingen vooral niveau 4 opleidingen aanbieden (zie hoofdstuk 1).
27
| Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
De studenten die daar in het mbo starten kunnen na afronding van het diploma op niveau 4 geen
hogere diploma's stapelen binnen het mbo.
Figuur 4.6 Aandeel studenten dat mbo-diploma’s stapelt in Amsterdam en landelijk (procenten)
22
Nederland
22
gemiddeld Amsterdam
%
o 5 10 15 20 25 30
2012/13 2011/12
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
4.3.1 Jongere studenten, vrouwen en studenten met een migratieachtergrond
stapelen relatief vaker diploma’s
Het stapelen van diploma’s is logischerwijs afhankelijk van het niveau waarop men op het mbo
start; studenten die op de lagere mbo-niveaus starten hebben meer stapelmogelijkheden binnen
het mbo dan degenen die op een hoger niveau starten. We zien bijvoorbeeld dat studenten met
een vmbo-b diploma veel vaker een diploma stapelen. Daarnaast stapelen studenten die zijn
ingestroomd bij een “Combinatie” opleiding ook relatief vaker. Verder zien we ook dat studenten
met een migratieachtergrond, jongere studenten en vrouwen relatief vaker stapelen. Studenten
met hoogopgeleide ouders stapelen juist relatief minder vaak.
28
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Toelichting data en analyses
Bestandsopbouw
Voor dit onderzoek zijn cohortbestanden opgebouwd vanaf studiejaar 2011/12 tot en met
studiejaar 2015/16. Per schooljaar worden de leerlingen gevolgd door de tijd. In een cohort zijn
alle leerlingen meegenomen die dat jaar zijn ingestroomd in het middelbaar beroepsonderwijs
(allen peildatum 1 oktober). Vervolgens zijn gegevens vit de daaropvolgende schooljaren
gekoppeld. De onderzoeksbestanden zijn opgebouwd met gegevens van het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS). De basis voor de bestanden zijn de inschrijvingsgegevens per
schooljaar. Voor elk instroomcohort zijn vervolgens de inschrijvingsggevens en
diplomagegevens van de jaren daarna eraan gekoppeld. Hierbij geldt dat voor elk cohort de
meest recente inschrijvingsggevens en diplomagegevens gaan over studiejaar 2018/19. De twee
recenste cohorten konden hierdoor (2014 en 2015) echter maar een paar jaar worden gevolgd
waardoor het ook niet mogelijk was om studiesucces te berekenen voor niveau 4 studenten
(deze moeten minimaal 5 jaar worden gevolgd). Daarom is ervoor gekomen aan de cohorten in
2014 en 2015 de inschrijvingsggevens en diplomagegevens gaan over studiejaar 2019/'20.
De volgende onderwijskenmerken van een student zijn toegevoegd: instelling waar een student
studeert, diploma in het voortgezet onderwijs en sector van dat diploma, het niveau en sector
van de opleiding en de diploma’s van studenten. Daarnaast is het studentenbestand verrijkt met
de volgende achtergrondkenmerken: geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, opleidingsniveau
ouders, huishoudelijk inkomen en gezinssituatie. Deze achtergrondkenmerken gaan over het
jaar dat de studenten zijn ingestroomd. Voor het cohort 2013 gaat het bijvoorbeeld om de
leeftijd en huishoudinkomen van studenten in 2013.
Selectie Amsterdamse mbo-studenten
Mbo-instellingen hebben vaak locaties in verschillende steden. Dit is ook het geval in
Amsterdam. De data van het CBS bevat alleen de locatie van de hoofdinstelling, waardoor het in
eerste instantie niet mogelijk was om een selectie te maken van alleen de locaties in Amsterdam.
In gesprek met de vier Amsterdamse mbo-instellingen (ROC van Amsterdam, ROC TOP, Hout-
en Meubileringscollege en Mediacollege Amsterdam?) is besloten om vanuit hun administratie,
gegevens te leveren over of studenten studeerden aan een Amsterdamse locatie of daarbuiten.
Het studentenbestand is verrijkt met deze gegevens, waardoor er in de analyses kon worden
ingezoomd op studenten die studeren aan een Amsterdamse mbo-locatie.
In de monitor wordt Amsterdam op een aantal indicatoren vergeleken met de overige G4-
steden. Omdat alleen de Amsterdamse instellingen extra gegevens geleverd hebben, is het niet
mogelijk om ook selecties te maken voor de andere steden (bijvoorbeeld studenten die aan een
Haagse locatie studeren).
9 Het Ma heeft geen locaties buiten Amsterdam, waardoor het voor deze instelling niet nodig was om extra gegevens
aante leveren.
29
| Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Om de G4-steden toch met elkaar te vergelijken, is ervoor gekozen om een selectie te maken op
basis van woonlocatie. Als een student in Rotterdam woont, dan behoort deze tot de
Rotterdamse mbo-studenten en hetzelfde geldt voor de andere steden.
In deze monitor spreken we dus van twee doelgroepen. De eerste groep zijn de mbo-studenten
die studeren aan een Amsterdamse locatie. De tweede groep zijn de mbo-studenten die in
Amsterdam wonen. Deze groep wordt alleen besproken bij vergelijkingen met de overige G4-
steden.
Achtergrondkenmerken studenten
Opleidingsniveau ouders: hiervoor is uitgegaan van het hoogst behaalde diploma. Onder de
categorie laagopgeleid vallen ouders zonder startkwalificatie, dat wil zeggen dat zij maximaal
een mbol diploma hebben behaald. Onder de categorie middelbaar opgeleid vallen ouders met
een havo, vwo of mbo 2 t/m 4 diploma en onder de categorie hoogopgeleid vallen ouder(s) die op
hbo of wo niveau zijn opgeleid. Indien het opleidingsniveau van beide ouders bekend is, is
uitgegaan van het hoogste niveau. Als van maar één ouder het opleidingsniveau is geregistreerd,
is daarvan uitgegaan.
Migratieachtergrond: hiervoor is uitgegaan van de definitie van CBS. Onder westers vallen
personen met als migratieachtergrond een van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-
Amerika en Oceanië, en Indonesië en Japan. Onder niet-westers vallen personen met als
migratieachtergrond een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en
Japan) of Turkije.
Huishoudelijk inkomen: hiervoor is vitgegaan van het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen
van het huishouden. Dit houdt in dat het besteedbaar inkomen van een huishouden gecorrigeerd
is voor de omvang en samenstelling van een huishouden. We maken gebruik van een variabele
waar CBS particuliere huishoudens van heel Nederland heeft verdeeld in 100 groepen van gelijke
omvang op basis van het gestandaardiseerd inkomen. Op basis van deze percentielgroepen
hebben we een vijfdeling in kwintielen gemaakt.
Gezinssituatie: hiervoor is gekeken naar de samenstelling van het huishouden van de student en
of deze alleen of met één of twee ouders samenwoont.
Woonplek: hiervoor is gekeken naar of studenten binnen of buiten Amsterdam wonen.
Analyses hoofdstuk 1
In hoofdstuk 1 wordt gekeken naar de achtergrondkenmerken van de mbo-studenten en
kenmerken van de instellingen voor alle cohorten (2011 tot en met 2015). In de analyse worden
de Amsterdamse instellingen met elkaar vergeleken (als dat mogelijk is!®) en wordt er ook
gekeken naar het landelijk gemiddelde.
10 Het CBS laat het alleen toe om inschrijvingsgegevens per instelling inzchtelijk te maken. Het gaat hier om geslacht,
leeftijd en migratieachtergrond. Opleingsniveau van de ouders, huidhoudinkomen en -samenstelling mogen niet per
instelling vitgeplitst worden.
30
| Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Analyses hoofdstuk 2
In hoofdstuk 2 wordt er ingezoomd op de overstap van het voortgezet onderwijs naar het
middelbare beroepsonderwijs. Hier wordt er gekeken naar het niveau en de sector van het
behaalde diploma in het voortgezet onderwijs en hoe zich dat verhoudt tot het niveau en sector
van de opleiding die studenten volgen in het mbo.
Analyses hoofdstuk 3
In hoofdstuk 3 wordt er gekeken naar de eerste paar jaar in het mbo. Als eerst is er gekeken naar
of studenten een jaar na instroom nog staan ingschreven in het mbo en of dit ook nog aan
dezelfde instelling is (startersresultaat). Daarnaast is er net als in hoofdstuk 2 gekeken naar de
sector van de opleiding die studenten in het eerste jaar in het mbo volgen en hoe zich dat
verhoudt tot de sector van de opleiding in het tweede jaar (sectorwisselen).
Analyses hoofdstuk 4
In hoofdstuk 3 wordt er in kaart gebracht hoe studenten het uiteindelijk hebben gedaan in het
mbo. Er is gekeken naar hoeveel studenten een diploma hebben gehaald met maximaal één jaar
studievertraging (studiesucces). Om te kijken naar de situatie van studenten ongeacht
studievertraging is er ook gekeken naar of studenten nog staan ingeschreven of een
startkwalificatie hebben behaald. Tot slot is er gekeken naar studenten die meerdere diploma’s
hebben gehaald, waarvan de één op een hoger niveau dan de ander (stapelaars).
Regressieanalyse
Voor verschillende analyses in dit rapport is gebruik gemaakt van een lineaire regressie om de
best verklarende achtergrondkenmerken voor startersresultaat, sectorwisselen, studiesucces,
het behalen van een startkwalificatie en het stapelen van diploma's in kaart te brengen. Per
variabele is er gekeken welke kenmerken van studenten de score op de variabele het meest
beïnvloeden In tabel A.1 zijn de variabelen en bijbehorende waarden weergeven die zijn
opgenomen in het model. Tevens is in de laatste kolom de meest voorkomende waarde per
variabele weergeven.
31
Onderzoek, Informatie en Statistiek | Onderwijsloopbanen mbo-studenten in Amsterdam
Tabel A.1 Achtergrondkenmerken die zijn opgenomen in een logistisch regressiemodel dat wordt
gebruik om studiesucces, startkwalificatie en stapeling van opleidingen te analyseren.
Verklarende variabele Waarden Meest voorkomende waarde
Niveau niveau 4, niveau 2, niveau 3 en niveau 4
niveau 4
Sector Techniek, Landbouw, Economie, Economie
Zorg en Welzijn, Combinatie
Advies voortgezet onderwijs vmbo-b, vmbo-g/t, vmbo-k vmbo-g/t,
Woonachting in Amsterdam buiten Amsterdam, binnen binnen Amsterdam
Amsterdam
Opleidingsniveau van de ouders Laag, middelbaar, hoog middelbaar
Migratieachtergrond geen migratieachtergrond, wel geen migratieachtergrond
migratieachtergrond
Huishoudinkomen laag, middenlaag, midden, midden
middenhoog, hoog
Leeftijd 16 jaar en jonger, 17 jaar en ouder 17 jaar en ouder
Geslacht man, vrouw man
Type onderwijs BOL, BBL BOL
bron: CBS, instellingen/bewerking OIS
De meest voorkomende waarde per variabele wordt gebruikt om de referentiegroep te
definiëren. Het model geeft voor de verschillende waarden van de verklarende variabelen het
effect op de getoetste afhankelijk variabele (bijv. of een student studiesucces heeft behaald).
Dit wordt beschreven door onderstaande vergelijking:
y= Bo +BiX1 + B2X2 +: +Bi0Äi10
Waarin X staat een van de variabelen is en B het bijbehorende regressiecoëfficiënt. Wanneer de
waarde voor alle variabelen op de meest voorkomende waarde wordt gezet geeft het model de
kans op succes voor de refenrentiegroep. In dit model is de referentiegroep dus de groep die alle
kenmerken heeft zoals genoteerd in de laatste kolom van tabel A1.
32
Gemeente
Amsterdam
Onderzoek, Informatie en Statistiek E Î | Postbus 658
1000 AR Amsterdam
data.amsterdam.nl
| Onderzoeksrapport | 33 | train |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.